Voorstudie MJA-3 UMC's · 2013-08-07 · in Utrecht gevestigde bureau van de NFU (17 mensen)...
Transcript of Voorstudie MJA-3 UMC's · 2013-08-07 · in Utrecht gevestigde bureau van de NFU (17 mensen)...
Voorstudie MJA-3 UMC'sConcentreren in netwerkenEindrapport, 1 december 2010
Aangevulde versie 24 juni 2011
1011706
2
Kader
De UMC's hebben in het kader van MJA-3 (1 juli 2008) afgesproken zich in te spannen om gemiddeld 30% energie-efficiency te bereiken in de periode 2005-2020.
Richting 2030 geldt een verdere ambitie om ten opzichte van 2005 50% energie-efficiency te realiseren. Afgesproken is om voor de sector een lange termijnvisie te
ontwikkelen. Ten behoeve van deze lange termijnvisie heeft de NFU een voorstudie laten uitvoeren door KplusV en TNO. Deze voorstudie maakt duidelijk waar wij
als UMC's in 2030 staan, wat de energieopgaven van de toekomst zijn en waar de belangrijkste mogelijkheden voor besparing en innovatie liggen. Onze scope gaat
verder dan procesoptimalisaties, de focus ligt op verdergaande energie-innovaties (transities) in de gehele keten. De voorstudie bestaat uit een omgevingsanalyse en
toekomstverkenning en is via deskstudie en bilaterale interviews met hoofdzakelijk bestuursleden van de 8 UMC's tot stand gekomen. Voorafgaand aan vaststelling
door het NFU-bestuur is de conceptversie op 12 november in een gezamenlijke bijeenkomst met alle bestuurders van de UMC’s besproken. Voor u ligt de
eindrapportage, die op basis van inhoudelijk commentaar van 29 april 2011 van AgentschapNL is aangevuld en aangescherpt. In deze rapportage hebbe wij ons plan
van aanpak voor het vervolgtraject (opstelling van een routekaart) opgenomen. Wij staan gezamenlijk achter dit plan van aanpak.
Veranderingen in zorgketen
De zorgketen (voor definitie zie sheet 7) kent momenteel een grote dynamiek en er zijn majeure veranderingen gaande. In grote lijnen:
• Veranderende zorgvraag, onder meer meer ouderen met meerdere chronische aandoeningen.
• Zorg dichterbij de zorgvrager (zelfdiagnostiek, primaire zorgcentra in de buurt).
• Concentratie van laagcomplexe monodisciplinaire interventies in monodisciplinaire zelfstandige behandelcentra (ZBC’s) of in deel van ziekenhuis.
• Concentratie van complexe multidisciplinaire hightech zorg in gespecialiseerde centra die geconcentreerd zijn rond ziektebeelden, de "nieuwe zuilen van de zorg" .
• Concentratie van (complexe) acute zorg in regionale centra. De spoedeisende eerste hulp wordt georganiseerd tussen huisartenposten en primaire zorgcentra.
Volgens Boer & Croon zal bij een volgende generatie curatieve zorg het algemene ziekenhuis in haar huidige vorm niet meer bestaan.
Positie UMC's
Wat betekent dit voor de posities van de UMC's in 2020-2030? De interactie tussen de drie hoofdfuncties patiëntenzorg, onderzoek en opleiding blijft bestaan maar of
de huidige organisatorische clustering hiervan in alle gevallen blijft bestaan is de vraag. Ontwikkelen UMC's zich door tot superspecialistische zorg en
onderzoekscentra (centres of excellence) of halen ze juist de banden met de curatieve zorg en opleiding in de regio verder aan? Confrontatie op de variabelen
concurrentie (vrije markt versus maximale samenwerking) en omgeving/oriëntatie (wereld versus regio) levert vier toekomstbeelden op:
• Splendid isolation: hoogspecialistisch onderzoeks- en zorgcentrum, internationaal georiënteerd, hoogcompetitief, los van de basiszorg en basisopleiding.
• Gekoppeld via de basis: specialistisch centrum in de regio, nationaal/regionaal georiënteerd, met een voet in de basiszorg, concurrentie met andere medische
centra op specialismen.
• UMC als netwerkorganisator: samenwerkingsverband van meerdere specialistische centra, internationaal georiënteerd, binding met algemene ziekenhuizen spitst
zich toe op specialismen.
• UMC: Eén zorgketen, één organisatie: Allround UMC, keyplayer in de hele zorgketen, sterk locaal/regionaal georiënteerd.
Dominante trends (geldig voor alle scenario’s) zijn:
• Toenemende vraag naar zorg (groter aantal te behandelen patiënten , meer ouderen met chronische ziekten, voorspellen en voorkomen van ziektes).
• Tekort aan en competitie om personeel en schaars talent
• Verschuivende financiering/betaalbaarheid van de zorg
• De zorgsector wordt een steeds belangrijkere economische factor, verdergaande samenwerking met industrie en kennisinstellingen
• Internationalisering van medisch onderzoek en opleiding, internationale netwerken met intensieve data-uitwisseling, versterkte samenwerking met technische
universiteiten
• Organisatie rond ziektebeelden in plaats van rond huidige specialismen.
• Nieuwe vragen rond preventief ingrijpen en de ontwikkeling van voorspellende en preventieve zorg.
• Technocratisering, voortschrijdende inzet van ICT (zelfdiagnostiek, digitale opleiding en training) , nieuwe medische technologie en nieuwe onderzoekstechnieken.
Samenvatting
3
Energieconsequenties
Niet alle trends zijn even relevant met het oog op toekomstig energieverbruik. Het absolute energieverbruik van de UMC’s neemt autonoom verder
toe, omdat er sprake is van (1) volumegroei (meer op te leiden artsen en studenten, meer behandelingen en onderzoeken), (2) het gebruik van meer
energieconsumerende medische apparatuur en (3) de toenemende eis op gebied van comfort en risicopreventie (meer eenpersoonskamers en meer
volledig klimatiseren). Door concentratie van basisfuncties, efficiënter gebruik van gebouwen en m2 , en trainen en leren op afstand zal de absolute
groei enigszins worden afgeremd maar niet worden omgebogen. Daarnaast zal een verschuiving van het energieverbruik naar “voren in de
zorgketen” plaats gaan vinden.
Het huidige energieverbruik bedraagt circa 5.350 TJ (2009). Als het werkelijke energieverbruik zich blijft ontwikkelen zoals de afgelopen jaren het
geval is geweest stijgt het energieverbruik met circa 2% per jaar naar 6450 TJ in 2020 en ruim 7400 TJ in 2030. Uitgangspunt is dat de
energiebesparing op hetzelfde niveau blijft als de afgelopen periode het geval is geweest. Als er geen verdere energiebesparingmogelijkheden
zouden worden doorgevoerd groeit het energieverbruik nog verder naar bijna 9000 TJ in 2030, bijna het dubbele van het energieverbruik in het
referentiejaar 2005. In combinatie met stijgende energieprijzen gaan de energiekosten in de toekomst een dominantere rol spelen in
bedrijfsvoeringkeuzes.
Energiestrategie
Om de energie-efficiencydoelen uit MJA-3 te kunnen halen zijn forse inspanningen nodig. 50% energie-efficiency in 2030 t.o.v. 2005 betekent dat in
totaal 2435 TJ bespaard moet worden. De 30% reductiedoelstelling voor 2020 komt neer op een te realiseren besparing van 1461 TJ. Per jaar zal
circa 90-100 TJ bespaard moeten worden om de doelen te halen. Dat is niet onmogelijk, maar omdat er steeds minder “laaghangend fruit” is, zullen
de inspanningen omhoog moeten om het energiebesparingtempo op niveau te houden.
Met een besparingtempo van 100 TJ per jaar wordt alleen een deel van de groei van het energieverbruik weggenomen. Om tot een absolute reductie
van het energieverbruik te komen moet de energie-efficiency in de periode 2005-2030 met minimaal 85% verbeteren. Voor zo’n trendbreuk is een
fundamenteel andere benadering nodig. De UMC’s willen tot een sterkere gezamenlijke aanpak komen en er naar besparingen in de hele zorg- en
onderzoeksketen gaan kijken. Door de ingrijpende maatschappelijke, technische en organisatorische ontwikkelingen gaan de systeemgrenzen
schuiven; energie-effecten zullen zich ook meer “naar voren in de zorgketen “gaan verplaatsen. Een ketenaanpak is derhalve noodzakelijk om de
juiste en meest efficiënte keuzes te maken en om tot werkelijke, in plaats van suboptimale, energiebesparing te komen. In deze voorstudie is een
eerste verkenning gemaakt van de paden die naar verdergaande energiereductie kunnen leiden. Deze prestatiegebieden zijn als volgt geformuleerd:
1. Samen bedenken en zelf , per UMC, uitvoeren. Focus ligt op het versnellen van energiebesparing via slimme oplossingen, in energievoorziening,
(w.o .duurzame energie) gedrag en techniek, buiten natuurlijke momenten als nieuwbouw en grootschalige renovatie om.
2. Samen bedenken en samen uitvoeren. Focus ligt op het bundelen van ondersteunende en basisfuncties zoals gezamenlijke opslagruimtes
(biobanking), apotheken, diagnostische/klinische ruimtes én op Challenge for energy-efficiency (krachtenbundeling om energiezuinig
productontwerp van medische apparaten en onderzoeksapparatuur te bevorderen).
3. Samen met derden bedenken en gezamenlijk uitvoeren. Focus in dit spoor ligt op het verduurzamen in de keten: participatie in regionale
duurzame energieketens, CO2-reductie via Cradle to Cradle (afval is grondstof) en energiebesparing in de keten (verschuiving van zorg naar de
1e lijn, gebruik maken van ICT-mogelijkheden etc.)
Vervolg
In een routekaarttraject kunnen bovenstaande prestatiegebieden (verder worden uitgewerkt en verbonden worden in een lange termijn innovatie- en
energiestrategie met een concreet en gezamenlijk actieprogramma. Ter onderbouwing verdient het aanbeveling verdiepend energieonderzoek uit te
voeren om meer zicht te krijgen op het energieverbruik van de verschillende UMC-functies en activiteiten. Tevens zouden de UMC’s het initiatief
kunnen nemen om de energie-effecten van de toekomstige zorgketen in beeld te brengen (CO2-footprint van de hele zorg keten) en daar samen met
andere ketenpartijen een ketenaanpak voor te ontwikkelen. De routekaartaanpak is in het tweede deel van deze rapportage beschreven.
Samenvatting vervolg
4
Leeswijzer
Hoofdstukindeling
• Inleiding & Kader
• Huidige situatie & positie
• Trends in de sector*
• Toekomstige positie UMC‟s
• Energiestrategie en prestatiegebieden
• Conclusies & Advies
• Plan van aanpak routekaart* Bijlagenrapport Trends & Ontwikkelingen
5
Inleiding & Kader
6
Aanleiding en achtergrond
• MJA-3: 30% energie-efficiency 2005-2020
• UMC‟s vormen een MJA-sector
• Via routekaart naar een hogere ambitie: minimaal 50% energie-efficiencyverbetering in 2030
• Voorstudie om mogelijkheden te verkennen
• Visionaire insteek („hoe zien UMC‟s er in 2030 uit”), focus op transities
• Vanuit een brede toekomstverkenning (divergentie) focussen (convergentie) op energie-
efficiency in de totale zorgketen.Onder zorgketen wordt hier verstaan: de beschreven procesgang van een patiëntengroep binnen en tussen
zorginstellingen en zorgverleners (gebaseerd op definitie in: ketenkwaliteit in academische ziekenhuizen, Willesheim,
Ouwens).
7
Processchema
DeskstudieIndienen
PvA bij
Min. ELN
Visieonwikkeling
& selectie
focusgebieden
Rapportage &
plan van aanpak
routekaart
bijeenkomsten stuurgroep / projectgroep
Visie is in dit project als volgt gedefinieerd: “De UMC´s hebben binnen het
zorgveld een, de eigen organisatie overstijgende functie. Zij voelen een grote
verantwoordelijkheid voor de organisatie van de zorg in Nederland, op een
zodanige wijze dat deze toegankelijk is, zoveel als mogelijk in de nabijheid van
patiënten wordt verleend en betaalbaar blijft. Daarbij achten zij het wenselijk om
de bedrijfsvoering op een duurzame basis in te richten zodat de doelstellingen van
de MJA 3 kunnen worden gerealiseerd” (email NFU van 10-2-2011)
besluitvorming
NFU-bestuur
commitment
NFU-platform
8
Projectgroep
• F. de Bos – NFU
• R. Travesari – TNO
• H.G. Mogezomp – KplusV
Projectorganisatie
Stuurgroep
• Herman Bol – UMC Utrecht (vz)
• W. Wienk – Agentschap NL
• E. Sonnemans St. Radboud
• R. Travesari – TNO
NFU-platform
Bestuurders van:
• AMC
• MUMC+
• Erasmus MC
• LUMC
• UMCG
• UMC St Radboud
• UMC Utrecht
• VU Medisch Centrum
9
NFU
Huidige situatie & positie
10
Bijzondere positie UMC‟s
• UMC‟s behoren met circa 60.000 medewerkers tot de grootste zorg- en
kennisinstellingen van Nederland en vormen een belangrijk onderdeel van de
“topsector life sciences”
• Combinatie van drie hoofdfuncties: patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs. De
UMC‟s zijn de publieke kennisorganisaties voor de Nederlandse
gezondheidsorganisaties waar de vertaalslag tussen nieuwe kennis en unieke
expertise naar de toepassing in de zorgpraktijk wordt vormgegeven.
• UMC‟s dragen bij aan innovatie door:
– de zorg voor patiënten met zeldzame en complexe aandoeningen
– grensverleggend onderzoek naar het ontstaan en de behandeling van ziektes
– opleiding aan professionals binnen de zorg volgens de nieuwste inzichten
11
Positie en organisatie NFU
• De Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) is het
samenwerkingsverband van de 8 UMC‟s. de NFU heeft als algemene doelstelling het
behartigen van de gezamenlijke belangen van de UMC‟s Daartoe ontwikkelt de federatie
gemeenschappelijke beleidsvisies en standpunten op alle terreinen die de acht UMC‟s
aangaan. Een van die terreinen is duurzaamheid en MVO. Recent is de NFU als
brancheorganisatie toegetreden tot de MJA-3.
• Het bestuur van de NFU bestaat uit de voorzitters van de acht Raden van Bestuur van
de UMC‟s. Het voorzitterschap wordt bekleed door de voorzitter van één van de acht
UMC‟s en rouleert.
• Binnen de NFU bestrijken bestuurscommissies de aandachtsgebieden patientenzorg,
onderwijs en onderzoek, economische en financiele zaken en arbeidsvoorwaarden. Het
in Utrecht gevestigde bureau van de NFU (17 mensen) verzorgt de voorbereiding,
coordinatie, begeleiding en uitvoering van de werkzaamheden.
• De NFU hecht grote waarde aan betrokkenheid en inbreng vanuit de UMC‟s. In de
praktijk participeert een groot aantal medewerkers uitde UMC‟s op bestuurlijk, inhoudelijk
en technisch gebied in NFU-activiteiten. Op bijvoorbeeld de gebieden duurzaam inkopen
en energie-efficiency zijn UMC-brede werkgroepen actief.
• Voorstudie en routekaart zijn/worden in en door het NFU-bestuur vastgesteld. Individuele
UMC‟s zijn daar automatisch aan gebonden.12
Energieprofiel UMC‟s
13
• Het huidig energiegebruik bedraagt circa 5.354 TJ* (2009). Door met name een stijging
van het elektriciteitsverbruik vertoont het absolute energieverbruik een stijgende tendens.
• Het relatieve energieverbruik (energiegebruik per productie eenheid) vertoont een
dalende trend. In die zin is sprake van een stijging van de energie-efficiency.
• De energiebesparingdoelen uit MJA2 zijn gehaald. Van 2005 tot 2008 wisten UMC‟s 375
TJ (10,7% energiegebruik in 1998) besparing te realiseren. Gerealiseerd is 428 TJ.
• Het grootste deel van de besparingen wordt gerealiseerd door procesefficiency-
maatregelen. Maatregelen op het gebied van ketenefficiency en duurzame energie
leveren een beperkte bijdrage.
• De totale directe energiekosten bedragen € 100-120 mln op jaarbasis (2% van de totale
omzet). UMC's hebben een 100% leveringszekerheid (back-ups) en hebben veel
complexe installaties, waardoor de investeringen en de kosten voor in stand houden van
de energievoorziening relatief hoog zijn.
• UMC‟s hebben globaal inzicht in het energieverbruik gerelateerd aan functies (zie sheet
14). Bovendien zijn verschillen tussen de UMC‟s groot. De grootste energieverbruikers
zijn: patiëntenbehandeling, diagnostiek en klinisch onderzoek.
• Het grote energieverbruik bij patiëntenzorg hangt samen met de grootte van het
vloeroppervlak -waardoor relatief veel luchtbehandeling- en de hoeveelheid medische
apparatuur. De verwachting is dat dit komende jaren verder zal toenemen (zie hierna).
* TerraJoule. 1 TJ = 109 Joule
Energiegebruik naar functies (globaal)
Elektriciteit (2.493 TJ) Warmte(473 TJ)
Aardgas (2.086 TJ)
Dia
gnos
tiek
Beh
ande
ling
Fun
dam
ente
el
onde
rzoe
k
Klin
isch
onde
rzoe
k
Opl
eidi
ng
Ond
erw
ijs
Patiëntenzorg50%(omvang
2.677 TJ)
Onderwijs15% (omvang
803 TJ)
Onderzoek35% (omvang
1.874 TJ)
Overig (302 TJ)
14
Stijgende trend* in energieverbruik UMC‟s,
met name door toename elektriciteit
1000
1500
2000
2500
3000
3500
4000
4500
5000
5500
6000
6500
7000
7500
1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 1012 2014 2016 2018 2020 2022 2024 2026 2028 2030
Elektriciteit
Gas
Totaal
werkelijk Energiegebruik (Prognose vanaf 2009)
TJ
15
- Vanwege de omvang is
patiëntenzorg de grootste
energieverbruiker (50%), gevolgd
door onderzoek (35%) en
onderwijs (15%).
- Elektriciteitsverbruik stijgt
komende jaren door toename van
luchtbehandeling en medische
apparatuur
- Gasverbruik tbv gebouw-
verwarming blijft redelijk stabiel
- Energiekosten verdubbelen
richting 2030 door volumegroei
en tariefstijgingen
* trend op basis van de huidige koers voor energiebesparing,
zonder aanvullende maatregelen
4250
4500
4750
5000
5250
5500
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
50%
60%
70%
80%
90%
100%
totaal werkelijk incl. besparing
relatief gebruik per productie-eenheid [%]
Stijging energieverbruik door volumegroei,
per productie eenheid neemt de energie-efficiency toe…
TJ
(productie eenheid is omzet UMC‟s gecorrigeerd voor inflatie)
16
• Het relatief energiegebruik laat per
productie-eenheid t.o.v. 2003 een
dalende trend zien
• Als 1998 als basisjaar wordt genomen
wordt het beeld minder gunstig; t.o.v.
1998 is sprake van een verslechtering
van de EEI (zie MJA-2-rapport).
4
124 8
20
0
5
10
15
20
25kantoren
lab's
verpleging normaal
verpleging speciaal
verpleging bijzonder
Een voorbeeld van het energieverbruik van een
UMC op hoofdcategorieën treft u hierbij aan:
Het grote verschil in energieverbruik tussen UMC‟s
hangt o.a. samen met verschil in ventilatiebehoefte
(verplaatsing m3 lucht/ uur) en is afhankelijk van de
functie. In het volgende voorbeeld is het verschil in
gemiddelde ventilatievoud voor enkele functies
weergegeven:
Verschillen in energieverbruik UMC‟s
Verschillen in energiegebruik tussen UMC‟s zijn
groot. Dit heeft o.a. te maken met verschillen in:
• Verhouding tussen categorieën
gezondheidszorg, onderzoek en onderwijs
• Specialisatie binnen categorieën, zoals
bijvoorbeeld de omvang van de afdeling
intensive care of gespecialiseerde verpleging of
het aantal en type laboratoria (zie diagram)
• Fysieke inrichting: aantal gebouwen, typologie
van gebouw en verspreiding van functies.
Sommige UMC‟s hebben gebouwen die
gedurende bepaalde tijd zijn af te sluiten,
waarbij luchtbehandeling op die tijden niet
noodzakelijk is
• Keuze voor technieken: twin-coil systeem vs.
Warmtewiel of conventionele installatie vs.
WKO installatie
• Al dan niet eigen opwekking van energie en/of
energie-uitwisseling met de directe omgeving
Aardgas
• Klimatiseren 74%
• Warm water 9%
• Leidingverlies 8%
• Apparatuur 5%
• Sterilisatie 4%
Warmte
• Klimatiseren 90%
• Leidingverlies 8%
• Warm water 2%
Elektriciteit
• Klimatiseren 64%
• Verlichting 15%
• Kantoor- en röntgen-
apparatuur 7%
•Vriezers 4%
• Liften 4%
• Overige 6 %
17
Trends in de sector
18
Dominante trends
1. Toenemende en veranderende zorgvraag: “van paar mln patiënten naar 16 mln zorgvragers” en
meer aandacht voor voorspellend onderzoek en preventie (“langer gezond leven”)
2. Transparantie en verantwoording; verschuiving van “trust me”, “proof me” naar “engage me”
3. Internationalisering medisch onderzoek en opleiding
4. Economische betekenis zorgsector neemt verder toe:
a. zonder trendbreuk is in 2020 25% van de beroepsbevolking in de zorg werkzaam
b. bepalende sector voor Nederland
5. Verschuivende financiering/betaalbaarheid zorg
6. “Tekort aan en competitie om personeel en schaars talent
7. Technocratisering” van de zorg (voortschrijdende diagnostische en interventie-technieken, ICT-
toepassingen)
8. Veranderingen in de zorgketen: van instituten naar netwerken:
a. basiszorg dichterbij huis
b. specialistische zorg meer geconcentreerd
c. georganiseerd rond de patient en ziektebeelden
19
Bron: interviews KplusV/TNO en deskstudie. In het bijlagenrapport zijn de trends uitvoeriger en per hoofdfunctie beschreven.
Hierin staat ook een overzicht van geraadpleegde bronnen en geinterviewde organisaties/personen.
Van instituten naar netwerken
Bron: Boer & Croon “Van Instituten naar netwerken”
20
Toekomstige positie UMC‟s
21
Omgeving UMC‟s in 2030
Patiëntenzorg
Opleiding
Onderzoek
• Gezondheidszorg is in netwerken georganiseerd. Gebruik ICT en zelfdiagnose in 1e lijn is sterk toegenomen. Het merendeel van de
contacten met specialisten verloopt digitaal.
• Samenwerking tussen regionale ziekenhuizen en medische centra is fors toegenomen en de afbakening is duidelijker geworden:
ziekenhuizen basiszorg en bepaalde (top)specialismen, de medische centra topspecialistische behandeling. Het beddenaantal in
specialistische medische centra loopt terug.
• Laagcomplexe zorgdiensten met hoog volume worden geconcentreerd uitgevoerd in zelfstandige behandelcentra of delen van
ziekenhuizen.
• Data-opslag, biobanking en laboratoria zijn op enkele plaatsen in het land geconcentreerd.
• Laagcomplexe en veel voorkomende ingrepen worden gestandaardiseerd en geautomatiseerd uitgevoerd in combinatie met
gespecialiseerde verpleegkundigen .
• Nieuwe en uitontwikkelde navigatietechnieken hebben er via minimaal invasieve ingrepen voor gezorgd dat gemiddelde ligduur van
patiënten verder gereduceerd is.
• Specialisten/ artsen zijn groot deel van tijd bezig met preventieve diagnoses en behandeling in een zeer vroeg stadium van de
ontwikkeling van een ziektebeeld ("hartfilmpje via mobiele telefoon"), gentechnologie, ingrijpen op celniveau, et cetera.
• Sterk technologisch-specialistische opleidingen worden gevolgd op internationale opleidingscentra. Hierbij vormen ziektebeelden de
basis in plaats van medische specialismen in de huidige vorm.
• Gebouwen en faciliteiten van medische centra worden ook in avonduren en in weekends gebruikt voor cursus, training en het up to date
houden van de skills.
• Opleiding en nascholing en training van specialisten vindt plaats in de (internationale) medische centra. Basisopleidingen voor artsen
vinden afhankelijk van de regionale context plaats in de medische centra en/of algemene ziekenhuizen.
• E-learning en geavanceerde digitale simulatietrainingen vormen een hoofdbestanddeel in opleidingsprogramma's.
• Wetenschappelijk en fundamenteel onderzoek op celniveau vormt de basis onder het medisch onderzoek. Er wordt intensief
samengewerkt met Technische Universiteiten.
• Nieuwe diagnostische technieken maken het mogelijk om het ontstaan van ziektes in vroegste stadium (op celniveau) te herkennen.
De focus ligt op voorspellend medisch onderzoek en het voorkomen van de verdere ontwikkeling van een ziektebeeld .
• Onderzoek is geconcentreerd rond ziektebeelden. Dat zijn de "nieuwe zuilen van de zorg". In of bij medische centra zijn in nauwe
samenwerking met kennisinstellingen en medische faculteiten hooggespecialiseerde onderzoekscentra ontstaan.
• Ontwikkeling van nieuwe onderzoeksapparatuur vindt in nauwe samenwerking plaats met de industrie.
• Toponderzoekers functioneren hoofdzakelijk in internationale netwerken waar intensieve data-uitwisseling plaatsvindt
• Er wordt meer gekeken naar toepassingmogelijkheden van bestaande technologie in de medische wereld en omgekeerd. Voorbeelden
hiervan zijn rapid prototyping, CERN, et cetera. Er ontstaan meer grote Europese onderzoeksinstituten met zeer hoogwaardige en
dure faciliteiten, die door internatio nale samenwerkingsverbanden worden gerund.
Bron: interviews en literatuur, zie bijlagerapport
22
UMC
Wereld als
directe omgeving
Regio als
directe omgeving
Vrije markt Gereguleerde concurrentie
Basis zorg
Basis zorg
Cen
tre
of e
xcel
lenc
e
Basis zorg
Cen
tre
of e
xcel
lenc
e
Cen
tre
of e
xcel
lenc
e
Cen
tre
of e
xcel
lenc
e
UMC
Basis zorgC
entr
e of
exc
elle
nce
Cen
tre
of e
xcel
lenc
e
Cen
tre
of e
xcel
lenc
e
Cen
tre
of e
xcel
lenc
e
Cen
tre
of e
xcel
lenc
e
Cen
tre
of e
xcel
lenc
e
Cen
tre
of e
xcel
lenc
e
Cen
tre
of e
xcel
lenc
e
Systeemgrens concurrentie
Basis zorg (algemene ziekenhuizen)
UMC-functie (huidige situatie)
Centre of excellence
De netwerkorganisatorSplendid isolation
Eén zorgketen, één organisatieGekoppeld via de basis
Toekomstbeelden UMC‟s
23
-De regionale context bepaalt in sterke mate
de toekomstige ontwikkeling van een UMC
-Kijkend naar de in gang gezette
internationalisering lijken de toekomst-
beelden A en B het meest waarschijnlijk
-In de modellen A en C (sterke vrije markt,
superspecialisatie) wordt de onderwijs-
functie losgekoppeld van de onderzoek- en
topreferente zorgfunctie).
A B
C D
Ind
ivid
ual
iser
ingGlobalisering
Regionalisering
So
cial
iser
ing
Splendid Isolation
Algemeen: hoogspecialistisch onderzoeks- en zorgcentrum voor één ziektebeeld,
internationaal georiënteerd, hoogcompetitief, los van de basiszorg. Er is mondiale
concurrentie tussen de centres of excellence.
Patiëntenzorg: maximale keuzevrijheid patiënt (bij niet acute behandelingen), veel
internationale patiënten, patiënten betalen voor extra aandacht/comfort.
Onderzoek: mondiale competitie om schaars talent, grote betrokkenheid industrie i.v.m.
financiering onderzoek, nadruk op toegepast en specifiek fundamenteel onderzoek
Opleiding: veel internationale assistenten, hoog-kwalitatieve en onderscheidende
opleidingscentra (assistenten kiezen zelf waar ze opgeleid willen worden tot specialist);
onderwijsfunctie is losgekoppeld van centre of excellence en bij faculteit (Universiteit)
ondergebracht
Sterke focus op kostenbeheersing, productiviteitsverhoging en, internationale profilering
individuele energiestrategie, focus in EBP op eenvoudig uitvoerbare energie
efficiency met korte terugverdientijden.
Gekoppeld via de basis
Algemeen: specialistisch centrum in de regio, nationaal/regionaal georiënteerd, met een voet
in de basiszorg, concurrentie met andere medische centra op specialismen.
Patiëntenzorg: patiënt houdt regie over eigen behandeling, regionale concurrentie tussen
medische centra onderling en met algemeen ziekenhuis ("last resortfunctie“)
Onderzoek: focus op toegepast onderzoek voor regionale/lokale markt, nationale competitie
op talent, gericht op eigen kennisontwikkeling en toepassing (beperkte kennisuitwisseling)
Opleiding: zowel basisopleidingen als specialisatierichtingen (medische centra) zijn hierin
autonoom), nationale en regionale competitie om beste artsen aan centra te binden.
Onderwijsfunctie is losgekoppeld van centre of excellence en bij faculteit (Universiteit)
ondergebracht
Autonome bedrijfsvoering met focus op efficiency en PR/uitstraling individuele
energiestrategie, focus in EBP op eenvoudig uitvoerbare energie-efficiency met korte
terugverdientijden. Participant in snel renderende energie-innovaties op regionaal niveau.
De netwerkorganisator
Algemeen: Internationale netwerkorganisatie van meerdere specialistische centra, sterke
binding met algemene ziekenhuizen voor regionale basiszorg spitst zich toe op specialismen.
Gereguleerde mondiale concurrentie tussen de centres of excellence onderling.
Patiëntenzorg: door sterke internationale samenwerking focus op telechirurgie, consult op
afstand; internationale standaardisering (uniformeren van werkwijzen), veel aandacht voor
preventieve zorg;
Onderzoek: langlopend en fundamenteel onderzoek, excellente faciliteiten op onderling
afgestemde locaties, volledige dekking onderzoeksveld
Opleiding: opleiden voor de wereld als werkgebied (veel internationale assistenten), opleiding
voor zowel basisarts als specialisatie, internationale samenwerkingsverbanden tussen
medische faculteiten (geografische relatie met "eigen" universiteit) is minder van belang) "not
for profit" gefinancierd.
Naast zelfstandigheid in eigen bedrijfsvoering, centralisatie en samenwerking op
ondersteunende functies (databeheer, biobanking) in individuele EBP's gezamenlijke
energiestrategie met andere UMC's, blik op energie-innovaties in deel van de keten.
Één zorgketen één organisatie
Algemeen: Allround UMC, key-player in hele zorgketen, sterk lokaal/regionaal georiënteerd.
Er is sterke concurrentie tussen de UMC‟s en de regionale ziekenhuizen. Het onderscheid
tussen beide voor de basiszorg vervaagt.
Patiëntenzorg: UMC heeft alles in huis, verzorging en verpleging thuis en in de wijk,
bewaking via ICT, cultureel bepaalde zorg, ICT-omgeving (maximale uitwisseling
patiënteninformatie)
Onderzoek: onderzoek gekoppeld aan patiëntenzorg, sterke rol zorgverzekeraars bij
onderzoeksagenda, beperkt gespecialiseerd onderzoek.
Opleiding: bieden van een interessante woon- en werkomgeving (om schaars talent te
binden), sterke binding met medische universiteit, regionale regisseur van opleiding van
medisch personeel op alle niveaus.
Sterke focus op samenwerking en afstemming in huisvesting en faciliteiten door
ziekenhuizen en behandelcentra in de regio. Onderlinge concurrentie maakt dit niet
eenvoudig gezamenlijke energiestrategie – ketenbenadering. UMC is initiatiefnemer en
trekker hiervan.
24
Rode draad in toekomstbeeld
In alle gevallen doorontwikkeling naar een sector waarin:
• (U)MC blijft de plek voor hoogspecialistische zorg en onderzoek
• Concentratie (afstemming tussen verschillende UMC‟s)
• Vergaande samenwerking tussen (U)MC‟s
• Samenvoegen van basis- en ondersteunende functies
• (U)MC‟s zullen komende jaren een belangrijke rol in de keten blijven vervullen
25 25
Energiestrategie en prestatiegebieden
Om tot een passende energiestrategie te komen is het noodzakelijk om:
• Goed inzicht te hebben in de energierelevantie en consequenties van de trends
• Een scherp beeld te hebben van de opgave (energie-efficiencydoelen)
• Inzicht te hebben in de prestatiegebieden (ontwikkellijnen waarlangs de doelen
bereikt gaan worden)
26
Energierelevantie en -consequenties
Trend Consequentie UMC's Duiding
Maatschappelijk (vraagkant)
1. Toename en veranderende zorgvraag,
meer focus op preventie en voorspellend
onderzoek
• Meer te behandelen patiënten, meer op te leiden artsen, meer
studenten meer m2 en faciliteiten ++++
2. Keuzevrijheid zorgvrager ("engage me") • Patiënten en zorgverzekeraars maken in toenemende mate zelf
keuze waar ze verzorgd en behandeld willen worden. Resulteert
bij UMC's in noodzaak om te excelleren en toename van
aandacht (onderscheidend vermogen) voor comfort en kwaliteit
en PR energieconsequentie onduidelijk
• Sterke opkomst voorspellende medische zorg en onderzoek
naar preventieve zorg voorkomt aan de ene kant ziektes,
maar leidt aan de andere kant ook tot nieuwe vragen
energieconsequentie onduidelijk
?
?
3. Internationalisering medisch onderzoek
en opleiding
Er ontstaan grote, kapitaal- en kennisintensieve
onderzoeksinstituten door energie-intensieve faciliteiten zal dit
een opwaarts effect hebben op het energieverbruik. Onduidelijk is
of het aantal m2 netto zal toenemen. Er vindt ook concentratie
plaats.
+
4. Economische betekenis zorgsector
neemt toe
• Versterkte samenwerking met Universiteiten, kennisinstellingen
en bedrijfsleven energieconsequentie onduidelijk
?
5. Verschuivende financiering /
betaalbaarheid zorg
• Belang van kostenreductie en efficiency in huisvesting neemt
toe efficiënter gebruiken van ruimtes en faciliteiten, slimmer
inkopen van energie.
• Concentratie van basisfuncties (klinisch lab, diagnostische
centra, apotheek, biobanking) daling energieverbruik
-
27
- Niet alle trends, zoals hiervoor geschetst op pagina 19, zijn even relevant voor het toekomstige energieverbruik. Hieronder is per trend in beeld gebracht wat de
consequenties voor de UMC’s zijn en wat de mogelijke energie-effecten daarvan zijn. Deze effecten zijn niet in alle gevallen eenduidig aan te geven, gepoogd is de invloed
kwalitatief te duiden.
- De effecten op het energieverbuik zijn binnen de huidige systeemgrenzen van de UMC’s bekeken. Verschillende ontwikkelingen leiden echter tot een verschuiving van het
energieverbruik in de keten. Daar waar dit speelt hebben we dit met een “*” aangegeven. In de netto-keteneffecten bestaat nog geen inzicht en kunnen op dit moment dus
nog niet worden geduid.
Energieconsequenties
Trend Consequentie UMC's Duiding
Personeel
6. Toename personeelstekort en competitie
om personeel en schaars talent (zowel
medisch als technisch personeel)
• HRM-beleid neemt verder in belang toe vooral de schaarste
van kwalitatief technisch personeel heeft mogelijk een negatief
effect op energiegebruik (minder aandacht en kennis)
+
Technologisch (technocratisering van de zorg*)
7a. Toename diagnostiek & interventie • Toepassing van innovatieve operatietechnieken, nieuwe
radiodiagnostische technieken kapitaal- en energieintensievere
apparaten
+++
7b. Toename ICT • Toename van gebruik toepassing front-office ICT ("hand held
diagnostische apparatuur", zelfdiagnositiek) minder bezoeken
aan UMC daling energieverbruik
• Toename digitaal onderwijs en training besparing op
energieverbruik gebouwen en faciliteiten
-**
-
28
EnergieconsequentiesTrend Consequentie UMC's Duiding
* indeling naar Boer & Croon
** kan in frontoffice tot toename van energieverbruik leiden, vraag is wat netto-effect in totale zorgketen zal zijn.
29
8a. Basiszorg dichterbij huis • Uitbreiding van 1e lijn met diagnositiek, preventie en voorlichting,
chronische zorg, lichte revalidatie beperkte afname van gebruik
/druk op UMC
• Kleinere beddenhotels en ontwikkeling van zorghotels (door
toename dagbehandeling en zorg dichtbij huis) ligduur
patiënten in UMC's verder omlaag daling energieverbruik
-**
-**
8b. Specialistische zorg meer
geconcentreerd
• Monodisciplinaire interventieklinieken verspreid over het land: ->
(in beperkte mate) afstoten van deze diensten door UMC's
Hoewel de transportafstand toeneemt zal het totale verbruik aan
energie bij deze trend dalen
-**
8c. Georganiseerd rond de patiënt en
ziektebeelden
• Er ontstaan nieuwe multidisciplinaire themacentra en instituten,
versterkte samenwerking tussen UMC's (UMC.nl)
energieconsequentie is onduidelijk
?
Relatief effect van de trends op het
energiegebruik
-1
0
1
To
en
am
e p
rod
uctie
Eig
en
ke
uze
Pre
ve
ntie
Inte
na
tio
na
lise
rin
g
Sa
me
nw
erk
ing
Eff
icie
ntie
ve
rbe
teri
ng
Co
nce
ntr
atie
Co
mp
etitie
om
pe
rso
ne
el
Inn
ova
tie
ve
ap
pa
ratu
ur
Ze
lfd
iag
no
se
e-l
ea
rnin
g
Uitb
ere
idin
g 1
ste
lijn
Zo
rg d
ich
t b
ij h
uis
Ze
fsta
nd
ige
in
terv
en
tie
klin
ieken
Th
em
a c
en
tra
Energieconsequenties van de trends
Afn
ame
Toen
ame
30
Samenvattend: stijgend netto-effect
Netto-effect: absolute stijging van het energieverbruik
Dominante verklarende factoren voor absolute stijging energieverbruik zijn:
• toename van de volumedruk: er moeten (veel) meer patiënten worden behandeld, meer studenten
en artsen opgeleid
• kapitaal- en energie-intensiever worden van medische apparatuur (nieuwe, meer
energieconsumerende apparaten)
• Toename van het aantal m2 per patiënt: meer hang naar comfort (strengere eisen aan binnenklimaat)
en privacy (toename van het aantal eenpersoonskamers)
Concentratie van basisfuncties, efficiënter gebruik van beschikbare m2, en trainen en leren op afstand etc.
heeft dempend effect maar kan netto-effect van stijgend energieverbruik UMC's niet stoppen.
Scheidslijnen tussen 1e, 2e en 3e lijn curatieve zorg vervagen in de toekomst. Het ontstaan van nieuwe
vormen en netwerken betekent ook dat er verschuivingen in energieverbruik binnen de zorgketen gaan
plaatsvinden. Anders gezegd: een besparing op het energieverbruik bij een UMC of Algemeen Ziekenhuis
kan gepaard gaan met een stijgend energieverbruik in de basiszorg of bij de patiënt thuis. Inzicht in de
netto-energie-effecten in de hele keten ontbreekt.
31
Effecten van de MJA3 en het routekaarttraject
op het toekomstige energiegebruik
4000
4500
5000
5500
6000
6500
7000
7500
1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 1012 2014 2016 2018 2020 2022 2024 2026 2028 2030
TJ
32
Ontwikkeling zonder maatregelen
-50%
=
2435 TJ
in 2030
-30%
=
1461 TJ
in 2020
Ontwikkeling met
MJA 3 maatregelen
Ontwikkeling met MJA 3
maatregelen + routekaart
Ambitie UMC‟s
• Ten opzichte van 2005: minimaal 30% (1.461 TJ) energie-efficiency in 2020 en
50% (2.435 TJ) energie-efficiency in 2030. Tussen 2005 en 2008 is al 428 TJ
bespaard.
• Doorlopende inzet op procesefficiency en energiezorg levert circa de helft op
(afvlakking doordat laaghangend fruit op gegeven moment geplukt is)
• Activiteiten uit de routekaart leveren minimaal de andere helft op, mogelijk zelfs
meer (routekaart+-scenario). Hoeveel meer wordt duidelijk tijdens routekaarttraject
33
CONSTATERINGEN
• De inzet tot dusverre lag hoofdzakelijk op procesefficiency en energiezorgmaatregelen
• Om het besparingstempo op het huidige niveau te houden zullen steeds grotere inspanningen moeten worden gedaan,
“het laaghangend fruit” is op een gegeven moment geplukt
• Autonoom en rekening houdend met huidig energiebesparingstempo zal het absolute energieverbruik blijven stijgen tot
circa 6400 TJ in 2020 en 7400 TJ in 2030 (zie pagina 9).
•Om het absolute energieverbruik bij de verwachte volumegroei te laten dalen is een reductie met circa 90% nodig (2030
t.o.v. 2005). Dit betekent een verdubbeling van het jaarlijkse besparingstempo naar 188 TJ. Om dit te kunnen halen zijn
vergaande keten- en systeeminnovaties vereist. Een routekaarttraject kan duidelijk maken in hoeverre deze mogelijkheden
er zijn.
33
Ontwikkelpaden / strategische lijn Resultaat / indicator
Sam
en b
eden
ken,
zel
f uitv
oere
n
Intensiveren gebruik (vastgoedstrategie)
• efficiënter gebruiken (optimaal aansluiten bij zorgpaden)
• dubbel gebruiken (meervoudig en flexibel ruimtegebruik)
• langer gebruiken (avonduren, weekends, bedrijfstijd verlenging)
• samen gebruiken – gezamenlijke opleidings- en trainingsruimtes
• Betere benutting ruimtes / # m2 per hoofdfunctie
NB. Efficiënter gebruik is een realistische optie. UMC heeft voor
een gelijke functie nu 1,5 tot 2 keer zoveel oppervlakte
beschikbaar als een normaal ziekenhuis.
Individuele uitwerking in EBP‟s
Versnellen energiebesparing:/efficiency
• Slimme oplossingen en energiebewust gedrag
• Inspelen op nieuwe Europese normen t.a.v. energieprestatie-eisen op gebiedsniveau (bijv.
ontwikkelingen op het gebied van passief bouwen)
• Ontwerpen van energieconcept van de toekomst: beperken energievraag, meer duurzame
energie, optimaliseren WKK, warmteterugwinning en mogelijk zelf opwekken van energie
• Energieverbruik per m2 gebouw
• Aantal m2 dat aan energieprestatie-eisen voor
nieuwbouw voldoet
Gezamenlijke aanpak via routekaart (samen bedenken,
zelf uitvoeren)
Sam
en b
eden
ken,
sam
en u
itvoe
ren
Samenvoegen basis- en/of ondersteunende functies:
• data-opslag
• biobanking
• apotheken
• diagnostische klinische centra
• Efficiënter gebruik voorzieningen, lagere huisvesting-
/facilitaire kosten / # m2 per ondersteunende en
basisfunctie
Gezamenlijke aanpak via routekaart (samen bedenken
en samen uitvoeren)
Challenge for energy-effciency:
• inkoopeisen
• meedenken in / prikkelen tot duurzaam productontwerp medische en onderzoeksapparatuur
• Vernieuwende en energiezuinige medische apparaten /
energie-efficiency apparaten
Gezamenlijke aanpak via routekaarttraject (samen
bedenken en samen uitvoeren)
Met
der
den
bede
nken
, gez
amen
lijk
uitv
oere
n
Verduurzamen in de keten
• Regionale en lokale oplossingen: gebruik van restwarmte; duurzame energie bronnen in/ uit
de omgeving
• Beperken energievraag en energiebesparing in de zorgketen: moderne ICT-toepassingen
(zelfdiagnose, digitale arts-patiënt-relaties en ingrepen)
• CO2-reductie via oplossingen uit andere branches (toepassing nieuwe materialen voor
bedlinnen, ziekenhuiskleding e.d.; crossover met routekaarttraject
textielverzorgingsbedrijven)
• Ketenefficiency: energie-efficiency per zorg-
/onderzoeksproduct
• Aandeel duurzame energie in energievoorziening
• Gebruik restwarmte in PJ / mate van inpassing in lokale
energievoorziening
• Hoeveelheid afval , % recycling
• Waterverbruik (liter per patiënt)
Gezamenlijke aanpak via routekaart (samen met
derden bedenken , gezamenlijk uitvoeren)
34
Foc
us m
.n. o
p pr
oces
effic
ienc
yF
ocus
m.n
. op
kete
n-en
sys
teem
inno
vatie
s
Prestatiegebieden
Motivering keuzeOverwegingen / criteria bij selectie prestatiegebieden:
• Sluiten goed aan bij dominante trends (rode draden in toekomstbeeld, zie sheet 25)
• Samenwerking op deze gebieden tussen UMC‟s een vereiste is of duidelijke meerwaarde
oplevert
• Er (op deze gebieden) sprake is van een aanzienlijk energiebesparingpotentieel ( zie sheets
energieprofiel)
• Er sprake is van een uitstralingseffect breder in de keten, onder meer naar reguliere
ziekenhuizen
Onderwerpen die individueel door UMC’s opgepakt kunnen worden zijn niet als
focusgebied voor een routekaarttraject geselecteerd. Dit betreft onder meer:
• Procesefficiency en good housekeepingmaatregelen zoals optimalisatie van de WKK /
WKO
• Gebouwmaatregelen in kader van nieuwbouw of cyclische renovatie/verbouw
Met individuele EBP‟s wordt minimaal de helft van de doelstelling van 50% energie-efficiënter
in 2030 ingevuld.
35
Conclusies & Advies
36
Conclusies
• Het speelveld rond de UMC‟s verandert ingrijpend. De vraag naar
specialistische zorg en onderzoek neemt toe. De scheidslijnen tussen 1e, 2e en
3e lijn in de curatieve zorg verdwijnen. Onderzoek wordt steeds internationaler
• Het energieverbruik in medische centra stijgt de komende jaren verder door
volumegroei en door toename van gebruik van meer energieconsumerende
apparaten. Een gedetailleerd inzicht in het energieprofiel van UMC‟s is
noodzakelijk.
• Een deel van de 30% en 50% besparingdoelstellingen in resp. 2020 en 2030
kan naar verwachting met procesefficiency en energiezorgmaatregelen worden
ingevuld. Krachtenbundeling tussen UMC‟s en energiebesparing in de keten
zijn echter noodzakelijk om verdergaande besparingen te kunnen realiseren
• Als gevolg van de organisatorische veranderingen zal het energieverbruik in de
keten verschuiven. Inzicht in de netto-keteneffecten én een ketenaanpak is
nodig om een bruikbare lange termijn energiestrategie te kunnen opstellen en
tot verdergaande energiereductie te komen.
37
Hoe verder?
Advies:
1. Continueer aanpak en inzet via individuele
energiebesparingplannen (EBP‟s)
2. Ga als UMC‟s (verder) gezamenlijk aan de
slag met een routekaart om:
• energiebesparing te versnellen
• slimme oplossingen te ontwikkelen
(met de omgeving, in de keten)
• en het aandeel duurzame energie te
vergroten;
3. Betrek alle UMC‟s (diverse afdelingen en
geledingen) en ketenpartijen bij opstelling
van de routekaart
4. Voorzie de routekaart van een concreet
actieprogramma, draag zorg voor
commitment voor de implementatie
Ad 2: Waarom deze onderwerpen?
• Deze onderwerpen zijn actueel
• Er zijn veel verschillende meningen over de
effecten van deze routes
• Gezamenlijk onderzoek heeft nog niet
plaatsgevonden
• Aanzienlijk besparingspotentieel door
gezamenlijke aanpak (financieel,
organisatorisch, energetisch)
Ad 3: Nut en meerwaarde Routekaart
• Maakt het mogelijk extra stappen te zetten
in verdergaande energie- en
kostenbesparing in de hele keten
• Levert waardevolle input voor visie en
strategie en structuur- en positieversterking
medische centra
• Sluit aan op en versterkt lopende
ontwikkelingen en NFU-trajecten
• Profiteren van een standaard aanpak en
aangeboden facilitering AgentschapNL
Zie Plan van aanpak Routekaart
38
Plan van Aanpak Routekaart
39
Inhoud• Context
• Doel en resultaat
• Focus en onderzoeksvragen
• Stappen en activiteiten
• Projectorganisatie en interactie
• Planning
• Begroting
Context• Uit de voorstudie blijkt dat het speelveld rond de UMC‟s ingrijpend verandert, dat
er sprake is van een autonome stijgende trend in het energieverbruik en dat de
energieffecten als gevolg van maatschappelijke, organisatorische en technische
ontwikkelingen zich meer naar voren in de zorgketen gaan verplaatsen.
• Uit de voorstudie blijkt ook dat er een forse energiebesparingsopgave ligt
richting 2020/2030, waarbij samenwerking tussen UMC‟s en een ketenaanpak
noodzakelijk zijn om ambitieuze energie-efficiencydoelen te kunnen realiseren.
• De UMC‟s nemen een belangrijke positie in de zorgketen en het medisch
onderzoek in en zijn in die zin een logische partij om het voortouw te nemen in
een routekaart voor verdergaande energiebesparing. Er ontstaat daardoor een
belangrijk signaal en handelingsperspectief bij overige partijen in de zorgketen.
• Dat de samenwerking en afstemming tusssen UMC‟s als gevolg van het
veranderende speelveld en de grote maatschappelijke opgaven (opvangen van
de stijgende en veranderende zorgvraag en het betaalbaar houden van de zorg)
verder wordt geintensiveerd en dat een routekaarttraject hier goed op aansluit.
• Duurzaamheid een belangrijke pijler is geworden in de strategie en
bedrijfsvoering van UMC‟s en dat een gezamenlijk routekaarttraject daar een
logisch gevolg van is. 40
Doel en resultaat
Doel
• Routekaart moet UMC‟s verder brengen bij realisatie van verdergaande energiebesparing. De routekaart brengt
concreet in kaart hoe de doelen voor 2020 /2030 gerealiseerd kunnen gaan worden.
• Doel is dat via het routekaarttraject minimaal 50% van de totale energie-efficiencydoelstelling voor 2020 (750 TJ)
en 2030 (1220 TJ) gerealiseerd gaat worden. De andere helft wordt via individuele EBP‟s ingevuld.
• Naast de energetische doelstelling dient de routekaart ook bij te dragen aan andere doelen: het verhogen van
de kostenefficiency, de ontwikkeling naar hoogwaardige zorg en structuur- en positieversterking van de UMC‟s.
Resultaat
• De routekaart bestaat uit een gezamenlijke innovatie- en energiestrategie en focust op een versnelling van
energiebesparing langs drie lijnen:
• Innovaties en besparingsopties die samen worden bedacht en individueel (per UMC) worden uitgevoerd
• Innovaties en besparingsopties die samen worden bedacht en gezamenlijk uitgevoerd;
• Innovaties en besparingsopties die samen met derden (ketenpartijen en “buren”) worden bedacht en
gezamenlijk uitgevoerd
• Per prestatiegebied vindt een uitwerking plaats naar SMART-doelen, prestatie-eisen en indicatoren.
• Het routekaarttraject resulteert in een actieprogramma, dat vastgesteld wordt door het NFU-bestuur en het
commitment heeft van de 8 UMC‟s
41
Focus en onderzoeksvragenRoutekaart
minimaal1220 TJ besparing in 2030 (andere helft MJA 3 traject)
50% 40% > 10%
Samen bedenken, zelf uitvoeren
• Bij welke basis en/of ondersteunende functies is
concentratie interessant (bijv. data-opslag,
biobanking, apotheken en/of diagnostische
klinische centra)? En bij welke niet?
• Hoe ver moet de concentratie worden
doorgevoerd? Wat is vanuit kwaliteit, logistiek
en energetisch oogpunt optimaal (aantal
locaties en waar?)
• Wat zijn per functie de energie-effecten en de
belangrijkste voor- en nadelen van concentratie
(kwalitatief en kwantitatief)?
• Gezamenlijk inkoopspecificaties aan de markt
voorleggen voor medische apparatuur en de
markt laten meedenken in/ prikkelen tot
duurzaam productontwerp („Energy Challange‟)
• Hoe kan het efficiëntst en op duurzame wijze
(zelf) energie worden opgewekt?
• Waar liggen de belangrijkste
aanknopingspunten voor energiebesparing
(gedrag, techniek, energievoorziening etc.) en
wat zijn de oorzaken van dit verbruik?
• In hoeverre is een versnelling via slimme
oplossingen (organisatorisch, technologisch en
qua gedrag), buiten de "grote klappers" van
natuurlijke momenten als nieuwbouw en
grootschalige renovatie mogelijk? Welk van de
aansprekende realistische scenario‟s leiden tot
handelingsperspectief op een termijn van 5-10
jaar?
• Wat zijn de energetische effecten en globale
consequenties van deze transitieopties? Hoe
kunnen deze slimme oplossingen daadwerkelijk
worden gerealiseerd, wat is daarvoor nodig?
• In hoeverre is in de omgeving van UMC's
restwarmte beschikbaar of zijn er duurzame
energiebronnen beschikbaar? In het geval die
er zijn: in hoeverre kunnen UMC's daar dan
gebruik van maken?
• Welke veranderingen treden in de organisatie
van zorg op als gevolg van meer zelfdiagnose
in de 1e lijn (zelfdiagnose) en meer digitale
consults en behandelingen? Wat zijn de twee
meest waarschijnlijke organisatorische
scenario's en wat zijn de globale effecten op
het energiegebruik?
• Welke effecten hebben vergaande preventie
maatregelen op het voorkomen en het
vroegtijdig ingrijpen van ziektebeelden op het
energiegebruik.
• In hoeverre kan energie worden bespaard als
gevolg van maatregelen in andere branches?
Samen bedenken, samen uitvoeren Samen met derden bedenken,
gezamenlijk uitvoeren
42
Onderbouwing besparingsdoelen
50% energie-efficiency (610 TJ) door “samen
bedenken en zelf uitvoeren”:
• Meer inzicht in energieverbruik op detailniveau
• Vraaggestuurde (energiezuinige) ventilatie (minder
wanneer kan en meer wanneer moet)
• Versnelde renovatie- en vervangingswerkzaamheden
van installaties
40% energie-efficiency (488 TJ) door “samen
bedenken en samen uitvoeren”:
• Samenvoegen functies (laboratoria, apotheek, etc.)
levert een jaarlijkse besparing op van plusminus 5% (125
TJ)
• Centrale opslag 50% reductie op apparatuur/koelkasten
(50 TJ)
• Intensiveren van het aantal m2 levert naar schatting 5%
reductie op het totaal (125 TJ)
• Afstoten van gebouwen/ ruimten/ m2
• Gezamenlijke acties op gebied van klimatisering
(bijvoorbeeld experimenten met het verlagen van het
bevochtigingsniveau)
• Centraal inkopen
43
10% energie-efficiency (122 TJ) door “met derden
bedenken en gezamenlijk uitvoeren”:
• Energiebehoefte (lokaal) afstemming tussen sectoren/
duurzame energiebronnen benutten
• Duurzaamheidcriteria in de keten / meedenken aan de
voorkant / meeontwikkelen (partnership)
Met „good housekeeping‟ en efficiency alleen komen we er niet.
Nieuwe doorbraken en concepten zijn noodzakelijk om de
doelstelling van 50% energie-efficiency in 2030 te kunnen realiseren
(zie figuur)
2005 2010 2020 2030
nieuwe doorbraken
(transities)
Optimaliseren
processen
Ene
rgie
-effi
cien
cy
Werkplan &
afbakening
IST: bepalen
nulsituatie:
•functieanalyse
•Inkoopbeleid
en -prestaties
SOLL: schets
ideale situatie: samenvoeging
functies
•energychallen
ge apparatuur
Deelrappor-
tage:
- betekenis
voor UMC’s
- energie
- kosten
- logistiek
Werkplan &
afbakening
Verkennen
versnellingsop
ties
(duurzame
bronnen, “top
10”)
Versnellings-
scenario’s:
- energie-
voorziening
- gedrag
- techniek
Deelrappor-
tage:
resultaten
en effecten
Werkplan &
afbakening
Gebieds- en
ketenanalyse:
•restwarmte en
duurzame
bronnen in
omgeving
• energiever-
bruik in de
zorgketen
Keten- en
organisatie-
scenario’s +
effectbeoordel
ing
Deelrappor-
tage:
resultaten
en effecten
2a. Samen bedenken en uitvoeren (“bundelen”)
2b. Samen bedenken en zelf uitvoeren (“versnellen”)
2c. Samen met derden bedenken en gezamenlijk uitvoeren (“verduurzamen”)
3a.
Innovatie-
en energie-
strategie
3b. Actie-
program
ma +
eind-
rapport
1. Start &
voorbereiding
- startbijeen-
komsten
- werkplannen
Onderzoeksfase Keuzefase
Energie-experts Expertmeeting
Energie-experts Expert-
meetings
Brainstorm-
sessies
Deelonderzoeken Expertmeetings
Stappenplan
Visualisering
Programmering
Projectorganisatie• NFU trekt namens UMC‟s het proces van de routekaart. NFU stelt capaciteit ter
beschikking voor invulling trekkers- en opdrachtgeverrol.
• Voor procesbegeleiding en inhoudelijke coördinatie worden KplusV resp. TNO
ingeschakeld. AgentschapNL financiert.
• Per prestatiegebied (3x) wordt een werkgroep samengesteld, aangestuurd/getrokken
door een bestuurder van een UMC, daarbij ondersteund door KplusV of TNO. In de
werkgroepen participeren verder inhoudsverantwoordelijken (op managementniveau)
vanuit de verschillende UMC‟s. Bij de uitwerking van acties zullen vanuit de werkgroep
ook lijntjes worden gelegd naar andere betrokkenen binnen de betreffende afdelingen of
te onderzoeken functies.
• De precieze projectorganisatie wordt in de start- en voorbereidingsfase van het project
bepaald en ingevuld. Op diverse momenten in het proces worden via werksessies en
bilaterale contacten ook externe experts, stakeholders en ketenpartijen
(vertegenwoordigers 1e en 2e lijn) in het proces betrokken.
• Ter bewaking van het gehele proces begeleidt een stuurgroep de ontwikkeling van de
routekaart. In deze stuurgroep participeren: de procestrekker van NFU, AgentschapNL, 3
bestuurders (de werkgroeptrekkers), procesbegeleider KplusV en inhoudelijk coördinator
TNO.
45
Projectorganisatie in beeld
46
Stuurgroep
Werkgroep
“Bundelen”
Werkgroep
“Versnellen”
Werkgroep
“Verduurzamen”
Dat
a op
slag
Bio
-ban
king
Apo
thek
en
Dia
gnos
tisch
ekl
inis
che
cent
ra
Tec
hnis
che
inst
alla
ties
Geb
ouw
behe
er&
bed
rijfs
voer
ing
Ged
rag
Res
twar
mte
/duu
rzam
e
ener
gie
uito
mge
ving
ICT
: zel
fdia
gnos
een
digi
tale
cons
ults
Nie
uwte
xtie
l
• Verdere uitwerking en detailinrichting in werkplannen
• Hoeveel en welke basisfuncties nader uitgewerkt gaan worden wordt in stap 1 nader bepaald.
• Na de vaststelling van het plan van aanpak in het NFU-bestuur (voorzitters van de RvB van de UMC‟s gezamenlijk) worden de
voorzitters van de werkgroepen bepaald.
NFU
Bestuurders
UMC‟s
Managers
UMC‟s
Deskundigen
UMC‟s
Procesbegeleiding/
KplusV
Inhoudelijke
coördinatie
TNO
Externe
deskundigen
Ketenpartijen
Ene
rgy
Cha
llang
e
Ene
rgie
voor
zien
ing
Planning
47
Stappen Maanden febr
1. Start + voorbereiding
2. Onderzoeksfase
3. Innovatie- en energiestrategie
4. Actieprogramma
Stuurgroep
Workshop
NFU-bestuur
* In maart 2012 is de definitieve vaststelling van de Routekaart, op dezelfde wijze als het plan van aanpak, in NFU-bestuur voorzien.
* Tussentijds (december 2011) vindt er een terugkoppeling (informatief, niet besluitvormend) plaats naar het NFU-bestuur.
2012
maart apriljan
* Het plan van aanpak voor de Routekaart wordt door het NFU-bestuur in de voorbereidingsfase (zomer 2011) vastgesteld.
Omdat de voorzitters van de Raden van Bestuur van de UMC’s gezamenlijk het NFU bestuur vormen, zijn door dat besluit de UMC’s
zelf ook aan het plan van aanpak gecommitteerd.
sept okt nov decjuni juli aug
Projectbegroting routekaart
• Inzet bestuurders en medewerkers NFU en UMC‟s: uit lopende activiteiten
• Inhuur externe projectleider bij NFU: € 20.000 (excl. btw) door TNO
• Procesbegeleiding en coördinatie: € 120.000 (excl. btw) door KplusV. Reeds
gecontracteerd door Agentschap NL
• Externe uitvoeringskosten € 100.000 (excl. btw), bestaande uit:
• € 40.000 voor uitvoeren van omgevingsscans voor 8 UMC‟s
• € 60.000 voor de inhuur van externe experts (voorlopig geraamd; separate
begroting met precieze opdrachtbeschrijving volgt aan het einde van stap 1)
Zie separate projectbegroting voor nadere onderbouwing
48