Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld....

107
Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011

Transcript of Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld....

Page 1: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

Verwachtingen bouwproductieen werkgelegenheid 2011

Page 2: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

Het auteursrecht voor de inhoud berust geheel bij de Stichting Economisch Instituutvoor de Bouw. Overnemen van de inhoud(of delen daarvan) is uitsluitend toegestaan met schriftelijke toestemming van het EIB. Het is geoorloofd gegevens uit dit rapport te gebruiken in artikelen en dergelijke, mits daarbij de bron duidelijk en nauwkeurig wordt vermeld.

Januari 2011

Page 3: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011

Page 4: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd
Page 5: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

5

Inhoudsopgave

Algemeen beeld 7

Samenvatting 11

1 Inleiding 27 1.1 Algemeen 27 1.2 Achtergronden 29 1.3 Indeling van het rapport 33

2 Woningbouw 35 2.1 Algemeen beeld 35 2.2 Recente ontwikkelingen op de woningmarkt 37 2.3 Doorwerking naar de bouwproductie 39 2.4 Nieuwbouw van woningen 40 2.5 Herstel en verbouw 46 2.6 Demografie en woningbehoefte 46 2.7 Regionale verdeling 47

3 Utiliteitsbouw 51 3.1 Algemeen beeld 51 3.2 Gebouwtypen 54 3.3 Gemiddeld bouwvolume per vergunning en m2 63 3.4 Regionale verdeling 65

4 Onderhoud van gebouwen 67 4.1 Algemeen beeld 67 4.2 De onderhoudsmarkt in detail 67 4.3 De onderhoudsmarkt op korte en middellange termijn 71 4.4 De onderhoudsmarkt per provincie 73

5 Grond-, water- en wegenbouw 75 5.1 Algemeen beeld 75 5.2 Ontwikkelingen in de gww 77 5.3 Rijk 79 5.4 Lagere overheden 84 5.5 Bedrijven 88 5.6 Onderhoud 90 5.7 Regionale gww-productie 92 5.8 Deelmarkten 93

6 Werkgelegenheid 95 6.1 Werkgelegenheidsontwikkeling 2009-2010 95 6.2 Werkgelegenheid in 2011-2016 97 6.3 Werkgelegenheid in sectoren van de bouw 99

EIB-publicaties 101

Page 6: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

6

Page 7: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

7

Algemeen beeld

De Nederlandse bouw heeft twee historisch gezien zeer zware jaren achter de rug. De productie is in deze periode cumulatief met 15% teruggelopen, er zijn ruim 2.000 bouwbedrijven failliet gegaan en de werkgelegenheid is stevig teruggelopen. De productieontwikkeling sluit goed aan bij de ramingen die het EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd rekening gehouden met een volumeverlies van 7½% in 2010. In de loop van het jaar werd echter al snel duidelijk dat de eerdere ramingen die rekening hielden met ongeveer 10% krimp dichter bij de realiteit lagen. Het is nog te vroeg om vast te stellen of de effecten van de maatregelen zijn overschat of dat de onderliggende trend toch nog negatiever was dan verondersteld. Tegen de achtergrond van de productie-ontwikkeling is de daling van de totale werkgelegenheid met naar verwachting ruim 40.000 arbeidsjaren iets gematigder uitgevallen dan verwacht. Meest opvallend is hier echter de relatief beperkte daling van de werkgelegenheid onder werknemers. Op basis van voorlopige cijfers komt het verlies van werkgelegenheid onder werknemers in 2009 en 2010 tezamen uit op 20.000 arbeidsjaren in de totale bouwnijverheid. Het werkgelegenheidsverlies lijkt dan ook relatief sterk te zijn neergeslagen in de flexibele schil van zzp’ers en nog meer van uitzendkrachten. De schaarse cijfers over de ontwikkeling van het arbeidsvolume van zelfstandigen maakt dat het beeld over 2010 echter nog steeds deels op schattingen moet worden gebaseerd, zodat voorzichtigheid is geboden bij het trekken van definitieve conclusies op dit punt.

De vooruitzichten voor de korte termijn stemmen tot enig optimisme. Na twee jaar van malaise, lijkt de bodem namelijk eindelijk bereikt voor de Nederlandse bouw. Waaruit kunnen we afleiden dat de bodem is bereikt? Ten eerste is de seizoensgecorrigeerde productie van de totale bouwnijverheid in het derde kwartaal van 2010 gestabiliseerd. Dat is voor het eerst na zes kwartalen van krimp. Ook voorlopende indicatoren wijzen in de richting van herstel. Dit is het duidelijkst zichtbaar bij de woningmarkt. De orderportefeuilles bij de architec-ten zitten al twee achtereenvolgende kwartalen in de lift, de orderportefeuilles bij de bouwbedrijven trekken recent licht aan, de woningbouwvergunningen vanuit marktpartijen trekken aan en de woningverkopen zijn ook duidelijk gestegen in het afgelopen jaar.

Voor 2011 wordt dan ook weer groei voorzien van de woningbouwproductie. De nieuwbouw van woningen kan met 5% groeien en de groei van herstel en verbouw blijft hier maar weinig bij achter. Het herstel op de renovatiemarkt wordt daarbij ondersteund door de verlaging van de btw die het kabinet heeft doorgevoerd. In aantallen kan het aantal opleveringen ook weer toenemen: van 56.000 nieuwe woningen vorig jaar naar 64.000 in 2011. Het cijfer van 2010 wordt echter door statistische vertekening neerwaarts beïnvloed. Gecorrigeerd voor registratie-effecten zou het aantal opgeleverde woningen in 2010 zijn uitgekomen op ongeveer 62.000, zodat de groei naar 64.000 woningen in 2011 als een bescheiden herstel moet worden opgevat. Dit is in het algemeen het beeld van de woningmarkt in 2011: een beweging in de goede richting, maar

Page 8: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

8

vanaf een zeer laag niveau. De woningproductie is in 2011 dan ook nog onvol-doende om aan de demografisch bepaalde uitbreidingsvraag te voldoen. De markt zal dan geleidelijk verkrappen, wat de prijzen op de markt kan onder-steunen.

Op middellange termijn kan de woningbouwproductie weer de aansluiting vinden bij de meer trendmatige vraag en in de periode 2012-2015 kan de productie zelfs tijdelijk wat hogere groeicijfers bereiken als gevolg van inhaal-vraag. Het gaat hier om de vraaguitval tijdens de crisis, die in deze jaren alsnog gerealiseerd wordt. De groei wordt aan de andere kant gedrukt door twee factoren. De eerste is de in de tijd afnemende groei van het aantal huishoudens als gevolg van demografische factoren. De tweede factor is de teruglopende investeringscapaciteit van de corporaties. In feite is het ambitieniveau dat de corporaties hebben ontwikkeld in de jaren voor de crisis, op termijn niet goed vol te houden. De bedrijfseconomische verliezen die worden geleden op nieuwbouw van sociale huurwoningen zijn groot en het beleid van inflatievol-gend huurbeleid biedt hiervoor geen tegenwicht. De corporaties zullen hun inspanningen dan ook moeten temporiseren en het verloop van de vergun-ningverlening in 2010 biedt een duidelijke aanwijzing dat dit proces inmiddels is ingezet. Ook op middellange termijn is in de ramingen rekening gehouden met een productieniveau vanuit de corporaties dat niet meer terugkeert op het niveau van voor de crisis.

Bij de utiliteitsbouw is het beeld ongunstiger dan bij de woningbouw. In 2011 daalt de productie naar verwachting nog eens met 2½%, nadat de productie al met bijna een kwart is gedaald tijdens de crisisjaren. In de utiliteitsbouw is het vooral de kantorensector waar de problemen groot zijn en de komende jaren de groei blijven drukken. We zullen eerst een periode van herstructurering en sloop tegemoet gaan alvorens de markt weer meer in evenwicht komt. Ook daarna moet echter rekening worden gehouden met het ontstaan van een vervangingsmarkt, nu de werkgelegenheidsmotor op termijn niet meer de rol kan spelen die het in de afgelopen twee decennia speelde. Groeipotentieel is er wel bij de overige gebouwen voor de markt en bij de zorg, zodat de totale utiliteitsbouw op middellange termijn toch nog een beheerste groei kan realise-ren. Het productieniveau in de utiliteitssector blijft daarbij ook in 2016 echter nog duidelijk achter bij het niveau dat voor de crisis werd gerealiseerd.

De grond-, water- en wegenbouwsector heeft na een stevige groei in 2009 een duidelijke terugslag moeten verwerken in 2010. Toch kan worden geconstateerd dat deze sector, zoals verwacht, goeddeels ongeschonden door de crisis is gekomen. Negatieve uitzondering op het algemene beeld is het werk in samen-hang met locatieontwikkeling. De komende jaren wordt in dit segment echter weer stevige groei verwacht, in samenhang met de opleving op vooral de woningmarkt. Hierbuiten zal het beeld weinig dynamisch zijn, maar een stabili-satie vanuit een goed productieniveau is geen slecht resultaat.

De bouwarbeidsmarkt volgt de ontwikkelingen vanuit de productie altijd met zekere vertraging. In 2011 zal de groei zich vertalen in productiviteitsherstel en in 2012 zal de groei nog relatief sterk geconcentreerd zijn bij flexibele vormen van arbeid. In de periode daarna zal de werkgelegenheid van werknemers weer behoorlijk kunnen groeien en zullen discussies over voldoende opleiden en tekorten in de personeelsvoorziening weer kunnen gaan spelen.

Page 9: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

9

Vanuit het overheidsbeleid is een aantal crisismaatregelen genomen om de terugval voor de bouwsector te beperken. Wij hebben in een vroeg stadium aandacht gevraagd voor garanties voor woningbouwprojecten en voor een btw-verlaging op groot onderhoud. De steun voor nieuwbouwprojecten is er gekomen, maar niet via het instrument van de garantie. Voor de btw-verlaging leek lange tijd geen steun, maar deze is er uiteindelijk dan toch gekomen. Dit is een goede maatregel, waarvan het wenselijk zou kunnen zijn deze nog enigs-zins te verlengen tot bijvoorbeeld eind 2011. Daarmee is de tijd van crisismaat-regelen dan waarschijnlijk wel voorbij.

Belangrijk is nu het structurele overheidsbeleid in de komende jaren. Ten eerste zijn er de ombuigingen. Die raken de bouwsector uiteraard in ongunstige zin. Dit loopt via de koopkracht van de burgers en via de directe budgetten van met name de lagere overheden. Het beeld voor de koopkracht is dan wel niet gunstig, maar het kabinetsbeleid zou nog wel neerkomen op koopkrachtbehoud voor de werkende bevolking. De budgetten van de lagere overheden baren meer zorg. Vooral de utiliteitssector zal last hebben van de bezuinigingen. Van sporthallen tot bibliotheken en van gebouwen voor de cultuursector tot stads-deelkantoren zal het mes er ongetwijfeld in gaan.

Naast overheidsbeleid dat groeiherstel in de weg zit, kan de overheid ook beleid voeren dat de groeidynamiek van de Nederlands bouw versterkt. Zonder uitputtend te zijn, kunnen vier kansen worden genoemd die geen beslag op publieke middelen leggen.

De eerste kans ligt bij de hypotheekmarkt. De renteopslagen zijn hier ongebrui-kelijk hoog en de condities voor de omvang van de hypotheekverstrekking zijn onnodig restrictief. Het heeft er alle schijn van dat de paniek rond de krediet-crisis het inhoudelijk zicht op verschillende type risico’s heeft vertroebeld. De risico’s op de Nederlandse hypotheekmarkt zijn bijzonder klein. Zelfs tijdens de grote recessie van 2009 beliep het aantal gedwongen verkopen niet meer dan 2.250 woningen, op een totaal aantal woninghypotheken van enkele miljoenen. Inmiddels is het aantal gedwongen verkopen zelfs al weer dalende. De overheid heeft de sleutel in handen om de concurrentie op de hypotheekmarkt weer op gang te brengen en onnodige restricties voor kopers op de markt uit de weg te ruimen. De effecten van lagere rentes en ruimere kredietmogelijkheden op de hypotheekmarkt zijn van groot gewicht voor de vraag op de woningmarkt.

De tweede kans ligt bij de organisatie van de herstructurering van de kantoren-voorraad. Nieuw aantrekkelijk marktaanbod mogelijk blijven maken, coördine-ren en faciliteren van de herstructurering op goede locaties en sloop afdwingen bij de uitzichtloze leegstand.

De derde kans ligt bij het wegonderhoud van de gemeenten. Het is al lange tijd bekend dat een betere spreiding van het wegonderhoud gedurende het jaar aanzienlijke kostenbesparingen kan opleveren. Dat voorkomt snijden in de kwaliteit van onderhoud en levert budgettaire winst die (elders) in investerin-gen kan worden omgezet.

Tenslotte liggen kansen bij een rationelere benadering van ruimtelijke orde-ning en regelgeving. De stapeling van eisen, wensen en procedures heeft een situatie doen ontstaan, waarbij de kosten in veel gevallen niet meer in een

Page 10: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

10

gezonde relatie staan tot de maatschappelijke voordelen die ermee worden bereikt. Nu de financiële nood aan de man komt, is er meer kans dat hier nu meters kunnen worden gemaakt.

Kortom, een overheid die de dynamiek van de Nederlandse bouwsector wil versterken heeft mogelijkheden genoeg en de maatregelen hoeven bovendien geen wissel te trekken op de overheidsbudgetten.

Page 11: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

11

Samenvatting

De bouwproductie in het afgelopen jaar

Nadat de wereldwijde recessie in het derde kwartaal van 2008 intrad en halver-wege 2009 het dieptepunt werd bereikt, was afgelopen jaar vooral het jaar van herstel van de economie. De Nederlandse economie groeide met naar verwach-ting 1¾%.De bouwproductie bleef aanvankelijk nog overeind, maar gedurende 2009 kreeg de bouw steeds sterker te maken met vraaguitval als gevolg van de recessie. De trage reactie van de bouwproductie is gebruikelijk in perioden met conjunctu-rele schommelingen. Weliswaar daalde de vraag naar woningen en bedrijfsge-bouwen vrij abrupt, maar door de lange doorlooptijden en voorraad aan gestarte projecten kreeg de bouw gaandeweg het jaar meer met productiedalin-gen te maken.In 2010 werd de bouw nog sterker geraakt, terwijl de economie in Nederland al een herstel liet zien (zie figuur 1). Het overige bedrijfsleven toonde in het eerste kwartaal van 2010 voor het eerst weer een voorzichtige groei, die zich in het tweede kwartaal stevig versterkte. De bouw liet in het eerste kwartaal juist een forse daling van de toegevoegde waarde zien van maar liefst 16% ten opzichte van het eerste kwartaal in 2009. Ook in het tweede en derde kwartaal daalde de toegevoegde waarde met respectievelijk 10% en 8%. Eind 2010 lijkt de productie te zijn gestabiliseerd. De bouwproductie daalde in 2010 met 10% naar een niveau van € 54,1 miljard (in prijzen 2009), waarbij alle onderdelen van de bouw door een daling werden getroffen.

Vanaf een topniveau in 2008 daalde de bouwproductie in 2009 en 2010 in totaal met ruim 15%. Het sterkst werd de nieuwbouw getroffen. De nieuwbouwpro-ductie van woningen daalde in deze periode in totaal met ruim 25% en die van utiliteitsgebouwen met bijna 25%. Ook de herstel- en verbouwactiviteiten daalden in beide jaren stevig: in de woning- en utiliteitsbouw daalden deze activiteiten met rond de 15%. Het onderhoud, dat doorgaans een gematigde trendmatige groei toont, kromp licht. Het is de b&u, die het sterkst door de recessie is getroffen. De gww-productie daalde in de gehele periode, na aanvan-kelijk een groei in 2009, met ongeveer 2½%. De versnelling en intensivering van projecten in opdracht van het Rijk konden niet voorkomen dat de gww-produc-tie daalde, met name door de lagere nieuwbouwactiviteiten in de b&u.

De bouw in 2011

In navolging van het herstel van de Nederlandse economie zal de bouw in 2011 licht herstellen. De totale bouwproductie groeit in 2011 naar verwachting met 1%. Deze groei wordt voornamelijk gedragen door het herstel in de woning-bouw. Ook het onderhoud van gebouwen neemt in 2011 weer toe. In de utili-teitsbouw en de gww zal het herstel pas gedurende het jaar aanvangen, waardoor over het gehele jaar gemeten nog wel sprake is van een daling van de productie. In tabel 1 worden de belangrijkste uitkomsten van de ramingen samengevat.

Page 12: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

12

Verschillende indicatoren wijzen op een herstel vanaf begin 2011 van de woningbouw. De woningbouwproductie neemt in 2011 met 5% toe. Dit geldt zowel voor de nieuwbouw als voor de herstel en verbouw. Het aantal voltooide woningen neemt naar verwachting toe van 56.000 woningen in 2010 tot 64.000 woningen in 2011. Een groot deel van deze toename bestaat uit een administra-tieve verschuiving. In het kader van de woningbouwafspraken 2005-2010 zijn BLS-subsidies toegekend aan regio’s voor nieuw te bouwen woningen, die uiterlijk in 2009 moesten zijn gereed gemeld. Dit zorgde voor een hoog aantal gereedmeldingen eind 2009 en een terugval in gereedmeldingen in het begin van 2010. Gecorrigeerd voor deze verschuiving neemt het aantal voltooide woningen in 2011 toe met 2.000, wat meer in lijn ligt met het productiebeeld.In de utiliteitsbouw zwakt de productiedaling sterk af. Aanvankelijk neemt de productie nog verder af, maar gedurende 2011 zal ook hier herstel optreden. Opdrachtgevers in de bedrijvensector zullen eerst hun afzetverlies willen terugwinnen en de winstmarges verbeteren alvorens zij tot nieuwe investerin-gen in bedrijfsgebouwen besluiten. De totale utiliteitsbouwproductie neemt met 2½% af, waarbij de nieuwbouw iets sterker daalt dan de herstel en ver-bouw. De groei van het onderhoud van gebouwen trekt weer aan met 1½%. Het onderhoud van woningen blijft ondanks de tijdelijke btw-verlaging voor werkzaamheden beperkt tot 1%. Het onderhoud van utiliteitsgebouwen groeit met 2%. Voor beide categorieën ligt de groei onder de gebruikelijke structurele groei van het onderhoud.

Figuur 1 Volumeontwikkeling van de toegevoegde waarde in de bouw en het overige bedrijfsleven in 2008-2010, in procenten

Bron: CBS, EIB

Page 13: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

13

Voor de gww wordt in 2011 een daling van de productie van zowel de nieuw-bouw als het onderhoud met 1% verwacht. Weliswaar trekt de nieuwbouwpro-ductie vanuit de b&u weer aan, maar de slechte budgettaire vooruitzichten van vooral gemeenten zullen leiden tot een sterke terughoudendheid met investe-ren. Het zijn de gemeenten die in 2011 hun gww-investeringen sterk terug-schroeven, terwijl het Rijk en in beperkte mate de bedrijven hun investeringen juist laten toenemen.

Tabel 1 Bouwproductie1 per sector, 2009-2016

Miljoen € Jaarlijkse veranderingen3 (%)

20092 20103 2010 2011 2012 20164

Woningbouw- nieuwbouw 13.271 11.075 -16½ 5 7½ 3- herstel en verbouw 7.073 6.575 -7 5 3½ 2½

Utiliteitsbouw- nieuwbouw 9.437 7.825 -17 -2½ 2½ 2- herstel en verbouw 4.753 4.400 -7½ -2 2 2

Onderhoud gebouwen 9.199 9.100 -1 1½ 2 2

Gww- nieuwbouw 7.797 7.125 -8½ -1 1 1½- onderhoud 5.949 5.650 -5 -1 0 ½

Externe onderaanneming 2.581 2.350 -9 2 3½ 2½

Totaal bouw 60.060 54.100 -10 1 3½ 2

1 Exclusief interne leveringen, machines, overige investeringen, saldo uitvoer diensten en handelsmarges; basis Nationale rekeningen; bedragen in prijzen 2009, excl. btw2 EIB-bewerking van voorlopige CBS-cijfers3 Raming4 Gemiddelde jaarlijkse mutatie in de periode 2013-2016

Bron: CBS, EIB

De bouw in 2012

Het herstel van de bouw zal in 2012 aan kracht winnen en over de gehele linie doorzetten. De totale bouwproductie groeit in 2012 met 3½%. De nieuwbouw van woningen neemt met 7½% toe, waarbij het aantal voltooide woningen oploopt tot 68.000. De herstel en verbouw van woningen blijft met 3½% in groei achter bij de nieuwbouw. Dit is deels het gevolg van het aflopen

Page 14: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

14

van de tijdelijke verlaging van het btw-tarief op bouwwerkzaamheden aan bestaande woningen, die vooral een opstuwend effect had op de productie in 2011. Ook in de utiliteitsbouw is in 2012 sprake van herstel met een groei van 2½%. Deze groei is in lijn met de economische groei bescheiden en wordt bovendien geremd door de overcapaciteit op de kantorenmarkt en de druk op de budget-sectoren om te bezuinigen. Het onderhoud aan woningen en utiliteitsgebou-wen loopt iets op tot gemiddeld 2%. De gww-productie zal in 2012 een zeer bescheiden groei van een ½% laten zien. Zowel bij bedrijven als lagere overhe-den nemen de gww-investeringen weer toe, terwijl de investeringen van het Rijk door het aflopen van de stimuleringsmaatregelen juist teruglopen. Bij de gemeenten worden de ontwikkelingen enerzijds bepaald door meer activiteit bij het bouw- en woonrijp maken van nieuwbouwlocaties en anderzijds door verdergaande bezuinigingen. Het onderhoud in de gww stabiliseert in 2012.

Vooruitzichten voor de periode 2013-2016

Na 2012 zal het herstel zich in alle onderdelen van de bouw doorzetten. In de periode 2013-2016 zal de bouwproductie terugkeren naar de meer gebruikelijke niveaus die passen bij de demografische ontwikkeling. Aanvankelijk zal ook een deel van de vraaguitval in de jaren 2009 en 2010 worden ingehaald, waarna aan het eind van de periode door het wegvallen van deze extra vraag de bouwproductie licht zal krimpen.De woningbouw toont op middellange termijn nog steeds de meeste dynamiek. De nieuwbouwproductie van woningen neemt met gemiddelde 3% toe. Het aantal voltooide woningen loopt geleidelijk op tot 75.000 woningen in 2015, om hierna weer af te nemen. Hiermee is de achterstand ten opzichte van de trendmatige uitbreidings- en vervangingsvraag ingelopen. De herstel en verbouw van woningen neemt in deze periode met gemiddeld 2½% toe.De utiliteitsbouw laat in deze periode gemiddeld slechts een voor een herstel- periode bescheiden groei zien. Zowel de nieuwbouw als de herstel en verbouw van utiliteitsgebouwen groeien gemiddeld met 2%. Het zijn vooral de marktsec-toren en de zorg die meer in gebouwen investeren. De vraag vanuit budgetsec-toren neemt als totaal op middellange termijn af onder invloed van de bezuini-gingen bij het Rijk en andere overheden. Bij het onderhoud van gebouwen is sprake van een terugkeer naar de trendma-tige ontwikkeling.De gww groeit op middellange termijn met gemiddeld 1% per jaar. De nieuw-bouw ontwikkelt zich iets gunstiger dan het onderhoud. De belangrijkste bijdrage aan de groei wordt geleverd door de lagere overheden en bedrijven. De opdrachten van het Rijk nemen met gemiddeld 1% per jaar af.

In de periode 2013-2016 zal de totale bouwproductie met gemiddeld 2% groeien en hiermee zal in 2016 naar verwachting een productieniveau worden bereikt van € 61,5 miljard. Daarmee ligt de productie in 2016 dan nog wel € 2,3 miljard onder het niveau van het topjaar 2008. Het is vooral de utiliteitsbouw die hier met bijna 15% onder blijft.

De productiecijfers voor de verschillende jaren zijn in niveaus (in constante prijzen) weergegeven in tabel 2.

Page 15: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

15

Vooruitzichten voor de woningbouw

In de jaren 2009 en 2010 werd de woningbouw bepaald door de sterke conjunc-turele invloed van de recessie. De structurele uitbreidings- en vervangingsbe-hoefte speelde op dat moment een ondergeschikte rol. Door inkomens- en baanonzekerheid, hogere hypotheekrentes, anticipatie-effecten op huizenprijs-dalingen en kredietbeperkingen is de vraag op de koopmarkt sterk teruggelo-pen. Hierin was de woningmarkt niet uniek, dergelijke grote vraaguitval deed zich ook voor bij andere grote consumptieve bestedingen (denk bijvoorbeeld aan de automarkt). Met de vraaguitval namen de besparingen van huishoudens sterk toe. Zoals doorgaans na een periode met conjuncturele neergang zal ook de woningbouw met het aantrekken van de arbeidsmarkt weer terugkeren naar

Orderportefeuilles in de bouw

De maandelijkse conjunctuurenquête die het EIB onder bouwbedrijven uitvoert, liet in september 2008 een historisch nog niet eerder vertoonde scherpe daling zien in de orderportefeuilles van zowel de woning- als de utiliteitsbouw. Deze daling zette zich hierna voort tot begin 2010. In februari bereikten de orderportefeuilles in de woningbouw het dieptepunt met een daling van 3,6 maanden ten opzichte van augustus 2008 ofwel een daling van bijna 40%. De orderportefeuille in de utiliteitsbouw bereik-te een maand later het dieptepunt met een daling van 3 maanden ofwel ruim 35%.Vanaf het dieptepunt tot aan november 2010 zijn de orderporte-feuilles in de woningbouw bescheiden toegenomen met 0,4 maanden, terwijl die van de utiliteitsbouw na een aanvankelijke opleving weer op dit niveau terugveerde.

De orderportefeuilles van de gww laten een veel geringere terugloop zien dan die in de b&u. De gerealiseerde productiestijging in 2009 en productie-daling in 2010 vertaalden zich echter niet in een vergelijkbare ontwikke-ling van de orderportefeuilles in de gww.

Page 16: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

16

Tabel 2 Bouwproductie1 per sector, 2010-2016, mln euro, prijzen 2009

2010 2011 2012 2016

Woningbouw- nieuwbouw 11.075 11.625 12.675 14.275- herstel en verbouw 6.575 6.900 7.150 7.900

Utiliteitsbouw- nieuwbouw 7.825 7.625 7.825 8.475- herstel en verbouw 4.400 4.300 4.375 4.725

Onderhoud gebouwen 9.100 9.225 9.400 10.275

Gww- nieuwbouw 7.125 7.050 7.125 7.550- onderhoud 5.650 5.600 5.600 5.725

Externe onderaanneming 2.350 2.400 2.475 2.725

Totaal bouw 54.100 54.725 56.625 61.650

1 Exclusief interne leveringen, machines, overige investeringen, saldo uitvoer diensten en handelsmarges; basis Nationale rekeningen; bedragen in prijzen 2009, excl. btw

Bron: EIB

de gebruikelijke niveaus die passen bij de demografische ontwikkeling, waarbij eerst de groei zal worden versterkt door inhaalvraag vanuit uitgestelde beste-dingen (ontsparen).

In 2010 nam de woningbouwproductie naar verwachting af met 13%, nadat in 2009 deze al met 11½ daalde. De woningbouwproductie kwam in 2010 volgens de meest recente inzichten uit op € 17,7 miljard, 23% onder het niveau van 2008. Bij de nieuwbouw was de totale krimp met 27% het sterkst, maar ook de herstel en verbouw werd met een daling van 15% hard getroffen. Het aandeel van de woningbouw in de totale bouwproductie kwam in 2010 uit op 32%. Op basis van voorlopige cijfers zijn er in 2010 naar verwachting 56.000 woningen opgeleverd. Deze terugval in opleveringen is niet geheel toe te schrijven aan minder woningbouwproductie. Het aantal woningen dat in de laatste maanden in 2009 werd gereedgemeld lag 10.000 boven het verwachte aantal voltooide woningen, terwijl in de eerst maanden van 2010 juist sprake was een uitzon-derlijk laag aantal gereedmeldingen. Deze ongebruikelijke cijfers laten zich goed verklaren door een inhaalslag en versnellingslag bij de administratieve gereedmelding van de woningen. Bij de woningbouwafspraken 2005-2009 zijn de BLS-subsidies gekoppeld aan de gereedmelding van voltooide woningen. Het recht op de subsidie vervalt als een woning niet voor 2010 is gereed gemeld.

Page 17: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

17

Hiervan ging een prikkel uit om administraties op te schonen. Gecorrigeerd voor deze administratieve vertekening zouden in 2009 en 2010 respectievelijk 72.000 en 62.000 woningen zijn gereed gemeld. Dit gecorrigeerde aantal gereed-meldingen past beter bij de ontwikkeling van de productie zoals gerapporteerd door het CBS. De overheid heeft een aantal maatregelen genomen om de woningbouw te stimuleren. Het is op dit moment echter niet goed aan te geven welke impuls deze maatregelen voor de woningbouw hebben opgeleverd. In de loop van dit jaar moet hier meer duidelijkheid over gegeven kunnen worden. Het EIB zal medio dit jaar een studie hier naar afronden.

Het dieptepunt in de afgegeven vergunningen lijkt in de eerste helft van 2010 te zijn bereikt. Inmiddels stijgen de vergunningen voor bouwers voor de markt vanaf medio 2010 op maand op maand basis. Op jaarbasis is nog altijd sprake van een daling. Met 62.000 komt het aantal afgegeven bouwvergunningen in 2010 naar verwachting ruim 10.000 woningen lager uit dan in 2009. De sterkste daling deed zich voor bij corporaties.Naast het herstel van de vergunningen in de tweede helft van 2010 voor het marktsegment zijn ook andere tekenen zichtbaar die wijzen op een spoedig aantreden van herstel van de woningbouw. De orderportefeuilles van bouwbe-drijven zijn al langere tijd stabiel en lopen recent zelfs iets op. Andere voorlo-pende indicatoren als de opdrachten aan architecten en het aantal verkopen van nieuwbouwwoningen tonen al enige tijd groei. Ook mag worden verwacht dat de lage rente op de kapitaalmarkt verder zal doorwerken in lagere hypo-theekrentes. De dreiging van een beperking van de hypotheekrenteaftrek lijkt door het huidige kabinet in ieder geval tijdelijk te zijn weggenomen. Het gebruikelijke herstel na een periode van conjuncturele productiedaling zal dan ook snel zijn intrede doen.

In 2011 neemt het aantal afgegeven bouwvergunningen toe tot 74.000. Het zijn vooral de woningen in opdracht van bouwers voor de markt die aantrekken met het vraagherstel op de woningmarkt. Het aantal vergunningen in opdracht van corporaties blijft hierbij achter omdat de budgetten van corporaties onder druk staan, met name vanwege het inflatievolgend huurbeleid en de bovenin-flatoire bouwkostenstijging in de afgelopen jaren. Als gevolg hiervan stijgen vooral de vergunningen voor koopwoningen. Onder invloed van de aantrek-kende consumentenvraag en inhaalvraag neemt in 2012 het aantal vergunnin-gen verder toe tot 81.000 woningen. Op middellange termijn (2013-2016) daalt het aantal bouwvergunningen na een piek in 2013. Dit komt door het wegvallen van de tijdelijke inhaalvraag en de in de tijd afnemende uitbreidingsbehoefte.

Met het aantrekken van het aantal verleende vergunningen is in 2011 en 2012 sprake van een dynamisch herstel van de woningbouwproductie. De sterke toename in afgegeven bouwvergunningen vertaalt zich pas na verloop van tijd door in de nieuwbouwproductie, vanwege de lange doorlooptijd van bouwpro-jecten. De nieuwbouwproductie neemt in 2011 met 5% en in 2012 met 7½% toe. Op middellange termijn, als de inhaalvraag is weggeëbd, is de groei met gemiddeld 3% gematigder. Het aantal voltooide woningen loopt geleidelijk op van 64.000 in 2011 tot 75.000 in 2015, waarna dit aantal terugzakt tot 73.000 in 2016. Het herstel is sterker voor de bouwers van de markt, omdat daar de inhaalvraag groter is. Dit levert door de hogere bouwkosten per woning in opdracht van de bouwers voor de markt een extra bijdrage aan de productie-groei in deze jaren. In 2016 komt het productievolume in de nieuwbouw uit op

Page 18: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

18

€ 14,1 miljard (prijzen 2009), en ligt hiermee vlak onder het niveau van 2008 (zie figuur 2).

Bij de herstel en verbouw van woningen spelen dezelfde ontwikkelingen een rol als bij de nieuwbouwproductie, maar het effect hiervan is gematigder. Nadat in 2010 de tijdelijke verlaging van het btw-tarief al een positieve impuls gaf aan de productie, zal de maatregel nog een sterkere impuls in 2011 opleve-ren. De productie van herstel en verbouw neemt in 2011 met 5% toe, maar door het aflopen van de btw-maatregel blijft de groei in 2012 beperkt tot 3½%. In de periode 2013-2016 trekt de groei van de herstel- en verbouwproductie aan met gemiddeld 2½% per jaar.

Vooruitzichten voor de utiliteitsbouw

Net als de woningbouw werd ook de utiliteitsbouw sterk getroffen door de vraaguitval als gevolg van de wereldwijde conjuncturele neergang. In het begin van 2009 was er nog sprake van veel bedrijvigheid, maar dit werd spoedig anders. Onder invloed van de slechte afzetperspectieven, minder personeel en lagere winstmarges namen de investeringen in bedrijfsgebouwen in rap tempo af. In 2010 versnelde de productiedaling in de utiliteitsbouw tot 14%. De nieuw-bouw werd als vanouds het sterkst getroffen en daalde in 2010 met 17%. Alleen de zorggebouwen en de categorie overige gebouwen toonde dat jaar nog een

1 Nationale rekeningen, 2010 t/m 2016 zijn ramingen

Figuur 2 Woningbouwproductie, 1999-20161, mld euro, prijzen 2009

Bron: CBS, EIB

Page 19: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

19

lichte groei. Alle andere gebouwtypen1 (bedrijfsruimten, logistieke gebouwen, kantoren, winkels en agrarische gebouwen) namen in 2010 af. Bij de herstel en verbouw van bedrijfsgebouwen was de daling beperkt tot 7½%. In 2011 vlakt de productiedaling sterk af, maar zowel de nieuwbouw als de herstel en verbouw zal met rond de 2% nog verder dalen. Alleen de nieuwbouw van kantoren neemt in 2011 onder invloed van de grote overaanbod aan kantoorruimte nog scherper af. Wel is het de verwachting dat – met uitzonde-ring van de kantoren – gedurende dit jaar het dieptepunt wordt bereikt, waarna ook hier na een totale krimp in drie jaar tijd van de utiliteitsbouwproductie het herstel zal intreden. In lijn met de economie groeit met enige vertraging de utiliteitsbouw vanaf 2012 met een gemiddelde rond de 2% per jaar. Het zijn vooral logistieke gebouwen en bedrijfsruimten die in 2012 sterk groeien. Winkels, agrarische- en onderwijsgebouwen blijven ook in 2012 op het dieptepunt steken. Na 2012 tonen zorggebouwen, bedrijfsruimten en logistieke gebouwen een beperkte doch gestadige groei. De kantorenproductie blijft vanwege de grote overcapaciteit nog jarenlang op een laag niveau, terwijl de productie van overige gebouwen ten behoeve van budgetsectoren op middel-lange termijn afneemt onder invloed van de bezuinigingen bij het Rijk en andere overheden.

1 Voorheen werden in de verwachtingen de nieuwbouwinvesteringen in utiliteitsgebouwen nader onderverdeeld naar sectoren. Gekozen is om voortaan de investeringen nader onder te verdelen naar gebouwtypen (bedrijfsruimten, kantoren, winkels, agrarische gebouwen, logistieke gebouwen, zorggebouwen en overige gebouwen).

1 Op basis van de voortgangstatistieken, 2010 t/m 2016 zijn ramingen

Figuur 3 Nieuwbouwproductie utiliteitsgebouwen naar gebouwtype1, 2008 - 2016, mln euro, prijzen 2009

Bron: CBS, EIB

Page 20: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

20

De totale utiliteitsbouw komt in 2016 uit op een productievolume van € 13,2 miljard (prijzen 2009), waarmee het 10% onder het niveau van het topjaar 2008 blijft steken (zie figuur 4).

Vooruitzichten voor het onderhoud van gebouwen

Het onderhoud van gebouwen is met 17% het kleinste onderdeel van de bouwproductie dat in deze publicatie wordt beschreven. Het zijn vooral de kleine en middelgrote bedrijven die op de onderhoudsmarkt actief zijn. Door de gestaag groeiende gebouwenvoorraad neemt de behoefte aan onderhoud al maar toe, en vormt vanwege de terugkerende aard van het werk ook een markt met beheerste groei.

Door de recessie zijn de onderhoudsuitgaven tijdelijk onder druk komen te staan. In 2009 namen de onderhoudsuitgaven niet langer meer toe en in 2010 daalde het productievolume van het onderhoud van gebouwen met 1%. Deels geholpen door de tijdelijke verlaging van de btw voor bouwwerkzaamheden aan woningen ouder dan twee jaar, een maatregel die loopt van 1 oktober 2010 tot 1 juli 2011, trekt het onderhoud van gebouwen in 2011 weer aan. Het onderhoud van woningen neemt dan weer toe met 1%, en die van utiliteitsge-bouwen zelfs met 2%. In 2012 neemt het onderhoud van woningen en utiliteits-gebouwen toe met respectievelijk 1½% en 2½%. De groei van het onderhoud van woningen wordt in dat jaar wel enigszins geremd door het wegvallen van

1 Nationale rekeningen, 2010 t/m 2016 zijn ramingen

Figuur 4 Utiliteitsbouwproductie, 1999-20161, mld euro, prijzen 2009

Bron: CBS, EIB

Page 21: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

21

het btw-effect. Op middellange termijn zal eerst nog sprake zijn van extra vraag vanwege het inhalen van uitgesteld onderhoud dat in de afgelopen jaren is ontstaan, waarna het onderhoud terugkeert naar het trendmatig groeipad van 1½% voor woningen en 2½% voor utiliteitsgebouwen. In 2016 komt het totale productievolume van het onderhoud van gebouwen uit op € 10,3 miljard (prijzen 2009), wat € 1,1 miljard hoger is dan het productieniveau in 2008 (zie figuur 5).

Vooruitzichten voor de gww

De gww laat ondanks de sterke conjuncturele neergang een veel minder scherpe ontwikkeling van de productie zien. Terwijl bij de conjuncturele neergang aan het begin van deze eeuw de gww-productie fors terugliep is dit nu niet het geval. Terwijl de b&u-productie in 2009 met ongeveer 10% terugliep nam de gww-productie zelfs nog toe met 3%. Deze stijging kwam vooral door meer productie voor lagere overheden. Een daling van de gww kon niet lang uitblijven, en in 2010 nam de gww-productie dan ook af met 7%. Deze daling had naast de mindere vraag naar het bouw- en woonrijpmaken van bouwter-reinen voor de b&u ook andere oorzaken. Vanuit het Rijk was sprake van een groei van 2½% mede als gevolg van het stimuleringspakket gericht op de infrastructuur. De positieve bijdrage van het Rijk aan de groei kon niet voorko-men dat de productie sterk kromp. Bezuinigingen bij de lagere overheden vanwege minder inkomsten uit het Gemeentefonds en bouwgrondexploitatie,

Figuur 5 Onderhoud en investeringen in de b&u, 2006-2016

Bron: CBS, EIB

Page 22: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

22

minder investeringen van bedrijven en de langdurige winterperiode zetten de gww-productie voor lagere overheden verder onder druk. Het onderhoud daalde iets minder dan nieuwbouw en herstel.

In 2011 neemt de gww-productie met 1% af. Dit geldt zowel voor de nieuwbouw en herstel als voor het onderhoud. De opdrachten voor het Rijk en in beperkte mate bedrijven groeien naar verwachting, maar de gww-investeringen door de lagere overheden nemen met 3% verder af. In 2012 keert het beeld en laat de gww-productie een bescheiden groei zien van een ½%. De impulsen vanuit het Rijk vallen dan weg, en ook de budgetten van de lagere overheden laten weinig ruimte voor extra uitgaven, maar door het aantrekken van de nieuwbouwpro-ductie in de b&u en de investeringen van bedrijven neemt de nieuwbouw en herstel in de gww toe met 1%. In de periode 2013-2016 groeit de nieuwbouw en herstel verder met gemiddeld 1½% per jaar. De opdrachten voor het Rijk nemen op middellange termijn af, maar de productie voor lagere overheden en bedrij-ven trekt nog wel verder aan.

Het gww-onderhoud stabiliseert zich vanaf 2012 vrijwel op het niveau van 2011. Op middellange termijn neemt het onderhoud toe met een krappe ½%. Dit hangt samen met de teruglopende budgetten op de Rijksbegroting in combina-tie met een licht verbeterende financiële positie van gemeenten. Het totale gww-productieniveau bedraagt aan het eind van deze jaren zo‘n € 13,3 miljard (prijzen 2009) en ligt hiermee vrijwel weer op het niveau van voor de crisis (2008).

Figuur 6 Gww-productie1, 1999-2016, mld euro, prijzen 2009

Bron: CBS, EIB

Page 23: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

23

De bouw regionaal

Tabel 3 geeft een samenvatting van de verdeling van de totale bouwproductie over de provincies voor de periode 2009-2011. In de afzonderlijke hoofdstukken wordt de verdeling van respectievelijk de woningbouw, de utiliteitsbouw, onderhoud gebouwen en de gww-productie gegeven. Overigens zijn de regio-nale ontwikkelingen met meer dan de gebruikelijke onzekerheden omgeven. De gepresenteerde regionale verdeling van de totale bouwproductie is vooral gebaseerd op informatie uit voortgangsstatistieken en vergunningverleningen. Regio’s hebben specifieke kenmerken. Voorbeelden daarvan zijn de bevolkings-omvang en –opbouw, de samenstelling van de werkgelegenheid en de samen-stelling van de gebouwenvoorraad. Op grond daarvan kennen ze een eigen ontwikkeling, die gevolgen heeft voor de bouwinspanningen. Bovendien kunnen door de overheid bepaalde ontwikkelingen wenselijk worden geacht,

Tabel 3 Regionale verdeling van de totale bouwproductie, 2009-2011, prijzen 2009

Niveau in mln euro Mutaties (%)

20091 20102 20112 20102 20112

NoordGroningen 1.933 1.660 1.700 -14 2½Friesland 2.162 1.760 1.810 -18½ 3Drenthe 1.507 1.310 1.265 -13 -3½

OostOverijssel 3.821 3.620 3.625 -5½ 0Flevoland 1.304 1.250 1.245 -4 -½Gelderland 7.825 7.025 7.110 -10 1

WestUtrecht 4.228 4.070 4.210 -3½ 3½Noord-Holland 8.445 7.625 7.965 -9½ 4½Zuid-Holland 14.306 13.155 12.995 -8 -1

ZuidZeeland 1.613 1.450 1.465 -10 1Noord-Brabant 9.225 7.975 8.155 -13½ 2½Limburg 3.691 3.200 3.180 -13½ -½

Nederland 60.060 54.100 54.725 -10 1

1 Voorlopige cijfers 2 Raming

Bron: EIB

Page 24: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

24

die gevolgen hebben voor de gebouwde omgeving in een bepaalde regio. Via het ruimtelijk ordeningsbeleid, het verkeers- en vervoersbeleid en het regionaal economisch beleid draagt de overheid bij aan de randvoorwaarden waarbinnen de bouwproductie gerealiseerd kan worden.De meeste provincies ontwikkelen zich binnen een redelijke bandbreedte rondom de landelijke groei. Het beeld wordt in grote lijnen bepaald door de fasering van de effecten van de afzonderlijke bouwsectoren (zie de regionale verdeling in de afzonderlijke hoofdstukken). De verschillen in ontwikkelingen worden vooral veroorzaakt door de woning- en utiliteitsbouw. De verschillen bij het onderhoud en de gww zijn relatief beperkt.Opvallend is het beeld van de drie noordelijke provincies, waarbij in 2010 de bouwproductie scherper daalde, maar ook het herstel in 2011 sterker is. In Utrecht is de ontwikkeling van de bouwproductie in 2010 en 2011 relatief stabiel.

Figuur 7 geeft de regionale spreiding weer van de totale krimp van de bouwpro-ductie in de jaren 2009 en 2010. In de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Flevoland en Drenthe was de daling het grootst, terwijl de krimp in de provin-cies Groningen en Noord-Brabant relatief beperkt bleef.

Figuur 7 Totale krimp van de bouwproductie in de jaren 2009 en 2010 naar provincie, in procenten

Bron: CBS, EIB

Page 25: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

25

Tabel 4 Werkgelegenheid in de bouw, 2009-2016, arbeidsjaren

Dzd arbeidsjaren Jaarlijkse veranderingen1 (%)

2009 20101 2010 2011 2012 20162

Werknemers 367 354 -3½ -1½ ½ ½Zelfstandigen 94 85 -10 0 7½ 1½Totaal bouw-nijverheid

461 439 -5 -1½ 1½ 1

Detachering/uitzend

17 10 -41 23 18 6

Totaal bouw gerelateerd

478 449 -6 -1 2 1

1 Raming2 Gemiddelde jaarlijkse mutatie in de periode 2013-2016

Bron: CBS, EIB

De arbeidsmarkt in de bouw

De arbeidsmarkt in de bouw kenmerkt zich door een kern van vast personeel met een flexibele schil van zelfstandigen zonder personeel (zzp), uitzendkrach-ten en gedetacheerd personeel. De werkgelegenheid in de bouw is in navolging van de bouwproductie de afgelopen twee jaar scherp gedaald. Een deel van het productieverlies is opgevangen door een verlaging van de arbeidsproductiviteit. Ook is een aanzienlijk deel opgevangen door de flexibele schil van zzp’ers, uitzendkrachten en gedetacheerd personeel, waardoor het verlies van werkne-mers in de bouw werd beperkt. De vraag naar hun diensten vanuit hoofdaanne-mers is sterk conjunctuurgevoelig. Op de inhuur van de flexibele schil kan sneller, eenvoudiger en goedkoper worden bezuinigd dan op het eigen perso-neel. Deze flexibele schil heeft in het afgelopen decennium sterk aan belang gewonnen en bedroeg in 2008 20% van de totale bouwgerelateerde werkgele-genheid, waardoor het verlies aan werknemers in relatie tot eerdere perioden met productieterugval relatief beperkt bleef.

Nadat de aan de bouw gerelateerde werkgelegenheid al in 2009 met 2,4% terugliep, zakte de werkgelegenheid in 2010 naar verwachting verder weg met 6% (zie tabel 4). Het totale werkgelegenheidsverlies in beide jaren bedroeg 41.000 arbeidsjaren, waarvan 31.000 in de bouwnijverheid en 10.000 in de detachering- en uitzendbranche. Bij werknemers ging het om een verlies van 20.000 arbeidsjaren tegen 11.000 bij zelfstandigen. De schaarse cijfers over de ontwikkeling van het arbeidsvolume van zelfstandigen maakt het beeld over 2010 nog onzeker. De grootste klappen vielen in de deelsectoren b&u en overig. In de gww liep de werkgelegenheid in 2009 nog op, waardoor de werkgelegen-

Page 26: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

26

heid hier in beide jaren in totaal met 4.000 arbeidsjaren terugliep.In 2011 zal met het aantrekken van de bouwproductie de werkgelegenheid in de bouwnijverheid stabiliseren. Als gebruikelijk bij een productieherstel zal in 2011 de werkgelegenheid van werknemers eerst nog iets teruglopen. Het zijn vooral het gedetacheerd personeel en de uitzendkrachten die als eerste van het herstel profiteren. Bedrijven zullen eerst deze flexibele schil benutten alvorens zij de verplichtingen van eigen personeel aan gaan. Ook in 2012 neemt de inzet van de flexibele schil weer sterk toe maar vlakt op middellange termijn af, waardoor het aantal arbeidsjaren van gedetacheerd personeel en uitzendkrach-ten 10% onder die van 2008 blijft steken.

Voor de zelfstandigen zal pas in 2012 een verbetering van hun arbeidsmarktpo-sitie optreden en zal hun werkgelegenheid met 6 duizend arbeidsjaren toene-men. Onzekerheid bestaat over de mate waarin ontslagen werknemers hun heil (moeten) gaan zoeken als toetredende zzp’ers. Meer zzp’ers betekent gemiddeld een lagere omzet per zzp’er. In 2012 neemt de werkgelegenheid van werknemers voor het eerst weer bescheiden toe. Na 2012 zal de historische trend naar relatief meer zzp’ers doorzetten, waardoor de groei met 1½% iets sterker is dan die bij de werknemers.

Onzekerheden

De ramingen zijn met meer dan gebruikelijke onzekerheid omgeven. Uitgangs-punt voor de ramingen is het meest recente economische beeld voor Nederland van het CPB. Het herstel in 2011 en de daaropvolgende jaren is met onzeker-heid omgeven. De grootste onzekerheid betreft de kracht van het herstel. Grote eurolanden als Duitsland en Frankrijk laten een krachtig herstel zien, maar de dreiging komt vooral van de financiële onrust in het eurogebied door de crisis rond de staatschuld van Griekenland en Ierland, die zich kan uitbreiden naar andere Europese landen. Ook is het mogelijk dat het vertrouwen van huishou-dens met het aantrekken van de arbeidsmarkt herstelt, en dat hun bestedingen weer terugkeren naar gebruikelijke niveaus en zelfs gaan ontsparen. Dit zal het herstel versterken.

Deze ontwikkelingen kunnen het economisch beeld voor Nederland verande-ren en daarmee ook het beeld voor de bouwnijverheid. Naast onzekerheden ten aanzien van de algemene economische uitgangspunten spelen voor de bouw-nijverheid ook specifieke onzekerheden een rol bij de ramingen. Zo zijn de beleidsmaatregelen van de overheid om de bouwproductie te stimuleren bij de ramingen meegenomen, maar de doorwerking van de maatregelen is met onzekerheid omgeven. Wel geldt voor belangrijke categorieën van de bouwpro-ductie dat er van veel voorlopige indicatoren gebruik kan worden gemaakt. Orderportefeuilles, vergunningen en vastgestelde overheidsbudgetten bieden belangrijke informatie voor de toekomst. Op middellange termijn bestaat er onzekerheid in welke mate de voorgenomen bezuinigingen bij het Rijk en andere overheden doorwerken in de bouwgerelateerde investeringen.

Page 27: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

27

1 Inleiding

1.1 Algemeen

De ‘Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011’ biedt bouwbedrij-ven en andere partijen in de bouwkolom inzicht in het herstel van de productie en werkgelegenheid van de bouwsector in de periode 2011 – 2016 na twee jaren van productieterugval. Algemene en gespecialiseerde bouwbedrijven, project-ontwikkelaars, toeleveranciers, financiers en overheden kunnen hiermee hun bedrijfsvoering en strategische beslissingen op de sterk veranderende ontwik-kelingen aanpassen.

In dit rapport wordt voor de verschillende deelmarkten binnen de bouw gedetailleerd ingegaan op de vooruitzichten op de korte en de middellange termijn. Het gaat daarbij om combinaties van soorten werk en types bouwpro-duct. De volgende hoofdcategorieën worden onderscheiden:

• nieuwbouw van woningen;• herstel en verbouw van woningen;• onderhoud van woningen;• nieuwbouw van utiliteitsgebouwen;• herstel en verbouw van utiliteitsgebouwen;• onderhoud van utiliteitsgebouwen;• investeringen in infrastructuur;• onderhoud van infrastructuur;• externe onderaanneming.

Het begrip bouwproductie

In dit rapport wordt de ontwikkeling van de binnenlandse bouwproductie beschreven. Met bouwproductie wordt bedoeld de productie van bedrijven uit de bedrijfstak bouwnijverheid en bouwinstallatiebedrijven. Dit is bedrijfstak 45 (F) uit de Standaard Bedrijfsindeling 1993 (SBI’93) van het Centraal Bureau voor de Statistiek.1 Deze bedrijfstak bestaat uit de volgende onderdelen:

• bouwrijp maken;• burgerlijke en utiliteitsbouw (b&u), algemeen en gespecialiseerd;• grond-, water- en wegenbouw (gww of infrastructurele bouw), algemeen en gespecialiseerd;• bouwinstallatie (loodgieters, werktuigbouwkundige installateurs, elektrainstallateurs);• afbouw (schilders, stukadoors, wand- en vloerafwerking, aftimmeren);• verhuur van bouwmachines met personeel.

1 In de nieuwe bedrijfsindeling van het CBS (SBI’2008) valt ook de productie van projectontwik- kelaars onder de bedrijfstak Bouwnijverheid. In deze publicatie wordt de productie van projectontwikkelaars buiten beschouwing gelaten.

Page 28: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

28

Het productiebegrip is gedefinieerd als de bruto toegevoegde waarde van de bedrijven (lonen, winsten, afschrijvingen) plus het verbruik van materialen enmaterieel. Het gaat hier om het bedrijfstakconcept. In deze definitie blijven zwartwerk, doe-het-zelfwerk en bouwkundige werkzaamheden van niet-bouw-bedrijven (zoals bijvoorbeeld onderhoudsdiensten van woningcorporaties) buiten beschouwing. Dit in tegenstelling tot het brancheconcept, waarin dergelijke werkzaamheden wel zijn opgenomen. Cijfers die zijn gebaseerd op het laatstgenoemde concept, komen aanzienlijk hoger uit. Het EIB gebruikt branchecijfers bijvoorbeeld voor de vergelijking met de bouwproductie in andere landen.2

Alle productiebedragen zijn genoteerd in vaste prijzen van 2009, het meest recente realisatiejaar van de CBS Nationale rekeningen statistieken. De ontwik-kelingen en de prognoses hebben betrekking op het volume van de productie. Als bijvoorbeeld een groei wordt geraamd van 3% is daar niet de bouwkosten-stijging bij inbegrepen. Als deze 2% bedraagt, komt de omzetgroei dus globaal uit op 5%.

Verhoudingen

In figuur 1.1 is aangegeven hoe de totale bouwproductie over de verschillende onderdelen van de bouwproductie in 2009 was verdeeld. Hierbij zijn voor de

2 Zie Euroconstruct, ‘The Construction Market in Europe’, Budapest, december 2010.

Figuur 1.1 De bouwproductie naar sector, procentuele verdeling, 2009

Bron: CBS

Page 29: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

29

investeringen in woningen, utiliteitsgebouwen en gww-werken de nieuwbouw- en herstel- en verbouwactiviteiten samengenomen.De investeringen zijn goed voor ruim 70% van de bouwproductie. Het onder-houd neemt een kwart voor zijn rekening. De restpost ‘externe onderaanne-ming’ bestaat uit werkzaamheden van bouw- en bouwinstallatiebedrijven die in onderaanneming zijn uitgevoerd voor partijen buiten de bouw. Het gaat daarbij vooral om werk voor projectontwikkelaars die zelf als hoofdaannemer van werken optreden.Binnen deze hoofdcategorieën worden weer deelmarkten onderscheiden die afzonderlijk voor de ramingen worden onderscheiden. Het gaat hierbij om deelmarkten naar het soort bouwproduct (bijvoorbeeld koop- of huurwoningen, agrarische gebouwen, kantoren) of naar het soort opdrachtgever (bijvoorbeeld rijk of gemeenten, privaat of publiek).

1.2 Achtergronden

Conjunctuur

De ontwikkeling van de bouw kent een duidelijke samenhang met de conjunc-tuur. Als indicator voor de conjunctuur geldt de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp). Het zijn vooral de nieuwbouw en, in mindere mate, de herstel- en verbouwactiviteiten in de b&u die zeer conjunctuurgevoelig zijn. De gww-productie en het onderhoud van gebouwen zijn minder conjunctuur-gevoelig.

Figuur 1.2 De ontwikkeling van de economie, de bedrijfsinvesteringen en de bouwproductie, 2002-2010, jaarlijkse mutaties in procenten

Bron: CBS, CPB, EIB

Page 30: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

30

Nadat de wereldwijde recessie in het derde kwartaal van 2008 intrad en halver-wege 2009 het dieptepunt werd bereikt, was afgelopen jaar vooral het jaar van herstel van de wereldeconomie. Na een krimp van 3,9% in 2009 groeide de Nederlandse economie in 2010 naar verwachting van het Centraal Planbureau met 1¾%.3 Forse wereldwijde ingrepen in de financiële sector, internationaal gecoördineerde herstelpakketten en het laten werken van automatische stabilisatoren maakten dit herstel mogelijk.

Net als ons omringende landen zette in Nederland het herstel zich in het derde kwartaal van 2009 in. De Nederlandse economie realiseerde in het derde kwartaal van 2010 een groei van 1,8% ten opzichte van het derde kwartaal in 2009. Weliswaar was in het derde kwartaal sprake van een lichte daling ten opzichte van het voorafgaande kwartaal, maar dit kwam vooral doordat de voorraden nauwelijks verder zijn aangevuld en er minder gas werd uitgevoerd. De consumptie van huishoudens en de investeringen in woningen droegen niet bij aan deze groei. Door de inkomensonzekerheid stellen huishoudens grote bestedingen uit en zijn meer gaan sparen. De groei werd vooral gerealiseerd door meer uitvoer, waar vooral de industrie van profiteerde.

Voor komend jaar verwacht het CPB dat de Nederlandse economie met 1½% verder zal groeien. Dit herstel is in het licht van de grote terugval in 2009 bescheiden. Ondanks de aantrekkende arbeidsmarkt gaat het CPB er van uit dat de gezinnen ook in 2011 blijven sparen, mede om het vermogensverlies van de afgelopen jaren enigszins op te vangen. Door bezuinigingen en het aflopen van het stimuleringspakket zullen in 2011 de overheidsbestedingen niet aan de groei bijdragen. De werkgelegenheid groeit in 2011 met ¾%, waardoor de werkloosheid licht kan teruglopen tot gemiddeld 5%. Op middellange termijn verwacht het CPB ook geen duidelijk herstel, maar blijft de groei steken op gemiddeld 1½% per jaar.

De bouw in Europa

De bouw is een vooral op de binnenlandse vraag georiënteerde bedrijfstak met beperkte grensoverschrijdende activiteiten. Dit betekent niet dat de ontwikke-lingen in de door ons omringende landen zonder betekenis zijn voor de Neder-landse bouw. Toeleveranciers van een aantal bouwmaterialen opereren wel op Europese schaal, waardoor afzetontwikkelingen in andere Europese landen ook gevolgen kunnen hebben voor die in Nederland. Ook zijn de grote bouwcon-cerns in ons land internationaal georiënteerd; grofweg een derde van hun concernomzet wordt behaald in het buitenland.4 Dit levert vooral werk op voor lokale buitenlandse onderaannemers en/of werkmaatschappijen. Een deel van de buitenlandse omzet heeft betrekking op werk in Duitsland of België binnen een betrekkelijk korte afstand van de eigen vestiging. Voor bedrijven uit de grensstreken biedt het bouwen over de grens een serieus alternatief.

In figuur 1.3 zijn de vooruitzichten voor de verschillende onderdelen van de bouwmarkt in de andere landen van het Euroconstructgebied5 samengevat.

3 Zie CPB, Decemberraming 2010, CPB-nieuwsbrief 2010/4.4 In 2009 kwam 35% van de omzet van grote Nederlandse bouwconcerns uit het buitenland. (Bouwconcerns in beeld 2009-2010, EIB: Amsterdam).5 Het Euroconstructgebied omvat: Oostenrijk, België, Tsjechië, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Ierland, Italië, Nederland, Noorwegen, Polen, Portugal, Slowakije, Spanje, Zweden, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk.

Page 31: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

31

De ontwikkelingen in Spanje en Ierland zijn niet meegenomen om de cijfers niet de laten vertekenen door de uitzonderlijk hoge terugval van de bouwpro-ductie in deze landen. Per type bouwwerk (woningen, utiliteitsgebouwen en gww-werken) is de ontwikkeling van de totale bouw (nieuwbouw, herstel en verbouw, en onderhoud) weergegeven. De cijfers zijn ontleend aan Eurocon-struct6, een samenwerkingsverband van negentien Europese instituten die zich bezighouden met onderzoek naar de bouwmarkt en de bouwarbeidsmarkt.

In het Euroconstructgebied werden in 2009 voornamelijk de woning- en utili-teitsbouw geconfronteerd met forse dalingen. De investeringen in gww-werken lieten toen een beperkte daling zien. Naar verwachting is het bouwproductievo-lume in 2010 licht verder gedaald. In 2010 stegen de gww-investeringen al weer mede vanwege diverse stimuleringpakketten. De utiliteitsbouw blijft hierbij achter en daalde ook in 2010.

Het beeld dat hieruit naar voren komt is dat de meeste andere landen in het Euroconstructgebied beperktere gevolgen van de recessie voor de bouwproduc-tie ondervinden. Terwijl in Nederland de bouwproductie in de jaren 2009-2010 in totaal met 14% krimpt, blijft de krimp van de bouwproductie in deze landen in de jaren 2008-2010 beperkt tot in totaal 8%.

6 Euroconstruct, Summary Report, Budapest, december 2010.

Onzekerheden rond de ramingen: kracht van het herstel

Uitgangspunt voor de ramingen is het meest recente economische beeld voor Nederland van het CPB. Het herstel in 2011 en de daaropvolgende jaren is met onzekerheid omgeven. De grootste onzekerheid betreft de kracht van het herstel. Grote eurolanden als Duitsland en Frankrijk laten een krachtig herstel zien, maar de dreiging komt vooral van de financiële onrust in het eurogebied door de crisis rond de staatschuld van Grieken-land en Ierland, die zich kan uitbreiden naar andere Europese landen. Ook is het mogelijk dat het vertrouwen van huishoudens met het aantrekken van de arbeidsmarkt herstelt, en dat hun bestedingen weer terugkeren naar gebruikelijke niveaus en zelfs gaan ontsparen. Dit zal het herstel versterken.

Deze ontwikkelingen kunnen het economisch beeld voor Nederland veranderen en daarmee ook het beeld voor de bouwnijverheid. Naast onzekerheden ten aanzien van de algemene economische uitgangspunten spelen voor de bouwnijverheid ook specifieke onzekerheden een rol bij de ramingen. Zo zijn de beleidsmaatregelen van de overheid om de bouwpro-ductie te stimuleren bij de ramingen meegenomen, maar de doorwerking van de maatregelen is met onzekerheid omgeven. Wel geldt voor belang-rijke categorieën van de bouwproductie dat er van veel voorlopige indica-toren gebruik kan worden gemaakt. Orderportefeuilles, vergunningen en vastgestelde overheidsbudgetten bieden belangrijke informatie voor de toekomst. Op middellange termijn bestaat er onzekerheid in welke mate de voorgenomen bezuinigingen bij het Rijk en andere overheden doorwer-ken in de bouwgerelateerde investeringen.

Page 32: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

32

Een belangrijke verklaring voor dit verschil is het verschil in samenstelling van de bouwproductie. Zo bestaat de Nederlandse bouwproductie in verhouding met de andere landen uit veel nieuwbouw en minder uit herstel en verbouw en onderhoud. Nieuwbouw is in de regel gevoeliger voor conjuncturele ontwikke-lingen.

Om deze reden is in figuur 1.4 voor de nieuwbouwproductie van woningen een vergelijking gemaakt tussen Nederland en de overige twaalf West-Europese landen. Er lijkt zowel een verschil in fase, als in intensiteit te zijn. Het jaar 2010 was voor Nederland nog een jaar waarin de woningbouw fors afnam, ook in vergelijking met andere Europese landen. De jaren daarna laten een duidelijker herstel zien van de woningbouw.

Figuur 1.3 Ontwikkeling van de bouwproductie naar sector in andere West-Europese landen (excl. Spanje en Ierland), procentuele verandering, 2009-2012

Bron: Euroconstruct

Page 33: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

33

1.3 Indeling van het rapport

In de hoofdstukken 2 tot en met 5 komen de sectorale bouwmarktramingen aan de orde. Deze hoofdstukken richten zich achtereenvolgens op de woning-bouw, de utiliteitsbouw, het onderhoud van gebouwen (woningen en utiliteits-gebouwen) en de grond-, water- en wegenbouw. Per sector worden de recente ontwikkelingen op de verschillende deelmarkten geanalyseerd en wordt onderzocht of en in welke mate in de toekomst veranderingen optreden in de omstandigheden waaronder de bedrijven in deze specifieke sectoren moeten opereren.

Naar aanleiding daarvan worden landelijke bouwmarktramingen opgesteld voor de korte (2011 en 2012) en de middellange termijn (2013-2016). In de bouw is het kleinbedrijf sterk vertegenwoordigd. Veel van deze bedrijven zijn in hoofdzaak gericht op de lokale of de regionale markt. Per onderdeel worden de landelijke ramingen daarom ook gesplitst naar provincie. In aansluiting daarop komen in hoofdstuk 6 de gevolgen van de bouwmarktramingen aan de orde voor de vraag op de arbeidsmarkt. De analyse vindt plaats op het niveau van werknemers, zelfstandigen (waaronder zelfstandigen zonder personeel) en bij de bouw gedetacheerd personeel.

Figuur 1.4 Ontwikkeling van de nieuwbouwproductie van woningen in Nederland en in andere West-Europese landen (excl. Spanje en Ierland), procentuele verandering, 2008-2012

Bron: Euroconstruct, EIB

Page 34: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

34

Page 35: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

35

2 Woningbouw

Na twee jaren van forse krimp, waarin in totaal bijna een kwart van de woningbouw-productie verloren ging, lijkt het dieptepunt eind 2010 bereikt. Begin 2011 zet het herstel in, maar het niveau van de woningbouwproductie is nog steeds laag vanwege de lange doorlooptijd van bouwprojecten. Naast het herstel van de vraag naar gebruike-lijke niveaus is er ook sprake van inhaalvraag. Aan het eind van de periode tot 2016 ebt deze inhaalvraag weg en daalt de woningbouwproductie tot een structureel niveau, dat vanwege de demografische ontwikkelingen lager ligt dan voor de crisis.

2.1 Algemeen beeld

In 2009 en 2010 daalde de woningbouwproductie fors door de recessie die in 2008 inzette. In twee jaar tijd daalde de jaarlijkse woningbouwproductie naar verwachting met ongeveer 23%. De grootste klap viel in de nieuwbouwproduc-tie: deze daalde naar verwachting met 27%.

De totale woningbouwproductie, inclusief herstel en verbouw, kwam hierdoor in 2010 op een niveau van € 17,7 miljard te liggen. De nieuwbouwproductie daalde in 2010 naar verwachting met 16½%. De herstel en verbouw van wonin-gen daalde ook in 2010, maar met 7% was deze daling gematigder dan de daling van de nieuwbouwproductie.

Ontwikkelingen op de woningmarkt wijzen erop dat in 2010 het dal bereikt is. De verkopen van nieuwe woningen trekken weer aan, aan de sterke daling van transacties en prijzen lijkt vanaf begin 2010 een eind te zijn gekomen. Architec-ten zien het aantal opdrachten weer toenemen.

Tabel 2.1 Woningproductie, niveau en mutatie, 2009-2016

Miljoen € Jaarlijkse veranderingen (%)

2009 2010 2010 2011 2012 20161

Nieuwbouw 13.271 11.075 -16½ 5 7½ 3Herstel en verbouw 7.073 6.575 -7 5 3½ 2½

Totaal 20.344 17.650 -13 5 6 3

1 Het betreft de gemiddelde stijging over de periode 2013-2016

Bron: CBS, EIB

Page 36: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

36

Het aantal gereedgemelde woningen daalde van 78.882 in 2008 naar 56.000 in 2010. In het cijfer voor 2010 zit wel een administratieve vertekening (zie kader verder in dit hoofdstuk). Gecorrigeerd voor deze vertekening bedraagt het aantal gereedgemelde woningen 62.000.In 2011 zal naar verwachting het nieuwbouwproductievolume met 5% toene-men. Het aantal voltooide woningen neemt toe tot 64.000.

De daling van de herstel- en verbouwproductie is gematigder, maar met naar verwachting 7% in 2010 nog altijd fors. Vanaf 2011 laat ook de herstel- en verbouwproductie weer groei zien.

Vanwege de lange doorlooptijd van bouwprojecten en de omvang van het productieverlies duurt het enige jaren voordat het productieniveau van voor de crisis bereikt wordt. Over de jaren 2013-2016 groeit de bouwproductie jaarlijks gemiddeld 3%. Naast het herstel van de vraag naar gebruikelijke niveaus is er aan het begin van deze periode ook sprake van inhaalvraag. De nieuwbouwpro-ductie stijgt in deze jaren naar verwachting harder dan de herstel en verbouw, aangezien de inhaalvraag hier groter is. Aan het eind van deze periode ebt deze inhaalvraag weg en daalt de woningbouwproductie tot een structureel niveau, dat vanwege de demografische ontwikkelingen lager ligt dan voor de crisis.

Figuur 2.1 Woningprijs en woningtransacties, jaarmutaties per kwartaal (%), 2004-2010 III

Bron: CBS/Kadaster

Page 37: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

37

2.2 Recente ontwikkelingen op de woningmarkt

De crisis leidde tot een vraaguitval op de woningmarkt. Deze kwam tot uitdruk-king in lagere prijzen en minder transacties. Met name de transacties gingen vanaf de tweede helft van 2008 flink onderuit (figuur 2.1). Hoewel de transacties in 2010 zelfs weer een stijging laten zien liggen deze in het derde kwartaal van dat jaar nog altijd een derde lager dan het niveau van twee jaar geleden. De vraaguitval uitte zich vooral in een daling van het aantal transacties, waardoor de prijsdaling beperkt bleef. De daling van het aantal transacties liep vooruit op de prijsdaling. De prijzen op de woningmarkt begonnen dan ook pas vanaf begin 2009 te dalen. In het derde kwartaal van 2010 lag het niveau ruim 5% lager dan voordat de daling inzette. Er lijkt vanaf dat moment sprake van een stabilisering van de prijs.De ontwikkeling van de hypotheekrente heeft grote invloed op het prijsverloop op de woningmarkt. Een stijging van de hypotheekrente met 1%-punt corres-pondeert met een afname van de vraag met 10%. Het is dan ook niet verwon-derlijk dat de daling van transacties en prijzen werd voorafgegaan door een stijging van de hypotheekrente. Deze stijging zet in in 2006 (figuur 2.2), hiertoe opgestuwd door een stijging van andere rentevoeten, met name de korte rente.Inmiddels zijn zowel de lange rente als de korte rente fors gedaald sinds de uitbraak van de crisis. Deze daling heeft zich slechts in beperkte mate doorver-taald in de hypotheekrente. De risico-opslag op de hypotheekrente bedraagt in 2010 ten opzichte van de lange rente bijna 200 basispunten en ten opzichte van de korte rente ruim 400 basispunten (over de eerste drie kwartalen). De risico-opslag is hiermee meer dan twee keer zo hoog als voor de crisis.

Figuur 2.2 Hypotheekrente (5-10 jaar vast), Korte rente (3-maands Euribor) en Lange rente (staatsobligatie, jongste 10-jarige), per kwartaal (%), 2003-2010 III

Bron: DNB

Page 38: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

38

De hoge risico-opslag lijkt geen verband te houden met het default risk van hypotheken op de Nederlandse woningmarkt, dat wil zeggen, het risico dat de bank het geleende geld niet terug krijgt. Weliswaar ligt het aantal gedwongen verkopen in 2010 25% hoger dan in 2008, maar dit aantal is met een niveau van ruim 1.500 over de eerste drie kwartalen van 2010 nog steeds bescheiden. In dit licht mag worden verondersteld dat de risico-opslag zich zal herstellen tot een meer gebruikelijk niveau van onder de 100 basispunten. Hier staat tegenover dat de onderliggende marktrentevoeten (korte en lange rente) in historisch perspectief erg laag zijn. Hier doet zich recent weer een stijging voor, die doorgezet kan worden in de komende jaren.Per saldo lijkt er echter ruimte voor enige neerwaartse druk op de hypotheek-rente. Als deze verder daalt zullen de huizenprijzen stijgen en zal het vraag-herstel op de woningmarkt bevorderd worden.

Er zijn ook andere recente ontwikkelingen die wijzen op een spoedig herstel van de woningbouwproductie. De ontwikkeling van het aantal verkochte nieuwe woningen loopt over het algemeen voor op de ontwikkelingen in de bouwproductie. Het aantal verkochte nieuwe woningen bereikte begin 2009 het dieptepunt (figuur 2.3). In het tweede kwartaal van 2010 was al sprake van bijna een verdubbeling van het aantal verkopen ten opzichte van het voorafgaande jaar.

1 Tweede kwartaal 2010 schatting o.b.v. afgegeven certificaten

Figuur 2.3 Verkochte nieuwbouwwoningen1 (aantal per kwartaal, linkeras) en bouwsom opdrachten voor nieuwe woningen aan architecten (index, rechteras), 2007-2010 II

Bron: CBS, Monitor Nieuwe Woningen, EIB

Page 39: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

39

Ook de verstrekte opdrachten aan architecten lopen vaak vooruit op ontwikke-lingen in de bouwproductie. Uit figuur 2.3 blijkt dat de totale bouwsom corres-ponderend met de opdrachten aan architecten eind 2009 nog niet een kwart bedroeg van het niveau begin 2007. Sinds de crisis uitbrak zijn de opdrachten meer dan gehalveerd. Vanaf 2010 trekken de opdrachten voor de nieuwbouw van woningen weer aan, hetgeen duidt op een herstel. Ook hier lijkt de bodem in de daling dus bereikt. Omdat het ontwerpproces voorafgaat aan het bouw-proces mag worden verwacht dat dit spoedig tot een herstel van de woning-bouwproductie zal leiden.

2.3 Doorwerking naar de bouwproductie

De eerste tekenen van herstel lijken zich ook in de orderportefeuilles voor de woningbouw door te vertalen (figuur 2.4). In 2010 is ook daar, zij het voorzichtig, de weg naar boven gevonden. Met een orderportefeuille van 6,2 maanden in november ligt deze nog altijd 35% lager dan op het hoogtepunt, voor de crisis.Voor de productie is ook het aantal afgegeven bouwvergunningen van belang. In figuur 2.5 is voor de nieuwbouw de mutatie van het volume van de afgege-ven bouwvergunningen en de productie per half jaar uiteengezet. Het vergun-ningenverloop loopt vooruit op de ontwikkeling van de productie. Het duurt even voordat een afgegeven bouwvergunning ook daadwerkelijk tot productie leidt. Het dieptepunt in de vergunninguitgifte lijkt te zijn bereikt.

Figuur 2.4 Ontwikkeling orderportefeuille woningbouw 2001-oktober 2010

Bron: EIB

Page 40: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

40

2.4 Nieuwbouw van woningen

Korte termijn

In 2010 speelt de vraaguitval als gevolg van de recessie nog een grote rol in de afgifte van bouwvergunningen. Deze vraaguitval begon in 2008 en heeft een aantal oorzaken. In de eerste plaats zagen consumenten hun baan- en inko-menszekerheid afnemen. Daarnaast leidde de aanvankelijke stijging van de hypotheekrente tot hogere financieringskosten voor een woning. Bovendien an-ticipeerden consumenten op de kans op prijsdalingen. Een dergelijke dynamiek zien we ook op andere markten dan de woningmarkt. Ook als het gaat om andere grote consumptieve uitgaven, zoals de aankoop van een auto, wacht de consument af. Daarnaast hadden huishoudens te maken met een beperking van de kredietfaciliteiten: het is moeilijker een hypotheek te krijgen omdat hypotheekverstrekkers de hypotheekvoorwaarden hebben aangescherpt.Door deze vraaguitval ligt het aantal bouwvergunningen in 2010 naar verwach-ting bijna 30% lager dan in 2008.

Zoals uiteengezet in paragraaf 2.2 en 2.3 is het dal in 2010 bereikt. De vergun-ningen voor bouwers voor de markt lieten halverwege 2010 al een maand op maand stijging zien. In 2011 zal naar verwachting, in navolging van het aantal verkochte nieuwe woningen, het aantal afgegeven bouwvergunningen met 20% stijgen.

Figuur 2.5 Woningbouwproductie en volume van de vergunningen (nieuwbouw), 1999-2010, jaar-op-jaar-mutatie op halfjaar basis

Bron: EIB

Page 41: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

41

Tabel 2.2 Afgegeven bouwvergunningen, naar woningtype en opdrachtgever, 2009-2016

2009 20101 20111 20121 20161

Woningtype

Huur 25.951 19.000 19.000 20.500 18.000

Koop 46.695 43.000 55.000 60.500 52.000

Opdrachtgever

Woningcorporaties en overheid 24.977 17.500 19.000 20.000 19.000

Bouwers voor de markt 39.629 38.000 46.000 52.000 44.000

Overige particulieren 8.040 6.500 9.000 8.500 7.000

Totaal2 72.646 62.000 74.000 81.000 70.000

1 Raming2 Verschillen in optelling komen door afrondingsverschillen

Bron: CBS, EIB

Het aantal voltooide woningen volgt met enige vertraging de ontwikkeling in de vergunningenuitgifte, vanwege de lange doorlooptijd van bouwprojecten. Dit aantal daalt in 2010 verder tot een dieptepunt van 56.000 (figuur 2.6). In het cijfer voor 2010 zit wel een administratieve vertekening (zie kader). Gecorri-geerd voor deze vertekening bedraagt het aantal gereedgemelde woningen 62.000. In 2011 zal naar verwachting het nieuwbouwproductievolume met 5% toenemen. Het aantal voltooide woningen neemt toe tot 64.000. Hiermee is het beeld voor 2011, mede door de getroffen crisismaatregelen, iets positiever dan een jaar geleden werd verwacht. Het verschil wordt veroorzaakt doordat er over de eerste drie kwartalen van 2010 meer vergunningen werden verstrekt dan geraamd. Het totaal aantal afgegeven bouwvergunningen over 2010 komt hiermee naar verwachting op 62.000 in plaats van de vorig jaar geraamde 57.000.

In 2010 is het aantal afgegeven bouwvergunningen in opdracht van woningcor-poraties sterker gedaald dan bij de bouwers voor de markt. Bij deze laatste categorie opdrachtgevers daalde al in 2009 het aantal afgegeven bouwvergun-ningen met een kwart, terwijl bij de woningcorporaties de vergunningafgifte stabiliseerde. Woningcorporaties lijken hiermee eerst een anticyclische rol gespeeld te hebben, waarbij de investeringen zoveel mogelijk op peil werden gehouden. Deze rol kunnen ze echter niet langer volhouden. De financiën van woningcorporaties staan onder druk. De afgelopen jaren hebben de woningcor-poraties flinke inspanningen gedaan om nieuwbouw van sociale huurwonin-gen en grootschalige stedelijke vernieuwing met veel sloop en nieuwbouw te realiseren. Dit zijn verliesgevende activiteiten. De bouw van een sociale huur-woning leidt tot een onrendabele investering: de stichtingskosten zijn hoger

Page 42: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

42

dan de bedrijfswaarde die de woning vertegenwoordigt indien deze de gehele levensduur als sociale huurwoning wordt verhuurd. Met het ingezette huurbe-leid van de rijksoverheid, waarbij de huurontwikkeling de inflatie volgt, terwijl de bouwkosten gemiddeld harder stijgen dan de inflatie, leidt dit tot uitholling van de operationele kasstroom en hiermee de investeringscapaciteit van woningcorporaties. De recent ingevoerde integrale VPB-heffing versterkt dit effect. Het Regeerakkoord biedt enerzijds meer ruimte voor huurverhogingen voor mensen met hoge inkomens en het afschaffen van de ‘Vogelaarheffing’ voor de wijkaanpak. Anderzijds wordt een nieuwe belasting op bezit geheven. Wat dit betekent op individueel niveau voor een woningcorporatie is nog niet uitgekristalliseerd, hetgeen tot grote onzekerheid leidt over de investeringsca-paciteit van woningcorporaties.Dit alles leidt ertoe dat in 2010 het aantal vergunningen voor woningcorpora-ties naar verwachting bijna 30% lager lag dan het jaar daarvoor. In 2011 laat het aantal afgegeven bouwvergunningen voor deze categorie opdrachtgevers naar verwachting weliswaar weer een stijging zien, maar deze is veel minder fors dan de stijging van vergunningen voor bouwers voor de markt.

Administratieve vertekening van het aantal gereedmeldingen

Het CBS rapporteert jaarlijks over het aantal gereedgemelde woningen. Dit aantal bedraagt in 2009 volgens het CBS 82.932. Dit impliceert een forse stijging van het aantal gereedgemelde woningen in 2009. Dit lijkt zich slecht te verhouden tot het beeld van de CBS-gegevens over de ontwikke-ling van de woningbouwproductie. Er is geen één op één relatie tussen aantallen gereedmeldingen en de productiecijfers, aangezien gereedge-melde woningen in de jaren voor gereedmelding al tot productie hebben geleid. Maar in 2009 vertonen deze twee grootheden wel een erg grote discrepantie: de gereedmeldingen stegen fors in dat jaar, terwijl de nieuwbouwproductie daalde met 13%.Een dergelijke discrepantie wijst op een administratieve vertekening van het aantal gereedmeldingen. In 2009 liepen de woningbouwafspraken met het Rijk af, waarbij de BLS-subsidies direct gekoppeld waren aan het aantal in 2005 t/m 2009 gereedgemelde woningen.Als basis voor onze raming van de verwachtingen van de bouwproductie gaan wij er dan ook van uit dat een aantal van 10.000 gereedmeldingen in 2009 een administratief karakter heeft. Het betreft hier deels een betere registratie van al eerder gerealiseerde woningen en deels een versnelling van het gereed melden van woningen aan het eind van de periode. Het eerste effect wordt geschat op 4.000 woningen. Voor het tweede effect gaan wij uit van 6.000 woningen: hiervoor geldt dat ook in 2010 een administratieve correctie zal plaatsvinden in de gereedmeldingen, maar dan neerwaarts in plaats van naar boven. Daardoor komt het gecorrigeer-de cijfer waar het EIB vanuit gaat als basis voor de verwachtingen in 2010 uit op 62.000 in plaats van op 56.000. Het aantal gereedmeldingen in 2011 impliceert met een aantal van 64.000 dus een stijging van het aantal gereedmeldingen in dat jaar met 2.000 ten opzichte van het gecorrigeerde cijfer over 2010.In figuur 2.6 zijn de realisaties voor 2009 weergegeven volgens de opgave van het CBS (feitelijk) en wat het EIB gebruikt als basis voor haar raming (gecorrigeerd). Vanaf 2011 is de EIB-raming weergegeven.

Page 43: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

43

Bovenstaand verloop van de vergunningen voor woningcorporaties en bouwers voor de markt vertaalt zich door in het vergunningverloop naar koop en huur. Het grootste deel van de huurwoningen zijn sociale huurwoningen die ge-bouwd worden door woningcorporaties. Het aantal huurwoningen waarvoor een vergunning wordt aangevraagd neemt in 2009 met 9% zelfs nog fors toe. In dat jaar werden ook veel projecten herontwikkeld: er kwam een ander woning-bouwprogramma, met meer huurwoningen. De vraaguitval vond namelijk met name plaats in het koopsegment.In 2010 neemt het aantal huurwoningen waarvoor een vergunning wordt aangevraagd echter naar verwachting ook fors af. De bouw van huurwoningen kan zich dus niet onttrekken aan de crisis, zij het dat de klap later komt. In 2011 zit het aantal vergunningen voor het koopsegment naar verwachting weer fors in de plus, terwijl in dat jaar de vergunningafgifte voor huurwoningen slechts licht aantrekt.

Middellange termijn

Naast het herstel van de vraag naar gebruikelijke niveaus is er op middellange termijn ook sprake van inhaalvraag. De vraaguitval door consumenten is uiteindelijk vooral een tijdelijk gegeven. Aan het eind van de periode 2013-2016 ebt deze inhaalvraag weg en daalt de woningbouwproductie tot een structureel niveau, dat lager ligt dan voor de crisis. Dit komt enerzijds door de demografi-

Figuur 2.6 Gereedgekomen woningen, realisaties (t/m 2009) en prognose (v.a. 2010)

Bron: EIB, CBS

Page 44: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

44

Beleidsmaatregelen

Het Rijk heeft een aantal maatregelen genomen om de woningbouwpro-ductie te stimuleren:

• VoordeTijdelijkeStimuleringsregelingWoningbouwprojectenis€350 miljoen uitgetrokken. Hiermee wordt het marktsegment in de woning- bouw ondersteund. Het geld is in drie tranches beschikbaar gesteld voor woningbouwprojecten die voor een bepaalde datum starten met de bouw, met een aantal nadere voorwaarden.• Deinvesteringsmogelijkhedenvoorwoningcorporatieszijnverruimd door de grens waarvoor met borging door het Rijk geleend kan worden te verruimen. Deze zogenaamde WSW-grens is structureel verhoogd van € 200.000 naar € 240.000• Depositievandewoonconsumentisversterktdooreentijdelijke verhoging van de NHG-grens van € 265.000 naar € 350.000. Met Natio- nale Hypotheekgarantie (NHG) kunnen kopers goedkoper lenen, omdat het Rijk garant staat. Deze tijdelijke verhoging is recentelijk verlengd t/m 31 december 2011.• Energiebesparingindegebouwdeomgevingwordtopdiversemanieren gestimuleerd. Voor de tijdelijke subsidieregeling isolatieglas is een budget van € 50 miljoen beschikbaar. Deze regeling geldt t/m 31 decem- ber 2010. Voor de tijdelijke verruiming van de energie-investeringsaf- trek is t/m 30 november 2010 een budget van € 277,5 miljoen beschik- baar. De tijdelijke garantstelling energiebesparingskrediet gold t/m 30 juni 2010. Hiervoor was een budget van € 35 miljoen beschikbaar.• RecentiseentijdelijkeverlagingvanhetBTW-tariefingevoerdvoor herstel en verbouw en onderhoud van woningen van 19% naar 6%.

Deze maatregelen hebben een stimulerend effect op de woningbouwpro-ductie. De mate waarin het effect zich voordoet is onder andere afhanke-lijk van de mate waarin andere woningbouwprojecten verdrongen worden door gesubsidieerde projecten en de wijze waarop de vraagstimulering doorwerkt naar de nieuwbouw. Daarnaast geldt voor maatregelen voor bijvoorbeeld duurzaamheid en voor de herstel en verbouw, dat (een deel van de) consumenten zonder de maatregel vermoedelijk ook een deel van de investering had gepleegd.Momenteel verricht het EIB onderzoek naar de mate waarin deze effecten optreden. Medio 2011 zal dit onderzoek worden afgerond.

sche ontwikkelingen: wegens de vergrijzing groeit de bevolking minder hard. Anderzijds speelt een rol dat budgetten van gemeenten en woningcorporaties, alsmede rijksbudgetten voor stedelijke vernieuwing en woningbouw, onder druk staan. Hierdoor wordt het oude niveau van stedelijke vernieuwing met grootschalige sloop en nieuwbouw waarschijnlijk niet opnieuw gehaald in deze periode. Dit is in tabel 2.2 zichtbaar in het aantal bouwergunningen dat ver-strekt wordt aan woningcorporaties.Het Rijk wil korten op de budgetten voor stedelijke vernieuwing en de BLS-gelden voor het aanjagen van de woningbouw. Gemeenten zijn een belangrijke

Page 45: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

45

Tabel 2.3 Vergunningvolume in de woningnieuwbouw en productie- volume in nieuwbouw en herstel en verbouw van woningen, 2009-2016 (mln euro, excl. btw, prijzen 2009)

Bron: CBS, EIB

2009 2010 2011 2012 20161

Nieuwbouw

Vergunningenvolume 9.874 8.625 10.525 11.500 10.300

Δ % -18,1 -12½ 22 9½ -2½

Productievolume 13.271 11.075 11.625 12.675 14.275

Δ % -13 -16½ 5 7½ 3

Herstel en verbouw

Productievolume 7.073 6.575 6.900 7.150 7.900

Δ % -8½ -7 5 3½ 2½

1 Gemiddelde jaarlijkse mutatie in de periode 2013-2016

partner in de woningbouwontwikkeling. Zij zagen echter in de crisis hun inkomsten uit woningbouw teruglopen en ook langs andere wegen staan gemeentelijke budgetten onder druk. De belangrijkste inkomstenbron van gemeenten, het Gemeentefonds, wordt verlaagd en ook andere inkomsten, zoals de OZB en de toeristenbelasting, zijn gedaald als gevolg van de crisis. Een positief effect gaat uit van het gegeven dat het rijk in deze regeerperiode de hypotheekrente ongemoeid laat, waardoor grote prijsdalingen voorlopig niet zijn te verwachten.Onder invloed van een aantrekkende consumentenvraag zet het herstel van met name de nieuwbouwproductie vanaf 2012 dan ook krachtig door. Het aantal opgeleverde woningen komt naar verwachting tijdelijk boven het niveau te liggen dat nodig is voor het opvangen van de structurele woningvraag. Na 2015 zal naar verwachting de productie weer terugkeren op het niveau dat nodig is om de structurele vraagontwikkeling op te vangen. Als gevolg van demografische ontwikkelingen en het onder druk staan van budgetten van overheden en corporaties zal dit structurele niveau echter wel lager zijn dan in de periode voordat de crisis uitbrak. In lijn met de marktontwikkelingen komt het herstel met name van de bou-wers voor de markt en de overige particuliere opdrachtgevers. Op middellange termijn stabiliseert het marktaandeel van de bouwers voor de markt op bijna tweederde van het totaal aantal vergunningen. Het aandeel van de woningcor-poraties in de vergunningverlening komt uit op een niveau van ruim een kwart van het totaal, omdat de grootschalige sloop en nieuwbouw in deze periode vermoedelijk niet naar het niveau terugkeert van voor de crisis. De overige particuliere opdrachtgevers nemen op middellange termijn ongeveer 10% van de nieuwbouwproductie voor hun rekening.

Page 46: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

46

Door de crisis daalde de nieuwbouw over 2009 en 2010 met in totaal 27%. Hiermee kwam de nieuwbouwproductie vorig jaar op een niveau van € 11,1 miljard te liggen (tabel 2.3). Hiermee is deze bouwcrisis dieper dan in de periode 2001-2003. Toen daalde de nieuwbouwproductie van woningen met cumulatief bijna 15%. De nieuwbouwproductie neemt in 2011 naar verwachting weer met 5% toe. De productiegroei ligt hiermee hoger dan de groei van het aantal gereedmeldingen. De groei concentreert zich bij de bouwers voor de markt en de overige particuliere opdrachtgevers. Deze woningen kennen gemiddeld een hogere bouwsom per woning, zodat de bijdrage in termen van productiegroei hoger is dan de bijdrage in het aantal gereedmeldingen. Bij deze categorieën opdrachtgevers deed zich in de voorafgaande jaren de sterkste daling voor, zodat hier ook de inhaalvraag het grootst is. In 2015 is de piek bereikt, maar ook dan blijft de nieuwbouwproductie vlak onder het niveau van voor de crisis. Daarna zet een gestage daling in, onder invloed van de demogra-fische afvlakking en het wegvallen van de inhaalvraag.

2.5 Herstel en verbouw

Bij de verwachtingen van de herstel en verbouwproductie (groot onderhoud, verbetering en vervanging) spelen veelal dezelfde ontwikkelingen een rol als bij de nieuwbouwproductie, maar het effect is doorgaans meer gematigd. Ook hier leidde de crisis tot vraaguitval, en ook hier is naar verwachting het dieptepunt bereikt in 2010.Het kabinet heeft besloten om het btw-tarief naar 6% te verlagen op alle renovatie en herstelwerkzaamheden voor woningen ouder dan 2 jaar. De regeling is tijdelijk en geldt voor de periode 1 oktober 2010 – 30 juni 2011. Het lage tarief geldt alleen voor de arbeidskosten. De maatregel is gericht op herstel- en renovatiewerkzaamheden van eigen woningen ouder dan 2 jaar. Het totale bouwvolume van herstel, renovatie en onderhoud aan woningen bedroeg in 2009 € 12,4 miljard. Het lage btw-tarief heeft alleen voordeel voor eigen woningen. Verhuurders konden de btw op verbouwingskosten al aftrek-ken van de door hen te betalen btw. In totaal gaat het om werk met een totale marktomvang van € 6,9 miljard in 2009, waarvan de helft bestaat uit arbeids-kosten. De verlaging heeft twee effecten. Door het lagere tarief vallen de kosten lager uit, waardoor huiseigenaren relatief een groter deel van hun budget aan woningverbetering zullen gaan besteden. Hiernaast zullen door de tijdelijke aard van de maatregel, mensen voorgenomen verbeteringen van hun huis vervroegen om van het tariefsvoordeel te kunnen profiteren. Per saldo neemt het bouwvolume als gevolg van de tijdelijke maatregel toe met € 120 miljoen in 2010 en € 320 miljoen in 2011. Ook met deze beleidsmaatregel daalde de herstel en verbouwproductie in 2010 naar verwachting met 7%. Hiermee ligt het productieniveau met € 6,6 miljard naar verwachting 15% lager dan voor de crisis. In 2011 zal de herstel en verbouw onder invloed van de aantrekkende econo-mie weer een groei vertonen van 5%, hiertoe mede opgestuwd door de inhaal-vraag. Als het effect van de inhaalvraag is weggeëbd vlakt ook deze groei weer af.

2.6 Demografie en woningbehoefte

De demografische ontwikkeling speelt een belangrijke rol bij de structurele woningvraag. Naast vervanging (sloop) zal ook de woningvraag als gevolg van

Page 47: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

47

de uitbreiding van het aantal huishoudens moeten worden opgevangen. Dit gebeurt voor een klein deel door omzettingen van bestaande gebouwen met een andere functie naar woonfuncties en samenvoegingen van woningen, maar verreweg het grootste deel zal door nieuwbouw moeten worden gerealiseerd.De uitbreidingsbehoefte is het saldo van een aantal belangrijke ontwikkelingen met deels op elkaar inwerkende effecten. De vergrijzing zorgt voor een afname van de bevolkingsgroei. De vruchtbaarheid neemt af: kreeg een vrouw in 1960 nog gemiddeld 3 kinderen, inmiddels is dat gedaald tot gemiddeld 1¾ kind per vrouw. In 2008 bestond een huishouden gemiddeld nog uit 2,23 personen. Dit aantal zakt volgens het CBS naar verwachting tot 2,13 in 2020.

Ook het migratiesaldo is van belang. In de jaren tot 2005 nam de immigratie af als gevolg van een meer stringente regelgeving, van meer dan 130.000 in 2000 tot ruim 90.000 in 2005. Sindsdien nam de immigratie weer toe, tot 144.000 in 2008. Doordat ook de emigratie in deze jaren hoog was, was er tot en met 2007 toch sprake van een negatief migratiesaldo: er vertrokken meer mensen uit Nederland dan dat er kwamen wonen. Hoe de migratie zich in de toekomst ontwikkelt hangt af van het regeringsbeleid en internationale afspraken. Het huidige kabinet-Rutte streeft naar een inperking van de immigratie.

Deze ontwikkelingen leiden ertoe dat over de periode 2011-2016 gemiddeld sprake is van een uitbreidingsbehoefte van ruim 50.000 woningen per jaar, hierna zakt de uitbreidingsbehoefte al tot onder de 50.000 woningen per jaar. Naast de uitbreidingsvraag wordt het aantal benodigde nieuwbouwwoningen bepaald door de onttrekkingen aan de woningvoorraad (o.a. sloop). Het aantal onttrekkingen aan de woningvoorraad is het laatste decennium als gevolg van stedelijke vernieuwing fors gestegen van 12.000 in 1996 tot 22.000 woningen in 2008. Vanwege de druk op de budgetten van overheden en corporaties zal de vervangende nieuwbouw naar verwachting herstellen tot zo’n 20.000 woningen per jaar.Daarnaast worden ook woningen aan de voorraad toegevoegd door ombouw van bestaande gebouwen met een andere functie (ook wel toevoegingen anderszins genoemd). Ook dit aantal nam de afgelopen jaren toe, van 4.000 in 1999 tot jaarlijks meer dan 7.000 sinds 2005.De totale – kwantitatieve – behoefte aan nieuwe woningen bedraagt het saldo van de uitbreidingsbehoefte, vervangingsvraag en toevoegingen anderszins. Voor de komende jaren ligt dit als gevolg van de hiervoor beschreven ontwikke-lingen en bij ongewijzigd beleid op zo’n 70.000 woningen per jaar. Na 2016 zal deze structurele behoefte verder dalen. De toename van de huishoudens verschilt uiteraard sterk per regio. In sommige gebieden, zoals Zeeuws-Vlaan-deren, Oost-Groningen en delen van Limburg is nu reeds sprake van krimp van de bevolking. In andere gebieden, zoals Amsterdam en Utrecht, is de druk op de woningmarkt structureel hoog.

2.7 Regionale verdeling

In tabel 2.4 is de woningproductie per provincie weergegeven, alsmede de procentuele mutatie van het volume. De productiekrimp deed zich in 2010 in alle regio’s voor. De provincie Flevoland doorstaat de crisis in 2009 en 2010 het beste, maar deze provincie krijgt volgend jaar nog een klap te verwerken. In Flevoland steeg het aantal afgegeven bouwvergunningen in 2009 nog fors. In Flevoland steeg in 2010 het aantal opgeleverde woningen.

Page 48: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

48

De vergunningafgifte laat in 2010 zowel in Flevoland als in Drenthe de grootste klap zien. De totale waarde van de afgegeven bouwvergunningen halveert in de eerste drie kwartalen van dat jaar in beide provincies. Vandaar dat deze provin-cies in 2011 nog een forse krimp tegemoet zien van de woningbouwproductie.In Zeeland en Zuid-Holland daalt de waarde van de afgegeven bouwvergunnin-gen in de eerste drie kwartalen van 2010 harder dan gemiddeld, zodat ook daar het herstel nog op zich laat wachten. In alle overige provincies is in 2011 weer sprake van groei van de woningbouwproductie.In de provincies Groningen, Overijssel en Utrecht is de productiegroei naar verwachting het hoogste in 2011. Voor Groningen en Overijssel geldt dat het aantal woningen waarvoor een bouwvergunning is afgegeven in 2010, tegen de trend in, over de eerste drie kwartalen al flink is gestegen ten opzichte van de periode een jaar eerder. In de stad Groningen ligt dit aantal zelfs bijna 50% hoger. De waarde van vergunningen voor herstel en verbouw stabiliseert in dat jaar in de provincie Groningen. In de provincie Utrecht steeg de waarde van afgegeven bouwvergunningen zowel in de nieuwbouw als in de herstel en verbouw in 2010. Bovendien werken daar de pijplijneffecten nog door: in 2008 is daar voor uitzonderlijk veel nieuwbouwwoningen een bouwvergunning afgegeven, met name in de stad Utrecht. Dit hoge aantal verklaart ook de geringe productiedaling in de crisisjaren.

Page 49: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

49

Tabel 2.4 Woningbouwproductie en volumemutatie (nieuwbouw en herstel en verbouw) naar provincie, 2009-2011 (excl. btw, prijzen 2009)

Niveau in mln euro Mutaties (%)

20091 20102 20112 20102 20112

NoordGroningen 562 460 510 -18 11Friesland 763 610 660 -20 8Drenthe 492 395 370 -19½ -6½

OostOverijssel 1.180 1.065 1.185 -9½ 11½Flevoland 456 455 420 -½ -7½Gelderland 2.792 2.440 2.555 -12½ 4½

WestUtrecht 1.586 1.525 1.675 -3½ 10Noord-Holland 2.841 2.580 2.765 -9 7Zuid-Holland 4.470 3.955 3.955 -11½ 0

ZuidZeeland 541 485 480 -10½ -1Noord-Brabant 3.371 2.680 2.910 -20½ 8½Limburg 1.290 1.000 1.040 -22½ 4

Nederland 20.344 17.650 18.525 -13 5

1 Voorlopige cijfers 2 Raming

Bron: EIB

Page 50: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

50

Page 51: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

51

3 Utiliteitsbouw

De utiliteitsbouw is in 2009-2010 in totaal met ruim 20% gedaald. Terwijl de rest van de economie zich herstelt, daalt de utiliteitsbouwproductie in 2011 met 2½%. Daarna zal licht herstel optreden. Vanaf 2012 volgen voor de totale utiliteitsbouw groeicijfers van rond de 2%. Deze groei is, in lijn met de economische groei, bescheiden. Bovendien wordt de productie geremd door overcapaciteit in de kantorenmarkt en druk op de budgetsectoren om te bezuinigen.

3.1 Algemeen beeld

Korte termijn

De wereldwijde economische terugval en ongunstigere financieringscondities zorgden voor een sterke terugval in de utiliteitsbouw. De daling versterkte zich in 2010 tot 14%, waardoor de utiliteitsbouw cumulatief ruim 20% verloren heeft ten opzichte van 2008. Deze daling voltrok zich voornamelijk in de investerin-gen voor de marktsectoren. Investeringen in de budgetsectoren daalden minder. Door de terugval in de productie duurt het enige tijd voordat bedrijven behoefte hebben om uit te breiden. De orderportefeuille (zie figuur 3.1) en vergunningverlening wijzen nog niet in de richting van herstel. Lagere vergun-ningverlening werkt vervolgens vertraagd door in de bouwproductie, zoals te zien is in figuur 3.2 waarin vergunningverlening wordt afgezet tegen bouwpro-ductie. Dit figuur laat ook zien dat 2010 begonnen is met een verdere daling van het volume vergunningen, tot een niveau dat het afgelopen decennium nog niet zo laag is geweest.

Tabel 3.1 Utiliteitsbouwproductie, 2009-2012 en 2016 (basis Nationale rekeningen, prijzen 2009)

Miljoen € Jaarlijkse verandering2) (%)

20091 20102 20102 20112 20122 20163

Nieuwbouw 9.437 7.825 -17 -2½ 2½ 2Herstel en verbouw 4.753 4.400 -7½ -2 2 2

Totaal 14.190 12.225 -14 -2½ 2½ 2

1 Voorlopige cijfers2 Raming3 Gemiddelde jaarlijkse mutatie in de periode 2013-2016

Bron: CBS, EIB

Page 52: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

52

De nieuwbouwproductie is in 2010 naar verwachting met 17% gedaald. Alleen de nieuwbouw van zorggebouwen en, zogeheten, overige gebouwen groeide licht. De nieuwbouw van bedrijfsruimten, logistieke gebouwen, kantoren, winkels en agrarische gebouwen nam in 2010 af. De herstel en verbouw daalde in verhouding hiermee minder sterk met 7½%.

In 2011 zwakt de daling af tot 2½%. Kantorennieuwbouw zakt in 2011 verder weg doordat de kantorenmarkt beheerst wordt door overcapaciteit. De nieuw-bouw van zorggebouwen groeit door grote incidentele projecten wel aanzien-lijk. Budgetten lijken hier belangrijker dan de brede ontwikkeling van de economie. Alleen de nieuwbouw van agrarische gebouwen trekt in 2011 aan. De herstel en verbouw daalt niet veel verder, mede doordat stimuleringsmaatrege-len nog in dit jaar doorwerken. Het gaat hierbij om maatregelen uit het aanvul-lend beleidskader die aangrijpen bij investeringen in (jeugd-)zorginstellingen en scholen. Bovendien is herstel en verbouw minder conjunctuurgevoelig. Ten opzichte van 2008 is de totale utiliteitsbouw aan het eind van 2011 met 22% gekrompen.

Vanuit het dieptepunt in 2011 wordt in 2012 weer bescheiden herstel met 2½% verwacht. De nieuwbouw groeit met 2½%, en de herstel en verbouw blijft niet ver achter met 2%. Het zijn vooral logistieke gebouwen en bedrijfsruimten die sterk groeien in 2012. De bouw van kantoren herstelt wel iets, maar zal door de hoge leegstand niet meer terugkeren op niveaus van voor de recessie. De totale

Figuur 3.1 Ontwikkeling orderportefeuille nieuwbouw utiliteitsbouw, januari 2002 tot en met oktober 2010 (in maanden)

Bron: EIB

Page 53: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

53

utiliteitsbouwproductie komt in 2012 uit op een volumeniveau van € 12,3 miljard (prijzen 2009), hetgeen ruim € 3 miljard lager is dan in het laatste piekjaar 2008.

Middellange termijn

In navolging van 2012 zal de utiliteitsbouw zich vanaf 2013 verder herstellen. De investeringen van bedrijven zijn weer aangetrokken en er wordt weer geïnvesteerd in nieuwe bedrijfsgebouwen. Dit herstel is door de lage economi-sche groei bescheiden. Investeringen in kantoorgebouwen blijven achter door de hoge structurele leegstand in deze markt. Daarnaast zijn budgetten in (semi-)overheidssectoren onder druk gezet, waardoor deze sectoren minder vraag naar gebouwen uitoefenen. De groei op de middellange termijn is dus voornamelijk marktgedreven.

De utiliteitsnieuwbouw groeit in de periode 2013-2016 met gemiddeld 2% per jaar. De herstel en verbouw groeit net zo hard met gemiddeld 2% per jaar. Tegen 2016 is de door de recessie ontstane inhaalvraag verdampt en daarom vlakt de groei van de utiliteitsbouw richting 2016 af. De totale utiliteitsbouwproductie komt in 2016 uit op € 13,2 miljard (prijzen 2009). Dit is nog steeds duidelijk onder het niveau van 2008, zie figuur 3.3.

Figuur 3.2 Volume nieuwbouwvergunningen en –productie in de marktsector per halfjaar, 2001/1-2010/1 (mld €, basis Voortgangsstatistiek prijzen 2009)

Bron: CBS; bewerking EIB

Page 54: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

54

3.2 Gebouwtypen

Vanaf dit jaar worden de ontwikkelingen in de utiliteitsnieuwbouw onderschei-den naar acht verschillende gebouwtypen: bedrijfsruimten, kantoren, winkels, logistieke gebouwen, agrarische gebouwen, onderwijsgebouwen, zorggebouwen en overige gebouwen. Voor de beschrijving van de ontwikkeling per gebouw-type wordt gebruikt gemaakt van cijfers uit de Voortgangscontrole van het CBS.1 In tegenstelling tot voorgaande jaren wordt geen onderscheid gemaakt naar de bedrijfstak van de opdrachtgever. Onderscheid naar gebouwtype sluit beter aan op de bouwpraktijk en gebruikersmarkten worden ook doorgaans onderscheiden naar gebouwtype. Hierna volgt een beschrijving van de ontwik-kelingen van de nieuwbouwproductie van de verschillende gebouwtypen. Aan het eind van deze paragraaf wordt in tabel 3.12 een samenvatting gegeven van de ramingen voor de afzonderlijke gebouwtypen.

3.2.1 Bedrijfsruimten

Onder bedrijfsruimten worden typische gebouwen op bedrijventerreinen verstaan: hallen, loodsen, magazijnen of werkplaatsen met een al dan niet te verwaarlozen gedeelte voor administratieve doeleinden (kantoor).

1 De statistiek Voortgangscontrole is gebaseerd op de bouwsom welke vermeld staat op de verleende vergunning en betreft alleen vergunningen met een bouwsom groter dan € 50.000. De Nationale rekeningen van het CBS bieden geen informatie op gebouwtype niveau.

Figuur 3.3 Utiliteitsbouwproductie, 2000-2016 (mld €, prijzen 2009, basis Nationale rekeningen)

Bron: CBS, EIB

Page 55: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

55

Logistieke gebouwen hebben wij als deelcategorie van deze verzameling afgezonderd. Deze komen hierna nog aan bod.

De recessie heeft de hoge productieniveaus van voor de recessie een halt toegeroepen. In 2009 bleef sterke daling van het bouwvolume nog uit vanwege lopende projecten en een behoorlijke voorraad aan bouwvergunningen. Het aanbod van bedrijfsruimten liep scherp op, waardoor in 2010 de nieuwbouw-productie sterk daalde. Door de terugval van productie zullen bedrijven pas met enige vertraging hun uitbreidingsplannen realiseren.

Tabel 3.2 Marktinformatie bedrijfsruimten, 2005-2010

(x1.000 m2 v.v.o.) 2005 2006 2007 2008 2009medio

2010

Aanbod 8.300 8.000 7.500 7.600 8.700 9.400Opname 2.800 2.600 3.700 2.400 1.900 1.8001

Voorraad bedrijfsterrein (ha)

49.100 48.600 49.500 50.300 51.400

1 Prognose voor geheel jaar

Bron: DTZ

Tabel 3.3 Bouwvergunningen- en bouwproductievolume bedrijfsruimten, 2008-2012 en 2016 (nieuwbouw, exclusief btw, prijzen 2009)

Vergunningen Productie

Mln € Δ% Mln € Δ%

2008 2.384 35,9 1.873 24,12009 1.469 -38,4 1.974 5,4

2010 raming 975 -33½ 1.500 -242011 raming 1.325 -11½2012 raming 1.575 19

2016 raming 1.650 11

1 Gemiddelde jaarlijkse mutatie in de periode 2013-2016

Bron: CBS, EIB

Page 56: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

56

De nieuwbouw van bedrijfsruimten daalde in 2010 met 24%. In 2011 daalt de productie verder met 11½%. Weliswaar is het productieherstel van bedrijven al in 2010 ingezet, maar pas in 2011 komen de bezettingsgraden weer richting niveaus van voor de crisis. Dit zet zich door in 2012 waardoor herstel optreedt in de bouw van bedrijfsruimten met een groei van 19%. In de periode 2013-2016 groeit de nieuwbouw van bedrijfsruimten met gemiddeld 1% per jaar.

3.2.2 Kantoren

Kantoren zijn bedrijfsgebouwen waar voornamelijk administratieve handelin-gen worden verricht. Het gaat dus om zelfstandige gebouweenheden die grotendeels in gebruik zijn voor bureaugebonden werkzaamheden en waar geen sprake is van belangrijke functiemenging. In veel andere publicaties worden enkel gebouwen met een kantoormetrage van meer dan 500 m2 verhuurbaar vloeroppervlakte tot de kantorenmarkt gerekend. Kleinere kan-toorgebouwen worden door onze definitie ook meegenomen.

De kantorenmarkt wordt op twee manieren getroffen. Ten eerste heeft ook hier de recessie gezorgd voor vraaguitval. Ten tweede is door de hoge leegstand duidelijk geworden dat Nederland erg ruim in de kantoormeters zit (zie tabel 3.4). Het afgelopen jaar heeft het EIB hierover in opdracht van het voormalige Ministerie van VROM gepubliceerd. Het toekomstperspectief op de bouw van kantoren is daardoor zeer matig. Alhoewel afhankelijk van de mate waarin en de wijze waarop in deze sector beleid gevoerd gaat worden, zal de bouw van kantoren zich de komende jaren naar verwachting niet herstellen in tegenstel-ling tot de gehele economie en de totale utiliteitsbouw.

Tabel 3.4 Marktinformatie kantoren, 2005-2010

(x1.000 m2 v.v.o.) 2005 2006 2007 2008 2009 medio 2010

Aanbod 6.200 6.100 5.800 6.000 6.700 7.000Opname 1.900 1.900 2.400 1.700 1.100 1.0001

Voorraad 43.800 44.200 45.500 46.200 46.500 46.800

Aandeel nieuwbouw in totaal aanbod2

35% 25% 17%

1 Prognose voor geheel jaar2 Op 1 januari

Bron: DTZ en Dynamis

Page 57: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

57

Het bouwvolume kantoren is in 2010 al scherp afgenomen met 21%. Daarmee is het dieptepunt nog niet bereikt want in 2011 zet de daling versterkt door met 34½% en in 2012 is sprake van een daling van 14½%. Grote lopende projecten deze jaren zijn de Achmea Campus in Apeldoorn en het Commandocentrum der Landstrijdkrachten in Utrecht. In de volgende jaren, 2013-2016, zal het herstel zeer gematigd zijn met een gemiddelde van 1½% per jaar door de hoge leegstand in de kantorenmarkt.

Tabel 3.5 Bouwvergunningen- en bouwproductievolume kantoren, 2008-2012 en 2016 (nieuwbouw, exclusief btw, prijzen 2009)

Vergunningen Productie

Mln € Δ% Mln € Δ%

2008 1.079 7,1 1.071 42009 942 -12,7 1.014 -5

2010 raming 550 -41½ 800 -212011 raming 525 -34½2012 raming 450 -14½

2016 raming 475 1½1

1 Gemiddelde jaarlijkse mutatie in de periode 2013-2016

Bron: CBS, EIB

3.2.3 Winkels

Een winkel is een gebouw of deel van een gebouw waar producten te koop worden aangeboden aan particulieren. In termen van bouwproductie is de winkelmarkt een volatiele sector die afhankelijk is van individuele grote projecten als winkelcentra. Door de recessie hebben nieuwe ontwikkelingen een pas op de plaats gemaakt. Het bestaande voorzieningenniveau in krimpge-bieden laat weinig tot geen uitbreidingsvraag meer toe. Op de lange termijn blijft de vraag boven de markt hangen in hoeverre fysieke winkels vervangen gaan worden door internetwinkels.

In 2010 daalde de nieuwbouw van winkels met 6%. Voor 2011 wordt rekening gehouden met een verdere daling van 20% aan nieuwbouwproductie. Daarmee is ten opzichte van 2009 dus ruim een kwart aan nieuwbouwvolume winkels verloren gegaan. In 2012 stabiliseert de productie en daarna groeit de productie met gemiddeld 3% per jaar over de periode 2013-2016.

Page 58: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

58

Tabel 3.6 Bouwvergunningen- en bouwproductievolume winkels, 2008-2012 en 2016 (nieuwbouw, exclusief btw, prijzen 2009)

Vergunningen Productie

Mln € Δ% Mln € Δ%

2008 146 102,8 96 -17,02009 84 -42½ 107 11,2

2010 raming 25 -70 100 -62011 raming 80 -202012 raming 80 0

2016 raming 90 31

1 Gemiddelde jaarlijkse mutatie in de periode 2013-2016

Bron: CBS, EIB

3.2.4 Logistieke gebouwen

Logistieke gebouwen zijn volgens onze definitie grootschalige bedrijfsruimten waarin uiteenlopende logistieke activiteiten plaatsvinden zoals opslag, over-slag, groupage, enzovoort. Een logistiek gebouw is minimaal 5.000 m2 en beschikt over loading docks en een ‘klein’ kantoordeel (DTZ). Dit soort gebou-wen wordt relatief vaak ontwikkeld op risico door ontwikkelaars/beleggers voor de verhuur.2

Toenemende (wereld)handel drijft de bouw van logistieke gebouwen. Door de economische crisis is de (wereld)handel daarentegen scherp teruggevallen en om die reden is er op de korte termijn geen grote behoefte aan nieuwbouw van dit gebouwtype. Dit blijkt, want in 2010 viel de nieuwbouwproductie met 37% terug. Omdat vooral eerst bestaande capaciteit ingezet en opgenomen wordt, is er ook in 2011 nog relatief weinig bouwactiviteit met een verdere krimp van 13½%. Omdat de economie in de volgende jaren blijft groeien, zal er in 2012 sprake zijn van een toename van de nieuwbouwproductie met 23%. In de jaren 2013-2016 groeit de bouw van logistieke gebouwen met gemiddeld 4½% per jaar.

2 Deze karakterisering is vertaald naar het vergunningenbestand door het optellen van alle hallen, loodsen, combinaties van bedrijfshallen met kantoor en overige gebouwen groter dan 5.000 m2 met een opdrachtgever uit de volgende bedrijfstakken: groothandel en handelsbe- middeling, vervoer over de weg, vervoer over water, vervoer door de lucht, dienstverlening ten behoeve van het vervoer en verhuur van onroerend goed (beleggers in logistiek vastgoed). Daarna zijn gebouwen met een meterprijs hoger dan € 700 uitgesloten van deze categorie. Deze worden tot de gewone bedrijfsruimten gerekend.

Page 59: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

59

Tabel 3.7 Bouwvergunningen- en bouwproductievolume logistieke gebouwen, 2008-2012 en 2016 (nieuwbouw, exclusief btw, prijzen 2009)

Vergunningen Productie

Mln € Δ% Mln € Δ%

2008 718 28,0 537 36,92009 218 -69,6 596 10,9

2010 raming 400 83,5 375 -372011 raming 325 -13½2012 raming 400 23

2016 raming 475 4½1

1 Gemiddelde jaarlijkse mutatie in de periode 2013-2016

Bron: CBS, EIB

3.2.5 Agrarische gebouwen

Agrarische gebouwen zijn een diverse categorie qua gebouwkenmerken. Het is een verzameling van alle schuren, stallen en kassen. Dit komt nagenoeg perfect overeen met de nieuwbouw voor de agrarische sector, en om die reden kunnen de hier gepresenteerde cijfers vergeleken worden met die van de agrarische sector in eerdere Verwachtingen.

De agrarische sector ziet zich geconfronteerd met volatiele marktprijzen, mede onder invloed van bijvoorbeeld de droogte en branden in Rusland van afgelo-pen zomer. De huidige hogere prijzen bieden meer ruimte voor investeringen in agrarische gebouwen. In 2010 daalde nieuwbouw van agrarische gebouwen met 14½%. Omdat de bouw van agrarische gebouwen relatief korte doorlooptij-den kent, is dit een gebouwtype waarin het economische herstel snel door-klinkt. In 2011 stijgt de nieuwbouwproductie weer met 4%. Vervolgens vlakt de groei in 2012 af. Over de periode 2013-2016 gaan wij uit van een gemiddelde krimp van 1% per jaar, omdat de inhaalvraag van 2011-2012 weer uit de produc-tie loopt.

3.2.6 Onderwijsgebouwen

Dit betreft gebouwen voor het onderwijs inclusief noodscholen. Hieronder vallen zowel basisscholen als middelbare en hoge scholen, en universiteitsge-bouwen in de meeste gevallen. Tot 2009 groeide de bouw van onderwijsgebou-wen sterk, zowel in vergunningen als productie. Deze trend is in 2009 gekeerd en in 2010 daalde de nieuwbouw van onderwijsgebouwen met 7%. Omdat budgetten onder druk staan, bijvoorbeeld via het Gemeentefonds, en de bevolking ook in absolute aantallen ontgroent3, neemt de vraag naar nieuwe 3 Ontgroening is in feite hetzelfde fenomeen als vergrijzing. Met ontgroening wordt een afnemend aandeel jongeren op de totale bevolking bedoeld.

Page 60: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

60

onderwijsgebouwen af. Mede daardoor daalt de productie verder in 2011 met 9½%. Hierna volgt bescheiden herstel van de nieuwbouw van onderwijsgebou-wen richting een meer langjarig gemiddeld productieniveau van rond de € 475 miljoen. De productievolumes zijn in historisch perspectief dan nog steeds relatief hoog.

Tabel 3.8 Bouwvergunningen- en bouwproductievolume agrarische gebouwen, 2008-2012 en 2016 (nieuwbouw, exclusief btw, prijzen 2009)

Vergunningen Productie

Mln € Δ% Mln € Δ%

2008 774 -8,8 826 15,92009 675 -12,7 761 -7,8

2010 raming 675 0 650 -14½2011 raming 675 42012 raming 675 0

2016 raming 650 -11

1 Gemiddelde jaarlijkse mutatie in de periode 2013-2016

Bron: CBS, EIB

Tabel 3.9 Bouwvergunningen- en bouwproductievolume onderwijs- gebouwen, 2008-2012 en 2016 (nieuwbouw, exclusief btw, prijzen 2009)

Vergunningen Productie

Mln € Δ% Mln € Δ%

2008 579 -8,7 651 4,72009 481 -17,0 566 -13,1

2010 raming 300 -37½ 525 -72011 raming 475 -9½2012 raming 475 0

2016 raming 475 01

1 Gemiddelde jaarlijkse mutatie in de periode 2013-2016

Bron: CBS, EIB

Page 61: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

61

3.2.7 Zorggebouwen

Het CBS maakt geen onderscheid naar een gebouwtype zorggebouwen. Er is daarom voor gekozen alle zogeheten overige gebouwen (niet een kantoor of bedrijfsruimte etc.) gebouwd voor de sector gezondheids- en welzijnszorg als zorggebouw te classificeren.4 De zorgsector zal de door de vergrijzing en technologische ontwikkeling lang een groeisector blijven. De voorgestelde oprichting van een BTW-fonds lijkt ook de problematiek rond de verandering van het financieringsregime te verhelpen. De vergunningstroom wijst ook op groei. Zo werd afgelopen jaar een vergunning aangevraagd voor de nieuwbouw van het Meander Medisch Centrum te Amersfoort. In 2009 werd een grote vergunning verleend voor de nieuwbouw van de Isala klinieken in Zwolle. In 2010 bleef de nieuwbouw van zorggebouwen op het niveau van 2009. Voor 2011 wordt een scherpe groei van 11% verwacht en in 2012 een verdere groei met 2%. In de volgende periode 2013-2016 wordt per jaar een groei van gemiddeld 2% verwacht. Jaar-op-jaar is dit geen hoge groei, maar de bouw voor de zorg is praktisch niet geraakt door de recessie. Bovendien bevindt de bouw voor de zorg zich hiermee op de korte en middellange termijn op historisch hoge productieniveaus.

4 Zorggebouwen betreft daardoor academische, algemene, categorale en psychiatrische ziekenhuizen, medische praktijken, veterinaire diensten, verpleeg-, bejaarden-, gehandicap ten- en opvangtehuizen, herstellingsoorden en maatschappelijke dienstverlening (als er sprake is van een ‘overig gebouw’).

Tabel 3.10 Bouwvergunningen- en bouwproductievolume zorggebouwen, 2008-2012 en 2016 (nieuwbouw, exclusief btw, prijzen 2009)

Vergunningen Productie

Mln € Δ% Mln € Δ%

2008 1.004 -22,1 1.043 12,62009 1.039 3,6 1.152 10,4

2010 raming 1.400 34½ 1.150 02011 raming 1.275 112012 raming 1.300 2

2016 raming 1.400 21

1 Gemiddelde jaarlijkse mutatie in de periode 2013-2016

Bron: CBS, EIB

Page 62: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

62

3.2.8 Overige gebouwen

Wat naast de voorgaande geclassificeerde gebouwen resteert is een verschei-denheid aan gebouwen die niet onder een van de voorgaande noemers te brengen zijn. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om gebouwen met een nadrukkelijke functiemenging tussen verschillende gebouwtypen zoals kantoren, winkels en wonen (waarbij het grootste deel van het gebouw wel een bedrijfsbestemming heeft). Een voorbeeld hiervan is het multifunctionele gebouw ‘De Rotterdam’ waarvoor eind 2009 vergunning aangevraagd werd. In 2010 werd voor NS station Utrecht Lunetten vergunning verleend.

De nieuwbouw van overige gebouwen nam in 2010 met 2% licht toe, waar-schijnlijk onder invloed van aflopende incidentele projecten. In 2011 wordt vervolgens een krimp van de nieuwbouwproductie van 9% voorzien. In 2012 treed weer wat herstel op met 2½%. Van 2013 tot en met 2016 wordt gemiddeld jaarlijks een krimp met 1% verwacht.

De geraamde krimp op de middellange termijn is budgetgedreven. Budgetten voor bijvoorbeeld theaters en andere overige gebouwen lopen onder invloed van bezuinigingen op rijks- en lager niveau terug. De vraag naar nieuwbouw van overige gebouwen vanuit budgetgedreven sectoren neemt daardoor in aandeel af ten opzichte van de totale vraag naar overige gebouwen.

Tabel 3.11 Bouwvergunningen- en bouwproductievolume overige gebouwen, 2008-2012 en 2016 (nieuwbouw, exclusief btw, prijzen 2009)

Vergunningen Productie

Mln € Δ% Mln € Δ%

2008 1.455 65,5 1.085 -2,82009 1.262 -13,3 1.076 -0,8

2010 raming 900 -28½ 1.100 22011 raming 1.000 -92012 raming 1.025 2½

2016 raming 975 -1

1 Gemiddelde jaarlijkse mutatie in de periode 2013-2016

Bron: CBS, EIB

Page 63: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

63

3.2.9 Samenvatting

Tabel 3.12 Utiliteitsbouw, 2010-2012 en 2016 (vergunningen en nieuwbouw, basis Voortgangsstatistiek, miljoen €, exclusief btw, prijzen 2009)

Vergunningen Productie

2009 20101 20101 20111 20121 20161

Bedrijfsruimten 1.469 975 1.500 1.325 1.575 1.650Kantoren 942 550 800 525 450 475Winkels 84 25 100 80 80 90Logistieke gebouwen 218 400 375 325 400 475Agrarische gebouwen 675 675 650 675 675 650

Onderwijsgebouwen 481 300 525 475 475 475Zorggebouwen 1.039 1.400 1.150 1.275 1.300 1.400Overige gebouwen 1.262 900 1.100 1.000 1.025 975

1 Raming

Bron: CBS, EIB

3.3 Gemiddeld bouwvolume per vergunning en m2

In figuur 3.4 is het gemiddelde bouwvolume per vergunning weergegeven over de periode 2001-2009 per gebouwtype. Het gemiddelde bouwvolume per m2 is per gebouwtype weergegeven in figuur 3.5. Uit de figuren volgt dat de gemid-delde bouwvolumes duidelijk verschillen per gebouwtype, zowel per vergun-ning als per m2. Behalve voor kantoren en zorggebouwen, zijn de in 2009 aangevraagde vergunningen voor utiliteitsgebouwen iets lager dan in de jaren daarvoor, wat er op lijkt te duiden dat ondernomen projecten kleiner van aard zijn. Uit figuur 3.5 volgt dat het productievolume per m2 in de tijd stabiel lijkt te zijn. Uitslagen in een jaar wijzen op incidentele grote projecten die qua ken-merken relatief afwijken van de voor het gebouwtype typische kenmerken.

In tabel 3.13 wordt een indicatie gegeven van het geproduceerde oppervlak, uitgaande van een constant productievolume per m2.

Page 64: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

64

Tabel 3.13 Geproduceerd oppervlak in utiliteitsbouw, 2008-2012 en 2016 (basis Voortgangsstatistiek, in duizend vierkante meter)

Geproduceerd oppervlak

20081 20091 20102 20112 20122 20162

Bedrijfsruimten 4.375 4.625 3.550 3.125 3.650 3.875Kantoren 1.100 1.050 825 525 475 500Winkels 175 200 175 150 150 175Logistieke gebouwen 1.400 1.575 975 875 1.075 1.250Agrarische gebouwen 8.450 7.800 6.625 6.900 7.025 6.675

Onderwijsgebouwen 750 675 600 550 550 575Zorggebouwen 1.075 1.200 1.200 1.325 1.350 1.475Overige gebouwen 1.100 1.075 1.100 1.000 1.025 975

1 Schatting2 Raming

Bron: CBS, EIB

Figuur 3.4 Ontwikkeling gemiddeld bouwvolume per vergunning, in duizend euro, prijzen 2009

Bron: CBS; bewerking EIB

Page 65: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

65

3.4 Regionale verdeling

De ontwikkeling van de utiliteitsbouw pakt per regio verschillend uit. Verschil-len in sectorsamenstelling en in de voorraad nog te realiseren vergunningen zorgen voor uiteenlopende ontwikkelingen in de afzonderlijke provincies. Afgelopen jaar heeft alleen Utrecht te maken met enkele incidenteel relatief grote projecten in de vergunningverlening. In juni werd een vergunning ver-leend voor het Meander Medisch Centrum in Amersfoort en een maand later een vergunning voor de bouw van het NS station Utrecht Lunetten. Enkele grote projecten in Zuid-Holland, zoals ‘De Rotterdam’, waarvoor in 2009 vergun-ning werd verleend houden de productie hier op een hoger peil.

Figuur 3.5 Ontwikkeling gemiddeld bouwvolume per m2, in euro, prijzen 2009

Bron: CBS; bewerking EIB

Page 66: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

66

Tabel 3.14 Totale utiliteitsbouwproductie naar provincie, 2009-2011, prijzen 2009

Niveau in mln euro Mutaties (%)

20091 20101 20111 20101 20111

NoordGroningen 627 495 480 -21 -3Friesland 603 405 400 -33 -1Drenthe 360 305 285 -15½ -6½

OostOverijssel 851 850 735 0 -13½Flevoland 408 360 385 -12 7Gelderland 1.863 1.590 1.550 -14½ -2½

WestUtrecht 994 955 915 -4 -4Noord-Holland 1.915 1.515 1.645 -21 8½Zuid-Holland 2.875 2.635 2.495 -8½ -5½

ZuidZeeland 305 245 270 -19½ 10Noord-Brabant 2.472 2.070 2.020 -16½ -2½Limburg 917 800 745 -12½ -7

Nederland 14.190 12.225 11.925 -14 -2½

1 Raming

Bron: EIB

Page 67: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

67

4 Onderhoud van gebouwen

De conjuncturele teruggang van 2009 heeft - met vertraging - zijn sporen nagelaten op de onderhoudsmarkt. Met de terugval van de consumptieve bestedingen van huishou-dens en de inkomsten van bedrijven kwam ook het onderhoud onder druk. Na een stabi-lisatie van het onderhoud in 2009 daalde de omzet op de onderhoudsmarkt voor gebouwen in 2010 met 1%. Voor 2011 en 2012 wordt weer een herstel verwacht in de richting van de gebruikelijke structurele groei van 1½% voor woningonderhoud en 2½% voor het onderhoud van utiliteitsgebouwen. Op middellange termijn zal eerst nog sprake zijn van vraag vanwege inhaal van achterstallig onderhoud dat in de afgelopen jaren is ontstaan.

4.1 Algemeen beeld

De productie die op de onderhoudsmarkt tot stand komt laat op lange termijn een stijgende lijn zien. De mate waarin de werkelijke productie van jaar tot jaar boven deze trend uitkomt of daaronder blijft, wordt vooral bepaald door de ontwikkeling van de conjunctuur. De stagnatie die de onderhoudsmarkt in 2009 liet zien, was het eerste gevolg van de zware recessie die zich vanaf eind 2008 en vervolgens in 2009 manifesteerde. Voorlopige cijfers wijzen erop dat het volume van het onderhoud in zowel de woningsector als bij de utiliteitsgebouwen in 2010 met 1% is gekrompen. Hoewel de conjunctuur in de loop van dat jaar weer herstel liet zien, was het consumentenvertrouwen nog laag en hadden de bedrijven de budgetten voor onderhoud aan hun gebouwen nog niet volledig aangevuld. Vanaf 2011 treedt op zowel de onderhoudsmarkt voor woningen als op die voor utiliteitsgebou-wen naar verwachting weer herstel op. Aanvankelijk is dat nog beperkt van omvang, maar vanaf 2013 komt de groei enkele jaren boven het structurele groeipad. Doordat noodzakelijk onderhoud is uitgesteld, is in de afgelopen jaren achterstallig onderhoud ontstaan. Om vervolgschade te voorkomen, moet dit binnen niet al te lange tijd worden ingelopen. Dit leidt tot extra vraag op de onderhoudsmarkt. In tabel 4.1 zijn de vooruitzichten voor beide segmenten van de onderhoudsmarkt voor gebouwen samengevat.

4.2 De onderhoudsmarkt in detail

Onderhoud bestaat uit een aantal uiteenlopende werkzaamheden. Gemeen-schappelijk element van deze activiteiten is dat ze uitsluitend bedoeld zijn om bestaande gebouwen en bouwwerken in stand te houden. Het in stand houden moet overigens ruim worden geïnterpreteerd. Onderhoud heeft niet alleen betrekking op de technische aspecten van een gebouw, maar ook op functio-nele kenmerken.Onder technisch onderhoud vallen werkzaamheden als het herstellen van onderdelen die niet meer functioneren, het vervangen van versleten bouwde-len, het gangbaar houden van bewegende delen, het in werking houden van installaties en het vernieuwen van beschermingslagen. Deze activiteiten kunnen worden uitgevoerd nadat is geconstateerd dat onderhoud nodig is (door klachten van gebruikers of uit inspectie). Er is dan sprake van klachten-

Page 68: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

68

Tabel 4.1 De onderhoudsmarkt voor gebouwen, 2009-2016, naar sector (mln euro, excl. btw, prijzen 2009)

Miljoen € Jaarlijkse veranderingen1) (%)

2009 20101 2010 2011 2012 20162

Woningen 5.298 5.250 -1 1 1½ 2Utiliteitsgebouwen 3.901 3.850 -1½ 2 2½ 2½

Totaal onderhoud 9.199 9.100 -1 1½ 2 2

1 Raming2 Gemiddelde jaarlijkse mutatie in de periode 2013-2016

Bron: CBS, EIB

Btw-verlaging voor onderhoud en renovatie

Vanwege effecten die samenhangen met de budgettering van de onder-houdsuitgaven, was in het verleden altijd sprake van een zekere vertra-ging in het reactiepatroon van de onderhoudsmarkt op de conjunctuur. Tegen die achtergrond had in 2010 - gezien de sterke economische inzin-king in 2009 - een forse terugval van het onderhoud aan gebouwen mogen worden verwacht. Het negatieve effect op het onderhoud in 2010 bleef echter beperkt van omvang. Dit komt voor een deel door aanvullende beleidsmaatregelen. Met name de verlaging van het btw-tarief van 19% naar 6% op isolatie-werk en – vanaf 1 oktober 2010 – op de arbeidscomponent van het bouw-kundig onderhoud in het algemeen, heeft een dempend effect gehad op de terugval van de onderhoudsproductie op de bouwmarkt. Een lager btw-tarief heeft een verlaging van de marktprijs voor onderhoudswerk tot gevolg. Dit leidt op zichzelf tot een vergroting van de totale vraag naar onderhoudsdiensten. Gezien de geringe prijselasticiteit van onderhouds-werk is het resultaat op dit vlak echter beperkt van omvang. Belangrijker is in dit verband het substitutie-effect dat optreedt doordat eigenaars van gebouwen werk dat ze voorheen zelf uitvoerden nu door onderhoudsbe-drijven uit de bouw en de afbouw laten doen.

Page 69: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

69

of storingsonderhoud. Het kan ook zijn dat onderhoud preventief (periodiek) wordt uitgevoerd. In dat geval gaat het om planmatig onderhoud.Functioneel onderhoud omvat alle werkzaamheden die bedoeld zijn om bouwwerken voor hun functie geschikt te houden. Het gaat hier om bouwkun-dige en installatietechnische aanpassingen aan bouwdelen die het einde van hun technische levensduur nog niet hebben bereikt, maar die nodig zijn voor het goed uitvoeren van de in het gebouw gehuisveste functies. Hierbij gelden overigens wel een aantal randvoorwaarden met betrekking tot de capaciteit, de levensduur en het prestatieniveau van het betrokken bouwwerk. Ingrepen die tot doel hebben de levensduur van een bouwwerk te verlengen, de capaciteit te vergroten of het prestatieniveau substantieel te verhogen behoren niet tot het onderhoud. Deze laatste soorten werkzaamheden vallen in de categorie herstel en verbouw. Net als nieuwbouw behoort herstel en verbouw macro-econo-misch gezien tot de investeringen. Onderhoud daarentegen valt binnen de consumptieve bestedingen.

In de utiliteitssector komen de opdrachten voor nieuwbouw en renovatie vooral van bedrijven en projectontwikkelaars. Opdrachten van particuliere personen zijn ver in de minderheid. In de woningsector liggen de verhoudingen weinig anders. Hier zijn projectontwikkelaars, ontwikkelende bouwbedrijven en woningcorporaties de voornaamste opdrachtgevers van nieuwbouw- en herstel en verbouwprojecten.Op de onderhoudsmarkt hebben de bouw- en afbouwbedrijven veel vaker te maken met kleine particuliere opdrachtgevers. Meer dan de helft van de woningvoorraad is in handen van eigenaar-bewoners. Dit vereist een andere marktstrategie dan voor markten waarop professionele partijen de vraagzijde domineren. Zo ligt bij de acquisitie het accent meer op het benutten van bestaande formele media en mond-tot-mondreclame, dan op het netwerk van informele contacten. De markt voor onderhoud kent een groot aantal aanbieders. Deze hebben meestal een lokaal of regionaal werkgebied. Veel kleine en middelgrote (af)bouw- en installatiebedrijven - en met name schildersbedrijven - halen het grootste deel van hun omzet uit de onderhoudsmarkt.

De bouwbedrijven die actief zijn op de onderhoudsmarkt voor gebouwen ondervinden niet alleen concurrentie van collega-bouwbedrijven, maar ook van partijen die niet tot de bedrijfstak behoren. Daarin verschilt de situatie op de onderhoudsmarkt duidelijk van die op de markt voor nieuwbouw. Veel onder-houdswerk wordt door de eigenaars of gebruikers van gebouwen in eigen beheer uitgevoerd als doe-het-zelfwerk. Vooral in de woningsector is dat het geval. Daarnaast hebben eigenaars met een omvangrijk gebouwenbezit (zoals woningcorporaties en grote bedrijven en instellingen) vaak een eigen onder-houdsdienst die (een deel van) het uitvoerende werk voor zijn rekening neemt. En ten slotte besteden vooral particuliere opdrachtgevers nogal wat werk uit in het informele circuit.

In het verloop van de onderhoudsmarkt is door de jaren heen een duidelijk conjunctureel patroon herkenbaar. Jaren van sterke en zwakke groei wisselen elkaar af. Per saldo is sprake van een trendmatige toename. De belangrijkste oorzaak daarvan is de ontwikkeling van de voorraad. Doordat van jaar op jaar de nieuwbouw van gebouwen steeds boven het volume lag van de gebouwen die aan de voorraad werden onttrokken, liet de gebouwenvoorraad een voort-

Page 70: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

70

durende groei zien. Ook ging de veroudering gestaag door. Hierdoor namen zowel het aantal te onderhouden m3 als de onderhoudsbehoefte per m3 struc-tureel toe.De oorzaak van de fluctuaties in de groei is dat in periodes waarin de economi-sche groei stagneert onderhoudswerk wordt uitgesteld, of in meerdere mate wordt uitbesteed aan bedrijven of personen die niet tot de bouw behoren. In het eerste geval vertraagt de totale onderhoudsinspanning; in het tweede geval verschuiven delen van de onderhoudsinspanning van de bouw naar uitvoeren-de partijen buiten de bouw (doe-het-zelfwerk, onderhoudsdiensten van gebou-weneigenaars, klussenbedrijven, zwart werk). In beide gevallen is het resultaat een druk op het volume van de omzet op de onderhoudsmarkt. Daar staat tegenover dat er in betere tijden meer ruimte is om onderhoud te laten uitvoe-ren door bedrijven uit de bouw en de afbouw en dat werk gemaakt wordt van het inhalen van achterstallig onderhoud dat was ontstaan doordat in voorgaan-de jaren onderhoudswerk tijdelijk was uitgesteld.

De figuren 4.1 en 4.2 maken de invloed van de conjunctuur zichtbaar. Voor de periode 2000-2010 is de ontwikkeling van de markt voor woningonderhoud op volumebasis vergeleken met de groei van de particuliere consumptie. De ontwikkeling op de markt voor onderhoud van utiliteitsgebouwen is afgezet tegen de groei van het bruto binnenlands product (BBP). Vooral de ontwikkelingen van het BBP en het utiliteitsonderhoud vertonen een sterke relatie. Maar ook de uitgaven op de onderhoudsmarkt voor woningen en

Figuur 4.1 Ontwikkeling van de onderhoudsmarkt voor woningen en van de particuliere consumptie, volumecijfers, 2000-2010 (%)

Bron: EIB/CBS

Page 71: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

71

de groei van de particuliere consumptie laten een duidelijk samenhangend patroon zien. In beide deelmarkten vormen de macro-economische indicatoren een bruikbaar instrument voor de prognose van de ontwikkeling van het onderhoud.

4.3 De onderhoudsmarkt op korte en middellange termijn

De ontwikkeling van het BBP en de private consumptie in 2010, laten ruimte voor enig herstel van het woningonderhoud en het utiliteitsonderhoud in 2011. In 2010 groeide het BBP naar verwachting met 1¾%, maar de particuliere consumptie bleef daar met een geringe groei van ¼% sterk bij achter1. Tegen deze achtergrond mag een gematigd herstel van het utiliteitsonderhoud worden verwacht. Het herstel van het woningonderhoud lijkt op basis van de macro-ontwikkeling nog erg onzeker. In dit verband is de introductie per 1 oktober 2010 van de tijdelijke btw-verlaging op de looncomponent van onder-houdswerk belangrijk. Deze maatregel zal naar verwachting in de eerste helft van 2011 (de looptijd is beperkt tot 1 juli 2011) vooral in het woningonderhoud voor extra productie zorgen bij onderhoudsbedrijven2.

1 CPB. Nieuwsbrief 2010/4. Den Haag, december 2010.2 De maatregel is niet effectief voor de voor de onderhoudssector belangrijke groep schilders- bedrijven, omdat in de schildersbranche het lage btw-tarief al sinds 2000 van kracht is.

Figuur 4.2 Ontwikkeling van de onderhoudsmarkt voor utiliteitsgebouwen en van het BBP, volumecijfers, 2000-2010 (%)

Bron: EIB/CBS

Page 72: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

72

Als dit gegeven wordt meegewogen, kan worden vastgesteld dat er in 2011 toch enige ruimte is voor herstel van het woningonderhoud. De omvang van de groei wordt geraamd op 1%. In het utiliteitsonderhoud trekt de groei naar verwachting met 2% aan.Voor 2012 wordt een verdere verbetering van het onderhoudsklimaat verwacht. Weliswaar verwacht het CPB dat de groei van het BBP in 2011 licht lager ligt dan in 2010, maar het groeitempo van de particuliere consumptie gaat omhoog van ¼% naar ¾%. Gevoegd bij het gegeven dat gebouweneigenaars meer de nood-zaak zullen gaan voelen om achterstallig onderhoud weg te werken, wordt de groei van het woningonderhoud in 2012 op 1½% geraamd en die van het utiliteitsonderhoud op 2½%.

In het verleden groeide de gebouwenvoorraad, doordat jaarlijks meer kubieke meters werden toegevoegd dan dat er door sloop of andersoortige onttrekkin-gen verloren gingen. Uitgangspunt is, dat daar op middellange termijn geen verandering in zal optreden. De jaarlijkse toevoeging van nieuwe gebouwen is niet zodanig groot, dat de veroudering van de eerder tot stand gekomen gebouwen wordt geneutraliseerd. Dit betekent dat ook het verouderingsproces van de voorraad doorgaat. Naar-mate gebouwen ouder worden neemt de onderhoudsbehoefte gemiddeld genomen toe. Tegelijkertijd is een ontwikkeling gaande naar een steeds hoger uitrustingsni-veau per gebouw. Dat gebeurt bij nieuwbouw, maar ook bij renovatie en groot onderhoud. Dit komt tot uiting in steeds meer installaties per eenheid gebouw. Daardoor worden gebouwen onderhoudsgevoeliger. Ten slotte leidt de tendens onder bedrijfsmatige gebouweigenaren tot meer uitbesteden van onderhoud aan bedrijven uit de bouw (outsourcing), tot een structureel grotere vraag op de onderhoudsmarkt. In het verleden bouwden grote gebouweneigenaren als woningcorporaties en eigenaren van industriële complexen hun onderhoudsdiensten steeds meer af tot kleine eenheden die zich alleen nog met hoog geprioriteerd klachtenonderhoud bezighouden. Aan de mogelijkheden op dit vlak is nu vrijwel een einde gekomen, maar er zijn nog steeds ontwikkelingen op dit terrein denkbaar. Zo draagt bijvoorbeeld de vergrijzing van de populatie van eigen woningbezitters er toe bij dat op het gebied van substitutie van doe-het-zelfonderhoud naar de markt nog steeds groei te verwachten is. Daartegenover staat de tendens tot het toepassen van onderhoudsarme materialen. Door bij nieuwbouw of renovatie te investeren in (vaak duurdere) materialen en bouwdelen met een langere levensduur of een lagere onder-houdsvraag per eenheid, kan de toekomstige onderhoudsbehoefte naar bene-den worden gebracht.

Al deze factoren bij elkaar bepalen dat het structurele groeipad van de onder-houdsmarkt ook in de komende jaren een stijgende lijn zal laten zien. Of en in welke mate dat ook tot uiting zal komen in een groei van het productievolume op de onderhoudsmarkt hangt mede af van de ontwikkeling van de conjunc-tuur. Op middellange termijn wordt uitgegaan van een verder herstel van de econo-mische groei en de consumptieve bestedingen. Hierdoor komt er meer ruimte voor groei van de bestedingen op de onderhoudsmarkt. In de afgelopen 15 jaar bedroeg de gemiddelde groeivoet van het woningonderhoud 1½% per jaar. Het onderhoud aan utiliteitsgebouwen nam sneller toe: per jaar groeide het pro-

Page 73: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

73

ductievolume in deze sector gemiddeld met 2½%. Voor 2013 en 2014 wordt uitgegaan van een boventrendmatige groei. De reden hiervoor is, dat rekening wordt gehouden met het inlopen van achterstallig onderhoud dat in de periode 2009-2011 is ontstaan. Daarna valt het groeitempo weer wat terug. Voor de hele periode 2013-2016 wordt een gemiddelde jaarlijkse groei geraamd van 2% voor het woningonderhoud en van 2½% voor het onderhoud aan utiliteitsgebouwen (zie tabel 4.1). Figuur 4.3 brengt de verwachte ontwikkelingen in beeld.

4.4 De onderhoudsmarkt per provincie

De meeste bouwbedrijven werken niet landelijk, maar binnen de eigen vesti-gingsplaats of regio. Zeker voor de onderhoudsbedrijven is dat het geval. Voor deze bedrijven is een analyse die zich alleen richt op het landelijke niveau niet specifiek genoeg. Per regio doen zich grote verschillen voor in de omvang van de onderhoudsmarkt. De belangrijkste oorzaak daarvan is de onderling sterk afwijkende gebouwenvoorraad. Dat is alleen al het geval voor wat betreft de aantallen gebouwen. Maar ook de leeftijdsopbouw en de samenstelling van de voorraad lopen aanmerkelijk uiteen. Daardoor vertoont de onderhoudsbehoefte een grote mate van diversiteit. In het verlengde daarvan is sprake van grote verschillen in de omvang van de provinciale onderhoudsmarkten.Tabel 4.2 geeft een raming van de onderhoudsmarkt per provincie. De cijfers zijn uit de nationale totalen herleid met behulp van gegevens over de samen-

Figuur 4.3 De onderhoudsmarkt 2009-2016, volumeontwikkeling, mln euro

Bron: EIB

Page 74: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

74

stelling van de provinciale gebouwenvoorraad. Ze berusten dus niet op directe statistische waarneming. Uit de tabel kan worden afgeleid dat iets minder dan de helft van de onder-houdsmarkt in de westelijke provincies (Noord- en Zuid-Holland en Utrecht) wordt gerealiseerd. Van de overige landsdelen is de productie in Noord (Gronin-gen, Friesland en Drenthe) het kleinst en groeit die in Oost (Overijssel, Gelder-land en Flevoland) - vooral door de bijdrage van Flevoland - het snelst.

Tabel 4.2 De onderhoudsmarkt voor gebouwen per provincie in de periode 2009-2011 (mln euro, excl. btw, prijzen 2009)

Niveau in mln euro Mutaties (%)

20091 20102 20112 20102 20112

NoordGroningen 335 330 335 -1½ 1½Friesland 375 370 375 -1½ 1½Drenthe 270 265 270 -2 2

OostOverijssel 595 590 600 -1 2Flevoland 190 190 195 0 2½Gelderland 1.050 1.035 1.050 -1½ 1½

WestUtrecht 640 635 645 -1 1½Noord-Holland 1.545 1.530 1.550 -1 1½Zuid-Holland 1.995 1.970 2.000 -1½ 1½

ZuidZeeland 230 230 230 0 0Noord-Brabant 1.325 1.310 1.325 -1 1Limburg 650 645 650 -1 1

Nederland 9.200 9.100 9.225 -1 1½

1 Voorlopige cijfers2 Raming

Bron: EIB

Page 75: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

75

5 Grond-, water- en wegenbouw

De gww-productie ondervindt met vertraging de gevolgen van de economische crisis. Na een toename van de productie in 2009 is de activiteit in 2010 met 7% sterk teruggelo-pen. De krimp in de b&u heeft geleid tot veel minder werk rond bouwlocaties. Daar-naast hebben de slechte financiële vooruitzichten bij met name de gemeenten geleid tot een sterke terughoudendheid met investeren. Voor 2011 verwachten we een verdere daling van de gww-productie, met name bij de lagere overheden. De gww-productie in opdracht van de bedrijven zal na de sterke daling in 2010 dit jaar ongeveer stabiliseren. Voor de middellange termijn wordt het beeld enerzijds bepaald door aantrekkende investeringen die samenhangen met de conjunctuur en de b&u-nieuwbouw. Anderzijds staan de overheidsbudgetten de komende jaren onder druk waardoor de productiegroei wordt getemperd. Voor de periode 2013-2016 verwachten we een licht herstel van de productie met gemiddeld 1% groei per jaar. De vooruitzichten voor de nieuwbouw zijn daarbij wat gunstiger dan voor het onderhoud. De onderhoudsmarkt zal op middellange termijn met circa ½% per jaar groeien.

5.1 Algemeen beeld

Ontwikkelingen 2010-2012

Lange tijd heeft de gww-productie zich kunnen onttrekken aan de effecten van de economische crisis. Terwijl de b&u in 2009 met ongeveer 10% terugliep, is de gww-productie toen nog met 3% toegenomen. De stijging kwam vooral voor rekening van de lagere overheden. In 2010 is de gww-productie evenwel ook sterk afgenomen (tabel 5.1). Vooralsnog gaan we uit van een krimp van 7%. De krimp heeft een aantal achtergronden. In de eerste plaats speelt de sterke daling van de b&u-nieuwbouw een rol. Deze werkt vooral door in de investerin-gen van de lagere overheden (met name gemeenten) en bedrijven (met name nuts- en telecombedrijven). In de tweede plaats is het effect zichtbaar van beperkte financiële middelen bij de lagere overheden. Vooral gemeenten hebben geanticipeerd op de vermindering van de financiële armslag. Dit betrof niet alleen de algemene middelen uit het Gemeentefonds, maar ook de sterke terugloop van de inkomsten uit bouwgrondexploitatie die normaliter ook voor investeringen in bijvoorbeeld bovenwijkse infrastructuur worden aangewend. In de derde plaats zijn bedrijven uit de private sector (bijvoorbeeld de indus-trie), als reactie op de teruglopende economische activiteit, minder in gww-werken gaan investeren. In de vierde plaats heeft de langdurige winterperiode een rol gespeeld bij de terugloop van de gww-activiteit in 2010.

De krimp in 2010 heeft zich in belangrijke mate in het nieuwbouw- en herstel-segment voltrokken, waar de activiteit met 8½% terugliep. De verschillen tussen opdrachtgevers waren groot. Met name bij de lagere overheden en bij de bedrijven was sprake van een sterke terugval van de investeringsactiviteit met een daling van 11½% respectievelijk 10%. Bij het Rijk was in 2010 sprake van een stijgend investeringsniveau met circa 2½%. Hierbij hebben de stimulerings-maatregelen die in het kader van het Aanvullend Beleidsakkoord zijn aange-kondigd een rol gespeeld. In 2010 is het onderhoud in mindere mate gedaald

Page 76: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

76

dan nieuwbouw en herstel, maar is de afname met circa 5% toch fors te noemen.

Voor 2011 verwachten we een lichte daling van het totale gww-productieni-veau. Na de daling in 2010 met 7% krimpt de gww dit jaar naar verwachting met 1%. De ontwikkelingen lopen ook nu uiteen tussen de verschillende groepen opdrachtgevers. Bij het Rijk gaat de productie met 2% nog enigszins omhoog, onder meer vanwege de uitvoering van stimuleringsprojecten. Bij de lagere overheden krimpt de productie in 2011 nog verder met in totaal 3%. Gemeentelijke activiteit rond b&u-locaties heeft zijn dieptepunt naar verwach-ting bereikt en groeit in 2011 weer enigszins in het spoor van de woningnieuw-bouw. Andere gemeentelijke investeringen in bestaand gebied zullen ook dit jaar echter nog sterk onder druk staan, vooral vanwege de ongunstige financi-ële positie van de gemeenten. Ook bij de provincies ligt in 2011 nog enige teruggang in het verschiet. De investeringen van de bedrijven zijn deels con-junctuurgerelateerd. Bijvoorbeeld in de industrie zijn de economische vooruit-zichten weer wat gunstiger hetgeen zich vertaalt in een toenemend investe-ringsniveau in gww-werken. Voor het onderhoud verwachten we na de daling in 2010 ook in 2011 nog een achteruitgang, zij het met 1% veel minder.

In 2012 voorzien we een licht herstel van de gww-productie. Vooralsnog gaan we uit van ½% groei die uitsluitend bij nieuwbouw en herstel zal optreden. De onderhoudsactiviteit zal in 2012 op hetzelfde niveau blijven als in 2011. De ontwikkelingen worden enerzijds bepaald door aantrekkende gemeentelijke investeringen rond bouwlocaties, maar anderzijds door bezuinigingen op reguliere gww-activiteiten. Bij de bedrijven komen de investeringen in infra-structuur in 2012 verder uit het dal. Bij het Rijk zal daarentegen sprake zijn van lagere investeringen, onder meer door het aflopen van de stimuleringsimpuls.

Vooruitzichten 2013-2016

Voor de middellange termijn voorzien we per saldo een lichte toename van de gww-productie met gemiddeld 1% in de periode 2013-2016. Gezien de tijdelijke intensivering van de rijksinvesteringen in de periode 2009-2011 zal de gww-productie in opdracht van het Rijk vanaf 2012 afnemen. Op middellange termijn voorzien we een afname van de rijksinvesteringen met gemiddeld 1% per jaar. Bij de lagere overheden verwachten we na de stevige daling in de periode 2010-2011 een groei van gemiddeld 2% per jaar. Daarbij baseren we ons onder meer op de weer sterk aantrekkende woningbouwactiviteit. Dit betekent een impuls voor de bouwlocatieontwikkeling. Deze ontwikkeling wordt eerst nog getemperd door bezuinigingen bij de lagere overheden. De financiële positie van de gemeenten kan op de middellange termijn weer enigszins verbeteren in vergelijking met de situatie in de komende paar jaar. De investe-ringen van de waterschappen kennen op middellange termijn naar verwach-ting een trendmatige groei. Ook bij de bedrijven herstelt de gww-productie zich op middellange termijn weer enigszins. Na de sterke dalingen in de crisisjaren groeit deze na 2012 weer met gemiddeld 2% per jaar. Tussen 2013 en 2016 groeit het gww-onderhoud nauwelijks. De beperkte groei van ½% per jaar hangt onder meer samen met de teruglopende budgetten op de rijksbegroting in combinatie met een licht verbeterend financieel perspectief bij de lagere overheden.

Page 77: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

77

Tabel 5.1 Grond-, water- en wegenbouwproductie1, 2009-2016

Miljoen € Jaarlijkse veranderingen3 (%)

20092 20103 2010 2011 2012 20164

Nieuwbouw en herstelRijk 1.400 1.425 2½ 2 -2 -1Lagere overheden 3.746 3.325 -11½ -3 2 2Bedrijven 2.651 2.375 -10 ½ 2 2

Subtotaal 7.797 7.125 -8½ -1 1 1½

Onderhoud 5.949 5.650 -5 -1 0 ½

Totaal 13.746 12.775 -7 -1 ½ 1

1 Exclusief interne leveringen, machines, overige investeringen, saldo uitvoer diensten en handelsmarges; basis Nationale rekeningen; bedragen in prijzen 2009, excl. btw2 EIB-bewerking van voorlopige CBS-cijfers3 Raming4 Gemiddelde jaarlijkse mutatie in de periode 2013-2016

Bron: CBS, EIB

5.2 Ontwikkelingen in de gww

De gww-productie heeft in de huidige conjunctuur tot nu toe een ander patroon gevolgd dan de woning- en utiliteitsbouw. De omslag in de gww is veel later gekomen dan in de b&u. Niettemin is in 2010 de gww-productie ook sterk afgenomen. Voor de komende jaren spelen de beschikbare budgetten een belangrijke rol. Enerzijds is het verloop van de gww-productie sterk afhankelijk van de kenmerken van de gww-projecten en van de financieringsmogelijkhe-den van deze projecten, anderzijds spelen in deze jaren stimuleringsmaatrege-len een belangrijke rol.

In de eerste plaats spelen overheden een dominante rol in de opdrachtverle-ning voor gww-werken. Het Rijk is de grootste individuele opdrachtgever voor infrastructuur. De lagere overheden zijn qua volume de belangrijkste groep opdrachtgevers op de gww-markt. De uitgaven van deze groep opdrachtgevers worden vooral bepaald door lokale heffingen en de beschikbaarheid van budgetten. In de tweede plaats kennen gww-werken veelal een lange voorbe-reidings- en uitvoeringstijd. Projecten kunnen pas van start gaan na het doorlopen van een uitgebreid planningsproces.

Ook wordt de productie sterk beïnvloed door zeer grote werken die ten uitvoer worden gebracht, zoals in de afgelopen tien jaar de Betuwelijn en de HSL-Zuid. Ook op deelmarkten is soms sprake van grootschalige projecten als Ruimte

Page 78: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

78

voor de Rivier en de Maaswerken. In de vierde plaats kunnen specifieke ontwik-kelingen de gang van zaken op deelmarkten sterk beïnvloeden zoals het uiteenspatten van de internetzeepbel na het jaar 2000.

De hierboven genoemde factoren die bepalend zijn voor de ontwikkelingen in de gww-productie hebben gemeen dat ze vaak een ander en ook meer indirect verband houden met conjunctuurschommelingen. Belangrijke lijnen in dat verband zijn de invloed van de conjunctuur op de nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen, de investeringen van marktpartijen in de gww-sector en het effect van de economische situatie op de overheidsfinanciën. De nieuw-bouw van woningen en andere gebouwen vertoont deze jaren een sterke daling (zie hoofdstukken 2 en 3). Dit leidt tot een teruglopende gww-activiteit op het gebied van het bouw- en woonrijp maken van bouwlocaties. Teruglopende activiteit in de b&u heeft ook invloed op de gemeentelijke inkomsten uit bouwgrondexploitatie en treft daarmee ook de financiële armslag van gemeen-ten. De investeringen van marktpartijen in de gww-sector (bijvoorbeeld in de industrie en bij de zee- en luchthavens) reageren bij een conjunctuuromslag doorgaans sterk en zijn voor een deel ook gekoppeld aan investeringen in productiecapaciteit.

Figuur 5.1 Conjuncturele ontwikkeling in de gww, 2008-2010, maanden werk in portefeuille

Bron: EIB

Page 79: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

79

De marktontwikkeling in de gww is af te lezen uit de maandelijkse conjunc-tuurenquête van het EIB (figuur 5.1). Tussen medio 2008 en medio 2009 zijn de orderportefeuilles in de gww teruggelopen, zij het in veel mindere mate dan in de b&u. Vanaf midden 2009 schommelen de orderportefeuilles van de gww-bedrijven rond 6½ maand.

De financiering en planning van infrastructuur zullen de komende jaren onder invloed komen van de Crisis- en Herstelwet waarmee een aantal infrastruc-tuurprojecten versneld kan worden uitgevoerd en waarvoor ook financiële middelen beschikbaar zijn. Positieve effecten van deze wet zijn deels verdis-conteerd in de ramingen van de gww-productie. Daarnaast zijn in het Regeer-akkoord enkele maatregelen aangekondigd die invloed kunnen hebben op de omvang en samenstelling van de investeringen in infrastructuur in de komen-de jaren. De precieze uitwerking van deze maatregelen is echter nog niet bekend en de gevolgen zijn dan ook nog niet in de ramingen meegenomen.

In de volgende paragrafen gaan we eerst in op de ontwikkelingen per type opdrachtgever en vervolgens op ontwikkelingen in het gww-onderhoud en de verdeling van de gww-productie naar regio en deelmarkt.

5.3 Rijk

In 2010 beliep de gww-productie in opdracht van het Rijk (vooral Rijkswater-staat) op het gebied van nieuwbouw en herstel circa € 1,4 miljard. Daarmee was het Rijk verantwoordelijk voor 20% van de gww-productie. De gww-productie is in 2010 naar verwachting met ongeveer 2½% gegroeid. De groei houdt onder meer verband met de uitvoering van de stimuleringsmaatregelen die het kabinet in het kader van de economische crisis heeft genomen. Daarnaast leveren de projecten onder de Spoedwet Wegverbreding extra productie op. De toegenomen en naar voren gehaalde uitgaven aan infrastructuur komen deels ten laste van latere jaren. De gww-productie in opdracht van het Rijk zal onder meer daardoor na 2011 afnemen. Op middellange termijn verwachten we een daling van gemiddeld 1% per jaar.

Tabel 5.2 Uitgaven van het Rijk aan aanleg van infrastructuur, 2009-2015, in miljoen euro, prijzen 2010

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Rijkswegen 2.082 1.979 2.010 1.920 2.104 2.818 1.592Vaarwegen 217 379 440 528 424 301 425Watersystemen 659 813 755 733 559 669 580Ruimte voor de Rivier/Maaswerken 187 183 215 211 434 432 460

Totaal 3.145 3.354 3.420 3.392 3.521 4.220 3.057

Bron: Begroting Infrastructuurfonds 2011

Page 80: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

80

Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport

Van de verschillende projecten staan in het Meerjarenprogramma Infra-structuur, Ruimte en Transport (MIRT) concrete gegevens over de aanlei-ding tot de projecten, de procedurele stappen die worden genomen en het tijdstip van oplevering van de projecten. In het planningsproces worden drie fasen onderscheiden: de verkenningenfase, de planstudiefase en de realisatiefase. De voortgang van infrastructuurprojecten wordt door een breed scala aan determinanten beïnvloed. De belemmeringen voor de voortgang hebben veelal een structureel karakter. Besluitvorming bij overheden en bestemmingsplanprocedures spelen hierbij een belangrijke rol. Daarnaast zijn een moeilijk haalbare projectplanning en discussie over uitvoeringsvarianten belangrijke factoren voor vertraging. De Com-missie Elverding heeft in 2008 geadviseerd over maatregelen om stagnatie bij infrastructurele projecten tegen te gaan. Daarbij richt men zich vooral op snellere besluitvorming en het beperken van het aantal uitvoeringsal-ternatieven in de planstudiefase. Dit moet bijdragen aan een grotere voorspelbaarheid van de verwachte uitvoeringsperiode van projecten.

Infrastructuurfonds en MIRT

In het Infrastructuurfonds 2011 worden de financiële middelen verantwoord die het Rijk voor de periode tot en met 2015 beschikbaar heeft voor de aanleg en het onderhoud van infrastructuur. In tabel 5.2 staan de belangrijkste uitga-ven van het Rijk weergegeven voor de periode 2009 tot en met 2015. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende typen rijksinfrastructuur, met name wegen, vaarwegen en watersystemen (waterbodems en waterkeringen).

In het MIRT 2011 (zie kader) zijn in vergelijking met het vorige MIRT 33 projec-ten vertraagd. Het totale aantal vertragingen is daarmee de laatste vier jaar vrij stabiel (tabel 5.3). Tussen de verschillende typen infrastructuur zijn er wel verschillen. Bij projecten op het terrein van waterbeheer en vaarwegen ligt het aantal vertragingen de laatste jaren op een hoger niveau dan daarvoor. Met de Crisis- en Herstelwet zal een extra impuls worden gegeven aan het versneld realiseren van infrastructurele projecten. Een groot deel van de projecten uit de wet valt onder gebiedsontwikkeling (herstructurering van bedrijventerreinen, binnenstedelijke herstructurering, landschapsontwikkeling). De overige projec-ten betreffen investeringen in kustversterkingen, renovatie van bruggen, aanleg en onderhoud van wegen, spoorwegen en vaarwegen.

Rijkswegen

Bij de rijksinfrastructuur hebben de hoofdwegen het grootste aandeel in de beschikbare budgetten. In 2010 was circa € 3 miljard beschikbaar voor aanleg en onderhoud van wegen, in 2011 ligt dit ongeveer op hetzelfde niveau (figuur 5.2). Circa € 2 miljard gaat naar aanlegprojecten, € 1 miljard naar beheer en onderhoud. Op beheer en onderhoud van de infrastructuur wordt later nader ingegaan.

Page 81: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

81

Tabel 5.3 Aantal vertraagde projecten per type infrastructuur, 2007-2011

MIT 2007

MIRT 2008

MIRT 2009

MIRT 2010

MIRT 2011

Hoofdwegen 9 14 8 5 8Waterbeheren / vaarwegen 8 9 12 15 13Spoorwegen personenvervoer

7 8 6 8 7

Regionale/lokale infrastructuur 1 2 5 3 4

Totaal 25 33 31 31 321

1 Negen van deze projecten zullen later worden gestart, maar volgens de huidige planning niet vertraagd worden opgeleverd

Bron: MIRT 2007 tot en met 2011. Analyse EIB

In 2011 en 2012 hebben de budgetten voor het grootste deel betrekking op projecten die momenteel worden uitgevoerd of waarvoor een tracébesluit al is genomen. Dit aandeel zal in de jaren daarna uiteraard afnemen. Vanaf 2013 zijn budgetten gereserveerd voor projecten waarvoor de besluitvorming nog niet is afgerond. De uitgaven aan het hoofdwegennet komen voornamelijk ten goede aan de verbreding van bestaande wegen in plaats van de aanleg van geheel nieuwe wegen. Voor projecten die via geïntegreerde contractvormen of pps tot stand komen is in de periode tot 2015 jaarlijks gemiddeld circa € 200 miljoen beschikbaar, bijvoorbeeld voor de Tweede Coentunnel.

Vaarwegen

De uitgaven aan vaarwegen beliepen in 2010 circa € 940 miljoen en lagen daarmee op een hoger niveau dan in 2009 (figuur 5.3). In de periode 2011-2014 zullen deze uitgaven sterk afnemen. De daling ten opzichte van 2010 bedraagt in totaal ruim 25%. In 2011 en 2012 is nog wel meer geld beschikbaar voor aanlegprojecten, het onderhoudsbudget neemt wel af. In vergelijking met het hoofdwegennet is bij de vaarwegen het aandeel van nieuwe projecten (aanleg) veel kleiner. De budgetten hebben in eerste instantie vooral betrekking op het wegwerken van achterstallig onderhoud. Daarnaast wordt selectief de capaci-teit van de vaarwegen vergroot.

Waterkeringen en waterbeheer

Rijkswaterstaat beheert en onderhoudt de primaire waterkeringen die bescher-ming bieden tegen buitenwater en een deel van de niet-primaire waterkeringen die tegen binnenwater beschermen. De uitgaven aan deze watersystemen hadden in 2010 een omvang van ongeveer € 1,1 miljard. In het kader van het Aanvullend Beleidsakkoord en vooruitlopend op het Deltaprogramma is al extra geïnvesteerd in versterking van de kust. In 2009 en 2010 was hiervoor

Page 82: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

82

Figuur 5.2 Uitgaven aan hoofdwegen, 2009-2015, in miljoen euro, prijzen 2010

Bron: MIRT 2011

Figuur 5.3 Uitgaven aan vaarwegen, 2009-2015, in miljoen euro, prijzen 2010

Bron: MIRT 2011

Page 83: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

83

€ 100 miljoen beschikbaar. In de periode 2011-2015 zullen deze uitgaven met enkele fluctuaties afnemen tot circa € 825 miljoen in 2015 (figuur 5.4). Vooral de aanleg van nieuwe projecten loopt terug, bij beheer en onderhoud is de afname minder.

De tijdshorizon van investeringen in waterkeringen en waterbeheer verschilt sterk met die van andere gww-werken. De meest cruciale waterkeringen zoals de dijken langs de Noordzeekust moeten bescherming bieden tegen hoogwa-terstanden die gemiddeld slechts eens in de 10.000 jaar optreden. In 2008 heeft de Deltacommissie (de Commissie Veerman) advies uitgebracht over het te voeren beleid op het gebied van waterveiligheid in relatie tot ruimtelijke inrichting in de 21e eeuw1. Kern van het advies is dat de aanpak van de water-problematiek urgent is. Jaarlijks is tussen € 1 en € 1½ miljard nodig voor de waterveiligheid. Bij de uitvoering van maatregelen wordt voorgesteld om deze te combineren met plannen op het gebied van bijvoorbeeld woningbouw, natuurontwikkeling en recreatie.

Naast de uitgaven aan beheer en versterking van de waterkeringen zijn er twee grotere projecten in uitvoering, namelijk Ruimte voor de Rivier en Maaswerken. Het grootste project op het gebied van waterbeheer in de komende jaren is het project Ruimte voor de Rivier.

1 Deltacommissie 2008. Samen werken met water.

Figuur 5.4 Uitgaven aan watersystemen, 2009-2015, in miljoen euro, prijzen 2010

Bron: MIRT 2011

Page 84: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

84

Dit project behelst ongeveer 40 samenhangende maatregelen langs IJssel, Neder-Rijn, Lek, Waal en het benedenstroomse deel van de Maas. Deze maatre-gelen moeten uiterlijk 2015 zijn uitgevoerd. Bij de Maaswerken gaat het vooral om bescherming tegen extreme waterstanden in Limburg en Noord-Brabant.

Naast de rijksinvesteringen in weg- en waterinfrastructuur is het project Mainportontwikkeling Rotterdam van belang. Momenteel wordt samen met het Havenbedrijf Rotterdam gewerkt aan de ontwikkeling van de Tweede Maas-vlakte.

5.4 Lagere overheden

De lagere overheden hebben van de drie categorieën gww-opdrachtgevers met een gww-productieniveau van € 3,3 miljard in 2010 het grootste aandeel in de totale gww productie (47%). Gww-werken in opdracht van de lagere overheden bestaan onder meer uit het bouwrijp maken van terreinen bestemd voor nieuwbouw en onderhoud aan gemeentelijke en provinciale wegen en water-beheer. Bij de lagere overheden gaat het om gemeenten, provincies en water-schappen. Bij de gemeenten maken we verder onderscheid tussen b&u-gerela-teerd werk en niet-b&u-gerelateerd werk. De gemeenten hebben verreweg het grootste aandeel in de gww-productie voor de lagere overheden. In 2010 is de nieuwbouw- en herstelproductie in opdracht van de lagere overheden met circa 11½% gedaald. Vooral de b&u-gerelateerde uitgaven aan de ontwikkeling van bouwlocaties vielen sterk terug. Voor 2011 voorzien we een verdere daling van de gww-productie van de lagere overheden met 3%. De ongunstige ontwikke-ling bij de lagere overheden (vooral bij de gemeenten) zal naar verwachting een aantal jaren aanhouden. Op de middellange termijn verwachten we dat de nieuwbouw- en herstelproductie in opdracht van de lagere overheden weer zal aantrekken. Tussen 2013 en 2016 kan deze met gemiddeld 2% per jaar groeien. Allereerst gaan we hierna nader in op de situatie bij de gemeenten, vervolgens gaan we in op de provincies en waterschappen.

Gemeenten

Bij de gemeenten maken we onderscheid tussen de ontwikkelingen in gww-activiteiten die direct gekoppeld zijn aan bouwlocaties (b&u) en meer algemene activiteiten. Dit onderscheid is relevant omdat de determinanten en de finan-ciering van deze verschillende activiteiten uiteenloopt.

Bij b&u-gerelateerde werkzaamheden gaat het vooral om het bouw- en woon-rijp maken van nieuwe bouwlocaties, voor woningen of bedrijfsgebouwen. Dit betreft bijvoorbeeld grondwerkzaamheden, aanleg van bouwstraten, riolering, definitieve inrichting en groenvoorziening. Een deel van deze werkzaamheden vindt voorafgaand aan het bouwen van woningen en utiliteitsgebouwen plaats en een ander deel aansluitend. De raming van dit deel van de gww-productie koppelen we aan de nieuwbouwbouwinvesteringen in de b&u. Tabel 5.4 ver-meldt de ontwikkeling van deze reeks. In 2010 is de b&u-nieuwbouw sterk gekrompen. In 2011 wordt voor dit onderdeel van de gemeentelijke gww-pro-ductie weer herstel verwacht. Ook in de jaren daarna groeien de nieuwbouwin-vesteringen in de b&u sterk, vooral in de woningbouw.

Page 85: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

85

Tabel 5.4 Ontwikkeling nieuwbouw b&u, 2010-2016, in procenten

2010 2011 2012 2013-20161

Nieuwbouw b&u -16½ 1½ 5½ 2½

1 Gemiddeld per jaar

Bron: EIB

Meer algemene activiteiten van gemeenten betreffen bijvoorbeeld aanleg, reconstructie en onderhoud van verbindings- en rondwegen, beheer en onder-houd van de openbare ruimte zoals stadscentra, rioolrenovatie, werkzaamhe-den aan havens en kades. Investerings- en onderhoudsuitgaven aan deze werken worden vooral bepaald door de algemene financieringsmogelijkheden, zoals het Gemeentefonds, specifieke uitkeringen en eigen inkomsten als rioolrechten. Daarnaast wordt een deel van deze opgave gefinancierd uit extra middelen uit de bouwgrondexploitatie.

De omvang en ontwikkeling van het Gemeentefonds staat deze jaren onder druk. Al vrij snel na het uitbreken van de financiële crisis werd duidelijk dat de overheidsfinanciën in het algemeen en de gemeentelijke middelen in het bijzonder beïnvloed zouden worden. In het kader van het Aanvullend Beleids-akkoord zijn in 2009 door Rijk en gemeenten afspraken gemaakt over de financiering tot 2011. Deze afspraken moesten zorgen voor continuïteit op de korte termijn. In het Regeerakkoord is afgesproken dat in de jaren na 2011 Gemeente- en Provinciefonds ook zullen bijdragen aan de oplossing van de financiële problematiek maar dat ook de koppeling met de rijksuitgaven weer zal worden hersteld (trap-op, trap-af principe). In de meest recente Gemeente-fondsbegroting is al aangegeven dat de algemene uitkering in 2011 en 2012 zal afnemen met circa 2% per jaar. Daarna blijft de omvang vooralsnog stabiel. Concreet betekent dit dat het Gemeentefonds minder zal groeien dan vóór het Regeerakkoord, maar na 2012 wel zal groeien. Het bezuinigingseffect is name-lijk kleiner dan het meegroeieffect met de rijksuitgaven.

Een belangrijke inkomstenbron vormen daarnaast de rioolrechten. Deze inkomsten hebben een meer autonoom karakter en zijn ook specifiek ten behoeve van riolering. In het afgelopen decennium zijn de gemeentelijke lasten van het rioleringbeheer trendmatig toegenomen (figuur 5.5).2 We verwachten dat in 2010 en 2011 deze ontwikkeling tijdelijk zal stabiliseren. Vanaf 2012 zullen deze echter weer licht kunnen stijgen. Inkomsten uit bouwgrondexploi-tatie zijn sterk gekoppeld aan de ontwikkeling van bouwplannen. Deze inkom-sten worden gebruikt voor de aanleg van bouwlocaties en bovenwijkse voorzie-ningen, maar worden soms ook aangewend voor het niet-b&u-gerelateerde deel van de gww. Vanuit deze bron komen in 2010 en 2011 veel minder midde-len beschikbaar. Vanaf 2012, als de nieuwbouw weer stevig aantrekt, kan ook dit deel van de financiële middelen van de gemeenten groeien.

2 Bron: Stichting Rioned.

Page 86: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

86

De VNG heeft aangegeven dat de bijdrage van het Gemeentefonds in de bezui-nigingen in 2015 (€ 1,2 miljard) lager is dan in eerdere scenario’s leek te gaan gebeuren. De Commissie Kalden heeft in de brede Heroverweging bedragen genoemd van € 1,3 à 1,5 miljard. De gemeenten lijken in 2010 al te hebben geanticipeerd op de beperkingen in de financiële ruimte. Onderzoek van het COELO geeft aan dat de gemeentelijke uitgaven aan onder meer wegen in 2011 sterk zullen dalen en in 2012 weer enigszins zullen stijgen.3 Volgens de VNG ligt een bedreiging in de komende jaren nog in een stijgende inflatie waardoor de compensatie voor prijsontwikkelingen in het Gemeentefonds tekort zou kunnen schieten. Vooralsnog gaan we uit van herstel van dit onderdeel van de gemeentelijke gww-productie na 2012.

Provincies en waterschappen

De provincies en waterschappen vertegenwoordigen naar schatting 10% van de totale gww-productie. Infrastructurele werken in opdracht van provincies betreffen vooral onderhoud en aanleg van (vaar-)wegen. Anders dan bij ge-meenten, bij wie de gww-uitgaven voor een belangrijk deel in het teken staan van ontwikkelingen in de b&u, zijn gww-werken in opdracht van provincies niet direct conjunctuurgevoelig. Indirect bepalen de ontwikkelingen aan de inkomstenkant de mogelijkheden voor de provinciale investeringen.

3 COELO (2010). Bezuinigingen en crisisbeheersing: financiële plannen van gemeenten, 2010-2012. Groningen

Figuur 5.5 Ontwikkeling lasten gemeentelijk rioleringbeheer, 2000-2008, in miljoen euro, lopende prijzen

Bron: Rioned

Page 87: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

87

Aan de inkomstenkant staan provincies aan de vooravond van een aantal ingrijpende veranderingen. Vanwege de slechte economische omstandigheden is de normeringssystematiek voor het Provinciefonds buiten werking gesteld. Het Provinciefonds heeft in 2010 en 2011 niet, zoals gebruikelijk, meebewogen met de rijksuitgaven. In de komende jaren zullen de algemene middelen uit het Provinciefonds afnemen. Deze daling heeft onder meer te maken met het advies van de Raad voor financiële verhoudingen (Rfv) uit 2009. De Rfv consta-teert dat provincies in staat zijn meer te bekostigen uit eigen middelen dan bij de bepaling van de algemene uitkering uit het Provinciefonds werd veronder-steld. Volgens deze redenering hoeft de structurele korting per saldo geen gevolgen te hebben voor de provinciale uitgaven. Daarnaast ontvangen de provincies bijdragen uit de Brede Doeluitkering (BDU). Voorts hebben de provincies door de verkoop van de aandelen in de energieproductiebedrijven een aanzienlijke hoeveelheid kapitaal tot hun beschikking gekregen. Tegenover de opbrengsten uit de verkoop van de aandelen staat echter het wegvallen van de winstuitkeringen die de provincies als aandeelhouders tegemoet konden zien. Provincies hebben aangegeven een deel te willen wegzetten en een deel te willen investeren. Gegeven de structurele korting op het Provinciefonds zal een deel van de vrijgekomen middelen in de aankomende jaren worden ingezet om de huidige begroting sluitend te houden.

Het hangt van de prioriteiten van de provincies af in welke mate de infrastruc-tuur invloed zal ondervinden van de veranderingen in de omvang en samen-stelling van de inkomsten. Verwacht mag worden dat ruimte, verkeer en water tot de belangrijkste taken van de provincies zullen blijven behoren. Circa 30% van de totale uitgaven van de provincies gaat naar verkeer en vervoer.

In 2010 hebben de provincies hun uitgaven aan infrastructuur evenwel terugge-bracht. Onder meer speelde hierbij de financiële onzekerheid een rol. Ook voor 2011 gaan we nog uit van een afnemend investeringsniveau. Voor de middel-lange termijn verwachten we evenals bij de gemeenten weer een aantrekkende investeringsactiviteit in infrastructuur met een gemiddelde groei van circa 1½% per jaar tussen 2013 en 2016.

De belangrijkste taken van de waterschappen zijn het waterbeheer en het bewaken en verbeteren van de waterkwaliteit. Waterschappen bekostigen deze taken met heffingen. Vergeleken met provincies en gemeenten is de relatie tussen inkomsten en gww-investeringen bij waterschappen het meest direct. De inkomsten uit de waterschapsheffingen zijn de afgelopen jaren trendmatig toegenomen. De komende jaren wordt door de waterschappen geïnvesteerd in de versterking van waterkeringen, de bestrijding van wateroverlast, het tegen-gaan van droogte en de verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater. De toegenomen overstromingsrisico’s staan hoog op de politieke agenda. Om deze risico’s tegen te gaan is momenteel een aantal projecten in uitvoering zoals Ruimte voor de Rivier, de Maaswerken en het Hoogwaterbeschermings-programma. De ongeveer 90 maatregelen uit dit laatste programma moeten ervoor zorgen dat alle waterkeringen voldoen aan de wettelijke normen uit de Wet op de waterkering. In het kader van het beleidsprogramma ‘Samen wer-ken, samen leven’ van de Deltacommissie is € 1,16 miljard gereserveerd voor het uitvoeren van deze maatregelen. Dit budget komt bovenop de in het Infrastructuurfonds gereserveerde middelen.

Page 88: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

88

De gww-productie voor de waterschappen is in 2010 enigszins teruggelopen, zij het in mindere mate dan bij gemeenten en provincies. In 2011 zullen de uitgaven naar verwachting stabiliseren. Vanaf 2012 voorzien we een trendma-tige groei van de investeringsactiviteit. Gezien de financieringsconstructie bij de waterschappen en de in gang gezette grote waterprogramma’s gaan we voor de middellange termijn uit van een groeiende gww-productie met gemiddeld 1½% per jaar.

Figuur 5.6 resumeert de ontwikkelingen in de gww-productie van de lagere overheden. Bij de gemeenten hebben we onderscheiden tussen wel en niet b&u-gerelateerd werk.

5.5 Bedrijven

Bedrijven die investeren in de gww zijn vooral vervoerbedrijven (inclusief ProRail), nuts- en telecommunicatiebedrijven, de zee- en luchthavens en de industrie. Met circa € 2,4 miljard bedroeg het aandeel van deze partijen in de gww-productie nieuwbouw en herstel in 2010 een derde. Al in 2009 is de gww-productie in opdracht van bedrijven afgenomen. In 2010 is de productie verder gedaald, met 10%. Achtergrond is enerzijds de krimp in de b&u-nieuw-bouw waardoor minder investeringen plaatsvinden in de aanleg van nuts- en telecomaansluitingen. Anderzijds zijn ook de private investeringen in bedrij-

Figuur 5.6 Ontwikkeling gww-productie lagere overheden, 2010-2016, index 2009 = 100

Bron: EIB

Page 89: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

89

venterreinen in de industrie en de havengebieden gedaald, vooral in het spoor van de sterke economische teruggang in deze sectoren.

Voor 2011 verwachten we nagenoeg stabilisatie van de gww-investeringen door bedrijven. De nieuwbouwactiviteiten in de b&u leiden tot beperkte extra activiteit rond bouwlocaties, in dit geval door de nuts- en telecombedrijven. Ook in de industrie nemen de investeringen in productiecapaciteit en bedrijfs-gebouwen en de daarbij behorende infrastructuur weer toe. Voor 2012 en verder zal sprake zijn van een verder toenemende investeringsactiviteit door de bedrijven met gemiddeld circa 2% groei per jaar. Hierna gaan we kort in op de ontwikkelingen bij vervoerbedrijven en nuts- en telecombedrijven.

Vervoer

Bij vervoer gaat het vooral om investeringen in spoorweginfrastructuur en regionale en lokale investeringen in metro- en tramverbindingen. Opdrachtge-vers zijn vooral ProRail en daarnaast de beheerders van stadsgewestelijk openbaar vervoer. Prorail is verantwoordelijk voor onderhoud en aanleg van railinfrastructuur. In totaal wordt in de komende jaren gemiddeld circa € 2,5 miljard beschikbaar gesteld voor uitgaven aan spoorweginfrastructuur. Aanleg van nieuwe spoorwegverbindingen heeft hierin een aandeel van circa 40%. Een belangrijk uitgangspunt in de infrastructuurprogrammering is dat op de langere termijn de huidige spoorcapaciteit onvoldoende is. Om de toenemende belasting van het spoor het hoofd te bieden is het Programma Hoogfrequent Spoor (PHS) ontwikkeld. In de komende jaren wordt dit programma verder uitgewerkt. Het gaat onder meer om een toekomstvaste routestrategie voor het goederenvervoer per spoor en om personenvervoer op de corridors Utrecht–Den Bosch, Utrecht–Arnhem en Den Haag–Rotterdam. Een ander belangrijk project is de verbetering van de verbinding Schiphol–Amsterdam–Almere– Lelystad (OV-SAAL).

Op regionale schaal wordt gewerkt aan de verbetering van de bereikbaarheid van de belangrijkste economische centra met het openbaar vervoer. Met investeringen in infrastructuur wordt beoogd de capaciteit en kwaliteit te verhogen via snelheidsverhoging, hogere frequenties, een betere aansluiting tussen OV en de auto en het aansluiten van woonwerkgebieden die aan de stadsrand gelegen zijn.

Nuts- en telecombedrijven

Bedrijven in de nuts- en telecomsector zijn van oudsher belangrijke opdracht-gevers voor de gww en opereren in een sterk dynamische omgeving. Zij inves-teren met name in energie-, water- en telecommunicatie-infrastructuur. Daarbij gaat het zowel om huisaansluitingen als om wijkverbindingen en transportkabels en –leidingen. De investeringen hangen enerzijds samen met de ontwikkelingen in de nieuwbouw van woningen en andere gebouwen, maar worden daarnaast ook beïnvloed door het economisch klimaat en door ontwik-kelingen in het gebruik van de verschillende soorten infrastructuur. Daarbij speelt in de energie- en watersector de leeftijdsopbouw van de bestaande infrastructuur een rol die in het komende decennium vervanging noodzakelijk maakt.

Page 90: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

90

In 2010 hebben de investeringen door nuts- en telecombedrijven geleden onder de economische crisis. Naast de grote investeringen in het nationale gasnet-werk stonden sterk verminderde aantallen huisaansluitingen en achterblijven-de telecominvesteringen. In 2011 zal de gww-productie in opdracht van deze bedrijven licht stijgen. Vooralsnog lijken de gevolgen van de economische crisis voor deze sector beperkt in vergelijking met de vorige recessie begin deze eeuw. Op middellange termijn zal de productie in opdracht van de nuts- en telecom-bedrijven trendmatig groeien (circa 2% per jaar). Het tempo van economisch herstel en de gevolgen daarvan voor de b&u beïnvloeden de noodzaak en mogelijkheden om te investeren in de ondergrondse infrastructuur. Daarnaast zijn beleidskeuzes ten aanzien van de energievoorziening van belang voor het toekomstbeeld van de ondergrondse infrastructuur. Energietransitie, decentra-lisatie en internationalisering zijn de belangrijkste factoren voor de toekom-stige investeringsopgave voor gas en elektriciteit. Bij elektriciteit staat de netwerkopbouw in het teken van de ontwikkeling van smart grids. Vervanging van de naoorlogse netinfrastructuur vormt daarnaast een belangrijke bron van werk in de jaren tot 2015 en daarna.

De groei bij de belangrijkste opdrachtgevers (energie, water en telecom) is op de middellange termijn met 2½% per jaar naar verwachting sterker dan bij de andere opdrachtgevers waar een groei van 1½% per jaar wordt voorzien. Deze groei komt onder meer voort uit b&u-gerelateerd werk, maar wortelt ook in toenemende investeringen voor de energietransitie en in groeiende vervan-gingsuitgaven.

5.6 Onderhoud

Tot het onderhoud in de gww worden alle activiteiten gerekend die gericht zijn op instandhouding van de bestaande infrastructuur. Dit omvat het dagelijks onderhoud aan wegen, vaarwegen, spoorwegen etc. gericht op het behoud van de bestaande functionaliteiten en capaciteiten. Grote onderhoudsprojecten omvatten daarnaast veelal een component die gericht is op kwaliteitsverbete-ring en/of capaciteitsverhoging. Het groot onderhoud heeft een investeringska-rakter en wordt dan ook grotendeels tot de categorie nieuwbouw en herstel gerekend. In de praktijk lopen de diverse onderhouds-, herstel- en reconstruc-tieactiviteiten vaak in elkaar over en is het onderscheid niet zo strikt te maken. Het onderhoud in de gww had in 2010 een aandeel van 44% in de totale gww-productie. Het neemt daarmee een belangrijke plaats in het gww-werk in. Het onderhoud kent in vergelijking tot nieuwbouw en herstel doorgaans een meer gematigd verloop. Tezamen met het hoge aandeel in de totale gww-productie betekent dit een stevige basis onder de totale gww-productie.

Onderhoud komt in de praktijk op verschillende manieren op de markt, bijvoorbeeld via raamcontracten voor één of meerdere jaren of in de vorm van grotere projecten. Daarnaast maakt het onderhoud in sommige gevallen deel uit van aanlegprojecten waarbij ook een aantal jaren onderhoud wordt meegecontracteerd, bijvoorbeeld in design, build (, finance) & maintaincontrac-ten (DB(F)M).

In 2009 is de gww-onderhoudsproductie nog met 2% toegenomen. Voor een deel is dit toe te schrijven aan de effecten van de stimuleringsmaatregelen van het Rijk. Deze maatregelen lagen voor een groot deel in de sfeer van onderhoud

Page 91: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

91

van de infrastructuur. In 2010 is het onderhoud naar verwachting afgenomen. De daling in het onderhoud was met 5% naar verhouding minder sterk dan in het nieuwbouwsegment. Deze daling hangt samen met de verminderde financiële vooruitzichten van onder meer de lagere overheden. Om deze reden verwachten we ook voor 2011 nog een krimpende onderhoudsactiviteit, met circa 1%. In 2012 is de onderhoudsmarkt stabiel.

Voor de middellange termijn zijn de vooruitzichten onzeker. De onderhoudsbe-hoefte van de weg-, rail- en waterinfrastructuur zal, bij verder aantrekkende mobiliteit, nog steeds groot blijven. De budgetten die in de begroting van het Infrastructuurfonds voor onderhoud zijn uitgetrokken nemen tot 2013 voor de meeste typen rijksinfrastructuur echter enigszins af. De onderhoudsactiviteit van de lagere overheden zal op de middellange termijn mogelijk weer enigszins toenemen. Voor de totale gww-onderhoudsproductie verwachten we voor de middellange termijn een marginale groei van gemiddeld ½% per jaar. Al met al zal dit betekenen dat de onderhoudsbehoefte mogelijk niet volledig zal kunnen worden gerealiseerd.

In tabel 5.5 worden de beschikbare middelen voor beheer en onderhoud weergegeven zoals die in de begroting Infrastructuurfonds 2011 staan. In 2010 liggen de beschikbare middelen op ruim € 3,5 miljard. In de jaren daarna liggen de budgetten op een lager niveau. Tussen 2010 en 2013 loopt dit terug naar een kleine € 2,8 miljard. In de jaren daarna zal dit bedrag licht toenemen. Er zijn daarbij enige verschillen tussen de typen infrastructuur. Voor beheer en onderhoud aan het hoofdwegennet nemen de beschikbare middelen na 2011 geleidelijk af. Bij het spoor is sprake van een daling tot 2013, daarna stijgen de budgetten weer.

Tabel 5.5 Beschikbare financiële middelen voor beheer en onderhoud vanuit de rijksbegroting, 2010-2015, in miljoen euro

2010 2011 2012 2013 2014 2015

Hoofdwatersystemen 290 249 246 246 246 246Hoofdwegennet 1.013 1.024 971 961 932 831Spoorwegen 1.712 1.497 1.229 1.191 1.292 1.487Hoofdvaarwegennet 561 489 377 376 377 369

Totaal 3.576 3.259 2.823 2.774 2.847 2.933

Bron: Begroting Infrastructuurfonds 2011

Page 92: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

92

5.7 Regionale gww-productie

De verschillende provincies kennen een eigen vraag- en productiestructuur wat betreft de gww-sector. Ontwikkelingen in de gww-productie op regionaal niveau kunnen daardoor verschillen van de landelijke trend. Voor gww-bedrij-ven zijn regionale ontwikkelingen interessant. Vooral de kleine en middelgrote gww-bedrijven hebben een relatief beperkt geografisch werkgebied. In tabel 5.6 is het totale gww-productievolume uitgesplitst naar provincie. In 2011 is de gww-productie met € 6,5 miljard in de regio West het hoogst. Het landelijk beeld van een licht krimpende productie is ook in de meeste provincies te zien. Flevoland, Gelderland en Utrecht steken hier relatief gunstig bij af, in Zeeland en Limburg verwachten we in 2011 een bovengemiddelde krimp.

Tabel 5.6 Regionale verdeling van de gww-productie, 2009-2011, prijzen 2009

Niveau in mln euro Mutaties (%)

20091 20102 20112 20102 20112

NoordGroningen 330 305 300 -7½ -1½Friesland 330 300 295 -9 -1½Drenthe 320 290 285 -9½ -1½

OostOverijssel 1.025 960 945 -6½ -1½Flevoland 200 190 190 -5 0Gelderland 1.785 1.650 1.645 -7½ 0

WestUtrecht 820 780 790 -5 1Noord-Holland 1.776 1.675 1.655 -5½ -1Zuid-Holland 4.365 4.010 3.985 -8 -½

ZuidZeeland 465 425 415 -8½ -2½Noord-Brabant 1.660 1.575 1.545 -5 -2Limburg 670 615 600 -8 -2½

Nederland 13.746 12.775 12.650 -7 -1

1 Voorlopige cijfers 2 Raming

Bron: EIB

Page 93: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

93

5.8 Deelmarkten

De gww-sector bestaat uit een groot aantal verschillende deelmarkten van uiteenlopende omvang. Bedrijven in de sector leggen zich vaak toe op één of meer van deze deelmarkten. Figuur 5.7 geeft een indicatieve verdeling van de gww-productie over de verschillende deelmarkten. De wegenbouw is de belangrijkste deelmarkt binnen de gww met een aandeel van ruim 25% in de totale gww-productie. Tot deze deelmarkt rekenen we de aanleg en het onder-houd van wegen met gesloten verharding (asfalt, beton). De belangrijkste opdrachtgevers zijn het Rijk, de provincies en de gemeenten. Kabels en leidin-gen en civiele betonbouw zijn eveneens grote deelmarkten binnen de gww. Elk van deze deelmarkten vertegenwoordigt circa 15% van de gww-productie. Railbouw omvat het werk aan de spoorweginfrastructuur, zowel landelijk als regionaal, en is goed voor een kleine 10% van de productie. Kust- en oeverwerk en baggerwerk vormen tezamen de natte waterbouw met een aandeel van eveneens ongeveer bijna 10%.

Figuur 5.7 Indicatieve verdeling van de gww-productie naar deelmarkten, 2010

Bron: EIB

Page 94: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

94

Page 95: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

95

6 Werkgelegenheid

De bouwwerkgelegenheid is als gevolg van de economische crisis in de afgelopen twee jaar scherp gedaald. Op grond van de enorme terugval in de bouwproductie werd aanvankelijk rekening gehouden met een groot werkgelegenheidsverlies onder bouw-werknemers. Maar naar het zich nu laat aanzien pakt dat verlies toch minder groot uit. Een aanzienlijk deel van het werkgelegenheidseffect werd waarschijnlijk opgevangen door de flexibele schil van zzp’ers en uitzendkrachten. In totaal verloor de bouw 41.000 arbeidsjaren in 2009 en 2010. Daarvan kwamen 10 duizend voor rekening van uitzend-krachten en 11.000 voor de zelfstandigen. Inschattingen van de effecten op de flexibele schil zijn op dit moment echter door onzekerheid omgeven. Het werkgelegenheidsverlies van bouwwerknemers bedroeg 20.000 arbeidsjaren. Vanaf 2011 trekt de bouw weer licht aan, maar in de bouwwerkgelegenheid zal dat niet direct merkbaar zijn. Een groot deel van de groei in 2011-2016 zal naar verwachting weer neerslaan bij zelfstandigen en uitzendkrachten. Dat neemt niet weg dat het arbeidsvolume van werknemers ook weer iets zal toenemen: van 348 duizend in 2012 tot 360 duizend in 2016. In 2016 is de werkgelegenheid in de bouw nog altijd fors lager dan in 2008. De omvang van de flexibele schil zal dan met 21% nog groter zijn dan in topjaar 2008.

6.1 Werkgelegenheidsontwikkeling 2009-2010

De spanning op de bouwarbeidsmarkt kan worden afgemeten aan de vacature-graad: het aantal openstaande vacatures per duizend banen. Het CBS regis-treert de vacaturegraad aan het einde van elk kwartaal. Figuur 6.1 geeft grafisch de ontwikkeling van de vacaturegraad in Nederland en de bouwsector sinds het jaar 2000 weer. De figuur toont dat in jaren van economische hoogtij de vacatu-regraad in de bouwsector veel hoger is dan in andere sectoren van de econo-mie. Op het dieptepunt van de arbeidsmarktconjunctuur is er geen verschil: de vacaturegraad in de bouw is dan niet anders dan in andere sectoren. Vergelij-ken we de crisis van 2003/2004 met de huidige dan kunnen we constateren dat de vacaturegraad in 2010 nog altijd hoger is dan destijds. Gezien de ernst van de huidige crisis in de bouw mag worden verwacht dat het dieptepunt in de arbeidsmarktspanning nog in het verschiet ligt. In het derde kwartaal van 2010 bedroeg de vacaturegraad in de bouw evenals in heel Nederland 16.

De werkgelegenheid in de bouw is als gevolg van de economische crisis in de afgelopen twee jaar scherp gedaald. Maar het werkgelegenheidsverlies is minder dan op grond van de enorme terugval in de bouwproductie mocht worden verwacht. Voor een belangrijk deel kan dat worden verklaard door een daling van de arbeidsproductiviteit. Doordat arbeidskrachten gemiddeld iets minder productief zijn geworden, komt de productiedaling niet evenredig tot uitdrukking in een verlies van arbeidsplaatsen. De gemiddelde toegevoegde waarde per arbeidsjaar daalde in de bouw in twee jaar tijd met 8%, terwijl de bouwproductie met ruim 15% terugliep.

Naast de dempende werking van de arbeidsproductiviteit is ook de ‘flexibele schil’ er mede de oorzaak van dat de werkgelegenheidseffecten van de huidige crisis in de bouw relatief bescheiden lijken in het perspectief van de historische

Page 96: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

96

terugval in de bouwproductie in 2009 en 2010. De bouwsector heeft in het afgelopen decennium door de opkomst van de zzp’er en de uitzendkracht/gedetacheerde in toenemende mate gebruik gemaakt van deze flexibele arbeidskrachten. Als percentage van de totale werkgelegenheid nam de ‘flexi-bele schil’ toe van 12% in 2000 tot 20% in 2008. Een relatief groot deel van het verlies aan arbeidsplaatsen in 2009 en 2010 wordt naar het zich laat aanzien opgevangen door de flexibele schil. Een groot deel van het werkgelegenheids-verlies blijft dus verborgen doordat minder uitzendkrachten worden ingehuurd en zzp’ers minder werk hebben. Actuele gegevens over de omzet van zzp’ers en inhuur van uitzendkrachten en gedetacheerden zijn niet voorhanden. De inschatting van de werkgelegenheid in de flexibele schil is daardoor met enige onzekerheid omgeven.

Tabel 6.1 toont de totale bouwwerkgelegenheid in de jaren 2008-2010, verbij-zonderd naar de flexibele schil en de vaste kern. Als referentiekader wordt in de tabel tevens de ontwikkeling van het bouwproductievolume weergegeven. Uit de tabel komt naar voren dat tegen het licht van de terugval in de productie, de totale werkgelegenheid in twee jaar tijd met 41 duizend arbeidsjaren terugloopt: van 490 duizend in 2008 tot 449 duizend in 2010. Dat is een verlies van ruim 8%. Het werkgelegenheidsverlies in de vaste kern is daarentegen met 6% relatief klein, terwijl in de flexibele schil relatief veel arbeidsplaatsen verloren gaan: 17½% minder in twee jaar tijd.

Figuur 6.1 Het aantal openstaande vacatures per duizend banen in de bouw

Bron: EIB

Page 97: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

97

Tot de vaste kern worden gerekend de werknemers met een vast dienstverband en de zelfstandigen met personeel. De flexibele schil bestaat uit werknemers met een tijdelijk contract of een contract met flexibele uren, zzp’ers en uit-zendkrachten. Tabel 6.1 belicht de werkgelegenheidontwikkeling van werkne-mers, zzp’ers en uitzendkrachten. Uit de tabel kan worden afgeleid dat van het totale werkgelegenheidsverlies van 41 duizend arbeidsjaren de helft voor rekening komt van de bouwwerknemers, een kwart slaat neer bij de zelfstandi-gen en bijna een kwart bij uitzendkrachten/gedetacheerden.

In tegenstelling tot de zzp’ers worden uitzendkrachten en gedetacheerde arbeidskrachten door het CBS niet tot de in de bouw werkzame personen gerekend. Zij worden weliswaar ingehuurd door de bouw, maar worden onder de zakelijke dienstverlening geschaard. In totaal gingen voor de werkzame personen in de bouw 31 duizend arbeidsjaren verloren in 2009-2010. Dat is 6½% van de werkgelegenheid.

6.2 Werkgelegenheid in 2011-2016

Zoals in voorgaande hoofdstukken werd beschreven, zal de bouwproductie naar verwachting vanaf volgend jaar weer aantrekken. In eerste instantie is de productiegroei in 2011 nog bescheiden, maar daarna volgen enkele jaren van forse groei van om en nabij de 3%. De bouwarbeidsmarkt zal daarop met enige vertraging reageren, maar zal na volgend jaar ook weer voorzichtig de weg omhoog vinden. In het overgangsjaar 2011 neemt de totale bouwgerelateerde werkgelegenheid met 1% af. De vaste kern zal dit jaar naar verwachting enigs-zins slinken (-1½%) en de werkgelegenheid in de flexibele schil weer wat groeien (3%). Pas in 2012 neemt de bouwgerelateerde werkgelegenheid weer substantieel toe met 2%, maar daarvan profiteren alleen de arbeidskrachten in de flexibele schil. De toename van de werkgelegenheid van bouwwerknemers is in dat jaar marginaal. In 2016 zal de totale bouwwerkgelegenheid (inclusief uitzendkrachten) naar verwachting 475 duizend arbeidsjaren bedragen. Dat is vergelijkbaar met het niveau 2006 en nog altijd ruim onder het topjaar 2008.

Tabel 6.1 geeft een overzicht van de verwachte ontwikkeling van de bouwwerk-gelegenheid, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de vaste kern en de flexibele schil. In 2011 neemt de vaste kern nog met 1½% af. In de jaren daarna groeit de vaste kern in het spoor van de productiegroei aan met gemiddeld circa ½% per jaar. De flexibele schil trekt daarentegen veel krachtiger aan: in 2011 en 2012 met respectievelijk 3 en 6%, in de jaren daarna met gemiddeld 3% per jaar. Verondersteld wordt dat de flexibele schil in 2016, met 21% van de werkgelegenheid, nog groter zal zijn dan in 2008 toen 20% van de werkgelegen-heid tot de flexibele schil behoorde. In de bouw zet de flexibilisering van de inzet van arbeid naar verwachting dus verder door. Met name de zelfstandigen (waaronder de zzp’ers) spinnen daar garen bij. In 2016 is naar het zich laat aanzien ruim 21% van arbeidsvolume in de bouwnijverheid (dat is excl. uit-zendkrachten) zelfstandige arbeid. Nog nooit in de geschiedenis was het aandeel en de omvang van zelfstandige arbeid in de bouw zo groot.

Page 98: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

98

Tabel 6.1 Bouwwerkgelegenheid 2008-2016 (in duizenden arbeidsjaren)

2008 2009 2010 2011 2012 20161

Productie

Productievolume (mld €, prijzen 2009)

63,7 60,1 54 55 57 62

Mutatie (%) 5,5 -5,8 -10 1 3½ 2

Vaste kern / Flexibele schil

Totaal bouwgerelateerd 490 478 449 446 455 475

Vaste kern 392 385 368 362 366 375

Flexibele schil 98 93 81 84 89 100

Mutaties (%)

Totaal bouwgerelateerd 2,2 -2,4 -6 -1 2 1

Vaste kern 1,0 -1,9 -3½ -1½ 1 ½

Flexibele schil 6,8 -4,7 -13 3 6 3

Arbeidsrelatie

Werknemers 374 367 354 348 350 360

Zelfstandigen 96 94 85 85 91 96

Subtotaal Bouwnijverheid 470 461 439 433 441 456Uitzendkrachten/gedeta-cheerden

20 17 10 12 15 18

Mutaties (%)

Werknemers 0,5 -1,8 -3½ -1½ ½ ½

Zelfstandigen 6,8 -2,0 -10 0 7½ 1½

Subtotaal Bouwnijverheid 1,7 -1,9 -5 -1½ 2 1Uitzendkrachten/gedeta-cheerden

13 -16 -41 23 18 6

1 Mutaties betreffen het gemiddelde per jaar over 2013-2016

Bron: EIB

Page 99: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

99

Tabel 6.1 toont eveneens de verwachte werkgelegenheidsontwikkeling voor de diverse categorieën arbeidskrachten: werknemers, zelfstandigen (waaronder zzp’ers) en uitzendkrachten. In 2011 zal het arbeidsvolume van bouwwerkne-mers nog verder dalen van 354 tot 348 duizend. Daarmee zal het dieptepunt naar het zich laat aanzien zijn bereikt. Zo laag is de werkgelegenheid voor bouwwerknemers in meer dan 20 jaar niet geweest. Alleen tijdens de bouwcri-sis van 1982-1985 was deze (nog beduidend) lager. Het niveau van 2010/2012 is vergelijkbaar met 1987, toen de bouw het dal van de crisis in het begin van de jaren tachtig al drie jaar achter zich had. Na 2013 neemt de werkgelegenheid van de werknemers toe tot 360 duizend.

Voor de zelfstandigen in de bouw zal 2012 in het teken staan van herstel van hun arbeidsmarktpositie. Hun werkgelegenheid neemt in dat jaar toe met 6 duizend arbeidsjaren (7½%), maar of dat zich vertaalt in een grotere orderpor-tefeuille van zzp’ers zal in sterke mate afhangen van de ontwikkeling van het aantal nieuw toetredende zzp’ers. In het dal van de conjunctuurgolf zijn de banen schaars en zullen velen hun geluk (moeten) beproeven als zelfstandige. Ter vergelijking: in de recessie van 2003/2004 was alleen in 2003 sprake van een lichte afname van het aantal zzp’ers met duizend. In de jaren daarop volgend steeg het aantal zzp’ers, terwijl de totale bouwwerkgelegenheid nog enkele jaren achtereen bleef dalen. Als de groei van het aanbod van zzp’ers in 2011 en 2012 achterblijft bij hun werkgelegenheidsgroei (van circa 7½%), dan zullen zzp’ers in 2012 hun orderportefeuille zien verbeteren. Voorts zal een deel van de werkgelegenheidsgroei neerslaan bij uitzendkrachten en gedetacheerde arbeidskrachten. In 2011 en 2012 neemt hun werkgelegenheid toe met in totaal 5 duizend arbeidsjaren. In 2016 zijn zij weer terug op het niveau van 2007: 18 duizend arbeidsjaren.

6.3 Werkgelegenheid in sectoren van de bouw

Tabel 6.2 toont de werkgelegenheidsontwikkelingen in de drie hoofdsectoren van de bouw. Het betreft de werkgelegenheid exclusief uitzendkrachten. De grootste klap viel in de periode 2008-2010 in de burgerlijke en utiliteitsbouw, waar 14 duizend arbeidsjaren verloren zijn gegaan (-8%). De b&u neemt in 2011 met 1½% af. Pas in 2012 trekt de werkgelegenheid in deze sector weer licht aan. In de grond-, water- en wegenbouw blijft de schade enigszins beperkt tot een werkgelegenheidsafname van 4 duizend arbeidsjaren (-5%) en komt het dieptepunt in de werkgelegenheid een jaar later (2012). In de gww daalt de werkgelegenheid in 2011 nog met 2½%. In de jaren daarna groeit de werkgele-genheid jaarlijks met minder dan een half procent per jaar. In de overige bouw, waaronder de branches afbouw en bouwinstallatie, verdwenen als gevolg van de grote recessie in 2009/2010 13 duizend arbeidsjaren. De overige bouw profiteert relatief het meest van de opleving.

Page 100: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

100

Tabel 6.2 Bouwwerkgelegenheid 2008-2016 naar sector (in duizenden arbeidsjaren)

2008 2009 2010 2011 2012 20161

B&u 176 169 162 160 162 166

Gww 83 83 79 77 77 78

Overig 211 209 198 196 201 212

Mutaties (%)

B&u 0,8 -3,5 -4½ -1½ 1½ ½

Gww 2,7 0,2 -4½ -2½ ½ 0

Overig 2,1 -1,3 -5 -1 2½ 1½

1 Mutaties betreffen het gemiddelde per jaar over 2013-2016

Bron: EIB

Page 101: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

101

EIB-publicaties

2005

Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid in 2005

Bouworganisatievormen in beweging

Beroepsmobiliteit in de bouw

Bouwbedrijven 2005, ontwikkelingen en vooruitzichten

Waardecreatie door grote bouwondernemingen

De vooruitzichten voor de installatiemarkt in 2005 (UNETO-VNI)

Kosten en baten van het verlaagde BTW-tarief op onderhoudswerk aan woningen (FOSAG)

Marktgericht ondernemen in de bouw

Het ziekteverzuim in de bouw in 2004

De metselaar

Het leidinggevend personeel in de bouw

De bouwarbeidsmarkt in het najaar van 2004

Beroepscompetenties van het middenkader in de bouw

Arbowensen en -behoeften van werkgevers en werknemers in de bouw in 2004 (ARBOUW)

Arbeidsongevallen in de bouw in 2004 (ARBOUW)

Bouwen voor de gezondheids- en welzijnszorg

Regelgeving in de planontwikkelingsfase

Regionale woningmarkten

De bouwarbeidsmarkt op weg naar 2010

De bouwarbeidsmarkt in de periode 2005-2010

Opdrachtgevers aan het woord

Page 102: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

102

Bedrijfseconomische kencijfers van gespecialiseerde bedrijven in de bouw in 2004

Bedrijfseconomische kencijfers van gww-bedrijven in 2004

Bedrijfseconomische kencijfers van b&u-bedrijven in 2004

Algemene kosten in het bouwbedrijf in 2004

Procesintegratie en innovatief ondernemerschap in de bouwnijverheid

Eindmeting Arbovoorlichting in de bouw, tweede effectmeting (Ministerie van SZW)

Het arbeidsbestand in de bouwnijverheid in 2004

De bouwbedrijven in 2004

2006

Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid in 2006

Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid in 2006 De Nederlandse regio’s

Vraag naar kantoren tot 2015

Bouwbedrijven 2006, ontwikkelingen en vooruitzichten

Bouwen in: Noord-Nederland, Noord-Holland en Utrecht, Oost-Nederland, Zuid-Nederland en Zuid-Holland (Bouwend Nederland)

Procesintegratie en innovatief ondernemerschap in de aan de bouw toeleve-rende industrie en de bouwmaterialenhandel

Eindevaluatie Arboconvenant Funderingsbranche

Het ziekteverzuim in de bouwnijverheid in 2005

Arbowensen en -behoeften van bouwbedrijven en werknemers 2005 (ARBOUW)

Procesintegratie en innovatief ondernemerschap in ontwerpbureaus

Monitor arbeidsongevallen in de bouw 2005 (ARBOUW)

Activity Based Costing in het bouwbedrijf

Prestatietoeslag in de restauratiebouw

Bouwen op vertrouwen

Page 103: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

103

Internetgebruik door bouwbedrijven

De kabel- en leidingsector; -investeringsvolume en opdrachtgeverschap-

Sectorprofiel schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf 2005-2012

De bouwarbeidsmarkt in het najaar van 2005

Bedrijfseconomische kencijfers van b&u-bedrijven in 2005

Bedrijfseconomische kencijfers van gww-bedrijven in 2005

Bedrijfseconomische kencijfers van gespecialiseerde bedrijven in de bouw in 2005

Algemene kosten in het bouwbedrijf in 2005

Verkenning knelpunten bij duurzaam, zuinig en materiaalarm aanbesteden en bouwen (RWS/DWW)

Het arbeidsbestand in de bouwnijverheid in 2005

De bouwbedrijven in 2005

2007

Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid in 2007

Beperking hypotheekrenteaftrek ‘Gevolgen voor de bouwproductie en woningmarkt’

Opdrachtgevers aan het woord - meting 2006

Infrastructuurmonitor MIT 2007

De restauratieproductie tot 2011

Procesintegratie en innovatief ondernemerschap in het bouwproces

Bouwbedrijven 2007 Ontwikkelingen - Vooruitzichten

Sectorprofiel stukadoors-, afbouw- en terrazzo-/vloerenbedrijf 2005-2012

Het ziekteverzuim in de bouwnijverheid in 2006

De sector civiele betonbouw marktontwikkelingen, opdrachtgeverschap en werkgelegenheid

Bouwconcerns in beeld 2006/2007

Opdrachtgevers aan het woord - meting 2007

Page 104: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

104

Bedrijfseconomische kencijfers van gww-bedrijven in 2006

Bedrijfseconomische kencijfers van b&u-bedrijven in 2006

Het arbeidsbestand in de bouw in 2006

Monitor arbeidsongevallen in de bouw 2006 (ARBOUW)

Transparantie in de bouwpraktijk

De bouwbedrijven in 2006

2008

Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2008

Procesintegratie en innovatief ondernemerschap in het bouwproces - meting 2007

Kostendruk van wet- en regelgeving in het gespecialiseerde aannemingsbedrijf

Infrastructuurmonitor MIRT 2008

Bouw in beeld 2007

Openbaarvervoerinfrastructuur in een geliberaliseerde markt

Algemene kosten in het bouwbedrijf

Het ziekteverzuim in de bouw in 2007

Kwaliteit van de dienstverlening en het bestuurlijk proces van lagere overhe-den

De markt voor restauratie en onderhoud van monumenten tot 2013

Uitdagingen en beleidsopties bij nieuwbouw van woningen Regionale ontwikkelingen en beleid na 2009

De Vastgoedlezing 2008 Crisis op de Nederlandse woning- en vastgoedmarkt? (ASRE)

Bedrijfseconomische kencijfers van b&u-bedrijven in 2007

Bedrijfseconomische kencijfers van gww-bedrijven in 2007

Bouwconcerns in beeld 2007/2008

Monitor arbeidsongevallen in de bouw 2007 (ARBOUW)

Page 105: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

105

2009

Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2009

Opdrachtgevers aan het woord - meting 2008

Procesintegratie en innovatief ondernemerschap in het bouwproces - meting 2008

Middenkaderopleidingen in de bouw

Algemene kosten in het bouwbedrijf 2006-2007

Bouw in beeld 2008

Trends en ontwikkelingen in de afbouwbranche 2009-2014

De zelfstandige zonder personeel in de bestratingsbranche

Het ziekteverzuim in de bouw in 2008

Hervorming van de woningmarkt

Reïntegratie van langdurig zieke werknemers in de bouw

Bouwconcerns in beeld 2008-2009

2010

Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2010

Algemene kosten in het bouwbedrijf 2006-2008

Bedrijfseconomische kencijfers b&u-bedrijven 2008

Bedrijfseconomische kencijfers gww-bedrijven 2008

Trends en ontwikkelingen in de afbouwbranche 2010-2015

Zzp’ers in de bouw

De arbeidsmarkt in de bitumineuze en kunststofdakbedekkingsbranche

Ondergrondse netwerken en grondwaterbeheer

Ziekteverzuim in de bouw 2009

Nacht- en weekendwerk in het wegonderhoud

Bouw in beeld 2009

De bouwarbeidsmarkt 2010-2015

Page 106: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

106

Bedrijfseconomische kencijfers gespecialiseerde bedrijven 2007-2008

Strategie en crisis

Vrouwen in technische functies

Marktstudie AFNL

Infrastructuur MIRT 2011

Page 107: Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd

107

Economisch Instituut voor de Bouw

Basisweg 101043 AP Amsterdam

Postbus 582481040 HE Amsterdam

t (020) 583 19 00f (020) 583 19 99

[email protected]

Foto omslag: Baciar ArtDesktop publishing: Eric DienderDruk: Stadsdrukkerij Amsterdam N.V.