vragenlijst Medisch recht

10
1 Wetgevingsleer en –techniek Eerste jaar master in de Rechten (academiejaar 2015-2016) Tijdens het mondelinge examen worden uitsluitend een aantal van de volgende vragen gesteld 1 : I. Omschrijf de volgende begrippen: Wetgevingstheorie (legisprudentie) wetgevingsleer wetgevingsbeleid – wetgevingstechniek – wetgevingsproces – citeertitel – gepopulariseerd opschrift – parallellisme der vormen – kwalificatieartikel in een wet – wijzigingsbepaling (in de wetgevingstechniek) – overgangsbepaling – eerbiedigende werking van een regeling – uitgestelde werking van een regeling – exclusieve werking van een regeling – terugwerkende kracht van een regeling – interpretatieve wet of interpretatief decreet – aanbouwwetgeving – symboolwetgeving (positief en negatief) – anticiperende uitvoering van wetgeving – voorbehouden bevoegdheid van wet- of decreetgever – erratum – terugtred van de (formele) wetgever – subdelegatie van regelgevende bevoegdheid – herregulering – regelintensiteit (of regeldichtheid) – bestuurlijke verkokering – consolidatie van regelgeving gelede normstelling maatschappelijke herinterpretatie van normen – gelegenheidswetgeving – nuloptie van de regelgever – vervangende zelfregulering – bekrachtigde zelfregulering – gedelegeerde zelfregulering – labelling – gedragscode – tweewegenleer – horizontalisering van het bestuur – privatisering (in de strikte zin) – publiek-private samenwerking – beleidsovereenkomst – programma-overeenkomst – bestuurs- of beheersovereenkomst – gentlemen’s agreement – gekwalificeerd overheidsgedogen – enig loket – Kafka-test – avondroodclausule – draaiboek voor de regel- (of wet)geving – wit- en groenboeken – reguleringsmanagement – monitoring – verslagclausule – Engelse Law Commissions – wetgevingsambtenaren – Nederlandse Academie voor Wetgeving – schijnvoorstel – bureaucratische paradox. II. Wat is de betekenis van het coördinatiebureau van de Raad van State voor de ontwikkeling van de wetgevingstechniek ? 1 Het antwoord op alle vragen wordt vermeld in H. Coremans en M. Van Damme, Beginselen van wetgevingstechniek en behoorlijke regelgeving, Brugge, die Keure, 2001, en in M. Van Damme, Elementen van legisprudentie. Bedenkingen bij het moderne wetgevingsbedrijf, Brussel/Gent, Larcier, 2010, en in het bij deze vragenlijst gevoegde addendum.

description

Vragen en onderwerpen voor masterproef

Transcript of vragenlijst Medisch recht

Page 1: vragenlijst Medisch recht

1

Wetgevingsleer en –techniek

Eerste jaar master in de Rechten (academiejaar 2015-2016)

Tijdens het mondelinge examen worden uitsluitend een aantal van de volgende vragen gesteld1:

I. Omschrijf de volgende begrippen:

Wetgevingstheorie (legisprudentie) – wetgevingsleer – wetgevingsbeleid – wetgevingstechniek – wetgevingsproces – citeertitel – gepopulariseerd opschrift – parallellisme der vormen – kwalificatieartikel in een wet – wijzigingsbepaling (in de wetgevingstechniek) – overgangsbepaling – eerbiedigende werking van een regeling – uitgestelde werking van een regeling – exclusieve werking van een regeling – terugwerkende kracht van een regeling – interpretatieve wet of interpretatief decreet – aanbouwwetgeving – symboolwetgeving (positief en negatief) – anticiperende uitvoering van wetgeving – voorbehouden bevoegdheid van wet- of decreetgever – erratum – terugtred van de (formele) wetgever – subdelegatie van regelgevende bevoegdheid – herregulering – regelintensiteit (of regeldichtheid) – bestuurlijke verkokering – consolidatie van regelgeving – gelede normstelling – maatschappelijke herinterpretatie van normen – gelegenheidswetgeving – nuloptie van de regelgever – vervangende zelfregulering – bekrachtigde zelfregulering – gedelegeerde zelfregulering – labelling – gedragscode – tweewegenleer – horizontalisering van het bestuur – privatisering (in de strikte zin) – publiek-private samenwerking – beleidsovereenkomst – programma-overeenkomst – bestuurs- of beheersovereenkomst – gentlemen’s agreement – gekwalificeerd overheidsgedogen – enig loket – Kafka-test – avondroodclausule – draaiboek voor de regel- (of wet)geving – wit- en groenboeken – reguleringsmanagement – monitoring – verslagclausule – Engelse Law Commissions – wetgevingsambtenaren – Nederlandse Academie voor Wetgeving – schijnvoorstel – bureaucratische paradox.

II. Wat is de betekenis van het coördinatiebureau van de Raad van State voor de ontwikkeling van de wetgevingstechniek ?

Welke dubbele functie vervult het opschrift van een normatieve tekst ?

Hoe kan de aanhef van een besluit worden omschreven en waaruit kan deze zoal bestaan ?

Wat houdt de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning op grond van artikel 108 G.W. in ?

Wat is een considerans en in welke gevallen kan deze worden gebruikt ? Is een considerans verplicht? Hoe verhoudt de considerans zich tot een verslag aan de Koning of aan de regering ?

Welke soorten opsomming zijn zoal mogelijk in een normatieve tekst ?

Wat is het belang om te weten of we in een normatieve tekst met een eigenlijke straf, dan wel met een andere, niet-strafrechtelijke sanctie te maken hebben ?

1 Het antwoord op alle vragen wordt vermeld in H. Coremans en M. Van Damme, Beginselen van wetgevingstechniek en behoorlijke regelgeving, Brugge, die Keure, 2001, en in M. Van Damme, Elementen van legisprudentie. Bedenkingen bij het moderne wetgevingsbedrijf, Brussel/Gent, Larcier, 2010, en in het bij deze vragenlijst gevoegde addendum.

Page 2: vragenlijst Medisch recht

2

Welke categorieën van normatieve tekst kent u die geen bepaling van inwerkingtreding behoeven en waarop evenmin de algemene regel inzake de inwerkingtreding binnen tien dagen na de bekendmaking van toepassing is ?

Wat te zeggen over de aanwijzing in a) de wet zelf of b) het decreet zelf van de minister belast met de nadere regeling van bepaalde aspecten van de wet, resp. het decreet ?

Wat is een bijlage bij een normatieve tekst en in welke gevallen kan er een bijlage zijn ? Hoe wordt deze gewijzigd ?

Wat is een coördinatie ? Op welk soort normatieve teksten heeft deze in de praktijk meestal betrekking en welk orgaan is ervoor bevoegd ? Waaruit kan het coördineren zoal bestaan ? Waarom worden gecoördineerde teksten soms bekrachtigd door wet- of decreetgever ?

Wat is het verschil tussen een coördinatie en een codificatie en tussen een coördinatie en de “vereenvoudiging van wetgeving” ?

Vergelijk: beginselen van behoorlijke regelgeving en beginselen van behoorlijk bestuur.

Wat zijn de kwaliteiten van een goede administratieve stijl ?

Mag een wet of een decreet terugwerken in de tijd ?

Mag een besluit terugwerken in de tijd ?

Verklaar: het gelijkheidsbeginsel inzake regelgeving mag niet in formeel-absolute zin worden begrepen.

Mogen in een normatieve tekst afkortingen of vreemde woorden worden gebruikt ?

Wanneer mogen we definities inschrijven in een normatieve tekst ?

Wat verstaan we onder een regeling bij verwijzing ? Welke soorten verwijzing kent u ? Welke zijn de voor- en nadelen van de regeling bij verwijzing ? Verklaar: statische en dynamische verwijzing.

Welk orgaan is in het interne recht bevoegd voor de uitvoering of de omzetting van Europeesrechtelijke normen ?

Behoeft een EU-verordening omzetting of aanvulling in het Belgische recht ?

Verklaar: EU-richtlijnen bevatten veelal twee soorten bepalingen.

Moeten, bij het implementeren van een EU-richtlijn, de bewoordingen van deze laatste letterlijk worden overgenomen ?

Wat te doen wanneer de Nederlandse en de Franse tekst van een EU-richtlijn van elkaar verschillen en de richtlijn door middel van een federale normatieve tekst moet worden geïmplementeerd ?

Wat is het gevolg van het feit dat een norm niet of op een gebrekkige wijze is bekendgemaakt ?

Verklaar: de algemeenheid van de norm kent een relatieve en soms een functionele invulling.

Page 3: vragenlijst Medisch recht

3

Wat is het belang van een correct inschatten van het vereiste van de algemeenheid van de regelgeving ?

Leg uit: moderne wetgeving is niet zelden “bestuurswetgeving”.

Wat is “zachte” regulering ? Waarom wordt daarvoor gekozen ? Welke zijn de daaraan verbonden juridische bezwaren ?

Waarom lijkt het klassieke procedé van regelgeving nog steeds de voorkeur weg te dragen van de overheid ?

Waarom werd delegatie van regelgevende bevoegdheid lange tijd als ontoelaatbaar beschouwd ?

Welk verschil bestaat er tussen de begrippen delegatie, toewijzing of attributie van bevoegdheid, en mandaat of lastgeving ?

Wat wordt verstaan onder het “primaat van de formele wetgever” en in welke zin wordt daaraan heden ten dage een andere invulling gegeven dan vroeger het geval was ?

Voor- en nadelen van delegatie van regelgevende bevoegdheid.

Verklaar: imperatieve en facultatieve delegatie van regelgevende bevoegdheid (duty versus power).

Wat verstaan we onder “uitdeinende delegatieverhoudingen” ? Illustreer.

Welke procedés van delegatie van regelgevende bevoegdheid worden zoal onderscheiden (tijdelijke delegatie, delegatie onder voorbehoud, voorwaardelijke en gecontroleerde delegatie) ? Waarom werden dergelijke procedés ontwikkeld ?

Wat wordt verstaan onder “deregulering” in zijn meest zuivere vorm ?

Verklaar: de vervaging van het wetsbegrip in de hedendaagse maatschappij.

Welke zijn de oorzaken van de hedendaagse overregulering ?

Verklaar: een procedé van deregulering is dat van de “algemene wetten”.

Verklaar: deregulering vereist een genuanceerde benadering.

Wat wordt verstaan onder de “instrumentalisering van de wetsidee” ?

Leg uit: “codificerende” en “modificerende” wetgeving.

Verklaar: de effectiviteit van wetgeving hangt af van de “receptie” ervan in de maatschappij.

Wat zegt u het onderscheid tussen “instrumentele” en “communicatieve” wetten ?

Bespreek een aantal functies van wetgeving, zoals de ordenende, de presterende, de sturende en de arbitrerende functie, en geef telkens een voorbeeld.

Wat zijn de gevolgen van de instrumentalisering van de wetsidee ?

Page 4: vragenlijst Medisch recht

4

Wat verstaat u onder “experimentele wetgeving” en welke voor- en nadelen zijn daaraan verbonden?

Wat is het verschil tussen de begrippen “alternatieven van of in regelgeving” en “alternatieven voor regelgeving” ?

Om welke redenen is er een toenemende aandacht voor alternatieven voor regelgeving ?

Verklaar: het algemeen belang is nooit ver weg bij zelfregulering.

Wat wordt verstaan onder de “zuivere vorm” van zelfregulering ?

Wat wordt verstaan onder “wettelijk geconditioneerde” zelfregulering of “coregulering” ?

Welke voor- en nadelen kleven aan zelfregulering ?

Leg uit: er is een toenemende standaardisering van de maatschappelijke processen.

Wat wordt verstaan onder “normalisatie”, “certificatie” en “accreditatie” ?

Het procedé van de overeenkomst heeft voor- en nadelen voor de overheid. Welke zoal ?

Wat is verzelfstandiging ? Om welke redenen wordt op die figuur beroep gedaan ?

Wat is het onderscheid tussen “externe” en “interne” verzelfstandiging ?

Onder welke voorwaarden mag de overheid een vereniging zonder winstoogmerk oprichten of tot dergelijke vereniging toetreden ?

Wat wordt verstaan onder externe verzelfstandiging “langs de hybride weg” ?

Wat is het verschil tussen een “benoemde” en een “onbenoemde” beleidsovereenkomst ?

Bestaat er in België een algemene wettelijke of decretale regeling inzake beleidsovereenkomsten ? Waarom zou dergelijke algemene regeling nuttig zijn ?

Wat weet u over de volgende soorten beleidsovereenkomst: bevoegdhedenovereenkomst, overbruggingsovereenkomst, anticiperende beleidsovereenkomst, gedoogovereenkomst, participatieovereenkomst.

Mag de overheid zomaar willekeurig kiezen voor het sluiten van een beleidsovereenkomst ?

Waarom is er een toenemende belangstelling voor het gebruik van het procedé van de bestuurs- of beheersovereenkomst ? Zijn er ook nadelen aan dat procedé verbonden ?

Uit welke twee complementaire pijlers bestaat de administratieve vereenvoudiging volgens de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen ?

Verklaar: op het Vlaamse niveau is een “formulierenbeleid” uitgewerkt.

Wat weet u over de Vlaamse compensatieregel voor administratieve lasten ?

Wat doet de federale Dienst voor Administratieve Vereenvoudiging ?

Page 5: vragenlijst Medisch recht

5

Welke rol speelt de Vlaamse Dienst Wetsmatiging bij het meten van de administratieve lasten van de onderscheiden beleidsdomeinen ?

Wat zijn de wezenlijke kenmerken van horizon- (of sunset)wetgeving ?

Aan horizonwetgeving kunnen zowel voor- als nadelen verbonden zijn. Welke zoal ?

Vallen de begrippen “horizonwetgeving” en “gelegenheidswetgeving” zo maar met elkaar gelijk te stellen ?

Verklaar: horizonwetgeving mag niet lineair gebeuren en kan niet op om het even welke aangelegenheid betrekking hebben.

Wat is een “regelgevingsagenda” en wat is het nut ervan ?

Wat wordt verstaan onder “regulatory capture” en wat is het gevolg ervan voor de kwaliteit van de regelgeving ?

De overheid kan een beroep doen op “deskundigenadvisering” of op “representatieadvisering”. Wat is het verschil ?

Wat wordt verstaan onder “reguleringsimpactanalyse” ?

Hoe verloopt in de praktijk de procedure van reguleringsimpactanalyse op het Vlaamse niveau ?

Welke zijn de aandachtspunten die in een reguleringsimpactanalyse best aan bod komen ?

Wat is het nut van een reguleringsimpactanalyse ?

Leg uit: “lichtere” en “zwaardere” reguleringsimpactanalyse.

Welke verschillen bestaan er tussen de Vlaamse reguleringsimpactanalyse en de federale regelgevingsimpactanalyse (zie addendum) ?

Welke twee soorten wetsevaluatie kent u ?

Verklaar: de beleidsmatige, de sociale en de waarborgfunctie van de wetsevaluatie.

Wat wordt verstaan onder “systematische” en “niet-systematische” wetsevaluatie ?

Verklaar: “specifieke” en “geïnstitutionaliseerde” wetsevaluatie.

Wat weet u over het Parlementair Comité belast met de wetsevaluatie (wet van 25 april 2007) ?

De wetsevaluatie ex post bestaat chronologisch uit een aantal opeenvolgende stadia. Welke ?

Wat is het verschil tussen “interne” en “externe” wetsevaluatie ex post ?

Welke zijn de voordelen die zijn verbonden aan een “externe” wetsevaluatie ex post ?

Waarom gebeurt de wetsevaluatie ex ante beter door een intern (overheids)orgaan ?

_______________

Page 6: vragenlijst Medisch recht

6

Addendum

In het boek “Elementen van legisprudentie. Bedenkingen bij het moderne wetgevingsbedrijf”, Gent-Brussel, Larcier-de Boeck, 2010, op blz. 208 het volgende randnummer invoegen:

273bis. Sinds 1 januari 2014 is ook op federaal niveau een voorafgaande regelgevingsimpactanalyse (RIA) ingevoerd. In artikel 5, § 1, van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging wordt de federale regelgevingsimpactanalyse omschreven als “de evaluatie van de potentiële gevolgen van [een voorontwerp van regelgeving] op de economie, het leefmilieu, de sociale aspecten en de overheidsdiensten, voorafgaand aan de goedkeuring ervan door de politieke overheid”.

Net zoals op het Vlaamse niveau betreft de federale RIA een vorm van wetsevaluatie ex ante waarbij wordt beoogd op voorhand de impact van regelgeving in te schatten teneinde de effectiviteit en de efficiëntie ervan te verhogen en om ongewenste neveneffecten van de betrokken regelgeving zoveel als mogelijk te beperken. Daarnaast zijn er evenwel een aantal verschillen tussen de RIA’s op federaal en op Vlaams niveau die verder strekken dan louter de benaming (Vlaamse “reguleringsimpactanalyse” versus federale “regelgevingsimpactanalyse”):

1) qua inhoudelijke draagwijdte: de Vlaamse RIA strekt tot een beoordeling van de belangrijke relevante inhoudelijke doelstellingen die met de geplande regeling worden beoogd en van de beleidsoptie die voor het realiseren van de voornoemde doelstellingen is gekozen door de politiek verantwoordelijken (namelijk het tot stand brengen van nieuwe regelgeving). Van elke beleidsoptie worden de voor- en de nadelen nagegaan (ook van de zogeheten nuloptie) aan de hand van onder meer een inschatting van te verwachten administratieve lasten en beheerskosten, waarbij benevens financiële gegevens ook kwalitatieve gegevens bij het onderzoek worden betrokken.

Aan de federale RIA daarentegen ligt niet het algemene en inhoudelijke impactonderzoek ten grondslag zoals bij de Vlaamse RIA het geval is. De draagwijdte van de federale RIA blijft immers beperkt tot een verzameling van enkele specifieke toetsen die voordien al bestonden op het federale niveau en die worden gegroepeerd onder de noemer van de nieuwe RIA, zonder dat deze laatste evenwel een alomvattende impactanalyse inhoudt. In die zin blijft de federale RIA beperkt tot een rationalisering van al bestaande toetsen ex ante, zoals die inzake duurzame-ontwikkelingseffectbeoordeling (DOEB-test), gendergelijkheid en administratieve vereenvoudiging (Kafka-test), die worden vervangen door de RIA-procedure.

2) qua wettelijke verankering: de Vlaamse RIA is tot dusver niet in formele regelgeving vervat maar berust uitsluitend op een beslissing van de Vlaamse Regering. Dat impliceert dat de RIA op Vlaams niveau geen verplicht vormvereiste is en dat de niet-naleving van de RIA(-procedure) geen juridische gevolgen kan hebben voor de betrokken regelgevende tekst.

De federale RIA daarentegen is wettelijk verankerd (cf. de voornoemde wet van 15 december 2013 en het koninklijk besluit van 21 december 2013).

3) qua vrijgestelde regelgeving: de regelgevende teksten die vrijgesteld zijn van de RIA zijn tot op zekere hoogte gelijklopend op Vlaams en federaal niveau (instemming met internationale verdragen

Page 7: vragenlijst Medisch recht

7

en met samenwerkingsakkoorden, regelgeving die niet beantwoordt aan het materiële wetsbegrip, zoals bvb. begrotingen, autoregulering door de overheid zoals bvb. het oprichten en organiseren van diensten of bevoegdheidsdelegaties, ...). Het betreft regelgeving zonder directe impact op burgers of ondernemingen.

Sommige regelgevende teksten worden van de RIA uitgezonderd omdat de omstandigheden waarin de tekst is tot stand gekomen een ernstige RIA onmogelijk maakt. Dat is het geval voor regelgeving die de nationale veiligheid en de openbare orde aanbelangt en voor regelgeving die zodanig hoogdringend is en dat de Raad van State, afdeling Wetgeving, om een spoedadvies moet worden verzocht of er helemaal geen advies kan worden gevraagd.

De vaststelling dat besluiten waarvoor geen beraadslaging is voorgeschreven in de Ministerraad niet aan de federale RIA zijn onderworpen, maakt dat in de praktijk aanzienlijk meer Vlaamse RIA’s zullen worden uitgevoerd dan federale RIA’s: over de meerderheid van de koninklijke (laat staan ministeriële) besluiten wordt immers niet vooraf in de Ministerraad beraadslaagd. Een groot deel van de verordenende federale teksten ontsnapt m.a.w. aan de federale RIA.

_______________