Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering...

25
Voetafdruk van eiwitconsumptie en – productie EZ ordernummer 1300025087 DATUM: 24-9-2017

Transcript of Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering...

Page 1: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie EZ ordernummer 1300025087

DATUM: 24-9-2017

Page 2: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

Blonk Consultants ondersteunt bedrijfsleven, overheden en maatschappelijke organisaties in hun streven naar duurzaamheid. Door gedegen, onafhankelijk onderzoek geven we helder en toegesneden advies. De aanpak van Blonk Consultants kenmerkt zich door gedrevenheid van de medewerkers, betrokkenheid met het onderwerp en de opdrachtgever en een helder praktisch resultaat.

Titel Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie Datum 24-9-2017 Plaats Gouda, NL Auteurs Hans Blonk

Blonk Consultants (+31) 0182 579970

Gravin Beatrixstraat 34 www.blonkconsultants.nl

2805 PJ Gouda [email protected]

Page 3: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie

EZ ordernummer 1300025087

Page 4: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

Samenvatting Dit rapport geeft inzicht in de eiwitproductie en -consumptie van Nederland en de daaraan gerelateerde

klimaatimpact. Het rapport is opgesteld voor het transitieteam biomassa en voedsel en beantwoordt de volgende

twee kennisvragen:

1. Hoe verhoudt de ambitie ‘30% reductie van de voetafdruk van eiwitproductie- en consumptie in

Nederland binnen 30 jaar’ zich tot de gestelde klimaatdoelstellingen van ons kabinet?

2. Hoe groot zou die impact zijn wanneer de ambitie wordt opgeschroefd naar bijvoorbeeld 50% reductie

of nog hoger.

Een reductie van 30% in klimaatimpact van de agrarische productie van eiwitten bij een gelijk blijvend

productievolume is mogelijk omdat toeleverende systemen meer klimaat-efficiënt worden en omdat reguliere

innovaties gericht op efficiëntieverbetering gepaard gaan met een verlaging van de klimaatimpact. Een reductie

van 30% klimaatimpact bij eiwitproductie levert ongeveer 4,5 Mton op, oftewel 2,5% van de klimaatimpact op

Nederlands grondgebied. Een reductie van 30%, 50% en 70% in klimaatimpact van consumptie is mogelijk. De

reducties van 30% en 50% zijn niet exact berekend. Uitgaande van het beschikbare cijfermateriaal hebben we de

klimaatimpact van een reductie van 38% en 70% berekend. Bij een reductie van 38% neemt de klimaatimpact in

Nederland af met 5,3 tot 6 Mton. Bij een reductie van 70% neemt de klimaatimpact in Nederland af met ruim 10

Mton. Een reductie van 30% zou dan ongeveer 4 Mton opleveren en van 50%, 8 Mton. Deze laatste cijfers zijn

schattingen op basis van de analyse in hoofdstuk 4.

Page 5: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

Inhoudsopgave 1. Inleiding ....................................................................................................................................................... 1-1

2. Methodiek ................................................................................................................................................... 2-2

2.1 Definities en systeemafbakening ........................................................................................................ 2-2

2.2 Onderlinge samenhang van klimaatimpact Nederlandse eiwitproductie en -consumptie en Nederlands

grondgebied ..................................................................................................................................................... 2-3

2.3 Nationaal klimaatbeleid en mondiale doelen ..................................................................................... 2-4

2.4 Methodiek en data ............................................................................................................................. 2-4

2.5 Klimaatimpact van landgebruiksverandering ..................................................................................... 2-5

3. Klimaatimpact eiwitproductie van het Nederlandse agrosysteem ............................................................. 3-6

3.1 Huidige klimaatimpact Nederlandse eiwitproductie voor voeding .................................................... 3-6

3.2 Reductiepotentieel voetafdruk eiwitproductie (bij gelijkblijvende productie) .................................. 3-9

3.2.1 Scope: dierlijk productiesysteem ................................................................................................... 3-9

3.2.2 Ontwikkeling in achtergrondsysteem 2015-2050 ........................................................................ 3-10

3.2.3 Ontwikkeling dierlijke systemen in Nederland ............................................................................. 3-11

3.2.4 Ontwikkeling van klimaatimpact productniveau.......................................................................... 3-11

3.2.5 Ontwikkeling van ruimtebeslag en fossiel energiegebruik op productniveau ............................. 3-11

3.2.6 Impact op reductie Nederlandse klimaatemissies ....................................................................... 3-12

4. Consumptie van eiwitten in voeding in Nederland ................................................................................... 4-13

4.1 Huidige klimaatimpact Nederlandse eiwitconsumptie..................................................................... 4-13

4.2 Reductiepotentieel klimaatimpact Nederlandse eiwitconsumptie .................................................. 4-14

4.2.1 2030: reductie van ca. 40% van de klimaatimpact ....................................................................... 4-14

4.2.2 2050: reductie van 70% van de klimaatimpact ............................................................................ 4-15

4.2.3 Ontwikkeling eiwitconsumptie, landgebruik en fossiel energiegebruik ...................................... 4-16

5. Reductie doelstellingen eiwitproductie en –consumptie in relatie tot Nederlands klimaatbeleid ........... 5-17

5.1 Inleiding ............................................................................................................................................ 5-17

5.2 30% reductie klimaatimpact van eiwitproductie .............................................................................. 5-17

5.3 30%, 50% en 70% reductie klimaatimpact van eiwitconsumptie ..................................................... 5-17

5.4 Monitoring van klimaatimpact en andere milieu-impact van de Nederlandse voedselketen ......... 5-17

6. Referenties ................................................................................................................................................ 6-19

Page 6: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

1. Inleiding Dit rapport geeft inzicht in de eiwitproductie en -consumptie van Nederland en de daaraan gerelateerde

klimaatimpact.

Het rapport is opgesteld voor het transitieteam biomassa en voedsel en beantwoordt de volgende 2

kennisvragen:

1. Hoe verhoudt de ambitie ‘30% reductie van de voetafdruk van eiwitproductie- en consumptie in

Nederland binnen 30 jaar’ zich tot de gestelde klimaatdoelstellingen van ons kabinet?

2. Hoe groot zou die impact zijn wanneer de ambitie wordt opgeschroefd naar bijvoorbeeld 50% reductie

of nog hoger?

De Nederlandse eiwitproductie is hier gedefinieerd als de Nederlandse agrarische productie van producten die

eiwitten bevatten die geheel of ten dele bedoeld zijn voor humane voeding.

De Nederlandse eiwitconsumptie betreft alle eiwitten die in Nederland in voeding wordt geconsumeerd. Om de

analyse te vereenvoudigen wordt overigens uitgegaan van alle voeding, dit is nader toegelicht in hoofdstuk 2.

De klimaatambities voor eiwitten zoals geformuleerd in de memo “Eiwitproductie en -consumptie in een Circulair

Nederland: 30% lagere voetafdruk binnen 30 jaar” worden vertaald naar een Nederlands klimaatbeleid dat nog

vastgesteld moet worden door het nieuwe kabinet. In dit rapport wordt antwoord gegeven op de vraag wat de

eiwitambitie zou bijdragen aan het realiseren van de ambities van een nieuw klimaatbeleid.

Naast klimaatimpact worden ook kwantitatieve resultaten gemeld ten aanzien van landgebruik en fossiel

energiegebruik1.

Voor deze studie hebben we voortgebouwd op eerdere studies gedaan voor Stichting Natuur en Milieu, “het

Menu van Morgen”(Kramer & Blonk, 2015), RVO, “trendanalyse dierlijke productie” (Kuling & Blonk, 2016) en

PBL “Onderbouwing CO2 en landgebruik modellering van voedingsproductgroepen geconsumeerd in Nederland”

(concept 2017).

1 Effecten ten aanzien van water (watervoetafdruk) lopen grotendeels parallel met ruimtebeslag scores. In het kader van deze studie is dat niet nader gekwantificeerd omdat er meer precieze lokale informatie voor nodig is. Dat geldt ook voor veel van de overige milieueffecten zoals verzuring en vermesting.

Page 7: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

2. Methodiek

2.1 Definities en systeemafbakening Om uitspraken te kunnen doen over de klimaatimpact van productie en consumptie van eiwitten in Nederland,

het reductiepotentieel in klimaatimpact en hoe zich dat verhoudt tot de Nederlandse klimaatdoelstellingen zijn

verschillende definities nodig. Deze zijn hieronder geformuleerd.

Klimaatimpact Met klimaatimpact bedoelen we de door de mens veroorzaakte verandering in het klimaat door o.a. emissie

van broeikasgassen en verandering van de opnamecapaciteit en opnamesnelheid van broeikasgassen. We

meten de bijdrage in klimaatimpact door humane emissies van broeikasgassen te monitoren en de

veranderingen in biomassa te meten, gekoppeld aan landgebruik en verandering van landgebruik.

Er is een groot aantal broeikasgassen. Drie zijn het belangrijkst: CO2, CH4 en N2O. Gezamenlijk bepalen deze

broeikasgassen 98% van de wereldwijde impact en 99% van impact die Nederland (Maas, W., Zijlema, 2017). In

deze studie focussen we alleen op de emissie van deze drie broeikasgassen. CO2-emissies vanwege oxidatie van

veengronden in Nederland (graslanden) en in het buitenland worden meegenomen en toegerekend aan het

productiesysteem ter plekke. Emissies die plaatsvinden door landgebruiksverandering worden buiten de

reductiepotentieel schattingen gehouden omdat het schatten en toerekenen van toekomstige emissies door

landgebruiksverandering te complex is voor de scope van deze studie, zie ook 2.5.

Nederlandse eiwitproductie Eiwitten worden allereerst geproduceerd door planten, bacteriën en schimmels vanuit anorganische N-

verbindingen. Vervolgens worden ze gedurende dierlijke (en deels ook door productie via schimmels en

bacteriën) geconverteerd. Hierbij gaat eiwit verloren in de vorm van excretie. Ook verandert de

aminozuursamenstelling van eiwitten gedurende deze conversie.

Eiwitten vormen een belangrijk bestanddeel van ons voedsel. De eiwitten in plantaardige en dierlijke

producten worden ook voor andere doeleinden gebruik zoals pet-food en non-food producten (bloemen,

potplanten, leer, etc.). In deze studie focussen we op dat deel van de eiwitproductie, dat bestemd is voor

humane voeding.

De Nederlandse eiwitproductie is gedefinieerd als alle eiwitten die geproduceerd worden in het Nederlands

agrarisch systeem met als hoofdbestemming humane voeding.

Nederlandse eiwitconsumptie De Nederlandse eiwitconsumptie is gedefinieerd als alle eiwitten die geconsumeerd worden door Nederlandse

consumenten in Nederland als voedingsmiddel. De totale consumptie als voedingsmiddel bedraagt ongeveer 550

tot 650 kton eiwitten per jaar. Daarbovenop wordt nog 50-70 kton geconsumeerd in pet- food en een grote

variëteit van andere non-food producten.

Klimaatimpact Nederlandse eiwitproductie De klimaatimpact van de Nederlandse eiwitproductie betreft de klimaatimpact van het Nederlandse

agrosysteem dat voedsel produceert plus de impact van de toeleverende ketens. De productieketen stopt bij

de uitgang van het boerenbedrijf.

Klimaatimpact Nederlandse eiwitconsumptie De klimaatimpact van de Nederlandse eiwitconsumptie is gelijkgesteld aan de totale impact van de gehele

Nederlandse consumptie van voeding en dranken. We nemen dus ook dat deel van de voeding en dranken mee

waarin geen eiwitten zitten. Dit bestaat uit water, frisdranken, suiker en snoepgoed. Dit deel bepaalt ca. 10%

Page 8: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

van de totale klimaatimpact van voedselconsumptie, oftewel 90% van de consumptie betreft producten die

eiwitten bevatten.

We gaan hier uit van de gehele voedingsconsumptie omdat de bronnen die we gebruiken voor de berekening

van het reductiepotentieel dit ook doen (Kramer & Blonk, 2015). Alle activiteiten en uitval bij en tussen

activiteiten die hebben plaatsgevonden worden meegenomen in de klimaatimpact berekeningen.

2.2 Onderlinge samenhang van klimaatimpact Nederlandse

eiwitproductie en -consumptie en Nederlands grondgebied In onderstaande figuur wordt de samenhang geïllustreerd tussen de verschillende systemen: Nederlandse

productie, Nederlandse consumptie en Nederlands grondgebied.

Figuur 2-1 Illustratie van verschillende systeemafbakeningen van klimaatimpact gerelateerd aan eiwitproductie en -consumptie.

Het vereist veel data om deze systemen nauwkeurig aan elkaar te koppelen. Deze data worden momenteel niet

centraal verzameld of niet op het goede niveau om de impact van broeikasgasemissies van eiwitproductie en

consumptie te monitoren. Op Nederlands grondgebied worden klimaatemissies gemeten als onderdeel van de

klimaat-monitoringsafspraken en gerapporteerd in ‘National Inventory Reports’ (NIR). In Figuur 2-1 zijn de

emissies op Nederlands grondgebied weergegeven in donkerblauwe blokken. Een deel van de emissies is

redelijk gemakkelijk herleidbaar uit de NIR-rapportage, omdat de emissies concreet benoemd zijn (zie

hoeveelheden Mton in donkerblauw vlak). Over het algemeen is het echter niet zomaar mogelijk om de

emissies van de nationale registratie toe te rekenen aan landbouw en de voedingsmiddelenketen. Dan moeten

emissies van gedetailleerdere sectoren worden achterhaald en/of vrijgegeven uit de emissieregistratie. En

vervolgens via input/output analyse worden toegerekend aan de Nederlandse productie/consumptie dan wel

export. Op basis van een niet volledige analyse schatten we de emissie van Nederland gekoppeld aan de

voedselproductie en consumptie keten in op ca. 50 Mton per jaar.

Page 9: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

Het groene gedeelte in Figuur 2-1 betreft de eiwitproductie in de agrarische sector in Nederland. Daarvoor is

eiwitproductie in het buitenland nodig, met name in de vorm van voedergrondstoffen. Daarnaast worden er

toeleverende producten geproduceerd in Nederland en buitenland in andere sectoren, zoals kunstmest en

brandstoffen. Een deel van de agrarische productie in Nederland wordt niet geëxporteerd en komt beschikbaar

voor de Nederlandse consumptie van eiwitten. Het Nederlandse eiwitconsumptiesysteem is weergegeven in

het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde

blokken.

In deze studie worden berekeningen gepresenteerd van de klimaatimpact van het Nederlandse agrarische

productiesysteem en de Nederlandse voedselconsumptie met een inschatting van welk deel plaats vindt op

Nederlands grondgebied. Op dit moment ontbreekt echter een model dat productie en consumptie combineert

met de NIR-emissieregistratie-categorieën.

2.3 Nationaal klimaatbeleid en mondiale doelen Het Parijs akkoord waar een grote ambitie is neergelegd ten aanzien van reductie van broeikasgasemissie moet

vertaald worden naar Nederlandse doelstellingen voor sectoren en stakeholders. Dat is een proces dat nog

gaande is en dat pas aan het begin van 2018 verder uitgewerkt zal zijn. Duidelijk is dat er grote reducties nodig

zijn in de orde van 50% anno 2030 en 80-95% anno 2050 (PBL, 2016). Zoals eerder gesteld schatten we de huidige

emissie van de Nederlandse landbouw- en visserijsector en de verdere voedingsmiddelenproductie en

consumptie keten op Nederlands grondgebied in op ca. 50 Mton oftewel ca. 25% van het totaal. Om richting de

ambities van 2050 te gaan, is een reductie in het eiwitproductiesysteem dus noodzakelijk.

Verleggen van productie kan een optie lijken vanuit Nederlands klimaatbeleid, maar hoeft op mondiale schaal

geen positieve impact te hebben wanneer het mondiale volume in productie niet afneemt. Verleggen van

productie zou mondiaal een goede maatregel zijn wanneer een hogere klimaatefficiency per eenheid productie

wordt gerealiseerd. Er zijn diverse aanwijzingen dat het omgekeerde het geval is, zoals benoemd in het RVO

rapport (Kuling & Blonk, 2016). Goede vergelijkingen tussen Nederlandse en buitenlandse productie worden

echter op dit moment vaak belemmerd door inconsistentie in methodieken en data. Vooralsnog gaan we er

vanuit dat verplaatsing van het Nederlandse voedselsysteem naar het buitenland vanuit mondiaal

klimaatperspectief geen goed idee is. In deze studie wordt dit verder daarom niet onderzocht. Mondiaal wordt

uiteraard altijd impact gerealiseerd door een verbeterde klimaatefficiency bij eiwitproductie en waar die

verbetering plaats vindt is eigenlijk niet relevant.

Reductie van klimaatimpact door wijzigingen in het Nederlandse consumptiesysteem hebben ook een positief

effect op de mondiale klimaatimpact. Er van uitgaande een lagere consumptie van of verschuiving in

eiwitbronnen (dierlijk en plantaardig) niet wordt gecompenseerd door hogere consumptie elders2. Het is wel de

vraag of dat deze verlaging ook daadwerkelijk evenredig plaatsvindt op Nederlands grondgebied. Wanneer de

concurrentiekracht van de Nederlandse productiesector groter is dan in het buitenland dan kunnen potentiele

verliezen in Nederlands productievolume door lagere binnenlandse consumptie worden gecompenseerd door

export.

2.4 Methodiek en data De klimaatimpact en overige milieu-impact van Nederlandse eiwitproductie en consumptie is bepaald met

behulp van de LevensCyclusAnalyse (LCA) methode. Een aantal nadere aannamen zijn gedaan om de

berekeningen te kunnen uitvoeren ten aanzien van methodiek en data.

• Bij eiwitproductie stopt de productieketen bij de uitgang van het Nederlandse landbouwbedrijf, alle

productieprocessen daarvoor in de keten zijn meegenomen wanneer ze substantie hebben en relevant

2 Er kan wel compensatie optreden bijvoorbeeld wanneer meerdere producten voortkomen uit een productiesysteem en

wanneer de vraag naar een van de producten wijzigt (denk aan zuivel en vlees)

Page 10: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

zijn om verbeteringen in de impact te begrijpen. Zo is afschrijving van kapitaalgoederen en

infrastructuur en het gebruik van kleine hoeveelheden chemicaliën niet meegenomen.

• Er is geen rekening gehouden met vermeden productie die samenhangt met benutting van co-

producten zoals non-food en brandstoftoepassingen. Dit wijkt af van de systeemafbakening van

eiwitproductie in de landbouw zoals gehanteerd in de RVO studie (Kuling & Blonk, 2016). Deze

compensatie is niet meegenomen omdat het de vergelijking met NIR-resultaten bemoeilijkt.

• Bij eiwitconsumptie stopt de keten in de mond van de consument. Ook hier geldt het substantie- en

relevantiecriterium. Zo zijn processen gedurende consumptie die niet worden beïnvloed door de

voedselproducten zelf buiten beschouwing gelaten. Voorbeelden zijn consumententransport van winkel

naar huis of de vaatwasser of verlichting in de keuken. Door deze benadering worden echter niet alle

emissies die plaats vinden in Nederland gekoppeld aan voedsel of andere productiesystemen

meegenomen.

• We nemen aan dat om bepaalde reducties te realiseren er tijd nodig is. Er wordt gekeken naar de

peiljaren 2030 en 2050 omdat deze jaren ook relevant zijn in het kader van klimaatbeleid. De

modellering van reducties houdt daarom ook rekening met zogenaamde autonome ontwikkelingen die

samenhangen met ingezet klimaatbeleid en reguliere innovatie.

• Voor wat betreft de broeikaseffectberekeningen is uitgegaan van de meest recente NIR-methode om

emissies in de landbouw te berekeningen.

• De Global Warming Potential (GWP) factor voor methaan is nog niet opgehoogd naar 34 en is in lijn met

de NIR-methode op 25 gehouden. Conform EU LCA methodiek is deze juist recentelijk opgehoogd naar

34.

• We hebben zoveel mogelijk getracht om dezelfde databronnen te hanteren voor deze studie. Echter,

dat was om praktische redenen niet helemaal mogelijk. De analyse van eiwitconsumptie is grotendeels

gebaseerd op data van Agri-footprint 1.0. Terwijl voor de analyses ten aanzien van eiwitproductie data

van Agri-footprint 2.0 of 3.0 zijn gebruikt voor voerproductie en andere achtergrondprocessen.

2.5 Klimaatimpact van landgebruiksverandering De klimaatimpact van landgebruiksverandering hebben we buiten beschouwing gelaten. Er zijn in principe twee

manieren om de impact van landgebruiksverandering in kaart te brengen. Terugkijken en proberen vast te stellen

hoeveel omzetting in het verleden van natuurgebied tot landbouwareaal gekoppeld moet worden aan specifieke

agroproducten. Dit wordt ‘direct land use change’ genoemd. Of vooruitkijken en trachten vast te stellen hoeveel

landgebruik zal gaan plaats vinden door het (veranderde) landgebruik. Ook wel ‘indirect land use change

genoemd’ (Ponsioen & Blonk, 2012). In beide gevallen is land use change (LUC) een functie van het benodigd

oppervlak en de locatie van dit oppervlak.

Er zijn verschillende methoden om de klimaatimpact van LUC te berekenen. Hier worden deze niet toegepast,

omdat de studies vooral een verkenning van toekomstige impact zijn. Het in beeld brengen van historische

impact heeft daarvoor niet veel zin. Het in beeld brengen van toekomstige impact zou meer zin hebben maar

kent vele onzekerheden. Het gaat dan om het modelleren van het effect van ruimtebeslag in verschillende regio’s

op landgebruiksverandering die daarna nog gaat plaats vinden.

Een toename of een afname van ruimtebeslag is een goede eerste indicator voor positieve of negatieve

klimaatimpact in de keten gerelateerd aan potentiele LUC. Overigens geldt hier nog in versterkte mate dat in het

geval van verminderd ruimtebeslag het niet vanzelfsprekend is dat een negatieve broeikaseffectemissie

toegerekend mag worden aan Nederlands klimaatbeleid. Dit is immers geheel geënt op de emissies op

Nederlands grondgebied.

Page 11: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

3. Klimaatimpact eiwitproductie van het

Nederlandse agrosysteem

3.1 Huidige klimaatimpact Nederlandse eiwitproductie voor

voeding Tabel 3-1 geeft een overzicht van de klimaatimpact van productie van eiwitproducten in Nederland. Daarbij

wordt een onderscheid gemaakt in:

• De directe emissie betreft de emissie van broeikasgassen die plaats vindt op het productiebedrijf, zoals

van verbranding van brandstoffen, directe en indirecte lachgasemissies uit de bodem, van gewasresten,

uit stallen, beweiden en teelt op veengronden, methaanemissie uit mestmanagement en maag/darm

vertering en kooldioxide van verbranding of reductie (kalksteen) van fossiele grondstoffen.

• De emissies vanuit toelevering betreft emissies van landbouwproducten die nodig zijn als input zoals

uitgangsmateriaal voor de teelt en gewassen voor dierlijke productie. Daarnaast valt hier ook alle

andere productie onder van productie van energiedragers en producten die verbruikt worden in de

landbouw zoals kunstmest, gewasbescherming, etc.

Tabel 3-1. Overzicht van Nederlandse eiwitproductie die beschikbaar komt als voedsel en de klimaatimpact daarvan

Eiwitproductie anno 2015 kton

Klimaatimpact totale emissie Mton CO2e

Directe emissie in Nederland Mton CO2e

Emissie toelevering Grotendeels buiten NL Mton CO2e

Open teelt voedsel (geen teelt voor voeders)

140 1.4 0.5 0.9

Bedekte teelt voedsel

30 2.7 0.7 2

Melkveehouderij 520 19.5 15.5 4 Varkenshouderij 370 6.5 3.2 3.3 Pluimveehouderij 300 3.9 0.7 3.2 Overige veehouderij

60 4.3 1.9 2.3

Visserrij 50 0,5 ? ? Totaal 1470 38.3 23 15.7

De teelt van voedergewassen en gewassen waar de eiwitten als een bijproduct in voer worden gebruikt, zijn niet

weergegeven in Tabel 3-1. De eiwitten die hier worden geproduceerd worden weer geconverteerd tot dierlijke

producten die door de mens worden geconsumeerd grotendeels in de vorm van voedingsproducten. Zo wordt

de 2400 ton eiwit in snijmaïs en gras omgezet in melkeiwitten en vleeseiwitten op de melkveehouderij, zie Tabel

3-5.

Tabel 3-2 geeft inzicht in de eiwitproductie voor diervoeder toepassingen in Nederland. Het grootste deel van de

tarwe- en gerstproductie betreft voedergranen. Een klein deel heeft een andere bestemming, zoals de productie

van tarwe/gerst-bloem of als grondstof voor de brouwerij of zetmeelindustrie. Ook dan komt een deel (uitmaling)

of het geheel van de eiwitten (brouwerij en zetmeelproductie) weer terecht in diervoeder.

Page 12: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

Er is ook agrarische productie die hier buiten beschouwing is gelaten omdat de eiwitten niet in voeding terecht

komen, zoals de sierteelt, bollenteelt en boomteelt. De totale directe emissie is dus lager dan de emissie die in

het National Inventory report wordt gerapporteerd voor de landbouw. Het getal voor de visserij is overgenomen

uit de NIR.

De eiwitten in dierlijke producten worden niet geheel voor voeding gebruikt. Er worden ook

materiaaltoepassingen, pet-food en voedergrondstoffen geproduceerd. Geschat wordt dat ca. 85%-90% van de

dierlijke productie beschikbaar komt in voeding.

Tabel 3-2 Eiwitten die beschikbaar komen in voedergewassen of gewassen waar het co-product wordt benut als voeder

Productie Anno 2015

Eiwit-productie

Belangrijkste bestemming

Snijmaïs 8000 200 Melkveehouderij NL Gras (ds) 11200 2200 Melkveehouderij NL Tarwe 1300 125 Mengvoederindustrie Gerst 230 21 Mengvoederindustrie Suikerbieten 490 46 Suikerindustrie,

bietenpulp naar veehouderij

Zetmeel aardappelen

180 36 Eiwitfractie deels naar mengvoederindustrie

Per sector is onderstaand een verdere uitsplitsing gegeven van emissies naar deelcategorieën.

Open teelt voedselgewassen In de Nederlandse open teelt van voedselgewassen wordt ongeveer 140 kton eiwitten geproduceerd. Dat is nog

een belangrijke hoeveelheid ondanks het lage eiwitgehalte van de producten. Een belangrijk deel van de emissies

is gerelateerd aan kunstmestproductie en elektriciteitsproductie voor bewaring (in de post toelevering).

Tabel 3-3 Productie van eiwitten voor voedsel en broeikaseffect in open teelten in Nederland

Productie kton

Eiwitproductie (kton)

Klimaatimpact totaal Mton CO2e

Klimaatimpact directe emissie Mton CO2e

Klimaatimpact toelevering Mton CO2e

Consumptieaardappelen 3300 66 0,43 0,25 0,19 Uien 1400 20 0,22 0,07 0,15 Groenten 2800 50 0,41 0,13 0,28 Fruit 700 4 0,29 0,02 0,27 Totaal 140 1,35 0,47 0,88

Bedekte teelt voedselgewassen In de glastuinbouw is vooral de productie van tomaten, komkommer en paprika relevant. Daarnaast is er de

bedekte teelt van paddenstoelen (met name champignons). Ook hier is de klimaatimpact van de toelevering

belangrijker dan de directe emissies. In de glastuinbouw is dat met name elektriciteit en in de champignonteelt

de productie van substraat vanuit veen.

Tabel 3-4 Productie van eiwitten voor voedsel en broeikaseffect in bedekte teelten in Nederland

Productie Kton

Eiwitproductie Kton

Klimaatimpact totaal Mton CO2e

Klimaatimpact directe emissie Mton CO2e

Klimaatimpact toelevering Mton CO2e

Glastuinbouw 3168 25 2,2 0,7 1,5 Paddenstoelen 300 8 0,4 0,0 0,4

Page 13: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

Melkveehouderij De melkveehouderij is in Nederland de grootste producent van eiwitten en van broeikasgasemissies. 90% van de

eiwitten worden geproduceerd in de vorm van melk. De rest in de vorm van vlees. Ongeveer 78% van de

broeikasgasemissies vindt plaats in Nederland. De toelevering, van voer en kunstmest met name, is goed voor

ca. 22% van de impact.

Tabel 3-5 Productie van eiwitten voor voedsel en broeikaseffect in melkveehouderij in Nederland

Kton Eiwit- Productie

Klimaatimpact totaal Mton CO2e

Klimaatimpact directe emissie Mton CO2e

Klimaatimpact toelevering Mton CO2e

Melk 13500 473 Kalveren voor kalvermesterij

40 7

Uitstootkoeien 281 40 Totaal 520 19,5 15,5 4

Varkenshouderij De totale impact van de Nederlandse varkenshouderij bedraagt 6,5 Mton waarvan ongeveer de helft van de

emissies plaats vindt in Nederland. Het grootste deel van de impact komt uit de voederketens waarvan het

grootste deel in Europa plaatsvindt. Nederland heeft ook een aanzienlijk biggenoverschot equivalent aan 47 kton

eiwit. Deze hoeveelheid wordt volledig geëxporteerd. Ook het merendeel van de vleesvarkens die in Nederland

worden geslacht worden geëxporteerd.

Tabel 3-6 Productie van eiwitten voor voedsel en broeikaseffect door vleesvarkenshouderij in Nederland

Levend gewicht kton

Eiwit- Productie Kton

Klimaatimpact totaal Mton CO2e

Klimaatimpact directe emissie Mton CO2e

Klimaatimpact toelevering Mton CO2e

Vleesvarkens 2070 323 Biggenoverschot 330 47

Totaal 2400 371 6,5 3,2 3,3

Pluimveehouderij Het grootste deel van klimaatimpact van de pluimveehouderij komt van de productie van vleeskuikens. Ongeveer

30% komt van de leghenhouderij. De overige pluimveehouderij is te verwaarlozen.

Tabel 3-7 Productie van eiwitten voor voedsel en broeikaseffect door pluimveehouderij in Nederland

gewicht (kton)

Eiwit- productie

Klimaatimpact totaal Mton CO2e

Klimaatimpact directe emissie Mton CO2e

Klimaatimpact toelevering Mton CO2e

Vleeskuikens (LW)

1322 229 2.8 0,5 2,3

Eieren 600 71 1,1 0,2 0,9 Totaal 1922 300 3,9 0,7 3,2

Page 14: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

3.2 Reductiepotentieel voetafdruk eiwitproductie (bij

gelijkblijvende productie)

3.2.1 Scope: dierlijk productiesysteem De analyse van het reductiepotentieel voor eiwitproductie in Nederland zoomt in op 3 dierlijke sectoren, de

melkveehouderij, varkenshouderij en de vleeskuikenhouderij. Gezamenlijk ongeveer 78% van de klimaatimpact.

Tezamen produceren deze sectoren ca. 80% van de eiwitten. Ongeveer 10-15% hiervan komt niet beschikbaar in

de vorm van voeding, maar is de basis voor non-food producten.

Figuur 3-1 Focus op melkveehouderij, varkenshouderij en pluimveehouderij

De klimaatimpact van dierlijke productie wordt bepaald door de klimaatefficiency van het voorgrondsysteem, de

dierlijke productie op de boerderij en de productie van goederen op de achtergrond die nodig zijn voor de groei

van het dier zoals voeders, energie en andere materialen. Dit is geïllustreerd in onderstaande figuur. In de

volgende paragrafen wordt ingegaan op de te verwachten ontwikkelingen in het achtergrondsysteem en het

voorgrondsysteem.

Figuur 3-2 Voorgrond en achtergrondsysteem voor dierlijke productie (RVO, 2016)

Page 15: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

3.2.2 Ontwikkeling in achtergrondsysteem 2015-2050 De volgende processen in het achtergrondsysteem voor Nederlandse dierlijke productie gaan veranderen:

• Energieproductie

• Kunstmestproductie

• Transport

• N-efficiency gewasproductie voor voedergrondstoffen

We hanteren hier dezelfde aannames voor de ontwikkeling van de impact van hat achtergrondsysteem als in Kuling & Blonk (2016). Deze zijn voor energieproductie en gebruik van energiebronnen nog aan de conservatieve kant. Nog niet rekeninghoudend met de meer ambitieuze transitie-pad dat past in het klimaatakkoord van Parijs. Overigens is de bijdrage van energie en zeker Nederlandse energie aan de klimaatemissies van de dierlijke productieketens niet het belangrijkste. De overige broeikasgassen (N2O en CH4) zijn veel meer bepalend en deze hangen samen met de efficiency van plantaardige en dierlijke productie.

3.2.2.1 Energieproductie De mix van primaire energiedragers waarmee elektriciteit wordt opgewekt zal gaan veranderen onder andere

door ingezet klimaatbeleid. In Europa is een transitie gaande naar een hoger gebruik van duurzame bronnen van

elektriciteit. Nederland bevindt zich nog in de achterhoede wat betreft het percentage duurzame elektriciteit en

mede daarom is de broeikasgasemissie per kWh relatief hoog. De emissiefactor van de elektriciteitsmix in overige

Europese landen en de wereld is zeker zo belangrijk omdat de aanvoerketens van voedergrondstoffen

grotendeels buiten Nederland liggen.

Voor Nederland hanteren we de ontwikkeling van emissiefactoren voor elektriciteit zoals weergegeven in Tabel

3-8

Tabel 3-8. Nederlandse emissiefactoren voor centraal opgewekte elektriciteit (referentiepark)

Jaar Emissiefactor (referentiepark) kg CO2-eq/kWh

1990 0.65 2012 0.61 2020 0.55 2030 0.54 2050 0.49

In deze studie hebben we de broeikasgasemissie van Europese elektriciteit gebaseerd op een grote studie voor

de Europese Commissie van (Capros et al., 2013). Zij stellen dat de broeikasgasuitstoot van elektriciteitsproductie

in Europa gemiddeld zal afnemen van 0.58 tot 0.16 kg CO2e/kWh, oftewel een reductie van 70%. Wij hebben,

mede naar aanleiding van de eerdergenoemde scheiding tussen centraal en lokaal opgewekte elektriciteit, een

iets conservatievere schatting gemaakt en gebruiken een reductie van 50% tussen 2012 en 2050.

3.2.2.2 Kunstmestproductie De huidige broeikasgasemissie als gevolg van Europese N-kunstmest productie zijn gebaseerd op (Brentrup &

Palliere, 2008). Zij berekenen dat de gemiddelde broeikasemissies per kg N-kunstmest ongeveer 6 kg CO2e

bedragen, waarvan ongeveer 60% een gevolg is van N2O-emisies tijdens het productieproces. Verder stellen zij

dat de “Best Available Technology (BAT)” een emissie heeft van slechts 2.6 kg CO2e per kg N-kunstmest. De

voornaamste winst wordt bij deze technologie behaald in de reductie van N2O-emissies, die 80% lager liggen dan

het huidige gemiddelde. Daarnaast is de CO2-emissies vanwege brandstofgebruik bij de BAT ook meer dan 20%

lager. De potentiële winst die behaald kan worden, wordt ingeschat op circa 55% (Brentrup & Palliere, 2008). Als

voorzichtige schattingen voor 2030 en 2050 nemen we daarom respectievelijk 30% en 50% reductie aan. De

broeikasgasemissie van Europese N-kunstmest productie in 2050 bedraagt dan 3.1 kg CO2e per kg N-kunstmest.

Page 16: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

3.2.2.3 Transport (Capros et al., 2013) hebben in een grote studie voor de Europese commissie een trendanalyse voor de energie-

efficiëntie van transport voor 2050 gemaakt. Zij verwachten dat de energie-efficiëntie van wegtransport met 22%

zal toenemen vergeleken met 2005. Wij hebben deze trend vertaald naar een afname van 20% van het

broeikaseffect voor transport vanaf 2015.

3.2.2.4 N-efficiency gewasproductie De N-efficiency, hier gedefinieerd als de N-gehalte in het geoogste product gedeeld door de N die opgebracht is

vanuit organische mest en kunstmest, is een van de belangrijkste parameters van het broeikaseffect van

plantaardige productie. De N-efficiency is in Nederland en de andere Europese landen waar voedergrondstoffen

worden geteeld aanzienlijk verbeterd in de afgelopen 30 jaar. Gemiddeld genomen ligt die nu rond de 0,6. De

verwachting is dat deze door zal ontwikkelen tot 0,75 in 2050 (Zhang et al., 2015).

3.2.3 Ontwikkeling dierlijke systemen in Nederland In de studie voor RVO (Kuling & Blonk, 2016) zijn de aannames beschreven ten aanzien van de volgende

variabelen

• Voedingsconversie

• Stikstof-efficiency

• Reductie N-emissies in stalsystemen

• Mestmanagement

• Pen fermentatie

We houden hier dezelfde aannamen aan. In de concept studie voor PBL (concept 2017) is een verdere analyse

gemaakt van update van systemen.

3.2.4 Ontwikkeling van klimaatimpact productniveau Door de hierboven beschreven ontwikkelingen in het achtergrond- en voorgrondsysteem nemen de emissies van

dierlijke productie per eenheid product “af boerderij” aanzienlijk af. Voor melk en pluimvee bedraagt de afname

tussen 2010/2015 tot 2050 ca. 30%. Voor varkens “af boerderij” ca. 40%. Deze cijfers zijn iets anders dan

gerapporteerd in de RVO-studie van 2015. Bij melk en vleeskuikens heeft dit te maken met de

systeemafbakening. Inverdieneffecten van benutting van dierlijke mest zijn niet meegenomen. Bovendien is de

methaanemissieberekening van mest management bij de varkenshouderij veranderd in de nieuwe NIR-methode.

Tabel 3-9 Ontwikkeling van klimaatimpact van de belangrijkste dierlijke producten in Nederland in kg CO2e per kg product

1990 2010-2015 2030 2050 Rauwe melk 1,7 1,1 0,9 0,8 Varkens 4,4 3,6 2,6 2,1 Vleeskuiken 2,7 2,1 1,9 1,4

3.2.5 Ontwikkeling van ruimtebeslag en fossiel energiegebruik op

productniveau

De efficiencyverbeteringen in de productie van voerders en van dierlijke productie leiden ook tot een verlaagd

ruimtebeslag en fossiel energiegebruik Tabel 3-10.

Page 17: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

Tabel 3-10 Ruimtebeslag en fossiel energiegebruik per eenheid basisproduct

1990 2010-2015 2030 2050 Melk (m2*jr/kg) 1.6 0.9 0.7 0.7 Varkens (m2*jr/kg) 6.2 3.6 3.0 2.5 Vleeskuiken (m2*jr/kg) 6.2 3.5 2.9 2.3 Melk (MJp/kg) 4.2 3.2 2.8 2.4 Varkens (MJp/kg) 17.1 11.3 8.7 6.3 Vleeskuiken (MJp/kg) 18.7 12.2 9.6 7.2

3.2.6 Impact op reductie Nederlandse klimaatemissies

Tabel 3-11 Reductie van klimaatimpact van dierlijke productie

Huidige impact (2010-2015)

Prognose totale reductie 2050 bij realisatie ingezet beleid en reguliere innovatie in sector

Waarvan gerealiseerd in Nederland

Melkveehouderij 19,3 Mton 5 Mton, - 45%( 1990) -26% (2015)

2.5 Mton, - 40% (1990), -23% (2015)

Varkenshouderij 6.5 Mton 2,8 Mton –57% (1990) -44% (2015)

1,8 Mton. - 71% (1990), - - 54% (2015)

Pluimveehouderij 3.9Mton 1.2 Mton –46% (1990) -31% (2015)

0,2 Mton –45% (1990) -23% (2015)

Bij huidige omvang van de melkveehouderij, varkens- en pluimveehouderij is de impact ongeveer 29,7 Mton,

waarvan 19,4 Mton van de emissie plaats vindt op Nederlands grondgebied. Het reductiepotentieel conform

huidig ingezet beleid en conform huidige innovatietempo in de sector bedraagt naar schatting 9 Mton. Dat is iets

minder dan 30%. 4,5 Mton zou hiervan in Nederland worden gerealiseerd op het veehouderijbedrijf. Dat is op

de totale klimaatimpact op Nederlands grondgebied ca. 2.5%.

Een hogere reductie bij de huidige omvang van de veehouderij zou aanvullende maatregelen in het

achtergrondsysteem en in de veehouderij vergen. De inschatting is dat de reductie in het achtergrondsysteem

beperkt lijken. In het veehouderij-systeem valt mogelijk nog meer reductie te halen door voerproductiesystemen

anders in te richten, bijvoorbeeld door een grotere rol van chemie waarmee laagwaardige eiwitten betere benut

kunnen worden. De grenzen van voederconversieverbetering zijn nog niet bereikt. Voederconversieverbetering

kan echter botsen met andere maatschappelijke wensen om de veehouderij te verduurzamen.

Page 18: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

4. Consumptie van eiwitten in voeding in

Nederland

4.1 Huidige klimaatimpact Nederlandse eiwitconsumptie Voor de analyse van mogelijke reductie in klimaatimpact van de Nederlandse eiwitconsumptie gaan we uit van

het achtergrondmateriaal van de studie voor het Menu van Morgen, die we uitgevoerd hebben voor Stichting

Natuur en Milieu in 2015 (Kramer & Blonk, 2015).

De klimaatimpact van de consumptie van onze voeding bedraagt 24,3 Mton waarvan 12,9 Mton wordt

uitgestoten in Nederland. Hierbij gaan we uit van de gemiddelde voedsel- en drankconsumptie zoals wordt

gemeten in de Voedsel Consumptie Peiling VCP (RIVM, 2011). Wanneer we zouden corrigeren voor

onderrapportage die geraamd wordt op ca 16% op calorieniveau(referentie) dan zou de impact ca. 28.2 Mton

zijn. Het is echter onduidelijk of de onderrapportage voor alle voedselcategorieën even groot is. Het vermoeden

bestaat dat juist ten aanzien van bepaalde producten (drank, snoep en snacks) de onderrapportage hoger is.

Deze producten hebben gemiddeld genomen een lager eiwitgehalte. Voor deze studie hanteren we de VCP-

meting als startpunt voor de reductieramingen.

In onderstaande Figuur 4-1 is een uitsplitsing gegeven in welke ketenschakel en waar de productie van

broeikasgassen plaats vindt.

Figuur 4-1 Bijdrage van de verschillende ketenschakels aan de klimaatimpact en of deze binnen of buiten Nederland plaats vindt.

Page 19: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

De teelt en processing van voedergrondstoffen en de veehouderij leveren de grootste bijdrage. Het grootste deel

van de teelt van voedergrondstoffen vindt in het buitenland plaats. Het grootste deel van de

veehouderijproductie voor Nederlandse consumptie vindt plaats in Nederland. Er vindt echter ook import plaats

van met name rundvlees en pluimveevlees. Bij retail en vooral bij de consument vindt er overigens ook nog een

behoorlijke voedsel-gerelateerde klimaatimpact plaats door energiegebruik.

4.2 Reductiepotentieel klimaatimpact Nederlandse

eiwitconsumptie

4.2.1 2030: reductie van ca. 40% van de klimaatimpact In de studie Menu van Morgen zijn op basis van optimalisatie gezonde diëten gedefinieerd. Hierbij is uitgegaan

van een klimaatgebruiksruimte die de past bij maximaal 2 graden temperatuurstijging en 9,7 miljard mensen in

2050. Er is voor 2 peiljaren (2030 en 2050) berekend hoe het menu er uitziet wanneer met een minimum aan

wijzigingen de klimaatgebruiksruimte gehaald wordt. In deze studie gaan we uit van een iets ander startpunt en

een ander gemiddelde van deze scenario’s en productgroepen. Dit resulteert in een startemissie van 4,15 kg

CO2e/p/dag en een emissie van 2,58 kg CO2e/p/dag (38% reductie) in 2030 en 1,24 kg CO2e/p/dag (70% reductie)

in 2050. De resultaten zijn hieronder gepresenteerd in Figuur 4-2 . De totalen zijn uitgesplitst naar waar de

emissie plaats vindt.

Figuur 4-2. Reductie van klimaatimpact van onze consumptie bij het behalen van 38% e 70% reductie in respectievelijk 2030 en 2050

Page 20: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

Groenten, peulvruchten, noten & zaden, vis, sojaproducten en vegetarische producten nemen toe in het 40%

reductiescenario van 2030. Tegenover bovenstaande stijgingen staat een daling van vlees, kaas, dranken en melk

& melkproducten. Dit zijn alle productgroepen die een aanzienlijke bijdrage leveren aan de totale klimaatimpact

van het huidige eetpatroon. Een aantal productgroepen, zoals eieren, blijft ongeveer constant. De totale

eiwitconsumptie neemt licht af met 10%. Het aandeel plantaardige eiwitten stijgt met ongeveer 40% van 34 naar

47 gram, ten koste van dierlijke eiwitten. Die dalen van 58 naar 34 gram. Deze daling vindt met name plaats door

reductie van vlees.

De daling die hier berekend is voor Nederland impliceert een daling in het volume van dierlijke productie. De

toename van plantaardige productie zou plaats vinden buiten Nederland. We zijn uitgegaan van huidige locaties

van productie. Verschuivingen in locatie zijn niet in beeld gebracht. Door verbetering van de klimaat efficiency in

het gehele productiesysteem zoals beschreven in het vorige hoofdstuk zou al een daling van ca 15-20% zijn

gerealiseerd bij gelijkblijvende consumptie.

4.2.2 2050: reductie van 70% van de klimaatimpact Een verdere reductie in klimaatimpact is mogelijk door het menu drastisch te wijzigen. Alle producten die

relatief weinig voedingsstoffen leveren uit het menu te halen zoals bijna alle dranken. Gezonde basisproducten

zoals groenten, noten en brood vormen de basis van het menu. Alle vleesproducten zijn vervangen door

vegetarische alternatieven die verrijkt zijn met vitaminen en mineralen om het wegvallen van vlees en

zuivelproducten te compenseren. Vis en een kleine hoeveelheid zuivel blijven in het menu. Deze resultaten zijn

echter niet gerapporteerd in de studie Menu van Morgen omdat het eetpatroon zeer sterk afwijkt van het

huidige eetpatroon. Ook is er geen rekening gehouden met allerhande innovaties in productontwikkeling.

Technisch zijn reducties van 70% en meer mogelijk.

Figuur 4-3 Veranderde consumptie wanneer klimaatimpact wordt teruggebracht tot 1,28 kg CO2e/dag/persoon

Groep 2010/2015 Gr/dag/pers

2050 Gr/dag/pers

Aardappelen 98 60

Alcoholische en niet-alcoholische dranken 1957 1872

Brood 154 291

Eieren 12 0

Fruit 110 14

Gebak en koek 48 7

Graanproducten en bindmiddelen 53 29

Groenten 127 362

Hartig broodbeleg 4 6

Kaas 36 0

Melk en melkproducten 373 14

Noten, zaden en snacks 32 94

Peulvruchten 3 13

Samengestelde gerechten 3 39

Soepen 61 42

Sojaproducten en vegetarische producten 5 281

Suiker, snoep, zoet beleg en zoete sauzen 35 22

Vetten, oliën en hartige sauzen 59 20

Vis 16 18

Vlees, vleeswaren en gevogelte 108 0

Page 21: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

4.2.3 Ontwikkeling eiwitconsumptie, landgebruik en fossiel energiegebruik De resultaten uit de bovenstaande analyse zijn hier samengevat en gecombineerd met de resultaten op

ruimtebeslag en fossiel energiegebruik. Tabel 4-1 geeft een overzicht van de resultaten per gemiddelde

Nederlander per dag en voor 17 miljoen burgers tezamen.

Tabel 4-1 Veranderde karakteristieken van ons eten wanneer de klimaatimpact wordt gereduceerd.

Huidig (2010-2015) 2030 2050

Broeikasgassen (kg CO2eq/dag) 4.15 2.58 1.24

Fossiele Energie (MJ/dag) 33.9 26.8 19.8

Landgebruik (m2*jaar/dag) 4.2 2.9 2.6

Eiwit totaal (g/dag) 89.3 81 76.2

Eiwit dierlijk (g/dag) 58 33.8 16.8

Eiwit plantaardig (g/dag) 31.4 47.3 59.4

Broeikasgassen (Mton CO2) 25.7 16.0 7.7

Fossiele Energie (PJ) 210 166 123

Landgebruik (1000 km2*jaar) 26 18 16

Eiwit totaal (kton) 554 503 473

Eiwit dierlijk (kton) 360 210 104

Eiwit plantaardig (kton) 195 293 369

De milieucijfers in Tabel 4-1 zijn gebaseerd op de VCP en niet gecorrigeerd voor onderrapportage. Dat betekent

dat het huidig scenario in de orde van 10-16% hoger kan uitkomen. De cijfers voor 2030 en 2050 zijn de

resultaten van de klimaatgebruiksruimte die gesteld is per persoon per dag.

Verspilling in de keten is overigens wel meegenomen bij de berekening van de milieucijfers. De totale

eiwitconsumptie is niet gecorrigeerd voor verspilling bij retail en consument. De consumptie zou ongeveer 5-10

% hoger uitvallen. Dit is het verschil tussen de hoeveelheid eiwit die in retail wordt geplaatst voor verkoop en

die de consument uiteindelijk opeet.

Page 22: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

5. Reductie doelstellingen eiwitproductie en

–consumptie in relatie tot Nederlands

klimaatbeleid

5.1 Inleiding In dit concluderende hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag wat de consequenties zijn voor het klimaatbeleid

wanneer er 30%, 50% en meer reductie wordt gerealiseerd op eiwitproductie en eiwitconsumptie.

5.2 30% reductie klimaatimpact van eiwitproductie Een reductie van 30% in klimaatimpact van de agrarische productie van eiwitten, bij een gelijk blijvend

productievolume, is mogelijk omdat toeleverende systemen meer klimaat-efficiënt worden en omdat reguliere

innovaties gericht op efficiëntieverbetering gepaard gaan met een verlaging van de klimaatimpact. Een reductie

van 30% klimaatimpact bij eiwitproductie levert ongeveer 4,5 Mton op, oftewel 2,5% van de klimaatimpact op

Nederlands grondgebied.

Hogere reducties zijn overigens technisch wel mogelijk. Maar reducties van 50% en 70% zouden waarschijnlijk

gepaard moeten gaan met het verleggen van eiwitproductie naar het buitenland. Het is de vraag of dat leidt tot

een verlaging van de klimaatimpact op wereldniveau.

Een hogere klimaat-efficiëntie van het Nederlands eiwitproductiesysteem is vooral gerelateerd aan een betere

voederconversie in het dierlijk productiesysteem. Dit leidt tot een lagere klimaatimpact (reductie van fossiele

CO2, lachgas en methaan) en een lager ruimtebeslag elders in de wereld omdat er minder voer geproduceerd

hoeft te worden. Theoretisch zou dat vertaald kunnen worden naar een verlaagde of negatieve

broeikaseffectemissie vanwege landgebruiksverandering. Maar dit is een manier van klimaatimpact berekenen

die niet past in hoe thans in het beleidskader klimaatimpact nationaal en internationaal gemonitord wordt.

5.3 30%, 50% en 70% reductie klimaatimpact van eiwitconsumptie Zoals in hoofdstuk 4 is geconstateerd is een reductie van 30%, 50% en 70% mogelijk. De reducties van 30% en

50% zijn niet exact berekend. We hebben uitgaande van het cijfermateriaal van Menu van Morgen een reductie

van 38% en 70% berekend.

Bij een reductie van 38% neemt de klimaatimpact in Nederland af met 5,3 tot 6 Mton. Bij een reductie van 70%

neemt de klimaatimpact in Nederland af met ruim 10 Mton. Een reductie van 30% zou dan ongeveer 4 Mton

opleveren en van 50%, 8 Mton. Deze laatste cijfers zijn schattingen op basis van de analyse in hoofdstuk 4.

5.4 Monitoring van klimaatimpact en andere milieu-impact van de

Nederlandse voedselketen Zoals eerder geconstateerd in dit rapport is het momenteel niet gemakkelijk om de milieuvoetafdruk van

agrarische (eiwit)productie en voedsel(eiwit)consumptie te monitoren. Het is niet eenvoudig om alle

Nederlandse activiteiten die plaatsvinden binnen onze economie gekoppeld aan ons voedselsysteem te

identificeren en de milieu-impact te alloceren naar het voedselsysteem. Daarnaast is het inzicht verkrijgen van

welke import toegerekend moet worden aan het voedselsysteem complex, omdat statistieken over het

algemeen op een verkeerd aggregatieniveau beschikbaar zijn.

Page 23: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

Een beleidsmatig veel relevantere waarneming is dat voor het meten en toetsen van de klimaatimpact van het

voedselsysteem in een land op een andere manier beleidsdoelen zouden moeten worden geformuleerd. Het

gaat uiteindelijk om de efficiëntie van:

1. De keten klimaat-efficiëntie van agrarische productie;

2. De keten klimaat-efficiëntie van het assortiment voedselproduct dat aangeboden wordt aan de

consument;

3. De keten klimaat-efficiëntie van ons voedselpatroon en consumptieverspillingsgedrag.

Op al deze terreinen moeten verbeteringen worden geboekt waarbij het er uiteindelijk om gaat dat op

wereldschaal de keten klimaat-efficiëntie van het wereldvoedselpatroon, inclusief verspilling bij de consument,

past binnen de klimaatgebruiksruimte voor mensen en populaties. Dit kan geoperationaliseerd worden op

bijvoorbeeld allereerst Europees niveau. Een klimaattarget voor voedselconsumptie kan vervolgens worden

afgeleid voor Europa en via het aantal inwoners van landen vertaald worden naar landelijke doelstellingen.

Vervolgens kunnen dan op de tussenniveaus “agrarische productie” en “voedselaanbieders” subdoelen worden

geformuleerd. Maar ook zonder concrete reductiedoelen is het meetbaar en internationaal vergelijkbaar maken

van agrarische productieperformance (per eenheid product), foodretail-performance (per eenheid assortiment)

en consumptieperformance uitermate zinvol. Uiteindelijk zijn alle verbeteringen op deze efficienties relevant.

De vraag is uiteraard of we voor wat betreft monitoring van impact van voedselconsumptie moeten focussen op

eiwitten. Het is makkelijker en logischer om naar het gehele voedselproductiesysteem te kijken. Eiwitten

bevinden zich immers in bijna alle voedselproducten en de andere nutriënten hebben we ook nodig.

Page 24: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

6. Referenties Brentrup, F., & Palliere, C. (2008). GHG EMISSIONS AND ENERGY EFFICIENCY IN EUROPEAN NITROGEN FERTILISER

PRODUCTION AND USE. In International Fertiliser Society Conference Cambridge 11th december 2008 (Vol. 2, p. 14). York, United Kingdom: International Fertiliser Society.

Capros, P., Vita, A. De, Tasios, N., Papadopoulos, D., Siskos, P., Apostolaki, E., … Kouvaritakis, N. (2013). EU ENERGY, TRANSPORT AND GHG EMISSIONS TRENDS TO 2050 REFERENCE SCENARIO 2013. Brussels.

Kramer, G., & Blonk, H. (2015). Menu van Morgen - Gezond en duurzaam eten in Nederland: nu en later. Gouda, the Netherlands. Retrieved from http://blonkconsultants.nl/publicaties/2015/menu-van-morgen.html

Kuling, L., & Blonk, H. (2016). Trendanalyse broeikaseffect dierlijke producten.

Maas, W., Zijlema, P. (2017). Greenhouse Gas Emissions NIR 2017. Reference Module in Earth Systems and Environmental Sciences. https://doi.org/10.1016/B978-0-12-409548-9.05178-2

PBL. (2016). Opties voor energie- en klimaatbeleid.

Ponsioen, T. C., & Blonk, T. J. (2012). Calculating land use change in carbon footprints of agricultural products as an impact of current land use. Journal of Cleaner Production, 28, 120–126. https://doi.org/10.1016/j.jclepro.2011.10.014

RIVM. (2011). Dutch National Food Consumption Survey 2007-2010 | Part 2 Foods|Version 2| 1/3368, 1–3368. Retrieved from http://www.rivm.nl/dsresource?objectid=rivmp:180680&type=org&disposition=inline

RVO. (2016). De Nederlandse landbouw en het klimaat. Retrieved from http://www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/groene-economie/agrosectoren

Zhang, X., Davidson, E. A., Mauzerall, D. L., Searchinger, T. D., Dumas, P., & Shen, Y. (2015). Managing nitrogen for sustainable development. Nature, 1–9. https://doi.org/10.1038/nature15743

Page 25: Voetafdruk van eiwitconsumptie en –productie · 2017. 11. 14. · het grijze blok. De toelevering vanuit het buitenland hiervoor is weergegeven in de groen/grijze gearceerde blokken.

Blonk Consultants (+31) 0182 579970

Gravin Beatrixstraat 34 www.blonkconsultants.nl

2805 PJ Gouda [email protected]

Blonk Consultants ondersteunt bedrijfsleven, overheden en maatschappelijke organisaties in hun streven naar duurzaamheid. Door gedegen, onafhankelijk onderzoek geven we helder en toegesneden advies. De aanpak van Blonk Consultants kenmerkt zich door gedrevenheid van de medewerkers, betrokkenheid met het onderwerp en de opdrachtgever en een helder praktisch resultaat.