finalassessment.files.wordpress.com  · Web viewHet probleem is dat docenten te weinig weten over...

46
Onderzoeksplan P-taak 4 In hoeverre sluit het participeren in sociale netwerken van docenten op het Nordwin College aan op de belevingswereld van de leerlingen? Yvonne Gerlofsma Lerarenopleiding Engels DT cohort 2012 23 juni 2014 begeleider: Anne van der Werff 1

Transcript of finalassessment.files.wordpress.com  · Web viewHet probleem is dat docenten te weinig weten over...

Onderzoeksplan P-taak 4

In hoeverre sluit het participeren in sociale netwerken van docenten op het Nordwin College aan op de belevingswereld van de leerlingen?

Yvonne GerlofsmaLerarenopleiding Engels DT cohort 201223 juni 2014begeleider: Anne van der Werff

1

Voorwoord

Hierbij het praktijk onderzoek voor P-taak 4, gemaakt als onderdeel van mijn opleiding tot leraar Engels aan de NHL te Leeuwarden.

Graag wil ik alle betrokkenen bedanken voor hun steun en tijd. Ik wil de schoolleiding en docenten van het Nordwin College Leeuwarden bedanken voor hun medewerking. In het bijzonder dank ik Mevrouw M. Spiertz voor haar begeleiding bij het opzetten van het onderzoek. Ik hoop dat het onderzoek nuttig zal zijn voor de school in de toekomst.

Daarnaast wil ik de leerlingen van klas 3.5 bedanken voor het invullen van de mini-enquête.

De leerlingen van mijn mentorklas 3.4 hebben veel tijd gestoken in het bedenken en ontwerpen van de cartoons over hun beleving van social media: super bedankt daarvoor jongens!

Drs. Yvonne de Hoop-Gerlofsma

2

Inhoudsopgave

Voorwoord 2

1. Inleiding 41.1 Onderzoek context en organisatie 51.2 Aansluiting van het onderzoek in de school 5

2. Het praktijkprobleem 6

3. Literatuurstudie 10Wat is social media? 11Welke soorten social media zijn er? 11Competenties van docenten en leerlingen 16

4. De onderzoeksaanpak 18

5. Resultaten 20Wat is het niveau van de docenten volgens het competentiemodel,onderdeel C3, participeren in sociale netwerken? 20Wat is bekend uit de literatuur over het belang van mediawijsheid bij docenten 21Wat is de belevingswereld van leerlingen wat betreft mediawijsheid 21Willen docenten hun kennis wel uitbreiden? 25

6. Conclusies 27

7. Vooruitblik 28

Literatuurlijst 29

Bijlagen

Bijlage 1 - uitslag mini-enquête (pdf)Bijlage 2 - resultaten docenten-enquête (pdf)Bijlage 3 - cartoons visualisatie opdracht (png)Bijlage 4 – lesbrief bij visualisatie opdracht (word)Bijlage 5 – powerpoint presentatie social media (ppt)Bijlage 6 – verslag workshop TPACK

3

A. InleidingSociale media zijn niet meer weg te denken uit onze maatschappij. Tieners beschikken over een Smartphone of I-pad waarmee ze overal en altijd bereikbaar zijn en in verbinding staan met vrienden en klasgenoten.

De wereld van Sociale media biedt mensen een virtueel landschap dat de bekende elementen van gemeenschap weerspiegelt. Mensen worden bij elkaar gebracht op dezelfde manier als vroeger in de gemeenschap. Mensen voelen zich verbonden met elkaar, kunnen gevoelens en ideeën delen, hun belevenissen en ervaring vertellen. Daarnaast is social media een instrument om face-to-face contact aan te gaan door middel van vriendschap, afspraken en bijeenkomsten, allemaal geregeld via social media.

Ook op school heeft social media een grote rol. Whatsapp wordt gebruikt door de leerlingen om met elkaar af te spreken in de kantine, Youtube wordt geraadpleegd om een grappig filmpje te bekijken. De school zelf zet wellicht ook social media in om bijvoorbeeld reclame voor de school te maken of om ouders op de hoogte te stellen van activiteiten op school. Kennis van social media is een onderdeel van de mediawijsheid van de school en docent.

De school leiding heeft aangegeven dat het tijd wordt om ‘iets’ te doen met social media. De leiding wil graag dat social media een integraal onderdeel wordt van het onderwijs. Daarvoor is het nodig dat de docenten beschikken over ‘mediawijsheid”. Met andere woorden het is noodzakelijk dat de docenten iets weten over social media, het zelf kunnen gebruiken en de kansen en gevaren voor leerlingen weten van social media.

Mij is gevraagd een presentatie te geven aan de docenten over social media. Als onderdeel van deze presentatie heb ik zowel de leerlingen als de docenten een kleine digitale enquête in laten vullen. Hieruit kwam al snel naar voren dat er een grote gap zit tussen de kennis over social media bij de leerlingen en bij de docenten. Bij de leerlingen is social media een integraal onderdeel van hun dagelijks leven terwijl de docenten social media vaak nog zien als iets bedreigends en negatiefs.

Er bestaat dus een gap tussen wat docenten weten over social media en wat leerlingen erover weten. Vreemd, vooral omdat er toch wordt verwacht dat een school midden in de maatschappij staat om kinderen goed voor te bereiden op die maatschappij. In dit onderzoek wil ik uitzoeken hoe groot deze gap is en waaruit hij bestaat. Is het zo dat leraren wel willen maar niet precies weten hoe ze social media kunnen omarmen, is er een weerstand tegen deze nieuwe technologie, of gaan de ontwikkelingen zo snel dat de docent het onmogelijk bij kan houden?

4

onderzoekscontext en organisatieHet onderzoek is op het Nordwin College afgenomen. De school geeft groen onderwijs op vmbo niveau. Het onderzoek richt zich alleen op het onderwijzend personeel van de school. Onder docenten kan een verdeling worden gemaakt tussen vak- en praktijkdocenten. Voor het uitvoeren van het onderzoek is overlegd met schooldirectie, coaches en collega docenten. Ze waren bereid alle medewerking te geven.

aansluiting van het onderzoek in de schoolDit onderzoek sluit aan bij eerder onderzoek naar social media in de school. Het onderzoek richtte zich toen voornamelijk op het creëren van een protocol voor social media. Doordat mediawijsheid een steeds grotere rol gaat spelen in de actualiteit van elke dag richt dit onderzoek zich meer op de inhoud en kennis en niet op het protocol.

5

B. Het praktijkprobleem

resultaten literatuurverkenning

Social Media in de school

De docent en social media

Maes, T. Sociale media op school, (2012)Kennisnet

Brochure over de rol van de school en de docent bij social media

De leerling en social media

Pijpers,R. Samen leren, tieners en sociale media (2013) Mijn kind online

Brochure over het onderzoek samen leren

De school en social media

Veen, W. Homozappiens, (2009) Pearson: Amsterdam

Een hoofdstuk over het web 2.0 in het onderwijs

Wat is het probleem?Het probleem is dat docenten te weinig weten over social media. Ze kunnen zich hierdoor steeds moeilijker vereenzelvigen met de leefwereld van hun leerlingen. De opkomst van ICT en social media is zo snel gegaan dat veel docenten achter zijn gebleven in het opdoen van kennis erover. Het probleem doet zich vooral voor bij de oudere generatie docenten, maar ook jongere docenten hebben vaak niet meer als een passieve kennis van social media om de leerlingen op een adequate manier voor te bereiden op een wereld met social media. Opgroeien in het digitale tijdperk alleen is niet voldoende om doelmatig en doeltreffend te kunnen leren van en met ict (Kirshner, 2013). Een kind wordt niet geboren met kennis over ICT maar zal moeten leren om er effectief gebruik van te kunnen maken. Het is dus aan de docent om het kind mediawijs te maken.

Wie heeft hiermee te maken?Binnen de schoolwereld heeft iedereen te maken met mediawijsheid. Doordat de docenten tekortschieten, leren de leerlingen niet genoeg over het gebruik van social media tijdens het onderwijs. Ook het naar buiten brengen van informatie via social media gebeurt te weinig. De schoolleiding heeft te weinig parate kennis van social media om zich in te kunnen leven in de beleveniswereld van de leerlingen.

6

Wanneer en waarom treedt het probleem op?Het probleem treedt dagelijks op binnen en buiten de lessen. Thuis, op school en in de communicatie met de leerlingen. Tevens missen de docenten de noodzakelijke informatie die door leerlingen gedeeld wordt via social media. Van een docent wordt verwacht dat hij midden in de maatschappij staat en zich in kan leven in de wereld van zijn leerlingen. Als de docent nu tekort schiet in zijn kennis over social media, dan kan hij niet goed zijn functie uitoefenen en mist aansluiting met zijn leerlingen. Het gebrek aan mediawijsheid speelt in veel scholen. Vanuit de overheid en websites zoals Kennisnet.nl worden veel oplossingen aangeboden zoals kiezen voor het vak mediawijsheid of het aanstellen van een mediacoach.

Waar doet het probleem zich voor?Het probleem doet zich voor tijdens de lessen zelf, in de school en ook bij de leerling thuis. Ook tijdens oudergesprekken, schoolactiviteiten en contact met ouders en media. In al deze activiteiten schiet de docent tekort als hij niet beschikt over genoeg mediawijsheid over social media. De ontwikkelingen van social media gaan ontzettend snel. De docent die niet meteen aan boord is gestapt in de trein van mediawijsheid, raakt iedere dag verder achter. Ook de jongere docenten hebben in de opleiding nog te weinig gedaan met social media om al actief een voorlopers rol te spelen op school. De leerlingen daarentegen zitten in de intercity van social media, zijn op de hoogte van de nieuwste toepassingen en passen zich iedere dag weer aan. Het probleem is ontstaan als een klein verschil in kennis maar is inmiddels uitgelopen tot een gigantische gap.

7

C. Onderzoeksdoel, de onderzoeksvraag en de literatuurstudie

Onderzoeksdoel

Het doel van dit onderzoek is tweedelig. Als eerste wil ik bereiken dat de uitvoering van de onderzoeksactiviteiten, zoals de presentaties, docenten enquête en de interviews, de discussie zal aanwakkeren onder docenten over het belang van mediawijsheid in dit digitale tijdperk. Daarnaast verwacht ik met dit onderzoek aan te tonen, welke kennis de docenten misschien missen. Zo zou er, naar aanleiding van de resultaten, een beleidsplan voor mijn school ontwikkeld kunnen worden over mediawijsheid waarmee de kennisachterstand ingelopen kan worden en de mediawijsheid van docenten naar een hoger niveau getild wordt. Uiteindelijk gaat het erom dat de leerlingen profiteren, zij hebben immers recht op een docent die mediawijs genoeg is om aansluiting te vinden bij zijn leerlingen.

Onderzoeksvraag:

In hoeverre sluit het participeren in sociale netwerken van docenten op het Nordwin College aan op de belevingswereld van de leerlingen?

Deelvragen: A. Wat is het niveau van de docenten volgens het competentiemodel, onderdeel C3, participeren in sociale netwerken?B. Wat is bekend uit de literatuur over het belang van mediawijsheid bij docenten C. Wat is de belevingswereld van leerlingen wat betreft mediawijsheid?D. Willen docenten hun kennis wel uitbreiden?

Definitie kernbegrippen:

MediawijsheidMediawijsheid is volgens de Raad voor Cultuur in 2005 omschreven als “het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld”.

Social mediaSocial media is een verzamelbegrip voor online platformen waar de gebruikers, met geen of weinig tussenkomst van een professionele redactie, de inhoud verzorgen. Tevens is er sprake van interactie en dialoog tussen de gebruikers onderling.

8

Belevingswereld leerlingen

De wereld die de jongeren al kennen, hun directe omgeving (leefwereld) en hun indirect waargenomen omgeving via tv, internet en social media (belevingswereld), hebben verbanden met wat wij op school aanbieden. Het is dan ook zinnig die leef- en belevingswereld te leren kennen om zo aansluiting bij de leerlingen te vinden.

9

Literatuurstudie

Wat is mediawijsheid?

Mediawijsheid is volgens de Raad voor Cultuur in 2005 omschreven als “het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld”.

Dit is een mooie definitie maar erg abstract. Om deze kennis inzichtelijk te maken heeft Mediawijzer.net een competentiemodel ontwikkeld. In het model is de definitie van mediawijsheid kernachtig verwoord:

‘Mediawijsheid = de verzameling competenties die je nodig hebt om actief en bewust deel te kunnen nemen aan de mediasamenleving (Mediawijzer 2012)

Het meten van mediawijsheid kan met het Competentiemodel Mediawijsheid1. Een publicatie van Mediawijzer uit 2012. In dit model wordt het begrip mediawijsheid versimpeld tot een model van 10 competenties die elk zijn uitgewerkt in 5 algemene niveaus. Het model is bedoeld als instrument bij het meten van het niveau en het ontwikkelen van mediawijsheidproducten en –diensten.

De competentie C3, gaat over het participeren in sociale netwerken. Het model gaat ervan uit dat men niet op een volwaardige manier aan een mediasamenleving kan deelnemen zonder te participeren in sociale media netwerken. Hiervoor zijn bepaalde vaardigheden nodig. Een mediawijs persoon moet weten wat de conventies zijn in diverse sociale media omgevingen, weten wanneer iets ongepast is en inzicht te hebben in de werking van sociale netwerken:

“handelen met het welbevinden van anderen voor ogen. Een mediawijs persoon streeft uiteraard eigen doelstellingen na, maar heeft ook oog voor de belangen van anderen en de gemeenschap als geheel.” (Slechtenhorst 2012)

Met andere woorden: wederkerigheid en altruïsme kenmerken de mediawijze sociale deelnemer. Een mediawijs persoon zou volgens deze beschrijving in de competentiewijzer op niveau 2 of hoger uitkomen.

1 Competentiemodel voor mediawijsheid, Slechtenhorst 2012

10

C3 0 niveau niveau 1 niveau 2 niveau 3 niveau 4Participeren in sociale netwerken

Neemt niet deel aan sociale media netwerken

Volgt de posts en uploads van vrienden en familie op sociale netwerken en reageert daar op sociale wijze op.

Onderhoudt via sociale netwerken contact met zowel naasten en kennissen, als met professionele relaties (medescholieren, collega’s, etc.). Reageert op onder steunende wijze op de activiteiten van anderen op diverse sociale netwerken.

Heeft een bewust vormgegeven profiel op een of meerdere sociale netwerksites. Deelt interessante en vermakelijke content, zowel in persoonlijke als professionele contexten. Reageert alert en constructief op posts van anderen, en houdt zo de community levendig en interessant. Kan nieuwe online relaties aangaan en bestaande relaties koesteren.

Stimuleert de interactie tussen anderen. Bevordertde participatie van andere community members. Inspireert anderen optimaal gebruik te maken van sociale netwerken. Is behalve op zichzelf en naasten ook gericht op het gemeenschappelijke doel van de community als geheel. Waakt over de nettiquette binnen sociale netwerken en gaat uitsluiting, flaming en destructief gedrag van anderen tegen.

I

Wat is social media?

‘Sociale media is een verzamelnaam voor alle internettoepassingen waarmee het mogelijk is om informatie met elkaar te delen op een gebruiksvriendelijke manierZowel schriftelijk als met foto’s, filmpjes en geluid. Bij social media ben je geen consument maar een actieve bezoeker.’ (Calis & Kisjes, 2012)

Bij social media staan interactie en co-creatie centraal: iedereen kan zelf verhalen, filmpjes en foto’s op het web zetten zonder tussenkomst van een webredacteur (En nu online). Gebruikers kunnen op elkaar reageren, je hebt geen specifieke ICT kennis nodig om mee te doen en over het algemeen zijn de toepassingen gratis. Social media gaat dus over verbinding, delen van kennis en ervaringen, netwerken, samenwerken en vooral actief participeren.

De meeste jongeren gebruiken social media via hun mobiel. In totaal heeft 76% van alle 10 t/m 17-jarigen een smartphone (Calis&Kisjes 2013). Daarmee zijn ze actief op het internet vooral voor het downloaden van nieuwe apps of social media, het zoeken naar informatie en e-mail.

11

Welke soorten social media zijn er?

In 2013 waren de meest populaire netwerksites in Nederland: Facebook, Linkedln, Google+, Youtube en Twitter. Bijna 90 % van de jongeren tussen de 12 en 25 gaat regelmatig mobiel online. Van alle social media is vooral het Twittergebruik en Instagram ontzettend gegroeid. Jongeren besteden bijna 22 uur per week aan Twitter. Omdat de cijfers zo snel veranderen zijn er nog geen beschikbare data over het gebruik van Instagram, maar een toename is een feit. Daarentegen is het eens zo populaire Hyves helemaal verdwenen. (Calis&Kisjes, 2013).

12

Aantal accounts (mln)in NL

Aantal dagelijks gebruik (mln) in NL

FacebookYoutubeLinkedlnTwitterGoogle+WhatsApp

7,97,13,93,32,0onbekend

50,90,41,60,5Onbekend

Bron: Calis&Kisjes, 2013

Facebook

Een social networking website die mensen in contact brengt met vrienden, collega’s medestudenten en anderen om zich heen. Facebook-gebruikers kunnen een persoonlijk profiel samenstellen en informatie en interesses delen. Zij blijven zo in contact met vrienden, posten foto’s, delen links en wissellen informatie uit over allerlei onderwerpen. De gebruikers zien alleen het profiel van bevestigde vrienden en de mensen in het netwerk. Door een post te ‘liken’, laat je vrienden weten dat je iets leuk vindt dat ze hebben geplaatst op Facebook.

Fact: 1 miljard gebruikers wereldwijd

13

Youtube

‘YouTube is een website waar je filmpjes kunt publiceren en in ruil daarvoor je exclusieve vermenigings- en auteursrechten afstaat.’ (Werkhoven 2013). Je kunt je abonneren op een kanaal van je favourite YouTube artiest en alle filmpjes van die persoon zien, mar ook filmpjes maken en uploaden met je smartphone.

Fact: Slogan: YouTube, Broadcast YourselfYoutube is eigendom van Google

Twitter

Twitter is een publieke vorm van chatten waarbij je berichten deelt met vrienden die je zelf selecteert. Het wordt ook wel micro-bloggen genoemd, waarbij je antwoord geeft op de vraag: What’s happening?

De berichten bestaan uit maximaal 140 tekens, die je verstuurt via de website Twitter.com, via je mobiel of een widget op je desktop. Twitter is snel gegroeid doordat bleek dat bij nieuws de berichten als eerst op Twitter verschenen. Het woord Twitteren werd in 2009 gekozen tot woord van het jaar. De hele wereld lijkt te Twitteren, van Obama tot de Paus. Toch is het aantal gebruikers de laatste jaren niet gegroeid. Ongeveer de helft van de Nederlandse tieners is actief op Twitter

Fact: Twitteraars twitteren door middel van tweets.

14

WhatsApp

WhatsApp is een simpele gratis berichtenapp voor mobiele telefoons om met elkaar te sms’en en te chatten en om bestanden zoals foto’s en video’s met elkaar te delen. (Werkhoven, 2013). Nieuw daarbij is het inspreken van berichten. Berichtjes worden vaak voorzien van smileys en andere emoticons. De taal in de berichten is vaak, vooral onder de jongeren sms-taal, met specifieke afkortingen en woorden. De gebruikscijfers voor WhatsApp zijn geheim maar wereldwijd worden er dagelijks ruim twee miljard berichten verstuurd. Jongeren ontvangen gedurende de dag honderden berichtjes van vooral groepsApps van hun school, klas of vriendengroep.

Fact: WhatsApp is in januari 2014 verkocht aan Facebook voor 13,8 miljard euro

Linkedin

Linkedin is een sociaal netwerk gericht op loopbaangerichte contacten die gebruik kunnen maken van elkaars zakelijke relaties. Een netwerk is opgebouwd uit directe contacten, relaties en vrienden. Je kunt LinkedIn gebruiken bij het vinden van een baan, zakelijke kansen ontdekken of aanbevelingen vanuit je werk. Je kunt lid worden van groepen met dezelfde zakelijke interesses.

Fact: 8.000 nieuwe groepen per week

15

Google+

Google+ is een sociaal media platform van Google. Het zou de concurrent van Facebook zijn, maar dat is nog niet gebeurd. Als je veel doet met de andere google producten is het handig een profiel op Google aan te maken. Op Google+ kun je een groep vormen, video’s bekijken en gesprekken voeren

Fact: op Google+ zijn hangouts: videogesprekken in groepen

16

Competenties van docent en leerling

De docent en de leerling worden niet geboren met kennis over ICT en social media. Hoewel de leerling opgroeit in het digitale tijdperk is dit geen garantie om goed te kunnen leren met ICT. Ook de leerling moet leren gebruik te maken van sociale media en technologieën in zetten voor het leren.

De kinderen en jongeren van nu zijn digital natives: kinderen en jongeren die nooit zonder digitale technologieën hebben geleefd. Maar vaak wordt de impact en kennis van jongeren overschat. Volgens de Britse wetenschappers Williams en Rowlands (2007) heeft ‘de alom aanwezige technologie in hun leven niet geleid tot verbeterde digitale vaardigheden.’

De eerste digital natives (digitale autochtonen) stromen nu als docenten het onderwijs in. Er wordt verwacht dat deze jonge docenten veel meer ICT en social media in gaan zetten in hun lessen. Maar ook nu toont onderzoek aan dat dit niet het geval is. Onderzoek van Valtonen en collega’s (2011) onder Finse lio’s (geboren tussen 1984 en 1989 en dus echte digitale autochtonen) toont echter aan dat zij zeer beperkt verschillende typen software inzetten. En dat zij sociale media vooral als passieve informatiebron gebruiken en niet als instrument om op actieve wijze kennis en informatie te creëren en te delen. Het blijkt dus weer dat jongeren die social media veel voor privé gebruik inzetten, niet vanzelf de didactische bekwaamheid hebben om het in te zetten in hun lessen.

Toch komt ook uit de literatuur naar voren, dat de social media wereld van de leerling een andere is als die van de docent. Docenten gebruiken social media vooral in de privé sfeer, of misschien om te chatten met collega’s. Social media is nog nauwelijks onderdeel van hun dagelijks bestaan. Bij de leerlingen daarentegen is social media een integraal onderdeel van hun dagelijkse bezigheden. Een tiener zit gemiddeld 22 uur per week op Twitter, is meerdere malen per dag op WhatsApp actief en besteedt iedere dag veel tijd tijd aan Facebook (Maes & Pijpers, 2012).

De jongeren blijken prima te functioneren in relatie tot social media: ze kunnen goed samenwerken en delen. De jongeren functioneren vooral goed in kleine groepen, ze Facebooken en Twitteren de hele dag met vrienden en klasgenoten. Op grotere schaal zouden de jongeren wel hulp van de docent kunnen gebruiken, bijvoorbeeld over zaken als hoe respecteer je de privacy van de betrokkene, of zaken als burgerschap en politiek.Met andere woorden, jongeren hebben nog onvoldoende ontwikkelde normen en waardenpatroon waardoor begeleiding door docenten van cruciaal belang is (Kennisnet 2013).

17

Een handig hulpmiddel om in te zien hoe mediawijs een docent of leerling is met social media is het pas ontwikkelde model met tien mediawijsheid competenties waaronder de competenties over social media, de C3 competentie: participeren in sociale netwerken.

“Een school is mediawijs als niet alleen de leerlingen, maar ook alle betrokkenen wijs leren omgaan met media. Dus ook leraren, ander personeel en ouders. Binnen een mediawijze school worden media ingezet op basis van bewuste keuzes die gemaakt zijn vanuit de eigen visie op onderwijs.” (Kennisnet, 2014)

Om een mediawijze school te kunnen worden is dus samenwerking tussen bestuurder, schoolleider en docent nodig. Het is hoofdzakelijk de docent die richting geeft aan het mediagebruik van de leerlingen. Hij is degene die de leerling kan sturen in zaken als media privacy, gegevensbescherming, afspraken over filmpjes op internet etc. Het is de docent die de leerling stimuleert om toepassingen uit te proberen, laat leerlingen hun ervaringen met social media delen met elkaar. Hieruit blijkt dat de docent een centrale rol speelt bij het leren over social media.

Om mediawijsheid te kunnen onderwijzen moet de docent echter over toereikende kennis beschikken. Tevens moet hij na de nodige kennis opgedaan te hebben deze kennis zodanig kunnen vormgeven dat dit aansluit bij de belevingswereld van de leerlingen. Hier komt het praktijkprobleem zoals geformuleerd op pagina 6 duidelijk naar voren dat docenten moeite hebben met de mediawijsheid op school.

18

19

D. De onderzoeksaanpak

In hoeverre sluit het participeren in sociale netwerken van docenten op het Nordwin College aan op de belevingswereld van de leerlingen?

Deelvragen: A. Wat is het niveau van de docenten volgens het competentiemodel, onderdeel C3, participeren in sociale netwerken?B. Wat is bekend uit de literatuur over het belang van mediawijsheid bij docenten C. Wat is de belevingswereld van leerlingen en leraren wat betreft mediawijsheid?D. Willen docenten hun kennis wel uitbreiden?

deelvragen

onderzoeksactiviteit

Wat: Wie: Wanneer:

Punt B Observeren, bevragen

Workshop TPACK Kennisnet en collega docenten

21 februari

2014Punt B, C Bevragen Mini enquête* docenten

en leerlingen

6 maart

Punt A,B,C Verzamelen informatie uit de literatuur en collega docenten

Presentatie social media en overleg,

literatuuronderzoek

Collega’s,

literatuur

Half maart

Punt A,D Bevragen Docenten enquête**

Collega’s april

Punt C

Punt C

Bezoeken

visualisatie

Talenconferentie NHL: ict in het

onderwijs

tekenopdracht

NHL

Leerlingen Nordwin

Maart

april

* mini-enquête op Socrative SOC-2740588

20

** Enquête gerelateerd aan het competentiemodel voor mediawijsheid (google Forms, vragenlijst social media)

De mini-enquête is gemaakt op Socrative. Het is een lijst met vragen over allerlei woorden die met social media te maken hebben. Zo werd er gevraagd naar kennis over de nieuwste mobiele apps en de meest gebruikte vormen van Social media. De enquête werd zowel bij een groep leerlingen als een groep docenten afgenomen. Het verschil dat hier uit voort kwam, heeft in zekere mate de gap inzichtelijk gemaakt. De uitslag is in een rapport weergegeven.

De docenten enquête is gemaakt in Googleforms. Alle docenten van Nordwin College Leeuwarden kregen in april een e-mail met een link naar de enquête. In het weekbericht werden ze op de enquête geattendeerd. De vragen gingen van algemene kennis over social media en naar de inzet van social media in de lessen. De vragen zijn aangepast naar het competentie model voor mediawijsheid (Slechtenhorst 2012).

Naast deze methoden heb ik ook de meningen over social media van de leerlingen onderzocht met behulp van een vorm van visualisatie. De leerlingen kregen een beeldende opdracht om hun meningen in de vorm van een stripverhaal te geven. Er zijn twee redenen waarom deze alternatieve vorm van data verzamelen geschikt was voor deze leerlingen:-25% van de ondervraagde leerlingen heeft een vorm van dyslexie. - een opdracht met computer en tekeningen zal een grotere respons opleveren dan een traditionele vragenlijst omdat dit beter aansluit bij de belevingswereld van de leerlingen.

De lesbrief van deze opdracht is te vinden in de bijlage.

21

Resultaten

A. Wat is het niveau van de docenten volgens het competentiemodel, onderdeel C3, participeren in sociale netwerken?

De resultaten van de docenten enquête zijn geanalyseerd met behulp van het competentiemodel: C3 participeren in sociale netwerken. Het gewenste niveau volgens de competentiewijzer is niveau 2 of hoger. Vraag 1 t/m 7 en vraag 9 en 10 van de enquête zijn hier geanalyseerd. Uit de tabel is te zien dat de grootste groep docenten (40%) in niveau 1 zitten.

VRAGEN ENQUETE DOCENTEN Aantal docenten

0 NIVEAU

NIVEAU 1

NIVEAU 2

NIVEAU 3

NIVEAU 4

Antwoord vraag 1 = nee

vraag 3 en 4 = positief

vraag 5 en 7= positief

vraag 6 en 9 = positief

vraag 10 = positief

30 31 35

1 4 7 13 14 15 17 18 21 24 25 27 28 29 32 33 38

2 8 10 16 19 20 22 23 26 34 37 39 41

5 9 11 12 36 40

3 6 42

7%

40%

31%

15%

7%

Overzichtstabel 1: resultaten vraag 1 t/m 7 en vraag 9 en 10 van de docenten enquête

22

B. Wat is bekend uit de literatuur over het belang van mediawijsheid bij docenten

In het Handboek voor Mediawijsheid (Zwanenberg, 2010) worden duidelijke handvatten aangereikt over hoe mediawijsheid ingevuld kan worden in de scholen. De visie van de schrijver is dat het mediawijs maken van leerlingen deel uitmaakt van hun burgerschapsvorming. Elke school kan en moet zijn eigen keuzes maken over wat ze willen doen met mediawijsheid.

Volgens het rapport Samen leren-tieners en social media (Pijpers, 2013) is mediawijsheid een belangrijke vaardigheid die de nieuwe generatie nodig heeft: “Het onderwijs heeft de taak om jonge mensen deze vaardigheid bij te brengen. Immers, wie de kracht van net- werken via internet niet weet te benutten, zou weleens onvoldoende toegerust kunnen zijn voor burgerschap in de 21e eeuw.”

Een opvallend resultaat van dit onderzoek uit 2013 is dat social media populair is onder tieners, maar geen voorwaarde voor geslaagde kennisoverdracht. Dat een leraar sociale media gebruikt, vinden leerlingen helemaal niet zo belangrijk: slechts 13% vindt dat belangrijk. Het belangrijkst is volgens tieners dat een leraar goed kan uitleggen (84%). Dat een leraar de leerlingen goed begrijpt en inlevingsvermogen heeft, vinden tieners ook belangrijk (69%), en dat hij leuke en goede verhalen vertelt over de lesstof (67%). De meerderheid vindt het ook van belang dat hij orde kan houden (58%) en dat er wederzijds vertrouwen en respect is tussen de leraar en de leerlingen (58%).

Bovenstaande resultaten geven een verdeeld beeld. In verschillende artikelen komt wel naar voren dat de overheid en scholen het belangrijk vinden dat hun docenten mediawijs zijn, maar er wordt niet bij vermeld waarom het belangrijk zou zijn (Kennisnet, 2013). De overheid wil mediawijsheid op scholen stimuleren, maar laat het aan de school over om hier invulling aan te geven. Voor het Nordwin College betekent dit dat er geen kant en klaar menu bestaat en dat de school dus samen met de docenten eigen beleid moet gaan maken.

23

C. Wat is de belevingswereld van leerlingen en leraren wat betreft mediawijsheid?

Mini-enquêteVia het programma Socrative heb ik docenten en leerlingen gevraagd een mini-enquête in te vullen (zie bijlage). De enquête laat zien dat er grote verschillen zitten tussen de belevingswereld van docenten en leerlingen. De leerlingen hebben meer kennis over verschillende social media toepassingen en beantwoorden meer vragen goed.

Bijgaand diagram laat zien dat de docenten 74% Facebook als belangrijkste social media gebruiken en 26% WhatsApp

overzichtsfiguurl 2a: belangrijkste social media gebruik docenten

In bijgaande figuur is duidelijk te zien dat WhatsApp en Facebook de belangrijkste social media zijn van leerlingen

overzichtsfiguur 2b: belangrijkste social media gebruik leerlingen

24

-de leerlingen scoren goed op vragen over toepassingen zoals snapchat of hot or not-de leerlingen scoren 86% goede antwoorden, 62% bij de docenten

overzichtstabel 3: vragen mini-enquete

Visualisatie cartoon

De leerlingen hebben hun ideeën over social media op school gevisualiseerd in de vorm van een cartoon. Via het programma bitstrips is er een virtueel klaslokaal aangemaakt met Avatars van leerlingen. Daarna zijn ze cartoons gaan maken. De lesbrief is te vinden in de bijlage.

53%

10%10%

6%

5%16%

Onderwerpen visual-isatiecartoon leerlingen

Mobiel/telefoonWhatsappSelfiekennisgebrek docenteninternetOverig

overzichtsfiguur 4: resultaten visualisatie opdracht cartoons

De tabel laat zien dat leerlingen de opdracht vooral op hun eigen gebruik richten. Maar 6% van de leerlingen maakt een cartoon over de social media kennis van de docent.

zelf

socia

l med

ia

phonestac

king?

Hot or n

ot?

Snap

chat

hoevee

l tek

ens t

witter

berich

t

goed

beantw

oord0%

40%80%

vragen mini-enquete

docenten leerlingenleerlingen niet ingevuld

25

D. Willen docenten hun kennis wel uitbreiden?

Vraag 19 en 21 van de enquête geven aan dat 60% van de docenten zelf behoefte aan ondersteuning heeft op het gebied van social media. Dit zou kunnen zijn in de vorm van een training over mediawijsheid, een workshop over tieners en social media, social media coaching voor docenten of een training over ICT in het onderwijs. Docenten willen ook meer weten over het inzetten van social media in de les en het onderwerp cyberpesten.

Workshop T-packDeze workshop is aan de docenten van het Nordwin gegeven in het kader van kennis over ICT. Het model gaat uit van de specifieke deskundigheid van de docent: zijn of haar vermogen om de kennis en de vaardigheden die bij een vak horen , op een aantrekkelijke en begrijpelijke manier te presenteren aan de leerling/student met behulp van ICT. In de bijlage staat een verslag van de workshop met de meningen van enkele docenten.

Resultaten: docenten waren geïnteresseerd en bereidwillig een spel over ICT te spelen een paar docenten verzetten zich tegen ICT in hun lessen de docenten zagen nieuwe mogelijkheden in het gebruik van ICT

Presentatie social media en overlegDe presentatie werd gegeven in het kader van mentorlessen over mediawijsheid en is door alle docenten bijgewoond. Een powerpoint van de presentatie is te vinden in de bijlage. Het doel van de presentatie was vooral de docenten aan het denken te zetten en een discussie te starten over social media.

Resultaten: 80% van de docenten beschikten over een smartphone en konden gelijk de mini

enquête invullen er was weerstand onder de docenten tegen het delen van social media met

leerlingen docenten zagen vooral de gevaren van social media een docent maakte de dag na de presentatie een Facebook pagina aan voor zijn

examenleerlingen

26

27

Conclusies

Onderzoeksvraag: “In hoeverre sluit het participeren in sociale netwerken van docenten op het Nordwin College aan op de belevingswereld van de leerlingen?”

Conclusie 1: Docenten zetten social media vooral in voor het volgen van familie en vrienden. Een kleine groep onderhoudt daarnaast contacten met professionele relaties en reageert op de activiteiten van anderen op social media.

Verwijzing: Zie overzichtstabel 1 met de analyseresultaten van vraag 1 t/m 7 en vraag 9 en10 van de docenten enquête. 40% van de respondenten komen uit op niveau 1 en 31% op niveau 2.Zie ook vraag 8 van de docente enquête.

Conclusie 2: Het gegeven dat een leraar sociale media gebruikt, vinden leerlingen helemaal niet zo belangrijk.

Verwijzing: Zie literatuuronderzoek pagina 21 en resultaten visualisatieopdracht cartoons

Conclusie 3: Leerlingen zijn wat betreft social media vooral gericht op zichzelf en op het onderhouden van sociale contacten met leeftijdsgenoten

Verwijzing: zie overzichtstabel 3 met de resultaten van de mini-enquête en overzichtstabel 4 visualisatieopdracht cartoons. Zie ook literatuuronderzoek pagina 21.

Conclusie 4: Docenten hebben vooral een gebrek aan know-how, maar zijn wel bereid te investeren in nieuwe social media vaardigheden in de les, en kennis over bijvoorbeeld cyberpesten. Onder sommige docenten bestaat nog wel weerstand tegen het inzetten van social media in de lessen.

Verwijzing: zie verslag workshop T-pack en docenten enquête vraag 15,19 en 21. Van alle docenten geeft 60% aan behoefte te hebben aan ondersteuning op het gebied van social media.

Conclusie 5: De gap die is ontstaan tussen docent en leerling is niet alleen een gap in de mate van gebruik en kennis over social media maar ook een gap in de beleving daarvan.

Verwijzing: zie overzichtstabel 1,2 en 3 met de verschillende resultaten van docenten en leerlingen

28

Samenvattend kan gesteld worden op basis van bovenstaande conclusies dat er onvoldoende aansluiting is tussen het participeren van docenten in sociale netwerken versus de participatie van leerlingen.

Redenen hiervoor uit het onderzoek zijn: gebrek aan know-how bij de docenten betreffende de social media docenten hebben een verschillende beleving van het nut en noodzaak van social

media ten opzichte van de leerlingen het verwachtingspatroon van leerlingen Het onderzoek ten opzichte van

docenten is vooral gericht op goed onderwijs en uit kunnen leggen van de lesstof en niet op een hoge mate van kennis van social media of ICT.

Vanuit de overheid en de schoolleiding voelen de docenten wel druk om zichzelf te scholen in mediawijsheid. Maar deze druk komt niet van de leerlingen. Zij hechten belang aan heel andere aspecten van de docent!

29

Vooruitblik

Het onderzoek toont aan dat er wel wat moet gebeuren met de docenten op het Nordwin College. De school zal een strak media-protocol op moeten zetten met een duidelijk verwachtingsbeeld voor de rol van de docenten. Ook zou een gerichte media training voor de docenten steun kunnen geven.

In het onderzoeksplan is al eerder geconstateerd dat “De opkomst van ICT en social media zo snel is gegaan dat veel docenten achter zijn gebleven in het opdoen van kennis erover” Als je de onderzoeksresultaten daarbij optelt is duidelijk dat er iets moet gebeuren aan de groeiende gap tussen docent en leerling.

Social media zijn niet meer weg te denken uit ons leven. Iedere dag zijn er nieuwe ontwikkelingen op dit gebied. We zijn eigenlijk nooit up-to-date in onze kennis. Maar interesse tonen in deze nieuwe ontwikkelingen, experimenteren met ICT toepassingen en je verdiepen in de gevolgen hiervan zijn niet alleen van belang voor docenten maar voor iedere volwassene. Persoonlijk vind ik dat een docent een voorbeeldfunctie heeft en daarom op alle gebieden beter op de hoogte dient te zijn dan de leerling. Daar hoort ook een gedegen kennis en gebruik van social media bij.

Het onderzoek levert de nodige discussiepunten en vragen op voor de toekomst. Met de komst van passend onderwijs zal de rol van social media in de school wellicht ook veranderen. Als de school verschillende arrangementen aan moet bieden zal ICT zich steeds meer uitbreiden. Lespakketten en handboeken over social media zijn snel verouderd. Het aanbieden van online trainingen en informatieverstrekking is noodzakelijk om up-to-date te blijven van de nieuwste ontwikkelingen.

Het is belangrijk dat iedere school een gedegen ICT beleid heeft en een goed social media protocol dat gedragen wordt door het schoolbestuur maar ook door de docenten en leerlingen. Het volgen van trainingen over mediawijsheid en workshops over de social media wereld van tieners zijn meer dan ooit noodzaak voor iedere docent. Maar laten we niet vergeten ook de leerling hierin een goed basis te geven. Want een kind van deze tijd wordt ook niet geboren als mediawijsneus, maar zal ook de vaardigheden en kennis moeten aanleren. Het is wel fijn als hij/zij dan kan terugvallen op een vaardige docent.

30

In een vervolgonderzoek zouden de volgende vragen gesteld kunnen worden: waar ligt de grens van de participatie van docenten? welke ethische vragen roept een verdergaande participatie in social media op? is er voor noodzakelijke ICT-middelen extra budget nodig?

31

Literatuurlijst

AACTE Committee on Innovation and Technology (Red.). Handbook of technological

pedagogical content knowledge (TPCK) for educators (pp. 3-29). New York:

Routledge

Aken, J. Van (2012). Twitter en Facebook in de les, hoe doe je dat? Didactief, 43(9),

16-21.

Borgdorff, M. (2014). Stichting Kennisnet, Mediawijsheid voor schoolbestuurders.

Verkregen op 15 februari 2014 van http://www.kennisnet.nl.

Calis, M., Kisjes, H. (2013). Socialbesitas. Middelbeers: InnoDoks.

Frankenhuis, S., Hagen, S., Smelik, A. (2007). De effecten van nieuwe media op jongeren

van 12-14 jaar. Verkregen op 1 februari 2014 van http://www.slo.nl.

Hulsebosch, J., Wagenaar, S. (2011) En nu online……. Houten: Springer.

Koehler, M. & Mishra, P. (2008). Introducing TPACK.

Louwers, T. (2013). Betekenis ict voor het onderwijs neemt toe. COS, 31(1), 32.

Maes, T. & Pijpers, R. (2012) Sociale media op School, Verkregen op 2 februari 2014 van

http://www.kennisnet.nl.

Mediawijsheid in het mbo (z.d.). Verkregen op 18 januari 2014 van Mediawijzer.net

Pijpers, R. (2013). Samen leren - tieners en sociale media, Mijn kind online.

Verkregen op 1 november 2013 van http://www.kennisnet.nl.

Slechtenhorst, G. (2012). Competentiemodel voor mediawijsheid gepresenteerd.

Verkregen op 1 december 2013 van http://www.kennisnet.nl.

The web we want (z.d.) Verkregen op 15 januari 2014 van http://www.webwewant.eu.

Valtonen, T., Pontinen, S., Kukkonen, J., Dillon, P., Väisänen, P. & Hacklin, S. (2011).

Confronting the technological pedagogical knowledge of Finnish Net Generation

student teachers. Technology. Verkregen op 1 januari 2014 van

http:www.wordpress.com.

Veen, W. (2009). Homo Zappiens. Amsterdam: Pearson Educatief.

Werkhoven, P., Dijkgraaf, J. (2013). Social media bijbel. Amersfoort: BBNC Uitgevers.

Williams, P. & Rowlands, I. (2007). Information behaviour of the researcher of the future,

a ciber briefing paper Verkregen op 2 februari 2014 van http://www.jisc.ak.uk.

Zwanenberg,F. & Pardoen, J. (2010) Handboek Mediawijsheid, Mijn Kind online, 2010

32