Voorwoord - houdafstand.nl non-reanimatie.pdf · 2007-04-25 · Voorwoord Dit projectverslag is...
Transcript of Voorwoord - houdafstand.nl non-reanimatie.pdf · 2007-04-25 · Voorwoord Dit projectverslag is...
Voorwoord
Dit projectverslag is opgezet door 4e jaarsstudenten van de deeltijd SPH opleiding.
Deze studenten zijn Bob van Ettinger en Marloes van der Kolk.
Dit verslag is opgezet naar aanleiding van een opdracht gegeven door Richard Zandberg,
teamleider van Pluswonen Polanenhof.
Het gaat hier om een kwaliteitsverbetering op het gebied van de hulpverlening.
In het verslag komt naar voren wat er mist en wat er nog nodig is om de hulpverlening op
het gebied van (non)reanimatie te verbeteren.
Onze dank gaat uit naar de volgende personen:
Richard Zandberg: teamleider en opdrachtgever vanuit Pluswonen Polanenhof.
Marco van de Luijster: docent van INHOLLAND en bron van kennis en oplettendheid.
Cliënten & begeleiders van Pluswonen Polanenhof: voor de inspiratie en uitdaging.
Liesbeth de Ree: gedragsdeskundige, voor het interview.
Mevrouw van Diermen: voor het controleren van de spelling.
En de vele respondenten van de enquête.
Tot slot iedereen die door de talloze boeiende gesprekken over (non) reanimatie een
bijdrage heeft geleverd aan dit verslag.
2
Inhoudsopgave
Managementsamenvatting 4
Inleiding project 5
Inleiding projectverslag 7
Projectverslag 8
Hoofdstuk 1: Algemeen NAH en (Non) Reanimatie en de cijfers.
o 1.1 wat is NAH 8
o 1.2 (non) reanimatie en de cijfers 8
o 1.3 samenvatting 9
Hoofdstuk 2: Macro- niveau.
o 2.1 (non) reanimatie beleid 10
o 2.2 beleid bij de overkoepelende organisaties van Pluswonen 10
o 2.3 wils(on)bekwaamheid 11
o 2.4 juridische kaders 11
o 2.5 ethische kaders 13
o 2.6 samenvatting 16
Hoofdstuk 3: Meso- niveau
o 3.1 Niet Aangeboren Hersenletsel 17
o 3.2 doelgroep NAH 18
o 3.3 de specifieke doelgroep van Pluswonen Polanenhof 18
o 3.4 relatie NAH en (non) reanimatie 19
o 3.5 begeleiding (team) 19
o 3.6 samenvatting 20
Hoofdstuk 4: Micro- niveau
o 4.1 familie/relaties 21
o 4.2 individuele begeleiding NAH 23
o 4.3 coping 24
o 4.4 relatie individuele begeleiding en (non) reanimatie 25
o 4.5 samenvatting 25
3
Hoofdstuk 5: Enquête uitkomsten
o 5.1 uitkomsten 26
o 5.2 samenvatting stellingen 30
o 5.3 conclusies 31
o 5.4 reacties van personen met NAH n.a.v. de enquête 32
o 5.5 samenvatting 33
Hoofdstuk 6: Interview
o 6.1 interview 34
o 6.2 uitkomsten interview 36
o 6.3 samenvatting 36
Hoofdstuk 7: Samenvatting en aanbevelingen
o 7.1 projectverslag in het kort 37
o 7.2 conclusies 38
o 7.3 aanbevelingen 38
Hoofdstuk 8: Samenvatting opleidingskwalificaties
o 8.1 segment 1 39
o 8.2 segment 2 39
Literatuurlijst 41
Bijlagen
Bijlage A: Overzicht van de mogelijkheden gevolgen van hersenaandoeningen
Bijlage B : Projectplan Meerwaarde door verscheidenheid, intersectorale
woonondersteuning voor mensen met niet- aangeboren hersenletsel .
Bijlage C : Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid
Bijlage D : Voorbeeld protocol
Bijlage E : Protocol Steinmetz
Bijlage F : Interviewvragen Liesbeth de Ree
Bijlage G : Enquête
Bijlage H: Folder Pluswonen Polanenhof
4
Managementsamenvatting
Project (non) reanimatie beleid Pluswonen Polanenhof
Dit is een verslag over de kwaliteit van begeleiding op Pluswonen Polanenhof. Specifiek de
begeleiding van de wens om niet gereanimeerd te worden bij mensen met Niet- Aangeboren
Hersenletsel (NAH).
(Non) reanimatie is een complex vraagstuk en de doelgroep van Pluswonen is dat zeker ook.
Het onderwerp (non) reanimatie bij de begeleiding van mensen met NAH wordt onderzocht
op 3 niveaus: macro- , meso en microniveau.
Macro
De drie organisaties die intersectoraal samenwerken binnen Pluswonen Polanenhof
hebben verschillend beleid m.b.t. (non) reanimatie. Voor Pluswonen is geen specifiek
beleid opgesteld.
Bij het maken voor de keuze om niet gereanimeerd te worden is de wilsbekwaamheid
van een cliënt van groot belang.
Wettelijk is (non) reanimatie geregeld in diverse wetgeving (WGBO, BIG en KWZ).
Bij (non) reanimatie is er de noodzaak om de ethische kaders te onderzoeken en vast
te stellen.
Meso
De doelgroep NAH vraagt om een specifieke begeleiding. Juist bij een onderwerp als (non)
reanimatie staan 2 zaken centraal:
1. duidelijkheid
2. vertrouwen
Micro
Binnen de individuele relaties tussen cliënt, familie en begeleiders wordt
besluitvorming beïnvloed door emoties. Het is voor de professionele hulpverlener van
belang dat deze objectief blijft en emoties dus niet meewegen in de relatie.
Bij begeleiding van mensen met NAH is coping een belangrijk onderdeel om rekening
mee te houden.
De methode Hooi op je vork biedt goede mogelijkheden om (non) reanimatie te
behandelen.
5
Inleiding Project
Project Non- Reanimatie beleid Pluswonen Polanenhof
Voor u ligt een inleiding tot het project Non- Reanimatie beleid Pluswonen Polanenhof. Dit project is
een init iat ief van medewerkers Marloes van der Kolk en Bob van Ett inger, die d.m.v. dit project willen
afstuderen voor hun deelt ijdopleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH). Daarbij willen ze
uiteraard ook een bijdrage leveren aan de kwaliteit van begeleiding op Pluswonen Polanenhof.
De projectleden hebben een concept projectopdracht voorgelegd aan de beoogde
projectopdrachtgever: teamleider Pluswonen Polanenhof, Richard Zandberg.
Vanuit dit concept de belangrijkste gegevens: de probleem- en doelstelling
Globale probleemstelling Op dit moment is er nog geen volledig non- reanimatie beleid op Pluswonen Polanenhof. De
beleidsinformatie vanuit de drie verschillende sectoren is niet dekkend voor de situatie op Pluswonen
Polanenhof.
Het is voor een ieder (begeleiding, cliënt, familie) belangrijk dat dit zwart op wit staat en er
duidelijkheid in is. Daarnaast is het een streven om de bewoners begeleiding te bieden in het maken
van een keuze. Wat willen zij en op welke manier kunnen zij die keuze maken.
De omvang van het probleem:
Het betreft hier zeven cliënten, in de leeftijd van 26 tot 55 jaar, die ieder een keuze moeten gaan
maken. Het zijn mensen met een niet- aangeboren hersenletsel1 die moeite hebben met keuzes maken
en hier begeleiding in nodig hebben.
De ernst van het probleem:
Zowel voor de begeleiding als de cliënten heeft dit ernstige gevolgen voor de toekomst. Er bestaat een
kans van verkeerd handelen.
De stabiliteit van het probleem:
Het gaat om een gezamenlijke aanpak, waar helder in kaart moet worden gebracht wat de
mogelijkheden zijn en wie waar verantwoordelijk voor is.
Het is voor zowel de cliënten als familie als begeleiding van groot belang dat hier actie in ondernomen
gaat worden om latere beslissingen goed te laten verlopen.
Globale doelstelling Door middel van dit project zal onderzoek plaatsvinden op het gebied van non- reanimatie binnen
Pluswonen Polanenhof. De verwachting is dat hier ontbrekend beleid zal worden opgesteld om inzicht
te krijgen in de wensen van cliënten en de mogelijkheden plus kwaliteit van begeleiding.
Micro: cliënten helpen een keuze maken m.b.t. hun wens wat betreft het non- reanimatie beleid
Meso: het team weet hoe te handelen en kan op een methodische wijze bijdragen bij het maken van
een keuze door de cliënt.
Macro: De instelling heeft een duidelijk beleid m.b.t. non- reanimatie, en kan zich verantwoorden naar
andere organisaties toe.
1 In het verdere verslag genoemd als NAH
6
De kans is er dat meerdere sectoren, organisatie en de doelgroep NAH behoefte heeft aan de
resultaten van dit project.
De opdrachtgever heeft ingestemd met de projectopdracht en ook vanuit de opleiding is groen licht
gegeven. Daarom is een start gemaakt met het onderzoeksproject.
De volgende onderzoeksvraag is geformuleerd: Op welke manier kunnen wij de begeleiding van cliënten bij (non) reanimatie wensen kwalitat ief vorm
geven op Pluswonen Polanenhof?
Het onderzoek bestaat uit de volgende onderdelen:
Wilsbekwaamheid macro & micro
Juridische kaders Macro
Ethische kaders
Protocollen/Beleid
Bij Steinmetz, GGZ Haagstreek en De Strijp- Waterhof
Meso
Begeleiding (het team)
Doelgroep NAH
Familie/Relaties
Begeleiding (persoonlijk/individueel) Micro
Onderzoeksmethoden: Literatuur (boeken, Internet, tijdschriften)
Interviews met gedragsdeskundige(n), arts(en) en begeleiders
Tijdsplanning: Het plan is om op donderdag 22- 02- 2007 het concept projectverslag af te hebben, in de tussentijd
vanaf begin januari zijn de projectleden dus druk met hun onderzoek.
Hierna zal een definitieve versie gemaakt worden (begin april) en tot slot een presentatie gegeven gaan
worden (april/mei).
Voor meer informatie kunt u terecht bij:
Bob van Ettinger projectleider e- mail:
Marloes van der Kolk projectlid tel. 070- 8901533
Richard Zandberg projectopdrachtgever
e- mail : [email protected]
tel. 070- 8901533
7
Inleiding Projectverslag
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt weergegeven waar het project over gaat, hoe het onderzoek tot stand
is gekomen en hoe het is verlopen.
De onderzoeksvraag Op welke manier kunnen wij de begeleiding van cliënten bij (non) reanimatiewensen
kwalitatief vorm geven op Pluswonen Polanenhof?
Deelvragen
Hoe staat reanimeren bekend in de maatschappij?
Wat weet men van (non) reanimatie?
Wat zeggen de landelijke onderzoeken over reanimeren?
Wat heeft het team nodig van deskundigen?
Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de doelgroep?
Wat voor rol speelt het ethische aspect als het gaat om reanimeren?
Opzet van het onderzoek
Tijdens de orientatie- fase van dit onderzoek kwam al snel naar voren, dat het onderwerp
reanimatie grotendeels vanuit een ethisch oogpunt wordt bekeken in de maatschappij. Het
is een onderwerp dat mensen raakt. Dit kan zowel negatief als positief gelezen worden.
Wij hebben ons gericht op een specifieke doelgroep met een specifieke vraag. Door deze
specifieke doelgroep en vraag was het soms lastig om de juiste informatie voor het
onderzoek te kunnen krijgen.
Er wordt in diverse documenten al snel gelinkt naar Euthanasie, en daar willen wij ons juist
niet op richten.
Bij dit onderzoek zijn ook veel mensen betrokken geweest die een Niet Aangeboren
Hersenletsel hebben. Deze mensen zijn d.m.v. een enquête in aanraking gekomen met dit
onderzoek.
Er is onderzoek geweest bij de overkoepelende organisaties naar het beleid, en het ontstaan
van dat beleid.
Daarna is er een enquête opgesteld, die is ingevuld door 56 personen. Naast deze enquête
worden er drie stellingen weergegeven die te maken hebben met het onderwerp reanimatie.
Er is t ijdens het onderzoek gekeken naar familie, verwanten, begeleiding, en naar juridische
en ethische aspecten. Allen hebben invloed op het onderwerp (non) reanimatie.
Deze aspecten zijn allen meegenomen in de conclusies en aanbevelingen die in het laatste
hoofdstuk worden weergegeven.
8
Hoofdstuk 1 Algemeen NAH en (Non) Reanimatie en de cijfers.
Inleiding
(non) reanimatie beleid? NAH? Wat is wat?
In dit hoofdstuk zal een algemene beschrijving worden gegeven van NAH en (Non)-
Reanimatie. Deze twee onderwerpen zijn de hoofdzaken van het onderzoek.
1.1 Wat is NAH?
De afkorting NAH staat voor Niet Aangeboren Hersenletsel. Hier kan men van spreken als er
op latere leeftijd letsel aan de hersenen ontstaat ten gevolge van Traumatisch Hersenletsel
of Niet traumatisch Hersenletsel (dus niet bij of erg kort na de geboorte).
Verdere uitleg over de doelgroep NAH zal worden weergegeven in Hoofdstuk 3, paragraaf 2.
1.2 (Non) Reanimatie en de cijfers.
Reanimatie, volgens de Van Dale2; het weer tot leven wekken van schijndoden.
Het gaat om het weer op gang brengen van de ademhaling en/of de bloedsomloop.
(non) reanimatie, het woord non geeft het al aan: NIET reanimeren.
Er wordt veel geschreven over reanimeren, veel organisaties proberen zoveel mogelijk
mensen te informeren over wat reanimeren inhoudt en hoe je dit moet toepassen in een
levenbedreigende situatie.
De NRR (Nederlandse Reanimatie Raad) is daar een voorbeeld van. De NRR is een
overlegorgaan van de Nederlandse Hartstichting, het Nederlandse Rode Kruis, Het Oranje
Kruis en de vereniging van Artsen (VVAA). De eerste doelstelling van de NRR was het
bereiken van overeenstemming met betrekking tot een uniform lesprogramma in
elementaire reanimatie in Nederland3.
De NRR wil zoveel mogelijk mensen kennis laten maken met reanimeren. Dit doen zij door
cursussen aan te bieden m.b.t. reanimeren.
Het reanimeren klinkt eenvoudiger dan het is. Zo zijn er diverse cursussen die gevolgd
kunnen worden bij de NRR.
Iedereen kan getraind worden voor BSL (Basic Life Support), met als extra een korte cursus
AED (Automatische Externe Defibrillator) en daarnaast voor ALS (Advanced Life Support) voor
hulpverleners.
De cijfers die worden gegeven door de website: www.reanimatie.nl geven een ieder een
beeld over hoe vaak er een situatie ontstaat waarbij reanimeren noodzakelijk zou kunnen
zijn. Er wordt het volgende gemeld:
2 www.vandale.nl
3 www.reanimatieraad.nl
9
In Nederland worden jaarlijks ruim 15.000 personen buiten het ziekenhuis getroffen door
een plotselinge hartstilstand. Dit zijn er 300 per week of bijna elke 2 uur één! In ongeveer
80% van de gevallen zal dit thuis gebeuren, ongeveer 20% vindt elders plaats.
Reanimatie.nl vindt het positief dat er:
In Nederland inmiddels ongeveer 3 miljoen mensen (= 23% van de bevolking ouder dan 18
jaar) de basiscursus reanimatie heeft gevolgd. De doelstelling van de Nederlandse
Hartstichting voor 2010 is: "het vergroten van de overlevingskansen bij een plotselinge
hartstilstand van 10% naar 25% door, in samenwerking met overheden, bedrijfs- en
verenigingsleven, reanimatiepartners en vrijwilligers, te realiseren dat een getrainde leek
binnen 6 minuten na een hartstilstand reanimeert en, indien beschikbaar, met een
Automatische Externe Defibrillator (AED) defibrilleert".
Met een grote campagne wil de Nederlandse Hartstichting bereiken dat in 2010:
50% van de Nederlanders een reanimatie / AED- cursus heeft gevolgd.
75% van de mensen met een reanimatiediploma beschikt over recente kennis en
vaardigheden.
80% van de Nederlanders weet wat een AED is en een AED- locatie kan herkennen.
1.3 Samenvatting
De doelgroep NAH, is een doelgroep waar in de maatschappij niet als eerste aan gedacht
wordt. Het is een doelgroep die meer aandacht nodig heeft, om zo deze doelgroep te
kunnen bieden wat ze nodig heeft. Hierover zal verder gesproken worden in Hoofdstuk 3,
paragraaf 2.
Net zoals ieder mens, hebben ook mensen met een Niet Aangeboren Hersenletsel te maken
met (Non) reanimatie. Maar hoe staan we daar in? De algemene cijfers geven een goed beeld
over de bekendheid en betrokkenheid van mensen bij reanimeren. Er is nog veel werk te
verrichten.
10
Hoofdstuk 2 Macro niveau
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt op macro niveau beschreven wat beleid, wilsbekwaamheid, de
juridische en de ethische kaders voor invloed hebben op het maken van beleid.
2.1 (non) reanimatie beleid.
Als we kijken naar de meest voorkomende doelgroep, komen we terecht in verpleeghuizen.
In 2004 is er veel opschudding geweest over Meavita woongroep, waar bekend werd
gemaakt dan zij een nee, tenzij - beleid hebben opgesteld. Hierbij moet gezegd worden dat
verpleeghuizen zelf hun beleid mogen bepalen. Wat erkend wordt door een woordvoeder van
de VWS4.
In een artikel over deze opschudding zegt Drs. H.J. Ormel, lid van de Tweede Kamer fractie
van het CDA: ik kan mij voorstellen dat in individuele gevallen wordt besloten niet meer te
reanimeren, maar een standaard nee, tenzij vind ik veel te ver gaan5.
Dit leidt tot de vraag: Is een nee, tenzij - beleid ook toepasbaar bij onze doelgroep? Of
moeten wij ons meer richten op de individuele gevallen?
2.2 Beleid bij de overkoepelende organisaties van Pluswonen Polanenhof.
Tijdens het onderzoek is gebleken dat er bij de overkoepelende organisaties (Steinmetz en
De Strijp- Waterhof) wel een beleid en protocol is opgesteld m.b.t. (non) reanimatie, maar dat
deze zeer karig zijn. Het protocol van Steinmetz zou een duidelijk overzicht moeten geven
voor de personeelsleden die dit protocol in een dergelijke situatie zouden moeten kunnen
toepassen. Dit wordt door meerdere personen niet erkend. Sterker nog, het personeel wordt
eerder aan hun lot overgelaten en er is zelfs gesproken over een slecht personeelsbeleid.
Daarnaast zijn er twee tegenstrijdige beleidsvormen. Het verpleeghuis De Strijp- Waterhof
zegt: (non) reanimatie en Steinmetz zegt: reanimatie.
Pluswonen Polanenhof is gevestigd op het terrein van De Strijp- Waterhof, terwijl er op dit
moment bij Pluswonen Polanenhof een protocol voor reanimeren ligt van Steinmetz.
Dit roept nogal wat vraagtekens op.
Daarnaast is het protocol wat Steinmetz hanteert, opgezet nadat er een situatie is geweest
waarin niet duidelijk was wie wat wèl, of niet mocht, of wèl, of niet moest doen.
Tevens kwam men erachter dat, ook al hééft iemand een cursus reanimatie gevolgd, het in
de praktijk nog anders kan lopen. Hier zal in paragraaf 2.5 op worden ingegaan.
4 Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
5 http://www.serviceapotheek.nl/nieuws/index.asp?nieuwsID=7167&soortID=1
11
2.3 Wils(on)bekwaamheid
Vanwege hun hersenletsel is het voor de cliënten van Pluswonen Polanenhof in het
algemeen een pittige opgave keuzes te maken. Hier hebben zij onder andere onze
begeleiding bij nodig. Zo ook bij de keuze voor het wel of niet gereanimeerd willen worden.
De wils(on)bekwaamheid en de toetsing hiervan, is een gedeelte wat hierbij van groot belang
is.
Wat betekent wils(on)bekwaamheid?
Wils(on)bekwaamheid heeft te maken met het besluitvormingsvermogen van de cliënten.
De vraag is of de cliënt de vermogens heeft om een bepaalde beslissing te nemen.
Wanneer is een cliënt wilsbekwaam?
Een cliënt is wilsbekwaam als hij/zij in staat is om de situatie waar hij/zij zich in bevindt
reëel kan inschatten, de informatie die gegeven wordt begrijpt, en de gevolgen ervan
inziet. Kan een cliënt dit niet, dan is hij/zij wilsonbekwaam.
Hoe wordt wilsbekwaamheid vastgesteld?
De artsenorganisatie KNMG6 heeft een stappenplan ontwikkeld voor de vaststelling van
Wilsbekwaamheid. Dit in kader van de WGBO7. Dit stappenplan is als bijlage C toegevoegd.
Of iemand wilsonbekwaam is hangt ook af van waar de beslissing vandaan komt.
Wilsbekwaamheid dient per beslissing beoordeeld te worden.
Bijvoorbeeld: is iemand bekwaam om te beslissen al dan niet een operatie te ondergaan?
Als hij ten aanzien daarvan wilsonbekwaam is, wil dit dus niet zeggen dat hij dat in alle
opzichten is. Zo zijn verstandelijk gehandicapten in sommige opzichten wilsonbekwaam,
maar hebben soms ook voldoende inzicht in hun eigen situatie om zelf te kunnen
meebeslissen over een medische behandeling.
2.4 Juridische kaders
Het Wetboek van Strafrecht
Het Wetboek van Strafrecht8 is duidelijk: (artikel 450) hij die, getuige van het ogenblikkelijke
levensgevaar waarin een ander verkeert, nalaat deze die hulp te verlenen of te verschaffen
die hij hem, zonder gevaar voor zichzelf of anderen redelijkerwijs te kunnen duchten,
verlenen of verschaffen kan, wordt, indien de dood van de hulpbehoevende volgt, gestraft
6 Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst.
7 De Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst.
8 http://www.wetboek- online.nl/wet/Sr/450.html
12
met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
Hier kan bij worden gezegd dat als iemand getuige is, en de desbetreffende persoon belt
112, dan wordt dit gezien als hulp verlenen.
De Wet op de Geneeskundige Behandelings Overeenkomst.
In de WGBO zijn de rechten en plichten van de cliënt en de hulpverlener wettelijk geregeld en
regelt de beslissingsbevoegdheid van de cliënt zijn behandeling. De WGBO is een onderdeel
van het Burgerlijk Wetboek9. Eén van de belangrijkste wetten van de WGBO die van
toepassing is op het (non) reanimatie beleid is de informatieplicht.
In de WGBO is de informatieplicht als volgt omschreven:
(Artikel.7:448.1.) De hulpverlener licht de patiënt op duidelijke wijze, en desgevraagd
schriftelijk in over het voorgenomen onderzoek en de voorgestelde behandeling en over de
ontwikkelingen over het onderzoek, de behandeling en gezondheidstoestand van de patiënt.
De hulpverlener licht een patiënt die de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt op
zodanige wijze in als past bij zijn bevattingsvermogen.
2. bij het uitvoeren van de in lid 1. neergelegde verplichting laat de hulpverlener zich leiden
door hetgeen de patiënt redelijkerwijs dient te weten ten aanzien van: de aard en het doel
van het onderzoek of behandeling die hij noodzakelijk acht en van de uit te voeren
handelingen; de te verwachten gevolgen en risico s daarvan voor de gezondheid van de
patiënt; andere methoden van onderzoek of behandeling die in aanmerking komen; de staat
en de vooruitzichten met betrekking tot diens gezondheid voor wat betreft het terrein van
het onderzoek of behandeling.
3. De hulpverlener mag de patiënt bedoelde inlichting slechts onthouden voor zover het
verstrekken ervan kennelijk ernstig nadeel voor de patiënt zou opleveren. Indien het belang
van de patiënt dit vereist, dient de hulpverlener de desbetreffende inlichtingen aan een
ander dan de patiënt te verstrekken. De inlichtingen worden de patiënt alsnog gegeven,
zodra bedoeld nadeel niet meer te duchten is. De hulpverlener maakt geen gebruik van zijn
in de eerste volzin bedoelde bevoegdheid dan nadat hij daarover een ander hulpverlener
heeft geraadpleegd.
De plicht tot informeren is niet onbegrensd. In de wet zijn twee gronden geformuleerd die
voor de hulpverlener een plicht om niet te informeren met zich brengen. Indien het de
uitdrukkelijke wens is van de cliënt niet te worden geïnformeerd, moet deze wens
gerespecteerd worden. Deze plicht kent echter ook weer een uitzondering:
(Art 7:449.) Indien de patiënt te kennen heeft gegeven geen inlichtingen te willen
ontvangen, blijft het verstrekken daarvan achterwege, behoudens voor zover het belang dat
9 http://www.hulpgids.nl/wetten/wgbo- tekst.htm
13
de patiënt daarbij heeft niet opweegt tegen het nadeel dat daaruit voor hem zelf of anderen
kan voortvloeien.
De arts is gezien bovengenoemde wetten volgens de WGBO verplicht de cliënt te informeren
wanneer een (non) reanimatiebesluit bij de cliënt is gemaakt. Als de cliënt niet geïnformeerd
wordt over het besluit, overtreedt de arts de wet. Het is daarom van belang dat het (non)
reanimatiebesluit samen met de cliënt wordt gemaakt, zodat de cliënt geïnformeerd wordt
over de besluitvorming en hier ook een rol in kan hebben.
Wanneer er sprake is van een (non) reanimatie beleid op medisch indicatie, is het van belang
dat de cliënt hierover geïnformeerd wordt en de arts is dit gezien de WGBO verplicht, tenzij
dit voor de pat iënt kennelijk ernst ig nadeel kan opleveren. Dit kan bijvoorbeeld van
toepassing zijn als het meedelen van het besluit zo n psychische belast ing met zich
meebrengt dat er risico op zelfdoding bestaat. Wanneer de arts afziet van het geven van
informatie en het besluit niet wil meedelen aan de patiënt, schrijft de WGBO voor dat hij
eerst een collega raadpleegt.
De Wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg.
De wet BIG is een kwaliteitswet10. Het doel is enerzijds kwaliteit van de beroepsuitoefening te
bevorderen en te bewaken en anderzijds de cliënt beschermen tegen ondeskundig en
onzorgvuldig handelen. De wet geeft voorwaarden voor het bevorderen en bewaken van de
kwaliteit van de beroepsuitoefening. Dit met doel de cliënt te beschermen.
Wanneer de arts op het gebied van het (non) reanimatie beleid in gebreke blijft om de cliënt
te informeren, kan de verpleegkundige hem of haar op dit gebrek wijzen. De
verpleegkundige moet blijven signaleren en rapporteren, wanneer de verpleegkundige dit
niet doet, kan de verpleegkundige tuchtrechterlijk vervolgd worden voor het in gebreke
blijven in de rapporterende en signalerende rol. Verpleegkundigen dienen dan ook altijd
notities te maken in het verpleegkundige dossier over de acties die zij hebben ondernomen.
Ook heeft de verpleegkundige deskundigheid op het gebied van observatie en draagt de
verpleegkundige hierin ook verantwoordelijkheid. De verpleegkundige heeft de plicht de
wensen van de cliënt op het gebied van wel of niet reanimeren aan de arts door te geven en
niet te negeren.
De Kwaliteitswet Zorginstellingen.
De KWZ11 betreft elke instelling die zorg levert zoals omschreven in de Ziekenfondswet en de
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten: ziekenhuizen, verpleeginrichtingen, privéklinieken,
gezondheidscentra, enzovoort. De KWZ verplicht de instellingen tot levering van
10 http://www.hulpgids.nl/wetten/wet_big.htm
11 http://www.hulpgids.nl/wetten/wet_kwaliteitzorg.htm
14
verantwoorde zorg. De instelling heeft hierdoor ook verantwoordelijkheden ten aanzien van
het (non) reanimatie beleid. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat de instelling zich inspant om
maatregelen te treffen, bijvoorbeeld protocollering, die ervoor zorgen dat het beleid rondom
reanimeren is vastgelegd.
2.5 Ethische kaders
Het woord ethiek, ook genoemd, moraal, is het geheel van waarden, normen en opvattingen
dat richting geeft aan het gedrag of handelen van mensen. Het gaat bij moraal altijd om
vragen van goed en kwaad: wat is goed of moreel juist handelen? Mag alles wat kan? Wat is
een rechtvaardige verdeling van zorg? 12
Volgende de Van Dale betekent ethiek: praktische wijsbegeerte die zich bezighoudt met
wat goed en kwaad is.
Binnen de hulpverlening speelt ethiek een eigen rol. Normen en waarden staan voorop.
Maar wat als een bewoner zelf niet meer kan beslissen, en er moeten beslissingen genomen
worden? En hoe staat het met de medewerkers, kunnen zij conform het beleid handelen?
In paragraaf 2.2 is kort stilgestaan bij het uitvoeren van reanimatie in de praktijk. Hieronder
zal een voorbeeld gegeven worden om te situatie te verhelderen:
Op een woonvorm zijn twee medewerkers aanwezig, één die bevoegd is om te reanimeren en
één die daar niet toe bevoegd is.
Een cliënt krijgt een beroerte en ligt levenloos op de grond. Beide medewerkers zijn
aanwezig. De bevoegde medewerker is op dat moment niet in staat om te reanimeren, hij
slaat dicht en weet niet meer wat hij/zij moet doen. Zijn collega is hier lichamelijk en
psychisch wel toe in staat en gaat reanimeren. Ondertussen belt de bevoegde medewerker in
opdracht van zijn collega 112.
Is dit verantwoord? Is er correct gehandeld?
Ja, dit is verantwoord. En ja, er is correct gehandeld. In de praktijk kan het voorkomen dat
iemand die wel bevoegd is om te reanimeren het op dat moment niet kan, in dit geval,
vanwege zijn psychische toestand. Dat de andere medewerker handelt naar wat hij/zij kan
en wil, is meer dan gewenst. Reanimeren is geen plicht, maar er wordt wel verwacht dat je
als medewerker hàndelt. Om 112 te bellen, is al genoeg. Dat is een handeling.
Maar hoe staat het nu met het beleid?
Het blijkt dat men voornamelijk in de ziekenhuizen, maar ook in verpleeghuizen en
gehandicapteninstellingen bezig is met het opstellen en actualiseren van reanimatiebeleid.
12 Bron: www.ceg.nl
15
Er is uitgebreid wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van reanimatie gedaan. Daaruit
blijkt dat het positieve effect van reanimatie gering is, zelfs bij gezonde volwassenen13.
Het actualiseren en opstellen van reanimatie beleid brengt veel vragen met zich mee.
Zoals:
Hoe moet men beoordelen of een persoon wilsonbekwaam is?
Wie moet beslissen over de medische behandeling van wilsonbekwame cliënten? En op
grond van welke overwegingen?
Hoe moeten zorgverleners in de dagelijkse praktijk omgaan met wilsonbekwame
patiënten?
Kan een behandelaar besluiten om niet te reanimeren als de betrokken cliënt daarover op
dat moment niet zelf kan meebeslissen?
En op grond van welke argumenten?
Het gaat om medische inschattingen van de slagingskansen van een reanimatie en ook om
de vraag of een reanimatie een "voor de cliënt redelijk doel" dient (is de reanimatie "medisch
zinvol"?). Om die laatste vraag te kunnen beantwoorden, is naast een medisch oordeel vaak
ook een beoordeling van de kwaliteit van leven nodig, en dat kan in principe alleen de cliënt
zelf. Vragen hierbij zijn:
Wie nemen deel aan de besluitvorming?
Welke rol spelen naasten (partner, kinderen, andere familie of vrienden) daarbij?
Uit dit onderzoek is gebleken dat er ook problemen zijn op het gebied van de implementatie
van (non) reanimatie beleid. Bij deze besluiten geldt vaak dat degenen die het besluit
uitvoeren anderen zijn dan degenen die betrokken zijn geweest bij de besluitvorming.
Vragen hierbij:
Hoe vind de informatieoverdracht plaats?
Hoe inzichtelijk is de argumentatie voor de uitvoerende?
De ethische kwesties die hierboven benoemd zijn, zijn ook vraagstukken die naar voren
kunnen komen als er op Pluswonen een volledig (non) reanimatie beleid zal worden
opgesteld.
Alle cliënten op Pluswonen zijn wilsbekwaam. Ze zijn allen zélf verantwoordelijk voor de
handelingen die zij verrichten en de beslissingen die zij maken.
13 Uit een persbericht van 23- 08- 2004 van mevrouw drs. W.E. Weeder, Directeur NVVA.
16
2.6 Samenvatting
Om beleid te kunnen maken is veel onderzoek nodig. Om beleid m.b.t. reanimatie of (non)
reanimatie te maken is nog meer onderzoek nodig.
Er zijn veel factoren die invloed hebben bij het maken van een (non) reanimatie beleid. Denk
aan normen en waarden, wils(on)bekwaamheid en de wetten waaraan wij ons moeten
houden. Wanneer beslis je en wie beslist er?
17
Hoofdstuk 3 Meso niveau
Inleiding
In dit hoofdstuk een uitgebreide uit leg over Niet Aangeboren Hersenletsel en de specif ieke
doelgroep aandachtspunten met betrekking tot (non) reanimatie.
Ook de aandachtspunten voor het begeleidingsteam worden hier in belicht.
3.1 Niet Aangeboren Hersenletsel.
Niet Aangeboren Hersenletsel, bestaat uit twee delen:
1. hersenletsel
2. niet aangeboren
1. Hersenletsel is een beschadiging van de hersenen.
De hersenen kunnen door heel veel oorzaken beschadigd worden. Denk aan een
hersenbloeding, hersentumor, hersenkneuzing, maar bijvoorbeeld ook een vergiftiging of
infectie.
De oorzaken zijn te verdelen in traumatisch en niet- traumatisch hersenletsel. Traumatisch
betekent dat de de hersenen beschadigd worden door een kracht van buiten het hoofd,
bijvoorbeeld een hard voorwerp dat het hoofd raakt. Niet traumatisch betekent dat de
hersenen van binnenuit letsel oplopen, bijvoorbeeld door een infectie, herseninfarct, of
zuurstoftekort door verdrinking.
In het algemeen leidt dit tot een vernietiging van bepaalde hersencellen. Gezien de
belangrijke functie van de hersenen kan dit leiden tot diverse ernstige problemen, zowel op
lichamelijk als op mentaal gebied.
2. Niet aangeboren betekent dat het letsel is opstaan op latere leeftijd. Er is niet echt een
keiharde grens voor NAH, maar in ieder geval is het niet voor, tijdens of vlak na de geboorte.
In het algemeen wordt bij twee14 jaar een grens getrokken. Dan is de fontanel bij kinderen
gesloten en de rijping van het centrale zenuwstelsel voltooid.
Kenmerkend voor NAH is dat er een duidelijke breuk is in het leven van voor en na het
hersenletsel. Een persoon met NAH is zich hier in het algemeen ook zeer van bewust. De
leeftijdsgrens van twee jaar is daarom niet van toepassing, omdat kinderen zich op die
leeftijd nog niet bewust zijn wat hen overkomt. Het is op latere leeftijd dan ook niet voor te
stellen hoe het was vóór het hersenletsel. Bij NAH is dit dus wél het geval.
14 Bron: Blz. 20 Kinderen in ontwikkeling (Mart ine F. Delfos, 2003)
18
3.2 Doelgroep NAH
De doelgroep NAH in Nederlands is niet alleen zeer groot, maar ook zeer divers. Vrijwel elke
Nederlander kan na even nadenken wel iemand noemen met hersenletsel.
Toch is niet veel bekend over de gevolgen van hersenletsel. Dit komt voor een groot deel,
omdat veel letsel niet zichtbaar is. Ook zijn de gevolgen die wel aan het licht komen niet
altijd even makkelijk te begrijpen. Dit maakt het contact tussen een persoon met NAH en
iemand zonder NAH soms erg moeizaam.
Het Nederlands Centrum Hersenletsel heeft een lijst15 samengesteld met mogelijke gevolgen.
Met behulp van deze lijst is hersenletsel makkelijker als zodanig te herkennen.
In relatie met (non) reanimatie zijn enkele kenmerkende gevolgen van belang, omdat ze
mogelijk van invloed kunnen zijn op de besluitvorming van een cliënt, arts, of begeleider.
Ten eerste kan de lichamelijke situat ie waarin iemand kan verkeren tengevolge van
hersenletsel en/of bijkomend letsel, reden zijn om niet gereanimeerd te willen worden.
Maar daar tegenover staan ook mentale gevolgen die de besluitvorming beïnvloeden en er
niet gemakkelijker op maken.
Ondanks de diversiteit in de mentale gevolgen van NAH zijn er enkele16 die er uitspringen in
het licht van (non) reanimatie:
vertraagd denkvermogen
concentratiestoornis
geheugenproblemen
moeite met planning en organisatie
stemmingswisselingen, depressiviteit
impulsiviteit
prikkelbaarheid, opstandigheid, kortaf zijn
onzekerheid en angst
overmatig enthousiasme
overschatting van eigen prestaties
een verminderd inzicht in eigen ziektebeeld
een minderwaardigheidsgevoel
3.3 De specifieke doelgroep van Pluswonen Polanenhof:
De naam Pluswonen komt van de doelgroep, namelijk NAH+ . Waarom plus? De plus staat
voor de complexe zorgvraag die cliënten hebben. Naast hersenletsel is er de combinat ie met
cognit ieve, somatische en / of psychiatrische problemen. Hierdoor zijn de cliënten snel uit
hun evenwicht wat veelal gedragsproblemen met zich meebrengt. De cliënten op Pluswonen
hebben dan ook behoefte aan intensieve individuele begeleiding.
15 Zie bij lage A: overzicht van de mogelijkheden gevolgen van hersenaandoeningen
bron: Nederlands Centrum Hersenletsel
16 bron: www.nah- info.nl en www.nah- algemeen.nl
19
Enkele belangrijke kenmerken17 van de zorgvraag:
Complexiteit: De zorgvraag bestaat uit vragen op verschillende leefgebieden (bv.
gezondheid, sociale contacten, huishouden, dagbesteding, onafhankelijkheid, financiën)
die op elkaar inspelen. Vaak is er sprake van een vraag achter de vraag.
Onvoorspelbaarheid van de ondersteuningsvraag als gevolg van de grote variatie in
functioneren. Dit vraagt om een flexibele opstelling van de medewerkers.
Intensiteit: Noodzaak tot intensieve begeleiding, die 24 uur per dag beschikbaar is.
Aard. Zowel begeleiding als assistentie bij ADL (algemene dagelijkse levensverrichtingen)
en HDL (huishouden). Deze assistentie kan begeleiding en / of overname inhouden.
Individualiteit: De vragen van cliënten zijn zeer divers en vragen om individuele
begeleiding. De cliënten vormen tezamen geen leefgroep.
Spanningsveld tussen enerzijds de behoefte aan autonomie en vrijheid en anderzijds de
beperkte mogelijkheden van de cliënt die om begrenzing vragen. Dit vraagt om
begeleiding die hierin een balans kan vinden.
Crisisopvang. Incidentele vraag naar tijdelijke crisisopvang (somatisch of psychiatrisch).
3.4 Relatie NAH en (non) reanimatie
De cliënten op Pluswonen hebben allen een ernstig hersenletsel opgelopen met alle gevolgen
vandien. Gevolgen als: invaliditeit, ernstige evenwichtsstoornissen, blindheid,
gedragsstoornissen en persoonlijkheidsveranderingen.
Door wat hen overkomen is hebben zij moeten leren omgaan met de nieuwe
levensomstandigheden en hun hersenletsel. Hun visie op het leven voor het letsel heeft
invloed op individuele coping (zie paragraaf 4.3) en bijkomende problematiek.
Het merendeel van de mensen met NAH is blij nog te leven en volop in ontwikkeling om van
het leven iets moois te maken. Maar een deel kan mogeijk de wens hebben om bij een
kritieke medische situatie geen verdere actie meer te willen (laten) ondernemen. Temeer
omdat ze zelf hebben meegemaakt wat voor veranderingen hersenletsel met zich mee kan
brengen.
3.5 Begeleiding (team)
Voor het begeleidingsteam geldt net als voor cliënten dat (non) reanimatie een lastig
onderwerp kan zijn. Niet alleen gezien de beladenheid van het onderwerp, mogelijk ook voor
de begeleider in persoon, maar vooral ook door de ethische en juridische grenzen die
bereikt kunnen worden als dit onderwerp met de cliënt wordt aangesneden. Daar komt bij
dat de cliënten door hun hersenletsel ook wispelturigheid vertonen. Wat het maken van
keuzes lastig maakt.
17 bron zie bij lage B: projectplan Meerwaarde door verscheidenheid, intersectorale woonondersteuning voor
mensen met niet- aangeboren hersenletsel . Het projectplan wat geschreven is bij de voorbereiding op Pluswonen
Polanenhof.
20
Voor het begeleidingsteam zal vooral vertrouwen van groot belang zijn.
Vertrouwen in het onderwerp: dat iedereen binnen het team goed op de hoogte is van de
ins- and- outs .
Vertrouwen in elkaar: dat iedereen weet wat er gebeurt en dat, waar nodig, er met elkaar
over gesproken wordt.
Vertrouwen komt ook voort uit duidelijkheid. De noodzaak voor duidelijke informatie en
handvatten.
Een goede kadering van verantwoordelijkheden en een helder protocol van werkzaamheden
kan ervoor zorgen dat de begeleiding met vertrouwen te werk kan gaan.
3.6 Samenvatting
Binnen de doelgroep NAH zijn er belangrijke kenmerken om rekening mee te houden bij het
het onderwerp (non) reanimatie. Het onderwerp zelf en de complexe doelgroep van
Pluswonen vraagt om duidelijkheid.
Ook voor het vertrouwen binnen het begeleidingsteam is duidelijkheid belangrijk. Duidelijke
informatie voor iedereen binnen het team moet hier voor zorgen.
21
Hoofdstuk 4 Micro- niveau
Inleiding
Op micro- niveau staat de cliënt centraal, evenals het systeem waar de cliënt deel van
uitmaakt. Er zal dieper worden ingegaan in de gevolgen van NAH, vooral in relatie met (non)
reanimatie.
Ook zal gekeken worden naar de rol van de individuele begeleider hierbij.
4.1 Familie/relaties
Binnen het systeem van de cliënt speelt de familie en / of relatie(s) in het algemeen een
belangrijke rol.
Zij zijn onderdeel van het leven van de cliënt en kunnen de besluitvorming van een cliënt
beïnvloeden.
Emotionele band en invloed op de cliënt
Net als de cliënt, heeft de mens betrokken bij de cliënt, het hersenletsel ook meegemaakt.
En door de cliënt ondergaan zij vaak ook de effecten van hersenletsel. De mate van
betrokkenheid wordt zeer sterk bepaald door de emotionele band die de cliënt met de
mensen om zich heen heeft. Die emotionele band is heel sterk binnen een huwelijk, of
tussen ouder en kind.
De emotionele band kan ook (gedeeltelijk) verbroken worden door hersenletsel. Vaak is het
dan één van de twee binnen een relatie die de band niet meer heeft of voelt, wat het voor de
ander zeer pijnlijk maakt.
Vanuit de emotionele band die mensen hebben, komt de invloed voort die mensen op elkaar
hebben. De invloed kan positieve, maar ook negatieve effecten hebben.
Naarmate de emotionele lading van een vraag groter is, zal de emotionele band ook sterker
invloed hebben op besluitvorming.
In het diagram op de volgende pagina wordt duidelijk dat alle vier factoren met elkaar in
verbinding, en in relatie met elkaar staan. De pijlen staan voor de band tussen cliënt en
diens familie/relatie.
22
De emotionele band tussen cliënt en omgeving maakt dus dat emoties en invloed in relatie /
verhouding met elkaar staan.
Concreet: de keuze van een cliënt om zich niet te willen laten reanimeren is een emotioneel
beladen onderwerp (de dood). Betrokkenen met een emotionele band met de cliënt kunnen
door sterkere emoties dan een grotere invloed op de keuze van de cliënt hebben.
Hieruit wordt duidelijk waarom een professionele hulpverlener een emotionele band met een
cliënt moet vermijden. Omdat hierdoor de besluitvorming van zowel cliënt als professional
onder invloed van emoties komt, en hiermee de objectiviteit van de professional in gevaar
komt.
Keuzes cliënt & familie / relaties
Bij het maken van keuzes heeft een cliënt nogal eens ondersteuning nodig. Deze haalt de
cliënt uit zijn systeem. Dat zijn zoals beschreven in hoofdstuk 4.2 de cliënt, zijn
familie/relaties en professionele begeleiding.
Als nu de familie/relaties van een cliënt tot een andere keuze komen levert dit spanning op
bij de cliënt.
Dit zal niet altijd even gemakkelijk zijn. Denk aan een situatie waarin de cliënt niet volledig
wilsbekwaam is. En dus feitelijk de keuze van bijvoorbeeld (non) reanimatie niet alleen kan
en mag maken, omdat de gevolgen van die keuze voor de cliënt niet te overzien zijn.
23
Noodzaak tot overleg
Om spanning te vermijden is het bij het onderwerp (non) reanimatie, gezien de mogelijke
emotionele belasting bij cliënt en zeker diens omgeving, van het grootste belang dat overleg
plaatsvindt tussen cliënt en omgeving. Als iedereen op de hoogte is van het onderwerp en
als het besproken wordt, dan kunnen spanningen mogelijk vermeden worden. En zijn
eventuele spanningen in ieder geval makkelijker uit te spreken.
In het geval van wilsonbekwaamheid van de cliënt, en dat de wettelijk vertegenwoordiger
géén (non) reanimatiebeleid wil, zou het mogelijk ook in het belang van de cliënt zijn om het
onderwerp (non) reanimatie dan juist niet aan te snijden bij de cliënt.
4.2 Individuele begeleiding NAH De begeleiding van mensen met NAH staat in het teken van het creëren van een systeem
waarin de persoon met NAH optimaal functioneert. Dit systeem bestaat uit de persoon zelf
en zijn fysieke omgeving, maar ook familie en / of relaties en begeleiding.
Helaas is de cliënt vaak zelf niet in staat om zijn of haar systeem in balans te houden.
Begeleiding is noodzakelijk om die balans te vinden en te behouden.
Hooi op je vork
Op Pluswonen Polanenhof wordt gebruik gemaakt van een vaststaand begeleidingsmodel
voor mensen met NAH. Dit model, genaamd Hooi op je vork , is breed bekend binnen de
professionele hulpverlening bij het methodisch ondersteunen van mensen met NAH.
Het begeleidingsmodel Hooi op je vork , kortweg HOOI , is speciaal ontwikkeld voor
mensen met NAH.
De methodische cyclus van HOOI bestaat uit twee fasen:
1. Ontdekken, beeldvorming.
Het verzamelen van informatie over de persoon zelf en over diens leven.
2. Ontwikkelen, het uitwerken van wensen.
De wensen van een persoon worden uitgewerkt in een actieplan, met SMART18 doelen.
Belangrijk onderdeel van het model zijn de zogenaamde leefgebieden. Deze twaalf gebieden
verdelen iemands leven in overzichtelijke onderdelen die worden ontdekt en ontwikkeld.
De leefgebieden zijn:
1. uiterlijk
2. gezondheid
3. familie/relaties
4. seksualiteit
18 SMART: Systematisch Meetbaar Aanvaardbaar Realistisch Tijdgebonden, methode om doelen concreet te maken
en te toetsen.
24
5. werk
6. vrijetijdsbesteding
7. sociale contacten
8. woonomgeving en huishouden
9. financiën
10. toekomstzekerheid
11. onafhankelijkheid
12. zingeving
Het gaat voor dit verslag te ver om dieper in te gaan op de inhoud van deze methode.
Hiervoor is het boek19 over HOOI voor begeleiders beter geschikt.
De naam van het model is de essentie van Hooi op je vork . Alles is erop gericht om de
balans te vinden tussen mogelijkheden en wensen van de cliënt, en de cliënt daarvan
optimaal te laten profiteren binnen zijn of haar kunnen.
De rol van de begeleider is het optekenen van de verschillende meningen (van cliënt, familie
en deskundigen). De begeleider mag hier zelf geen mening in hebben, om te komen tot
objectieve besluitvorming.
4.3 Coping Bij de begeleiding van mensen met NAH staat de cliënt en diens gedrag centraal. Belangrijk
onderdeel van gedrag bij mensen met NAH is coping.
Coping is de manier waarop iemand zowel gedragsmatig, cognit ief als emotioneel op
aanpassing vereisende omstandigheden reageert.
Het is een proces dat uit vele afzonderlijke componenten bestaat, constant verandert en
afhankelijk is van nieuwe omstandigheden en ervaring.
Coping als probleemoplossend gedrag heeft een bepaalde effect. Het resultaat kan wel of
niet effectief zijn. Door het effect, dat een bepaald probleemoplossend gedrag heeft, kan
beoordeeld worden of het een adequate of een inadequate vorm van coping betreft.
Bij effectief coping- gedrag zal men gezondheidsklachten beter kunnen voorkomen, het
welzijn in standhouden of bevorderen. In sociaal opzicht voelt men zich prettig en de
zelfwaardering wordt versterkt. Hierdoor is het interessant te weten welk coping- gedrag
effectief is of niet. Aangezien de effectiviteit van coping mede bepaald wordt door de
situatie,( de duur, de context, de personen enz.) is het niet mogelijk om van te voren een
absolute norm te stellen voor effectieve copingstijlen. Met andere woorden: adequate coping
is situat ie afhankelijk. 20
19 Bron: Methodisch ondersteunen van mensen met hersenletsel (Patty van Belle en Judith Zadoks, 2005) 20 bron: http://www.ipt- site.nl
25
Enkele kenmerkende elementen die vaak voorkomen op Pluswonen21:
wrok
achterdocht
ontremming en de uiting hiervan
invullen van de gaten, ook voortkomend uit korte termijn geheugen
afzetten tegen familie en dierbaren
uit ing van doodswens, beter als ik er niet meer ben .
schuld verleggen
(auto)mutilatie
agressie projecteren
Coping is vooral sterk aanwezig bij mensen met NAH vanwege de grote verandering die in
diens leven heeft plaatsgevonden. Dit maakt het mechanisme om hier mee om te kunnen
gaan - coping des te meer noodzakelijk.
Omdat coping een dergelijk evident onderdeel is bij mensen met NAH is het van belang om
coping te onderkennen en er zo nodig naar te handelen.
4.4 Relatie individuele begeleiding en (non) reanimatie
De cliënt in balans krijgen en houden. De vraag of iemand wel of niet gereanimeerd wil
worden, kan de balans behoorlijk verstoren. Het is dan ook de vraag hoe iemand zal
reageren en hoe deze vraag dus gesteld zal moeten worden.
De methode HOOI kan hiervoor een goede ingang in zijn. Maar het zal per persoon
verschillen welke benadering het beste zal werken.
Bij het begeleiden van het beantwoorden van de vragen rondom (non) reanimatie is het
belangrijk de copingstijl(en) van de cliënt goed in het oog te houden. Vooral om te
beoordelen of eventuele antwoorden niet onder invloed staan van een copingstijl.
4.5 Samenvatting
Het is de taak van de begeleider is om het systeem van de cliënt in balans te houden, door
de invloeden op het systeem aan te laten sluiten op de mogelijkheden van de cliënt.
Belangrijk onderdeel hiervan is coping.
De methode Hooi op je vork , zoals in gebruik op Pluswonen, is een goede methode om
bovenstaande te bereiken.
21 bron: begeleider Pluswonen W. Hordijk
26
Hoofdstuk 5 Enquête uitkomsten
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van de enquête en een samenvatting op de diverse
stellingen weergegeven. Verder is er een kop gewijd aan de reacties die wij hebben gekregen
n.a.v. de enquête. De reacties hebben een meerwaarde voor de conclusies die in dit
hoofdstuk benoemd worden.
5.1 Uitkomsten enquête.
In deze paragraaf zal d.m.v. verschillende grafieken weergegeven worden wat de uitkomsten
zijn van de enquête. In het totaal hebben er 56 personen aan deze enquête meegedaan.
In de eerste grafiek wordt duidelijk weergeven hoeveel procent er van de verschillende
categorieën hebben meegedaan.
Bij de categorie betrokken zijn de meeste reacties van mensen met NAH. Zij waren zeer
enthousiast over het feit dat er nu duidelijk onderzocht wordt wat deze doelgroep nodig
heeft. In paragraaf 5.3 worden een paar reacties weergegeven.
Deelnemers Enquête
Begeleider25%
Betrokkene21%
Geen van beide54%
Begeleider
Betrokkene
Geen van beide
In de drie volgende grafieken wordt een beeld geschetst van de antwoorden op de vragen op
algemeen, persoonlijk en ethisch gebied.
27
Algemene vragen
56
41
9
13
20
41
15
42 43
5
9
4
31
6
0
10
20
30
40
50
60
1. Weet u watreanimeren inhoudt?
2. Bent u bekend metNon-Reanimatie?
3. Vindt u reanimatie inalle situaties wenselijk?
4. Bent u ooit betrokkengeweest bij reanimatie?
5. Is er binnen u(voormalige)
hulpverleningsinstellingeen beleid m.b.t
reanimatie?
6. Vindt u dat hetonderwerp onderdeel
moet zijn vanbijvoorbeeld eenintakegesprek bij
instellingen?
Aan
tal
antw
oo
rden
JA
NEE
WEET NIET
28
Persoonlijke vragen
1
48
3839
55
11
19
87
0
10
20
30
40
50
60
1. Bent u ooit gereanimeerd? 2. Zou u gereanimeerd willenworden?
3. Zijn er situaties waarin u nietgereanimeerd wilt worden?
4. Hebt u eerder al eens over ditonderwerp nagedacht?
Aan
tal
antw
oo
rden
JA
NEE
WEET NIET
29
Ethische vragen
49
42
2
10
54
0
10
20
30
40
50
60
1. Vindt u dat u recht heeft op Non-Reanimatie? 2. Vindt u dat dit aan criteria moet voldoen?
Aan
tal
atw
oo
rden
JA
NEE
WEET NIET
30
5.2 Samenvatting van de stellingen
Stelling 1: (non) reanimatie is Euthanasie.
Uit de reacties valt te concluderen dat de meerderheid het oneens is met de stelling.
En waarom oneens?
Er wordt gezegd dat, als je kiest voor Euthanasie er op dat moment nog wel een leven is, en
bij (non) reanimatie geldt dat niet. Daarnaast is reanimeren een tijdelijke wens, die vaak
weinig kans van slagen heeft. Om niet te reanimeren is ook een tijdelijke wens, maar niet
omdat je op dat moment geen betere toekomst ziet, maar omdat er een plotselinge
beslissing moet worden gemaakt. Het is niet uitzichtloos.
Bij Euthanasie kies je ervoor om iets te doen, bij (non) reanimatie kiest je ervoor om iets NIET
te doen. Euthanasie is een verzoek, wordt bepaald bij een humaan lijden, is niet onverwacht
en dit kun je vragen. Deze vier punten gelden niet bij (non) reanimatie.
Mr. Dr. D.P. Engberts, jurist van het LUMC zegt in een nieuwsbrief van CICERO het volgende:
Als je iemand wegens uitzichtloosheid niet behandelt, is dat volgens de wet geen euthanasie.
Hetzelfde geval treedt op bij mensen die een niet- reanimeren verklaring op zak hebben. Het
is geen euthanasie als je die mensen niet behandelt."22
Stelling 2: Van een leven rekken wordt u niet beter.
Uit de reacties valt te concluderen dat er verschillend gedacht wordt. De uitkomsten liggen
bijna gelijk. Toch is er een meerderheid die het oneens is met de stelling.
Bij de personen die het eens waren met de stelling kwam voornamelijk de kwaliteit van leven
naar voren. Als er behoud is van kwaliteit, de levenswaarde nog voldoende is, dan zijn ze het
eens met deze stelling.
Bij de personen die het oneens waren, kwamen in het bijzonder de termen, niet zinvol en
onnodig lijden naar voren. En dat de kans op herstel erg klein is. En de kans om als een
kasplant je door het leven te gaan groot is en niet zinvol .
Stelling 3: Mijn leven ligt niet in mijn eigen hand.
Uit de reacties valt te concluderen dat er ook bij deze stelling verschillend gedacht wordt. De
uitkomsten bij deze stelling liggen ook bijna gelijk. Een kleine meerderheid is het oneens
met de stelling.
De personen die aangaven het eens te zijn met de stelling, noemden voornamelijk de
afhankelijkheid van de medici, dat de dood onverwacht is, maar dat je wel zelf kunt kiezen
om te leven. En er is een aantal personen tegen Euthanasie, vandaar dat zij het met deze
stelling eens zijn.
22 Uit nieuwsmagazine CICERO 5 maart 1999 nr. 4
31
De personen die aangaven het er niet meer eens te zijn, noemden voornamelijk de eigen
verantwoordelijkheid. Je kunt al je wensen op papier zetten en dus ligt het uiteindelijk in je
eigen hand. Ook zijn vaak familie of naasten op de hoogte van jouw wensen, wat er weer
toe leidt dat je het in eigen hand hebt.
5.3 Conclusies
Grafiek 1: Deelnemers onderzoek.
Uit deze grafiek is af te lezen dat het merendeel van de deelnemers aan de enquête geen
betrokkene of begeleider was. Het positieve hiervan is dat zij van buitenaf naar de situatie
kijken, en hierdoor minder bevooroordeeld kunnen reageren.
De overige deelnemers zijn half om half betrokkene/begeleider. Bij deze deelnemers is een
grotere kans dat zij met het onderwerp bekend zijn, en hierdoor al een beeld hebben door
wat zij in de praktijk hebben meegemaakt.
Grafiek 2: Algemene vragen
Uit deze grafiek is te zien dat:
Het onderwerp reanimatie bekend is.
Het onderwerp (non) reanimatie is voor 73,2 % bekend onder de deelnemers.
Ook 75% het ermee eens is dat reanimatie in alle situaties wenselijk is.
Er 76,8 % van de deelnemers nooit betrokken is geweest bij reanimatie.
Er 55,3 % niet weet of er een (non) reanimatie beleid aanwezig is bij hun (voormalige)
hulpverleningsinstelling. En van 8,9 % is geen beleid aanwezig.
Er 73,2 % het nodig vindt dat dit onderwerp deel moet uitmaken van een intakegesprek.
Conclusie:
Reanimatie zou in alle situaties wenselijk moeten zijn.
Er moet meer aandacht komen voor cursussen betreffende reanimeren.
Hulpverleningsinstellingen moeten meer aandacht schenken aan beleid t .a.v
(non)reanimatie.
Hulpverleningsinstellingen zouden dit onderwerp standaard mee moeten nemen bij een
intakegesprek.
Grafiek 3: Persoonlijke vragen
Uit deze grafiek is te zien dat:
Er op één persoon na niemand zelf gereanimeerd is.
Er 85,7% van de deelnemers wel gereanimeerd wil worden. En 14,3% weet het niet.
Er 67,8 % van de deelnemers niet in alle situaties gereanimeerd te willen worden. En 19,6 %
aangeeft altijd gereanimeerd te willen worden.
Er 69,6% van de deelnemers al eens eerder over dit onderwerp heeft nagedacht.
32
Conclusie:
De meerderheid wil gereanimeerd worden, maar een groot aantal daarvan niet in alle
situaties.
Er is een percentage dat het last ig vindt om te zeggen of ze wel of niet in alle situat ies
gereanimeerd wil worden.
Het onderwerp voor een groot deel wel onder de aandacht is of is geweest.
Grafiek 4: Ethische vragen
Uit de grafiek is te zien dat:
Dat 87,5 % vindt dat hij/zij recht heeft op (non) reanimatie. En 8,9 % weet het niet.
Dat 75% van de ondervraagden vindt dat het onderwerp aan criteria moet voldoen. En
17,8% vindt van niet.
Conclusie:
De meerderheid vindt dat hij / zij recht heeft op (non) reanimatie, en dat dit aan criteria
moet voldoen. Maar er is ook een relatief groot deel wat vindt dat dit niet aan criteria hoeft
te voldoen.
5.4 Reacties van personen met NAH n.a.v. de enquête
De reacties die hieronder beschreven staan, zijn van mensen met NAH. De reacties zijn
anoniem gebleven.
Reactie 1:
Ik denk dat het al f ijn zou zijn als onze react ies mee worden genomen in de enquête.
Want ik ben van mening dat zeker aan de na zorg erg veel moet worden verbeterd!
Reactie 2:
Volgens mij is het ook gewoon een heel moeilijk onderwerp voor mensen zoals wij.
We hebben allemaal een periode beleefd waarin we misschien zeiden:"trek de stekker er
maar uit". Twee winters geleden is voor mij een zwart gat. En soms, val ik nog in dat zwarte
gat. En dan denk ik ......... Maar dan denk ik aan mijn gezin en hoeveel liefde zij mij geven .
Reactie 3:
Hallo, ik heb hem ook ingevuld. Wel met gemengde gevoelens.
Ik vind het zelf erg moeilijk om een dergelijk beslissing te nemen.
Artsen kunnen het verloop van herstel niet voorspellen.
Waar ik eigenlijk de meeste moeite mee heb is de enorm slechte begeleiding die ik heb
gehad, "GEEN" dus.
Dat was achteraf meer een killer dan de hersenbloeding op zich.
Als deze vraag mij 2 jaar terug was gesteld, had ik zeker aangegeven, trek de stekker er
maar uit ! Nu denk ik daar dus anders over!
33
Reactie 4:
Goed punt om bij st il te staan!
Reactie 5:
Ik vind het een heel interessant onderwerp; iets waar ik zelf wel mee bezig ben: het is
absoluut niet de ver van m n bed show.
Reactie 6:
Ik vind het een interessante enquête omdat ik nu meer na ben gaan denken over deze
kwestie. Hiervoor was ik me er wel bewust van maar nu moest ik echt nadenken over wat ik
zelf zou willen, of wens in bepaalde omstandigheden.
5.5 Samenvatting
Reanimeren, men weet wat het inhoudt. Maar wat er verder bij komt kijken is voor veel
mensen onbekend en eventueel de nodige discussie waard.
Er is meer aandacht voor nodig, het zou meer bekend moeten zijn bij het Nederlandse volk.
Dit onderwerp zet de mens aan het denken, denken wat ze nu eigenlijk zouden willen en wat
hun rechten zijn op dit gebied.
34
Hoofdstuk 6 Interview
Inleiding Liesbeth de Ree gedragsdeskundige Steinmetz zorg & onderwijs.
Marloes van der Kolk en Bob van Ettinger projectgroep Non- Reanimatie Pluswonen
Polanenhof.
Het interview wordt gehouden door de leden van projectgroep Non- Reanimatie en zij
interviewen de gedragsdeskundige die vanuit haar organisatie op Pluswonen Polanenhof het
begeleidingsteam ondersteunt.
Liesbeth is gevraagd voor het interview vanwege haar jarenlange ervaring als
gedragsdeskundige, haar grote kennis over het begeleiden van mensen met NAH en omdat
ze is deel uitmaakt van de ethische commissie bij Steinmetz.
6.1 Interview Wat is jouw persoonlijke visie op niet- reanimeren?
Ik ben van mening dat je altijd moet reanimeren. Tenzij er schriftelijk is vastgelegd is dat het
de wens is van iemand dat niet gereanimeerd wordt. Verder zijn er geen andere
overwegingen.
Als ik zelf iemand zou moeten reanimeren zou ik wel voorzichtig zijn, het zou beter zijn een
reanimatiecursus te volgen.
Als een cliënt bij mij komt met de wens niet gereanimeerd te worden zou ik die wens altijd
serieus nemen en in gesprek gaan. In zo n gesprek zou ik op zoek gaan waar de wens
vandaan komt. Vooral bij wisselvallige personen zou ik uitgebreid op zoek gaan naar de
oorsprong van zo n wens.
Zelf het onderwerp aansnijden vind ik geen goed idee. Ik zou het impliciet brengen tijdens
een gesprek, bij voorbeeld over Hooi . Leefgebied23 zingeving zou een uitstekende ingang
kunnen zijn om over non- reanimatie te praten.
En wat vind je persoonlijk van niet- reanimeren?
Persoonlijk vind ik het ook een zwaar onderwerp, waar ik zelf nog nooit heb bij stilgestaan.
Ik werd door jullie project geconfronteerd met de vraag wel of niet reanimeren en besefte
dat ik deze vraag voor mijzelf altijd voor me uit heb geschoven. En ik doe dat nog, totdat er
misschien ooit een moment komt waarop ik de vraag wel kan beantwoorden.
Heeft jouw persoonlijke visie invloed op jouw professionele houding?
Ik schuif de vragen m.b.t . non- reanimatie ook zelf voor me uit . Ik vind dit dan ook geen
ongewoon gedrag bij cliënten. Een antwoord op de vraag is voor mij dan ook geen doel op
zich. Ik vind het belangrijk dat er over dit onderwerp gesproken wordt. Maar dwingend
werken naar een ja of nee zou ik nooit doen.
23 zie hoofdstuk 4.2: individuele begeleiding
35
Ben je deze vragen (m.b.t. non- reanimatie) in je werk weleens tegengekomen?
Op een locatie van Steinmetz moest een cliënt gereanimeerd worden, maar degene die wist
hoe te reanimeren en de aangewezen persoon was om dat te doen durfde het niet. Iemand
anders die geen BHV- er24 was, maar wel wist wat te doen is toen gaan reanimeren. De vraag
die toen rees was of die persoon wel had mógen reanimeren. Naar aanleiding van dit voorval
is de organisatie gaan onderzoeken wat de regelgeving op dit onderwerp stelt en is het
(non- )reanimatieprotocol opgesteld.
Vooral om hulp en duidelijkheid te bieden bij individuele dilemma s bij een professional in
het geval van een noodgeval.
Wat is de instellingsvisie?
De visie van instelling (Steinmetz) is dat de cliënt zelf keuzes maakt. Binnen de
mogelijkheden zal een cliënt worden geholpen bij zijn keuzes.
Het is een bespreekbaar onderwerp en maakt onderdeel uit van het cliëntdossier.
Heb je concrete voorbeelden, ook van eventuele vorige werkplekken?
Tijdens het samenkomen van de ethische commissie van Steinmetz werd gesproken over de
mogelijke wens van cliënten om niet gereanimeerd te worden en wat er noodzakelijk was om
dit mogelijk te maken. Eén van de deelnemers aan de ethische commissie is toen uit de
commissie gestapt, omdat ze niet wilde meewerken aan de mogelijkheid om iemand niet te
reanimeren. Dit betrof de moeder van een cliënt met een sterk christelijke achtergrond, van
waaruit ze het voor zichzelf niet kon verantwoorden mee te werken aan niet reanimeren.
Zie je een link met euthanasie?
Die link is er zeker, non- reanimatie ligt in het verlengde van euthanasie. De vraag heeft
dezelfde achtergrond.
Wat is de invloed van de maatschappij op de instellingsvisie en/jouw visie?
Als organisatie moet je de invloeden van de maatschappij in de gaten houden. De nieuwe
regering met sterkere christelijke achtergrond die we hebben gekregen zou bijvoorbeeld de
discussie weer naar boven kunnen brengen.
Binnen de organisatie zijn er mensen die dit in de gaten houden, beoordelen en zonodig
actie ondernemen.
24 BHV: Bedrijfs Hulp Verlening, een BHV- volgt extra opleidingen om zich te trainen in noodsituaties als reanimatie,
ontruimingen, brand blussen, EHBO, etc.
36
Wat is er nodig om beleid op te stellen dat aansluit op de maatschappij en haar regelgeving?
Binnen Steinmetz zijn er juristen die de regelgeving uitpluizen en verduidelijken naar
bijvoorbeeld een protocol.
Wel zou er meer op papier gezet kunnen worden over hoe begeleiders te werk kunnen gaan
bij dit onderwerp. Een procedure hoe je als begeleider stap voor stap kunt toewerken naar
het opstellen van een non- reanimatie verklaring.
Voor Pluswonen geldt dan nog dat het moet aansluiten bij de visie van de drie sectoren uit
de intersectorale samenwerking. Eventueel opgesteld beleid zal moeten worden voorgelegd
aan de stuurgroep van Pluswonen.
Heb je vanuit de ethische commissie nog een beeld op non- reanimatie?
Nee, vanuit de voorbeelden bij eerdere vragen is dat beeld al duidelijk geworden.
6.2 Uitkomsten interview Bij een vraag tot (non)reanimatie is het belangrijk op zoek te gaan naar de
achterliggende vraag hierbij.
De vraag om euthanasie en (non)reanimatie hebben een zelfde achtergrond.
De vraag wel of geen reanimatie beantwoorden is geen geen doel op zich.
De maatschappij heeft invloed op de mogelijkheden die een instelling kan bieden.
In de uitvoering van (non)reanimatie is het voor een hulpverlener belangrijk dat
duidelijk is hoe er gehandeld moet worden.
Bij het toewerken naar een eventuele (non)reanimatie is een procedure hoe een
begeleider stap- voor- stap te werk kan gaan wenselijk.
6.3 Samenvatting Bij (non)reanimatie vragen is het noodzakelijk voor een begeleider om duidelijk te weten hoe
gehandeld moet worden. Duidelijke procedures helpen hierbij.
Zorgvuldigheid in het handelen is geboden, bij het begeleiden van (non)reanimatie is de
vraag achter de vraag van (non)reanimatie van belang.
37
Hoofdstuk 7 Samenvatting, conclusie en aanbevelingen
7.1 Projectverslag in het kort
Het thema (non) reanimatie, is een groot thema. Het bevat diversen aspecten die belicht
worden. Dit projectverslag is gebaseerd op een klein onderdeel hiervan. Het is een specifiek
onderdeel voor een specifieke doelgroep.
Uit de brede context is de vele informatie getrechterd tot de volgende punten:
(Non) Reanimatie is een onderwerp waar men niet snel bij stilstaat. Toch zou het juist
voor mensen met NAH wellicht geen kwaad kunnen. Vanwege hun medische
kwetsbaarheid, maar ook in het licht van hun levenservaring (letsel).
Bij een wens om zich niet te laten reanimeren speelt de wetgeving een belangrijke rol.
Binnen Pluswonen is geen helder beleid over (non) reanimatie, de intersectorale
organisaties verschillen sterk in beleid.
Op ethisch gebied ligt (non) reanimatie dicht bij euthanasie, wat de kwetsbaarheid van
het onderwerp benadrukt.
De doelgroep NAH heeft eigen kenmerken die het bespreken van (non) reanimatie
complex maken.
Gezien de emotionele band tussen cliënt en verwanten is (non) reanimatie een onderwerp
waarbij aan verwanten veel aandacht geschonken moet worden.
Vertrouwen is erg belangrijk bij:
De cliënt en het systeem van de cliënt.
Bij de begeleiders, in de wijze van handelen.
Vertrouwen komt voort uit duidelijkheid:
Wat is mogelijk?
Wat is niet mogelijk?
Vanuit de enquête en de reacties erop kwam naar voren dat (non) reanimatie het beste in
een vroeg stadium geïntroduceerd dient te worden. Ook dit draagt bij aan duidelijkheid.
Opvallend is dat veel mensen niet op de hoogte zijn van de mogelijkheden binnen hun
organisatie voor (non) reanimatie.
38
7.2 Conclusie
De probleemstelling zoals gesteld in de inleiding tot het project is tijdens dit
projectverslag vanuit vele invalshoeken belicht. Op Pluswonen was er behoefte aan
informatie en het geven van duidelijkheid met betrekking tot (non) reanimatie.
Binnen de begeleiding van mensen met NAH, zeker in relatie met (non) reanimatie, is het
geven van duidelijkheid van cruciaal belang voor het gehele systeem.
De doelstelling om de kwaliteit van begeleiding te verbeteren kan dan ook behaald worden
door het verschaffen van duidelijkheid aan cliënten en begeleidingsteam.
Dit projectverslag heeft al veel ontbrekende informatie aan het licht gebracht. Maar er is
behoefte aan een specifiek beleid gericht op de cliëntèle van Pluswonen Polanenhof.
7.3 Aanbevelingen
1. Breng duidelijkheid in het onderwerp (non) reanimatie bij:
Cliënt.
Wat betekent het?
Wat is er (niet) mogelijk?
Begeleiding.
2. Stel beleid op voor Pluswonen met daarin:
wettelijke kaders
verantwoordelijkheden
ethische kaders
3. Stel een protocol op met een duidelijke handelingswijze. Als voorbeeld hebben we een
bijlage25 toegevoegd.
Goede protocollering en het samenstellen van een handboek voor medewerkers, hoe om te
gaan met het beleid omtrent (non) reanimatie. Ook de uitvoering, de hantering van het
protocol is essentieel. Zo wordt het protocol geen papieren oplossing, maar een praktische
hulp. Hiervoor zijn ook randvoorwaarden nodig om het protocol levend te houden bij de
medewerkers.
4. Zorg voor duidelijke informatie voor de cliënt. Bijvoorbeeld d.m.v. een folder. Deze kan
het beste bij de intake gegeven worden.
5. Laat het onderwerp regelmatig terug komen binnen het team.
25 zie bijlage D
39
Hoofdstuk 8 Samenvatting opleidingskwalificaties
De landelijke opleidingskwalificaties voor de SPH- er zijn opgedeeld in drie segmenten.
1 Hulp- en dienstverlening aan en ten behoeve van cliënten
2 Werken binnen een zorginstelling of hulpverleningsorganisatie
3 Werken aan professionalisering
Tijdens dit projectverslag zijn er de volgende competenties uit de opleidingskwalificaties aan
bod geweest:
8.1 Segment 1
Competentie 6 de belangen te behart igen van cliënten en cliëntsysteem of hen daarin
ondersteunen door met hen of namens hen op te treden naar derden binnen de instelling
of binnen de samenleving.
Het (non) reanimatie beleid heeft betrekking op de belangen van de cliënten. Zij hebben er
baat bij dat er duidelijkheid is omtrent een beleid en de keuzes die er zijn. Wij als
begeleiders kunnen hun ondersteunen om hun keuze duidelijk te maken en dit kenbaar te
maken binnen de instelling en binnen de samenleving.
8.2 Segment 2
Competentie 10 zich als sociaal pedagogisch hulpverlener te profileren en te
positioneren in een organisatie of samenwerkingsverband en de eigen bijdrage als sociaal
pedagogisch hulpverlener te definiëren en legitimeren.
Als SPH- er profileren wij ons, door de kennis en informatie over het desbetreffende
onderwerp kenbaar te maken binnen de organisatie en samenwerkingsverbanden van
Pluswonen Polanenhof. Als SPH- er legitimeren wij ons, door het geleerde in de praktijk te
brengen.
Competentie 11 samen te werken met collega s en vertegenwoordigers van andere
beroepsgroepen in het kader van de ontwikkeling en uitvoering van hulpverleningsbeleid
en hulpverleningsprogramma s.
Tijdens het project, zijn er diverse beroepsgroepen bij betrokken geweest, denkend aan
een gedragsdeskundige, psychiater, locatiemanager, cliënten en betrokken. De
ontwikkeling omtrent het (non) reanimatie beleid is door deze samenwerking tot stand
gekomen. Na dit project voor de studie SPH, zal het verder uitgevoerd gaan worden op de
werkvloer. Dit zullen de twee projectleden zelf uitvoeren.
40
Competentie 12 condit ies te bewerkstelligen binnen de werkorganisat ie, die een
verantwoorde uitvoering van de hulp- en dienstverlening mogelijk maken.
Tijdens dit project is er georiënteerd naar de condities die er moeten zijn om het beleid op
een verantwoorde wijze te bewerkstelligen en hier uitvoering aan te geven.
Na de oriëntatie zal er (buiten de studie om) contact worden gezocht met de
beroepsbeoefenaren die er nodig zijn om het beleid omtrent (non) reanimatie te
realiseren.
Competentie 13 leiding en begeleiding te geven aan collega s, andere
beroepsbeoefenaren, vrijwilligers en mantelzorgers in het kader van de hulp- en
dienstverlening aan cliënten.
Tijdens het project is er duidelijk geworden wat de begeleiding van Pluswonen nodig heeft
om het traject omtrent het (non) reanimatie beleid goed te laten verlopen en hoe hier
leiding aan gegeven moet gaan worden. Na de studie zal hier ook extra aandacht aan
gegeven worden. Als eerste wordt het gehele verslag tijdens een bespreking op tafel
gelegd en worden onduidelijkheden verheldert.
Competentie 15 de noodzaak te signaleren van preventieve act iviteiten ten behoeve van
bepaalde (groepen) cliënten, resp. deze te plannen en vorm te geven al of niet in de
context van reeds bestaande vormen van hulp- en dienstverlening.
Het (non) reanimatie beleid richt zich op de noodzaak van het signaleren van preventieve
activiteiten. De signalen dat er een beleid moet komen is meer dan overduidelijk. Na de
studie zal hier vorm aan worden gegeven door het reeds bestaande beleid onder de loep
te nemen en de cliënten erbij te betrekken.
Competentie 16 een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en vernieuwing van de
instellingmethodiek.
Het opstellen van een (non) reanimatie beleid geeft een bijdrage aan de ontwikkeling en
vernieuwing van de instellingsmethodiek. Het beleid zal duidelijkheid bieden naar de
vragen die er nu zijn en waar vorm aan gegeven zal worden.
Competentie 18 als vertegenwoordiger van de eigen organisat ie samen te werken met
personen en instanties buiten de eigen organisatie.
De vraag van onze teamleider om het project te richten op het (non) reanimatie beleid
geeft aan om samen met andere personen en instant ies te kijken naar wat er nodig is om
het beleid op te stellen. De voorbereiding van dit beleid hebben wij uitgezocht en daarin
komt duidelijk naar voren dat samenwerking met andere instanties van groot belang is.
41
Literatuurlijst
Internet:
Adres: www.ceg.nl
Toelichting: Op deze website vindt u informatie en links over ethische vragen die te
maken hebben met de gezondheid van mensen. Daarbij kan het ook gaan om
inrichting en financiering van de gezondheidszorg, of om ethische vragen die
samenhangen met maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen.
Adres: www.wetten.nl
Toelichting: de wegwijzer naar informatie en diensten van alle overheden
Adres: http://www.nvve.nl/
Toelichting: De Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie (NVVE) is op 23
februari 1973 opgericht als reactie op de rechtszaak Postma . Op deze website kunt u
alles vinden wat verband heeft met Euthanasie.
Adres: http://www.reanimatieraad.nl/
Toelichting: Op deze website is alles te vinden wat te maken heeft met Reanimatie.
Adres: http://nvva.artsennet.nl/
Toelichting: Deze website is opgericht door de beroepsvereniging van
verpleeghuisartsen en sociaal geriaters.
Adres: www.wetboek- online.nl
Toelichting: Deze website heeft een database van alle wetteksten. Op deze website
worden ze als bewerking van de officiële wetteksten aangegeven.
Adres: http://www.arduin.nl/Protocollen/wilsbekwaamheid.htm
Toelichting: Op deze website wordt uitgebreid weergegeven wat wilsbekwaamheid
inhoudt. Het betreft hier het protocol van Arduin.
Adres: www.nah- info.nl
Toelichting: Deze website is opgezet n.a.v. de Stichting NAH. Deze website is
bestemd voor lotgenoten en geïnteresseerden.
Adres: www.nah- algemeen.nl
Toelichting: Deze website bevat informatie over NAH.
42
Adres: www.vandale.nl
Toelichting:Deze website bevat een digitaal woordenboek.
Adres: www.serviceapotheek.nl
Toelichting:Deze website bevat informatie over ziektebeelden en geneesmiddelen.
Adres: www.hulpgids.nl
Toelichting: Deze website biiedt informatie over psychiatrische ziektebeelden,
verschillende therapievormen en medicatie.
Adres: www.ipt- site.nl
Toelichting: Deze website is van het Instituut Psychosomatische Therapie. Het bevat a
chtergronden en interne publicaties.
Boeken: Titel: Methodisch ondersteunen van mensen met hersenletsel.
Greep op je leven met Hooi op je vork.
Auteur: Patty van Belle & Judith Zadoks
ISBN: 90 5931 369 0
1e druk 2005
Titel: Kinderen in ontwikkeling
Auteur: Martine F. Delfos
ISBN: 90 265 1446 8
5e druk 2003
Titel: Psychologie de hoofdzaak
Auteur: Drs. R.P.I.J. Schrueder Peters / Drs. J.W. Boomkamp
ISBN: 90 01 10903 9
4e druk 2004
Titel: Methodisch werken Inleiding tot methodisch handelen met en voor mensen.
Auteur: Piet Winkelaar
ISBN: 90 5898 014 6
4e druk 2004
Titel: De Scriptie Supporter Een doeltreffende aanpak van je scriptie.
Auteur: Bram Padmos
ISBN: 90 441 1130 2
7e druk 2006
43
Titel: De eenvoud van Projectmatig werken
Auteur: Michiel Spanjer
ISBN: 90 313 4155
2e druk 2004
Artikelen:
Titel: Nieuwsbrief Cicero
Nieuwsmagazine van het Leids Universitair Medisch Centrum
5 maart 1999 nr. 4
This document was created with Win2PDF available at http://www.win2pdf.com.The unregistered version of Win2PDF is for evaluation or non-commercial use only.This page will not be added after purchasing Win2PDF.