Het grijze gebied van milieuregelgeving 1...Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van...
Transcript of Het grijze gebied van milieuregelgeving 1...Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van...
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID
Instituut Fysieke Veiligheid
Postbus 7010
6801 HA Arnhem
T 026 355 24 00
F 026 351 50 51
Het grijze gebied van milieuregelgeving 1.3 Onderzoek naar regelgeving over milieubescherming bij incidenten (2011)
1. Dossier Milieubescherming bij incidenten (2010)
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 2
Samenstelling: Het onderzoek naar regelgeving over milieubescherming bij incidenten is
uitgevoerd door DHV De enquête onder betrokkenen en belanghebbenden bij
milieubeschermingsmaatregelen, de projectleiding en eindredactie is uitgevoerd door de afdeling Onderzoek van het IFV. Het project Milieubescherming bij incidenten wordt uitgevoerd in overleg met professionals die bij incidentbestrijding zijn betrokken, met name de Landelijke vakgroep ongevallenbestrijding gevaarlijke stoffen (LV-OGS van de NVBR), de BOT-mi-Expertgroep (VROM-Inspectie) en het Landelijk informatiepunt ongevallenbestrijding gevaarlijke stoffen (LIOGS/DCMR).
Andere gremia die belang hebben bij de multidisciplinaire afstemming van te ontwikkelen instrumenten om het milieu bij incidenten te beschermen, worden dringend uitgenodigd aan het project deel te nemen en/of bij te dragen aan de dossiervorming. Ondanks de aan de samenstelling van de tekst bestede zorg kan de samensteller geen aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele schade, die zou kunnen voortvloeien uit enige fout of onzorgvuldigheid die in deze handreiking zou kunnen voorkomen.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op enigerlei andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Instituut Fysieke Veiligheid. Nieuwe uitgave, 2013 ISBN 978.905.643.470-0 © Instituut Fysieke Veiligheid, Arnhem Uitgave:
Instituut Fysieke Veiligheid Postbus 7010 6801 HA Arnhem
T 026 355 24 00 Deze uitgave is als elektronisch bestand te downloaden vanaf www.kennisdocumenten.nl.
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 3
Colofon
Opdrachtgever: Redactieraad Brandweer en Crisisbeheersing
Contactpersoon: Hans Groot Kormelink (Informatie/IFV)
Titel: Het grijze gebied van milieuregelgeving, versie 1.3
Subtitel: Onderzoek naar regelgeving over milieubescherming bij
incidenten
Jaar: 2013
Status: Informerend
Dossier: Milieubescherming bij incidenten
Reeksnummer: 1
Versiebeheer: Verwerking van voorstellen van de NVBR ter verbetering van de implementeerbaarheid; versie 1.3
4 oktober 2011
Inhoudelijke vaststelling versie 1.2 en vaststelling implementatie-/communicatieplan; Redactieraad B&C
6 oktober 2010
Juridische check; Informatie/IFV 9 december 2010
Review eindconcept 1.1 16 november 2010
Internetenquête onder betrokkenen en belanghebbenden bij milieubeschermingsmaatregelen (gelegenheid om zienswijzen kenbaar te maken); Onderzoek/IFV
23 juli 2009
Rapportage wetgevingsanalyse; DHV 27 april 2009
Tussenrapportage verkennend onderzoek; projectleider/ eindredacteur
23 maart 2009
Programma van Eisen project Milieubescherming; RR B&C 6 november 2007
LV-OGS (NVBR), Bot-mi-Expertgroep (VROM-
Inspectie), LIOGS (DCMR)
Peer review: Merle de Lange, Simone van Dijk en Alexandra van Trigt (DHV)
Karin Groenewegen (Onderzoek/IFV)
Oscar Koebrugge (Informatie/IFV)
Auteurs: Vincent van Vliet (Onderzoek/IFV)
Eindredactie: Anita Stoorvogel (IFV)
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 4
Voorwoord
Met genoegen bied ik u het rapport aan dat de basis vormt van een set nieuwe
documenten c.q. instrumenten waarmee de milieubescherming bij incidenten verder kan
worden verbeterd. Hiermee wordt een vervolg gegeven aan de ontwikkelingen die het
ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met haar project
‘Overheidsoptreden bij bijzondere milieuomstandigheden’ (POBM, 1995) in gang heeft
gezet.
In de analysefase van het project Milieubescherming bij incidenten (2007 – 2010) is
gebleken dat operationeel leidinggevenden en handhavers bij de planning van
nazorgactiviteiten gehinderd worden door gebrek aan inzicht in wet- en regelgeving
aangaande het milieu. Dit wordt enerzijds veroorzaakt doordat
milieubeschermingsvoorschriften over veel wetten zijn verspreid, en anderzijds omdat
de milieuregels zijn afgestemd op het ontwerp van de inrichting waarvoor de aanvrager
een vergunning wil krijgen. Er wordt in principe niet geanticipeerd op de gevolgen van
overmachtsituaties, het juridische analogon van incidenten.
Door rampen wijzer geworden, zoals die in Seveso, wordt dit inmiddels wel gedaan voor
bijzonder gevaarlijke inrichtingen (Brzo-inrichtingen); bij het ontwerp van c.q.
vergunningverlening aan een categorale inrichting zoals een autoshop met
bandenopslag wordt niet of nauwelijks aandacht besteed aan de milieugevolgen bij een
incident zoals een brand.
Geïnteresseerden in dit aspect van wetgevingscultuur beveel ik van harte aan het
rapport te lezen van de Evaluatiecommissie Wet milieubeheer, Het brede begrip milieu.
ECWM, 2003).
Het 'grijze gebied' van regelgeving dat tijdens incidenten de operationeel
leidinggevenden maar ook de naar de plaats incident uitgerukte handhavers parten
speelt, is door DHV onderzocht en in dit rapport in beeld gebracht. DHV heeft wegens
haar expertise op het gebied van milieu en duurzaamheid eerder voor het Rijksinstituut
voor volksgezondheid en milieu (RIVM), het ministerie van VROM en deze voor de
Verenigde Naties, het instrument Flash environmental assessment tool (FEAT)
ontwikkeld. Hiermee kunnen de risico's van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen bij
natuurrampen voor de voedselketen worden ingeschat.
De ontwikkeling van een soortgelijk, kleinschaliger instrument voor het Commando
plaats incident (COPI) en Regionaal operationeel team (ROT) is een volgend onderdeel
van het project Milieubescherming bij incidenten: op basis van het in dit rapport
gepubliceerde overzicht van wet- en regelgeving en de daarin voorgeschreven
maatregelen voor de reguliere milieubescherming, wil het IFV een
besluitvormingsondersteunend instrument ontwikkelen, waarin beslisschema's zijn
opgenomen met suggesties voor mogelijk te treffen noodmaatregelen om het milieu bij
een incident te beschermen.
Bij dit project wordt samengewerkt met operationele (repressieve) experts van het
Beleidsondersteunend team milieuincidenten (BOT-mi, aangestuurd door de VROM-
Inspectie), de Landelijke vakgroep ongevallenbestrijding gevaarlijke stoffen van de
branchevereniging van de brandweer, de NVBR (LV-OGS) en het Landelijk
informatiepunt ongevallen gevaarlijke stoffen (LIOGS), een initiatief van de chemische
industrie (VCNL) en het directoraat-generaal Mobiliteit van het ministerie van
Infrastructuur en Milieu.
Er wordt gewerkt aan het structureren van de samenwerking met de (preventieve)
milieuspecialisten op het gebied van bodem- en oppervlaktewaterverontreiniging en hun
kenniscentra.
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 5
Het overzicht van wet- en regelgeving is via een digitale enquête
voorgelegd aan een brede groep van bij het project belanghebbende en
betrokken partijen. Het betreft de sectoren brandweer, geneeskundige
hulpverlening, politie, milieu, verzekeringen, calamiteitendienstverleners, transport,
industrie, competentieontwikkelaars, ministeries en ter kennisgeving relevante publieke
kennisnetten zoals InfoMil, Kenniscentrum Veiligheid Cultureel Erfgoed (KVCE) en het
Calamiteitentrainingscentrum van de Dienst verkeer en scheepvaart (DVS/RWS).
Hiermee is verzekerd dat alle partijen (voor zover bekend bij het IFV) gehoord zijn.
Het is de zorg van het IFV, in het bijzonder van de afdeling Informatie, cluster
Kennisborging, om de genoemde contacten warm te houden, temeer omdat dit
document in de pas met de voortschrijdende milieubescherming, met de tijd mee moet
veranderen (wettelijke taak IFV). Bij deze dank ik hen voor hun inbreng.
G.W. Swillens
voorzitter Redactieraad Brandweer & Crisisbeheersing
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 6
Inhoud
1 Inleiding 7 1.1 Doel 7 1.2 Opdracht analyse wetgeving 8 1.3 Leeswijzer 9
2 Onderzoeksaanpak 10 2.1 Regelgeving over milieubescherming 10 2.2 Tussenresultaat 12 2.3 Invulling van de algemene zorgplichtbepaling 13
3 Regelgeving over milieubescherming 15 4 Resultaten internetenquête 26
4.1 Respons 26 4.2 Resultaat 26
5 Conclusies en aanbevelingen 31
BIJLAGE 1 Afkortingen- en begrippenlijst 32
BIJLAGE 2 Toelichting wetten en artikelen 35 Wet Veiligheidsregio’s 35 Besluit bedrijfsbrandweren (BB) [per 1-10-2010: Wvr, hfd. 7] 35 Besluit en Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen 36 Besluit risico’s Zware ongevallen 1999 36 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) 38 Bouwbesluit 38 Boswet 40 Flora- en faunawet 40 Gemeentewet 40 Natuurbeschermingswet 1998 41 Wet bodembescherming 42 Wet milieubeheer 44 Wet verontreiniging oppervlakwateren 44
BIJLAGE 3 Doelgroep enquête 45
BIJLAGE 4 Resultaten internetenquête 46
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 7
1 Inleiding
Met deze publicatie wordt de basis gelegd voor de revisie van de
publicatiereeks ‘Brandweer en milieu’ die in 1993 door het ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is uitgegeven. Het ministerie
heeft met het daaropvolgende project Overheidsoptreden bijzondere milieu-
omstandigheden (POBM, 1995) de planvorming ten aanzien van de
milieubescherming gestimuleerd. In de regionale Milieu-incidentenplannen
(MIP) worden de geïnventariseerde risicovolle plaatsen weergegeven met de
bijbehorende incidentscenario's en de milieubeschermingsorganen.
De oorspronkelijke titel is veranderd in ‘Milieubescherming bij incidenten’
zodat geen enkele overheidsdiscipline op voorhand wordt uitgesloten en ook
aandacht besteed kan worden aan de samenwerking tussen de
'zwaailichtendisciplines' en de vele private of geprivatiseerde
milieubeschermingsbedrijven. Bovendien accentueert de nieuwe titel dat
milieubescherming een proces is met een 'procesverantwoordelijke’, naast
de processen van brandweer, geneeskundige hulpverlening en politie.
1.1 Doel
Het doel van de revisie van de oorspronkelijke, op milieubescherming
gerichte BZK-documenten, is vastgelegd in het Programma van Eisen, dat 6
december 2007 door de Redactieraad Brandweer en Crisisbeheersing is
vastgesteld. Het doel is meerledig:
1. Algemeen:
Inzicht bieden in taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van
(overheids)diensten die betrokken zijn bij milieu-incidenten. Inzicht
bieden in juridische aspecten van schadeverhaal en
aansprakelijkheidstelling voor de directe milieuschade, indirecte
milieuschade ofwel vervolgschade en schade ten gevolge van de
verstoring van de openbare orde als gevolg van noodzakelijke OOV-
maatregelen.
2. Pro-actie/Preventie:
Advisering over de door het bevoegd gezag Wm te stellen
maatregelen. Dit ter beperking van de milieu-effecten bij brand en
tevens ter beperking van de risico's van de werknemers van de
inrichting, de omwonenden en de hulpverleners, in het bijzonder de
brandweer die belast is met de beheersing van de brand en de effecten
daarvan.
3. Preparatie/Repressie (bestuurlijk/strategisch):
Beschrijving van de multidisciplinaire wijze van optreden voor een zo
beperkt mogelijk aantal generieke milieu-incidenten in de geest van de
Referentiekaders crisisbeheersing ex Wet op de veiligheidsregio's. De
primaire milieu-incidentenbestrijdingsprocessen worden in termen van
organisatie, taken, competenties en output beschreven. De
consequenties voor de sturende processen, de informatieve processen
en de ondersteunende processen worden voor deze generieke gevallen
uitgewerkt ('knoppenmodel'). Voor dilemma's zoals 'blussen versus
laten branden' worden voorstellen gedaan voor bestuurlijke besluiten.
4. Preparatie/Repressie (tactiek/techniek):
Beschrijving van uniforme, standaard werkwijzen voor de betrokken
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 8
disciplines met handreikingen voor coöperatie, coördinatie en
communicatie.
5. Nazorg:
Beschrijving van de herstelprocessen, vaak uitgevoerd door
gespecialiseerde bedrijven, met het oogmerk dat de eerder betrokken
overheidsfunctionarissen eventuele gevaarzettende activiteiten kunnen
onderkennen, waar met name brandweer standby moet staan.
Bij de vaststelling van het bovenbedoelde PvE heeft de Redactieraad
aangegeven dat de nieuwe publicatie voor alle betrokken disciplines
handzame informatie moet bieden, waarin ook aspecten van het
arbeidsmilieu. Deze instructie is in een Plan van Aanpak uitgewerkt, waarin
de onderstaande structuur voor de beoogde publicatie is voorgesteld.
1.2 Opdracht analyse wetgeving
Het IFV heeft aan DHV gevraagd om milieuwetten en -regels te
inventariseren die bij de incidentbestrijding met milieugevolgen relevant
kunnen zijn. De inventarisatie is uitgevoerd vanuit het perspectief van de
brandweer wegens haar primaire, stabiliserende rol bij incidenten, in het
bijzonder incidenten met gevaarlijke stoffen.
1. BESLUITVORMINGSONDERSTEUNEND INSTRUMENT Het beoogde instrument is, in overeenstemming met onlangs ontwikkelde tools voor milieubeheer (bodem (RIVM); oppervlaktewater (Waterdienst)), een digitale voorziening die, gegeven plaats, aard en omvang van een incident, voorstellen genereert voor de milieuverantwoorde, multidisciplinaire incidentbestrijding. Het moet ten minste toegepast kunnen worden door het COPI én ROT. De voorstellen worden zo mogelijk doorgerekend ten behoeve van een kosten-baten-analyse. Hierbij worden de belangen van de hulpverleners (Arbo-wet), (potentieel) getroffenen (Risicobeleid) en economie (cf. Wm, art. 5.1, lid 2e) tegen elkaar afgewogen. De betrokken bevoegde gezagen kunnen vervolgens met argumenten omkleed afwijken van de voor normale situaties bedoelde voorschriften.
2. ACHTERGRONDINFORMATIE
Een digitale bibliotheek met actuele en historische documenten; een officiële referentie voor informatie en adviezen die opgenomen zijn in het Besluitvormingsondersteunend instrument. Onder te brengen bij het Infopunt Veiligheid, het wettelijk ingestelde loket voor bestuurders, beambten en bedrijven met verantwoordelijkheden en taken in het domein van fysieke veiligheid.
3. WET- EN REGELGEVING Een overzicht en analyse van de relevante regelgeving van overheid (wetten), bedrijfsleven (normen), publieke en private hulpverleningsdiensten (brancherichtlijnen), e.d. Door inzicht in de gemeenschappelijke kenmerken van beleid, uitvoering (waaronder handhaving) en kwaliteitscriteria betreffende het milieu (in brede zin), zijn operationele en bestuurlijke besluitvormers in staat om sectorale regels in bijzondere, want ‘incidentele gevallen’, in-de-geest-van-de-wet(ten) te interpreteren.
4. CASUSROOS
Een handzaam overzicht van maatgevende en beeldbepalende incidentgevallen met van elk de specifieke kenmerken zoals plaats, aard en omvang
van het incident, de gevolgen voor het milieu (in brede zin), de effectief gebleken wijze van bestrijding respectievelijk sanering en zo mogelijk de balans van maatschappelijke kosten. Naar analogie van de windroos onderscheiden de geselecteerde gevallen zich naar hun gevolgen. De Casusroos kan toegepast worden bij de training van leidinggevenden in het BOB-proces (beelvorming-oordelen-besluit formuleren). Nieuwe incidenten, mits adequaat geëvalueerd, kunnen de plaats innemen van overeenkomstige gedateerde gevallen.
Figuur 1: Opzet van de doorlopende ontwikkeling van het dossier Milieubescherming bij incidenten
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 9
Het doel van dit onderzoek kan als volgt worden samengevat:
1. Het inventariseren van wet- en regelgeving op het gebied van
milieu, die van belang is - of kán zijn - voor de brandweer bij
incidentbestrijding.
2. Het opsommen van (de relevantie van) deze wettelijke
voorschriften.
3. De positionering van het betreffende wettelijke voorschrift in de
veiligheidsketen.
Het rapport van DHV is 27 april 2009 opgeleverd en vervolgens - vergezeld
van een internetenquête - aan alle bij het IFV bekende, betrokken en
belanghebbende partijen voorgelegd.
Het doel van de verspreiding van het rapport van DHV en de internetenquête
is:
1. Belanghebbenden en betrokkenen informeren over de vorderingen
van het project Milieubescherming bij incidenten en betrekken bij
de invulling van het 'grijze gebied' van regelgeving, wat de
bescherming bij incidenten betreft.
2. Gelegenheid geven om aanvullingen of correcties (zienswijze) te
geven vanuit het eigen (niet-brandweer) perspectief.
3. Gelegenheid geven aan de brandweer, primus inter pares bij
milieu-incidenten, om haar commentaar (zienswijze) te geven.
1.3 Leeswijzer
In dit integrale rapport is het volgende beschreven:
hoofdstuk 2: de uitgangspunten en de onderzoeksaanpak
hoofdstuk 3: het overzicht van wetten en regels, inclusief actoren en
artikelnummers
hoofdstuk 4: een samenvatting van de uitkomst van de
internetenquête
hoofdstuk 5: conclusies en aanbevelingen.
Bijlage 1 is een overzicht van de in dit rapport voorkomende afkortingen,
waar nodig (voor niet in de openbare orde en veiligheid ingewijde lezers)
voorzien van een korte toelichting.
In bijlage 2 is de toelichting c.q. tekst van de in hoofdstuk 3 genoemde
wetten en artikelen opgenomen.1
In bijlage 3 wordt een overzicht gegeven van de sectoren die (voor zo ver
bekend bij het IFV) betrokken zijn bij dit onderzoek en toelichtingen c.q.
kanttekeningen van de hand van de respondenten.
Bijlage 4 geeft de internetenquête weer.
1 Wetteksten zijn per definitie aan wijziging onderhevig. De in de bijlage opgenomen tekst is
een momentopname van relevante voorschriften d.d. maart 2009.
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 10
2 Onderzoeksaanpak
De nieuwe publicatie Milieubescherming bij incidenten moet handvatten
geven aan de deelnemers van het COPI (waaronder AGS, BOT-mi expert,
OVD van brandweer) en het ROT (onder andere sectie Gemeente
(milieuaspect) en Waterschap en/of RWS). Deze coördinatieorganen moeten
adequaat over maatregelen adviseren c.q. deze uitvoeren, met als doel
schade aan het milieu bij een incident en/of ten gevolge van de bestrijding
daarvan, zoveel mogelijk te voorkomen of de effecten te minimaliseren.
2.1 Regelgeving over milieubescherming
In het vooronderzoek naar regelgeving over milieubescherming, uitgevoerd
door het adviesbureau DHV, gaat het om het inventariseren en beoordelen
van relevante milieuwetten en –regels die in de besluitvorming (bij
incidentbestrijding) een rol kunnen spelen. In dit hoofdstuk is beschreven
welke stappen zijn genomen om de hiervoor relevante (milieu)wet- en
regelgeving te inventariseren en te beoordelen.
De genomen stappen zijn:
1. verkenning van het speelveld
2. vaststellen van structuur en definities
3. invullen en uitwerken van overzicht wet- en regelgeving
4. opstellen van (concept en) eindrapportage.
Stap 1: De verkenning van het speelveld
De eerste stap is het – in de breedte - verkennen en inventariseren van
mogelijk relevante milieuwetten en -regels. Dit is gerealiseerd door een
bureaustudie uit te voeren en het raadplegen van adviseurs met kennis van
milieuwetgeving bij DHV (expert opinion). In deze verkenning is het begrip
'milieu' opzettelijk algemeen gehouden, zodat een breed beeld ontstaat van
mogelijk relevante milieuwetten.
Het resultaat van deze stap is een tabel met daarin een overzicht van de
mogelijke relevante milieuwetten en voorschriften. Deze tabel is de input
voor het startoverleg (stap 2), waarin de definitie van 'milieu' nader is
afgebakend.
Stap 2: Vaststellen van structuur en definities
De tweede stap is het vaststellen van de structuur en de definities. Deze
stap is uitgevoerd in samenwerking met het projectteam van het IFV, zijnde:
Vincent van Vliet
Martina Duyvis
Clemon Tonnaer
Rijk van den Dikkenberg.
De resultaten van dit overleg zijn als volgt.
Structuur
Het projectteam heeft de volgende structuur c.q. overzicht wet- en
regelgeving vastgesteld:
- op de verticale as: de relevante wetten c.q. voorschriften
(artikelnummers)
- op de horizontale as: een korte samenvatting van het betreffende
artikel, de relevantie voor de brandweer, wie (primair, secundair)
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 11
verantwoordelijk is voor uitvoering van het artikel, en tot slot: de
positionering van het voorschrift m.b.t. de veiligheidsketen
- PM: een in eerste instantie gekozen ordeningsprincipe op de verticale
as van 'wel/niet locatiegebonden wetgeving' is later vervallen.
Definitie 'milieu'
Voor het onderhavig onderzoek is het van belang om het begrip ‘milieu’ te
definiëren, omdat het zonder deze definitie niet goed mogelijk is om
relevante milieuwetgeving en regelgeving te selecteren. De onderstaande
definitie is door DHV gehanteerd. De beperking tot 'de brandweer' is uit
oogpunt van de beheerbaarheid van het onderzoek bewust gekozen; in dit
stadium van het project Milieubescherming bij incidenten is nog geen
sluitend overzicht van alle andere bij milieubescherming betrokken diensten,
organen, et cetera.
Milieu is (1) de fysieke omgeving van een incident in casu de ontvangers
(receptoren) die (2) directe effecten kunnen ondervinden van een incident
en/of gevolgeffecten van de bestrijding door het doen of nalaten van de
brandweer.
Als ontvangers worden gezien – naast de mens – de flora en fauna
respectievelijk het plantenrijk en het dierenrijk in die omgeving. Ook de
omgeving met betrekking tot de voedselketen wordt gezien als receptor.
Denk hierbij met name aan landbouwgewassen en aan drinkwater.
Bij effecten moet worden gedacht aan zowel effecten op korte termijn
(veiligheid) als effecten op langere termijn (gezondheid).
Definitie 'veiligheidsketen'
Het projectteam heeft vastgesteld dat er veel wetgeving is over
incidentbestrijding. Er zal in dit onderzoek niet worden ingegaan op
'operationele' wetten en voorschriften van/voor de brandweer, zoals over
blustechnieken, beschikbaarheid van bluswater (bv. via het drinkwaternet),
of opleiding en training. De focus in dit onderzoek ligt op het minimaliseren
en consequenties van milieuschade. Er is vastgesteld dat het qua wetgeving
dan niet alleen gaat om voorschriften over incidentbestrijding op het
moment suprême, maar ook (of juist in het bijzonder) in de fasen voordat
een incident plaatsvindt, zoals in de preventie-, preparatie- en proactiefase
c.q. bij het vaststellen van het bestemmingsplan of in de (technische)
ontwerpfase.
Om bovenstaande reden is ervoor gekozen om een categorisering van
voorschriften op basis van de veiligheidsketen toe te voegen. De
veiligheidsketen is hierbij als volgt gedefinieerd:
- proactie is het wegnemen van structurele oorzaken van de veiligheid
- preventie omvat de zorg voor het voorkomen van directe oorzaken van
onveiligheid en het zoveel mogelijk beperken van gevolgen van
inbreuken op de veiligheid indien die zouden optreden
- preparatie omvat de daadwerkelijk voorbereiding op de te nemen
acties bij eventuele inbreuken
- repressie omvat de acties bij de daadwerkelijke incidentbestrijding
- nazorg omvat wat nodig is om zo snel mogelijk weer terug te keren in
de normale verhouding.
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 12
Stap 3: Invullen en uitwerken overzicht 'Wet- en regelgeving'
Het overzicht 'wet- en regelgeving' is in deze stap ingevuld en uitgewerkt.
De invulling van het overzicht is uitgevoerd door het raadplegen van
milieujuristen en milieuspecialisten van DHV. Een onderdeel van deze stap is
het vaststellen van de actoren in het speelveld: wie zijn (primair, secundair)
actoren bij incidentbestrijding? In de kolommen 'Aan wie is de wet- en
regelgeving primair (resp. secundair) gericht?' zijn de betreffende actoren
benoemd.
Stap 4: Opstellen (concept en) eindrapportage
Op basis van de voorgaande stappen is het concept onderzoeksrapport
opgesteld. Hierin is opgenomen wat de aanleiding van dit onderzoek was, de
onderzoeksmethodiek en de resultaten van het onderzoek. Dit concept is
door het projectteam beoordeeld en aangevuld, waarna de eindrapportage is
opgesteld.
Uitvoering
Auteur: Merle de Lange.
Bijdragen: Simone van Dijk, Alexandra van Trigt.
Projectmanagement: Johan van Middelaar/Arian Valk.
Origineel deelrapport: DHV, C0095.01.001, 27 april 2009.
2.2 Tussenresultaat
Uit de bestudering van de relevante wet- en regelgeving en de raadpleging
van collega-milieuadviseurs blijkt dat voor de actieve bescherming van het
milieu geen specifieke regels zijn gesteld.
De algemene conclusie is dat:
Milieuwetten schrijven niet of nauwelijks maatregelen voor, voor
incidentsituaties.
Het blijft in de meeste gevallen bij regels als 'het waarschuwen van het
bevoegd gezag'. Een tweede conclusie is dat:
Er is een algemene zorgplicht die op eenieder rust.
Met eenieder wordt primair op het hoofd van de onderneming gedoeld maar
de zorgplicht voor het beschermen van het milieu geldt ook voor het
openbaar bestuur, de hulpdiensten en zelfs voor individuele burgers.
Volgens de Evaluatiecommissie Wet milieubeheer is deze bepaling bewust
nergens geoperationaliseerd, omdat de wetgever toekomstige
ontwikkelingen, met name uit Brussel, niet wil blokkeren [ECWM, 2003]. De
laatste conclusie is:
De gebods- en verbodsbepalingen geven nauwelijks meer houvast voor het
bepalen van de te treffen noodmaatregelen.
Het beeld dat uit deze analyse volgt kan weergegeven worden als het ‘grijze
gebied van regelgeving’, weergegeven in figuur 1. Uit dit figuur is het
volgende principe te herleiden:
Hulpverleningsdiensten worden geacht bij het bestrijden van een
incident in de 'lijn' van de betreffende regels te handelen (zie
verlengde pijlen).
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 13
Figuur 2-1: Het 'grijze gebied' van milieuregelgeving
Wm
Wegenwet
Regeling veilige afstanden Brzo-bedrijven < > natuurgebieden
Wvgs
Grondw
aterwet
Flora- en Faunawet
Grondwaterwet INCIDENT
weg
inrichtingen
overige transportassen
'milieu'
In de praktijk leidt het ontbreken van specifieke regels tot langdurige
beraadslagingen en ernstige vertraging bij de besluitvorming, in het
bijzonder ten aanzien van de beslissing wie ad-hoc opdracht geeft om te
investeren in beschermingsmaatregelen bij een milieu(bedreigend) incident
of, altijd achteraf gezien en geconcludeerd, onnodige milieuvervuiling en
milieuherstelkosten.
2.3 Invulling van de algemene zorgplichtbepaling
Gegeven bovenstaande conclusies is bedacht om te achterhalen welke
noodmaatregelen de parate hulpdiensten kunnen treffen, al dan niet met de
betreffende (niet parate) milieudienst en de probleemeigenaar ('de
vervuiler'), in de geest van de betreffende regelgeving.
Ter voorbereiding hierop wordt met een mini-enquête een beroep gedaan op
de kennis en ervaring van bij de incidentbestrijding betrokken partijen.
Eveneens worden de belanghebbende partijen, in het bijzonder de
milieuvergunningplichtige inrichtingen, maar ook de vergunningverleners,
geraadpleegd.
De projectleden van IFV en DHV hebben op grond van het tussenresultaat
vragen opgesteld waarmee de bij het IFV bekende betrokken en
belanghebbende milieubeschermingspartijen (burgers niet inbegrepen) zijn
benaderd.
Hieronder worden de doelgroep, de vragen en de methode beschreven.
Doel en doelgroep
Met de mini-enquête zijn vragen gesteld over het meegezonden DHV-
rapport. Hiermee is impliciet bewerkstelligd dat belanghebbenden en
betrokkenen op de hoogte zijn van de voortschrijdende
onderzoeksresultaten. Bovendien is er gelegenheid geboden in te spreken op
de in de enquête voorgestelde oplossingrichtingen.
Onder belanghebbenden zijn die partijen begrepen die mogelijkerwijs
krachtens de Wet milieubeheer (hoofdstuk 17), (nood)maatregelen moeten
nemen. Deze noodmaatregelen kunnen door experts van
hulpverleningsdiensten noodzakelijk geacht worden om deze diensten in
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 14
staat te stellen het milieu, ingeval van een incident, adequaat te
beschermen.
Onder betrokkenen worden begrepen publieke en private instanties en hun
samenwerkingsverbanden die op grond van hun wettelijke taak, hun
expertise en/of hun ondernemerschap bij de milieubescherming na een
incident betrokken zijn of kunnen worden.
Om belanghebbenden en betrokkenen in staat te stellen hun belangen in het
vroegst mogelijke stadium te behartigen, worden zij tijdens het onderhavige
project structureel bij de ontwikkeling van dit project betrokken.
De doelgroep bestaat uit (bij het IFV inmiddels bekende)
vertegenwoordigers van brandweer, GHOR, politie, milieudiensten,
verzekeringen, salvage-organisaties, milieucalamiteitendienstverleners, de
transportsector, industrie (waaronder in het bijzonder de afvalsector),
competentieontwikkelaars en ministeries. Publieke kennisnetten op het
gebied van milieubeheer (waaronder begrepen natuur en cultuur) en
openbare orde en veiligheid zijn ter kennisneming geïnformeerd.
De afvalsector is expliciet genoemd wegens de bijzondere problematiek van
informatie over het afval; als het niet gescheiden is ontbreekt vaak
informatie over de kenmerken van de stoffen en producten.2 Een tweede
reden is dat als gevolg van de globale klimaatagenda in snel tempo allerlei
nieuwe producten en processen op de markt komen. Deze innovatieve
technologieën dienen primair de 'duurzame economie'; de gevolgen voor de
omgeving bij een incident zijn door de nieuwigheid echter nog nauwelijks
bekend.3
Enquêtevragen
De enquête is opgebouwd in drie onderdelen:
vragen over het rapport van DHV
vragen over suggesties van het projectteam, hoe het 'grijze gebied van
regelgeving' in te vullen
vragen over bij de respondent bekende casuïstiek, scenario's en
'vergeten' partijen. Deze vragen zijn facultatief gesteld om de belasting
van de respondenten te beperken.
Internetenquête
Als medium voor de enquête is gekozen voor een internetvorm, vanuit de
gedachte dat het dossier milieubescherming doorlopend ontwikkeld wordt en
de belanghebbenden en betrokkenen dus met enige regelmaat geraadpleegd
moeten worden. De digitale raadpleging kan nu tot zekere hoogte
geautomatiseerd worden en belast de respondent minder dan papieren
enquêtes of workshops.
2 Denk in dit verband aan het Europese REACH-initiatief, waarin fabrikanten worden verplicht
productinformatie aan een centrale databank te leveren. 3 Denk in dit verband aan stadsbussen die op biogas of aardgas rijden en die, volgens huidig
gebruik, in grote aantallen bumper aan bumper met een smal gangpaadje in een garage worden gestald.
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 15
3 Regelgeving over milieubescherming
In dit hoofdstuk is het overzicht van wet- en regelgeving opgenomen. De
volgende informatie is opgenomen in het overzicht:
wet- en regelgeving: vooral de relevante milieu wet- en regelgeving
samenvatting: van de wet, eventueel aangevuld met het doel van die
wet
relevant: is de wet relevant voor milieu- c.q. incidentbestrijding?
waarom (niet) relevant: een toelichting op de vorige vraag. De in deze
kolom genoemde actoren zijn de actoren bij de bescherming van het
milieu bij incidenten. Dit zijn: de drijver van de inrichting, bevoegd
gezag (gemeente, provincie, waterkwaliteitsbeheerder c.q. ministerie
V&W/RWS of Waterschap), brandweer, GHOR, vervoerder of tot slot
'eenieder'
relevante artikel(en): het relevante artikelnummer (terug te vinden in
de bijlage)
aan wie is de wet- en regelgeving secundair gericht?
de schakel van de veiligheids(beleids)keten waarop het voorschrift
uitwerkt.
De positionering van het voorschrift in de veiligheidsketen is in het overzicht
opgenomen, omdat maatregelen op verschillende momenten of fasen
genomen kunnen worden. Vaak wordt met behulp van de veiligheidsketen
vastgesteld wie, wanneer en met welk doel, welke (soort) maatregelen kan
nemen om de effecten van incidenten te beperken of te voorkomen. Zo kan
bijvoorbeeld in de pro-actiefase (bv. bij planvorming of vaststellen van het
bestemmingsplan) worden voorkomen dat bepaalde gevaarlijke stoffen in
een gebied (met een bepaalde gevoeligheid) aanwezig zijn. Door de positie
van het voorschrift in de veiligheidsketen te benoemen wordt duidelijk op
welk moment (en door wie) een bepaalde inzet kan worden gevraagd.
Het overzicht is gepresenteerd vanaf de volgende pagina. In het overzicht
zijn de voorschriften die een positie hebben in de 'repressiefase' als eerste
genoemd. De ordening is verder willekeurig.
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 16
Wet- en regelgeving
Samenvatting
Rele
van
t? Waarom (niet) relevant? Aan wie
is de wet- en regel-geving primair gericht?
Relevante artikelen
Aan wie is de wet- en regel-geving secundair gericht? p
ro
acti
e
preven
tie
prep
arati
e
rep
ressie
nazo
rg
1. Gemeente-wet (Gemw)
De wet regelt de samenstelling, inrichting en bevoegdheid van een gemeentebestuur.
ja Voor de (bestuurlijke) verantwoordelijkheden en bevoegdheden bij het bestrijden van incidenten. Artikel 222 regelt de bevoegdheid van de B&W voor incidentenbestrijding t.a.v. milieu-incidenten die de openbare orde (kunnen) verstoren. Dit voorschrift geldt vooral voor incidenten bij inrichtingen die de inrichtingsgrens overschrijden. Tevens regelt artikel 149a dat belastende personen (bijvoorbeeld de brandweer) bij het vermoeden van een onveilige situatie in een woning (bijvoorbeeld brand) de woning mag binnentreden.
Gemeente Artikel 222 gemeente-wet Artikel 149a gemeente-wet
Brandweer (medio 2010 veiligheids-regio)
X
2. Natuurbe-schermings-wet 1998
(Nbwet 1998)
De Natuurbeschermingswet 1998 heeft ten doel natuurgebieden te beschermen. De wet is van
toepassing op activiteiten die mogelijk effecten hebben op Natura 2000-gebieden of beschermde natuurmonumenten. De gebieden die dit betreft, kunnen worden opgevraagd bij het ministerie van LNV. De ecologische hoofdstructuur (EHS) valt niet onder deze gebieden. De EHS heeft alleen betrekking op ruimtelijke ontwikkelingen nabij de EHS.
ja Bij het beperken van toxische verbrandings- en reactieproducten (rook), bij verontreinigd bluswater en bij het raadplegen van documenten om na te gaan of het incident plaatsvindt binnen
beschermde natuurgebieden. Voor handelingen die potentieel schadelijk zijn voor een natuurgebied is een vergunning nodig. Daarnaast geldt een algemene zorgplicht op grond waarvan men verplicht is handelingen achterwege te laten waarvan men kan vermoeden dat deze nadelige gevolgen voor het gebied veroorzaken. Als dat onredelijk is, dient men maatregelen te treffen om nadelige gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Eenieder Artikel 19d, respectie-velijk 19l Nbwet 1998
Eenieder X X
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 17
Wet- en regelgeving
Samenvatting
Rele
van
t? Waarom (niet) relevant? Aan wie
is de wet- en regel-geving primair gericht?
Relevante artikelen
Aan wie is de wet- en regel-geving secundair gericht? p
ro
acti
e
preven
tie
prep
arati
e
rep
ressie
nazo
rg
3. Flora- en faunawet (Ffwet)
De wet regelt de bescherming van plant- en diersoorten. Met uitzondering van enkele soorten zijn alle inheems voorkomende soorten overal beschermd. Bescherming vindt plaats door verbodsbepalingen die inhouden dat beschermde planten niet mogen worden vernield, beschermde dieren niet mogen worden gedood of verwond en hun verblijfplaatsen niet mogen worden vernield.
ja Bij het beperken van toxische verbranding en reactie producten (rook), bij verontreinigd bluswater en bij het raadplegen van documenten om na te gaan of het incident plaatsvindt in gebieden waar beschermde planten en dieren aanwezig zijn. Indien schade/verontrusting optreedt aan beschermde soorten/verblijfplaatsen, dient een ontheffing te worden aangevraagd. Daarnaast geldt een zorgplicht op grond waarvan men schadelijke handelingen moet nalaten of, indien dat niet kan, men de gevolgen zoveel mogelijk moet beperken of ongedaan maken.
Eenieder Zorgplicht: artikel 2 Ffwet Verbodsbe-palingen art. 8 t/m 12 Ffwet
Eenieder X X
4.
Grondwater-wet
De Grondwaterwet stelt regels
voor het gebruik van grondwater. Deze wet is alleen gericht op de kwantiteit van het grondwater. De kwaliteit van het grondwater is geregeld in de Wet bodembescherming.
ja Bij het oppompen van grondwater t.b.v.
bluswater. Het is verboden om zonder vergunning van Gedeputeerde Staten grondwater aan de bodem te onttrekken of water te infiltreren, tenzij dit in de Provinciale Verordening van de vergunningplicht is uitgezonderd. In sommige gevallen kan volstaan worden met een melding. Hoeveel grondwater onttrokken mag worden is geregeld in de Provinciale Verordening en verschilt per provincie.
Provincie Artikel 14
Grondwater-wet en eventuele vrijstelling op grond van Provinciale Verordening
Eenieder X
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 18
Wet- en regelgeving
Samenvatting
Rele
van
t? Waarom (niet) relevant? Aan wie
is de wet- en regel-geving primair gericht?
Relevante artikelen
Aan wie is de wet- en regel-geving secundair gericht? p
ro
acti
e
preven
tie
prep
arati
e
rep
ressie
nazo
rg
5. (Uitvoerings-besluit) Wet verontreini-ging oppervlaktewateren (Wvo)
Het doel van de Wvo is het oppervlaktewater te beschermen tegen verontreiniging.
ja Bij verontreinigd bluswater in geval van een brand en bij het opstellen van voorschriften t.a.v. verontreinigd bluswater in de Wvo vergunning. Het is verboden om zonder vergunning verontreinigende of schadelijke stoffen in het oppervlaktewater te brengen. Overtreding hiervan door middel van verontreinigd bluswater van de brandweer kan ook worden toegewezen aan de inrichtinghouder. Een bedrijf waar brand uitbreekt wordt namelijk geacht opdracht te hebben gegeven om te blussen, ook al heeft het dat feitelijk niet gedaan. In sommige gevallen geldt een meldingsplicht.
Ministerie van V&W, Water-schappen
Artikel 1 eerste lid Wvo Artikel 4 eerste lid Uitvoerings-besluit Wvo
Eenieder X X
6. Wet bodem-bescherming (Wbb)
Het doel van de wet is het voorkomen van verontreiniging van de bodem en het saneren van ernstige bodemverontreiniging. Deze wet is dus gericht op de
kwaliteit van de bodem, hieronder valt ook het grondwater.
ja Bij verontreinigd bluswater in geval van een brand en bij het opstellen van voorschriften t.a.v. verontreinigd bluswater in de milieuvergunning. Er geldt een algemene zorgplicht op grond waarvan men verplicht is verontreiniging van de bodem te voorkomen, te beperken of ongedaan
te maken. Van een verontreiniging en een voornemen tot sanering moet een melding worden gedaan aan Gedeputeerde Staten. Indien ten gevolge van een ongewoon voorval ernstige bodemverontreiniging ontstaat, ondernemen GS actie. Wat onder ernstige bodemverontreiniging wordt verstaan is niet in de wet geregeld, het kan enkel worden afgeleid van jurisprudentie. Welke regels er gelden voor de kwaliteit van de drinkwaterwingebieden staat vastgesteld in de Provinciale Verordening. De regels ten aanzien van drinkwaterwingebieden kunnen dus verschillen per provincie.
Provincie - Zorgplicht: artikel 13 Wbb - Meldings-plicht veront-
reiniging: artikel 27 Wbb - Sanering bij veront-reiniging van de bodem: artikel 28 Wbb - Ongewoon voorval: artikel 30 Wbb
Artikel 13 Wbb: een- ieder Artikel 27: degene die verontreini
gende handeling verricht Artikel 28 Wbb: degene die saneert Artikel 30 Wbb: GS
X X
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 19
Wet- en regelgeving
Samenvatting
Rele
van
t? Waarom (niet) relevant? Aan wie
is de wet- en regel-geving primair gericht?
Relevante artikelen
Aan wie is de wet- en regel-geving secundair gericht? p
ro
acti
e
preven
tie
prep
arati
e
rep
ressie
nazo
rg
7. Wet milieubeheer (Wm)
De wet legt in grote lijnen vast welke wettelijke instrumenten er zijn om het milieu te beschermen en welke uitgangspunten daarvoor gelden.
ja Bij het beperken van toxische verbrandings- en reactieproducten (rook) en bij verontreinigd bluswater bij brand. Er geldt een algemene zorgplicht die zegt dat eenieder voldoende zorg voor het milieu in acht dient te nemen. De Wm stelt vanuit luchtkwaliteit voor brandweer geen eisen (titel 5,2 Wm) omdat de Wm aangaande luchtkwaliteit enkel van toepassing is op inrichtingen en vervoer. Ten aanzien van de luchtkwaliteit is enkel de zorgplicht relevant voor de brandweer.
Inrich-tingen
Zorgplicht: artikel 1.1a Wm
Eenieder (bevoegd gezag)
X X
nee De Wm heeft in het kader van 'locatiegebonden wet- en regelgeving' alleen betrekking tot inrichtingen en vervoer. De meldingsplicht (artikel 17,2 Wm) is hierbij ook niet van toepassing omdat die ook alleen gericht is aan de drijver van de inrichting. Dit betekent wel dat wanneer de brandweer handelingen uitvoert in de inrichting die nadelig zijn voor het milieu (een voorval), door de drijver van de inrichting gemeld moeten worden.
- - - - - - - -
8. Brandweer-wet 1985 (medio 2010 Wet veiligheids-regio's)
Deze wet regelt de organisatie en taken van de brandweer. Aan de brandweerwet is gekoppeld het Besluit Bedrijfsbrandweren. In dit besluit wordt geregeld welke inrichtingen aangewezen kunnen worden tot het hebben van een bedrijfsbrandweer en welke procedure gevolgd wordt bij een dergelijke aanwijzing.
ja (Operationele uitvoering geen object van onderzoek.)
- - - - - - -
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 20
Wet- en regelgeving
Samenvatting
Rele
van
t? Waarom (niet) relevant? Aan wie
is de wet- en regel-geving primair gericht?
Relevante artikelen
Aan wie is de wet- en regel-geving secundair gericht? p
ro
acti
e
preven
tie
prep
arati
e
rep
ressie
nazo
rg
9. Besluit bedrijfs-brandweren (BB)
Inrichtingen waarop paragraaf 2 van het BRZO 1999 van toepassing is, komen in aanmerking voor een aanwijzing als inrichting die over een bedrijfsbrandweer moet beschikken volgens het Besluit bedrijfsbrandweren.
ja Afstemming bedrijfsbrandweer met overheidsbrandweer over inzet en capaciteit. Alvorens tot aanwijzing over te gaan, verzoeken burgemeester en wethouders het hoofd of bestuurder van de inrichting om een rapport inzake de bedrijfsbrandweer. De aanwijzing vindt plaats op basis van informatie die door de inrichting wordt geleverd in dit bedrijfsbrandweerrapport. In het Besluit bedrijfsbrandweren (art 3 lid 1) wordt aangegeven waaraan een rapport inzake de bedrijfsbrandweer moet voldoen.
Inrich-tingen
Artikel 3, lid 1 BB
Bevoegd gezag (gemeente en provincie)
X X
10. Bouwbesluit (BB)
In het Bouwbesluit is een groot deel ingeruimd voor het stellen van regels over de brandveiligheid. De
voorschriften daarvoor in het Bouwbesluit zijn gericht op de volgende zaken (uitgewerkt in de richtlijnen 'Beheersbaarheid van brand'): - de kans beperken dat een brand kan ontstaan, zich kan ontwikkelen of zich kan uitbreiden - zorgen dat de mensen die zich in een brandend bouwwerk bevinden, tijdig een veilige plaats kunnen bereiken - een eventuele brand, met behulp van de brandweer, zoveel mogelijk beperken tot het eigen perceel.
ja De brandweer is wettelijk adviseur van de vergunningverleners. Naast het voorkomen of beperken van persoonlijk letsel en schade: het beperken of beperken van
schade aan het milieu, en dan met name vanuit preventief en bouwkundig oogpunt bezien
Inrichting (evt. ont-werpers) en brand-
weer (als adviseur van bevoegd gezag, bv. gemeente)
Artikel 2.11 t/m 2.23
Drijver van inrichting
X X
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 21
Wet- en regelgeving
Samenvatting
Rele
van
t? Waarom (niet) relevant? Aan wie
is de wet- en regel-geving primair gericht?
Relevante artikelen
Aan wie is de wet- en regel-geving secundair gericht? p
ro
acti
e
preven
tie
prep
arati
e
rep
ressie
nazo
rg
11. Wet ruimtelijke ordening (Wro)
Rijk, provincies en gemeenten leggen in ruimtelijke plannen vast hoe Nederland er nu en in de toekomst uit gaat zien. De Wet ruimtelijke ordening regelt hoe deze plannen gemaakt en gewijzigd worden.
ja Zie Bro. - - - X X
12. Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Het Bro regelt de uitvoering van de Wro.
ja Bij het voorbereiden van bestemmingsplannen. De brandweer heeft op basis van het bestuurlijk vooroverleg een adviesrol bij de voorbereiding van bestemmingsplannen. In het Bro is namelijk een vooroverleg opgenomen voor de voorbereiding van bestemmingsplannen. Het bestuursorgaan dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan een vooroverleg te houden met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn; artikel 3.1.1 Bro.
Gemeen-ten
Artikel 3.1.1 Bro
-Provincies -Brandweer -Water- schappen -Rijk
X
13. Besluit externe veiligheid inrichtingen/Regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi/Revi)
Dit besluit heeft tot doel de risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.
ja Wettelijke adviestaak bij ruimtelijke besluiten en milieuvergunningen. Regionale brandweer heeft bij ruimtelijke besluiten (Wro) en besluiten op basis van de Wet milieubeheer (milieuvergunning) een wettelijke adviestaak met betrekking tot de aspecten zelfredzaamheid en beheersbaarheid (repressie).
Gemeen-ten, provincies
Artikel 12.3 en 13.3 BEVI
Regionale brandweer en inrich-tingen
X X
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 22
Wet- en regelgeving
Samenvatting
Rele
van
t? Waarom (niet) relevant? Aan wie
is de wet- en regel-geving primair gericht?
Relevante artikelen
Aan wie is de wet- en regel-geving secundair gericht? p
ro
acti
e
preven
tie
prep
arati
e
rep
ressie
nazo
rg
14. Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO)
Het BRZO '99 is een uitwerking van SEVESO II voor de Nederlandse situatie en is gebaseerd op vier Nederlandse wetten (Wet milieubeheer, Arbowet, Brandweerwet en WRZO).
ja Het BRZO gaat over de preventie van (zware) ongevallen, inclusief incidenten die het milieu kunnen verontreinigen. Brandweer is adviseur van het bevoegd gezag bij het beoordelen van veiligheidsrapporten. In het BRZO zijn eisen opgenomen t.a.v. (onder andere): - het opstellen van installatiescenario's - het opstellen van scenario's voor de rampenbestrijding - het opstellen van scenario's voor de bedrijfsbrandweer - het uitvoeren van een Milieu Risico Analyse.
Inrichtingen Installatie-scenario's: RRZO 1999, artikel 5 Brandweer-scenario's: Besluit bedrijfs-brandweren
Bevoegd gezag (provincie en gemeente) Milieuver-gunning-verlener, Brandweer, Rijkswater-staat, Arbeids-inspectie
X X
15. Besluit Informatie
inzake Rampen en zware ongevallen (BIR)
In dit Besluit wordt de informatieverschaffing vooraf door de overheid over
mogelijke rampen en zware ongevallen geregeld en de informatieverschaffing aan de overheid ten tijde van of na een ramp of zwaar ongeval.
ja Bij voorbereiding op een incident. De locale brandweer kan tijdens de voorbereiding op het incident gebruikmaken van bijvoorbeeld
de risicokaart.
Overheden - - X
16. Provinciale milieuver-ordening (PMV)
In de PMV kunnen provincies extra regels stellen ten aanzien van het milieu. Het gaat onder meer om milieubeschermingsgebieden voor grondwater.
mis
schie
n Afhankelijk van wat de PMV regelt. - - - - - - -
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 23
Wet- en regelgeving
Samenvatting
Rele
van
t? Waarom (niet) relevant? Aan wie
is de wet- en regel-geving primair gericht?
Relevante artikelen
Aan wie is de wet- en regel-geving secundair gericht? p
ro
acti
e
preven
tie
prep
arati
e
rep
ressie
nazo
rg
17. Algemene plaatselijke verordening (APV)
De APV van de gemeente stelt regels met betrekking tot de huishouding van de gemeente, waartoe ook milieuzaken en de kapverordening kunnen behoren.
mis
schie
n Afhankelijk van wat de plaatselijke APV regelt. - - - - - - -
18. Besluit ramp-bestrijdings-plannen inrichtingen (BRI)
In dit besluit is bepaald dat de overheid voor bepaalde categorieën van inrichtingen een rampbestrijdingsplan moet opstellen.
nee Geen directe relatie tussen wet en lokale
brandweer. Overheden - - - - - - -
19. Regeling risico’s zware ongevallen 1999
In deze regeling wordt een nadere uitwerking gegeven van een aantal bepalingen die in het BRZO 1999 zijn opgenomen.
ja Zie BRZO. - - - - - - -
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 24
Wet- en regelgeving
Samenvatting
Rele
van
t? Waarom (niet) relevant? Aan wie
is de wet- en regel-geving primair gericht?
Relevante artikelen
Aan wie is de wet- en regel-geving secundair gericht? p
ro
acti
e
preven
tie
prep
arati
e
rep
ressie
nazo
rg
20. Wegen-verkeerswet (WVW 1994)
De WVW vormt de basis voor de regelgeving van het wegverkeer in Nederland. Een aantal hoofdlijnen is nader uitgewerkt in een aantal AMvB’s, waaronder het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. In het RVV zijn de verkeersregels en verkeerstekens te vinden die in Nederland van toepassing zijn.
nee In de wegenverkeerswet is geen relatie tussen
milieu en brandweer. - - - - - - - -
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 25
Wet- en regelgeving
Samenvatting
Rele
van
t? Waarom (niet) relevant? Aan wie
is de wet- en regel-geving primair gericht?
Relevante artikelen
Aan wie is de wet- en regel-geving secundair gericht? p
ro
acti
e
preven
tie
prep
arati
e
rep
ressie
nazo
rg
21. Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs)
De wet vervoer gevaarlijke stoffen heeft betrekking op het vervoer van gevaarlijke stoffen en alle daaraan gerelateerde handelingen, zoals het transport, overslag en neerleggen tijdens vervoer. De wet is van toepassing op het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor en water. In de wet worden regels gesteld aan de stoffen die getransporteerd mogen worden en de wijze waarop ze getransporteerd mogen worden en de routes die hierbij gevolgd moeten worden. In ministeriële regelingen is hieraan een uitwerking gegeven.
ja Vervoer (en incidenten) met gevaarlijke stoffen op de weg c.q. infrastructurele werken, zoals bruggen en tunnels. Indien de brandweer oefent met het vervoer (bijvoorbeeld afvoeren) van gevaarlijke stoffen.
Vervoerders Diversen, zie ADR
Een vervoerder
X
nee In de ministeriële regelingen is opgenomen dat
de eisen die aan het vervoer van gevaarlijke stoffen en daaraan gerelateerde handelingen worden gesteld, niet van toepassing zijn op: vervoer uitgevoerd door of onder toezicht van hulpdiensten, voor zover dergelijk vervoer noodzakelijk is in verband met noodmaatregelen, in het bijzonder vervoer uitgevoerd om gevaarlijke goederen, betrokken bij een voorval of ongeval op te vangen, te bergen en naar een veilige locatie af te voeren (1.1.3.1 sub d en e van het ADR).
- - - - - - - -
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 26
4 Resultaten internetenquête
4.1 Respons
De meeste reacties komen van de brandweer (47,1%), milieu (17,6%) en
milieucalamiteitendienstverleners (17,6%). Industrie, transport en verzekeringssector
hebben nauwelijks gereageerd. Dit laatste kan verklaard worden door de volgende
feiten:
het projectteam heeft lang niet alle partijen (enkele honderden) in beeld en heeft
deze derhalve niet kunnen benaderen
veel commercieel werkende partijen, in het bijzonder de grotere ondernemingen,
hebben eigen netwerken waarin invulling wordt gegeven aan milieuzorg en
milieubescherming, en hebben (volgens hun bronnen) lokale afspraken en
voorzieningen gerealiseerd4
wellicht enige terughoudendheid of afwachtende opstelling. Milieuzorg kost, onder
druk van 'Brussel', steeds meer geld; de klimaatagenda doet het ergste vrezen.
Nu komt ook de brandweer (lees IFV) nog eens met haar wensen/eisen voor
repressieve voorzieningen
het dossier Milieubescherming bij incidenten is nieuw. Het heeft althans sinds het
eerste initiatief van BZK stilgelegen
om voor de hand liggende redenen worden investeringen, waarmee het milieu
beschermd wordt, vooral aan de linkerkant van de 'vlinderdas' gedaan en
nauwelijks aan de rechterkant, daar waar de 'barrières' opgeworpen moeten
worden om de effecten van het incident (de centrale gebeurtenis, ofwel de knoop
van de vlinderdas), te beperken.5
4.2 Resultaat
In deze paragraaf wordt per gestelde vraag een samenvatting gegeven van de statistiek
en worden de opmerkingen van respondenten aangehaald. Voor details van de enquête
wordt verwezen naar bijlage 3.
De facultatieve vragen zijn hier buiten beschouwing gelaten, want deze zijn niet
relevant voor de conclusies en aanbevelingen.
Vraag 1:
Geeft het overzicht van wetten en dergelijke in de eerste kolom van het DHV-rapport u
(voldoende) inzicht in de wijze waarop milieubescherming geregeld is?
Indien ja, wat vindt u belangrijk? Indien nee, waarom niet en wat mist u?
Een kleine meerderheid van de respondenten geeft aan het overzicht zonder meer als
voldoende inzichtelijk te ervaren. Anderen reiken nog enige verbeterpunten aan die het
inzicht dat het overzicht biedt kan doen vergroten. Zij zouden graag zien dat:
1. inzicht wordt geboden in het wettelijk kader waarbinnen door hulpverleners
geopereerd dient te worden bij incidenten en wat specifiek voor wie is vastgelegd
2. er in de opsomming van wet- en regelgeving op het gebied van milieubescherming
de samenhang tussen al deze regelingen beter inzichtelijk wordt gemaakt
3. er niet breder wordt gegaan dan de wet- en regelgeving welke relevant is voor het
repressief optreden van de brandweer, waarbij duidelijk een prioritering van
wetgeving wordt aangegeven
4 Zie als voorbeeld de activiteiten en publicaties van de chemische industrie op de site van de Europese
associatie van de chemische industrie, www.cefic.org. 5 Lees hierover meer in het verslag van de Milieuconferentie 2010 (19 maart 2010), dat vanaf oktober 2010 in
het dossier Milieubescherming bij incidenten op de IFV-site te vinden is.
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 27
4. er meer aandacht wordt besteed aan incidentbestrijding (bluswater,
emissie naar de lucht en bodem)
5. er een meer op detailniveau gerichte uitwerking plaatsvindt, in de zin
van maatregelen en voorzieningen welke zijn neergelegd in AMvB's en richtlijnen.
Het huidige overzicht wordt nu nog als te grofmazig ervaren
6. voldoende aandacht wordt gecreëerd voor de adviesrol en de toezichthoudende taak
van de brandweer. Hierbij dient te worden gedacht aan het door de brandweer laten
opnemen van richtlijnen in bijvoorbeeld de milieuvergunning, haar adviesrol in het
Vuurwerkbesluit en haar toezichthoudende taak in het kader van Brzo, aanwijzing
Bbw, preventie etc.
Vraag 2:
Mist u nog wetten in het overzicht? Indien ja, welke?
Bijna driekwart van de ondervraagden geeft aan nog wetten en regelingen te missen in
het huidige overzicht. Als ontbrekende wet- en regelgeving worden genoemd:
1. Regeling provinciale risicokaart ex artikel 6a derde lid WRZO
2. Registratieplicht voor risicovolle situaties ex artikel 12.12 Wm
3. Registratiebesluit externe veiligheid zijn niet genoemd
4. Arbowetgeving
5. Provinciewet
6. Kernenergiewet
7. Ministeriële regeling Provinciale Risicokaart
8. Scheepvaartverkeerswet 9. Drinkwaterwet
10. Algemene wet bestuursrecht als het gaat om het toepassen van spoedeisende
bestuursdwang
11. Warenwet
12. Spoorwegenwet.
Vraag 3:
Vindt u het zinvol om het overzicht uit te breiden met beleid en/of handboeken, etc.?
Indien ja, welke?
Iets meer dan 60% van de ondervraagden acht het niet zinvol dat het overzicht nog
wordt uitgebreid met beleid en/of handboeken. Voor zover uitbreiding wel zinvol wordt
geacht, worden de volgende suggesties aangedragen:
1. Beleidszaken, indien deze er zijn van verschillende ministeries of inspectiediensten
ten aanzien van invulling milieueisen binnen het wettelijk kader bij incidenten.
2. Instrumenten in de vorm van bijvoorbeeld de risicowijzer in de risicokaart
(http://profhand.risicokaart.nl).
3. Handboek met lozings-/emissienormen.
4. Adviezen hoe met bepaalde branden om te gaan. Bijvoorbeeld: wel of niet blussen.
Met welke middelen blussen.
5. Handboek OGS van Brandweer Nederland (voorheen de NVBR).
Vraag 4:
Bij het overzicht van de wet- en regelgeving is in de 3e en 4e kolom van de wetten de
relevantie voor de brandweer weergegeven. Is deze weergave volgens u juist? Indien
nee, graag suggesties voor verbetering.
Bijna 60% van de ondervraagde deelnemers vindt de weergave van de wet- en
regelgeving in de derde en vierde kolom juist, als het gaat om relevantie voor de
brandweer. Opgemerkt dient te worden dat een deel van de respondenten aangaf dit
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 28
niet inhoudelijk te kunnen beoordelen. In het schematisch overzicht van
vraagscores is deze antwoordmogelijkheid niet opgenomen.
Als aandachtspunten en zaken die worden gemist, werden genoemd: [opmerking van de redacteur: De indruk bestaat dat de vraag onduidelijk is gesteld, gezien de diversiteit aan antwoorden] 1. Bij de kolommen zou men graag zien dat de relevante artikelen erbij worden
vermeld: VLG ADR (weg), VSG/RID (spoor), VBG/ADNR (binnenwater).
Primaire gerichtheid wetgeving: Afzender, Verlader, Chauffeur.
Secundair gericht: Ontvanger.
2. Het gemis aan een wettelijke verankering van de risicokaart in de WRZO (artikel 6a,
derde lid) en de Wm (artikel 12.12 en Registratiebesluit externe veiligheid). De
informatie die verplicht aangeleverd dient te worden en verplicht getoond moet
worden op de Risicokaart is zeer relevant voor de brandweer.
3. Regeling 7 en 21: bij relevantie 'nee'; ook vrijstellingen en vrijwaring van
verantwoordelijkheid zijn relevant voor de brandweer bij het optreden.
4. - Regeling provinciale risicokaart ex artikel 6a derde lid WRZO
- Registratieplicht voor risicovolle situaties ex artikel 12.12 Wm
- Registratiebesluit externe veiligheid zijn niet genoemd
- Arbowetgeving
- Provinciewet
- Wet vervoer gevaarlijke stoffen
- Incidenten bij vervoer en alle daaraan gerelateerde handelingen op de weg,
spoor en water.
5. De toelichting bij artikel 122 Gemeentewet wordt niet begrepen. Onder Wet
milieubeheer mist artikel 17.1, welke van belang is voor het treffen van maatregelen
door de vergunninghouder.
6. Bij de beperking van toxische en verbrandingsproducten staat te gemakkelijk 'ja'
ingevuld bij relevantie, omdat de brandweer daar weinig invloed op heeft.
7. Uitleg over het verschijnsel waarbij inrichtingen de inrichtingsgrens overschrijden.
Vraag 5:
Bij het overzicht van de wet- en regelgeving is in de laatste kolommen de relevantie
voor de schakels van de veiligheidsketen weergegeven. Is deze weergave volgens u
juist? Indien nee, graag suggesties voor verbetering.
Meer dan tweederde van de ondervraagde deelnemers geeft aan dat de weergave van
de relevantie van de in de laatste kolommen opgenomen wet- en regelgeving voor de
schakels van de veiligheidsketen juist is. Het deel van de respondenten dat nog zaken
mist geeft het volgende aan:
1. In een aantal gevallen (bijv. BIR en BEVI) is niet duidelijk waarom wel preventie en
niet preparatie is aangekruist. Bij het opstellen van rampenplannen en
rampbestrijdingsplannen wordt gebruik gemaakt van informatie die op grond van
deze wetgeving ter beschikking komt.
2. De inhoudelijke juistheid is niet te beoordelen. Van cruciaal belang is dat alle
mogelijkheden, voordat repressie nodig is, goed worden benut, zodat men goed is
voorbereid wanneer het incident zich voordoet. Nadruk dient te liggen op de
schakels proactie, preventie en preparatie. Informatievoorziening daarin wordt van
groot belang geacht (inclusief professionele risicokaart).
3. Beperk dit tot repressie, anders wordt het document veel te omvangrijk of per
definitie onvolledig.
4. Bij punt 12 ook preparatie, bij punt 13 ook preparatie en repressie en bij punt 15
ook preparatie.
5. Voor zover mijn kennis gaat.
6. Het overzicht is op dit punt redelijk onduidelijk.
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 29
7. Brandveiligheidseisen in de milieuvergunning is preventie. BIR gaat ook
over repressie en BRI is preparatie.
Vraag 6:
Ziet u ook relevantie van de wetten voor andere disciplines dan brandweer en
milieudiensten? Zo ja, welke disciplines en in welke fase van de inzet?
Bij deze vraag is geen grafische score-uitwerking. Een aantal ondervraagden waren van
mening dat er geen (directe) relevantie bestaat van de wetten voor andere disciplines.
Zij die aangaven dat er mogelijk wel relevantie bestaat voor andere disciplines noemden
het volgende:
1. Ja, bij opruimwerkzaamheden door anderen dan overheidsdiensten.
De vraag wordt hierbij wel opgeworpen of onder milieudiensten ook Arbeidsinspectie
en Vrom-inspectie wordt verstaan of waterschappen.
2. Gedacht wordt aan zowel preventief als repressief/nazorg. Als voorbeelden worden
gegeven het Waterschap, de politie in de nazorgfase en de bestuursdienst van
gemeenten. Bij het Waterschap wordt opgemerkt dat het gaat om haar rol ter
bescherming van oppervlaktewater en waarbij zij kan meedenken bij de aanleg van
riolering en kijken of bepaalde strengen of percelen afgesloten moeten kunnen
worden bij een calamiteit.
3. Relevantie voor sommige takken van het bedrijfsleven zoals opslagbedrijven. Als
voorbeeld wordt de Wet verontreiniging oppervlaktewater aangehaald. Blijkens de
opmerking in de 4e kolom op pagina 8 bij de Wet verontreiniging oppervlaktewater
staat vermeld: ‘Een bedrijf waar brand uitbreekt wordt namelijk geacht opdracht te
hebben gegeven om te blussen, ook al heeft het dat feitelijk niet gedaan.’ Dit
betekent nogal wat voor de verantwoordelijkheid van bedrijven. Daar mogen zij
meer op gewezen worden.
Vraag 7:
Bent u het met de onderzoekers eens dat de volgende bepalingen, te weten de
zorgplichtbepaling en de verbods- en gebodsbepaling, niet vanzelfsprekend toepasbaar
zijn in noodsituaties?
Deze vraag is in tweeën gesplitst.
Wat betreft de zorgplichtbepaling antwoordde 61% van de ondervraagden dat zij met de
onderzoekers eens zijn dat de zorgplichtbepaling niet vanzelfsprekend toepasbaar is in
noodsituaties.
Bij de gebods- en verbodsbepaling kwam dit aantal zelfs op 83% uit.
Enige respondenten plaatsten nog kanttekeningen ten aanzien van de vraagstelling. Zij
merkten onder meer op dat:
1. De vraag is onduidelijk gesteld. Het is niet mogelijk ontslagen te worden van de
zorgplicht. Die blijft ook gelden tijdens een incident. Wel zit er een mate van
prioritering in.
2. Het beginsel van 'redelijkheid' zal altijd moeten worden meegenomen.
De zorgplicht is juist zeer goed toepasbaar, juist omdat die zo algemeen
geformuleerd is. Immers, ook in noodsituaties moet er zorg voor het milieu zijn
(naast andere prioriteiten uiteraard).
3. Gebod- en verbodsbepalingen zijn erg concreet en daardoor goed toepasbaar. Als
probleem wordt het feit dat deze in de Nederlandse regelgeving meestal niet zijn
toegesneden op noodsituaties, aangemerkt.
4. Voor verbod/gebod kunnen uitzonderingen gemaakt worden, maar de zorgplicht
geldt altijd.
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 30
Vraag 8:
Bent u van mening, net als de onderzoekers, dat de Wet bodembescherming en de
Wet verontreiniging oppervlaktewater de belangrijkste wetten zijn bij incidenten met
milieugevolgen?
Maar liefst tweederde van de ondervraagde deelnemers deelt de stelling dat de Wet
bodembescherming en de Wet verontreiniging oppervlaktewater de belangrijkste wetten
zijn bij incidenten met milieugevolgen. Één derde is van mening dat er een breder
zwaartepunt bestaat. Een respondent is van mening dat de aangehaalde wetten
onvoldoende houvast bieden bij calamiteitenbestrijding. Genoemd worden:
1. Wet milieubeheer 2. Gemeentewet in combinatie met de Algemene wet bestuursrecht.
Vraag 9a:
Kunt u aangeven wat volgens u het belangrijkst (1) en het minst belangrijk is (7)?
Hier werd gevraagd om een waardeoordeel te geven ten aanzien van de voorgestelde
prioritering van multidisciplinaire besluitvorming op de plaats van het incident, waarbij
de veiligheid van de mens op positie 1 staat en voedsel- en warenveiligheid op de
laatste plaats. De voorgestelde prioritering is:
1. veiligheid van de mens
2. veiligheid of welzijn van (huis)dieren (bijv. renpaarden)
3. onmiddellijke schadebeperking (bijv. als gevolg van branduitbreiding, domino-
effecten)
4. ‘have en goed’ met grote emotionele waarde (waaronder cultureel erfgoed)
5. bodem- en oppervlaktewaterbescherming
6. welzijn van vee
7. voedsel- en warenveiligheid.
Zo’n 60% van de ondervraagde deelnemers gaf aan eens te zijn met de gekozen
prioritering. Van de iets meer dan 40% van de respondenten die de vraag met ‘nee’
beantwoordden, gaf één ondervraagde aan dat het onmogelijk is om dit vanachter het
bureau vast te stellen, mede omdat de gekozen categorie-indeling als onduidelijk en
multi-interpretabel werd beschouwd. Als afwijkende prioritering werd in plaats van de
mens, (huis)dieren en gezondheid als eerste prioriteit genoemd.
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 31
5 Conclusies en aanbevelingen
Uit de internet enquête kunnen, wegens de betrekkelijke respons, voorzichtig de
volgende conclusies worden getrokken:
1. het overzicht van voor milieubescherming relevante wetten en regels wordt niet
voldoende geacht
2. aanvullingen in de geest van beleidsintenties, normen en instrumentarium
(vergelijkbaar met die toegepast worden in de preventieve fase van de
veiligheids(beleids)keten) zijn wenselijk
3. niet-brandweerrespondenten kunnen niet beoordelen of de brandweer wel of niet
gaat over milieubescherming (vraag 4)
4. het antwoord op de vraag welke andere disciplines wettelijke
taken/verantwoordelijkheden hebben ten aanzien van milieubescherming (vraag 6)
is niet echt duidelijk
5. er was veel steun voor het voorstel van het onderzoeksteam om de
milieubescherming in ieder geval te focussen op de compartimenten 'bodem' en
'oppervlaktewater'
6. op de vraag of de besluitvorming volgens het 'lijstje van 7' geprioriteerd mag
worden (vraag 9a), is geen duidelijke meerderheid te vinden.
Geheel in lijn met de boodschap van de experts tijdens de Milieuconferentie 2010 (op 19
maart 2010), moet ook uit de analyse van de regelgeving over milieubescherming (het
DHV-deelonderzoek) en de respons daarop van de geënquêteerden, vastgesteld worden
dat verdergaand onderzoek nodig is.
De genoemde experts hebben bij de milieuconferentie aanbevolen om het project voort
te zetten, maar dan gericht op realiseerbare oplossingen voor actuele problemen en
issues.
Dit advies heeft de steun van de Redactieraad Brandweer & Crisisbeheersing gekregen
(verslag van de Redactieraadvergadering d.d. 24 juni 2010). De Redactieraad heeft
opgedragen om de vervolgstappen in overleg met VROM, VWS, LNV en betrokken
partnerorganisaties te zetten.
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 32
BIJLAGE 1 Afkortingen en begrippenlijst
(zie voor afkortingen van wetten, besluiten en regelingen de tabel in hoofdstuk 3) AGS Adviseur gevaarlijke stoffen. De AGS is een 24/7 beschikbare functionaris die kennis heeft
van de gevolgen van vrijkomende gevaarlijke stoffen en de (veilige) wijze van het beperken
van de gevolgen en bestrijden van de bron. De AGS adviseert het COPI, die het advies waardeert in relatie tot andere maatschappelijke belangen (i.c. milieu). De regionale AGS kan terugvallen op het landelijke adviesorgaan LIOGS en het BOT-mi (zie aldaar).
AMvB Algemene maatregel van bestuur (zie verder de wet Awb). Awb B&W
Algemene wet bestuursrecht. Burgemeester en wethouders.
BOT-mi BOT-mi staat voor Beleidsondersteuningsteam milieu-incidenten, oorspronkelijk opgericht voor de advisering van de minister van VROM, bij incidenten met kerncentrales en dergelijke. Tegenwoordig adviseert het BOT-mi ook lokale overheden. In het team brengen deskundigen van het RIVM, DCMR, de Waterdienst, KNMI, NVIC en andere kenniscentra hun expertise bij elkaar. Het BOT-mi kan ook mobiele meetploegen inzetten om lucht-, water- en/of bodemmonsters te nemen.
BZK Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in deze opdrachtgever van het IFV, Expertisecentrum, voor het beheer van kennisdocumenten op het gebied van fysieke veiligheid.
CBRB Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart. CEFIC Initiatief van de Europese chemische industrie om overheden en haar diensten bij te staan bij
incidenten met (het vervoer van) gevaarlijke stoffen. Zie verder bij LIOGS. COPI Commando plaats incident. Dit orgaan van de regionale rampenbestrijdings- en
crisisbeheersingsorganisatie coördineert de inzet van verschillende, ter plaatse van het incident ingezette organisaties. Aangezien elke organisatie vanuit eigen taakstelling en verantwoordelijkheid haar werk moet doen, moet een 'leider COPI' zich vooral richten op de optimalisering van de samenwerking tussen de betrokken disciplines.
DCMR Naamwoord van de dienst centrale milieuzorg in Rotterdam-Rijnmond. Deze (eerste) regionale milieudienst integreert kennis van milieupreventie en milieubescherming en heeft een 24/7-paraatheid.
DHV Adviesbureau o.a. op het gebied van milieubeheer. DVS Dienst Verkeer en Scheepvaart. Kenniscentrum van RWS op het gebied van
verkeersmanagement ('nat' en 'droog') in het algemeen en veiligheid in het bijzonder. ECWM Evaluatiecommissie Wet milieubeheer. EHS Ecologische hoofdstructuur. Dit is een planvorm die tot doel heeft om bestaande, geïsoleerde
natuurgebieden met elkaar te verbinden door nieuwe natuurgebieden. Hiermee hoopt men te bereiken dat teruggang van de biodiversiteit wordt afgeremd of op termijn mogelijk wordt omgekeerd.
FEAT Flash environmental assessment tool, waarmee instellingen van de Verenigde Naties, in het bijzonder voor ontwikkelingslanden, snel de risico's van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen bij natuurrampen voor de voedselketen kunnen inschatten.
GAGS Gezondheidskundig adviseur gevaarlijke stoffen. Een doorgaans parate functionaris van enkele gemeentelijke c.q. regionale gezondheidsdiensten, die vooral over de lange termijn effecten van blootstelling aan gevaarlijke stoffen kan adviseren.
GHOR De geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de (veiligheids)regio's. Zij organiseert ook de voorbereiding op en de coördinatie van de hulpverlening aan slachtoffers bij ongevallen en rampen. Hierin werken veel partijen in de geneeskundige hulpverleningsketen samen (van ambulancediensten tot en met ziekenhuizen), naast instellingen voor psychosociale (na)zorg, gezondheidszorg en dergelijke; de zogenoemde 'witte kolom'.
GS Gevaarlijke stoffen. Dit betreffen stoffen die als zodanig door de wetgever (in overeenstemming met EU-regels) in een register worden vastgesteld, maar ook stoffen en producten die bij een incident, waaronder in het bijzonder brand, gevaar voor de omgeving opleveren. Specifieke wetgeving zoals de Wet vervoer GS, beperkt zich tot de in het register vastgestelde stoffen. Algemenere wetgeving als de Wrzo en de Brandweerwet 1985 [inmiddels opgenomen in de Wet veiligheidsregio's] laten ruimte voor het meebeschouwen van stoffen en producten die bij een incident gevaar opleveren. Bij milieubescherming moet men daarenboven ook de gevolgen van activiteiten mee beschouwen (denk aan het neerhalen van een verbrand monumentaal gebouw indien gevolgincidenten met passanten voorkomen moeten worden, of het maken van een brandgang in een natuurlijk bos met een rupsvoertuig van defensie).
IenM Ministerie van Infrastructuur en Milieu (voorheen VROM en V&W). IPO Interprovinciaal overleg; een uitvoeringsorgaan van de twaalf provincies; beheerder van
onder andere de Provinciale risicokaart.
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 33
KLPD Korps Landelijke Politie Diensten. KVCE Kenniscentrum Veiligheid Cultureel Erfgoed. Dit instituut faciliteert musea, archieven,
beheerders van monumenten, archeologische vindplaatsen en dergelijke, op het gebied van safety en security. Wat de brandveiligheid en milieubescherming betreft, werkt het KVCE samen met het IFV.
LIOGS Landelijk Informatiepunt OGS. Dit steunpunt, ondergebracht bij DCMR (Rotterdam-Rijnmond) bundelt de expertise van de 24/7 beschikbare chemisch adviseurs van DCMR en de op afroep beschikbare deskundigen uit de chemische industrie. Deze sector werkt Europees samen om overheden en haar diensten met deskundigheid op afstand of ter plaatse en eventueel speciaal bedrijfsmaterieel bij te staan bij incidenten met gevaarlijke stoffen.
LNV Ministerie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. MIP Milieu-incidentenplan. Een van de planvormen waarmee het bevoegd gezag OOV invulling
geeft aan haar verantwoordelijkheid om de bestrijding van zware ongevallen, rampen en crises voor te bereiden (ex Wrzo). De oorspronkelijke plannen beschreven allerlei soorten milieu-incidenten, bij fabricage, opslag, transport en verwerking en de daarvoor te alarmeren of informeren diensten en autoriteiten. Er is nu een trend om alle verschillende plannen te integreren tot generieke plannen (procesbenadering).
MMK Medisch milieukundige. MOD Milieu-ongevallendienst van het RIVM (zie aldaar). Deze dienst heeft meetwagens waarmee
o.a. luchtmonsters, benedenwinds van een brand, genomen en geanalyseerd kunnen worden. Op basis hiervan kan de MOD het lokale gezag adviseren omtrent te nemen (vervolg)maatregelen op het gebied van de volksgezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid.
IFV Instituut voor Fysieke Veiligheid. Dit instituut is een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) van het ministerie van BZK. Het draagt als wettelijke taak zorg voor de opleiding van brandweerofficieren, het beheren en beschikbaar stellen van informatie over fysieke veiligheid (Infopunt Veiligheid) en het beheer van documenten op dit terrein (Kennisborging). In de nieuwe wet op de veiligheidsregio zal de wettelijke taakstelling uitgebreid worden met onderzoek, respectievelijk andere, van oorsprong BZK-taken.
NRK Vereniging van Nederlandse rubber- en kunststofindustrie. NVBR Nederlandse Vereniging voor Brandweer en Rampenbestrijding, benaming tot 1 januari 2013
van het huidige Brandweer Nederland (BN). Belangenvereniging van gemeentelijke en regionale brandweerorganisaties, tevens kenniscentrum ter zake van de organisatie van de brandweer, brandveiligheid en voorbereiding op rampen en crisis.
OGS OGS staat voor ongevallen met gevaarlijke stoffen en ongevallenbestrijding (van incidenten met) GS. Elke veiligheidsregio beschikt over een OGS-organisatie met een parate, deskundige adviseur (AGS), meet- en gaspakinzetploegen en ontsmettingseenheid.
OVD Officier van Dienst. Oorspronkelijk 24/7 beschikbare officieren van de parate disciplines brandweer, GHOR en politie, maar nu ook van ter zake competente leidinggevenden uit de functionele kolom. Zo heeft RWS voor weg- en waterincidenten de OVD-RWS gerealiseerd.
OOV Openbare orde en veiligheid, het domein van fysieke en sociale veiligheid waarvoor burgemeesters en wethouders de zorg dragen. Aangezien de effecten van ordeverstoringen en onveilige situaties doorgaans gemeentegrensoverschrijdend zijn, wordt de beheersing van deze gevolgen steeds meer gecentraliseerd (zie de Wet veiligheidsregio's).
PA Politieacademie. POBM Project overheidsoptreden bij bijzondere milieu-incidenten (1995), door het ministerie van
BZK naar aanleiding van de ramp bij Sandoz (Basel) geïnitieerd. Bij deze ramp is de Rijn ten gevolge van overvloedig bluswater, ernstig vervuild.
REACH Het Europese orgaan, gevestigd in Finland, dat alle producten van fabrikanten registreert voor het geval een overheid informatie over dat product nodig heeft, wanneer dat bij een incident betrokken is.
RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Dit instituut doet in opdracht van de ministeries van VWS, VROM, LNV diverse inspecties zoals Inspectie Verkeer en Waterstaat en VROM-Inspectie, de EU en VN, thematisch en incidentonderzoeken. Voor milieubescherming is relevant dat de onderscheidelijke specialisten van RIVM 24/7 beschikbaar zijn voor beleids- en operationeel advies; dit is het BOT-mi-team. Daarnaast heeft het RIVM een Milieu-ongevallendienst (MOD) paraat staan.
ROT Regionaal operationeel team. Dit team wordt samengesteld uit operationeel leidinggevenden op strategisch niveau en, ter zake van het incident, deskundigen. Het ROT maakt gebruik van 24/7 beschikbare crisisruimten in de nabijheid van de gemeenschappelijke meldkamer van de veiligheidsregio. Het team draagt onder leiding van een 'kleurloze' operationeel leider (OL) zorg voor de coördinatie van alle acties die op het 'rampterrein' en in de periferie plaatsvinden en faciliteert acties die centraal georganiseerd moeten worden, in het bijzonder de informatievoorziening van de burgemeester(s) en andere betrokken bestuursorganen. Het team bereidt voor onvoorziene dilemma's beleidsvoorstellen voor, waaruit de 'opperbevelhebber', binnenkort de burgemeester van de centrumgemeente van de
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 34
betreffende veiligheidsregio, zijn keuze kan maken. RR B&C Redactieraad Brandweer en Crisisbeheersing. De Redactieraad (kortweg RR) is door de
minister van BZK ingesteld als toezichthouder op het beheer van door het IFV beheerde kennisdocumenten op het gebied van fysieke veiligheid.
RWS Rijkswaterstaat is als wegbeheerder van rijkswegen en rijksvaarwegen mede verantwoordelijk voor de milieubescherming van bodem en oppervlaktewater. Het Programmabureau Incidentenmanagement van RWS initieert van de uitvoeringsdiensten van RWS plannen, opleidingen en evaluaties op het gebied van transportongevallen, o.a. met gevaarlijke stoffen.
TMS KLPD-afdeling. VACO Bedrijfstakorganisatie voor de banden- en wielenbranche. VELIN Vereniging van Leidingeigenaren. VNCI Vereniging Nederlandse Chemische Industrie. VNCW Vereniging Nederlandse Chemische Warehousingbedrijven. VNPI Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie. VOTOB Vereniging van onafhankelijke tankopslagbedrijven. VROM Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in 2010 opgegaan in
het ministerie van Infrastructuur en Milieu. VWA Voedsel en Warenautoriteit (voorheen Keuringsdienst van Waren). VWS Ministerie voor Volksgezondheid, Werkgelegenheid en Sport. V&W Ministerie van Verkeer en Waterstaat, in 2010 opgegaan in het ministerie van Infrastructuur
en Milieu. WAVIN Fabrikant van kunststofleidingsystemen. WBDBO Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag. De maat van deze grootheid, uitgedrukt in
minuten, is een eigenschap van een bouwkundige voorziening, bedoeld om veilig vluchten en de beheersing van een brand mogelijk te maken.
WOCB Werkgroep olie- en chemicaliënongevallenbestrijding. Een door RWS ingestelde multidisciplinaire werkgroep van vertegenwoordigers van bedrijven en instanties op het gebied van de bestrijding van waterongevallen.
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 35
BIJLAGE 2 Toelichting wetten en artikelen
In deze bijlage is de letterlijke tekst van de relevante artikelen opgenomen. Sommige
wetten zijn expliciet bedoeld voor incidenten en rampenbestrijding, waardoor meerdere
– zo niet alle – artikelen min of meer relevant zijn. Het gaat in die gevallen te ver om de
tekst van alle artikelen over te nemen. Het is dan praktischer om de betreffende wet ter
hand te nemen. In deze bijlage wordt volstaan met een toelichting op de betreffende
wet en een opsomming van de meest belangrijke artikelnummers.
Tijdens de implementatiefase van dit rapport is de Wet veiligheidsregio's (Wvr) van
kracht geworden. De oorspronkelijke redactie van de hand van de auteurs van DHV zijn
door de eindredacteur, overeenkomstig de Wvr van 1 oktober 2010, aangepast.
Wet veiligheidsregio’s
Algemeen
De Wet veiligheidsregio’s integreert de Brandweerwet 1985, de Wet geneeskundige
hulpverlening bij ongevallen en rampen (Wghor) en de Wet rampen en zware
ongevallen (Wrzo). Deze wetten (nu de Wvr) regelen de brandweerzorg, geneeskundige
hulpverlening en rampenbestrijding.
De Wet veiligheidsregio’s waarborgt een centrale aansturing van hulpdiensten bij
rampen en crises. Door brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening,
rampenbestrijding en crisisbeheersing regionaal te organiseren kunnen zij efficiënter
optreden.
Naast de centrale aansturing van hulpdiensten regelt de wet de coördinerende rol van
het regionale bestuur. Bij bestrijding van rampen en de beheersing van een crisis stemt
zij af met de partners binnen en buiten de veiligheidsregio. Een veiligheidsregio
vergroot dus de bestuurlijke en operationele slagkracht bij calamiteiten. Hierdoor
kunnen burgers beter worden beschermd.
Besluit bedrijfsbrandweren (BB); per 1-10-2010: Wvr, hoofdstuk 7
Artikel 3.1 (per 1 oktober 2010: artikel 7.2)
Alvorens tot aanwijzing over te gaan, verzoeken burgemeester en wethouders het hoofd
of de bestuurder van de inrichting, waarvan zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat
deze in geval van brand of ongevallen een bijzonder gevaar voor de openbare veiligheid
kan vormen, binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek aan hen een rapport
inzake de bedrijfsbrandweer te overleggen, dat de volgende gegevens bevat:
a) een algemene beschrijving van de inrichting, van de daarin voorkomende stoffen en
van de eigenschappen van deze stoffen
b) een algemene beschrijving van de processen die in de inrichting plaatsvinden
c) de geloofwaardige incidentscenario’s; dat wil zeggen een beschrijving van de aard,
de omvang, het verloop in de tijd en de bestrijding of de beheersing van een brand
of een ongeval op het terrein van de inrichting:
i) die gegeven de aard van een installatie of de inrichting, rekening houdend met
de daarin aangebrachte preventieve voorzieningen, als zeer reëel en typerend
wordt geacht
ii) waarbij schade aan gebouwen of personen in de omgeving van de inrichting kan
ontstaan, en
iii) waarbij van preventieve of repressieve maatregelen duidelijk effect verwacht
mag worden, waardoor escalatie daarvan wordt voorkomen
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 36
d) de maatgevende incidentscenario’s, dat wil zeggen de geloofwaardige
incidentscenario's bedoeld in onderdeel c, die bepalend zijn voor de
omvang en de uitrusting van de bedrijfsbrandweer
e) een beschrijving van de organisatie van de nodig geachte bedrijfsbrandweer,
waaronder de omvang van het personeel en het materieel.
Besluit en Regeling externe veiligheid inrichtingen
Artikel 12 lid 3
Voorafgaand aan de vaststelling van een besluit als bedoeld in het eerste lid stelt het
bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, het bestuur van de regionale brandweer van
het gebied waarin de inrichting ligt waarop dat besluit betrekking heeft, in de
gelegenheid om in verband met het groepsrisico advies uit te brengen over de
mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een
ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied
van de inrichting.
Artikel 13 lid 3
Voorafgaand aan de vaststelling van een besluit als bedoeld in het eerste lid stelt het
bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, het bestuur van de regionale brandweer in
wier gebied het gebied ligt waarop dat besluit betrekking heeft, in de gelegenheid om in
verband met het groepsrisico advies uit te brengen over de mogelijkheden tot
voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar
ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de
inrichting.
Besluit risico’s zware ongevallen 1999
Het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (BRZO 1999) is onderdeel van de
Nederlandse implementatie van de Richtlijn nr. 96/82/EG van de Europese Unie van 9
december 1996, ook wel de Seveso II-Richtlijn genoemd. De Seveso-richtlijn van de
Europese Unie richt zich op het beheersen van de gevaren van zware ongevallen waarbij
gevaarlijke stoffen zijn betrokken binnen lidstaten. Ter uitvoering van Seveso-II zijn in
Nederland de Arbeidsomstandighedenwet, de Wet milieubeheer, de Wet rampen en
zware ongevallen en de Brandweerwet (nu Wvr) aangepast en zijn het BRZO 1999, het
RRZO 1999, het BRI en het BIR opgesteld. De inhoud van het BRZO 1999 moet dan ook
gezien worden in samenhang met de genoemde bovenliggende wetgeving en
bijbehorende besluiten.
De hoeveelheid en aard van gevaarlijke stoffen binnen een inrichting is een bepalende
factor bij het vaststellen van de verplichtingen die het BRZO 1999 voor een inrichting
met zich meebrengt. Er zijn drie niveaus te onderscheiden. Wanneer de omvang van de
vergunde hoeveelheden gevaarlijke stoffen beneden een bepaald niveau
(drempelwaarde) blijft zijn er geen verplichtingen. Wanneer dit eerste niveau wordt
overschreden is een deel van de verplichtingen van toepassing. Wanneer een tweede
hoger niveau wordt overschreden zijn alle verplichtingen van toepassing. De
inrichtingen die alleen het eerste niveau overschrijden worden de PBZO-inrichtingen
genoemd en de inrichtingen die het tweede niveau overschrijden zijn de zogenoemde
VR-inrichtingen.
Aanwijzing van BRZO inrichtingen
De aanwijzing van inrichtingen die onder het BRZO 1999 vallen is geregeld in de
artikelen 2 en 4 van het BRZO 1999:
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 37
artikel 2 geeft aan voor welke soorten inrichtingen het BRZO 1999 niet
van toepassing is
artikel 4 geeft aan welke de criteria zijn voor de hoeveelheid gevaarlijke stof
waarbij een inrichting is aangewezen, en wat onder de aanwezigheid van een
gevaarlijke stof wordt verstaan.
De definitie van gevaarlijke stoffen is opgenomen in paragraaf 2.2 (definities). Onder
inrichting wordt in het BRZO 1999 verstaan: een inrichting die tot een krachtens artikel
1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer aangewezen categorie behoort.
Een inrichting dient bij de aanvraag van een vergunning in het kader van de Wet
milieubeheer voor nieuwbouw of wijziging van bestaande installaties informatie te
verstrekken, waaruit blijkt of het BRZO 1999 op de inrichting van toepassing is. Het
betreft dan een kennisgeving als bedoeld in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit
milieubeheer artikel 5.15 en 5.17. Dit is dezelfde informatie als in BRZO 1999 artikel 26
is bedoeld. In paragraaf 3.2 en bijlage 2 van deze wet wordt dit uitgewerkt.
De informatie/kennisgeving wordt gebruikt om te bepalen welke BRZO-verplichtingen
van toepassing zijn en of een dominoverplichting van toepassing is.
Gevaren en maatregelen en installatiescenario’s
De eisen ten aanzien van de inhoud van de geloofwaardige en maatgevende
brandweerscenario’s volgen uit het Besluit bedrijfsbrandweren (1990). De relatie
installatiescenario’s en brandweerscenario’s is als volgt. De installatiescenario’s kunnen
worden gebruikt bij het opstellen van de geloofwaardige brandweerscenario’s. Het doel
van de geloofwaardige scenario’s is het verkrijgen van inzicht in mogelijke situaties,
waarbij brandweerinzet noodzakelijk is. In de bijlage van het Besluit bedrijfsbrandweren
staan een aantal referentiescenario’s beschreven die, indien van toepassing, binnen een
inrichting in het veiligheidsrapport moeten zijn opgenomen. Deze referentiescenario’s
zijn tevens opgenomen in deze bijlage. Uit de geloofwaardige brandweerscenario’s
worden vervolgens de maatgevende scenario’s voor de bedrijfsbrandweer geselecteerd.
Informatie van belang ter voorbereiding van rampenbestrijdingsplannen
Het doel van de rampscenario’s is om overheden inzicht te geven in de dynamiek van
effecten ten gevolge van loss of containment. Van belang is dat de dynamiek van de
scenario’s is uitgewerkt zodat tijd-/ruimtefactoren van de overheidsmaatregelen kunnen
worden afgestemd op de tijd-/ruimteontwikkeling van de scenariosituatie. Daarom is in
de effectenboom die in deze bijlage is beschreven, aandacht gegeven aan het begrip
ontwikkelingstijd.
Scenario’s van belang voor de bedrijfsbrandweer
Inrichtingen waarop paragraaf 2 van het BRZO 1999 van toepassing is, komen in
aanmerking voor een aanwijzing als inrichting die over een bedrijfsbrandweer moet
beschikken volgens het Besluit bedrijfsbrandweren. Alvorens tot aanwijzing over te
gaan, verzoeken burgemeester en wethouders het hoofd of de bestuurder van de
inrichting om een rapport inzake de bedrijfsbrandweer. De aanwijzing vindt plaats op
basis van informatie die door de inrichting wordt geleverd in dit
bedrijfsbrandweerrapport. In het Besluit bedrijfsbrandweren (artikel 3 lid 1) wordt
aangegeven waaraan een rapport inzake de bedrijfsbrandweer moet voldoen.
MRA
In het BRZO is aangegeven dat sommige inrichtingen op basis van het BRZO 1999
verplicht een zogenaamde MRA (milieurisicoanalyse) uit moeten voeren. Een MRA
analyseert de gevolgen van zware ongevallen op het milieu. De analyse van het
compartiment lucht wordt afgedekt door middel van de Wm-vergunning, QRA en andere
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 38
onderdelen van het veiligheidsrapport (VR). Voor de risico’s ten aanzien van
de bodem, indien van toepassing, kan in het VR verwezen worden naar de
bodemrisicodocumenten. Voor wat betreft de eisen ten aanzien van de
uitvoering van het MRA-oppervlaktewater wordt verwezen naar de Helpdesk Water van
het RIZA (zie link_software op www.brzo99.nl). Het risicoanalysemodel Proteus kan
hiervoor gehanteerd worden.
Artikel 13 Brandweerwet (artikel 31 Wet Veiligheidsregio’s)
Burgemeester en wethouders kunnen een inrichting die in geval van een brand of
ongeval bijzonder gevaar kan opleveren voor de openbare veiligheid aanwijzen als
bedrijfsbrandweerplichtig. Het hoofd of de bestuurder van een aangewezen inrichting is
verplicht ervoor te zorgen, dat die inrichting kan beschikken over een
bedrijfsbrandweer, die voldoet aan de bij de aanwijzing gestelde eisen inzake personeel
en materieel. Voordat een aanwijzing plaatsvindt, horen burgemeester en wethouders
het hoofd of de bestuurder van de inrichting.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Artikel 3.1.1
1. Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan
pleegt overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en
met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de
ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het
plan in het geding zijn. Artikel 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht is van
overeenkomstige toepassing.
2. Gedeputeerde Staten respectievelijk Onze Minister kunnen bepalen dat onder
bepaalde omstandigheden of in bepaalde gevallen geen overleg is vereist met de
diensten van de provincie respectievelijk het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor
de ruimtelijke ordening.
Bouwbesluit
In het Bouwbesluit is een groot deel ingeruimd voor het stellen van regels omtrent de
brandveiligheid. De voorschriften daarvoor in het Bouwbesluit zijn gericht op de
volgende zaken:
de kans beperken dat een brand kan ontstaan, zich kan ontwikkelen of zich kan
uitbreiden
zorgen dat de mensen die zich in een brandend bouwwerk bevinden, tijdig een
veilige plaats kunnen bereiken
een eventuele brand, met behulp van de brandweer, zoveel mogelijk beperken tot
het eigen perceel.
In het Bouwbesluit zijn alle voorschriften onderverdeeld in hoofdstukken en afdelingen.
De hierna volgende tabel geeft inzicht in de verschillende soorten Bouwbesluit
voorschriften voor brandveiligheid. Deze zijn in de volgende veertien specifiek op
brandveiligheid gerichte afdelingen van het Bouwbesluit te vinden:
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 39
Voorschriften Bouwbesluit en brandveiligheid
Afdeling BB Bouwbesluit artikel/afdeling
2.2 sterkte bij brand
2.11 beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie
2.12 beperking van ontwikkeling van brand
2.13 beperking van uitbreiding van brand
2.14 verdere beperking van uitbreiding van brand
2.15 beperking van ontstaan van rook
2.16 beperking van verspreiding van rook
2.17 vluchten binnen een rookcompartiment en een subcompartiment
2.18 rookvrije vluchtroutes
2.19 inrichting van rookvrije vluchtroutes
2.20 voorkoming en beperking van ongevallen bij brand
2.21 bestrijding van brand
2.22 grote brandcompartimenten
2.23 hoge en ondergrondse gebouwen
De publicatie ‘Beheersbaarheid van Brand 2006’ is een handreiking voor zowel toetsers
als ontwerpers om een invulling te geven aan de functionele eis uit het Bouwbesluit
2003 betreffende grote brandcompartimenten, namelijk ‘het beperken van het
uitbreiden van brand’. De methode in deze publicatie geeft voorwaarden aan waaronder
een groot brandcompartiment kan worden gerealiseerd. Met nadruk wordt gesteld dat
de publicatie ‘Beheersbaarheid van Brand 2006’ geen formele regelgeving is. Toepassing
ervan geschiedt op basis van vrijwilligheid. Gemeenten kunnen de toepassing niet
afdwingen, toetsers kunnen gemeenten niet dwingen om deze methode te accepteren.
Het is en blijft mogelijk voor een specifieke situatie een specifieke oplossing aan te
bieden die op een andere wijze voldoet aan het aspect beperken van uitbreiden van
brand.
Het Bouwbesluit 2003 stelt in zijn prestatie-eisen beperkingen aan de grootte van
brandcompartimenten: in het algemeen 1.000 m2 voor nieuwbouw, en voor bestaande
bouw 2.000 m2 c.q. 3.000 m2 voor de onderwijs-, sport- en industriefunctie. De basiseis
aan de WBDBO naar een ander compartiment bedraagt in beginsel 60 minuten. Soms
kan worden volstaan met 20 of 30 minuten. In de praktijk bestaat behoefte aan grotere
brandcompartimenten dan het Bouwbesluit in de directe prestatie-eisen aangeeft met
betrekking tot het beperken van de uitbreiding van brand. In afdeling 2.22 ‘Grote
brandcompartimenten’ worden de functionele eisen gegeven waaraan voldaan moet
worden als een (sub)brandcompartiment groter is dan volgens de prestatie-eisen voor
de omvang is toegestaan. De functionele eisen hebben betrekking op de bouwkundige
inrichting (de brandcompartimentering), op de vluchtroutes (het veilig vluchten) en op
de (installaties voor de) bestrijding van brand. Met deze eisen wordt een mate van
brandveiligheid beoogd, die op hetzelfde niveau ligt als bij de brandcompartimenten
waarvoor wel concrete prestatie-eisen aan de omvang zijn gegeven. De Nota van
Toelichting Bouwbesluit 2003 verwijst voor het onderwerp veilig vluchten naar
verschillende rapporten. Voor de uitwerking van brandcompartimentering wordt
verwezen naar het rapport ‘Beheersbaarheid van Brand’.
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 40
Boswet
Artikel 3
1. De eigenaar van grond, waarop een houtopstand anders dan bij wijze van dunning
is geveld, of op andere wijze tenietgegaan, is verplicht binnen een tijdvak van drie
jaren na de velling of het tenietgaan van de houtopstand te herbeplanten volgens
regelen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen.
2. De in het vorige lid bedoelde eigenaar is tevens verplicht beplanting die niet is
aangeslagen binnen drie jaren na de herbeplanting te vervangen.
3. De in de voorgaande leden bedoelde eigenaar kan aan Onze Minister een verklaring
vragen, inhoudende dat de door hem voorgestelde herbeplanting voldoet aan de
regelen, krachtens het eerste lid gesteld.
Flora- en faunawet
Artikel 2
1. Eenieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en
planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.
2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat eenieder die weet of
redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen
voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen
achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel
alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd
teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen
worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Gemeentewet
Artikel 149a
Indien het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van een
voorschrift van een verordening, dat strekt tot handhaving van de openbare orde of
veiligheid of tot bescherming van het leven of de gezondheid van personen, vereist dat
de met het toezicht op de naleving of de opsporing belaste personen bevoegd zijn
binnen te treden in een woning zonder toestemming van de bewoner, kan de raad deze
bevoegdheid bij verordening verlenen.
Artikel 222
1. Ter zake van de in een bepaald gedeelte van de gemeente gelegen onroerende zaak
die gebaat is door voorzieningen die tot stand worden of zijn gebracht door of met
medewerking van het gemeentebestuur, kan van degenen die van die onroerende
zaak het genot hebben krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, een
baatbelasting worden geheven, waarbij de aan de voorzieningen verbonden lasten
geheel of gedeeltelijk worden omgeslagen. Indien de aan de voorzieningen
verbonden lasten ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of
worden voldaan, of met toepassing van artikel 6.17, eerste lid, van de Wet
ruimtelijke ordening zijn of behoren te worden voldaan, wordt de baatbelasting ter
zake van die onroerende zaak niet geheven.
2. Voordat met het treffen van voorzieningen wordt aangevangen, wordt door de raad
besloten in welke mate de aan die voorzieningen verbonden lasten door middel van
een baatbelasting zullen worden verhaald. Een besluit als bedoeld in de eerste
volzin bevat een aanduiding van het gebied waarbinnen de gebate onroerende zaak
is gelegen. Het besluit wordt bekend gemaakt overeenkomstig artikel 139.
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 41
3. Of een onroerende zaak is gebaat wordt beoordeeld naar de toestand
op een in de belastingverordening te bepalen tijdstip, dat is gelegen
uiterlijk een jaar nadat de voorzieningen geheel zijn voltooid.
4. Tot invoering van de belasting wordt besloten uiterlijk twee jaren nadat de
voorzieningen geheel zijn voltooid.
5. De belasting wordt ineens geheven, met dien verstande dat de belasting op verzoek
van de belastingplichtige in de vorm van een jaarlijkse belasting wordt geheven
gedurende ten hoogste dertig jaren, een en ander volgens in de verordening vast te
stellen regelen.
Natuurbeschermingswet 1998
Artikel 19d
1. Het is verboden zonder vergunning, of in strijd met aan die vergunning verbonden
voorschriften of beperkingen, van Gedeputeerde Staten of, ten aanzien van
projecten of andere handelingen als bedoeld in het vierde lid, van Onze Minister,
projecten of andere handelingen te realiseren respectievelijk te verrichten die gelet
op de instandhoudingsdoelstelling de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de
habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een
significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is
aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten
of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen
aantasten.
2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op het realiseren van
projecten of het verrichten van andere handelingen overeenkomstig een beheerplan
als bedoeld in de artikelen 19a of 19b.
3. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op bestaand gebruik
gedurende de periode, bedoeld in artikel 19c, eerste lid, behoudens indien dat
gebruik een project is dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer
van een Natura 2000-gebied maar dat afzonderlijk of in combinatie met andere
projecten of plannen significante gevolgen kan hebben voor het desbetreffende
Natura 2000-gebied.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen projecten of andere handelingen of
categorieën van gebieden worden aangewezen waarvoor een vergunning als
bedoeld in het eerste lid wordt verleend door Onze Minister.
5. De voordracht voor een krachtens het vierde lid vast te stellen algemene maatregel
van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide
kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Artikel 19l
1. Eenieder neemt voldoende zorg in acht voor de instandhouding van een gebied
aangewezen op grond van artikel 10 of een Natura 2000-gebied als bedoeld in
artikel 12.
2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of
redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten, gelet op de
instandhoudingsdoelstelling, voor zover het een Natura 2000-gebied betreft dan wel
gelet op de wezenlijke kenmerken van een gebied, aangewezen op grond van
artikel 10, eerste lid, nadelige gevolgen voor het gebied, bedoeld in het eerste lid,
kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijke handelingen achterwege te
laten, dan wel, indien dat achterwege laten redelijkerwijs niet kan worden gevergd,
alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd
teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen
worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 42
Wet bodembescherming
Artikel 13
Ieder die op of in de bodem handelingen verricht als bedoeld in de artikelen 6 tot en
met 11 en die weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen
de bodem kan worden verontreinigd of aangetast, is verplicht alle maatregelen te
nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging
of aantasting te voorkomen, dan wel indien die verontreiniging of aantasting zich
voordoet, de verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te
beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken. Indien de verontreiniging of
aantasting het gevolg is van een ongewoon voorval, worden de maatregelen onverwijld
genomen.
Artikel 27
1. Degene die op of in de bodem handelingen verricht als bedoeld in de artikelen 6 tot
en met 11 en daarbij kennis neemt van een verontreiniging of aantasting van de
bodem die door die handelingen wordt veroorzaakt, maakt zo spoedig mogelijk
melding van de verontreiniging of de aantasting bij Gedeputeerde Staten van de
provincie waar zij plaatsvindt, en geeft daarbij aan welke van de in artikel 13
bedoelde maatregelen hij voornemens is te treffen of reeds heeft getroffen.
2. In een geval als bedoeld in het eerste lid kunnen gedeputeerde staten aanwijzingen
geven met betrekking tot de te nemen maatregelen. Gedeputeerde staten kunnen
tevens een aanwijzing geven tot het laten beoordelen van de reinigbaarheid van de
verontreinigde grond op een bij die aanwijzing te bepalen wijze. Tenzij de geboden
spoed zich daartegen verzet, geven Gedeputeerde Staten geen aanwijzing tot het
afgraven van verontreinigde bodem, dan nadat zij kennis hebben genomen van het
resultaat van de beoordeling van de reinigbaarheid van die bodem.
3. Degene die bij de handelingen is betrokken, maakt terstond melding van de
verontreiniging of de aantasting bij degene die de handelingen verricht, dan wel bij
Gedeputeerde Staten van de provincie waar zij plaatsvindt.
4. Gedeputeerde staten stellen zo spoedig mogelijk burgemeester en wethouders van
de gemeente waar zich de verontreiniging of de aantasting voordoet, op de hoogte
van de meldingen die bij hen overeenkomstig het eerste of het derde lid zijn
gedaan.
Artikel 28
Degene die voornemens is de bodem te saneren dan wel handelingen te verrichten ten
gevolge waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst, doet
van dat voornemen melding bij Gedeputeerde Staten van de betrokken provincie.
2. Bij de melding, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens verstrekt:
a. de resultaten van onderzoek met betrekking tot de kwaliteit van de bodem
b. de resultaten van nader onderzoek, indien dat is uitgevoerd
c. het tijdstip waarop met de handelingen, bedoeld in het eerste lid, zal worden
aangevangen
d. indien verontreinigd grondwater zal worden onttrokken, de bestemming van dat
grondwater
e. indien verontreinigde bodem zal worden afgegraven, de bestemming van de
grond en of de verontreinigde grond zal worden gereinigd
f. indien de verontreinigde bodem geheel of gedeeltelijk niet zal worden gereinigd,
wordt tevens een beoordeling van de reinigbaarheid van de verontreinigde grond
overgelegd.
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 43
3. Een melding als bedoeld in het eerste lid kan achterwege blijven, indien
de betrokkene redelijkerwijs kan aannemen dat de sanering of de
handeling waarop zijn voornemen betrekking heeft geen geval van ernstige verontreiniging betreft en tevens vaststaat:
1° dat de betreffende hoeveelheid verontreinigde grond of verontreinigd grondwater
50 kubieke meter respectievelijk 1000 kubieke meter niet te boven gaat, of
2° dat uit de aard van de in het eerste lid bedoelde handelingen volgt dat de grond
slechts tijdelijk wordt verplaatst en na verplaatsing wordt teruggebracht.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in welke andere gevallen
dan die, genoemd in het derde lid, een melding als bedoeld in het eerste lid achterwege kan blijven, mits het niet gevallen van ernstige verontreiniging betreft.
5. Gedeputeerde Staten stellen, indien het niet hun voornemen betreft, burgemeester
en wethouders van de betrokken gemeente op de hoogte van een ingevolge het
eerste lid gedane melding. Tegelijkertijd doen zij daarvan kennisgeving in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen.
6. Dit artikel is niet van toepassing in gevallen als bedoeld in de artikelen 27, 30, eerste lid, en 43.
Artikel 30
1. Indien ten gevolge van een ongewoon voorval een geval van ernstige
verontreiniging ontstaat of de bodem ernstig is of dreigt te worden aangetast,
nemen Gedeputeerde Staten onverwijld de naar hun oordeel noodzakelijke
maatregelen teneinde de oorzaak van de verontreiniging of aantasting weg te
nemen en de verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te
beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.
2. Met betrekking tot degene die een handeling verricht, die naar het oordeel van
Gedeputeerde Staten de oorzaak of mede de oorzaak is van de verontreiniging of aantasting, kunnen de in het eerste lid bedoelde maatregelen inhouden:
a. een bevel die handeling te staken
b. een bevel die handeling te staken indien niet voldaan wordt aan door
gedeputeerde staten te stellen eisen.
3. Met betrekking tot degene op wiens grondgebied de oorzaak van de verontreiniging
of de aantasting zich bevindt, dan wel de verontreiniging, de aantasting of de
directe gevolgen zich voordoen, kunnen de in het eerste lid bedoelde maatregelen
een bevel inhouden daarbij aan te geven personen op zijn grondgebied toe te laten en in de gelegenheid te stellen, zo nodig met gebruik van hulpmiddelen:
a. ter plaatse een onderzoek in te stellen naar de oorzaak en de omvang van de
verontreiniging, de aantasting of de directe gevolgen
b. de oorzaak van de verontreiniging of de aantasting weg te nemen dan wel de
verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en
zoveel mogelijk ongedaan te maken.
4. Met betrekking tot degene op wiens grondgebied maatregelen moeten worden
getroffen om op een in de directe omgeving gelegen grondgebied van een ander de
verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te kunnen beperken
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 44
en zoveel mogelijk ongedaan te maken, kunnen de in het eerste lid
bedoelde maatregelen een bevel inhouden daarbij aan te geven
personen op zijn grondgebied toe te laten en in de gelegenheid te stellen de daarbij aan te geven maatregelen uit te voeren.
Wet milieubeheer
Artikel 1.1a
1. Eenieder neemt voldoende zorg voor het milieu in acht.
2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat eenieder die weet of
redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen
voor het milieu kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen
achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel
alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd
teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen
worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid laat onverlet de uit het burgerlijk recht
voortvloeiende aansprakelijkheid en de mogelijkheid van rechtspersonen als
bedoeld in artikel 1, boek 2, van het Burgerlijk Wetboek, om uit dien hoofde in
rechte op te treden.
Wet verontreiniging oppervlakwateren
Artikel 1 eerste lid
Het is verboden zonder vergunning met behulp van een werk afvalstoffen,
verontreinigende of schadelijke stoffen, in welke vorm ook, te brengen in
oppervlaktewateren.
Artikel 4 eerste lid uitvoeringsbesluit
Onverminderd de artikelen 3 en 3a is het verboden zonder vergunning afvalstoffen,
verontreinigende of schadelijke stoffen op andere wijze dan met behulp van een werk in
enig oppervlaktewater te brengen, onder meer:
a. door deze daarin te storten
b. door deze onder het wateroppervlak uit te pompen, weg te pompen of te doen of te
laten afvloeien
c. door deze te storten, neder te leggen, te laten liggen, of te doen of te laten
afvloeien op duinen, stranden, kwelders, slikken, kaden, bruggen, vlonders,
aanlegsteigers, dijken, oevers of in het winterbed van enig oppervlaktewater
d. bij het laden, lossen of overladen daarvan
e. bij het uit- of inwendig reinigen van enig voertuig, vaartuig of luchtvaartuig.
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 45
BIJLAGE 3 Doelgroep enquête
(vertegenwoordigers van ...)
DCMR/LIOGS
RIVM/CEV
Ministerie van BZK
Ministerie van V&W
Ministerie van VROM
Ministerie van LNV
Ministerie van VWS
Inspectie V&W
Inspectie VROM/BOT-mi
Inspectie VWA
Arbeidsinspectie
Inspectie OOV
Platform Milieuhandhaving Grote Gemeenten
Milieuregio's (gemeenten)
RWS Programma Incidentmanagement
WOCB
Waterrand
ProRail
VELIN
Vereniging van Waterbedrijven
Unie van Waterschappen
Netwerk OGS NVBR
GAGS
MMK
Vereniging voor Veiligheidskunde
Provinciale milieuverleners
Landelijk overleg van milieuhandhavers (LOM) en Vereniging van
Milieuprofessionals (VVM)
Vereniging VACO
Federatie NRK
VNCW
VCNI
NVRD
VNPI
CBRB
VOTOB
WAVIN
Kennisnet PA/Milieu
IPO-Milieu
Waterdienst
TMS/KLPD
Vakgroepdecanen GHOR- en Brandweeracademie en Academie voor
Crisisbeheersing
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 46
BIJLAGE 4 Resultaten internetenquête
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 47
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 48
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 49
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 50
Milieubescherming bij incidenten 1 Het grijze gebied van milieuregelgeving
INSTITUUT FYSIEKE VEILIGHEID 51