Versie voor de LEERKRACHT - Inagro › Portals › 0 › SchuiltErEenOnderzoekerInJou_v… · De...

51
SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? Versie voor de LEERKRACHT 1

Transcript of Versie voor de LEERKRACHT - Inagro › Portals › 0 › SchuiltErEenOnderzoekerInJou_v… · De...

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 1

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 2

Colofon:

Dit lespakket is een initiatief van Inagro vzw en werd in 2015 ontwikkeld met de steun van VIVES

(Tielt). Inagro is een Erkend Centrum voor Landbouweducatie.

Auteurs: Boris Bauden, Stephanie Audoor (studenten Vives).

Redactie: Annelien Beirnaert, Kristof Van De Keere, Jochen Hanssens, Helena Vandekerckhove, Nele

Dejonckheere.

Opmaak: Inagro vzw

Met speciale dank aan: Koen Vankeirsbilck, Peter Bleyaert, Jochen Hanssens en Sofie Verhelst voor

hun medewerking aan de uitwerking van het pakket. De Verrekijker (Rumbeke) en Sint-

Lodewijkschool (Beitem) voor hun medewerking aan de try-out.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 3

INHOUD Inhoud .............................................................................................................................. 3

1 Eerste kennismaking met Inagro en zijn activiteiten ................................................... 6

1.0 Materiaal ................................................................................................................................. 6

1.1 Wie of wat is Inagro? ............................................................................................................... 6

1.2 Wat doet Inagro? ................................................................................................................... 11

1.3 Teelten onder afdekking........................................................................................................ 16

2 Zelf op onderzoek .................................................................................................... 20

2.0 Materiaal ............................................................................................................................... 20

2.1 Even herhalen ........................................................................................................................ 20

2.2 Aan de slag ............................................................................................................................ 21

3 Water geven, niet vergeten? .................................................................................... 29

3.0 Materiaal ............................................................................................................................... 29

3.1 Zelf water geven op vaste tijdstippen ................................................................................... 29

3.2 Ontwerpen van een automatisch watersysteem voor planten ............................................ 29

4 Op bedrijfsbezoek bij Inagro ..................................................................................... 33

4.1 Goede afspraken maken goede vrienden ............................................................................. 33

4.2 Verloop van het bezoek ......................................................................................................... 33

5 Verwerking bedrijfsbezoek, presentatie en evaluatie ............................................... 37

5.0 Materiaal ............................................................................................................................... 37

5.1 Verwerking bedrijfsbezoek .................................................................................................... 37

5.2 Presentatie ............................................................................................................................ 38

5.3 Evaluatie ................................................................................................................................ 39

5.3.1 Eigen onderzoek ............................................................................................................ 39

5.3.2 Bezoek aan Inagro ......................................................................................................... 40

5.3.3 De groepstest ................................................................................................................ 42

6 Bijlages .................................................................................................................... 45

6.1 Bijlage 1: knipblad windmolen .............................................................................................. 45

6.2 Bijlage 2: vijf-stappenplan voor onderzoek ........................................................................... 46

6.3 Bijlage 3: doe-blad thermometer .......................................................................................... 47

6.4 Bijlage 4: controlefiches en materiaallijsten ......................................................................... 48

6.5 Bijlage 5: automatisch drinksysteem voor honden ............................................................... 49

6.6 Bijlage 6: invultabel voor de waarnemingen: ........................................................................ 50

6.7 Bijlage 7: placemat ................................................................................................................ 51

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 4

Overzicht lessenpakket

INLEIDING Praktijkgericht onderzoek is onontbeerlijk voor vooruitgang en innovatie. De

samenleving van vandaag heeft goede onderzoekers nodig. Of anders gezegd: de

samenleving van vandaag heeft mensen nodig met een STEM-profiel. Mensen met

een neus voor wiskunde, exacte wetenschappen, ingenieurswetenschappen, techniek

en technologie. Daarom is het belangrijk dat jongeren reeds in de basisschool kennis

maken met de methodiek van onderzoek en hun interesses en vaardigheden inzake

onderzoek en techniek aanscherpen.

Dit educatieve pakket wil kinderen uit de derde graad basisonderwijs op een speelse

manier kennis laten maken met Inagro en zijn hoofdactiviteit: onderzoek op maat van

de land- en tuinbouwer.

Het lessenpakket start met een voorbereidend traject op school met daaraan

gekoppeld een excursie naar Inagro. Daarna wordt er teruggeblikt op het

bedrijfsbezoek en wat de leerlingen bijgeleerd hebben. Bij deze unieke combinatie

krijgt de authentieke onderzoeksomgeving betekenis vanuit hun eigen

onderzoekservaringen in de klas.

De leerlingen zullen theoretisch kennis maken met het stappenplan voor onderzoek,

maar zullen vooral zelf aan de slag gaan. Met de techniek van het onderzoekend leren

ontpoppen de 10- tot 12-jarigen zichzelf tot echte onderzoekers!

Het pakket is uitgewerkt in vijf delen met een mogelijkheid tot uitbreiding. Ontdek

ook de versie voor leerlingen en nota met lesdoelen en leerplandoelen op de website

www.inagro.be. Door de versie voor leerlingen in Word-formaat aan te bieden, heb je

de kans om een traject op maat van jullie klas aan te bieden.

Succes alvast!

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 5

5. Op bedrijfsbezoek bij Inagro

Timing: 90 minuten

Inhoud: De leerlingen krijgen een rondleiding door de serres van Inagro en uitleg van een gids

en onderzoeker over de lopende onderzoeken. Daarna krijgen ze de mogelijkheid om in een

workshop zelf deel te nemen aan een lopend onderzoek.

1. Eerste kennismaking met Inagro en zijn activiteiten

Timing: 175 minuten

Inhoud: De leerlingen maken kennis met Inagro als onderzoekscentrum voor de land– en

tuinbouw. Ze leren het stappenplan kennen om aan onderzoek te doen en passen dit toe op

een voorbeeld. Verder gaan ze zelf een eerste onderzoek uitvoeren: ze gaan na wat de

functionaliteiten zijn van een serre.

2. Zelf op onderzoek

Timing: 100 minuten

Inhoud: De leerlingen onderzoeken de vraag: “Wat heeft een plant nodig om te groeien?”

3. Uitbreidingsmogelijkheid: de Experimentenkit

Timing: minimum 75 minuten

Inhoud: De leerlingen onderzoeken de variabelen licht/zon, water, warmte, lucht,

bodem/voeding op de groei van planten via verschillende onderzoeksmethodieken.

4. Water geven, niet vergeten?

Timing: 50 minuten

Inhoud: De leerlingen tekenen een ontwerp voor automatische irrigatie van planten en maken

ook effectief hun eigen ontwerp. Eventueel wordt het ontwerp bijgestuurd als blijkt dat het niet

goed functioneert.

6. Verwerking bedrijfsbezoek, presentatie en evaluatie

Timing: 100 minuten

Inhoud: De leerlingen presenteren hun onderzoeksproces in een PowerPoint. Daarna wordt het

volledige project geëvalueerd met een speelse methodiek. Er kan afgesloten worden met een

quiz over Inagro en onderzoek.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 6

1 EERSTE KENNISMAKING MET INAGRO EN ZIJN ACTIVITEITEN

1.0 Materiaal - computer met beamer of smartboard

- woordenboeken

- satéprikkers (2x12 per groep)

- papierkleefband (1 rol per groep)

- plasticfolie

- aluminiumfolie

- materiaal om een thermometer te maken (zie opdrachtfiche UITBREIDINGSMOGELIJKHEID)

- water

- knipblad windmolen (1 per groep)

- duimspijkers (1 per groep)

- stevig vierkant papier/karton (1per groep)

- stokje (1 per groep)

- scharen

1.1 Wie of wat is Inagro? Laat de leerlingen nadenken over Inagro. Wat doet Inagro volgens de leerlingen? Hoeveel mensen

werken bij Inagro? Voor welke sector werkt Inagro? Heeft iemand het logo van Inagro herkend

(Provincie West-Vlaanderen)? Zijn er mama’s of papa’s in de klas die werken bij Inagro?

Dit is een verkennende oefening. De leerlingen moeten niet per se juist antwoorden. De oefening is

bedoeld als brainstorm om te weten te komen wat de voorkennis eventueel al is bij de leerlingen.

Wat zou Inagro kunnen zijn? Schrijf alle woorden op waaraan je denkt als je deze naam hoort. Om

jou een beetje op weg te helpen hebben we alvast het logo van Inagro in het midden van de

woordspin geplaatst.

Laat daarna de leerlingen het artikel “Veel holle pit bij de late rassen” lezen en de onderstaande

vragen beantwoorden.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 7

Op de volgende drie pagina’s staat een artikel dat geschreven werd door de medewerkers van

Inagro. Bekijk het artikel en let vooral op de titels, ondertitels en de grafieken. Probeer daarna

onderstaande vragen te beantwoorden.

- Wat is de titel van het artikel?

Veel holle pit bij de late rassen

- In welke sector situeert Inagro zich?

Land- en tuinbouw

- Wat doen de mensen die bij Inagro werken? Specifiek in dit artikel?

Ze doen onderzoek bij planten. Meer specifiek in dit artikel: onderzoek bij witloofrassen.

- Waaruit leid je dat af?

De grafieken waarin verschillende kenmerken staan zoals: opbrengst, lengte, pitafwijkingen,

roodverkleuring,… Deze kenmerken worden vergeleken bij diverse witloofrassen.

- Waarom is Inagro niet hetzelfde als een boerderij?

Het is een onderzoekscentrum dat dingen onderzoekt voor de boerderijen.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 8

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 9

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 10

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 11

1.2 Wat doet Inagro? Leg eerst aan de leerlingen uit wat Inagro doet. Vertel hen dat Inagro een onderzoekscentrum is voor

land- en tuinbouw. Ze doen er aan wetenschappelijk onderzoek. Probeer heel duidelijk de 5 stappen

van wetenschappelijk onderzoek uit te leggen aan de leerlingen. Nadat de leerkracht eerst zelf de

uitleg gedaan heeft, kan onderstaande tekst klassikaal gelezen worden. Heel belangrijk is dat de

leerkracht de moeilijke woorden verduidelijkt.

Inagro is een onderzoekscentrum voor land- en tuinbouw. Men doet er aan wetenschappelijk

onderzoek om de landbouwers in België te steunen. De mensen die er werken doen tal van

onderzoeken om de landbouwers info te kunnen geven over hoe je het best bepaalde gewassen kan

telen. Deze informatie kan zeer divers zijn. Het kan gaan over de verschillende soorten rassen, hoe

ziekten te voorkomen, hoe efficiënter en duurzamer telen (vb. minder energie),…

Een goed wetenschappelijk onderzoek bestaat uit vijf verschillende stappen.

1. PROBLEEMANALYSE

Het analyseren van het probleem is de eerste stap in de richting naar een oplossing. De

opdrachtgever (bijvoorbeeld een landbouwersvereniging) komt naar Inagro met een algemeen

probleem. Dit kan bijvoorbeeld zijn: “de aardbeien die we in België kweken hebben last van slechte

schimmels. Hoe kunnen we deze schimmels het beste bestrijden, zonder smaakverlies bij de

aardbeien?”.

Nog voor Inagro een oplossing voor dit probleem kan bedenken, moeten ze het probleem proberen

te doorgronden. Wat is de oorzaak van het probleem? Hoe groot is het probleem? Welke

oplossingen bestaan er nu al? Kunnen we nieuwe oplossingen bedenken? Hoe kunnen we

aardbeienschimmels bestrijden zonder de smaak van de aardbeien aan te tasten?

Vervolgens moet de onderzoeker het probleem zo scherp mogelijk formuleren in eigen woorden.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 12

2. ONDERZOEKSONTWERP

Voordat een onderzoeker begint met het verzamelen van gegevens, stelt hij een onderzoeksontwerp

op. Dit betekent dat Inagro probeert een antwoord te formuleren op de vraag van de landbouwers.

Het antwoord in deze situatie zou dus kunnen zijn: We kunnen de schimmels bij aardbeien bestrijden

met gewasbeschermingsmiddelen OF met hommels die goede schimmels in de bloemen brengen en

op deze manier insecten of slechte schimmels bestrijden.

In dit onderzoeksontwerp hebben we dus twee objecten die we willen onderzoeken.

- Object 1 = smaakverlies bij aardbeien door bestrijding van slechte schimmels via

gewasbeschermingsmiddelen.

- Object 2 = smaakverlies bij aardbeien door bestrijding van slechte schimmels via hommels.

Inagro kan dan een veronderstelling of ‘hypothese’ maken. Zo veronderstellen de onderzoekers

bijvoorbeeld dat er het minste smaak verloren gaat als ze gebruik maken van hommels. Deze

hypothese zal men na afloop van het onderzoek kunnen aanvaarden (de veronderstelling was juist)

of verwerpen (de veronderstelling klopte niet).

In deze fase wordt eveneens een proefontwerp ontwikkeld. Dit plan bevat een nauwkeurige

beschrijving hoe vooropgestelde hypothese nagegaan wordt.

3. DATA VERZAMELEN

In deze fase gaan de onderzoekers alle benodigde informatie verwerven om met behulp van

wetenschappelijk gefundeerde argumenten de opgestelde hypothese(s) aan te nemen of te

verwerpen.

Er zullen bijvoorbeeld aardbeien gedurende een bepaalde periode behandeld worden met

gewasbeschermingsmiddelen, terwijl andere aardbeien gedurende dezelfde tijd behandeld zullen

worden met hommels die goede schimmels verspreiden.

Op geregelde tijdstippen zullen ze nagaan of de slechte schimmels verdwijnen. Daarenboven zullen

ze moeten proeven of de smaak van de aardbeien niet verandert door de behandelingen.

Wat is hiervoor belangrijk?

1. Er moeten goede afspraken gemaakt worden over de variabelen in het onderzoek.

- Een onafhankelijke variabele kan gemanipuleerd worden door de onderzoeker.

In ons voorbeeld is de manier waarop we de schimmels proberen te bestrijden onze

onafhankelijke variabele. We hebben object 1 = bestrijding door middel van

gewasbeschermingsmiddelen en object 2 = bestrijding door middel van hommels met goede

schimmels.

- Een afhankelijke variabele is de variabele die moet gemeten en geobserveerd worden door

de onderzoeker.

Wij kunnen bijvoorbeeld twee afhankelijke variabelen hebben: smaak en vermindering van

schimmels. In zowel object 1 als object 2 zullen de onderzoekers van Inagro nagaan welk

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 13

effect de behandelingen hebben op de smaak van de aardbeien en de bestrijding van

schimmels op de aardbeien.

2. Er wordt ook afgesproken welke parameters er constant gehouden moeten worden tijdens het

onderzoek.

- Een parameter is een variabele in het onderzoek die constant gehouden moet worden, zodat

deze zeker geen invloed kan hebben op het resultaat van het onderzoek.

In de twee verschillende objecten van ons onderzoek moeten de aardbeien allemaal in

dezelfde omstandigheden gekweekt worden, enkel de manier van behandelen tegen

schimmels mag anders zijn. Dit betekent dat de parameters ras, temperatuur, licht,

grondsoort, gegeven water (= irrigatie) met of zonder voedingsstoffen,… in beide objecten

hetzelfde moet zijn. Ook het moment waarop we metingen zullen doen is een parameter.

We moeten altijd op hetzelfde moment de aardbeien in object 1 en object 2 gaan meten zodat we

achteraf een goede vergelijking kunnen maken.

De metingen worden bij een goed wetenschappelijk onderzoek meerdere keren herhaald om toeval

uit te sluiten en zo meer betrouwbare resultaten te bekomen. Dit noemen wetenschappers: een

steekproef nemen.

4. DATA ANALYSE

Het analyseren van de data is van groot belang voor het beantwoorden van je onderzoeksvragen en

daarna het aannemen of het verwerpen van de hypothese(s). Je verwerkt de data dusdanig dat je ze

kunt gebruiken om de onderzoeksvragen te beantwoorden. Zo kunnen onderzoekers gemiddeldes

berekenen, maxima en minima vaststellen,…

Om alle informatie achteraf overzichtelijk voor te stellen wordt er gebruik gemaakt van tabellen en

grafieken. De onderzoekers zullen moeten bijhouden op welke tijdstippen ze de aardbeiensoorten

onderzocht hebben. Daarbij zullen ze in grafieken of tabellen bepaalde metingen noteren. Ze moeten

er altijd voor zorgen dat de metingen voor beide aardbeiensoorten gelijk zijn, zodat ze achteraf een

vergelijking kunnen maken.

5. RAPPORTAGE

De laatste fase van de onderzoekscyclus betreft het schrijven van een onderzoeksverslag. Met

behulp van de onderzoeksrapportage geeft Inagro de opdrachtgever inzicht in het onderzoek. Hierin

laten ze het gehele onderzoeksproces zien, van probleemstelling tot conclusie.

Inagro zal dus een verslag afleveren aan de landbouwvereniging. In dat verslag schrijven ze hoe het

onderzoek werd uitgevoerd en welk besluit ze hieruit hebben getrokken.

Ze zullen bijvoorbeeld, na het onderzoek, tot de conclusie komen dat hun hypothese “er gaat minst

smaak verloren als we hommels gebruiken voor schimmelbestrijding bij aardbeien” juist was. Als ze

hun hypothese dus kunnen aanvaarden, dan zullen ze de landbouwers adviseren om meer gebruik te

maken van hommels in plaats van gewasbeschermingsmiddelen.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 14

Om de landbouwers te informeren kunnen ze bijvoorbeeld een artikelen publiceren of een vorming

organiseren.

Na de uitleg over wat Inagro doet en de vijf stappen van onderzoek, is het de bedoeling dat de

leerlingen zelf het schema proberen in te vullen. Laat ze dat in groepjes van 2, 3 of 4 leerlingen doen.

Ze mogen overleggen. In de witte hokjes moet de structuur van onderzoek komen. In de groene vakjes

moeten de leerlingen zelf een onderzoek bedenken dat door Inagro zou kunnen gedaan worden.

Als de leerlingen deze oefening maken, is het de bedoeling dat de leerkracht in de klas rondloopt en

de leerlingen bijstuurt/helpt waar het kan. Enkele groepjes kunnen hun antwoord klassikaal aan bod

brengen. Heel belangrijk is dat de witte hokjes bij iedereen hetzelfde zijn ingevuld. De groene zullen

variëren naargelang het gekozen voorbeeld door de leerlingen. Er kan wel een ‘model-oplossing’

ingevuld worden ter ondersteuning.

Extra achtergrondinformatie over Inagro:

Inagro wordt steeds geconfronteerd met nieuwe problemen die door de landbouwers worden

aangegeven (bijvoorbeeld: een slakrop verkleurt te veel). Inagro denkt vervolgens na over mogelijke

oorzaken en bijhorende oplossingen. Daarna bedenken ze een onderzoeksopstelling en voeren ze het

onderzoek ook daadwerkelijk uit. Wanneer de resultaten van het onderzoek binnen zijn, verspreiden

ze de informatie in bijvoorbeeld vaktijdschriften of via bijeenkomsten.

Vertel de leerlingen dat ze bij Inagro zullen zien hoe zo’n onderzoek in het echt in zijn werk gaat.

Indien meer informatie gewenst kan de leerkracht ook altijd eens surfen op de website:

www.inagro.be

Ook de bedrijfsfilm kan eventueel getoond worden aan de leerlingen:

https://www.youtube.com/watch?v=37bhapIGQZQ

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 15

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 16

1.3 Teelten onder afdekking

Als je binnenkort bij Inagro op bezoek gaat, zal je kennis maken met teelten onder afdekking.

- Wat is ‘telen’ volgens jou? Gebruik indien nodig je woordenboek.

Het laten groeien van gewassen of het fokken van dieren.

- Wat zou men bedoelen met ‘onder afdekking’?

Gewassen laten groeien in een loods (bijvoorbeeld witloof) of in een serre (bijvoorbeeld tomaten,

aardbeien,…). Niet in open lucht.

- Wat zie je op onderstaande foto?

Serres, wateropvang

Wat zijn volgens jou de mogelijke functies van deze constructie?

Doorlating van licht

Bescherming tegen neerslag

Bescherming tegen wind

Hogere temperatuur

Bescherming tegen dieren

………………………………………………………

De leerlingen zullen straks zelf een onderzoek uitvoeren. Het is de bedoeling dat ze de functies van

een serre gaan onderzoeken, dit aan de hand van het geziene stappenplan. Voor ze overgaan tot

onderzoek moeten ze even stilstaan bij de meetinstrumenten. Hoe kunnen ze deze vier variabelen

gaan meten?

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 17

Straks gaan we zelf de functies van een serre onderzoeken volgens het geziene stappenplan voor

wetenschappelijk onderzoek. Denk eerst even na over volgende vragen.

Hoe kan je onderzoeken of het écht warmer is in een serre dan erbuiten?

Een thermometer in de serre leggen en een thermometer buiten de serre leggen

Hoe kan je onderzoeken of er in een serre meer licht binnenkomt dan in een afgesloten loods uit

een ander bouwmateriaal?

Door te kijken of er in een serre meer licht is dan in een zelfgemaakt huisje uit

aluminiumfolie

Hoe kan je onderzoeken of er minder wind is in

een serre?

Door twee windmolentjes te knutselen: één voor in de serre en één voor buiten de serre

Hoe kan je onderzoeken of er neerslag binnen

kan in een serre?

Door er water over te gieten

WIST JE DAT?

Bij wetenschappelijk onderzoek is het erg belangrijk om slechts 1 variabele per keer te wijzigen.

Stel je voor dat we willen testen of sla beter groeit in het donker of in het licht. We besluiten om

slaplantjes te kweken op de vensterbank waar veel licht is en we kweken ook plantjes in het donker.

We plaatsen de tweede soort plantjes in de diepvriezer, want daar is het altijd donker. Na enkele

weken stellen we vast dat de zaadjes in de diepvriezer niet ontkiemen. We besluiten na dit

onderzoek: “Zaadjes van sla kunnen niet ontkiemen in het donker”.

Is dit volgens jou een juiste conclusie? Waarom wel/niet?

Dit is geen goede conclusie, want in dit onderzoek werden twee variabelen per keer aangepast. In de

diepvriezer is het donker (variabele = licht) maar ook koud (variabele = temperatuur). Als de zaadjes

niet ontkiemen dan weten we niet zeker of het komt door de variabele licht of door de variabele

temperatuur. Als we de variabele licht willen onderzoeken, dan kunnen we plantjes kweken op de

vensterbank en plantjes in de kast. De temperatuur op de vensterbank en in de kast is de temperatuur

van de klas en deze blijft dus gelijk.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 18

Jullie vormen nu groepjes van 4 leerlingen. In groep voeren zullen jullie zelf de functies van een

serre onderzoeken. Daarvoor moeten jullie enkele stappen doorlopen.

STAP 1: bouw een serre. Je krijgt van de leerkracht satéprikkers, papierkleefband en plasticfolie.

STAP 2: onderzoek de variabelen temperatuur, licht, wind of neerslag bij een serre. Doe dit aan de

hand van het stappenplan voor wetenschappelijk onderzoek. Vul de kenmerken van jullie

onderzoek aan. Jullie krijgen van de leerkracht voor elke variabele een invulblad.

STAP 3: bespreek achteraf met alle klasgenoten hoe jullie het onderzoek hebben uitgevoerd, waar

jullie op hebben gelet tijdens het uitvoeren van het onderzoek en wat jullie conclusies zijn.

Het is de bedoeling dat de leerlingen in groepjes van 4 de proeven gaan doen. Ze moeten deze

proeven uitvoeren als echte wetenschappers. Dit betekent dat ze moeten werken volgens het

stappenplan voor wetenschappelijk onderzoek.

Voor het meten van de wind moeten de leerlingen een windmolentje knutselen. Zie bijlage 1

‘Knipblad windmolen’. Voorzie voor elke leerling in de klas 1 knipblad en het bijpassend materiaal.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 19

Kopieer eveneens voor elke leerling een ‘vijf-stappenplan voor onderzoek’ (zie bijlage 2). Laat hen

noteren wat ze onderzoeken: WARMTE, LICHT, WIND of NEERSLAG.

De fiche (voor temperatuur, licht, wind of neerslag) moeten ingevuld worden door de leerlingen

tijdens het onderzoek. De leerlingen zouden tot onderstaande conclusies moeten komen:

- In de serre is de temperatuur hoger dan buiten de serre

- De serre laat licht door

- De serre beschermt gewassen tegen wind

- De serre beschermt de gewassen tegen neerslag; we kunnen zelf bepalen hoeveel water de

gewassen gaan krijgen

- Extra functionaliteiten van de serre:

- De serre beschermt tegen dieren.

Achteraf wordt er via een klasgesprek gediscussieerd over de conclusies. Vraag aan de leerlingen

hoe ze tewerk gingen voor hun onderzoek. Hieronder een aantal richtvragen.

- Wat hebben de leerlingen onderzocht?

- Wat was de hypothese?

- Hoe hebben jullie die hypothese getoetst?

- Wat waren de resultaten?

- Wat is jullie conclusie uit de resultaten?

- Was jullie hypothese juist?

- Waarom is de hypothese juist/niet juist? Kan je dit met zekerheid bevestigen?

- Waarop hebben jullie allemaal moeten letten tijdens het testen?

MOGELIJKHEID TOT UITBREIDING: Thermometer knutselen (zie bijlage 3: doe-blad thermometer)

Laat de leerlingen zelf een thermometer maken. Geef ze hiervoor het nodige materiaal en het

doeblad voor het maken van een thermometer dat je kan vinden in bijlage 3.

Opmerking voor juf/meester: normaal maken de leerlingen in de klas een gat in het dopje met

behulp van een schaar. Hiervoor kan ook een priem gebruikt worden. Aangezien het voor de

kinderen niet gemakkelijk is om dit te doen, kan de leerkracht dit ook vooraf doen.

Tijdens het maken van de thermometer zullen de leerlingen soms op problemen botsen. Vanuit de

didactiek van het onderzoekend leren is het de bedoeling dat de leerkracht niet onmiddellijk de

oplossing aanbiedt. Via een gerichte vraagstelling van de leerkracht kunnend e kinderen eventueel

geholpen worden, maar laat de kinderen vooral zelf zoeken naar mogelijke oplossingen en deze

ook uittesten, evalueren en bijsturen.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 20

2 ZELF OP ONDERZOEK

2.0 Materiaal - kleine potjes (12 per groep)

- teelaarde (voor elke groep)

- gewone aarde (slechts voor 1 groep)

- mestkorrels (slechts voor 1 groep)

- evt. plastic drinkbekertjes en watte/huishoudpapier voor hydrocultuur (slechts voor 1 groep)

- kleine maatbekers of spuitjes;

- water

- schoendoos of andere donkere opbergplaats (slechts 1 doos)

- slazaad

- tuinkerszaad

- lat

- fototoestel

2.1 Even herhalen

- Wat hebben we allemaal getest?

De mogelijke functies van een serre:

- Licht doorlaten

- Warmte

- Neerslag tegenhouden

- Wind tegenhouden

- Welke materialen hebben we gebruikt?

Een serre uit plasticfolie, serre uit aluminiumfolie, water, windmolentje, thermometer,…

- Welke meetinstrumenten hebben we gebruikt?

Een thermometer voor het meten van de temperatuur

Een windmolentje voor het meten van de wind

Onze zintuigen om licht te zien en te kijken of er water door de serre liep

- Hoeveel proefopstellingen waren er bij elk onderzoek?

Elk groepje maakte 1 proefopstelling waarmee ze meerdere metingen konden uitvoeren

- Wat waren de conclusies?

Een serre laat licht door

Een serre zorgt voor warmte

Een serre beschermt planten tegen neerslag

Een serre beschermt platen tegen wind

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 21

Koppel terug naar Inagro. Vraag nog eens aan de leerlingen wat Inagro zoal doet. Zeg vervolgens dat

wij vandaag ook proeven zullen uitvoeren zoals de echte onderzoekers bij Inagro. Vandaag (en de

komende weken) zullen de leerlingen namelijk onderzoeken wat sla en tuinkers nodig hebben om te

groeien.

2.2 Aan de slag Vandaag onderzoeken we in groep wat sla en tuinkers nodig hebben om te groeien. Denk eerst

samen na: wat heeft een plant volgens jullie nodig om te groeien?

Laat de leerlingen brainstormen over de verschillende variabelen die zinvol zijn om te onderzoeken.

Laat ze nadenken over de vraag “Wat hebben planten nodig om te groeien?”. Laat de leerlingen ook

verantwoorden waarom zij het zinvol zouden vinden om een bepaalde variabele te onderzoeken. Je

kan deze oefening klassikaal doen, of de leerlingen kunnen in groepjes samen discussiëren.

Mogelijke antwoorden van leerlingen:

- Bodemsoort: gewone aarde; teelaarde; hydrocultuur

- Meststoffen: veel/weinig/geen meststoffen toevoegen

- Hoeveelheid water: veel/weinig/geen

- Temperatuur: warm (naast de radiator), gemiddeld (in de klas), koud (op de speelplaats)

- Licht: veel (aan het raam; pas op: niet bij radiator!), gemiddeld (midden in de klas), geen (in

een doos of in een kast)

Kies met jouw groepje een variabele die je graag zou willen onderzoeken. Noteer hier welke

variabele jullie gekozen hebben:

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 22

Maak vijf groepjes van leerlingen. Elk groepje mag één variabele kiezen die ze willen onderzoeken.

Eenmaal de variabelen verdeeld zijn, kunnen de leerlingen de volgende vragen in de bundel gaan

beantwoorden. Hiervoor mogen ze natuurlijk samen werken met hun groepje.

In bijlage 7 heb je een kopieerblad met vijf fiches: voor elke variabele één. Deel deze uit aan de

groepjes, zodat ze weten welke potjes ze allemaal moeten maken.

PAS OP: doe dit pas NADAT ze alle vragen hebben beantwoord. Het is belangrijk dat de leerlingen

eerst zelf nadenken over het onderzoeksproces!

Denk nu, stap voor stap, na over hoe je deze variabele kan onderzoeken.

Beschrijf de algemene probleemstelling:

vb: helpt bemesten mijn plantje sneller groeien?

Welke hypotheses/veronderstellingen maken jullie ten

opzichte van de gekozen variabele?

Vb: We vermoeden dat het plantje zonder meststof het

traagste zal groeien. Het plantje met de meeste

meststof zal het snelst beginnen groeien en het grootst worden.

Hoeveel verschillende objecten kan je bedenken met jouw

variabele? Noteer ze hieronder, vergeet niet te nummeren!

OBJECT 1 = geen mest.

OBJECT 2 = een beetje mest

OBJECT 3 = veel mest

Wat is je onafhankelijke variabele? Met andere woorden: wat hebben jullie zelf onder controle en

zal je dus zelf manipuleren?

Vb: de hoeveelheid mest dat bij elk potje wordt toegediend.

Wat is je afhankelijke variabele? Met andere woorden: welke variabele zal waarschijnlijk beïnvloed

worden door jouw manipulaties?

Vb: het groeiproces van de zaadjes/plantjes.

Hoe zal je deze afhankelijke variabele gaan meten? Welke meetinstrumenten heb je nodig?

De totale hoogte van de plant kan je meten met een lat.

De kleur van de plant kan je beschrijven in kleurcodes en/of fotograferen.

De opbrengst van het oogsten kan je beschrijven en/of fotograferen.

Het moment waarop de ontkieming begon kan je beschrijven en/of fotograferen.

Het moment waarop voor het eerst een stuk van de plant boven de bodem uitsteekt, kan je

beschrijven en/of fotograferen.

Je kan het aantal blaadjes tellen van een plant.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 23

Welke parameters zal je moeten constant houden/controleren?

Vb: Temperatuur, bodemsoort, licht

BELANGRIJK: er moeten met de hele klas afspraken gemaakt worden over de hoeveelheid water die er

zal toegediend worden en de tijdstippen waarop ze dit zullen doen. Indien deze niet constant

gehouden wordt, zal er een vertekening zitten in het onderzoek.

WIST JE DAT?

Bij wetenschappelijk onderzoek nemen onderzoekers altijd een steekproef.

Als onderzoekers 100% zeker willen zijn dat hun conclusie juist is, zouden ze

eigenlijk de test moeten doen bij alle plantjes op de hele wereld. Dat is

natuurlijk niet mogelijk. Als onderzoekers de test slechts doen op één

plantje, dan kan het zijn dat de conclusie fout is. Zo kan het bijvoorbeeld

gebeuren dat ze toevallig een slecht zaadje getest hebben. Daarom kiezen

onderzoekers voor een steekproef. Ze testen de situatie op meer dan één

zaadje, maar niet op alle zaadjes van de wereld.

Wij nemen als steekproef 2 potjes per object. Hoeveel potjes hebben jullie nodig, als je de test doet

bij tuinkers en bij sla? Noteer je redenering en maak een schema van jullie proefplan. Nummer elk

vakje waarbij een potje zal horen.

Elk groepje heeft 2 verschillende gewassen: Sla en Tuinkers. Ze zullen deze telkens in 3 verschillende

objecten (omstandigheden) proberen te kweken (2 gewassen x 3 objecten = 6).

Voor onze steekproef moeten we van elk object 2 potjes hebben: 2 x 6 = 12 potjes in totaal per groep.

Controleer bij de leerlingen of ze het ontwerp goed opstellen.

Noot: het onderzoek kan ook met andere gewassen. Sla en tuinkers groeien snel en gemakkelijk.

Object 1 =

Object 2 = Object 3 =

Gewas 1 = SLA 1.1 2.1 3.1

1.2 2.2 3.2

Gewas 2 = TUINKERS 1.3 2.3 3.3

1.4 2.4 3.4

Zet nu alle potjes klaar. Zorg dat je goed weet wat er in elk potje zit. Gebruik hiervoor bvb.

etiketten! Neem op de etiketten dezelfde nummering over als in je schema.

Als de leerlingen aan deze stap zitten, mogen ze aan de leerkracht de fiche (zie bijlage 7) van hun

gekozen variabele vragen als checklist. Geef de juiste fiche mee aan elk groepje + de benodigde

materialen die op de fiche vermeld staan.

Extra informatie over telen in hydrocultuur (zonder aarde): hiervoor gebruik je een potje dat geen

water doorlaat. Onderaan leggen de leerlingen watte of huishoudpapier als bodem. Zorg ervoor dat

deze bodem steeds vochtig blijft, zoals een natte spons. Op deze manier kan de misconceptie dat

planten aarde nodig hebben om te groeien, tegengesproken worden.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 24

Geef aan de leerlingen ook etiketten. Deze moeten ze op de potjes kleven. Op de etiketten moeten ze

duidelijk de nummering uit hun proefplan overnemen om te weten welk gewas er in het potje zit en

onder welke conditie ze het gewas kweken!

Voor het invullen van de tabellen met hun waarnemingen op de volgende pagina’s kunnen er

klassikaal afspraken gemaakt worden. Wat zijn de vaste meetmomenten? Bijvoorbeeld: na 3 dagen,

na 1 week, na 2 weken, na 4 weken,… Of je kan de leerlingen zelf momenten laten kiezen. Dit is

riskanter: misschien vergeten de leerlingen de meting te doen op het voorziene moment.

Help de leerlingen ook herinneren aan de metingen. Zet eventueel een herinnering in de agenda.

Nog voor we een vergelijking kunnen maken tussen de

verschillende objecten, moeten we afspreken op welke momenten

we de zaadjes gaan “meten” en wat we willen in kaart brengen. In

de onderstaande tabel voor jullie waarnemingen wordt

schematisch voorgesteld wanneer alles zéker moet gemeten

worden en waarover we iets te weten willen komen. Houd alles

goed bij!

- Noteer in de kolommen links wanneer je de plantjes zal meten. Bijvoorbeeld: na 3 dagen,

na 1 week, na 2 weken, na 4 weken,… Zorg dat er wat tijd zit tussen de verschillende

metingen.

- Noteer bovenaan welke verschillende objecten/situaties je hebt per zaadsoort.

Bijvoorbeeld bij meten van het licht: veel (aan het venster), gemiddeld (in de klas), geen

(onder een doos).

- Zoals je ziet zal je sowieso de grootte en de kleur moeten noteren bij elke meting. Op de

stippellijntjes kan je eventueel nog een afhankelijke variabele schrijven die je ook zal meten.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 25

Tabel met waarnemingen: ……………………………………………………………

Tuinkers object 1 = ………………………………. Potje nummer ……….

Tuinkers object 2 = ………………………………. Potje nummer ……….

Tuinkers object 3 = ………………………………. Potje nummer ……….

Tijdstip 1 =

Grootte: Kleur: ……………………………:

Grootte: Kleur: ……………………………:

Grootte: Kleur: ……………………………:

Tijdstip 2 = Grootte: Kleur: ……………………………:

Grootte: Kleur: ……………………………:

Grootte: Kleur: ……………………………:

Tijdstip 3 = Grootte: Kleur: ……………………………:

Grootte: Kleur: ……………………………:

Grootte: Kleur: ……………………………:

Tijdstip 4 = Grootte: Kleur: ……………………………:

Grootte: Kleur: ……………………………:

Grootte: Kleur: ……………………………:

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 26

Tabel met waarnemingen: ……………………………………………………………

Sla object 1 = ………………………………. Potje nummer ……….

Sla object 2 = ………………………………. Potje nummer ……….

Sla object 3 = ………………………………. Potje nummer ……….

Tijdstip 1 =

Grootte: Kleur: ……………………………:

Grootte: Kleur: ……………………………:

Grootte: Kleur: ……………………………:

Tijdstip 2 = Grootte: Kleur: ……………………………:

Grootte: Kleur: ……………………………:

Grootte: Kleur: ……………………………:

Tijdstip 3 = Grootte: Kleur: ……………………………:

Grootte: Kleur: ……………………………:

Grootte: Kleur: ……………………………:

Tijdstip 4 = Grootte: Kleur: ……………………………:

Grootte: Kleur: ……………………………:

Grootte: Kleur: ……………………………:

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 27

Welke conclusies kan je maken na het onderzoek? Moet je de

opgestelde hypotheses aanvaarden of verwerpen? Wat zou je

adviseren aan de landbouwers? Schrijf een kort besluit van je

onderzoek op de voorziene lijntjes.

INFORMATIE VOOR DE LEERKRACHT:

- Tuinkers en sla groeien zowel in gewone aarde, teelaarde als in hydrocultuur

- Sla groeit over het algemeen trager dan tuinkers

- Planten die geen water krijgen, groeien NIET

- Planten in het donker groeien wél, maar krijgen een geelachtige kleur en strekken sterk

- Planten die mestkorrels krijgen groeien beter (mestkorrels zijn immers niet de hoofdzaak)

- Wanneer planten te veel mestkorrels krijgen (een laag van een centimeter dik), groeien ze

nauwelijks/niet.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 28

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 29

3 WATER GEVEN, NIET VERGETEN?

3.0 Materiaal

- foto van watersystemen voor honden

- grote lege waterdichte bak

- lege drankfles

- kleefband

- kladblad

- potjes met planten uit vorige lessen

3.1 Zelf water geven op vaste tijdstippen

Introductie: kom samen met de leerlingen tot de

probleemstelling van deze les.

- Wat moeten wij doen om onze geplante

zaden uit de vorige lessen te laten groeien?

Water geven

- Hoe doen wij dit?

Met spuitjes of kleine maatbekers

- Wat is het nadeel van het handmatig water geven?

Het is arbeidsintensief, we moeten er elke dag tijd voor maken, in het weekend kunnen onze plantjes

geen water krijgen, we kunnen het al eens vergeten, we geven te veel/te weinig water…

- Hoe zou men de gewassen water geven in grote serres zoals bij Inagro?

Via een automatisch systeem, in de serres zijn irrigatiesystemen die automatisch en

computergestuurd werken, zodat de planten steeds voldoende water ter beschikking hebben.

3.2 Ontwerpen van een automatisch watersysteem voor planten

Vertel de leerlingen dat het vandaag de bedoeling is om zelf een automatisch watersysteem te

bedenken en te bouwen. De leerlingen kunnen het systeem achteraf ook gebruiken voor enkele van

hun plantjes. Zo kunnen ze bijvoorbeeld een extra onderzoekje doen ter vergelijking van de

verschillende manieren om water te geven.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 30

Verdeel de leerlingen opnieuw in heterogene groepjes van ongeveer vier personen. Toon het

materiaal dat zij straks ter beschikking zullen krijgen (een waterfles, een grote waterdichte bak en

kleefband). Vertel hen dat ze een systeem moeten bedenken en bouwen, waarbij het de bedoeling is

dat de plantjes uit de vorige lessen in de grote bak komen te staan waarvan de bodem gevuld is met

water. Het water zou door het systeem automatisch bijgevuld moeten worden en op deze manier

wordt het waterpeil dus constant gehouden.

De leerlingen moeten eerst een schets maken van hun system. Wanneer alle materialen op de schets

weergegeven staan, mogen de leerlingen het systeem ook effectief bouwen.

DIFFERENTIATIE: wanneer een bepaald groepje leerlingen na lange tijd (bijvoorbeeld na een half uur)

nog nauwelijks vorderingen maakte, kan je ze een tip geven. Dit is een foto van een drinksysteem

voor honden, zie bijlage 8.

Straks krijgen jullie onderstaande voorwerpen van de juf/meester.

De bedoeling is dat jullie hiermee een automatisch watersysteem voor planten bouwen. De plantjes

moeten in een grote bak komen te staan, waarvan de bodem gevuld is met water. Het water moet

automatisch bijgevuld worden, met andere woorden, het waterpeil in de bak moet altijd constant

blijven.

Maak op de volgende pagina een schets van het systeem dat je zou willen ontwerpen.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 31

Twijfel je over het ontwerp van je automatisch watersysteem? Heb je geen idee hoe je er aan kan

beginnen? Je kan altijd een tip vragen aan de juf/of meester!

Als jouw schets klaar is, dan mag je jouw zelf ontworpen systeem bouwen en uittesten. Als er iets

fout loopt, denk dan even na. Wat loopt er fout? Kan ik hiervoor een oplossing bedenken? Wat moet

ik aanpassen? Blijf je systeem ‘herdenken’ tot het werkt!

Als jouw systeem af is en werkt zoals het moet, dan kan je het ontwerp voorstellen aan je

klasgenoten. Zorg dat je tijdens de voorstelling zeker een antwoord geeft op volgende vragen:

- Welke stappen heb je doorlopen?

- Op welke problemen ben je gebotst?

- Hoe heb je het ontwerp moeten aanpassen?

Vergelijk elkaars systeem.

- Heeft iedereen hetzelfde systeem bedacht?

- Wat is er gelijk aan de systemen?

- Hoe verschillen de systemen van elkaar?

Rapportage:

De groepjes leerlingen komen om beurt naar voor. Ze stellen hun ontwerp voor aan hun klasgenoten.

Ze vertellen hierbij ook de verschillende stappen die ze doorlopen hebben. Ze leggen uit op welke

problemen zij gebotst zijn en hoe ze hun ontwerp telkens hebben aangepast om tot het eindproduct

te komen. De verschillende eindproducten, alsook de processen (de problemen waarop de leerlingen

botsten en hoe ze deze hebben opgelost) worden met elkaar vergeleken.

Slot:

Voorzie een korte nabespreking om het wetenschappelijk concept achter dit soort systeem uit te

leggen. Stel volgende vragen en laat de leerlingen deze beantwoorden:

- Hoe komt het dat het water niet allemaal uit de fles komt? (omdat er geen lucht bij kan)

- Als je de fles opheft, waardoor de mond van de fles niet in het water zit, wat zie je dan? (er stroomt

water uit tot zolang de mond van de fles niet in het water zit)

- Wat zou er gebeuren wanneer je de bodem van de fles afsnijdt? (dan zou al het water er uit

stromen)

Neem een spuit en trek water op. Dit is hetzelfde principe als het drinksysteem. Vraag aan de

leerlingen: wat gebeurt er wanneer ik de plunjer/het stokje uit de spuit haal? (dan stroomt het water

er uit)

Vul de spuit zonder plunjer met water, bedek daarna de grootste opening met uw duim. Vraag aan de

leerlingen: wat zou er gebeuren wanneer ik mijn duim loslaat? (dan stroomt er water uit de spuit).

Laat uw duim los. De kinderen zien of hun voorspelling al dan niet correct was. Vraag nu of iemand

weet hoe het zou komen dat er water uit de spuit loopt als je de duim loslaat. Laat de leerlingen dit

fenomeen in hun eigen woorden verklaren.

Op de volgende pagina vind je nog enkele foto’s die de uitleg kunnen verduidelijken.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 32

De reden waarom het water blijft staan, komt door de luchtdruk. Wanneer er lucht in de fles kan,

stroomt het water door. Wanneer er geen lucht in de fles kan, is dit niet het geval. Dat komt omdat

lucht op alles en in alle richtingen duwt.

luchtdruk kan niet tot bij het water luchtdruk kan wel bij het water

Links kan de luchtdruk niet tot bij het water. Rechts kan de luchtdruk wel aan het water. Daarom

stroomt niet al het water uit de ton. Als je het deksel links eraf zou halen, dan zou de ton leeglopen en

het bakje overlopen.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 33

4 OP BEDRIJFSBEZOEK BIJ INAGRO

4.1 Goede afspraken maken goede vrienden

Bespreek vlak voor het bedrijfsbezoek nog eens kort wat Inagro doet (dit kan in de klas, maar

eventueel ook op de bus). Laat de leerlingen herhalen welke proeven zij in de klas hebben uitgevoerd.

Vertel hen ook dat Inagro eveneens proeven doet bij planten, maar dan gedetailleerder en meer

gespecialiseerd. Bij Inagro onderzoekt men onder andere hoe planten het beste groeien en de hoogste

opbrengst opleveren voor zo weinig mogelijk werk, milieu-impact en/of kosten.

Overloop de algemene afspraken met je leerlingen en spreek ook af wanneer ze vragen kunnen

stellen (tijdens of na de rondleiding).

- We blijven altijd in groep en betreden de onderzoeksruimtes niet. We blijven samen, in de

gang van de serres.

- Bij het fluitsignaal/verzamelsignaal verzamelen we aan het begin van de gang.

- Luister goed naar de uitleg van de gids en doe wat van jou gevraagd wordt.

- Kom nergens aan zonder dat je daar toestemming voor krijgt. Dit in functie van de hygiëne!

4.2 Verloop van het bezoek

OPDRACHTENFICHE Jullie krijgen eerst een zoekopdracht. De bedoeling is dat je de manier van

kweken in de klas vergelijkt met de situatie in Inagro.

Ter inleiding krijgen de leerlingen bij aankomst een zoekopdracht. De leerlingen worden verdeeld in

groepjes per vier. Elk groepje krijgt een gelamineerde opdrachtkaart met lege hokjes. Daarbij krijgen

ze ook aparte kaartjes. De bedoeling is dat de leerlingen de kaartjes in het juiste hokje op de

opdrachtkaart kleven. Op de opdrachtkaarten staan foto’s van zaken die de leerlingen zullen

herkennen vanuit de voorbereidende lessen in de klas. Op de losse kaartjes staan afbeeldingen over

hoe dit bij Inagro wordt aangepakt. De opdrachtkaarten met bijhorende losse kaartjes zijn ter

beschikking bij Inagro. Hieronder vind je de correctiesleutel. De leerlingen zullen een opdrachtkaart

krijgen, waarbij de derde kolom leeg is.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 34

RONDLEIDING Tijdens de rondleiding met de gids maak je kennis met de onderzoeken die in

dit onderzoekscentrum lopen. Probeer de vijf stappen voor onderzoek eens toe te passen!

De leerlingen maken kennis met de onderzoeken die in dit onderzoekscentrum lopen. Een belangrijk

aandachtspunt is dat de inhoud van dit bezoek voornamelijk moet focussen op het onderzoeken zelf:

- Wat is het globaal probleem?

- Wat is de hypothese?

- Wat is de onafhankelijke variabele?

- Wat is de afhankelijke variabele?

- Wat zijn de parameters?

- Wat gaan we meten en vergelijken?

- Hoe komt men tot een conclusie?

- Hoe ziet de steekproef er uit?

Feitenkennis is hier minder belangrijk. Zo is het niet nodig dat leerlingen de namen kennen van de

verschillende soorten witloof of dat ze weten over hoeveel hectare grondgebied het

onderzoekscentrum beschikt.

Wijs de leerlingen ook op de aanwezigheid van vrouwen en verschillende personeelsfuncties binnen

het bedrijf. Indien het kan, zal er ook een vrouwelijke medewerker aan het woord komen. Dit om

stereotypering te doorbreken.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 35

WORKSHOPS Je krijgt de kans om zelf deel te nemen aan een lopend onderzoek in het

onderzoekscentrum. Hiervoor werk je samen met een medewerker van Inagro.

In samenspraak met Inagro zullen de leerlingen de kans krijgen om zelf deel te nemen aan een lopend

onderzoek in het onderzoekscentrum. Normaal zullen ze volgende zaken onderzoeken:

1) Welk ras aardbeien levert de beste kwaliteit? Welk ras aardbeien levert de beste kwantiteit?

2) Welke manier van sla kweken levert de beste sla?

De workshop kan in principe ook uitgevoerd worden met een andere teelt of onderzoeksvraag.

Kopieer voor elke leerling in de klas tweemaal volgende documenten:

- Bijlage 2: het algemeen vijf-stappenplan voor onderzoek

- Bijlage 6: een invultabel voor de metingen bij Inagro

De bedoeling is dat het stappenplan overlopen wordt in de context van Inagro. Noteren kan maar

hoeft niet tijdens de excursie.

Van je leerkracht krijg je:

- Tweemaal het algemeen vijf-stappenplan voor onderzoek

- Tweemaal een invultabel voor de metingen

Neem deze blaadjes mee naar Inagro. Het vijf-stappenplan voor onderzoek zal je daar ter plekke

kort mondeling overlopen met je leerkracht en de onderzoekers van Inagro. Neem eventueel korte

notities en vul de blaadjes verder in, eenmaal je terug in klas bent. Neem wel heel zorgvuldige

notities bij de metingen! Gebruik hiervoor de invultabellen voor de metingen. Vergeet niet om op

elk blad te noteren welk gewas je onderzocht hebt. Neem dus zeker ook een balpen of een potlood

mee.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 36

Voorbeeld tabel voor de leerkracht:

OBJECT 1 = Vb. schimmelbestrijding via gewasbeschermingsmiddelen

OBJECT 2 = Vb. schimmelbestrijding via hommels

Metingen/ waarnemingen van de afhankelijke variabelen

Ras 1.1 =

Ras 1.2 = Ras 2.1 = Ras 2.2 =

Afhankelijke variabele 1 = vb. totale opbrengst in (g)

Afhankelijke variabele 2 = Vb. aantal grote aardbeien

Afhankelijke variabele 3 = Vb. aantal kleine aardbeien

Afhankelijke variabele 4 = Vb. aantal misvormde aardbeien

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 37

5 VERWERKING BEDRIJFSBEZOEK, PRESENTATIE EN EVALUATIE

5.0 Materiaal

- foto’s die de kinderen namen

- meetresultaten/waarnemingen van de leerlingen

- computers

- placemats

- PowerPointpresentaties van de leerlingen

- quizvragen

5.1 Verwerking bedrijfsbezoek Het is de bedoeling dat de leerlingen de blaadjes die ze meenamen naar Inagro in klas verder

aanvullen. Laat de leerlingen eventueel samenwerken. Op het einde zouden ze moeten komen tot een

conclusie van de twee onderzoeken. Bespreek deze conclusies klassikaal.

Even geleden gingen we op bezoek bij Inagro en mochten we zelf deelnemen aan een lopend

onderzoek in het onderzoekscentrum. Neem de volgende blaadjes er even bij:

- Tweemaal het algemeen vijf-stappenplan voor onderzoek: dit hebben we kort mondeling

overlopen met de onderzoekers. Misschien heb je zelfs enkele notities genomen?

- Tweemaal een invultabel voor de metingen: dit heb je zelf nauwkeurig moeten invullen

tijdens de workshop.

Vul het vijf-stappenplan voor onderzoek verder aan.

OPGEPAST: voor stap 4, de data-analyse, heb je jouw eigen metingen nodig. Wat heb je allemaal

gemeten en hoe kunnen de cijfers met elkaar vergeleken worden? Hoe interpreteer je deze cijfers?

Welke conclusies kan je uit deze cijfers trekken?

Schrijf hieronder kort een rapportage van de twee gevoerde onderzoeken:

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 38

Op dit moment is het een kans om gemiddelden te berekenen en te vergelijken. Haal ook even na

waarom er nagedacht wordt over de steekproef en waarom er herhaling ingebouwd wordt. Van

onderzoekers wordt verwacht dat ze nauwkeurig werken zodat ze betrouwbare resultaten bekomen

die representatief zijn voor de praktijk. Kan de hypothese aangehouden worden of wordt ze weerlegt?

5.2 Presentatie Vertel aan de leerlingen dat ze tijdens deze les een PowerPoint zullen samenstellen die ze later nodig

hebben. In deze presentatie zullen ze een volledig onderzoeksproces aan hun medeleerlingen mogen

uitleggen.

Zoals eerder gezegd volgt na elk onderzoek een rapportage. Dit is een moeilijker woord voor het

maken van een samenvatting en het bekend maken van de conclusies. Omdat jullie nu ook echt aan

onderzoek gedaan hebben, moet je aan je klasgenoten rapporteren over de vijf verschillende

stappen die je gevolgd hebt doorheen je onderzoek. Maak hiervoor, in groep, een

PowerPointpresentatie. Let er op dat je zeker op onderstaande vragen een antwoord geeft:

Voor het opstellen van je presentatie (PowerPoint) kan je gebruik maken van de

foto’s die je nam tijdens het onderzoek, de tabellen waarin je alle meetresultaten

hebt genoteerd, de zaken die je eerder opschreef in dit bundeltje,…

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 39

5.3 Evaluatie

5.3.1 Eigen onderzoek Elk groepje van vier leerlingen krijgt een placemat (zie bijlage 11). Kopieer het best op A3 zodat er

veel plaats is om te schrijven en alle leerlingen rond het blad kunnen.

Op de placemat noteert elk groepslid zijn persoonlijke inbreng in zijn/haar eigen vak. De vier

buitenste vakken zijn de persoonlijke vakken. Er is ook één vak in het midden. In dit middenvak komen

de bevindingen die de groepsleden met elkaar delen.

Laten we even stilstaan bij wat we allemaal onderzocht en geleerd hebben. Ga opnieuw samen

zitten met je groepje. Jullie krijgen straks van de juf/meester een placemat met vier vakken.

Zoals je kan zien op onderstaande voorstelling zijn er in totaal vijf vakken. De vier buitenste vakken

zijn “persoonlijke vakken”. Elk groepslid mag in één vak aan de buitenkant zijn eigen ervaringen en

bevindingen noteren. Doe dit eerst. Daarna vullen jullie in groep het middenvak in. In het middelste

vak komen de bevindingen die jullie samen delen.

Denk even na en noteer dan wat jou zal bijblijven. Deze vragen kunnen jou alvast op weg helpen:

- Wat hebben jullie allemaal gezien?

- Wat vond je het meest verbazend?

- Welke kwaliteiten moet een onderzoeker (van Inagro) hebben?

- Wat vond je leuk aan het bedrijfsbezoek?

- Wat vond je minder leuk aan het bezoek?

Suggestie: je kan de placemats ook achterwege laten door deze vragen te behandelen in een

kringgesprek.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 40

5.3.2 Bezoek aan Inagro

Presenteer eerst de resultaten van jullie eigen onderzoek aan

je klasgenoten. Hiervoor kan je bijvoorbeeld gebruik maken van

een PowerPoint.

Bespreek de invloed van je gekozen variabele op de groei van

een bepaalde plant. Let er op dat je het volledige vijf-

stappenproces bespreekt en kom uiteindelijk tot een conclusie.

Elk groepje mag zijn onderzoeksresultaten uit deel 2 komen voorstellen aan zijn klasgenoten. Dit doen

ze met behulp van de PowerPoint die ze in de vorige les samenstelden.

Suggestie: heb je de leerlingen geen PowerPoint laten maken, laat ze dan even overleggen op

voorhand.

Het is belangrijk dat de leerlingen hun eigen onderzoekje voorstellen aan de hand van het vijf-

stappenplan voor onderzoek:

1. Probleemanalyse: verwoorden van het globaal probleem

2. Onderzoeksontwerp: formuleren van de hypothese

3. Data verzamelen: aanwijzen van de onafhankelijke variabele, de afhankelijke

variabele(n), parameter(s) en bedenken onderzoeksopzet en bijhorend(e)

meetinstrument(en)

4. Data-analyse: bespreken en vergelijken van de metingen

5. Rapportage: tot een conclusie komen

Nadat de leerlingen hun eigen onderzoeken voorgesteld hebben, zou er volgens dezelfde structuur

een vergelijking gemaakt moeten worden met de onderzoeken van Inagro. Om dit in te leiden krijgen

de leerlingen eerst deze vraag.

Welke beroepen komen er allemaal aan bod bij Inagro? Wat houdt elk beroep in?

- Arbeiders: zaaien, gewassen onderhouden en oogsten

- Teeltverantwoordelijken: proefveld opvolgen, controleren of alles correct verloopt

- Ingenieurs: bepalen welke vragen al-dan-niet onderzocht worden, alsook op welke manier

- Logistieke medewerkers: onderhoud van de gebouwen

- Laboranten: analyses uitvoeren (bijvoorbeeld: samenstelling van de grond)

- Beleidsverantwoordelijke: coacht en controleert de verschillende diensten

- Administratieve medewerkers: boekhouding, planning, organisatie,…

Haal ook even aan dat samenwerking en taakverdeling hierbij belangrijk is.

Bespreek nu in een kringgesprek het vijf-stappenplan. Pas dit toe op Inagro en de onderzoeken in de

klas. Wat zijn de verschillen en gelijkenissen tussen jullie eigen onderzoek en onderzoek bij Inagro?

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 41

Hieronder per onderdeel enkele vragen die je als leerkracht kan stellen aan de leerlingen om het

gesprek omtrent “vergelijking eigen onderzoek en onderzoek bij Inagro” in goede banen te leiden:

1. Probleemanalyse: verwoorden van het globaal probleem

- Van wie komt de vraag om iets te onderzoeken?

Inagro: problemen die de landbouwers, bedrijven, overheden,… signaleren aan Inagro

Klas: wij vragen ons af wat planten nodig hebben om te groeien.

- Ken je voorbeelden van onderzoeken?

Inagro: verkleuring van de bladrand bij sla, welk ras witloof de beste opbrengt of kwaliteit geeft,

onder welke temperatuur tomaten het beste groeien, welk gewasbeschermingsmiddel een ziekte

of plaag het best bestrijdt,…

Klas: wat de invloed is van de bodem/temperatuur/licht/mestkorrels/water op de groei van

tuinkers en sla?

2. Onderzoeksontwerp: formuleren van de hypothese en opstellen van proefplan

- Zou Inagro ook een hypothese bedenken? Waarom wel/niet?

Ja, een hypothese is nodig om gestructureerd en doordacht te onderzoeken, zonder hypothese

weet je niet wat je precies wilt aftoetsen.

- Hoe zou Inagro een proefplan opstellen? Waarmee houden ze rekening?

Voldoende herhaling inbouwen en randen worden niet mee in de proef genomen om fouten te

vermijden.

3. Data verzamelen: aanwijzen van de onafhankelijke variabele, de afhankelijke variabele(n),

parameter(s) en bedenken onderzoeksopzet en bijhorend(e) meetinstrument(en)

- Welke materialen heeft Inagro nodig?

Zaadjes uit de zaadhuizen, aarde/teelaarde/bakken voor hydrocultuur, sproeiers, LED- lampen,

UV-lampen, klimaatkastjes gekoppeld aan de computer, een logboek, geautomatiseerde irrigatie

en temperatuurregeling, soms meststoffen, soms hommels, soms gewasbeschermingsmiddelen,

meetmateriaal zoals: weegschalen, meetlatten, het labo,…

- Welke materialen gebruikten wij?

Zaadjes, aarde/teelaarde/watte, kraantjeswater in een spuitje of maatbeker, gewoon daglicht,

een waarnemingsfiche/logboek, mestkorrels, meetlatten,…

- Tijdens het onderzoek gaven wij de planten elke dag water. Hoe gebeurt dit in Inagro?

Dit gebeurt automatisch.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 42

- Welke metingen voerde men in Inagro uit?

Gewicht, lengte, opbrengst, vruchtgrootte, verkleuring, evt. smaak, evt. pitgrootte,…

- Welke metingen voerden wij uit?

Lengte en kleur.

4. Data-analyse: bespreken en vergelijken van de metingen

- Hoe kan men weten of de hypothese juist was?

Door de metingen met elkaar te vergelijken.

- In de klas hadden wij per groep planten (bijvoorbeeld: tuinkers in het donker) slechts twee

exemplaren. Stel je voor dat er toevallig twee slechte zaden zijn, dan is ons onderzoek niet

helemaal correct. Hoe zorgt Inagro voor meer betrouwbaarheid?

Ze nemen een grotere steekproef en hebben per ‘groep’ honderden planten om een gemiddelde

van te nemen. Bovendien herhalen ze de metingen vaak om toeval uit te sluiten.

5. Rapportage: tot een conclusie komen

- Wat doet Inagro als hun onderzoek afgerond is?

Ze communiceren dit via: internet, tijdschriften, infoavonden,…

- Wat gebeurt er met alle gewassen wanneer het onderzoek is afgerond?

Meestal worden de gewassen verkocht op de veiling: men probeert zo weinig mogelijk weg te

gooien, bovendien brengt dit geld op voor nieuwe onderzoeken.

5.3.3 De groepstest

Om af te sluiten kan je een quiz organiseren rond onderzoeken (bij Inagro). Je kan de klas opsplitsen

in verschillende kleine groepjes of je kan bijvoorbeeld jongens tegen meisjes laten spelen. Zorg dat je

ten minste twee verschillende groepen maakt. Laat nu om beurt een groep kiezen voor een makkelijke

of een moeilijke vraag. Beantwoorden ze de vraag goed dan scoren ze punten (3 punten voor een

moeilijke vraag, 1 punt voor een makkelijke vraag). Opgepast: kunnen ze zelf de vraag niet goed

beantwoorden, dan kunnen de tegenstanders het ook nog eens proberen!

Wie scoort het best op de grote Inagro-quiz?

Jullie mogen om beurt in groep een quizvraag

beantwoorden. Kies je een moeilijke of een makkelijke

vraag? Met de moeilijke vragen kan jouw groep 3 punten

verdienen, voor een juist antwoord op een gemakkelijke

vraag scoor je 1 punt. Aan jullie de keuze!

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 43

GEMAKKELIJKE VRAGEN

1. Waarom is het zinvol om de meetresultaten in een grafiek te plaatsen?

Antwoord: dit is een duidelijke, visuele voorstelling.

2. Met twee plantjes maïs kan je niet onderzoeken of maïs het best groeit in het licht of

in het donker. Waarom moet je altijd meerdere planten per soort telen?

Antwoord: voor de betrouwbaarheid van het onderzoek, om toeval zo veel mogelijk uit te

sluiten.

3. Som minstens 3 redenen op waarom men een serre gebruikt bij sommige gewassen.

Antwoord: meer warmte, laat licht door, bescherming tegen wind en neerslag.

4. Als je de invloed van licht wilt onderzoeken op de groei van tuinkers, kan je een

bakje voor het raam plaatsen, alsook een bakje in de koelkast. Want in een koelkast is

het donker als je de deur dichtlaat. Waarom is dit geen goede opstelling?

Antwoord: er is een groot temperatuurverschil, wat de resultaten van ons onderzoek over

belichting kan beïnvloeden.

5. Waarom staan er bij elk veldje verschillende genummerde bordjes?

Antwoord: om de gewassen onder te verdelen, om een goed overzicht te bewaren.

6. Wat gebeurt er wanneer de temperatuur te laag is in de serre?

Antwoord: de computer zendt een signaal uit om meer te verwarmen.

7. Als je thuis de planten in je moestuin extra water geeft, is het niet belangrijk dat ze

allemaal exact evenveel water krijgen. Waarom is dit bij Inagro wél van groot belang?

Antwoord: omdat Inagro niet kweekt voor eigen gebruik maar onderzoek voert dat

nauwkeurige resultaten moet opleveren.

MOEILIJKE VRAGEN

1. Welk meetinstrument gebruikt men bij Inagro om de pitlengte van sla te meten?

Antwoord: een schuifpasser.

2. Waarom voert Inagro onderzoek uit?

Antwoord: om de landbouwsector te steunen, ze onderzoeken hoe men bepaalde planten

het best kan telen.

3. Bij Inagro gaat men detailgericht tewerk om ‘stoorzenders’ zo veel mogelijk te

vermijden. Geef hiervan een voorbeeld.

Antwoord: de bovenste en de onderste verdieping witloof telt niet mee voor de

onderzoeksresultaten, men houdt de temperatuur nauwlettend in het oog, men houdt er

rekening mee dat de planten die dichtbij de muur staan niet vergelijkbaar zijn met planten die

verder van de muur staan,…

4. Ik wou onderzoeken of de groei van planten sneller verloopt wanneer ik mestkorrels

gebruik. Daarom teelde ik 20 tomatenplanten mét mestkorrels en 20 tomatenplanten

zonder mestkorrels. Diegene mét mestkorrels groeiden het snelst. Ik concludeer: alle

planten groeien sneller wanneer je mestkorrels gebruikt. Waarom is deze conclusie

fout?

Antwoord: je hebt enkel onderzoek gedaan bij tomaten, niet bij ‘ALLE planten’.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 44

5. Telen met water als bodem, in plaats van aarde; hoe noemt men dat?

Antwoord: hydrocultuur.

6. Wat zijn de twee functies van een klimaatkastje?

Antwoord: temperatuur & vochtigheid opmeten en deze gegevens doorsturen naar de

computer.

7. Waarom zouden aardbeien duurder zijn in de winter dan in de zomer?

Antwoord: aardbeien hebben veel licht en warmte nodig, het is dus duurder en moeilijker om

ze in de winter te telen.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 45

6 BIJLAGES

6.1 Bijlage 1: knipblad windmolen

Wat heb je nodig: stevig vierkant papier/karton, schaar, speld, spijker, knoop/kraal, stokje

Werkwijze:

Een stevig vierkant papier wordt vanuit de vier hoeken, niet helemaal tot het

midden in geknipt.

Met een lang, dun spijkertje, het mag ook een stevige speld zijn, doorboor je

de vier punten van het vierkant. Deze zijn op de afbeelding met stippen aangegeven. Als

laatste doorprik je het midden van het papier.

De windmolen wordt aan een stokje bevestigd, maar voordat je hem met de spijker op

het stokje vastprikt, schuif je een kraal of een klein knoopje tussen stok en papier.

Hierdoor draait het molentje straks beter.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 46

6.2 Bijlage 2: vijf-stappenplan voor onderzoek

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 47

6.3 Bijlage 3: doe-blad thermometer

3. Draai de dop op de fles en schuif het rietje door de opening. Het rietje moet ongeveer

vijf centimeter in het water komen. Maak het gat rond het rietje dicht met klei.

4. Draai de dop een beetje open. Zuig nu aan het rietje, zodat de limonade naar boven

komt. Als je de limonade vijf centimeter omhoog hebt gezogen, doe je vlug je vinger op

de bovenkant van het rietje. Met je andere hand draai je de dop weer goed dicht. Let

op: knijp niet in de fles, omdat de limonade er dan uit spuit.

5. Als laatste maak je een maatverdeling. Knip uit het stevige papier een stuk van vijf bij

dertien centimeter. Hierop zet je met een dunne stift en een liniaal om de halve

centimeter een streepje.

6. Vouw het karton in de lengte. Aan de uiteinden maak je twee inkepingen met de

schaar. Schuif het karton over het rietje. Je thermometer is klaar voor gebruik!

Hoe werkt het?

Als je de thermometer in een bak met warm water zet, stijgt de limonade in het rietje. Dit

komt doordat limonade uitzet als het warmer wordt. Niet alleen een vloeistof als limonade

zet uit als het warmer wordt. Ook een gas — zoals de lucht in je fietsband — en een vaste

stof — zoals ijzeren treinrails — zetten uit als ze warmer worden.

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 48

6.4 Bijlage 4: controlefiches en materiaallijsten

BODEMSOORT

- Gewone aarde

- Teelaarde

- Hydrocultuur

Benodigdheden: slazaadjes, tuinkerszaad, kleine maatbekers of spuitjes, water, gewone aarde, teelaarde, watte of keukenpapier voor hydrocultuur

HOEVEELHEID WATER

- Weinig of geen: (vul in wat je zal doen)

- Gewoon: (vul in wat je zal doen)

- Veel: (vul in wat je zal doen)

Benodigdheden: slazaadjes, tuinkerszaad, kleine maatbekers of spuitjes, water, teelaarde

MESTSTOFFEN

- Weinig of geen: (vul in wat je zal doen)

- Gewoon: (vul in wat je zal doen)

- Veel: (vul in wat je zal doen)

Benodigdheden: slazaadjes, tuinkerszaad, kleine maatbekers of spuitjes, water, teelaarde, mestkorrels/plantenvoeding

TEMPERATUUR

- Koud: (vul in wat je zal doen)

- Gewoon: (vul in wat je zal doen)

- Warm: (vul in wat je zal doen)

Benodigdheden: slazaadjes, tuinkerszaad, kleine maatbekers of spuitjes, water, teelaarde

LICHT

- Weinig of geen: (vul in wat je zal doen)

- Gewoon: (vul in wat je zal doen)

- Veel: (vul in wat je zal doen)

Benodigdheden: slazaadjes, tuinkerszaad, kleine maatbekers of spuitjes, water, teelaarde

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 49

6.5 Bijlage 5: automatisch drinksysteem voor honden

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 50

6.6 Bijlage 6: invultabel voor de waarnemingen:

OBJECT 1 = ……………………………………………..

OBJECT 2 = ……………………………………………..

Metingen/ waarnemingen van de afhankelijke variabelen

Ras 1.1 =

Ras 1.2 = Ras 2.1 = Ras 2.2 =

Afhankelijke variabele 1 =

Afhankelijke variabele 2 =

Afhankelijke variabele 3 =

Afhankelijke variabele 4 =

SCHUILT ER EEN ONDERZOEKER IN JOU? – Versie voor de LEERKRACHT 51

6.7 Bijlage 7: placemat