medisch contact redactioneel

36
medisch contact Nr. 6 - 11 februari 1977 redactioneel In dit nummer: Binnen de KNMG heeft vorige week een zo breed mogelijk beraad plaatsgevonden, ledenberaad over de twee wetsontwerpen 'Voorzienin- gen' en 'Tarieven Gezondheidszorg'. Daarvoor was allereerst een extra Algemene Vergadering van de Maatschappij Geneeskunst belegd, gevolgd door extra ledenvergaderingen van LAD, LSV en LHV. Op niet mis te verstane wijze hebben deze vergaderingen zich uitgesproken tegen de wetsvoorstellen van staatssecretaris Hendriks. Mede naar aanleiding van bovengenoemde extra Algemene Vergadering wordt er een resum~ van het KNMG-commentaar op het wetsontwerp 'Voorzieningen Gezondheidszorg' gereproduceerd. In het MC-nummer 8 van 25 februari aanstaande zullen de memoranda van KNMG en maatschappelijke verenigingen, bestemd voor de vaste Commissie voor de Volksgezondheid van de Tweede Kamer, integraai worden gepubli- ceerd. 9 Drs. A. R. van de Vijsel, econonlisch medewerker van de Raadadviseur Lange Termijn Planning van het ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygii~ne, maakte een analyse van het planning- en budgetteringsys- teem voor de Engelse gezondheidszorg. Zijn vecslag - waarvan thans het eerste deel - is het resultaat van een studiebezoek aan het Department of Health and Social Security in Londen. Tensiotte de laatste reeks samenvattingen van de voordrachten gehouden op het LSV-symposion over de kostenproblematiek: M. G. M. van Os over de relatie tussen kliniek en polildiniek; Prof. Dr. A. J. Ch. Haex die vindt dat de polikliniek een betere plaats verdient; Prof. Dr. G. den Otter over medische opleiding en kostenbewaking. lnhoud REDACTIONEEL Brleven ..................................... lnzenders: G. lwema Bakker, namens de LAD Mr. W. G. van der Putten. J. Moll, Dr. S. Franken, Dr. W, J, Edens/J. Rijnders. J. F. M. de Kok Extra Algemene Ledenvergadering der KNMG wijst wetsontwerpen af ... Resum~ van het commentaar van de KNMG op bet wetsontwerp Voorzle- ningen Gezondheidszorg ................ Tien jaar Stichting Officium Nobile in Nederland .................................. Internationaal perspectief - Planning en budgettering in de National Health Service (1), door A. R. van de Vijsel LSV-Symposion: Kostenbeheersing vanuit het medisch functioneren on- der handhaving van de kwaliteit (Slot) Discussie: 'Wat is er mis met de beroepsopleiding tot huisarts?', door Prof. Dr. F. J. Keuning ................. Uit de Zlekenfondsraad ................. Een chirurgijn schrijft aan Paulus de Wilnd over zijn ervaringen met kan- ker, door Drs. C. M. Verkroost ....... OFFICIEEL ............................... Inhoudsopgave officieei ................. 162 167 170 172 173 178 185 186 187 189 196 (1977) MEDISCH CONTACT 32 161

Transcript of medisch contact redactioneel

Page 1: medisch contact redactioneel

medisch contact Nr . 6 - 11 f e b r u a r i 1977

redactioneel In dit nummer:

Binnen de KNMG heeft vorige week een zo breed mogelijk beraad plaatsgevonden, ledenberaad over de twee wetsontwerpen 'Voorzienin- gen' en 'Tarieven Gezondheidszorg'. Daarvoor was allereerst een extra Algemene Vergadering van de Maatschappij Geneeskunst belegd, gevolgd door extra ledenvergaderingen van LAD, LSV en LHV. Op niet mis te verstane wijze hebben deze vergaderingen zich uitgesproken tegen de wetsvoorstellen van staatssecretaris Hendriks.

Mede naar aanleiding van bovengenoemde extra Algemene Vergadering wordt er een resum~ van het KNMG-commentaar op het wetsontwerp 'Voorzieningen Gezondheidszorg' gereproduceerd. In het MC-nummer 8 van 25 februari aanstaande zullen de memoranda van KNMG en maatschappelijke verenigingen, bestemd voor de vaste Commissie voor de Volksgezondheid van de Tweede Kamer, integraai worden gepubli- ceerd.

�9 Drs. A. R. van de Vijsel, econonlisch medewerker van de Raadadviseur Lange Termijn Planning van het ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygii~ne, maakte een analyse van het planning- en budgetteringsys- teem voor de Engelse gezondheidszorg. Zijn vecslag - waarvan thans het eerste deel - is het resultaat van een studiebezoek aan het Department of Health and Social Security in Londen.

Tensiotte de laatste reeks samenvattingen van de voordrachten gehouden op het LSV-symposion over de kostenproblematiek: M. G. M. van Os over de relatie tussen kliniek en polildiniek; Prof. Dr. A. J. Ch. Haex die vindt dat de polikliniek een betere plaats verdient; Prof. Dr. G. den Otter over medische opleiding en kostenbewaking.

lnhoud

R E D A C T I O N E E L

Brleven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

lnzenders: G. lwema Bakker, namens de LAD Mr. W. G. van der Putten. J. Moll, Dr. S. Franken, Dr. W, J, Edens/J. Rijnders. J. F. M. de Kok

Extra Algemene Ledenvergadering der KNMG wijst wetsontwerpen af ...

Resum~ van het commentaar van de K N M G op bet wetsontwerp Voorz l e -

n i n g e n Gezondheidszorg . . . . . . . . . . . . . . . .

Tien jaar Stichting Officium Nobile in Nederland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Internationaal perspectief - P l a n n i n g

en budgettering in de National Health Service (1), door A . R . v a n d e V i j s e l

LSV-Symposion: Kostenbeheersing vanuit het medisch functioneren on- der handhaving van de kwaliteit (S lo t )

Discussie: 'Wat is er mis met de beroepsopleiding tot huisarts?', door P r o f . Dr . F . J . K e u n i n g . . . . . . . . . . . . . . . . .

Uit de Zlekenfondsraad . . . . . . . . . . . . . . . . .

Een chirurgijn schrijft aan Paulus de Wilnd over zijn ervaringen met kan- ker, d o o r D r s . C. M . V e r k r o o s t . . . . . . .

O F F I C I E E L . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Inhoudsopgave off ic iee i . . . . . . . . . . . . . . . . .

162

167

170

172

173

178

185

186

187

189

196

(1977) M E D I S C H C O N T A C T 32 161

Page 2: medisch contact redactioneel

MEDISCH CONTACT verschijnt wekelijks

De redactie beslist over de inhoud van her redactionele gedeelte. Het bestuur van Medisch Contact is voor her redactionele beleid verantwoor- ding verschuldigd aan de AIgemene Vergadering van de KNMG. De AI- gemene Vergadering kiest bet be- stuur van Medisch Contact, benoemt de hoofdredacteur en de redactiese- cretaris.

Bestuar Medisch Contact

Dr. J. Degenaar, voorzitter; B. Q. A. Enneking, onder-voorzitter" Dr. J. A. Stoop, secretaris (J. M. Kemperstraat 5, Utrecht); G. A. C. Bosch, penningmeester; F. Moerman.

Redsctie Medisch Contact

F. A. Bol, arts, hoofdredacteur; C. C. G. Jansens, redactiesecretaris; R. A. te Velde, redacteur; Mw. G. W. Valkenburg-van Straten, redactrice; Mw. C. R. van der Goot-van der Sluijs, secretaresse; Mw. W. G. Juffermans-Kaltofen, secretaresse.

De redactie is gevestigd Lomanlaan 103, Utrecht, telefoon 030-88541 I.

Uitgeverij Tijl Media BV Texelstraat 76-80, Amstelveen, telefoon: 020-43385 l, telex: t5230.

A bonnementen

Voor niet-leden van de KNMG f77,50; studenten f38,75; losse hummers f 2,25 (inclusief BTW); buitenland J~ 86,40. Opgave van abonnementen uitslui- tend bij de uitgever.

A dvertenties

Advertenties behoeven de goedkeu- ring der redactie en kunnen zonder opgaaf van redenen worden gewei- gerd. Opgaven uitsluitend bij de uit- geverij.

A dreswljidgiag

Leden der KNMG uitsluitend aan de afdeling Ledenregister der Maat- schappij, Lomanlaan 103, Utrecht. Niet-leden uitsluitend aan de uitge- V e t .

Oplage: 21.000 exemplaren.

Druk: Tijl, Zwolle.

Brieven Plaatsing van brieven in deze rubriek houdt niet in dat de redactie de daarin weergg'geven zienswijze onderschriift. De redactie behoudt zich bet recht voor brieven in te korten.

GEiNTEGREERDE VERLOSKUNDE

Onder bet hoofd 'Naar een ge'mtegreerde verloskundige zorg' is een artikel van de huisarts F. N. M. Bierens in MC hr. 50 van l0 december 1976, blz. 1572 verschenen. Integratie, een harmonieus samenbundelen van beschikbare krachten. De titel moet een ieder aanspreken, die zich mede verant- woordelijk voelt voor de verloskundige zorg. Voor een praktizerend gynaecoloog-obste- tricus blijft dezelfde geboeidheid bestaan bij bet lezen van de eerste alinea, waarin collega Bierens stelt, dat een verbetering van de verloskundige zorg in Nederland slechts tot stand kan komen, indien alle hulpverleners op dit terrein van de volksge- zondheid volgens een vast patroon kunnen samenwerken. Hoe ziet collega Bierens in dit harmoniemodel dan exact de plaats van de gynaecoloog-obstetricus ? Bij verder lezen blijkt al spoedig, da te r in feite geen plaats is voor de gynaecoloog, sterker nog, er wordt met zoveel woorden voor gewaarschuwd, want: verwijzen naar de gynaecoloog 'zal onherroepelijk leiden tot een klinische partus'. Aan het eind van zijn artikel accentueert collega Bierens nog- maals zijn vrees voor inschakeling van de gynaecoloog, wanneer hij stelt, dat een zwangere niet naar de gynaecoloog moet worden verwezen, maar dal er sprake moet zijn van een duidelijk consult, opdat 'de verantwoordelijkheden daar kunnen blijven waar ze thuis horen'. Her is heel duidelijk: in dit schema voor de geintegreerde verloskundige zorg, is geen plaats voor de gynaecoloog, sterker hog, er wordt gewaarschuwd tegen dit fenomeen. Collega Bierens zegt dit hardop, de vraag is: hoeveel huisartsen en verloskundigen den- ken het? Dat hij in zijn oordeel niet alleen staat, is zeker. Wie niet doof is, hoort vaker dan vroeger de verzuchting van bet eerste eche- lon, dat de gynaecologen bet tegenwoordig maar mooi kunnen versieren met al hun medische indicaties voor een klinische par- tus. En of al die medische indicaties nu wel of niet terecht zijn, is misschien nog niet eens bet meest essentiifle, belangrijker is, d a t e r niet alleen niet sPrake is van een optimale relatie, maar da t e r zelfs gewaar- schuwd wordt, niet te snel een relatie aan te gaan met de gynaecoloog. En toch, wil er

werkelijk sprake zijn van een ge~'ntegreerde verloskundige zorg, clan moet er ergens een plaats ingeruimd worden voor de gynaeco- loog, die gespecialiseerd is op verloskundig gebied. Maar dit is slechts mogelijk, indien de gynaecoloog door de huisarts en de verloskundige niet gezien wordt als een betweter die maar al te gemakkelijk geneigd is de verloskunde in het vlak van de patholo- gie te trekken. Is er sprake van een team van gelijkwaardige krachten, dan lijkt her alleszins voor de hand liggend, dat in bet begin van de graviditeit overleg plaatsvindt aan de hand van door onderzoek verkregen gegevens, waarna be- sloten wordt op welke wijze de verdere verloskundige zorg plaats zal hebben. Het is me niet duidelijk, waarom collega Bierens in zijn schema van ge'integreerde verloskundige zorg verplicht stelt, dat bij zwangerschapcontroles door de verloskun- dige ook nog eens per drie maanden een extra medisch onderzoek door de huisarts plaatsvindt. Evenmin is het me duidelijk, waarom een zwangere - waar door de verloskundige een normaal zwangerschaps- verloop is vastgesteld - toch later in de zwangerschap door een gynaecoioog ver- plicht nog eens gecontroleerd moet worden, een procedure die hier en daar in Nederland in zwang lijkt te komen. Wordt in bet begin van de zwangerschap in overleg vastgesteld, d a t e r sprake is van fysiologie (low risk) en dat verdere controle zonder bezwaar door de verloskundige kan geschieden, dan staat de huidige opleiding van verloskundigen er bore voor, dat zij gedurende het verdere verloop van de zwan- gerschap vast kunnen stellen of er alsnog sprake is van fysiologie. Controle later in de zwangerschap door de huisarts of gynaecoloog dient slechts plaats te hebben, indien de verloskundige of zwan- gere dit wenst, waarbij het uiteraard moge- lijk moet zijn, dat de verloskundige recht- streeks verwijst naar de gynaecoloog. Een factor waar niet dikwijls open over wordt gesproken maar waar we, naar her me voorkomt, niet omheen kunnen, ig de finan- ciifle. Feit is, dat de vrouwenarts door bet stellen van een medische indicatie over bet algefiaeen geld verdient, dikwijls ten koste van de verloskundige of de huisarts. Zonder de oprechtheid van ons gynaecologen in discrediet te willen brengen lijkt me, dater veel ten goede gekeerd zou kunnen worden indien bet wel of niet aanwezig zijn van een medische indicatie niet meet gekoppeld zou zijn aan financieel v66r- of nadeel, van welke partij dan ook. En tot die partijen zou dan ook gerekend kunnen worden de zwan- gere zelf, die dikwijls maar al te goed weet, dat een klinische partus op medische indica- tie een niet gering financieel voordeel kan betekenen. Immers niet alleen de bevalling, maar ook de 8-10 dagen in het ziekenhuis nadien worden (hog) door bet ziekenfonds betaald. Her laat zich denken, dat in de naaste

Doorlezen naar blz. 164

(1977) MEDISCH CONTACT 32 162

Page 3: medisch contact redactioneel

' G A S T A R T S E N '

Een voorschrift van de Specialisten Registratie Commissie luidt, dat een in het buitenland tot medisch specia- list opgeleide arts slechts in Neder- land in bet register kan worden ingeschreven, als hij de Nederlandse taal beheerst, hetgeen uit een taaltest moet blijken. Dit voorschrift geldt nu ook voor buitenlandse artsen die bier een opleiding tot specialist wil- len volgen. Een alleszins begrijpelijke voor- waarde, aangezien een goede com- municatie in het belang is van zowel de arts als de patient. Voor de niet ingewijde lezer moet het vreemd aandoen dat deze voorwaarde niet geldt voor de artsen uit de EEG. Het Verdrag van Rome verbiedt evenwel iedere discriminatie op grond van nationaliteit en taal tussen inwoners van de Lid-Staten. In de Richtlijnen inzake onderlinge erkenning van diploma's, certifica- ten en andere titels van de arts, wordt in artikel 20 bepaald, dat de Lid-Staten er zorg voor dragen dat de benodigde talenkennis door de arts wordt verworven. In de Engelse versie staat het iets stringenter: 'Member States shall see to i t . . . ' enz. Voor Engeland betekent dit dat er een taaltest wordt afgenomen. Bij een onvoldoende daarvoor is vesti- ging niet mogelijk. In Frankri jk moet de gegadigde eveneens een taaltest afleggen. De consequenties daarvan lijken nog niet helemaal duidelijk. Nederland, dat zoals ge- woonlijk een uiterst tolerante hou- ding ten opzicht van buitenlandse werknemers iuneemt, laat het bij de mening van het Centraal College en de SRC dat een arts op normale wijze met een patii~nt moet kunnen communiceren (blz. 194).

Alvorens een buitenlandse arts zich in Nederland mag vestigen, dient hij of zij bij het ministerie van Volksge- zondheid en Milieuhygii~ne de be- voegdheid tot het uitoefenen van de geneeskunst in Nederland aan te vragen. Deze bevoegdheid kan aan

artsen die van buiten de EEG ko- men, worden verleend indien de opleiding (nagenoeg) gelijkwaardig is aan de Nederlandse opleiding. De toelating vindt plaats onder beper- kende voorwaarden, bijvoorbeeld voor een jaar in een bepaalde afde- ling van een bepaald ziekenhuis. De minister kan, na een of meer jaren, gehoord de Commissie voor Buiten- landse Artsen, een definitieve be- voegdheid verlenen. Ook hier geldt, dat Nederland altijd zeer gastvrij is geweest. De regel van gelijke behan- deling over en weer zoals internatio- naal wordt gehanteerd, wordt door Nederland nauwelijks toegepast. Jaarlijks worden tussen de vier- en vijfhonderd buitenlandse artsen toe- gelaten. In 1976 kwam ongeveer 60% van buiten de EEG. Her meren-

deel betreft tijdelijke toelatingen in het kader van wetenschappelijk on- derzoek en vakantie-waarnemingen. Een belangrijk deel van de 'gastart- sen' volgde hier de opleiding tot specialist. Vooral in de anaesthesie, radiologie en ri~ntgenologie zijn veei buitenlanders in opleiding. Nu sinds enkele jaren het aantal afstuderende artsen groter wordt en als gevolg daarvan de wachtlijsten voor de verschillende beroepsopleidingen toenemen, wordt het moeilijker bui- tenlandse artsen te accepteren. Een ziekenhuis moet eerst aantonen dat het onmogelijk is Nederlandse kan- didaten te krijgen voor de vacature, alvorens een buitenlandse arts hier- voor een toelating krijgt. In de praktijk blijkt nogal eens, dat 'gastartsen' veel prijs stellen op een

verblijf in Nederland en daarom vaak lagere eisen stellen dan de Nederlandse artsen. In niet-oplei- dingsziekenhuizen wil dan nog wel eens een plaatsingsmogelijkheid zijn. Het is gebruik dat na een verblijf van vier jaar in Nederland de tijdelijke vergunning in een deft- nitieve wordt omgezet zodat deze artsen zich definitief in Nederland kunnen vestigen. Het is verleidelijk een vergelijking te trekken met buitenlandse werkne- mers, evenals met de daarbij beho- rende kritiek dat in tijd van schaar- ste buitenlanders welkom zijn maar bij een ruimere arbeidsmarkt maar weer snel terug moeten. Voor zover her artsen uit ontwikkelingslanden betreft, is er altijd een dringende behoefte aan medici in het land van herkomst; dit in tegenstelling tot de andere buitenlandse werknemers die - weer terug in het eigen land - veelal opnieuw in armoede en werke- loosheid vervallen. Er zijn artsen uit ontwikkelingslan- den die een basisopleiding in een Oosteuropees land hebben gehad, die zich in Nederland gaan speciali- seren met behulp van een beurs, verleend op voorwaarde dat zij na afloop van hun opleiding naar het land van herkomst terugkeren. Het komt nogal eens voor dat deze artsen tijdens hun specialistenopleiding na- turalisatie aanvragen. Het departe- merit van Justitie ziet geen aanlei- ding deze aanvragen te weigeren. Het gevolg is dat de beurs, bedoeld als ontwikkelingshulp, in her tegen- deel omslaat. Het toelaten tot het uitoefenen van de geneeskunst van artsen uit de ontwikkelingslanden, werkt decon- ditionerend op de terugkeer naar hot eigen land. Natuurlijk dienen per- soonlijke omstandigheden mee te tellen en even natuurlijk dient er ruimte te blijven voor politieke vluchtelingen. Meer overleg tussen de desbetreffende departementen lijkt hier aangewezen, zodat na af- loop van de specialisatie de tijdelijke vergunning kan worden bei~indigd.

B.

(1977) MEDISCH CONTACT 32 163

Page 4: medisch contact redactioneel

toekomst - huisarts , ver loskundige en vrouwenar ts als team - voor een vast honorar ium, ongeacht hun hoeveelheid werk, gezamenl i jk de verantwoordeli jkheid zullen dragen voor een optimaal verloop van zwangerschap en baring. Pas dfin kan er werkelijk sprake zijn van een ge'/ntegreerde verloskundige zorg.

Zaandam, 18 januari 1977

G. Iwema Bakker, v rouwenar ts

Naschrift

De conclusies die collega Iwema Bakker trekt uit mijn artikel "Naar een ge'integreerde ver loskundige zorg' lijken mij niet terecht. Het part iciperen van de obstetr icus is een essentifile voorwaarde om tot integratie van ver loskundige zorg te komen, vandaar zijn daadwerkeli jke inspraak bij het vaststel len van het behandel ingsplan, het aangeven welke data belangrijk zijn bij het bepalen of een zwangerschap tot de low-, middle-, of high-rish gerekend moeten worden. Uit mijn obstetr ische ervaring weet ook ik dat er vloeiende overgangen zijn tussen deze groe- pen, vandaar dat het verstandig is bij twijfel- gevallen de obste t r icus in consul t te vragen, bij duidelijke pathologie een verwijzing met daaraan verbonden een klinische par tus op indicatie van medische data. Het "is geensz ins mijn bedoeling te waar- s chuwen tegen het fenomeen: obstetr icus (waarom spreken we nog steeds van gynae- coloog?), doch wel zou ik graag willen discuss ieren en inzicht verkri jgen over de ratio van sommige , als medische indicaties gehanteerde berippen. Waarom een klini- sehe par tus bij een normale zwangerschap na infertil i teits-behandeling, waarom een klinische partus bij een goed gereguleerde zwangerschaphyper tens ie ?

Er zijn voorbeelden te over die vragen om een discussie , een discussie die zeker plaats zal hebben als men samen om de tafel gaat zitten bij het vaststel len van het uniforme behandel ingsplan. Dit zal een sys teem van cont inue zorg ten goede komen. In dit sys teem past ook her principe dat de huisarts als bewaker van de integrale zorg partici- peert in de prenat',de controle. In goed overleg is het verstandig daar vas te afspra- ken over te maken , niet alleen als echte intercollegiale toetsing beiderzijds, maar ook om de huisar ts in de rol van gezinsarts de gelegenheid te geven ook andere dan medische facet ten in te brengen bij zo 'n belangrijk gezinsgebeuren: de zwanger- schap.

Dat een duidelijk ges t ructureerd samenwer- kingsverband, dat leidt tot een taakafbake- ning binnen het team vanuit ieders deskun- digheid, zal leiden tot een betere ver loskun- dige zorg was de bedoeling van het artikel. Als consulent zal ook de pediater zijn rol spelen en in de toekomst misschien ook wel

de 'gedragswetenschapper ' . Naas t de be- kende bedreigingen voor het jonggeboren kind zoals hypoxie, hypoglycaemie , hyper- bilirubinemie, intercraniele bloedingen, is her toch ook belangrijk rekening te houden met de betekenis van het intensieve moe- der-kindcontact , zoals tot nu toe alleen bij de thuisbevalling mogelijk is. (Zie her voor- treffelijke artikel: 'Kinderpsychia t r i sche as- pecten van de 'p remature ' -geboor te ' van Treffers , De Leeuw en Smit-Beek, NTvG. 120, hr. 32, 1976, bladz. 1371.) Aan het slot van zijn brief gaat collega lwema Bakker nog in op de honorer ingspro- blematiek, waarbij niet alleen het aanbod van de mogel i jkheden, maar ook de vraag naar die mogel i jkheden (angst voor het ne me n van r isico 's?) aan hod komen. Hij pleit voor een honorer ing voor teambehan- deling, waarbij de par tners een vast deel krijgen, ongeacht hun inspanning. Voor zover mij bekend is dit een n o v u m e n alles- zins de moeite waard om te verdedigen, doch alleen haalbaar als inderdaad blijkt dat dit zal leiden tot een betere integrale zorg op het gebied van de ver loskunde, tot hell van moeder en kind.

RAPPORT ARTSEN IN UNIVERSITAIR DIENSTVERBAND

LAD-reactie op de brief van Prof. Dr. J. Strackee (M.C. nr . 5/1977, blz. 130).

Wij zijn het met Prof. Dr. Strackee eens waar hij stelt dat men niet kan veronderstel- len dat de respondenten (volledig: toevoe- ging onzerzi jds LAD) representat ief zijn. Naar preciese omvang was en is het s tuk proefkader onbekend. Men kan zieh afvra- gen waarom men het onderzoek dan toch door heeft laten gaan en hoe de s teekproef uiteindelijk is getrokken. Er waren toezeggingen van buiten en binnen de universiteit dat wij tijdig over adaequate s teekproefkaders konden beschikken. Om prakt ische redenen - zij bleken incompleet , of principieel, of 'n bescherming van de pr iv6sfeer - zijn deze toezeggingen niet gestand gedaan. Ook een beperkte totale validering van het s teekproefkader door een vergelijking met 2 of 3 universitaire centra kon om deze redenen niet doorgaan.

In welke mate de s teekproef representat ief is voor de bedoelde populatie kan derhalve niet met zekerheid worden vastgesteld. Dit mede ook omdat tot een volledige anonimi- te i tsprocedure was besloten om de bereid- heid tot medewerking te vergroten. Toch moet me n op praktische gronden conclude- ren dat de aangeschreven 3000 personen in feite niet in grote mate van het werkelijke un ive rsum zullen afwijken. Ook de respons van 30% is voor een schriftelijk enqu i re , zoals bekend, niet ongebruikelijk. Van be- lang is zeker dat wij er in zijn geslaagd via vergelijking van sub-populat ies met be- t rouwbare totalen generale tot een beperkte interne validering te komen.

Uit het bovens taande kan worden afgeleid dat ook een a-selecte s teekproef van 300 personen ons niet verder had gebracht van- wege de tekorten van het s teekproefkader . Bovendien zouden door de kleine aantal len over subpopulat ies rain of meer a lgemene ui tspraken niet mogelijk zijn. Dat cijfers een schijn van exactheid geven geldt voor ieder sociaal onderzoek, te meer waar opvat t ingen en ideei~n aan meting worden onderworpen. Dat andere statisti- sche technieken dan Kendal l ' s tau andere r e suha ten opgeleverd zou hebben lijkt ons vreemd. De suggest ie dat her onderzoek door niet moderne stat is t ische opvat t ingen wordt ge- kenmerkt komt ons eveneens vreemd voor. Het was in eerste instantie bedoeld als een verkennend , explorerend onderzoek. Op een onbekende materie stante pede mathe- mat i sche , s tat is t ische hoogs tandjes uit te voeren zou terecht ernstige kritiek hebben uitgelokt. De begele idingscommissie is zich de tekorten van dit eerste ve rkennende onderzoek wel bewus t geweest . Wegens de indicatieve waarde - die toen- tertijd door iedereen, ook door Prof. Dr. Strackee werd erkend - is tot 'voorzicht ige ' publikatie besloten. Die voorzichtigheid moge blijken uit de driemaal herhaalde waarschuwing indicatief, 2 • in het editorial van B o p pag. 547 (waarvan 66nmaal in een kader) en ook nog in her voorwoord tot het onderzoek op pag. 549. Wij zijn gaarne bereid Prof. Dr. S t rackee ' s brief als een vierde waarschuwing aan te merken.

Utrecht , 31 januari 1977

Mr. W. G. van der Put ten Directeur bureau der LAD.

UNIVERSITAIRE PROBLEMEN

Het m e m o r a n d u m van het L O M A G en het L O K o over de herstructurer ing van het medisch wetenschappel i jk onderwijs (MC nr. 3/1977, blz. 79) gaat uit van een misver- s tand, dat ik trachtte te bestr i jden in MC nr. 14/1976, blz. 419 maar bij gebrek aan succes nogmaals - maar nu korter - wil t rachten te bestri jden. Het misvers tand is dat de kwali- teit van de opleiding tot arts daalt bij bekorting en stijgt bij verlenging van de cursusduur . De lengte van de opleiding is s lechts 66n van de variabelen, die de kwali- teit van de opleiding be'/nvloedt. Het is daarom zeer wel mogelijk dat bij bes taande of denkbare opleidingen er langere zijn, die minder goed zijn dan bepaalde andere oplei- dingen van kortere studie en/of cursusduur . Waa rom kiezen L O M A G en L O K o cursus- duur in isolement als d i scuss iepunt? Hun m e m o r a n d u m heeft verder de t endens - voorzover er ' ondergronds ' toch meer ter sprake komt dan de cursusduur - o m de opvatt ing "van-alles-een-beetje ' te verdedi- gen. Dat, zoals het m e m o r a n d u m zegt, in Groningen niet elke s tudent ",file co-assis-

(1977) MEDISCH CONTACT 32 164

Page 5: medisch contact redactioneel

tentschappen volgt en ook niet in elk vak examen doet, lijkt mij een voortreffelijke stimulans voor de student om een aantal medische probleemgebieden grondig te le- ren begrijpen. Dat is van groter waarde - gezien de vergelijkbaarheid van de aard van de problemen in de diverse onderdelen van de geneeskunde - dan encyclopedische kennis van aUe vakken waarin traditioneel co-assis tentschappen gevolgd werden. En de traditionele co-assis tentschappen zijn natuurlijk gebaseerd op een in wezen wille- keurige graad van opsplitsing van het terein van de geneeskunde. Het rapport is bij deze voorkeur voor de encyclopedische benade- ring in strijd met de conclusies van vrijwel de gehele literatuur betreffende het medisch onderwijs.

Rotterdam, 21 januari 1977

J . M o ~

" . ' . ' . " ~3 ; ." " ~ '~=r ;.=~ ":. ,=~:~:~;~i~ ~ ' ~ , ~ : -~ ,~ .~ ~ . ~ b#.zr.'~., ~ i ~ . v ~'.~ ~'4 ~ ~ ? z : :~.~:. : i"

~ f : . i : ~ . �9 . . . : . . . . . f . ~ , , . : , ~ . : : . : . . . . . . . . . . . " " " . . . . . " : ! : . , " " , u ,. , . . . . . . . : . , " , ~ .~ , , . , ;4,.'~,-'-z~:, ~ . : . . ~ : . . ; :.~.-.~ " - ; # z : : :=

~ '~ . =i ~ ,~ .......... ~,.`~``.~..~;~=~/~:~!~.~:~!~i~.~;~ii.~:~`~i~!~;.~:~ ; ~ , , , ~ 4 " ~ . - , ~ i I ~ ~ : , ~ . ~ ~ i~il;=i!!~!~!~: ................... = : " " ~ ' "~:~':'= ~':~ ............ ~,'~i~ ~'~:;i:: # ~ i ~ ! ' ~ i ! ~,~! ~ -" ~ :~ ;: .......... : ............ ~:=i~ ~, ~ ~,~,~4 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. :: ~-i ~,:~+~c. ~.-','.N, ~ . ~ . ~

::i.~i~?;. : ,.:.... �9 . , . . ~ i . . i ..; . . . . . . :.. ii:.!:/ - ~ . , , ; ; . . , ~ ; ~.*=.,:~,.:Z~;-;~;~;~:~~ :~:.::i;~::=~.:.:.... : t!:;:::" . : ! ~::~::. ;:~.~!.=: ::~: :~;..:.i.~:'.r..'.:i,~ . . . . . . . ;,.~. �9 :;~ ~ / : ~ ; , ~ { , t ~ ~ &~o~'~.~ ~ ~.~i=:. q~ . ~ . z ~ . !r ~: =: ~:.~.: ::.

~:.=::~::".... i : :-.:?:~:.;.: .'.,~.~- :::..i~:~=~~:~:~:,.. ~:~r~i:~ ~.~ ;~ !~ .~ ~r: ;~=:;i~,~ i '~?:~.". ~: (:.ii . ':ii :/-!~.." =~ :~ : ::W -~:~i~:.~~ ='~:,:i i:.i:,~i~>~;; =.~.;" ,. ?!'~ ~i. !".Z:~ ~ ' ~ ; ~ : ' ' ' ~

~:.?~!!. ~:,,~..:~.~:,~ ......... :,:7-= .~ i; ~ , ::,~ i~i:. : ~ : : ~i~==.==~='~~ ..... ; : i i : , ; ~!.~..~: �9 �9 :: ,.~ ,: "".~= . . :~ . . : : i i i~: : , : ~ i ~ : : : , : , : i : i q~ : i ~ ; i z i ~ : ~

: ,~i 7! :. �9 ::~..~ i i;~i ::;;:~:,~::.!i :~::::~.~:=:.;~i:{!{ :? :i!~i~ii!; ' i i :~i~'~"L'~':i?.'?:~i.~;.~'~=:~:~;";; ': ~:~.~ ; ?:=!;:~.!~i~"~' ;~..i ii:.=:!i~!!:.~~?.i::i~ill ::.?,::.:'=/i;i~.:'.~:~:.:! ;..q~ ~ .... ~:~'=~ ....

" : : : . = :~ , . ; : ~ : : :W ,::.~i=~::. :.:~:~"~!i:i~:~.~i~:.?~i~!.;:~.i ~ i~ .~ , - "~ ,~ ~ : ~

OOGARTS - OPTICIEN

Zij zie het voorrecht hadden als medicus langere tijd in tropische gebieden te werken en zich verdiept hebben in de vraag hoe men misschien een kans maakt een groot deel van de bevolking te helpen in het gezonder maken van hun leven, hebben ahijd erkend dat bij inspanningen in deze richting 'hulp- krachten ' onontbeerlijk zijn. De inschake- ling van paramedische krachten op diverse niveaus is op veel plaatsen in de tropen, zij bet in verschillende vormen, ingebouwd in de organisatie van bet medische werk. Nog niet zo lang geleden weidde de Nederlandse arts F. Weisz zijn proefschrif t aan bet onderwerp delegeren. Men kan niet delege- ren zonder zich met de vragen van kwali- teitsbewaking en supervisie bezig te hou- den. "Dat zich hierbij altijd weer netelige en onverwachte problemen voordoen is ieders ervaring en men kan gerust stellen, dat de opleidingen voor gezondheidszorg in de tropen ook, zoals Nederland dat bet Ko- ninklijk Instituut voor de Tropen heeft, veel aandacht aan deze materie schenken en daarbij voeling houden met elkaar en de Wereldgezondheidsorganisatie. Het citeren van de Directeur-Generaal van de WHO door coUega Bol deed bij mij even de hoop opleven, d a t e r nu eens een begin zou worden gemaakt met een principi~le doordenking van de vraag hoe in ons landje bet organisatiepatroon voor de herkenning, voorkoming en behandeting van de stoornis- sen van onze visuele functies gestructureerd zou moeten zijn.

Ik meen met collga Bol, dat Mahlers gedach- ten, zoals hij die uit in het voorbeeld van de piloot en de professor of aeronautical engi- neering juist is. Ik meen echter ook ver- trouwd te zijn met de daaruit volgende gedachtengang die direct te maken heeft met delegeren, superviseren en kwaliteitsbewa- king. De organisatie van de gezondheids- zorg in Nederland is tot zijn huidige com-

plexe, onoverzichtelijke en vaak ineffici~n- te, dure vorm gekomen via een historisch, en dan zeker vaderlandshistorisch begrijpe- lijke groei. Het moet een gigantische taak zijn in deze scheef gegroeide situatie weer lets recht te trekken. Daar is misschien ook een genie voor nodig. Individuele en groeps- belangen stellen zich zeker direct te weer wanneer die zich bedreigd achten door al dan niet onbeholpen pogingen bet gebouw van de gezondheidszorg te restaureren. Her terrein van de stoornissen van onze visuele functies is helaas zo inefficient beheerd omdat belangenconflicten beter beheer lij- ken te verhinderen. Ik had dan ook zeker niet van de redactie van Medisch Contact verwacht, dat die de parabel van Mahler zou hanteren met een klap op bet hakblok om zo bet terrein van oogartsen en opticiens af te bakenen. Weliswaar wordt zo wel vermeden het conflict als belangenconflict af te schil- deren, maar ik kan het moeilijk aanvaarden als een Salomo's oordeel met volledig voor- bijgaan van juist die gedachten die me in de tropen, mede dankzij mensen als Mahler, na aan het hart zijn komen te liggen.

Groningen, 27 januari 1977

Dr. S. Franken

HUISARTS-OPTOMETRIST-OOGARTS

Collega Imhoff (MC nr. 1/1976 blz. 4) wil de diagnostische taken van de oogarts splitsen in twee groepen en die onderbrengen bij respectievelijk de optometrist en de huis- arts. Dit systeem is niet goedkoper dan her thans gebruikte, maar wel minder veilig. De optometrist is te weinig medisch ge- schoold om kritisch in het eerste echelon te kunnen werken. De meeste huisartsen heb- ben onvoldoende inzicht in de oogheelkun- dige problemen om de oogarts te kunnen vervangen. Slechts een enkele kan oogspie- gelen 'in het omgekeerde beeld ' , een essen-

tieel onderzoek van de perifere oogfundus. Conclusies: E6n deskundige is meer waard dan twee half-deskundigen.

Drachten, 13 januari 1977

Dr. W. J. Edens en J. Rijnders, oogartsen

BLOEMENHOVE

In Medisch Contact no 4 van 28 januari staat op bladzij 100 een bericht uit de Bloemenho- vekliniek: ' . . . in de omringende landen komt de abortushulpverlening goed op gang; de Duitse aanvraag vermindert en nieuwe Duitse aanvraagsters worden naar Duitsland verwezen; daardoor z',d de abortuskliniek 40% van haar personeel moeten ontslaan. ' Hieruit moet men concluderen dat de leiding van de abortuskliniek Bloemenhove zeer menslievend is, want ten koste van het eigen personeel wil ze nog niet eens, dat de Duitse vrouwen een reis te veel maken. Ik weiger om deze conclusie uit dat bericht te trekken. De Duitse vrouwen komen niet meer omdat ze weten, dat men in de Bloe- menhovekliniek her vak niet kent; dat heeft maandenlang in alle kranten gestaan.

Eindhoven, 29 januari 1977

J. F. M. de Kok

(1977) MEDISCH CONTACT 32 165

Page 6: medisch contact redactioneel

Varia

Medisehe films - De Medische Sectie van de Nederlandse Vereniging voor de Weten- schappelijke Film en Televisie (NVWFT) organiseert gedurende de maanden februari en maart weer een viertal medische filma- vonden door het gehele land. De volgende films zullen worden vertoond: 1. The coch- lear nerve; Recordings with microelectro- des, fysiologie; 2. Attention and percepti- on, psychologie; 3. Vroegtijdige opsporing gehoorstoornissen, gehooronderzoek; 4. Her te korte verhemelte, geneeskunde, foniatrie; 5. The world of three, psycholo- gie. Enschede - 24 februari - Dr. J. L. Nierstrasz, 053-843843; Utrecht - 8 maart - secr. NVWFT, 030-716816 tst 155; Rotter- dam - 24 maart - J. W. Wesseling, 010-362000 tst 3042; Amsterdam - 31 maart - Mevr. Dr. M. V. D. Jongbloed, 020-181313.

Tljdschrtft voor gezondheidsrecht - B I ]

Samson Uitgeverij BV is in januari het eerste nummer van her Tijdschrift voor Gezondheidsrecht verschenen. Dit tijd- schrift is bestemd voor juristen en beroeps- beoefenaren in de gezondheidszorg. Her toenemend aantal civiel- en strafrechtelijke problemen in relatie tot de gezondheidszorg vormen de achtergrond voor de oprichting van dit tijdschrift. Her Tijdschrift voor Gezondheidsrecht , dat zesmaal per jaar zal verschijnen, staat onder redactie van Mw. Mr. H. D. C. Roscam Abbing, Prof. Dr. H. J. J. Leenen, Mr. W. B. van der Mijn, Prof. Dr. J. F. Rang en Mr. C. Vermeulen en gaat .f 37,50 kosten. Leden van de Vereniging voor Gezondheidsrecht en studerenden krij- gen een korting. Bij Samson Uitgeverij BV, postbus 4, Alphen aan den Rijn (tel. 01720 - 62151) kan men zich abonneren of nadere informatie inwinnen.

tramide and methadon; M. E. Sluijter en M. Mehta: A selective approach to percutane- ous denervation in the lumbo sacral area. Een en ander volgt op een Boerhaave cursus over pijn te houden op donderdag 12 mei en vrijdagochtend 13 mei. De wetenschappeli j- ke vergadering is toegankelijk voor leden van bovengenoemde verenigingen; er is slechts beperkte introductie mogelijk. Voor nadere informatie: R. van Seventer, Hoofd- straat 79, Leiderdorp.

Voorbeeldhoekje - De Nationale Zieken- huisraad heeft in overleg met een speciaal daarvoor opgerichte werkgroep een voor- beeld-informatieboekje samengesteld voor patii~nten die in een psychiatrisch zieken- huis worden opgenomen. Het is toegezon- den aan alle psychiatrische ziekenhuizen. De bedoeling is, dat die hun eigen voorlich- tingsmateriaal toetsen aan de huidige opvat- tingen. Uitgangspunt bij het schrijven van het boekje was volgens de NZR erkenning van en respect voor de rechten van de patient. Het boekje wijdt bijvoorbeeld aan- dacht aan de patiEntenraad die de patiEnten zelf kiezen om hun belangen te behartigen. Het geeft ook uitvoerig informatie over de rechten van patii~nten die gedwongen in een psychiatrisch ziekenhuis worden opgeno- men. Andere onderwerpen zijn: de behan- deling, het behandelingsteam, leefgroep/ dagindeling, therapiei~n, financii~n, vrije tijd en contact met buiten.

Wat doet de bedrljfsarls? en hoe doer de bedrijfsarts het, zijn de kernvragen van een wetenschappeli jk onderzoek, dat door de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedri jfsgeneeskunde zal worden uitge- voerd. Een representatieve steekproef zal worden ge'interviewd over actuele kwesties met betrekking tot de bedrijfsgezondheids- zorg. Her onderzoek zal worden geleid door H. J. Docter van het Coronel Laboratorium en sluit rain of meer aan bij een onderzoek dat in 1967 door Prof. Dr. J. P. Kuiper is verricht. Men rekent op volledige medewer- king van de aan te schrijven bedrijfsartsen.

Nederlanders voor een keus worden ge- plaatst tussen verschillende stelsels van wet, die zij in geweten geen van alien kunnen goedkeuren. Daarom willen de S.G.P.- en G.P.V.-fracties niet langer werk- loos btijven toezien hoe de media de publie- ke opinie trachten te verdelen in drie 'abor- tusstromen' : her ' ja ' van de P.v .d .A, her ' ja mits ' van de V.V.D. en her 'nee, tenzij ' van de C.D.A. , terwijl men geen aandacht schenkt aan her 'nee ' van niet alleen her G.P.V. en de S.G.P. maar ook van velen uit C.D.A. , V.V.D. en P .v .d .A. ' , zo zeggen beide fracties in hun verklaring.

Inventarisatie reuma-onderzoek - De raad voor Gezondheidsr 'esearch TNO roept via de door hem ingestelde Commissie voor Onderzoek van Reuma en Andere Verwante Stoornissen van het Bewegingsapparaat on- derzoekers in dit gebied op tot medewerking aan een subsidie-aanvraag en hernieuwde inventarisatie. V66r I maart 1977 kunnen onderzoekers projecten waarvoor subsidie gevraagd wordt, indienen bij de directeur van het Bureau van de Raad voor Gezond- heidsresearch TNO, Dr. R. J. van Zonne- veld, Juliana van Stolberglaan 148, Postbus 297, Den Haag, telefoon 070-81 44 81, tst. 210. De hiervoor benodigde formulieren kunnen op bovenstaand adres worden aan- gevraagd.

Gehandicapten - De algemene vergadering van de Verenigde Naties heeft 1981 uitge- roepen tot her internationale jaar van de gehandicapten. Voorts deed de vergadering een beroep op de regeringen van de wereld zich volledig in te zetten voor de gehandi- capten. Ook heeft de algemene vergadering plannen goedgekeurd om het onderwijs aan en de status van de vrouw in de wereld te verbeteren met behulp van gelden die in het decennium van de vrouw vrijwillig bijeen gebracht moeten worden. Het decennium van de vrouw loopt van 1976 tot en met 1985.

T.V.-TIPS

Pijn - Op vrijdagmiddag 13 mei zal te Leiden een gecombineerde wetenschappe- lijke vergadering plaatsvinden van de Bri- tish Intractable Pain Society en de Neder- landse Vereniging voor de Bestudering van Pijn. Op het programma staan de volgende punten: S. Lipton: Pituitary ablation with alcohol in the treatment of chronic pain; J. Lloyd: Cold comfort - a return to nature ;K. Budd: The use of psychotropic drugs in the treatment of intractable pain; P. V. Admi- raal: Ten years experience with bezitramide (Burgodin) in the treatment of pain; W. R. Jansen en H. Mattie" Comparison of the respiratory depressive effects of oral bezi-

Abortuswetsontwerp - De fracties van S.G.P. en G.P.V. in de Tweede Kamer Willen de mogelijkheid bestuderen van initi- at ief-wetsontwerp waardoor de bestaande wetgeving inzake abortus weer in een prak- tisch bruikbare vorm kan terugkeren. Dit is door beide fracties meegedeeld. Zij zeggen dat deze mogelijkheid actueel is geworden nu de Eerste Kamer het initiatief-wetsont- werp van de Kamerleden Lamberts en Roethof (P.v.d.A.) en mevr. Veder-Smit en Geurtsen (V.V.D.) heeft afgewezen. 'Het is niet onze bedoeling van de abortuswetge- r ing een grote verkiezingszaak te maken. Wij widen echter doen wat mogelijk is o m t e voorkomen dat in de toekomst zeer veel

Zaterdag 12 februari 1977: (Ned. I) Teleac, 18.30-18.45 uur: 'Gesprekken met hulpverleners '

Dinsdag 15 februari 1977: (Ned. I) Tros, 21.50-22.35 uur: 'Reach for tomorrow' (Documentaire)

Donderdag 17 tebruari 1977: (Ned. II) KRO, 22.40-23.10 uur: 'Heel de mens ' (multiple sclerose)

Zaterdag 19 februari 1977: (Ned. I) Teleac, 18.15-18.30 uur: 'Gesprekken met hulpverleners '

(1977) MED1SCH CONTACT 32 166

Page 7: medisch contact redactioneel

Breed beraad over 'Voorzieningen' en 'Tarieven Gezondheidszorg'

Extra Algemene Vergadering der KNMG wijst wetsontwerpen af

B i n n e n d e K N M G h e e f t vo r ige w e e k een zo breed mogelijk beraad plaats gevonden, ledenberaad over de twee wetsontwerpen 'Voorzieningen' en 'Tarieven Gezondheidszorg'. Daar- voor was allereerst een extra Algemene Vergadering van de Maatschappij Ge- neeskunst belegd, vrijdag 28 januari jl. in het Jaarbeurs Congres- en Vergader- centrum te Utrecht. Later - zelfde lokatie - volgden extra Ledenverga- deringen van de Landelijke Vereniging van Artsen in Dienstverband, de Lan- delijke Specialisten Vereniging en de Landelijke Huisartsen Vereniging, res- pectievelijk op woensdag, donderdag en vrijdag 2, 3 en 4 februari jl. Op niet mis te verstane wijze hebben deze vergaderingen zich uitgesproken tegen de wetsvoorstellen van staatssecretaris Hendriks.

KNMG-voorzitter Dr. H. W. A. San- ders opende de beraadslagingen ter Algemene Vergadering met de volgen- de irdeidende woorden:

Eind oktober heeft staatssecretaris Hen- driks de wetsontwerpen die aanleiding wer- den tot het bi jeenroepen van deze Algemene Vergadering op een persconferent ie aan het Nederlandse volk gepresenteerd. Tevoren is over deze wetsvoorstel len als zodanig geen advies aan de hiervoor wettelijk aangewe- zen organen gevraagd, noch he.eft overleg met de KNMG of met andere organisaties van instellingen of hulpverleners plaatsge- vonden.

KNMG-voorzitter Dr. H. W. A. Sanders (midden) leidt de beraadslagingen over de wetsontwerpen Voorzieningen en Tarieven Gezondheidszorg

Ter verklaring van deze ongebruikelijke en naar onze mening onjuiste gang van zaken, verwijst de bewindsman in de paragraaf 'Voorgeschiedenis ' van de Memorie van Toelichting op het wetsontwerp Voorzienin- gen:

- naar de publikatie van bet voorontwerp van de Wet Gezondheidsvoorzieningen van de toenmalige staatssecretaris Kruisinga dd. 14-4-'71 ; - naar het op verzoek van de toenmalige minister Stuyt uitgebrachte advies van de Centrale Raad voor de Volksgezondheid over regional isatie van 12-7-'73;

- naar de Structuurnota Gezondheidszorg van zijn land, aan de Tweede Kamer aange- boden op 9-8-'74.

Het voorontwerp van Kruisinga, dat nooit aan een parlementaire behandeling is toege- komen, beoogde - na de ziekenhuizen - geleidelijk aan ook de extramurale instellin- gen van de maatschappelijke gezondheids- zorg te regelen door middel van een vergun- ningenstelsel. Als gewichtige belangen daar- toe aanleiding gaven zouden - gehoord de organisaties van de betrokken beroepsbeoe- fenaren - ook de werkzaamheden verricht door zelfstandige beroepsbeoefenaren aan

(1977) MEDISCH CONTACT 32 167

Page 8: medisch contact redactioneel

een vergunning kunnen worden gebonden; een planprocedure werd voor deze categorie niet nodig geacht, daar het om incidentele gevallen van uitzonderlijk slechte spreiding zou gaan. Een commissie ad hoc van her hoofdbestuur concludeerde dat de opstelling van dit wetsontwerp praematuur was, daar hog geen ervaring was opgedaan met de Wet Ziekenhuisvoorzieningen in operationele vorm. De opname van de zelfstandige be- roepsbeoefenaren in deze wet werd niet nodig en niet nuttig geacht en de ontworpen regeling weinig doordacht. Met betrekking tot de regionalisatie pleitte de Centrale Raad in zijn advies - in tegen- stelling tot de gekozen opzet van her huidige wetsontwerp - voor de vorming van Regio- hale Raden voor de Volksgezondheid van een andere samenstelling, met een ruimere en meer ptincipi~le taakopdracht (zorgdra- gen voor het optimaal functioneren van de gezondheidszorg in de desbetreffende re- gio), met meer wettelijke bevoegdheden en een grotere zelfstandigheid ten opzichte van de bestuursorganen. De KNMG heeft op de Structuurnota gerea- geerd met een memorandum voor de leden van de Vaste Commissie voor de Volksge- zondheid van de Tweede Kamer, waaruit ik citeer:

'Diverse concrete uitspraken worden niet vergezeld van enige argumentatie of ad- structie; niettemin worden zij als grondslag aanvaard voor vtrstrekkende voorstellen'. 'In het algemeen kan her hoofdbestuur instemmen met her beginsel van regionalisa- tie; een definitief oordeel zal worden be- paald door de wijze waarop aan dit beginsel nadere uitwerking zal worden gegeven en door de mate waarin aan decentralisatie en democratisering daadwerkelijke ruirnte wordt gegeven'. 'Ook in een nieuwe structuur moet ptimair de kwaliteit van de zorgverlening in her belang van de patient worden gewaarborgd'. 'Bij d e vaststelling van het landelijk en regionaal beleid en bij de formulering van de algeanene normen met betrekking tot de kwaliteit, kwantiteit en spreiding van voor- zieningen zal niet alleen de deskundige inbreng maar ook de medezeggenschap van de organisaties die instellingen en werkers in her veld vertegenwoordigen, dienen te wor- den erkend en aanvaard'.

In de Memorie van Toelichting op het Wetsontwerp Tarieven Gezondheidszorg wordt opgemerkt 'dat op dit wetsontwerp een belangrijk deel van de kostenbeheersing steunt, waardoor bet algemeen belang een spoedige behandeling ervan in her parlement vereist' en 'dat onder de druk van deze omstandigheden van het vragen van advies aan instanties en organen op her terrein van de Volksgezondheid is afgezien. Vele daar- van zijn als belanghebbende aan te merken. De vertraging waartoe het horen zou hebben geleid zou dan ook onoverkomelijk zijn geweest'. De Vaste Commissie voor de Volksgezond-

heid van de Tweede Kamer heeft op deze haastige spoed nuchter gereageerd door de openbare heating eerst half maart te doen plaatsvinden. In de drie maanden die sinds de aanbieding zijn verlopen, hebben de besturen van de KNMG en de maatschappelijke verenigin- gen zich grondig beraden, niet vanuit een vooringenomen negatief standpunt, maar wel bijzonder kritisch. Geleidelijk hebben ook wij geleerd dat bij belangrijke zaken de gezondheidszorg betreffend, her oordeel over de rol van de overheid voornamelijk moet worden gebaseerd op haar daden - uitgedrukt in de concrete tekst en toelichting van wetten, beschikkingen en maatregelen - en in mindere mate op haar woorden, daar deze per plaats, tijd en persoon en afhanke- lijk van het gehoor, wet eens wat vari~ren.

Het is de bedoeling dat na deze Algemene Vergadering en de ledenvergaderingen van de maatschappelijke verenigingen volgende week, in gezamenlijk overleg memoranda worden opgesteld, die half februari naar de Vaste Kamercommissie zuUen worden ver- zonden en waarschijniiik in het nummer van 25 februari aanstaande in Medisch Contact zullen worden gepubliceerd. Bij vergelijking van de vier commentaren onderling is gebleken da te r wel accentver- schillen zijn, de aandachtsvelden wat wisse- len van omvang en belichting en de benade- ringen een eigen karakter hebben, maar tevens hebben wij kunnen constateren dat met betrekking tot alle essenti~le zaken de standpunten en conclusies vrijwel eenslui- dend zijn. Als de leden van de onderscheiden vereni- gingen kunnen instemmen met het gevoerde beleid, kan de K N M G zich in haaar reacties naar buiten manifesteren als een eenheid in pluriforme zin, waardoor het oordeel van de artsenorganisatie in belangrijke mate aan kracht en betekenis wint.

Op de vijf regionale bijeenkomsten van eind februari en begin maart aanstaande zal er voor de leden van de Maatschappij volop gelegenheid zijn om van gedachten te wisse- len met een delegatie van het hoofdbestuur en bet bureau van de KNMG en met vertegenwoordigers van de besturen van de maatschappelijke verenigingen. Deze rond- gang dient niet alleen voor een goede infor- matie over en weer, maar ook als voorberei- ding voor de hoorzitting van 11 of 14 maart, tijdens welke her standpunt van de KNMG nader zal worden geadstrueerd en toege- licht.

Het hoofdbestuur is van mening dat de becommentariiSring van het Wetsontwerp Tarieven primair een zaak is voor de maat- schappelijke verenigingen, gezien de attri- butie die in KNMG-verband heeft plaatsge- vonden. Gezien echter de relatie die er tussen beide wetsontwerpen bestaat, de aanwezigheid van aspecten van meer alge- mene aard - zoals de beheersing van be- paalde voorzieningen en de opgelegde infor- matieplicht - en her belang van de vorming

van een zelfstandig KNMG-oordee l , heeft het hoofdbestuur haar studiecommissie So- ciale Economische Gezondheidszorgzaken opgedragen dieper in te gaan op wettekst en toelichting. Zonder bespreking van details heeft het hoofdbestuur zich kunnen vereni- gen met het resultaat van deze studie en met de getrokken conclusies. Op de door de LAD, LSV en LHV uitge- schreven en grondig voorbereide ledenver- gaderingen van volgende week woensdag, donderdag en vrijdag zult u aan de hand van nota's en voorstellen van de centrale bestu- ren uitgebreid kunnen discussi~ren over inhoud en consequenties van het Wetsont- werp Tarieven. Deze Algemene vergadering is meer bedoeld voor een brede gedachtenwisseling over het Wetsontwerp Voorzieningen. Wel zal u na de pauze worden gevraagd of u zich in grote lijnen akkoord kunt verklaren met de teneur en de conclusies van het KNMG-commen- taar op het Wetsontwerp Tatieven, en zo ja, of u dan het hoofdbestuur wilt machtigen in goed overleg met de maatschappelijke vere- nigingen te bepalen op welke wijze en in welke mate dit commentaar in het definitie- ve memorandum van de artsenorganisatie wordt verwerkt.

Ervan uitgaand dat het Wetsontwerp Voor- zieningen en het hierop betrekking hebbend KNMG-commentaar sinds enkele dagen of weken tot uw geestelijke bagage behoort, acht ik me ontslagen van de plicht een nadere toelichting te geven op her algemene deel of op de speciale paragrafen. Als u na afloop van de discussie kunt instemmen met opzet en inhoud van her commentaar, zal aan u een conclusie worden voorgelegd die bij aanneming, als zodanig in het memoran- dum zal worden verwerkt. Het komt me wel noodzakelijk voor u met nadruk te wijzen op de consequenties die de KNMG-visie heeft voor het beleid en het functioneren van onze organisatie op cen- traal, maar ook op lokaal niveau, en op de eventuele gevolgen voor bet individuele lid. Als wij het voor ons vanzelfsprekende standpunt irmemen:

a. dat de medische professie en de instellin- gen primair verantwoordelijk zijn voor de gezondheidszorg en haar toepassing en or- ganisatie en dater een gedeelde verantwoor- delijkheid bestaat van overheid en particu- lier initiatief voor structureting en planning; b. dat landelijk, regionaal en lokaal aan de hulpverlenende personen en instellingen voldoende ruimte moet worden gelaten om zelf ordenend op te treden en waar nodig regelingen te treffen, daar deze vorn 2 van orde op zaken stellen verre de voorkeur verdient; c. dat voor die aspecten van zorg waarvan duidelijk kan worden aangetoond dat centra- le beheersing nuttig en nodig is, rechtstreeks overleg met en medezeggenschap van de medische professie noodzakelijk is.

Als dit onze overtuiging is, dan dienen wij ons terdege te realiseren dat wij daarmee

(1977) MEDISCH CONTACT 32 168

Page 9: medisch contact redactioneel

voor de tookomst voor het bereiken van onze doelstetling wel de beste, maar niet de gemak- kelijkste weg kiezen. Het dragen van verant- woordelijkheid voor aspecten van zorg die verder reiken dan voorbeeld bet functiepak- ket van een bepaald ziekenhuis of de samen- werking van een bepaalde huisartsengroep, met andere woorden, bet participeren in bet beleid op regionaal en landelijk niveau eist kadervorming en motivatie, kennis en infor- matie, begeleiding en overleg, tijd en geld; eist activiteiten en initiatieven van besturen en vertegenwoordigingen, belangstelling en meedenken van grooperingen en individuen. De artsenorganisatie kan deze ruimere taak alleen vervutlen a/s velen zich - ook in de periferie - daadwerke]ijk inzetten en de anderen hen steungn en vertrouwen.

Ordening in bet kader van her particulier initiatief veronderstelt dat na grondige voor- bereiding en waar nodig deskundige advise- ring, groepsbesluiten en -afspraken tot stand kunnen komen die door de groepsleden als bindend worden ervaren, ook al stemmen ze niet (volledig) overeen met eigen visie of ideei~n. Her hoofdbestuur gaat ervan uit dat de arisen biertoo bereid en in staat zijn. Het hoofdbestuur beeft op zijn laatste ver- gadering besloten een Commissie Regionali- satie in te stelIen die op korte termijn zaI bestuderen op welke wijze regionale in- spraak en medezeggenschap van de medi- sche professie bet best kan worden gereali- seerd en zal nagaan aan welke voorwaarden daarbij moet worden voldaan, welke om- standigheden daarvoor noodzakelijk zijn en welke middelen daartoe ter beschikking moeten staan.

Tot slot, dames en heren afgevaardigden: ten opzichte van een overheid die door haar- gedrag duidelijk demonstreert dat macht een elementaire behoofte is, die tooneemt naar- mate zij meer wordt bevred~gd, een over- held die - uitgaande van de doelstelling 'structurering is centrale beheersing' - zon- der adequate motivering a. een exclusieve verantwoordelijkbeid claimt voor de totali- teit van een zorg die ze zelf niet organiseert en niet kan verlenen, b. voor zichzelf een groot aantal vdrstrekkende bevoegdheden registreert, waarvan de noodzaak niet is gebleken, bet nut niet wordt aangetoond, bet gebruik onvoorspelbaar en bet effect volko- men onzeker is; tegenover een zo optreden- de overheid moet de georganiseerde medi- sche professie, die een ander doel voor ogen heeft, namelijk een kwalitatief goede, doel- matige, bereikbare en humane gezondheids- zorg, zich wel kritisch en ten aanzien van een aantal essenti~le zaken in afwijzende tin opstellen. De KNMG is een Maatschappij van vrije en verantwoordelijke arisen, bereid tot com- municatie en participatie. Vanuit deze posi- tie en deze instelling wil ze liever naast dan tegenover de overheid staan. Echter, naar haar oordeel is bet in het belang van de individuele patient en van grote betekenis voor de kwaliteit van de zorg, dat degenen die geneeskundige zorg verlenen of er rechl-

streeks bij zijn betrokken, zich primair verantwoordelijk weten voor de inhoud van de hulp en voor de wij2e waarop en de setting waarin deze plaatsvindt. Daarom keert de Maatschappij zich zo fel tegen de dreiging van een standaardzorg voor de modale burgers in een uniform en star systeem, beheerst door een eigenmachtig optredende en betuttelende overheid.

Moge deze avond ertoe bijdragen dat bet standpunt van de KNMG, met uitgangspunt en motivering, duidelijk en zonder gebruik van versluierende formuleringen naar bui- ten too kan worden kenbaar gemaakt. Een eersle vereiste voor een zinvol overleg!

Aldus K . N . M . G . - v o o r z i t t e r Sanders ter inleiding van de beraadslagingen.

Besluitvorming

Vanuit de zaal, die een kleine dr iehon- derd K N M G - I e d e n he rbergde , meldde zich menig woordvoe rde r . In duidelij- ke, vaak kracht ige bewoord ingen werd uitdrukking gegeven aan door een ieder vertolkt a fwi j zend s tandpunt met be- t rekking tot de onderhav ige wetsont - werpen . De gedach tenwisse l ing mond- de uit met he t in s temming b rengen van enkele door bet hoofdbes tuu r ge formu- leerde bes lui ten , die met a lgemene s t e m m e n werden aangenomen . De be- s lui tvorming hield bet volgende in:

De 169ste Algemene Vergadering neemt na bespreking van bet door bet hoofdbestuur opgesteide concept-commentaar met betrek- king tot bet Wetsontwerp Voorztenlngen Ge. zondheldszorg de volgende heslutten:

1. Verldaart zich akkoord met de inhoud van bet 'Conunentaar van de KNMG op bet wetsontwerp Voorzieningen Gezondheids- zorg', daarmee bet huidige wetsontwerp af- wijzend.

2. Condudeert dat de KNMG aan een even- tuele wet Voorzieningen Gezondheidszorg slechts dan haar medewerking zal kunnen geven, ads darn'in:

a. wordt uitgegaan van de gedeelde verant- woordelijkheld van overbeid en particulier inillatie[ voor de geamndheidsmrg in bet aigemeen; b, landeltjk, regionaal en Iokaal aan de huipverlenende personen en insteillngen en hun organisattes voldoende ruimte wordt gelaten om zelf ordenend op te treden en waar nodig regelingen te treffen; c. met betrekking tot aspecten van zorg respectievelijk vormen van hulp waarvan kan worden aangetoond dat ze overheidsbemoei. hag of -regulering behoeven, waarborgen aanwezig zijn voor een meer rechlstrt~ks en verderstrekkend overleg met de representa-

tleve organisaties van medische beroepsbeoe- fenaren en gezandbeidszarginstellingea, en duiddijke medezeggenschap is gegarandeerd bij de vaststelling van bet beleid en de hun regarderende uttvoeringsbesluiten; d. wettekst en toelichting ook op andere plaatsen zijn gewijzigd en/of aangevuld, in overeenstenuning met bet gestelde in bet KNMG-commentaar.

3. Machfigt bet HB op basis van bet KNMG-commentaar en in good overleg met de maatschappelijke verenigingen een memo- randum op te steUen voor de Vaste Commi~le voor de Volksgezondheid van de Tweede Kamer, en hieraan ruime bekendheid te geven.

4. Aanvaardt de consequenties die bet mede- dragen van verantwoordeli|kbeid voor de kwaliteit, de doelmatigheid en de functionele toegankelijkheid van de ge2ondbeidszorg in Nederland beeft voor bet beleid en bet functi- oneren van de KNMG op cenlraal en Iokaal niveau, en kan bebben voor bet individuele lid.

5. Verzoekt bet HB op korte termijn te bestuderen op weike wijze regionale inspraak en medezeggenschap van de mediscbe profes- s/e bet best kan worden gerealiseerd, en te bevorderen dat de hiervoor noodzakdljke voorwaarden en omstandigheden worden ge- schapen en de nodige middelen ter beschik- king staan.

De 169ste Algemene Vergadering neemt na bespreking van bet door het hoofdbestuur opgestelde concept-commentaar met betrek- king tot bet Wetsontwerp TmSeven Gezond- heids~org de volgende beslulten:

1. Verklaart zich akkoord met de hoofdlijnen en de teneur van bet 'Commentaar vaa de KNMG op het Wetsontwerp Tarieven Ge- mndbeidszorg'.

2. Stemt in met de conclusie dat bet Wetsont- werp Tarleven Gezondbeidsmrg in deze vorm voor de KNMG onaanvaardbaar is.

3. Machtigt bet HB, in goed overleg met de maatschappelijke verenlgingen te beslissen over de wijze waarop en de mate waarin bet KNMG-conunentaar wordt verwerkt in een memorandum voor de Vaste Commissie voor de Volksgezondbeid van de Tweede Kamer.

(1977) MEDISCH CONTACT 32 169

Page 10: medisch contact redactioneel

Het wetsontwerp Voorzieningen Gezondheidszorg

Resum6 van het commentaar van de K N M G

In Medisch Contact 1977 nr. 3 is al het algemene commentaar van de KNMG op het wetsontwerp Voorzieningen Ge- zondheidszorg gepubliceerd. De strek- king van dat commentaar is vooral deze dat het wetsontwerp onvoldoende de mede-verantwoordeli jkheid van bet particulier initiatief voor de gezond- heidszorg in het algemeen onderkent. Het waarborgen van de kwaliteit, de doelmatigheid en de functionele toe- gankelijkheid van de voorzieningen kan naar de mening van de KNMG niet een zaak zijn van de overheid alleen. Daarom mag aan de overheid geen blanco volmacht ten aanzien van al deze onderwerpen worden gegeven. Aan bet particuliere initiatief dient reSle inspraak en mede-beslissings- recht te worden toegekend voor war betreft de inhoud van de te nemen maatregelen en met her oog op het bereiken van bet gewenste effect daar- van. Daarnaast dient ordening in het kader van het particuliere initiatief zelf niet te worden belemmerd maar juist te worden gestimuleerd.

Met betrekking tot een aantal bijzonde- re onderwerpen wil het hoofdbestuur van de KNMG het volgende opmerken:

1. Reglonalisatie

De KNMG gaat in beginsel akkoord met een functionele regionalisatie als de hulpverlenende instellingen en be- roepsbeoefenaars rechtstreeks betrok- ken worden bij de voorbereiding en vaststelling van het regionale beleid en overigens de vrijheid van medische beroepsuitoefening onverkort gehand- haafd blijft. De wijze waarop in het wetsontwerp de regionalisatie is uitge- werkt, moet echter tot de conclusie leiden dat de functionele regionalisatie ondergeschikt is gemaakt aan de be- staande bestuurlijke gebiedsindeling, waardoor de mogelijkheid van welsla- gen van de regionalisatie in de gezond- heidszorg kleiner en de kans op moei- lijkheden en conflicten groter is gewor- den. Bovendien is de rol van instellin- gen en beroepsbeoefenaars terugge- bracht tot bet l idmaatschap van zeer

heterogene commissies met uitsluitend een voorbereidende en adviserende taak, terwijl alle beslissingen aan over- heidsorganen zijn voorbehouden zon- der directe inschakeling van de betrok- kenen. Door een stelsel van centrale richtlijnen en regelingen aangevuld met provinciale en lokale aanwijzingen en voorwaarden kan sprake worden van een bureaucratische beheersing van de gezondheidszorg welke de kans loopt te verworden tot een standaardzorg voor de modale burger in een uniform sys- teem.

2. Personen werkzaam op bet terrein van de gezondheidszorg

Het moet onjuist worden geacht bij het stellen van eisen ten aanzien van de kwaliteit en beroepsuitoefening en bij de regeling van planning en erken- ning/vergunning een onderscheid te maken tussen vrijgevestigd zijn of in dienstverband werkzaam, tussen extra- muraal of intramuraal werkzaam zjn en tussen solistisch of in groepsverband functioneren. De regelingen in hoofd- stuk V van het wetsontwerp dienen dan ook niet beperkt te zijn tot de vrij gevestigden maar dienen te gelden voor alle leden van de betreffende functio- nele beroepsgroepen.

3. Planning

Naar de mening van de KNMG moet eerst tot aanwijzing van voor planning in aanmerking komende vormen van zorg worden overgegaan als (a) goede motieven voor een overheidsregeling aanwezig zijn, (b) aan de voorwaarden

voor een adequate planning op regio- naal niveau kan worden voldaan, (c) een en ander in de prakti jk kan worden gerealiseerd, en (d) aannemelijk kan worden gemaakt dat het gewenste doel zal worden bereikt zonder negatieve bij-effecten of nadelige consequenties voor andere voorzieningen. Planmatige structurering en beheersing vanuit een centraal punt mag geen doel maar slechts een instrument zijn, waar ande- re meer in aanmerking komende midde- len ontoereikend blijken. Het gaat om de kwaliteit van de geneeskunde in zijn op het individu gerichte toepassing; dit vereist maatwerk en geen corffectie. Een definitief oordeei over de voorge- stelde planning moet worden opge- schort tot meet duidelijkheid is verkre- gen over doel en inhoud van de 'aanwij- zingen' , de ' r ichtli jnen' en de 'commis- sies' .

4. Provtnciale en gemeentelijke com- missies

Ten aanzien van de samenstelling van de commissies worden alleen de vijf groeperingen aangegeven van waaruit personen in elk geval worden benoemd; een nadere aanduiding van de kwaliteit van deze ieden of van de relatieve aantallen ontbreekt. Met betrekking tot de bevoegdheden en de mogelijkheden van deze commissies blijft de wettekst en de toelichting daarop vaag. De inbreng van de vertegenwoordigers van de medische professie in deze commissies moet van groot belang wor- den geacht. Aan hun stem dient groot gewicht te worden toegekend, niet zo- zeer omdat zij de belangen van hun

(1977) MEDISCH CONTACT 32 170

Page 11: medisch contact redactioneel

groep behartigen, maar vooral gezien hun deskundigheid en betrokkenheid - ook met betrekking tot de ordening en organisatie van de zorg - en hun specifieke rol bij de hulpverlening zelf. Het is met name voor deze vertegen- woordigers moeilijk dit veeleisende commissiewerk te combineren met hun dagelijkse beroepsuitoefening. Van de overheid mag worden verwacht dat zij in goed overleg met de KNMG de voor een optimaal functioneren in deze dub- belrol noodzakelijke voorwaarden en omstandigheden helpt scheppen.

5. Kwaliteit

De beschouwingen over de kwaliteits- bewaking van voorzieningen uitgaande van instellingen en de daarop betrek- king hebbende artikelen zijn duister en voor verschillende uitleg vatbaar. Kwaliteitsnormen, opgesteld om aan te geven waaraan de instellingen terwille van een goede zorgverlening (mini- maal) moeten voldoen, worden in het kader van de erkenningenregeling ten onrechte gebruikt als volumebeheer- sende (maximum) criteria. Ten aanzien van deze normstelling moet worden opgemerkt dat in een systeem waarin variatie per instelling en per zorgverle- ner niet mogelijk is en waarin geen ruimte blijft voor nieuwe ontwikkelin- gen, het niveau van geneeskundige zorg ontstellend snel daalt. De artsenorgani- satie acht het haar taak ervoor te zorgen dat bij her ontwerpen van regelingen en her opstellen van criteria voldoende garanties aanwezig blijven voor hand- having van een hoog peil van medische zorg. Het is niet voldoende wanneer de Nati- onale Raad bij de voorbereiding van regelingen terzake wordt gehoord. Ook met de betrokken organisaties van in- stellingen en beroepsbeoefenaren zal rechtstreeks moeten worden overlegd of ten aanzien van bepaalde aspecten van zorg het formed stellen van eisen

�9 nuttig en nodig moet worden geacht en zo ja op welke wijze, in welke mate en over welke onderwerpen dit dan dient te geschieden.

6. Zelfstandige beroepsbeoefenaars

Het regelend optreden van de overheid ten aanzien van de zelfstandige be- roepsbeoefenaars wordt in het wets- ontwerp facultatief gesteld (een rege- ling kan worden getroffen). Voorts moet met de betrokken organisatie

overleg worden gepleegd. Niettemin maakt noch het facultatieve karakter van de regelingen noch het horen van de beroepsorganisaties voldoende dui- delijk dat het hier gaat over zaken die primair de professie zelf regarderen of die alleen bij een goed samenspel tus- sen overheid en beroepsorganisaties de juiste uitwerking kunnen krijgen en het beoogde effect kunnen sorteren. Naar het oordeel van de KNMG zal de overheid duidelijker moeten maken wanneer, in welke mate en o15 welke wijze zij zich voorstelt van deze ingrij- pende bevoegdheid gebruik te maken. Voor een regelend optreden van de overheid is pas reden indien de profes- sie zelf heeft nagelaten of niet in staat is gebleken zonder hulp van de overheid terzake ordening aan te brengen, en indien bovendien is gebleken dat daar- door schade aan de gezondheidszorg in het algemeen of aan pati~nten in het bijzonder wordt toegebracht. De KNMG meent dan ook dat alsnog moet worden bepaald dat een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 28 (kwaliteitseisen) en 31 (vergunnin- genstelsel) niet tot stand moet komen dan nadat terzake overeenstemming is bereikt met de betrokken organisaties van beroepsbeoefenaren. Bij het ont- breken van overeenstemming zal de indiening van een wet terzake moeten worden bevorderd. Ook de totstandkoming van algemene maatregelen van bestuur krachtens de artikelen 29 (planningsregeling) en 30 (erkenningenregeling) zullen naar het oordeel van de KNMG aan nadere voorwaarden moeten worden gebon- den. De algemene maatregel krachtens artikel 32 waarbij beperkingen in de beroepsuitoefening, goals de praktijk- grootte, kunnen worden aangebracht bij beslissing van Gedeputeerde Staten respectievelijk Burgemeester en Wet- houders is in zijn bedoeling en vormge- ving onaanvaardbaar.

7. Openbare gezondheidszorg

De KNMG gaat ervan uit dat zowel overheidsdiensten als particuliere in- stellingen en zelfstandige beroepsbeoe- fenaars zich op adequate wijze (kun- hen) bezighouden met deelaspecten van 'openb~e gezondheidszorg'. Lan- delijk gezien moeten daarom de betref- fende vertegenwoordigende organisa- ties op meer directe wijze worden betrokken bij het bepalen van ieders aandeel en bij de vaststelling van op dit terrein eventueel te treffen regelingen.

De bepaling in artikel 35 lid 3, dat Provinciale Staten aan de in hun gebied werkzame openbare gezondheidsdien- sten nog andere taken dan de in artikel 35 genoemde kunnen toevoegen, biedt onvoldoende zekerheid dat een en an- der in goed overleg met de op soortge- lijk gebied werkzame lokale instituties en personen zal plaatsvinden.

8. Samenhang tussen de voorzieningen

Met betrekking tot de nodige samen- hang in het functioneren van voorzie- ningen uitgaande van instellingen, dien- sten en personen en tussen deze voor- zieningen voor gezondheidszorg en an- dere voorzieningen binnen hun gebied, stellen Provinciale Staten en Gemeen- teraden regels vast; op grond hiervan kunnen Gedeputeerde Staten en Burge- meester en Wethouders aan een indivi- duele instelling, dienst of persoon een bindende aanwijzing geven over de wijze waarop de samenhang moet wor- den gerealiseerd. De Minister kan voor deze regelstellende bevoegdheid richt- lijnen geven (artikel 36 en 37). De ruime formulering van de doelstel- ling 'de nodige samenhang' en her ontbreken van een nadere instructie, adstructie of begrenzing in de Memorie van Toelichting, geven geen enkele waarborg voor een beheerst en even- wichtig optreden van de lokale over- heid in dit opzicht. Het uitoefenen van deze bevoegdheid kan leiden tot het voorschrijven van een bepaalde wijze van beroepsuitoefening op onderdelen; op de praktijkuitvoering kan op zeer ingrijpende wijze invloed worden uit- geoefend. De bepaling dat aan een bepaalde in- stelling of personen omtrent de wijze waarop moet worden samengewerkt concrete aanwijzingen kunnen worden gegeven die moeten worden opgevolgd, is in zijn algemeenheid niet aanvaard- baar. Een effectieve samenwerking op het terrein van de gezondheidszorg kan niet door overheidsingrijpen worden afgedwongen.

9. Toezicht en informatie

In bet wetsontwerp is bepaald dat ieder verplicht is aan een regionaal orgaan gegevens te verstrekken die van belang zijn voor een goede uitvoering van de wet. Het moet onjuist worden geacht dat bet wetsontwerp in feite een onbe- perkte informatieplicht oplegt. Uit- gaande van het principe dat gegevens

(1977) MEDISCH CONTACT 32 171

Page 12: medisch contact redactioneel

slechts mogen worden verzameld en gebruikt voor een tevoren omschreven doel, moet het noodzakelijk worden geacht dat de formulering van de onder- havige informatieplicht nauwkeuriger wordt omlijnd, terwijl bovendien over de aard en de omvang van de te verstrekken gegevens vooraf overleg zal moeten plaatsvinden met de betrok- ken beroepsorganisaties.

10. Nationale Raad voor de Volksge- zondheid

Om een adequate inbreng van de onder- scheidene deskundigheden en prakti- sche ervaring van de zorgverlenende instellingen en personen mogelijk te maken e n t e r waarborging van een zorgvuldige belangenafweging gaat de

KNMG ervan uit dat de representatie- ve organisatie van de zorgverlenende sectoren in de Nationale Raad voor de Volksgezondheid op een tenminste ge- lijk aantai leden en stemmen zal moeten kunnen rekenen als de overige groepe- ringen samen. Haar oordeel omtrent de Nationale Raad moet de KNMG zich voorbehouden tot meer bekend is over samenstelling en werkwijze.

Samenvattend is het hoofdbestuur van de KNMG van mening dat het wetsont- werp zoals dit bij het parlement is ingediend, moet worden afgewezen. Aan een eventuele wet Voorzieningen Gezondheidszorg zal de Maatschappij slechts dan haar medewerking kunnen geven als daaxbij de gedeelde verant- woordeli jkheid van overheid en parti- culier initiatief voor de gezondheids-

zorg in het algemeen wordt erkend en indien op landelijk, regionaal en lokaal niveau aan de hulpverlenende instellin- gen en personen alsmede aan hun orga- nisaties voldoende ruimte wordt gela- ten om zelf ordenend op te treden en waar nodig regelingen te treffen. In de gevaUen waafin regeling van overheids- wege noodzakeli jk moet worden geacht, zullen waarborgen aanwezig moeten zijn voor een duidelijke mede- zeggenschap van de representatieve~ organisaties van medische beroepsbe- oefenaars bij de onderwerpen die hen betreffen.

Tien jaar Stichtingen Officium Nobile in Nederland

Sinds tien jaar bestaat in ons land een aantal stichtingen welke alle dezelfde doelstellingen en statuten hebben, ge- richt op het handhaven en bevorderen van een optimale uitoefening van het medische beroep, dat een 'Officium Nobile ' behoort te zijn en te blijven. Deze stichtingen zijn gevestigd in Amersfoort , Amsterdam, Arnhem, Doetinchem, Eindhoven, Haarlem, Leiden, Nijmegen en Wageningen. Zij zijn ontstaan uit de behoefte om, naast de min of meer centraal werkzame bureaus van de KNMG, vanuit hun bekendheid met de regionale situaties, collegae van advies te dienen bij vesti- ging, associatie, prakti jkwaarneming of prakti jkoverdracht. De stichtingen zijn geheel onafhanke- lijk en worden uitsluitend bestuurd door artsen, hebben alle eensluidende statuten en laten zich in hun streven leiden door de normen, welke gelden in de KNMG. Volgens artikel 2 van haar statuten stelt eike stichting Officium Nobile zich onder meer ten doel: 1. Het geven van advies en het verle-

nen van bemiddeling en medewer- king aan artsen, die dit in verband met hun beroepsuitoefening wensen of behoeven;

2. het scheppen van mogelijkheden om te komen tot een verantwoorde

3.

4.

overdracht en waarneming van de prakti jk van artsen; her scheppen van gunstige mogelijk- heden voor vestiging en uitoefening van de prakti jk van jonge artsen; steun te verlenen aan: a. artsen, die deze steun uit sociaal

oogpunt behoeven, b. weduwen, weduwnaars, kinde-

ten of pleegkinderen van artsen, die naar het oordeel van het bestuur verzorging behoeven.

Elk stichtingsbestuur wordt benoemd door een Raad van Bijstand, welke weer aangewezen wordt door artsen, die een overeenkomst met de stichting hebben gesloten, waarbij zij zich alleen verplicht hebben tot een bepaalde jaar-

lijkse financii~le bijdrage. Het bestuur is verplicht als adviseu(s aan te steUen tenminste: een notaris, een jurist en een financieel deskundige (bijvoorbeeld een accountant).

De stichtingen Officium Nobile in Ne- derland zijn bereid om iedere arts van advies te dienen bij zijn beroepsuitoe- fening of voorbereidingen daartoe, vooral wanneer dit betrekking heeft op nadere informaties aangaande de plaat- selijke situatie. Voor inlichtingen be- treffende de secretariaten van de stich- tingen O.N. in Nederland kan men zich wenden tot het secretariaat van de stichting Officium Nobile te Eindho- ven, correspondentieadres: Van Beet- hoverdaan 39, telefoon: 040 - 520223.

N I E T R O K E N

Het hoofdbestuur der Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst spreekt als zijn mening uit dat roken, in het bijzonder van sigaretten, schadelijk is voor de gezondheid. Het hoofdbestuur beveelt de leden der Maatschap- pij aan niet te roken, zeker niet tijdens de uitoefening van de praktljk. Het hoofdbestuur beveelt tevens dringend aan dat in instellingen van gezondheidszorg (met name ziekenhuizen en poliklinieken) niet wordt gerookt.

(1977) MEDISCH CONTACT 32 172

Page 13: medisch contact redactioneel

Internationaal perspectief

Planning en budgettering in de National Health Service (I)

door A. R. van de Vijsel*

1. Achtergronden en hooldlijnen van de structurele hervormingen in de Engelse gezondheidszorg

I.I. Onevenwichtigheden in de ontwik- keling van het voorzieningensteIseI

De doelstell ing van de nationalisatie van de Britse gezondheidszorg in 1948 was de ontwikkel ing van een stelsel van gezondheidszorgvoorz ien ingen dat toegankeli jk is voor de gehele bevol- king, ongeacht de woonplaats of soci- aa l -economisch milieu. Bij het indienen van de National Heal th Service Act werd gesteld dat zich welis- waar in de beginperiode na de nationali- satie een inhaalvraag zou manifes teren maar dat de groei van vraag en aanbod zich binnen afz ienbare tijd zou stabili- seren of zou gaan dalen. De fei tel i jke ontwikkel ing geef t geen steun aan deze prognose. De groei van de medische consumpt ie zet zich voor t bij een zich zodanig onevenwicht ig ontwikkelend pat roon van voorzienin- gen dat aanwijz ingen voor een tenden- tie naar stabiliteit tot op heden afwezig zijn gebleven. Deze kenmerken van het gezondheids-

* Economisch medewerker van de Raad- adviseur Lange Termijn Planning van het Ministerie van Volksgezondheid en Milieu- hygiene.

** Veel dank is verschuldigd aan: Dr. J. D. Pole, senior economic advisor Economic Advisors Davision: J. W. Hurst Regional and Central Planning Division: C. Taylor, assistent secretary, B. A. Harri- son en I. Jewesburry Regional Liaison Division. dr. Alistar Mason, medical officer Operational Research Service, Support Di- vision: dr. R. Tristem, senior professional officer Finance Division: D. Liddle en R. H. Davies dr. R. J. Donaldson, senior lecturer, Londen School of Hygiene and Tropical Medicine miss J. Perry, St. Johns Hospital, London

In de hier gereproduceerde beschouwing wordt een analyse gegeven van het planning- en budgetteringssysteem voor de Engelse gezondheidszorg. Her is bet resultaat van een studiebezoek aan bet Department of Health and Social Security te Londen in september 1976"* Opzet: In her eerste boofdstuk wordt ingegaan op de achtergronden van de reorganisatie van 1974 en de middelen die gekozen zijn om de doeleinden van de reorganisatie te realiseren. Vervolgens wordt ingegaan op bet belang van twee essenti~le elementen van de reorganisatie die in 1976 zijn ingevoerd. Het betreft hier een integraal planning- en budgetteringssysteem. In bet tweede hoofdstuk wordt een analyse gegeven van de samenhang tussen her planningssysteem enerzijds en de budgettering anderzijds. In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan enkele aspecten van de effectiviteit en de efficiency in de National Health Service (NHS). Gewezen wordt op een tweetal belangwekkende onderzoeksprojecten. In de twee volgende hoofdstukken worden respectievelijk bet planning- en her budgette- ringssysteem afzonderlijk behandeld en wordt ingegaan op gerezen knelpunten. In bet laatste hoofdstuk wordt een analyse gegeven van her bouwbeleid en bet beleid t.a.v, de verdeling van de ziekenhuisfuncties.

zorgsys teem zijn geenszins uniek voor Engeland. In een genat ional iseerde gezondheids- zorg worden de totale kosten van de gezondheidszorg op nationaal niveau begrensd door een in bet par lement vastgesteld nationaal budget. In vergeli jking met andere Westerse landen is men er redeli jk in geslaagd de groei van de kosten als percentage van her nationaal inkomen, te beperken. Ter illustratie een vergeli jking met Ne- derland (zie Tabei I). Hoewel de beheers ing van de totale kosten op nationaal niveau met redeli jk succes is bekroond worden binnen het gezondhe idszorgsys teem een aantal onevenwich t igheden meer en meer ma- nifest.

De belangri jkste knelpunten zijn:

a. de toenemende regionale en plaatse- lijke verschi l len in voorzieningenni- veau welke niet kunnen worden ge- rechtvaardigd door verschi l len in be- hoef te aan voorz ieningen; b. de onevenwicht ige ontwikkel ing van de categorie~n van voorz ieningen ten opzichte van elkaar.

Evenals b i jvoorbeeld in Neder land wordt men in Engeland geconfronteerd met een expansie van de intramurale zorg bij een achterbl i jvende ontwikke- ling van de ext ramurale zorg.

Ter illustratie de ci j feropstel l ing in tabel II. (Zie de volgende blz.).

T a b e l I - Totale kosten van de gezondheidszorg, als % van het bruto nationaal inkomen, in Engeland en Nederland

1953 1963 1968 197(I 1972 1975

Engeland 3,6 4,0 4,6 4,8 5,0 5,4 Neder land 3,3 4,2 5,4 6,3 7,2 8,9

Bron: Office of Health Economics, London Centrale Raad voor de Volksgezondheid

(19771 MEDISCH CONTACT 32 173

Page 14: medisch contact redactioneel

c. Een onsamenhangende ontwikke- ling van het patroon van voorzieningen zowel tussen als binnen de categorie~n van voorzieningen. Als voorbeelden zijn te noemen de onsamenhangende ontwikkeling van de ziekenhuisfunc- ties, gebrek aan samenhang tussen de ontwikkeling van intramurale zorg enerzijds en de extramurale zorg a De gebrek aan samenhang tussen de extra- murale gezondheidszorg en de rnaat- schappelijke dienstverlening. Parallel aan deze ontwikkelingen mani- /esteert zich een onevenwichtige verde- ling van de zorg over de verschillende cli~ntgroepen. De zorg voor de bejaar- den, psychiatrische en zwakzinnige pa- ti~nten blifft achter bij de sterk gespecia- liseerde voorzieningen.

1.2. Structurele oorzaken van de one- venwichtigheden

De reorganisatie van 1974 heeft ten doel de ontwikkelingen die leiden tot een onverminderde vergroting van de- ze onevenwichtigheden, blijvend om te buigen. Men kan stellen dat v66r de reorganisatie elke poging om deze ont- wikkeling om te buigen bij voorbaat gedoemd was te mislukken. Als belang- rijkste oorzaken hiervoor zijn aan te geven:

a. De besluitvorming over de ontwik- keling van de voorzieningen vond plaats in een verticaal in drie~n gedeel- de managementstructuur zonder dwarsverbanden. De drie sectoren en de bijbehorende managementniveaus in de NHS waren: - de ziekenhuisvoorzieningen met een managementniveau op regionaal ni- veau (Regional Hospital Boards) en een managementniveau op het niveau van het ziekenhuis; - d e family practitioners services; huisartsen, tandartsen, apothekers en opticians; met een managementniveau op lokaal niveau (executive councils); - de wijkgezondheidszorg (communi- ty healthservices) met een manage- mentniveau op Iokaal niveau bij de Local Health Authorities. Door deze drieledige management- structuur was het onmogelijk de ont- wikkeling van deze drie sectoren in onderlinge samenhang in de besluitvor- ming te betrekken.

b. Zowel het vaststellen van de priori- teiten als de beslissing over een veran- dering in de voorzieningenniveaus had een ad hoc en veelal een korte termijn karakter. Van planning kan dan ook

T a b e l I I - D e verdeling van de totale kosten naar voorzienlnge~ ncategorie in procenten van het totaai, in Nederland en Engeland in 1970 en 1973

intramurale zorg en specialistenhulp

1971) 1973

Engeland 64,1 66,2 Nederland 56,3 61,9

hllisart sen- hulp

1970 1973

8,4 7,4 6,2 5,0

tandartsen- hdp

1970 1973

4,9 4,4 7,4 5,9

gefle.~$- en oveHg verbandmiddel�9

1970 1973 1970 1973

10 9,4 12,6 12,6 13,3 12,2 16,8 15,0

Bron: Office of Health Economics, London Centrale Raad voor de Volksgezondheid

niet gesproken worden, laat staan van integrale planning.

c. De budgettering van de afzonderlij- ke voorzieningen werd gekenmerkt door een trendmatige, procentuele groei van de jaarlijkse budgetten. De budgetten werden vastgesteld op basis van de voorstellen voor de jaarlijkse activiteitenplannen. Door deze extrapolatie van de trend nit het verleden voor de afzonderli jke on- derdelen van het voorzieningensteisel was het onmogelijk historisch gegroei- de onevenwichtigheden om te buigen. Opgemerkt dient te worden dat dit mechanisme niet van toepassing is op de family practitioners. De spreiding van deze voorzieningen wordt bepaald door het vestigingsgedrag van de indivi- duele 'vrije ondernemer ' , al dan niet gestimuleerd door bepaalde financiSle prikkels.

1.3. De in 1974 gestarte reorganisa- tie(s)

Het is met name de drieledige manage- mentstructuur die verantwoordeli jk wordt gesteld voor de instandhouding van de bovengeschetste onevenwich- tigheden. In april 1974 is deze manage- mentstructuur vervangen door een ge- decentraliseerde en ge'integreerde, d.w.z, een op alle managementniveaus, de gehele range van voorzieningen om- vattende structuur. Deze geintegreerde managementstructuur biedt een raam- werk voor reorganisaties m.b.t, de planning en de budgettering.

a. De management-arrangements. Sinds april 1974 is de National Health Service (NHS) gelaagd in 14 Regions, 90 Area ' s en 250 Districts. Een district heeft ongeveer 250.000 inwoners. Van deze drie managementniveaus hebben alleen de regions en de area 's bestuur- lijke bevoegdheden.

Deze bevoegdheden worden uigeoe- fend door de Regional- en Area Health Authorities. Op districtniveau is niet in een bestuur- lijke bevoegdheid voorzien. Het dis- trict is wel de basiseenheid voor de planning van de voorzieningen: het is een in beginsel qua gezondheidszorg- voorzieningen zelfvoorzienend gebied. De Area Health Authorities kunnen District Management Teams instellen waaraan bepaalde uitvoerende taken gedelegeerd kunnen worden. De area ontleent z 'n belangrijkste functie aan de co6rdinatie met de lagere overhe- den, de planning en administratie van de family practitioners 'service en de verdeling van de financi~le middelen over de districts.

Op regioniveau worden enerzijds de beschikbare financiEie middelen over de area 's verdeeld, anderzijds heeft de belangrijkste planningtaak van de re- gio 's betrekking op de verdeling van specialistische functies over de area 's en de vaststelling van de bouwprogram- ma's . Over de nieuwe management- en ge- zagstructuur is binnen de NHS hog niet het laatste woord gezegd. De knelpun- ten die tijdens de vrij korte ervaring van de NHS zijn opgedaan, zijn ongetwij- feld van belang voor de Nededandse strategie voor regionalisatie en decen- tralisatie in de gezondheidszorg. Hoe- wel het aspect van de regionalisatie van de voorzieningen en de decentralisatie van het management als zodanig buiten de onderhavige studie valt, zullen van- wege de nauwe samenhangen met de planning en de budgettering, in bet navolgende toch enige kneipunten wor- den vermeld.

b. De planning en de budgettering, rele- vant voor de Nederlandse situatie ? In april 1976, d.w.z, met een vertraging van twee jaar, is in de NHS zowel een

(1977) M E D I S C H C O N T A C T 32 174

Page 15: medisch contact redactioneel

nieuw systeem voor de planning als voor de budgettering ingevoerd. Beide steisels sluiten aan bij de in 1974 inge- voerde managementstructuur. Met de introductie worden de categorale ad hoc 'plannen' en budgetten vervangen door integrale en systernatische plan- ning en budgettering. Het planningsysteem vertoont wat de doelstelling en grondstructuur betreft vrij grote overeenkomsten met het planningsysteem uit Wetsvoorstel Voorzieningen Gezondheidszorg. Men zal zich dienen af te vragen in hoeverre de knelpunten die bij de invoering in de NHS naar boven zijn gekomen, uniek voor Engeland zijn. Van belang zijn twee kenmerken van her nieuwe Engelse systeem die in het voorgesteide Nederlandse systeem als zodanig nog weinig ge~xpliciteerd zijn. Het betreft hier het dynamische en continue karakter van bet planningpro- ces en de wijze waarop de integrale aanpak gestalte krijgt. Bij de vormge- ving van de uitvoeringsregelingen van de Wet Voorzieningen Gezondheids- zorg kunnen de Engelse benadering en de opgedane ervaring van nut zijn. Ten tijde van de reorganisatie heeft zich wat de planning betreft een belang- wekkende koerswijziging voorgedaan. Was de planning voorheen geori~n- teerd op inputs of voorzieningen, in 1 974 is op nationaal niveau een aanvang gemaakt met een output gerichte plan- ning, geori~nteerd op cli~ntgroepen. Ook in Nederland gaan al enige tijd stemmen op' voor deze koerswijziging. Het nieuwe budgettenstelsel heeft be- trekking op de budgetten voor de Health Authorities en de districts. De budgettering van de gezondheidszorg- organen (zoals ziekenhuizen) is vol- strekt gedelegeerd. Ze valt dan ook buiten de nieuwe regeling, maar wordt er wel door beinvioed. Voor de Neder- landse situatie zijn budgetten voor re- gio's en eventueel voor districten de eerstkomende tijd hog niet actueel. Het belang van her nieuwe Engelse budget- tensteisel reikt echter verder dan de budgettering als zodanig. In 1976 is de grondslag voor het vast- stellen van de budgetten fundamenteel gewijzigd. De nieuwe grondslag beoogt een representatie te zijn van de regiona- le en plaatselijke verschiilen in behoef- te aan medische voorzieningen. Voor de Nederlandse verhoudingen ligt de potenti~le relevantie dan ook eerder op het gebied van de voorzieningenplan- ning. Essentieei voor de Engelse situatie van na de reorganisatie is de afstemming

Organisatie National Health Service

I National Health Service

~ - - - ~ 250

Geen bestuurlijke bevoegdheid

Bestuurlijke bevoegdheid

i 250 Districts

van het budgettensysteem op het plan- ningsysteem. Hiermee is voor de En- gelse gezondheidszorg een belangrijk kostenbeheersingsinstrument ge'intro- duceerd. Het is de vraag of voor de gekozen constructie een regionaal bud- gettensysteem een voorwaarde is. De programmabudgetten voor de bouw van de intramurale voorzieningen ver- tonen reeds geruime tijd het sterkst de invloed van de bezuinigingen. Her pa- troon van intramurale voorzieningen zal zich in de komende tijd aanzienlijk moeten wijzigen. Interessant zijn in dit verband enerzijds de beleidsvisies op her functioneren van de intramurale voorzieningen t.o.v, elkaar en t.o.v, de extramurale voorzieningen. Ander- zijds zijn de oplossingen interessant die men zoekt om ondanks het restrictieve uitgavenbeleid de gewenste verander- ingen te realiseren. In de volgende hoofdstukken worden deze hoofdpunten van de planning en budgettering nader geanalyseerd. Hier- bij wordt ingegaan op de wijze waarop de planning en biadgettering is geopera- tionaliseerd, de effecten en nevenef- fecten en de gebleken of potenti~le knelpunten.

2. De samenhang tussen de budgette- ring en de planning en de problemen van de effecfiviteit en efficiency

In het eerste hoofstuk is ingegaan op de belangrijkste achtergronden en de fase- ring van de reorganisatie van 1974 en daarna.

Gesteld is dat de nieuwe management- structuur van 1974 het raamwerk biedt voor de in 1976 ongevoerde integrale planning en budgettering. In het derde en vierde hoofdstuk wordt ingegaan op de werking van deze systemen. Hier worden de budgettering en de planning in de onderlinge samenhang bezien en wordt ingegaan op de vraagstukken van de effectiviteit en de efficiency.

2. I Belangrijke koerswijzigingen

Voor de reorganisatie werden de jaar- lijkse budgetten vastgesteld op basis van de planvoorstellen voor het komen- de jaar. Eerst nadat deze planvoorstellen via de Health Authorities en de Hospital Boards, ieder voor z 'n sector, bij het ministerie waren ingediend, werden deze geaggregeerde sectorplannen zo- danig bijgesteld dat ze binnen het natio- nale budget pasten. Hierna werden de individuele plannen bijgesteld opdat ze binnen de sector budgetten pasten. Dit weinig doorzichtige proces van bestel- ling, de sectorale aanpak en het kor- te-termijn-karakter zijn fundamenteel gewijzigd na de reorganisatie.

Nu worden de budgetten voor aJle voorzieningen gezamenlijk voor de Health Authorities en de districten voor een lange-planperiode geprogram- meerd. De planning is integraal en vindt plaats binnen de financi~le grenzen van de verwachte budgetten. De jaarlijkse activiteitenplannen van de verschillende managementniveaus

(1977) MEDISCH CONTACT 32 175

Page 16: medisch contact redactioneel

van de gereorganiseerde NHS worden vastgesteld tegen de achtergrond van de operationele en de strategische plan- ning.

Men is bij de planningactiviteiten voor de korte termijn en voor de operatione- le en de strategische planning op alle NHS niveau gedwongen de ontwikke- ling van de voorzieningen in onderlinge samenhang te beschouwen en rekening te houden met de vooraf vastgestelde financi~le grenzen. Door de wijze waarop de budgettering en de planning op elkaar zijn afge- stemd, wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de beheersing van de kostenontwikkeling. Door deze con- structie enerzijds en her integrale ka- rakter van planning en budgettering anderzijds is men op alle niveaus ge- dwongen prioriteiten te stellen. Toch is hiermee het vraagstuk van de effectiviteit en de efficiency nog niet opgelost. Alvorens hier op in te gaan, wordt de samenhang aangegeven tus- sen de programmering van de budgette- ring enerzijds en de planning met ver- schiUende tijdhorizons anderzijds.

2.2 Strategische en operationele plan- ning

a. Het strategische planningproces is het continueproces waarmee prioritei- ten voor een periode van tien jaar worden vastgesteld. De plannen zijn in beginsel vier jaar geldig. Dit proces speeit zich af op twee niveaus. Op nationaal niveau, her Department of Health and Social Security (DHSS), worden strategische visies ontwikkeid in het z.g.n. DHSS planning system.Dit systeem wordt hieronder besproken. In interactie met het DHSS planning system vindt op Regio- en Areaniveau de strategische planning van her NHS planning system plaats. Dit planningproces vindt enerzijds plaats binnen de grenzen van de ver- wachte nationale NHS budgetten in de strategische periode, anderzijds speelt het een belangrijke rol bij het vaststel- len van de nationale meerjarenbudge- tten voor de NHS.

b. Het operationele planningproces is een besluitvormingsproces, gericht op veranderingen in bet patroon van ge- zondheidszorgvoorzieningen. Het heeft een jaarlijks voortschrijdende tijdhorizon van 3 jaar. Het NHS plan- ningproces vindt geheel plaats op het niveau van de Health Authorities en de

districten. De planning vindt plaats binnen operationele richtlijnen en in interactie met het NHS strategische planningproces (zie hoofdstuk 3). De planning vindt plaats binnen de grenzen van de budgetten van de Health Authorities en de districten. Zoals is aangegeven, is dit een essenti- eel verschilpunt met de planning en budgettering van v66r 1974. De budgetten voor her tweede en derde jaar van de operationele planperiode zijn voorlopig, onder andere omdat het meerjarig DHSS budget jaarlijks wordt bijgesteld. De budgetten hebben het karakter van planning parameters in de vorm van richtlijnen (zie hieronder).

c. Het activiteitenplan voor ggn jaar De budgetten voor het eerste jaar van de operationele planperiode zijn defini- tief. Binnen deze limiterende budgetten worden de definitieve activiteitenplan- nen voor 66n jaar vastgesteid. De bud- getten worden nu taakstellend voor de Health Authorities en de districten. Op basis van deze budgetten wordt het uitgavegedrag van de Health Authori- ties en de districten voor het eerst op hoger niveau in de NHS-hi~rarchie gecontroleerd. Op districtniveau worden de district- budgetten vertaald in budgetten voor bijvoorbeeld de ziekenhuizen. Doordat de planning op alle manage- mentniveaus plaatsvindt binnen de vooraf vastgestelde financi~le grenzen wordt door deze constructie belangrijk bijgedragen aan de beheersing van de kosten van de NHS. Zoals gezegd zijn de budgetten voor het eerste jaar van de operationele planperiode definitief. De grenzen die door de limiterende budget- ten gesteld worden, zijn met ingang van het financi~le jaar 1976/77 scherper dan voorheen door de introductie van zoge- naamde cashlimits. Dit houdt in dat budgetoverschrijdingen van bet Iopen- de jaar geheel verrekend worden met de budgetten voor het volgend jaar. Alvorens nader in te gaan op de aspec- ten van kostenbeheersing, effectiviteit en efficiency, zal eerst het DHSS plan- ningsystem besproken worden.

2.3 Het DHSS planning system Sinds 1961 zijn de departementen ver- plicht meerjarenramingen te maken voor hun budgetten. In 1970 wordt op het DHSS program- mabudgettering ingevoerd. Sinds 1973 vindt er binnen het departe- ment een systematische co6rdinatie van de voorbereiding van het langere termijn beleid plaats.

Deze elementen vormen het skelet van het zogenaamde DHSS planning sys- tem. De output van dit planningproces is een strategische visie op de ontwikkeling van de gezondheidszorgvoorzieningen en de 'personal social services'. In 1976 is voor her eerst her resultaat van dit departementale planningproces gepubliceerd: 'Priorities for Health and Personal Social Services in England, a consultative document' . Van belang hierbij is dat:

a. voor her eerst een nationale strate- gie voor de onderling samenhangende ontwikkeling van de gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening is gepresenteerd. Dit in tegenstelling tot de fragmentarische visies en beslissin- gen t.a.v, de voorzieningen afzonder- lijk; b. de samenhang komt met name tot uiting in de cli~ntgroep-georii~nteerde benadering. Dit in tegenstelling tot de benadering, van v66r de reorganisatie, waarbij de planning geheel geori~n- teerd was op de afzonderlijke (categori- e~n van) voorzieningen. Voorbeelden van clii~ntgroepen zijn de bejaarden, de jeugdigen, de psychiatri- sche pati~nten en de gehandicapten; c. de beleidsdoelstellingen nader ge- concretiseerd zijn in beleidsprogram- ma's voor de operationele en de strate- gische planperiode. Deze beleidspro- gramma's hebben betrekking op de onderscheiden cli~ntgroepen en de meer algemene voorzieningen van de 'acute hospitals' en de 'family practiti- oners ' (huisartsen, tandartsen, apothe- kers en opticians). Van belang is dat de financi~le en personele consequenties zijn gekwanti- ficeerd in de vorm van program- ma-budgetten.

Het 'Priorities document' vormt de basis voor de strategische planningacti- viteiten in de NHS welke in april 1976 van start zijn gegaan. Her document is 'consultative' daar de erin vervatte nationale strategie tijdens het NHS planningsproces gevalideerd zal wor- den (zie hoofdstuk 3).

2.4 Her karakter van de richtlijnen

De operationele en strategische richtlij- nen voor het planningproces worden door her departement vastgesteld voor de Regional Health Authorities, door de Regional en Area Health Authorities worden ze vertaald voor respectieve- iijk de Areas en de Districts.

(1977) MEDISCH CONTACT 32 176

Page 17: medisch contact redactioneel

De richtlijnen zijn te splitsen in de twee componenten:

- de verwachte beschikbaarheid van financi~le middelen; - d e doelstellingen en prioriteiten t.a.v, de ontwikkeling en de benutting van de voorzieningen.

De verwachte beschikbaarheid van fi- anci~le middelen wordt aangegeven door voorlopige budgetten*) voor de operationele planperiode en zeer globa- le aanduidingen voor de verwachte ontwikkeling voor de strategische plan- periode. De budgetten bestaan uit bud- getten van investeringen in vaste activa**) en budgetten voor exploita- tiekosten. Voor een klein deei zijn de budgetten voor een specifiek doel voor- bestemd, n.I de budgetten voor health centres en die voor de gezamenlijke financiering door Area Health Authori- lies en lagere overheden van projecten op het gebied van de maatschappelijke dienstverlening (personal social servi- ces). De voorlopige budgetten hebben de functie van planningparameters, maar geven, op genoemde earmarking na, geen aanwijzing omtrent de wijze waar- op de budgetten aangewend moeten worden. Hoe de budgetten aangewend zullen worden is bet resultaat van her plan- ningsproces. De als tweede genoemde component van de richtlijnen geeft aanwijzingen voor het opstellen van plannen binnen de door de budgetten gestelde randvoorwaarden. Het zijn richtlijnen m.b.t, de gewenste voorzie- ningenniveaus (zoais bedrat io 's) en de benutting van de capaciteiten (zoals de (her)verdeling van functies over de instellingen).

2.5 Het probleem van de ef.fectiviteit en de efficiency

a. Algemeen. Door de wijze waarop de budgettering en de planning op e |kaar zijn afgestemd, is een belangrijke bij- drage geleverd aan de beheersing van de ontwikkeling van kosten op regio, area, district en het niveau van de

* De betaling van de family practitioners gaat builen bet budgettenstelset om.

**De uitgaven voor investeringen in vaste activa komen direct ten laste van de schat- kist, voor de NHS is er dus geen sprake van jaarlijkse afschrijvingen en interest in de vorm van exploitatiekosten.

individuele instellingen. Bovendien is het management gedwongen prioritei- ten te steUen voor de aanwending van de beschikbare middelen voor alterna- tieve doeleinden. Juist bij een stelsel met limiterende budgetten is een efficii~nte en effectie- ve besteding van de beschikbare mid- delen essentieel, daar in deze situatie elke ondoelmatigheid en ondoeltref- fendheid direct ten koste gaat van her niveau van zorg. Her is dan ook van belang dat aan her budgetteringssys- teem voorzieningen zijn verbonden waarmee de effectiviteit en de efficien- cy van zowel de bestaande voorzienin- gen als de geplande veranderingen in bet voorzieningenstelsel continu wor- den ge~valueerd teneinde bijsturing mogelijk te maken.

Wat betreft de exploitatie van zieken- huizen is her zo dat exploilatie-budget- ten worden vastgesteld door een jaar- lijkse verhoging van bet budget van het lopende jaar met een inflatiefactor en een verhoging in verband met capaci- teitsuitbreiding. Dit gebeurt zonder dat een kritische evaluatie van de besteding van het lopende budget hieraan vooraf- gaat. Systemen van externe bedrijfs- vergelijking worden niet algemeen toe- gepast. Hoewel de verdeling van de NHS, in qua voorzieningenniveau ver- gelijkbare districten, daartoe wel de mogelijkheden biedt, wordt een syste- matische evaluatie van de effectiviteit en efficiency van de zorgverlening door vergelijking van de districten niet toe- gepast. De programma-budgettering waarvan in hel voorafgaande melding is ge- maakt, wordt hog slechts op nationaal niveau loegepast; men bevordert de invoering door de Health Authorities en de districten. De mogelijkheden van programma-budgettering zijn echter beperkt daar geen evaluatie van alter- natieve beleidsprogramma's wordt ge- geven. Wel is her zo dat een aantal ontwikke- lingen plaatsvindt die in deze situatie verbetering kunnen brengen. In enkele districten wordt ge~xperimenteerd met budgetteringssystemen die zodanig zijn opgezet dat de effectiviteit en de effi- ciency van de gebudgetteerde activitei- ten gei~valueerd en bevorderd worden. Op het departement wordt gezocht naar mogelijkheden om aan de hierboven genoemde beperking van program- ma-budgettering tegemoet te komen. Voorts zijn interessante ontwikkelin- gen gaande op het gebied van irdormati- ca en operational research; hieronder

wordt kort ingegaan op dit ontwikke- lingswerk.

b. Disease costing. Op verschillende plaatsen in Engeland wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een algemeen toepasbaar routinematig informatie- systeem waarmee de kosten van behan- deiing van pati~ntengroepen gereg/- streerd worden. Deze onderzoekspro- jecten zijn gesubsidieerd door in eerste instantie het departement en richten zich vnl. op de intramurale zorg. Glo- baal gesproken zijn er twee alternatieve benaderingen. Ern benadering gaat uit van de totale exploitatiekosten van een ziekenhuis die vervolgens worden toe- gerekend aan bepaalde categorie~n van pati~nten. Een andere benadering gaat uit van alle handelingen die ten behoeve van een pati~nt(en)groep) zijn verricht. Disease costing is in beginsel toepas- baar voor alle typen van zorg, war betreft de extramurale zorg zijn ook enkele incidentele onderzoeken ver- richt. Routine-ird'ormatiesystemen zijn voorlopig alleen voor de intramurale zorg haalbaar. Indien een dergelijk informatiesysteem is ingevoerd, zal het zowel toepasbaar zijn voor vergelijkin- gen tussen ziekenhuizen, districten, area ' s en regio 's , als voor de strate- gie-ontwikkeling op ~aationaal en re- gio-niveau.

c. Balance of Care project. A! geruime tijd wordt op de Operational Research Service van het departement interes- sant werk verricht in het zg. Balance of Care project . Het betreft hier de ont- wikkeling van een model voor de alto- catie van personele en financii~le mid- delen naar de verschillende soorten van voorzieningen. De toewijzing van mid- delen dient te resulteren in een optimaal niveau van zorg voor alle pati~ntenca- tegorie~n. Voor her in de praktijk toepasbaar maken van her wiskundige model wordt een belangrijke inbreng geleverd door medische- en verpleegkundige deskun- digen. De Operational Research Servi- ce deelt mee dat de ontwikkelde idee~n exper imented worden toegepast voor het opsteilen van operationele plannen op districts- en area-niveau.

(wordt vervolgd)

(1977) MEDISCH CONTACT 32 177

Page 18: medisch contact redactioneel

bet medisch functioneren "de kwaliteit

Laatste serie samenvattingen van de voordrachten gehouden op het LSV-symposion te Utrecht d.d. 10 december 1976

De relatie tussen kliniek en polikliniek door M. G. M. van Oss, arts

Er heerst onrust in de gezondheids- zorg. Het is alsof de mensen, de pers, de pressiegroepen en incidenteel ook de ziekenfondsen lastiger worden. Aan allerlei faciliteiten wordt gemorreld. Laatstel i jk aan die van de coronair-chi- rurgie, die wij, naar ons wordt meege- deeld, schromelijk hebben verwaar- loosd. Dat wekt overigens associaties met de vraag die onlangs door Lamberts in her Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde werd gesteld: ' Is her gras aan de over- kant groener? ' Ik weet niet of het gras aan de overkant groener is. Maar ik besef dat het voor de patiEnten die elders geopereerd werden, een grote voldoening moet zijn daartoe in de gelegenheid gesteld te zijn. Daarop aansluitend wil ik de vraag stellen of er 66n gezondheidssysteem is, behalve het onze, dat zijn pati~nten met 5.000 dollar op zak naar een transcontinen- taal stelsel stuurt om daar geholpen te worden. Ik zeg dat zo, omdat de bereid- heid om het schier onmogelijke te willen doen voor onze patii~nten mis- schien mede oorzaak is van de crisis- achtige sfeer waarin we de laatste jaren verkeren. Lange jaren heeft onze eco- nomie de kostenstijging in de gezond- heidszorg geabsorbeerd. Nu schijnt de grens bereikt. Symptomatisch is dat zelfs de Landeli jke Specialisten Vere- niging zich buigt over het vraagstuk van de kostenbeheersing. Ik wil hierin graag meedenken. Op her verzoek iets te zeggen over de ldiniek-polikliniekrelatie moet ik u enigszins teleurstellen, want wij lopen niet over van gegevens over dit thema. Wat jammer is, omdat in deze sfeer de beslissingen vallen die alles bij elkaar

goed zijn voor 65% van de totale kosten van de curatieve geneeskunde; nog daargelaten de persoonlijke betekenis die ze hebben voor de betrokken pa- ti~nten. Toch zijn er wel een paar cijfers te noemen die per specialisme enigermate de relatie kliniek-polikli- niek typeren. Zij betreffen alle uitslui- tend de ziekenfondsverzekerden. De pati~ntenstroom van huisarts naar spe- cialist wordt zienderogen breder. De verwijzingen zijn van 1960 tot 1974 met 47% toegenomen. Specialistische hulp is een gewild artikel geworden: momen- teel vinden op elke 100 ziekenfondsver- zekerden 50 verwijzingen plaats. Een kwart daarvan gaat naar de oogarts en die werkt praktisch alles poliklinisch af. Bij hem is de relatie kliniek-polikli- niek een zeer zwakke - en bij de dermatoloog is dat van gelijke orde - : van elke 100 naar de oogarts verwezen pati~nten neemt hij er slechts 2 in her

ziekenhuis op. Bij de huidarts zijn dat er 4 per 100. Ook bij de neurochirurg is de kliniek-polikliniek-relatie tamelijk zwak, maar dan aan de andere kant: hij neemt praktisch alles op, namelijk 93%. Ik hoef niemand toe te lichten dat dat al of niet opnemen van grote financi~le betekenis is, 50% van de kosten gaan nu eenmaal naar bet ziekenhuis. Hoe bin- nen het ziekenhuis de kostenverhou- dingen liggen is globaal uit te rekenen. In 1973 kostte elke opgenomen zieken- fondspati~nt gemiddeld f 2.700,--. Hiervan ging f 330,-- naar de specialis- tische hulp en de hele rest f 2 . 3 7 0 , - was voor verpleegprijs en bijkomende kosten. Ik huldig dan ook de opvatting dat de verpleegdag het duurste element is in de gezondheidszorg. Dit houdt consequenties in ten aanzien van de kliniek-polikliniek-relatie in zo- verre, dat met het oog op de eraan verbonden kosten, waar mogelijk, het accent in die relatie op de poli zou moeten liggen. In her specialistisch veld als geheel is dit trouwens in feite het geval: per 100 verwezen pati~nten worden er gemiddeld slechts 23 in de kliniek opgenomen. We zagen zo~ven al dat hier overigens per specialisme grote verschillen voorkomen. Grote opnemers zijn behalve de neurochirur- gie ook de plastische chirurgie met 46, de gynaecologie-verloskunde met 48 en de kindergeneeskunde ook met 48 op- nemingen per 100 naar het specialisme verwezen pati~nten. Proportioneel lig- gen de grote specialistische produkties bij de algemene chirurgie en interne. Beide specialismen nemen ongeveer een derde van de naar hen verwezen patii~nten op; samen verwerken zij tus-

(1977) MEDISCH CONTACT 32 178

Page 19: medisch contact redactioneel

sen de 40 en 50% van het totaal der verwezen patii~nten. In verhouding leggen deze specialis- men ook bet meeste gewicht in de schaal als het gaat om een streven om in de kliniek-polikliniek-relatie het accent naar de pol i te verschuiven. Professio- neel gezegd: omte komen tot substitu- tie van de kliniek door de polikliniek. Harde gegevens hierover hebben wij allen bij de chirurgische vakken, omdat hun activiteiten in omschreven verrich- tingen worden uitgedrukt. Deze gege- vens - ik verwijs o.a. naar het Jaar- boek LISZ over 1974 - wijzen crop dat de chirurg bij de kliniek-polikli- niek-keuze zeer selectief te werk gaat. In het hele chirurgische operatic-scala heb ik in de gauwigheid maar drie routine-operaties aangetroffen die kli- nisch zowel als poliklinisch gedaan worden. Het zijn de hamerteen, de tenniselleboog en de fimosisoperatie. Binnen het medisch functioneren is bij de chirurgische specialismen de grens tussen kliniek en polikliniek tamelijk scherp getrokken. De substitutie-mo- gelijkheden zijn nogal beperkt. Tege- moetkoming aan kostenbeheersing zou, geloof ik, bij deze specialismen te verwezerdijken zijn in de sfeer van de verpleegduur. Om een voorbeeld te noemen: het blijkt in de praktijk van alledag dat de ene chirurg zijn fimosis- pati~nten gemiddeld na vijf dagen ont- slaat; de andere houdt ze gemiddeld elf dagen opgenomen. Wat te zeggen van de kliniek - polikli- nick - relatie op het proportioneel zo belangrijke terrein van de interne ge- neeskunde? Mij dunkt dat als 6rgens die relatie plastisch is, het hier moet zijn omdat in dit specialisme het aange- boden klachtenpatroon per definitie zoveel vager is. Vandaar dat harde gegevens hier ontbreken. Ik heb overi- gens de indruk, met alle betrekkelijk- heid van dien, dat met een dosis goede wil juist hier een accentverschuiving in de richting van de poli zou kunnen worden gerealiseerd, zonder de kwali- teit geweld aan te doen. Her 'ter obser- vatie opnemen' kent sui generis geen harde indicatiestelling; misschien dat die, met begrip voor de economische ontwikkelingen, enigszins harder te maken zou kunnen zijn.

Kwal i te i t en effect ivitei t

Over het begrip 'kwaliteit ' wil ik nog graag een opmerking maken. Geen mens kan zeggen wat kwaliteit in het medisch handelen precies inhoudt.

' 7".', "~"" ',..~! ~:3.~'~: r."i~:?../..~)"5~3S?~~ ~ f."-: '~.: ~7:~A,.) ~ ?.,:.: .~ .~ f~ ~',; 4.~:.W5~.7:~::~ ~:.~.-."

'> ~'<'L,;; . . . . . . . ~'; %; : * } r '5 >"',+ ~ : > * " ; ~: " < " * " " ' : "{" :: >".~. ' ? " ' " ; " ' ~ " }"">? :S" {'2% ":," .""~ " : 5 ' :}.~ 9 : ~, ~,>4s~.;:~;.%r>'.'.: 3":;<f<~o~F::*~.',>'i.%;'~5: :{ .<<:5~ ~k}aV~ f ~::e~:s'Yd.<~r fir'*.V-~.'.'. ~ f* ? '.".%'.,{,.,7.:g';'.%P.~>::~':~5~'>~*~,>~.~,;*{.::~ =

~ ? : " " 2 " 2 " . " 7; gg:; .. :.'.".5'* , ~ " g . ~ " ~ ' ' . . , 3 ' " ~ ? ' ? : ; < ' .;(' 7" >"~ " : ' : '"<" '(,"" "~. * ' : ; <~;" . " :*~g :~ f4 ~"e.>~gt~,:. .)~ ~>-> 4 ~+..'<+a:5} ~'-'> ' . i : ' ;~": #", 'r a ' : "< g':5,~,~ �9 :~ { .5~','.?. :v {* : g & % : . <.>....-";.".."..'. :. ~ <-~ e , 4 : ; . , y~:'.<.:::~: g , ~ ~>~,.~;. ~ :: ;-~ ~:~z~z-;~{.'~,~e'5~: 9 '5"7 / ' : " "~")" " "~ Y :*";~ >" ~ Z >: ' ;" i '~** . : >" 'v:.<". !~";~i ~" ' i ( ; ' " "~'" ' ' " ~--e~ "*:e ' ~. ; ' �9 ? '<*:> ' = '.! '*";'>*" "~" * "#>~z'~f{9~

gg,: ~,;~:>'~,.'% ,<.~> ;~>;~.< 4<; :<.%:5> ,.>.',.,:.~f v.%.:~..,: § ~:. .y,e .'.'.'.- ~ 7(~r.~'.-'-~..> ?~ >':.:!'.,..~g~#<4~'J.q..:~/,<'.,..%'..:.".~b.'~: >'s.<. @:.%:" :>§ ~..

3': #;~ : = ;Z~:~; .7 ~ T ? , 7 : :;~, ; / " . . . . . . . . 7 7 - :~:~: ~ '~ ...'."~: :,~<...;$ ~ ' < !, '.."- L ' . '~ " ' " .~ ~: ' " : % s " ' . "i :; : ':" , ' : :~'eT.s,

~.~ . .- . . . , . .~.~ .4;.33:':..',..<:.. 4.'<.-~ ',>d .; . . }e~/~, ....,<~: g.: ~ ; , .~> ...,~}. , , ;,~ . . .4 ~ ; . . : . . g g.; . '.z. ,, % 4 ,,: S-Y~.~,; , , . - . :.~:,;;-4{..-;. ,;.~ ~,'; ? ' ~ " " * . ' < ; <'> : " . . . . : " . 7" ' '>:" s < ' , " ' " "'%" " . : 9, r 7 - " . " " q . " >" : ' > " " " ' : ' " " :; g " ' ' : " < > " " " Y ' 7 ~ " ' ' ' > " "<{4:~'7..

,,.>...;.,..> ...." ;~:':." .,..: :....-: ::..-: .. e:..=". <:~,..: .... ...'.. �9 :".:;.-"."r.': "~ =7727- ~ :g: :{= "< ~ .-<] " ' ; '"L:- ~ i..-~.';%,;'.vw~.{b. -;#~....33,:~; .../.,~.,+.. ,TD)... e..-,~{~:~,.kT.~>.v;.) :~.:.; " :. ~.;.~.er ~D.~ fby~%f<.~ 7 . . . . . ~ . :,...~.~>.?~.&S@..~.~.~.7~6:~;~.~>~*.~..5~.;.~.24~;~``.`.~g~{~g(~!~(;~a~gp.`~ I

~.~+<~r ~:~: ~.".4~:sr ;,:<sJ<t.~f~'~.r ; :,.:<~ (,*....ss% ,~%. �9 ~ ~,k~4,.~;'W.;. 4~ .:,i.s~.',:. *,-(<<:.:c .;~4s ~@,..gi.-,,,/5~s:~*x@..!,%,(::sr:~..c.:.'i:..>:~;<::..';~.ir ".,)~:t'..'.:(:..-:>.% u-i.;.'.:~ ~7~t~ ,)1~ c ; f ~ ~f.~'. '~:;,~.:~ :~i.<,. '. ~J~'.'~ ,;~ 7,{:~.,5:.(@,. %g . >;s.%*.;<; 4 ~,:;c~?: ,~.,;-:;~ ~.f.(~4 cs~<,,~);4.,.<..~;D ~;:<)~{,.., - ...~. 9=;.r .);4~:\~7.,;~>,..,~q.-,'.~ ?;u.';.<~

Toch is er geen begrip dat in de moder- ne vocabulaire van de gezondheidszorg zo frequent wordt gebezigd als het kwaliteitsbegip en incidenteel krijgen wij het idee dat het als afweermiddel wordt toegediend zodra er veranderin- gen worden voorgesteld. Juist ter be- vordering van de 'kwaliteit' in her medisch functioneren zou ik aanbeve- len in curatieve kring na te denken over definitie en inhoud ervan. Naast de kwaliteit, wil ik graag ook het effectivi- teitsbegrip ter sprake brengen. Er zijn in de toegepaste geneeskunde nog wei- nig pogingen gedaan om de effectiviteit van het medisch handelen te meten. De patient gaat, modern geformuleerd, als ' input ' bet specialistische apparaat in en komt er als 'output ' uit. Wat is het effect van de handelingen die tussen input en output plaatsvinden? U kent misschien de studie van Cochra- ne: 'Effectiveness and efficiency in health services'. Een inspirerend boek- je, waarin hij pleit voor een behoorlijke analyse van het specialistisch gebeu- ren. Aan zo 'n analyse schort het niet alleen in het United Kingdom, maar ook bij ons. Ik zou willen aanbevelen om in de conferenties en refereeravon- den van onze medische staven een vaste plaats voor het begrip 'effectivi- teit' in te ruimen. Het zal de kwaliteit, de patient en de spirituele voldoening van de stafleden ten goede komen. Terug naar de kliniek - polikliniek - relatie. En wel naar die in de keel-, neus- en oorheelkunde. Hier heeft na- melijk die relatie een eigen karakter. Niet zozeer omdat dit specialisme met vijf dagen de kortste gemiddelde ver- pleegduur heeft van alle, maar omdat een ruim percentage van de door de

otoloog verrichte operaties - de ade- n o - t o n s i l l e c t o m i e ~ n - als behandeling het midden houdt tussen een verlengde poliklinische enerzijds en een zeer kor- te klinische anderzijds. Om een breder beeld te geven van het specialisme otologie: van het totaal-generaal der verwezen patiiSnten gaat 8% naar de KNO-arts. Van die 8% wordt een derde (31%) in de kliniek opgenomen, waar- van meer dan de helft voor het knippen van de amandelen. In 1974 werd overi- gens van de tonsillectomie~n bij kinde- ren 30% en van de adenotomie~n 60% in de polikliniek verricht. De klassieke vraag hier - twaalf keer in een dozijn gesteld - is: vanwaar dit fundamentele verschil in opvatting van kliniek - polikliniek - relatie bij eenzelf- de verrichting? Het antwoord is mij onbekend. Slechts weet ik dat het een complexe achtergrond heeft.

E6n factor uit die complexiteit wil ik vermelden. Ik weet uit ervaring da te r juist in dit specialisme zaken zijn die klinisch gebeuren als consequentie van het feit dat de poliklinische accommo- datie tekort schiet. In zijn algemeen- heid weet ik uit ervaring dat een beter ge&tuipeerde poli voor de patii~nt een heleboel klinische trammelant en voor de financier een heleboel kosten kan voorkomen. Het woord is hier verder aan Professor Haex. Overigens drijft, voor welk specialisme dan ook, de kliniek - polikliniek - relatie, en de preferenties daarin, in principe op zulke persoonlijke abstrac- ties als klinische vrijheid, p r o f e s s i o n e l e verantwoordelijkheid en professionele autonomic van waaruit dan ook groten- deels de verschillen die zich in het

( 1 9 7 7 ) M E D I S C H C O N T A C T 3 2 1 7 9

Page 20: medisch contact redactioneel

medisch functioneren voordoen, ver- klaarbaar zijn. Per definitie zijn ze van buiten af niet toegankelijk. Ze zijn hooguit te bein- vloeden vanuit een normeringssys- teem. Ik denk hier aan de Professional Standards Review Organizations van de Amerikanen; al lees ik dat in de staat Utah de ervaringen met dit systeem tamelijk onbevredigend zijn. Op elke nieuwe evaluatie die wordt aangedra- gen zegt men daar: so what? Toch moeten wij, vind ik, dat PSRO-systeem met zijn ups en downs goed in de gaten houden en ondertussen in onze vader- landse context nagaan of onze situatie niet onderhand ook rijp is geworden voor een acceptable vorm van norme- ring.

Voor het overige tenslotte, vind ik dat

er twee belangrijke voorwaarden zijn voor een effectieve ombuiging van de kostengroei. De eerste heeft met ge- neeskunde niets te maken. Het is de verzorgingsstaat zelf die met zijn ta- nende discipline, zijn uitdijend klach- tenpatroon, zijn toenemende psy- cho-sociale moeilijkheden, zijn afne- mende tolerantie en zijn rising expecta- tions ten opzichte van de mirakels der geneeskunde een dusdanige druk uitoe- lent op het gezondheidsapparaat, dat zelfs al had de medische professie stalen zenuwen, zij desondanks niet bij machte zou zijn kostenbeheersende weerstand daaraan te bieden. De ver- zorgingsstaat als zodanig werkt tegen kostenbeheersing in. Het is te hopen dat ook onze burgers zelf hun bijdrage willen leveren aan de economie van de gezondheidszorg.

De tweede voorwaarde is dat wij in de geneeskunde zelf goed willen beseffen, en goed willen beseffen, dat wij leven en werken in een bedreigde economie met verre van gunstige prognoses; dat wij goed beseffen dat de gezondheids- zorg de snelst groeiende rubriek is in de bedreigde economie, met alle verant- woordeli jkheden van dien. Absolute voorwaarde voor een effec- tieve ombuiging van de kostengroei is dat wij, al of niet vanuit dit besef, de zoi~ven genoemde abstracties, de klini- sche vrijheid, de autonomie en de professionele verantwoordelijkheid zodanig wiilen richten dat niemand uit de verzorgingsstaat ons te zijner tijd zou kunnen verwijten niet gestreefd te hebben naar kostenbeheersing vanuit ons medisch functioneren, met behoud van kwaliteit !

Polikliniek verdient betere plaats

door Prof. Dr. A. J. Ch. Haex, gastro-enteroloog

Het moet mij van het hart dat naar mijn mening de kostengroei in belangrijke mate zijn oorzaak vindt in de vrij ongebreidelde toepassing van de nieu- we verworvenheden in de medische wetenschap, terwijl tevens de specia- listische professies te weinig geco6rdi- neerd werken. Hier ligt naar mijn me- ning een belangrijke taak bij de zieken- huisdirectoria, zo niet een hoofdtaak. Het is voorts mijn overtuiging, dat het de taak van deze directoria moet zijn een ge'institutionaliseerd, duidelijk en doorzichtig overlegsysteem met de spe- cialisten te scheppen, om van daaruit tot een adequate prioriteitenafweging te geraken. Dit is, gezien de dynamiek van de geneeskunde ontegenzeggelijk een zware taak. Daar de polikliniek meestal verbonden is aan het zieken- huis en derhalve afhankelijk van be- stuur en directie van het ziekenhuis, zal ten aanzien van de polikliniek op de- zelfde wijze geopereerd dienen te wor- den. Wanneer u de vraag stelt welke factor de polikliniek vormt in de kostenbe- heersing, dan moet eerst een antwoord gegeven worden op de vraag: Wat is het beste systeem van gezondheidszorg,

gezien vanuit uw organisatie en welke is hierin de plaats van de specialis- ten-polikliniek? Daarna kan men zich afvragen wat de daaruit voortvloeiende kosten zijn. Natuurlijk dient iedere staatsburger kostenbewust te zijn en dus ook uw vereniging. Dit ontslaat u echter niet van de plicht eerst een organiek raamwerk van functies ter tafel te brengen. Is dit niet juist een

taak, zo niet de hoofdtaak van uw vereniging? Juist daarmee lokt u een adequate discussie met de overheid uit en ontstaat een gedachtenwisseling, waarbij aan de ene kant de inbreng van de medische professie in geordende vorm ten behoeve van de gezondheids- zorg ter tafel komt, terwijl aan de andere kant de overheid het zwaarte- punt legt op de economische conse- quenties. Uit een dergelijke choc des opinions kunnen goede oplossingen worden verwacht. Polikliniek en ziekenhuis zijn twee organisaties, die al dan niet terecht met elkaar zijn verbonden. Van Wijmen noemt in zijn overigens voortreffeli jke proefschrift (promotoren L6wensteyn en Stolte) de polildiniek nauwelijks. Hij citeert o.a. Muntendam en Van der Meyden. Muntendam zei dat 'de poli- kliniek bij het ziekenhuis hoort als een der onderdelen van het pakket van geneeskundige diensten om de patii~nt optimale kansen voor herstel te bie- den' . Hij meent dat de polildiniek bij het ziekenhuis hoort, maar altijd als een soort sluis zal moeten dienen voor eventuele opname in dat ziekenhuis. Bovendien zei hij, naar mijn mening

(1977) MEDISCH CONTACT 32 180

Page 21: medisch contact redactioneel

zeer terecht, dat 'geen patient behoort te worden opgenomen, die poliklinisch kan worden behandeld, en geen zieke langer in bet ziekenhuis behoort te verblijven als de behandeling polikli- nisch kan worden voortgezet ' . Van der Meyden stelt dat de poliklinische func- tie in het geheel niet tot de specifieke ziekenhuisfuncties behoort, en ik ben geneigd deze mening te onderschrij- ven.

P o l i l d i n i e k : n e g a t i e f i m a g o

Velen onzer, vooral de ouderen, maar toch ook nog vele jongeren, zullen zich uit hun universitaire opleiding hun eer- ste contacten met de polikliniek, zoals deze pleegde te zijn, herinneren. In het algemeen hing, wat men polikliniek noemde, er als een appendix bij: een kleine ruimte, gebrekkig geaccommo- deerd en zonder enige privacy. Het is geen wonder, d a t e r zulk een contrast bestaat tussen de hypertrofische aan- dacht die de ziekenhuizen krijgen en de atrofische aandacht die de poliklinie- ken ten deel valt, al wordt dit de laatste jaren gelukkig wat beter. Dikwijls ech- ter zijn de poliklinieken rudimentair aangelegd, sores zelfs vergeten! Waar- om is dit zo? Wordt de polikliniek als sluitpost bij de ziekenhuisbouw be- schouwd ? Men spreekt van intramurale en extramurale zorg, en deze vereisen beiden hun eigen, wel op elkaar afge- stemde organisatie, waarbij rekening gehouden moet worden, dat bet streven de kosten te beperken door her aantal ziekenhuisbedden te verminderen, on- herroepelijk een verschuiving naar de polikliniek met zich meebrengt. Her woord polikliniek wekt bij velen, artsen zowei als patiEnten, associaties met iets zeer onpersoonlijks, met een nummer zijn, met grote massa 's wach- tende mensen. Artsen, opgeleid in deze sfeer, zullen nu niet bepaald in positie- ve zin geprogrammeerd ten aanzien van het belang van de polikliniek her 'me- dische diepe ' inspringen. Het is ook zo, dat vele van onze coilegae de polikli- niek niet altijd de juiste plaats in hun beroepsuitoefening gaven. Ze lieten dit deel van hun werk nogal eens over aan jongeren. Toch vereist de polikliniek de beste experts; immers daar wordt in kort t i jdsbestek de klinische situatie van de patient afgeschat en wordt o.a. beslist over een eventuele opname. Een beschouwing over het begrip 'spreek- uur ' zou in dit verband interessant zijn, maar zou ons hier te ver voeren. Men hoort wel eens, dat de polikliniek

Regionale bijeenkomsten voor de leden van de KNMG

ter behandeling van de wetsontwerpen Voorzieningen Gezondheidszorg en Tarieven Gezondheidszorg

a. Op 17 f ebruar i te Meppel in schouwburg Ogterop, aanvang 19.30 uur voor de leden van de afdelingen gwolle, Deventer, Emmeloord, Assen, Drente-Z.O.-hoek, Meppel, Friesland-N., Friesland-O., Friesland-Z.W.-hoek, Heerenveen, Groningen, Hunzingo, Fivelin- on Westerkwartier en O.-Groningen. b. Op 22 februari te Arnhem in het Haarhuis, aanvang 19.30 uur voor de leden van de afdelingen Arnhem, Nijmegen, Tiel, Wageningen, Oude IJssel, Apeldoorn, Zutphen, Slingeland, Almelo, Enschede en Midden-Twente. c. Op 23 februari te E i n d h o v e n in Hotel Cocagne, aanvang 19.30uur voor de leden van de afdelingen Walcheren, Zuid-Vlaanderen-O., Zuid-Vlaanderen-W., Schouwen-Duiveland, Zuid- en Noord-Beve- land, Breda, Bergen op Zoom/Roosendaal, Tflburg, Den Bosch, Eindhoven, Helmond, Maastricht, Heerlen, Sittard/Geleen, M.-Limburg en N.-Limburg. d. Op 1 maart te Rotterdam in Restaurant Engels, aanvang 19.30 uur voor de leden van de afdelingen Den Haag, Westland, Leiden, Alphen a/d Rijn, Gouda, Delft, Rotterdam, Schiedam, Voorne-Put- ten/Rozenburg, Dordrecht, Gorinchem, 1Jssel-N./Alblas-Lek, Zuidhollandse Eilanden en Goeree-Overflakkee. e. Op 3 m a a r t te A m s t e r d a m in de RAI, aanvang 19.30 uur voor de leden van de afdelingen Amsterdam, Haarlem, Haarlemmermeer, Kennemerland, Alkmaar, Den Helder, Purmerend, West-Friesland, Zaanland, Utrecht, Vecht, Woerden, Amersfoort en Gooi- en Eemland.

in zekere mate een concurrentie zou vormen voor het ziekenhuis, waarbij de bedbezetting in bet geding zou kunnen komen. Niemand weet of dit werkelijk zo is; bet zou evengoed omgekeerd kunnen zijn: een loket maakt een rij. Toch is blijkbaar bet bed hog steeds de sterkere concurrent, de onaantastbare economische eenheid. In Leiden wordt de opzet die aan de polikliniek ten grondslag ligt, meer dan eens geweld aangedaan; bet gebouw wordt mede als een soort transistorium gebruikt om ruimte te maken voor aan de polikliniek in wezen vreemde zaken, zoais klini- sche afdelingen, audiovisuele dienst en bibliotheek. Zijn er alternatieven? Inte- ressant in dit verband is het boek van Gitmans en Van Wersch: 'Knelpunten in de bestuursstructuur van her algeme- ne ziekenhuis ' . Het is, meen ik, de hoogste tijd, dat er dienaangaande iets gebeurt. Her zal U allen duidelijk zijn, dat ik voorstander ben van een goed opgezet, ge'institutionaliseerd polikliniekbedrijf, gesitueerd tegen het ziekenhuis aan, maar met behoud van het eigen extra- murale karakter. De voordelen van een poliklinisch onderzoek en dito behan- deling zijn, mits een en ander goed wordt uitgevoerd, o.a. de volgende:

- De patient blijft in zijn vertrouwde omgeving met alle voordelen van dien; de psychische belasting, die zijn ziekte vormt, is geringer en vaak kan hij aan het werk blijven. - De aan het onderzoek verbonden kosten zijn geringer; het is minder personeelsintensief en er wordt geen ziekenhuisbed bezet. - Ook wanneer voor de zich niet (ernstig) ziek voelende patient een kor- te observatie nodig wordt geacht, kan door opname in de observatie-afdeling die annex is aan de polikliniek en is opgezet volgens het principe 'help yourself ' - dus goedkoper dan een gewone ziekenhuisopname - verme- den worden dat de patient en ook zijn bezoekers in aanraking komen met de ziekenhuissfeer en met de ernstig zieke patiEnten. - De patiEnten krijgen bij poliklinisch onderzoek en behandeling zeker zo- veel, mogelijk zelfs m66r aandacht dan tijdens verblijf in bet ziekenhuis, al- thans wanneer de polikliniek goed geor- ganiseerd is. - Ook zeer specifieke behandelingen als radiotherapeutische, de nierdialyse etc. kunnen in een poliklinische organi- satie worden ondergebracht, hetgeen een wat meer relativerende houding

(1977) MEDISCH CONTACT 32 181

Page 22: medisch contact redactioneel

van de patient ten opzichte van zijn ziekte bevordert. - De extramurale zorg door diEtisten, maatschappelijke werkers etc. past zeer goed in een poliklinische organisa- tie.

Tenslotte hog enkele punten, kort sa- mengevat:

1. Een studiecommissie, in de vorm van bijvoorbeeld een staatscommissie, ter evaluatie van de betekenis van de polikliniek onder meer ten aanzien van

de kostenbeheersing en bet bestuursbe- leid van de algemene ziekenhuizen, is dringend nodig. 2. De specialistische polikliniek als waarachtig extramurale organisatie moet separaat zijn, doch wel verbon- den aan een ziekenhuis. Ook de be- stuurlijke opzet moet in dit verband onder ogen worden gezien. 3. De polikliniek moet zoveel mogelijk self supporting zijn. 4. De polikliniek moet een observa- tie-afdeling hebben, gesloten tijdens de weekends.

5. De universiteitsziekenhuizen die- nen de poliklinische organisaties meer erkenning te geven en dienen deze zoveel mogelijk te bundelen. 6. In hoeverre de gezondheidscentra tegen de specialistenpoliklinieken moe- ten aanliggen, is een open vraag. 7. Enige profetie ten aanzien van de kostenbeheersing is uiterst dubieus. De 'cost-benefit ' analyse is zeer complex. 8. Waarin is bet Leidse project niet geslaagd? Omdat bet geen totale poli- kliniek is geworden; het dreigt zelfs uit te groeien tot een transistorium.

Medische opleiding en kostenbewaking

door Prof. Dr. G. den Otter, chirurg

Men mag zich afvragen of dit nu wel een gelukkig gekozen moment is om te spreken over kostenbewaking in de opleiding van artsen en specialisten. Indien ik beide opleidingssituaties een ogenblik mag versimpelen tot werkrela- ties tussen opleider en opgeleide, lijkt bet zo vanzelfsprekend om daarin van de opleider onder meer te verwachten dat hij door voorlichting en voorbeeld zijn pupiilen tot kostenbewustheid en kostenbeheersing zal brengen. Men dient dan echter te bedenken dat de opleider een periode achter zich heeft waarin zijn ontploofmg als medicus en de opbouw van zijn opleidingsinstituut wel het minste belemmerd zijn geweest door financiEle overwegingen. Hij weet dan ook in feite erg weinig van de kosten die zijn medisch handelen en zijn opleiding veroorzaken. De opgelei- de - student of assistent - is kind van zijn tijd, opgegroeid in een wereld die eerder naar verspilling dan naar kosten- bewaking neigt. Hij is op dit punt dan ook nauwelijks aanspreekbaar, nog af- gezien van bet feit dat her zich eigen maken van de kennis en de kunde die voor een arts of specialist nodig zijn, vrijwel alle aandacht en energie in beslag neemt. Met deze schijnbaar zo voor de hand liggende aanpak van het vraagstuk zal men dan ook niet veel meer kunnen bereiken dan hetgeen in de karakter- structuur en bet gedragspatroon van de betrokkenen reeds gegeven is. Dat

neemt niet weg dat het zonder meer aanbeveling verdient toekomstige art- sen en specialisten te corrfronteren met de financiEle consequenties van hun activiteiten. Nu is kostenbeheersing in de opleiding van artsen en specialisten niet alleen een zaak van karakter en reactiewijze der betrokkenen of van het verschaffen van informatie. Kos- tenbeheersing kan ook bet logsiche gevolg zijn van de organisatievorm van de opleiding. Men kan immers streven naar een zodanig wijze van opleiden dat daarmee kostenbeheersing impliciet gegarandeerd is. Daartoe dient men in het raam van het mogelijke en het wenselijke het doel van een opleiding vast te leggen, de nagestreefde kwali-

teit van het eindprodukt te omschrijven en vervolgens een structuur te ontwer- pen die doelgericht en doelmatig ge- bruik maakt van tijd, materiaal en personeel. Het wil mij voorkomen dat deze benadering de voorkeur verdient. Over het doel van de artsenopleiding is men bet op dit ogenblik blijkbaar niet zo erg eens. Sommigen lijken te streven naar bet opleiden van ware allesken- ners en alleskunners ten aanzien van iedere menselijke reactie op elk re~el of vermoed agens uit de binnen- en buiten- wereld van het individu. De aandrang tot dit streven komt onmiskenbaar uit de samenleving voort en wordt veelal door studenten- en docentenfracties van Faculteitsraden en hun Onderwijs- commissies met graagte overgenomen. Het is echter zeer de vraag of men voor het oplossen van psychosociaal veroor- zaakte onlust- en onwelzijnsgevoelens van de mens en voor de begeleiding die hij daarin veelal behoeft, werkelijk artsen moet opleiden. Terecht zegt Van Es (1976) dat wij als artsen niet aansprakelijk kunnen worden gesteld voor het bestrijden en voorkomen van de maatschappelijke en relationele stress, en dat wij slechts verantwoor- ding kunnen dragen voor die vormen van hulpverlening waarvoor wij des- kundigheid bezitten. Her zou dan ook veeleer aanbeveling verdienen het doel van de artsenoplei- ding te omschrijven als de vorming van deskundigen op bet terrein van bet

(1977) MEDISCH CONTACT 32 182

Page 23: medisch contact redactioneel

voorkomen, onderkennen en behande- len van somatische ziekten van de mens op basis van kennis en toepassing van de moderne natuurwetenschappen - een opleiding die duidelijk leert onder- kennen waar de medische deskundig- heid begrensd of doorkruist kan wor- den door de effecten van psychosociale of relationele factoren, zonder evenwel ten aanzien van de behandeling daar- van een specifieke deskundigheid te verschaffen. Dat houdt in dat de stu- dent die zijn toekomstige activiteiten bij voorkeur zou willen ontplooien op her terrein van de niet strikt medische welzijnszorg, zijn artsenstudie dient te beifindigen om over te gaan naar een terzake gericht opleidingsstelsel. Met name uit het oogpunt van kostenbe- heersing lijkt het immers verspilling om artsen op te leiden voor de behartiging van psychosociale problematiek. Overigens geeft deze doelstelling een goed aanknopingspunt voor selectie van studenten, een selectie die onver- mijdelijk is waar immers 66n der eerste eisen van kostenbeheersing luidt dat men niet meer artsen zal opleiden dan men nodig zal hebben.

Minder docenten

Het praktisch functioneren van de arts zal herkenbaar moeten zijn in de struc- tuur van zijn opleiding. De overheer- sende neiging om de artsenopleiding toch vooral een wetenschappelijk ka- rakter te geven, leidt ertoe dat in de aanvangsperiode veel tijd, matefiaal en personeel gebruikt worden tijdens een twee tot drie jaar durende opleiding in de zogenaamde basiswetenschappen. Het rendement daarvan is betreurens- waardig klein. Daarbij komt dat slechts enkelen van de vele, zogenaamd weten- schappelijk opgeleide artsen, het ver- mogen en de ambitie blijken te bezitten om tijdens of na hun opleiding werke- lijk wetenschappelijk bezig te zijn. Het lijkt dan ook aanbevelenswaardig om in de opleiding van artsen uit te gaan van de klinische problematiek en van daar- uit te geraken tot de onontbeerli jke kennis van de basiswetenschappen en niet in omgekeerde richting te werken.

Een laatste opmerking in dit verband: de artsenopleiding in Nederland vindt plaats in universitaire instellingen. Bij de voortgaande ontwikkeling van de geneeskunde hebben deze instituten behoefte aan steeds grotere en steeds verder gedifferentieerde staven. Her benoemingsbeleid aan onze universitei-

ten is ten aanzien van kostenbeheersing in de artsenopleiding bijzonder onge- lukkig te achten in die zin, dat bij de benoeming van een nieuwe functiona- ris allereerst de vraag gesteld wordt welke zijn functie in het onderwijs zal zijn. Dit leidt tot de introductie van een veelheid van al dan niet medische sub- en superspecialismen in de artsenoplei- ding. Daardoor ontstaan overladen col- legeroosters met een groot aantal do- centen die aan de student in wezen een verbrokkelde geneeskunde presente- ren waarmee hij niets kan uitrichten en waaraan hij later ook geen behoefte zal hebben. Zou het niet juister zijn om in de opleiding allereerst aandacht te be- steden aan de grote en frequent voorko- mende afwijkingen en ziektebeelden met behulp van een zo klein mogelijk aantal docenten? Dat men bet rende- ment van een studie aanmerkelijk kan verhogen door bet vormen van werk- groepen met een goede begeleiding en een strikte controle, is algemeen be- kend maar de medische faculteiten hebben er bij mijn weten nog erg weinig aan gedaan.

Over de opleiding van specialisten het volgende. Een essentieel kenmerk van iedere vorm van specialisatie is de vrijwillige beperking van het arbeids- terrein, van het medisch blikveld. De vraag is altijd weer hoe scherp het focus zal wezen. Stelt men het zeer ruim in, dan ontstaan grote randgebie- den waardoor de zin van het specialis- me verloren dreigt te gaan. Maakt men her zeer scherp en nauw, dan wint men aan diepgang maar daalt de relevantie ten aanzien van de totale behoefte van de volksgezondheid en stijgen de kos- ten buiten proportie. Het doel van een specialistische opleiding zal dan ook zijn: de vorming van generalisten bin- nen een matig scherp omschreven fo- cus. De latere specialist zal zich vroeg of laat, al naar begaafdheid en belangstel- ling maar ook al naar de behoefte van de regio, tot een kleiner gebied mogen beperken - dat wil zeggen ieder specia- lisme zal zich mogen differentiiSren in zijn praktische uitoefening - maar in de structuur van de opleiding zal zulks in eerste instantie niet gegeven zijn. De specialistische opleidingen zijn goed- deels gekarakteriseerd door het leren beheersen van kennis en methoden uit de toegepaste natuurwetenschappen. Aangaande hun doelstelling bestaat er dan ook veel minder verwarring dan het geval is bij de artsenopleiding. Dat evenwel juist de sterke en succesvolle

ori~ntatie op de natuurwetenschappen kan leiden tot een onverantwoorde uitoefening van 'medische macht ' , zij hier vermeld zonder nadere uitwerking.

Aanpassing per regio

Met betrekking tot de wenselijkheid een adequaat aantal specialisten op te leiden, liggen de zaken wat gecompli- ceerder dan het geval is bij de opleiding van artsen. Bij de laatste kan men rekenen op min of meer gelijkmatige spreiding over het land. Voor de specia- listische geneeskunde geldt zulks niet zonder meer. In haar beoefening is zij immers sterk gebonden aan de zieken- huizen en dus aan de localisatie daar- van. Een populatie van een bepaalde omvang heeft ook geen behoefte aan een gelijk aantal specialisten van elk soort: er is meer behoefte aan internis- ten dan aan cardiologen, meer behoefte aan algemene chirurgen dan aan neuro- chirurgen. De omvang van de totale bevolking lijkt dan ook een te grove parameter te zijn voor een verantwoor- de vaststelling van bet gewenste aantal specialisten dat men zal opleiden. Met het oog daarop heb ik zo~ven al het woord ' regio ' genoemd en daarmee doel ik op een betrekkelijk klein gebied met een bevolking van 66n tot ander- half miljoen die inderdaad behoefte heeft aan bet totale specialistische pak- ket, maar waarbinnen men, gemakke- lijker dan dat voor de totale bevolking het geval is, kan vaststellen hoeveel beoefenaren van elk specialisme er in de eerstkomende korte periode van bijvoorbeeld 10 jaar nodig zullen zijn. Wanneer men de ziekenhuizen binnen die regio groepeert om 6~n centraal opleidingsinstituut, bij voorkeur een universiteitskliniek, lijkt het vrij een- voudig om aan de nu overzienbaar geworden behoefte te voldoen door het gemeenschappelijk opleiden van een passend aantal specialisten van elke soort. Deze gedachte vindt men nader uitgewerkt in het Rapport van de Stu- diecommissie Heelkundige Specialis- men aan het Centraal College (1972). Kan men nu het begrip kostenbeheer- sing herkennen in de structuur van de huidige specialistenopleiding? Het is een moeilijk te beantwoorden vraag. Allereerst dient men te overwegen dat de assistent een niet onaanzienlijke bijdrage aan de gezondheidszorg le- vert. Met voldoening kan men voorts vaststellen dat in de opleidingen steeds meer gestreefd wordt naar bet vastleg- gen van doelstellingen en naar beschrij-

(]977) MEDISCH CONTACT 32 183

Page 24: medisch contact redactioneel

ving en zelfs programmering van de wenselijke inhoud van de opleiding. De effici~ntie zal daardoor ongetwijfeld toenemen. Ten aanzien van de kwaliteit van de opgeleiden ontstaat er steeds meer be- reidheid tot her hanteren van additione- le criteria, naast dat van de tijdsduur in de zin van toetsing van kennis en van registratie van ervaring en handvaar- digheid. De opleidingen zullen daar- door ongetwijfeld meer doelgericht worden. In de opleidingen binnen de grote specialistische hoofdgroepen in- wendige geneeskunde en heelkunde beseft men steeds meer dat her verwer- ven van kennis en vaardigheid in de elkaar ten dele overdekkende randge- bieden bij voorkeur verkregen worden door middel van gemeenschappeli jke werkbesprekingen en door de vorming van werkgroepen, veeleer dan door het instellen van energieversnipperende en kostenverhogende stages. Mede daar- door neemt de bereidheid en de vaar- digheid van de assistent ten aanzien van het later functioneren in groepsverband toe.

Ongetwijfeld zal de opleider zijn leer- lingen meer kostenbewust dienen te maken dan in het verleden het geval is

geweest. Als van oudsher zal polyprag- masie op diagnostisch en therapeutisch gebied voorkomen moeten worden, maar anderzijds zal in de specialisti- sche opleiding toch steeds grote nadruk moeten vallen op een omstandig ver- antwoorde differentiaal-diagnostiek.

Daarbij denke men niet aan het terecht gewraakte 'door de molen halen' , maar aan een zorgvuldig overwegen van al datgene wat op grond van solide theore- tische medische kennis wellicht ook ter zake zou kunnen doen bij een gegeven klinisch probleem. Ook zal men met name in de opleidingen deel willen nemen aan de voortgaande ontwikke- lingen, zowel in diagnostiek als in therapie. Dit laatste leidt ongetwij/eld tot kostenverhoging. Daarbij kan door middel van strikte instructie en goede controle overigens wel degelijk sprake zijn van kostenbeheersing. In de Nederlandse specialistische op- leidingen wordt terecht grote aandacht besteed aan de kwaliteit van de toe- komstige specialist. Vooral in de uni- versitaire klinieken wordt de assistent gestimuleerd tot wetenschappelijk werk, tot het houden van voordrach- ten, het schrijven van artikelen, tot promoveren, tot bezoek aan symposia

en congressen, tot studieperioden bui- tenslands etc. Wanneer men zich daar tegenover voor ogen stelt dat de mees- ten hunner later als derde of vierde man in een reeds bestaande maatschap, in een relatief klein ziekenhuis met be- perkte mogelijkheden zullen werken, rijst de vraag of dat alles altijd wel zo rendabel zal zijn. Het staat voor mij vast dat deze opgroeiende specialisten met hun gewekte ambities, veelal ko- mend uit nogal luxueuze outiUages met vrijwel onbeperkte hulp aan assisten- tie, laboratorium en administratie, stre- vend naar exceptionele diagnostiek en therapie, zeker in de eerste jaren van hun aanpassingsperiode niet veel tot beheersing van kosten bijdragen. Juist de goed opgeleide, begaafde en ambi- tieuze man mag men in deze periode zonder meer als voor de gemeenschap 'duur ' kwalificeren. Voor de opleider vloeit daar een extra verantwoordelijk- heid uit voort. Hij zal de assistent niet alleen het vak leren, hij zal hem niet alleen voorhouden dat het belang van de individuele patient op de voorgrond behoort te staan, hij zal hem er ook op wijzen dat hij zal leven en werken in een gemeenschap die bij de oplossing van haar problemen recht heeft op zijn solidariteit.

PRAKTIJKPERIKELEN Korle door arisen geschreven signalemen- ten. Nieuwe perikelen worden gaarne inge- waeht door de redactie van Medisch Con- tact.

Ambtsgeheim Verschillende bijzondere omstandigheden in een gezin waren oorzaak dat een goed bekend staande echtgenoot eerst 14 dagen na het manifest worden van een gonorroe ten gevolge van een buitenechtelijk contact op het spreekuur kwam. De man vroeg mij hem te behandelen zonder medeweten van zijn echtgenote, waarbij hij een beroep deed op mijn ambtsgeheim. In een soortgelijk geval is het mij gelukt om de partner zowel te behandelen als te controleren zonder d a t e r argwaan is gewekt. In dit geval wordt dat moeilijker omdat het waarschijnlijk een resistente coc betreft. Hoe lossen we dit probleem zo geruisloos mogelijk op ?

Collegiaal gesprek Onze buurman die huisarts was, is onlangs in het buitenland tijdens het zwemmen verongelukt. Een paar dagen na zijn dood werd ik opgebeld door een collega uit Amsterdam die een paar vragen wilde stellen. Zijn belangstelling bleek gericht te zijn op 'de gezondheidszorgtoestand' van onze buurman en hij vroeg o f er sprake was van een ongeluk en of een hartaanval niet waarschijnlijker was geweest. Deze 'collega' - ook voor de familie een onbekende - bleek in feite gegevens te verzamelen voor de verzekeringsmaatschappij van de verongelukte huisarts. Waar een 'collegiaal' gesprek niet voorgebruikt kan worden!

(1977) MEDISCH CONTACT 32 184

Page 25: medisch contact redactioneel

DISCUSSIE

Wat is er mis met de beroepsopleiding tot huisarts?

Het lOG verzocht Prof. Dr. F. J. Keunlng, vertegenwoordiger van de Groningse faculteit der geneeskunde in bet IOG, een reactie op bet artikei van J. Ridderikhoff en H. J. Dokter (zie MC nr. 6, 1977, biz. 133) op te steilen. Deze reaclie iuidt als voigt:

Voor zover het stuk van Ridderikhoff en Dokter een probleem signaleert - de bestaande onduidelijkheid over de eisen voor de beroepsaanvang en over de daarmee samenhangende afbakening tussen basisopleiding en de beroepsop- leidingen - verdient her bijna geheel te worden onderschreven. Het onder- staande is dan ook niet polemiserend bedoeld maar aanvullend en als poging tot nadere clef injUring. Duidelijkheid en consensus ten aanzien van de uitgangs- punten is immers het beste startpunt voor wat ons nu gezamenlijk te doen staat.

Allereerst de terminologie en formule- ringen van bet Academisch Statuut en het Raamplan '74. Met de schrijvers zijn er velen die her daarmee wat moeilijk hebben. Toch meen ik dat de gesignaleerde 'onduideli jkheid' niet ge- weten kan worden aan de gekozen formuleringen. Integendeel, het speci- ficatie- en afbakeningsprobleem is er zichtbaar en vooral defini~erbaar door geworden. Dit is niet toevallig of onbe- doeld. Met Academisch Statuut en Raamplan '74 is getracht de onmisbare kaders aan te geven waarbinnen door specificatie en afbakening duidelijk- heid moet en ook kan worden verkre- gen. Het is de nadrukkelijke bedoeling geweest - die helaas niet algemeen wordt begrepen - in de wettelijke regeling (het Academisch Statuut), die de randvoorwaarden stelt voor de fa- culteiten, dit kader en niet m66r vast te leggen. De stelling in het Raamplan '74 dat een specificatie snel veroudert - beter: voortdurend mee moet ontwik- kelen - betekent niet dat specificatie niet nodig is, integendeel! Wel is her 66n van de mijns inziens nog steeds geldige redenen een dergelijke specifi- catie niet in het Academisch Statuut op te nemen. Het afschrikwekkend voor- beeld mag voor ons de wettelijk vastge- legde inhoudelijke specificatie van de artsenopleiding in Duitsland zijn. Her Raamplan '74 is een eerste stap, her

uitzetten van een koers waarbij nadruk- kelijk de gezamenlijke verantwoorde- lijkheid van de faculteiten, de colleges voor de beroepsopleiding en de over- heid wordt gesteld. Het lijkt mij de andere en betere weg. Er is hog een reden deze weg te volgen. Ridderikhoff en Dokter stellen terecht dat faculteiten en beroepsopleidingen niet duidelijk (kunnen) maken welke de eisen voor de beroepsaanvang zijn en dat een afbakening tussen basisoplei- ding en beroepsopleidingen onmogelijk is. Of dit laatste door het ontbreken van de genoemde specificatie wordt ver- oorzaakt, zoals zij stellen, laat ik voor- lopig in het midden. Beide uitspraken behoeven echter een kleine correctie: de genoemde eisen kunnen niet zonder meet worden gespecificeerd en de afba- kening kan niet zonder meer worden gemaakt. Het zijn namelijk niet de uitkomsten van een eenvoudig reken- sommetje en een paar eenvoudige be- slissingen. Onze kennis van de wijze waarop een beoogd doel inhoudelijk kan worden gespecificeerd en hoe het bereiken van dat doel kan worden gei~valueeerd, is nog minimaal. Dit geldt voor de basisopleiding maar niet minder voor de huisartsenopleiding. Het vraagt o.a. de ontwikkeling van een hiervoor geschikt begrippensysteem zowel ten aanzien van kennis, vaardig- heden als attitudes met andere woof- den: de beoogde leereffecten. En dit betekent dat de onduidelijkheid alleen stap voor stap kan worden afgebroken. Beleidsbeslissingen ten aanzien van de afbakening en de afstemming daarop van de basisopleiding zullen niettemin parallel aan deze stap-voor-stap ont- wikkeling moeten worden genomen. Een paar urgente beleidsproblemen zijn: de differentiatie in de basisoplei- ding en het al dan niet overbrengen van programma-onderdelen naar de huis- artsenopleiding. Dergelijke beslissin- gen - die evident niet alleen zaak zijn van de faculteiten - zullen moeten worden genomen vanuit een duidelijk gekozen koers maar met voldoende ruimte - en de daaraan verbonden onduidelijkheid - om in een later stadi- um toegankelijk te zijn voor nadere specificatie. Dit geldt met name wan- neer het gaat om wettelijk vastgelegde reglementeringen.

Verantwoordel i jkheid

Tenslotte nog dit: er zijn in sommige faculteiten ongetwijfeld mensen die menen dat de specificatie van de eisen voor de basisarts in de aanvang van zijn beroepsopleiding een exclusieve zaak is van de faculteiten; en dat de WWO en het Academische Statuut voor deze mening de rechtsgrond vormen. Men mag redelijkerwijze verwachten dat dit niet her standpunt van de faculteiten zal (kunnen) zijn, gezien de duidelijke uit- spraak in bet Raamplan '74 over de gezamenlijke verantwoordelijkheid van faculteiten, colleges en overheid en gezien ook de feitelijke gang van zaken (overlegorgaan faculteiten - colleges, ministeri~le commissie opleiding ge- neeskundigen). Er is 66n duidelijke eigen verantwoor- delijkheid van de faculteiten - ze hebben de handen er letterlijk vol aan - en dat is de opbouw en uitvoering van een onderwijsprogramma, afgestemd op de specificaties en afbakening die in gezamenlijk overleg moeten worden bereikt. Grote delen van Academisch Statuut en Raamplan '74 hebben uit- sluitend betrekking op deze verant- woordelijkheid. Wat het Academisch Statuut betreft, zou een daarin vastleg- gen van inhoudelijke specificaties een evenredig deel van die verantwoorde- lijkheid verleggen naar de centrale overheid. Deze kan die verantwoorde- lijkheid niet dragen en zal dat, mogen we hopen, ook niet willen.

(1977) MEDISCH CONTACT 32 185

Page 26: medisch contact redactioneel

UIT DE ZIEKENFONDSRAAD

In de op 27 januari j.l. gehouden verga- dering van de Ziekenfondsraad kwa- men onder meer de volgende onderwer- pen aan de orde:

1. Goedkeuringsprocedure modelover- eenkomsten tussen ziekentondsen en medewerkers

In verband met de onlangs door de Raad gedane uitspraak, dat modelover- eenkomsten tussen ziekenfondsen en medewerkers nu binnen 1 ~t 2 jaar tot stand dienen te komen, kwam thans het terzake te onderhouden contact tussen onderhandelende partijen enerzijds en de Commissie Overeenkomsten van de Raad anderzijds aan de orde. Zulks op verzoek van deze Commissie en aan de hand van enige door haar gedane sug- gesties. Deze hadden betrekking op het periodiek door partijen op de hoogte stellen van de Commissie Overeen- komsten met de in de onderhandelingen gemaakte vorderingen. Voorts het aan de Commissie ter besturing voorleggen van bepaalde 'hoofdstukken' van de overeenkomsten, voor zover gereed gekomen, als: Commissies van Toe- zicht en Commissies voor de Recht- spraak. Een en ander om bet mogelijk te maken dat de Commissie Overeen- komsten tussentijds reeds eventuele opmerkingen ter kennis van partijen kan brengen.

Ter vergadering werd door vertegen- woordigers van de onderhandelings- partners betoogd, dat het volgen van de voorgestelde gedragslijn - mede gelet op bij de in gang zijnde onderhandelin- gen opgedane ervaring - weinig zinvol zou Zijn. Het zou stuiten op praktische bezwaren om onderdelen van een over- eenkomst ter discussie te stellen alvo- rens bet totale resultaat van het overleg tussen partijen vaststaat. Zwaarder woog naar de mening van onderhande- lende partijen echter een principieel bezwaar, namelijk dat de vrijheid van partijen om de modelovereenkomsten naar eigen inzicht vast te stellen, in het gedrang zou kunnen komen. Op voorstel van de voorzitter werd besloten deze opvatting van partijen ter kennis van de Commissie Overeen- komsten te brengen en de gedachten- wisseling over dit onderwerp desge- wenst in een volgende vergadering voort te zetten.

2. Onderzoek naar geneesmiddelen- voorschrijfpatroon van artsen

In 1974 werd door de Rijksuniversiteit Groningen een rapport uitgebracht over het gebruik van geneesmiddelen. Het daaraan ten grondslag liggende onderzoek had zich gericht op de ge- bruikers van geneesmiddelen. Hier- door waren belangwekkende vragen als: waarom wijken bepaalde artsen in hun prescriptiegedrag sterk af van bet gemiddelde 'normale ' patroon en - in verband hiermee - welke invloeden bepalen het voorschri jfpatroon van de arts, onbeantwoord gebleven. Een ver- volgonderzoek naar dit voorschrijfpa- troon - zowel van huisartsen als speci- alisten - zal met financi~le medewer- king van de Ziekenfondsraad door de werkgroep Sociale Farmacologie van de RU Groningen worden ingesteld. Zulks in samenwerking met het Regio- naal Ziekenfonds Twente.

Voor de eerste gedeelten van bet onder- zoek werd door de Raad een de RU. Groningen een subsidie van maximaal f 164.500,-- toegekend, ten laste van het Algemeen Fonds van de Bijzondere Ziektekosten. Verdere subsidi~ring - de kosten van bet totale onderzoek, dat volgens plan in 7 fasen zal worden uitgevoerd, worden geraamd op f 500.000,-- - is afhankelijk gesteld van de uitkomsten van de eerste gedeel- ten. Een begeleidingscommissie, waar- in ook de Landeli jke Huisartsen Vere- niging zal zijn vertegenwoordigd, zal toezien zowel op de voortgang van het onderzoek als op de eindrapportage en zal desgevraagd van advies dienen.

3. Toelatingsgeschil tussen artsen en ziekenfonds

Uit een terzake door de Commissie Toelating Huisartsen aan de Raad uit- gebracht advies inzake het toelatings- geschil tussen een tweetal huisartsen in Maarssenbroek enerzijds en bet ter plaatse werkende ziekenfonds ander- zijds blijkt, dat de Commissie - mede na kennisneming van bet door de Com- missie van Juristen terzake uitgebrach- te advies - in meerderheid van oordeel is, dat: a. behalve tegen de persoon van de adspirant-medewerker, ook andere be- zwaren door de ziekenfondsen rechts- geldig kunnen worden gemaakt;

b. de in het onderhavige geschil aange- voerde bezwaren moeten worden aan- gemerkt als gericht op de beperking van de vestigingsvrijheid en dat aan zodani- ge bezwaren rechtsgeldigheid moet worden ontzegd. De door het zieken- fonds aangevoerde bezwaren hadden volgens de Commissie dus niet mogen worden gemaakt.

Naast deze conclusie heeft de Commis- sie ten overvloede de ernst van de door het ziekenfonds aangevoerde bezwa- ren getoetst. De minderheid was van mening, dat deze bezwaren ten tijde van de contractweigering als emstig genoeg in de zin van de Ziekenfonds- wet konden worden beschouwd. De meerderheid van de Commissie kon wel enig begrip hebben althans voor een aarzeling van bet ziekenfonds, doch was van oordeel dat de bezwaren in hun geheel niet emstig genoeg waren om de contractsweigering aanvaard- baar te doen zijn.

De Ziekenfondsraad zal nu een oordeel dienen uit te spreken omtrent de door het ziekenfonds aangevoerde bezwa- ren. Op voorstel van 's-Raads voorzit- ter werd besloten de behandeling van het advies tot de volgende vergadering van de Raad aan te houden.

4. Crisisinterventle in de regio Utrecht

Ter voldoening aan de voorwaarde van het onlangs door de Ziekenfondsraad genomen besluit inzake eventuele voortzetting van subsidieverlening ten behoeve van de crisisinterventie in de regio Utrecht, hebben de verschillende bij deze hulpverlening betrokken in- stanties begin januari 1977 bij de Raad bet verzoek ingediend tot een over- bruggingsfinanciering ten behoeve van dit crisiscentrum voor bet eerste half- jaar 1977; de kosten daarvan zullen pl.m. f 450.000,-- bedragen. In ver- band met een tweede voorwaarde aan deze overbruggingsfinanciering door de Raad verbonden, te weten een v66r 1 februari 1977 over te leggen, door de betrokken burgerlijke overheden on- dersteunde, globale opzet voor een regionaal gestructureerd project crisis- interventie, is gebleken dat de betrok- ken instanties overeenstemming heb- ben bereikt over bet in uitzicht gestelde raamplan. Dit plan is inmiddels bij de Ziekenfondsraad ingediend.

(1977) MEDISCH CONTACT 32 186

Page 27: medisch contact redactioneel

Geschiedenis der geneeskunde

Een chirurgijn schrijft aan Paulus de Wind over zijn ervaringen met kanker

door Drs. C. M. Verkroost*

Zoals algemeen bekend is, was het enkele eeuwen lang gebruik dat medici hun ervaringen per brief uitwisselden. Daarnaast is het t i jdschriftenapparaat ontstaan en heeft het tijdschrift de functie van de brief gedeeltelijk over- genomen, waardoor de verbreiding van medische problematiek en medische ervaring veel groter werd. In bedoelde correspondentie tussen ge- neesheren werden vaak eerst persoon- lijke aangelegenheden besproken, waarna men overging tot zijn vakge- bied: men deelde zijn ervaringen mee, sprak over medische problemen of vroeg advies. Tevens kwamen randge- bieden van de geneeskunde of hobby 's zoals verzamelen van schelpen, vlin- ders, vogels, planten en zaden aan de orde. Een goed voorbeeld van de hierboven geschetste briefwisseling hebben we door de correspondentie tussen Jean Lambert Hoffmann (1710-1782) en Pau- lus de Wind (1714-1771). Hoffmann was chirurgijn aan het hospitaal te Maastricht, maar tevens een bekend geoloog ~. Paulus de Wind was arts, bedreven op verschillende gebieden van de geneeskunst, zoals steensnij- den, verloskunde en heelkunde, maar daarnaast was hij een toegewijd verza- melaar van planten, zaden, vogels en vlinders 2.

Jammer is dat alleen de brieven van Hoffmann overgeleverd zijn; over de reacties van Paulus de Wind beschik- ken we niet. De twee brieven waarover we willen spreken zijn dus van J. L, Hoffmann, gericht aan Paulus de Wind. Het schrijven van 14 oktober 1752 gaat over verschillende onderwerpen. Ons gaat het om bet thema kanker. Hoff- mann schrijft de brief naar aanleiding van de dood van De Wind's echtgenote

* Uit het Medisch-Encyclopaedisch Insti- tuut der Vrije Universiteit te Amsterdam (hoofd: Prof. dr. G. A. Lindeboom)

(1751), die aan mammacarcinoom is gesuccombeerd. We weten iets naders van de ziekte van Berdina de Wind-Tak uit het Summarium Vitae van Paulus, van de hand van zijn zoon SamueP. Deze vertelt als volgt:

'Buiten gemelde dier hoofdgreepen, naamelyk het steensnyden vroedkun- de, breuksnyden en cataract, onder- ham hy meest alle soorten van opera- tien, die wegens hun succes veele in- woonderen van de nabuurige steeden en plaatsen tot hem deeden koomen, onder deeze operatien had hy dikwils met vrugt de kanker bestreeden, en dezelve aan Zyn eigene vrouw myn moeder verrigt, schoon het te gelooven was, dat gemelde operatie meerder vrugts zoude gehad hebben, indien eene zwangerheid van 3 maanden, zyn E op ' t aanraaden van prof. gaub: Albinus & andere, op dien tyd in de noodzaak niet gebragt hadden, van deeze, tot naa de verlossching, uitestel- len, zynde in deezen tusschen het gif al te ver verspreid' .

Op dit gebeuren reageert Hoffmann met de woorden:

La terrible Maladie, qui vous a ravie votre chore epouse, fait depuis bien des ann~es l'Objet de rues Reflexions et de rues Observa- tions. L'Inutilit~ des Topiques tant vant~s m'a appris de n'en faire d'usage que selon les Indications ordinaires. Quoique je n'ose point dire d'avoir trouv~ unne methode sure pour empecher les recidives du scirrhe ou du cancer apr~s les Extirpations ; j 'ai cependant la satisfaction de reussir mieux que du terns passd. Je me suis form~ un systeme, qui quoiqu 'imparfait, me sert en attendant que des Observations ulterieures peuvent me conduire it quelque chose de plus juste.

Le voicy: dans les personnes ou je presume le Scirrhe ou le Cancer prevenir d'une lenteur visqueuse des humeurs, d~s qu 'apr~s I'exstir- pation de la partie, la suppuration est ~tablie et les symptomes de I'imflammation pass~es j'emploie les frictions mercurielles. Je commence par des petites Doses que ]e reitire tous les jours, it moins que quelque

raison n'y mit obstacle; j 'augmente par degr~s la quantit~ du Mercure, qu ' au bout de 3 semaines je leur cause un petit ptyalisme, que je continue quelque tems. S'il y a trop de d~bilit~s des solides je fais en meme tems user de Quinquina, j ' ai au moins la satisfaction de n '~tre plus tant sujet it voir recidiver la maladie, quoique j 'ai #t~ oblig~ d'emporter des portions considerables des muscles pectorals et des glandes engorg~es tr~s grosse sous l 'aiselle, les m~mes person- nes existent encore icy en sant~. Dans le cas oppose; et quand le Scirrhe ou Cancer est caus~ par unne dissolution a vec des humeurs, pourvu que les Vasieres soyent bons, les Eaux de Spaa avec la Di~te laiteuse, jointe quelque lois au Quinquina ou it l 'Extrait des Eaux de Spaa, quand la debilit~ des solides ~ ~t~ trop grande, m 'ont ~galement reussi quelque lois. II s 'est cepen- dant trouv~ des femmes, dont la debilit~ des solides ~toit accompagn~e d'unne fonte si generale des Humeurs, qu 'elle ne pouvoient ni supporter, ni rendre les eaux sans s 'expo- ser it des pertes de sang, ou d'autres lncom- mondit~s provenantes du defaut d'excretion des eaux ce qui m ' a obligd d ' en discontinuer l'usage. Les personnes qui paroissent que- ries pendant 7 it 8 mois, sont retombdes et peries miserablement.

II me reste encore un autre Espece de Scirrhe ou par la suite de cancer, qui it Diathesa melancholica, seu atrabUiaria, ad finem menstruations & praecipu~ in sterilibus ovi- tus que j 'ai toujours v~ funeste, soit par mon Experience soit par celle de plusieurs de rues amis, avec les quels je suis en correspondan- ce la crainte de trop grossir ma lettre m 'empeche de transcrire icy unne Observati- on du terrible effet du Virus cancereux dans unne Religieuse atrabiliaire4), dont le scirrhe n 'avoit mis que trois mois depuis son Origi- he, jusqu ' a unne Mort pareille it celle de votre chere Epouse.

Si vous voulies mon Cher Monsieur me faire la grace de me communiquer les remarques que vos Observations & Reflexions vous fourniront sur cette maladie, vous m 'oblige- res infiniment particulibrement si ce seront des [aits qui regarderont la pratique, je ferai rues efforts d'y r~ponder par ma parfaite reconnaissance. Plut it Dieu que nous fussi- ons assez heureux de trouver des Moyens it soulager les pauvres affiig~es de ce terrible Mal.

Vertaling op voigende blz.

(1977) MEDISCH CONTACT 32 187

Page 28: medisch contact redactioneel

Brieffragmenten (vrije vertaling)

De verschrikkelijke ziekte die U van Uw vrouw beroofde, houdt mij al jaren bezig. Daar de tropica, hoezeer ook geprezen, hun nut niet hebben bewezen, heb ik mij aange- leerd daarin slechts bij doorsnee-indicaties mijn heil te zoeken. Hoewel ik niet duff beweren een aUeszins beproefde methode te hebben gevonden om recidieven van scir- rhus en kanker na extirpatie te voorkomen, mag ik mij er niettemin meer dan voorheen in verheugen met mijn behandeling succes te boeken. De methode is weliswaar niet vol- maakl, maar zij baat me. Door mijn waarne- mingen te vervolgen kom ik misschien lets verder. Mijn methode is de volgende: Bij mensen bij wie ik vermoed dat de scirrhus of de kanker worden veroorzaakt door een vertraagde beweging van de lichaamsvochten, ga ik direct na de extirpatie van bet betreffende lichaamsdeel, zodra de ettering optreedt en er geen ontstekingssymptomen meer zijn, over tot inwrijvingen met kwik. Ik begin met een kleine dosering. Deze herhaal ik dagelijks, tenzij er zich iets tegen verzet. Geleidelijk verhoog ik de hoeveel- heid kwik. Na verloop van drie weken heb ik dan een geringe speekselvloed teweegge- bracht. Ik laat de patii~nt dan enige tijd in die toestand. ls her gehalte aan vaste delen te gering, dan dien ik tegelijkertijd inine toe. Dat schenkt me althans de voldoening, de aandoening niet meer zo veelvuldig te zien wederkeren. Hoewel ik aanzienlijke hoeveelheden van de borstspieren en van de klieren onder de oksels heb moeten weghalen, bevinden de betrokkenen zich nog in gezondheid onder o n s .

In het tegenovergestelde geval - wanneer de scirrhus of de kanker wordt verwekt door een uiteengaan van de vochten - bereikte ik,

mits de vaten goed waren, een enkele keer ook goede resultaten met Spawater in com- binatie met een melkdieet, soms gevoegd bij kininie of enSpawaterextract, indien de zwakte van de vaste delen te ver was gevorderd. Er waren evenwel vrouwen bij wie de zwakte der vaste delen samenging met een zo algemene uitvloeiing van de vochten dat zij bet water niet verdroegen en bet ook alleen maar fen kosle van reel bloedverlies uitscheidden, of die andere ongemakken te verduren hadden omdat zij he /water vast- hielden. In hun gevld kon ik deze behande- ling niet voortzetten. Onder deze laatsten waren er die genezen |eken, maar na een maand of zeven, acht een terugslag kregen en ellendig aan hun eind kwamen. Dan is er hog een ander soort scirrhus of door kanker veroorzaakte aandoening. Ik doel op de Diathesa melancolica, seu atrabi- laria, ad finem menstruationis & praecipu~ in sterilibm ovitus, een aandoening die noch ik noch verscheidene van de vrienden met wie ik correspondeer ooit anders dan dodelijk hebben zien aflopen. Om mijn brief niet te lang te maken zal ik hier geen woordelijk verslag uitbrengen van een waarneming betreffende de verschrik- kelijke uitwerking van her kankervirus op een religieuze die leed aan zwarte galen die, gelijk dat bij uw vrouw her gevld is geweest, binnen drie maanden door een scirrhus werd geveld.

U zoudt mij buitengewoon aan U verplich- ten indien U mij ervaringen uil eigen prak- tijk met betrekking tot deze aandoening zoudt willen meedelen. Het moge God behagen dat wij middelen vinden om bet lijden van de arme vrouwen die deze ver- schrikkelijke ziekte hebben, te verlichten.

In z i jn b r i e f v a n 22 april 1759 spreek t H o f f m a n n wee r o v e r z i jn e rva r ingen m e t kanker : ' J ' a i eu depuis un an 4 occas ions de trai t6 des T u m e u r s au Sein , qui apr/~s avoi r pass6es p lus ieurs ann6es &re des Sc i r rhes ont dengene - r~s en T u m e u r s c is t ique , la p remi6re 6toit degener6e e n un c a r c i n o m e effroy- able, quand j ' a i vfi la ma lade la premi6- re fois , le Be l l adonna , le P h y t o l a c c a 5 la d i sso lu t ion de l ' a r s e n 6 e corr ig6e pa r Face t : h i tharg ige 6 & op ium f u r e n t sans succes elle mouru t . J ' a i depu is celle la ext i rp6 deux mamel le s [?] a f fec tges du m e m e real , ayan t t rouv6 c h a q u e lo i s u n n e n p o c h e plus ou mo ins u lcer6e darts sa sur face in te rne , e t darts l ' u n n e 6toit un Corp g landu leux en p lus ' grap- pes , de l ' 6 t a n d u e d ' u n el demi pouce ,

dur , et 6ga lement ulcer6 en plus r de ses grains. Les p o c h e s 6troi t r empl ie s d ' u n - ne se ros i t e b r u n a t r e , d ' u n o d e u r alcali- ne, qui ve rd i s so i t le pap ie r b leu e t l ' u n n e en c o n t e n o i t a u t o u r de 18 onces , ces deux p e r s o n n e s sont gu&ies en peu de s ema ines et c o n t i n u e n t de se b ien p o r t e r . ' Ui t b o v e n s t a a n d e b r i e fpassages bl i jkt he t eer l i jk s t r even van de 18e-eeuwse g e n e e s h e r e n de k a n k e r de baas te wor- den. Gelukkig voo r hen , w i s t en ze n ie t h o e v e r ze hOg v a n hun doel ve rwi jde rd waren .

Neventekst (22-4-1759)

In het a fge lopen j aa r h e b ik v ier maal de k a n s gehad b o r s t t u m o r e n te b e h a n d e -

len. N a v e r s c h e i d e n e j a r e n in het s c i r r h u s s t a d i u m te h e b b e n ve rkee rd , d e g e n e e r d e n ze to t c y s t e u z e t umoren . In be t ee r s t e van die geva l len was er e en a f schuwe l i jk c a r c i n o o m on t s t aan . De be l l adonna , de p h y t o l a c c a e n de ar- s eenop los s ing gecor r igeerd me t lood- az i jn , loodgli t e n op ium die ik deze pa t i~n te bi j miJn ee r s t e b e z o e k voor - s ch ree f , b a a t t e n haa r niet e n zij s t ierf . S indsd ien ze t te ik twee maal e en bors t af die doo r deze l fde kwaal was aange- tast . Be ide ke ren v o n d ik b i rmenin een rain of m e e t doo r u lcera t ie aange ta s t e zak. In 66n bo r s t zat een kl ieracht ig gezwel dat tilt ve r sch i l l ende t r o s sen b e s t o n d , a n d e r h a / v e du im dik, hard , e n w a a r v a n v e r s c h e i d e n e korre ls e v e n - eens w a r e n gei i lcereerd. De z a k k e n w a r e n gevuld me t e en b ru inach t ig se- reus v o c h t dat naa r alkali rook ; b l auw pap ie r v e r k l e u r d e er g roen door ; 66n e r v a n woog o n g e v e e r 18 ons . Deze be ide pati/~nten g e n a z e n b i n n e n enke le weken , en m a k e n he t goed.

Literatuur

1. C. M. Verkroosl (1976). Een brief aan Paulus de Wind van de Maastrichlse genees- heer en geoloog Jean Lambert Hoffmann (1710-1782). Publ. Natuurhist. Genootschap in Limburg, Reeks XXV (1975) aft. 2 en 3, 27-32 (gepubliceerd maart 1976).

2. Zoals blijkt tilt de brief van 13 maart 1761 van Job Baster aan Paulus de Wind en die van 13 december 1766 van dezelfde corres- pondenten; zie ook Catalogus librorum (1771) van Paulus de Wind, ruim 2500 nummers teUend. (Aanwezig in Provinciale Bibliotheek, Middelburg).

3. C. M. Verkroost. De levensbeschrijving van de Zeeuwse arts Paulus de Wind (1714-1771), door zijn zoon Samuel. Ar- chief, Meded. Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1974), 11-22 (p. 17).

4. Atrabiliaria - atra bilis: zwarte gal. In de oude geneeskunde: stof in de lever ge- vormd, door de milt onschadelijk gemaakt; maar ook: vertaling voor melancholica.

5. Phytolacca - plant oorspronkelijk uit Virginii~, waarvan bet sap uit de wortel door inheemse als purgeermiddel werd gebruikt.

6. Acetum Lithargyri - loodazijn (sol. plumbi subacetatis).

(1977) MEDISCH CONTACT 32 188

Page 29: medisch contact redactioneel

medisch contact Nr. 6 - 11 [ebruari 1977

officieel

KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TOT BEVORDERING DER GENEESKUNST

Lomardaan 103, Utrecht. Telefoon 030-885411

Dagelijks Bestuur

Secretariaal

Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV)

Landelijke Specialisten Vereniging (LSV)

Landelijke Vereniging van Arisen in Dienstverband (LAD)

Centraal College voor de erkenning en registratie van medische speclalisten (CC)

Specialisten Regtstratie Commissie (SRC)

College voor Sociale Geneeskunde (CSG)

Sociaai-Geneeskundigen Registratie Commissie (SGRC)

College voor Huisartsgeneeskunde (CHG)

Huisarts Registratie Commissie (HRC)

Stichting Ondersteuningsfonds (OF)

Onderlinge Levensverzekering Maatschappij voor Artsen (OLMA)

Stichting Beroepspensioenfondsen Artsen (SBA)

(twaalf lijnen). Postgironummer 58083; AMRO-banknummer 45 64 48 969.

Dr. H. W. A. Sanders, voorzitter, N. A. Meursing, ondervoorzitter, C. F. A. Heijen, H. Hoencamp, Ch. J. Maats, leden; W. Derksen (voorzitter LHV), Z. S. Stadt (voorzitter LAD) en Dr. C. H. van Erk (ondervoorzitter LSV), adviserende leden.

J. Diepersloot, secretaris-generaal; secretarissen: Drs. E Brandes, Mr. W. B. van der Mijn, Dr~ H. Roelink, Mr. B. Schultsz; N. G. Huetink, hoofd van de administratie.

Onder her secretariaat ressorteren o.a.: De Commissie Geneeskundige Verklaringen, Het Bureau voor Waarneming en Vestiging, De Afdeling Comptabiliteit, Het Ledenregister, De Afdeling Buitenland, De Permanente Commissie Doktersassistenten.

Mr. N. de Graaff, directeur; Mw. M. J. Blok, chef de bureau.

Mr. H. J. Overbeek, directeur; Mw. G. A. C. Enzerink, secretaresse.

Mr. W. G. van der Putten, directeur; Mw. J. C. Steenbrink, secretaresse.

W. J. de Jager, secretaris; Mw. J. Th. M. Bruggink, secretaresse.

Dr. L. P. H. J. de Vink, secretaris; Mw. G. G. A. Brunger, chef de bureau.

Mr. B. Schultsz, secretaris; Mw. J. Th. M. Bruggink, secretaresse.

Mw. Mr. P. Swenker, secretaris; Mw. H. Ciurfins, secretaresse; bureautijden van 8.30-12.30 uur, Mw. A. van Zwol,

Dr. H. Roelink, secretaris; Mw. L. Beljaars, secretaresse.

J. I. van der Leeuw, secretaris; Mw. M. J. Zweers-Westenberg, secretaresse.

H. Frese, secretaris-penningmeester, Tussenlanen 23, Bergambacht, telefoon 01825-1223; postgironummer 111.950 t.n.y, de penningmeester van de Stichting Ondersteuningsfonds te Bergambacht.

Drs. S. Duursma, directeur; J. van Elzelingen Skabo-Brun, onderdirecteur; Mw. E. M. Scheltema de Heere, secretaresse.

J. M. G. Hoes, directeur; Mw. Mr. H. van Boxtel, directiesecretaris. Telefoon 030-887021 en 88541 I.

(1977) MEDISCH CONTACT 32 189

Page 30: medisch contact redactioneel

van het hoofdbestuur

Wetsontwerp Opneming in Psychiatrische Ziekenhuizen

* Wij noemen hier slechts de commissie BOPZ welke onder auspicii~n van 'Her sociaal-psychiatrisch studiegezelschap' vanaf 1971 het ontwerp heeft geanalyseerd en op zijn merites beoordeeld, met het doel bouwstenen voor een verbeterde opzet te leveren.

Enkele maanden geleden is verschenen de Memorie van Antwoord van de Regering inzake het wetsontwerp Bijzondere Opnemiagen in Psychiatrisehe Ziekenhuizen (BOPZ). Een daarbij behorende Nota van Wijzigingen brengt nogal wat wijzigingen in her wetsontwerp. In Medisch Contact (1976/49 blz. 1551) is een korte samenvatting gepubliceerd. Naar aanleiding van deze stukken heeft het Hoofdbestuur van de KNMG zich met de navolgende brief tot de betreffende Commissie van de Tweede Kamer gewend:

Aan de Kamercommissie belast met de behandeling van Wetsontwerp 11270 - ' Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen' t. a. v. de griffier Mr. L. L. van der Knoop, Binnenhof IA, 's-Gravenhage.

Zeer geachte dames en heren,

Nu ons na een tijdverloop van meer dan 4 jaren de Memorie van Antwoord inzake het wetsontwerp bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen heeft bereikt, stelt het Hoofdbestuur van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering van de Geneeskunst her op prijs enkele korte kanttekeningen onder uw aandacht te brengen. Geheel algemeen is ons gevoelen dat bovengenoemd tijdverloop in het voordeel van bet ontwerp heeft gewerkt in die zin dat een rijpingsproces op gang blijkt te zijn gekomen, hetwelk zijn weerslag heeft gevonden in een gewijzigd Ontwerp van Wet waarin velerlei desiderata zijn verwezenlijkt. Op meerdere punten blijken de alom in den lande gevoerde discussies* tot een grotere bewustwording van de problematiek te hebben geleid, iets wat ook duidelijk uit de Memorie van Antwoord zelf naar voren komt. Her Hoofdbestuur wil - gezien vooral het gewijzigd ontwerp en de Memorie van Antwoord - zijn instemming betuigen met de nu ingeslagen weg voor wat betreft de algemene opzet en strekking van het ontwerp. Met name wordt het dezerzijds van belang geacht dat ook aandacht wordt besteed aan de positie van de 'vrijwillig' opgenomen pati~nten.

Het afgeven van de geneeskundige verklaring, nodig om tot enigerlei opneming te kunnen geraken, is een onderwerp dat in het verleden (videte de partible wijziging dd. 1970 van de huidige wet!) tot langdurige debatten aanleiding heeft gegeven. Het gaat daarbij dan - heel in het kort - o m de pro 's en contra 's van het afgeven van die verklaring door de behandelend arts. Reeds in 1971 was het Hoofdbestuur van de Maatschappij Geneeskunst geneigd v66r inschakeling van de behandelend arts te pleiten in het kader van de continui'teit van de medische behandeling. Tevens maakten ons inziens praktische overwegingen de beperking tot een niet-behandelend psychiater tot een illusie. De kritische stellingname van uw Commissie in het Voorlopig Verslag en het daar ontvouwde pleidooi v66r de behandelend arts, ondervonden dezerzijds weerklank.

Met instemming heeft het Hoofdbestuur nu geconstateerd dat ook de Regering heeft gekozen v66r het afgeven van de geneeskundige verklaring door de behandelende sector, onder invoering van het instituut van 'psychiatrisch contactambtenaar ' , hetwelk eveneens positief wordt beoordeeld.

Tenslotte hecht het Hoofdbestuur eraan hier te doen blijken van voldoening over het feit dat grotere nadruk - juist in dit ontwerp - valt op de rechten van de (psychiatrische) patii~nt. De heroverweging door de Regering van de waarborgbe- palingen inzake essenti~le rechten, heeft er aldus toe geleid, dat beperkingen in de uitoefening van rechten aan bepaalde regels worden gebonden. Van belang is voorts dat voorgesteld wordt een mogelijkheid te openen tot het instellen van hoger beroep bij het Gerechtshof te Arnhem tegen een beschikking van de rechter waarbij een machtiging tot voortgezet verblijf wordt verleend. Daarnaast staan hog andere belangrijke verbeteringen en verduidelijkingen, zoals het verplicht horen van de persoon wiens plaatsing wordt verzocht en de betere taakomschrijving van de Inspectie Geestelijke Volksgezondheid.

Het Hoofdbestuur ziet, gezien het bovenstaande, de verdere behandeling van dit ontwerp met belangstelling en vertrouwen tegemoet.

Met de meeste hoogachting,

Dr. H. W. A. Sanders, arts, voorzitter

J. Diepersloot, arts, secretaris-generaal

(1977) MEDISCH CONTACT 32 190

Page 31: medisch contact redactioneel

Kandidaatstelling De Algemene Vergadering zal op vrijdag 16 september 1977, involge artikel 404 van her huishoudelijk reglement twee nieuwe leden van bet hoofdbestutir kiezen in de vacatures welke op 31 december 1977 ontstaan door het periodiek aftreden van: C. F. A. Heijen, specialist, Tilburg en Mw. M. C. J. van Reekum- van Waasbergen, Schayk, arts in dienstverband. De te kiezen hoofdbestuursleden zullen in functie treden op 1 januari 1978 en zitting hebben t/m 31 december 1983. De kandidaatstelling geschiedt volgens artikel 304 van het huishoudelijk reglement der Maatschappij, dat luidt: I. Ieder lid heeft bet recht v66r 1 mei 66n of meer personen schriftelijk aan te bevelen bij het bestuur van zijn afdeling; 2. Kandidaten voor her lidmaatschap van het hoofdbestuur kunnen worden gesteld door: a. een afdeling; b. tenminste 5 afgevaardigden; c. het hoofdbe- stuur. 3. Een kandidaat moet zich schriftelijk bereid hebben verklaard een benoeming te aanvaarden. Zijn naam moet v66r 1 juli aan de secretaris-generaal bekend worden gemaakt. 4. Indien op 1 juli het aantal kandidaten kleiner is dan het aantal vacatures, vult bet hoofdbestuur de kandidatenlijst aan tot tenminste het aantal vacatures.

Utrecht, 10 januari 1977

J. Diepersloot, secretaris-generaal

van de SRC

Anaesthesir

Cardiologie

Chirurgie

Dermatologie

Nieuwe inschrijvingen

De Specialisten Registratie Commissie der Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst heeft de periode van I oktober 1976 tot en met 31 december 1976 de navolgende specialisten ingeschreven:

D. K. Appelboom, Pr. Margrietstraat 29, Baambrugge, per 7.5.1976. Mw. E. Erasmus-Schoombee, Aloi~laan 31, Leiden, per 1.12.1976. H. A. de Groot, Goldakkers 21, Zeegse, per 16.8.1976. J. J. Hermans, Harfsesesteeg 8, Eefde, per 1.10.1976. Mw. Z. M. de Jong-Kepel, Brammershoop 50, Haarlem, per 1.9.1976. M. P. Over, J. F. Kennedylaan 39, Drachten, per 1.10.1976. C. P. P. B. Pennings, Tolhuis 34-01, Nijmegen, per 1.11.1976. W. ter Riet, Ravenstraat 66, Schellinkhout, per 1.7.1976. Mw. A. W. Timmermans-Nelemans, Majella 22, Amstelveen, per 1.10.1976. A. P. E. Vielvoye-Kerkmeer, Sweilandstraat 26, Warmond, per 1.9.1976.

F. van Bemmel, Patrijslaan 24, Maartensdijk, per 1.7.1976. F. van den Berg, Hoofdstraat W 53, Winsum, per 1.8.1976. M. R. F. Bloemers, Kon. Emmalaan 6a, Hattem, per 15.7.1976. H. J. M. Dohmen, Graan voor Visch 14520, Hoofddorp, per 1.10.1975. F. Hagemeijer, Grindweg 38, Rotterdam, per 1.7.1976. G. Jambroes, Linnaeusdreef 71, Breukelen, per 1.4.1976. W. van Lommel, Joh. Vermeerstraat 12, Utrecht, per 1.8.1976. R. van Silfhout, Wilhelminalaan 1, Ermelo, per 1.10.1976.

P. R. M. de Bevere, Kievitshoek 2, Leiden, per 31.7.1975. C. M. A. Bruijninckx, W. Alexanderstraat 33, Veldhoven, per 1.12.1976. Dr. A. P. M. van Dam, Menuetstraat 15, Nijmegen, per 1.11.1976. R. R. van Dam, Jerichostraat 3, Heerlen, per 1.1.1976. Dr. H. P. C. Donders, Guido Gezellelaan 23; Berkel-Enschot, per 1.8.1976. H. J. Th. M. Haarman, Mr. Sickeszlaan 13, Utrecht, per 16.10.1976. J. J. Jakimowicz, Kastanjelaan 35, Bleiswijk, per 15.12.1976. H. G. Jonker, Henri Dunantstraat 140, Lochem, per 1.8.1976. L. A. A. van Knippenberg, Mathaak 13, Malden, per 15.9.1976. A. Labrie, Verdamstraat 36, Leiden, per 1.9.1976. J. D. P. van der Linde, Scholeksterstraat 36, Heerenveen, per 1.9.1976.

O. C. Stroosma, Bosplaat 10, Amsterdam-Nieuwendam, per 1.8.1976. R. I. C. Wesdorp, Houthumerweg 27, Meerssen, per 15.7.1976. B. J. Wiekmeijer, Loethe 7, Zoeterwoude, per 1.6.1976.

Mw. H. Jongedijk-Brcndsted, Dresdenlaan 22, Rotterdam, per 15.9.1976.

(1977) MEDISCH CONTACT 32 191

Page 32: medisch contact redactioneel

Inwendige geneeskunde

Keel-, neus- en oorheelkunde

Kindergeneeskunde

Radiologie

Revalidatie

Rheumatologie

Urologie

Verioskunde en gynaecologie

Zenuw- en zieisziekten

K. Bakker, Viaductweg 50, Haren, per 15.4.1975. F. C. Bleijs, Leyweg 265, fl. 1-5, Den Haag, per 1.9.1976. D. M. van den Boomgaard, Rijndijk 70, Leiden, per 1.10.1976. Mw. E. Bruijns, Zwanenveld 61-38, Nijmegen, per 1.10.1976. Dr. R. A. F. M. Chamuleau, v. Ostadelaan 76, Naarden, per 1.7.1976. K. Cramer, Steenvoordelaan 314, Rijswijk, per 18.10.1976. J. Dees, Beukelsdijk 86 b, Rotterdam, per 27.10.1976. H. R. A. Fischer, Tjaskerlaan 16, Rotterdam, per 1.11.1976. A. Folmer, Wilhelminalaan 32, Rijswijk, (p . a .L .A . Folmer), per 1.9.1976. H. S. Go. (voorheen S. Gondowidjaja) Oude Vlie 14, Emmeloord, per 26.8.1976. C. L. A. van Herwaarden, Weezenhof 68-11, Nijmegen, per 1.10.1976. C. J. van der Heijden, p/a Henri Dunantstraat 5, Heerlen, per 1.10.1976. Dr. H. F. P. Hillen, Weezenhof 84-07, Nijmegen, per 1.7.1976. Mw. G. Huges-Law, 't Zuden 101, Leek, per 16.9.1976. T. L. Kho, Tjerk Hiddesingel 53, Hendrik Ido Ambacht, per 29.9.1976. H. A. Lammers, Mauritslaan 20, De Meern, per 1.10.1976. E. P. J. Maes, Kasteeldreef 21, Laarne, Belgie, per 27.10.1976. B. T. Lim, Reggedal 19, Capelle a/d IJssel, per 1.9.1976. Th. A. B. M. Thien, Weezenhof 24-10, Nijmegen, per 1.3.1976. C. Thijssen, Ierlandstraat 200, Haarlem, per 17.5.1976.

J. P. R. Bouland, Breitnerstraat 53a, Rotterdam, per 1. I0.1976. F. J. M. ter Horst, A. C. Kerkhofflaan 60, Zeist, per 1.1.1974. F. Klijn, Tolbertervaart 3, Tolbert, per 1.5.1976. N. C. Meijer, Juliana v. Stolberglaan 4, Hoorn, per 1.11.1976. E. H. Stomps, Populierenlaan 6, Leidschendam, per 1.9.1974. J. W. Stuart, Hobbemaweg 36, Eelde, per 1.9.1976. Dr. N. A. M. Urbanus, Graan voor Visch 18918, Hoofddorp, per 1.9.1976.

F. A. Beemer, Regentesselaan 27, Utrecht, per 1. I 1.1976. W. A. Dekker, Meyhorst 91-37, Nijmegen, per 1.9.1976. J. G. Drewes, Broederschaplaan 22, Vleuten, per 1.10.1976.

P. A. M. Rosekrans, van der Duyn van Maasdamlaan 1, Maasdam, per 1.7.1976.

J. S. M. Gerrits, Hoogstraat 20, Bergen op Zoom, per 1.7.1976. B. A. de Jong, Weerder 10, Monnickendam, per 1.1.1976. Mw. W. T. Kranendonk-v. Baren, Laan v. Blois 140, Beverwijk, per 15.10.1976. C. A. Stuurman, Prinsengracht 36, Amsterdam, per 15.10.1976.

Dr. J. J. Rasker, Kortenaerstraat 8, Enschede, per 1.9.1976. Hiermede komt zijn inschrijving als internist per 1.8.1973 te vervallen.

C. L. A. H. Bruijnen, Appellaan 18, Bunde, per 1.11.1976. E. Essed, Irislaan 161, Oegstgeest, per 1.9.1976. N. A. V. Fieves, Buizenwerf 225, Rotterdam, per 27.10.1976.

Mw. C. G. Bout, Adr. van Scharnlaan H 20, Maastricht, per 1.9.1976. H. J. T. Coelingh Bennink, J. F. Kennedylaan 6, Vleuten, per 1.6.1976. A. J. A. Douglas, De Wouden 112, Assen, per 1.8.1976. Dr. P. A. de Jong, Planetenlaan 14, Son en Breugel, per 1.9.1976. Mw. H. Kucerov~-Votavov~, Oslofjord 72, Delfzijl, per 23.9.1976. Mw. A. P. A. van der Scheer, Robert Kochlaan 624, Haarlem, per 1.10.1976. E. Slager, Vrijheidslaan 10 ~, Amsterdam, per 1.2.1976. A. J. H. M. Vermeer, Mr. Bierensweg 9b, Prinsenbeek, per 1.8.1976. W. M. J. A. Wagenaar, Hartebroekseweg 64, Groenlo, per 1.10.1976. K. Wamsteker, Pr. Irenelaan 38, Oegstgeest, per 1.10.1976. P. P. Willems, Rietschoot 162, Oostzaan, per 1.9.1976. H. J. Zeelenberg, Uitwierderweg 179, Delfzijl, per 1. I0.1976.

Hoofdvak neurologie H. W. M. Anten, Bospad 22, Heerlen, per 15.6.1976. M. J. A. M. Hoes, Zwanenveld 16-07, Nijmegen, per 1.9.1976.

Hoofdvak psyehiatrie J. C. Boon, Kleine Houtweg 26, Haarlem, per 1. I0.1976. K. H/ihlen, Rozenpad 32, Berkel Rodenrijs, per 19.11.1975. G. F. M. Hendrickx, Akker 20, De Bilt, per 1.9.1975. H. W. van Kerkwijk, Pr. Irenelaan 8, Dalem, per 15.8.1975. L. A. A. Koll6e, Vossenlaan 340, Nijmegen, per 1.10.1976. Mw. D. H. van der Vorm, Ruysdaelstraat 88 ~, Amsterdam, per 15.10.1976. L. G. M. Wilberts, Hermolen 88, Woensdrecht, per 1.10.1976.

(1977) MEDISCH CONTACT 32 192

Page 33: medisch contact redactioneel

Laboratorium onderzoek

Neurochirurgie

Oogheelkunde

Orthopedie

Radiodiagnostiek

Neuroiogie

Psychiatrie

Aantekening ldinische neurofysioiogie

Rectificatie kwarta~lijst 2e kwartaal 1976

Hoofdvak bacteriologie Dr. B. I. Davies, Bospad 12, Heerlen, per 28.10.1976. Dr. K. H. Gan, Kortenaerlaan 7, Terneuzen, per 1.11.1976.

Hoofdvak pathoiogische Anatomie J. W. Oosterhuis, Cort van der Lindenstraat 4, Zuidhorn, per 1.3.1976.

T. I. Tan, Vogelwaarde 33, Haarlem. per 26.8.1976.

R. A. van Dijk, Jac. v. Ruysdaellaan 14, Oegstgeest, per 1.12.1976. J. H. P. Dijkman, Eikenlaan 29, Mook (Molenhoek), per 1.11.1976. H. J. van der Linden, Waterhoenhof 7, Purmerend, per 1.9.1976.

J. Vegter, Giessenburg 28, Landsmeer, per 1.7.1976.

M. P. Chandieshaw, EIsa Br~indstr6mstraat 166, Haarlem, per 1.9.1976. H. E. Deenik, Doorwerthsestraat 12, Heelsum, per 1.9.1976. M. A. M. Feldberg, Victorieplein 45-10, Amsterdam, per 1.7.1976. R. Gilkes, Bloemgaarde 29, Castricum, per 16.9.1976. F. M. J. Heijstraten, Prof. Schlichtingstraat 5, Nijmegen, per 1.10.1976. J. G. H. Janssen, Berkelaan 28, Rekem-Belgi~, per 1.9.1976. S. J. Liem, Boerhaavelaan 2, Roosendaal, per 29.8.1976. O. H. Schade, Vondellaan 84, Beverwijk, per 1.9.1976. B. J. G. van Ulden, Kenaustraat 5, Haarlem, per 1.4.1976. Dr. J. C. de Valois, Korte Kerkweg 3, Kockengen, per 1.10.1976.

H. van der Heijde, Hulkstraat 55, Den Dolder, per 1.8.1976. J. Posthuma, Graan voor Visch 15601, Hoofddorp, per 1.10.1976. A. J. van Seijen, 's Landswerf 151, Rotterdam, per 1.9.1976. Mw. J. Zapletal-Slamenikova, Coornhertdreef 15, Leiderdorp, per 28.10.1976.

T. Balla, Bayensweer 43, Hardinckxveld Giessendam, per 1.6.1976. P. R. F. Beetsma, Laan van Meerdervoort 611, Den Haag, per 1.5.1975. W. R. N. de Boer, Kalkmarkt 2, Amsterdam, per 1.10.1976. J. G. Goekoop, Coornhertdreef 16, Leiderdorp, per 1.7.1976. J. J. Goslinga, Spanjaardstraat 24a, Rotterdam, per 1.9.1976. F. J. M. Hafkenscheid, De Bergkamp 16, Overloon, per 1.9.1976. Mw. J. M. Keet, De Loet 20, Castricum, per 1.1.1976. Mw. H. Kruyswijk, Burg. Hogguerstraat 445, Amsterdam, per 1.10.1976. E. D. J. Lindenbergh, Weteringschans 49 hs, Amsterdam, per 1.12.1976. W. H. J. Mutsaers, Thorbeckelaan 52, Groningen, per I. 10.1976. H. W. van Oosterom, Lisplein 19, Rotterdam, per 1.9.1976. J. C. Th. Oud, v. Oldenbarneveldtweg 32, Bakl~um, per 1.9.1976. M. C. Rasker, Helperzoom 347, Groningen, per 1.10.1976. G. E. Schaap, Grote Vaart 57, Veendam, per 1.8.1976. O. F. Schroth, Hobbemaweg 6, Eelde, per 1.10.1976. H. Th. J. Simons, Menzel 7, Nistelrode, per 1.9.1976. G. H. M. Sterk, Wilhelminastraat 33, Mijnsheerenland, per 15.7.1976. A. P. M. van Strien, Bolerostraat 54, Nijmegen, per 1.10.1976. J. N. Voorhoeve, 't Zuden 35, Leek, per 1.9.1976. J. C. A. Weijmar Schultz, Hortuslaan 7, Haren, per 1.9.1976.

H. W. M. Anten, Bospad 22, Heerlen, per 15.6.1976. Dr. A. J. M. Keyser, Javastraat 28, Nijmegen, per 1.11.1976. J. A. van Leusden, AziElaan 570, Utrecht, per 1.] 1.1976. Dr. B. W. Ongerboer de Visser, Wittenburgerweg 140, Wassenaar, per 1.12.1976. Mw. J. Zapletal-Slamenikova, Coornhertdreef 15, Leiderdorp, per 28.10.1976.

Mw. H. L. Tan-Tjiong, Sibeliusplein 57, Schiedam, per 1.4.1976.

(1977) MEDISCH CONTACT 32 193

Page 34: medisch contact redactioneel

fdW = van de SRC

Taaltest:

Voorschrift voor buitenlandse ge- neeskundigen die in Nederland tot specialist worden opgeleid

In Medisch Contact no 1973/25, bladz. 763 e.v. , zijn gepubliceerd de voorschriften voor in bet buitenland opgeleide medische specialisten. B.5. van deze voorschriften bepaait dat een in het buitenland tot medisch specialist opgeleide geneeskundige, alvorens in bet Nederlandse Specialisten Register te worden ingeschreven, de Nederlandse schrijf- en spreektaal zodanig dient te beheersen, dat een normaal contact met de pati~nten die zich tot hem wenden, mogelijk is. Een door de SRC aangewezen taleninstituut zal de luistervaardigheid, spreekvaardigbeid en schrijfvaardigheid toetsen door een test (de zogeheten taaltest). De Specialisten Registratie Commissie is van oordeel dat vanzelfspre- kend een buitenlandse geneeskundige die in Nederland een volledige specialisti- sche opleiding volgt, eveneens de Nederlandse spreek- en schrijftaal dient te beheersen. In overleg met her Centraal College voor de erkenning en registratie van medische specialisten heeft de SRC daarom besloten B.5. van bovengenoemde voorschrif- ten ook van toepassing te doen zijn op buitenlandse a r t s e n - voor zover zij geen onderdaan van 66n der EEG-landen zijn - die in Nederland volledig een specialistische opleiding volgen ter inschrijving in het Nederlandse Specialisten Register. Zij zullen de in B.5. voorgeschreven taaltest ook moeten afleggen en wel tegen bet einde van bet eerste jaar van hun opleiding. Voor hen die reeds met hun opleiding in Nederland zijn begonnen, geldt dat zij tegen bet einde van hun opleiding de test moeten afleggen. Niet geheel ten overvloede willen de S.R.C. en bet Centraal College hog op bet volgende wijzen: Teneinde buitenlandse artsen die in Nederland tot specialist worden opgeleid, zo goed en zo spoedig mogelijk de Nederlandse spreek- en schrijftaal te leren beheersen, is bet ten zeerste gewenst dat vanaf het begin van hun opleiding met hen Nederlands wordt gesproken en niet de taal van het land van herkomst.

van de SRC van het centraal college

In de EEG-landen opgeleide medische specialisten

Na de inwerkingtreding op 16 december 1976 van de richtlijnen inzake de vrije vestiging, gelden de in Medisch Contact no 1973/25, bladz. 763 e.v. , gepubliceerde voorschriften voor in her buitenland opgeleide medische specialisten niet meer voor onderdanen van Lid-Staten van de Europese Gemeenschap die in een andere Lid-Staat dan Nederland her diploma van specialist hebben verkregen. Zij vallen onder bet besluit no. 1 - 1976 van het Centraal College (aanvulling van bet besluit no. 2 - 1975) dat is gepubliceerd in Medisch Contact no 1976[45, bladz. 1436. Ingevolge artikel 1 van dit besluit worden deze specialisten als zij bet diploma voor een in Nederland erkend specialisme hebben verkregen en voldoen aan de minimumeisen genoemd in de artikelen 4 en 5 van richtlijn 75/363[EEG, na aanmelding bij de Specialisten Registratie Commissie door de SRC, nadat deze de benodigde gegevens heeft geverifieerd, in Nederland voor dat specialisme in het register van erkende specialisten ingeschreven. Voor bedoelde specialisten is derhalve ook niet van toepassing bet voorschrift dat zij bij een taleninstituut een taaltest moeten afleggen. Dit laat uiteraard onverlet dat het naar de mening van her Centraal College en de SRC voor een zelfstandige praktijkuitoefening een eerste vereiste is dat een arts, i.c. de specialist, op een normale wijze met zijn patient kan communiceren. De basis hiervoor is een redelijke mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid in de Nederlandse taal. Her Centraal College en de SRC willen er dan ook sterk op aandringen dat in de EEG-landen opgeleide medische specialisten die zich in Nederland vestigen, een cursus Nederlandse taal volgen dan wel bij een taleninstituut een taaltest afleggen, zij bet vrijwillig.

N.B. Voor de inschrijving van in de EEG-landen opgeleide medische specialisten in het register van erkende specialisten in Nederland geldt voorlopig de volgende procedure: De specialist moet bij het ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygi~ne, Dr. Reijersstraat 8 te Leidschendam, de bevoegdheid tot het uitoefenen van de geneeskunst in Nederland aanvragen. Hij kan tegelijkertijd bij de Specialisten Registratie Commissie, Lomanlaan 103 te Utrecht, aanvragen in het register van erkende specialisten te worden ingeschreven onder voorlegging van gewaarmerkte afschriften van de verschillende diploma's. Nadat de specialist de bevoegdheid de geneeskunst in Nederland uit te oefenen heeft verkregen en de Specialisten Registratie Commissie de benodigde gegevens heeft geverifieerd, wordt hij in het register ingeschreven.

Utrecht, januari 1977

(1977) MEDISCH CONTACT 32 194

Page 35: medisch contact redactioneel

van het hoofdbestuur

Besluiten van de 169ste Aigemene Vergadering

Overzicht van de besluiten van de 169ste AIgemene Vergadering, gehouden op vrijdag 28 januari 1977 te Utrecht (Jaarbeurs Congres- en Vergadercentrum) aanvang 17.30 uur.

1. Benoeming van een commissie van redactie van het verhandelde ter Algemene Vergadering (punt II van de beschrijvingsbrief). Aangewezen worden de voorzitter, de secretaris-generaal en F. F. W. Kehrer, district V. arts te Leiden.

2. Ten aanzien van punt III van de beschrijvingsbrief, het concept-commentaar met betrekking tot her wetsontwerp voorzieningen gezondheidszorg, worden na bespreking door de Algemene Vergadering de volgende besluiten met algemene stemmen aanvaard:

1. V erklaart zich akkoord met de inhoud van het 'Commentaar van de K N M G op het wetsontwerp Voorzieningen Gezondheidszorg ' daarmee het huidige wetsontwerp afwijzend.

2. Concludeert dat de KNMG aan een eventuele wet Voorzieningen Gezond- heidszorg slechts dan haar medewerking zal kunnen geven, als daarin: a. wordt uitgegaan van de gedeelde verantwoordelijkheid van overheid en

particulier initiatief voor de gezondheidzorg in het algemeen; b. landelijk, regionaal en lokaal aan de hulpverlendende personen en

instellingen en hun organisaties voldoende ruimte wordt gelaten om zelf ordenend op te treden en waar nodig regelingen te treffen;

c. met betrekking tot aspecten van zorg respectievelijk vormen van hulp waarvan kan worden aangetoond dat ze overheidsbemoeiing of -regule- ring behoeven, waarborgen aanwezig zijn voor een meer rechtstreeks en verder strekkend overleg met de representatieve organisaties van medische beroepsbeoefenaren en gezondheidszorginstellingen, en dui- delijke medezeggenschap is gegarandeerd bij de vaststelling van het beleid en de hun regarderende uitvoeringsbesluiten;

d. wettekst en toelichting ook op andere plaatsen zijn gewijzigd en/of aangevuld, in overeenstemming met bet gestelde in het KNMG-com- mentaar.

3. Machtigt het HB op basis van her KNMG-commentaar en in gocd overleg met de Maatschappelijke Verenigingen een Memorandum op te stellen voor de Vaste Commissie voor de Volksgezondheid van de Tweede Kamer, en hieraan ruime bekendheid te geven.

4. Aanvaardt de consequenties die het mededragen van verantwoordeli jkheid voor de kwaliteit, de doelmatigheid en de functionele toegankelijkheid van de gezondheidszorg in Nederland heeft voor bet beleid en het functioneren van de KNMG op centraal en lokaal niveau, en kan hebben voor het individuele lid.

5. Verzoekt het HB op korte termijn te bestuderen op welke wijze regionale inspraak en medezeggenschap van de medische professie het best kan worden gerealiseerd, en te bevorderen dat de hiervoor noodzakelijke voorwaarden en omstandigheden worden geschapen en de nodige middelen ter beschikking staan.

3. Ten aanzien van punt IV van de beschrijvingsbrief, het concept-commentaar met betrekking tot bet wetsontwerp Tarieven Gezondbeidszorg, worden na bespreking door de Algemene Vergadering de volgende besluiten met algemene stemmen aanvaard:

1. Verklaart zich akkoord met de hoofdlijnen en de teneur van het 'Commen- taar van de KNMG op het wetsontwerp Tarieven Gezondheidszorg' .

2. Stemt in met de conclusie dat het wetsontwerp Tarieven Gezondheidszorg in deze vorm voor de KNMG onaanvaardbaar is.

3. Machtigt het HB, in goed overleg met de Maatschappelijke Verenigingen te beslissen over de wijze waarop en de mate waarin her KNMG-commentaar wordt verwerkt in een Memorandum voor de Vaste Commissie voor de Volksgezondheid van de Tweede Kamer.

Sluiting van de Algemene Vergadering te 22.00 uur.

(1977) MEDISCH CONTACT 32 195

Page 36: medisch contact redactioneel

ffiW = van de 0LMA

Bereikbaarheid stafmedewerkers

In toenemende mate wordt een beroep op de OLMA gedaan voor adviezen inzake de beoordeling van verzekeringsportefeuilles en te sluiten levensverzekeringen, inzake de beroepspensioenregelingen voor huisartsen en medische specialisten en voor het treffen van een financiering in verband met associatie/overname respectievelijk koop of bouw van een woon-/praktijkpand. In vrijwei alle gevallen is, om zo 'n aangelegenheid op een goede wijze te kunnen regelen, een gesprek nodig. Om op adequate wijze daarin te kunnen voorzien heeft de OLMA eind 1976 enige nieuwe buitendienstfunctionarissen aangetrokken, die na een zekere inloopperiode thans volledig zijn ingewerkt. Het betreft hier de heren:

G. M. Richter, Tromplaan 21, Baarn, tel. 02154-182.76 en H. G. Hofma, Dr. Gravemeijerstraat 40, Giessenburg, tel. 01845-21.72

Deze uitbreiding van het aantal in de buitendienst werkzame functionarissen heeft voorts geleid tot enige verschuiving van de gebied.en, waarin elk van hen bet zwaartepunt van zijn werkzaamheden heeft liggen. Enigszins gestileerd treft U op onderstaand kaartje de betreffende werkgebieden aan. Indien contact gewenst wordt met een onzer medewerkers kan het eenvoudigst rechtstreeks een telefoontje worden gepleegd met degene, die blijkens onderstaand kaartje in het betreffende gebied werkzaam is.

~ ~ , " ~ SI,afmedewerKe's

// II G M i~chlor

IJ M Reb~,rgerl tel (08385) 1 52 77

to! {01845)2! 72

V E J M Gherms

OnOerhrge Levensverzeken,qg Maa:sc'lat)~>q voor Arlsen,opgencht door ce KNMG Domes Med ca Lomanlaaq !03 btrec,'t le (C30) 88 5d I I

inhoud officieel

Nr. 6 - l l februari 1977

Van her Hoofdlx,~uur: Wetsontwerp Opneming in Psychiat r ische Ziekenhuizen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190 Kandidaats le l l ing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191 Besluiten van de 169ste Algemene Vergadering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195

Van de SRC: Nieuwe inschri jvingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Taaltest : Voorschrif t voor bui tenlandse geneeskundigen die in Neder land tot specialist worden opgeleid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Van de SRC en her Centraal College: In de EEG-landen opgeleide medische special is ten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Van de OLMA: Bereikbaarheid s ta fmedewerkers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

191

194

194

196

(1977) MEDISCH CONTACT 32 196