lynndenissen12.files.wordpress.com · Web viewLeerdoel 1: ik kan het evenwicht bewaren tussen de...

8
Leerdoel 1: ik kan het evenwicht bewaren tussen de groep en het individu. Motivatie : Ik vergeet de groep vaak omdat ik te aandachtig bezig ben met een kind apart. Het gebeurt vaak dat ik dan bezig ben met iemand en dat er een collega binnen komt en meteen aan iemand anders een opmerking moet geven omdat die iets fout doet en ik het niet gezien heb. Ondernomen acties + evaluatie van de acties + bijlagen aansluitend aan de ondernomen acties: Samen met drie broertjes heb ik geknutseld , terwijl ik met hen bezig was heb ik geprobeerd de groep onder controle te houden. Ik had in het begin wel het gevoel dat dit goed lukte , ik was dan ook extra mijn best aan het doen. Toen we eenmaal goed op dreef waren had ik het gevoel dat ik af en toe mijn oog op de rest verloor en dan lette ik weer extra op. We hebben samen een mooi eind resultaat bekomen en de kinderen vonden het extra leuk. Ik merkte bij mezelf wel dat als ik er echt op let dat het ook wel lukt om de rest ook in het oog te houden maar eenmaal mijn concentratie erop af neemt dan verlies ik de rest even uit het oog en dat hoort niet.

Transcript of lynndenissen12.files.wordpress.com · Web viewLeerdoel 1: ik kan het evenwicht bewaren tussen de...

Leerdoel 1: ik kan het evenwicht bewaren tussen de groep en het individu.

Motivatie : Ik vergeet de groep vaak omdat ik te aandachtig bezig ben met een kind apart. Het gebeurt vaak dat ik dan bezig ben met iemand en dat er een collega binnen komt en meteen aan iemand anders een opmerking moet geven omdat die iets fout doet en ik het niet gezien heb.

Ondernomen acties + evaluatie van de acties + bijlagen aansluitend aan de ondernomen acties: Samen met drie broertjes heb ik geknutseld , terwijl ik met hen bezig was heb ik geprobeerd de groep onder controle te houden. Ik had in het begin wel het gevoel dat dit goed lukte , ik was dan ook extra mijn best aan het doen. Toen we eenmaal goed op dreef waren had ik het gevoel dat ik af en toe mijn oog op de rest verloor en dan lette ik weer extra op. We hebben samen een mooi eind resultaat bekomen en de kinderen vonden het extra leuk. Ik merkte bij mezelf wel dat als ik er echt op let dat het ook wel lukt om de rest ook in het oog te houden maar eenmaal mijn concentratie erop af neemt dan verlies ik de rest even uit het oog en dat hoort niet.

Toen we ’s ochtends alle kinderen aan het klaarmaken waren voor de bus naar school, ging ik met al diegene dat al klaar waren richting de bus. Toen ik aan de bus aankwam merkte ik dat er 1 jongetje niet bij was. Ik liet de andere kinderen bij de opvoedster die

bij de bus stond en ging weer naar binnen om D. te zoeken. Ik had heel het gebouw al afgezocht toen mijn collega mee kwam zoeken en ook zij vond hem niet. Uiteindelijk zat hij braaf beneden op de wc.

ReflectieFase 1: Handelen, ervarenWaarvoor maak ik mij nog steeds boos? Waarvoor blijf ik steeds enthousiast? Wat maakt me iedere keer verdrietig als ik erover vertel?- Ik vond dit zeer lastig , aangezien ik de verantwoordelijkheid had gekregen om de kinderen naar de bus te brengen. Ik was zo hard gefocust om iedereen op tijd aan de bus krijgen dat het me niet opgevallen was dat D. net voor de buitendeur de trap was afgegaan richting de toilet.

Fase 2: Terugblikkena) De omstandigheden waaronder je deze ervaring hebt opgedaanWat gebeurde er precies? Wanneer? Wie waren erbij? Wat was jouw functie en rol in de situatie? Wat was de functie en rol van de anderen? Hoe gebeurde het?

- Het gebeurde op een zeer drukke maandagochtend. We waren al redelijk laat klaar met eten en iedereen was erg druk. Daarom hadden we ons opgesplitst , iemand die de kinderen vast zette in de bus en iemand die de andere kinderen hielp met hun jas en schoenen. Doordat ik met 4 kinderen die allemaal nogal hevig waren naar buiten ging, is D. me ontglipt.

b)Wat jij deed, dacht, voelde, wilde in die situatie. Het is zaak zo precies mogelijk aan te geven wat jij deed, maar ook wat je dacht, voelde en wilde; vooraf, tijdens en na je handelen.- Ik stond op die moment een beetje perplex en wist niet wat zeggen. Ik ben gewoon beginnen rondlopen. Niet erg gestructureerd maar ik wou hem zo snel mogelijk vinden aangezien alle andere kinderen nu moesten wachten. Ik had alle verdiepingen al afgezocht, maar had ondertussen niet zijn naam geroepen. Uiteindelijk ging ik voor de derde keer naar beneden en dacht ik eraan om de deuren van het toilet eens te openen en toen zag ik D. zitten op de toilet.c) Wat de andere(en) deed/deden, dacht(en), voelde(n), wilde(n) in die situatie? ‘De ander’ is in dit verband de cliënt of een groep cliënten, je collega, je leidinggevende, iemand met wie je samenwerkt of een medecursist, je stagebegeleider of je lector. Vooral de vragen over de ander kunnen lastig zijn. Je zult vaak niet weten wat de ander wilde, voelde of dacht, maar hooguit kunnen weergeven wat je vernam.- D. was zich van geen kwaad bewust en zei me dat hij nog naar de wc moest voor school. De andere opvoedster was ook in alle staten en ik vertelde haar dat ik D. had gevonden. Ze was ook opgelucht en vroeg me of ik hem zo snel mogelijk naar de bus kon brengen.Fase 3: Je bewust worden van essentiële aspectena) Reflecteren en bewust verdiepenWat precies raakt jou? Waarmee heeft dat te maken (voor jou als persoon, cursist, professional in opleiding)?- Het raakte me omdat ik hem was kwijt geraakt en niet had gezien naar waar hij was gegaan. Ik begon me dan af te vragen of dit me ook zou overkomen als we op uitstap zouden gaan , en dat het dan anders zou aflopen.b) Inzichten benoemenWelke inzichten kun je benoemen?/c) Generaliseren

Kun je wat je leert uit deze ervaring generaliseren naar de context waarin je werkt, het werkveld, de beroepsgroep, de beroepstaken?- Ik denk dat het op die moment vooral te maken had met de moment ( maandag ochtend) en de tijdsdruk die we hadden. Achteraf gezien gebeurde dit ook al wel eens bij een van de ervaren opvoeders dus ik moest me er niet slecht over voelen.d) Formuleren leervraagVervolgens formuleer je wat je uit deze situatie wenst te leren. (formuleer een leervraag ook als een open vraag!)Ook formuleer je hier wat je je voorneemt voor een volgende keer.

- Hoe kan ik beter communiceren op een drukke moment ?- Volgende keer beter opletten om mezelf achteraf niet zo slecht te voelen over het incident.

Fase 4: Alternatieven ontwikkelen en daaruit kiezenVoordat je overgaat tot concrete actie, overweeg je eerst nog de verschillende elementen in die leervraag en de mogelijke alternatieven die je ziet, de voor-en nadelen van die alternatieven. Vervolgens maak je een keuze. Deze keuze bespreek je (indien mogelijk) eerst met je collega’s/mentor. Onderbouw je strategie indien mogelijk met theoretische invalshoeken en/of methodieken.- Ik zou met de kinderen betere afspraken moeten maken en eventueel methodes gebruiken om hen bij elkaar te houden ( treintje vormen met de kinderen bv) Het was op die moment erg hectisch dus het kan altijd gebeuren dat er iemand wegglipt aangezien de kinderen niet zo met de tijdsdruk in hun hoofd zitten.

Fase 5: Doelgericht uitproberen – ervaren ( besluit toepassen op een nieuwe situatie)Dat levert nieuwe ervaringen op, die opnieuw onderwerp van reflectie kunnen worden.

- Beter communiceren met de collega’s- Methodes bedenken om de kinderen bij elkaar te houden ( een treintje of een ketting vormen

door handjes te geven)- Betere afspraken maken.

ReflectieToen ik op een avond met de kleintjes naar boven ging om hen te wassen, begon H. te kijken naar de kleren die we had klaar gelegd voor de volgende ochtend. H.was niet tevreden met de gekozen kleren en reageerde heel boos. Ze wou het groene jurkje niet aan, want had van haar mama een rood rokje gekregen en wou dit heel graag aandoen. Ik had haar gezegd dat we dat rokje dan de volgende dag zouden klaarleggen. Maar dit was duidelijk tegen haar zin. Ze gooide zich op de grond en begon te huilen en roepen dat ze me haatte. Het was moeilijk omdat ik ook nog op andere kinderen moest letten.Fase 1: Handelen, ervarenWaarvoor maak ik mij nog steeds boos? Waarvoor blijf ik steeds enthousiast? Wat maakt me iedere keer verdrietig als ik erover vertel?- Ik vond dit een zeer lastige situatie omdat ik niet goed wist hoe ik hier op moest reageren. Ze had eigenlijk geen reden om boos te zijn aangezien ze het de volgende dag mocht aandoen. Ik werd er wel boos van omdat ze zo overdreef zonder een reden eigenlijk. Als ze me gewoon had gezegd dat ze het graag wou aandoen dan had ik het misschien veranderd maar op die manier vond ik niet dat ik naar haar moest luisteren.

Fase 2: Terugblikkena) De omstandigheden waaronder je deze ervaring hebt opgedaanWat gebeurde er precies? Wanneer? Wie waren erbij? Wat was jouw functie en rol in de situatie? Wat was de

functie en rol van de anderen? Hoe gebeurde het?

- Het was op een woensdag namiddag, H. had net bezoek gehad van haar mama en was een beetje verdrietig wat ook logisch is. Ik was in de badkamer met nog een jongen en meisje ( beide 3 jaar) die allebei in de douche stonden dus ook daar moest ik mijn aandacht erbij houden.

b)Wat jij deed, dacht, voelde, wilde in die situatie. Het is zaak zo precies mogelijk aan te geven wat jij deed, maar ook wat je dacht, voelde en wilde; vooraf, tijdens en na je handelen.- Ik stond op die moment een beetje perplex omdat het ineens zo geescaleerd was. Ik wil altijd luisteren maar enkel als dit op een rustige manier kan verlopen. De twee andere kinderen waren super rustig en ineens begon H. zich aan te stellen. Ik dacht op die moment dat ik H. het beste kon negeren en even op de gang te zetten omdat ik niet wou dat de andere kinderen hierdoor opgedraaid zouden moeten gaan slapen.c) Wat de andere(en) deed/deden, dacht(en), voelde(n), wilde(n) in die situatie? ‘De ander’ is in dit verband de cliënt of een groep cliënten, je collega, je leidinggevende, iemand met wie je samenwerkt of een medecursist, je stagebegeleider of je lector. Vooral de vragen over de ander kunnen lastig zijn. Je zult vaak niet weten wat de ander wilde, voelde of dacht, maar hooguit kunnen weergeven wat je vernam.- H. vond dat ze juist bezig was want toen ik haar achteraf vroeg wat ze ervan vond zei ze dat als dat rokje niet mocht aandoen , ze boos mocht worden. Ik begrijp wel dat het ze nog wat verdrietig was van het afscheid met haar mama en dat het leuk is om iets nieuw te mogen aandoen, maar dat hoeft niet op die manier te verlopen. H. was heel die week al een beetje flauw, bij alles wat tegen haar zin was begon ze te bokken en was ze ontroostbaar.Fase 3: Je bewust worden van essentiële aspectena) Reflecteren en bewust verdiepenWat precies raakt jou? Waarmee heeft dat te maken (voor jou als persoon, cursist, professional in opleiding)?- ik vond het vooral lastig omdat ik het evenwicht moest bewaren tussen de twee in de douche en tussen H. die erg veel aandacht vroeg. Ook raakte het me wel dat ze begon te roepen dat ze me haatte , terwijl ik eigenlijk wel weet dat ze de betekenis ervan niet kent maar ze weet wel dat dit iets slecht is.b) Inzichten benoemenWelke inzichten kun je benoemen?/c) GeneraliserenKun je wat je leert uit deze ervaring generaliseren naar de context waarin je werkt, het werkveld, de beroepsgroep, de beroepstaken?- ik vind wel dat je dit ‘patroon’ regelmatig terug ziet. Als ze hun zin niet krijgen dat ze dan heel overdramatisch reageren. Ook na het afscheid met de ouders zijn de meeste kinderen wel iets korter van stof. Ik kan het dus wel plaatsen.d) Formuleren leervraagVervolgens formuleer je wat je uit deze situatie wenst te leren. (formuleer een leervraag ook als een open vraag!)Ook formuleer je hier wat je je voorneemt voor een volgende keer.

- Van het begin beter grenzen stellen zodat dit niet kan escaleren.- Ik had het van het begin moeten negeren ( het negatieve) in plaats van er nog op in te gaan

en er tegen te beginnen strijden.

Fase 4: Alternatieven ontwikkelen en daaruit kiezenVoordat je overgaat tot concrete actie, overweeg je eerst nog de verschillende elementen in die leervraag en de mogelijke alternatieven die je ziet, de voor-en nadelen van die alternatieven. Vervolgens maak je een keuze. Deze keuze bespreek je (indien mogelijk) eerst met je collega’s/mentor. Onderbouw je strategie indien mogelijk met theoretische invalshoeken en/of methodieken.

- Ik had misschien beter van het begin even rustig met haar overlegd en rustig besproken wat ze graag zou hebben in plaats van dit te doen terwijl ze boos was en het zo enkel maar erger te maken.

- Ik had haar ook kunnen afleiden en meteen in bad kunnen stoppen om deze discussie te vermijden en haar de kans te geven om boos te worden over haar kleren.

Fase 5: Doelgericht uitproberen – ervaren ( besluit toepassen op een nieuwe situatie)Dat levert nieuwe ervaringen op, die opnieuw onderwerp van reflectie kunnen worden.

- Slechte gedrag afblokken.

- Bij escalatie beter het gedrag negeren en focussen op het goeie.

Toen ik op een avond alleen beneden was gebleven met de grotere kinderen had ik besloten om me eens niet alleen bezig te houden met 1 enkel kind maar me te focussen op de volledige groep. We hebben toen samen papiertjes gevouwen en de tafel versierd met onze kunstwerkjes , de kinderen vonden dit erg leuk om te doen en zo de kleinere kinderen te verrassen de volgende ochtend. Ik vond van mezelf dat dit erg goed ging. We hebben figuurtjes op gezocht op de computer en de kinderen waren super enthousiast en voor de eerste keer had ik het gevoel dat ik de groep echt volledig onder controle had.

Besluit leerdoel: ik heb het gevoel dat ik dit nog niet helemaal volbracht heb , maar dat het zeker de goede richting uitgaat. Als ik er bewust op let verloopt het zoals ik het graag zou willen. Soms gebeurt het wel nog dat ik iets niet zie gebeuren en dan ben ik achteraf een beetje boos op mezelf maar ik kan dan wel omschrijven aan wat het lag.