Web viewmerkidentiteit, waar een aanzienlijke groep klanten een bijzondere inkoopinspanning voor...

12
Kennisportfolio P2 Bedrijfseconomie Soorten aandelen: 1. Gewone aandelen: zeggenschap en dividend 2. Preferente aandelen: bijzondere rechten 3. Prioriteitsaandelen: meer zeggenschap Winstverdeling: Maatschappelijk kapitaal: Is het maximale bedrag (gemeten in nominale waarde) waarvoor aandelen kunnen worden uitgegeven door de nv of bv zonder dat een statutenwijziging noodzakelijk is. Geplaatst aandelenkapitaal: In werkelijkheid kan het voorkomen dat slechts een gedeelte van het maatschappelijk kapitaal is geplaatst. Dit gedeelte noemen we het geplaatst aandelenkapitaal. Gestorte aandelenkapitaal: Het gedeelte van het geplaatst aandelenkapitaal dat door de aandeelhouders reeds is gestort, heet het gestorte aandelenkapitaal. Op grond van de wet moet van het maatschappelijk kapitaal van een nv ten minste 20% worden geplaatst. Met een minimum van €45000. Stockdividend: dat is een dividenduitkering in de vorm van aandelen. Cashdividend: uitbetaling in contanten. Keuzedividend: Als je een keuze mag maken tussen stockdividend en cashdividend heet het keuzedividend. Nominale waarde: De nominale waarde van een aandeel is de waarde van de aandelen die in de statuten van de nv staat vermeld. Liquiditeit = in staat tot betalen verplichtingen op korte termijn Solvabiliteit = in staat aflossen schulden bij liquidatie

Transcript of Web viewmerkidentiteit, waar een aanzienlijke groep klanten een bijzondere inkoopinspanning voor...

Kennisportfolio P2

BedrijfseconomieSoorten aandelen:1. Gewone aandelen: zeggenschap en dividend2. Preferente aandelen: bijzondere rechten3. Prioriteitsaandelen: meer zeggenschap

Winstverdeling:

Maatschappelijk kapitaal:Is het maximale bedrag (gemeten in nominale waarde) waarvoor aandelen kunnen worden uitgegeven door de nv of bv zonder dat een statutenwijziging noodzakelijk is.Geplaatst aandelenkapitaal: In werkelijkheid kan het voorkomen dat slechts een gedeelte van het maatschappelijk kapitaal is geplaatst. Dit gedeelte noemen we het geplaatst aandelenkapitaal.Gestorte aandelenkapitaal: Het gedeelte van het geplaatst aandelenkapitaal dat door de aandeelhouders reeds is gestort, heet het gestorte aandelenkapitaal. Op grond van de wet moet van het maatschappelijk kapitaal van een nv ten minste 20% worden geplaatst. Met een minimum van €45000.

Stockdividend: dat is een dividenduitkering in de vorm van aandelen. Cashdividend: uitbetaling in contanten.Keuzedividend: Als je een keuze mag maken tussen stockdividend en cashdividend heet het keuzedividend.

Nominale waarde:De nominale waarde van een aandeel is de waarde van de aandelen die in de statuten van de nv staat vermeld. 

Liquiditeit = in staat tot betalen verplichtingen op korte termijn Solvabiliteit = in staat aflossen schulden bij liquidatie

Kengetallen:- Brutowinstmarge = EBIT / omzet (excl. BTW)- RTV = EBIT / gemiddelde totale vermogen- KVV = rentekosten / gemiddelde vreemd vermogen- REV = winst na belasting / gemiddelde eigen vermogen- Debt ratio = vreemd vermogen/totaal vermogen

- Quick ratio = vlottende activa - voorraden/vlottende passiva- Current ratio = vlottende activa / vlottende passiva- Hefboom =  1-f x (RTV + (RTV – KVV) x VV/EV)

Hefboomwerking: Positief (RTV > KVV): geleend geld levert meer op dan het kost Negatief (RTV < KVV): geleend geld kost meer dan het oplevert

MarketingMarketingproces:

- Productieconcept- Productconcept- Verkoopconcept- Marketingconcept- Maatschappelijk marketingconcept

Abell-diagram:

Handig hulpmiddel bij het vaststellen van de missie. Het is een driedimensionaal assenstelsel waarin de activiteiten van de organisatie uitgedrukt worden in termen van klantbehoeften(wat), klantgroepen(wie) en technologieën(hoe).

De bekendste methode voor portfolioplanning is ontwikkeld door de Boston Consulting Group. BCG-methode classificeert het bedrijf al zijn SBU’s in de groeimarkt/aandeelmatrix.Aandeelmatrix- verticale as marktgroei: is de maatstaf voor de aantrekkelijkheid van de markt.- Horizontale as marktaandeel: is de maatstaf voor de kracht van de positie van het bedrijf op de markt.

Ansoff-model:

Er zijn 4 groeistrategieën:- Marktpenetratie: meer uit dezelfde markt halen door bijv. klanten meer te laten afnemen, het aantal gebruiksmomenten vergroten of marktaandeel te veroveren.- Productontwikkeling: groei in een door het bedrijf al bediende markt dankzij voor het bedrijf nieuwe producten.- Marktontwikkeling: het aanboren van voor het bedrijf nieuwe markten of het bedienen van nieuwe segmenten met bestaande producten, evenals internationalisatie.- Diversificatie: nieuwe markten betreden met voor het bedrijf nieuwe producten.

SWOT analyse

model dat intern de sterktes en zwaktes en in de omgeving de kansen en bedreigingen analyseert; op basis hiervan wordt vervolgens de strategie bepaald

4P’s (marketingmix):- Product: oplossing voor de klant (customer solution, cliëntoplossing)

- Prijs: kosten voor de klant (customer cost, cliëntkosten)- Plaats: gemak (convenience, cliëntgemak)- Promotie: communicatie (communication, communicatie)

Verschillende marketingomgevingen: - Micro-omgeving: omvat krachten in het bedrijf die van invloed zijn op het vermogen om succesvolle relaties met geselecteerde klanten op te bouwen. (interne omgeving)- Meso-omgeving: omvat krachten in directe omgeving van het bedrijf die invloed hebben op vermogen om succesvolle relaties met geselecteerde klanten op te bouwen.- Macro-omgeving: omvat de bredere maatschappelijke krachten die de meso- en de micro-omgeving beïnvloeden (DESTEP-factoren)

Destep factoren:

Demografisch: kenmerken van de bevolkingEconomisch: kenmerken die de economie beschrijvenSociaal-cultureel: van de cultuur en leefgewoontenTechnologisch: kenmerken van de ontwikkelingEcologisch: kenmerken van de fysieke omgevingPolitiek-juridisch: kenmerken van overheidsbeslissingen

ABCDE analyse:

AfnemersBedrijfstakConcurrentieDistributieExterne belangengroepenCategorieën van producten en diensten: 1. Convenience products: goederen en diensten, waarvoor de consument zeer weinig koopinspanning wenst te verrichten. 2. Shopping products: producten waarvoor de consument bereid is enige moeite te doen, alvorens de aanschaf van het product. 3. Specialty goods: consumentenproducten met een unieke eigenschap of speciale merkidentiteit, waar een aanzienlijke groep klanten een bijzondere inkoopinspanning voor overheeft.

4. Unsought goods: niet-gezochte producten.

De belangrijkste beslissingen in merkgevingsstrategie:

Merkontwikkeling

1.Lijnextensie: bestaande lijn uitbreiden in al bestaande merknaam productvariatie in dezelfde productgroep2.Merkextensie: merk uitbreiden de succesvolle merknaam wordt gebruikt om een nieuw of gewijzigd product in een nieuwe categorie te lanceren3.Verschillende individuele merken:- Multibranding: bedrijven introduceren extra merken in dezelfde categorie- Flankeermerken/vechtmerken: bedrijven willen hun hoofdmerk beschermen. 4.Nieuwe merken: een nieuw merk in een nieuwe productcategorie.

RechtOndernemingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid

EenmanszaakMaatschapVOF(CV)

Ondernemingsvormen met rechtspersoonlijkheid (2:3 BW)BVNV(vereniging, coöperatie, OWM, stichting)Verplichtingen van een ondernemer: - Administratieplicht- Publicatieplicht- Instellen ondernemingsraad

NV BVGeen aanbiedingsregeling aandelen Aanbiedingsregeling vrijAandeelbewijs Geen aandeelbewijs, alleen registerAandelen aan toonder en op naam Alleen aandelen op naam

Minimum startkapitaal van 40.000 – 45.000 Geen minimum startkapitaal

Dwingend en regelend recht:Het grootste deel van het privaatrecht is regelend recht. D.w.z. dat het partijen vrijstaat andere, afwijken afspraken temaken. Ze vallen op het regelend recht terug als ze zelf geen afspraken gemaakt hebben. Dwingend recht betekent dat de betrokkenen eraan gebonden zijn. Maken ze afwijkende afspraken, dan zijn deze afspraken nietig (ongeldig). Dwingend recht geeft de wetgever alleen als hij een bepaalde procedure verplicht wil stellen of als hij een zwakkere partij wil beschermen.

Indeling van het BW:1) Personen- en familierecht2) Rechtspersonenrecht3) Vermogensrecht in het algemeen4) Erfrecht5) Zakelijke rechten6) Algemeen deel van het verbintenisrecht7) Bijzondere overeenkomsten8) Verkeersmiddelen en vervoer10) Internationaal privaatrecht

Rechtsfeiten:

Overeenkomsten:Kenmerkend voor een overeenkomst is dat zij één of meer verbintenissen schept. Er ontstaat door de overeenkomst een rechtsverhouding en tussen partijen met rechten en plichten. Omdat de overeenkomst verbintenissen schept, spreekt men wel van een obligatoire (verbintenisscheppende) overeenkomst. Voor een schriftelijke overeenkomst wordt, vooral in het handelsverkeer, ook wel het woord contract gebruikt.

Stappenplan casus oplossenStap 1: Wie zijn de partijen?Stap 2: Wat is het juridisch leerstuk?

(in maximaal 5 woorden)Stap 3: Wat is of zijn de relevante artikelen?Stap 4: Benoemen en toepassen van de criteria Stap 5: Wat is de conclusie?

Verwerk in je conclusie het antwoord op de vraag.  Mogelijkheden na niet nakoming overeenkomst:SchadevergoedingNakoming eisenOpschorting eigen verplichtingOntbinding overeenkomst

Rechtsfeiten: feiten met een rechtsgevolg

Menselijke handelingen

Rechtshandelingen

Eenzijdig

Meerzijdig

Feitelijke handelingen

Onrechtmatige daad

Wanprestatie

Rechtmatige daad

Blote rechtsfeiten

HRMFombrun model:

Employer branding:Employer branding is het verkrijgen en behouden van een authentieke en onderscheidende voorkeurspositie als werkgever in de mindset van (potentiële) medewerkers en hun beïnvloeders met als doel het aantrekken en behouden van de juiste medewerkers.

Internal branding: Het intern tot leven brengen van de belangrijkste (werkgevers)merkwaarden van de organisatie. Als medewerkers het werkgeversmerk omarmen en toepassen in hun houding en gedrag worden de mogelijkheden voor het waarmaken van de (wervings)doelstellingen van de organisatie vergroot.

Operationeel personeelsmanagement: de praktische invulling en uitvoering van de in- door en uitstroom.Strategisch personeelsmanagement: de organisatie als geheel met strategie en doelstellingen waarbij het in-, door- en uitstroom principe centraal staat.

Instroom – doorstroom – uistroom van het Fombrun model

De 4A’s van werktevredenheid:

- Arbeidsinhoud; wat doe je?- Arbeidsomstandigheden; werkplek, temp., lawaai- Arbeidsverhoudingen; relatie met collega’s en LG- Arbeidsvoorwaarden; tijden, vakantie, loon.

Primaire arbeidsvoorwaardenWorden uitgekeerd in de vorm van geld: uurloon, pensioenrecht, loon gedurende vakantie, winstuitkering, onkostenvergoeding, bonus, 13e maand en reiskostenvergoeding

Secundaire arbeidsvoorwaardenWorden niet direct uitgekeerd in de vorm van geld: leaseauto, studiefaciliteiten, mobiel, laptop, kerstpakket, arbeidstijden, kinderopvang, loopbaanmogelijkheden en ziektekostenverzekering.

Tertiaire arbeidsvoorwaardenBetaald de medewerker zelf, maar het bedrijf kan voor een scherpe prijs zorgen: bedrijfsuitje, fitnessfaciliteiten, rijles, beleggingen, hypotheek, levensverzekeringen, en spaarregelingen.

Onderdelen loopmanagement:ArbeidsethosMotivatieTevredenheid

Arbeidsmarktcommunicatie1 Probleemstelling: opdracht - centrale vraag2 Doelstellingen (smart)3 Doelgroep(analyse)4 Boodschap (wat willen we overbrengen?)5 Communicatiestrategie (hoe gaan we dat aanpakken?)6 Werving- en selectiemiddelen/ Media7 Organisatie en planning (draaiboek werving én selectie)8 Budget9 Evaluatie

Werving en selectie:Werving:Het geheel van activiteiten dat erop is gericht kandidaten te doen solliciteren naar bepaalde functies in de organisatie > Intern en/of extern. Je werving dient aan te sluiten op je werkgeversmerk en dus op je kernwaarden

Selectie:Het geheel van activiteiten dat gericht is op en leidt tot het uitkiezen van de juiste personen voor de invulling van vacatures. Je selecteert op basis van:- Functie- en competentieprofiel- Potentiële ontwikkeling

ManagementOrganisatiestelsels1. Lijnorganisatie2. Lijn-staforganisatie 3. Lijn- en functionele staforganisatie4. Matrixorganisatie

Organisatiecultuur Handy:

Rollencultuur kleine machtsspreiding, lage samenwerkingsgraad regels en proceduresfuncties geven toon aan, niet de mens (bureaucratische organisatie)

Machtscultuur kleine machtsspreiding, hoge samenwerkingsgraad alles draait om topfiguur weinig regels en procedures (kleine, jonge organisaties)

Personencultuur grote machtsspreiding, lage samenwerkingsgraad prioriteit aan het individu; manager is een gelijke (school, advocatenkantoor)

Taakcultuur grote machtsspreiding, hoge samenwerkingsgraad taakgericht en professioneel               (vaak matrix-organisatie; veel projecten)

3P’s:People  mensen/sociale rechtvaardigheidPlanet   aarde/ecologische grenzenProfit    winst/economische groei

People > Bedrijven worden vaak positief beoordeeld (sociaal):- Goede arbeidsvoorwaarden bieden (kinderopvang, deeltijd, loopbaanperspectief)- Gelijke kansen voor iedereen- Inspraak/winstdeling- Zorgvuldig opstellen naar klanten, leveranciers, concurrenten etc. - Sociale gedragscodes opstellen- Open en controleerbaar verantwoording afleggen- Géén fraude, corruptie, kinderarbeid

Planet Bedrijven worden vaak positief beoordeeld (milieu):- Bij ontwikkeling/ontwerp product rekening houden met het milieu- Weinig afvalstoffen/veel hergebruik- Weinig energie/grondstof verbruik- Leveranciers op milieugebied selecteren- Milieugedragscodes opstellen- Open en controleerbaar verantwoording afleggen

Profit:Bij de P van Profit gaat het om het economisch handelen van organisaties:- Investeren in infrastructuur - Uitbesteding ja/nee

- Locatiebeleid - Winstbestemming 

Flowchart:

Swimlane:

ERP

Het totale bedrijfsproces is opgedeeld in samenhangende bedrijfsprocessenBinnen de bedrijfsprocessen doen zich gebeurtenissen voorElke gebeurtenis heeft een gevolgAlle gebeurtenissen en gevolgen worden opgenomen in het ERP-systeem