Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
-
Upload
delftdigitalpress -
Category
Documents
-
view
217 -
download
0
Transcript of Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
1/25
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
2/25
Vevagig va ie Belgisce seemaeiaalkeze bij esaaie
Proefschrift
Ter verkrijging van de graad van doctor
aan de Technische Universiteit Delft,op gezag van de Rector Magnificus prof.ir. K.C.A.M. Luyben,
voorzitter van het College voor Promoties,
in het openbaar te verdedigen op maandag 14 februari 2011 om 15.00 uur
door
Willem Jacobus QUIST
bouwkundig ingenieur
geboren te Tholen.
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
3/25
Dit proefschrift is goedgekeurd door de promotor:
Prof.ir. R.P.J. van Hees
Samenstelling promotiecommissie:
Rector Magnificus, voorzitter
Prof.ir. R.P.J. van Hees, Technische Universiteit Delft, promotorProf.dr.ir.arch. K. van Balen, Katholieke Universiteit Leuven
Prof.dr. J. Dik, Technische Universiteit Delft
Prof.dr. M.C. Kuipers, Technische Universiteit Delft
Prof.dr.ing. D.J. de Vries, Universiteit Leiden
Dr. T.G. Nijland, TNO
M.R. Fritz, Architectenbureau Fritz
Prof.dr.ir. P. Meurs, Technische Universiteit Delft, reservelid
ISBN: 978-90-5335-371-4
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
4/25
Voorwoord
Mijn kinderfotos wekken de indruk dat ik eerder met hamer, schroevendraaier en duim-
stok overweg kon dan dat ik kon lopen; een vroege voorbode van mijn huidige interes-
ses. Dankzij de verbouwingen die eigenhandig door mijn vader in het ouderlijk huis wer-
den uitgevoerd en het nakijkwerk dat hij in de avonduren deed in het kader van zijn
werk als docent timmeren aan LTS en MTS was mijn interesse in het bouwvak al vroeg
gewonnen en was mijn studiekeuze eigenlijk al bepaald: Bouwkunde in Delft. Uit hetdubbel afstuderen in Architectuur en BouwTechnologie met een renovatieopgave, in
2003, alsmede mijn studentassistentschap bij het werkverband Renovatie en Onder-
houdstechnieken, bleek toen al mijn interesse in de bestaande gebouwde omgeving en
het vraagstuk van de omgang hiermee.
Na mijn afstuderen ging ik werken bij Bouwradius in Zoetermeer. De academische
omgeving maakte plaats voor een meer op de bouwpraktijk gerichte omgeving. Toch
bleef het academische milieu trekken en toen Leo Verhoef mij in 2005 vroeg of ik inte-
resse had in een promotieplaats bij de afdeling-in-oprichting RMIT was mijn terugkeernaar de TU Delft al snel een feit. Binnen het overkoepelende thema evaluatie van con-
serveringstechnieken richtte ik mij al snel op de vervanging van natuursteen.
Het afbranden van de Faculteit Bouwkunde aan de Berlageweg in mei 2008 trok op
mij, zoals op vele anderen, een grote wissel en dit resulteerde, naast het verlies van
bronmateriaal en onderzoeksresultaten, voornamelijk in het verlies van motivatie. Dank-
zij de inzet van onder andere mijn promotor, Rob van Hees, en de toenmalige Rector
Magnificus, Jacob Fokkema, kreeg ik de tijd om mijn zinnen te verzetten. Hierdoor kon
ik mij intensief bezighouden met de organisatie van het tiende Internationale Docomo-mo Congres, dat in september van 2008 te Rotterdam werd gehouden. Na afronding van
het congres, de verhuizing naar het zeer inspiratievolle BK-City-gebouw aan de Juliana-
laan en de geboorte van mijn dochter Mette, kon ik vol goede moed weer aan de slag
met mijn dissertatie met het voorliggende boekje als tastbaar resultaat.
Ten aanzien van de totstandkoming van dit proefschrift gaat mijn grote dank uit naar
Rob van Hees en Timo Nijland. De eerste was als promotor bij mijn onderzoek betrokken
en vaak dag en nacht bereikbaar voor commentaar en reflectie. De tweede was als advi-
seur en begeleider betrokken bij mijn onderzoek en door zijn niet aflatende enthousias-
me en encyclopedische kennis van onder andere natuursteen in monumenten een gewel-
iii
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
5/25
dige inspiratiebron. Graag wil ik ook al mijn huidige en voormalige collegas bij RMIT
bedanken voor het deel uitmaken van mijn directe werkomgeving en het scheppen van
een aangename sfeer waarin Restauratie, Modificatie, Interventie en Transformatie van
de gebouwde omgeving een bindende factor is. In het bijzonder wil ik mijn twee mede-
promovendi Charlotte van Emstede en Herdis Heinemann heel hartelijk bedanken voorde vele gesprekken over de zin en onzin van promoveren en de inhoudelijke feedback
die zij gaven op mijn gedachten. Daarnaast ben ik hen dankbaar voor hun toezegging om
mij als paranimf te ondersteunen bij de verdediging van mijn proefschrift.
Nog twee collegas wil ik met naam noemen. Allereerst dank ik Hielkje Zijlstra harte-
lijk voor haar inzet om vele universiteits-perikelen op praktische wijze op te lossen en
voor het meelezen van teksten in diverse stadia van mijn onderzoek. Een bijzonder
woord van dank gaat ook uit naar Bert van Bommel. Ondanks ons contact op onregelma-
tige basis waren zijn gedachten en reflecties van grote waarde bij de ontwikkeling vanmijn proefschrift.
Vanwege het risico om mensen te vergeten wil ik verder in algemene zin alle archi-
tecten, historici, onderzoekers, monumentenambtenaren, opzichters, steenhouwers, ar-
chiefdienstmedewerkers en alle anderen die een bijdrage aan mijn onderzoek hebben
geleverd van harte bedanken voor hun belangeloze inzet.
Tot slot wil ik uiteraard mijn ouders, Piet Quist en Leny Quist-Vroegop, bedanken.
Enerzijds natuurlijk voor de erfelijke belasting met het bouwkunde-virus, maar ander-zijds zeker ook voor de steun die ik altijd van hun heb gekregen bij het realiseren van
mijn doelen. Ook tekstueel waren zij, net als mijn broer Pim Quist, kritisch over deze
dissertatie. Als laatste gaat mijn grote dank uit naar mijn vrouw, Karen Knols, die mij al-
tijd heeft gesteund in mijn soms eenzame bestaan als promovendus. Ook dank ik haar
nadrukkelijk voor de opmaak van dit boek.
Delft, januari 2011
iv
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
6/25
Inhoud
Samevaig ix
Smma xiii
Ileiig xvii
1 resaaieiclije e emilgie 27
1.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
1.2 Restauratierichtlijnen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
1.3 Reversibiliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
1.4 Compatibiliteit en herbehandelbaarheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
1.5 Duurzaamheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
1.6 Discussie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
2 naseeliea 39
2.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
2.2 Negentiende-eeuws lesmateriaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
2.3 Twintigste-eeuws lesmateriaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
2.4 Tijdschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
2.5 Vakliteratuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
2.6 Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
3 naseeavies va rijksege 593.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
3.2 Adviezen door A.L.W.E. van der Veen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
3.3 Adviezen na Van der Veen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
3.4 Discussie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
v
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
7/25
4 Bepeke epasbaaei va zasee 75
4.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
4.2 Steenhouwerswet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
4.3 Zandsteenbesluit 1951 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
4.4 Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) 1997 . . . . . . . . . . . . . . 82
4.5 Discussie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
5 Fase ie kalksee 85
5.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
5.2 Herkomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
5.3 Classificatie in de negentiende eeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
5.4 Classificatie in de twintigste eeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
5.5 Nomenclatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
5.6 Discussie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
6 oze-Lieve-Vekek Bea 101
6.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
6.2 Restauratie A.J.F. Cuypers (1870-1877). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
6.3 Restauratie Van Nieukerken (1904-1969) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
6.4 Restauratie Van Stigt (1995-1998) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
6.5 Discussie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
6.6 Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
7 Maia-Magaleakek Ges 129
7.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
7.2 Negentiende-eeuws onderhoud en herstellingen . . . . . . . . . . . . . . 129
7.3 Restauratie Frederiks (1907-1921) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
7.4 Restauratie Van der Kloot Meijburg (1922- 1930). . . . . . . . . . . . . . . 133
7.5 Restauratie Van der Kloot Meijburg jr. (1965-1969) . . . . . . . . . . . . . 138
7.6 Restauratie Rothuizen van Doorn t Hoofd (1997-1999). . . . . . . . . . . 139
7.7 Discussie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
7.8 Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
vi
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
8/25
8 Ge Kek dec 147
8.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
8.2 Restauratie Jos. Th. Cuypers (1903-1936) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
8.3 Tufsteenschade . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
8.4 Restauratie De Vries (1983-1987) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
8.5 Discussie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
8.6 Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
9 Sais Ga 169
9.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
9.2 Restauratie Gosschalk/Hezenmans (1876-1884) . . . . . . . . . . . . . . . 171
9.3 Restauratie Van der Steur (1947-1952) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
9.4 Restauratie Gemeentewerken/Schellevis (1995-1996) . . . . . . . . . . . 176
9.5 Discussie en conclusies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
9.6 Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
10 Megelesaaies als eflecie 189
10.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
10.2 Mergelrestauraties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19010.3 Discussie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
10.4 Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
11 Cclsies 207
11.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
11.2 Evolutie van keuzeargumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
11.3 Duurzaamheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
11.4 Gerealiseerde gebruiksduur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 218
11.5 Compatibiliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220
11.6 Vervangreeksen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
11.7 Documentatie van restauraties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
11.8 Gaat behouden voor vernieuwen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236
11.9 Prestatiebeschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 240
11.10 Samenvattend. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 244
11.11 Aanbevelingen voor nader onder zoek. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 245
vii
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
9/25
ne 247
refeeies 265
Bijlage 1: Seese 280
Bijlage 2: ovezicsabel Fase kalkseese 288
Bijlage 3: Levesvezic va ALwE va e Vee 304
Bijlage 4: negeiee-eese classificaie Fase kalksee 306
Bijlage 5: AFnor fice i nF B10-001 310
Bijlage 6: Gelevee asee oze-Lieve-Vekek Bea 312
Bijlage 7: Agmeaies v afijzig seese
oze-Lieve-Vekek Bea 314
Bijlage 8: Gelevee asee Maia-Magaleakek Ges 316
Bijlage 9: Gelevee asee Ge kek dec 318
regise pese e seese 320
Ciclm Viae e bibligafie 324
viii
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
10/25
SAMEnVAttInG
De kern van de studie wordt gevormd door vier casus-
sen te weten de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Breda, de
Maria-Magdalenakerk te Goes, de Grote Kerk te Dord-
recht en het Stadhuis te Gouda. Alle vier gebouwen
hebben twee of drie restauratiecampagnes gekend in
de beschouwde periode. Hierop volgt een reflectie aan
de hand van de vervanging van mergel aan Limburgse
monumenten omdat hiervan verondersteld wordt dat
het proces van natuursteenvervanging anders verloopt
in verband met de betere beschikbaarheid van vervan-
gende natuursteen die nauw verwant is aan het or igi-
nele materiaal. De casussen worden voorafgegaan door
een aantal hoofdstukken waarin themas worden on-
derzocht die de context bepalen waar binnen de ver-
vanging van witte Belgische steen plaats heeft gevon-
den en plaatsvindt.
Tijdens het onderzoek naar de context van natuur-
steenvervanging en de casussen kwam een aantal argu-
menten voor het kiezen van vervangende natuursteen-
soorten naar voren die gegroepeerd kunnen worden tot
een karakterisering van perioden zoals de wens tot
toepassing van harde, homogene steensoorten in de
periode tot de Eerste Wereldoorlog, een vroege vorm
van het streven naar toepassing van duurzame steen-
soorten. Het is gebleken dat met name in deze perio-
de, maar ook later, de veelheid aan indelingen en be-
namingen van typen Franse kalksteen geleid heeft tot
spraakverwarring en wellicht tot keuze van natuur-
Vevagig va ie Belgisce see
Maeiaalkeze bij esaaie
Dit proefschrift gaat over de keuze van natuursteen-
soorten ter vervanging van witte Belgische zandige
kalksteen bij de restauratie van Nederlandse monu-
menten in de periode die loopt van het einde van de
negentiende tot het einde van de twintigste eeuw. De
studie is gericht op het identificeren van de keuzeargu-
menten en de gevolgen hiervan. Bijzondere aandacht
wordt geschonken aan duurzaamheid en compatibiliteit
en aan de rol die deze begrippen spelen in het keuze-
proces.
Het belang van de studie is onder andere gelegen in
het begrijpen van uitgevoerde restauraties om deze
kennis in te zetten voor nieuwe restauraties: leren van
onze ingrepen om te weten hoe in te grijpen. Door
middel van literatuuronderzoek en casusonderzoek is
een antwoord gezocht op de drie hoofdvragen van de
studie: Welke argumenten worden in het keuzeproces
tijdens een restauratie gebruikt voor het kiezen van
vervangende natuursteensoorten?, In hoeverre en in
welke mate spelen compatibiliteit en duurzaamheid
een rol in de overwegingen rond de keuze voor vervan-
gende natuursteensoorten en welke lering valt te trek-
ken met betrekking tot gebleken compatibiliteit en ge-
bruiksduur uit waarnemingen in de praktijk? en
Bestaan er trends in de toepassing van vervangende
natuursteensoorten en zo ja, hoe verhouden deze
trends zich tot duurzaamheid en compatibiliteit?
ixSamenvatting
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
11/25
steen op basis van onjuiste argumenten. Deze periode
werd gevolgd door een periode waarin de beschikbaar-
heid van steensoorten vanwege de oorlog richtingge-
vend was voor het keuzeproces. De twintiger en derti-
ger jaren werden gekenmerkt door keuzeargumenten
gebaseerd op aspecten van esthetische en historische
compatibiliteit die leidden tot de toepassing van steen-
soorten die bijdroegen aan een rustieke uitstraling.
Hierbij was een belangrijke rol weggelegd voor de ad-
viezen van mijningenieur A.L.W.E. van der Veen. In de
periode na de Tweede Wereldoorlog werden duurzaam-
heidsargumenten steeds vaker gebruikt, in het begin
gecombineerd met de gevolgen van beperkte beschik-
baarheid en gecombineerd met onderdelen van esthe-
tische compatibiliteit. Vanaf ongeveer 1960 werd het
streven naar duurzame steensoorten sterker en kwa-
men uitgesproken compatibiliteitsargumenten nauwe-
lijks meer voor. Tot slot kunnen de keuzeargumenten
uit de periode 1980 tot 2000 worden samengevat met
de wens tot extreme duurzaamheid terwijl bij diverse
restauraties de verschillende aspecten van compatibili-
teit weer, zij het beperkt, aandacht krijgen.
Hierbij moeten nog enkele kanttekeningen worden
gemaakt: Het streven naar esthetische en historische
compatibiliteit in het interbellum werd genitieerd door
de Grondbeginselen en Voorschriften voor het behoud,
de herstellingen de uitbreiding van oude bouwwerken
uit 1917. De trend van toepassing van duurzame steen-
soorten, zoals basalt en trachiet, ter vervanging van
witte Belgische steen hangt nauw samen met het Zand-
steenbesluit van 1951. In de jaren tachtig van de twin-
tigste eeuw werd deze trend versterkt door de consta-
tering van dikke gipskorsten op kalksteen ten gevolge
van luchtverontreiniging en de voorspellingen dat de
hieraan gerelateerde problematiek zich zou
voortzetten.
Voor wat betreft de gebruiksduur van vervangende
steensoorten blijkt dat alle toegepaste steensoorten
duurzaam genoeg zijn voor toepassing in parement-
werk en dat dit, op enkele uitzonderingen na, ook
geldt voor eenvoudig lijstwerk en beschut geprofileerd
werk. Met betrekking tot de vensters is gebleken dat
veel vervangende natuursteen nog steeds in gebruik is
en dat veel vervangingen van vervangstenen vooral te
wijten zijn aan roestende ijzeren brugstaven. Ettringer
tufsteen vormt een negatieve uitzondering; dit materi-
aal, vooral waar toegepast als montant of tracering,
kent vaak slechts een gebruiksduur van 60 tot 90 jaar.
De grootste duurzaamheidsproblemen hebben zich
voorgedaan bij slanke, geprofileerde en geornamen-
teerde onderdelen waaronder hoofdzakelijk pinakels en
kruisbloemen en bij alzijdig blootgestelde onderdelen
zoals balustraden. De meeste steensoorten, die wer-
den toegepast voor vrijstaande pinakels hebben een
gebruiksduur gekend van maximaal 115 jaar. Veel pina-
kels zijn echter slechts 50 tot 100 jaar in gebruik ge-
weest, met diverse voorbeelden van een nog korte ge-
bruiksduur. Uitzondering hierop vormen de Savonnires
in Zuid-Limburg en de Udelfanger zandsteen aan de
Grote Kerk te Dordrecht.
Een gedifferentieerde keuze voor vervangende na-
tuursteen, afhankelijk van expositieomstandigheden is
mogelijk en zou kunnen leiden tot, in economische zin,
aantrekkelijkere restauraties, met voldoende hoge le-
vensduur. In het parement heeft het streven naar duur-
zaamheid minder nadruk nodig dan bij geprofileerd en
alzijdig gexposeerd werk; een grotere aandacht voor
esthetische en historische compatibiliteit is hierbij ove-
rigens wenselijk. De compatibiliteit van toegepaste
(voeg)mortelreparaties heeft nadrukkelijk meer aan-
dacht nodig.
Mede met het oog op een meer wetenschappelijke
aanpak van het kiezen van vervangende steensoorten
is het gewenst om nader onderzoek te doen naar de
technische compatibiliteit van vervangende steensoor-
ten met originele witte Belgische steen. Daar dient de
mortel nadrukkelijk bij te worden betrokken.
x Samenvatting
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
12/25
Met betrekking tot vervangreeksen blijkt dat er een
opvallend grote diversiteit aan steensoorten is gebruikt
ter vervanging van de originele witte Belgische steen.
Er is geen patroon waaruit blijkt dat alle vervangreek-
sen dezelfde beweging maken, het blijkt dat vele com-
binaties voorkomen. Vulkanische gesteenten en sedi-
mentaire gesteenten wisselen elkaar af. De tendens
hierbij is dat de tweede vervanging meestal werd uit-
gevoerd in een duurzamer geachte steensoort dan de
eerste vervanging.
De veronderstelling dat mergel bij restauraties al-
tijd door mergel werd en wordt vervangen blijkt on-
juist, ook mergel is regelmatig vervangen door andere
steensoorten en wijkt daarmee minder af van de ver-
vanging van witte Belgische steen dan voorafgaand aan
deze studie verondersteld.
Voor wat betreft de inhoud van de diverse restauratie-
richtlijnen wordt geconcludeerd dat daarin weinig over
materialen en materiaalkeuze wordt gezegd en dat
deze veelal blijven steken bij algemene uitgangspunten
zoals behouden gaat voor vernieuwen en minimale in-
terventie. Door het ontbreken van bruikbare handvat-
ten voor natuursteenkeuze bij restauraties blijkt ver-
nieuwing engrootschalige interventie zeer veel voor te
komen. Tijdens de studie is gebleken dat het zeer
moeilijk te achterhalen is waarom gebouwen op een
bepaalde manier gerestaureerd zijn. Ook het keuzepro-
ces rond natuursteen blijkt nauwelijks gedocumen-
teerd. Dit gebrek aan documentatie is duidelijk in
strijd met het veelal als richtlijn gehanteerde Charter
van Veneti.
Op basis van het onderzoek is een onderlegger ontwik-
keld ten behoeve van het formuleren van uitgangspun-
ten voor het kiezen van vervangende steensoorten.
Naast de confrontatie met de diverse aspecten van
compatibiliteit en duurzaamheid komt dit hulpmiddel
ook tegemoet aan het geconstateerde probleem van
onvolledige documentatie en verantwoording.
xiSamenvatting
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
13/25
xii
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
14/25
replaceme f wie Belgia Sa Limese
Cice f maeial f csevai
Mary Magdalene in Goes, the Great Church in Dord-
recht and the Town Hall in Gouda. All four buildings
have been the object of two or three known conserva-
tion campaigns in the studied period. The description
and discussion of the case studies is followed by a re-
flection based on the replacement of Maastricht li-
mestone in listed buildings in the province of Limburg
It was supposed that the replacement of Maastricht li-
mestone might be different from that of the Belgian
sandy limestone, because of the availability of replace-
ment stone that is closely related to the original mate-
rial. Several chapters covering the themes defining the
historical context in which replacement of white Belgi-
an stone has taken place are preceding the description
of the case studies.
During the investigation into the context of the re-
placement of natural stone and case studies a number
of reasons for choosing alternative types of natural sto-
ne came forward. They could be used for the characte-
rization of periods. Thus the desire to apply hard and
homogeneous rock types characterizes the period until
the First World War, an early form of the quest for sto-
ne with a high durability. It appears that particularly in
this period but also later, the multiple classifications
and names of French limestone types led to confusion
and perhaps to a choice of stone based on false argu-
ments. Later the limited availability of stone, due to
the Great War, influenced the selection process. The
SuMMAry
This thesis deals with the decision process leading to
the replacement of white Belgian sandy limestone in
Dutch listed buildings in the period ranging from the
late nineteenth century to the end of the twentieth
century. Both the criteria used for the selection of
suitable stone types for the substitutions and the con-
sequences of the substitutions were studied. The study
further aimed at understanding whether durabilityand
compatibilityalso played a significant role in the consi-
dered period.
The importance of this work lies further in the con-
tribution to the present approach in conservation: the
knowledge resulting from the analysis of interventions
in the past can be applied in new interventions: Lear-
ning from our interventions to know how to intervene.
Through literature search and case study research an
answer was sought to the three main questions of the
thesis: Which criteria were used in the decision pro-
cess for the replacement of stone?, To what extent
do compatibility and durability play a role in the dis-
cussions about the choice of stone for replacement and
what lessons can be drawn with regard to the compati-
bility and life in service observed in practice? and
Are there trends in the choice of stone for replace-
ment and if so, how do these trends relate to durability
and compatibility?
The core of this thesis consists of four case studies, na-
mely the Church of Our Lady in Breda, the Church of
xiiiSummary
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
15/25
nineteen twenties and nineteen thirties are characteri-
zed by criteria for selection based on the aesthetic and
historic aspects of compatibility that led to the choice
of stone that contributed to a rustic look. The opinion
and advise of mining engineer A.L.W.E van der Veen
played an important role in this selection. In the peri-
od after the Second World War durability arguments
were increasingly used. From about 1960 the search for
durable stone became more important and compatibili-
ty reasons were hardly mentioned. Finally, the criteria
used for selection in the period ranging from 1980 to
2000 can be summarized with striving for extreme
durability; however, within some conservation cam-
paigns, different aspects of compatibility were given
again some attention.
It should be added that the striving towards histori-
cal and aesthetic compatibility in the interbellum peri-
od was stimulated by the diffusion of a publication
containing prescriptions on the maintenance, the res-
toration and the expansion of ancient buildings in 1917.i
The trend of using durable stone such as basalt and
trachyte, to replace white Belgian stone is closely rela-
ted to the Sandstone Decree of 1951.ii In the eighties
this trend was strengthened by the attention for gyp-
sum crusts on limestone, due to a decay process
caused by air pollution and the prediction that this
type of decay would continue.
Regarding the life in service of replacement stone it is
clear that all stone types are durable enough for use in
facings work, most simple stone profiles and sheltered
stone work. Many natural stone types used as a re-
placement in window frames and traceries are still in
use; however in some cases they were damaged due to
rusting crossing bars and needed to be replaced. Et-
tringer tuff is a negative exception: this material used
i Grondbeginselen en Voorschriften voor het behoud, de herstelling ende uitbreiding van oude bouwwerken, 1917
ii Zandsteenbesluit, 1951
as mullion or tracery often has a life in service of only
60 to 90 years.The biggest durability problems have ari-
sen in slender and extensively tooled ornamental ele-
ments, including pinnacles and fully exposed parts such
as balustrades. Most stones that were used for free-
standing pinnacles have served only 50 to 115 years.
The Savonnires in South Limburg and the Udelfangen
sandstone at the Great Church in Dordrecht are a posi-
tive exception.
A differentiated choice of replacement stone, taking
into account exposure conditions, is possible and can
lead to more economic restoration with sufficiently
long life in service. Durability is especially required in
fully exposed stonework. In the case of facings, atten-
tion should be focused on aesthetic and historical
compatibility.
In view of a more scientific approach to the choice
of stone for replacement it is desirable to further in-
vestigate the technical compatibility of the stone to be
used with the original white Belgian sandy limestone.
The mortar should also be involved in this investigati-
on. Finally, the compatibility of repair mortar needs to
be given more attention.
Regarding subsequent replacements it is shown that a
remarkably wide variety of stones were used. The re-
placements did not occur following a pattern, and
many combinations existed. Volcanic rocks and sedi-
mentary rocks alternate. The tendency is that the se-
cond replacement was usually performed in a more du-
rable stone than the first replacement.
The assumption that Maastricht limestone in resto-
ration was always replaced by Maastricht limestone has
been ruled out. Even Maastricht limestone was re-
placed by other types of stone and the approach to-
wards its replacement differs less from that of white
Belgian sandy limestone than assumed prior to this
study.
xiv Summary
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
16/25
Regarding the contents of the various restoration gui-
delines it is concluded that little is said about materials
and material choice and that they usually stick to ge-
neral principles such as Preservation is preferred above
restorationand minimal intervention.iii Because of the
lack of useful tools for the selection of natural stone
for replacement a great renewal and large-scale inter-
vention often occurs. During the study it became clear
that it is very difficult to assess why buildings have
been restored in a certain way. The stone selection
iii Behouden gaat voor vernieuwen
process is hardly documented. This lack of documenta-
tion is clearly in conflict with the principles of the Ve-
nice Charter.
Based on the research a scheme was designed for the
formulation of principles for choosing replacement sto-
ne. Apart from the confrontation with various aspects
of compatibility and durability, this scheme also ad-
dresses the problem of incomplete documentation and
accountability.
xvSummary
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
17/25
xvi
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
18/25
InLEIdInG
sussen vergeleken met de toepassingstraditie van (ver-
vangende) steensoorten zoals die blijkt uit de Neder-
landse natuursteenliteratuur (zie hoofdstuk 2) en de
adviezen voor het kiezen van vervangende steensoor-
ten zoals die van Rijkswege werden gegeven (zie
hoofdstuk 3).
Mmeezg
In de loop van de negentiende eeuw ontstond er in
West-Europa een vorm van cultureel bewustzijn geba-
seerd op een geromantiseerd beeld van het verleden.
Dit leidde tot de wens om gebouwen, in hun vermeen-
de oorspronkelijke vorm, te bewaren als herinnering
aan vervlogen tijden. Hieruit ontstond halverwege de
negentiende eeuw een beweging tegen het slopen van
historische gebouwen. Deze resulteerde weer in de
wens om deze gebouwen te herstellen, waarmee de
monumentenzorg ontstond. Met het romantische beeld
van het verleden ging het herstellen regelmatig verder
dan een eenvoudige technische reparatie. Vaak was er
sprake van reconstructie, waarbij gekeken werd naar
de historie van het gebouw en waarbij de kennis van
deze (veronderstelde) historie werd gebruikt om het
gebouw te restaureren.4
Vanaf het begin van de actieve overheidsbemoeie-
nis met behoud en herstelling van oude gebouwen wer-
den felle discussies gevoerd over de manier van wer-
ken.5 Deze discussies waren meestal kunsthistorisch en
architectuurhistorisch van aard. De materiaalkeuze was
echter ook vanaf het eerste begin van de monumen-
tenzorg onderwerp van twist. Zo was er bijvoorbeeld
veel oppositie tegen de keuze voor rode zandsteen uit
Bij restauraties, in Nederland en daarbuiten, wordt
vaak op grote schaal natuursteen vervangen.1 Hoe komt
de keuze voor de steensoort of steentype tot stand?
Deze dissertatie is gericht op het identificeren van de
argumenten hiervoor en de gevolgen hiervan. Spelen
duurzaamheid en compatibiliteit een, al dan niet door-
slaggevende, rol in het keuzeproces? Bij duurzaamheid
gaat het primair over de steen zelf: bezit het materiaal
het vermogen om lang mee te gaan?2 Compatibiliteit
betreft de combinatie van bestaande en nieuwe mate-
rialen. Nieuwe, vervangende natuursteen is compatibel
met de bestaande natuursteen wanneer het gentrodu-
ceerde materiaal geen schade, in welke vorm dan ook,
toebrengt aan het bestaande.3
Aan de hand van een aantal casussen worden de ar-
gumenten met betrekking tot natuursteenkeuze bij res-
tauraties, gedentificeerd en geanalyseerd. Het betreft
voor het grootste deel twintigste-eeuwse restauraties,
maar enkele gaan terug tot het laatste kwart van de
negentiende eeuw. Doordat voor elke afzonderlijke ca-
sus de opeenvolgende restauraties worden geanaly-
seerd, levert dit ook informatie op over vervangreek-
sen, dat wil zeggen opeenvolgende vervangingen op
dezelfde plaats, door steeds een andere steen. Om de
casussen in breder perspectief te plaatsen worden ze
vergeleken met de algemene opvattingen over materi-
aalgebruik bij restauraties in Nederland zoals verwoord
in de Grondbeginselen en Voorschriften voor het be-
houd, de herstelling en de uitbreiding van oude bouw-
werken uit 1917 en deAlgemeneuitgangspunten voor
het restaureren van gebouwen uit 1991 (zie hoofdstuk
1). Daarnaast wordt het natuursteengebruik in de ca-
xviiInleiding
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
19/25
Hinkel door P.J.H. Cuypers bij de restauratie van de
Sint-Servaasbasiliek in Maastricht in de jaren tachtig
van de negentiende eeuw omdat hier geen oorspronke-
lijke steen werd gebruikt. In een latere fase werd de
steenkeuze daar onder druk van de publieke opinie
aangepast tot een mengeling van Udelfanger zand-
steen, Kunrader kalksteen en mergel.6 De visie op het
restaureren, verschoof in het begin van de twintigste
eeuw geleidelijk van reconstructie in eenheid van stijl
naar het behoud van historische gelaagdheid. Deze ver-
andering kreeg ook zijn invloed op de keuze van ver-
vangende natuursteensoorten.7
nasee i neelasemmee
De in Nederland toegepaste natuursteensoorten zijn
voor het grootste deel afkomstig uit het buitenland.
Slechts enkele soorten vormen hierop een uitzonde-
ring, bijvoorbeeld Maastrichter kalksteen (mergel)8,
Kunrader kalksteen, Nivelsteiner zandsteen, Kolen-
zandsteen en ijzeroer. De meeste van deze soorten
zijn slechts op beperkte schaal in de directe omgeving
van de vindplaats toegepast.9 De mergel uit het zuiden
van Limburg wordt al eeuwenlang toegepast en is ver-
spreid tot boven de rivieren.10 Mergel vormt hiermee
de enige soort waarbij sprake is van historische conti-
nuteit in de toepassing.
Toch is er door de eeuwen heen veel natuursteen in
Nederland toegepast. Het is zelfs zo dat perioden ge-
kenmerkt worden door de toepassing van bepaalde na-
tuursteensoorten zoals Rmer tuf (tiendetot dertiende
eeuw), witte Belgische steen (veertiende en vijftiende
eeuw) of Bentheimer zandsteen (in het midden en wes-
ten van Nederland: vijftiende en zestiende eeuw).11 De
reden voor de keuze voor toepassing van deze natuur-
steensoorten was vooral geografisch, politiek en eco-
nomisch van aard zoals de ligging van groeven aan ri-
vieren en de te betalen tollen illustreren. De
toepassing van Rmer tufsteen uit de Eifel hield ver-
band met de goede vervoersmogelijkheden over de
Rijn vanaf Andernach via Keulen naar Nederland en het
teruggrijpen op natuursteen die al door de Romeinen
werd gebruikt. In de loop van de twaalfde eeuw wer-
den er dusdanig veel tollen geheven op het vervoer
over de Rijn dat de import van tufsteen uit de Eifel
steeds verder afnam.
Via de Schelde werd vanaf het eerste kwart van de
veertiende eeuw witte zandige kalksteen, gentrodu-
ceerd door Vlaamse bouwmeesters, uit de streek ten
zuiden van Gent en uit de streek tussen Gent en Brus-
sel aangevoerd. Ten gevolge van de blokkade van de
Schelde door de Spanjaarden in 1585 stopte de import
van deze veelal Lede- of Balegemse steen genoemde
steensoort.
Vanaf de twaalfde eeuw zijn toepassingen van Bent-
heimer zandsteen bekend in Twente. Deze zandsteen
werd (en wordt) gewonnen nabij het Duitse Bad Bent-
heim, net over de grens bij Oldenzaal. Voornamelijk
via de Vecht, maar ook via Berkel en Regge, met Zwol-
le als belangrijke stapelplaats, werd de steen vanaf het
midden van de vijftiende eeuw verder Nederland in
vervoerd.12
De geografische mogelijkheden en politieke situaties
zoals hiervoor genoemd speelden niet alleen een rol
bij de aanvoer van natuursteen voor de bouw van onze
huidige monumenten, ook bij de aanvoer en toepassing
van vervangende steensoorten speelden zij een be-
langrijke rol. Tot halverwege de negentiende eeuw wa-
ren de vervoersmogelijkheden voor natuursteen over
langere afstand vergelijkbaar met de middeleeuwse si-
tuatie en was men nog steeds aangewezen op het ver-
voer over de (grote) rivieren. Ten gevolge van de indus-
trialisatie werden in de loop van de negentiende eeuw
op grote schaal kanalen gegraven en spoorlijnen aange-
legd. De combinatie van de nieuwe vervoersmogelijk-
heden en een hogere bouwproductie leidden tot een
xviii Inleiding
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
20/25
groter en meer divers aanbod van natuursteensoorten
aan het eind van de negentiende eeuw.
Het besef van samenhang tussen de steenhouwers-
ziekte (silicose) en het gebruik van zandsteen ontstond
ook aan het eind van de negentiende eeuw.13 Hierdoor
vond een verschuiving plaats van het gebruik van pure
zandstenen naar meer klei- en/of kalkhoudende zand-
stenen en kalkstenen.
De uitbraak van de Eerste Wereldoorlog (WO I) ver-
stoorde de handel in natuursteen ernstig. Gedurende
een aantal jaren was er nauwelijks aanvoer uit Frank-
rijk en Belgi mogelijk. De aanvoer van natuursteen uit
Duitsland bleef voor een groot deel intact. Na beindi-
ging van WO I werd de productie van diverse Franse
groeven fors opgeschroefd om aan de grote vraag uit
de bouwproductie voor de eigen wederopbouw te kun-
nen voldoen. In combinatie met de professionalisering
en schaalvergroting van de handel leidde dit er toe dat
steeds meer natuursteensoorten op de Nederlandse
markt verkrijgbaar werden.
Vanaf juli 1939 en gedurende de Tweede Wereldoor-
log (WO II) werd de invoer van natuursteen gereguleerd
door het Rijksbureau voor Bouwmaterialen op basis van
eerst de Distributiewet 1939 en later de Bouwmateria-
lenbeschikking 1939 (zie ook hoofdstuk 6).14 De natuur-
steenkeuze in de eerste jaren na WO II werd benvloed
door de strenge importbeperkingen in verband met de
beperkte beschikbaarheid van deviezen.
Vanaf 1951 dwong het Zandsteenbesluit architecten,
adviseurs en steenhouwers er toe om op zoek te gaan
naar alternatieven voor zandsteen, omdat zandsteen
slechts bij hoge uitzondering en na goedkeuring door
de Zandsteencommissie van deArbeidsinspectie toege-
past mocht worden bij restauraties (zie hoofdstuk 4).
Dit leidde, samen met grote schade ten gevolge van
zure regen die werd geconstateerd aan kalksteen tus-
sen 1970 en 1990, tot de import van zeer duurzaam ge-
achte vulkanische steensoorten zoals basalt, Peperino
duro en trachiet. Vanaf de jaren 1990 bleven de duur-
zaamheidaspecten hoog op de restauratieagenda
staan, maar kregen ook de visuele aspecten van ver-
vangende natuursteen meer aandacht. Sinds juli 1997 is
het Zandsteenbesluit opgenomen in hetArbobesluit en
is duidelijk beschreven dat de toepassing van zand-
steen weer is toegestaan indien dit noodzakelijk is
voor het behoud van monumenten als bedoeld in de
Monumentenwet 1988. In een bijbehorende beleidsre-
gel werden de voorwaarden voor bewerken of verwer-
ken opgenomen.15
De internationalisering van de natuursteenhandel
heeft de laatste decennia geleid tot toepassing van tot
dan toe onbekende steensoorten zoals Portugese kalk-
steen, Tsjechische trachiet en Chinees graniet. Wellicht
zal de diversiteit in toegepaste vervangende steen-
soorten de komende jaren nog verder toenemen ten
gevolge van de zoektocht naar duurzame en tegelijk
betaalbare steensoorten.
oezek aa asee-epassig e aseekeze
Toen aan het einde van de negentiende eeuw de inte-
resse voor historische gebouwen en archiefonderzoek
toenam, ontstond een groot aantal publicaties over de
(bouw)geschiedenis van historische bouwwerken.16 Van-
uit een kunst- en architectuurhistorisch oogpunt wer-
den beschrijvingen gemaakt en middeleeuwse bouwre-
keningen getranscribeerd.17 Het verloop en de
resultaten van restauraties aan het eind van de negen-
tiende eeuw werden echter nog nauwelijks beschre-
ven. Vanaf 1899 verschenen beschrijvingen van restau-
raties in meer of minder gedetailleerde vorm in het
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen
Bond.
Natuursteenkeuze door architecten is bij diverse
restauraties gedocumenteerd. De motivatie voor toe-
passing van bepaalde steensoorten ontbreekt echter
meestal. Een voorbeeld van uitvoerige documentatie
xixInleiding
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
21/25
van natuursteentoepassing wordt gevormd door de
jaarverslagen die naar aanleiding van het vijf kerken
restauratieplan uit de jaren zeventig en tachtig van de
twintigste eeuw in Utrecht zijn uitgegeven. Hierin
wordt vrij nauwkeurig per gebouwonderdeel aangege-
ven welke materialen, en waarom, zijn gebruikt bij de
restauratie.18 Monografien zoals die er zijn over de
Dom van Utrecht, de Sint-Janskathedraal te s-Herto-
genbosc, de Lebunuskerk te Deventer, en de Eusebius-
kerk te Arnhem geven informatie over de toepassing
van natuursteen bij restauratie.19 In 2008 werd een
boekje gepubliceerd naar aanleiding van het gereedko-
men van de restauratie van de toren van de Sint-Wal-
burgiskerk te Zutphen. Hierin worden vervangende na-
tuursteensoorten inclusief keuzeargumenten
gepresenteerd.20 Ook het in 2008 gepubliceerde verslag
van de restauratie van de Onze-Lieve-Vrouwekerk te
Breda door architect J. van Stigt geeft argumenten
voor materiaalkeuze.21 Diverse bouwhistorische stu-
dies, voornamelijk de in opdracht van de Rijksgebou-
wendienst uitgevoerde Bouwhistorische documentatie
en waardebepalingen van diverse monumenten in
Rijksbezit gaan uitgebreid in op (vervangende)
natuursteen.22
Er is echter geen structureel wetenschappelijk onder-
zoek bekend naar het keuzeproces rondom natuur-
steenvervanging bij restauraties. Wel zijn er verschil-
lende publicaties die aandacht schenken aan de
vervanging van natuursteen, bijvoorbeeld de bijdrage
van J. Querido aan de cursus Materialen en technieken
in oude bouwwerken, de bijdrage van H.J. Tolboom
aan hetJaarboek Monumentenzorg van 1999, maar hier
ligt de focus primair bij de steensoorten en niet bij het
keuzeproces.23 Voor diegene die een keuze moest ma-
ken voor toepassing van bepaalde steensoorten was
slechts een beperkte hoeveelheid informatie beschik-
baar (zie hoofdstuk 2). Een tweetal boeken is hierbij
waarschijnlijk van grote en langdurige invloed geweest:
Handleiding bij het onderwijs in de kennis der bouw-
materialen aan ambachtscholen door De Vries (eerste
druk 1877) en Onze Bouwmaterialen van Van der Kloes
uit 1893 (eerste druk).24 Latere generaties zijn opge-
groeid met Kennis van Bouwstoffen natuursteen van
Vrind et al. uit 1941 en Bouwmaterialen natuursteen
van Lijdsman uit 1944 en latere versies die door de
educatieve uitgeverijen Kluwer en Stam zijn uitgege-
ven.
In de periode 1920-1936 werd, in opdracht van de
Rijkscommissie voor de Monumentenzorg, door mijnin-
genieur A.L.W.E. van der Veen onderzoek verricht naar
het gebruik van natuursteen in monumenten en geadvi-
seerd ten behoeve van de toepassing van natuursteen
bij restauratie. Diens rapporten uit de periode 1920-
1923 zijn gepubliceerd.25 In hoofdstuk 3 worden de ad-
viezen van Van der Veen en andere natuursteenadvi-
seurs in dienst van de Rijkscommissie en haar
rechtsopvolgers nader toegelicht. Vanaf 1950 verschijnt
een beperkt aantal publicaties dat informatie verschaft
over het materiaal natuursteen en het gebruik hier-
van.26 Hiervan is Natuursteen in Monumenten van Slin-
ger et al. uit 1980 de belangrijkste en meest overzich-
telijke publicatie, gebaseerd op de jarenlange ervaring
van A. Slinger als Rijksbeeldhouwer.
Behalve algemene informatie uit boeken speelde ook
specifiek verkregen informatie een grote rol. Dit blijkt
ondermeer uit briefwisselingen tussen architecten,
groeve-exploitanten en steenhouwers. Uit diverse ar-
chieven is ook bekend dat architecten, opzichters en
andere bij het bouw- en restauratieproces betrokken
personen soms reizen maakten naar steengroeven om
natuursteen te zoeken, kiezen en/of te keuren. Zo
heeft waterstaatsingenieur Rijsterborgh in 1864 posi-
tief geadviseerd over het gebruik van Udelfanger zand-
steen voor de restauratie van de Sint-Janskathedraal te
s-Hertogenbosch naar aanleiding van zijn reis naar het
Duits-Luxemburgse grensgebied.27 Hoofdopzichter van
xx Inleiding
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
22/25
de Utrechtse gemeentewerken Van Hilten rapporteer-
de in 1906 zeer negatief over het gebruik van Udelfan-
ger zandsteen naar aanleiding van zijn bezoek aan
Trier en omgeving.28 Architect Van Nieukerken maakte
in 1904, in opdracht van de restauratiecommissie van
de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Breda, een reis door
Noord Frankrijk en Belgi tot onderzoek naar de
deugdelijkheid van St. Joire voor de restauratie van
oude monumenten in gebruik.29
diece cex vae ezek
Behouden gaat voor vernieuwen is het aloude adagi-
um dat binnen de Nederlandse monumentenzorg veel-
vuldig wordt gebruikt sinds J. Kalf er in 1917 zijn intro-
ductie bij de Grondbeginselen en voorschriften voor
het behoud, de herstelling en de uitbreiding van oude
bouwwerken mee afsloot (zie ook hoofdstuk 1). On-
danks dit uitgangspunt is veel historisch materiaal aan
Nederlandse monumenten in de loop der jaren verdwe-
nen, niet alleen ten gevolge van verweringsprocessen
maar ook door het reconstruerend restaureren. Ook
het momenteel veel gehoorde uitgangspunt om een
monument slechts n maal in de dertig of vijftig jaar
in de steigers te willen zetten kan leiden tot het ver-
vangen van natuursteen die op het moment van restau-
ratie nog voldoet.
Het in de praktijk brengen van theoretische uit-
gangspunten is door de jaren heen een lastige zaak ge-
bleken.30 De ontwikkeling van een restauratievisie, een
bijbehorend plan van aanpak en de uiteindelijke uit-
voering blijkt geen vast recept te kennen en wordt
vaak benvloed door een latent aanwezige voorkeur
voor een geromantiseerd verleden.31 Afhankelijk van de
betrokken personen, bedrijven en instanties worden
tijdens de ene restauratie andere keuzes gemaakt dan
tijdens de andere. Deze keuzes leiden tot toepassing
van bepaalde materialen met specifieke technische en
esthetische kenmerken die invloed hebben op de com-
patibiliteit en duurzaamheid van de restauratie.
In dit onderzoek wordt geprobeerd het hoge ab-
stractieniveau van restauratieopvattingen en de keuzes
in de praktijk, gebaseerd op esthetische, technische
en/of economische argumenten, voor het vervangen
van natuursteen en de gevolgen hiervan op korte en
lange termijn met elkaar in verband te brengen. Het
belang van het onderzoek is onder andere gelegen in
het begrijpen van uitgevoerde restauraties om deze
kennis in te zetten voor nieuwe restauraties: leren
van onze ingrepen om te weten hoe in te grijpen.32
Het onderzoek is samen te vatten in drie hoofdvragen:
Welke argumenten worden in het keuzeproces tij-
dens een restauratie gebruikt voor het kiezen van
vervangende natuursteensoorten?
In hoeverre en in welke mate spelen compatibiliteit
en duurzaamheid een rol in de overwegingen rond
de keuze voor vervangende natuursteensoorten en
welke lering valt te trekken met betrekking tot ge-
bleken compatibiliteit en gebruiksduur uit waarne-
mingen in de praktijk?
Bestaan er trends in de toepassing van vervangende
natuursteensoorten en zo ja, hoe verhouden deze
trends zich tot duurzaamheid en compatibiliteit?
Door het documenteren en analyseren van keuzeargu-
menten wordt de kennis over de vervanging van na-
tuursteen uitgebreid en in het perspectief van compa-
tibiliteit en duurzaamheid geplaatst. Hierdoor wordt
een bijdrage geleverd aan de algemeen onderschreven
wens tot minimale interventie33 zodat historische ge-
bouwen in the full richness of their authenticity
kunnen worden doorgegeven aan volgende genera-
ties.34
xxiInleiding
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
23/25
Mee e aapak
Om inzicht te krijgen in de keuzeprocessen die bij na-
tuursteenvervanging spelen is gekozen om gebruik te
maken van een aantal praktijkvoorbeelden. Deze voor-
beelden zijn gekozen op basis van de volgende criteria:
Het exterieur van het gebouw bestaat voor een be-
langrijk deel uit natuursteen;35
De gebouwen moeten onderling vergelijkbaar zijn
met betrekking tot het oorspronkelijke bouwmateriaal,
zodat het keuzeproces met betrekking tot natuursteen-
vervanging te vergelijken is doordat het historische uit-
gangspunt min of meer gelijk is;
Er hebben zich minimaal twee restauratiecampag-
nes in de beschouwde periode (eind negentiende eeuw
tot eind twintigste eeuw) voorgedaan waarbij natuur-
steen is vervangen. Hierdoor kunnen de keuzeproces-
sen uit verschillende tijden met elkaar worden vergele-
ken en daarnaast kunnen in de opeenvolgende
restauraties vervangreeksen worden vastgesteld.
De witte Belgische steen is als uitgangspunt genomen
omdat deze steen veel is toegepast in de veertiende,
vijftiende en zestiende eeuw in Nederland en omdat er
in de negentiende en twintigste eeuw sprake was van
sterke aantasting van deze zandige kalksteen ten ge-
volge van luchtverontreiniging (vooral SOx) waardoor
aanleiding bestond om de steen te vervangen. Het
overzicht van Slinger et al. (zie afbeelding 1) laat de
verspreiding van witte Belgische steen in Nederland
zien en uit de inventarisatie van Van Hees et al. blijkt
dat de grootste hoeveelheden witte Belgische steen
zijn toegepast aan kerken en stadhuizen vanwege de
omvang en importantie van deze bouwwerken.36 Uit
deze groslijst zijn drie kerken en n stadhuis gekozen
die representatief worden geacht voor deze groep.
Bij het onderzoek van de casussen is gebruik gemaakt
van een aantal verschillende bronnen. Allereerst geven
de onderzochte gebouwen zelf de nodige informatie:
toegepaste steensoorten zijn soms gemakkelijk, soms
lastiger te determineren. Ten tweede zijn er de archi-
valische bronnen zoals onder andere opzichterversla-
gen, rekeningen, correspondentie, fotos, tekeningen
en restauratieplannen. De derde bron van informatie is
de bestaande literatuur. De vierde bron van informatie
wordt gevormd door de architecten, adviseurs, histori-
ci en anderen die betrokken zijn geweest bij het keu-
zeproces voor vervangende natuursteen bij restaura-
ties. Tenslotte geeft de huidige staat van het gebouw
de mogelijkheid om te reflecteren op het keuzeproces
dat tot toepassing van bepaalde steensoorten heeft ge-
leid en de resultaten daarvan.
Om de vervanging van witte Belgische steen bij res-
tauraties in Nederland in een breder perspectief te
plaatsen is gedacht aan het toevoegen van een buiten-
landse casus. Echter na verkennend onderzoek naar di-
xxii Inleiding
Verspreiding van witte Belgische kalksteen over Ne-Afbeelding 1derland volgens Slinger et al.37
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
24/25
De naam witte Belgische steen wordt in deze dissertatie gebruikt als verzamelnaam voor de wit-geel-beige ge-
kleurde zandhoudende kalkstenen die in huidige Belgische provincies Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant
werden en worden gewonnen. Het onderscheiden van de diverse typen witte Belgische steen en het herleiden
naar de originele vindplaats is zeer lastig. Dit heeft twee belangrijke oorzaken waarvan het in elkaar lopen van
de twee geologische formaties (Lediaan en Brusseliaan) in de omgeving van Brussel de eerste is. Als tweede
oorzaak van de lastige determinatie moet de ontginningswijze worden genoemd. Deze was zeer primitief en opzeer kleine schaal. Hierdoor werd in het verleden, tijdens de bouw van onze huidige monumenten, steen aan-
gevoerd uit diverse groeven en uit lagenpaketten met onderling een licht afwijkende steen.
In Nederland gebruiken we over het algemeen de termen Ledesteen en Gobertange. Onder Ledesteen wordt
dan verstaan de steen afkomstig uit de streek tussen Gent en Brussel (nr. 1, 2 en 3a in afbeelding 2) en onder
Gobertange de steen afkomstig uit de (omgeving van de) plaats Gobertange, maar vaak ook voor steen afkom-
stig uit de groeven rondom Brussel (nr. 3b en 4 in afbeelding 2). Deze laatste groep stenen wordt in Belgi
meestal Brusselse steen (Brusseliaan) genoemd. Hierbij moet de kanttekening worden gemaakt dat echte Gobe-
rtange (uit de streek Gobertange, Melin, Jodoigne) in Nederland eigenlijk altijd restauratiesteen is, die vanaf
het laatste kwart van de negentiende eeuw is toegepast.
In zijn meest pure en herkenbare vorm wordt het onderscheid tussen Ledesteen en Gobertange gegeven doorde aanwezigheid van veel fossielen, voornamelijk nummulieten, in de Ledesteen, terwijl de Gobertange wordt
gekenmerkt door de horizontale gelaagde structuur waardoor de steen ook wel eikenhout wordt genoemd (zie
afbeelding 3).
xxiiiInleiding
Roubaix10 km
Brugge
Gent
Antwerpen
Aalst
Oudenaarde
Brussel
Leuven
Tienen
Tourcoing
1
23b
4Gobertange
3a
Witte Belgische steen werd op vier verschillende locaties gewonnen. 1: Ten zuidoosten van Gent, in de omgeving van Lede en Ba-Afbeelding 2legem. In dit gebied konden drie banken onderscheiden worden, naar hardheid en van onderen naar boven gerangschikt als de
blauwachtig bruine, de groenachtig bruine en de gele. De eerste kan gepolijst worden en leverde de befaamde Vlaamse ar-
duin, terwijl de laatste voor buitenwerk minder geschikt is 38; 2: Ten zuidoosten van Aalst, in de omgeving van Aflighem en Asse;3: In en rondom de huidige agglomeratie Brussel. In de omgeving van Diegem, Meldert, Dilbeek, etc.; en 4: In de omgeving van
Gobertange, Melin, Jodoigne.
-
8/2/2019 Vervanging van witte Belgische steen, Materiaalkeuze bij restauratie (preview)
25/25
verse casussen bleek dat de verschillen in wetgeving,
procesgang en/of steensoorten dusdanig groot waren
dat een vergelijking met de Nederlandse casussen
hooguit op hoofdlijnen gemaakt zou kunnen worden en
niet tot de kern van het keuzeproces zou kunnen door-
dringen. Daarom is een thema uit de Nederlandse res-
tauratiepraktijk gekozen dat als reflectie kan dienen.
Er is gekozen voor de vervanging van mergel bij restau-
raties. De keuze voor mergelrestauraties is tot stand
gekomen omdat mergel door de jaren heen altijd be-
schikbaar is geweest, dit in tegenstelling tot witte Bel-
gische steen.
Het onderzoek richt zich op objecten die als monu-
ment geregistreerd zijn op basis van de Monumenten-
wet, omdat hiervan over het algemeen veel gegevens
bekend zijn en de cultuurhistorische waarde wettelijk
erkend is. Door de monumentale status van de objec-
ten mag worden aangenomen dat keuzes aangaande
natuursteenvervanging weloverwogen werden genomen
en dat de kans groot is dat hiervan documentatie be-
schikbaar is. In verband met vergunningverstrekking en
subsidiring is bij de restauratie van (Rijks)monumen-
ten vaak een groter aantal deskundigen betrokken dan
bij niet-wettelijk geregistreerde (Rijks)monumenten.
opb va e pefscif
Het onderzoek ten behoeve van deze dissertatie wordt
gepresenteerd in elf hoofdstukken. Hierbij vormen de
eerste vijf hoofdstukken de context waarbinnen na-
tuursteenkeuze plaats heeft gevonden. Hoofdstuk 6 tot
en met 10 bevat het onderzoek van de casussen inclu-
sief de reflectie hierop. Hoofdstuk 11, de conclusies,
sluit het proefschrift af.
In het eerste deel van dit proefschrift wordt aan de
hand van vijf hoofdstukken een aantal themas aange-
sneden dat samen de context geeft waarbinnen natuur-
steenkeuze heeft plaatsgevonden. In hoofdstuk n
wordt het nationale en internationale restauratiefiloso-
fische referentiekader geanalyseerd. Onderzocht wordt
welke handvatten deze documenten bieden voor de
keuze van vervangende natuursteensoorten. Ook wor-
den in dit hoofdstuk de veel gebruikte termen reversi-
biliteit, compatibiliteit, herbehandelbaarheid en duur-
zaamheid toegelicht en wordt aangegeven hoe ze in dit
proefschrift worden gehanteerd. Hoofdstuk twee be-
spreekt de kennisverspreiding over natuursteen zoals
die plaatsvond door boeken en tijdschriften. In hoofd-
stuk drie worden de adviezen van natuursteenadviseurs
in dienst van de Rijksoverheid geanalyseerd. De nadruk
ligt hierbij op de adviezen van Van der Veen, als eerste
xxiv Inleiding
A CB
Drie typerende verschijningsvormen van witte Belgische steen. A. Groenige Afbeelding 3 Ledesteen, duidelijk zichtbare numulieten (spelde-knopjes). B. Ledesteen met geel-bruin patina en grote zwarte, omkrullende gipskorsten. C. Gobertange, herkenbaar aan de wit-
grijze kleur, de horizontale gelaagde structuur, en de bioturbaties. De steen wordt wel vergeleken met eikenhout vanwege de
structuur.