VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5...

201
DIENST ENQUÊTES, LEEFSTIJL EN CHRONISCHE ZIEKTEN VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015

Transcript of VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5...

Page 1: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

DIENST ENQUÊTES, LEEFSTIJL EN CHRONISCHE ZIEKTEN

VOEDSELCONSUMPTIEPEILING

2014-2015

Page 2: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

Voedselconsumptiepeiling 2014-2015

Page 3: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

De opdrachtgevers voor de Voedselconsumptiepeiling 2014-2015:

De minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid (Federale overheid)

De Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu

Het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid

Dit project werd financieel ondersteund door:

ContactKarin De RidderTel: 02 642 57 52E-mail: [email protected]

Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid

Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

J. Wytsmanstraat 14

B-1050 Brussel

Depotnummer: D/2016/2505/50

Intern referentienummer PHS Report 2016-43

Page 4: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

Auteurs:

Karin De Ridder, Sarah Bel, Loes Brocatus, Thérésa Lebacq, Cloë Ost, Eveline Teppers

Onderzoeksteam WIV-ISP (in alfabetische volgorde):

Sarah Bel, Loes Brocatus, Koenraad Cuypers, Karin De Ridder, Thérésa Lebacq, Cloë Ost, Charlotte Stiévenart, Jean Tafforeau, Eveline Teppers, Sofie Van den Abeele

Administratieve ondersteuning:

Ledia Jani, Tadek Krzywania

Gelieve bij het verwijzen naar deze samenvatting de volgende referentie te gebruiken:

De Ridder K, Bel S, Brocatus L, Lebacq T, Ost C & Teppers E. Samenvatting van de resultaten. In: Tafforeau J. (ed.) Voedselconsumptiepeiling 2014-2015. WIV-ISP, Brussel, 2016.

Page 5: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

5

Dankwoord

Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar:

Sarah Bel, Loes Brocatus, Charlotte Stiévenart en Sofie Van den Abeele voor de voorbereiding en de organisatie van het veldwerk, alsook hun ondersteuning bij het databeheer.

Ledia Jani voor de administratieve ondersteuning van deze enquête, alsook haar werk voor de lay-out van de rapporten en deze samenvatting.

Sarah Bel, Koenraad Cuypers, Karin De Ridder, Thérésa Lebacq, Cloë Ost en Eveline Teppers voor het databeheer en de dataverwerking.

Koenraad Cuypers en Karin De Ridder voor de projectcoördinatie.

Jean Tafforeau voor zijn hulp bij de opvolging van het project, het editen en de vertaling van de rapporten.

Naast de auteurs en de andere leden van het onderzoeksteam gaat onze dank ook uit naar:

De deelnemers en de diëtisten-enquêteurs voor hun deelname aan deze studie.

Stefanie Vandevijvere voor de onderhandelingen met de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.

Stefaan Demarest en Johan Van der Heyden, van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV-ISP), Brussel, voor alle input tijdens de voorbereiding en de analyse van de data.

Sabine Drieskens van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV-ISP), Brussel, voor haar hulp met Blaise en de SAS macro’s.

Inge Huybrechts, Geneviève Nicolas en Corinne Casagrande, van het International Agency for Research on Cancer (IARC), Lyon, Frankrijk, voor de ondersteuning in het gebruik en de aanpassingen van GloboDiet® aan de Belgische context.

Mieke De Mayer en Mia Bellemans van de vakgroep Maatschappelijke Gezondheidskunde aan de Universiteit Gent, voor hun hulp bij het aanpassen van GloboDiet® aan de Belgische context, het ontwer-pen van het fotoboek en de ondersteuning bij de opleiding van de enquêteurs.

Carine Seeuws, van de NUBEL v.z.w., Brussel, voor het ter beschikking stellen van de voedingsmiddelen databank NUBEL.

Page 6: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

6

Maryse Niekerk, Zohreh Etemad en hun collega’s, van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Bilthoven, Nederland, voor hun adviezen in verband met het gebruik van GloboDiet®, de cleaning en de linking van de database met de voedingsmiddelendatabanken.

Marga Ocké, Arnold Dekkers en hun collega’s, van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Bilthoven, Nederland, voor hun adviezen tijdens de voorbereidingsfase en voor het ter beschik-king stellen van SPADE® voor de analyse van de voedselconsumptie gegevens.

De leden van de wetenschappelijke adviesraad: Laurence Doughan, Katrien De Pauw, Christine Vinkx, Carl Berthot, Isabelle Laquire, Xavier Van Huffel, Valérie Vromman, Guy Debacker, Ilse Debourdeaudhuij, Greet Cardon, Peter Clarys, Christophe Matthys, Eline Rademakers, Pierre Du Ville, Philippe Mortier, Benoit Horion, Jean Pottier en Philippe Donnen.

Page 7: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

7

INH

OU

DST

AFE

L

INHOUDSTAFEL

Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10

Methodologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10

I. Voedingsgewoonten, antropometrie en voedingsbeleid . . . . . . 18

1. Maaltijdpatroon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18

2. Bereidings- en consumptietijd van maaltijden . . . . . . . . . . . . . 22

3. Plaats van de maaltijdconsumptie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26

4. Familiemaaltijden en betrokkenheid bereiding . . . . . . . . . . . . 28

5. Voeding en familiale leefomgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31

6. Exclusieve borstvoeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35

7. Antropometrie (BMI, buikomtrek en buikomtrek/lengte verhouding) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37

8. Houding van de Belg tegenover zijn gewicht . . . . . . . . . . . . . . 42

9. Eetstoornissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46

10. Specifieke diëten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48

11. Biologische voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50

12. Gebruik van (gejodeerd) zout . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52

13. Publieke opinie over voedingsbeleid en GGO’s . . . . . . . . . . . . . 55

14. Conclusie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57

II. Voedselveiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60

1. Kennis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61

2. Houding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61

3. Gedrag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64

4. Conclusie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67

III. Lichaamsbeweging en sedentair gedrag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68

1. Lichaamsbeweging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69

1.1. Totale hoeveelheid lichamelijke activiteit . . . . . . . . . . . . . 70

1.2. Specifieke domeinen van lichamelijke activiteit . . . . . . . 75

1.3. Lichaamsbeweging en lichaamsgewicht . . . . . . . . . . . . . . 82

Page 8: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

8

INH

OU

DST

AFE

L

2. Sedentair gedrag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83

2.1. Totale hoeveelheid sedentair gedrag . . . . . . . . . . . . . . . . . 83

2.2. Specifieke domeinen van het sedentair gedrag . . . . . . . 86

2.3. Sedentair gedrag en lichaamsgewicht . . . . . . . . . . . . . . . . 93

3. Conclusie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94

IV. De consumptie van voedingsmiddelen en de inname van voedingsstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96

1. Voedingsaanbevelingen gebaseerd op voedingsmiddelen . 96

Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96

1.1. Water . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97

1.2. Aardappelen en graanproducten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100

1.3. Brood en vervangproducten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100

1.4. Aardappelen en vervangproducten. . . . . . . . . . . . . . . . . . 102

1.5. Groenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104

1.6. Fruit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106

1.7. Melkproducten en calciumverrijkte sojaproducten . . . 108

1.8. Vlees, vis, eieren en vervangproducten . . . . . . . . . . . . . . 111

1.9. Smeer- en bereidingsvet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115

1.10. De restgroep. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117

1.11. Samenvattende tabel en figuren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122

1.12. Discussie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128

1.13. Conclusie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131

2. Energie en macronutriënten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133

Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133

2.1. De energie-inname . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134

2.2. Koolhydraten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136

2.3. Vetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140

2.4. Eiwitten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144

2.5. Discussie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146

Page 9: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

9

INH

OU

DST

AFE

L

2.6. Conclusie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147

2.7. Samenvattende tabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149

3. Verrijkte voeding en voedingssupplementen . . . . . . . . . . . . . 150

Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150

3.1. Verrijkte voeding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150

3.2. Voedingssupplementen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152

3.3. Discussie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159

3.4. Conclusie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160

4. Micronutriënten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161

Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161

4.1. Vitaminen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161

4.1.1. Vitamine B1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161

4.1.2. Vitamine B2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164

4.1.3. Vitamine B6 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167

4.1.4. Foliumzuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170

4.1.5. Vitamine B12 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173

4.1.6. Vitamine C . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176

4.1.7. Vitamine D . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179

4.2. Mineralen en sporenelementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182

4.2.1. Calcium . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182

4.2.2. Natrium . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185

4.2.3. Jodium. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188

4.2.4. IJzer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191

4.3. Discussie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194

4.4. Conclusie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 196

4.5. Samenvattende tabellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198

Page 10: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

10

INLE

IDIN

G

INLEIDING

Voeding en eetgewoonten zijn van groot belang voor de volksgezondheid. Ze zijn namelijk belangrijke factoren voor de ontwikkeling van niet-over-draagbare aandoeningen, zoals diabetes, hart- en vaatziekten en kanker. Om een voedingsbeleid te kunnen opstellen aangepast aan de behoeften van de Belgische bevolking is het dus noodzakelijk om een correct en recent beeld te hebben van de voedingsconsumptie en eetgewoonten in België.

De laatste Voedselconsumptiepeiling uitgevoerd in België dateert van 2004. Aangezien eetgewoonten evolueren doorheen de jaren, was het nodig om deze gegevens te actualiseren. Daarom werd er op initiatief van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een tweede Voedselconsumptiepeiling opgestart in 2014. Deze studie werd georganiseerd, gecofinancierd en uitgevoerd door het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV-ISP).

De Voedselconsumptiepeiling 2014-2015 heeft als algemene doelstelling om de voedingsconsumptie, de eetgewoonten en de lichaamsbeweging van de Belgische bevolking tussen de 3 en 64 jaar te beschrijven. Dit onderzoek heeft als voordeel dat, voor het eerst in België, er gegevens zijn verzameld bij kinderen (3-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar). Deze gegevens zijn cruciaal voor het uitwerken van preventieve maatregelen aangepast aan deze kwets-bare leeftijdsgroepen.

METHODOLOGIE

De richtlijnen van de “EU Menu methodology”1 werden gehanteerd om op Europees niveau meer vergelijkbare en kwalitatief goede gegevens te bekomen.

Steekproef

De Voedselconsumptiepeiling 2014-2015 includeerde iedereen met een leeftijd tussen de 3 en 64 jaar en woonachtig te België ongeacht hun natio-naliteit. De respondenten werden willekeurig geselecteerd uit alle perso-nen die zijn opgenomen in het Rijksregister. Personen die in een instelling verbleven (zoals een gevangenis, een verzorgingstehuis of een religieuze gemeenschap), werden uitgesloten vanwege een verminderde vrijheid in voedselkeuze. Mensen die onvoldoende Frans of Nederlands spraken, werden eveneens uitgesloten.

1 European Food Safety Agency. Guidance on the EU Menu methodology. EFSA Journal 2014 ;12(12):3944

Page 11: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

11

MET

HO

DO

LOG

IE

Het oorspronkelijke doel was om 3200 personen te interviewen. De steek-proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten. Voor kinderen (3-9 jaar) was er een steekproefgrootte voorzien van 1000 deelnemers (250 deelnemers per groep). Voor de adolescenten (10-17 jaar) was eveneens een steekproef-grootte van 1000 deelnemers voorzien (500 per groep), terwijl er voor de volwassenen een steekproefgrootte van 1200 deelnemers voorzien werd (300 per groep). De steekproef werd gemaakt op basis van een provinciale stratificatie om zodoende een uitgebalanceerde geografische spreiding te garanderen. Om dit te bereiken, werd er eerst een opdeling gemaakt van het aantal geïnterviewden in functie van de populatiegrootte van de drie Belgische gewesten (Vlaamse Gewest, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Waalse Gewest). Het aantal personen geselecteerd uit elke provincie was afhankelijk van de populatiegrootte van de provincie. De selectie van steden of gemeenten in elke provincie werd uitgevoerd met het oog op het selecteren van zowel de grote steden als de kleinere gemeenten. De geografische spreiding van de geselecteerde gemeenten word weergeven in Figuur 1. Binnen elke stad of gemeente werd willekeurig een groep van 50 mensen (opgenomen in het Rijksregister) gekozen; elke groep van 50 perso-nen bestond uit personen komende uit verschillende strata van geslacht en leeftijd. De finale steekproef bestond uit 64 groepen van 50 personen, verdeeld over de elf provincies (inclusief Brussels Hoofdstedelijk Gewest).

Page 12: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

12

MET

HO

DO

LOG

IE

Figuur 1 | Geselecteerde gemeenten in de Voedselconsumptiepeiling 2014-2015, België

Deelname aan de Voedselconsumptiepeiling 2014-2015 was niet verplicht. Om die reden heeft slechts 37% van de gecontacteerden deelname aan het onderzoek geaccepteerd. Om de personen die weigeren deel te nemen aan het onderzoek te vervangen, werden er tijdens de steekproefname drie reserve-individuen aangeduid voor elke geselecteerde persoon. Op die manier werden er clusters van vier personen gevormd. De reserve-per-sonen werden gekozen op basis van gemeenschappelijk kenmerken met de geselecteerde persoon (gemeente, geslacht en leeftijd). Wanneer een persoon weigerde deel te nemen of niet kon worden bereikt, werd hij/zij vervangen door de volgende persoon in de cluster.

Veldwerk en vragenlijsten

In totaal werden 3461 personen thuis ondervraagd. Het veldwerk begon op 1 februari 2014 en eindigde op 21 mei 2015. De gebruikte vragenlijsten in de Voedselconsumptiepeiling 2014-2015 kunnen ingedeeld worden in zeven delen. De vragen werden aan de respondent (of proxy) gesteld tijdens twee interviews die uitgevoerd werden door enquêteurs die een specifieke oplei-ding gevolgd hadden.

Page 13: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

13

MET

HO

DO

LOG

IE

• Het eerste deel betreft de sociodemografische gegevens, levensstijl en eetgewoonten van de deelnemer. De sociodemografische gegevens omvatten de leeftijd van de deelnemer, zijn geslacht, zijn opleidingsni-veau, zijn huidige tewerkstelling en de samenstelling van zijn huishou-den. Er werd ook informatie over de levensstijl (bijvoorbeeld rookge-drag) en de eetgewoonten verzameld zoals de duur van de bereiding en consumptie van maaltijden, de maaltijdfrequentie in familieverband, het gebruik van (gejodeerd) zout of de consumptie van biologische pro-ducten. Deze gegevens werden verzameld door middel van een face-to-face interview met ondersteuning van een computer (Computer Assisted Personal Interviewing, CAPI).

• De voedselconsumptiegegevens werden verzameld aan de hand van twee 24-uurvoedingsnavragen met behulp van de GloboDiet® soft-ware. Tijdens een 24-uursvoedingsnavraag wordt bevraagd wat en hoe-veel men gegeten en gedronken heeft gedurende de laatste 24 uur voor het interview. Om de “gebruikelijke voedingsinname” (de gemiddelde voedingsinname over een langere periode) van de Belgische bevolking te bepalen met behulp van een statistische model zijn minstens twee 24-uursvoedingsnavragen op niet-opeenvolgende dagen nodig. Deze dienen willekeurig gespreid over alle dagen van de week en over alle seizoenen afgenomen worden. Het GloboDiet® programma werd aan-gepast aan Belgische normen. Hoewel GloboDiet® op een gestandaar-diseerde wijze gegevens verzameld, zijn interviewers nodig met een uitgebreide nutritionele kennis. Daarom werden enkel diëtisten gere-kruteerd die vervolgens een specifieke opleiding kregen.

• Hiernaast werd de gebruikelijke consumptiefrequentie van 79 specifieke voedingsmiddelen tijdens de laatste 12 maanden bij alle deelnemers bevraagd aan de hand van een voedselfrequentievragenlijst (“Food Frequency Questionnaire”, FFQ). De belangrijkste doelstelling van de FFQ was om de nooit-gebruikers van bepaalde voedingsmiddelen te identificeren en zodoende een betere schatting van de gebruikelijke inname te kunnen berekenen. Deze gegevens werden verzameld aan de hand van een zelf-rapportage schriftelijke vragenlijst.

• Het vierde deel gaat over de gezondheid van de deelnemers. Deze gegevens werden verzameld aan de hand van een schriftelijke vra-genlijst die deelnemers op vertrouwelijke wijze konden invullen. Deze vragenlijst behandelt onderwerpen zoals de subjectieve gezondheid, gedrag in verband met gewichtscontrole, eetstoornissen, puberale ont-wikkeling (voor adolescenten) en de aanwezigheid van voedingsgerela-teerde aandoeningen (zoals diabetes).

• De fysieke activiteit en sedentair gedrag van de deelnemers werden onderzocht door middel van zelf-rapportage vragenlijsten. Deze vragen werden gesteld tijdens het mondelinge interview met ondersteuning

Page 14: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

14

MET

HO

DO

LOG

IE

van de computer (CAPI). Afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer werden verschillende vragenlijsten gebruikt: IPAQ voor de volwassenen, FPAQ voor de adolescenten en ToyBox voor de kinderen. Aanvullend werden kinderen en adolescenten gevraagd om gedurende 7 opeen-volgende dagen een accelerometer te dragen en een logboek bij te houden om de activiteiten te noteren wanneer de accelerometer niet gedragen werd. Deze toestellen geven een objectieve meting van de fysieke activiteit.

• Gegevens betreffende de attitudes, gedrag en kennis inzake voedsel-veiligheid werden ook verzameld. Deze vragen werden tijdens een face-to-face interview met ondersteuning van de computer (CAPI) gesteld aan het lid van het huishouden die gewoonlijk betrokken is bij de bereiding van de maaltijden.

• Ten slotte werden antropometrische metingen genomen: het gewicht, de lengte en de buikomtrek van de deelnemer weren gemeten door de enquêteur volgens gestandaardiseerde procedures.

Analyse en interpretatie resultaten

De analyse van de verzamelde gegevens en de berekening van de indica-toren werden voor elke module afzonderlijk uitgevoerd, met andere woorden volgens verschillende onderzoeksthema’s (bijvoorbeeld de plaats van de maaltijdconsumptie, de consumptie van biologische producten of de lichaamsbeweging). De resultaten werden gecorrigeerd om represen-tatief te zijn voor de doelpopulatie, dit is de populatie van 3 tot 64 jaar in België (weging). Voor elke module werden de resultaten gepresenteerd voor de volledige Belgische bevolking. Vervolgens werden ze geanalyseerd en vergeleken volgens geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, de Body Mass Index, de verblijfplaats en, indien mogelijk, het jaar van het onderzoek. Mogelijke verschillen tussen de verschillende subgroepen werden statistisch getest na correctie van de gegevens volgens leeftijd en geslacht (standaardisatie).

Voor de berekening van de gebruikelijke consumptie van voedings-middelen en de gebruikelijke inname van voedingsstoffen werden de voedselconsumptiegegevens gekoppeld met voedingsmiddelenta-bellen (Nubel en NEVO dienden als basis). Naast de GloboDiet® classifica-tie van de voedingsmiddelen die gebruikt werd voor de analyses van dit rapport, werden de voedingsmiddelen ook bijkomend gestandardiseerd gecodeerd volgens de FoodEx2 classificatie2. Het doel van deze systematiek is om op Europees niveau geharmoniseerde rapporten te produceren over

2 European Food Safety Authority. The food classification and description system FoodEx2 (revision 2). 2015. Report No.: EFSA supporting publication 2015: EN-804

Page 15: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

15

MET

HO

DO

LOG

IE

voedselconsumptiegegevens en de aanwezigheid van contaminanten in voedingsmiddelen.

Om op basis van twee 24-uursvoedingsnavragen een gebruikelijke consumptie (de consumptie gedurende een langere periode) te kunnen berekenen en evalueren zijn er gespecialiseerde statistische modeleer-technieken nodig. In het kader van de Belgische voedselconsumptiepei-ling 2014-2015 werd ervoor gekozen te werken met de SPADE software (Statistical Program to Assess Dietary Exposure), versie 3.1, ontwikkeld door het RIVM3. SPADE laat toe om de gebruikelijke consumptie van voedings-stoffen en voedingsmiddelen onmiddellijk te vergelijken met de aanbevolen hoeveelheden opgesteld door de bevoegde instanties. Voor de voedings-middelen zijn de voedingsaanbevelingen waarmee de resultaten werden vergeleken deze van het VIGeZ (Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie). Voor de energie, de micro- en de macronutriënten werden de nutritionele aanbevelingen gebruikt die werden opgesteld door de Hoge Gezondheidsraad4.

Wat betreft de voedingsstoffen bestaan er verschillende soorten nutritionele referentiewaarden, dit is vooral belangrijk voor de correcte interpretatie van de verkregen resultaten. De gebruikte soort nutritionele referentiewaarde hangt af van de desbetreffende voedingsstof en de conclusies in de litera-tuur omtrent dit onderwerp. In Europa werd de gebruikte terminologie geharmoniseerd en deze wordt eveneens door EFSA gehanteerd5.

• Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH of “population reference intake (PRI)”) geeft de hoeveelheid voedingsstof aan die voldoende is om aan de behoefte van de meerderheid van de bevolking te voldoen en dit in functie van de leeftijd en het geslacht. De ADH bevindt zich twee standaard deviaties boven de gemiddelde behoefte en dekt dus op deze manier de behoefte van 97,5% van de populatie (Figuur 2 en 3).

• Gemiddelde behoefte (GB of “average requirement (AR)”) geeft de hoe-veelheid voedingsstof aan die voldoende is om aan de behoefte van de helft van de bevolking te voldoen (op basis van een normale verdeling van de behoefte) (Figuur 2 en 3).

• Laagste opnamedrempel (of “lower threshold intake”) is het niveau van de voedingsstof inname onder dewelke, volgens de actuele kennis, de

3 Dekkers AL, Verkaik-Kloosterman J, van Rossum CT, Ocke MC. SPADE, a new statis-tical program to estimate habitual dietary intake from multiple food sources and dietary supplements. J Nutr 2014 Dec;144(12):2083-91

4 Hoge Gezondheidsraad. Voedingsaanbevelingen voor België - 2016. Brussel: HGR; 2016. Report No.: Advies nr. 9285

5 EFSA. Scientific Opinion on principles for deriving and applying Dietary Reference Values. EFSA Journal 2010 2010;8(3):-1458

Page 16: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

16

MET

HO

DO

LOG

IE

meerderheid van de individuen niet langer in staat is om de “integriteit” van het metabolisme te bewaren (Figuur 2 en 3).

• Adequate inname (AI of “adequate intake (AI)”) wordt gebruikt wanneer er onvoldoende bewijs is voor het bepalen van de referentiewaarden in de populatie, het is de gemiddelde hoeveelheid voedingsstof die door één of meerdere groepen individuen die zich in goede gezondheid bevinden wordt geconsumeerd. Deze hoeveelheid dekt de noden van nagenoeg de hele populatie en ligt over het algemeen hoger dan de ADH, wanneer deze laatste kon worden geïdentificeerd. Een zeker mate van onzekerheid is gelinkt met de AI: een inname onder de AI kan niet worden geïnterpreteerd als een inadequate inname. Wanneer de medi-ane inname van de studiepopulatie zich boven de AI bevindt, kan wel worden geconcludeerd dat er een lage prevalentie is van inadequate inname in de populatie.

• Referentie-intervallen voor de inname van macronutriënten (of “refe-rence intake ranges for macronutrients”) geeft een indicatie voor de nodige inname van macronutriënten die nodig is om in goede gezond-heid te verkeren en die gelinkt zijn met een beperkt risico op chronische aandoeningen. Deze aanbevelingen worden uitgedrukt in percentages van de aangevoerde energie (en%).

• Aanvaardbare bovengrens van inname (of “upper limit”) is de maximale hoeveelheid voedingsstof die op dagelijkse basis mag worden gecon-sumeerd, zonder dat het een negatief effect heeft op de gezondheid (Figuur 3).

Voor de vergelijking van de resultaten van de voedselconsumptie in 2004 en 2014, werden de individuen tussen 15 en 64 jaar bestudeerd (dit is de overeenkomstige leeftijdsgroep van beide onderzoeken). Voor de resulta-ten van 2004 werden de berekeningen opnieuw uitgevoerd met SPADE (in 2004 werd C-Side gebruikt) en getoetst aan de bestaande aanbevelingen van anno 2016, om een vergelijkbaarheid te kunnen verzekeren.

Page 17: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

17

MET

HO

DO

LOG

IE

Figuur 2 | Definitie van de nutritionele referentiewaarden, op basis van een nutritionele behoefte die een normale verdeling volgt, in de populatie

Bron: EFSA, 20106.

Figuur 3 | Relatie tussen de individuele consumptie van voedingsstoffen en het risico gerelateerd aan een een onvoldoende of te hoge inname van de voedingsstof

Bron: EFSA, 20107.

6 EFSA. Scientific Opinion on principles for deriving and applying Dietary Reference Values. EFSA Journal 2010 2010;8(3):-1458

7 EFSA. Scientific Opinion on principles for deriving and applying Dietary Reference Values. EFSA Journal 2010 2010;8(3):-1458

Page 18: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

18

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

I. VOEDINGSGEWOONTEN, ANTROPOMETRIE EN VOEDINGSBELEID

1. MAALTIJDPATROON

• Bijna vier op de vijf Belgen hebben de gewoonte om regelmatig (min-stens vijf dagen per week) te ontbijten.

• Kinderen (3-9 jaar) en oudere volwassenen (51-64 jaar) ontbijten het meest regelmatig. Adolescenten (10-17 jaar) en jongvolwassenen (18-34 jaar) het minst.

• Drie vierde van de bevolking heeft een regelmatig eetpatroon.

• Het tienuurtje en het vieruurtje zijn de tussendoortjes die het meest regelmatig genomen worden.

• Meer dan twee derde van de bevolking geeft aan zijn maaltijden op vaste tijdstippen te nemen.

Regelmaat in de voeding is belangrijk. Algemeen wordt aanbevolen om drie hoofdmaaltijden en twee tot maximaal drie gezonde tussendoortjes per dag te nemen. Daarom werd in de VCP 2014-15 de Belg (3-64 jaar) gevraagd naar zijn maaltijdpatroon en de regelmaat hiervan.

Ontbijt

In België heeft 78% de gezonde gewoonte om regelmatig (dit wil zeggen minstens vijf dagen per week) te ontbijten. (Figuur 4) vrouwen (82%) ontbij-ten regelmatiger dan mannen (74%). Het percentage “regelmatige”ontbijters ligt het hoogst bij kinderen (3-9 jaar) (90%) neemt sterk af in de leeftijds-groepen 14-17 jaar (67%) en 18-34 jaar (69%) en neemt daarna terug toe om 83% te bereiken in de oudste leeftijdsgroep (51-64 jaar). Het percentage “regelmatige” ontbijters stijgt met het opleidingsniveau. In Wallonië wordt minder vaak (73%) regelmatig ontbeten dan in Vlaanderen (81%). Mensen met een normaal gewicht8 (81%) ontbijten regelmatiger dan mensen met overgewicht (75%). Het percentage 15 tot 64-jarigen dat in 2014 aangeeft regelmatig te ontbijten is ten opzichte van 2004 onveranderd gebleven.

8 Categorisatie (ondergewicht, normaal, overgewicht, obesitas) voor kinderen (3-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de IOTF (volgens leeftijd en geslacht) en voor volwassenen (18-64 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de WHO.

Page 19: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

19

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Figuur 4 | Percentage van de bevolking (3-64 jaar) dat minstens vijf dagen per week een ontbijt neemt, volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Middagmaal-avondmaal

Zowel het middagmaal (87%) als het avondmaal (94%) wordt bijna door elke Belg dagelijks gegeten.

Regelmaat van het eetpatroon

In België heeft 74% van de bevolking een regelmatig eetpatroon, dit wil zeggen dat zij minstens vijf dagen per week zowel een ontbijt, middagmaal als avondmaal nemen. Dit percentage ligt hoger bij vrouwen (78%) dan bij mannen (69%). Het percentage met een regelmatig eetpatroon ligt het hoogst bij de jongste leeftijdsgroepen (3-13 jaar) (hoger dan 80%), maar neemt af bij de jongvolwassen leeftijdsgroepen (14-34 jaar) (65%). Daarna neemt het percentage terug toe in de oudere leeftijdsgroepen van 35-64 jaar (hoger dan 70%). Het percentage van de bevolking dat een regelmatig eetpatroon heeft neemt toe met het opleidingsniveau.

De bevolking in Vlaanderen (78%) heeft een regelmatiger eetpatroon dan in Wallonië (68%). Mensen met overgewicht (68%) hebben een minder regel-matig eetpatroon dan mensen met een normaal gewicht (78%). Het percen-tage 15 tot 64-jarigen dat in 2014 een regelmatig eetpatroon heeft is ten opzichte van 2004 onveranderd gebleven.

Page 20: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

20

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Tienuurtje

Bijna twee op de vijf Belgen eten regelmatig (dit wil zeggen minstens vijf dagen per week) een tienuurtje. Eén op de vier Belgen geeft aan nooit een tienuurtje te nemen. Vrouwen (43%) eten regelmatiger een tienuurtje dan mannen (34%). Kinderen (3-9 jaar) (hoger dan 80%) nemen het meest regel-matig een tienuurtje. Dit percentage neemt af bij de adolescenten (10-17 jaar) en is het laagst bij de jongvolwassenen (18-34 jaar) (27%). Het percen-tage neemt weer iets toe bij de oudere volwassenen (35-64 jaar) (hoger dan 29%). Personen met obesitas (27%) eten minder regelmatig een tienuur-tje dan personen met een normaal gewicht (45%).

Vieruurtje

Meer dan twee op de vijf Belgen nemen regelmatig een vieruurtje. Bijna één op de vijf Belgen geeft aan nooit een vieruurtje te eten. Vrouwen (48%) nemen regelmatiger een vieruurtje dan mannen (37%). De jongste kinderen (3-5 jaar) nemen het meest regelmatig een vieruurtje en de oudste leeftijds-groep (51-64 jaar) het minst (Figuur 5).

Figuur 5 | Percentage van de bevolking (3-64 jaar) dat minstens vijf dagen per week een tussendoortje rond vier uur neemt, volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Page 21: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

21

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Tussendoortje ‘s avonds

In België geeft 30% aan regelmatig een tussendoortje ‘s avonds te nemen. Meer dan één op vijf Belgen geeft aan nooit een laatavondsnack te eten. Jonge kinderen (3-5 jaar) (21%) nemen het minst vaak een tussendoortje ’s avonds en de oudere volwassenen (51-64 jaar) (34%) het vaakst.

De lageropgeleiden (38%) eten vaker een tussendoortje ‘s avonds dan de hogeropgeleiden (22%-26%). In Vlaanderen (35%) wordt vaker een laatavondsnack gegeten dan in Wallonië (26%).

Tabel 1 | Verdeling van de bevolking (3-64 jaar) volgens de consumptiefre-quentie van een tussendoortje rond tien uur, vier uur en ‘s avonds, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

NooitMinder

dan 1 dag per week

1 dag per

week

2-4 dagen

per week

5-6 dagen

per week

1 maal per dag

Tienuurtje 27% 7% 5% 22% 16% 23%

Vieruurtje 19% 8% 7% 24% 14% 29%

Tussendoortje ‘s avonds 24% 10% 9% 27% 9% 21%

Maaltijden op vaste tijdstippen

In België geeft 69% van de bevolking (10-64 jaar) aan zijn maaltijden op vaste tijdstippen te nemen: vrouwen (73%) vaker dan mannen (66%). Jonge adolescenten (10-13 jaar) (76%) nemen het vaakst hun maaltijden op vaste tijdstippen. Dit percentage neemt af bij de oudere adolescenten (14-17 jaar) (65%) en jongvolwassenen (18-34 jaar) (62%) en neemt daarna weer toe om 75% te bereiken in de oudste leeftijdsgroep (51-64 jaar). Mensen met een diploma hoger onderwijs van het lange type (75%) nemen vaker maaltij-den op vaste tijdstippen dan personen met een lager opleidingsniveau (67%-68%).

Page 22: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

22

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

2. BEREIDINGS- EN CONSUMPTIETIJD VAN MAALTIJDEN

• De Belg spendeert gemiddeld 7 minuten aan de bereiding van het ontbijt, 15 minuten aan de bereiding van het middagmaal en 33 minu-ten aan de bereiding van het avondmaal.

• Vrouwen en oudere volwassenen besteden meer tijd aan de bereiding van de hoofdmaaltijden.

• De Belg (3-64 jaar) besteedt gemiddeld 14 minuten aan de consump-tie van het ontbijt, 21 minuten aan de consumptie van het middag-maal en 26 minuten aan de consumptie van het avondmaal.

• Kinderen (vooral de jongste) spenderen het meeste tijd aan de con-sumptie van het ontbijt en het middagmaal, adolescenten spenderen er het minste tijd aan.

Studies suggereren dat een langere bereidingstijd van een maaltijd geasso-cieerd is met een betere voedingskwaliteit en, bij vrouwen, ook een lagere Body Mass Index (BMI)9. Een langere bereidingstijd zou namelijk samenhan-gen met het gebruik van meer onbewerkte voedingsmiddelen en minder bewerkte voedingsmiddelen. Deze laatste zijn vaak rijk aan calorieën, vet en zout. Studies tonen ook aan dat een langere consumptietijd geassocieerd wordt met een lagere energie-inname en BMI. Vandaar dat in de VCP 2014-15 zowel de bereidingstijd (18-64 jaar) als de consumptieduur (3-64 jaar) van de drie hoofdmaaltijden werd bestudeerd.

Ontbijt

In België in 2014, bedraagt de bereidingstijd van het ontbijt gemiddeld 7 minuten. Vrouwen spenderen er meer tijd aan (8 minuten) dan mannen (6 minuten). Jongvolwassen (18-34 jaar) besteden er minder tijd aan (6 minuten) dan volwassenen van 35-50 jaar (7 minuten) en 51-64 jaar (8 minuten). De hogeropgeleiden trekken minder tijd (6 minuten) uit voor het bereiden van het ontbijt dan de lageropgeleiden (7-8 minuten).

De gemiddelde consumptietijd van het ontbijt bedraagt in 2014 in België 14 minuten. Vrouwen besteden er iets meer tijd (14 minuten) aan dan mannen

9 Categorisatie (ondergewicht, normaal, overgewicht, obesitas) voor kinderen (3-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de IOTF (volgens leeftijd en geslacht) en voor volwassenen (18-64 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de WHO.

Page 23: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

23

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

(13 minuten). De leeftijdsverdeling vertoont een U-curve: kinderen (3-9 jaar) spenderen het meeste tijd (15-16 minuten) aan het ontbijt, daarna neemt de gemiddelde consumptietijd van het ontbijt af bij de adolescenten van 10-17 jaar (12-13 minuten) en neemt de gemiddelde consumptietijd terug toe bij de volwassenen van 18-64 jaar (13-15 minuten).

Figuur 6 | Gemiddelde consumptietijd van het ontbijt bij de bevolking (3-64 jaar), volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Middagmaal

In België in 2014, bedraagt de gemiddelde bereidingstijd voor het middag-maal 15 minuten. Vrouwen spenderen er meer tijd aan (17 minuten) dan mannen (14 minuten). De volwassenen van 18-50 jaar besteden er minder tijd aan (12-14 minuten) dan de volwassenen van 51-64 jaar (21 minuten). De hogeropgeleiden spenderen er minder tijd aan (12 minuten) dan lageropge-leiden (16-17 minuten).

De Belg besteedt in 2014 gemiddeld 21 minuten aan de consumptie van het middagmaal. De jongste kinderen (3-5 jaar) spenderen het meest tijd (22 minuten) aan de consumptie van het middagmaal. Jonge adolescenten (10-13 jaar) besteden er gemiddeld het minste tijd (20 minuten) aan.

Avondmaal

In België in 2014, bedraagt de gemiddelde bereidingstijd voor het avond-maal 33 minuten. Vrouwen (35 minuten) spenderen er meer tijd aan dan mannen (30 minuten). Volwassenen van 35-50 jaar (34 minuten) trekken er ook meer tijd voor uit dan volwassenen van 18-34 jaar (30 minuten). De

Page 24: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

24

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

gemiddelde bereidingstijd van het avondmaal ligt in Wallonië (35 minuten) hoger dan in Vlaanderen (32 minuten).

De Belg besteedt in 2014 gemiddeld 26 minuten aan de consumptie van het avondmaal. De hogeropgeleiden (27 minuten) spenderen meer tijd aan de consumptie van het avondmaal dan de lageropgeleiden (25 minuten). Inwoners van Wallonië (27 minuten) besteden er ook meer tijd aan dan inwoners van Vlaanderen (25 minuten).

Tabel 2 | Percentage van de bevolking (18-64 jaar) dat meer dan 5 minuten spendeert aan de voorbereiding van het ontbijt, meer dan 10 minuten aan het middagmaal en meer dan 30 minuten aan het avondmaal, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

>5 minuten ontbijt

>10 minuten middagmaal

>30 minuten avondmaal

Geslacht Mannen 30% 34% 35%

Vrouwen 43% 39% 42%

Leeftijd 18-34 jaar 26% 27% 31%

35-50 jaar 39% 35% 45%

51-64 jaar 44% 50% 39%

Verblijfplaats Vlaanderen 37% 33% 36%

Wallonië 31% 42% 44%

TOTAAL 36% 37% 38%

Page 25: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

25

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Tabel 3 | Percentage van de bevolking (3-64 jaar) dat meer dan 10 minuten spendeert aan de consumptie van het ontbijt, meer dan 15 minuten aan het middagmaal en meer dan 25 minuten aan het avondmaal, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

>10 minuten ontbijt

>15 minuten middagmaal

>25 minuten avondmaal

Geslacht Mannen 48% 55% 47%

Vrouwen 54% 59% 51%

Leeftijd 3-5 jaar 71% 70% 49%

6-9 jaar 60% 61% 47%

10-13 jaar 49% 53% 48%

14-17 jaar 42% 59% 47%

18-34 jaar 46% 57% 49%

35-50 jaar 49% 54% 52%

51-64 jaar 56% 57% 47%

Verblijfplaats Vlaanderen 51% 54% 41%

Wallonië 52% 57% 58%

TOTAAL 51% 57% 49%

Page 26: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

26

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

3. PLAATS VAN DE MAALTIJDCONSUMPTIE

• Het ontbijt wordt in negen op de tien keer thuis geconsumeerd.

• Het middagmaal wordt in iets meer dan de helft van de gevallen thuis genuttigd en in ongeveer drie op de tien gevallen op school of op het werk.

• Het avondmaal wordt net als het ontbijt in ongeveer negen op de tien keer thuis geconsumeerd.

• Mannen en jongvolwassenen (18-34 jaar) eten de maaltijden frequen-ter buitenshuis.

In de VCP 2014-15 werd op twee verschillende dagen aan de Belgen (3-64 jaar) gevraagd naar de plaats waar ze de drie hoofdmaaltijden (ontbijt, middagmaal en avondmaal) hadden geconsumeerd. De literatuur geeft namelijk aan dat buitenshuis eten een risicofactor is voor een hogere energie- en een lagere vitaminen- en mineralen inname. Vandaar dat in deze studie de plaats van de maaltijdconsumptie werd nagegaan.

De meerderheid van de maaltijden wordt thuis gegeten. Het ontbijt, het middagmaal en het avondmaal worden namelijk in respectievelijk 89%, 55% en 86% van de gevallen thuis geconsumeerd. De proportie van de maaltij-den die thuis worden gegeten is niet sterk veranderd sinds 2004. Van de 15-64 jarigen eet in 2014 88% het ontbijt, 56% het middagmaal en 85% het avondmaal thuis. In 2004 was dit respectievelijk 91%, 59% en 86%.

Tabel 4 | Percentage van de Belgen (3-64 jaar) en de plaats waar de drie hoofd-maaltijden worden geconsumeerd, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Ontbijt Middagmaal Avondmaal

Thuis 89% 55% 86%

School/werk/kinderopvang 6% 29% 2%

Restaurant 1% 6% 4%

Familie/vrienden 2% 1% 7%

Straat/onderweg 2% 4% 1%

Andere 1% 1% 1%

Page 27: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

27

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Het ontbijt wordt in ongeveer 89% van de gevallen thuis gegeten. De 18-34 jarigen en 35-50 jarigen ontbijten het minst frequent thuis, respectievelijk 81% en 85%. Beide leeftijdsgroepen consumeren het ontbijt vaker op het werk of op school, respectievelijk 8% en 11%. De 18-34 jarigen geven ook aan frequenter al pendelend te ontbijten (6%).

Het middagmaal wordt in iets meer dan de helft van de gevallen thuis gecon-sumeerd (55%), daarnaast wordt het middagmaal ook frequent op school of op het werk genuttigd (29%). De 51-64 jarigen eten het middagmaal vaker thuis (71%) in vergelijking met alle jongere leeftijdsgroepen waar dit percen-tage lager is dan 55%. Hoogopgeleiden van het lange type (49%) en van het korte type (52%) consumeren het middagmaal minder frequent thuis in vergelijking met personen zonder een diploma hoger onderwijs (60%). Tot slot consumeren mensen met obesitas10 het middagmaal vaker thuis tegen-over personen met een normaal gewicht (65% versus 51%).

Het avondmaal wordt in 86% van de gevallen thuis geconsumeerd. Vrouwen eten het avondmaal frequenter thuis (89%), minder vaak op restaurant (2%) en minder frequent bij familie en vrienden (5%), bij mannen bedragen deze percentages respectievelijk 83%, 6% en 8%. De 18-34 jarigen consu-meren het avondmaal het minst frequent thuis (79%), in vergelijking met alle andere leeftijdsgroepen waar dit percentage boven de 85% ligt. Deze leeftijdsgroep lijkt ‘s avonds vaker te gaan eten bij familie of vrienden (11%). Net zoals 35-50 jarigen eten de 18-34 jarigen het avondmaal frequenter op school of op het werk (beide 3%) in vergelijking met de andere leeftijdsgroe-pen waar dit percentage onder de 1% ligt.

10 Categorisatie (ondergewicht, normaal, overgewicht, obesitas) voor kinderen (3-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de IOTF (volgens leeftijd en geslacht) en voor volwassenen (18-64 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de WHO.

Page 28: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

28

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Tabel 5 | Percentage van de Belgen (3-64 jaar) die de hieronder genoemde maaltijd thuis consumeert, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Ontbijt Middagmaal Avondmaal

Geslacht Man 87% 51% 83%

Vrouw 91% 58% 89%

Leeftijdsgroep 3-5 jaar 96% 53% 90%

6-9 jaar 95% 47% 88%

10-13 jaar 92% 46% 88%

14-17 jaar 93% 52% 88%

18-34 jaar 81% 48% 79%

35-50 jaar 85% 51% 86%

51-64 jaar 97% 71% 93%

4. FAMILIEMAALTIJDEN EN BETROKKENHEID BEREIDING

• Bijna vier op de vijf Belgen hebben de gewoonte om minstens één maaltijd per dag samen aan tafel te eten.

• Ongeveer drie op de tien Belgen geven aan twee of meer maaltijden per dag samen aan tafel te eten. Dit percentage ligt hoger bij vrou-wen, hoogopgeleiden, mensen die wonen in Vlaanderen, jonge ado-lescenten (10-13 jaar) en oudere volwassenen (51-64 jaar).

• Een minderheid van de bevolking eet enkel in het weekend, enkel op feesten of nooit samen aan tafel.

• De helft van de adolescenten (10 tot 17 jaar) geeft aan mee te helpen met de bereiding van maaltijden, waaronder meer meisjes dan jongens.

De invloed van omgevingsfactoren op de voedingsinname wordt meer en meer aangetoond in wetenschappelijk onderzoek. Vooral bij kinderen en adolescenten werd vastgesteld dat het consumeren van maaltijden in familieverband en de betrokkenheid in de bereiding van maaltijden een positieve invloed kunnen hebben op de voedingsinname en gezondheid

Page 29: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

29

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

van kinderen en adolescenten. Om deze redenen werd in de VCP 2014-15 de maaltijdfrequentie in familieverband door de Belg (10-64 jaar) en het helpen bij de bereiding van maaltijden door adolescenten11 nagegaan.

In 2014 geeft 50% van de bevolking (10-64 jaar) aan één maaltijd per dag samen aan tafel te eten. 28% van de Belgen geeft aan twee of meer maaltij-den per dag samen aan tafel te eten. 15% van de bevolking geeft aan enkel in het weekend samen aan tafel te eten. Een kleine minderheid van de bevol-king eet nooit (6%) of enkel op feesten (2%) samen aan tafel. Vrouwen (33%) eten vaker twee of meer maaltijden per dag samen aan tafel dan mannen (23%).

Adolescenten (10-17 jaar) eten vaker minstens één maaltijd per dag in familieverband in vergelijking met volwassenen (18-64 jaar). Jonge adoles-centen (10-13 jaar) en oudere volwassenen (51-64 jaar) eten frequenter twee of meer maaltijden per dag samen aan tafel dan personen uit de andere leeftijdsgroepen. Jongvolwassenen (18-34 jaar) (19%) eten vaker enkel in het weekend samen aan tafel dan jonge adolescenten (10-13 jaar) (11%). Nagenoeg geen enkele adolescent eet nooit een maaltijd in familieverband.

Personen met een diploma hoger onderwijs van het lange type eten vaker twee of meer maaltijden per dag samen aan tafel dan personen zonder een diploma hoger onderwijs.

In Wallonië worden minder vaak twee of meer maaltijden in familieverband gegeten dan in Vlaanderen.

Personen met obesitas12 eten vaker twee of meer maaltijden per dag samen aan tafel dan personen met overgewicht. Personen met overgewicht consu-meren frequenter één maaltijd per dag samen aan tafel dan personen met een normaal gewicht. Personen met een normaal gewicht consumeren vaker (17%) enkel in het weekend een maaltijd samen aan tafel dan personen met obesitas (10%).

11 De maaltijdfrequentie in familieverband en de hulp bij de bereiding van maaltijden door kinderen wordt besproken in het hoofdstuk “ Voeding & familiale omgeving “.

12 Categorisatie (ondergewicht, normaal, overgewicht, obesitas) voor kinderen (3-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de IOTF (volgens leeftijd en geslacht) en voor volwassenen (18-64 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de WHO.

Page 30: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

30

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Tabel 6 | Verdeling van de bevolking (10-64 jaar) volgens maaltijdfrequentie in familieverband (samen aan tafel), Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

2 of meer maaltijden per dag

1 maaltijd per dag

Leeftijdsgroep 10 - 13 34% 54%

14 - 17 24% 60%

18 - 34 20% 53%

35 - 50 25% 53%

51 - 64 40% 39%

Opleidingsniveau Geen diploma, lager of secundair

26% 52%

Hoger van het korte type 28% 47%

Hoger van het lange type 31% 50%

Verblijfplaats Vlaanderen 32% 47%

Wallonië 22% 55%

BMI Ondergewicht 30% 52%

Normaal 28% 47%

Overgewicht 24% 56%

Obesitas 35% 45%

De helft van de adolescenten van 10 tot 17 jaar geeft aan mee te helpen met de bereiding van maaltijden. Meisjes (58%) helpen vaker mee met de berei-ding van maaltijden dan jongens (42%) (Figuur 7).

Page 31: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

31

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Figuur 7 | Percentage van de adolescenten (10-17 jaar) dat meehelpt met de bereiding van maaltijden, volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

5. VOEDING EN FAMILIALE LEEFOMGEVING

• De meerderheid van de kinderen heeft vrije toegang tot fruit; andere tussendoortjes daarentegen kunnen maar door één derde van de kin-deren vrij worden genomen.

• De helft van de kinderen kan vrij kiezen wat voor soort voeding ze willen consumeren en drie vierde van de kinderen kunnen de hoe-veelheid voeding die ze consumeren vrij kiezen.

• De meerderheid van de kinderen eten hun maaltijd in familieverband.

• In 30 tot 50% van de gezinnen wordt er televisie gekeken tijdens de maaltijd.

• Een beperkt gedeelte van de kinderen neemt systematisch deel aan het bereiden van de maaltijden.

De familiale leefomgeving speelt een belangrijke rol in het gedrag van kinderen tegenover voeding. In dit domein kan het gezag uitgeoefend door de ouders de kinderen hun honger en-/of verzadigingsgevoel onder-

Page 32: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

32

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

mijnen en zo leiden tot een gewichtstoename. Aan de andere kant kan ook de omgeving waarin de maaltijden gegeten worden – meer bepaald, het eten in familieverband en televisie kijken tijdens de maaltijd – een belang-rijke invloed hebben op hun houding tegenover voeding. Ten slotte kan het betrekken van kinderen bij de bereiding van de maaltijden en het inkopen van de boodschappen, hun mogelijks stimuleren om meer groenten en fruit te consumeren.

Controle van de voeding door de ouders

In België in 2014, beperken de ouders het vrij nemen van tussendoortjes (behalve fruit) door hun kinderen: slechts 35% van de kinderen (3-9 jaar) heeft de volledige keuzevrijheid. De ouders beperken voornamelijk de vrije toegang tot de volgende tussendoortjes: gesuikerde koekjes (47%), zuivel-producten (16%) en snoepjes (11%). De situatie is helemaal anders voor wat betreft de vrije toegang tot fruit, bijna 85% van de kinderen kan vrij fruit nemen.

De oudere kinderen (6-9 jaar) kunnen vaker vrij tussendoortjes, zoals fruit, kiezen dan de jongere kinderen (3-5 jaar). De vrije toegang tot tussendoor-tjes en fruit is frequenter bij kinderen wiens ouders minder hoog opgeleid zijn.

De helft van de kinderen (3-9 jaar) kan vrij kiezen wat voor soort voeding ze willen consumeren en 68% van de kinderen mag zelf de hoeveelheid die ze wensen te eten kiezen. Men observeert op dit punt een belangrijk verschil volgens verblijfplaats: de kinderen worden vrijer gelaten in Vlaanderen, in vergelijking met Wallonië. Verder wordt 42% van de kinderen verplicht hun bord leeg te eten in België.

Omgeving waarin de maaltijden worden gegeten

Bijna alle kinderen (99%) tussen de 3 en 9 jaar eten in familieverband. Daarnaast is de televisie sterk aanwezig tijdens de maaltijd in de Belgische gezinnen. Zo kijkt slechts 53% van de kinderen nooit televisie tijdens het ontbijt, 74% tijdens het middagmaal en 59% tijdens het avondmaal.

Voor het ontbijt en het avondmaal zijn deze percentages hoger bij de jongere kinderen tussen 3 en 5 jaar, in vergelijking met oudere kinderen tussen 6 en 9 jaar. De kinderen waarvan de ouders minder hoog opgeleid zijn kijken minder vaak nooit naar televisie tijdens de drie hoofdmaaltijden (Figuur 8).

67% van de kinderen kijkt nooit televisie tijdens het tienuurtje, 50% tijdens het vieruurtje en 26% bij het eten van de tussendoortjes na het avondmaal. Kinderen waarvan de ouders een lager opleidingsniveau hebben, kijken minder frequent nooit naar televisie tijdens het eten van het tussendoortje.

Page 33: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

33

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Figuur 8 | Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die nooit televisie kijken tijdens de maaltijd of tussendoortje, volgens het opleidingsniveau van de ouders, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Betrekken van de kinderen bij het bereiden van de maaltijd

In België in 2014, neemt slechts 6% van de kinderen tussen 3 en 9 jaar syste-matisch deel aan de bereiding van de maaltijden en 69% geeft aan mee te helpen op minder regelmatige basis.

Daarnaast vergezelt 22% van de kinderen de ouders bij het inkopen van de boodschappen. Deze proportie is hoger bij de kinderen met minder hoog opgeleide ouders en bij kinderen die in Wallonië wonen.

Deze resultaten onderlijnen verschillende mogelijke acties in het domein volksgezondheid, om een gezond eetpatroon bij de kinderen te bevorderen. Zo kunnen de ouders geïnformeerd worden over de sleutelrol die ze kunnen spelen in het voedingspatroon van hun kind:

• Door de kinderen soms zelf te laten kiezen, met andere woorden de kin-deren zelf te laten waarnemen wanneer ze honger hebben en wanneer ze verzadigd zijn;

• Door de tijd die voor de televisie wordt doorgebracht, zeker tijdens de maaltijden, te beperken;

• Door geregeld samen te eten in familieverband;

• Door kinderen te betrekken bij de maaltijdbereiding en het inkopen van de boodschappen.

Page 34: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

34

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Tabel 7 | De werkwijze van de ouders en de familiale leefomgeving spelen een rol in de voeding van de kinderen (3-9 jaar): de belangrijkste cijfers, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

België, 2014

Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die...

een vrije toegang hebben tot fruit 85%

een vrije toegang hebben tot tussendoortjes 35%

kunnen kiezen welk soort voeding ze consumeren 50%

de hoeveeheid kunnen kiezen die ze eten 68%

verplicht zijn om hun bord leeg te eten 42%

eten in familieverband 99%

Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die nooit televisie kijken tijdens…

het ontbijt 53%

het middagmaal 74%

het avondmaal 59%

het tussendoortje in de voormiddag 67%

het tussendoortje in de namiddag 50%

het tussendoortje ‘s avonds 26%

Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die altijd betrokken zijn bij…

de bereiding van de maaltijd 6%

het inkopen van de boodschappen 22%

Page 35: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

35

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

6. EXCLUSIEVE BORSTVOEDING

• Gemiddeld hebben kinderen exclusieve borstvoeding gekregen gedurende 11 weken.

• 22% van de kinderen hebben nooit exclusieve borstvoeding gekregen.

• Het percentage van exclusieve borstvoeding bedroeg 78% bij de geboorte, 52% op 12 weken en 19% op 24 weken.

• Kinderen van wie de ouders een hoger opleidingsniveau hebben, kregen gedurende een langere periode exclusieve borstvoeding.

Borstvoeding heeft vele voordelen voor de gezondheid van de kinderen en die van de moeders. Om die reden beveelt de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) aan om exclusieve borstvoeding te geven aan kinderen tot de leeftijd van zes maanden. Om exclusieve borstvoeding in België te onderzoeken, werd in de VCP 2014-15 op een retrospectieve manier aan de ouders van kinderen tussen de 3 en 9 jaar gevraagd hoelang hun kind exclusieve borst-voeding (enkel moedermelk zonder andere voeding of drank, met uitzonde-ring van medicamenten of vitaminen) heeft gekregen.

In België is 11 weken de gemiddelde duur van exclusieve borstvoeding voor kinderen geboren tussen 2005 en 2011, deze kinderen zijn in 2014 tussen de 3 en de 9 jaar oud. 22% van deze kinderen heeft nooit exclusieve borstvoe-ding gekregen, 38% heeft exclusieve borstvoeding gekregen tussen 1 en 12 weken, 39% tussen 13 en 24 weken en 1% langer dan 24 weken.

De gemiddelde duur van exclusieve borstvoeding lijkt toe te nemen met het opleidingsniveau van de ouders.

In België heeft 78% van de kinderen tussen de 3 en 9 jaar (in 2014) exclusieve borstvoeding gekregen bij de geboorte. 52% van de kinderen heeft exclu-sieve borstvoeding gekregen tot ten minste 12 weken en 19% tot 24 weken na de geboorte.

Er is een samenhang tussen het opleidingsniveau van de ouders en het percentage kinderen dat exclusieve borstvoeding heeft gekregen bij de geboorte en op 12 weken: deze prevalenties zijn namelijk lager voor kinde-ren van wie de ouders relatief laag geschoold zijn. (Figuur 9) voor het percen-tage kinderen dat exclusieve borstvoeding heeft gekregen tot 24 weken (of langer) wordt er echter geen verschil gevonden voor opleidingsniveau. Dit kan worden verklaard doordat andere factoren (zoals de arbeidssituatie van de moeder) die niet zijn opgenomen in deze studie, een grotere invloed

Page 36: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

36

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

hebben op de keuze van het langdurig (meer dan drie maanden) geven van exclusieve borstvoeding.

Figuur 9 | Percentage kinderen (3-9 jaar) dat exclusieve borstvoeding heeft gekregen bij de geboorte, tot 12 weken en tot 24 weken, volgens het opleidingsniveau van de ouders, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

De resultaten tonen aan dat de aanbevelingen van de WHO, namelijk exclu-sieve borstvoeding tot de leeftijd van zes maanden, onvoldoende worden opgevolgd in België. Namelijk slechts 19% van de kinderen hebben exclu-sieve borstvoeding gekregen tot 24 weken. In vergelijking met andere Europese landen, zoals Zweden en Noorwegen, hinkt België achterop. Het is daarom van essentieel belang dat het gezondheidsbeleid meer inves-teert in het ondersteunen en promoten van borstvoeding. Vooral moeders uit kansarme milieus en met een lage scholingsgraad zijn belangrijke doelgroepen.

Op politiek niveau omvat het ondersteunen van langdurige borstvoe-ding (meer dan drie maanden) ook het informeren van de moeders en de werkgevers over de rechten van moeders. De verbetering van de verschil-lende soorten verlof (zwangerschaps- en ouderschapsverlof ) zou kunnen bijdragen aan de bevordering van langdurige borstvoeding. Ten slotte zijn een betere acceptatie en ondersteuning van borstvoeding in het openbaar evenals het controleren van reclamecampagnes rond zuigelingenvoeding belangrijke factoren die borstvoeding kunnen promoten en ondersteunen.

Page 37: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

37

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Tabel 8 | Eigenschappen exclusieve borstvoeding bij kinderen (3-9 jaar), Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

België, 2014

Gemiddelde duur 11 weken

Percentage exclusieve borstvoeding bij de geboorte 78%

Percentage exclusieve borstvoeding op 12 weken 52%

Percentage exclusieve borstvoeding op 24 weken 19%

7. ANTROPOMETRIE (BMI, BUIKOMTREK EN BUIKOMTREK/LENGTE VERHOUDING)

• 45% van de bevolking (3-64 jaar) heeft een te hoge BMI: 29% heeft overgewicht en 16% is obees.

• Deze percentages stijgen met de leeftijd en vanaf 35 jaar lijdt zelfs meer dan één derde van de bevolking aan overgewicht en meer dan één vijfde aan obesitas.

• 21% van de bevolking heeft een buikomtrek met een verhoogd gezondheidsrisico en 29% een buikomtrek met een substantieel ver-hoogd gezondheidsrisico.

• Het percentage personen (15-64 jaar) die een veel te grote buikomtrek hebben is gestegen van 25% in 2004 naar 34% in 2014.

• 55% van de bevolking (15-64 jaar) heeft een te grote buikomtrek/lengte verhouding en heeft bijgevolg een hoger risico op het ontwik-kelen van aandoeningen geassocieerd met abdominale obesitas.

Overgewicht en obesitas zijn twee zeer belangrijke thema’s op het gebied van volksgezondheid. Zowel op Europees als mondiaal niveau, stijgt het aantal personen die lijden aan overgewicht of obesitas en bereikt het alarmerende proporties. Overgewicht en obesitas zijn de oorzaak van veel gezondheidsproblemen, zoals de ontwikkeling van chronische aandoe-ningen, spierziekten en bepaalde kankers. Om deze problematiek aan te pakken, is het noodzakelijk om te beschikken over betrouwbare gegevens over de prevalentie en evolutie van overgewicht en obesitas bij de Belgische bevolking. Met het oog hierop heeft de VCP 2014-15 de voedingstoestand

Page 38: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

38

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

van de bevolking beoordeeld op basis van metingen (gewicht, lengte en buikomtrek) die gemeten werden door deskundigen.

Body Mass Index (BMI)

De Body Mass Index (BMI) is de verhouding van het gewicht van een individu en zijn lengte (kg/m²). In België, in 2014, bedraagt de gemiddelde BMI bij volwassenen met een leeftijd van 18 tot 64 jaar 26,3. De gemiddelde volwas-sen Belg lijdt dus aan overgewicht, aangezien de grenswaarde vastgelegd wordt op 25 door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).

Mannen hebben gemiddeld een hogere BMI dan vrouwen. De gemiddelde BMI stijgt bovendien met de leeftijd. Vanuit socio-economisch oogpunt, hebben personen met een hoger diploma van het lange type gemiddeld een lagere BMI dan personen met een lager opleidingsniveau. Er werd ook een regionaal verschil waargenomen: het gemiddelde BMI ligt hoger in Wallonië dan in Vlaanderen.

In België, in 2014 heeft 45% van de bevolking (3-64 jaar) een te hoge BMI13: 29% heeft overgewicht en 16% obesitas. Mannen (33%) hebben vaker overgewicht dan vrouwen (25%). Het percentage personen met obesitas daarentegen is gelijkaardig voor beide geslachten. Overgewicht en obesitas hebben een verband met de leeftijd: het percentage personen die lijdt aan overgewicht of obesitas ligt veel lager bij kinderen en adolescenten (van 3 tot 17 jaar) dan bij volwassenen (van 18 tot 64 jaar). In de volwassen bevol-king wordt een toename van de prevalentie waargenomen naarmate de leeftijd toeneemt (18-34 jaar, 35-50 jaar en 51-64 jaar). Vanaf 35 jaar heeft meer dan één derde van de bevolking overgewicht en lijdt meer dan één vijfde aan obesitas.

Het percentage obese personen – op basis van de BMI – stijgt naarmate het opleidingsniveau van het gezin daalt. Dit is echter niet het geval voor het percentage personen met overgewicht. Vanuit regionaal oogpunt, is de prevalentie van overgewicht en obesitas vergelijkbaar in Wallonië en Vlaanderen.

Buikomtrek

De buikomtrek is een tweede antropometrische indicator die van belang is om de voedingstoestand van individuen te beoordelen. Het voordeel van deze indicator is dat de abdominale opstapeling van lichaamsvet beoor-

13 Categorisatie (ondergewicht, normaal, overgewicht, obesitas) volgens grenswaar-den gedefinieerd door de IOTF (in functie van leeftijd en geslacht) voor kinderen (3-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar) en volgens grenswaarden gedefinieerd door de WHO voor volwassenen (18-64 jaar).

Page 39: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

39

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

deeld kan worden, een parameter die nauw samenhangt met de ontwikke-ling van metabole complicaties ten gevolge van obesitas.

In België, in 2014, bedraagt de gemiddelde gemeten buikomtrek 91 cm bij volwassenen met een leeftijd van 18 tot 64 jaar. Dit gemiddelde ligt hoger bij mannen dan bij vrouwen en stijgt bovendien met de leeftijd.

Er werd eveneens een verband met het opleidingsniveau vastgesteld: de gemiddelde buikomtrek heeft de neiging om te stijgen naarmate het oplei-dingsniveau van individuen daalt. Op regionaal vlak ligt de gemiddelde buikomtrek lager in Vlaanderen dan in Wallonië.

In België, in 2014, heeft de helft van de bevolking met een leeftijd van 3 tot 64 jaar een te grote buikomtrek14: 21% van de bevolking heeft een buikom-trek die geassocieerd wordt met een verhoogd risico op metabole aandoe-ningen (bijvoorbeeld diabetes), ten gevolge van abdominale obesitas terwijl 29% een buikomtrek heeft die geassocieerd wordt met een substantieel verhoogd risico op metabole aandoeningen ten gevolge van abdominale obesitas.

Meer vrouwen (34%) dan mannen (25%) hebben een te grote buikomtrek. Dit percentage houdt ook verband met de leeftijd: terwijl deze onder de 10% blijft bij kinderen en adolescenten (van 3 tot 17 jaar), stijgt het van 19% bij personen van 18-34 jaar naar 54% bij personen van 51-64 jaar.

Anderzijds neemt de prevalentie van personen met een te hoge buikomtrek toe naarmate het opleidingsniveau daalt. Op regionaal vlak ligt de prevalen-tie hoger in Wallonië dan in Vlaanderen.

14 Categorisatie (normaal, verhoogd risico, substantieel verhoogd risico) volgens de grenswaarden opgesteld door Fredriks et al. (2005) (in functie van leeftijd en geslacht) voor kinderen (3-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar) en volgens grens-waarden gedefinieerd door de WHO voor volwassenen (18-64 jaar).

Page 40: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

40

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Figuur 10 | Verdeling van de bevolking (15-64 jaar) volgens categorie van de buikomtrek, in 2004 en 2014, Voedselconsumptiepeiling, België

Ten slotte wordt er tussen 2004 en 2014 een toename in de prevalentie van een te grote buikomtrek van personen met een leeftijd van 15 tot 64 jaar waargenomen (25% in 2004 en 34% in 2014) (Figuur 10).

Verhouding van buikomtrek/lengte

De buikomtrek/lengte verhouding heeft als voordeel om naast de buikom-trek ook rekening te houden met de lengte van individuen en om daarbij eveneens de verschillen in geslacht en leeftijd tussen individuen mee in rekening te brengen.

In België, in 2014, bedraagt de gemiddelde buikomtrek/lengte verhouding gemeten bij personen met een leeftijd van 10 tot 64 jaar 0,52. Deze waarde ligt net boven de drempelwaarde van 0,5 die een eerste risiconiveau geasso-cieerd met abdominale obesitas (metabole aandoeningen) aangeeft.

Mannen hebben een grotere gemiddelde buikomtrek/lengte verhouding dan vrouwen. De verhouding buikomtrek/lengte stijgt daarentegen met de leeftijd: deze is lager bij jongeren van 10 tot 17 jaar en stijgt vervolgens geleidelijk in de oudere leeftijdsgroepen. De gemiddelde waarde van deze verhouding stijgt ook naarmate het opleidingsniveau daalt. Tot slot, op regionaal vlak, ligt deze verhouding hoger in Wallonië dan in Vlaanderen.

In 2014 heeft 55% van de bevolking met een leeftijd van 10 tot 64 jaar een buikomtrek/lengte verhouding die een eerste risiconiveau aangeeft op vlak van metabole en cardiovasculaire aandoeningen geassocieerd met abdomi-nale obesitas (zoals diabetes en hypertensie).

Deze prevalentie ligt hoger bij mannen (60%) dan bij vrouwen (49%). Ze varieert ook met de leeftijd: de prevalentie is 20% bij adolescenten van 10 tot 13 jaar en stijgt vervolgens tot 80% bij personen met een leeftijd van 51 tot

Page 41: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

41

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

64 jaar. Deze prevalentie stijgt naarmate het opleidingsniveau afneemt. Tot slot, op regionaal vlak, ligt het percentage van de bevolking die een buikom-trek/lengte verhouding heeft die een eerste risiconiveau aangeeft hoger in Wallonië dan in Vlaanderen.

Er kan geconcludeerd worden dat in België, in 2014, een belangrijk percen-tage van de bevolking te zwaar is en/of een te grote buikomtrek heeft. Om dit probleem aan te pakken is het van groot belang om acties uit te voeren die niet alleen gezonde eetgewoonten promoten en de nutritionele kwali-teit van voedingsmiddelen verbeteren, maar ook fysieke activiteit en een minder sedentaire levensstijl promoten. Gezien het waargenomen verband met het opleidingsniveau, moeten personen met een lager opleidingsniveau de doelgroep vormen voor dergelijke acties. Vanuit economisch standpunt moeten ook maatregelen genomen worden om ervoor te zorgen dat finan-ciële middelen geen obstakel vormen voor de toegang tot gezonde voeding.

Page 42: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

42

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Tabel 9 | Antropometrische indicatoren die de voedingstoestand van de bevolking beoordelen in functie van de leeftijd, Voedselconsumptie-peiling, België, 2014

3-5 jaar

6-9 jaar

10-13 jaar

14-17 jaar

18-34 jaar

35-50 jaar

51-64 jaar

Body Mass Index

Ondergewicht (%) 9 8 10 10 3 1 2

Normaal (%) 77 75 71 73 61 44 29

Overgewicht (%) 11 12 15 12 23 34 44

Obesitas (%) 3 4 4 5 12 21 25

Buikomtrek

Normaal (%) 76 76 70 76 64 40 23

Verhoogd risico (%) 17 18 21 16 17 26 23

Substantieel verhoogd risico (%)

7 6 9 8 19 34 54

Verhouding buikomtrek/lengte

Eerste risiconiveau (%) 20 15 37 63 82

8. HOUDING VAN DE BELG TEGENOVER ZIJN GEWICHT

• De helft van de bevolking wenst zijn gewicht stabiel te houden, één vierde wil vermageren, vrijwel niemand wenst bij te komen en één vierde maakt zich geen zorgen over zijn gewicht.

• De personen die gewichtsverlies of –behoud wensen geven nagenoeg allemaal aan dat ze hiertoe het type voeding dat ze consumeren aan-passen. Ook geeft ongeveer de helft te kennen dat ze extra bewegen om dit doel te bereiken.

• Het eigen initiatief is de voornaamste drijfveer om te vermageren of het gewicht stabiel te houden.

Page 43: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

43

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Een gezond gewicht is essentieel voor een goede gezondheid. Daarom werd de houding van de Belg (10-64 jaar) tegenover zijn gewicht, alsook de gebruikte afslankmethoden bestudeerd. Ongezonde dieetmethoden kunnen op lange termijn namelijk leiden tot een grotere gewichtstoename. Tot slot werd ook de drijfveer bestudeerd omdat deze mede de slaagkans bepaald. Het dieet gedreven vanuit het eigen initiatief is vaker succesvol.

Tabel 10 | Percentage van de Belgische bevolking (10-64 jaar), volgens hun houding ten opzichte van hun l ichaamsgewicht, Voedselconsumptiepeiling, België

Geslacht Jaar*

Man Vrouw 2004 2014

Vermageren 22% 35% 18% 29%

Gewicht stabiel houden 44% 46% 27% 46%

Bijkomen 5% 2% 3% 3%

Geen zorgen 30% 18% 52% 22%

* De vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft enkel personen tussen 15 en 64 jaar.

Vrouwen wensen vaker te vermageren (35%), wensen minder frequent een gewichtstoename (2%) en ze verklaren minder vaak zich geen zorgen te maken over hun gewicht (18%) in vergelijking met mannen (22%, 5% en 30% respectievelijk). In 2014 gaven meer personen tussen 15 en 64 jaar aan te willen vermageren (29%) of hun gewicht stabiel te willen houden (46%) dan in 2004 (18% en 27% respectievelijk). Bijgevolg was ook het aantal personen tussen 15 en 64 jaar dat te kennen gaf zich geen zorgen te maken over hun gewicht lager in 2014 (22%) dan in 2004 (52%).

Page 44: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

44

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Tabel 11 | Percentage van de Belgische bevolking (15-64 jaar) die de aange-geven methode of drijfveer gebruiken om te vermageren of het gewicht stabiel te houden, Voedselconsumptiepeiling, België

2004 2014 2004 2014

Methoden Drijfveer

Wijziging soort gegeten voeding 96% 95% Advies arts/diëtist 19% 21%

Wijziging voedingspatroon 10% 20% Media/pers 4% 6%

Meer beweging 40% 54% Familie/vrienden/kennissen 13% 23%

Afslankproducten 1% 5% Eigen initiatief 89% 81%

Ongezonde dieetmethoden 20% 31%

Professionele begeleiding 7% 6%

Nagenoeg iedereen met als doel gewichtsverlies of -behoud past het soort geconsumeerde voeding aan (hieronder wordt verstaan het eten van: minder calorieën, minder zoete- en vetrijke voedingsmiddelen, dieetpro-ducten, meer fruit en groenten, en meer water drinken). Ook meer bewegen zien heel wat mannen (60%) en vrouwen (49%) als een methode om hun gewicht te controleren. In tegenstelling tot 2004 waar slechts 40% van de 15 tot 64 jarigen aangeeft meer te bewegen is dit in 2014 opgelopen tot 54%. Dit lijkt een positieve evolutie, aangezien voldoende beweging een belang-rijke factor is voor het behouden of verliezen van gewicht.

Page 45: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

45

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Figuur 11 | Percentage van de bevolking (10-64 jaar) die de aangegeven dieetmethode gebruikt om te vermageren of het gewicht stabiel te houden, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Figuur 12 | Percentage van de bevolking (15-64 jaar) die de aangegeven drijfveer als een reden beschouwt om te vermageren of het gewicht stabiel te houden, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Page 46: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

46

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Tot slot werden ook de drijfveren om te vermageren of het gewicht stabiel te houden bestudeerd. Ongeveer 84% van de vrouwen en 74% van de mannen geven aan dat op eigen initiatief te doen. De proportie mensen tussen 15 en 64 jaar die eigen initiatief aanduiden was hoger in 2004 (89%) in vergelijking met 2014 (81%). De invloed van familie, vrienden en kenissen lijkt dan weer sterk toegenomen bij de 15-64 jarigen: 13% in 2004 versus 23% in 2014.

9. EETSTOORNISSEN

• 4% van de bevolking zou aan een eetstoornis kunnen lijden.

• Deze stoornissen komen frequenter voor bij adolescenten.

• Personen met ondergewicht worden hier vaker door getroffen.

Om de prevalentie van eetstoornissen in België te kunnen beoordelen werd de screeningstest “Eating Attitude Test” (EAT) gebruikt. Deze richt zich op de identificatie van zeven specifieke symptomen. Dankzij dit instrument is het mogelijk om de eventuele aanwezigheid van deze symptomen bij deelne-mers te controleren, maar niet om een medische diagnose te stellen van het bestaan van een specifieke eetstoornis.

In België, in 2014, vertoont bijna 4% van de bevolking (10-64 jaar) tekenen van een eetstoornis zoals anorexia nervosa of boulimia nervosa. Deze proportie is hetzelfde bij mannen als vrouwen. Adolescenten met een leeftijd tussen 14 tot 17 jaar vertonen vaker deze symptomen. Een daling wordt daarna waargenomen in functie van de leeftijd. Bij mannen wordt het hoogste percentage waargenomen bij jonge adolescenten met een leeftijd tussen 10 tot 13 jaar (7%) (Figuur 13).

Page 47: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

47

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Figuur 13 | Percentage van de bevolking (10-64 jaar) met een verhoogde kans om te lijden aan een eetstoornis, volgens geslacht en leeftijd, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

In de bevolking lijden personen met ondergewicht vaker aan een eetstoornis (16%) dan personen uit een andere BMI categorie15. Op socio-economisch vlak, blijkt het percentage van stoornissen bij personen met een hoger diploma van het lange type duidelijk lager te zijn dan het percentage bij personen met een lager opleidingsniveau.

Op basis van deze resultaten blijkt dat de leeftijd, het opleidingsniveau en de BMI kenmerken zijn die gerelateerd zijn aan de prevalentie van eetstoornis-sen. De implementatie van maatregelen op vlak van preventie en ondersteu-ning moet daarom rekening houden met deze kenmerken en zich richten op personen met verhoogd risico op deze problemen.

15 Categorisatie (ondergewicht, normaal, overgewicht en obesitas) volgens grens-waarden gedefinieerd door de IOTF (in functie van leeftijd en geslacht) voor kinde-ren (3-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar) en volgens de grenswaarden gedefini-eerd door de WHO voor volwassenen (18-64 jaar).

Page 48: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

48

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Tabel 12 | Percentage van de bevolking (10-64 jaar) met een verhoogde kans om te lijden aan een eetstoornis, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Prevalentie

Leeftijdscategorie 10-13 jaar 5%

14-17 jaar 6%

18-34 jaar 4%

35-50 jaar 4%

51-64 jaar 2%

Opleidingsniveau Geen diploma, lager of secundair 4%

Hoger van het korte type 4%

Hoger van het lange type 2%

BMI Ondergewicht 16%

Normaal 3%

Overgewicht 3%

Obesitas 4%

10. SPECIFIEKE DIËTEN

• In 2014 volgt ongeveer één vijfde van de bevolking een dieet, dit is een stijging tegenover 2004 waar dit één op zes was.

• Ongeveer één op twintig Belgen volgt een energiebeperkt dieet. Personen met overgewicht en obesitas volgen vaker een energiebe-perkt dieet in vergelijking met personen met een normaal gewicht.

• De Belg lijkt zelden een aangepast dieet te volgen als onderdeel van de behandeling van een aantal aandoeningen, zoals diabetes, hyper-tensie en hypercholesterolemie.

In de VCP 2014-15 werd aan de Belgen (3-64 jaar) gevraagd of ze een speci-fiek dieet of voedingsgewoonte hebben. Voor een aantal aandoeningen, zoals diabetes, hypertensie en hypercholesterolemie kan het volgen van een aangepast dieet een doeltreffend onderdeel zijn van de behandeling.

Page 49: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

49

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Daarom werd ook de relatie tussen een aantal specifieke diëten en deze aandoeningen bestudeerd.

In België geeft 19% van de bevolking aan één of meerdere specifieke diëten te volgen. In 2014 wordt door de 15 tot 64 jarigen frequenter een dieet gevolgd dan in 2004 (21% versus 15%).

Een energiebeperkt dieet wordt gevolgd door 5% van de Belgen. Een gewichtsverlies, bijvoorbeeld via een energiebeperkt dieet, kan mensen met overgewicht16 of obesitas hun gezondheid ten goede komen. Personen met overgewicht (7%) of obesitas (14%) volgen vaker een energiebeperkt dieet in vergelijking met mensen met een normaal gewicht (2%).

Tabel 13 | Percentage van de bevolking (3-64 jaar) die het hieronder genoemde dieet volgt, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Totaal Totaal

Energiebeperkt dieet 5% Licht verteerbaar dieet 1%

Vet- of cholesterol beperkt dieet 2% Zoutarm dieet 2%

Voedingsintolerantie of -allergie specifiek dieet 3% Dieet met beperkt aandeel

aan dierlijke producten 2%

Diabetes specifiek dieet 2%Dieet ten gevolge van religie of levensbeschouwing

3%

Een specifiek dieet kan deel uit maken van de behandeling voor een aantal aandoeningen. Diabetespatiënten zijn gebaat bij een aangepast dieet, onder hen geeft 36% aan een diabetes specifiek dieet te volgen. In absolute cijfers is dit percentage niet zo groot. Desondanks ligt dit percentage wel veel hoger dan in de algemene bevolking, waar 2% een diabetes specifiek dieet volgt.

Personen die lijden aan hypertensie kunnen voordelen hebben bij het volgen van een zoutarm dieet. Van diegenen die aangeven last te hebben van hypertensie volgt slechts 3% een zoutarm dieet. Dit percentage ligt niet veel hoger dan in de algemene bevolking, waar een kleine 2% een dergelijk dieet volgt.

Tot slot kunnen mensen met een te hoge cholesterolspiegel baat hebben bij het beperken van de vet- of cholesterolinname. Van de mensen die lijden

16 Categorisatie (ondergewicht, normaal, overgewicht, obesitas) voor kinderen (3-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de IOTF (volgens leeftijd en geslacht) en voor volwassenen (18-64 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de WHO.

Page 50: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

50

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

aan hypercholesterolemie geeft 9% aan een vet- en cholesterolarm dieet te volgen. Dit percentage is hoger dan in de algemene bevolking, waar 2% een vet- en cholesterolbeperkt dieet volgt.

Algemeen kan men besluiten dat slechts een beperkt gedeelte van de Belgische bevolking zich bewust is van het belang van een aangepast dieet als onderdeel van de behandeling van een aantal aandoeningen, zoals diabetes, hypertensie en hypercholesterolemie.

11. BIOLOGISCHE VOEDING

• Twee op de drie Belgen geeft aan biologische producten te eten.

• Biologische producten worden vooral gekocht omdat mensen deze producten gezonder vinden en denken dat de smaak en de kwaliteit beter is.

• Groenten, fruit en zuivelproducten zijn de biologische producten die het vaakst gekocht worden.

• Vrouwen, hoogopgeleiden en mensen die wonen in Wallonië kiezen vaker voor biologische producten.

• Het percentage personen dat biologische producten eet, is gestegen ten opzichte van 2004.

De totale besteding aan biologische voedingsproducten door de Belgische gezinnen stijgt jaarlijks, daarom werd in de VCP 2014-15 het gebruik van biologische producten door de Belg (3-64 jaar) nagegaan. De voordelen van biologische voeding zijn enerzijds een verminderde blootstelling aan pesti-ciden en antibioticaresistente bacteriën, en anderzijds het feit dat biologi-sche teelt minder impact heeft op het milieu dan de conventionele teelt. Er werden echter nog geen betekenisvolle nutritionele voordelen of directe gezondheidsvoordelen van biologische voeding aangetoond.

In 2014 geeft 66% van de bevolking in België aan biologische producten te eten, waarvan 20% zelden, 30% soms, 14% vaak en 2% altijd biologische producten eet. Vrouwen (69%) consumeren vaker biologische producten dan mannen (63%). Het percentage personen dat biologische producten eet, neemt toe met het opleidingsniveau. In Wallonië (69%) worden vaker biologische producten gegeten dan in Vlaanderen (62%). Het percentage 15 tot 64-jarigen dat in 2014 (67%) aangeeft biologische producten te eten, is gestegen ten opzichte van 2004 (52%) (Figuur 14).

Page 51: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

51

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Figuur 14 | Percentage van de bevolking (15-64 jaar) dat aangeeft biologische producten te eten, volgens regio en jaar, Voedselconsumptiepeiling, België

Biologische producten worden in België vooral gekocht omdat mensen deze producten gezonder vinden, de voorkeur geven aan de smaak en de kwaliteit van deze producten en deze producten beschouwen als beter voor het milieu. De biologische producten die de bevolking in België in 2014 het vaakst aangeeft te kopen zijn: groenten, fruit, zuivelproducten, vlees(pro-ducten) en brood.

Page 52: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

52

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Tabel 14 | Verdeling van de belangrijkste redenen voor de aankoop van biologische producten en soorten biologische producten die gekocht worden door de bevolking (3-64 jaar) (aantal antwoorden gedeeld door het aantal personen dat geantwoord heeft), Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Reden aankoop biologische producten

Deze producten zijn gezonder 53%

De smaak van deze producten is beter 38%

De kwaliteit van deze producten is beter 38%

Deze producten zijn beter voor het milieu 31%

Toevallig of onbewust (niet eigen keuze) 7%

Soort biologisch product

Groenten 83%

Fruit 64%

Zuivelproducten 36%

Vlees en vleesproducten 26%

Brood 20%

12. GEBRUIK VAN (GEJODEERD) ZOUT

• Het wordt aanbevolen om geen zout tijdens het koken of aan tafel toe te voegen. Slechts 13% van de volwassen bevolking volgt deze aanbeveling.

• De helft van de volwassen bevolking voegt enkel zout toe tijdens het koken, één derde zowel tijdens het koken als aan tafel en één op twin-tig enkel aan tafel.

• Slechts één op de drie Belgen geeft aan gejodeerd zout te gebruiken.

België heeft, net zoals andere Europese landen, een te hoge zoutinname en een mild jodiumtekort. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geeft de aanbeveling om de zoutinname te beperken tot 5g per dag. Om een derge-lijke beperking in de praktijk toe te passen adviseert de Belgische Hoge Gezondheidsraad om geen zout toe te voegen aan tafel en tijdens het koken.

Page 53: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

53

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Verder wordt het gebruik van gejodeerd zout aanbevolen om de jodiumsta-tus in België te optimaliseren. Om deze redenen werd in de VCP 2014-15 het toevoegen van (gejodeerd) zout aan de maaltijd door de Belg nagegaan.

In 2014 voegt 33% van de Belgen (18-64 jaar) zowel tijdens het koken als aan tafel zout toe. De helft van de Belgen geeft aan enkel zout tijdens het koken toe te voegen. Slechts 13% van de Belgen heeft de gewoonte om nooit zout toe te voegen tijdens het koken of aan tafel. Een minderheid gebruikt enkel zout aan tafel (5%).

Vrouwen voegen minder vaak (28%) zout toe zowel tijdens het koken als aan tafel dan mannen (38%). Vrouwen (59%) voegen vaker enkel zout toe tijdens het koken in vergelijking met mannen (41%). Mannen (15%) voegen wel frequenter helemaal geen zout toe dan vrouwen (10%). Oudere volwasse-nen (51-64 jaar) voegen minder vaak zout toe zowel tijdens het koken als aan tafel en voegen vaker nooit zout toe dan jongere volwassenen (18-50 jaar).

Mensen met een diploma hoger onderwijs van het lange type (43%) voegen minder vaak enkel tijdens het koken zout toe dan mensen met een diploma hoger onderwijs van het korte type (53%).

In Wallonië (41%) wordt vaker zout toegevoegd zowel tijdens het koken als aan tafel dan in Vlaanderen (29%). In Vlaanderen wordt frequenter helemaal geen zout toegevoegd.

Mensen met een normaal gewicht17 voegen vaker (14%) nooit zout toe dan personen met obesitas (9%).

17 Categorisatie (ondergewicht, normaal, overgewicht, obesitas) voor kinderen (3-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de IOTF (volgens leeftijd en geslacht) en voor volwassenen (18-64 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de WHO.

Page 54: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

54

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Tabel 15 | Verdeling van de bevolking (18-64 jaar) volgens het zoutgebruik tijdens het koken en aan tafel, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Zout tijdens koken en aan tafel

Zout enkel tijdens koken

Zout enkel aan tafel

Nooit zout toevoegen

Geslacht Mannen 38% 41% 5% 15%

Vrouwen 28% 58% 5% 10%

Leeftijdsgroep 18 - 34 38% 48% 4% 11%

35 - 50 38% 48% 4% 10%

51 - 64 23% 54% 6% 17%

TOTAAL 33% 50% 5% 13%

In België kan 14% van de kinderen met een leeftijd tussen 3 en 9 jaar zelf zout toevoegen aan tafel. Dit percentage neemt toe met de leeftijd: 6% van de jongere kinderen van 3 tot 5 jaar en 20% van de oudere kinderen tussen 6 en 9 jaar kunnen zelf zout toevoegen aan tafel.

Slechts 36% van de bevolking (3-64 jaar) in België in 2014 geeft aan gejodeerd zout te gebruiken. Er is een duidelijk verband tussen het opleidingsniveau en het gebruik van gejodeerd zout: hogeropgeleiden geven vaker (44%) aan gejodeerd zout te gebruiken dan mensen met een lager opleidingsniveau (32 tot 35%). Het percentage personen dat gejodeerd zout gebruikt ligt ook hoger in Wallonië (42%) dan in Vlaanderen (34%).

Tabel 16 | Percentage van de bevolking (3-64 jaar) dat gejodeerd zout gebruikt, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Opleidingsniveau Verblijfplaats

Geen diploma, lager of secundair 32% Vlaanderen 34%

Hoger van het korte type 35% Wallonië 42%

Hoger van het lange type 44%

TOTAAL 36%

De inspanningen die worden geleverd om het algemene publiek te infor-meren wat betreft het beperken van de zoutinname en het gebruik van gejodeerd zout kunnen dus best voortgezet worden.

Page 55: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

55

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

13. PUBLIEKE OPINIE OVER VOEDINGSBELEID EN GGO’S

• De grote meerderheid staat positief tegenover “geïnformeerde keuze” beleidsmaatregelen zoals voedingseducatie op school en publieke informatiecampagnes.

• Ongeveer drie op vier gaat akkoord met een herformulering van voe-ding zodat de voedingskwaliteit verbetert.

• De helft gaat akkoord met taksen op ongezonde voeding, tegelijk gaat drie op vier akkoord met subsidies voor gezonde voeding.

• De grote meerderheid wenst meer informatie en duidelijke etikette-ring over GGO’s. Slechts één op zeven beschouwt GGO’s als veilig voor de gezondheid.

Tabel 17 | Percentage van de volwassenen (18-64 jaar) die akkoord gaan met onderstaande voedingsbeleidsmaatregelen en stellingen rond GGO’s, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

MAN VROUW TOTAAL

Voedinsgbeleid

Voedingsvoorlichting 92% 97% 95%

Informatiecampagnes 81% 85% 83%

Regulering voedselreclames 61% 68% 64%

Samenwerking bedrijven 72% 84% 78%

Beperkingen bedrijven 74% 83% 78%

Taksen ongezonde voeding 45% 49% 47%

Aanpassing BTW-tarieven 54% 60% 57%

Subsidies fruit en groenten 70% 79% 74%

GGO’s

Nood aan meer informatie 79% 82% 80%

Nood aan duidelijke etikettering 76% 81% 79%

Veiligheid voor de gezondheid 20% 11% 15%

Page 56: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

56

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

In de VCP 2014-15 werd gepeild naar de opinie van de Belgische bevolking (18-64 jaar) ten aanzien van voedingsbeleidsmaatregelen en het gebruik van genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s). Wanneer een voedingsbe-leid goed geaccepteerd wordt door de bevolking heeft dit een grotere kans op slagen. Gegeven dat GGO’s worden gebruikt in dierenvoeding en die dan via melk, vlees en eieren op de markt komen, is het ook belangrijk te peilen naar de publieke opinie hieromtrent.

De meest genomen beleidsmaatmaatregelen door de Europese Unie zijn gericht op het voorzien van een geïnformeerde keuze. Deze maatregelen worden het beste onthaald door de Belg. Meer bepaald gaat 95% akkoord met voedingsvoorlichting op school en 83% met publieke informatiecam-pagnes. In vergelijking met deze maatregelen, wordt het reguleren van voedselreclames gericht op kinderen iets minder goed onthaald, namelijk 64% gaat akkoord. In België staat 78% ook open voor een herformulering van de voeding opdat de kwaliteit zou verbeteren. Dit kan worden bereikt door een betere samenwerking met de voedingsbedrijven en het opleggen van beperkingen voor bepaalde ingrediënten.

Met betrekking tot de fiscale beleidsmaatregelen staat de Belgische bevol-king eerder weigerachtig als deze maatregelen ertoe leiden dat ongezonde voedingsmiddelen duurder of extra belast worden. Slechts 47% gaat akkoord met taksen voor ongezonde voeding en 57% met een BTW aanpassing voor zowel gezonde als ongezonde voeding. De Belg staat daarentegen wel positief tegenover het subsidiëren van groenten en fruit, 74% gaat hiermee akkoord. Met andere woorden een directe promotie van gezonde voeding wordt beter aanvaard dan een directe bestraffing van ongezonde voeding.

Vrouwen staan positiever tegenover beleidsmaatregelen die gericht zijn op kinderen (regulering voedselreclames), op het verbeteren van de voedings-kwaliteit (herformulering voeding) en het promoten van gezonde voeding (subsidies voor groenten en fruit) dan mannen. Oudere volwassenen (51-64  jaar) staan ook meer open voor directere beleidsmaatregelen (taksen op ongezonde voeding, BTW aanpassing en beperkingen voor bepaalde voedingsingrediënten) dan hun jongere tegenhangers. Laagopgeleiden staan minder open voor de regulering van voedselreclames, informatie-campagnes en taksen op ongezonde voeding dan hoogopgeleiden, hoewel laagopgeleiden meer open staan voor subsidies voor gezonde voeding. In Vlaanderen gaat men meer akkoord met een BTW aanpassing, terwijl men in Wallonië juist meer akkoord gaat met het opleggen van beperkingen voor bepaalde voedingsingrediënten.

Page 57: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

57

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Tot slot staan volwassenen met obesitas18 minder positief tegenover een regulering van voedselreclames, eventuele taksen op ongezonde voeding en een BTW aanpassing maar juist wel positiever tegenover subsidies voor gezonde voeding dan volwassenen met een normaal gewicht. Het subsidi-eren van gezonde voeding lijkt dus goed geaccepteerd te worden door de algemene Belgische bevolking.

Uit de resultaten met betrekking tot GGO’s komt naar voren dat 80% meer informatie wenst over het gebruik van GGO’s. Bijgevolg geeft ongeveer de helft van de Belgische bevolking (53%) aan over te weinig kennis te beschik-ken om een mening te kunnen vormen over GGO’s waaronder voorname-lijk laaggeschoolden, jongvolwassenen (18-34 jaar) en volwassenen uit Vlaanderen. In de Belgische bevolking vindt 79% dat indien voedingsmid-delen afkomstig zijn van dieren gevoed met GGO’s dit dan duidelijk vermeld moet worden op de verpakking. Er is een grotere behoefte aan duidelijke etikettering in Wallonië, bij vrouwen en bij volwassenen met overgewicht. Verder gelooft slechts 15% van de Belgen in de veiligheid van GGO’s voor de algemene gezondheid, waaronder meer mannen en volwassenen uit Vlaanderen. In België hebben GGO’s duidelijk een negatief imago, de nood aan extra informatie en transparantie over het gebruik van GGO’s is dan ook groot.

14. CONCLUSIE

Uit de resultaten van de VCP 2014-15 blijkt dat, net zoals tien jaar geleden, bijna vier op de vijf Belgen de goede gewoonte heeft om regelmatig te ontbijten. Bij kinderen (3-9 jaar) is dit zelfs negen op de tien. Adolescenten (14-17 jaar) en jongvolwassenen (18-34 jaar) slaan het onbijt het vaakst over, een gewoonte die de gezondheid negatief kan beïnvloeden. De Belg eet de meerderheid van de maaltijden thuis, wat een positieve vaststelling is aange-zien buitenshuis eten een risicofactor is voor een minder gunstig voedings-patroon. Enkel het middagmaal wordt in iets meer dan de helft van de geval-len thuis genuttigd en in ongeveer drie op de tien gevallen op school of het werk. Het consumeren van maaltijden in familieverband kan een positieve invloed hebben op de voedingsinname en gezondheid. Hoewel bijna vier op de vijf Belgen (10-64 jaar) de gewoonte hebben om toch minstens één maaltijd per dag samen aan tafel te eten, geeft slechts drie op de tien Belgen aan twee of meer maaltijden per dag samen aan tafel te eten.

18 Categorisatie (ondergewicht, normaal, overgewicht, obesitas) voor kinderen (3-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de IOTF (volgens leeftijd en geslacht) en voor volwassenen (18-64 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de WHO.

Page 58: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

58

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

In vergelijking met tien jaar geleden, zien we dat de bevolking vaker een specifiek dieet of voedingsgewoonte heeft en biologische producten eet. Twee op de drie Belgen geeft aan wel eens biologische producten (vooral groenten, fruit en zuivelproducten) te eten. Hoewel er nog onvoldoende studies beschikbaar zijn die directe gezondheidsvoordelen aantonen door het consumeren van biologische voeding, is de belangrijkste reden die de Belg aangeeft om deze te kopen het feit dat ze deze producten gezonder achten.

In kader van de te hoge zoutinname en het mild jodiumtekort in België wordt aanbevolen om geen (of een beperkte hoeveelheid) zout tijdens het koken of aan tafel toe te voegen en om gejodeerd zout te gebruiken. Slechts 13% van de volwassen bevolking voegt nooit zout toe tijdens het koken of aan tafel en maar éen op de drie Belgen gebruikt gejodeerd zout. De inspan-ningen die worden geleverd om het algemene publiek te informeren wat betreft het beperken van de zoutinname en het gebruik van gejodeerd zout kunnen dus best voortgezet worden.

De kinderjaren vormen een kritieke periode voor het ontwikkelen van gezonde eetgewoonten. Bijna alle kinderen tussen 3 en 9 jaar eten hun maaltijden in familieverband, wat een positieve vaststelling is, maar de televi-sie blijkt sterk aanwezig te zijn tijdens deze maaltijden. Ook werd vastge-steld dat de meeste ouders het vrij nemen van tussendoortjes (behalve fruit) door hun kinderen beperken en vier op de tien kinderen worden verplicht hun bord leeg te eten. Beperkingen of verplichtingen opleggen aan het kind kan echter een negatieve invloed hebben op het zelfregulatiemecha-nisme. De resultaten van de VCP 2014-15 toonden ook aan dat kinderen in België gemiddeld 11 weken exclusieve borstvoeding krijgen, terwijl de Wereldgezondheidsorganisatie 6 maanden aanbeveelt.

De resultaten van de VCP 2014-15 tonen aan dat een aanzienlijk deel van de bevolking in België een te hoge BMI heeft: 29% heeft overgewicht en 16% heeft obesitas. Deze percentages stijgen met de leeftijd en vanaf 35 jaar lijdt zelfs meer dan een derde van de bevolking aan overgewicht en meer dan een vijfde aan obesitas. Als we rekening houden met de buikomtrek loopt de helft van de bevolking het risico om metabole complicaties te ontwikkelen die geassocieerd worden met abdominale obesitas. Naast deze verontrus-tende vaststellingen blijkt dat de helft van de bevolking zijn gewicht wenst stabiel te houden, één vierde wil vermageren en één vierde zich helemaal geen zorgen maakt om zijn gewicht. Slechts een kleine minderheid van bevolking met overgewicht (7%) of obesitas (14%) geeft aan een energiebe-perkt dieet te volgen. Om deze problematiek tegen te gaan, zouden er acties moeten worden ondernomen voor het bevorderen van gezonde eetge-woonten, het verbeteren van de nutritionele kwaliteit van voedingsmidde-len en het promoten van meer lichaamsbeweging en een minder sedentaire levensstijl.

Page 59: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

59

VOED

ING

SGEW

OO

NTE

N, A

NTR

OPO

MET

RIE

EN V

OED

ING

SBEL

EID

Tot slot werd de opinie van de Belgische bevolking in 2014 ten aanzien van verschillende nutritionele beleidsmaatregelen nagegaan. Maatregelen gericht op het voorzien van een geïnformeerde keuze (voedingseducatie op school, publieke informatiecampagnes, het reguleren van voedselrecla-mes gericht op kinderen) worden het beste geaccepteerd en de bevolking staat ook positief tegenover herformuleringen van de nutritionele samen-stelling van voedingsmiddelen. De fiscale maatregelen die ongezonde voedingsmiddelen duurder maken of extra belasten worden het minst goed aanvaard. Drie op vier gaat daarentegen wel akkoord met subsidies voor fruit en groenten. De Belg lijkt bezorgd te zijn over het gebruik van GGO’s in de voeding: de grote meerderheid wenst meer informatie en duidelijke etiket-tering over GGO’s en slechts één op zeven beschouwt GGO’s als veilig voor de gezondheid.

Page 60: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

60

VOED

SELV

EILI

GH

EID

II. VOEDSELVEILIGHEID

Het tweede deel van de Voedselconsumptiepeiling evalueert de kennis, de houding en het gedrag van de Belgische bevolking op vlak van voedselvei-ligheid. Dit rapport maakt een balans op van de situatie in België in 2014. Hoewel er bepaalde verbeteringen werden waargenomen sinds de laatste Voedselconsumptiepeiling 2004, is er nog steeds ruimte voor verbetering:

• 65% van de bevolking heeft al eens voedingsmiddelen geconsu-meerd waarvan de houdbaarheidsdatum is overschreden: het gaat voornamelijk om yoghurt en platte kaas, en droge producten zoals bloem, koffie en kruiden.

• Slechts 10% van de bevolking neemt een juiste houding aan bij het aanraken van rauwe eieren of rauw vlees om verschillende manieren van kruisbesmetting te voorkomen.

• Minder dan de helft van de bevolking ontdooit vlees, gevogelte en/of vis op een veilige manier, dit wil zeggen uitsluitend in de koelkast, microgolf of koud water.

• 18% van de bevolking vervangt de frituurolie of het frituurvet na maximaal vijf beurten en 15% van de bevolking bakt zijn frieten tot ze een juiste kleur hebben (licht goudgeel).

• Slechts één op de vijf reinigt zijn koelkast minstens één keer per maand zoals aanbevolen.

Voedseltoxi-infecties veroorzaakt door de aanwezigheid van microbiologi-sche ziekteverwekkers of toxines in de voeding, vormen een belangrijk volks-gezondheidsprobleem. In 2014 werden er 370 voedseltoxi-infecties gemeld met alle economische en sociale gevolgen van dien. Veilige praktijken en beter geïnformeerde burgers kunnen helpen om het aantal gevallen en de maatschappelijke impact te doen verminderen.

De besmetting van voedingsmiddelen kan zich voordoen in de verschil-lende stadia van de voedselketen. Op het niveau van de consument kunnen onjuiste kennis en ongepaste praktijken ten aanzien van het bewaren, behandelen en bereiden van voeding leiden tot een bacteriële besmetting van deze voeding.

Eén van de doelstellingen van de Voedselconsumptiepeiling 2014-2015 was de evaluatie van de kennis, de houding en het gedrag van de bevolking op het gebied van hygiëne en voedselveiligheid. Om dit te verwezenlijken werden een reeks vragen gesteld aan de persoon die gewoonlijk verant-woordelijk is voor de bereiding van de maaltijden in het huishouden (daarom

Page 61: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

61

VOED

SELV

EILI

GH

EID

hebben kinderen en adolescenten deze vragen niet beantwoord maar een ouder aangezien deze meestal instaat voor de bereiding van de maaltijden).

1. KENNIS

Temperatuur van de koelkast

In België in 2014, weet 60% van de bevolking dat de maximale temperatuur van de koelkast om voedsel op een veilige manier te bewaren 4°C dient te zijn. Daartegenover beschikt 38% over onjuiste kennis; gaande van -18°C tot 12°C met 7°C als vaakst aangehaalde maximale temperatuur (32% van de respondenten). Tot slot, 2% van de bevolking weet niet wat de maximale temperatuur van de koelkast mag zijn.

Betekenis van de datum van minimale houdbaarheid en uiterste consumptiedatum

Het vermelden van de datum van minimale houdbaarheid of de uiterste consumptiedatum op voedingsmiddelen is wettelijk verplicht. De datum van minimale houdbaarheid, uitgedrukt als “ten minste houdbaar tot…”, is de datum tot waarop het voedingsmiddel al zijn eigenschappen behoudt indien het onder de juiste omstandigheden wordt bewaard. Het voedingsmiddel kan echter nog worden gebruikt na de datum van minimale houdbaarheid indien het bewaard werd onder de juiste omstandigheden en als de verpakking nog intact is. Voor zeer bederfelijke voedingsmidde-len vanuit een microbiologisch oogpunt (zoals vers vlees en vis) vereist de Europese Unie aan de industrie de vermelding van de uiterste consump-tiedatum, uitgedrukt als “te gebruiken tot…”: na deze datum moet het voedingsmiddel worden beschouwd als schadelijk voor de gezondheid en zou het dus niet meer mogen worden geconsumeerd.

Deze voedselconsumptiepeiling laat zien dat één derde van de Belgische bevolking in 2014 over een goede kennis beschikt van beide houdbaarheids-data. Personen met een diploma hoger onderwijs en personen uit gezinnen met twee volwassenen en kind(eren) beschikken vaker over een goede kennis.

2. HOUDING

Consumptie van de voedingsmiddelen na de houdbaarheidsdatum

In België in 2014, rapporteert 65% van de bevolking al eens ongeopende voedingsmiddelen te hebben geconsumeerd waarvan de houdbaarheids-datum was verstreken. Het gaat voornamelijk om yoghurt en platte kaas, en droge voeding zoals bloem, koffie, kruiden, pasta en koeken.

Page 62: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

62

VOED

SELV

EILI

GH

EID

Het aantal mensen dat al eens vervallen voeding heeft geconsumeerd lijkt toe te nemen naarmate het opleidingsniveau van het gezin stijgt. Een grote toename van dit percentage (voor de bevolking tussen 15 en 64 jaar) werd waargenomen tussen 2004 (39%) en 2014 (67%).

Kruisbesmetting

Kruisbesmetting is de overdracht van bacteriën, virussen of parasieten van besmet voedsel naar onbesmet voedsel. Om het risico op kruisbesmetting te verminderen worden verschillende handelingen aangeraden. In deze voedselconsumptiepeiling werden vier aspecten onderzocht: handhygiëne na het aanraken van rauwe eieren, handhygiëne na het hanteren van rauw vlees of gevogelte, het hergebruiken van een snijplank dat werd gebruikt voor het snijden van rauw vlees of gevogelte en het hergebruiken van een mes dat werd gebruikt om rauw vlees of gevogelte te snijden.

Na het aanraken van rauwe eieren, neemt 19% van de bevolking de juiste houding aan door de handen met water en zeep te wassen. 46% van de bevolking spoelt de handen af met water, 27% kookt gewoon verder en 9% veegt de handen af aan een vaatdoek. Zoals weergegeven in Figuur 15, is het percentage van personen (voor de bevolking tussen 15 en 64 jaar) dat een juiste houding aanneemt lichtjes gestegen tussen 2004 (13%) en 2014 (18%).

Na het aanraken van rauw vlees of gevogelte, wast 47% de handen met water en zeep zoals aanbevolen. 39% van de bevolking spoelt de handen af met water, 9% kookt gewoon verder en 5% veegt de handen af aan een vaatdoek. Zoals weergegeven in Figuur 15, is er een opvallende verbetering met betrekking tot het aannemen van een juiste houding (voor de bevolking tussen 15 en 64 jaar) tussen 2004 (28%) en 2014 (45%).

Page 63: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

63

VOED

SELV

EILI

GH

EID

Figuur 15 | Percentage van de bevolking (15-64 jaar) dat de handen wast met water en zeep na het aanraken van rauwe eieren of rauw vlees/gevogelte, Voedselconsumptiepeiling, België, 2004-2014

In België in 2014, wast 58% van de bevolking de snijplank gebruikt om rauw vlees of gevogelte op te snijden met water en zeep of vervangt de plank alvorens verder te gaan met koken. Deze twee houdingen worden op het vlak van voedselveiligheid als veilig beschouwd. Daartegenover, spoelt of veegt 31% van de bevolking de snijplank af, 7% blijft de snijplank gewoon verder gebruiken, 3% wast de snijplank af met bleekwater of met een ontsmettingsmiddel en 1% neemt een andere houding aan.

Verder, wast 55% van de bevolking het mes gebruikt om rauw vlees of gevogelte te snijden met water en zeep of gebruikt een ander mes alvorens verder te gaan met koken. Deze twee houdingen worden volgens de aanbevelingen als veilig beschouwd op het vlak van voedselveiligheid. Daartegenover, spoelt of veegt 38% van de bevolking het mes af en 7% blijft het mes gewoon verder gebruiken.

Ten slotte heeft slechts 10% van de Belgische bevolking, globaal gesproken, een juiste houding ten aanzien van alle risico’s op kruisbesmetting, namelijk door de handen te wassen en het keukengerief af te wassen na het aanraken van rauwe voedingsmiddelen.

Page 64: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

64

VOED

SELV

EILI

GH

EID

3. GEDRAG

Bewaring van voedingsmiddelen

In België in 2014, bewaart 98% van de bevolking bereidingen op basis van rauwe eieren (zoals chocolademousse) in de koelkast. Er is een positieve evolutie in dit gedrag (voor de bevolking tussen 15 en 64 jaar) tussen 2004 (91%) en 2014 (98%).

In België in 2014, bewaart tussen de 75 en 96% van de bevolking (naargelang het soort product) fijne vleeswaren aangekocht bij de slager in de koelkast volgens de aanbevolen maximale duur. Deze percentages zijn iets lager (tussen 72 en 93% volgens soort fijne vleeswaren) voor de bewaringsduur van voorverpakte fijne vleeswaren (na opening van de verpakking).

Ontdooiingsmethoden

Om elk risico op een voedseltoxi-infectie te vermijden is het noodzakelijk om vlees, gevogelte en/of vis op een veilige manier te ontdooien, namelijk in de koelkast, de microgolf of onder koud stromend water. In België in 2014, gebruikt 41% van de bevolking slechts één van deze methoden. Dit percen-tage (voor de bevolking tussen 15 en 64 jaar) is lager in 2014 (40%) dan in 2004 (51%).

Bereiding van gefrituurde voedingsmiddelen

Een frequente consumptie van gefrituurde voedingsmiddelen wordt afgera-den vanwege het hoge vetgehalte van deze producten en de vorming van acrylamide tijdens het frituurproces. In België in 2014, bereidt 33% van de bevolking thuis vaak – namelijk minstens één keer per week– gefrituurde voedingsmiddelen. Deze frequentie lijkt toe te nemen naarmate het oplei-dingsniveau van het gezin afneemt en de grootte van het huishouden toeneemt. Ten slotte is het percentage (voor de bevolking tussen 15 en 64 jaar) dat minstens één keer per week gefrituurde voedingsmiddelen thuis bereidt gedaald van 46% in 2004 naar 33% in 2014.

Om voedingsmiddelen te frituren wordt plantaardige olie aanbevolen omdat het relatief weinig verzadigde vetzuren bevat en hittebestendig is. In België in 2014, bereidt 72% van de bevolking gefrituurde voedingsmiddelen thuis met plantaardige frituurolie, 21% gebruikt plantaardig frituurvet, 6% dierlijk frituurvet en 1% andere vetsoorten.

Om de productie van schadelijke stoffen voor de gezondheid te vermijden, wordt aanbevolen om de frituurolie of het frituurvet na vijf of zes beurten te vervangen. In België in 2014, vervangt 18% van de bevolking de frituurolie of het frituurvet na maximaal vijf beurten. Dit percentage is beduidend lager in 2014 dan in 2004 (37%).

Page 65: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

65

VOED

SELV

EILI

GH

EID

Om de productie van acrylamide tijdens het bakken van frieten te beperken, wordt aangeraden om deze te bakken op een maximale temperatuur van 175°C tot een licht goudgele kleur bekomen wordt. In 2014 geeft 15% van de Belgische bevolking aan frieten te bereiden die een licht goudgele kleur hebben, 49% geeft aan frieten te bereiden die een goudgele kleur hebben, 33% een donker goudgele kleur en 2% een te donkere kleur. Het percentage van de bevolking dat aangeeft hun frieten te donker te bakken neemt af naarmate het opleidingsniveau van het gezin toeneemt.

Gaarheid van gevogelte

Omdat kippenvlees wordt beschouwd als de belangrijkste oorzaak van gevallen van campylobacteriose, wordt aangeraden om dit vlees voldoende te bakken voor de consumptie. In België in 2014, geeft 5% van de bevolking aan om de gaarheid van gevogelte niet te controleren. Van de personen die aangeven de gaarheid van gevogelte te controleren, wordt de controle van de kleur van het vlees het vaakst genoemd (door 84% van de bevolking). Het letten op de bereidingstijd werd aangegeven door 25% van de bevolking. Het gebruik van een thermometer om de gaarheid van gevogelte te contro-leren daarentegen is zeer ongebruikelijk.

Handhygiëne

In 2014 wast in België 84% van de bevolking systematisch de handen alvorens te beginnen met de bereiding van een maaltijd. Dit percentage heeft de neiging om af te nemen naarmate het opleidingsniveau van het gezin toeneemt. Van de personen die de handen (systematisch of soms) wassen voor de bereiding van een maaltijd doet 85% dit met water en zeep.

Frequentie reiniging koelkast

Omdat de koelkast een potentiële bron is van kruisbesmetting wordt aange-raden de koelkast minstens één keer per maand te reinigen. In België in 2014, volgt 20% van de bevolking deze aanbeveling. Het percentage personen die deze aanbeveling volgt heeft de neiging om af te nemen naarmate het opleidingsniveau van het gezin toeneemt. In 2014 zijn er minder Belgische consumenten (15-64 jaar) (20%) die hun koelkast regelmatig reinigen dan in 2004 (54%).

Page 66: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

66

VOED

SELV

EILI

GH

EID

Tabel 18 | Naleving van de aanbevelingen op het vlak van voedsel- veiligheid, Voedselconsumptiepeiling, België, 2004 en 2014

Percentage van de bevolking* dat… 2004 2014

bereidingen op basis van rauwe eieren bewaart in de koelkast 91 98

paté aangekocht bij de slager maximaal 4 dagen bewaart in de koelkast --- 82

gekookte ham aangekocht bij de slager maximaal 4 dagen bewaart in de koelkast --- 75

salami aangekocht bij de slager maximaal 7 dagen bewaart in de koelkast --- 96

toespijs op basis van mayonaise aangekocht bij de slager maximaal 4 dagen bewaart in de koelkast --- 78

voorverpakte paté na openen van de verpakking maximaal 4 dagen bewaart in de koelkast --- 76

voorverpakte gekookte ham na openen van de verpakking maximaal 4 dagen bewaart in de koelkast --- 72

voorverpakte salami na openen van de verpakking maximaal 7 dagen bewaart in de koelkast --- 93

voorverpakte toespijs op basis van mayonaise na openen van de verpakking maximaal 4 dagen bewaart in de koelkast

--- 75

vis, vlees en/of gevogelte ontdooit in de koelkast, microgolf en/of in koud water 51 40

frituurolie of frituurvet na maximaal vijf beurten vervangt** 37 16

frieten bakt met een licht goudgele kleur** --- 15

systematisch de handen wast voor de bereiding van een maaltijd --- 84

de koelkast minstens één keer per maand reinigt 54 20

* Bevolking tussen 15 en 64 jaar voor de vergelijking van indicatoren tussen 2004 en 2014 en de totale bevolking (3 tot 64 jaar) voor de indicatoren die enkel beschikbaar waren in 2014.

** Bij de huishoudens die de friteuse gebruiken bij hun thuis.

Page 67: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

67

VOED

SELV

EILI

GH

EID

4. CONCLUSIE

Deze verschillende resultaten tonen aan dat er nog ruimte is om de kennis, houding en gedrag van consumenten op vlak van voedselveiligheid te verbeteren. Betere kennis en veilige methoden kunnen bijdragen tot het verminderen van de blootstelling van de bevolking aan bepaalde schade-lijke stoffen, evenals het verminderen van het aantal voedseltoxi-infecties die een aanzienlijke kost inhouden voor de maatschappij. Belangrijk is ook om de consumenten te informeren betreffende de alomtegenwoordigheid van micro-organismen, de mogelijke besmettingswegen en de voedseltoxi-in-fecties die zich kunnen voordoen om hen te motiveren zich te houden aan de aanbevelingen op het vlak van voedselveiligheid.

Page 68: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

68

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

III. LICHAAMSBEWEGING EN SEDENTAIR GEDRAG

Voldoende en regelmatige lichaamsbeweging is een essentieel element met het oog op “een gezonde geest in een gezond lichaam”. Bovendien is sedentair gedrag (langdurig zitten), onafhankelijk van de lichaamsbeweging, geassocieerd met een verhoogd risico op chronische ziekten en sterfte.

Vanuit een volksgezondheidsperspectief is het belangrijk om de relatie tussen gezondheid en levensstijl, zoals lichaamsbeweging, sedentair gedrag en voedingsgewoonten, te bestuderen. Vandaar dat de Belgische Voedselconsumptiepeiling 2014-2015 (VCP 2014-15) ook gegevens heeft verzameld over lichaamsbeweging en sedentair gedrag naast de voedselconsumptiegegevens.

De totale hoeveelheid lichaamsbeweging en sedentair gedrag is bij kinde-ren (3-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar) gemeten met accelerometers19 en aangevuld met informatie uit een logboek. Bijkomende informatie over de context waarin deze activiteiten worden uitgevoerd (zoals transport, school/werk, vrije tijd, huishouden, schermtijd) is afkomstig uit vragenlijs-ten (ToyBox-studie en FPAQ20). Bij volwassenen (18-64 jaar) werd de totale hoeveelheid lichaamsbeweging en sedentair gedrag evenals de domeinen van de lichamelijke activiteit onderzocht met de lange versie van de IPAQ21 vragenlijst. De verkregen resultaten worden vergeleken met bestaande internationale en nationale aanbevelingen. De verschillen die in deze samen-vatting gerapporteerd worden zijn statistisch significant (p < 0,05).

Het is belangrijk op te merken dat de gegevens in dit rapport het resultaat zijn van verschillende objectieve en subjectieve meetmethoden en dat enige voorzichtigheid geboden is bij het vergelijken van de gegevens bekomen voor de verschillende leeftijdsgroepen. Bovendien wordt er in de literatuur gewaarschuwd dat de lange versie van de IPAQ vragenlijst leidt tot een hogere inschatting van de totale lichamelijke activiteit in vergelijking met de korte versie van de IPAQ vragenlijst (gebruikt in de Voedselconsumptiepeiling 2004). Daarom is het belangrijk om ook de verschillen die waargenomen worden tussen 2004 en 2014 (voor volwassenen) met de nodige voorzich-tigheid te interpreteren.

19 Een accelerometer is discreet en licht toestel dat lichaamsbeweging detecteert langs drie orthogonale assen: verticaal, mediolateraal en anterior-poster.

20 Flemish Physical Activity Questionnaire (FPAQ).21 International Physical Activity Questionnaire (IPAQ).

Page 69: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

69

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

1. LICHAAMSBEWEGING

• Kleuters (3-5 jaar) en volwassenen (18-64 jaar) voldoen gemakkelijk aan de richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) voor voldoende lichaamsbeweging (3 uur per dag lichaamsbeweging van alle mogelijke intensiteitsniveaus voor kleuters).

• Slechts de helft van de kinderen (6-9 jaar) en één derde van de ado-lescenten (10-17 jaar) voldoen aan de leeftijdsspecifieke (en stren-gere) WGO richtlijn, namelijk 1 uur per dag matig tot sterk intensieve lichaamsbeweging.

• De meerderheid van de volwassenen (18-64 jaar) voldoet gemakkelijk aan de richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) voor voldoende lichaamsbeweging (2 uur en 30 minuten per week matig intensieve lichaamsbeweging).

• Tegelijkertijd tonen de resultaten aan dat de Belgische bevolking in 2014 een groot deel van de dag al zittend doorbrengt. De zittijd vari-eert van gemiddeld 6 tot 9 uur per dag, afhankelijk van de leeftijd (dit is langer dan de tijd die op een hele week besteed wordt aan lichaams-beweging in de vrije tijd/sport of actief transport).

• Er is dus ruimte om lichaamsbeweging te blijven promoten en te stimu-leren. Bewegingsadviezen en interventies zouden dus ook aandacht moeten hebben voor de context (transport, vrije tijd, werk/school en huishouden) waarin mensen kunnen en willen bewegen omdat deze zeer afhankelijk is van de leeftijd, het geslacht en het opleidingsniveau.

• De resultaten rond lichaamsbeweging en sedentair gedrag sugge-reren dat toekomstige studies en interventies niet alleen dienen te focussen op de tijd die besteed wordt aan bewegen en zitten, maar ook aandacht dienen te hebben voor de inhoud en context van de activiteiten en welke mentale, lichamelijke en sociale componenten die ermee samenhangen essentieel zijn voor het ontwikkelen van een goede gezondheid.

Page 70: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

70

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

1.1. Totale hoeveelheid lichamelijke activiteit

• Kinderen (3-9 jaar) hebben dagelijks gemiddeld 60 minuten matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit.

• Adolescenten (10-17 jaar) hebben gemiddeld niet meer dan 48 minu-ten per dag lichamelijke activiteit van dit niveau.

• Volwassenen (18-64 jaar) hebben dagelijks gemiddeld 1 uur en 46 minuten matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit.

In België in 2014 spenderen kinderen (3-9 jaar) gemiddeld 4 uur en 46 minuten per dag aan licht intensieve lichamelijke activiteit (zoals bijvoor-beeld staan). Voor adolescenten (10-17 jaar) is dit gemiddeld 3 uur en 21 minuten.

Naarmate kinderen en adolescenten ouder worden, wordt een daling van de totale lichamelijke activiteit geobserveerd en dit voor zowel de licht als de matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit (Figuur 16 en 17).

Figuur 16 | Gemiddeld aantal minuten per dag dat kinderen en adolescenten (3-17 jaar) besteden aan licht intensieve lichamelijke activiteit, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

In België in 2014 hebben kinderen (3-9 jaar) gemiddeld 60 minuten per dag matig (bijvoorbeeld wandelen en fietsen) tot zwaar (bijvoorbeeld joggen en mountainbiken) intensieve lichamelijke activiteit en bij adolescenten (10-17 jaar) daalt dit tot 48 minuten per dag.

Volwassenen (18-64 jaar) hebben dagelijks gemiddeld 1 uur en 46 minuten matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit; in vergelijking met 2004

Page 71: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

71

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

is dit een toename van 29 minuten. Deze cijfers verschillen duidelijk van de resultaten van de Gezondheidsenquête 2013 waar de volwassen Belg (15 jaar en ouder) gemiddeld dagelijks 43 minuten matig tot zware lichaamsbewe-ging rapporteerde. Het grote verschil is voornamelijk verklaarbaar door het feit dat “wandelen” in de Gezondheidsenquête niet werd meegenomen in de berekeningen. Een herberekening van de VCP 2014-15 resultaten zónder wandelen toont aan dat de volwassen Belg gemiddeld 54 minuten per dag matig tot zware lichaamsbeweging heeft.

Kinderen en adolescenten die in Vlaanderen wonen zijn een beetje meer actief dan kinderen en adolescenten die in Wallonië wonen. Vlaamse kinde-ren en adolescenten spenderen 6 à 7 minuten per dag meer aan matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit. Volwassenen die in Wallonië wonen hebben daarentegen dagelijks gemiddeld 24 minuten langer matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit in vergelijking met volwassenen die in Vlaanderen wonen.

Jongens en mannen doen meer aan lichaamsbeweging dan meisjes en vrouwen (Figuur 17 en 18). Volwassen mannen hebben dagelijks gemiddeld 12 minuten langer matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit dan vrouwen.

Daarnaast daalt de gemiddelde tijd gespendeerd aan matig tot zwaar inten-sieve lichamelijke activiteit bij volwassenen met een stijgend opleidingsni-veau, wat suggereert dat dit een gevolg kan zijn van meer zittend werk bij hogeropgeleiden. Bij kinderen en adolescenten wordt er op basis van het opleidingsniveau van de ouders geen verschil waargenomen in matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit.

Tot slot is er ook een samenhang met het seizoen: in de zomer hebben kinde-ren en volwassenen dagelijks meer matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit dan in de winter. Deze seizoenvariatie wordt niet waargenomen bij de adolescenten.

Page 72: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

72

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

Figuur 17 | Gemiddeld aantal minuten per dag dat kinderen en adolescenten (3-17 jaar) besteden aan matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Figuur 18 | Gemiddeld aantal minuten per dag dat volwassenen (18-64 jaar) spenderen aan matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit, volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Page 73: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

73

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

Richtlijnen voor lichamelijke activiteit

• Voor kinderen van 3 tot 5 jaar is het aanbevolen om dagelijks 3 uur lichamelijk actief (ongeacht de intensiteit) te zijn. In België in 2014 vol-doet 96% van de kinderen aan deze richtlijn.

• Oudere kinderen en adolescenten (6-17 jaar) zouden volgens de WGO richtlijnen dagelijks minstens 60 minuten matig tot zwaar intensief lichamelijk actief moeten zijn. In België in 2014 voldoet 48% van de kinderen (6-9 jaar) en 29% van de adolescenten (10-17 jaar) aan deze richtlijnen.

• In België in 2014 is 91% van de volwassenen (18-64 jaar) voldoende lichamelijk actief volgens de WGO richtlijnen.

De richtlijnen van de WGO voor lichamelijke activiteit zijn verschillend voor kleuters, kinderen, adolescenten en volwassenen. Bij kinderen en adolescen-ten (3-17 jaar) worden de accelerometer en een logboek gebruikt om na te gaan of ze voldoen aan de richtlijnen voor voldoende lichamelijke activiteit; voor volwassenen (18-64 jaar) wordt de IPAQ vragenlijst gebruikt.

Kinderen van 3 tot 5 jaar zouden dagelijks minstens 3 uur lichamelijk actief moeten zijn. De richtlijn omvat zowel licht, matig en zwaar intensieve licha-melijke activiteit. Deze richtlijn wordt door de meeste van deze kinderen (96%) zonder problemen gehaald.

Vanaf 6 jaar is het voor kinderen en adolescenten aangeraden om dagelijks minstens 60 minuten lichamelijk actief te zijn, enkel rekening houdend met matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit. Slechts 7% van de kinderen (6-9 jaar) en 2% van de adolescenten (10-17 jaar) voldoen aan deze richtlijn. Meer jongens dan meisjes voldoen aan de richtlijn voor voldoende lichaams-beweging. Deze cijfers zijn dus het resultaat van een zeer strikte interpre-tatie: alleen de kinderen en de adolescenten die elke valide geregistreerde dag minstens 60 minuten matig tot zwaar intensief lichamelijk actief waren, werden beschouwd als voldoende lichamelijk actief. Volgens een meer vrije interpretatie van deze richtlijn (gemiddeld minstens 60 minuten matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit over de verschillende valide geregis-treerde dagen) bereiken 48% van de kinderen en 29% van de adolescenten de norm van voldoende lichaamsbeweging.

Het grote verschil tussen de jonge kinderen (3-5 jaar) en de oudere kinde-ren en adolescenten (6-17 jaar) is voornamelijk te verklaren door het verschil in de leeftijdsspecifieke richtlijnen. Bij kleuters (3-5 jaar) wordt er rekening gehouden met alle vormen van lichaamsbeweging (ook licht intensief ), terwijl bij oudere kinderen er alleen rekening wordt gehouden met matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteiten. Het is dus gemakkelijker om

Page 74: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

74

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

aan drie uur dagelijkse lichamelijke activiteit te komen als de licht intensieve activiteiten meegerekend worden dan wanneer de grens gelegd wordt op dagelijks één uur matig en/of zwaar intensieve lichamelijke activiteiten.

De WGO richtlijnen voor volwassenen in verband met de hoeveelheid lichamelijke activiteit verschillen met die van de kleuters, de kinderen en de adolescenten. Volwassenen worden aangeraden wekelijks 2 uur en 30 minuten matig intensieve lichamelijke activiteit, of 1 uur en 15 minuten zwaar intensieve lichamelijke activiteit uit te oefenen, of een equivalente combinatie hiervan. In 2014 is 91% van de Belgen (18-64 jaar) voldoende lichamelijk actief volgens deze richtlijn (Figuur 19). Dit is maar liefst 20% meer in vergelijking met 2004. Mannen en vrouwen voldoen ongeveer even vaak aan deze richtlijn, ook met de leeftijd wordt er geen samenhang gevonden. Tot slot voldoen volwassenen die in Wallonië wonen vaker aan de WGO richtlijn voor voldoende lichamelijke activiteit dan volwassenen die in Vlaanderen wonen.

Enerzijds is het duidelijk dat de verschillende definities van de richtlijnen volgens leeftijd, de keuze van de meetmethode en de interpretatie van de richtlijn (strikt versus liberaal) de resultaten sterk kunnen beïnvloeden en het vergelijken van de resultaten van de verschillende leeftijdsgroepen moeilijk maakt. Anderzijds zijn deze richtlijnen alleen een norm voor voldoende lichamelijke activiteit, een “beweegnorm”, met andere woorden het zijn geen normen voor het bereiken van gezondheidsbevorderende lichamelijke activiteit.

Page 75: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

75

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

Figuur 19 | Percentage van de volwassenen (18-64 jaar) dat voldoende lichamelijk actief is volgens de richtlijnen van de WGO, volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

De geleidelijke daling in de totale tijdsduur van lichamelijke activiteit tijdens het opgroeien en het lage aandeel oudere kinderen en adolescenten dat voldoet aan de richtlijnen voor voldoende lichamelijke activiteit, suggere-ren dat het essentieel is om oudere kinderen en vooral adolescenten meer te stimuleren tot lichamelijke activiteit.

1.2. Specifieke domeinen van lichamelijke activiteitLichaamsbeweging omvat niet enkel en alleen het uitoefenen van sporten. Er zijn vier belangrijke domeinen waarin men lichamelijk actief kan zijn: transport, vrije tijd, werk/school en huishouden. Als onderdeel van de Voedselconsumptiepeiling 2014-2015 zijn verschillende vragenlijsten gebruikt om deze verschillende domeinen bij kinderen (ToyBox-studie), adolescenten (FPAQ) en volwassenen (IPAQ) te beschrijven.

Page 76: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

76

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

Actief transport

• 48% van de kinderen (3-9 jaar) gebruikt wel eens actief transport (met de fiets of te voet) om zich te verplaatsen naar school.

• 40% van de adolescenten (10-17 jaar) gebruikt meestal actief transport naar school.

• In Vlaanderen spenderen kinderen en adolescenten (3-17 jaar) vaker en meer tijd aan actief transport (voornamelijk de fiets) van en naar de school dan in Wallonië.

• 63% van de volwassenen (18-64 jaar) rapporteert gebruik te maken van actief transport (met de fiets of te voet) om zich te verplaatsen.

• In Vlaanderen wordt er meer gefietst en in Wallonië wordt er meer gewandeld.

Actief transport van en naar de school of het werk heeft mogelijks een positief effect op het lichaamsgewicht, draagt bij tot een verbetering van de cardiovasculaire fitheid en doet ook de dagelijkse tijd gespendeerd aan lichamelijke activiteit toenemen.

In België in 2014 maakt 48% van de kinderen (3-9 jaar) wel eens gebruik van actief transport van en naar school, dit wil zeggen dat ze zelf fietsen en/of wandelen naar school eventueel gecombineerd met passief transport.

Kinderen die gebruik maken van actief transport van en naar school beste-den er gemiddeld 1 uur en 40 minuten per schoolweek aan. Als de school dichtbij is gelegen (minder dan 2 km van thuis), maken meer kinderen gebruik van actief transport dan wanneer de afstand tot de school groter is.

40% van de adolescenten (10-17 jaar) gebruikt meestal een actief trans-portmiddel van en naar school (fietsen en/of wandelen). Adolescenten die gebruik maken van actief transport om zich te verplaatsen van en naar school besteden er wekelijks gemiddeld iets meer dan 2 uur aan.

Tot slot, 63% van de volwassenen (18-64 jaar) geeft aan actief transport te gebruiken. Een volwassen persoon die aan actief transport doet, besteedt gemiddeld 3 uur en 26 minuten aan matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit per week in het kader van actief transport.

Er worden duidelijke socio-economische verschillen waargenomen voor het type actief transport. Kinderen waarvan de ouders het laagste oplei-dingsniveau hebben zijn meer geneigd al wandelend naar school te gaan. Daarentegen gebruiken adolescenten waarvan de ouders het hoogste opleidingsniveau hebben, vaker actief transport van en naar school dan adolescenten waarvan de ouders het laagste opleidingsniveau hebben. Adolescenten met ouders van het laagste opleidingsniveau doen minder

Page 77: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

77

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

aan actief transport naar school, voornamelijk omdat zij veel minder de fiets gebruiken (20%) dan adolescenten met ouders van het hoogste opleiding-sniveau (37%).

Adolescenten en volwassenen met een lager opleidingsniveau wandelen meer en fietsen minder in het kader van actief transport. Dit rapport kan geen uitsluitsel geven of deze bevinding zuiver samenhangt met economi-sche redenen dan wel met andere bijkomende factoren.

Er zijn ook duidelijke regionale verschillen, voornamelijk in het gebruik van de fiets. Kinderen en adolescenten in Vlaanderen gebruiken opvallend vaker actief transport van en naar school en besteden hier ook meer tijd aan. In Wallonië wordt er door de kinderen zelden (4%) gebruik gemaakt van de fiets, terwijl iets meer dan één derde van de kinderen in Vlaanderen (36%) de fiets gebuikt om naar school te gaan. Waalse adolescenten gebruiken zelden de fiets (2%) en veel frequenter de auto, trein, bus of motorfiets (84%) om zich te verplaatsen van en naar school in vergelijking met Vlaamse adoles-centen. Ook voor volwassenen worden gelijkaardige regionale verschillen geobserveerd voor wandelen en fietsen in het kader van actief transport: mensen woonachtig in Wallonië wandelen wekelijks gemiddeld langer in het kader van actief transport, in Vlaanderen daarentegen is fietsen veel populairder. Het is bekend dat een heuvelachtige omgeving het gebruik van de fiets als transportmiddel beperkt maar niet het wandelen.

Page 78: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

78

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

Lichaamsbeweging in de vrije tijd

• 56% van de kinderen (3-9 jaar) is lid van een sportclub. Kinderen die lid zijn van een sportclub spenderen wekelijks gemiddeld 2 uur en 23 minuten aan sport in clubverband.

• Ongeveer 80% van de kinderen (3-9 jaar) speelt actief buiten. Op een weekdag wordt er gemiddeld ongeveer 2 uur en 24 minuten actief buiten gespeeld en op een weekenddag gemiddeld ongeveer 3 uur en 53 minuten.

• 75% van de adolescenten (10-17 jaar) neemt deel aan sport tijdens de vrije tijd. Bij deelname besteden ze hier wekelijks gemiddeld 3 uur en 52 minuten aan.

• De volwassenen (18-64 jaar) die aangeven lichaamsbeweging te doen tijdens de vrije tijd (68%) besteden hier wekelijks gemiddeld 4 uur en 32 minuten aan.

Sportdeelname tijdens de vrije tijd draagt ook bij tot het verhogen van de totale duur van lichamelijke activiteit. Dit verhoogt echter niet automatisch de tijd besteed aan matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteiten, aangezien dit afhankelijk is van het type sport dat beoefend wordt.

In België in 2014 is 56% van de kinderen (3-9 jaar) lid van een sportclub, waaronder meer oudere kinderen (6-9 jaar) en kinderen met hoogopgeleide ouders. Wekelijks wordt er gemiddeld 2 uur en 23 minuten besteed aan het beoefenen van sport in clubverband, waarbij jongens en oudere kinderen (6-9 jaar) hieraan de meeste tijd besteden.

Ongeveer 80% van de Belgische kinderen (3-9 jaar) heeft actief buiten gespeeld tijdens de dag voorafgaand aan het interview. Kinderen uit hogeropgeleide gezinnen zijn meer geneigd om actief buiten te spelen. In Vlaanderen spelen er meer kinderen buiten dan in Wallonië. In de lente en zomer zijn er meer kinderen die actief buiten spelen dan in de winter en herfst. Gemiddeld gezien wordt er door de kinderen die buiten spelen meer tijd besteed aan actief spel buiten tijdens het weekend (gemiddeld 3 uur en 53 minuten op een weekenddag) dan tijdens de week (gemiddeld 2 uur en 24 minuten op een weekdag).

75% van de adolescenten geeft aan om minstens één sport te beoefenen tijdens hun vrije tijd. Adolescenten die sportactiviteiten beoefenen tijdens de vrije tijd spenderen er wekelijks gemiddeld 3 uur en 52 minuten aan. Adolescenten uit een gezin met een hoger opleidingsniveau geven iets vaker aan een sport te beoefenen tijdens hun vrije tijd. Jongens nemen vaker deel aan sportactiviteiten in de vrije tijd dan meisjes (78% versus 72%) en spenderen er ook meer tijd aan (4 uur 37 minuten versus 3 uur).

Page 79: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

79

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

In 2014 besteedt de volwassen Belg (18-64 jaar), die aangeeft tijdens de vrije tijd te bewegen, gemiddeld 4 uur en 32 minuten per week aan matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit tijdens de vrije tijd. In Wallonië spenderen volwassenen gemiddeld 55 minuten per week méér aan matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit tijdens de vrije tijd in vergelijking met Vlaanderen. Mannen, jongere mensen en mensen met een normaal gewicht beoefenen gemiddeld iets meer zwaar intensieve lichamelijke activiteit tijdens hun vrije tijd. Bij volwassenen is er geen verschil in de totale tijdsduur gespendeerd aan lichamelijke activiteit in de vrije tijd volgens opleidings-niveau: mensen met een lager opleidingsniveau beoefenen minder zwaar intensieve lichamelijke activiteiten, maar dit verschil wordt gecompenseerd doordat ze meer wandelen tijdens de vrije tijd. Bij het bestuderen en promo-ten van sportactiviteiten dient men dus rekening te houden met het feit dat er verschillen bestaan in het type bewegingsactiviteit tussen verschillende socio-economische bevolkingsgroepen.

Lichamelijke activiteit op school

• Adolescenten (10-17 jaar) spenderen wekelijks gemiddeld 1 uur en 33 minuten aan lichamelijke opvoeding of sport op school tijdens de lesu-ren (inclusief zwemlessen).

• 54% van de adolescenten (10-17 jaar) geeft aan dat ze de mogelijkheid hebben om deel te nemen aan sport of beweging op school buiten de lesuren. Slechts 45% van deze adolescenten maakt er ook werkelijk gebruik van.

De school is een ideale setting om lichamelijke activiteit te promoten aange-zien adolescenten ongeacht hun socio-economische achtergrond wekelijks een aanzienlijke hoeveelheid tijd aanwezig zijn op school. In België in 2014 spenderen adolescenten wekelijks gemiddeld 1 uur en 33 minuten aan licha-melijke opvoeding of sport tijdens de lesuren (inclusief zwemlessen).

Sport en beweging op school buiten de lesuren zijn gemakkelijk toegankelijk qua locatie en kosten. Bovendien zijn ze vaak minder competitief in vergelij-king met georganiseerde sport buiten de schoolcontext, waardoor het niet enkel geschikt is voor getalenteerde kinderen. Schoolgerelateerde interven-ties op vlak van lichamelijke activiteiten blijken effectief om de lichamelijke conditie van adolescenten te verbeteren. In België in 2014 geeft 54% van de adolescenten (10-17 jaar) aan dat ze de mogelijkheid hebben om deel te nemen aan sport of beweging op school buiten de lesuren. Dit percentage ligt veel hoger in Vlaanderen (68%) dan in Wallonië (36%).

Page 80: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

80

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

Slechts 45% van de adolescenten die de mogelijkheid hebben om deel te nemen aan sportactiviteiten op school buiten de lesuren maakt er ook werkelijk gebruik van. Adolescenten die deelnemen aan deze sportactivitei-ten spenderen er wekelijks gemiddeld 2 uur en 7 minuten aan. Jongens en jongere adolescenten (10-13 jaar) nemen er vaker aan deel en spenderen er wekelijks ook meer tijd aan (Figuur 20). Ondanks een lager aanbod nemen Waalse adolescenten vaker deel aan sportactiviteiten op de school buiten de lesuren en bij deelname spenderen ze meer tijd aan sport en beweging op school. Dit bevestigt een algemene internationale trend: schoolgeba-seerde interventies verhogen niet automatisch de deelnamegraad, maar bij deelname neemt de tijd die gespendeerd wordt aan lichamelijke activiteit toe.

Figuur 20 | Percentage van de adolescenten (10-17 jaar) dat de mogelijkheid heeft om deel te nemen aan sport of beweging op school (buiten de lesuren) en hieraan deelneemt, volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Lichamelijke activiteit op het werk

• Een Belg (18-64 jaar) die aangeeft een job te hebben spendeert op het werk gemiddeld 7 uur en 35 minuten per week aan matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit.

In België in 2014 spenderen werkende mensen gemiddeld 7 uur en 35 minuten per week aan matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit op het werk. Mannen, lageropgeleiden en mensen die in Wallonië wonen geven

Page 81: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

81

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

aan meer matig en zwaar intensieve lichamelijke activiteit uit te oefenen op het werk.

Lichamelijke activiteit in het huishouden

• Een volwassene (18-64 jaar) die huishoudelijke taken uitvoert binnen de categorie matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit, spen-deert hier wekelijks gemiddeld 6 uur en 19 minuten aan.

Het laatst bestudeerde domein is lichamelijke activiteit tijdens huishoude-lijk werk. In 2014 besteedt de Belg (18-64 jaar) die aangeeft huishoudelijke klusjes te doen, gemiddeld 6 uur en 19 minuten per week aan matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit in het kader van huishoudelijk werk. Vrouwen, oudere volwassenen (51-64 jaar) en mensen die in Wallonië wonen, oefenen wekelijks meer matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit in het kader van huishoudelijk werk uit. Verder wordt er in de zomer meer licha-melijke activiteit gerapporteerd tijdens huishoudelijk werk dan in de winter.

Proportionele bijdrage van de verschillende domeinen aan de totale activiteit

• Hoogopgeleiden halen meer lichaamsbeweging uit actief transport en uit beweging tijdens de vrije tijd; laagopgeleiden hebben meer lichaamsbeweging op de werkvloer.

• Mannen hebben meer lichaamsbeweging op het werk, vrouwen daar-entegen spenderen meer tijd aan lichaamsbeweging in het kader van huishoudelijke taken.

Voor de volwassenen werd ook de proportionele bijdrage van de verschil-lende domeinen aan de totale lichamelijke activiteit onderzocht in functie van leeftijd en geslacht (Figuur 21).

Zo blijkt dat mannen een grotere proportie van hun totale lichamelijke activiteit op het werk besteden. Vrouwen daarentegen halen een grotere proportie van hun lichamelijke activiteit uit huishoudelijk werk. Daarnaast hebben hogeropgeleiden een grotere proportie van hun totale lichame-lijke activiteit tijdens actief transport en de vrije tijd in vergelijking met de lageropgeleiden. Deze laatsten hebben een grotere proportie van hun totale lichamelijke activiteit op de werkvloer en tijdens het uitvoeren van huishou-delijke klusjes.

Page 82: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

82

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

Figuur 21 | Proportie van de totale matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit dat in de verschillende domeinen plaatsvindt, volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

1.3. Lichaamsbeweging en lichaamsgewicht

• Kinderen en adolescenten (3-17 jaar) met obesitas besteden minder tijd aan matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit.

• Volwassenen (18-64 jaar) met obesitas rapporteren méér lichaamsbe-weging op het werk dan volwassenen met een normaal gewicht.

In vergelijking met geslacht en leeftijd is de richting waarmee de Body Mass Index (BMI) en lichaamsbeweging elkaar beïnvloeden minder eenduidig en zeker niet unidirectioneel: enerzijds beschermt lichaamsbeweging tegen de ontwikkeling van obesitas, anderzijds veroorzaakt een toename in gewicht een vermindering in het activiteitsniveau. Op die manier kan er dus een “vicieuze” cirkel van gewichtstoename en lichamelijke inactiviteit ontstaan.

Kinderen en adolescenten (3-17 jaar) met obesitas besteden minder tijd aan matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteit. Vaak verklaart het oplei-dingsniveau van de ouders deels de relatie tussen obesitas en het activitei-tenpatroon. Maar zelfs als we met deze factor rekening houden, observeren we dat kinderen met obesitas minder actief buiten spelen en dat adoles-centen met obesitas minder deelnemen aan sportactiviteiten en minder tijd spenderen aan sportactiviteiten in de vrije tijd.

Page 83: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

83

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

Bij volwassenen (18-64 jaar) observeren we echter dat diegenen met obesi-tas juist méér lichamelijk actief zijn; dit kan deels verklaard worden door het opleidingsniveau. Obesitas komt meer voor bij mensen met een lagere opleiding en deze mensen die lager opgeleid zijn, zijn vaker lichamelijk actief op hun werk. Op basis van de proportionele bijdrage van de verschillende domeinen aan de totale lichamelijke activiteit worden er inderdaad verschil-len waargenomen volgens BMI. Mensen met obesitas hebben een grotere proportie van hun totale lichamelijke activiteit op het werk. Volwassenen met een normaal gewicht daarentegen halen een grotere proportie van hun totale lichamelijke activiteit uit actief transport en beweging tijdens de vrije tijd.

2. SEDENTAIR GEDRAG

• Al vanaf jonge leeftijd (3-5 jaar) wordt de helft van de dag zittend door-gebracht – en dit neemt tijdens de kindertijd toe en bereikt een piek in de adolescentie (14-17 jaar).

• Kinderen (3-9 jaar) zitten op een weekdag al gemiddeld meer dan één uur achter een scherm wat oploopt tot 2 uur en 30 minuten op een weekenddag.

• Adolescenten (10-17 jaar) zitten op hun beurt gemiddeld 2 uur en 48 minuten achter een scherm op een weekdag wat oploopt tot 4 uur en 40 minuten op een weekenddag.

• Is dit een wenselijke maatschappelijke ontwikkeling? Of is het tijd dat jongeren en hun leeftijdsgenoten, ouders en leerkrachten kritisch stil-staan bij de noodzakelijkheid van het schermgebruik en terug meer aandacht besteden aan alternatieve activiteiten (bijvoorbeeld met het gezin, met vrienden, cultureel, sportief)?

2.1. Totale hoeveelheid sedentair gedrag

• Kinderen (3-9 jaar) besteden gemiddeld 6 uur en 27 minuten per dag aan sedentaire activiteiten.

• Adolescenten (10-17 jaar) besteden gemiddeld 8 uur en 44 minuten aan sedentaire activiteiten.

• Volwassenen (18-64 jaar) zitten dagelijks gemiddeld 5 uur en 47 minu-ten. Maar liefst 22% van de Belgen zit gemiddeld langer dan 8 uur per dag.

Page 84: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

84

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

Bij kinderen en adolescenten werd de totale tijd besteed aan sedentair gedrag (zoals een boek lezen of tv-kijken) geregistreerd met de accelerome-ter. Bij volwassenen werd de totale zittijd onderzocht met de IPAQ vragenlijst.

Kinderen (3-9 jaar) spenderen gemiddeld 6 uur en 27 minuten per dag (ofwel 53% van hun wakkere uren22) aan sedentaire activiteiten. Adolescenten spenderen gemiddeld 8 uur en 44 minuten (ofwel 68% van hun wakkere uren) aan sedentaire activiteiten. De gemiddelde dagelijkse tijd gespen-deerd aan sedentaire activiteiten neemt toe met de leeftijd (Figuur 22).

In 2014 zit een volwassene (18-64 jaar) gemiddeld 5 uur en 47 minuten per dag (zitten in een voertuig niet inbegrepen), dit is 1 uur per dag minder lang dan in 2004. 22% van de volwassenen (18-64 jaar) zit gemiddeld langer dan 8 uur per dag, dit is een daling van 8% in vergelijking met 2004. De proportie mensen die gemiddeld langer dan 8 uur per dag zit daalt met de leeftijd (Figuur 23).

Figuur 22 | De gemiddelde duur (minuten per dag) van sedentaire activiteiten bij kinderen en adolescenten van 3 tot 17 jaar, volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

22 Tijd waarop de accelerometer werd gedragen tijdens de dag.

Page 85: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

85

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

Figuur 23 | Percentage van de volwassenen (18-64 jaar) dat gemiddeld langer dan 8 uur per dag zit, volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Voor de kinderen varieert het sedentair gedrag niet volgens het opleidings-niveau van de ouders, maar wel bij de adolescenten: adolescenten waarvan de ouders een diploma hoger onderwijs hebben spenderen gemiddeld meer tijd aan sedentaire activiteiten dan adolescenten waarvan de ouders een lagere opleiding hebben. Hogeropgeleide volwassenen zitten dagelijks ook gemiddeld langer dan laagopgeleiden. Wanneer er een opsplitsing wordt gemaakt tussen week- en weekenddagen is dit verschil afkomstig van het gemiddeld langer zitten op een weekdag door hoogopgeleiden. Tot slot blijkt dat hoogopgeleiden dagelijks vaker gemiddeld langer dan 8 uur zitten.

Het sedentair gedrag varieert ook volgens het seizoen: zowel kinderen, adolescenten en volwassenen vertonen meer sedentair gedrag in de winter dan in de lente en de zomer.

Page 86: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

86

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

2.2. Specifieke domeinen van het sedentair gedrag

Schermtijd

• Kinderen (3-9 jaar) spenderen gemiddeld 1 uur en 12 minuten aan schermtijd (tv-kijken, computergebruik en spelconsoles) op een week-dag en gemiddeld 2 uur en 29 minuten op een weekenddag.

• Adolescenten (10-17 jaar) spenderen gemiddeld 2 uur en 48 minu-ten aan schermtijd op een weekdag en 4 uur en 40 minuten op een weekenddag.

De term “schermtijd” wordt gebruikt als verzamelnaam voor alle activiteiten waarbij men gebruik maakt van een scherm zoals tv/dvd’s kijken, video- of computerspelletjes spelen of de computer gebruiken voor internetten, e-mailen of chatten. De literatuur toont aan dat schermgerelateerde seden-taire activiteiten een nadelige invloed kunnen hebben op de voedingsge-woonten, de lichaamssamenstelling, het risico op cardiovasculaire aandoe-ningen, de mentale gezondheid, de slaapkwaliteit en leerprestaties van kinderen en adolescenten.

Kinderen (3-9 jaar) hebben meer schermtijd (tv-kijken en de computer of spelconsoles gebruiken) tijdens het weekend (gemiddeld 2 uur en 29 minuten op een weekenddag) dan tijdens de week (gemiddeld 1 uur en 12 minuten op een weekdag). Oudere kinderen tussen 6 en 9 jaar vertonen meer schermtijd dan jongere kinderen tussen 3 en 5 jaar. Jongens verto-nen ook meer schermtijd dan meisjes, vooral in de leeftijdsgroep 6-9 jaar (Figuur 24).

Page 87: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

87

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

Figuur 24 | Gemiddeld aantal minuten per dag dat kinderen (3-9 jaar) spenderen aan schermtijd op een week- en weekenddag, volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

De schermtijd van kinderen (3-9 jaar) neemt ook toe naarmate de ouders een lagere opleidingsachtergrond hebben. Kinderen woonachtig in Vlaanderen vertonen meer schermtijd op een weekdag dan kinderen woonachtig in Wallonië.

Kinderen (3-9 jaar) spenderen meer tijd voor de tv dan achter de computer: bijna elk kind (3-9 jaar) kijkt dagelijks tv (96%), 56% van de kinderen (3-9 jaar) gebruikt de computer of spelconsoles op een weekdag en 69% van de kinde-ren gebruikt dit op een weekenddag. De gemiddelde duur van tv-kijken op week- en weekenddagen neemt ook toe naarmate het opleidingsniveau van het gezin afneemt. Op weekenddagen besteden kinderen uit gezinnen met het laagste opleidingsniveau meer tijd aan het gebruik van de computer of spelconsoles dan kinderen uit gezinnen met het hoogste opleidingsniveau.

In België in 2014 spenderen adolescenten (10-17 jaar) op een weekdag gemiddeld 2 uur en 48 minuten aan schermtijd. Op een normale weekend-dag loopt dit op tot 4 uur en 40 minuten. Op weekenddagen spenderen jongens er iets meer tijd aan dan meisjes (Figuur 25). Oudere adolescenten tussen de 14 en 17 jaar en adolescenten woonachtig in Wallonië spenderen er zowel op een week- als weekenddag meer tijd aan. Zoals bij de kinde-ren, neemt de gemiddelde schermtijd van een adolescent toe naarmate het opleidingsniveau van het gezin afneemt.

Als we de activiteiten van schermtijd bij de adolescenten afzonderlijk bekij-ken dan zien we dat de meeste tijd gespendeerd wordt aan tv/dvd’s kijken, vervolgens aan internetten, e-mailen of chatten en minder aan video- of computerspelletjes. Meisjes spenderen meer tijd aan internetten, e-mailen en chatten en jongens besteden meer tijd aan video- of computerspelletjes.

Page 88: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

88

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

Figuur 25 | Gemiddeld aantal minuten per dag dat adolescenten (10-17 jaar) besteden aan schermtijd op een week- en weekenddag, volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Richtlijnen schermtijd

• Op een weekdag overschrijdt 35% van de jongere kinderen tussen de 3 en 5 jaar de aanbevolen limiet van 1 uur schermtijd per dag; dit per-centage loopt op tot 75% op een weekenddag.

• Op een weekdag overschrijdt 11% van de oudere kinderen tussen de 6 en 9 jaar de aanbevolen limiet van 2 uur schermtijd per dag; dit per-centage loopt op tot 54% op een weekenddag.

• Op een weekdag overschrijdt 55% van de adolescenten de aanbevolen limiet van 2 uur schermtijd per dag; dit percentage loopt op tot 84% op een weekenddag.

De aanbevelingen voor schermtijd zijn maximaal 1 uur per dag voor kinde-ren tussen de 3 en 5 jaar en 2 uur per dag voor kinderen (6-9 jaar) en adoles-centen (10-17 jaar).

De gemiddelde schermtijd op week- en weekdagen en dus ook het aandeel kinderen dat niet voldoet aan de richtlijnen loopt op met de toenemende leeftijd (Figuur 26, 27 en 28).

In België in 2014 voldoet 35% van de jongere kinderen tussen de 3 en 5 jaar niet aan de richtlijn op een weekdag en dit loopt op tot 75% op een weekenddag.

Page 89: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

89

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

Figuur 26 | Percentage jongere kinderen tussen de 3 en 5 jaar dat meer dan 1 uur per dag spendeert aan schermtijd op een week- en weekenddag, volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

In België in 2014 voldoet 11% van de oudere kinderen tussen de 6 en 9 jaar niet aan de richtlijn op een weekdag wat oploopt tot 54% op een weekenddag.

In België in 2014 voldoet 55% van de adolescenten niet aan de richtlijn op een weekdag. Op een weekenddag loopt dit percentage op tot 84% van de adolescenten.

Bij kinderen en adolescenten zijn er meer jongens dan meisjes die niet voldoen aan de richtlijnen voor schermtijd (zie Figuur 26, 27 en 28). Kinderen en adolescenten uit gezinnen met het laagste opleidingsniveau voldoen ook vaker niet aan de richtlijnen voor schermtijd.

Page 90: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

90

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

Figuur 27 | Percentage oudere kinderen tussen de 6 en 9 jaar dat meer dan 2 uur per dag spendeert aan schermtijd op een week- en weekenddag, volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Figuur 28 | Percentage van de adolescenten (10-17 jaar) dat meer dan 2 uur per dag spendeert aan schermtijd op een week- en weekenddag, volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Page 91: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

91

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

Passief transport naar school

• 79% van de kinderen (3-9 jaar) gebruikt wel eens passief transport om zich te verplaatsen naar school.

• 60% van de adolescenten (10-17 jaar) gebruikt meestal een passief transportmiddel om zich te verplaatsen van en naar school.

In België in 2014 gebruikt 79% van de kinderen wel eens passief transport (op fiets van de ouders of in de buggy, de bus of ander openbaar vervoer, de auto of de motorfiets) naar school eventueel gecombineerd met actief transport.

Kinderen uit de laagstopgeleide gezinnen zijn meer geneigd om de bus of ander openbaar vervoer te nemen naar school. Kinderen uit hogeropgeleide gezinnen zijn meer geneigd om met de auto naar school te gaan. Kinderen in Wallonië gebruiken vaker een passief transportmiddel dan kinderen in Vlaanderen, dit is vooral te wijten aan het meer gebruiken van de auto (of motorfiets).

In België in 2014 gebruikt 60% van de adolescenten (10-17 jaar) meestal een passief transportmiddel (auto, trein, bus of motorfiets) om zich te verplaat-sen van en naar school. Zij besteden hier wekelijks gemiddeld 3 uur en 35 minuten aan. Adolescenten in Wallonië gebruiken vaker een passief trans-portmiddel dan adolescenten in Vlaanderen (84% versus 41%).

Andere sedentaire activiteiten

• Bijna elk kind besteedt tijd aan een rustig spel op een week- en week-enddag. Op een weekdag wordt er gemiddeld 54 minuten aan gespen-deerd en op een weekenddag 2 uur en 3 minuten.

• Adolescenten spenderen op een weekdag gemiddeld 2 uur en 32 minuten en op een weekenddag 3 uur en 40 minuten aan andere sedentaire activiteiten (waaronder zittend luisteren naar muziek, tele-foneren of sms’en, rondhangen, praten met vrienden of familie, lezen of (lichamelijk) inactieve hobby’s zoals muziek, film en kunst).

Naast de tijd die gespendeerd wordt aan schermtijd, wordt ook een niet te onderschatten deel van de totale sedentaire tijd gespendeerd aan andere sedentaire activiteiten.

Page 92: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

92

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

In België in 2014 besteedt 94% van de kinderen (3-9 jaar) tijd aan een rustig spel in zijn/haar vrije tijd op een week- en weekenddag. Met rustig spel wordt onder andere verstaan: in boeken kijken, met de blokken spelen, met de poppen spelen, tekenen en bouwen. De kinderen die tijd besteden aan een rustig spel, besteden er meer tijdens het weekend (gemiddeld 2 uur en 3 minuten op een weekenddag) dan tijdens de week (gemiddeld 54 minuten op een weekdag). Meisjes en jongere kinderen tussen de 3 en 5 jaar beste-den dagelijks meer tijd aan een rustig spel dan jongens en oudere kinderen tussen de 6 en 9 jaar. Tijdens het weekend spenderen kinderen met ouders van het hoogste opleidingsniveau meer tijd aan een rustig spel dan kinderen met ouders van een lager opleidingsniveau.

Adolescenten (10-17 jaar) spenderen op een weekdag gemiddeld 1 uur en 6 minuten en op een weekenddag 1 uur en 20 minuten aan het maken van huiswerk (inclusief lezen, schrijven en op de computer werken). Meisjes, oudere adolescenten (14-17 jaar) en adolescenten uit een gezin met een hoger opleidingsniveau spenderen hier dagelijks meer tijd aan.

Adolescenten spenderen op een weekdag gemiddeld 2 uur en 32 minuten en op een weekenddag 3 uur en 40 minuten aan andere sedentaire activi-teiten (waaronder zittend luisteren naar muziek, telefoneren of sms’en, rondhangen, praten met vrienden of familie, lezen of (lichamelijk) inactieve hobby’s zoals muziek, film en kunst). Meisjes, oudere adolescenten (14-17 jaar) en adolescenten woonachtig in Wallonië spenderen hier dagelijks meer tijd aan (Figuur 29).

Page 93: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

93

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

Figuur 29 | Gemiddeld aantal minuten per dag dat adolescenten (10-17 jaar) besteden aan andere sedentaire activiteiten op een week- en weekenddag, volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

2.3. Sedentair gedrag en lichaamsgewicht

• Er is geen samenhang tussen de totale hoeveelheid sedentair gedrag en indicatoren voor lichaamsgewicht bij kinderen (3-9 jaar), adolescen-ten (10-17 jaar) en volwassenen (18-64 jaar).

• Kinderen met obesitas rapporteren meer schermtijd dan kinderen met een normaal gewicht.

Zowel bij kinderen, adolescenten als volwassenen werd er geen associatie geobserveerd tussen de totale duur van de sedentaire gedragingen en de indicatoren voor lichaamsgewicht. Wat betreft het type sedentair gedrag blijven enkele associaties aanwezig zelfs als men rekening houdt met het opleidingsniveau van de ouders. In België in 2014:

• gebruiken kinderen en adolescenten met obesitas vaker een passief transportmiddel (voornamelijk het openbaar vervoer) om zich te ver-plaatsen naar school;

• zitten kinderen met obesitas langer voor het scherm en overschrijden vaker het advies rond schermtijd (vooral de computer en spelconsoles worden meer gebruikt);

• spenderen adolescenten met overgewicht of obesitas meer tijd aan tv/dvd’s kijken en minder tijd aan hun huiswerk.

Page 94: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

94

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

Bij adolescenten zijn er minder sterke geobserveerde associaties tussen lichaamsgewicht en sedentair gedrag en verdwijnen de meeste zelfs volle-dig als het opleidingsniveau van de ouders mee in rekening wordt gebracht.

3. CONCLUSIE

Regelmatige en voldoende lichaamsbeweging is gunstig voor lichaam en geest. Het verlaagt het risico op hart- en vaatziekten, diabetes, bepaalde vormen van kanker, angst en depressie. Het verbetert het uithoudingsver-mogen en helpt het juiste gewicht te handhaven. Een sedentaire levensstijl daarentegen verhoogt het risico op chronische ziekten alsook psychologi-sche problemen. Onder jongeren in het bijzonder wordt sedentair gedrag vaak in verband gebracht met het ontwikkelen van obesitas.

In dit rapport wordt een duidelijke afname in lichaamsbeweging en toename van sedentair gedrag geobserveerd in de loop van de kindertijd naar de adolescentie, analoog aan internationale trends. Deze bevindingen onder-strepen nogmaals het belang om lichaamsbeweging te blijven promoten en sedentair gedrag te beperken. Dit kan door sportdeelname te blijven stimuleren zowel tijdens als buiten de schooluren. Ook andere domeinen zijn belangrijk, zoals meer actief transport naar school of in de vrije tijd en het stimuleren van kinderen om meer en langer actief buiten te spelen. Volwassenen hebben een belangrijke rol in het blijven stimuleren van de jeugd, maar anderzijds dient men ook oog te hebben voor omgevingsfacto-ren die belangrijk zijn zoals de beschikbaarheid van open ruimtes die uitno-digen tot spel, fiets- en wandelpaden en een gevoel van veiligheid.

Voorts is sedentair gedrag tijdens de kinder- en jeugdjaren een gekende belangrijke indicator voor het risico op obesitas op volwassen leeftijd. Veel kinderen en adolescenten overschrijden de aanbevolen grenzen voor schermtijd en het is dus belangrijk dat kinderen en zeker adolescenten gesti-muleerd worden om tijd te besteden aan alternatieve activiteiten. Schermtijd is ook slechts een deel van de totale tijd dat kinderen zittend doorbrengen. In het algemeen wordt aangeraden om langere zitperioden te onderbreken met (relatief ) korte perioden van lichaamsbeweging.

Volgens de gegevens van de Voedselconsumptiepeiling 2014-2015 is het grootste deel van de Belgische volwassen bevolking “voldoende lichamelijk actief”, zijnde minstens 2 uur en 30 minuten per week of gemiddeld minstens 21 minuten per dag matig intensieve lichamelijke activiteit (wandelen inclu-sief ). Dit is slechts een minimum richtlijn en nog niet voldoende om de gezondheid in positieve zin te beïnvloeden. Daarnaast geeft deze peiling aan dat de volwassen Belg een groot deel van de dag zittend doorbrengt. Dus ook voor volwassenen is en blijft het belangrijk om de totale zittijd te reduceren en om langere perioden met sedentair gedrag te onderbreken. Er is dus ook bij volwassenen duidelijk ruimte om lichaamsbeweging te

Page 95: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

95

LICH

AA

MSB

EWEG

ING

EN

SED

ENTA

IR G

EDRA

G

blijven promoten, onder andere tijdens verplaatsingen, vrije tijd of in het huishouden. Gegeven dat er duidelijke socio-economische verschillen zijn in de keuze van lichamelijke activiteiten dient de promotie van lichaams-beweging de goedkopere alternatieven zeker niet te overzien. Wandelen is bijvoorbeeld een toegankelijke manier van lichaamsbeweging en heeft vele gezondheidsvoordelen met weinig nadelige effecten.

Kinderen en adolescenten met overgewicht of obesitas hebben minder lichaamsbeweging voornamelijk doordat ze minder actief buiten spelen of minder sporten. Ze zitten daarentegen niet langer, maar de invulling van hun sedentaire tijd suggereert een tendens tot het kiezen van meer “passieve” activiteiten. Het promoten van meer beweging is en blijft essentieel, maar zou het niet beter een onderdeel zijn van het stimuleren tot een actievere levensstijl – weg van het scherm en gericht op een persoonlijke invulling die bijdraagt tot bijvoorbeeld mentale ontspanning en zelfontplooiing?

Het feit dat volwassenen met overgewicht en obesitas meer lichamelijk actief zijn op het werk (en tegelijkertijd niet meer sedentair) is eveneens een indicatie dat zowel in studies als in interventies de levensstijlindicator “lichaamsbeweging” ruimer bekeken moet worden dan binnen het domein “vrije tijd” (sport). Ook voor de volwassenen rijst de vraag, net als bij de kinderen en de adolescenten, wat de belangrijkste indicatoren zijn voor een goede gezondheid: het bewegen of het zitten op zichzelf, dan wel de invul-ling en de impact van lichaamsbeweging op het zelfbeeld, de mentale en lichamelijke gezondheid?

Vanuit een levensloopperspectief is de kleuter- en kindertijd dus een belang-rijke periode voor de start van interventies om de ontwikkeling van obesitas tegen te gaan. Het is gekend dat bepaalde expressies van levensstijlgedra-gingen (lichaamsbeweging, sedentair gedrag en eetgewoonten) zich cluste-ren volgens opleidingsniveau en het zijn dus belangrijke componenten voor efficiënte interventies, maar een te éénzijdige focus op de individuele verant-woordelijkheid zal onvoldoende zijn. Een holistische visie met aandacht voor achterliggende oorzaken op politiek, economisch en sociocultureel vlak en het identificeren van omgevingsfactoren die leiden tot ongezonde keuzes zijn essentieel. Omgevingsveranderingen kunnen enerzijds een substan-tieel effect hebben in de preventie van obesitas, maar zijn anderzijds niet voldoende om tot (voldoende) gewichtsverlies te leiden bij mensen die reeds obesitas hebben. Voor mensen met obesitas is op individueel niveau een klinische (interprofessionele) begeleiding belangrijk met onder andere aandacht voor voedingsgewoonten, lichaamsbeweging en gedragsveran-dering. Voor hen zijn omgevingsveranderingen belangrijk om de klinische strategieën te stimuleren en te versterken.

Page 96: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

96

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

IV. DE CONSUMPTIE VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DE INNAME VAN VOEDINGSSTOFFEN

1. VOEDINGSAANBEVELINGEN GEBASEERD OP VOEDINGSMIDDELEN

InleidingDe resultaten in dit hoofdstuk beschrijven de consumptie van verschil-lende voedingsmiddelen volgens de acht voedingsgroepen van de actieve voedingsdriehoek (Figuur 30). Hierbij wordt de gebruikelijke consumptie (de gemiddelde consumptie over een langere periode) van een voedingsmidde-lengroep vergeleken met de aanbevolen hoeveelheid.

De voedingsdriehoek werd zodanig opgesteld dat aan alle aanbevelin-gen voor de inname van macro- en micronutriënten voldaan zal worden. De voedingsaanbevelingen worden uitgedrukt in dagelijkse aanbevo-len hoeveelheden, welke nagestreefd dienen te worden om een gezond en evenwichtig voedingspatroon te bekomen. Men kan stellen dat een evenwichtige voeding moet worden bereikt over een periode van 1 à 2 weken. Daarom werd ook in dit rapport de gebruikelijke consumptie nagegaan en afgetoetst of ze in overeenstemming is met de aanbeveling.

Figuur 30 | De actieve voedingsdriehoek, VIGeZ, 2012

Bron: VIGeZ©

Page 97: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

97

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

1.1. Water

• Slechts 27% van de Belgen (3-64 jaar) drinkt voldoende water en niet-gesuikerde dranken (light frisdranken, koffie of thee).

• Meer dan 90% van kinderen en adolescenten (6-17 jaar) voldoet niet aan de minimale richtlijnen voor de watergroep.

• Eén op drie (31%) drinkt meer dan de maximaal aanbevolen hoeveel-heid niet-gesuikerde dranken.

• De gemiddelde gebruikelijke consumptie van water is gestegen in vergelijking met 2004 en tegelijk is de consumptie van niet-gesui-kerde dranken gedaald.

Gebruikelijke consumptie

De gemiddelde gebruikelijke consumptie van water en niet-gesuikerde dranken (<5 kcal/100 g, zoals light frisdranken, koffie of thee) door de Belgische bevolking (3-64 jaar) bedraagt 1168 ml/dag, dit bestaat gemiddeld uit 797 ml water en 359 ml niet-gesuikerde dranken per dag.

De gebruikelijke consumptie van water neemt toe met de leeftijd en het opleidingsniveau. Het consumptiegedrag is verbeterd in vergelijking met 2004: de gebruikelijke consumptie van water door 15-64 jarigen is gestegen van 635 ml/dag in 2004 naar 820 ml/dag in 2014 (Tabel 19).

De consumptie van niet-gesuikerde dranken kan best beperkt worden tot 500 ml/dag. De gebruikelijke consumptie van niet-gesuikerde dranken neemt toe met de leeftijd en BMI. Niet-gesuikerde dranken worden in Vlaanderen in grotere hoeveelheden geconsumeerd dan in Wallonië. Tot slot vinden we ook hier een positieve evolutie terug: de gebruikelijke consump-tie van niet-gesuikerde dranken door 15-64 jarigen is gedaald van 475 ml/dag in 2004 naar 420 ml/dag in 2014 (Tabel 19).

Page 98: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

98

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 19 | De gemiddelde gebruikelijke consumptie van water en niet-gesui-kerde dranken (ml/dag) in functie van de leeftijd, het geslacht, de verblijfplaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

WaterNiet-

gesuikerde dranken

Water en niet-gesuikerde

dranken

Geslacht Mannen 789 333 1165

Vrouwen 785 368 1155

Leeftijd 3-5 446 22 489

6-9 589 41 613

10-13 695 71 739

14-17 758 109 848

18-39 866 317 1194

40-64 822 566 1404

Verblijfplaats* Vlaanderen 782 410 1214

Wallonië 782 286 1080

TOTAAL 797 359 1168

Jaar** 2004 635 475 1180

2014 820 420 1289

* Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

Voedingsaanbevelingen

De gebruikelijke consumptie van water en niet-gesuikerde dranken bevindt zich onder de richtlijn (Tabel 20). Bijgevolg voldoet 73% van de Belgische bevolking (3-64 jaar) niet aan de aanbevelingen van de actieve voedingsdriehoek. Jonge kinderen (3-6 jaar), volwassenen (18-64 jaar), mensen met een lager BMI en hogeropgeleiden voldoen vaker aan deze minimale aanbevelingen. In vergelijking met 2004 wordt er vastgesteld dat 15-64 jarigen in 2014 zich minder vaak onder de aanbevelingen bevinden, dit percentage daalde van 75% in 2004 naar 68% in 2014.

Page 99: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

99

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 20 | Aanbevelingen voor de consumptie van water en niet-gesuikerde dranken, in functie van de leeftijd, VIGeZ©, 2012

LeeftijdTotale consumptie van water en niet-

gesuikerde dranken

Minimale consumptie van

water

Maximale consumptie van niet-gesuikerde

dranken

Kleuters (3-5 jaar) 500-1000 ml/dag 500-1000 ml/dag 0 ml/dag

Kinderen (6-12 jaar) 1500 ml/dag 1000 ml/dag 500 ml/dag

Adolescenten (12-18 jaar) 1500 ml/dag 1000 ml/dag 500 ml/dag

Volwassenen (19+) 1500 ml/dag 1000 ml/dag 500 ml/dag

De gebruikelijke consumptie van water bevindt zich eveneens frequent onder de richtlijn (Tabel 20), maar liefst 72% van de bevolking haalt deze minimale richtlijn niet. Hogeropgeleiden drinken vaker voldoende water. Voor de consumptie van water wordt ook een positieve trend teruggevon-den: het aandeel 15-64 jarigen dat onvoldoende water drinkt is gedaald van 82% in 2004 naar 69% in 2014.

In verband met de consumptie van niet-gesuikerde dranken (light frisdran-ken, thee of koffie) worden er echter maximale consumptiehoeveelheiden aanbevolen (Tabel 20). In de Belgische bevolking (3-64 jaar) consumeert één op drie een te grote hoeveelheid niet-gesuikerde dranken. Lageropgeleiden, personen met overgewicht of obesitas, en personen die in Vlaanderen wonen overschrijden deze richtlijn frequenter. Opnieuw wordt een positieve evolu-tie waargenomen: het aandeel 15-64 jarigen dat deze richtlijn overschrijdt is namelijk gedaald van 40% in 2004 naar 33% in 2014.

Page 100: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

100

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

1.2. Aardappelen en graanproducten

• De gebruikelijke consumptie van brood en vervangproducten bedraagt gemiddeld 4 à 5 sneden brood (141 g) per dag, slechts 17% van de bevolking (3-64 jaar) voldoet hiermee aan de aanbevelingen.

• De gebruikelijke consumptie van aardappelen en vervangproduc-ten komt gemiddeld neer op 2 kleine aardappelen (138 g) per dag, bij-gevolg consumeert slechts 12% van de bevolking hiervan voldoende.

• In vergelijking met 2004 is de consumptie van brood en vervangpro-ducten afgenomen en de consumptie van aardappelen en vervang-producten onveranderd gebleven. Binnen de groep aardappelen en vervangproducten is de consumptie van aardappelen afgenomen en de consumptie van vervangproducten zoals pasta of rijst toegenomen.

1.3. Brood en vervangproducten

Gebruikelijke consumptie

De gemiddelde gebruikelijke consumptie van brood en vervangproducten (bv. beschuit, ontbijtgranen en havermout) in de bevolking (3-64 jaar) in 2014 bedraagt 141 g/dag, dit komt overeen met 4 à 5 sneden brood. Brood en vervangproducten worden in grotere hoeveelheden geconsumeerd door mannen en personen die in Vlaanderen wonen. In vergelijking met 2004 is de consumptie van brood en vervangproducten door 15-64 jarigen in 2014 gedaald (Tabel 21).

Page 101: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

101

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 21 | De gemiddelde gebruikelijke consumptie van brood en vervangpro-ducten (g/dag) in functie van de leeftijd, het geslacht, de verblijf-plaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

Brood, beschuit en ontbijtgranen Brood Ontbijtgranen

Geslacht Mannen 165 124 5

Vrouwen 117 86 6

Leeftijd 3-5 101 68 7

6-9 121 84 10

10-13 134 96 10

14-17 141 103 9

18-39 150 110 6

40-64 140 107 3

Verblijfplaats* Vlaanderen 155 120 5

Wallonië 126 91 6

TOTAAL 141 104 6

Jaar** 2004 173 121 6

2014 142 107 5

* Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

Voedingsaanbevelingen

De gebruikelijke consumptie van brood en vervangproducten bevindt zich onder de richtlijn (Tabel 22), bijgevolg haalt slechts 17% van de Belgische bevolking (3-64 jaar) de richtlijnen van de actieve voedingsdriehoek. Jongere kinderen, mannen en personen die in Vlaanderen wonen voldoen vaker aan deze minimale aanbeveling. Tot slot blijkt dat het aandeel 15-64 jarigen dat aan de richtlijn voldoet gehalveerd is van 29% in 2004 naar 14% in 2014.

Page 102: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

102

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 22 | Aanbevelingen voor de consumptie van graanproducten, in functie van de leeftijd, VIGeZ©, 2012

Leeftijd Aanbevelingen per dag voor de consumptie van graanproducten

Kleuters (3-5 jaar) 90-175 gram bruin brood (3-5 sneden)

Kinderen (6-11 jaar) 150-315 gram bruin brood (5-9 sneden)

Adolescenten (12-18 jaar) 210-420 gram bruin brood (7-12 sneden)

Volwassenen (19-59 jaar) 210-420 gram bruin brood (7-12 sneden)

Ouderen (60+) 150-315 gram bruin brood (5-9 sneden)

1.4. Aardappelen en vervangproducten

Gebruikelijke consumptie

De gemiddelde gebruikelijke consumptie van aardappelen en vervang-producten (pasta, rijst, quinoa, couscous en bulghur) bedraagt 138 g/dag, “wat neerkomt” op 2 kleine aardappelen per dag. Mannen en personen die in Wallonië wonen consumeren grotere hoeveelheden aardappelen en vervangproducten. In vergelijking met 2004 is de consumptie van aardap-pelen gedaald en tegelijk is de consumptie van vervangproducten geste-gen. Bijgevolg is de consumptie van aardappelen en vervangproducten niet gewijzigd tussen 2004 en 2014 (Tabel 23).

Page 103: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

103

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 23 | De gemiddelde gebruikelijke consumptie van aardappelen en vervangproducten (g/dag) in functie van de leeftijd, het geslacht, de verblijfplaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

Aardappelen en vervang- producten

AardappelenPasta, rijst,

quinoa, couscous en bulghur

Geslacht Mannen 160 48 71

Vrouwen 117 38 52

Leeftijd 3-5 91 34 37

6-9 120 41 53

10-13 138 41 62

14-17 146 38 68

18-39 152 38 75

40-64 132 51 52

Verblijfplaats* Vlaanderen 128 48 51

Wallonië 151 40 70

TOTAAL 138 44 62

Jaar** 2004 149 73 56

2014 142 46 62

* Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

Voedingsaanbevelingen

De gebruikelijke consumptie van aardappelen en vervangproducten bevindt zich ver beneden de richtlijn (Tabel 24), hierdoor voldoet slechts 12% van de Belgische bevolking (3-64 jaar) aan de aanbevelingen van de actieve voedingsdriehoek. Mannen en jongere kinderen voldoen frequenter aan deze minimale richtlijn. In vergelijking met 2004 is het aandeel 15-64 jarigen dat de aanbeveling voor de consumptie van aardappelen en vervangpro-ducten haalt onveranderd gebleven.

Page 104: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

104

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 24 | Aanbevelingen voor de consumptie van aardappelen, in functie van de leeftijd, VIGeZ©, 2012

Leeftijd Aanbevelingen per dag voor de consumptie van aardappelen

Kleuters (3-5 jaar) 50-200 gram gekookte aardappelen (1-4 stuks)

Kinderen (6-11 jaar) 210-280 gram gekookte aardappelen (3-4 stuks)

Adolescenten (12-18 jaar) 240-350 gram gekookte aardappelen (3,5-5 stuks)

Volwassenen (19-59 jaar) 240-350 gram gekookte aardappelen (3,5-5 stuks)

Ouderen (60+) 210-280 gram gekookte aardappelen (3-4 stuks)

1.5. Groenten

• De gebruikelijke consumptie van groenten bedraagt 145 g/dag.

• Slechts 5% van de bevolking (3-64 jaar) voldoet aan de aanbevelin-gen voor groenten.

• 35% van de jonge kinderen (3-5 jaar) haalt hun leefstijdsspecifieke aanbeveling voor groenten.

• In vergelijking met 2004 is de gebruikelijke consumptie van groenten onveranderd gebleven.

Gebruikelijke consumptie

De gemiddelde gebruikelijke consumptie van groenten bedraagt 145 g/dag. Hogeropgeleiden en personen die in Vlaanderen wonen consumeren grotere hoeveelheden groenten. De gebruikelijke consumptie van groenten door 15-64 jarigen in 2014 is dezelfde gebleven als in 2004 (Tabel 25).

Page 105: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

105

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 25 | De gemiddelde gebruikelijke consumptie van groenten (g/dag) in functie van de leeftijd, het geslacht, de verblijfplaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

Groenten

Geslacht Mannen 135

Vrouwen 150

Leeftijd 3-5 91

6-9 96

10-13 103

14-17 110

18-39 143

40-64 172

Verblijfplaats* Vlaanderen 148

Wallonië 135

TOTAAL 145

Jaar** 2004 167

2014 157

* Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

Voedingsaanbevelingen

De gebruikelijke consumptie van groenten bevindt zich onder de richtlijn (Tabel 26). Bijgevolg voldoet slechts 5% van de Belgische bevolking (3-64 jaar) aan de aanbevelingen van de actieve voedingsdriehoek. Jonge kinde-ren (3-5 jaar), volwassenen (18-64 jaar) en hogeropgeleiden voldoen frequen-ter aan deze richtlijn. Zo haalt bijvoorbeeld 35% van de jonge kinderen (3-5 jaar) wel de (weliswaar lagere) richtlijn voor de consumptie van groenten. In vergelijking met 2004 is het aandeel 15-64 jarigen dat de aanbeveling haalt onveranderd gebleven.

Page 106: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

106

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 26 | Aanbevelingen voor de consumptie van groenten, in functie van de leeftijd, VIGeZ©, 2012

Leeftijd Aanbevelingen per dag voor de consumptie van groenten

Kleuters (3-5 jaar) 100-150 gram groenten (2 tot 3 groentelepels)

Kinderen (6-11 jaar) 250-300 gram groenten (5 tot 6 groentelepels)

Adolescenten (12-18 jaar) 300 gram groenten (6 groentelepels)

Volwassenen (19-59 jaar) 300 gram groenten (6 groentelepels)

Ouderen (60+) 300 gram groenten (6 groentelepels)

1.6. Fruit

• De gebruikelijke consumptie van fruit bedraagt 1 stuk fruit per dag (110 g).

• Slechts 9% van de bevolking (3-64 jaar) voldoet hiermee aan de aanbeveling.

• Twee op drie (64%) jonge kinderen (3-5 jaar) halen wel de richtlijn voor fruit.

• In vergelijking met 2004 is de consumptie van fruit gelijk gebleven.

Gebruikelijke consumptie

De gemiddelde gebruikelijke consumptie van fruit bedraagt 110 g/dag. Wanneer de consumptie van fruitsappen en olijven eveneens in rekening wordt genomen stijgt de gebruikelijke consumptie tot 179 g/dag. Kinderen, personen met een normaal gewicht, hogeropgeleiden en personen die in Vlaanderen wonen consumeren grotere hoeveelheden fruit. De gebruike-lijke consumptie van fruit door 15-64 jarigen in 2014 is dezelfde gebleven als in 2004 (Tabel 27).

Page 107: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

107

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 27 | De gemiddelde gebruikelijke consumptie van fruit (g/dag) in functie van de leeftijd, het geslacht, de verblijfplaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

Fruit Fruit, fruitsappen en olijven

Geslacht Mannen 99 170

Vrouwen 117 180

Leeftijd 3-5 136 244

6-9 120 230

10-13 99 196

14-17 85 172

18-39 92 162

40-64 128 179

Verblijfplaats* Vlaanderen 121 189

Wallonië 86 149

TOTAAL 110 179

Jaar** 2004 113 185

2014 108 170

* Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

Voedingsaanbevelingen

De gebruikelijke consumptie van fruit bevindt zich onder de richtlijn (Tabel 28), bijgevolg haalt slechts 9% van de Belgische bevolking (3-64 jaar) de richtlijnen van de actieve voedingsdriehoek. Wanneer fruitsappen en olijven mee in rekening worden gebracht, stijgt dit percentage tot 24%. Kinderen, personen met een normaal gewicht, hogeropgeleiden en perso-nen die in Vlaanderen wonen voldoen vaker aan deze aanbeveling. Zo haalt bijvoorbeeld 64% van de jonge kinderen hun (weliswaar lagere) minimale richtlijn voor de consumptie van fruit. In vergelijking met 2004 is het aandeel 15-64 jarigen dat deze richtlijn haalt onveranderd gebleven.

Page 108: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

108

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 28 | Aanbevelingen voor de consumptie van fruit, in functie van de leeftijd, VIGeZ©, 2012

Leeftijd Aanbevelingen per dag voor de groep fruit

Kleuters (3-5 jaar) 100-200 gram fruit (1 tot 2 stukken fruit)

Kinderen (6-11 jaar) 250 gram fruit (2 stukken fruit)

Adolescenten (12-18 jaar) 375 gram fruit (3 stukken fruit)

Volwassenen (19-59 jaar) 250 gram fruit (2 stukken fruit)

Ouderen (60+) 250-375 gram fruit (2 tot 3 stukken fruit)

1.7. Melkproducten en calciumverrijkte sojaproducten

• De gebruikelijke consumptie van melk- en calciumverrijkte sojapro-ducten (met uitzondering van kaas) bedraagt 160 g/dag, slechts 2% van de bevolking (3-64 jaar) voldoet hiermee aan de aanbevelingen.

• Bijna alle Belgische adolescenten (99,6%) tussen 14 en3 17 jaar oud consumeren onvoldoende melk- en calciumverrijkte sojaproducten.

• De gebruikelijke consumptie van kaas bedraagt 30 g/dag, bijgevolg respecteert 41% van de bevolking (3-64 jaar) de maximale aanbevolen hoeveelheid.

• In vergelijking met 2004 is de consumptie van zowel kaas als melk- en calciumverrijkte sojaproducten onveranderd gebleven.

Gebruikelijke consumptie

De gemiddelde gebruikelijke consumptie van melk- en calciumverrijkte sojaproducten (met uitzondering van kaas) bedraagt 160 g/dag, bestaande uit gemiddeld 147 gram melkproducten en 10 gram calciumverrijkte sojaproducten per dag. De consumptie van deze producten ligt het hoogst bij kinderen van 3 tot 5 jaar oud (301 g/dag) en neemt geleidelijk af tot 139 g/dag bij volwassenen. In Vlaanderen worden ook grotere hoeveelheden van dergelijke producten geconsumeerd dan in Wallonië. De gebruikelijke consumptie van melk- en calciumverrijkte sojaproducten (met uitzonde-ring van kaas) door 15-64 jarigen in 2014 is dezelfde gebleven als in 2004 (Tabel 29).

De gemiddelde gebruikelijke consumptie van kaas bedraagt 30 g/dag. Mannen, volwassenen, hogeropgeleiden en mensen die in Wallonië wonen

Page 109: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

109

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

consumeren grotere hoeveelheden kaas. De gebruikelijke consumptie van kaas door 15-64 jarigen in 2014 is eveneens dezelfde gebleven als in 2004 (Tabel 29).

Tabel 29 | De gemiddelde gebruikelijke consumptie van melk- en calciumver-rijkte sojaproducten (g/dag) in functie van de leeftijd, het geslacht, de verblijfplaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

Melk- en calciumverrijkte sojaproducten Kaas

Geslacht Mannen 155 32

Vrouwen 157 27

Leeftijd 3-5 301 15

6-9 248 19

10-13 203 22

14-17 173 25

18-39 143 32

40-64 139 33

Verblijfplaats* Vlaanderen 171 27

Wallonië 140 31

TOTAAL 160 30

Jaar** 2004 154 30

2014 139 32

* Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

Voedingsaanbevelingen

De gebruikelijke consumptie van melk- en calciumverrijkte sojaproducten (met uitzondering van kaas) bevindt zich onder de richtlijn (Tabel 30), bijge-volg haalt slechts 2% van de Belgische bevolking (3-64 jaar) de aanbeveling van de actieve voedingsdriehoek.

Page 110: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

110

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 30 | Aanbevelingen voor de consumptie van melk- en calciumverrijkte sojaproducten, in functie van de leeftijd, VIGeZ©, 2012

Leeftijd Melkproducten of calciumverrijkte sojaproducten

Kaas (maximale hoeveelheden)

Kleuters (3-5 jaar) 500 ml (<4 jaar) 20 g (1 snede)

500 ml (≥4 jaar)

Kinderen (6-11 jaar) 450 ml 20 g (1 snede)

Adolescenten (12-18 jaar) 600 ml 40 g (2 sneden)

Volwassenen (19-59 jaar) 450 ml 20 g (1 snede)

Ouderen (60+) 600 ml 40 g (2 sneden)

Ongeveer 90% van alle kinderen (3-9 jaar) consumeert onvoldoende melk- of calciumverrijkte sojaproducten en dit percentage stijgt nog bij adolescen-ten (10-17 jaar), voornamelijk in de groep van 14 tot 17 jaar oud (99,6%). Ook bij volwassenen (18-64 jaar) ligt dit percentage zeer hoog aangezien de consumptie van 99% onder hen zich onder de aanbevolen hoeveelheden bevindt.

Het aandeel 15-64 jarigen dat aan de aanbevelingen voldoet is onveranderd gebleven in vergelijking met 2004.

Kaas heeft een hoger vet- en zoutgehalte, daarom wordt voor de consump-tie van kaas een maximale hoeveelheid gedefinieerd. De gebruikelijke consumptie van kaas bevindt zich in de buurt van de richtlijn (Tabel 30), maar 59% van de Belgische bevolking (3-64 jaar) overschrijdt de maximale aanbe-volen hoeveelheid. Kinderen, adolescenten en lageropgeleiden houden zich frequenter aan deze maximale aanbevolen hoeveelheid. Tot slot blijkt dat het aandeel 15-64 jarigen dat meer dan de maximale aanbevolen hoeveel-heid kaas consumeert onveranderd is gebleven in vergelijking met 2004.

Page 111: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

111

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

1.8. Vlees, vis, eieren en vervangproducten

• De gebruikelijke consumptie van vlees, vis, eieren en vervangpro-ducten bedraagt 145 g/dag, bijgevolg consumeert 80% van de bevol-king (3-64 jaar) meer dan de richtlijn.

• De gebruikelijke consumptie van vlees (111 g/dag) ligt hoger dan aanbevolen.

• Slechts 13% van de bevolking eet twee keer per week of vaker vis.

• De meerderheid (87%) van de bevolking respecteert de maximale aan-bevolen hoeveelheid voor de consumptie van eieren.

• Plantaardige alternatieven voor vlees (peulvruchten of vegetarische producten) worden weinig geconsumeerd. De gebruikelijke consump-tie bedraagt slechts 4 g/dag.

• In vergelijking met 2004 is de gebruikelijke consumptie van de totale groep “vlees, vis eieren en vervangproducten” onveranderd gebleven.

Gebruikelijke consumptie

In 2014 bedraagt de gemiddelde gebruikelijke consumptie van vlees, vis, eieren en vervangproducten 145 g/dag, bestaande uit:

• 111 gram vlees en vleesbereidingen per dag;

• 23 gram vis en visbereidingen per dag;

• 10 gram eieren per dag;

• 4 gram plantaardige vervangproducten per dag.

Mannen consumeren een grotere hoeveelheid uit de groep vlees, vis, eieren en vervangproducten dan vrouwen. Gedetailleerde analyses wijzen uit dat mannen vooral meer vlees en vleesbereidingen, eieren en plantaardige vervangproducten consumeren dan vrouwen (Tabel 31).

Naarmate de leeftijd toeneemt, stijgt de consumptie van producten uit de groep vlees, vis, eieren en vervangproducten, dit wordt vastgesteld in alle subgroepen, behalve voor de plantaardige vervangproducten (Tabel 31).

De gemiddelde gebruikelijke consumptie voor deze globale groep verschilt niet volgens het opleidingsniveau, al blijkt wel dat lageropgeleiden iets meer vlees en vleesbereidingen consumeren, terwijl hogeropgeleiden iets meer plantaardige vervangproducten consumeren.

Personen met obesitas consumeren een grotere hoeveelheid uit de groep vlees, vis, eieren en vervangproducten dan personen met een normaal

Page 112: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

112

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

gewicht, dit verschil wordt vooral verklaard door een hogere consumptie van vlees en vleesbereidingen.

Mensen die in Vlaanderen of Wallonië wonen consumeren ongeveer evenveel uit de groep vlees, vis, eieren en vervangproducten. Gedetailleerde analyses tonen aan dat er in Vlaanderen iets meer vis en visbereidingen wordt geconsumeerd, terwijl in Wallonië iets meer vlees en vleesbereidingen wordt geconsumeerd (Tabel 31).

Tot slot blijkt dat in vergelijking met 2004 zowel voor de volledige groep “vlees, vis, eieren en vervangproducten”, als voor de afzonderlijke subgroe-pen de gebruikelijke consumptie door 15-64 jarigen onveranderd is geble-ven (Tabel 31).

Page 113: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

113

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 31 | De gemiddelde gebruikelijke consumptie van vlees, vis, eieren en vervangproducten (g/dag) in functie van de leeftijd, het geslacht, de verblijfplaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

Vlees en vlees-

bereidingen

Vis en vis-bereidingen Eieren

Plantaardige vervang-

productenTotaal

Geslacht Mannen 132 26 12 3 168

Vrouwen 88 10 8 3 117

Leeftijd 3-5 64 14 8 1 89

6-9 87 15 9 1 112

10-13 101 14 8 1 124

14-17 108 16 9 1 131

18-39 116 21 10 3 146

40-64 115 29 11 4 159

Verblijfplaats* Vlaanderen 104 24 10 4 139

Wallonië 117 16 9 1 145

TOTAAL 111 23 10 3 145

Jaar** 2004 121 24 11 2 159

2014 114 25 11 3 149

* Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

Voedingsaanbevelingen

De gebruikelijke consumptie van vlees, vis, eieren en vervangproduc-ten bevindt zich boven de richtlijn (Tabel 32), bijgevolg haalt 80% van de Belgische bevolking (3-64 jaar) de richtlijn van de actieve voedingsdriehoek. Mannen, volwassenen en personen met een hogere BMI bevinden zich vaker boven deze richtlijn. In vergelijking met 2004 is de proportie 15-64 jarigen die aan de aanbevelingen voldoet onveranderd gebleven.

Volgens de aanbevelingen is het raadzaam om twee keer per week vis op het menu te zetten en minstens één maal per week vlees te vervangen door een

Page 114: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

114

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

plantaardig alternatief. Bijgevolg moet het aantal dagen waarop vlees wordt gegeten beperkt worden tot 4 dagen per week. De analyse in de verschil-lende subgroepen toont het volgende:

• 91% van de bevolking overschrijdt de maximale aanbevelingen voor vlees en eet dus meer dan 4 keer per week vlees. Volwassenen, mannen, lageropgeleiden behoren vaker tot deze groep.

• De gebruikelijke consumptie van vis bedraagt 23 g/dag, de aanbevolen hoeveelheid wordt hiermee door de meerderheid (69%) niet gehaald. Adolescenten, vrouwen en personen die in Wallonië wonen voldoen minder aan de aanbevolen hoeveelheid vis.

• 95% van de bevolking eet minder dan één maal per week plantaardige vervangproducten.

• Al deze percentages in 2014 zijn bij 15-64 jarigen onveranderd gebleven in vergelijking met 2004.

Omwille van het cholesterolgehalte van eieren wordt aangeraden om de consumptie van eieren te beperken (Tabel 32). In 2014 blijft 87% van de Belgische bevolking (3-64 jaar) onder de maximale aanbeveling. Het aandeel 15-64 jarigen dat deze richtlijn in 2014 niet overschrijdt is stabiel gebleven in vergelijking met 2004.

Noten en zaden zijn een goede bron van essentiële vetzuren en micronutri-enten. Gezien het relatief hoge energiegehalte van noten en sommige zaden wordt volgens de huidige aanbevelingen aangeraden om de consumptie ervan te beperken tot een handvol per dag (Tabel 32). In 2014 houdt 98,6% zich aan deze maximale aanbeveling. Het aandeel 15-64 jarigen in 2014 dat de aanbevelingen voor noten en zaden niet overschrijdt is stabiel gebleven in vergelijking met 2004.

Page 115: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

115

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 32 | Aanbevelingen voor de consumptie van vlees, vis, eieren en vervang-producten in functie van de leeftijd, VIGeZ©, 2012

Leeftijd Vlees, vis, vervangproducten* Eieren Noten en zaden

Kleuters (3-5 jaar)40-60 g vlees/vis/tofu/tempeh/seitan OF 100 g peulvruchten

Max. 1 ei (50 g) per week Max. 20-25 g/dag

Kinderen (6-11 jaar)75-100 g vlees/vis/ tofu/tempeh/seitan OF 150 g peulvruchten

Max. 2 eieren (100 g) per week Max. 20-25 g/dag

Adolescenten (12-18 jaar)

100 g vlees/vis/tofu/ tempeh/seitan OF 150 g peulvruchten

Max. 3 eieren (150 g) per week Max. 20-25 g/dag

Volwassenen (19-59 jaar)

100 g vlees/vis/tofu/ tempeh/seitan OF 150 g peulvruchten

Max. 3 eieren (150 g) per week Max. 20-25 g/dag

Ouderen (60+)100 g vlees/vis/tofu/tempeh/seitan OF 150 g peulvruchten

Max. 3 eieren (150 g) per week Max. 20-25 g/dag

* Bereid gewicht.

1.9. Smeer- en bereidingsvet

• De gebruikelijke consumptie van smeer- en bereidingsvet bedraagt 18 g/dag. De aanbeveling met betrekking tot deze zichtbare vetten wordt door de meerderheid gerespecteerd.

• In vergelijking met 2004 is de consumptie van smeer- en bereidingsvet gedaald.

Gebruikelijke consumptie

De gemiddelde gebruikelijke consumptie van smeer- en bereidingsvet bedraagt 18 g/dag. Mannen, volwassenen en personen die in Vlaanderen wonen consumeren een grotere hoeveelheid smeer- en bereidingsvet. In vergelijking met 2004 is de gebruikelijke consumptie van smeer- en berei-dingsvet door 15-64 jarigen in 2014 gedaald (Tabel 33).

Page 116: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

116

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 33 | De gemiddelde gebruikelijke consumptie van smeer- en berei-dingsvet (g/dag) in functie van de leeftijd, het geslacht, de verblijf-plaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

Smeer- en bereidingsvet

Geslacht Mannen 22

Vrouwen 15

Leeftijd 3-5 10

6-9 12

10-13 13

14-17 14

18-39 18

40-64 22

Verblijfplaats* Vlaanderen 19

Wallonië 16

TOTAAL 18

Jaar** 2004 27

2014 19

* Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

Voedingsaanbevelingen

De gebruikelijke consumptie van smeer- en bereidingsvet bevindt zich onder de maximaal aanbevolen hoeveelheden (Tabel 34), bijgevolg overschrijdt slechts 0,3% van de Belgische bevolking (3-64 jaar) de maximale aanbeve-lingen van de actieve voedingsdriehoek. Tot slot blijkt dat het aandeel 15-64 jarigen dat de maximaal aanbevolen hoeveelheden overschrijdt gedaald is van 3,8% in 2004 naar 0,4% in 2014.

Page 117: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

117

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 34 | Aanbevelingen voor de consumptie van smeer- en bereidingsvet, in functie van de leeftijd, VIGeZ©, 2012

Leeftijd Maximale aanbevolen dagelijkse hoeveelheid

Smeervet Bereidingsvet Totaal*

Kleuters (3-5 jaar) 5 g/snede brood (3-5 sneden) 15 g 40 g

Kinderen (6-11 jaar) 5 g/snede brood (5-9 sneden) 15 g 60 g

Adolescenten (12-18 jaar) 5 g/snede brood (7-12 sneden) 15 g 75 g

Volwassenen (19-59 jaar) 5 g/snede brood (7-12 sneden) 15 g 75 g

Ouderen (60+) 5 g/snede brood (5-9 sneden) 15 g 60 g

* Berekend als de som van de maximale aanbevolen hoeveelheid voor smeervet en bereidingsvet.

1.10. De restgroep

• De gebruikelijke consumptie van producten uit de restgroep bedraagt 656 kcal/dag, slechts 6% respecteert van de bevolking (3-64 jaar) de maximale aanbevolen hoeveelheid.

• De gebruikelijke consumptie van gesuikerde dranken bedraagt 152 g/dag.

• De gemiddelde gebruikelijke consumptie van alcoholische dranken bedraagt 155 g/dag. Bier wordt in grotere hoeveelheden geconsu-meerd (94 g/dag) dan wijn (47 g/dag).

• De gemiddelde gebruikelijke consumptie van koekjes en cake bedraagt 43 g/dag, zoetwaren en chocolade 29 g/dag, hartige en gefrituurde snacks 32 g/dag en saus 27 g/dag.

• De gebruikelijke consumptie van producten uit de restgroep is onver-anderd gebleven in vergelijking met 2004.

Gebruikelijke consumptie

De gemiddelde gebruikelijke consumptie van producten uit de restgroep (voedingsmiddelen die strikt genomen niet nodig zijn in een evenwichtige voeding en zoveel mogelijk dienen vermeden te worden) bedraagt 656 kcal per dag. Mannen en lageropgeleiden consumeren een grotere hoeveelheid

Page 118: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

118

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

calorieën via deze producten. In vergelijking met 2004 is de hoeveelheid kcal dat wordt geconsumeerd door 15-64 jarigen via producten uit de restgroep lichtjes, maar niet significant, gedaald van 730 kcal/dag in 2004 naar 674 kcal/dag in 2014 (Tabel 35).

Tabel 35 | De gemiddelde gebruikelijke consumptie van producten uit de restgroep (kcal/dag) in functie van de leeftijd, het geslacht, de verblijfplaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

Producten uit de restgroep

Geslacht Mannen 792

Vrouwen 536

Leeftijd 3-5 479

6-9 632

10-13 712

14-17 744

18-39 721

40-64 598

Verblijfplaats* Vlaanderen 683

Wallonië 649

TOTAAL 656

Jaar** 2004 730

2014 674

* Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

De gemiddelde gebruikelijke consumptie van gesuikerde dranken door de Belg (3-64 jaar) bedraagt 152 gram per dag (Tabel 36). Mannen, adolescen-ten, jongvolwassenen en lageropgeleiden consumeren grotere hoeveelhe-den gesuikerde dranken. De consumptie van gesuikerde dranken door 15-64 jarigen is lichtjes gedaald tussen 2004 (177 g/dag) en 2014 (150 g/dag).

Page 119: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

119

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

De gemiddelde gebruikelijke consumptie van alcoholische dranken door de Belg (3-64 jaar) bedraagt 155 gram per dag (Tabel 36). De gebruikelijke consumptie van alcoholische dranken ligt hoger bij mannen en neemt toe met de leeftijd. Bier wordt in grotere hoeveelheden geconsumeerd (94 g/dag) dan wijn (47 g/dag). Mannen drinken grotere hoeveelheden bier dan vrouwen, maar consumeren een gelijkaardige hoeveelheid wijn. In Vlaanderen wordt (113 g/dag) dubbel zoveel bier per dag geconsumeerd dan in Wallonië (53 g/dag). Naarmate het opleidingsniveau toeneemt, stijgt ook de consumptie van wijn.

Tabel 36 | De gemiddelde gebruikelijke consumptie (g/dag) van gesuikerde en alcoholische dranken in functie van het geslacht, de leeftijd, de verblijfplaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

Gesuikerde dranken

Alcoholische dranken Bier Wijn

Geslacht Mannen 197 256 180 51

Vrouwen 112 66 19 41

Leeftijd 3-5 84 - - -

6-9 145 - - -

10-13 200 - - -

14-17 241 49 40 4

18-39 209 148 109 34

40-64 88 179 90 65

Verblijfplaats* Vlaanderen 162 174 113 43

Wallonië 150 121 53 59

Totaal 152 155 94 47

Jaar** 2004 177 192 116 64

2014 150 162 97 48

* Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

Page 120: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

120

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 37 | Gebruikelijke consumptie (g/dag) van voedingsmiddelen uit de restgroep in functie van het geslacht, de leeftijd, verblijfplaats en jaar van onderzoek, Voedselconsumptiepeiling, België

Koekjes en cake

Zoetwaren en chocolade

Hartige en gefrituurde

snacksSauzen

Geslacht Mannen 47 32 40 35

Vrouwen 40 26 25 21

Leeftijd 3-5 47 29 16 11

6-9 58 40 25 18

10-13 57 41 33 24

14-17 52 38 38 29

18-39 43 29 39 32

40-64 38 23 28 26

Verblijfplaats* Vlaanderen 44 29 35 29

Wallonië 45 29 28 28

Totaal 43 29 32 27

Jaar** 2004 43 26 31 30

2014 42 26 32 29

* Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

De gemiddelde gebruikelijke consumptie van koekjes en cake bedraagt 43 g/dag. De hoeveelheid dat geconsumeerd wordt stijgt naarmate kinderen ouder worden en blijft stabiel tot in de leeftijdsgroep 10-13 jaar. Daarna daalt de consumptie van koekjes en cake opnieuw tot 38 g/dag bij 40-64 jarigen (Tabel 37).

De gemiddelde gebruikelijke consumptie van zoetwaren en chocolade door de Belg (3-64 jaar) bedraagt 29 g/dag. Mannen, oudere kinderen (6-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar) consumeren grotere hoeveelheden zoetwaren en chocolade. De hoeveelheid zoetwaren en chocolade dat gegeten wordt daalt met een stijgende BMI (Tabel 37).

Page 121: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

121

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

De gemiddelde gebruikelijke consumptie van hartige en gefrituurde snacks bedraagt 32 g/dag. Mannen, jongvolwassenen (18-39 jaar) en lageropgeleiden consumeren grotere hoeveelheden van deze snacks (Tabel 37).

De gemiddelde gebruikelijke consumptie van sauzen door de Belg (3-64 jaar) bedraagt 27 g/dag. Mannen en jongvolwassenen (18-39 jaar) consume-ren grotere hoeveelheden saus (Tabel 37).

Voedingsaanbevelingen

De energie-inname op basis van de consumptie van producten uit de restgroep mag maximaal 10% van de totale energiebehoefte bedragen. De gebruikelijke consumptie bevindt zich ver boven de maximaal aanbevo-len hoeveelheden (Tabel 38), bijgevolg overschrijdt 94% van de Belgische bevolking (3-64 jaar) de maximale aanbevelingen van de actieve voedings-driehoek. Kinderen, adolescenten, mannen en personen die in Vlaanderen wonen overschrijden deze richtlijn frequenter. Tot slot blijkt dat het aandeel 15-64 jarigen dat de maximale aanbevelingen overschrijdt stabiel is geble-ven in vergelijking met 2004.

Tabel 38 | Aanbevelingen voor de consumptie van producten uit de restgroep, in functie van de leeftijd, VIGeZ©, 2012

Leeftijd Maximale hoeveelheid kcal per dag

Kleuter (3-5 jaar) 110 kcal

Kinderen (6-11 jaar) 145 kcal

Adolescenten (12-18 jaar) 230 kcal

Volwassenen (19-64 jaar) 250 kcal

Page 122: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

122

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

1.11. Samenvattende tabel en figurenTa

bel 3

9 |

Sam

enva

tten

de ta

bel m

et d

e aa

nbev

elin

gen

(g/d

ag),

de g

ebru

ikel

ijke

cons

umpt

ie (g

/dag

) en

het p

erce

ntag

e da

t aan

de

aanb

evel

inge

n vo

ldoe

t, in

func

tie v

an d

e le

eftij

d en

het

ges

lach

t, Vo

edse

lcon

sum

ptie

peili

ng, B

elgi

ë, 2

014

Voed

ings

mid

dele

nA

anbe

velin

gen

Kind

eren

(3-9

jaar

)A

dole

scen

ten

(10-

17 ja

ar)

Volw

asse

nen

(18-

64 ja

ar)

Kind

eren

(3

-9 ja

ar)

Ado

lesc

ente

n en

vol

was

sene

n (1

0-64

jaar

)

Hoe

veel

heid

(g

/dag

)%

dat

aan

de

aanb

evel

ing

vold

oet

Hoe

veel

heid

(g

/dag

)%

dat

aan

de

aanb

evel

ing

vold

oet

Hoe

veel

heid

(g

/dag

)%

dat

aan

de

aanb

evel

ing

vold

oet

Wat

er e

n ni

et-

gesu

iker

de d

rank

en*

500-

1500

1500

560

18,1

%79

36,

6%13

0531

,9%

Broo

d en

ve

rvan

gpro

duct

en*

90-3

1515

0-42

011

337

,4%

137

16,4

%14

515

,1%

Aar

dapp

elen

en

verv

angp

rodu

cten

*50

-280

210-

350

108

39,1

%14

210

%14

19,

2%

Gro

ente

n*10

0-30

030

094

15,4

%10

60,

7%15

84,

6%Fr

uit*

100-

250

250-

375

236

59,4

%18

412

,5%

171

20,9

%M

elkp

rodu

cten

en

calc

ium

verr

ijkte

so

japr

oduc

ten*

450-

500

450-

600

270

9,5%

188

1,7%

141

1%

Kaas

**20

20-4

017

67,6

%23

78,1

%33

29,9

%

Vlee

s, vi

s, ei

eren

en

verv

angp

rodu

cten

*60

-100

100

102

65,6

%12

769

,2%

153

84,1

%

Smee

r en

bere

idin

gsve

t**

40-6

060

-75

1110

0%14

100%

2099

,6%

Rest

groe

p**

110-

230

kcal

/dag

250

kcal

/dag

570

kcal

/dag

2,1%

733

kcal

/dag

2,4%

652

kcal

/dag

6,6%

*Voo

r de

ze v

oedi

ngsg

roep

en w

erde

n m

inim

ale

cons

umpt

ies

gede

finie

erd

door

de

actie

ve v

oedi

ngsd

rieho

ek.

Met

and

ere

woo

rden

de

gebr

uike

lijke

co

nsum

ptie

zou

zic

h id

ealit

er b

oven

dez

e aa

nbev

elin

gen

moe

ten

bevi

nden

.

** V

oor d

eze

voed

ings

groe

pen

wer

den

max

imal

e co

nsum

ptie

s ge

defin

ieer

d do

or d

e ac

tieve

voe

ding

sdrie

hoek

. Met

and

ere

woo

rden

de

gebr

uike

lijke

co

nsum

ptie

zou

zic

h id

ealit

er o

nder

dez

e aa

nbev

elin

g m

oete

n be

vind

en.

Page 123: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

123

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Figu

ur 3

1 | D

e ge

mid

deld

e ge

brui

kelij

ke c

onsu

mpt

ie v

an v

oedi

ngsm

idde

len

door

kin

dere

n (3

-5 ja

ar) t

en o

pzic

hte

van

de a

anbe

vole

n ho

evee

lhei

d vo

lgen

s de

actie

ve v

oedi

ngsd

rieh

oek,

Voe

dsel

cons

umpt

iepe

iling

, Bel

gië,

201

4

Rest

groe

p47

9 kc

al o

f 34%

van

de

tota

le e

nerg

ie-in

nam

e

Vlee

s, v

is, e

iere

n en

ver

vang

prod

ucte

n89

g

Frui

t24

4 g

of 1

,9 st

uks

Aard

appe

len

en v

erva

ngpr

oduc

ten

91 g

of 1

,8 st

uks

Smee

r- e

n be

reid

ings

vet

10 g

Wat

er e

n ni

et-g

esui

kerd

e dr

anke

n48

9 m

l

Lich

aam

sbew

egin

g

96%

hee

ft v

oldo

ende

lich

aam

sbew

egin

g

Kaas

15 g

of 0

,75

sned

en

Mel

kpro

duct

en e

n ca

lciu

mve

rrijk

te so

japr

oduc

ten

301

g of

2 g

laze

n

Gro

ente

n91

g

Gra

anpr

oduc

ten

101

g of

3,3

sned

en b

rood

......

......

......

......

......

..

......

......

......

....

......

......

......

......

......

.

......

......

......

.....

......

......

......

..... ......

...... ...

......

.....

......

....

......

....

......

.....

WIV

-ISP

geba

seer

d op

VIG

eZ©

......

......

.....

Page 124: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

124

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Figu

ur 3

2 | D

e ge

mid

deld

e ge

brui

kelij

ke c

onsu

mpt

ie v

an v

oedi

ngsm

idde

len

door

kin

dere

n (6

-9 ja

ar) t

en o

pzic

hte

van

de a

anbe

vole

n ho

evee

lhei

d vo

lgen

s de

actie

ve v

oedi

ngsd

rieh

oek,

Voe

dsel

cons

umpt

iepe

iling

, Bel

gië,

201

4

Vlee

s, v

is, e

iere

n en

ver

vang

prod

ucte

n11

2 g

Frui

t23

0 g

of 1

,8 st

uks

Aard

appe

len

en v

erva

ngpr

oduc

ten

120

g of

1,7

stuk

s

Smee

r- e

n be

reid

ings

vet

12 g

Wat

er e

n ni

et-g

esui

kerd

e dr

anke

n61

3 m

l

Lich

aam

sbew

egin

g

48%

hee

ft v

oldo

ende

lich

aam

sbew

egin

g

Kaas

18 g

of 0

,9 sn

eden

Mel

kpro

duct

en e

n ca

lciu

mve

rrijk

te so

japr

oduc

ten

248

g of

1,6

gla

zen G

roen

ten

96 g

Gra

anpr

oduc

ten

121

g of

4 sn

eden

bro

od

......

......

......

......

......

..

......

......

......

......

.

......

......

......

......

......

......

......

......

......

......

......

......

......

...

......

......

......

.....

......

......

......

.....

......

......

..

......

......

......

......

.....

......

......

......

......

......

....

......

......

......

......

......

......

..

WIV

-ISP

geba

seer

d op

VIG

eZ©

Rest

groe

p63

2 kc

al o

f 38%

van

de

tota

le e

nerg

ie-in

nam

e...

......

.

Page 125: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

125

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Figu

ur 3

3 | D

e ge

mid

deld

e ge

brui

kelij

ke c

onsu

mpt

ie v

an v

oedi

ngsm

idde

len

door

ado

lesc

ente

n (1

0-13

jaa

r) t

en o

pzic

hte

van

de

aanb

evol

en h

oeve

elhe

id v

olge

ns d

e ac

tieve

voe

ding

sdri

ehoe

k, V

oeds

elco

nsum

ptie

peili

ng, B

elgi

ë, 2

014

Rest

groe

p71

2 kc

al o

f 39%

van

de

tota

le e

nerg

ie-in

nam

e

Vlee

s, v

is, e

iere

n en

ver

vang

prod

ucte

n12

4 g

Frui

t19

6 g

of 1

,5 st

uks

Aard

appe

len

en v

erva

ngpr

oduc

ten

138

g of

2 st

uks

Smee

r- e

n be

reid

ings

vet

13 g

Wat

er e

n ni

et-g

esui

kerd

e dr

anke

n73

9 m

l

Lich

aam

sbew

egin

g

29%

hee

ft v

oldo

ende

lich

aam

sbew

egin

g

Kaas

22 g

of 1

sned

en

Mel

kpro

duct

en e

n ca

lciu

mve

rrijk

te so

japr

oduc

ten

203

g of

1,3

gla

zen G

roen

ten

103

g

Gra

anpr

oduc

ten

134

g of

4,5

sned

en b

rood

......

......

......

......

......

..

......

......

......

......

.

......

......

......

......

......

......

......

......

......

......

......

......

......

.

......

......

......

.....

......

......

......

......

......

......

......

......

......

......

..

......

......

......

......

......

......

......

.....

......

......

......

......

......

......

..

WIV

-ISP

geb

asee

rd o

p VI

GeZ

©

......

......

......

Page 126: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

126

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Figu

ur 3

4 | D

e ge

mid

deld

e ge

brui

kelij

ke c

onsu

mpt

ie v

an v

oedi

ngsm

idde

len

door

ado

lesc

ente

n (1

4-17

jaa

r) t

en o

pzic

hte

van

de

aanb

evol

en h

oeve

elhe

id v

olge

ns d

e ac

tieve

voe

ding

sdri

ehoe

k, V

oeds

elco

nsum

ptie

peili

ng, B

elgi

ë, 2

014

Rest

groe

p74

4 kc

al o

f 39%

van

de

tota

le e

nerg

ie-in

nam

e

Vlee

s, v

is, e

iere

n en

ver

vang

prod

ucte

n13

1 g

Frui

t17

2 g

of 1

,4 st

uks

Aard

appe

len

en v

erva

ngpr

oduc

ten

146

g of

2 st

uks

Smee

r- e

n be

reid

ings

vet

14 g

Wat

er e

n ni

et-g

esui

kerd

e dr

anke

n84

8 m

l

Lich

aam

sbew

egin

g29

% h

eeft

vol

doen

de li

chaa

msb

eweg

ing

Kaas

25 g

of 1

,25

sned

en

Mel

kpro

duct

en e

n ca

lciu

mve

rrijk

te so

japr

oduc

ten

173

g of

1,2

gla

zen

Gro

ente

n11

0 g

Gra

anpr

oduc

ten

141

g of

4,7

sned

en b

rood

......

......

......

......

......

..

......

......

.....

......

......

......

......

......

......

......

......

......

......

......

......

......

......

......

.

......

......

......

.....

......

......

......

......

......

......

....

......

......

......

......

..

......

......

......

......

......

......

..

......

......

......

......

......

......

...

WIV

-ISP

bas

é su

r VIG

eZ©

......

......

.....

Page 127: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

127

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Figu

ur 3

5 | D

e ge

mid

deld

e ge

brui

kelij

ke co

nsum

ptie

van

voe

ding

smid

dele

n do

or v

olw

asse

nen

(18-

64 ja

ar) t

en o

pzic

hte

van

de a

anbe

vole

n ho

evee

lhei

d vo

lgen

s de

actie

ve v

oedi

ngsd

rieh

oek,

Voe

dsel

cons

umpt

iepe

iling

, Bel

gië,

201

4

Rest

groe

p65

2 kc

al o

f 33%

van

de

tota

le e

nerg

ie-in

nam

e

Vlee

s, v

is, e

iere

n en

ver

vang

prod

ucte

n15

3 g

Frui

t17

1 g

of 1

,4 st

uks

Aard

appe

len

en v

erva

ngpr

oduc

ten

141

g of

2 st

uks

Smee

r- e

n be

reid

ings

vet

20 g

Wat

er e

n ni

et-g

esui

kerd

e dr

anke

n13

05 m

l

Lich

aam

sbew

egin

g

91%

hee

ft v

oldo

ende

lich

aam

sbew

egin

g

Kaas

33 g

of 1

,6 sn

eden

Mel

kpro

duct

en e

n ca

lciu

mve

rrijk

te so

japr

oduc

ten

141

g of

0,9

gla

zen

Gro

ente

n15

8 g

Gra

anpr

oduc

ten

145

g of

4,8

sned

en b

rood

......

......

......

......

......

..

......

......

......

......

.

......

......

......

......

.....

......

......

......

......

......

......

.

......

......

......

.....

......

......

......

......

......

......

......

......

......

......

......

..

......

......

...

......

......

..

WIV

-ISP

geb

asee

rd o

p VI

GeZ

©

......

......

.....

Page 128: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

128

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Figuren 31 tot 35 geven een voorstelling van de gemiddelde gebruike-lijke consumptie ten opzichte van de aanbevolen hoeveelheid volgens de actieve voedingsdriehoek. Binnen elke vak van de voedingsdriehoek worden eventuele tekorten in de gebruikelijke consumptie aangegeven door een deel van het totale oppervlak wit te maken. Wanneer de helft van het vak wit is, betekent dit dat de gebruikelijke consumptie ongeveer de helft van de aanbeveling bedraagt. Ligt de gebruikelijke consumptie hoger dan de aanbeveling, dan komt het gekleurde oppervlak buiten de grenzen van de driehoek. Aangezien de aanbevelingen leeftijdsspecifiek zijn worden er vijf leeftijdsspecifieke voedingsdriehoeken voorgesteld (Figuur 31-35).

1.12. Discussie

In dit hoofdstuk wordt de consumptie van voedingsmiddelen en voedings-groepen besproken. Hierbij wordt de gemiddelde gebruikelijke consumptie telkens vergeleken met de dagelijks aanbevolen hoeveelheid volgens de actieve voedingsdriehoek.

De Belgische bevolking (3-64 jaar) in 2014 drinkt dagelijks gemiddeld te weinig water en niet-gesuikerde dranken (koffie, thee of light frisdran-ken). Ondanks de lichte gedragsverbetering die we op dit punt vaststellen in vergelijking met de voorgaande peiling uit 2004, levert de peiling van 2014 nog steeds alarmerende resultaten op. Maar liefst 70% van de bevolking drinkt onvoldoende water en niet-gesuikerde dranken. Meer dan 90% van de kinderen en adolescenten met een leeftijd tussen 6 en 17 jaar voldoet niet aan de aanbevolen hoeveelheid voor water en niet-gesuikerde dranken. Kinderen en adolescenten zouden daarom als een bijzondere doelgroep moeten worden benaderd. Daarnaast moet ook worden beklemtoond dat het belangrijk is om de dagelijkse consumptie van light frisdranken te beper-ken: water moet op elke leeftijd de belangrijkste drank zijn. Binnen deze context moet er ook aan worden herinnerd dat een overdreven inname van cafeïne afgeraden wordt wegens de negatieve effecten op de gezondheid. Koffie, maar ook thee en cola bevatten cafeïne.

Aardappelen en graanproducten zijn niet alleen de belangrijke bron van meervoudige koolhydraten, maar voeren ook voedingsvezels aan. De gebrui-kelijke consumptie van aardappelen en vervangproducten (138 g/dag) is onveranderd sinds 2004. De consumptie van aardappelen is wel afgenomen ten voordele van de vervangproducten zoals pasta en rijst. De consumptie van brood en vervangproducten (141 g/dag) is gedaald ten opzichte van 2004. Een grote meerderheid (83-88%) voldoet niet aan de leeftijdsspeci-fieke richtlijnen voor aardappelen en graanproducten (zijnde respectievelijk 1 à 5 aardappelen en 3 à 12 sneden bruin brood per dag). Vooral vrouwen voldoen niet aan deze richtlijnen (93-94%). Dit geslachtsverschil moet echter met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden: de hoeveelheid aardap-pelen en graanproducten die geconsumeerd moet worden gaan namelijk

Page 129: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

129

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

hand in hand met de energiebehoefte. Zowel bij mannen als vrouwen wordt een gelijkaardig percentage van de energie aangevoerd onder de vorm van meervoudige koolhydraten (23 en%). De jongste kinderen (3-5 jaar) voldoen opvallend frequenter aan de richtlijnen, slechts 18% onder hen consumeert onvoldoende aardappelen en vervangproducten. Dit is natuurlijk deels te wijten aan de lagere richtlijnen voor consumptie in deze leeftijdsgroep.

De gebruikelijke consumptie van groenten (145 g/dag) is onveranderd sinds 2004. Slechts 5% van de bevolking voldoet aan de leeftijdsspecifieke richt-lijnen (zijnde 100 à 300 g/dag), met uitzondering van jonge kinderen (3-5 jaar) waar 35% voldoet aan de richtlijnen. De gebruikelijke consumptie van groenten stijgt naarmate het opleidingsniveau toeneemt.

De gebruikelijke consumptie van fruit (110 g/dag) is ook onveranderd sinds 2004 en slechts 9% haalt de leeftijdsspecifieke richtlijnen (zijnde 100 à 375 g/dag). Net als voor groenten voldoen voor fruit meer jonge kinderen aan de richtlijnen (64%). Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe hoger de gebruike-lijke consumptie van fruit.

In 2014 is de gebruikelijke consumptie van melkproducten en calcium-verrijkte vervangproducten 160 g/dag, wat ruim onder de richtlijnen is en waardoor quasi niemand voldoet aan de leeftijdsspecifieke richtlijnen (zijnde 450 à 600 gram melkproducten en een maximum van 20 à 40 gram kaas per dag). Er is een lichte daling in de consumptie van zuivelproducten (inclu-sief kaas) en een stijging in de consumptie van sojagebaseerde producten in vergelijking met 2004. De consumptie van kaas neemt toe met de leeftijd. In tegenstelling tot de andere voedingsgroepen daalt de consumptie van melk- en vervangproducten met de leeftijd. De groep van melk- en calcium-verrijkte sojaproducten vormt onze belangrijkste voedingsbron van calcium, een essentieel micronutriënt voor de aanmaak, de instandhouding en de gezondheid van onze botten. Tijdens de groeiperiode in de adolescentie is de calciumbehoefte groter en daarom wordt voor adolescenten tussen 12 en 18 jaar de consumptie van grotere hoeveelheden melkproducten aanbevo-len. De adolescentie vormt dan ook een kritieke fase. Afgaand op de resulta-ten van deze peiling zouden naar schatting bijna alle Belgische adolescenten (99,6%) tussen 14 en 17 jaar onvoldoende melkproducten consumeren.

De gebruikelijke consumptie van vlees, vis, eieren en vervangproduc-ten (145 g/dag) is onveranderd sinds 2004 en 80% consumeert volgens de leeftijdsspecifieke richtlijnen een te grote hoeveelheid van deze voedings-groep (40 à 100 g vlees of vis per dag is genoeg). De consumptie van vlees ligt hoger (111 g/dag) dan aanbevolen en heeft de tendens toe te nemen met een stijgende BMI en een dalend opleidingsniveau. De gebruikelijke consumptie van vis bedraagt 23 g/dag, de aanbevolen hoeveelheid wordt hiermee door de meerderheid (69%) niet gehaald. Uit de resultaten van de peiling blijkt dat slechts 13% van de Belgen (3-64 jaar) minstens twee keer per week (verse of diepgevroren) vis eet, zoals wordt aanbevolen. In

Page 130: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

130

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

2014 volgt de meerderheid (87%) van de Belgische bevolking (3-64 jaar) de aanbevelingen met betrekking tot de maximaal te consumeren hoeveelheid eieren (1 à 3) per week. Dit percentage is echter waarschijnlijk een lichte overschatting doordat de eieren in kant-en-klare producten zoals koekjes, taarten, pudding niet werden meegerekend. De bevolking consumeert gemiddeld 10 gram eieren per dag. Om de consumptie van vlees te beper-ken wordt aanbevolen om vlees minstens één keer per week te vervangen door plantaardige vervangproducten, d.w.z. peulvruchten of vegetari-sche producten. In 2014 bedroeg de gebruikelijke consumptie van plant-aardige vervangproducten gemiddeld 4 g/dag. De meerderheid (95%) van de bevolking bevindt zich overigens onder de aanbevolen hoeveelheden. Hogeropgeleiden consumeren doorgaans meer van dit soort producten.

Smeer- en bereidingsvetten, ook wel de “zichtbare” vetten genoemd, vormen een belangrijke bron van energie, essentiële vetzuren en vetoplos-bare vitaminen. In het kader van een evenwichtig voedingspatroon is het belangrijk om zowel het type vetstof (zo weinig mogelijk verzadigde vetzu-ren) als de geconsumeerde hoeveelheid te bekijken. In 2014 consumeert de Belg gemiddeld 18 gram vetten of olie per dag, wat een daling van 10 gram is in vergelijking met 2004. De aanbeveling met betrekking tot zicht-bare vetten zoals smeervetten op de boterham en bak- en braadvetstoffen in de keuken wordt door de meerderheid van de bevolking gerespecteerd. Deze uitspraak dient echter met de nodige voorzichtigheid worden geïnter-preteerd. De aanbevolen maximale hoeveelheden smeer- en bereidingsvet liggen namelijk vrij hoog, aangezien deze deels worden gedefinieerd op basis van de aanbevolen sneden brood. Bij het bepalen van de gebruike-lijke consumptie van smeer- en bereidingsvetten werd geen onderscheid gemaakt volgens hun vetzuursamenstelling (verzadigde en onverzadigde vetzuren). De resultaten op basis van de voedselfrequentievragenlijst geven echter toch bepaalde aanwijzingen omtrent het type vetstoffen dat wordt gebruikt voor de bereiding van voedingsmiddelen. Zo lijkt de Belgische bevolking meer gebruik te maken van olie en margarine dan van boter of reuzel. Dit is een positief resultaat, aangezien boter meer verzadigde vetzu-ren bevat.

Ten slotte worden er teveel producten geconsumeerd uit de restgroep (656 kcal/dag) en heeft bijna iedereen (94%) van de Belgische bevolking een te hoge consumptie van gesuikerde dranken, alcoholische dranken, cakes, koekjes, zoetwaren, chocolade of hartige en gefrituurde snacks (de leeftijds-specifieke richtlijnen variëren van 110 à 250 kcal/dag). De totale consumptie is onveranderd t.o.v. 2004, maar er wordt een lichte daling van gesuikerde dranken en wijn geobserveerd.

Voedingsmiddelen uit de restgroep zijn niet noodzakelijk in een gezond voedingspatroon, maar deze producten zijn zo ingeburgerd in onze voedingscultuur dat we ze niet meer kunnen wegdenken. Het is belangrijk

Page 131: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

131

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

om deze voedingsmiddelen met mate te consumeren, omdat ze vooral veel energie en heel weinig voedingsstoffen aanleveren zoals vezels, vitaminen en mineralen. Men noemt dit ook wel de lege calorieën. Adolescenten en lageropgeleiden consumeren meer kcal uit de restgroep.

De basis van de actieve voedingsdriehoek bestaat uit voldoende lichaams-beweging. Slechts 48% van de oudere kinderen (6-9 jaar) en 29% van de adolescenten (10-17 jaar) heeft voldoende beweging23. De jongste kinderen (3-5 jaar) en de volwassenen (18-64 jaar) voldoen vaker aan de aanbevelin-gen voor lichaamsbeweging.

Algemeen voldoet de gebruikelijke consumptie van voedingsmiddelen door de jongste kinderen (3-5 jaar) opvallend frequenter aan de aanbevolen hoeveelheden dan de gebruikelijke consumptie door de oudere leeftijds-groepen. Waarschijnlijk is dit deels te wijten aan de lagere aanbevolen consumptiehoeveelheden in deze leeftijdsgroep. Het beeld van de geobser-veerde consumptie volgens de actieve voedingsdriehoek verslechtert in de leeftijdsgroepen 6-9 jaar en 10-13 jaar. De gebruikelijke consumptie van voedingsmiddelen door adolescenten tussen 14 en 17 jaar voldoet het minst aan de aanbevolen hoeveelheden. Vervolgens halen volwassenen (18-64 jaar) terug meer de aanbevolen hoeveelheden, maar hun geobserveerde consumptie volgens de actieve voedingsdriehoek verschilt nog ver van de aanbevolen actieve voedingsdriehoek.

1.13. Conclusie

Op basis van de aanbevelingen van de actieve voedingsdriehoek kan gesteld worden dat de consumptie van eieren, noten en zaden en smeer- en berei-dingsvet in overeenstemming is met de aanbevelingen.

De consumptie van water, brood en vervangproducten (bv. bruin brood, volkoren ontbijtgranen en havermout), aardappelen en vervangproducten (bv. volkoren pasta, volkoren rijst en quinoa), groenten, fruit, melkproduc-ten en calciumverrijkte vervangproducten, vis en plantaardige alternatie-ven voor vlees (bv. peulvruchten en vegetarische producten zoals tofu en tempeh) ligt te laag en zou dus verhoogd moeten worden.

De consumptie van niet-gesuikerde dranken (light frisdranken, koffie en thee), kaas, vlees en de restgroep (gesuikerde dranken, alcoholische dranken, koekjes, cake, zoetwaren, enzovoort) ligt te hoog en zou dus verlaagd moeten worden.

Er konden in vergelijking met 2004 enkele positieve evoluties worden waargenomen zoals een gestegen consumptie van water en een gedaalde consumptie van niet-gesuikerde dranken en smeer- en bereidingsvet. In

23 Zie rapport “Lichaamsbeweging en sedentair gedrag”.

Page 132: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

132

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

vergelijking met 2004 is de consumptie van brood en vervangproducten echter gedaald, wat als een negatieve evolutie kan worden beschouwd.

Men kan concluderen dat er ten opzichte van 2004 een geringe verbetering is in de voedingskeuze van de Belgische bevolking (15-64 jaar). Er is echter nog steeds nood en veel ruimte voor verbetering. Het is belangrijk om bij de bevolking van jongs af aan bewustwording te creëren opdat men de juiste productkeuze zal maken en een goed evenwicht kan vinden in zijn voedings-patroon. Over alle voedingsgroepen heen beklemtonen de resultaten dat het ook belangrijk is om rekening te houden met de vastgestelde socio-eco-nomische verschillen op het vlak van voedingspatronen en dat lageropgelei-den beter moeten worden geïnformeerd over het belang van een gezonde en evenwichtige voeding. Samenwerking op verschillende niveaus zou het mogelijk moeten maken om van de gezonde keuze ook de gemakkelijkste keuze te maken.

Page 133: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

133

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

2. ENERGIE EN MACRONUTRIËNTEN

InleidingHet menselijke lichaam heeft energie nodig om groei, lichaamsontwikkeling en een optimale lichaamsmassa te kunnen verzekeren en om lichamelijke activiteit mogelijk te maken. Energie wordt in voedingsmiddelen aangebo-den in de vorm van koolhydraten, vetten, eiwitten en alcohol. De berekende energie-inname is afhankelijk van de samenstelling van het voedingsmid-del en kan worden uitgedrukt in calorieën. De inname van voedingstoffen kan worden uitgedrukt in gram, maar ook in energieprocenten (en%). De energieprocent geeft aan wat de procentuele bijdrage is van de macronutri-ent aan de totale energie-inname. In dit hoofdstuk worden de resultaten gepresenteerd voor de totale energie-inname en de procentuele bijdrage van koolhydraten, vetten en eiwitten.

Voor een goede energiebalans dient de energie-inname in evenwicht te zijn met het energieverbruik. Het energieverbruik wordt beïnvloed door vele factoren, zoals leeftijd, geslacht, lichaamssamenstelling, lichaamsbewe-ging, de groei, zwangerschap en ziekte. Normaal moet de energie-inname voldoende groot zijn om het energieverbruik door het basale metabolisme en de lichamelijke activiteit te dekken (in de veronderstelling dat wijzigingen in de lichaamsreserves kunnen verwaarloosd worden). De energieverbruik kan geschat worden met de volgende vergelijking:

Energie-inname = Energieverbruik = Basaal metabolisme (BMR) * licha-melijk activiteitsniveau (PAL)

Indien de gerapporteerde inname van energie hoger (hierna overrapporte-ring) of lager (hierna onderrapportering) is dan het verbruik dan is de balans uit evenwicht. Onderrapportering komt vaker voor dan overrapportering. Misrapporteren kan het resultaat zijn van het fout herinneren of het bewust foutief rapporteren, maar het kan eveneens het resultaat zijn van een dieet, ziek zijn of zelfs sociale wenselijkheid. Als de energie-inname onderschat wordt, dan wordt ook met grote waarschijnlijkheid de inname van voedings-stoffen onderschat. Het beoordelen van deze misrapportering is belangrijk om de betrouwbaarheid van de voedselconsumptiegegevens te evalueren.

In dit rapport wordt het misrapporteren geëvalueerd op individueel niveau door gebruik te maken van de principes en grenswaarden van de Goldberg methode, die in 2000 herzien werden door Black24. Het basaal metabolisme werd geschat aan de hand van de leeftijds- en geslachtsspecifieke vergelij-

24 Black AE. Critical evaluation of energy intake using the Goldberg cut-off for energy intake:basal metabolic rate. A practical guide to its calculation, use and limitations. Int J Obes Relat Metab Disord 2000 Sep;24(9):1119-30.

Page 134: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

134

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

kingen van Schofield et al. Voorts werden er voor de PAL vaste leeftijdsspeci-fieke waarden gehanteerd, zoals aanbevolen door de EFSA, namelijk 1,4 voor kinderen van 3 jaar; 1,6 voor kinderen van 4-9 jaar; 1,8 voor adolescenten van 10-17 jaar; 1,6 voor volwassenen van 18-64 jaar.

In de VCP 2014-15 wordt 24% van de studiepopulatie (3-64 jaar) geïdentifi-ceerd als onderrapporteerder, en bij vrouwen komt onderrapportering vaker voor dan bij mannen (respectievelijk 27% en 21%). Bij kinderen (3-9 jaar) is er beduidend minder onderapportering (5%) dan bij adolescenten (36%) en volwassenen (31%). In de VCP 2014-15 is er ook meer onderrapportering voor de leeftijdsgroep 15-64 jaar dan in de VCP2004, respectievelijk 34% en 28%.

De resultaten van de inname van energie en macronutriënten worden zowel globaal gegeven als na uitsluiting van de onderrapporteerders. Bij een verdere opdeling volgens geslacht, leeftijd, woonplaats en jaar van enquête worden de onderrapporteerders uitgesloten.

2.1. De energie-inname

• De Belg (3-64 jaar) neemt gebruikelijk 1894 kcal/dag in. De gemid-delde inname stijgt naar 2149 kcal/dag, wanneer de personen die hun energie-inname onderrapporteren worden uitgesloten.

• De belangrijkste bronnen van energie zijn granen, vlees en melkproducten.

De Belg (3-64 jaar) neemt in 2014 gebruikelijk 1894 kcal/dag in. De gemid-delde inname stijgt naar 2149 kcal/dag, wanneer de mensen die hun energie-inname onderrapporteren worden uitgesloten (Tabel 40).

Na uitsluiting van de onderrapporteerders zien we een hogere energie-in-name bij de mannen, de lager opgeleiden en in Vlaanderen. De energie-in-name neemt geleidelijk toe tot aan de leeftijdsgroep 18-39 jaar, om terug af te nemen bij de oudere volwassenen (Tabel 40).

Page 135: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

135

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 40 | De gebruikelijke energie-inname (kcal/dag) van de bevolking (3-64 jaar) in functie van de leeftijd, het geslacht, de verblijfplaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

Gebruikelijke energie-inname (kcal/dag)

Totale populatie

Populatie zonder onderrapporteerders

Geslacht Mannen 2189 2459

Vrouwen 1630 1846

Leeftijd 3-5 1402 1363

6-9 1655 1760

10-13 1826 2015

14-17 1927 2160

18-39 2011 2288

40-64 1877 2177

Verblijfplaats* Vlaanderen 1957 2193

Wallonië 1825 2099

TOTAAL 1894 2149

Jaar** 2004 2044 2344

2014 1955 2243

* Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

De gemiddelde energie-inname van mensen met een normaal gewicht, overgewicht en obesitas is respectievelijk 2128, 2178 en 2231 kilocalorieën per dag maar het is niet mogelijk een besluit te trekken rond de significantie van dit verschil.

In vergelijking met 2004 zijn de resultaten suggestief voor een lichte daling, doch ook hier kunnen geen harde besluiten getrokken worden wat betreft significantie.

De belangrijkste bronnen van energie-inname zijn “Granen en graanproduc-ten” (23%), “Vlees en vleesvervangers” (14%) en “Melkproducten en substi-

Page 136: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

136

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

tuten” (13%). Zoete producten zoals “Cakes en zoete koekjes” en “Suiker en confiserie” leveren elk ongeveer 8% van de energie (Figuur 36).

Figuur 36 | Gemiddelde bijdrage (%) van de verschillende voedingsgroepen aan de totale energie-inname van de totale populatie (3-64 jaar), Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Percentages zijn gewogen voor leeftijd, geslacht, seizoen en dag van de week.

2.2. Koolhydraten

• De procentuele bijdrage van koolhydraten aan de energie-inname is 44%.

• 50 à 55% van de energie dient van koolhydraten te komen, maar slechts 17% van de bevolking voldoet aan deze aanbeveling.

• De procentuele bijdrage van mono- en disachariden en polysachari-den aan de energie-inname is respectievelijk 21% en 23%. Kinderen nemen veel meer mono- en disachariden in dan oudere volwassenen.

• De gemiddelde gebruikelijke inname van voedingsvezels is 18 g/dag.

• Een doorsnee volwassene dient minstens 25 gram voedingsvezels per dag in te nemen. Slechts 16% van de Belgische bevolking voldoet aan zijn leeftijdsspecifieke norm.

• De belangrijkste bron van koolhydraten zijn granen en graanproduc-ten. De daaropvolgende belangrijkste bronnen zijn “Niet-alcoholische dranken”, “Suiker en confiserie” en “Cake en zoete koekjes” – wat ook een verklaring is voor de hoge van mono- en disachariden inname.

Page 137: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

137

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

De Belg (3-64 jaar) consumeert in 2014 gebruikelijk 45 en% koolhydraten waarvan 21 en% mono- en disachariden en 23 en% polysachariden per dag. De procentuele energiebijdrage van koolhydraten, mono- en disachariden en polysachariden blijft onveranderd na uitsluiting van de onderrapporteer-ders (Tabel 41).

Er is een leeftijdsgradiënt dat wordt verklaard door een afnemende procen-tuele bijdrage van mono- en disachariden aan de energie-inname bij toene-mende leeftijd (Tabel 41). Mensen met een lager opleidingsniveau consu-meren meer mono- en disachariden (22 en%/d) dan mensen met een hoger opleidingsniveau van het lange type (20 en%/d).

De Hoge Gezondheidsraad (HGR) stelt dat 50 à 55% van de energie afkom-stig zou moeten zijn van koolhydraten. In de Belgische bevolking (3-64 jaar) neemt 17% meer dan de helft van de energie op via koolhydraten (Samenvattende tabel 44). De proportie mensen die meer dan 50% energie inneemt door middel van koolhydraten daalt met de leeftijd: 66% van de 3-5 jarigen haalt meer dan de helft van zijn energie uit koolhydraten maar in de 40-64 jarigen is dit percentage gedaald tot 5%.

Het advies van de HGR rond mono-en disachariden luidt dat niet meer dan 10% van de aangevoerde energie afkomstig zou mogen zijn uit toege-voegde suikers. Omdat er geen onderscheid gemaakt kon worden volgens oorsprong van de suikers in de voedingswaren is dit niet geanalyseerd.

Page 138: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

138

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 41 | De gebruikelijke inname van koolhydraten, mono- en disacha-riden, polysachariden (en%/dag) en voedingsvezels (g/dag) van de bevolking (3-64 jaar) na uitsluiting van de onderrapporteerders, in functie van de leeftijd, het geslacht, de verblijfplaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

en%/dag g/dag

Koolhydraten Mono- en disachariden

Poly- sachariden

Voedings- vezels

Geslacht Mannen 43,8 20,4 23,1 18,7

Vrouwen 44,3 20,9 23,2 17,4

Leeftijd 3-5 50,7 27,5 23,3 12,3

6-9 49,4 25,5 23,9 14,6

10-13 48,2 23,9 24,1 16,0

14-17 47,2 22,7 24,3 16,8

18-39 44,6 20,2 24,0 18,2

40-64 41,2 18,8 22,2 19,3

Verblijfplaats* Vlaanderen 44,3 20,7 23,4 19,6

Wallonië 44,0 20,9 22,9 14,9

TOTAAL 44,1 20,6 23,3 18,0

Jaar** 2004 43,7 19,5 23,9 20,2

2014 43,0 19,8 23,0 19,6

* Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

De gebruikelijke inname van voedingsvezels in België in 2014 is 18 g/dag. Mannen consumeren meer voedingsvezels dan vrouwen. De inname van voedingsvezels stijgt met de leeftijd. Er worden ook in Vlaanderen meer voedingsvezels geconsumeerd dan in Wallonië. We observeren een daling in de voedingsvezels inname tussen 2004 en 2014. De inname van voedings-vezels stijgt met het opleidingsniveau: de mensen met een lager opleidings-niveau consumeren gemiddeld 17 gram voedingsvezels per dag en dit stijgt tot 19 gram per dag voor de mensen met het hoogste opleidingsniveau.

Page 139: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

139

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Voor een doorsnee volwassene raadt de HGR aan om minstens 25 gram voedingsvezels per dag te consumeren. Slechts 16% van de Belgische bevol-king (3-64 jaar) voldoet aan zijn leeftijdsspecifieke norm (Samenvattende tabel 44). Mannen, kinderen, hogeropgeleiden en mensen die in Vlaanderen wonen voldoen vaker aan de norm. Tot slot blijkt dat de proportie personen die de richtlijn haalt onveranderd is gebleven in vergelijking met 2004.

De belangrijkste bron van koolhydraten is de voedingsgroep “Granen en graanproducten” (37%). “Niet-alcoholische dranken”, “Suiker en confiserie” en “Cake en zoete koekjes” leveren elk 10% van de koolhydraten. Deze resul-taten verklaren de hoge inname van mono-en disachariden. De consumptie van fruit en aardappelen staan slechts in voor respectievelijk 8% en 4% van de koolhydraten inname (Figuur 37).

Figuur 37 | Gemiddelde bijdrage (%) van de verschillende voedingsgroepen aan de totale koolhydraat inname van de bevolking (3-64 jaar), Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Percentages zijn gewogen voor leeftijd, geslacht, seizoen en dag van de week.

Page 140: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

140

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

2.3. Vetten

• De procentuele bijdrage van vetten aan de energie-inname is 36%.

• De aanbeveling rond de inname van vetten (<35 en%/dag) wordt overschreden door 53% van de bevolking.

• De inname van verzadigde vetzuren bedraagt 13 en%, van mono-on-verzadigde vetzuren 13 en% en poly-onverzadigde vetzuren 6 en% per dag.

• Slechts 10% voldoet aan de aanbeveling voor verzadigde vetzuren (<10 en%/dag), terwijl respectievelijk 88% en 75% een inname van mono-onverzadigde vetzuren (tussen 10 en 20 en%/dag) en poly-on-verzadigde vetzuren (tussen 5 en 10 en%/dag) heeft volgens de aanbevelingen.

• De gemiddelde inname van cholesterol is 224 mg/dag.

• De aanbeveling van minder dan 300 mg cholesterol per dag wordt door 88% gehaald.

• De inname van vetten (totaal), verzadigde, poly-onverzadigde vet-zuren, cholesterol en transvetten in 2014 is gedaald ten opzichte van 2004.

De gebruikelijke inname van vetten in de Belgische bevolking (3-64 jaar) bedraagt in 2014 35 en% per dag. Na uitsluiting van de onderrapporteerders stijgt dit tot 36 en%/dag. De energiebijdrage van vetten neemt toe met de leeftijd (Tabel 42). De inname van vetten is licht gedaald ten opzichte van 2004, de vetinname was toen 37 en%. In absolute cijfers is de gemiddelde gebruikelijke inname van vetten (totaal) gedaald van 98 gram/dag naar 90 gram/dag.

De aanbeveling van de Hoge Gezondheidsraad stelt dat de inname van vetten maximaal 35% van de energie-inname mag bedragen (Samenvattende tabel 44). Ruim de helft van de bevolking (53%) overschrijdt deze aanbeveling.

De inname van verzadigde vetzuren bedraagt 13 en%, van mono-onver-zadigde vetzuren 13 en% en poly-onverzadigde vetzuren 6 en% per dag (Tabel 42). De inname van verzadigde vetzuren is stabiel met de leeftijd, maar voor de mono- en poly-onverzadigde vetzuren neemt de inname toe met de leeftijd. Vrouwen consumeren meer verzadigde vetzuren dan mannen. De inname van poly-onverzadigde vetzuren is lager in Wallonië dan in Vlaanderen, terwijl de inname van verzadigde vetzuren eerder hoger

Page 141: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

141

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

is in Wallonië. De inname van verzadigde en poly-onverzadigde vetzuren is gedaald ten opzichte van 2004.

Bij de poly-onverzadigde vetzuren werd ook de gebruikelijke inname van omega-3-vetzuren en omega-6-vetzuren van nabij bekeken: de inname van omega-3 vertegenwoordigt in de Belgische populatie gemiddeld 0,7% van de energie-inname, terwijl de inname van omega-6 goed is voor gemiddeld 5% van de dagelijkse energie-inname.

Volgens de aanbevelingen van de HGR zou de inname van verzadigde vetzuren beperkt moeten worden tot 10 en%, maar 90% van de bevolking overschrijdt deze grens. De inname van mono-onverzadigde vetten zou tussen de 10 en% en 20 en% moeten liggen: 88% valt binnen deze grenzen. Ten slotte wordt aangeraden dat de inname van poly-onverzadigde vetten tussen de 5 en% en 10 en% ligt. In de Belgische bevolking consumeert 75% voldoende poly-onverzadigde vetten.

De gemiddelde inname van cholesterol in 2014 in de Belgische bevolking is 203 mg/dag. Na uitsluiting van de onderrapporteerders stijgt dit tot 224 mg/dag (Tabel 42). De inname van cholesterol is hoger bij mannen dan bij vrouwen en er is ook een duidelijke toename met de leeftijd. De inname van cholesterol in 2014 is opmerkelijk gedaald ten opzichte van 2004.

Page 142: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

142

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 42 | De gebruikelijke inname van vetten (en%/dag) van de bevolking (3-64 jaar) na uitsluiting van de onderrapporteerders, in functie van de leeftijd, het geslacht, de verblijfplaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

en%/dag mg/dag

Vetten Verzadigde vetzuren

Mono-onverzadigde

vetzuren

Poly-onverzadigde

vetzurenCholesterol

Geslacht Mannen 35,1 12,8 12,7 6,2 256

Vrouwen 35,9 13,4 12,8 6,4 189

Leeftijd 3-5 32,7 13,5 11,6 5,2 147

6-9 34,6 13,2 12,5 5,6 178

10-13 35,0 13,0 12,7 5,9 196

14-17 35,1 12,9 12,8 6,1 208

18-39 35,4 12,8 12,8 6,3 227

40-64 36,1 13,2 12,9 6,5 241

Verblijf-plaats*

Vlaanderen 35,1 12,5 12,7 6,5 217

Wallonië 35,9 14,0 12,7 5,7 230

TOTAAL 35,5 13,1 12,8 6,3 224

Jaar** 2004 36,8 14,7 13,2 7,0 312

2014 35,8 13,0 12,9 6,4 235

* Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

Volgens de aanbevelingen van de HGR zou de inname van cholesterol onder de 300 mg per dag moeten zijn. In de Belgische bevolking (3-64 jaar) haalt 83% deze norm. Dit is een duidelijke verbetering ten opzichte van 2004 toen slechts 49% deze norm haalde.

Ten slotte, in de Belgische bevolking in 2014 ligt de inname van (natuurlijke en industriële) transvetten op 0,4 en%. Dit is minder dan in 2004 (0,7 en%).

Page 143: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

143

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Figuur 38 | Gemiddelde bijdrage (%) van de verschillende voedingsgroepen aan de vetinname van de bevolking (3-64 jaar), Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Percentages zijn gewogen voor leeftijd, geslacht, seizoen en dag van de week.

De belangrijkste bronnen van vetten zijn “Vlees en vervangers” (20%), gevolgd door “Melkproducten en substituten” en de “zichtbare” vetstoffen (vet, olie, etc.) die elk voor 18% bijdragen aan de totale vetinname (Figuur38). Andere belangrijke bronnen zijn “Cakes en zoete koekjes” (10%), “Kruiden, saus en gist” (8%) en “Suiker en confiserie” (8%). In tegenstelling tot in 2004 (27%), zijn de “zichtbare” vetten niet meer de belangrijkste bron van vetinname.

De top drie van de bronnen voor verzadigde vetzuren zijn “Melkproducten en substituten” (29%), “Vlees en vleesvervangers” (20%) en de “zichtbare” vetten (14%) (Figuur 39). Dus ook hier, in tegenstelling tot 2004, zijn de “zicht-bare” vetten niet meer de belangrijkste bron.

Figuur 39 | Gemiddelde bijdrage (%) van de verschillende voedingsgroepen aan de inname van verzadigde vetzuren van de bevolking (3-64 jaar), Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Percentages zijn gewogen voor leeftijd, geslacht, seizoen en dag van de week.

De belangrijkste bron van poly-onverzadigde vetzuren zijn de “zichtbare” vetten (24%), gevolgd door “Vlees en vleesvervangers” (16%) en “Kruiden, saus en gist” (14%) (Figuur 40). Hier valt op dat de bijdrage van de “zichtbare”

Page 144: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

144

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

vetten en sauzen gedaald zijn ten opzichte van 2004 (toen respectievelijk 32% en 22%).

Figuur 40 | Gemiddelde bijdrage (%) van de verschillende voedingsgroepen aan de inname van poly-onverzadigde vetzuren van de bevolking (3-64 jaar), Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Percentages zijn gewogen voor leeftijd, geslacht, seizoen en dag van de week.

2.4. Eiwitten

• De procentuele bijdrage van eiwitten aan de energie-inname is 15%.

• Quasi iedereen heeft een eiwitinname boven de gemiddelde behoefte25 (> 10 en%/dag) en onder de maximale toelaatbare inname26

(<25 en%/dag).

• In de Belgische bevolking (3-64 jaar) heeft 52,1% een inname boven de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid27 voor eiwitten (>15 en%).

De Belg (3-64 jaar) haalt in 2014 17% van de energie uit eiwitten. Na uitslui-ting van de onderrapporteerders is de energiebijdrage van eiwitten 15%.

Er is een toename in eiwitbijdrage met stijgende leeftijd en stijgende BMI. De eiwitbijdrage in de Belgische bevolking (15-64 jaar) is onveranderd gebleven sinds 2004 (Tabel 43).25

26

27

25 De gemiddelde behoefte (GB) is de hoeveelheid die de behoefte dekt van 50% van de bevolking.

26 De maximale toelaatbare inname (MTI) is het hoogste niveau waarbij geen schade-lijke effecten waargenomen of te verwachten zijn volgens de momenteel beschik-bare wetenschappelijke gegevens.

27 De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) is de hoeveelheid die de behoefte dekt van >97,5% van de bevolking.

Page 145: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

145

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 43 | De gebruikelijke inname van eiwitten (en%/dag) van de bevolking (3-64 jaar) na uitsluiting van de onderrapporteerders, in functie van de leeftijd, het geslacht, de verblijfplaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

Gebruikelijke inname van eiwitten (en%/dag)

Geslacht Mannen 15,2

Vrouwen 15,4

Leeftijd 3-5 14,8

6-9 14,4

10-13 14,5

14-17 14,6

18-39 15,2

40-64 15,8

Verblijfplaats* Vlaanderen 15,4

Wallonië 15,3

TOTAAL 15,3

Jaar** 2004 15,5

2014 15,5

* Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

Volgens de aanbevelingen van de HGR ligt de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid eiwitten rond 15 en% van de totale energie-inname per dag. In de Belgische bevolking (3-64 jaar) voldoet 52,1% aan deze norm.

De gemiddelde behoefte ligt rond 10 en% van de totale energie-inname per dag. Slechts 0,7 % van de Belgische bevolking (3-64 jaar) haalt deze norm niet. Quasi iedereen heeft bovendien een eiwitinname onder de maximale toelaatbare inname (25 en%/dag): er is dus een adequate inname van eiwit-ten in de Belgische bevolking (3-64 jaar) (Samenvattende tabel 44).

De belangrijkste bronnen van eiwitten zijn “Vlees en vleesvervangers” (35%), “Granen en graanproducten” (21%) en “Melkproducten en substituten” (19%). Zij staan in voor 75% van de totale eiwittoevoer. Slecht 6% van de eiwitten komt van “Vis, schaal- en schelpdieren” (Figuur 41).

Page 146: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

146

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Figuur 41 | Gemiddelde bijdrage (%) van de verschillende voedingsgroepen aan de eiwitinname van de bevolking (3-64 jaar), Voedsel-consumptiepeiling, België, 2014

Percentages zijn gewogen voor leeftijd, geslacht, seizoen en dag van de week.

2.5. Discussie

In dit hoofdstuk wordt de voedselconsumptie niet bekeken volgens de consumptie van voedingsmiddelen op zich, maar in functie van de energie-inname die gekoppeld is aan deze voedingsmiddelen en de bijdrage van koolhydraten, vetten en eiwitten aan deze energie-inname.

Een belangrijke vaststelling is dat een kwart van de respondenten de energie-inname ondergerapporteerd heeft ten opzichte van de verwachte energiebehoefte. Dit verkeerd rapporteren kan een resultaat zijn van een dieet of ziekte, maar ook van het fout herinneren, het fout rapporteren of zelfs omwille van sociale wenselijkheid. De resultaten die in deze samen-vatting worden weergegeven, zijn steeds de resultaten na uitsluiting van de onderrapporteerders (tenzij anders vermeld), omdat zonder uitsluiting sommige resultaten tussen de verschillende subgroepen duidelijk scheef getrokken werden door deze vertekening.

De energie-inname in de Belgische bevolking (15-64 jaar) is lichtjes gedaald ten opzichte van 2004.

Voorts worden een deel positieve en negatieve trends geobserveerd in vergelijking met 2004. De positieve trends zijn gerelateerd aan de vetin-name. In het vorige hoofdstuk “voedingsaanbevelingen gebaseerd op voedingsmiddelen” is reeds beschreven dat de inname van “zichtbare” vetten gedaald is ten opzichte van 2004. Gelijkaardig wordt er ook een daling van de gemiddelde inname van (zichtbare en onzichtbare) vetten (totaal) geobserveerd. Ondanks deze daling worden er nog steeds relatief teveel vetten geconsumeerd en dit betekent dat de helft van de bevolking de aanbeveling overschrijdt.

Er wordt een lichte verbetering geobserveerd in de bijdrage van de verza-digde vetzuren (de “slechte” vetzuren). Ondanks een verbetering is dit nog steeds onvoldoende: met een aanbeveling van ≤10 en%/dag aan verza-

Page 147: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

147

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

digde vetzuren eet 90% van de bevolking nog teveel voedingsmiddelen met “slechte” vetzuren. Tegelijkertijd voldoen meer mensen aan de richtlijnen voor de poly-onverzadigde vetzuren (de “goede” vetzuren). Het aandeel dat voldoet aan de aanbevelingen stijgt in 2014 in vergelijking met 2004.

Een belangrijke verbetering wordt geobserveerd voor de inname van chole-sterol. Deze is gedaald en meer mensen voldoen aan de aanbeveling van minder dan 300 mg per dag.

Ten slotte observeren we ook een daling in de inname van (natuurlijke en industriële) transvetten.

Door de duidelijke daling van de consumptie van “zichtbare” vetten zijn de belangrijkste bronnen van vetten in 2014 nu voornamelijk vlees en melkpro-ducten (kaas).

De negatieve resultaten worden voornamelijk geobserveerd bij de koolhy-draten. De bijdrage van de koolhydraten aan de energie-inname is lichtjes gedaald. Dit heeft tot gevolg dat er meer personen niet voldoen aan de aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad die een inname van 50-55 en% aanraadt.

Het probleem situeert zich vooral bij de hoge inname van de mono- en disachariden (de “snelle” suikers). Voor de bevolking is de bijdrage van deze “snelle” suikers 21 en% per dag, met een alarmerend leeftijdsverschil: kinde-ren en adolescenten hebben een veel grotere energiebijdrage van deze snelle suikers dan volwassenen.

Ook de inname van voedingsvezels blijft ondermaats: meer dan 80% voldoet hiermee niet aan de aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad.

Granen en graanproducten zijn nog steeds de belangrijkste bron van koolhy-draten, terwijl aardappelen slechts zeer beperkt bijdragen. Daarentegen voeren niet-alcoholische dranken, suiker en confiserie en cakes en zoete koekjes 30% van de koolhydraten aan – en zijn ze tevens de verklaring voor de hoge inname van “snelle” suikers.

Ten slotte, voor de eiwitten observeren we geen veranderingen ten opzichte van 2004. De eiwitinname in de Belgische bevolking (3-64 jaar) kan beschouwd worden als adequaat omdat quasi niemand een innametekort of een te grote (toxische) inname heeft. De inname is in het algemeen meer dan voldoende omdat de helft van de bevolking voldoet aan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid. De eiwitinname is nog steeds teveel gebaseerd op de consumptie van vlees.

2.6. Conclusie

Kort samengevat bevat de voeding van de Belgische bevolking nog te veel vetten, doch is een positieve trend zichtbaar ten opzichte van 2004 met een

Page 148: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

148

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

duidelijke reductie in de consumptie van “zichtbare” vetten. De uitdaging ligt nu vooral in de reductie van de onzichtbare vetten, zoals men bijvoorbeeld vindt in verwerkte vleesproducten, kaas, cakes, zoete koekjes en sauzen.

Tegelijkertijd omvat de voeding in het algemeen te weinig koolhydraten en vooral te weinig “gezonde” koolhydraten: te weinig voedingsvezels, te weinig polysachariden en teveel mono- en disachariden. Of vertaald naar voedingsmiddelen: te weinig volle graanproducten (volkoren brood/pasta, volle rijst), te weinig aardappelen, te weinig peulvruchten, groenten, fruit en teveel niet-alcoholische dranken (frisdranken, fruitsappen), suiker en confi-serie, cakes en zoete koeken.

Page 149: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

149

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

2.7.

Sa

men

vatt

ende

tabe

l

Tabe

l 44

| G

emid

deld

e ge

brui

kelij

ke in

nam

e va

n m

acro

nutr

iënt

en in

de

bevo

lkin

g (3

-64

jaar

, zon

der o

nder

rapp

orte

erde

rs) e

n ve

rge-

lijki

ng m

et d

e vo

edin

gsaa

nbev

elin

gen

van

de H

oge

Gez

ondh

eids

raad

, Voe

dsel

cons

umpt

iepe

iling

, Bel

gië,

201

4

Mac

ronu

trië

nten

Aan

beve

linge

nTo

taal

Man

nen

Vrou

wen

Kind

eren

(3

-9 ja

ar)

Ado

lesc

ente

n en

vol

was

sene

n (1

0-64

jaar

)G

GI

% d

ie a

an d

e aa

nbev

elin

g vo

ldoe

tG

GI

% d

ie a

an d

e aa

nbev

elin

g vo

ldoe

tG

GI

% d

ie a

an d

e aa

nbev

elin

g vo

ldoe

t

Kool

hydr

aten

(en%

/d)

50<

50<

44,1

16,9

43,8

16,6

44,3

16,9

Mon

o- e

n di

sach

arid

en (e

n%/d

)<1

0 To

egev

oegd

e su

iker

s

<10

Toeg

evoe

gde

suik

ers

20,6

NA

20,4

NA

20,9

NA

Poly

sach

arid

en (e

n%/d

)N

AN

A23

,3N

A23

,1N

A23

,2N

A

Voed

ings

veze

ls (g

/d)

(10-

16)<

1(1

6-25

)<2

18,0

1618

,720

17,4

11,4

Vett

en (e

n%/d

)≤3

5≤3

535

,546

,735

,949

,435

,142

,7

Verz

adig

de v

etzu

ren

(en%

/d)

≤10

≤10

13,1

9,6

12,8

12,7

13,4

6,5

Mon

o-on

verz

adig

de v

etzu

ren

(en%

/d)

10<

en <

2010

< en

<20

12,8

87,8

12,7

86,7

12,8

89,3

Poly

- onv

erza

digd

e ve

tzur

en

(en%

/d)

5< e

n <1

05<

en

<10

6,3

74,5

6,2

73,8

6,4

75,2

Chol

este

rol (

mg/

d)≤

300

≤ 30

022

482

,825

672

,018

993

,6

Eiw

itten

(en%

/d)

10<

en <

1510

< en

<15

15,3

47,2

15,2

48,8

15,4

46,3

GG

I = G

emid

deld

e ge

brui

kelij

ke in

nam

e.N

A =

Nie

t bes

chik

baar

.1 3

jaar

10<

, 4-6

jaar

14<

, 7-9

jaar

16<

.2 1

0 ja

ar 1

6<, 1

1-14

jaar

19<

, 15-

17 ja

ar 2

1<, 1

8-64

jaar

25<

.

Page 150: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

150

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

3. VERRIJKTE VOEDING EN VOEDINGSSUPPLEMENTEN

InleidingDe resultaten in dit hoofdstuk beschrijven het gebruik van verrijkte voedingsmiddelen en van voedingssupplementen. Een gezonde en gevari-eerde voeding levert in normale omstandigheden genoeg nutriënten op om te voldoen aan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden. Eventuele tekort-komingen in onze voeding kunnen worden opgevangen door enerzijds voedingsmiddelen te verrijken en anderzijds voedingssupplementen te gebruiken.

Verrijkte voeding verwijst naar voedingsmiddelen waaraan één of meerdere essentiële nutriënten (bv. vitaminen, mineralen of vetzuren) zijn toegevoegd, ongeacht of de nutriënten oorspronkelijk in het levensmiddel aanwezig waren vóór verwerking van het product.

Voedingssupplementen zijn geconcentreerde bronnen van nutriënten of andere substanties met een nutritioneel of fysiologisch effect, die het doel hebben de normale voeding aan te vullen. Voedingssupplementen worden verkocht in “dosis” vorm, bv. pillen, tabletten, capsules en poeders. Supplementen kunnen gebruikt worden om nutritionele deficiënties te corrigeren of een adequate inname van bepaalde nutriënten te handhaven.

3.1. Verrijkte voeding

• Ontbijtgranen, margarines, melksubstituten (voornamelijk sojadrinks) en fruitsappen zijn de verrijkte voedingsmiddelen die het vaakst geconsumeerd worden.

• Meer kinderen en adolescenten consumeren verrijkte voedingsmid-delen dan volwassenen.

Binnen de voedingsgroep “granen en graanproducten” is het percentage gebruikers van verrijkte voedingsmiddelen het hoogst (16%), gevolgd door “melk- en vervangproducten” (8%) en “vet en olie28” (8%) (Figuur 42). De voedingsmiddelen binnen deze drie voedingsgroepen die het vaakst verrijkt zijn en ook het meest geconsumeerd worden zijn respectievelijk ontbijtgra-

28 Margarines worden in België standaard verrijkt met vitamine A en D zonder duide-lijke vermelding hiervan op de verpakking voor de consument. Margarines verrijkt met vitamine A en D worden daarom niet geïncludeerd als verrijkt voedingsmiddel. Uitsluitend vetten (smeer- en bakvetten) en olie verrijkt met omega vetzuren of plantensterolen worden in deze studie geïncludeerd als verrijkt product.

Page 151: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

151

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

nen, melksubstituten (voornamelijk sojadrinks) en margarines. Binnen de groep niet-alcoholische dranken worden fruitsappen het meest verrijkt en geconsumeerd.

Figuur 42 | Percentage van de bevolking (3-64 jaar) dat een verrijkt voedingsmiddel heeft gebruikt volgens de verschillende voedingsgroepen, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Minstens 35% van de bevolking (3-64 jaar) consumeert verrijkte voedings-middelen. Het aandeel van de bevolking dat verrijkte voeding gebruikt, daalt met de leeftijd en varieert per voedingsgroep.

Het aandeel kinderen (3-9 jaar) dat verrijkte melk- en vervangproducten gebruikt is hoger (16%) dan het aandeel adolescenten en volwassenen (7%). Kinderen en adolescenten consumeren ook meer (27-37%) verrijkte ontbijt-granen dan volwassenen (6-17%). Het percentage gebruikers van verrijkte smeer- en bereidingsvetten is hoger bij de oudere volwassenen tussen 40 en 64 jaar (12%) dan bij de jongere leeftijdsgroepen (4-5%). Voorts consume-ren meer kinderen (8%) verrijkte suikerrijke producten en suikerwaren dan adolescenten (3%) en volwassenen (1%). Verrijkte niet-alcoholische dranken worden het vaakst geconsumeerd door oudere kinderen en jonge adoles-centen (6-13 jaar, 10%) en het minst vaak door oudere volwassenen (40-64 jaar, 3%). De consumptie van verrijkte cakes en zoete koeken varieert niet met de leeftijd.

Page 152: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

152

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

3.2. Voedingssupplementen

• 38% van de bevolking (3-64 jaar) heeft in het voorbije jaar een voe-dingssupplement gebruikt.

• Bijna dubbel zoveel vrouwen als mannen gebruiken voedings supplementen.

• Adolescenten gebruiken opvallend minder supplementen.

• Het percentage gebruikers ligt hoger bij personen met een normale BMI dan bij personen met obesitas.

• Ongeveer één op drie gebruikers neemt twee of meer verschillende supplementen.

• Supplementen uit de categorieën “Vitaminen en mineralen” en “Vitaminen” worden het meest gebruikt, met vitamine D als meest specifieke type.

Gebruikers van voedingssupplementen

In België in 2014, geeft 38% van de bevolking (3-64 jaar) aan tijdens het voorbije jaar een voedingssupplement te hebben gebruikt. Het aantal gebruikers van voedingssupplementen blijkt niet seizoensafhankelijk te zijn. Een gelijkaardig gebruikerspercentage wordt namelijk zowel gezien in de winter (21%) als in de rest van het jaar (18%). Personen met een hogere opleiding van het lange type (45%) gebruiken tijdens het jaar frequenter voedingssupplementen dan personen met een lagere opleiding (34 à 37%).

Supplementen worden eerder sporadisch gebruikt. Zo rapporteert 18% van de bevolking de consumptie van voedingssupplementen tijdens de interviewdagen. Het opleidingsniveau heeft hierbij geen invloed op het al dan niet consumeren van supplementen. De grote meerderheid (71%) van de gebruikers neemt slechts één voedingssupplement. De overige (29%) supplementgebruikers nemen twee of meerdere verschillende supplemen-ten in tijdens de interviewdagen.

Page 153: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

153

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Figuur 43 | Percentage van de bevolking (3-64 jaar) dat een supplement gebruikt tijdens de 24-uursnavragen, volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

De resultaten van het supplementengebruik tijdens het jaar en tijdens de interviewdagen vertonen een aantal gelijkenissen. Zo worden voedingssup-plementen over het algemeen veel meer door vrouwen dan door mannen gebruikt (Figuur 43). Dezelfde leeftijdsgebonden trends worden waarge-nomen tijdens het jaar en de interviewdagen: er is een lichte daling in het percentage gebruikers vanaf de kindertijd tot aan de adolescentie om dan terug toe te nemen bij de volwassenen (Figuur 43). Eveneens consumeren er meer personen met een normale BMI zowel tijdens het jaar als tijdens de interviewdagen supplementen in vergelijking met personen met obesitas. Verder ligt het algemene gebruikerspercentage ongeveer even hoog in Wallonië als in Vlaanderen.

Categorieën van voedingssupplementen

De supplementen die tijdens de interviewdagen gebruikt zijn, worden ingedeeld in zeven categorieën29. “Vitaminen en mineralen” supplementen (41%) en “Vitaminen” supplementen (35%) worden het meest geconsu-meerd. In mindere mate maakt men gebruik van “Overige” supplementen (15%), “Gemengde” supplementen (14%), “Mineralen” supplementen (13%), supplementen op basis van vetzuren (9%) en kruiden- en plantenextracten (6%) (Figuur 44).

29 Categorieën op basis van de FoodEx2 classificatie.

Page 154: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

154

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Figuur 44 | Verdeling van de supplement gebruikers (3-64 jaar) tijdens de 24-uursnavragen volgens categorie en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Vrouwen gebruiken over het algemeen wel vaker supplementen dan mannen, maar in het type supplement dat men verkiest zijn er in het algemeen geen significante geslachtsverschillen.

Voor bepaalde types supplementen worden er leeftijdsverschillen waarge-nomen. Zo daalt de consumptie van “Vitaminen” supplementen naarmate de leeftijd stijgt van 55% naar 21%. De omgekeerde trend doet zich voor bij “Overige” supplementen, waar het gebruik stijgt met de leeftijd van 1% naar 15%. “Gemengde” supplementen worden opvallend minder geconsumeerd door de drie jongste leeftijdsgroepen (3-13 jaar; 0 à 2%) dan door de drie oudste leeftijdsgroepen (14-64 jaar; 10 à 14%).

Subcategorieën van voedingssupplementen

Per categorie kunnen supplementen nog verder worden ingedeeld in enkel-voudige supplementen of multisupplementen. Subcategorieën bieden meer informatie over het specifieke type supplement dat men gebruikt.

Page 155: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

155

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Vitaminen supplementen

Binnen de categorie “Vitaminen” supplementen worden het vaakst vitamine D supplementen geconsumeerd (52%) gevolgd door multivitaminen (20%) en vitamine C supplementen (14%) (Figuur 45).

Figuur 45 | Verdeling van de gebruikers van vitaminen supplementen tijdens de 24-uursnavragen volgens de subcategorieën, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Vitamine D supplementen worden door alle leeftijdsgroepen het meest gebruikt. Het aantal gebruikers voor multivitaminen en vitamine C supple-menten is ook gelijkaardig bij alle leeftijdsgroepen. Kinderen en adoles-centen gebruiken maar zelden supplementen uit een andere subcategorie dan deze top drie. Volwassenen daarentegen gebruiken naast deze drie meest frequent gebruikte vitaminen ook vaak vitamine B en foliumzuur supplementen.

Page 156: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

156

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Mineralen supplementenBinnen de categorie mineralen supplementen worden het vaakst magne-sium supplementen geconsumeerd (35%) gevolgd door calcium supplemen-ten (21%), fluor supplementen (11%) en multimineralen (11%) (Figuur 46). Kinderen gebruiken voornamelijk fluorsupplementen. Adolescenten zijn de grootste gebruikersgroep van zinksupplementen en volwassenen nemen vooral magnesium en calciumsupplementen in.

Figuur 46 | Verdeling van de gebruikers van mineralen supplementen tijdens de 24-uursnavragen volgens de subcategorieën, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Page 157: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

157

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Kruiden- en plantenextracten

Binnen de categorie planten- en kruidenextracten worden Echinacea en Echinaforce het meest frequent gebruikt (33%) gevolgd door curcuma (20%) en multi kruiden- en plantenextracten (20%) (Figuur 47). Kinderen en adoles-centen gebruiken voornamelijk Echinacea/Echinaforce terwijl volwassenen meer supplementen innemen op basis van curcuma of multikruiden- en plantenextracten.

Figuur 47 | Verdeling van de gebruikers van kruiden- en plantenextracten supplementen tijdens de 24-uursnavragen volgens de subcategorieën, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Page 158: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

158

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Overige supplementen

Binnen de categorie “Overige” supplementen worden het vaakst “andere” supplementen geconsumeerd (30%) (Figuur 48). Dit zijn de supplementen die geen vitaminen en/of mineralen bevatten maar ook niet kunnen worden ingedeeld in één van de overige groepen. Voorbeelden van vaak voorko-mende componenten in deze groep zijn: glucosamine, chondroitine en MethylSulfonylMethaan, beter bekend als “MSM”. Deze stoffen komen vaak tezamen voor in eenzelfde preparaat.

Figuur 48 | Verdeling van de gebruikers van overige supplementen tijdens de 24-uursnavragen volgens de subcategorieën, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Van de specifieke subgroepen binnen de overige supplementen worden de supplementen op basis van gisten (16%), vaak op basis van rode gistrijst, het meest geconsumeerd. Het tweede meest geconsumeerde type overige supplementen zijn de preparaten op basis van stoffen geproduceerd door bijen (15%), voorbeelden hiervan zijn propolis en koninginnebrij. De derde meest frequent geconsumeerde subcategorie zijn de preparaten op basis van algen (11%) zoals Spirulina en Chlorella.

Bijenproducten worden voornamelijk door kinderen gebruikt terwijl supple-menten op basis van aminozuren eerder door adolescenten worden gecon-sumeerd. Volwassenen vormen de grootste gebruikersgroep van de gehele categorie overige supplementen. Zij gebruiken het vaakst “andere” supple-menten op basis van glucosamine, chondroitine en MSM.

Page 159: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

159

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

3.3. Discussie

Een belangrijke vaststelling is dat kinderen en adolescenten frequenter verrijkte voedingsmiddelen consumeren dan volwassenen. Steeds meer producten worden door de voedingsindustrie vrijwillig verrijkt met allerlei nutriënten. Kinderen zijn vaak een doelgroep voor verrijkte voedingsmid-delen omwille van hun hoger risico op tekorten. Oudere volwassenen zijn ook een doelgroep om via verrijkte voeding het risico op hart- en vaatziek-ten te reduceren. Uit de VCP 2014-15 komt naar voren dat kinderen vaker melkproducten en melksubstituten consumeren verrijkt met vitamine D en calcium, terwijl volwassenen vaker smeer- en bereidingsvetten consumeren verrijkt met omega vetzuren of plantensterolen. Deze leeftijdsgradiënten suggereren dat het mogelijk is om specifieke doelgroepen te bereiken door het verrijken van bepaalde producten. De voedingsmiddelen die het vaakst verrijkt zijn en geconsumeerd worden zijn weliswaar niet altijd producten die noodzakelijk zijn binnen een gezond voedingspatroon. Voorbeelden hiervan zijn verrijkte suikerrijke ontbijtgranen en fruitsappen die talrijk door kinderen en adolescenten gebruikt worden.

Op jaarbasis geeft 38% van de bevolking aan gebruik te maken van voedings-supplementen. Hoewel er in België slechts voor enkele micronutriënten algemene aanbevelingen zijn voor het gebruik van voedingssupplementen (bv. vitamine D en foliumzuur) worden er veel meer verschillende soorten supplementen gebruikt. Naast vitaminen, mineralen en andere essentiële nutriënten (bv. vetzuren en aminozuren) worden er ook niet-nutritionele stoffen ingenomen via supplementen (bv. kruiden en plantenextracten). Kinderen en volwassen vrouwen zijn de grootste gebruikersgroepen van supplementen.

Te hoge innames van vitaminen en mineralen kunnen nutteloos en soms zelfs gevaarlijk zijn. Dit doet de vraag rijzen of het veelvuldig gebruik van voedingssupplementen en verrijkte voedingsmiddelen veilig en effectief is. Op basis van de Voedselconsumptiepeiling 2014-2015 zien we dat de consumptie van supplementen en verrijkte voedingsmiddelen vermoede-lijk niet meteen een gevaar oplevert op het niveau van de bevolking (zie hoofdstuk micronutriënten). Deze uitspraak moet echter met veel voorzich-tigheid genomen worden aangezien de inname van micronutriënten afkom-stig van verrijkte voedingsmiddelen waarschijnlijk onderschat wordt in deze peiling omwille van methodologische beperkingen en hierdoor het risico op bevolkingsniveau moeilijker te interpreteren is. Er is indicatie dat een klein aandeel van de bevolking mogelijks meer dan de maximale toelaatbare inname inneemt (bv. voor vitamine B6, vitamine D, jodium en ijzer) en dat er dus op individueel niveau een risico kan bestaan wanneer supplementen en verrijkte producten frequent en gecombineerd worden geconsumeerd.

Page 160: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

160

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Voedingssupplementen kunnen echter nooit een gezonde en gevarieerde voeding vervangen of een ongezond voedingspatroon compenseren, ze dienen steeds aanvullend gebruikt te worden. In het kader van de algemene gezondheid is het in eerste instantie meer effectief om extra aandacht te besteden aan een evenwichtige voeding volgens de principes van de actieve voedingsdriehoek. Een gezonde levensstijl en voedingspatroon bieden gezondheidsvoordelen op langere termijn dewelke voedingssupplementen alleen niet kunnen aanbieden.

3.4. Conclusie

De resultaten van de Voedselconsumptiepeiling 2014-2015 geven aan dat een aanzienlijk deel van de bevolking (3-64 jaar) gebruik maakt van verrijkte voedingsmiddelen en voedingssupplementen. Voornamelijk kinde-ren en volwassen vrouwen maken gebruik van voedingssupplementen. Enkelvoudige vitaminen en multivitaminen en mineralen supplementen zijn de types die het meest worden ingenomen.

Kinderen en adolescenten zijn de grootste gebruikers van verrijkte voedings-middelen. Het gaat hierbij voornamelijk om producten verrijkt met vitami-nen en mineralen zoals ontbijtgranen, melksubstituten en fruitsappen. Door veelvuldig en gecombineerd gebruik van verrijkte voeding en supplementen lopen vooral kinderen het risico op een overmatige inname van bepaalde vitaminen en mineralen. Kinderen blijven dan ook zeker de nodige aandacht vereisen in het kader van vrijwillige verrijking van voedingsmiddelen en het aanbod van voedingssupplementen.

Page 161: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

161

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

4. MICRONUTRIËNTEN

InleidingVitaminen zijn actief in zeer geringe hoeveelheden en onmisbaar om een heleboel processen in het lichaam goed te laten verlopen. Naargelang hun oplosbaarheid maken we een onderscheid tussen de wateroplosbare vitami-nen (vitaminen van de B-groep en vitamine C) en de vetoplosbare vitaminen (vitaminen A, D, E en K). In de VCP 2014-15 wordt de gebruikelijke inname van vitamine B1, vitamine B2, vitamine B6, foliumzuur, vitamine B12, vitamine C en vitamine D besproken.

Mineralen en sporenelementen zijn onmisbare bouwstoffen voor het skelet, de groei, de vervanging en de stapeling van weefsel. Bovendien zijn het ook bouwstoffen van gecompliceerde verbindingen zoals de rode bloed-kleurstof. Mineralen die in de voeding voorkomen zijn onder andere natrium, kalium, calcium, fosfor en magnesium. Sporenelementen die in de voeding voorkomen zijn onder andere ijzer, chloor, jodium, zink en zwavel. De gebrui-kelijke inname van calcium, natrium, jodium en ijzer wordt in de VCP 2014-15 besproken.

4.1. Vitaminen

4.1.1. Vitamine B1

• De gemiddelde gebruikelijke inname van vitamine B1 is 0,97 mg/dag via de voeding en 1,14 mg/dag via de voeding en voedingssupplementen.

• Ongeveer 20% van de bevolking (3-64 jaar) heeft een vitamine B1 inname via de voeding dat voldoet aan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid.

• De belangrijkste voedingsbronnen zijn “Vlees en vleesproducten” en “Granen en graanproducten” en dragen bij tot de helft van de totale vitamine B1 inname.

De gemiddelde gebruikelijke inname van vitamine B1 in België (3-64 jaar) in 2014 is 0,97 mg/dag via de voeding en 1,14 mg/dag via de voeding en supplementen. Het includeren van supplementen zorgt vooral voor een stijging in de gebruikelijke inname bij de vrouwelijke bevolking en dit hoofd-zakelijk bij jonge kinderen en volwassenen. De gebruikelijke vitamine B1 inname lijkt lichtjes te stijgen met de leeftijd (Tabel 45).

Page 162: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

162

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Mannen hebben een hogere gemiddelde gebruikelijke vitamine B1 inname via de voeding dan vrouwen (respectievelijk 1,07 en 0,87 mg/dag) (Tabel 45). Dit geslachtsverschil is logischerwijs het gevolg van de hogere energiebe-hoeften van mannen en hierdoor hogere consumptie van vlees, vis, eieren, brood, beschuit en ontbijtgranen. Echter aangezien vrouwen meer supple-menten gebruiken, vertonen ze een gelijkaardige gebruikelijke vitamine B1 inname aan mannen wanneer de inname via supplementen ook wordt geïncludeerd (1,10 mg/dag) (Tabel 45).

De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) volgens de Hoge Gezondheidsraad (HGR) voor vitamine B1 varieert tussen 0,7 en 1,2 mg/dag voor kinderen en adolescenten afhankelijk van hun leeftijd (3-18 jaar) en komt overeen met 1,1 mg/dag voor volwassen vrouwen en 1,5 mg/dag voor volwassen mannen (19-64 jaar). Van de Belgische bevolking (3-64 jaar) voldoet 19% van de mannen en vrouwen aan de ADH voor vitamine B1 inname via de voeding, wat stijgt tot 24% van de mannen en 27% van de vrouwen door inname via de voeding en supplementen (Samenvattende Tabel 56). Vooral volwassenen voldoen minder aan de geslachts- en leeftijds-specifieke voedingsaanbevelingen vanuit de voeding dan kinderen en jonge adolescenten.

Page 163: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

163

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 45 | De gemiddelde gebruikelijke inname van vitamine B1 (mg/dag) via de voeding en via de voeding en voedingssupplementen van de bevolking (3-64 jaar), in functie van de leeftijd, het geslacht en de verblijfplaats, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Vitamine B1 (mg/dag)

Voeding Voeding + supplementen

Geslacht Mannen 1,07 1,10

Vrouwen 0,87 1,10

Leeftijd 3-5 0,75 0,83

6-9 0,87 0,92

10-13 0,94 0,96

14-17 0,98 0,99

18-39 1,00 1,12

40-64 0,97 1,30

Verblijfplaats* Vlaanderen 0,98 1,15

Wallonië 0,95 1,52

TOTAAL 0,97 1,14

* Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

Page 164: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

164

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Figuur 49 | Gemiddelde bijdrage (%) van de verschillende voedingsgroepen aan de totale vitamine B1 inname van de bevolking (3-64 jaar), Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Percentages zijn gewogen voor leeftijd, geslacht, seizoen en dag van de week.

De belangrijkste voedingsbronnen van vitamine B1 zijn “Vlees en vleespro-ducten” (30%) en “Granen en graanproducten” (20%) doordat ze voor de helft bijdragen aan de totale vitamine B1 inname. Verder hebben de voedingsgroepen “Melkproducten en substituten” (8%), “Groenten” (7%) en “Niet-alcoholische dranken” (7%) ook bijdrage van ongeveer een kwart aan de totale vitamine B1 inname. Voedingssupplementen hebben een vitamine B1 bijdrage van 3% (Figuur 49).

4.1.2. Vitamine B2

• De gemiddelde gebruikelijke inname van vitamine B2 is 1,25 mg/dag via de voeding en 1,36 mg/dag via de voeding en voedingssupplementen.

• De gemiddelde gebruikelijke vitamine B2 inname via de voeding van 15-64 jarigen anno 2014 is gedaald ten opzichte van 2004.

• Ongeveer 40% van de bevolking (3-64 jaar) heeft een vitamine B2 inname via de voeding dat voldoet aan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid.

• De belangrijkste voedingsbronnen zijn “Melkproducten en substitu-ten”, “Vlees en vleesproducten” en “Granen en graanproducten”.

De gemiddelde gebruikelijke inname van vitamine B2 in België (3-64 jaar) in 2014 is 1,25 mg/dag via de voeding en 1,36 mg/dag via de voeding en supplementen. Het includeren van supplementen zorgt vooral voor een stijging in de gebruikelijke inname bij de vrouwelijke volwassen bevolking. De gebruikelijke vitamine B2 inname lijkt nauwelijks te veranderen met de leeftijd (Tabel 46).

Page 165: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

165

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Mannen hebben een hogere gemiddelde gebruikelijke vitamine B2 inname via de voeding dan vrouwen (respectievelijk 1,38 en 1,12 mg/dag) (Tabel 46). Dit geslachtsverschil is logischerwijs het gevolg van de hogere energiebe-hoeften van mannen en hierdoor hogere consumptie van vlees, vis, eieren en brood, beschuit en ontbijtgranen. Echter aangezien vrouwen meer supplementen gebruiken, vertonen vrouwen een gelijkaardige gebruike-lijke vitamine B2 inname als de inname via supplementen ook wordt geïnclu-deerd (Tabel 46).

In Wallonië is de gemiddelde gebruikelijke vitamine B2 inname via de voeding lager dan in Vlaanderen.

Ten opzichte van 2004 heeft de Belgische bevolking tussen de 15 en 64 jaar in 2014 een lagere gemiddelde gebruikelijke vitamine B2 inname via de voeding (Tabel 46).

De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) volgens de HGR voor vitamine B2 varieert tussen 0,8 en 1,0 mg/dag voor jonge kinderen (3-6 jaar) en komt overeen met 1,2 mg/dag voor de vrouwelijke bevolking en 1,5 mg/dag voor de mannelijke bevolking tussen 7 en 64 jaar. Van de Belgische bevolking (3-64 jaar) voldoet 37% van de mannen en van 38% de vrouwen aan de ADH vanuit de voeding, wat stijgt tot 39% van de mannen en 44% van de vrouwen door inname via de voeding en supplementen (Samenvattende Tabel 56). Wat betreft jonge kinderen (3-5 jaar) voldoet ongeveer drie kwart aan de ADH voor vitamine B2.

Page 166: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

166

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 46 | De gemiddelde gebruikelijke inname van vitamine B2 (mg/dag) via de voeding en via de voeding en voedingssupplementen van de bevolking (3-64 jaar), in functie van de leeftijd, het geslacht, de verblijfplaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

Vitamine B2 (mg/dag)

Voeding Voeding + supplementen*

Geslacht Mannen 1,38 1,40

Vrouwen 1,12 1,33

Leeftijd 3-5 1,27 1,25

6-9 1,26 1,27

10-13 1,26 1,27

14-17 1,26 1,30

18-39 1,25 1,44

40-64 1,23 1,34

Verblijfplaats** Vlaanderen 1,29 1,42

Wallonië 1,17 1,30

TOTAAL 1,25 1,36

Jaar*** 2004 1,47 n.v.t.

2014 1,26 n.v.t.

n.v.t. = Niet van toepassing.* Aangezien verschillende statistische modellen werden gebruikt om een

schatting te maken van de gebruikelijke inname via de voeding enerzijds en via de voeding en supplementen anderzijds is het mogelijk dat de gebruikelijke inname via de voeding en supplementen bij een beperkte bijdrage van supplementen lichtjes lager is dan de gebruikelijke inname via de voeding alleen.

** Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

***Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

Page 167: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

167

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

De belangrijkste voedingsbronnen van vitamine B2 zijn “Melkproducten en substituten” (32%), “Vlees en vleesproducten” (20%) en “Granen en graan-producten” (12%). Verder hebben de voedingsgroepen “Groenten” (6%) en “Niet-alcoholische dranken” (5%) ook een noemenswaardige bijdrage aan de totale vitamine B2 inname. Voedingssupplementen hebben een bijdrage van 3% (Figuur 50).

Figuur 50 | Gemiddelde bijdrage (%) van de verschillende voedingsgroepen aan de totale vitamine B2 inname van de bevolking (3-64 jaar), Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Percentages zijn gewogen voor leeftijd, geslacht, seizoen en dag van de week.

4.1.3. Vitamine B6

• De gemiddelde gebruikelijke inname van vitamine B6 is 1,52 mg/dag via de voeding en 1,71 mg/dag via de voeding en voedingssupplementen.

• De gemiddelde gebruikelijke vitamine B6 inname via de voeding van 15-64 jarigen anno 2014 is gedaald ten opzichte van 2004.

• 36% van de mannen en 47% van de vrouwen heeft een vitamine B6 inname via de voeding onder de gemiddelde behoefte.

• 20% van de bevolking (3-64 jaar) heeft een vitamine B6 inname via de voeding dat voldoet aan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid.

• 0,44% van de vrouwen, waaronder 0,89% van de 40-64 jarigen, heeft een gebruikelijke vitamine B6 inname via de voeding en supplemen-ten hoger dan de maximale toelaatbare inname.

• De belangrijkste voedingsbronnen zijn “Vlees en vleesproducten”, “Granen en graanproducten”, “Aardappelen en andere knollen” en “Groenten”.

De gemiddelde gebruikelijke inname van vitamine B6 in België in 2014 is 1,52 mg/dag via de voeding en 1,71 mg/dag via de voeding en supplemen-

Page 168: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

168

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

ten. Het includeren van supplementen zorgt vooral voor een stijging in de gebruikelijke inname bij vrouwen en dit in de kindertijd en volwassenheid. De gebruikelijke vitamine B6 inname lijkt slechts lichtjes te stijgen met de leeftijd (Tabel 47).

Tabel 47 | De gemiddelde gebruikelijke inname van vitamine B6 (mg/dag) via de voeding en via de voeding en voedingssupplementen van de bevolking (3-64 jaar), in functie van de leeftijd, het geslacht, de verblijfplaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

Vitamine B6 (mg/dag)

Voeding Voeding + supplementen

Geslacht Mannen 1,71 1,73

Vrouwen 1,34 2,17

Leeftijd 3-5 1,19 1,27

6-9 1,34 1,42

10-13 1,43 1,47

14-17 1,50 1,53

18-39 1,57 1,70

40-64 1,55 1,91

Verblijfplaats* Vlaanderen 1,54 1,67

Wallonië 1,46 1,79

TOTAAL 1,52 1,71

Jaar** 2004 2,06 n.v.t.

2014 1,57 n.v.t.

n.v.t. = Niet van toepassing.* Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle

andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

Mannen hebben een hogere gemiddelde gebruikelijke vitamine B6 inname via de voeding dan vrouwen (respectievelijk 1,73 en 1,34 mg/dag) (Tabel 47).

Page 169: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

169

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Dit geslachtsverschil is logischerwijs het gevolg van de hogere energiebe-hoeften van mannen en hierdoor hogere consumptie van vlees, aardappe-len, brood en ontbijtgranen. Echter aangezien vrouwen meer supplementen gebruiken, vertonen ze een gelijkaardige of zelfs iets hogere gebruikelijke vitamine B6 inname dan de mannen wanneer de inname via supplementen ook wordt geïncludeerd (Tabel 47).

Ten opzichte van 2004 heeft de Belgische bevolking tussen de 15 en 64 jaar in 2014 een lagere gemiddelde gebruikelijke vitamine B6 inname via de voeding (Tabel 47).

De gemiddelde behoefte (GB) volgens de Europese Autoriteit voor voedsel-veiligheid (EFSA) voor vitamine B6 varieert tussen 0,5 en 1,2 mg/dag voor kinderen en adolescenten (3-14 jaar) en komt overeen met 1,3 mg/dag voor vrouwen en 1,5 mg/dag voor mannen (15-64 jaar). Van de Belgische bevol-king (3-64 jaar) in 2014 heeft 36% van de mannen en 47% van de vrouwen een gebruikelijke vitamine B6 inname via de voeding onder de gemid-delde behoefte (Samenvattende Tabel 56). Hieruit kan worden afgeleid dat vrouwen een iets hoger risico hebben op een onvoldoende vitamine B6 inname. Dit risico neemt ook toe met de leeftijd en bereikt een piek in de late adolescentie en jongvolwassenheid.

De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) volgens de HGR voor vitamine B6 varieert tussen 0,6 en 1,5 mg/dag voor kinderen en adolescenten afhan-kelijk van hun leeftijd (3-18 jaar) en geslacht en komt overeen met 2,0 mg/dag voor volwassen vrouwen en 3,0 mg/dag voor volwassen mannen (19-64 jaar). Van de Belgische bevolking (3-64 jaar) voldoet 20% van de mannen en vrouwen aan de ADH voor vitamine B6 inname via de voeding, wat stijgt tot 24% van de mannen en 32% van de vrouwen door inname via de voeding en supplementen (Samenvattende Tabel 56). Het percentage dat voldoet aan de ADH daalt met de leeftijd.

De maximale toelaatbare inname (MTI) volgens de HGR voor vitamine B6 varieert tussen 5-20 mg/dag voor kinderen en adolescenten afhankelijk van hun leeftijd (3-18 jaar) en komt overeen met 25 mg/dag voor volwassenen. Via de voeding heeft minder dan 0,05% van de Belgische bevolking in 2014 een gebruikelijke vitamine B6 inname hoger dan de MTI (Samenvattende Tabel 56), maar wanneer de inname via supplementen wordt geïncludeerd heeft 0,44% van de vrouwen (0,89% voor 40-64 jarige vrouwen) een overma-tige vitamine B6 inname. Dit toont aan dat er via inname van supplementen door vrouwen een klein, maar niet onbestaand, risico aanwezig is op een overmatige vitamine B6 inname.

De belangrijkste voedingsbron van vitamine B6 is de voedingsgroep “Vlees en vleesproducten” (27%). De daaropvolgende belangrijkste voedings-bronnen zijn “Granen en graanproducten” (12%), “Aardappelen en andere knollen” (10%), “Groenten” (10%), “Fruit, noten, zaden en olijven” (8%) en

Page 170: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

170

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

“Melkproducten en substituten” (8%). Voedingssupplementen hebben een bijdrage van 4% (Figuur 51).

Figuur 51 | Gemiddelde bijdrage (%) van de verschillende voedingsgroepen aan de totale vitamine B6 inname van de bevolking (3-64 jaar), Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Percentages zijn gewogen voor leeftijd, geslacht, seizoen en dag van de week.

4.1.4. Foliumzuur

• De gemiddelde gebruikelijke inname van foliumzuur is 202 µg/dag via de voeding en 236 µg/dag via de voeding en voedingssupplementen.

• De gemiddelde gebruikelijke foliumzuurinname neemt af bij een dalend opleidingsniveau.

• 71% van de bevolking (3-64 jaar) heeft een foliumzuurinname via de voeding onder de gemiddelde behoefte, waaronder meer vrouwen (78%) dan mannen (62%).

• 21% van bevolking (3-64 jaar) heeft een foliumzuurinname via de voe-ding dat voldoet aan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid.

• De belangrijkste voedingsbronnen zijn “Granen en graanproducten”, “Groenten” en “Melkproducten en substituten”.

De gemiddelde gebruikelijke inname van foliumzuur in België in 2014 is 202 µg/dag via de voeding en 236 µg/dag via de voeding en supplementen. Het includeren van supplementen zorgt vooral voor een stijging in de gebrui-kelijke inname bij vrouwen en dit hoofdzakelijk in de volwassenheid. De gebruikelijke foliumzuurinname via de voeding neemt toe met de leeftijd: van 165 µg/dag bij de jongste kinderen (3-5 jaar) naar 208 µg/dag bij de oudere volwassenen (40-64 jaar) (Tabel 48).

Page 171: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

171

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Mannen hebben een hogere gemiddelde gebruikelijke foliumzuurinname via de voeding dan vrouwen (respectievelijk 219 en 187 µg/dag) (Tabel 48), dit verschil verdwijnt bij het includeren van voedingssupplementen. Het geslachtsverschil kan grotendeels verklaard worden doordat mannen een hogere energiebehoefte hebben, waardoor ze grotere hoeveelheden voeding consumeren. Het is vooral belangrijk dat vrouwen tijdens hun zwangerschap tegemoet komen aan hun hogere behoefte aan foliumzuur (400 µg/dag) door een foliumzuursupplement te nemen aangezien de inname vanuit de voeding alleen dit moeilijk kan dekken.

De gemiddelde gebruikelijke foliumzuurinname vanuit de voeding daalt naarmate het opleidingsniveau afneemt: van 218 µg/dag bij de hoogst opgeleiden naar 189 µg/dag bij de laagst opgeleiden.

De gemiddelde gebruikelijke inname van foliumzuur is lager in Wallonië dan in Vlaanderen (Tabel 48).

Tabel 48 | De gemiddelde gebruikelijke inname van foliumzuur (µg/dag) via de voeding en via de voeding en voedingssupplementen van de bevolking (3-64 jaar), in functie van de leeftijd, het geslacht en de verblijfplaats, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Foliumzuur (µg/dag)

Voeding Voeding + supplementen

Geslacht Mannen 219 237

Vrouwen 187 231

Leeftijd 3-5 165 177

6-9 181 195

10-13 193 197

14-17 199 203

18-39 205 247

40-64 208 253

Verblijfplaats* Vlaanderen 211 254

Wallonië 183 202

TOTAAL 202 236

* Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

Page 172: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

172

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

De gemiddelde behoefte (GB) volgens de EFSA voor foliumzuur varieert tussen 90 en 210 µg/dag bij kinderen en jonge adolescenten (3-14 jaar) en komt overeen met 250 µg/dag bij de oudere adolescenten en volwassenen (15-64 jaar). In 2014 heeft 71% van de Belgische bevolking (3-64 jaar) een gebruikelijke foliumzuurinname via de voeding onder de GB (Samenvattende Tabel 56). Meer vrouwen dan mannen vertonen een mogelijks onvoldoende foliumzuurinname (respectievelijk 78% en 62%). Het percentage met een gebruikelijke foliumzuurinname onder de GB neemt ook toe met de leeftijd, zijnde van 11% van de jonge kinderen tot 76% van de 14-17 jarigen waarna het stabiliseert rond 77%.

De leeftijdsspecifieke aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) volgens de HGR voor foliumzuur varieert tussen 100 en 200 µg/dag bij kinderen en adolescenten afhankelijk van hun leeftijd (3-18 jaar) en komt overeen met 200 à 300 µg/dag bij volwassenen (18-64 jaar) (met uitzondering van zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven). In 2014 voldoet 21% Van de Belgische bevolking (3-64 jaar) aan de ADH voor foliumzuur door inname via de voeding, wat stijgt tot 30% door inname via de voeding en supplementen (Samenvattende Tabel 56). Het percentage personen met een foliumzuurinname volgens de ADH door inname via de voeding daalt met de leeftijd, namelijk van 79% van de 3-5 jarigen naar 10% van de 18-39 jarigen waarna het percentage stabiel blijft. Verder zijn er ook meer mannen (27%) dan vrouwen (16%) die voldoen aan de ADH.

De belangrijkste voedingsbronnen voor foliumzuur in België in 2014 zijn “Granen en graanproducten” (28%), “Groenten” (20%) en “Melkproducten en substituten” (10%). Daarnaast hebben “Aardappelen en andere zetmeel-rijke knollen”, “Fruit, noten, zaden en olijven” en “Vlees en vleesvervan-gers” ook een noemenswaardige bijdrage van respectievelijk 6 à 7%. Voedingssupplementen hebben een bijdrage van 4% (Figuur 52).

Figuur 52 | Gemiddelde bijdrage (%) van de verschillende voedingsgroepen aan de totale foliumzuurinname van de bevolking (3-64 jaar), Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Percentages zijn gewogen voor leeftijd, geslacht, seizoen en dag van de week.

Page 173: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

173

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

4.1.5. Vitamine B12

• De gemiddelde gebruikelijke inname van vitamine B12 is 4,33 µg/dag via de voeding en 5,58 µg/dag via de voeding en voedingssupplementen.

• De gemiddelde gebruikelijke vitamine B12 inname via de voeding van 15-64 jarigen anno 2014 is gestegen ten opzichte van 2004.

• De inname van vitamine B12 is adequaat voor de mannelijke bevol-king, ongeacht hun leeftijd.

• Voor de vrouwelijke bevolking hebben kinderen (3-9 jaar) een ade-quate vitamine B12 inname terwijl we geen uitspraak kunnen doen voor de oudere leeftijden.

• De drie voedingsgroepen bestaande uit dierlijke producten zijn de belangrijkste voedingsbronnen, namelijk “Vlees en vleesproducten”, “Melkproducten en substituten” en “Vis en schaaldieren”.

De gemiddelde gebruikelijke vitamine B12 inname in België in 2014 is 4,33 µg/dag via de voeding en 5,58 µg/dag via de voeding en supplementen. Het includeren van supplementen zorgt vooral voor een stijging in de gebruike-lijke inname bij vrouwen en dit hoofdzakelijk in de late volwassenheid (40-64 jaar). De gebruikelijke vitamine B12 inname via de voeding stijgt lichtjes met de leeftijd (Tabel 49).

Mannen hebben een hogere gemiddelde gebruikelijke vitamine B12 inname via de voeding dan vrouwen (respectievelijk 5,08 en 3,65 µg/dag) wat grotendeels verklaard worden doordat mannen een hogere energiebe-hoefte hebben, waardoor ze grotere hoeveelheden voeding consumeren waaronder vlees, vis en eieren. Echter het uitgesproken geslachtsverschil verdwijnt bij het includeren van voedingssupplementen (Tabel 49).

Personen met obesitas hebben een hogere gemiddelde vitamine B12 inname via de voeding dan personen met een normaal gewicht (respectieve-lijk 4,50 en 4,32 µg/dag), wat mogelijks te wijten is aan hun hogere consump-tie van vlees.

In Wallonië ligt de gemiddelde gebruikelijke vitamine B12 inname via de voeding lager dan in Vlaanderen (Tabel 49).

Ten opzichte van 2004 heeft de Belgische bevolking tussen de 15 en 64 jaar in 2014 een hogere gemiddelde gebruikelijke vitamine B12 inname via de voeding (Tabel 49).

Page 174: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

174

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 49 | De gemiddelde gebruikelijke inname van vitamine B12 (µg/dag) via de voeding en via de voeding en voedingssupplementen van de bevolking (3-64 jaar), in functie van de leeftijd, het geslacht, de verblijfplaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

Vitamine B12 (µg/dag)

Voeding Voeding + supplementen*

Geslacht Mannen 5,08 6,77

Vrouwen 3,65 6,67

Leeftijd 3-5 3,77 3,93

6-9 3,94 4,38

10-13 4,06 4,04

14-17 4,15 4,11

18-39 4,33 4,72

40-64 4,50 7,34

Verblijfplaats** Vlaanderen 4,52 6,57

Wallonië 4,08 5,14

TOTAAL 4,33 5,58

Jaar*** 2004 4,16 n.v.t.

2014 4,55 n.v.t.

n.v.t. = Niet van toepassing.* Aangezien verschillende statistische modellen werden gebruikt om een

schatting te maken van de gebruikelijke inname via de voeding enerzijds en via de voeding en supplementen anderzijds is het mogelijk dat de gebruikelijke inname via de voeding en supplementen bij een beperkte bijdrage van supplementen lichtjes lager is dan de gebruikelijke inname via de voeding alleen.

** Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

*** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

Page 175: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

175

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

De adequate inname (AI) volgens de HGR voor vitamine B12 komt overeen met 1,5 µg/dag voor jonge kinderen (3-6 jaar), 2,5 µg/dag voor oudere kinde-ren (7-10 jaar), 3,5 µg/dag voor jonge adolescenten (11-14 jaar) en 4,0 µg/dag voor oudere adolescenten en volwassenen (15-64 jaar). In België in 2014 is de prevalentie van een inadequate vitamine B12 inname laag voor de mannelijke bevolking, ongeacht hun leeftijd, en bij meisjes van 3 tot 9 jaar. Bij vrouwen tussen 10 en 64 jaar is het niet mogelijk om een uitspraak te doen over de prevalentie van een inadequate vitamine B12 inname (Samenvattende Tabel 56).

In België in 2014 zijn de drie voedingsgroepen bestaande uit dierlijke producten “Vlees en vleesproducten” (42%), “Melkproducten en substituten” (31%) en “Vis, schaal en schelpdieren” (11%) de belangrijkste bronnen van vitamine B12. Voedingssupplementen hebben slechts een bijdrage van 2% (Figuur 53).

Figuur 53 | Gemiddelde bijdrage (%) van de verschillende voedingsgroepen aan de totale vitamine B12 inname van de bevolking (3-64 jaar), Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Percentages zijn gewogen voor leeftijd, geslacht, seizoen en dag van de week.

Page 176: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

176

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

4.1.6. Vitamine C

• De gemiddelde gebruikelijke inname van vitamine C is 82 mg/dag via de voeding en 89 mg/dag via de voeding en voedingssupplementen.

• De gemiddelde gebruikelijke vitamine C inname neemt af bij een dalend opleidingsniveau.

• Ongeveer de helft van de bevolking (3-64 jaar) heeft een vitamine C inname via de voeding onder de gemiddelde behoefte, waaronder vooral oudere adolescenten en jongvolwassenen.

• 24% van bevolking (3-64 jaar) heeft een vitamine C inname via de voe-ding dat voldoet aan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid.

• De belangrijkste voedingsbronnen zijn in afnemende volgorde “Groenten”, “Fruit, noten, zaden en olijven”, “Niet-alcoholische dran-ken”, “Aardappelen en andere zetmeelrijke knollen” en “Vlees en vleesvervangers”.

De gemiddelde gebruikelijke vitamine C inname in België in 2014 is 82 mg/dag via de voeding en 89 mg/dag via de voeding en supplementen. Het includeren van supplementen zorgt vooral voor een stijging in de gebruike-lijke inname bij vrouwen en dit hoofdzakelijk in de late volwassenheid (40-64 jaar). De gebruikelijke vitamine C inname via de voeding stijgt lichtjes met de leeftijd (Tabel 50).

De gemiddelde gebruikelijke vitamine C inname vanuit de voeding daalt naarmate het opleidingsniveau afneemt: van 92 mg/dag bij de hoogst opgeleiden naar 77 mg/dag bij de laagst opgeleiden.

De gemiddelde gebruikelijke inname van vitamine C is lager in Wallonië dan in Vlaanderen (Tabel 50).

Page 177: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

177

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 50 | De gemiddelde gebruikelijke inname van vitamine C (mg/dag) via de voeding en via de voeding en voedingssupplementen van de bevolking (3-64 jaar), in functie van de leeftijd, het geslacht, de verblijfplaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

Vitamine C (mg/dag)

Voeding Voeding + supplementen

Geslacht Mannen 86 88

Vrouwen 80 91

Leeftijd 3-5 77 79

6-9 78 81

10-13 79 81

14-17 79 83

18-39 82 89

40-64 85 94

Verblijfplaats* Vlaanderen 87 96

Wallonië 74 79

TOTAAL 82 89

Jaar** 2004 90 n.v.t.

2014 84 n.v.t.

n.v.t. = Niet van toepassing.* Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle

andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

De gemiddelde behoefte (GB) volgens de EFSA voor vitamine C varieert tussen 45 en 85 mg/dag voor kinderen en adolescenten afhankelijk van hun leeftijd (3-17 jaar) en geslacht (lagere waarden voor meisjes vanaf 15 jaar), en komt overeen met 80 mg/dag voor volwassen vrouwen en 90 mg/dag voor volwassen mannen (18-64 jaar). Ongeveer de helft van de bevol-king heeft een gebruikelijke vitamine C inname via de voeding onder de GB

Page 178: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

178

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

(Samenvattende Tabel 56). Vooral oudere adolescenten en jongvolwassenen hebben een risico op een onvoldoende vitamine C inname.

De leeftijdsspecifieke aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) volgens de HGR voor vitamine C varieert tussen 60 en 100 mg/dag voor kinderen en adolescenten afhankelijk van hun leeftijd (3-14 jaar) en komt overeen met 110 mg/dag voor volwassenen. In 2014 voldoet 24% van de Belgische bevol-king (3-64 jaar) aan de ADH voor vitamine C door inname via de voeding, wat stijgt tot 29% door inname via de voeding en supplementen (Samenvattende Tabel 56). Het percentage personen met een vitamine C inname volgens de ADH door inname via de voeding daalt met de leeftijd, namelijk van 51% van de 3-5 jarigen naar 23% van de 40-64 jarigen.

De maximale toelaatbare inname (MTI) volgens de HGR voor vitamine C varieert tussen 400 en 1800 mg/dag voor kinderen en adolescenten afhan-kelijk van hun leeftijd (3-18 jaar) en komt overeen met 2000 mg/dag voor volwassenen (18-64 jaar). Via de voeding en via de voeding en supplementen heeft minder dan 0,05% van de Belgische bevolking in 2014 een gebruike-lijke vitamine C inname hoger dan de MTI (Samenvattende Tabel 56). Dit wijst erop dat er op bevolkingsniveau weinig risico is op een overmatige vitamine C inname.

In België in 2014 zijn er vijf voedingsgroepen die samen voor ongeveer 84% bijdragen aan de totale vitamine C inname. Deze voedingsgroepen zijn “Groenten” (25%), “Fruit, noten, zaden en olijven” (19%), “Niet-alcoholische dranken” (15%), “Aardappelen en andere zetmeelrijke knollen” (14%) en “Vlees en vleesvervangers” (11%). Voedingssupplementen hebben een bijdrage van 4% (Figuur 54).

Figuur 54 | Gemiddelde bijdrage (%) van de verschillende voedingsgroepen aan de totale vitamine C inname van de bevolking (3-64 jaar), Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Percentages zijn gewogen voor leeftijd, geslacht, seizoen en dag van de week.

Page 179: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

179

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

4.1.7. Vitamine D

• De gemiddelde gebruikelijke inname van vitamine D is 3,76 µg/dag via de voeding en 10 µg/dag via de voeding en voedingssupplementen.

• Vrouwen hebben een lagere gemiddelde gebruikelijke vitamine D inname via de voeding, maar een hogere inname via de voeding en supplementen dan mannen.

• Voor adolescenten tussen 14-17 jaar is de kans op een inadequate vita-mine D inname waarschijnlijk hoog. Ze halen ook opvallend minder vitamine D uit supplementen dan kinderen en volwassenen tussen 40 en 64 jaar.

• 2,02% van de vrouwen en 1,12% van de mannen heeft een gebruike-lijke vitamine D inname via de voeding en supplementen hoger dan de maximale toelaatbare inname.

• De belangrijkste voedingsbronnen zijn “Vlees en vleesproducten”, “Vet en olie” en “Melkproducten en substituten”.

De gemiddelde gebruikelijke vitamine D inname in België in 2014 is 3,76 µg/dag via de voeding en 10 µg/dag via de voeding en supplementen. Het includeren van supplementen zorgt vooral voor een sterke stijging in de gebruikelijke inname bij vrouwen en dit hoofdzakelijk in de kindertijd en de late volwassenheid (40-64 jaar). De gebruikelijke vitamine D inname via de voeding stijgt met de leeftijd met de hoogste inname in de late volwassen-heid (Tabel 51).

Mannen hebben een hogere gemiddelde gebruikelijke vitamine D inname via de voeding dan vrouwen (respectievelijk 4,09 en 3,47 µg/dag). Echter wanneer vitamine D inname uit supplementen ook in rekening wordt gebracht, hebben vrouwen een hogere gemiddelde inname dan mannen (respectievelijk 10,62 en 6,60 µg/dag) (Tabel 51).

De gemiddelde vitamine D inname via de voeding is hoger in Vlaanderen dan in Wallonië (Tabel 51).

Page 180: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

180

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 51 | De gemiddelde gebruikelijke inname van vitamine D (µg/dag) via de voeding en via de voeding en voedingssupplementen van de bevolking (3-64 jaar), in functie van de leeftijd, het geslacht en de verblijfplaats, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Vitamine D (µg/dag)

Voeding Voeding + supplementen

Geslacht Mannen 4,09 6,60

Vrouwen 3,47 10,62

Leeftijd 3-5 3,30 8,50

6-9 3,35 8,56

10-13 3,41 5,69

14-17 3,47 3,85

18-39 3,68 6,17

40-64 4,04 15,79

Verblijfplaats* Vlaanderen 3,98 6,62

Wallonië 3,36 7,56

TOTAAL 3,76 10,00

* Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

De adequate inname30 voor vitamine D komt overeen met 10 µg/dag voor kinderen tot 10 jaar en varieert tussen 10 en 15 µg/dag vanaf 11 jaar. Aangezien de mediane waarden van de gebruikelijke vitamine D inname voor de Belgische bevolking onder de AI ligt, zowel voor de inname via de voeding als via de voeding en supplementen, is het niet mogelijk om een uitspraak te doen over de prevalentie van inadequate vitamine D inname (Samenvattende Tabel 56). Bij adolescenten (14-17 jaar) ligt ook het 95ste

30 Een adequate inname (AI) wordt gedefinieerd als er niet voldoende bewijs om een gemiddelde behoefte of een aanbevolen dagelijkse hoeveelheid te bepalen. De adequate inname wordt dan bepaald op basis van wetenschappelijke studies en voorziet in de behoefte van bijna alle gezonde personen in een bepaalde bevol-kingsgroep. De adequate inname zal veelal hoger zijn dan de aanbevolen dage-lijkse hoeveelheid wanneer deze vast te stellen zou zijn.

Page 181: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

181

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

percentiel (7,77 µg/dag) van de gebruikelijke vitamine D inname uit de voeding en supplementen onder de AI. Hieruit kan besloten worden dat voor adolescenten van 14-17 jaar de kans op inadequate vitamine D inname waarschijnlijk hoog is.

De maximale toelaatbare inname (MTI) volgens de HGR voor vitamine D komt overeen met 25 µg/dag voor kinderen tot 10 jaar en met 50 µg/dag vanaf 11 jaar. Via de voeding heeft minder dan 0,05% van de Belgische bevolking in 2014 een gebruikelijke vitamine D inname hoger dan de MTI (Samenvattende Tabel 56), maar via de voeding en supplementen heeft 1,12% van de mannen en 2,02% van de vrouwen een overmatige vitamine D inname. Dit toont aan dat er via inname van supplementen een klein, maar niet onbestaand, risico aanwezig is op een overmatige vitamine D inname.

De belangrijkste voedingsbronnen van vitamine D zijn “Vlees en vleespro-ducten”, “Vet en olie”, “Melkproducten en substituten” en “Vis, schaal- en schelpdieren” met respectievelijke gemiddelde bijdragen van 23%, 21%, 20% en 10%. Voedingssupplementen hebben een bijdrage van 6% (Figuur 55).

Figuur 55 | Gemiddelde bijdrage (%) van de verschillende voedingsgroepen aan de totale vitamine D inname van de bevolking (3-64 jaar), Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Percentages zijn gewogen voor leeftijd, geslacht, seizoen en dag van de week.

Page 182: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

182

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

4.2. Mineralen en sporenelementen

4.2.1. Calcium

• De gemiddelde gebruikelijke inname van calcium is 759 mg/dag via de voeding. De inname van calcium via voedingssupplementen is vrijwel onbestaand.

• De gemiddelde gebruikelijke calciuminname neemt af bij een dalend opleidingsniveau.

• 56% van de bevolking heeft een calciuminname via de voeding onder de gemiddelde behoefte, waaronder meer vrouwen en adolescenten tussen 14 en 17 jaar.

• 22% van de bevolking (3-64 jaar) heeft een calciuminname via de voe-ding dat voldoet aan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid.

• De belangrijkste voedingsbron is de voedingsgroep “Melkproducten en substituten” dat voor ongeveer de helft bijdraagt aan de totale calciuminname.

De gemiddelde gebruikelijke calciuminname in België in 2014 is 759 mg/dag via de voeding wat stijgt met slechts 1% tot 766 mg/dag wanneer inname via supplementen ook in rekening wordt gebracht. De gebruikelijke calciumin-name via de voeding stijgt met de leeftijd met de hoogste inname in de late volwassenheid (Tabel 52).

Mannen hebben een hogere gemiddelde gebruikelijke calciuminname via de voeding dan vrouwen (respectievelijk 805 en 711 mg/dag) wat groten-deels verklaard worden doordat mannen een hogere energiebehoefte hebben, waardoor ze grotere hoeveelheden voeding consumeren waaron-der brood, beschuit en ontbijtgranen.

De gemiddelde gebruikelijke calciuminname daalt naarmate het opleidings-niveau afneemt: van 809 mg/dag bij de hoogst opgeleiden naar 705 mg/dag bij de laagst opgeleiden.

De gemiddelde gebruikelijke inname van calcium is lager in Wallonië dan in Vlaanderen (Tabel 52).

Page 183: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

183

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 52 | De gemiddelde gebruikelijke inname van calcium (mg/dag) via de voeding van de bevolking (3-64 jaar), in functie van de leeftijd, het geslacht, de verblijfplaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

Calcium (mg/dag)

Voeding

Geslacht Mannen 805

Vrouwen 711

Leeftijd 3-5 713

6-9 715

10-13 719

14-17 726

18-39 764

40-64 775

Verblijfplaats* Vlaanderen 784

Wallonië 732

TOTAAL 759

Jaar** 2004 775

2014 775

*Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

De gemiddelde behoefte (GB) volgens de EFSA voor calcium varieert tussen 390 en 960 mg/dag voor kinderen en adolescenten afhankelijk van hun leeftijd (3-17 jaar) en tussen 750 en 860 mg/dag voor volwassenen (18-64 jaar). In 2014 heeft 56% van de Belgische bevolking (3-64 jaar) een calciumin-name via de voeding onder de GB, waaronder meer vrouwen dan mannen (respectievelijk 63% en 50%) (Samenvattende Tabel 57). Voornamelijk oudere adolescenten (14-17 jaar) hebben een hoog risico op een onvoldoende calci-uminname (83% onder de GB).

De leeftijdsspecifieke aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) volgens de HGR voor calcium varieert tussen 450 en 1150 mg/dag voor kinderen

Page 184: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

184

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

en adolescenten afhankelijk van hun leeftijd (3-18 jaar) en komt overeen met 950 mg/dag voor volwassenen (19-64 jaar). In 2014 heeft 22% van de Belgische bevolking (3-64 jaar) een calciuminname via de voeding gelijk of hoger dan de ADH, waaronder meer mannen dan vrouwen (respectievelijk 27% en 15%) (Samenvattende Tabel 57). Het percentage personen met een gebruikelijke calciuminname dat voldoet aan de ADH is het hoogst voor de kinderen (3-5 jaar: 51%) en het laagst voor de adolescenten (14-17 jaar: 5%).

De maximale toelaatbare inname (MTI) volgens de HGR voor calcium komt overeen met 2500 mg/dag voor alle leeftijden. Via de voeding heeft minder dan 0,05% van de Belgische bevolking in 2014 een gebruikelijke calciumin-name hoger dan de MTI (Samenvattende Tabel 57). Dit wijst erop dat er op bevolkingsniveau weinig risico is op een overmatige calciuminname.

In België in 2014 draagt de voedingsgroep “Melkproducten en substituten” voor ongeveer de helft (49%) bij aan de inname van calcium. Verder hebben de voedingsgroepen “Niet-alcoholische dranken”, “Granen en graanproduc-ten” en “Groenten” een calciumbijdrage van respectievelijk 14%, 10% en 6%. Voedingssupplementen hebben slechts een bijdrage van 1% (Figuur 56).

Figuur 56 | Gemiddelde bijdrage (%) van de verschillende voedingsgroepen aan de totale calciuminname van de bevolking (3-64 jaar), Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Percentages zijn gewogen voor leeftijd, geslacht, seizoen en dag van de week.

Page 185: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

185

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

4.2.2. Natrium

• De gemiddelde gebruikelijke inname van natrium is 2303 mg/dag (ongeveer 5,8 gram zout). De inname van natrium via voedingssup-plementen is vrijwel onbestaand.

• De gemiddelde gebruikelijke zoutinname via de voeding van 15-64 jarigen anno 2014 is ongeveer met 1 gram gedaald ten opzichte van 2004.

• De prevalentie van een onvoldoende natriuminname is zo goed als onbestaande.

• 46% van de bevolking heeft een gebruikelijke natriuminname hoger dan de maximale toelaatbare inname, waaronder meer mannen dan vrouwen (respectievelijk 63% en 28%).

• De belangrijkste voedingsbronnen zijn de vier voedingsgroe-pen “Vlees en vleesvervangers”, “Granen en graanproducten”, “Melkproducten en substituten” en “Kruiderij, sauzen en specerijen”.

In België in 2014 bedraagt de gemiddelde gebruikelijke natriuminname in de bevolking (3-64 jaar) via de voeding 2303 mg/dag of ongeveer 5,8 gram zout per dag. De natriuminname via supplementen is zo goed als onbestaand. De gebruikelijke natriuminnames gerapporteerd in de VCP 2014-15 zijn met grote waarschijnlijk een onderschatting aangezien zouttoevoeging tijdens de bereiding of aan tafel niet in rekening werd gebracht.

De gebruikelijke natriuminname is hoger bij mannen (2607 mg/dag of 6,5 gram zout) dan bij vrouwen (2007 mg/dag of 5,0 gram zout). De gemiddelde gebruikelijke natriuminname neemt significant toe met de leeftijd en stijgt van 1595 mg/dag (4,0 gram zout) bij de 3-6 jarigen tot 2429 mg/dag (6,1 gram zout) bij de 18-39 jarigen (Tabel 53).

Personen uit Vlaanderen hebben een hogere gemiddelde natriuminname (2367 mg/dag of 5,9 gram zout) dan personen uit Wallonië (2238 mg/dag of 5,6 gram zout).

In vergelijking met 2004, is de gebruikelijke natriuminname in 2014 aanzien-lijk gedaald, namelijk van 2792 mg/dag of 7,0 gram zout naar 2406 mg/dag of 6,0 gram zout (Tabel 53). Dit resultaat suggereert dat het zoutreductiepro-gramma, dat in 2009 gelanceerd werd, effect heeft gehad op de zoutinname in de Belgische bevolking.

Page 186: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

186

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 53 | De gemiddelde gebruikelijke inname van natrium (mg/dag) via de voeding en via de voeding en voedingssupplementen van de bevolking (3-64 jaar), in functie van de leeftijd, het geslacht, de verblijfplaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

Natrium (mg/dag) Zout (g/dag)*

Voeding Voeding

Geslacht Mannen 2607 6,5

Vrouwen 2007 5,0

Leeftijd 3-5 1595 4,0

6-9 1862 4,7

10-13 2072 5,2

14-17 2219 5,5

18-39 2429 6,1

40-64 2369 5,9

Verblijfplaats** Vlaanderen 2367 5,9

Wallonië 2238 5,6

TOTAAL 2303 5,8

Jaar*** 2004 2792 7,0

2014 2406 6,0

* De gemiddelde gebruikelijke inname van natrium (mg/dag) is hier omgerekend naar een gemiddelde gebruikelijke inname van zout (g/dag) vanwege educatieve doeleinden, bv. 2400 milligram natrium komt overeen met 6 gram zout per dag.

** Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

*** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) volgens de HGR voor natrium is gedefinieerd als intervallen die verschillen per leeftijdsgroep. Zo ligt de bovengrens van de ADH bij jonge kinderen (4-6 jaar) op 700 milligram natrium per dag (gelijk aan 1,75 gram zout) en neemt geleidelijk toe zodat de bovengrens bij volwassenen 2000 milligram natrium per dag bedraagt (gelijk aan 5 gram zout).

Page 187: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

187

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

In België in 2014 heeft 0% van de bevolking (3-64 jaar) een natriuminname onder de ondergrens, wat betekent dat de prevalentie van een onvoldoende natriuminname onbestaande is. Verder heeft slechts 26% een natriumin-name onder de bovengrens (en dus binnen het ADH interval). Dit percentage is lager bij mannen (12%) dan bij vrouwen (41%) (Samenvattende Tabel 57).

De maximale toelaatbare inname (MTI) volgens de HGR voor natrium is 2300 mg natrium of 6 g zout per dag voor alle leeftijden. In 2014 heeft 46% van de Belgische bevolking (3-64 jaar) een natriuminname via de voeding hoger dan de MTI, opgesplitst voor mannen en vrouwen zijn deze cijfers respectie-velijk 63% en 28% (Samenvattende Tabel 57).

In België in 2014 zijn er vier voedingsgroepen die belangrijke bronnen zijn voor de inname van natrium. Het gaat namelijk om “Vlees en vleesvervan-gers” (26%), “Granen en graanproducten” (25%), “Melkproducten en substitu-ten” (14%) en “Kruiderij, sauzen en specerijen” (12%). Voedingssupplementen hebben geen natriumbijdrage (Figuur 57).

Figuur 57 | Gemiddelde bijdrage (%) van de verschillende voedingsgroepen aan de totale natriuminname van de bevolking (3-64 jaar), Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Percentages zijn gewogen voor leeftijd, geslacht, seizoen en dag van de week.

Page 188: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

188

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

4.2.3. Jodium

• De gemiddelde gebruikelijke inname van jodium is 144 µg/dag. De inname van jodium via voedingssupplementen is vrijwel onbestaand.

• De gemiddelde gebruikelijke jodiuminname neemt af bij een dalend opleidingsniveau.

• De gemiddelde gebruikelijke jodiuminname van 15-64 jarigen anno 2014 is gestegen ten opzichte van 2004.

• De inname van jodium is adequaat voor de mannelijke bevolking, ongeacht hun leeftijd.

• Voor de vrouwelijke bevolking hebben kinderen (3-9 jaar) een ade-quate jodiuminname terwijl we geen uitspraak kunnen doen voor de oudere leeftijden.

• 1,25% van de 3-5 jarige jongens en 1,86% van de 3-5 jarige meisjes heeft een gebruikelijke jodiuminname via de voeding hoger dan de maximale toelaatbare inname.

• De belangrijkste voedingsbron is de voedingsgroep “Granen en graan-producten” dat goed is voor bijna de helft van de jodiuminname.

De gemiddelde gebruikelijke jodiuminname in België in 2014 is 144 µg/dag via de voeding wat slechts stijgt met minder dan 1% tot 145 µg/dag wanneer inname via supplementen ook in rekening wordt gebracht. De gebruikelijke jodiuminname via de voeding stijgt met de leeftijd met de hoogste inname in de late volwassenheid (Tabel 54).

Mannen hebben een hogere gemiddelde gebruikelijke jodiuminname dan vrouwen (respectievelijk 164 en 125 µg/dag) wat grotendeels verklaard worden doordat mannen een hogere energiebehoefte hebben, waardoor ze grotere hoeveelheden voeding consumeren waaronder brood, beschuit en ontbijtgranen.

De gemiddelde gebruikelijke jodiuminname daalt naarmate het opleidings-niveau afneemt: van 150 µg/dag bij de hoogst opgeleiden naar 135 µg/dag bij de laagst opgeleiden.

De gemiddelde gebruikelijke inname van jodium is lager in Wallonië dan in Vlaanderen (Tabel 54).

De gemiddelde jodiuminname voor Belgen tussen 15 en 64 jaar is gestegen tussen 2004 en 2014: van 53 µg/dag in 2004 naar 152 µg/dag in 2014. Dit verschil is te verklaren door het akkoord dat met de broodindustrie werd gesloten om het gebruik van gejodeerd zout in bakkerijproducten te stimu-

Page 189: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

189

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

leren, maar waarschijnlijk ook door een onderschatting van de inname in 2004.

Tabel 54 | De gemiddelde gebruikelijke inname van jodium (µg/dag) via de voeding en via de voeding en voedingssupplementen van de bevolking (3-64 jaar), in functie van de leeftijd, het geslacht, de verblijfplaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

Jodium (µg/dag)

Voeding

Geslacht Mannen 164

Vrouwen 125

Leeftijd 3-5 111

6-9 119

10-13 127

14-17 133

18-39 148

40-64 153

Verblijfplaats** Vlaanderen 157

Wallonië 126

TOTAAL 144

Jaar*** 2004 53

2014 152

** Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

*** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

De adequate inname (AI) volgens de HGR voor jodium varieert tussen 90 en 130 µg/dag voor kinderen en adolescenten afhankelijk van hun leeftijd (3-17 jaar) en komt overeen met 150 µg/dag voor volwassenen (18-64 jaar). In België in 2014 is de prevalentie van een inadequate jodiuminname laag voor de mannelijke bevolking, ongeacht hun leeftijd, en bij meisjes van 3 tot 9 jaar. Bij vrouwen tussen 10 en 64 jaar is het niet mogelijk om een

Page 190: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

190

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

uitspraak te doen over de prevalentie van een inadequate jodiuminname (Samenvattende Tabel 57).

De maximale toelaatbare inname (MTI) volgens de HGR voor jodium varieert tussen 200 en 500 µg/dag voor kinderen en adolescenten afhankelijk van hun leeftijd (3-17 jaar) en komt overeen met 600 µg/dag voor volwassenen (18-64 jaar). Van de Belgische bevolking heeft 0,10% een gebruikelijke jodiu-minname hoger dan de MTI (Samenvattende Tabel 57). Het hoogste percen-tage voor een inname hoger dan de MTI wordt gevonden in de jongste leeftijdsgroep van 3 tot 5 jaar, waarbij 1,25% van de jongens en 1,86% van de meisjes een overmatige jodiuminname via de voeding heeft.

In België in 2014 draagt de voedingsgroep “Granen en graanproducten” voor ongeveer de helft (49%) bij aan de inname van jodium. Verder hebben de voedingsgroepen “Melkproducten en substituten”, “Vlees en vleesvervan-gers” en “Vis, schaal en schelpdieren” een jodiumbijdrage van respectievelijk 16%, 7% en 7%. Voedingssupplementen hebben slechts een bijdrage van 2% (Figuur 58).

Figuur 58 | Gemiddelde bijdrage (%) van de verschillende voedingsgroepen aan de totale jodiuminname van de bevolking (3-64 jaar), Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Percentages zijn gewogen voor leeftijd, geslacht, seizoen en dag van de week.

Page 191: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

191

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

4.2.4. IJzer

• De gemiddelde gebruikelijke inname van ijzer is 9,48 mg/dag via de voeding en 9,94 mg/dag via de voeding en voedingssupplementen.

• De gemiddelde gebruikelijke ijzerinname neemt af bij een dalend opleidingsniveau.

• De gemiddelde gebruikelijke ijzerinname van 15-64 jarigen anno 2014 is gedaald ten opzichte van 2004.

• Terwijl 26% van de vrouwen een ijzerinname heeft via de voeding onder de gemiddelde behoefte, geldt dit slechts voor 8% van de mannen.

• Terwijl 64% van de mannen een ijzerinname via de voeding heeft dat voldoet aan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid, geldt dit slechts voor 4% van de vrouwen.

• Via inname van de voeding en supplementen hebben 0,43% van de 40-64 jarige mannen en 0,53% van de 18-39 jarige vrouwen een gebruikelijke ijzerinname hoger dan de maximale toelaatbare inname.

• De twee belangrijkste voedingsbronnen zijn “Granen en graanproduc-ten” en “Vlees en vleesvervangers”.

De gemiddelde gebruikelijke ijzerinname in België in 2014 is 9,48 mg/dag via de voeding wat stijgt met 5% tot 9,94 mg/dag wanneer de inname via supplementen ook in rekening wordt gebracht. Het includeren van supple-menten zorgt vooral voor een stijging in de gebruikelijke ijzerinname bij vrouwen. De gebruikelijke ijzerinname via de voeding stijgt met de leeftijd met de hoogste inname in de late volwassenheid: van 6,74 mg/dag bij 3-5 jarigen naar 9,97 mg/dag bij 40-64 jarigen (Tabel 55).

Mannen hebben een hogere gemiddelde gebruikelijke ijzerinname dan vrouwen (respectievelijk 10,64 en 8,36 mg/dag) wat grotendeels verklaard kan worden doordat mannen een hogere energiebehoefte hebben, waardoor ze grotere hoeveelheden voeding consumeren waaronder brood en vlees.

De gemiddelde gebruikelijke ijzerinname daalt naarmate het opleidingsni-veau afneemt: van 9,85 mg/dag bij de hoogst opgeleiden naar 9,04 µg/dag bij de laagst opgeleiden.

De gemiddelde gebruikelijke inname van ijzer is lager in Wallonië dan in Vlaanderen (Tabel 55).

Page 192: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

192

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

De gemiddelde ijzerinname voor Belgen tussen 15 en 64 jaar is gedaald tussen 2004 en 2014: van 11,20 mg/dag in 2004 naar 10,05 mg/dag in 2014.

Tabel 55 | De gemiddelde gebruikelijke inname van ijzer (mg/dag) via de voeding en via de voeding en voedingssupplementen van de bevolking (3-64 jaar), in functie van de leeftijd, het geslacht, de verblijfplaats en het jaar van de peiling, Voedselconsumptiepeiling, België

IJzer (mg/dag)

Voeding Voeding + supplementen

Geslacht Mannen 10,64 10,91

Vrouwen 8,36 8,98

Leeftijd 3-5 6,74 6,85

6-9 7,76 7,80

10-13 8,50 8,70

14-17 9,00 9,18

18-39 9,77 10,38

40-64 9,97 10,66

Verblijfplaats* Vlaanderen 9,92 10,55

Wallonië 8,82 9,09

TOTAAL 9,48 9,94

Jaar** 2004 11,20 n.v.t.

2014 10,05 n.v.t.

n.v.t. = Niet van toepassing.* Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking volgens verblijfplaats. In alle

andere analyses werden de drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

** Vergelijking tussen 2004 en 2014 betreft alleen mensen tussen 15 en 64 jaar.

De gemiddelde behoefte (GB) volgens de EFSA voor ijzer komt overeen met 5-8 mg/dag voor kinderen en adolescenten afhankelijk van hun geslacht en leeftijd (3-17 jaar), 6 mg/dag voor volwassen mannen, 6-7 mg/dag voor volwassen vrouwen (afhankelijk van de start van menopauze). De GB voor

Page 193: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

193

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

ijzer is hoger voor jongens tussen 12 en 17 jaar maar is hoger voor vrouwen vanaf 18 jaar tot aan de start van de menopauze.

Het merendeel van de mannelijke Belgische bevolking (92%) heeft een voldoende ijzerinname (inname boven de GB), terwijl ongeveer een kwart (26%) van de vrouwelijke Belgische bevolking mogelijks een onvol-doende ijzerinname heeft (inname onder de GB) (Samenvattende Tabel 57). Voornamelijk kinderen, adolescenten en volwassen vrouwen hebben een risico op een onvoldoende ijzerinname.

De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) volgens de HGR voor ijzer komt overeen met 8-15 mg/dag voor kinderen en adolescenten afhan-kelijk van hun geslacht en leeftijd (3-17 jaar), 9 mg/dag voor volwassen mannen en 9-15 mg voor volwassen vrouwen (afhankelijk van de start van de menopauze). De ADH is hoger voor vrouwen vanaf 14 tot 60 jaar. In België in 2014 heeft 64% van de mannen en slechts 4% van de vrouwen (rekening houdend met een hogere ijzerbehoefte) een gebruikelijke ijzerinname dat voldoet aan de ADH (Samenvattende Tabel 57).

Wat betreft de maximale toelaatbare inname (MTI) voor ijzer, vooropgesteld door de HGR, wat overeenkomt met 40 mg/dag voor personen onder de 14 jaar en met 45 mg/dag voor personen ouder dan 14 jaar heeft minder dan 0,05% van de Belgische bevolking (3-64 jaar) in 2014 een ijzerinname via de voeding hoger dan deze veilige bovengrens (Samenvattende Tabel 57). Enkel voor de inname via de voeding en supplementen heeft 0,43% van de 40-64 jarige mannen en 0,53% van de 18-39 jarige vrouwen een ijzerinname hoger dan de MTI. Dit toont aan dat er via inname van supplementen door volwassenen een klein, maar niet onbestaand, risico aanwezig is op een overmatige ijzerinname.

In België in 2014 zijn “Granen en graanproducten” en “Vlees en vleesvervan-gers” de belangrijkste bronnen van ijzer, met respectievelijke gemiddelde bijdragen van 25% en 19%. Verder hebben “Groenten” (9%), “Suiker en snoepwaren” (8%) en “Niet-alcoholische dranken” (6%) ook een substanti-ele bijdrage aan de totale ijzerinname. Voedingssupplementen hebben een ijzerbijdrage van 3% (Figuur 59).

Page 194: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

194

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Figuur 59 | Gemiddelde bijdrage (%) van de verschillende voedingsgroepen aan de totale ijzerinname van de bevolking (3-64 jaar), Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Percentages zijn gewogen voor leeftijd, geslacht, seizoen en dag van de week.

4.3. Discussie

Op bevolkingsniveau kan men stellen dat slechts een klein deel, ongeveer een 20%, van de Belgische bevolking (3-64) in 2014 een gebruikelijke inname via de voeding heeft van vitamine B1, vitamine B6, vitamine C, folium-zuur en calcium dat voldoet aan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid. Verder heeft ongeveer de helft van de bevolking een gebruikelijke inname onder de gemiddelde behoefte van vitamine B6, vitamine C en calcium, terwijl dit voor foliumzuur oploopt tot ongeveer drie kwart van de bevolking.

Deze tekorten op bevolkingsniveau kunnen met grote waarschijnlijkheid toegeschreven worden aan voedingspatronen die nog niet evenwichtig en gevarieerd genoeg zijn en te weinig nutriëntrijke voedingsmiddelen omvatten. Door meer (volkoren) graanproducten en groenten te consume-ren zou de gebruikelijke inname van vitamines B1, B6 en foliumzuur kunnen verhoogd worden; de consumptie van meer melkproducten en substituten doet de inname van calcium, foliumzuur en vitamines B1 en B6 toenemen; de consumptie van meer groenten, fruit en aardappelen (en andere zetmeel-rijke knollen) zou de inname van vitamine C verhogen.

Daarnaast kan het gebruik van voedingssupplementen nuttig zijn om tekor-ten aan specifieke micronutriënten bij te vullen. Toch dient men voorzich-tig om te gaan met het innemen van supplementen aangezien te hoge doseringen of een te hoog gebruik ervan kunnen leiden tot ongezonde overmatige innames. Ondanks de bestaande aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad rond bijkomende toevoeging via supplementen is de huidige gebruikelijke inname van vitamine D (via voeding en supplemen-ten) nog onvoldoende. Tegelijkertijd overschrijdt 1 à 2% van de bevolking de maximale toelaatbare inname wanneer de inname via supplementen wordt geïncludeerd. De resultaten van de Voedselconsumptiepeiling 2014-2015 suggereren ook dat er voorzichtigheid moet geboden worden met het gebruik van supplementen voor vitamine B6 en ijzer. Dit omdat een kleine

Page 195: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

195

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

1% van de volwassenen (40-64 jarige vrouwen voor vitamine B6) een gebrui-kelijke inname heeft boven de maximale toelaatbare inname.

Er worden ook een aantal positieve en negatieve trends vastgesteld wanneer de voedselconsumptiegegevens uit 2014 worden vergelijken met die uit 2004. In 2014 is de gebruikelijke inname van vitamine B2, vitamine B6 en ijzer gedaald, terwijl de gebruikelijke vitamine B12 inname is gestegen ten opzichte van 2004. Daarnaast suggereren de resultaten dat bestaande beleidsmaatregelen rond zout en jodium het laatste decennium effectief zijn geweest. Hoewel de gemiddelde zoutinname in 2014 nog steeds te hoog is, observeren we een daling van 1 gram voor de 15-64 jarigen ten opzichte van 2004. Voor gebruikelijke jodiuminname bij 15-64 jarigen observeren we een verdriedubbeling ten opzichte van 2004. De vergelijking tussen de verschillende jaren (geen vergelijking mogelijk voor vitamines B1, D en foliumzuur) dient echter voorzichtig te worden geïnterpreteerd, omwille van het gebruik van andere voedingsmiddelentabellen.

Belangrijke socio-demografische verschillen komen ook naar voren met betrekking tot de inname van micronutriënten. Zo worden er opvallende leeftijdsverschillen teruggevonden. Terwijl drie kwart van de 3-5 jarigen een gebruikelijke inname van vitamine B2 en foliumzuur heeft via de voeding dat voldoet aan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid, ligt dit percentage veel lager bij de oudere leeftijdsgroepen. Dit groot verschil is vooral te wijten aan hun relatief hoge consumptie van zuivelproducten in verhouding met hun energie-inname. Tot de leeftijd van 6 jaar ligt de consumptie van groenen en fruit ook hoger waardoor de helft van de 3-5 jarigen een adequate vitamine C inname heeft, terwijl dit sterk daalt met het ouder worden. Van de 3-5 jarigen heeft wel 1-2% een gebruikelijke inname van jodium via de voeding hoger dan hun leeftijdsspecifieke maximale toelaatbare inname. Het verrijken van graanproducten met gejodeerd zout dient dus met de nodige voorzichtigheid te gebeuren rekening houdend met deze jonge leeftijdsgroep.

Adolescenten hebben een hoger risico op een onvoldoende inname via de voeding van calcium dan kinderen en volwassenen wat in overeenstemming is met de lage zuivelconsumptie bij adolescenten. Daarnaast is voor adoles-centen tussen 14 en 17 jaar de kans op een inadequate vitamine D inname het hoogst en halen ze opvallend minder vitamine D uit voedingssupple-menten. Tot slot, voldoen (jong)volwassenen minder aan de voedingsaan-bevelingen van vitamine B1 en vitamine B6 wat betreft inname via de voeding.

Uit de Voedselconsumptiepeiling 2014-2015 komen er ook geslachtsver-schillen naar voren. Mannen hebben een hogere gebruikelijke inname via de voeding van de geanalyseerde micronutriënten dan vrouwen met uitzon-dering van vitamine C waarvoor de gebruikelijke inname gelijkaardig is. Dit is logischerwijs het gevolg van hun hogere energiebehoefte en hierdoor

Page 196: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

196

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

hogere consumptie van voedingsmiddelen. Dit wijst er echter niet op dat mannen meer nutriëntrijke voedingsmiddelen consumeren dan vrouwen. Hiervoor is het belangrijk om de inname van micronutriënten te bekijken in verhouding met de energie-inname. Aangezien vrouwen meer supplemen-ten gebruiken, vertonen vrouwen een gebruikelijke inname van vitamine B1, vitamine B2, vitamine B6, foliumzuur en vitamine B12 gelijkaardig aan de mannen en zelfs een hogere inname van vitamine D wanneer de inname via supplementen ook wordt geïncludeerd.

Mannen voldoen frequenter aan de voedingsaanbevelingen voor inname via de voeding met uitzondering van vitamine B1, vitamine B2 en vitamine C waarbij vrouwen in dezelfde mate voldoen. Voor deze vitamines zijn de voedingsaanbevelingen niet enkel leeftijdsspecifiek maar ook geslachtsspe-cifiek gedefinieerd waarbij er rekening wordt gehouden met lagere gebrui-kelijke innames (omwille van lagere energiebehoeften) door vrouwen. Voor mannen is de prevalentie van een inadequate inname van vitamine B12 en jodium laag, terwijl voor vrouwen enkel met zekerheid kan gesteld worden dat deze prevalentie laag is in de kindertijd (3-9 jaar).

Er is een opvallend verschil tussen mannen en vrouwen voor ijzer: slechts een klein deel van de mannelijke bevolking tussen 3 en 64 jaar (8%) heeft mogelijks een onvoldoende ijzerinname (inname onder de gemiddelde behoefte), tegenover een kwart (26%) van de vrouwelijke bevolking. In vergelijking met vrouwen, hebben mannen wel een veel hoger risico op een overmatige inname van natrium.

Voor opleidingsniveau komt naar voren dat personen met een hoger opleidingsniveau (diploma hoger onderwijs van het korte of lange type) een hogere gebruikelijke inname hebben van foliumzuur, vitamine C, calcium, jodium en ijzer dan personen met een lager opleidingsniveau (geen diploma, lager of secundair diploma). Dit verschil tussen de opleiding-sniveaus weerspiegelt de ongelijkheden tussen de verschillende sociaal-eco-nomische groepen op het vlak van voedingskwaliteit.

Tot slot, wordt er voor de meeste geanalyseerde micronutriënten een regio-naal verschil teruggevonden waarbij in Vlaanderen de gebruikelijke inname via de voeding hoger is dan in Wallonië, met uitzondering van vitamine B1 en vitamine B6 waarvoor de gebruikelijke inname gelijkaardig is. Echter voor natrium is dit verhaal minder positief voor Vlaanderen aangezien de gebruikelijke zoutinname (NaCl) vaker de 6 gram zout overschrijdt in Vlaanderen dan in Wallonië.

4.4. Conclusie

In de Belgische bevolking tussen 3 en 64 jaar worden er in 2014 nog veel tekorten vastgesteld wat betreft de inname van micronutriënten. Voornamelijk voor vitamine B1, vitamine B6, foliumzuur, vitamine C, vitamine

Page 197: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

197

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

D en calcium voldoet een groot deel van bevolking niet aan de voedings-aanbevelingen. Deze tekorten zijn grotendeels te wijten aan een te hoge consumptie van energierijke voedingsmiddelen, doorgaans arm aan nutri-enten. Een evenwichtig en voedingspatroon bestaande uit nutriëntrijke voedingsmiddelen zal deze tekorten grotendeels kunnen opvangen.

Voor bepaalde micronutriënten zijn er specifieke bevolkingsgroepen die een hoger risico vertonen op een ontoereikende gebruikelijke inname via de voeding. Zo hebben vrouwen een hoger risico op een onvoldoende ijzer-inname; adolescenten een hoger risico op een onvoldoende calcium en vitamine D inname; en volwassenen een hoger risico op een onvoldoende vitamine B1, vitamine B2, vitamine B6, foliumzuur en vitamine C inname. Verder wordt voor een groot deel van de onderzochte micronutriënten een opleidings- en regionaal verschil vastgesteld, waarbij personen met een laag opleidingsniveau en personen wonende in Wallonië een hoger risico hebben op een onvoldoende inname.

Naast tekorten, worden er ook overmatige innames vastgesteld. Zo hebben 1 à 2% van de jonge kinderen tussen 3 en 5 jaar een jodiuminname via de voeding hoger dan hun leeftijdsspecifieke maximale toelaatbare inname. Verder heeft ongeveer de helft van de bevolking een natriuminname hoger dan de maximale grens van 2300 milligram (6 gram zout) per dag, waaronder dubbel zoveel mannen als vrouwen. Het gebruik van voedingssupplemen-ten, voornamelijk door vrouwen, zorgt er ook voor dat 1 à 2% een vitamine D inname heeft en 1% een vitamine B6 en ijzerinname heeft dat de veilige maximale grens overschrijdt. Er is dus zeker ook enige voorzichtigheid geboden bij het gebruik van voedingssupplementen.

Ten slotte, is de gebruikelijke jodiuminname gestegen en de gebruikelijke natriuminname gedaald ten opzichte van 2004. Desondanks blijft het nodig om de bestaande beleidsmaatregelen rond zout en jodium verder toe te passen om zo de jodiumtekorten (voornamelijk bij vrouwen) en overmatige natriuminnames (voornamelijk bij mannen) aan te pakken.

Page 198: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

198

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

4.5. Samenvattende tabellen

Tabe

l 56

| G

emid

deld

e ge

brui

kelij

ke in

nam

e va

n vi

tam

inen

via

de

voed

ing

in d

e be

volk

ing

(3-6

4 ja

ar) i

n fu

ncti

e va

n he

t ges

lach

t en

de

verg

elijk

ing

met

de

voed

ings

aanb

evel

inge

n, V

oeds

elco

nsum

ptie

peili

ng, B

elgi

ë, 2

014

Mic

ronu

trië

nten

: Vit

amin

enG

GI

% d

at n

iet v

oldo

et

aan

GB

% d

at v

oldo

et a

an

AD

H%

bov

en M

TIPr

eval

enti

e in

adeq

uate

in

nam

e (A

I)Vi

tam

ine

B1 (m

g/da

g)

Man

nen

1,07

n.v.

t.19

n.v.

t.n.

v.t.

Vrou

wen

0,87

n.v.

t.19

n.v.

t.n.

v.t.

Tota

al0,

97n.

v.t.

n.v.

t.n.

v.t.

n.v.

t.

Vita

min

e B2

(mg/

dag)

Man

nen

1,38

n.v.

t.37

n.v.

t.n.

v.t.

Vrou

wen

1,12

n.v.

t.38

n.v.

t.n.

v.t.

Tota

al1,

25n.

v.t.

n.v.

t.n.

v.t.

n.v.

t.

Vita

min

e B6

(mg/

dag)

Man

nen

1,70

3620

0,00

n.v.

t.

Vrou

wen

1,34

4723

0,00

n.v.

t.

Tota

al1,

52n.

v.t.

n.v.

t.n.

v.t.

n.v.

t.

Foliu

mzu

ur (µ

g/da

g)

Man

nen

219

6227

n.v.

t.n.

v.t.

Vrou

wen

187

7816

n.v.

t.n.

v.t.

Tota

al20

271

21n.

v.t.

n.v.

t.

Page 199: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

199

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Mic

ronu

trië

nten

: Vit

amin

enG

GI

% d

at n

iet v

oldo

et

aan

GB

% d

at v

oldo

et a

an

AD

H%

bov

en M

TIPr

eval

enti

e in

adeq

uate

in

nam

e (A

I)

Vita

min

e B1

2 (µ

g/da

g)

Man

nen

5,08

n.v.

t.n.

v.t.

n.v.

t.La

ag

Vrou

wen

3,65

n.v.

t.n.

v.t.

n.v.

t.3-

9: L

aag;

10-

64: n

g

Tota

al4,

33n.

v.t.

n.v.

t.n.

v.t.

ng

Vita

min

e C

(mg/

dag)

Man

nen

8652

270,

00n.

v.t.

Vrou

wen

8050

220,

00n.

v.t.

Tota

al82

n.v.

t.24

0,00

n.v.

t.

Vita

min

e D

(µg/

dag)

Man

nen

4,09

n.v.

t.n.

v.t.

0,00

ng

Vrou

wen

3,47

n.v.

t.n.

v.t.

0,00

ng

Tota

al3,

76n.

v.t.

n.v.

t.0,

00ng

GG

I: Gem

idde

lde

gebr

uike

lijke

inna

me

AD

H: A

anbe

vole

n da

gelij

kse

hoev

eelh

eid

opge

stel

d do

or d

e H

oge

Gez

ondh

eids

raad

(HG

R).

GB:

Gem

idde

lde

beho

efte

opg

este

ld d

oor d

e Eu

rope

se A

utor

iteit

voor

voe

dsel

veili

ghei

d (E

FSA

).M

TI: M

axim

ale

toel

aatb

are

inna

me

opge

stel

d do

or d

e H

oge

Gez

ondh

eids

raad

(HG

R).

AI:

Ade

quat

e in

nam

e op

gest

eld

door

de

Hog

e G

ezon

dhei

dsra

ad (H

GR)

.n.

v.t.

Nie

t van

toep

assi

ng. n

g: N

iet g

edefi

niee

rd.

Page 200: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

200

VOED

SELC

ON

SUM

PTIE

Tabel 57 | Gemiddelde gebruikelijke inname van mineralen en sporen-ele-menten via de voeding in de bevolking (3-64 jaar) in functie van het geslacht en de vergelijking met de voedingsaanbevelingen, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014

Micronutriënten: Mineralen &   sporenelementen

GGI% dat niet

voldoet aan GB

% dat voldoet

aan ADH

% boven MTI

Prevalentie inadequate inname (AI)

Calcium (mg/dag)

Mannen 805 50 27 0,00 n.v.t.

Vrouwen 711 63 15 0,00 n.v.t.

Totaal 759 56 22 0,00 n.v.t.

Natrium (mg/dag)

Mannen 2607 n.v.t. 12 63,28 n.v.t.

Vrouwen 2007 n.v.t. 41 28,08 n.v.t.

Totaal 2303 n.v.t. 26 45,95 n.v.t.

Jodium (µg/dag)

Mannen 164 n.v.t. n.v.t. 0,09 Laag

Vrouwen 125 n.v.t. n.v.t. 0,10 3-9: Laag; 10-64: ng

Totaal 144 n.v.t. n.v.t. 0,10 ng

IJzer (mg/dag)

Mannen 10,64 8 64 0,00 n.v.t.

Vrouwen 8,36 26 4 0,00 n.v.t.

Totaal 9,48 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.

GGI: Gemiddelde gebruikelijke inname. ADH: Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid opgesteld door de Hoge Gezondheidsraad (HGR). Voor Natrium is dit de bovengrens van het interval.GB:Gemiddelde behoefte opgesteld door de Europese Autoriteit voor voedselvei-ligheid (EFSA).MTI: Maximale toelaatbare inname opgesteld door de Hoge Gezondheidsraad (HGR).AI: Adequate inname opgesteld door de Hoge Gezondheidsraad (HGR).

n.v.t. Niet van toepassing; ng: Niet gedefinieerd.

Page 201: VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 documenten/NEDERLANDS...proef werd ingedeeld in 5 leeftijdscategorieën (3-5 jaar, 6-9 jaar, 10-17 jaar, 18-39 jaar en 40-64 jaar) en in beide geslachten.

Verantwoordelijke uitgever: Dr. Myriam Sneyers

Depotnummer: D/2016/2505/50

© Wetenschappelijk Instituut VolksgezondheidOPERATIONELE DIRECTIE VOLKSGEZONDHEID EN SURVEILLANCEJuliette Wytsmanstraat 141050 Brussel | België www.wiv-isp.be