Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

67
Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0 stichting duwo

description

Uigave: Stichting DUWO © 2016

Transcript of Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

Page 1: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

stichting duwoVan ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0 stich

ting du

wo

Page 2: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0
Page 3: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

stichting duwo

Page 4: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

3 Inleiding

4 Terug in het verleden

18 De jaren zestig en zeventig

24 Renovatie en toelating

29 Op eigen kracht

32 Uit alle windstreken

36 De organisatie professionaliseert

39 Het werkgebied groeit

49 Differentiatie en unitbouw

55 De campus

59 De nieuwste ontwikkelingen

64 Colofon

Inhoud

Inleiding Inleiding

Terug in het verleden Terug in het verleden

De jaren zestig en zeventig De jaren zestig en zeventig

Renovatie en toelating Renovatie en toelating

Op eigen kracht Op eigen kracht

Uit alle windstreken Uit alle windstreken

De organisatie professionaliseert De organisatie professionaliseert

Het werkgebied groeit Het werkgebied groeit

Differentiatie en unitbouw Differentiatie en unitbouw

De campus De campus

De nieuwste ontwikkelingen De nieuwste ontwikkelingen

Colofon Colofon

Page 5: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

3van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

Met de crisis van 2008 en toenemende overheidsheffi ngen aan de corporatiesector kwam de nieuwbouwstroom tijdelijk tot stilstand. Door vernieuwende oplossingen lukte het DUWO te blijven bouwen; samenwerking met marktpartijen werd gezocht en nieuwe bouwconcepten werden in een rap tempo doorontwikkeld. Uiteindelijk bleek zelfs rendabel investeren mogelijk. DUWO groeide sterk in de Randstad en speelde een grote rol bij veel ontwikkelingen in de studentenhuisvesting, zoals kwantitatieve toevoegingen en de ontwikkeling van nieuwe bouwconcepten, maar ook beheervormen, manieren van samenwerking en professioneel opdrachtgeverschap. Anno 2016 heeft DUWO circa 30.000 woningen beschikbaar in eigendom en in beheer.

Een nieuw decennium studentenhuisvesting vraagt om nieuwe geschiedschrijving. Er is heel veel gebeurd in de afgelopen vijftien jaar. Jan Benschop, die vanaf 1993 als algemeen directeur van DUWO aan de wieg van veel nieuwe initiatieven in de studenten-huisvesting stond, gaat met pensioen en krijgt de nieuwe uitgave bij zijn afscheid uitgereikt. Onder de titel ‘Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0’ hebben alle veranderingen waaraan hij heeft bijgedragen een plek gekregen.

Inleiding

In 1983 bracht de voorloper van studentenhuisvester DUWO het boekje ‘Van ploerterij tot jongerenhuisvesting’ uit. Een geactualiseerde versie verscheen in 2002, onder de naam ‘Van ploerterij tot studentenhuisvesting’. In beide boekjes werd de geschiedenis van DUWO vanaf haar ontstaan in 1945 weergegeven, zijdelings gekoppeld aan de historie van de georganiseerde studentenhuisvesting in Nederland tot eind van de 20ste eeuw. Nu schrijven we 2016 en verschijnt er een nieuwe editie. Logisch, want sinds de eeuwwisseling is de wereld van de studenten-huisvesting wederom veranderd en DUWO veranderde mee.

Rond de eeuwwisseling begon het aantal studenten in Nederland drastisch te groeien, niet alleen door meer autochtone en allochtone reguliere studenten, maar ook door meer internationale studenten. De internationalisering van het onderwijs – al voorzichtig bezig bij de universiteiten – zette na de eeuwwisseling versneld door, nu ook binnen de hogescholen; het aantal Engelstalige studies en opleidingen steeg in rap tempo.

De bestaande traditionele studentenhuizen en studentenfl ats uit de jaren zestig van de vorige eeuw waren bij lange na niet voldoende om de vele studenten een dak boven het hoofd te bieden. En de jaren erna was er relatief weinig nieuwbouw gepleegd. Vanaf 2003, toen de nijpende kamernood eenmaal onder de aandacht van de overheid was gebracht, werd er weer zeer fors gebouwd en gerenoveerd, soms met volledig nieuwe concepten. In het hele land kwamen tienduizenden nieuwe of gerenoveerde studentenwoningen op de markt. Een deel van de nieuwbouw kwam tot stand dankzij de zogenaamde collegiale fi nanciering van woningcorporaties die zelf meer dan voldoende fi nanciële middelen hadden en in hun eigen werkgebied een (te) kleine investeringsopgave.

Page 6: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.04

Studentenhuisvesting in de middeleeuwen

Over studentenhuisvesting in de middeleeuwen is weinig bekend. Enkele opmerkelijke voorbeelden staan in ‘Aan de rand van de wereld: hoe de Noordzee ons vormde’ van Michael Pye (2014). “In Parijs woonden studenten in ‘nations’, groepen die uit dezelfde regio afkomstig waren, met aan het hoofd een meester die min of meer uit dezelfde streek kwam”. Ook in Oxford was sprake van groepen studenten die in een studentenhuis woonden: “Docenten … ouderejaars …. konden allemaal een huis huren in Oxford en dan een ‘hall’ (klein college) of een ‘hostel’ (studentenhuis) beginnen”. En op financieel gebied is er vandaag de dag niets nieuws onder de zon: “Vanaf 1250 wilde de universiteit van Cambridge dat studenten een garantie konden afgeven voor de huur die ze moesten betalen”.

Terug in het verleden

In november 1949 kopte De Groene Amsterdammer: ‘’ ‘t Duyvelsgat, een experiment in huisvesting.” “Proffen als grondwerkers,” signaleerde Het Vrije Volk. En een plaatselijke krant schreef: “In Delft wordt pionierswerk gedaan.”De aandacht van de pers ging uit naar een opmerkelijk project in Delft van de Stichting tot Huisvesting van Studenten der TH: de bouw van een semipermanent barakkendorp voor 196 studenten. Duizenden studenten besteedden er 20.000 manuren aan. De ‘proffen’, die het plan hadden bedacht, staken – samen met de toenmalige minister van Onderwijs – de eerste schoppen in de grond. En daarmee was de aanzet gegeven voor het eerste studentencomplex van het land: het Duyvelsgat.

De 196 woningen van het Duyvelsgat bestaan al heel lang niet meer. En de Stichting tot Huisvesting van Studenten der TH heet tegenwoordig Stichting DUWO. De geschiedenis van deze studentenhuisvester begon kort na de Tweede Wereldoorlog in Delft en waaierde een halve eeuw later uit over een groot deel van de Randstad en verder. DUWO bood in de loop der decennia onderdak aan vele generaties studenten.

De bouwers van Het Duyvelsgat; duizenden studenten werkten onbezoldigd mee.

Page 7: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

5van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

De eerste universiteiten

Studentenhuisvesting bestaat al zo lang als er instituten voor hoger onderwijs zijn. De noodzaak voor de student om een eigen onderkomen buiten de onderwijsinstelling te hebben, ontstond pas toen in de 13e eeuw in Europa de eerste universiteiten werden opgericht in Parijs, Oxford en Cambridge. De studenten kwamen niet alleen uit eigen stad of land, maar ook vaak uit het buitenland.

De ploerterij

Een oude vorm van studentenhuisvesting is de particuliere verhuur door burgers, die door de eeuwen heen bestond en in later jaren bekend raakte als ‘ploerterij’. Het is ook de eerste studentenhuisvesting die in Delft ontstond, toen Koning Willem II in 1842 de ‘Koninklijke Akademie ter opleiding van burgerlijke ingenieurs […]’ oprichtte. De ploerterij, waar de hospita of hospes de scepter zwaaide, rekende het zich een grote eer om ‘Meneer de Student’ onderdak te verschaffen. Uit de 19de eeuw zijn geen cijfers bekend over de aantallen studenten die zo huisvesting vonden. Wel is bekend dat in de jaren tussen de twee wereldoorlogen in Delft jaarlijks 1.500 tot 2.000 van de 3.000 studenten aan de toenmalige Technische Hogeschool een kamer in de ploerterij hadden.

‘Kazernering’

De oudste gegevens over pogingen tot grootschalige georganiseerde studentenhuisvesting in Delft dateren uit 1861. Ook toen was studentenhuisvesting al een hot item. Op 13 april 1861 kwam het ministerie van Binnenlandse Zaken met een plan voor nieuwbouw van huisvesting voor studenten aan de toenmalige ‘Akademie’. Het Delfts Studenten Corps tekende echter protest aan tegen deze ‘kazernering’. De protesten liepen

Studentenkamer aan het Noordeinde in Leiden in 1847 (tekening van J.P. Berghaus).

Een Delftse studentenkamer omstreeks 1908.

Page 8: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.06

zogenaamde loyaliteitsverklaring ondertekenen, waarmee de ondertekenaar zich aan het gezag van de Duitse bezetter onderwierp. Van de 3.000 toenmalige TH-studenten weigerde 75 procent de verklaring te ondertekenen, daartoe aangespoord door de Raad van Negen, de leiding van het studentenverzet. Wie niet tekende, mocht niet verder studeren en moest zich melden voor de Arbeidseinsatz. De meeste studenten doken onder of sloegen op de vlucht. In de leeggekomen studentenkamers werden ondertussen vluchtelingen uit andere delen van het land gehuisvest. Ook in andere universiteitssteden had een dergelijke verschuiving plaats.

Terug naar de universiteitssteden

Kort na de oorlog keerden de studenten massaal terug naar de universiteitssteden. Ook naar Delft. De huisvestingssituatie was er rampzalig. In de vroegere studentenkamers zaten vluchtelingen uit Den Haag en Rotterdam, die niet terug konden naar hun vernielde huizen. Een inderhaast gevormde Kamercommissie hield in Delft een grote particuliere kamerwervingsactie, die 2.000 kamers opleverde. Het bleek bij lange na niet genoeg, want na de oorlog verdubbelde het aantal TH-studenten. Ingenieurs waren immers nodig voor de wederopbouw van het land. Die wederopbouw kostte de regering grote inspanning, dus het lag niet voor de hand dat de studentenhuisvesting veel overheidsaandacht kreeg.

1945: de eerste studentenhuisvester

Voor de TH had het probleem uiteraard wel grote prioriteit en daarom sloeg een kleine groep hoogleraren en studenten al in 1945 de handen ineen. Onder voorzitterschap van prof. J.M. Tienstra werd een speciale commissie gevormd, die zich met het tekort aan studentenkamers in Delft ging bezig houden. Op 25 juni 1945 installeerde de toenmalige rector-magnificus van

zo hoog op dat de minister van Binnenlandse Zaken besloot om de Akademie tijdelijk te sluiten, omdat lesgeven volledig onmogelijk was geworden. Het corps probeerde ondertussen een tegenuniversiteit op te richten en mobiliseerde de publieke opinie. Een onderzoekscommissie wist te bewerkstelligen dat de geplande bouw van de nieuwe vleugels voor studenten-huisvesting aan het academiegebouw werd uitgesteld. De nieuwbouw van dit studentencomplex avant la lettre is er uiteindelijk nooit gekomen.

De Tweede Wereldoorlog

Een omslag binnen de bestaande studentenhuisvesting in de ploerterij werd indirect veroorzaakt door de Tweede Wereldoorlog. Het hele hoger onderwijs moest in 1943 de

Slaapzaal in het eerste gebouw dat na de oorlog werd ingericht voor studenten: Oude Delft 89.

Page 9: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

7van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

de TH, prof. dr. ing. H.J. van der Maas, de commissie. Die begon onmiddellijk met het inrichten van een groot TH-gebouw als tijdelijke studentenwoonruimte. Het was even inschikken voor de studenten, want slapen gebeurde op slaapzalen. De inrichting van twee andere gebouwen volgde, maar daarmee was de kamernood onder studenten in Delft nog lang niet opgelost.

Enkele maanden later, op 21 november 1945, werd de commissie officieel ‘De Stichting tot Huisvesting van Studenten der TH’. Ze had als doelstelling: ‘het bevorderen en zelfstandig verstrekken van huisvesting aan studenten van de TH te Delft en andere daarvoor in aanmerking komende personen, een en ander in de ruimste zin van het woord.’ De eerste studentenhuisvester van het land kon aan de slag.Nog datzelfde jaar en in de jaren daarna werden in meer studentensteden soortgelijke stichtingen opgericht, eveneens vanuit de universiteiten. In de meeste gevallen probeerden ze kamers voor studenten te vinden door wervingsacties bij burgers. Zo begon ook in Leiden een inderhaast opgerichte Stichting Studentenhuisvesting in 1945 met de inrichting van slaapzalen in een oud binnenstadspand.

Het eerste bestuur van de stichting.

Studenten aan tafel in het Duyvelsgat.

Page 10: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.08

Het Duyvelsgat

Na de inrichting van de eerste grote bestaande gebouwen voor studenten in Delft om de ergste kamernood te lenigen, kwam in 1949 het barakkencomplex het Duyvelsgat tot stand. Het werd in een half jaar tijd gebouwd, met veel kunst- en vliegwerk. Ter besparing van de bouwkosten werkten duizenden studenten mee aan de bouw. Het zonder de geringste subsidie gebouwde complex van elf barakken voor bijna 200 studenten was uniek voor die tijd en genoot grote belangstelling van pers en autoriteiten. Het werd geopend door minister In ’t Veld van Wederopbouw en Volkshuisvesting.

‘Een kalmerend dorp’

“Alles gezegd en overdacht zijnde, kunt u natuurlijk vragen (…) of die tweehonderd gehuisvesten nu zoveel gewicht in de schaal leggen bij een studentenmassa van zesduizend. Het antwoord daarop is: ja. Ten eerste werkt dit dorp (en zijn prijzen) in zekere mate normatief en ‘kalmerend’ op eventuele ‘wildheden van al te vrolijke hospita’s’. En ten tweede, belangrijker nog, is het een mooi werkvoorbeeld voor anderen hier en in de overige universiteitssteden. De mensen die hier wonen, hebben inderdaad het gevoel dat zij proefkonijnen zijn in een groot experiment van behuizing; maar anders dan bij echte proefkonijnen plukken zij zelf de vruchten van het slagen der proef.” (Uit: De Groene Amsterdammer, 12 november 1949.)

Uitnodiging om mee te werken aan de bouw van het Duyvelsgat.

Page 11: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

9van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

Het Duyvelsgat stond aan de Tweemolentjeskade. De naam kwam waarschijnlijk voort uit de uiterst gevaarlijke stroming die hier ooit in het water kolkte, veroorzaakt door de zogenaamde ‘Kwaade Molen’, die met grote kracht het vuile Delftse grachtenwater de stad uitpompte. In dit ‘duyvelsgat’ vielen soms slachtoffers, waaronder naar verluidt een van de rechters van Johan van Oldenbarnevelt, op de vlucht voor achtervolgers. Het studentencomplex had een windvaan in de vorm van een duivel.

Behalve elf barakken stonden er twee woningen voor beheerders, een conciërgehuis en vier complete huisjes voor getrouwde studenten. Het feit dat het complex uit semipermanente barakken bestond, maakte het niet minder comfortabel: elke barak had een eigen telefoon, een douche, waskamer, centrale verwarming én een huishoudster. Bovendien waren de kamers gemeubileerd met bed, stoel en bureau. Op de vloeren lag rubberen vloerbedekking, beschikbaar gesteld door een bekende fabrikant. Het studentendorp oogde ronduit idyllisch. De barakken zagen eruit als vakantiechaletjes. Ze stonden midden in het groen, op gras en tussen hoge bomen. De huismeester hield kippen, geiten en konijnen.

Een studentenflat?

In de jaren na de bouw van het Duyvelsgat werden alras nieuwe projecten voor studentenhuisvesting ontwikkeld, alle in bestaande binnenstadspanden die werden verbouwd. In 1955 bezat de Delftse stichting elf studentenhuizen voor in totaal 427 studenten. Na overleg over de dringende kamernood besloot de gemeente Delft om de stichting grond ter beschikking te stellen voor de bouw van een grote studentenflat. Financiering was echter nog niet beschikbaar.

Zomer 1950: buiten eten bij het Duyvelsgat.

De houten barakken van het Duyvelsgat, midden in het groen.

Page 12: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.010

Oude Delft 29, in 1951 aangekocht en ingericht voor studenten.

Keuken in Oude Delft 31, aangekocht in 1952; damesbezoek was toegestaan

onder voorwaarden.

Page 13: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

11van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

Ondertussen zat de stichting niet stil. Hoewel de bouw van de studentenflat vooralsnog niet kon doorgaan, konden andere panden wel worden ingericht voor studentenbewoning. Bovendien verrees een tweede Duyvelsgat: nabij de oude houten barakken werden drie nieuwe stenen paviljoens gebouwd voor 56 studenten. Ook hier kwam weer een groep ministers kijken.

De overheid treuzelt

Niet alleen in Delft was de kamernood onder studenten enorm. De andere studentensteden kampten met hetzelfde probleem. Overheidsaandacht was dringend gewenst, maar de studentenhuisvesting zat in geen enkele ministeriële portefeuille. En er bestond geen formeel kader om financiering van projecten voor studentenhuisvesting mogelijk te maken.

Naar aanleiding van een motie over de problemen in de studentenhuisvesting schreef de minister van Onderwijs in 1953 aan de voorzitter van de Tweede Kamer: “De bezwaren van het spoorstudentschap en de klachten van de randprovincies ter zake van de geringe studiekansen van hen die daar wonen, hebben – met name voor de universitaire instellingen in het Westen van het land – het probleem van de huisvesting in een acuut stadium gebracht. De in Leiden en Delft reeds bestaande studentenhuizen (…) voldoen aan een behoefte, maar hun capaciteit is te gering om het probleem op te lossen. Bij een kamerprijs van ƒ 30,- tot ƒ 40,- per maand (inclusief verwarming, water en schoonhouden) levert – gezien de huidige bouwprijzen – de exploitatie een verlies op. Naar het zich laat aanzien, zal zonder aanzienlijke steun van overheidswege geen oplossing voor dit probleem te vinden zijn.”

Kort daarna werd de Commissie Rutten geïnstalleerd, die studentenvoorzieningen – waaronder huisvesting – onder de loep moest nemen en advies moest uitbrengen. De commissie oordeelde dat de studentenhuisvesting vanwege haar bijzondere karakter overheidsaandacht verdiende. Die belangrijke uitspraak leidde echter niet tot onmiddellijke overheidssteun.

1957: ministers op bezoek bij de nieuwe paviljoenen van het Duyvelsgat.

Page 14: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.012

Studenten krijgen de ruimte

In 1957 sprong het bedrijfsleven in het gat in de markt. Samen met de universiteiten en de hogescholen werd de landelijke Centrale Stichting Studentenhuisvesting (CSS) opgericht. Onder het motto ‘dit gaat ook het bedrijfsleven aan’ hield de CSS zich vooral bezig met het inzamelen van gelden van het bedrijfsleven om de onrendabele top van investeringen voor studentencomplexen mee te fi nancieren. Nieuwbouw van studentenwoningen is voor een belangrijk deel onrendabel doordat de kosten om deze woningen te bouwen hoger zijn dan de huren. In het Curatorium van de CSS zaten (oud)bestuurders van de meeste grote Nederlandse bedrijven, zoals N.V. Van Doorne’s Automobielfabriek, N.V. Koninklijke Nederlandsche Petroleum Maatschappij, Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken, Sikkens Lakfabrieken N.V., Philips Gloeilampenfabrieken, N.V. Magazijn De Bijenkorf, Dok- en Werfmaatschapij Wilton-Feijenoord N.V. en Koninklijke Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek N.V.Kort daarna haakte ook de overheid aan bij dit initiatief. Het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen besloot om subsidie te verlenen voor de helft van het onrendabele deel van de bouwkosten van een studentenkamer. Daarbij werd afgesproken dat de andere helft door de CSS zou worden gesubsidieerd. Het ministerie en de CSS wilden op deze manier 1.600 studentenkamers realiseren. Met een wervingsbrochure onder de titel ‘Studenten krijgen de ruimte’ ging de CSS de boer op om meer geld in te zamelen.

Wervingsbrochure van de Centrale Stichting Studentenhuisvesting.

Page 15: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

13van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

Een maandhuur van ƒ 53,-

‘De ervaring met een aantal studenten-huizen en vergelijking met het buitenland hebben geleerd dat een investering van ƒ 9000,- per student het laagst mogelijke bedrag is voor nieuwe bouw. Door het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is berekend dat de student gemiddeld een maandhuur van ƒ 53,- betaalt, inclusief kosten van verwarming, elektriciteit, gas, water en schoonhouden. Uitgaande van dit bedrag is per student een investering van ƒ 3.500,- rendabel, waarvoor een normale geldlening kan worden gesloten. Van het onrendabele deel ad ƒ 5.500,- neemt de rijksoverheid de helft voor haar rekening. De C.S.S. verstrekt, soms met gemeenten en provincies, de andere helft. Dus maximaal ƒ 2.750,- kan ten laste komen van het bedrijfsleven.’(Uit: Studenten krijgen de ruimte, wervingsbrochure 1957/1958 van de Centrale Stichting Studentenhuisvesting.) Studentenkamer anno 1956 in Oude Delft 106.

Page 16: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.014

Studentenhuisvesting nieuwe stijl: Oudraadtweg

Dankzij de CSS, de toegezegde overheidssteun en een belangrijke bijdrage van de gemeente Delft kon de Stichting tot huisvesting van Studenten der TH de eerste studentenfl ats van het land bouwen. Op het door de gemeente ter beschikking gestelde terrein aan de Maria Duystlaan in Delft, even buiten het stads-centrum, verrezen de vier studentenfl ats Oudraadtweg.Het betrof een totaal nieuwe vorm van studentenhuisvesting, die fundamenteel verschilde van de bestaande kamerbewoning in de oude studentenhuizen. De Oudraadtweg bestond uit verdiepingen voor 18 bewoners die keuken en sanitaire voorzieningen deelden. In totaal boden de vier fl ats woonruimte aan 284 studenten, een unicum voor die tijd.De gemeente subsidieerde drie fl ats voor een bedrag van 1,18 miljoen gulden en verhuurde ze tot 1961 voor ƒ 23,36 per maand per kamer aan de stichting. In de maandhuur was tevens een korting van vijf gulden per student opgenomen, als geschenk aan de jubilerende TH, die toen vijftig jaar onder die naam bestond. Op 26 september 1956 sloeg minister Cals van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen de eerste paal voor de studenten-fl ats, een ontwerp van architect Hendrik Postel, die later meer van dergelijke studentencomplexen zou ontwerpen, zowel in Delft als in andere studentensteden.

Al tijdens de bouw kon het project op veel belangstelling van de overheid rekenen, omdat het de eerste grootschalige nieuwbouw voor studentenhuisvesting in het land was. In 1957 bezocht een hele ploeg ministers de fl ats in aanbouw en op 21 november opende minister Cals het nieuwe complex. Hij prees Delft omdat de stad een unieke vorm van studentenhuisvesting had weten te realiseren nog voordat van overheidswege offi ciële richtlijnen voor studentenwoningen waren gegeven.

Studenten in 1959: in het pak

Maarten Plooij, voormalig installatie-technisch opzichter: “Je had rijke studenten en arme studenten. De arme studenten moesten ’s avonds oppassen om wat bij te verdienen. Maar ze zaten allemaal keurig elke dag in het pak. Die vrijetijdskleding van tegenwoordig was er niet bij. En als ze bij de professor moesten komen, droegen ze allemaal jacquet. Maar wij liepen ook allemaal in het pak. Huismeesters en technische medewerkers, iedereen ging in pak. Zo was het in die tijd.”

Allemaal zaten ze keurig in het pak.

Page 17: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

15van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

De bewoners moesten overigens nogal wennen aan de nieuwe studentenwoningen. Voorheen waren de Delftse studenten gewend aan wonen in oude grachtenhuizen in het centrum van de stad. De massaliteit en uniformiteit van de flats stond in lijnrechte tegenstelling tot de gezellig veelvormige studentenkamers in de oude studentenhuizen.

Keurig hygiënisch

“Wat bij de nieuwe barakken van het Duyvelsgat was waar te nemen, zet zich bij de flats aan de Maria Duystlaan nog sterker door: het keurige hygiënische. Waar het verlies aan typische wooncultuur zoals men die in de binnenstad aantreft bij het Duyvelsgat nog wordt gecompenseerd door de aanwezigheid van gras binnen handbereik, wordt men in de flats wel zeer sterk geconfronteerd met de rationele opzet van de woon- en werkruimte van hen die nodig zijn voor de industrie. (…) De kamers zijn voorzien van niet minder dan drie kleuren behang, een mededelingenbord, een kast en een boekenrek met schrijfuitsteeksel. Het idee dat er, hoe geslaagd deze wandindeling ook moge zijn, nog 283 soortgelijke opstellingen in de directe omgeving te vinden zijn, doet misschien wat onaangenaam aan…”(Uit: Orakel, blad van de Vereniging voor Studie- en Studentenbelangen Delft, 8 maart, 1959)

Oudraadtweg, de eerste studentenflats in Nederland, opgeleverd in 1958.

In 1958 kwamen koningin Juliana en prins Bernhard op bezoek bij de

studentenflats Oudraadweg.

Page 18: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.016

De overheid doet officieel mee

Cals had gelijk toen hij bij de opening van de Oudraadtweg zei dat Delft belangrijk bijdroeg aan het uitstippelen van de weg die de studentenhuisvesting moest gaan. In de jaren daarna werden elders in het land soortgelijke flats gebouwd door stichtingen voor studentenhuisvesting. De eerstvolgende verrees in Leiden. Hier werd in 1960 aan de Klikspaanweg de Sterflat geopend, eveneens van de hand van Hendrik Postel.

Ondertussen stapte de overheid op de inmiddels rijdende trein en nam de studentenhuisvesting officieel op in het takenpakket van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Dat was rijkelijk laat in vergelijking met de rest van de volkshuisvesting.

Voor de studentenhuisvesting duurde het tot 1956 voor het rijk voor het eerst subsidie verleende voor een project. Pas in 1960 kreeg dergelijke steun een wettelijke basis in de Wet hoger onderwijs en korte tijd later in de Wet universitaire bestuursvorming (WUB). De regering was nu wel doordrongen van het belang van goede studentenhuisvesting, niet in de laatste plaats omdat Nederland nog steeds in de wederopbouwfase zat en academici hard nodig waren. In 1959 bracht de Commissie Cals in opdracht van de regering enkele nota’s uit over noodzakelijke studentenvoorzieningen. Daarin stond expliciet dat de specifieke positie van de student een afzonderlijke huisvestingsvoorziening rechtvaardigde.

Keuken in Oudraadtweg (met huishoudster, destijds inbegrepen in de huur).

Page 19: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

17van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

1.400 meter

Net als in Delft verliep de komst van de eerste grootschalige studentenflat in Leiden niet zonder slag of stoot. Studentencorps Minerva uitte kritiek op het bouwplan: de flat zou te ver van de universiteit liggen. SLS-bestuurslid mevrouw Dresden mat de afstand hoogst-persoonlijk na; met de uitkomst van precies 1.400 meter ging de nieuwbouw door.

Woningwet van 1901

Het ministerie van Volkshuisvesting begon rond 1900 al met het subsidiëren van niet-winstbeogende instellingen op het gebied van de volkshuisvesting, die later tot woningcorporaties zouden uitgroeien. Dat waren – evenals de stichtingen voor studentenhuisvesting – categorale instellingen. Ze ontstonden als belangenorganisaties voor de huisvesting van uiteenlopende doelgroepen als spoorwegpersoneel, ambtenaren, arbeiders, katholieken, protestanten, enzovoort. En de overheid subsidieerde niet alleen, maar legde met de Woningwet van 1901 het recht op goede huisvesting ook vast in de Grondwet.

Kamer in Oudraadtweg, 1959.

Page 20: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.018

De jaren zestig en zeventig

Grachtenpand versus studentenflat

Een belangrijk onderwerp was de vraag naar de meest ideale woonvorm voor de Nederlandse student: de studentenflat, het traditionele studentenhuis (bij voorkeur aan de gracht!), de particuliere kamer of de campus. De aanleiding tot het congres vormde de komst van de eerste twee studentenflats in het land, in Delft en Leiden, en vooral de kritiek daarop uit studentenkringen. De Delftse hoogleraar prof. ir. J.F. Berghoef, bestuursvoorzitter van de stichting, gooide extra olie op het vuur door te verklaren dat grachtenpanden ‘de meest ideale studentenwoningen’ zijn en dat een campus ‘geheel ongeschikt’ zou zijn voor de Nederlandse student.De kritiek op de nieuwe studentenflats viel slecht in de publieke opinie, mede doordat Nederland nog steeds kampte met een ernstige naoorlogse woningnood. Sommige kranten schreven zure stukjes.

‘Wij staan perplex’

“De studenten zijn niet tevreden. De honderden woningzoekenden in Delft, de talloze gezinnen die, voorlopig nog zonder enig uitzicht, zich met één of twee kamers moeten behelpen, zullen met lede ogen hebben aangezien hoe daar aan de Maria Duystlaan vier prachtige comfortabele flats verrezen. Allemaal voor studenten, die het nu presteren om openlijk hun ontevredenheid uit te spreken over deze flats. Wij staan perplex.” (Uit: Het Binnenhof, 7 oktober 1959.)

Intussen begonnen de studenten zich steeds nadrukkelijker met hun huisvesting te bemoeien. In oktober 1959 werd in Delft en Zeist het eerste internationale congres over studentenhuisvesting gehouden. De deelnemers kwamen uit zestien Europese landen. Organisatoren waren de Federatie voor Technische Studenten, de CSS, de Foreign Student Service en het ministerie van Onderwijs.

Studentenhuis aan de Brabantse Turfmarkt in Delft in 1960.

Page 21: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

19van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

Inmiddels was de toon gezet. De jaren zestig stonden voor de deur. Studenten wilden zelf bepalen hoe ze woonden. In 1960 organiseerde de Nederlandse Studentenraad in Zeist weer een congres over studentenhuisvesting, waar werd benadrukt dat de woongemeenschappen voor studenten vooral klein zouden moeten zijn, in een studentenhuis of in de nieuwe complexen. De studentencomplexen zouden geen ‘opbergsystemen met een kastje per individu’ moeten zijn, maar ‘samenstellen van wooneenheden’ van ongeveer 18 studenten. Ook zouden complexen aan de diverse studentenverenigingen moeten worden toevertrouwd, zou er een goede ontmoetingsruimte moeten zijn en zouden de wooneenheden rond een eigen binnenhof of weide moeten worden gegroepeerd om het ontstaan van een eigen sfeer te bevorderen.

‘Mislukte’ flats

In Delft ontstond veel rumoer rond het studentencomplex Oudraadtweg nadat politie en brandweer op een winterse nacht in 1960 waren uitgerukt om onruststokende bewoners in toom te houden en vervolgens werden nat gespoten. De Delftse Studentenraad liet aan de pers weten de gebeurtenissen unaniem af te keuren, maar hekelde wel de opzet van de flats, die misdragingen in de hand zou werken. De Studentenraad oordeelde dat de flats ‘een mislukking’ waren, omdat tijdens de bouw de studenten niet om advies was gevraagd.

Ondanks alle kritiek op de grootschalige studentenflats was men het er op het studentencongres over eens dat de gezellige, oude panden in de binnensteden geen oplossing konden bieden voor de steeds grotere vraag naar woonruimte onder studenten. De naoorlogse tekorten waren nog niet opgelost en de toevloed naar de universiteiten nam almaar toe, mede door de toenemende welvaart, die steeds meer jongeren in staat stelde naar de universiteit te gaan. Studentenhuisvesters konden niet om de grootschalige studentenflat heen.

Wasruimte aan de Oudraadtweg.

Page 22: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.020

congres over studentenvoorzieningen dat in 1964 in het Franse Dijon plaatsvond, richtte de Nederlandse delegatie het Gemeenschappelijk Overleg Studentenhuisvesting (GOS) op. Dit samenwerkingsverband zou jarenlang de officiële gesprekspartner voor overheid en politiek zijn als het ging om studentenhuisvesting en alle daarmee samenhangende aspecten.

Bouwwoede in de jaren zestig

Nu de studentenhuisvesting onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Onderwijs viel, werd er fors gebouwd voor de doelgroep. Na de eerste grote studentenflats in Delft en Leiden kwamen ook in andere universiteitssteden grote complexen beschikbaar voor studentenhuisvesting. In Delft verrezen de studentenflats in de jaren zestig in hoog tempo. In 1963 kwam aan de Prof. Evertslaan de tot dan toe hoogste studentenflat van het land gereed, voor 128 studenten. De flat met acht verdiepingen werd genoemd naar professor Tienstra, de eerste voorzitter van de Stichting tot huisvesting van Studenten der TH, inmiddels omgedoopt tot Stichting Delftse Studenten Huisvesting (SDSH). Begin jaren zestig bezat deze stichting 800 studentenwoningen en plannen voor veel en veel meer. Dat was ook hard nodig, want het aantal studenten aan de TH steeg nog altijd rap.

In 1966 werd de Krakeelhof geopend, een vestingachtig complex met een enorme binnenhof, wederom ontworpen door Hendrik Postel, die ook de Oudraadtweg en de Sterflat op zijn naam had staan. Het was het tot dan toe grootste studentencomplex in Nederland, bestaande uit acht flats met vier woonlagen, waarin 583 studenten konden wonen, 18 per verdieping. Het was een ongekend aantal studentenwoningen in één complex. De Krakeelhof had tevens een enorme eet- en recreatiezaal en zelfs een winkel.

Samenwerkingsverband

Begin jaren zestig telde Nederland dertien stichtingen voor studentenhuisvesting. Nu de huisvesting van studenten daadwerkelijk op de overheidsagenda stond, achtten deze studentenhuisvesters de tijd rijp om aan gezamenlijke belangenbehartiging te doen. Tijdens een internationaal

De Krakeelhof, destijds het grootste studentencomplex van het land.

Winkel in De Krakeelhof.

Page 23: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

21van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

Eén voor mannen, één voor vrouwen

De kamers in de ‘nieuwe’ torens van Uilenstede waren allemaal voorzien van een eigen ‘natte cel’, met daarin douche en wc. De kamers waren drie bij vier meter. De keuken werd gedeeld door de veertien bewoners van een gang. In het begin waren de flats ongemengd, dat wil zeggen in één flat woonden alleen mannen, in één flat alleen vrouwen, en in één flat was één vleugel gereserveerd voor vrouwen en de andere voor mannen. Deze laatste flat was bijzonder spannend omdat men daar personen van het andere geslacht kon tegenkomen.

Ondertussen realiseerde de SDSH ook nog steeds kamers in de binnenstad. Veel oude huizen werden verbouwd tot studentenhuis, waaronder een viertal schilderachtige historische panden aan de Koornmarkt. En in 1962 kocht de stichting voor een symbolisch bedrag het monumentenpand Villa Solheim aan, het voormalige onderkomen van de directeur van de Gist- en Spiritusfabriek, onder de voorwaarde dat het in originele staat zou blijven.

In 1966 werden deze monumentale renaissancepanden aan de Koornmarkt in

Delft verbouwd voor studenten.

In 1966 werd de eerste stalen spant gehesen voor de eerste studentenflat in de

Delftse wijk Voorhof.

Page 24: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.022

Nog meer plannen

De bouwwoede duurde ruim een decennium. In Delft werden bij de opening van de ene flat alweer plannen bekend gemaakt voor een volgende flat, tot plannen voor flatbouw voor 1.500 studenten in de wijk Buitenhof in Delft aan toe. Al deze nieuwbouw was uitgevoerd met subsidies en volgens de richtlijnen van het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. In het hele land bouwden studentenhuisvesters in deze periode ruim 30.000 studentenwoningen met gelden van het ministerie. Maar verandering was op til…

Woonrecht voor jongeren

In het kielzog van de studenten eisten in de jaren zestig ook de niet-studerende jongeren inbreng in hun huisvesting. Voor studenten bestond inmiddels specifieke huisvesting, maar jongeren hadden nog een flinke inhaalmanoeuvre uit te voeren. Bij de gewone woningcorporaties konden ze niet goed terecht, omdat deze zich toen nog richtten op de meer traditionele samenlevingsvorm van het gezin en huiverig waren voor het realiseren van andere huisvestingsvormen dan de gezinswoning. Tot dan was het een maatschappelijk gegeven dat jongeren pas recht op een woning hadden nadat ze waren getrouwd, een of meer kinderen hadden voortgebracht en lang genoeg hadden ingewoond. De studentenhuisvesters waren in principe wel bereid om naast studenten ook andere groepen jongeren te huisvesten, maar waren daar niet toe in staat, omdat ze onder het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen vielen.

Toen de signalen uit de maatschappij tot politiek Den Haag doordrongen, kwam het woonrecht voor jongeren hoog op de politieke agenda te staan. De één- en tweepersoonshuishoudens voor werkende jongeren werden een begrip in Nederland. Dat

Uilenstede

In Amstelveen verrezen in 1966 de eerste gebouwen van Uilenstede, gebouwd door de Vrije Universiteit. Het eerste deel bestond uit laagbouw en drie torens van tien verdiepingen hoog. Het tweede deel kwam gereed in 1968 en bestond uit drie torens van 13 verdiepingen hoog. In 1970 werd het derde deel gebouwd door de toenmalige Dienst Studentenhuisvesting van de Universiteit van Amsterdam. Opnieuw verrezen er drie torens van 13 verdiepingen.

Een studentenkamer in de eerste staalbouwflat in de Delftse wijk Voorhof

(1966).

Page 25: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

23van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

Onder Volkshuisvesting

Voor de studentenhuisvesters had de overgang naar het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening grote gevolgen op administratief en bestuurlijk gebied. En indirect leidde de overgang ook tot een decennialange bouwstop.Toen de studentenhuisvesting destijds in de portefeuille van het ministerie van Onderwijs werd opgenomen, werd de studentenhuisvesting een primaire zorg van de instellingen voor wetenschappelijk onderwijs (wo). Deze instellingen staken daarom (indirect) geld in studentenhuisvesting door personeel, kantoorruimte, materiaal en aanvullende subsidies beschikbaar te stellen. De studentenhuisvesters werkten dus met personeel van de universiteiten.

Door de overgang naar Volkshuisvesting werd de studenten-huisvesting onttrokken aan het bevoegde gezag van de instellingen voor wo. Dat bracht zowel de instellingen als de studentenhuisvesters in de problemen. De onderwijsinstellingen stelden nog steeds personeel en kantoorruimte beschikbaar voor de studentenhuisvesters, terwijl daar formeel geen basis meer voor was. De rechtspositie en de ambtenarenstatus van de personeelsleden werden ter discussie gesteld, wat voor jaren van klemmende onzekerheid zorgde. Een oplossing was niet direct voorhanden, want de rijksoverheid had dergelijke ‘details’ niet geregeld. Tegelijkertijd moesten de studentenhuisvesters zich aanpassen aan de regels van Volkshuisvesting. Al met al leidden de veranderingen en de onzekerheid tot een langdurige verlamming van de studentenhuisvesters, waardoor gedurende tien jaar niet of nauwelijks werd gebouwd.

leidde er in 1973 toe dat het kabinet besloot om de jongeren- en de studentenhuisvesters te integreren en concrete maatregelen te treffen om het woonrecht voor alle jongeren vanaf 18 jaar vast te leggen. Door dat besluit werden de studenten- en jongerenhuisvesting samen ondergebracht in het takenpakket van het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

In 1973 kwam de toenmalige staatssecretaris van Volkshuis-vesting Van Dam, met de nota ‘Huisvesting van alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens’, die de volkshuisvestelijke geschiedenis inging als ‘De nota Van Dam’. Daarin werd de basis gelegd voor een nieuw volkshuisvestingsbeleid dat realisatie van wooneenheden voor jongeren vanaf 18 jaar mogelijk maakte op basis van een aangepast stelsel van regels en voorschriften van de studentenhuisvesters. De integratie was daarmee formeel een feit, al zou het in de praktijk om een proces van jaren gaan.

Koninklijk bezoek voor Uilenstede dat vanaf 1966 in Amstelveen verrees.

Page 26: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.024

Soep

Toenmalig huismeester Nico van Duin: “Toen zaten ze op de eerste etage soep te eten, kwam het plafond naar beneden. In de soep. TNO is erbij geweest en die heeft dat gedurende een jaar onderzocht. Toen bleek dat de betonplaten niet goed hielden.” (Uit: Je moet fluiten zoals de wedstrijd speelt, Delta, 6 april 1983.)

Een Deltaplan voor studentenhuisvesting

Maar voor de renovatie was geen geld beschikbaar. Evenals de reguliere woningcorporaties kregen de studentenhuisvesters van het ministerie van Volkshuisvesting wel geld voor het gewone onderhoud aan hun complexen, maar niet voor groot onderhoud en renovatie. Het ministerie ging ervan uit dat gelden daarvoor uit de Algemene Bedrijfsreserve (ABR) moesten komen. Alleen de reguliere woningcorporaties beschikten echter over dergelijke middelen. De studentenhuisvesters hadden tot de overgang naar Volkshuisvesting nooit een eigen ABR mogen opbouwen en konden daaruit dus niet putten voor groot onderhoud.

Binnen het Gemeenschappelijk Overleg Studentenhuisvesting (GOS) werd al langer gediscussieerd over de vraag hoe de studentenkamers van Onderwijs en Wetenschappen moesten worden opgeknapt. Zelf nam het GOS de Nationale WoningraadB in de arm om een onderzoek uit te voeren naar de toereikendheid van het normbedrag dat Volkshuisvesting

Renovatie en toelating

Toen de overgang naar het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening eindelijk helemaal rond was, stond de SDSH voor een nieuwe grote operatie: de grootscheepse renovatie van de panden die in de jaren zestig onder het bewind van het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen waren gebouwd. Voor de andere studentenhuisvesters in het land gold hetzelfde. De O&W-complexen waren in slechte staat, omdat de bouwtechnische normen voor studentenwoningen in de jaren zestig te wensen overlieten. Bovendien is bij studentenwoningen door de hoge mutatiesnelheid veelal sprake van extra slijtage. In Delft stonden begin jaren tachtig 3.300 studentenwoningen die dringend aan renovatie toe waren.

De oude O&W-complexen waren in slechte staat…

Page 27: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

25van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

voor onderhoud verstrekte. Tijdens een GOS-congres in Delft in 1984 erkende staatssecretaris Brokx van Volkshuisvesting het ontbreken van een ABR als probleem voor de studenten-huisvesters en hij beloofde dat er aparte regelgeving zou komen voor het groot onderhoud van studentenwoningen.

Die nieuwe regeling kwam er in 1986 voor alle 30.000 studentenwoningen van de dertien studentenhuisvesters in Nederland. De SDSH kon tot 1991 rekenen op een bedrag van zestig miljoen gulden, zo liet de staatssecretaris weten. Een prettige bijkomstigheid was dat voor de verbetering van de wooneenheden van de studentenhuisvesters een apart woningcontingent werd ingesteld. Daardoor hoefden ze niet met de gemeenten, andere corporaties en particulieren in de clinch over een aandeel in het jaarlijks toegewezen aantal te bouwen woningen.

GOS-congres 1984: staatssecretaris Brokx vertelt de pers dat er een regeling voor

groot onderhoud van studentenwoningen komt.

B De Nationale Woningraad was de federatie van woningbouwverenigingen en

gemeentelijke woningbedrijven. Er was ook een christelijke federatie, het NCIV.

De Oudraadtweg in Delft na renovatie. Als oudste studentenflat werd dit

complex in 1985 als eerste aangepakt.

Ook in de jaren tachtig werden veel rijksmonumenten verbouwd tot studenten-

huisvesting; zoals deze studentenkamer in Bagijnhof in Delft (recente foto).

Page 28: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.026

daarvan was dat ze moesten worden gelijkgeschakeld aan andere woningcorporaties. Ze moesten voldoen aan artikel 59 van de Woningwet, waarin onder meer is vastgelegd dat een woningbouwvereniging uitsluitend werkzaam mag zijn in het belang van de volkshuisvesting, zonder winstoogmerk.

De studentenhuisvesters, die jarenlang gelieerd waren geweest aan de universiteiten, moesten hun statuten wijzigen, nieuwe besturen instellen en tevens hun doelgroep uitbreiden om in de komende jaren nog voor rijkssubsidie in aanmerking te komen. Voor de SDSH kwam het erop neer dat voortaan huisvesting moest worden geboden aan studenten én andere jongeren. In 1989 diende de stichting een verzoek in om te worden ‘toe-gelaten’ in de zin van het genoemde artikel in de Woningwet.

De hele operatie duurde tot 1995 en was een gigantisch project. De TU-volkshuisvestingsdeskundige prof. ing. H. Priemus trok een oer-Hollandse vergelijking: “De verbetering van het O&W-bestand is het Deltaplan van de studentenhuisvesting.” Voortdurend moesten afwegingen worden gemaakt over de mate van kwaliteitsverbetering. Het samenvoegen van kamers leverde bijvoorbeeld een fikse kwaliteitsverbetering op, maar was aanmerkelijk duurder dan uitsluitend renoveren. De SDSH wilde haar bestand niet alleen bouwtechnisch verbeteren, maar ook woontechnisch. De woningen moesten immers ook in komende decennia aantrekkelijk blijven voor de groeiende doelgroep.

‘Toegelaten’

Hoewel de overgang van de studentenhuisvesting naar het ministerie van – inmiddels – Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) alweer een jaar of tien geleden was, hadden de studentenhuisvesters eind jaren tachtig nog steeds te maken met de gevolgen ervan. Eén

Instemming: bewoners kiezen een nieuwe huisgenoot.

Na de toelating ging de SDSH huisvesting aan alle jongeren huisvesting bieden…

Page 29: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

27van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

Coöptatie verbetert de sfeer

Naar aanleiding van de twijfels van de overheid legde de SDSH het bestaande coöptatiesysteem onder de loep. Van afschaffing kon volgens de stichting geen sprake zijn, van verbetering wel. Plannen om het oude coöptatiesysteem te mixen met het nieuwe experimentele systeem van woonruimteverdeling van de gemeente Delft – waarbij de wachtlijst was afgeschaft en woningzoekenden via bonnen in huis-aan-huisbladen konden reageren – liepen op niets uit. De studenthuurders, verenigd in de Algemene Bewonersorganisatie (ABo), waren rigoureus tegen beperking van de instemmingen. In Leiden werden gelijkluidende discussies gevoerd over het hospiteren, zoals het coöptatiesysteem daar heet.

Instemming

De toelating was niet zomaar een simpele formaliteit. De werkwijze van de SDSH werd beoordeeld door een inspecteur van VROM en die had een belangrijk punt van kritiek. Niet op de kwaliteit van de Delftse studentenhuisvesting, maar op de manier van woonruimteverdeling in de meeste panden. Nog steeds werden in zowel oude studentenhuizen als in sommige studentencomplexen de kamers verdeeld via instemmingen (coöptatie). Bij een instemming mochten de bewoners van een huis, een verdieping of een groep kamers zelf bepalen wie de nieuwe huurder van de leegkomende kamer zou worden. Het ministerie twijfelde eraan of dat wel zo rechtvaardig was. Niettemin kwam de ‘toelating’ er in 1990, met een verzoek van staatssecretaris Heerma aan de SDSH om te komen uitleggen in hoeverre coöptatie rechtvaardig was en hoeveel controle de stichting eigenlijk op haar huurders had.

Ook in Leiden werden van oudsher instemmingen gehouden.

Page 30: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.028

De discussie werd in 1992 afgesloten met… een uitbreiding van het coöptatiesysteem. Voortaan kregen alle panden en huizen van de SDSH het recht op instemming. De uitbreiding bleek een succes: op de verdiepingen in de grote studentencomplexen waar voorheen de kamers werden toegewezen, maar waar de bewoners nu zelf hun nieuwe huisgenoot mochten kiezen, verbeterde de sfeer aanzienlijk, waardoor het beheer aanmerkelijk eenvoudiger werd.

Bewonersinspraak vastgelegd

De democratiseringsprocessen die in de jaren zestig overal in de maatschappij plaatsvonden, hadden ook hun weerslag op de SDSH. Bewonersinspraak werd er serieus genomen. Bewoners hadden inspraak op het gebied van het Intern Bestuur (IB) dat ieder complex had. Deze IB’s voerden regelmatig overleg met de stichting. Verder bezat de SDSH bewoners-bestuursleden, die voortkwamen uit een bewonersplatform, het Intern Besturen Overleg (IBO). Uit dit IBO kwam zelfs een SDSH-directeur voort. Zo maakte Jan Vogten, directeur tussen 1978 en 1993, de carrière van bewoner, naar studentbestuurder, tot directeur.

De inspraak was echter niet wettelijk vastgelegd. Toen de studentenhuisvesters zich opmaakten om een ‘toegelaten instelling’ te worden, moesten ze ook voldoen aan de regels van de Woningwet op het gebied van inspraak. Die stonden op het punt flink te worden uitgebreid. Woningcorporaties moesten een participatiereglement hebben. Uiteindelijk werd de SDSH in 1990 een van de eerste corporaties met een participatiereglement.

Een bewonersvergadering in Delft in de jaren tachtig (complex Buitenhof).

Page 31: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

29van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

DUWO?

Om een misverstand uit de wereld te helpen: DUWO is geen afkorting en het betekent niets. Toen de Stichting Delftse Studentenhuisvesting in 1993 fuseerde met de woningcorporatie Hof van Delft moest er een nieuwe naam komen. Heel wat creatieve voorstellen passeerden de revue. Uiteindelijk werd er een klap gegeven op het korte en bondige DUWO, wat niets betekende maar wel lekker in de mond lag. En zo bleef het, want in de loop der jaren werd DUWO in het dagelijks spraakgebruik van studenten net zoiets als ‘de HEMA’. Ze hebben het namelijk allemaal over ‘de DUWO’…

Op eigen kracht

In de jaren negentig van de vorige eeuw onderging de landelijke volkshuisvesting grote veranderingen, die indirect een gevolg waren van het gevoerde regeringsbeleid. Financiële zelfstandigheid, schaalvergroting, grotere professionalisering en een commerciëlere aanpak waren componenten van een ontwikkeling die zich tot ruim in de volgende eeuw zou voortzetten. Niet alleen bij de ‘gewone’ woningcorporaties, maar ook bij de studentenhuisvesters.

De overheid wilde dat woningcorporaties als zelfstandige instellingen gingen opereren en introduceerde de zo-genoemde bruteringsoperatie. De maatregel kwam erop neer dat geldleningen die de corporaties aan de overheid moesten terugbetalen, werden weggestreept tegen nog te ontvangen subsidies. Het was tevens een laatste afrekening, want daarna moesten de corporaties hun financiële boontjes zelf doppen.

Voor de corporaties betekende de maatregel dat ze zich moesten gaan bezinnen op een bedrijfsmatige, meer professionele aanpak. Daarom gingen ze op zoek naar fusiepartners, want met een grotere organisatie waren er meer mogelijkheden en geld voor professionalisering. Na de afronding van de bruteringsoperatie – in 1995 – rolde er dan ook een fusiegolf door volkshuisvestingsland. Dat was het begin van verdere ontwikkelingen.

Het wekelijks ophalen van de huurpenningen werd ingeruild voor acceptgiro’s.

Page 32: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.030

was het mogelijk om in korte tijd tot meer professionalisering te komen. Het wekelijks ophalen van de huurpenningen werd bijvoorbeeld ingeruild voor het automatisch uitdraaien van acceptgiro’s. Ook veel andere corporaties in het land, inclusief de studentenhuisvesters, zetten dergelijke stappen.

Kences

De professionalisering van studentenhuisvesters werd enige jaren later bovendien gevoed door een nieuwe samenwerking: in 1999 richtten zes studentenhuisvesters, waaronder DUWO, het Kenniscentrum Studentenhuisvesting op, kortweg Kences. Dit nieuwe samenwerkingsverband bleek al snel een succes. Het heeft een bredere doelstelling dan de voorganger, het GOS. De Kences-deelnemers werken samen in het verband als het gaat om belangenbehartiging, kennisontwikkeling, kennisdeling en (voordelen bij) inkoop. Vandaag de dag zijn negen studenten-huisvesters aangesloten bij Kences; samen huisvesten ze ruim 80.000 studenten.

Fusie

Ook de SDSH zag perspectieven toen zich de mogelijkheid voordeed van fusie met de Delftse collega-corporatie Hof van Delft: de twee instellingen bij elkaar boden verregaande mogelijkheden tot professionalisering en schaalvergroting en kans op een flinke versteviging van de lokale positie door de 2.600 woningen die de fusiepartner inbracht. In 1995, twee jaar na het aantreden van de nieuwe directeur Jan Benschop, fuseerden beide corporaties. Ze gingen samen verder onder de naam Stichting DUWO. Omdat 2.600 woningen buiten de doelgroep studenten en jongeren vielen, kregen die een apart beheerteam binnen de organisatie.

Dankzij de fusie, die behalve meer woningen ook een uitbreiding van het werkapparaat met zich meebracht, kon de stichting taken oppakken die voorheen niet tot de mogelijkheden behoorden. Zo konden bijvoorbeeld beleidsmakers, communicatiemedewerkers en automatiseringsdeskundigen worden aangesteld. Daarmee

In samenwerking met Kences: in 2013 bezocht minister Blok studentenhuisvesting in Delft.

Page 33: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

31van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

Overigens vonden niet alle studenten wonen bij een hospita aantrekkelijk. “ ’t Was erger dan thuis,” verzuchtte een student in 1993 in de SDSH-krant. Maar voor een grote groep eerstejaars-studenten bleek een kamer bij een hospita of hospes een goed begin van een wooncarrière. De kamerwinkels vervulden zo’n vijftien à twintig jaar een goede aanvullende rol in de Delftse en Haagse studentenhuisvesting. Maatschappelijke veranderingen en beleidswijzigingen bij DUWO leidden uiteindelijk tot stopzetten van de dienst.

De Kamerwinkels

De SDSH had zich vanaf de Tweede Wereldoorlog sterk gemaakt voor de georganiseerde studentenhuisvesting, maar hield zich niet bezig met de particuliere kamermarkt. De kamer met hospita bestond echter nog steeds en er waren genoeg studenten die daarin onderdak zochten. De Vereniging voor Studie- en Studentenbelangen Delft (de studentenvakbond VSSD) had een eigen kamerbureau, net als studentenvakbonden in andere steden. Zij bemiddelden tussen particulieren en kamerzoekende studenten. Het aanbod was echter gering en de kwaliteit van de kamers niet altijd optimaal, omdat er geen controle was.

In 1993 besloot de regering het verhuren van kamers door particulieren aantrekkelijker te maken door de verhuuropbrengst gedeeltelijk belastingvrij te maken. De SDSH haakte hier op in met de opening van een Kamerwinkel, een niet-commercieel bureau voor bemiddeling tussen vraag en aanbod van kamers, dat tevens criteria stelde aan de kwaliteit van de aangeboden kamers. Ook de voormalige TH – nu Technische Universiteit (TU) – was geïnteresseerd in dit initiatief en verleende financiële ondersteuning.In 1995 begon het bureau goed te lopen; steeds meer parti-culieren met een kamer te huur vonden hun weg naar de Kamerwinkel. Ook in Den Haag werd een kamerwinkel geopend. Stonden er in 1995 nog 640 kamerzoekenden ingeschreven bij de Kamerwinkel, in 1999 waren het er 2.340. Dankzij het initiatief was de hospita weer helemaal terug in de studentenhuisvesting.

De Kamerwinkel in de Aula van de TU Delft.

Page 34: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.032

Al in de jaren tachtig werd de SDSH vanuit de TU Delft en andere instituten benaderd om huisvesting voor buitenlandse studenten te leveren. Daarom kwam de stichting in 1985 met een plan voor de bouw van een jongerenhostel. Het hostel moest vooral een eerste opvang kunnen bieden voor tijdelijk in Delft verblijvende internationale studenten, die doorgaans niet de gelegenheid hadden om vooraf huisvesting in Nederland te regelen.

Al snel werd echter duidelijk dat dat niet voldoende was. Door de uitbreiding van de internationale opleidingen in het hoger onderwijs kwamen er steeds meer buitenlandse studenten

Uit alle windstreken

Internationalisering van het onderwijs zorgde voor een heel nieuwe doelgroep en leidde tot een belangrijke aanpassing van het beleid bij DUWO. Ergens halverwege de jaren tachtig begon het hoger en wetenschappelijk onderwijs – vooruitlopend op de Europese eenwording in 1992 – op groeiende schaal internationaal gerichte opleidingen en uitwisselingsprogramma’s met buitenlandse universiteiten te ontwikkelen. En vanaf dat moment kregen de studentenhuisvesters er een taak bij: de zorg voor de huisvesting van deze internationale student. Ook werden steeds vaker buitenlandse gastdocenten aangetrokken, die moesten worden gehuisvest.

In 1994 werd in Delft complex Mina Krusemanstraat gebouwd met 224 woningen voor buitenlandse

studenten.

Een van de eerste groepen internationale studenten in de jaren tachtig.

Page 35: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

33van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

Stapelbedden

Oud-commissaris L. Guijt: “In de begin-periode kwamen er vooral veel Chinezen naar Delft. Die huisvestten we in het complex achter de Natuurkunde-faculteit, aan de Apothekersweg. Maar nog hadden we ruimte tekort. De ambassadeur van China kwam kijken en raadde ons aan twee personen op een kamer te huisvesten. In China was het in die tijd immers doodnormaal om met meer mensen op een slaapzaal te liggen. Toen hebben we nog een tijdje stapelbedden in de kamers geplaatst.”

naar Nederland. Gemeente, onderwijsinstellingen en SDSH overlegden druk over de noodzaak van aparte maatregelen voor de buitenlandse student. De mogelijkheden waren echter beperkt. Eind 1988 werd in het SDSH-bestand voor het eerst structureel woonruimte gereserveerd voor buitenlandse studenten. De stichting kon slechts in beperkte mate voorzien in de behoefte, mede doordat de renovatiewerkzaamheden van de O&W-complexen nog steeds in volle gang waren en bewoners van deze panden tijdelijk moesten worden geherhuisvest.

Bouwen voor buitenlandse studenten

In 1990 stelde het SDSH-bestuur officieel vast dat internationale studenten voortaan uitdrukkelijk tot de doelgroep zouden behoren. Daarmee kwam ook de weg vrij voor op deze doelgroep gerichte nieuwbouw. In de jaren daarop ontwikkelde de huis-vesting voor internationale studenten zich snel. Zowel in Delft, waar het aantal TU-studenten uit het buitenland steeds harder groeide, als in andere studentensteden. DUWO sloeg haar vleugels uit naar Den Haag en nam daar van de Haagse Hogeschool het beheer over van woningen voor internationale studenten. Er kwam zelfs een aparte afdeling die zich met de buitenlandse student ging bezighouden, Short Stay Housing. De volledig gestoffeerde en gemeubileerde woningen worden verhuurd via meerjarige huisvestingscontracten met de onderwijsinstellingen in het werkgebied.

Internationale studenten aan tafel.

Page 36: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.034

De internationale universiteitspopulatie op de voet volgend, groeide de Short Stay Housing in de navolgende jaren enorm, aanvankelijk in Delft en later in de andere plaatsen waar DUWO inmiddels werkzaam was. Waren er in 1996 nog 400 woningen beschikbaar voor de buitenlandse studenten, in 2001 sloot DUWO het jaar af met 1.150 woningen voor die doelgroep en anno 2016 waren het er ruim 7.000. Zelfs met dit enorme bestand aan woningen kan DUWO niet altijd voldoen aan de behoefte.

Middenweg

Ook het beheer van de verhuur aan buitenlandse studenten is gespecialiseerd. Ernst de Moel, beheerder bij Short Stay Housing: “Het sociaal beheer betreft bij buitenlandse studenten eigenlijk altijd geluidsoverlast. Dat komt omdat deze studenten echt hard moeten studeren (die vind je geen hele ochtend in hun bed)…. . Een bovenbuurman die de hele avond met zijn bezoek hard zit te lachen kan al problemen geven. Zelf komen ze meestal niet op het idee eens met hun buurman te gaan praten, dus dan moet je mensen benaderen, hoor en wederhoor toepassen… Het is heel erg een kwestie van de juiste middenweg vinden en die ook nog op de juiste manier weten te bewandelen.”

Kamers voor buitenlandse studenten zijn gemeubileerd, gestoffeerd…

… en voorzien van een keukenpakket.

Page 37: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

35van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

Bescheiden

Jan Benschop, algemeen directeur: “Laatst was er een professor uit Venetië op bezoek en je vertelt trots dat je de grootste studentenhuisvester bent van Nederland. En dat je zo ontzettend goed weet om te gaan met je buitenlandse klanten. Een dag later kom ik in een groot complex voor buitenlandse studenten. Ze waren er net bezig met onderhoud: schilderen van kozijnen en deuren. En wat zie ik? Een bordje op een deur: ‘Nat, pas geschilderd’. In het Nederlands. Ik zie het voor me: komen daar Chinese studenten aan – ze kijken verbaasd naar het bordje – en terwijl ze zich afvragen wat dat nou weer betekent, hebben ze de deur al in hun handen. Op zo’n moment denk ik: Jan, enige bescheidenheid is bij DUWO wel op zijn plaats.” (Red.: het gaat hier over 2007. Tegenwoordig zijn alle bordjes in het Nederlands en Engels…).

Accommodate

Inmiddels is de huisvesting voor de buitenlandse student bij DUWO – tegenwoordig opererend onder de naam Accommodate – verregaand geprofessionaliseerd en gespecialiseerd. Voortdurend worden nieuwe concepten verkend. Er wordt onderzoek gedaan naar de woonwensen van de verschillende doelgroepen. De groepen van het eerste uur waren master- en exchangestudenten. Daar kwamen al snel de PhD’ers en bachelorstudenten bij en in beperktere mate gastonderzoekers en -docenten die voor kortere tijd in Nederland verblijven. Daarnaast ontwikkelt zich een vraag naar huisvesting van studenten die maar zeer korte tijd huisvesting nodig hebben: van summer courses en short courses door het hele jaar heen, via zogenaamde joint programs van samenwerkende universiteiten tot online masters, waar studenten voor korte periodes samenkomen.

Huyse van St. Christoffel in Delft: voormalig gasthuis uit 17e en 18e eeuw, verbouwd voor internationale

studenten.

Page 38: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.036

De organisatie professionaliseert

De betrekkelijke vrijheid leidde soms tot typische studenten-uitspattingen, die anekdotische vormen konden aannemen. De geschiedenis van de stichting grossiert in verhalen over illegaal gebouwde zwembaden en andere technische hoogstandjes. Het beruchtste complex was de Delftse Krakeelhof, de enorme studentenflat uit de jaren zestig. Toen daar in 1993 in de gemeen-schappelijke ruimte een door de helft gezaagde en tot telefooncel omgebouwde Saab werd ontdekt, was bij de SDSH de maat vol; de eerste sociaal beheerder werd aangesteld.

Het illegale zwembad

Jan Benschop, directeur: “Ik zal het nooit vergeten. Het was ’93. Ik was net directeur geworden bij de SDSH. Zat ik in het weekend thuis, belde mijn vader op. “Dat heb je mooi voor mekaar met dat nieuwe bedrijf van je,” zei hij. “Mooie boel is het daar!” “Wat bedoel je in vredesnaam?” vroeg ik. “Sla De Telegraaf maar eens open,” zei mijn vader. Ik keek in De Telegraaf en daar stond het, op de voorpagina: ‘Studenten bouwen zwembad op zoveelste verdieping’. Hadden ze aan de Oudraadtweg een zwembad aangelegd in de sanitaire ruimte. Ze hadden de deur half afgezaagd en helemaal dichtgekit. Alle afvoeren van douches en wastafels waren ook dichtgekit. En vervolgens hadden ze alles laten vollopen met water. Daarin zwommen ze rond. Er was zelfs een duikplank! Dat was die afgezaagde deur…”

Beheer van studentenhuizen

De jaren negentig brachten een verregaande professionalisering met zich mee, onder andere in het beheer van de studenten-huizen. Al vanaf de jaren zestig kende de SDSH een liberaal beheer van haar studentenwoningen, wat deels te danken was aan de bewoners die zitting hadden in het stichtingsbestuur. Er waren altijd regels, maar van betutteling was geen sprake. Het beheer werd gedaan door huismeesters, die hun eigen woning in het complex hadden. Dat was onderdeel van het concept.

Een van de vele zwembaden uit de geschiedenis van DUWO.

Page 39: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

37van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

1993: De halve Saab

Rob Janssen Bouwmeester, oud-bewoner studentencomplex Krakeelhof: “We hadden maar één telefooncel, dus toen hebben we die Saab neergezet en zo ingericht. Dan kon je tenminste rustig bellen. Het was een oude Saab, die we in de lengte hadden doorgezaagd. Alles functioneerde, je kon gaan zitten, de lampjes deden het en we hadden autotelefoon aangebracht. Hij was prachtig!” Beheerders van DUWO waren echter niet blij. Het geval leidde zelfs tot een rechtszaak. Wat er uiteindelijk mee is gebeurd? “We hebben hem in stukken gezaagd en afgevoerd.”

In de loop der jaren ontwikkelde DUWO een uitgekiend eigen systeem van (sociaal) beheer van studentenwoningen, dat de student nog steeds de nodige vrijheid biedt. In ruil voor het handhaven van vastgelegde regels geeft DUWO soms ondersteuning bij studentenfeesten en andere sociale activiteiten. Tussen sociaal beheerders en speciaal aangestelde nestoren of groepsoudsten is overleg over het reilen en zeilen in de complexen. Het groot Handboek Leefbaarheid & Veiligheid geeft aan hoe beheerders om moeten gaan met vieze studentenkeukens, illegale barbecues, comfortabel in de tuin opgestelde oude bankstellen, creatief geverfde gemeenschappelijke ruimten enzovoort. Het boek bevat ook een hoofdstuk ‘Zwembaden’.

De halve Saab in de Krakeelhof leidde in 1993 tot een rechtszaak… (cartoon uit bewonersblad)

Het beheer van studentenhuizen vergt veel aandacht…

Page 40: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.038

Amsterdam, waar zich op campus Uilenstede soortgelijke situaties voordeden. Het was niet altijd even makkelijk om afgestudeerden ervan te overtuigen dat ze geen recht meer hadden op een studentenwoning. Soms moesten rechtszaken worden gevoerd. In 2006 werd het campuscontract opgenomen in het Burgerlijk Wetboek.

Tegenwoordig hanteren alle studentenhuisvesters een campus-contract. Het is een gevestigd begrip voor de meeste huurders en zeker voor de nieuwe generaties studenten.

Betaalbare woonlasten

De professionaliseringsslag in de jaren negentig vroeg veel aandacht. Maar tegelijkertijd bleef DUWO zich inzetten voor een van haar belangrijkste doelstellingen: betaalbare woonlasten. DUWO was ooit de eerste corporatie met een inflatievolgend huurbeleid. Het werd vastgelegd in het met de bewonersorganisaties overeengekomen Huurstatuut. Ook in andere steden werden door de jaren heen pogingen ondernomen om woonlasten te verlagen en zoveel mogelijk huurders in aanmerking te laten komen voor huursubsidie, later huurtoeslag.

Een kink in de kabel was de Huursubsidiewet van 1997, waarin de huursubsidie voor nieuwe complexen met onzelfstandige woningen werd afgeschaft. Een flinke tegenslag voor alle kamerbewoners. DUWO voerde vanaf dat moment een aan-houdend pleidooi voor herinvoering, zonder succes. Om studenten toch zoveel mogelijk voor huurtoeslag in aanmerking te laten komen, begon DUWO vaker zelfstandige woningen te bouwen.

Leaseauto’s voor de deur

Het was halverwege de jaren negentig: voor de deur van de zeer gewilde woningen in het nieuwe Balthasar van der Polcomplex in Delft stonden wel erg veel dure leaseauto’s voor de deur… Nader onderzoek leerde dat in dat complex veel afgestudeerde studenten woonden, inmiddels met een mooie baan en dito inkomen. En dat terwijl de kamernood hoog was en eerstejaarsstudenten moeilijk aan woonruimte kwamen. Een idee was geboren: een zogenoemd campuscontract zou de oplossing kunnen bieden.

Het campuscontract

Een campuscontract is een huurcontract voor studentenwoningen, dat de huurder verplicht om een half jaar na afstuderen (of stoppen met de studie) te verhuizen. Zo wordt de doorstroming in studentenhuisvesting bevorderd, houden eerstejaars een eerlijke kans op een kamer en blijft sociale studentenhuisvesting bedoeld voor de doelgroep die het nodig heeft.

DUWO experimenteerde vanaf eind jaren negentig aanvankelijk voorzichtig met een dergelijk huurcontract, eerst in Delft en Den Haag, vervolgens in

Het Balthasar van der Polcomplex in Delft: zeer

gewilde woningen.

In 2011 werd aan de Balthasar van der Polweg nog

een groot studentencomplex gebouwd (TU-wijk,

Delft).

Page 41: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

39van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

Door de samenwerking met Rochdale en AWV kon DUWO in 2004 een eigen kantoor openen aan de Spinozastraat en werd gestart met een zeer tot de verbeelding sprekend project: een voormalig cruiseschip – de Rochdale One – werd omgebouwd tot studentenhuisvesting. Nog datzelfde jaar meerde het schip, met 190 studentenwoningen, af aan de kade bij de Houthavens. Aan de wal was ondertussen ook een tijdelijk complex van voormalige asielzoekerswoningen vanuit Osdorp verplaatst en voor studenten geschikt gemaakt.

Het werkgebied groeit

Toen DUWO in 1996 een Kamerwinkel opende in Den Haag, was dat niet de eerste voet die op Haagse bodem werd gezet. Al in 1995 kreeg de stichting er een klein studentencomplex in beheer, aan de Hobbemastraat. Het was de aanzet voor een uitbreiding die uiteindelijk een groot deel van de Randstad zou beslaan en die DUWO uiteindelijk zelfs buiten dat gebied zou voeren. Vandaag de dag omvat het werkgebied behalve Delft en Den Haag ook Amsterdam en omgeving, Leiden, Deventer en Wageningen.

Naar Den Haag, Amsterdam, Leiden, Deventer, Wageningen…

In 1998 opende DUWO een eigen kantoor aan het Haagse Huygenspark en een filiaal in de Haagse Hogeschool. DUWO nam het beheer – en later ook het eigendom – over van de studentenhuisvesting van de Haagse Hogeschool. Snel daarna worden plannen gemaakt voor de bouw van een groot studentencomplex nabij deze onderwijsinstelling, de Laakhaventoren met 319 woningen aan het Stamkartplein (2003).

De expertise van DUWO in studentenhuisvesting was intussen niet onopgemerkt gebleven. In 2003 vraagt de Universiteit van Amsterdam DUWO mee te dingen naar een gunning van wat later het Science Park I zou worden. De hoofdstad kampt met een enorm tekort aan studentenwoningen; er waren jarenlang geen nieuwe studentenwoningen gebouwd. Om toegang te krijgen tot het Amsterdamse werkgebied gaat DUWO een samenwerkingsverband aan met de corporaties Rochdale en AWV en wint de tender. Het campuscontract is daarbij de doorslaggevende factor. Daarmee werd gegarandeerd dat de studentenwoningen ook in de toekomst voor studenten beschikbaar zouden blijven.

De Laakhaventoren die in 2003 aan het Stamkartplein in Den Haag werd

opgeleverd.

Page 42: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.040

In de navolgende jaren groeide de nieuwe Amsterdamse vestiging zeer snel. Via een fusie (2005) met de Amstelveense studentenhuisvester Intermezzo kreeg DUWO Uilenstede in bezit, de campus van de Vrije Universiteit (VU). Al rond de eeuwwisseling was daar begonnen met geluidsisolatie van ruim 2000 woningen. Rijkswaterstaat bekostigde deze aanpak vanuit het ‘Geluidsisolatieprogramma Schiphol’, dat was gestart vanwege de uitbreiding van Schiphol. Uilenstede ligt direct onder één van de aanvliegroutes en kwam in aanmerking voor het programma. Gelijktijdig werd ook de binnenkant van de woningen gemoderniseerd.

Het laatste project van de isolatieaanpak betrof het VU-guesthouse, een oud flatgebouw met 400 gedateerde kleine kamers. Sloop en nieuwbouw lagen voor de hand, maar dat viel officieel niet onder de voorwaarden van het Geluidsisolatieprogramma. Rijkswaterstaat kwam DUWO uiteindelijk tegemoet en stelde de gelden voor isolatie beschikbaar voor de sloop en de vervanging van het gebouw. Daarmee maakte Rijkswaterstaat de weg vrij voor een algehele herontwikkeling en transformatie van Uilenstede.

Boot

Vestigingsdirecteur Gerrit Dijkstra: “Apetrots waren we, dat we met de renovatie van het schip binnen een jaar zoveel nieuwe kamers konden aanbieden aan buitenlandse studenten. Toch was niet alles perfect. De waterleidingen in de kamers bevatten legionella: drinkwater kon de student daarom alleen uit de gemeenschappelijke keukens in het midden van het schip halen, omdat daar nieuwe leidingen waren aangelegd. Toen hebben we tijdelijk tappunten en flessen water aangeboden en in een rap tempo de oude waterleidingen vervangen. Ook bleek op delen van het schip asbest aanwezig dat in bewoonde toestand gesaneerd moest worden. Dat was een hele operatie.” Het oude Uilenstede voor de herstructurering. Uilenstede in later jaren, nog voor de herontwikkeling.

De Rochdale One, studentenhuisvesting op een cruiseschip, meerde in 2004 aan

de kade van de Amsterdamse Houthavens af.

Page 43: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

41van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

Intermezzo

Sinds het begin van de jaren zestig beheerde de Stichting Studentenhuisvesting van de Vrije Universiteit (SSH-VU) al een aantal panden in de binnenstad van Amsterdam. In 1966 werden de eerste studentenflats op Uilenstede in gebruik genomen. Uilenstede bestond in die tijd nog uit twee delen: het grootste gedeelte betrof studentenhuisvesting van de VU en een kleiner deel was studentenhuisvesting van de Universiteit van Amsterdam (UvA), toen ook nog wel de 3 GU-flats genoemd (GU van Gemeentelijke Universiteit). Toen het UvA-deel failliet dreigde te gaan en moest saneren, werden panden geruild. De VU kreeg het deel Uilenstede van de UvA erbij in ruil voor haar stadspanden. In 1990 werd de SSH-VU als woningcorporatie toegelaten in Amstelveen en kreeg zij een nieuwe naam: Intermezzo. Deze studentenhuisvester fuseerde in 2005 met DUWO. Inmiddels telt de Amsterdamse vestiging bijna 10.000 wooneenheden.

In 2007-2008 was Science Park I het eerste grote nieuwe studentencomplex in Amsterdam in vele jaren.

Eveneens in 2007 werd in Amsterdam De Eenhoorn opgeleverd.

Page 44: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.042

Na enkele projecten voor tijdelijke studentenhuisvesting, die op korte termijn de kamernood moesten lenigen, begon DUWO fors te bouwen. In samenwerking met de Hogeschool Inholland werd de oude hts in Haarlem geschikt gemaakt voor studentenhuisvesting. In Amsterdam werd, na het winnen van de tender, in 2006 begonnen met het eerste grootschalige nieuwbouwproject voor studenten in vele jaren: 721 kamers en woningen op Science Park. Het kwam in 2007-2008 in fasen gereed. Ook in 2007 was, in samenwerking met AWV en Rochdale, nabij het Amstelstation De Eenhoorn opgeleverd (325 woningen). Tot op heden worden frequent grote nieuwbouwcomplexen opgeleverd in Amsterdam en omgeving.

Vanaf 2006 werden ook activiteiten in een andere typische studentenstad in de Randstad ontplooid: Leiden. Eén van de eerste projecten betrof een tijdelijk project van 544 studentenwoningen in voormalige asielzoekerswoningen. Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) beschikte over demontabele woonblokken die door een afname van het aantal asielzoekers niet meer nodig waren. DUWO mocht ze voor een symbolisch bedrag overnemen. Er was echter één probleem: ze stonden in Stadskanaal, Siddeburen en Gorinchem. In tal-loze grote opleggers werden ze aangereden over de A44, om uiteindelijk ‘gelost’ en weer in elkaar gezet te worden aan de Verlengde Wassenaarseweg in Oegstgeest.

Enkele jaren later volgden de ombouw van een voormalige zusterflat en nieuwbouw van het grote complex Hildebrandpand op het Bio Science Park in Leiden (2012, ruim 500 woningen). Bij de ingebruikname van de nieuwbouw verhuisden veel bewoners van de voormalige zusterflat naar de nieuwe zelfstandige woningen. Sommige bewoners van een gang wilden zo graag bij elkaar blijven, dat er in enkele zelfstandige woningen een vorm van groepswonen ontstond.

Complex Hildebrandpad, de eerste grote nieuwbouw in Leiden.

Page 45: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

43van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

SLS Wonen

De Leidse collega waarmee DUWO in 2013 fuseerde, kent een vergelijkbare geschiedenis als haar Delftse evenknie. Ook Leiden kende na de oorlog een groot tekort aan studentenkamers. En ook hier nam een hoogleraar – prof. E.M. Meijers – het initiatief tot een Stichting Studentenhuisvesting die panden in de binnenstad inrichtte voor studenten. Omdat dat bij lange na niet genoeg was, werden plannen voor nieuwbouw gemaakt, die konden worden verwezenlijkt nadat in 1957 de Stichting Leidse Studentenhuisvesting (SLS) was opgericht. Vanaf de jaren zestig verrezen ook in Leiden grote studentenflats, waaronder de bekende Sterflat aan de Klikspaanweg.

In de loop der jaren kocht de Leidse stichting een groot aantal monumentale panden en hofjes in de binnenstad. Hierdoor groeide SLS Wonen uit tot de grootste monumentenbeheerder van Leiden met bijzondere panden als bijvoorbeeld het 19de-eeuwse voormalige Pharmaceutisch Laboratorium van de Leidse universiteit en het vroegere Elisabeth Ziekenhuis, waar ruim 200 buitenlandse studenten onderdak kregen. Veel meer nog dan in Delft zijn er in Leiden mooie oude traditionele studentenhuizen aan de grachten in de binnenstad, waarvan er veel rijksmonument zijn.

In 2013 fuseerden DUWO en de lokale studentenhuisvester SLS Wonen. Inmiddels zijn meerdere nieuwbouwprojecten in ontwikkeling. Sinds 2016 verhuurt DUWO ook woningen (in eigen bezit en in beheer voor andere partijen) op de grote nieuwe campus op de Leidse Schans.

Leiden (met de klok mee): Herengracht, Oude Singel, Papengracht en interieur Hooigracht.

Page 46: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.044

specialisatie en professionalisering – te maken met de steeds grotere aantallen studenten in Nederland. Hoewel in 1995 de groei van het wo voor enkele jaren stagneerde, zat het hbo vanaf 1990 volop in de lift. En ondertussen kwam ook de internationalisering fors op gang, waardoor Nederlandse universiteiten en vervolgens hogescholen een toevloed aan buitenlandse studenten binnen de poort kregen. Vanaf 2000 begon de deelname aan het wo weer sterk te groeien, onder meer door meer vwo’ers in het middelbaar onderwijs. Beide soorten hoger onderwijs kenden bovendien een toenemende instroom van vrouwen en allochtone jongeren. Dat alles leidde ertoe dat het aantal studenten in het hoger onderwijs tussen 2000 en 2010 met bijna 30 procent toenam.

Collegiale financiering

Er was dus dringend behoefte aan meer studentenwoningen. Maar studentenhuisvesters zijn nooit erg kapitaalkrachtig en van de bouw van studentenwoningen word je niet rijk. Er waren dus onvoldoende middelen beschikbaar. Nieuwe financieringsbronnen moesten worden gevonden. Dat combineerde heel goed met het concept van de collegiale financiering, dat sinds een paar jaar op de politieke agenda stond. Er waren in Nederland namelijk woningcorporaties met (te) veel geld en (te) weinig opgaven én woningcorporaties, zoals studentenhuisvesters, met weinig geld en veel opgaven.

Het was de politiek een doorn in het oog dat sommige woningcorporaties op hun kapitaal bleven zitten en er werd in toenemende mate druk uitgeoefend om dat beschikbare geld elders in te zetten. Veel corporaties bleken bereid hun investeringen elders in Nederland te doen. Zij waren voor de studentenhuisvesters welkome samenwerkingspartners.

Buiten de Randstad

Als dé specialist in studentenhuisvesting werd DUWO van Groningen tot Middelburg en van Leeuwarden tot Maastricht gevraagd om advies en ontwikkeling van studentenhuisvesting. Behoedzaam werden de eerste stappen buiten de Randstad gezet: de keuze viel op Oost-Nederland. Mede op verzoek van gemeente en onderwijsinstelling ging DUWO in Deventer aan de slag. Na overname van ruim 560 studentenwoningen van lokale corporaties werd begin 2015 een kantoor in de Saxion Hogeschool geopend. Een andere stap oostwaarts bracht DUWO naar Wageningen. Hier werd in 2016 het complex Campus Plaza opgeleverd, het eerste studentencomplex met 440 zelfstandige eenkamerwoningen op de (nieuwe) campus van de Wageningse Universiteit. De vestiging Midden-Nederland is een feit.

Studentenaantallen stijgen fors

De enorme groei van (het werkgebied van) DUWO, die vanaf de eeuwwisseling plaatsvond, had – behalve met verregaande

Het aantal studenten steeg na de eeuwwisseling fors.

Page 47: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

45van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

Wassenaarsche Bouwstichting en WoonGoed 2-Duizend: reguliere corporaties die studentenhuisvesting realiseren, de onrendabele top voor hun rekening nemen en DUWO laten beheren. In Den Haag en Delft werden zo meer dan 1.100 studenteneenheden gerealiseerd. Rochdale en AWV: mede-investeerders in verschillende complexen in Amsterdam, waarbij DUWO voor 50% eigenaar wordt en de complexen beheert. Op deze manier werden in Amsterdam meer dan 1.000 eenheden gerealiseerd.

De collegiale samenwerking met Rochdaleging overigens veel verder. Deze corporatierealiseerde ook op eigen kracht studenten-huisvesting (complex Bos en Lommer, Echtenstein en Daalwijk) en laat die door DUWO beheren.

In 2003 werd – gedreven door de kamernood – het eerste Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting (LAS) opgesteld. De minister van VROM deed tegelijkertijd een oproep aan die vermogende corporaties om de armere studentenhuisvesters met grote opgaven financieel te ondersteunen. Met deze collegiale financiering was DUWO inmiddels al uitgebreid aan het experimenteren. Dat het zo’n succes is geworden, heeft te maken met het feit dat de collegiale financiering op veel manieren kon worden vormgegeven (zie kader). Maar het belangrijkste was wel dat DUWO en andere studenten-huisvesters een nieuw uitgangspunt introduceerden: eigendom is geen vereiste, zolang de beschikbaarheid van de woningen voor de studenten via verhuur door de studentenhuisvester maar gegarandeerd is. Ergo: de rijke corporaties houden de complexen in bezit, terwijl DUWO ze verhuurt als waren ze haar eigendom.

In het hele land worden tussen 2003 en 2010 19.000 extra studenteneenheden opgeleverd, al dan niet met collegiale financiering.

Collegiale financiering en andere samenwerking

Tussen 2003 en 2008 sloot DUWO collegiale financieringsconstructies en/of samenwerkingen af met: Wooninvesteringsfonds en Bergopwaarts: DUWO verkoopt regulier bezit aan hen om daarmee financiële middelen vrij te spelen en studentenhuisvesting te kunnen realiseren. Hierdoor werd het mogelijk de nieuwe campus TU-Noord (deels) in de historische panden van de TU Delft te ontwikkelen.

Dankzij collegiale financiering: nieuwbouw aan

de Rotterdamseweg in de Delftse TU-wijk en

herontwikkeling van het historische TU-pand

Mijnbouwplein (onderste foto).

Page 48: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.046

Troef

Vestigingsdirecteur Gerrit Dijkstra: “De onderhandelaars van de studenten-huisvesters hadden natuurlijk een ijzer-sterke troef in handen: de bestuurders van de corporaties waarmee zij spraken, hadden meestal zelf gestudeerd en vaak hele goede herinneringen aan hun studententijd en hun studentenhuis. Daarnaast hadden ze huurders die veelal ook studerende kinderen hadden. Daarmee was de ondersteuning van studentenhuisvesting natuurlijk een sympathieke besteding van de corporatiegelden. Die drijfveren gaven vaak net dat extra zetje om DUWO ter wille te zijn.”

Crisis en heffingen

De maatschappelijk zo lucratieve collegiale financiering kwam in 2008 ten einde toen de kredietcrisis en grote overheidsheffingen voor de corporatiesector roet in het eten gooiden. Om vermogende corporaties te dwingen hun reserves maatschappelijk aan te wenden, werden ze belast met de vennootschapsbelasting en de Vogelaarheffing (voor projectsteun in sociaal zwakkere wijken), later gevolgd door verschillende saneringsheffingen en de verhuurdersheffing. Zowel de crisis als de heffingen tastten de – toch al weinig riante – financiële positie van de studentenhuisvesters sterk aan. En ondertussen bleven de studentenaantallen maar groeien…

Studentencomplex van Rochdale bij DUWO in beheer: Daalwijk in Amsterdam

(2013, 232 wooneenheden).

Complex Bos en Lommer in Amsterdam, gebouwd door Rochdale, in beheer bij DUWO.

Page 49: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

47van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

In reactie op de crisis werd – vrijwel onmiddellijk na het uitbreken ervan – bezuinigd binnen DUWO. Ook bleef DUWO zoeken naar inventieve financiële constructies met bijvoorbeeld marktpartijen. Financiële risico’s werden zorgvuldig gewogen, onder het motto: ‘hoe ver kunnen we gaan?’ Want de ambities waren groot, maar het bewustzijn van de noodzaak van een solide financiële basis was minstens zo groot.

Meer studentenwoningen dan ooit

Aan het eind van 2010 had DUWO 1.400 woningen in aanbouw. Al die woningen kwamen in 2011 gereed. DUWO voegde in dat jaar meer studentenwoningen toe dan ooit in haar geschiedenis: 1.481.

In 2011 kwam er een tweede Landelijk Actieplan Studenten-huisvesting (LAS). Daarin werd afgesproken dat alle studentenhuisvesters tot 2016 nog eens 16.000 nieuwe studentenwoningen zouden bouwen. Bovendien werd wet- en regelgeving aangepast: er kwamen bijvoorbeeld mogelijk-heden voor een kleinere oppervlakte van een kamer of minder verplichte parkeerplaatsen bij een complex. Dat maakte de bouw van studentenwoningen aanmerkelijk goedkoper.

De realisatie van de extra studentenwoningen verloopt voor-spoedig; de verwachting is dat die uiteindelijk landelijk op ruim 17.500 woningen uitkomt. Daarom komt er vooralsnog geen derde LAS, maar wel een Toekomstagenda Studentenhuisvesting. Internationalisering van het onderwijs en daarvoor passende huisvesting staan hoog op die agenda.

Waldorpstraat in Den Haag (2013, 600 woningen), met WoonGoed 2-Duizend.

In de Delftse Spoorzone verrees in 2014 X-Ray (521 woningen).

Page 50: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.048

Samenwerking met marktpartijen

Met de crisis in de corporatiewereld werd het tijd om verder te zoeken naar financiële ruimte. Zo kwamen marktpartijen in beeld. Dat was én is een win/win-situatie. De marktpartijen hebben in veel gevallen geld waarvoor ze rendement zoeken. DUWO kan dat bieden. Niet veel rendement, want studentenhuisvesting moet wel betaalbaar blijven, maar wel zeker rendement, want alle behoeftecijfers wijzen erop dat studenten blijven komen. Hoe werkt het? De private partij realiseert een studentencomplex; DUWO huurt het langjarig aan, verhuurt het door aan de studenten en draagt daarvoor de risico’s. Ze neemt de verhuur en beheer voor haar rekening. Wel stelt ze eisen aan de betaalbaarheid van de woningen. De voordelen zijn duidelijk: de marktpartij heeft zonder zorg een stabiele inkomstenstroom en DUWO kan meer studentenwoningen aanbieden op een markt met een groot tekort.

Apollomonitor

Het tweede LAS kondigde ook de komst van een onderzoeks-monitor aan om goede prognoses voor de lokale en landelijke ontwikkelingen in vraag en aanbod van studentenhuisvesting te kunnen maken. Daaraan werd – op initiatief en met input van DUWO – al geruime tijd gewerkt. Ook Kences en het ministerie van Binnenlandse Zaken waren betrokken. In 2012 konden de eerste cijfers van deze Apollomonitor worden gepresenteerd. Die haalden meteen het nieuws, want het ging om een landelijk tekort aan studentenwoningen van 33.000 tot 2020.

Een toast op het tweede Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting in 2011.

Page 51: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

49van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

Differentiatie en unitbouw

Vroeger voldeed een sobere kamer zonder luxe gedurende de hele studie. In de jaren vijftig en zestig waren er slechts twee soorten studentenwoningen: eenpersoonkamers in een studentenhuis of -flat, en woningen voor gehuwde studenten (in kleine aantallen). Differentiatie was hooguit te vinden in de oude, traditionele studentenhuizen, waar alle kamers verschillend van vorm en oppervlakte waren en die veel mogelijkheden voor individuele inrichting boden. Pas in later jaren ontstond een grotere verscheidenheid in soorten studentenwoningen door andere woonwensen en focus op gerichte doelgroepen.

Meer verscheidenheid

De toegenomen welvaart en hogere inkomsten, vooral van oudere studenten en werkende jongeren, leidden er in de jaren negentig toe dat de eisen voor studenten- en jongeren-huisvesting hoger kwamen te liggen. DUWO haakte hier op in door speciale wooneenheden voor ouderejaarsstudenten te bouwen. Daarmee was het begrip ‘wooncarrière’ geboren: je begint als eerstejaarsstudent op een simpele kamer met weinig voorzieningen, maar je hebt de mogelijkheid tijdens je studie door te verhuizen naar steeds betere woonruimte met meer privacy, zelfstandigheid (eigen voordeur) en voorzieningen.

Oude studentenhuizen bieden veel mogelijkheden voor individuele inrichting,

zelfs een stopdassengordijn…

Een gemeenschappelijke ruimte op de vernieuwde Campus Uilenstede in

Amstelveen.

Page 52: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.050

DUWO bouwt vandaag de dag alle mogelijke vormen van studentenhuisvesting voor veel doelgroepen studenten. Differentiatie is er in kameroppervlakte, aantal kamers per woning, mate van zelfstandigheid, groepsgrootte, niveau van stoffering en meubilering, buitenfaciliteiten, luxe en omgevingsvoorzieningen. En differentiatie kan ook afhankelijk zijn van studiefase of -soort. Zo worden bijvoorbeeld PhD-woningen gebouwd, voor de doelgroep promovendi die door studiefase, leeftijd en inkomen andere woonwensen hebben dan eerstejaars- en ouderejaarsstudenten. DUWO verhuurt ook aan bijzondere groepen studenten, bijvoor-beeld topsporters, conservatoriumstudenten en studenten met autisme. In Den Haag kwam in 2011 het DUWO House of Music gereed, waarin 43 studenten van het Koninklijk Conservatorium in geluidsgeïsoleerde kamers wonen. Tot het moment van verkoop aan DUWO was het monumentale pand één van de grootste bordelen in Nederland. Lang daarvoor was het een katholieke meisjesschool.

Kenmerkend voor de jaren na de eeuwwisseling is de enorme hoeveelheid zelfstandige studentenwoningen die is gebouwd: meer dan 80% (uitgezonderd de onzelfstandige tijdelijke woningen die in de jaren 2003-2006 als noodoplossing werden gerealiseerd). De bouw van deze vele zelfstandige studentenwoningen werd vooral ingegeven door de woon-wensen van de tegenwoordige student en de mogelijkheid van huurtoeslag. In 1997 werd immers de huursubsidie voor onzelfstandige woningen afgeschaft.

Kamer in een van de bekendste oude studentenhuizen in Delft: de Engelenbak.

Page 53: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

51van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

Gimme Shelter

DUWO experimenteerde al vroeg met modulair bouwen. In 1981 opende minister Van Dam van Volkshuisvesting in Delft nabij de universiteit 224 semipermanente woningen voor studenten: Gimme Shelter, het eerste studentencomplex met containerwoningen. De opvallende woningen (in felrood, -groen en -geel) waren bedacht door een groep bouwkundestudenten, die de SDSH voor haar plan wist te interesseren. Het markante complex in de TU-wijk huisvestte meer generaties studenten, bij wie vooral het riante grasveld zeer in de smaak viel. Na meer dan twintig jaar werd het complex gesloopt.

Modulair bouwen

In de nooit eindigende zoektocht om goedkoop, rendabel en snel te bouwen, richtte DUWO zich vanaf de eeuwwisseling op de ontwikkeling van modulair bouwen. Modulair bouwen kwam op in de 20ste eeuw. Vooral na de Tweede Wereldoorlog werd het in toenemende mate mogelijk om gebruik te maken van ‘prefab’ bouwmaterialen. En in de jaren tachtig verschenen op kleine schaal de eerste modulair gebouwde wooncomplexen voor semipermanent gebruik, waarvoor goederencontainers werden gebruikt.

Zelf deed DUWO onderzoek naar de mogelijkheden rond het concept van de kant-en-klare studentenwoning. Dat resulteerde in de zogenaamde spacebox en containerwoningen die aan-gepast werden voor studenten. Kort daarna kwam daar de inzet van voormalige asielzoekerswoningen bij.

Het DUWO House of Music in Den Haag, met speciale kamers voor muziekstudenten.

Page 54: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.052

Tijdelijk wonen in spacebox en containerwoning

Van de 223 semipermanente woningen die DUWO in 2003 in de Delftse TU-wijk plaatste, bestond meer dan de helft uit de genoemde spaceboxen. De spacebox is een mobiele stapelbare woning van composiet, het creatieve resultaat van de samenwerking tussen studentenhuisvester, een architectenbureau en een jachtenfabrikant. Composiet werd tot dan toe alleen toegepast in de luchtvaart en jachtbouw. De spacebox kan zonder fundering worden gebouwd en gestapeld. Door een ingebouwd ‘click and plug’ systeem zijn de boxen eenvoudig aan elkaar te koppelen.

De uiterst hippe, revolutionaire nieuwe studentenwoning kreeg zeer veel media-aandacht, tot in het buitenland toe. En er kwam kritiek. Kinderziekten leidden tot klachten van bewoners. De Volkskrant sneerde dat DUWO studenten in ‘tupperwareboxen’ stopte. En een buitenlandse student meldde: “I don’t want to live in a box !” Twee jaar later werden ze ook in Utrecht toegepast als studentenwoning. Nu staan ze door heel Nederland.

Tegelijkertijd experimenteerde DUWO met de containerwoning. Er stonden er ruim 100 naast de spaceboxen in Delft en kort daarna verrezen er 400 in Amsterdam Noord, waar de kamer-nood zo mogelijk nog nijpender was. Vooralsnog ging het in alle gevallen om tijdelijke woningen die bedoeld waren om in korte tijd de ergste kamernood te verhelpen. Het voormalige COA-complex op Zeeburgereiland wordt nog steeds gebruikt.

Gimme Shelter, het eerste complex van containerwoningen. Onder: de spaceboxen.

Page 55: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

53van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

Modulair en flexibel!

Aan het Hildebrandpad in Leiden stapte DUWO over van houtskeletbouw op een betonnen vloer (te stapelen tot maximaal vier woonlagen) naar een intern staal-skelet (onbeperkt stapelbaar). Samen met de bouwer was besloten tot zeven lagen te stapelen, een grote uitdaging. De wethouder was uitgenodigd een eerste unit te plaatsen. Met grote precisie zette hij de unit op z’n plek en kreeg een glas bubbels aangereikt. Vreugdevol sprak hij vervolgens enige mooie woorden. De door hem zo zorgvuldig geplaatste unit werd door de bouwers ondertussen op de juiste plek gezet, ergens in de zevende laag. Na zijn speech draaide de wethouder zich om om nog een trotse blik op de zojuist geplaatste unit te werpen. Tot zijn zichtbare teleurstelling was die inmiddels alweer verdwenen. Modulair en flexibel bouwen!

Modulair en ‘voor altijd’

Na de eerste stappen in unitbouw voor studenten kwam de ontwikkeling van het modulaire concept bij DUWO goed op gang. Ook in technisch en fabrieksmatig opzicht werden de mogelijkheden steeds groter. In binnen- en buitenland werden ziekenhuizen en schoolgebouwen modulair gebouwd. Bij DUWO werd ondertussen gezocht naar de ideale, snel te realiseren, kostenneutrale, modulaire studentenwoning.

De plaatsing van de eerste unit aan het Hildebrandpad in Leiden.

Containerwoningen op de voormalige NDSM-werf in Amsterdam-Noord.

Page 56: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.054

Modulair en traditioneel: prijsverschillen overbrugd

Anno 2016 zijn de prijsverschillen tussen modulair en traditioneel bouwen overbrugd en worden beide toegepast. Op Uilenstede verrezen onlangs twee gelijk uitziende gebouwen, met twee verschillende bouwsystemen: het ene modulair, het andere traditioneel.

De ontwikkelingen gingen razendsnel. Na enige tijd kon de doorontwikkelde unitbouw als permanente bouw worden aangemerkt. De Leeghwaterstraat in Delft was het eerste complex dat bestond uit permanente unitbouw, gestapeld in een staalskelet met een ‘normale’ stenen buitenmuur. Het werd in 2009 het snelst gebouwde permanente studentencomplex ooit; de 186 woningen werden in tien maanden tijd gebouwd. Het concept werd en wordt vervolgens – met voortschrijdende verbeteringen – veelvuldig toegepast, onder meer bij het Hildebrandpad in Leiden en een deel van de herontwikkeling van Campus Uilenstede in Amstelveen. Naast die permanente studentenhuisvesting blijft DUWO overigens ook semipermanente huisvesting (voor 15 tot 20 jaar) realiseren op plekken die de gemeente niet structureel wil bestemmen voor studentenhuisvesting. Met structureel aanbieden van semipermanente huisvesting wordt ook een bijdrage aan de oplossing van de kamernood geleverd. Recente voorbeelden van semipermanente studentenwoningen zijn de Stamkartstraat in Den Haag en de Spinozacampus in Amsterdam.

Leeghwaterstraat-West in de Delftse TU-wijk, in 2009

het snelst gebouwde studentencomplex ooit.

Semipermanente studentenhuisvesting in Amsterdam:

de Spinozacampus (2013-2015).

Semipermanente studentenwoningen in Den Haag:

huisvesting voor het Leiden University College aan de

Stamkartstraat (2010) .

Page 57: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

55van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

Adviesraad

DUWO richtte in 2005 de Adviesraad Studentenhuisvesting op om stakeholders in het hoger onderwijs inbreng te geven in het lange termijnbeleid voor studenten-huisvesting en voordeel te halen uit hun kennis van de doelgroep. De belangrijkste stakeholders zijn de universiteiten en hoge-scholen in steden waar DUWO huisvesting biedt en de studentenvakbonden. De Advies-raad komt twee maal per jaar bijeen om van gedachten te wisselen en adviezen op te stellen over ontwikkelingen die van invloed zijn op studentenhuisvesting. Thema’s van de afgelopen jaren waren onder meer: de locatie van studentenhuisvesting (campus of stadscentrum?), internationalisering, woonlasten en studenteninkomen, en de invloed van het sociaal leenstelsel op studentenhuisvesting.

De campus

Waar campussen in Amerika al in de 18de eeuw ontstonden op buiten de stad gelegen universiteitsterreinen en in Engeland in de 19de eeuw, kenden we in Nederland tot zo’n vijftig jaar terug heel weinig concentraties van hoger onderwijsgebouwen, studentenhuisvesting en studentenvoorzieningen op één terrein. Halverwege de vorige eeuw richtten de universiteiten Twente en Eindhoven een eigen campus in. Ook enkele kleinere onderwijsinstellingen ontwikkelden campussen. Maar vooral vanaf de eeuwwisseling kreeg het begrip campus in Nederland meer en gerichter invulling. DUWO werkt sinds een jaar of vijftien mee aan die ontwikkeling en probeert daaraan met een eigen campusvisie nadrukkelijk een bijdrage te leveren. Dat gebeurt mede met input van de Adviesraad Studentenhuisvesting.

Studenten op de campus van de TU Delft.Science Parkcampus.

Page 58: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.056

Campusvisie

Rond de eeuwwisseling kreeg DUWO in Delft enkele voormalige onderwijspanden van de TU voor herontwikkeling in handen. Faculteiten waren in voorgaande jaren naar een aangrenzende wijk buiten het stadscentrum verhuisd. De monumentale panden met tussenliggend groen ademden nog steeds een academische sfeer en leken zich perfect te lenen voor huisvesting van en faciliteiten voor studenten die in de nabij gelegen onderwijsgebouwen studeerden. DUWO begon enthousiast met plannen maken. Die hadden onmiskenbaar campusachtige trekjes. In 2005 kreeg DUWO door de fusie met Intermezzo VU-campus Uilenstede in bezit.

Met de opgave twee campusachtige terreinen te heront-wikkelen, stelde DUWO een eigen campusvisie op. Het ging niet om één standaard campusformule, omdat volgens DUWO de soort onderwijsinstelling, de locatie in de stad en het type onderwijs bepalend moeten zijn, evenals herkenbaarheid en eigenheid. De meest essentiële elementen van de visie zijn de multifunctionaliteit, waarbij meer dan wonen alleen wordt geboden, een prettig en veilig verblijf voor de student dankzij goede inrichting van openbare ruimte, de aanwezigheid van aantrekkelijke ontmoetingsplekken, de bereikbaarheid ten opzichte van de onderwijsinstelling en de relatie met de stad, die veranderlijk is en afhankelijk van locatie en voorzieningen.

Campus Uilenstede voor en na herontwikkeling.

Page 59: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

57van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

volledig afgerond (ook met nieuwbouw) en verkeert de Campus TU-Noord in Delft met de bouw van een International Student House in een afrondend stadium (herontwikkeling en nieuwbouw). Daarnaast bouwde DUWO tweemaal grootschalig op de campus van het Amsterdamse Science Park, verrees in Amsterdam de Spinozacampus, staan er inmiddels woningen op het Bio Science Park en op de Leidse Schans in Leiden, wordt gebouwd op de campus in Wageningen en wordt campushuisvesting nabij de Haagse Hogeschool gebouwd. Uilenstede, TU-Noord en Science Park zijn bij DUWO in eigendom, evenals een deel van de woningen op de Leidse Schans. De huisvesting op de andere campussen is deels gerealiseerd in samenwerking met collega-corporaties en marktpartijen. DUWO huurt de woningen en verhuurt deze vervolgens door aan haar studenten.

Ondanks het gebrek aan traditie op dat gebied, kwam de campus ook bij universiteiten, gemeentebesturen en landelijke overheid op de agenda terecht. De VROM- en de Onderwijsraad toonden zich eveneens voorstander van de ontwikkeling van campusachtige leer- en studiecentra. Zo ontstonden ook in Den Haag en Leiden plannen voor campussen, waar DUWO bij werd betrokken. En in 2006 wees DUWO in haar ondernemingsplan kansgebieden aan waar campussen konden verrijzen of worden herontwikkeld.

Extra aandacht voor de campus in Nederland werd in 2008 gevraagd met het ‘New Campus Congres’ in Amsterdam, waar sprekers uit binnen- en buitenland hun denkbeelden over de toekomstige (stads)campus en de campusarchitectuur uiteen zetten. DUWO organiseerde het congres ter gelegenheid van de opening van het eerste grote studentencomplex op de campus van het Science Park.

In 2016 waren alle – in 2006 aangewezen – campusgebieden gerealiseerd, in afronding of in ontwikkeling. Zo is de groot-schalige herontwikkeling van Campus Uilenstede in Amstelveen

Een impressie van het International Student House dat op de TU-Noordcampus in Delft in aanbouw is.

De Spinozacampus in Amsterdam.

Page 60: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.058

Projecten op de campussen van of met DUWO:

- 2012-2016: Uilenstede, Amstelveen, 709 wooneenheden (totaal ongeveer 3.400)

- 2008-2014: Science Park I en II, Amsterdam 1.326 wooneenheden

- 2015: Leidse Schans, Leiden, eerste fase 638 wooneenheden

- 2006-2015: Spinozacampus, Amsterdam, 1.715 wooneenheden

- 2011-2016: TU-Noord, Delft, 773 wooneenheden

- 2008-2016: TU-Midden + Spoorzone, Delft: 1.354 wooneenheden (totaal ongeveer 2.200)

- 2003-2013: Haagse Hogeschool, Den Haag, 1.248 wooneenheden

- 2012-2015: Campus Bio Science Park, Leiden, 673 wooneenheden

- 2016: Campus Plaza, Wageningen, 440 wooneenheden.

Campus Uilenstede, sommige woningen op de begane grond hebben een terras.

De Vries van Heijstplantsoen, Michiel de Ruyterweg. Renovatie en nieuwbouw op TU-Noordcampus in Delft (2011).

Page 61: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

59van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

DUWO dus al een goede, snelle internetaansluiting. In ’98 en ’99 werden ook andere grote complexen aangesloten. Al deze studenten konden inmiddels terecht op een eigen website van DUWO, die in 1996 was opgezet. Tegenwoordig bepaalt een goede en snelle internetaansluiting voor een groot deel het woongenot van de student. DUWO probeert daarom voor zoveel mogelijk woningen een internetaansluiting te regelen.

De nieuwste ontwikkelingen

In vergelijking tot de eerste vijftig jaar georganiseerde studentenhuisvesting in de vorige eeuw, bracht het eerste decennium van deze eeuw enorme veranderingen. Ook na de komst van meer differentiatie, nieuwe financieringsvormen, nieuwe bouwconcepten en de campus, gaan de ontwikkelingen in de studentenhuisvesting in sneltreinvaart door. Politieke besluiten, nieuwe wetgeving, de moderne tijd en nieuwe generaties studenten vragen studentenhuisvesters voortdurend om nieuwe keuzes en beleidsaanpassingen.

Online studentenhuisvester

Tegenwoordig is DUWO een online studentenhuisvester. Alles – van aanmelding en het uitzoeken van een kamer tot en met ondertekening van een huurcontract en de huurbetaling – is volledig gedigitaliseerd. Vandaag de dag zijn alle mogelijke zaken online aan te schaffen, maar voor een studentenkamer is dat nog niet vanzelfsprekend. Toch ligt het voor de hand dat een studentenhuisvester, gezien de doelgroep, een dergelijke service biedt.

Het gebruik van internet werd in de jaren negentig van de vorige eeuw het eerst ingezet bij de universiteiten, die dit gebruikten om wetenschappelijke informatie te raadplegen en uit te wisselen. In de jaren tachtig werden bij de universiteiten al e-mails gestuurd. Hun studenten werden vroegtijdig op grote schaal aangesloten op internet. Dat was ook het geval bij de TU Delft. In 1997 begon de Rekenkamer van de TU in samenwerking met DUWO kleine studentenhuizen aan te sluiten op internet. Nog datzelfde jaar kregen enkele grotere complexen een aan-sluiting via de glasvezelkabel, het zogenoemde ‘fiber to the dormitory-project’. In 1997 had een deel van de huurders van

In 2015 werden op de Leidse Schans in Leiden 638 studentenwoningen opgeleverd.

Page 62: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.060

ondertekenen, de huur betalen, actuele gegevens inzien, klachten melden, interne doorverhuizingen en instemmingen regelen, onderhuur organiseren, enzovoort. En de internationale student die huisvesting via DUWO krijgt, kan thuis zijn of haar toekomstige woning al bekijken en tekent het contract digitaal in het thuisland.

Het was een enorme omslag, zowel voor de huurders als voor de medewerkers van de organisatie. Vooral zittende huurders moesten er aan wennen dat ze niet meer even langs de DUWO-balie konden lopen. Medewerkers moesten wennen aan een online of telefonisch gesprek in plaats van visueel contact met klanten. En er waren, zoals bij veel automatiseringsprojecten, kinderziektes te overwinnen.

De cijfers laten zien dat de online dienstverlening van DUWO een hoge vlucht heeft genomen. Inmiddels wordt bijna 80% van de contracten digitaal getekend en afgehandeld. En bijna 90% van de studenten is tevreden over de dienstverlening. DUWO heeft zich daarmee aangepast aan de consumptienormen van deze tijd.

Voor de troepen uit

Het automatiseringssysteem dat DUWO voor haar online dienstverlening gebruikt, leidde tot enorme belangstelling uit de corporatiesector. Vrijwel geen enkele woningcorporatie was al zo ver in haar digitalisering. DUWO demonstreerde haar geautomatiseerde systeem daarom aan talloze geïnteresseerden.

De vertrouwdheid van studenten met internet was een van de achtergronden van de grote overstap die DUWO rond 2011 maakte naar verregaande automatisering en volledige online dienstverlening. Andere motieven kwamen voort uit de crisis en de overheidsheffingen, die noodzaakten tot bezuiniging.

Vanaf 2011 werd gewerkt aan een nieuw geautomatiseerd systeem met website, het huurdersportaal Mijn DUWO, een klantcontactcentrum en een kennisbank. Ook sociale media werden ingezet in het contact met studenten.

In juni 2013 ging de knop om: DUWO werd een online studentenhuisvester. Anderhalf jaar later volgde ook de online verhuur aan internationale studenten. Studenten kunnen nu online inschrijven, een kamer uitzoeken, het huurcontract

Anno 2016: op je mobiel

een kamer zoeken…

Al in 1997 had een deel van de huurders van DUWO een goede internetaansluiting.

Page 63: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

61van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

De nieuwe Woningwet

De studentenwoningen die DUWO dankzij de succesvolle samenwerking met private partijen toevoegde, waren vooral op campussen te vinden, zoals de Spinozacampus in Amsterdam en Leidse Schans in Leiden. In 2014 ondertekende DUWO bovendien een samenwerkingsovereenkomst met een Duitse investeerder in studentenhuisvesting voor de bouw van 2.250 betaalbare studentenwoningen in Nederland. Dat gebeurde nog onder het welwillend oog van minister Blok.

Met de komst van de nieuwe Woningwet die op 1 juli 2015 inging, werd deze vorm van samenwerking geblokkeerd. Investeerders mochten weliswaar nog geld steken in de bouw van studentenhuisvesting, maar niet in samenwerking met woningcorporaties.

Ook op andere fronten beperkt de nieuwe Woningwet mogelijkheden voor studentenhuisvesters, bijvoorbeeld als het gaat om het aanbieden van extra faciliteiten op campussen. DUWO en andere studentenhuisvesters discussieerden met de overheid over de effecten van de wet. Of er een oplossing wordt gevonden, was tijdens de afronding van deze geschiedenis nog niet bekend. Partijen zijn nog in gesprek.

Minder contacten aan de balie; medewerkers en studenten moesten wennen.

In 2013 was de herontwikkeling van het voormalige Casa 400-gebouw in Amsterdam gereed:

nu studentencomplex De Feniks, in beheer bij DUWO.

Page 64: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.062

Echter, DUWO zou DUWO niet zijn als ze niet blijft zoeken naar nieuwe wegen om betaalbare studentenhuisvesting te kunnen blijven aanbieden en de tekorten in de studentenhuisvesting mede te helpen oplossen. Als de geschiedenis iets leert, is het dat DUWO altijd inventief en creatief – en tegelijkertijd vanuit een solide financiële basis – is omgegaan met de ontwikkelingen die op haar pad kwamen en met de onderwijsinstellingen is blijven optrekken. Tot nu toe wist DUWO altijd een list te verzinnen, en dat zal ze ook de komende jaren blijven doen.

Haalt de studenten-huisvesting het jaar…?

Ter gelegenheid van een congres brachten de studentenhuisvesters eind jaren negentig gezamenlijk een boekje uit met de titel: Haalt de studentenhuisvesting het jaar 2000? Die vraag is in navolgende jaren overtuigend beantwoord en lijkt voor de toekomst compleet overbodig.

Het voormalige Elseviergebouw, na herontwikkeling in 2015 opgeleverd. Een mooi voorbeeld van een

kantoorgebouw dat is omgebouwd naar sociale woningbouw.

Studentenkamer in het Elseviergebouw in Amsterdam.

Page 65: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

63van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

Grote studentencomplexen DUWO sinds de 21ste eeuw

Eigendom

Delft Leeghwaterstraat-West, 2008 (186)Balthasar van der Polcomplex III, 2011 (380)Mijnbouwplein, 2011 (95)Michiel de Ruyterweg, Delft, 2013 (299)Röntgenweg, 2015 (521)Prof. Schermerhornstraat, 2017 (332)

Den Haag House of Music, 2008 (43)Pleyte, Wagenstraat, 2008 (33)Oranjelaan, 2009 (60)Stamkartstraat, 2010 (122)

LeidenZijlstroom, 2007 (89)Ravenhorst, 2010 (134)Hildebrandpad, 2012 (504)Anatomiegebouw, 2015 (168)Leidse Schans, 2015 (133 woningen)Langebrug, 2015 (35)

Amsterdam/AmstelveenUilenstede, 2010-2016 (709)Science Park II, 2014 (605) Elseviergebouw, 2015 (245)Jacques Veltmanstraat, 2016 (419)

HaarlemSchoonzichtlaan, 2007 (172)

Kamer in Mijnbouwplein in Delft.

Kamer in DUWO House of Music in Den Haag.

NB Om acute kamernood op te vangen realiseerde DUWO tussen 2003 en 2010 ook bijna 1.900 tijdelijke studentenwoningen door inzet van spaceboxen en container- en asielzoekerswoningen en door ombouw van kantoren en bejaardenhuizen (in Delft, Amsterdam en Leiden). Het merendeel ervan is inmiddels uit exploitatie.

Beheer

DelftRotterdamseweg, 2010 (267) WoonGoed 2-DuizendStieltjesweg, 2016/2017 (665) J.J. van Maren Holding BV en Leyten

Den Haag Stamkartplein, 2003 (331) Wassenaarse BouwstichtingWaldorpstraat, 2013 (617) WoonGoed 2-DuizendHarderwijkstraat, 2016 (155) Urban TTP 1

Amsterdam/AmstelveenEchtenstein, 2006 (232) RochdaleDe Eenhoorn, 2007 (325) DRCBos en Lommer, 2008 (77) RochdaleScience Park I, 2007-2008 (721) DRCSpinozacampus, Dennenrodepad, 2013 (700) Haerzathe InvestmentsDaalwijk, 2013 (232) RochdaleSpinozacampus, Darlingstraat, 2014-2015 (551) Haerzathe InvestmentsDe Feniks, 2014 (342) BouwinvestZeeburgereiland, 2016 (364) International Campus AGNieuwdok 2016 (380) International Campus AGLelylaan 2017 (590) International Campus AG

LeidenLeidse Schans, 2015 (505) Syntrus Achmea, Pensioenfonds Rabobank

WageningenCampus Plaza, 2016 (440) Campus Plaza BV

Page 66: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

64van ploerterij

tot studentenhuisvesting 3.0

Colofon

Uitgave© Stichting DUWO, 2016

TekstStichting DUWO, Joke RienmeijerVanNimwegen, Hiske de Ridder

VormgevingSkepja, Pieter Mineur

Foto’sarchief DUWORené VerlegDirk VerwoerdEd KooremanHenny BoogertWillem VermeijLeonard FäustleAcademisch Historisch museum

CartoonsAuke Herrema

DrukZwaan Printmedia

Oplage1.000

ISBN/EAN 978-90-825329-0-6NUR 680

Bronnen

Van ploerterij tot studentenhuisvesting. Stichting DUWO. Delft (2002).Aan de rand van de wereld. Pye, Michael. De Bezige Bij. Antwerpen (2014).Ondernemingsplan DUWO 2006-2010. Stichting DUWO. Delft (2006).Ondernemingsplan 2011-2015. Stichting DUWO. Delft (2011).Het Doosjesvolk. Struik, David. Architectuurscriptie (2010).Referentieramingen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2009 en 2015).Vijf jaar adviesraad Studentenhuisvesting. Stichting DUWO. Delft (2010).Modulair Bouwen. Overbeeke, J.T. (2013). Jaarverslagen Stichting DUWO (1996 t/m 2015).Artikel Uilenstede (wijk). Wikipedia (geraadpleegd op 21 maart 2016).50 jaar SLS Wonen. SLS Wonen. Leiden (2007).

Met dank aan: Wilbert Bots, Gerrit Dijkstra, Leon Guijt, Henk van den Heuvel, Jesper Moonen,

Gijsbert Mul, Noek Pouw, Annemiek de Rooij, Aad Verouden, Heleen de Vreese, Frans van der Zon

en alle anderen die aan deze uitgave hebben meegewerkt.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar

gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van DUWO.

Page 67: Van ploerterij tot studentenhuisvesting 3.0

De voorloper van studentenhuisvester DUWO bracht in 1983 het boekje ‘Van ploerterij tot jongerenhuisvesting’ uit.

Een geactualiseerde versie verscheen in 2002, onder de naam ‘Van ploerterij tot studentenhuisvesting’. In beide boekjes werd de geschiedenis van DUWO vanaf

haar ontstaan in 1945 weergegeven, zijdelings gekoppeld aan de historie van de

georganiseerde studentenhuisvesting in Nederland tot eind van de 20ste eeuw. Nu schrijven we 2016 en verschijnt er

een nieuwe editie. Logisch, want sinds de eeuwwisseling is de wereld van de

studentenhuisvesting wederom veranderd en DUWO veranderde mee.