Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte...

81
Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van het huidig en het toekomstig recht Aantal woorden: 24 416 Karen Van den broecke Stamnummer: 01401092 Promotor: mevrouw Els De Wielemaker Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Handelswetenschappen Academiejaar: 2017 - 2018

Transcript of Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte...

Page 1: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis

Een globaal overzicht van het huidig en het toekomstig recht Aantal woorden: 24 416

Karen Van den broecke Stamnummer: 01401092

Promotor: mevrouw Els De Wielemaker Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Handelswetenschappen Academiejaar: 2017 - 2018

Page 2: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

I

Vertrouwelijkheidsclausule

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. Karen Van den broecke

Page 3: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

II

Woord vooraf Vandaag is het 3 juni 2018 en mijn masterproef is af. Ik kan het niet geloven. Universiteit Gent,

het zit er op, hartelijk dank voor de dingen die je me bijleerde, voor de vrienden die je me

leerde kennen, voor het bloed, het zweet en de tranen, niet in het minst tijdens de hete

eindspurt van deze masterproef, maar vooral bedankt voor de fantastische herinneringen.

Wat deze thesis betreft wil ik eerst mevrouw De Wielemaker bedanken. Ze wees me op het

feit dat mijn structuur niet goed zat en op tal van andere verbeterpunten. Op het moment zelf

zakte de grond even onder mijn voeten weg, maar vandaag besef ik dat deze versie duizend

maal beter is dan de vorige. Het is een cliché, maar bedankt om mijn masterproef naar een

hoger niveau te tillen.

Graag wil ik ook professor François (VUB) en professor Maresceau (UGent) bedanken voor

hun hulp bij de keuze van het onderwerp van deze masterproef. Tijdens de pauze op het

colloquium van het BCV op 8 november 2017 in Brussel overspoelden de professoren mij met

ideeën voor een onderwerp. Hun enthousiasme werkte aanstekelijk en de kogel was door de

kerk, ik zou het orgelpunt van de hervorming van het Wetboek van Vennootschappen

bespreken, de hervorming van de BVBA. Enkele maanden later ging ik opnieuw naar een

uiteenzetting over het nieuwe Wetboek van Vennootschappen. Ditmaal was het onderwerp

minder ruim, enkel de hervorming van de BVBA kwam aan bod. Tijdens deze opleiding wezen

professor Maresceau (UGent) en professor Bruloot (UGent) mij op de wijzigingen die zich

voordeden sinds de eerste versie van het voorontwerp, uiteengezet op het colloquium op 8

november 2017. Dankzij deze uiteenzetting en mijn gesprekken met de professoren achteraf

kan ik deze masterproef vandaag accurater indienen.

Het kabinet van minister van Justitie Geens wil ik graag bedanken voor het interview dat ik

mocht afnemen. Met een actueel thema als dit behandeld in dit werk was het een grote

opluchting dat ik daar af en toe iemand kon contacteren om te vragen in welke fase de

hervorming zat. De kabinetsmedewerkers die ik daar ontmoette verzochten mij echter om hun

namen niet te vermelden in deze masterproef.

Last, but not least, gaat meer dank dan ik kan zeggen met woorden uit naar mijn ouders. Voor

de onvoorwaardelijke steun van de voorbije vier jaar en niet in het minst tijdens de afgelopen

maanden. En aan mijn vrienden, ik beloof dat jullie mij deze zomer meer zullen zien en dat ik

vanaf nu wel ga ingaan op de uitnodigingen voor de terrasjes, de zumba lessen en de

picknicks.

Page 4: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

III

Inhoudsopgave VERTROUWELIJKHEIDSCLAUSULE ------------------------------------------------------------------------------------------------------- I

WOORD VOORAF ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- II

INHOUDSOPGAVE -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- III

LIJST GEBRUIKTE AFKORTINGEN -------------------------------------------------------------------------------------------------------- V

LIJST TABELLEN, FIGUREN ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------- VI

1. INLEIDING ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 1

2. SITUERING ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 3

2.1 WAAROM MOET HET WVV HERVORMD WORDEN? ---------------------------------------------------------------------------- 3 2.1.1 Hervorming WVV, echt van kapitaal belang? ---------------------------------------------------------------------- 4

2.2 ALGEMEEN OVERZICHT HERVORMINGEN----------------------------------------------------------------------------------------- 4 2.3 TIJDLIJN HERVORMING WVV ----------------------------------------------------------------------------------------------------- 6 2.4 RESULTAAT HERVORMING WVV ------------------------------------------------------------------------------------------------- 8

2.4.1 Overzicht --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 8 2.4.1.1 Afschaffing onderscheid burgerlijke- en handelsvennootschappen --------------------------------------------------- 10 2.4.1.2 Beperking van het aantal vennootschapsvormen -------------------------------------------------------------------------- 12 2.4.1.3 Integratie van het verenigingsrecht in één WVV --------------------------------------------------------------------------- 14

2.4.2 Nieuw begrippenkader WVV ------------------------------------------------------------------------------------------ 15

3. OPRICHTING VAN DE BV ---------------------------------------------------------------------------------------------------------- 17

3.1 STATUTAIRE ZETEL ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 17 3.2 BESTUUR -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 23 3.3 SAMENSTELLEN EIGEN VERMOGEN ---------------------------------------------------------------------------------------------- 25

3.3.1 Kapitaal wordt ingebracht eigen vermogen ----------------------------------------------------------------------- 25 3.3.2 Verschillende soorten aandelen in de BV --------------------------------------------------------------------------- 35

3.3.2.1 Leeuwenbeding --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 36

4. WIJZIGING VAN HET EIGEN VERMOGEN ------------------------------------------------------------------------------------- 37

4.1 KAPITAALVERHOGING ------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 37 4.1.1 Toegestaan kapitaal ----------------------------------------------------------------------------------------------------- 38 4.1.2 Soortrechten --------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 39 4.1.3 Inschrijven op eigen aandelen ----------------------------------------------------------------------------------------- 40 4.1.4 Voorkeurrecht ------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 41 4.1.5 Inbreng in natura --------------------------------------------------------------------------------------------------------- 42 4.1.6 Inbreng van nijverheid -------------------------------------------------------------------------------------------------- 43

4.2 KAPITAALVERMINDERING -------------------------------------------------------------------------------------------------------- 44 4.2.1 Schuldeisersbescherming: dubbele uitkeringstest --------------------------------------------------------------- 44

4.2.1.1 Netto-actieftest --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 45 4.2.1.2 Liquiditeitstest ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 47

4.2.2 Uitstapmogelijkheden ten laste van de vennootschap --------------------------------------------------------- 50 4.2.3 Tussentijds dividend en interimdividend --------------------------------------------------------------------------- 52

4.3 OVERDRACHT VAN AANDELEN --------------------------------------------------------------------------------------------------- 53 4.3.1 Geschillenregeling -------------------------------------------------------------------------------------------------------- 54

5. WIJZIGING STATUTAIRE ZETEL -------------------------------------------------------------------------------------------------- 56

5.1 GRENSOVERSCHRIJDENDE OMZETTING ------------------------------------------------------------------------------------------ 56 5.2 EMIGRATIE ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 57 5.3 IMMIGRATIE ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 59

Page 5: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

IV

6. FAILLISSEMENT ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 60

6.1 ALARMBELPROCEDURE ----------------------------------------------------------------------------------------------------------- 61 6.2 BESTUURSAANSPRAKELIJKHEID -------------------------------------------------------------------------------------------------- 61

6.2.1 Aftoppen bestuursaansprakelijkheid -------------------------------------------------------------------------------- 61 6.2.2 Kennelijk grove fout ------------------------------------------------------------------------------------------------------ 65 6.2.3 Wrongful trading --------------------------------------------------------------------------------------------------------- 65

7. SLOT ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 67

8. BIBLIOGRAFIE ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- VII

9. BIJLAGEN ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ XI

BIJLAGE 1: TIJDLIJN HERVORMING WVV --------------------------------------------------------------------------------------------------- XI BIJLAGE 2: TOTSTANDKOMING VOORWVV ----------------------------------------------------------------------------------------------- XII BIJLAGE 3: MAGER SUCCES S-BVBA ------------------------------------------------------------------------------------------------------ XIII

Page 6: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

V

Lijst gebruikte afkortingen BCV Belgisch Centrum voor Vennootschapsrecht

BV besloten vennootschap

BVBA besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Comm.VA commanditaire vennootschap op aandelen

Comm.V commanditaire vennootschap

CV coöperatieve vennootschap

CVBA coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

CVOA coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid

EBVBA éénpersoonsvennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ESV economisch samenwerkingsverband

IPR internationaal privaatrecht

IVZW internationale vereniging zonder winstoogmerk

LV landbouwvennootschap

NV naamloze vennootschap

S-BVBA starter besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

SCE europese coöperatieve vennootschap

SE societas europaea

V.O.F. vennootschap onder firma

VoorWVV voorontwerp van de wet tot invoering van het Wetboek van Vennootschappen en

verenigingen

VSO vennootschap met sociaal oogmerk

VWEU Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

VZW vereniging zonder winstoogmerk

W. Kh. Wetboek van Koophandel

W. Venn. huidig Wetboek van Vennootschappen

WER Wetboek Economisch Recht

WIPR Wetboek van Internationaal Privaatrecht

WVV toekomstig Wetboek van Vennootschappen en verenigingen

Page 7: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

VI

Lijst tabellen, figuren Figuur 1: Oude structuur handels- en economisch recht (eigen werk)

Figuur 2: Nieuwe structuur ondernemersrecht (eigen werk)

Figuur 3: Overzicht structuur W. Venn. (Hellemans, 2017)

Figuur 4: Overzicht structuur WVV (Hellemans, 2017)

Figuur 5: Overzicht aantal vennootschapsvormen in W. Venn. en WVV (Peeters, 2018)

Figuur 6: Mogelijke structuur NV (eigen werk)

Figuur 7: Overzicht kapitaal in balans in BVBA, EBVBA en S-BVBA (eigen werk)

Figuur 8: Overzicht kapitaal in balans in BVBA, EBVBA en S-BVBA (eigen werk)

Figuur 9: Overzicht maximale schadevergoedingsbedragen (Tas & Steeno, 2018)

Page 8: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

1

1. Inleiding Toen minister van Justitie Koen Geens in zijn ‘sprong naar het recht van morgen’ zijn

toekomstplannen met het ondernemersrecht uit de doeken deed had hij het duidelijk niet over

een peuter die over een plasje water zou springen. Het wereldrecord dat Mike Powell in Tokio

vestigde met zijn sprong van maar liefst 8m94 kan beter gebruikt worden om Geens’ plannen

te visualiseren. Het werd namelijk al snel duidelijk dat de hervorming verregaande gevolgen

ging hebben.

Doordat het nieuwe Wetboek van Vennootschappen hervormingen doorvoert in bijna elke

levensfase van een vennootschap werd ervoor gekozen om in deze masterproef de

ontwikkeling van een vennootschap als rode draad te gebruiken.

De kers op de taart van de hervorming van het Wetboek van Vennootschappen is de

hervorming van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die in het

toekomstig recht de besloten vennootschap zal heten. In deze masterproef zal de levensloop

van deze vennootschapsvorm doorlopen worden. Telkens zal eerst het huidige recht uitgediept

worden, waarna het toekomstig recht aan de beurt is. Waar relevant zullen er hier enkele

kritische kanttekeningen aan toegevoegd worden.

De levensloop van de BV(BA) die hier behandeld wordt ziet er als volgt uit. Bij de oprichting is

de eerste keuze die de aandeelhouders moeten maken het land waar ze zich gaan vestigen.

Vervolgens dienen ze het recht te bepalen waaronder ze zich met de BV(BA) willen

organiseren. Nadat ze de statutaire zetel hebben gekozen moet beslist worden hoe ze hun

bestuur gaan organiseren. Daarna moeten ze de samenstelling van het eigen vermogen

bepalen. Na enige tijd dient het eigen vermogen van de vennootschap gewijzigd te worden.

Een kapitaalverhoging dringt zich op. Maar de aandeelhouders willen beloond worden voor

het ter beschikking stellen van hun geld, de BV(BA) besluit een kapitaalvermindering door te

voeren. Vervolgens worden er aandelen overgedragen. Tijdens de volgende fase van de

vennootschap besluiten de aandeelhouders of het bestuur dat ze hun statutaire zetel willen

verplaatsen. Er zal nagegaan worden hoe de grensoverschrijdende omzetting, de emigratie

en de immigratie plaatsvinden. Het verhaal eindigt echter in mineur, de onderneming belandt

in de alarmbelprocedure en moet het faillissement aanvragen. De laatste vraag die gesteld

wordt is in hoeverre de bestuurders aansprakelijk gesteld kunnen worden.

• statutaire zetel

• bestuur

• samenstellen EVoprichting

• kapitaalver-hoging

• kapitaalver-mindering

• overdracht aandelen

wijzigingEV

• grensoverschrij-dende omzetting

• emigratie

• immigratie

wijziging statutaire

zetel

• alarmbel-procedure

• bestuursaan-sprakelijkheid

faillisse-ment

Page 9: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

2

Belangrijk is op te merken dat deze masterproef werd geschreven voor de wetteksten omtrent

deze hervorming werden gepubliceerd. Bijgevolg steunt deze tekst voornamelijk op lezingen

waar het tot nu toe confidentiële voorontwerp werd besproken. Er moeten derhalve een aantal

zaken in het achterhoofd gehouden worden. Ten eerste is het niet zeker in welke mate het

voorontwerp omgezet zal worden. Ten tweede is het belangrijk op te merken dat het mogelijk

is dat deze masterproef het positieve van de omzetting te veel benadrukt doordat ze omwille

van de beschikbaarheid van informatie voor het merendeel gebaseerd is op de publicaties

van de experten die meewerkten aan het voorontwerp van het nieuwe Wetboek van

Vennootschappen. Ten derde komen de wetteksten uit het voorontwerp die in deze

masterproef vermeld worden voor het merendeel uit de eerste versie van het voorontwerp. Het

is bijgevolg dus mogelijk dat de nummers van de wetten en zelfs de inhoud hiervan niet

overeenkomen met latere versies van het voorontwerp of van de uiteindelijk gepubliceerde

wet.

Het kabinet van de minister van justitie koos er voor om het voorontwerp van 20 juli 2017 te

bezorgen aan verschillende belangengroepen. Er werd hen echter opgelegd om het

voorontwerp niet zelf te verspreiden. Op 8 november 2017 deden de experten van het BCV

tijdens een colloquium georganiseerd door Larcier de hervorming van het Vennootschapsrecht

uit de doeken. Naar aanleiding van dit event schreven enkele professoren over de

aankomende wijzigingen. Tijdens dit colloquium dachten de professoren en de wetgever dat

het nieuwe Wetboek van Vennootschappen gestemd zou worden net na de kerstvakantie van

2017. Dit bleek echter ijdele hoop te zijn. Vandaag, 3 juni 2018, kunnen zelfs de professoren

die meewerkten aan de hervorming niet meer vertellen aan welke versie van het voorontwerp

ze aan het sleutelen zijn (persoonlijke communicatie met K. Maresceau, 26 april 2018). Het

kabinet van minister Geens koos ervoor om de versies van het voorontwerp, volgende op het

eerste van 20 juli 2017, niet langer te verspreiden en ook de professoren werden verzocht om

niet langer wetsartikelen te verspreiden (persoonlijke communicatie met

kabinetsmedewerkers, 17 april 2018). Dit heeft tot gevolg dat deze masterproef voornamelijk

gebaseerd is op de eerste versie van het voorontwerp. Waar er echter toch recentere info

weergegeven wordt zal dit duidelijk vermeld zijn.

Bij de personen die betrokken waren bij het voorontwerp is de gewoonte ingeburgerd om het

toekomstige Wetboek van Vennootschappen en verenigingen af te korten met ‘WVV’ (Bevers

& Van Riel, 2017). Deze paper zal ‘VoorWVV’ gebruiken om de artikelen uit het voorontwerp

te citeren.

Page 10: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

3

2. Situering 2.1 Waarom moet het WVV hervormd worden? ‘Wij zijn een land met zeer veel ondernemers. Alleen worden ze niet steeds in die zin bekeken.

Vrije beroepen, vzw’s en landbouwbedrijven runnen ook elke dag hun bedrijf of organisatie.

Dat ondernemerschap moeten we blijven ondersteunen en stimuleren. Een aantrekkelijk

investeringsland blijven is een absolute vereiste, we mogen niet achterophinken door niet

aangepaste wetgeving of rechtspraak. Dat is belangrijk voor de tewerkstelling in ons land.’

(Geens, 2017b, p.1).

In de bovenstaande quote van minister van justitie Koen Geens komen de twee voornaamste

beweegredenen voor de hervorming van het vennootschapsrecht aan bod. Ten eerste wil de

minister het Belgische vennootschapsrecht internationaal op de kaart zetten. Het Belgische

vennootschapsrecht moet opnieuw een attractief geheel worden. Zoals later in dit werk

aangekaart zal worden is het vennootschapsrecht niet de sleutel tot het aantrekken van

buitenlandse investeerders, maar speelt het wel een belangrijke rol (Wyckaert & Culot, 2017).

Ten tweede wil de wetgever de binnenlandse bedrijven een efficiënter werkinstrument

aanreiken.

Het uitgangspunt van de verandering was het Belgisch vennootschapsrecht minder rigide

maken. Indien een dwingende regel niet dient om de belangen van een stakeholder te

beschermen werd deze afgeschaft of van suppletief recht gemaakt (Wyckaert & Culot, 2017).

Een voorbeeld van een artikel dat vroeger van dwingend recht was en in het voorontwerp van

suppletief recht is gemaakt is artikel 249 W.Venn. Dit artikel bepaalt in het kort dat de

overdracht van aandelen in een BVBA slechts mogelijk is met een versterkte meerderheid,

bovendien kunnen de statuten deze regel enkel verstrengen, versoepeling is niet mogelijk. In

het nieuwe Wetboek van Vennootschappen wordt deze dwingende regel van suppletief recht,

bijgevolg kunnen de statuten afwijken van deze wet omtrent de aandelenoverdracht bij de BV.

Het spreekt voor zich dat er bij de verandering van het vennootschapsrecht rekening moest

worden gehouden met de Europese Richtlijnen. Dat is één van de redenen waarom er

nauwelijks geraakt werd aan de kapitaalvereisten bij de NV (Richtlijn EU 2017/1132 van het

Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017).

Bij de opstelling van het voorontwerp waren de experts zich er van bewust dat de flexibilisering

er niet voor mocht zorgen dat er lacunes in de wet ontstonden. In het voorontwerp werden dan

ook duidelijke default regelingen opgenomen. Deze suppletiefrechtelijke regels bevatten een

duidelijke en uitgewerkte regeling voor het geval dat de opstellers van de statuten een

bepaalde materie niet geregeld hebben (Bruloot, De Wulf & Maresceau, 2018).

Page 11: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

4

Bovendien hebben ze gepoogd te vermijden dat ondernemers omwille van de omzetting van

het recht kosten moeten maken. Om hun taak nog meer te bemoeilijken keken ze er ook op

toe de fiscale impact van de wetswijzigingen zo klein mogelijk te houden (Verslag

Kamercommissie, 2015).

2.1.1 Hervorming WVV, echt van kapitaal belang? Wanneer ondernemingen bepalen waar ze hun onderneming gaan starten of naar welk land

ze gaan uitbreiden is het toepasselijke vennootschapsrecht niet het eerste waar ze rekening

mee houden (Geens, 2011). Het ondernemersklimaat wordt bepaald door politieke stabiliteit,

de aanwezigheid van de productiefactoren, sociale rust en zo meer. De ondernemer ligt minder

wakker van de vraag of de juridisch meest geschikte vennootschapsvorm wel voor handen is

in een bepaald land.

Bovendien is het vennootschapsrecht zelfs niet één van de belangrijkste factoren die de

werking van de onderneming als juridische entiteit bepalen. Het vennootschapsrecht en het

boekhoudrecht worden verondersteld als geheel de fiscaliteit aan te sturen, maar in de

werkelijkheid lijkt het veelal omgekeerd (BCV, 2015) .

Ondanks deze twee kritische opmerkingen mag de impact van een logisch en inhoudelijk goed

gestructureerd Wetboek van Vennootschappen niet onderschat worden (Geens, 2011).

2.2 Algemeen overzicht hervormingen Figuur 1: Oude structuur handels- en economisch recht (eigen werk):

Het huidige wetboek handels- en economisch recht bestaat uit drie verschillende wetboeken

namelijk het Wetboek van Koophandel, het Wetboek van Vennootschappen en het Wetboek

van Economisch recht. Het Wetboek van Koophandel is van toepassing op alle handelaars en

is eigenlijk een aanvulling van het burgerlijk recht. Het Wetboek van Vennootschappen regelt

de handelsactiviteit of burgerrechtelijke activiteit wanneer deze verricht wordt onder de vorm

van een vennootschap. Daarentegen is het Wetboek van Economisch recht van toepassing

op alle ondernemingen en ordent en stuurt het het economische leven (Dirix, Steennot &

Vanhees, 2014).

Wetboek van Koophandel Wetboek van Vennootschappen Wetboek van Economisch recht

Handels- en economisch recht

Page 12: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

5

Samenvattend is het Wetboek van Koophandel van toepassing op iedereen die daden van

koophandel stelt en handelaar is, het Wetboek van Vennootschappen dient gevolgd te worden

door alle vennootschappen en het Wetboek van Economisch recht is van kracht voor alle

ondernemingen. Artikel 2 en 3 W. Kh. vermeldde wat daden van koophandel zijn. Het

ondernemingsbegrip is echter veel ruimer dan het handelaarsbegrip. Landbouwactiviteiten,

vrije beroepers, delfstofnijverheid waarbij de grondstof niet verwerkt wordt zijn allen geen

daden van koophandel, maar het zijn wel ondernemingen (Dirix, Steennot & Vanhees, 2014).

In zijn ‘sprong naar het recht van morgen’ deed minister Geens (2016) uit de doeken hoe hij

het ondernemingsrecht wil moderniseren. Enerzijds wil hij het economisch recht hervormen.

De voorbije jaren werd het Wetboek van Koophandel al grotendeels ontmanteld doordat het

onderscheid tussen burgerlijke- en handelszaken voorbijgestreefd is. Dit proces zal afgerond

zijn wanneer boek II van het Wetboek van Koophandel inzake zeevaart en binnenvaart in de

Scheepvaartwetboeken staat en wanneer het verzekeringsrecht in het nieuwe Wetboek

verzekeringsrecht is opgenomen. Geens droeg zijn steentje in dit proces bij door de resterende

onderdelen van het Boek II Wetboek van Koophandel op te nemen in het WER. Maar niet

enkel de laatste onderdelen van het Wetboek van Koophandel werden aan het Wetboek

Economisch recht toegevoegd, ook de Wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit

van de ondernemingen en de Faillissementswet van 8 augustus 1997 werden gewijzigd en

toegevoegd aan het WER door middel van boek XX. Anderzijds wil minister Geens ook het

Wetboek van Vennootschappen herzien. Deze hervorming, en meer specifiek de hervorming

van de BVBA zal in dit werk besproken worden. De structuur van het ondernemingsrecht zal

er in de toekomst dan ook als volgt uitzien:

Figuur 2: Nieuwe structuur ondernemersrecht (eigen werk):

Op 11 september 2017 verscheen in het Belgisch Staatsblad de Wet van 11 augustus 2017

die aan het Wetboek van Economisch Recht een nieuw Boek XX toevoegt. Doordat het

handelaarsbegrip vervangen werd door het ondernemingsbegrip wordt voortaan elke

ontwikkeling van economisch activiteit als onderneming beschouwd en kunnen ze allen failliet

verklaard worden. Het nieuwe insolventierecht, beschreven in boek XX, is in werking getreden

op 1 mei 2018.

Wetboek van Koophandel Wetboek van Vennootschappen Wetboek van Economisch recht

+ Boek XX WER

Ondernemingsrecht

Page 13: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

6

2.3 Tijdlijn hervorming WVV Op het verloop van de hervorming van het Wetboek van Vennootschappen zal dieper ingegaan

worden. Tijdens het schetsen van deze tijdlijn (bijlage 1) zal duidelijk worden waarom de

hervorming zo cruciaal is.

Op 18 mei 1873 werd boek I titel IX toegevoegd aan het Wetboek van Koophandel, de eerste

vennootschapswet was geboren. Dit deel onderging een coördinatie bij het KB van 22 juli 1913

en het KB van 30 november 1935. De wet van 7 mei 1999 voerde het Wetboek van

Vennootschappen in. Toen werden de ‘samengeschakelde wetten op de

handelsvennootschappen’ vervangen door één wetboek. Een oefening waarbij huidig minister

van Justitie Geens overigens één van de vier spilfiguren was. Dit Wetboek van

Vennootschappen werd in de loop der jaren aangevuld met tal van vennootschapsrichtlijnen,

vennootschapsvormen, innovaties en zo meer waardoor ook in het Wetboek van

Vennootschappen vandaag de typisch Belgische neiging tot aanbouw zichtbaar wordt (BCV,

2015).

In 2003 liet de Europese wetgever met het Company Law Action Plan duidelijk blijken dat het

vennootschapsrecht haar niet langer interesseerde. Dit betekende het startschot voor de

lidstaten in de strijd om het aantrekkelijkste vennootschapsrecht (Geens, 2011). België zette

bijgevolg de achtervolging in en begon aan het vernieuwen van het hopeloos verouderde

Wetboek van Vennootschappen.

Het was minister van Justitie Koen Geens die reeds voor zijn politieke carrière pleitte voor een

hervorming van het vennootschapsrecht (Geens, 2011). Toen hij minister van financiën en

later minister van justitie werd zag hij zijn kans schoon en zette hij alles in het werk om deze

hervorming mogelijk te maken.

In 2012 richtte hij samen enkele andere professoren van Belgische universiteiten het Belgisch

Centrum voor het Vennootschapsrecht, afgekort het BCV, op. Uiteindelijk zouden het BCV,

een vierkoppig redactiecomité, 14 andere vennootschapsexperten, de FOD Justitie en het

kabinet Geens (bijlage 2) zorgen voor de totstandkoming van het voorontwerp WVV (Bruloot,

De Wulf & Maresceau, 2018).

Op 28 maart 2014 stelde de leden van het BCV voor hoe de modernisering van het

vennootschapsrecht er volgens hen moest uitzien. Na dit colloquium startte het overleg met

de belangengroepen. Deze samenwerking resulteerde in de beleidsnota van het moderne

Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen die in juli 2015 aan de minister van Justitie

werd overhandigd. In oktober werd deze beleidsnota in de Commissie voor handels- en

economisch recht van de Kamer van Volksvertegenwoordigers besproken. Op 3 december

Page 14: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

7

2015 vond uiteindelijk de gedachtewisseling plaats over de modernisering van het

vennootschapsrecht tussen de Kamercommissie voor handels- en economisch recht, de

minister van justitie en de deskundigen van het BCV (BCV, 2015). Toen ook hier groen licht

gegeven werd voor de voorstellen gaf de minister het redactiecomité de opdracht een

voorontwerp van de wet uit te schrijven (Verslag Kamercommissie, 2015).

Op 20 juli 2017 keurde de Ministerraad het ‘Voorontwerp van wet tot uitvoering van het

Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen’ goed en

werd het voor advies naar de Raad van State gezonden.

Het is belangrijk om op te merken dat deze masterproef voornamelijk geschreven werd op

basis van de uiteenzetting tijdens het colloquium van 8 november 2017 georganiseerd door

Larcier, de beleidsnota van oktober 2015 en de gedachtewisseling in de Kamer van december

2015. Na deze eerste versie van het voorontwerp WVV zijn er nog veel artikels gewijzigd. De

wetgever koos er echter voor om de verdere besprekingen niet meer te publiceren. Het is

bijgevolg mogelijk dat om deze reden enkele van de artikels die in deze masterproef vermeld

staan in de uiteindelijke wet niet terug te vinden zijn dan wel in een andere vorm.

Tijdens de uiteenzetting van hoe het nieuwe BV(BA) recht er zal uitzien vertelde Prof. dr.

Bruloot (2018) dat het voorontwerp WVV voltooid is. Aangezien het fiscaal- en het

boekhoudrecht nog niet klaar is met de noodzakelijke aanpassingen ingevolge de wijzigingen

van het WVV kan het voorontwerp nog niet naar het parlement gestuurd worden. Volgens Prof.

dr. Bruloot (2018) laat de wijziging in deze twee aanverwante domeinen zo lang op zich

wachten door het gegeven dat de bevoegde minister voor het fiscaal en boekhoudrecht, Johan

Van Overtveldt, niet dezelfde minister is die betrokken was bij de hervorming van het WVV.

Ook het feit dat minister Van Overtveldt en minister Geens lid zijn van een verschillende partij

zal het proces niet versnellen. Prof. dr. Bruloot concludeert dat het beter was geweest om het

fiscaal en boekhoudrecht samen met het vennootschapsrecht te hervormen in de plaats van

dit proces na elkaar te laten plaatsvinden, met het gelobby van belangengroepen tot gevolg

(persoonlijke communicatie, 26 april 2018).

Op 25 mei 2018 heeft de ministerraad na een tweede lezing de hervorming goedgekeurd. Het

kabinet van de minister van Justitie denkt dat de minister het wetsontwerp in de commissie

van handels- en economisch recht zal inleiden op 6 juni. Indien het wetsontwerp ook hier

goedgekeurd wordt, wordt het voorgelegd aan het parlement. Indien ook deze hun zegen

geven volgt er nog de bekrachtiging en afkondiging door de Koning. De wet treedt dan in

werking op de tiende dag na de publicatie in het Belgisch staatsblad (Bpol, 2016).

Recent hebben de experten van het BCV beslist dat het nieuw Wetboek van Vennootschappen

ingaat op 1 januari 2019 voor nieuwe vennootschappen en op 1 januari 2020 voor bestaande

Page 15: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

8

vennootschappen, ongeacht wanneer het voorontwerp WVV goedgekeurd wordt (Maresceau

& Bruloot, 2018).

Er werd echter een opt-in regeling voorzien voor bestaande vennootschappen, verenigingen

en stichtingen die voor die datum het nieuwe wetboek al van toepassing willen maken en dit

door een statutenwijziging door te voeren.

Vennootschappen die hier niet voor kiezen moeten hun statuten toch in overeenstemming

brengen met het nieuwe wetboek bij de eerstvolgende statutenwijziging. Deze

statutenwijziging moet uiterlijk op 1 januari 2024 plaatsgevonden hebben (Tas & Steeno,

2018).

De dwingende regels in de nieuwe wet worden echter van kracht 10 dagen na de publicatie in

het Belgisch Staatsblad. Statutaire bepalingen die strijdig zijn met dwingende bepalingen uit

het toekomstig recht worden van rechtswege als niet geschreven beschouwd (Nelissen Grade,

2017).

Het is opmerkelijk dat minister Geens een nieuwe orgaan creëerde om hem te helpen bij de

hervorming van het vennootschaps- en verenigingsrecht terwijl hij de Centrale Raad voor het

Bedrijfsleven zelfs niet om advies heeft gevraagd (CRB, 2017). Volgens artikel XIII:1 Wet

houdende invoeging van het boek XIII ‘Overleg’, in het Wetboek van economisch recht bestaat

hun opdracht nochtans ‘in het uitbrengen aan de Wetgevende Kamers, aan de Ministerraad,

aan een of meerdere ministers of aan enige andere federale overheidsinstantie, hetzij uit eigen

beweging, hetzij op aanvraag van deze overheidsorganen en onder de vorm van schriftelijke

verslagen, van alle adviezen of voorstellen omtrent de vraagstukken die betrekking hebben op

's lands bedrijfsleven.’ Ondanks de voorkeur van de minister voor de opinie van zijn (ex-)

collega’s en (ex-) medevennoten vroeg de CRB of ze alsnog hun advies mochten uitbrengen.

Op 20 september 2017 bracht de CRB haar advies uit (CRB, 2017). Ze bemerkten in dit advies

echter wel dat het betrekken van de CRB in het laatste stadium van het opmaken van het

voorontwerp gevolgen zal hebben voor de sociale gesprekspartners.

2.4 Resultaat hervorming WVV

2.4.1 Overzicht Drie krachtlijnen vatten de verandering in het vennootschapsrecht samen (François &

Hellemans, 2017). Ten eerste wordt het verschil tussen de burgerlijke- en de

handelsvennootschap afgeschaft. Ten tweede worden het aantal vennootschapsvormen

beperkt en ten derde worden zowel vzw’s als stichtingen ook aanzien als ondernemingen.

Page 16: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

9

Deze drie veranderingen komen ook tot uiting wanneer de structuur van het W. Venn. en dat

van het WVV vergeleken wordt. In het toekomstig recht is er nog steeds een boek dat de

bepalingen bevat die gemeenschappelijk zijn aan alle rechtspersonen geregeld in het wetboek,

maar is er geen gemeenschappelijk boek meer voor alle er in voorkomende vennootschappen.

Later in dit werk zal blijken dat er in het toekomstig recht geen boek meer is specifiek voor alle

vennootschappen doordat het onderscheid tussen burgerlijke- en handelsvennootschappen

niet meer relevant is. Wanneer de twee ‘vennootschapshuizen’ vergeleken worden valt ook

direct op dat er minder aparte boeken zijn doordat er minder vennootschapsvormen zijn, maar

dat er wel drie boeken zijn bijgekomen die de wetten van de VZW, IVZW en de Stichting

behandelen.

Figuur 3: Overzicht structuur W. Venn. (Hellemans, 2017):

Page 17: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

10

Figuur 4: Overzicht structuur WVV (Hellemans, 2017):

Het nieuwe Wetboek van Vennootschappen zal bestaan uit vier delen. Deze vier delen zijn

nogmaals opgedeeld in veertien boeken. Bij de nummering van de wetten verwijst het eerste

cijfer telkens naar het boek waarin de desbetreffende wet terug gevonden kan worden.

2.4.1.1 Afschaffing onderscheid burgerlijke- en handelsvennootschappen Artikel 2 en 3 W. Kh., sommen de daden van koophandel op. Zoals ut supra reeds vermeld

vallen landbouwactiviteiten, vrije beroepen, onthaalhouders en zo meer niet onder deze

definitie. Een handelaar is iemand die zijn beroep maakt van het verrichten van daden van

koophandel. Hierbij is de daad van koophandel die hij stelt een duurzame activiteit die hij

uitoefent als zelfstandige en waarmee hij winst nastreeft (Dirix, Steennot & Vanhees, 2014).

Het burgerlijke of commerciële karakter van een vennootschap wordt bepaald door het

statutaire doel. De burgerlijke vennootschap die geen handelsdaden stelt volgens de statuten

moet toch de vorm van een handelsvennootschap aannemen indien die rechtspersoonlijkheid

wil verkrijgen (artikel 3 W. Venn.). De fysieke persoon achter de vennootschap wordt slechts

handelaar wanneer hij handelsdaden stelt. De voorwaarden en de mogelijkheden verbonden

aan de handelsvennootschap worden bepaald door de gekozen vennootschapsvorm (Dirix,

Steennot & Vanhees, 2014).

In het nieuwe Wetboek van Vennootschappen wordt het onderscheid tussen burgerlijke- en

handelsvennootschappen afgeschaft. Enerzijds doet de wetgever dit doordat het onderscheid

achterhaald is. Niet alleen de lijn tussen economische- en handelsactiviteiten is heel vaag, ook

het winstoogmerk is niet altijd duidelijk. Al in 1973 oordeelde het Hof van Cassatie dat een

zwembad geëxploiteerd door een priester ten dienste van de parochie niet beschouwd kon

Page 18: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

11

worden als een handelsonderneming door het gebrek aan winstoogmerk (Dirix, Steennot &

Vanhees, 2014). Anderzijds ligt deze beslissing in het verlengde van de nieuwe verruimde

definitie van ondernemingen die teruggevonden wordt in boek XX van het WER.

Krachtens artikel XX.1.§1. WER zijn voor de toepassing van Boek XX ondernemingen: ‘iedere

natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent, iedere rechtspersoon en

iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid tenzij die organisatie geen

uitkeringsoogmerk heeft en ook in feite geen uitkeringen verricht aan haar leden of aan

personen die een beslissende invloed uitoefenen op het beleid van de organisatie.’

Voortaan worden alle vennootschappen, alsook verenigingen zonder winstoogmerk (VZW’s),

internationale verenigingen zonder winstoogmerk (IVZW’s) en stichtingen dus aanzien als

ondernemingen (François & Hellemans, 2017). Het lijkt dan ook logisch dat al deze

ondernemingen indien ze georganiseerd zijn als een vennootschap vallen onder één Wetboek

van Vennootschappen. Meer hierover kan terug gevonden worden onder het punt ‘Integratie

van het verenigingsrecht in één WVV’ ut infra.

De afschaffing van het onderscheid tussen burgerlijke en handelsvennootschappen heeft

enkele consequenties. Ten eerste worden zowel burgerlijke vennootschappen met een

economische activiteit als handelsvennootschappen onderworpen aan het

ondernemingsrecht, en in het bijzonder aan het insolventierecht. Bijgevolg kunnen in de

toekomst ook vrije beroepers failliet verklaard worden. Ten tweede wordt de

ondernemingsrechtbank de ‘huisrechtbank’ in het nieuwe Wetboek van Vennootschappen

(François & Hellemans, 2017).

Page 19: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

12

2.4.1.2 Beperking van het aantal vennootschapsvormen Figuur 5: Overzicht aantal vennootschapsvormen in W. Venn. en WVV (Peeters, 2018):

In het huidige Wetboek van Vennootschappen heeft de oprichter van een vennootschap de

keuze tussen heel wat verschillende vormen. Artikel 2 W. Venn. lijst ze allen op. ‘De

maatschap, de tijdelijke handelsvennootschap en de stille handelsvennootschap hebben geen

rechtspersoonlijkheid. Dit wetboek erkent als handelsvennootschap met rechtspersoonlijkheid:

de vennootschap onder firma (V.O.F.), de gewone commanditaire vennootschap (Comm.V)

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BVBA), de coöperatieve

vennootschap, die zowel met beperkte aansprakelijkheid (CVBA), als met onbeperkte

aansprakelijkheid, (CVOA), kan zijn, de naamloze vennootschap (NV), de commanditaire

vennootschap op aandelen (Comm. VA), het economisch samenwerkingsverband (ESV), de

Europese vennootschap (SE.), de Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE.). Het erkent

als burgerlijke vennootschap met rechtspersoonlijkheid de landbouwvennootschap (LV).’

Daarnaast voegde artikel 211 en 211bis W. Venn. nog twee varianten van de BVBA toe,

namelijk de éénpersoonsvennootschap met beperkte aansprakelijkheid (EBVBA) en de starter

besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (S-BVBA). Elk van de

vennootschapsvormen vermeld in artikel 2 § 2 W. Venn, met uitzondering van Societas

Europaea (SE) en Societas Cooperativa Europaea (SCE), kunnen gebruikt worden om een

W. Venn. WVV

Maatschap

Tijdelijke handelsvennootschap Maatschap

Stille handelsvennootschap

VOF VOF

Comm. V. Comm.V.

BVBA

S-BVBA BV

EBVBA

NV NV

CVBA CV/BV

CVOA afgeschaft --> VOF

Comm. VA afgeschaft --> NV 1 bestuurder

ESV/EESV afgeschaft --> VOF/EESV

SE SE

SCE SCE

W. Venn. WVV

afgeschaft --> VOFLO

afgeschaft --> CommVLO

afgeschaft --> BVLO

afgeschaft --> CVLO

CVOA-SO

CVBA-SO afgeschaft --> CVSO

LV

Page 20: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

13

vennootschap met een sociaal oogmerk (VSO) op te richten (artikel 661 W. Venn.). In de tabel

ut supra werd echter enkel de vorm CVOA-SO en CVBA-SO opgenomen omdat dit de meest

gebruikte structuren zijn.

Wanneer de vergelijking tussen de twee hierboven afgebeelde structuren van de Wetboeken

van Vennootschappen gemaakt wordt valt er op dat er in het nieuwe ‘huis’ slechts vier boeken

overblijven die elk een vennootschapsvorm behandelen. In het nieuwe Wetboek van

Vennootschappen lijken er op het eerste zicht veel vennootschapsvormen te zijn verdwenen.

Doch blijft het meestal toch mogelijk om de oude vennootschapsvormen te construeren.

De maatschap wordt de enige personenvennootschap en kan gemoduleerd worden tot een

stille handelsvennootschap of een tijdelijke handelsvennootschap. Mits bepaalde formaliteiten

kan ze rechtspersoonlijkheid verwerven, zo kan ze een VOF of een Comm. V. worden (BCV,

2015). Een VOF is in se een maatschap met rechtspersoonlijkheid en een Comm. V kan in

essentie herleid worden tot een VOF met een stille vennoot. De ESV wordt opgeslorpt door de

VOF. De maten blijven wel steeds hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk (Geens, 2011).

De NV, de BV en de CVBA zijn de overgebleven kapitaalvennootschappen. De coöperatieve

vennootschap met beperkte aansprakelijkheid sluit aan bij de BV, maar het coöperatief

gedachtegoed werd wettelijk verankerd (BCV, 2015).

Vandaag kiezen veel vrije beroepers voor de coöperatieve vennootschap omwille van de

statutaire soepelheid en omwille van de mogelijkheid vennoten uit te sluiten en te laten

uittreden zonder statutenwijziging en buiten de regels over de inkoop van eigen aandelen om

(Bruloot, De Wulf & Maresceau, 2018). De CV is in het voorontwerp echter voorbehouden voor

de echte coöperatieven. Vennootschappen die vandaag als CV georganiseerd zijn maar niet

voldoen aan de nieuwe definitie ervan zullen moeten omgevormd worden tot een BV. Dit heeft,

zoals verder in deze tekst zal blijken, tot gevolg dat de wetgever veel regels uit de CVBA moest

overzetten naar de BV.

De CV, en enkel de CV, kan zich ook als sociale onderneming laten erkennen, waardoor ook

de VSO gemodelleerd kan worden (Van Gerven, 2017). Artikel 8:3 VoorWVV bepaalt: ‘Een CV

kan zich laten erkennen indien haar voornaamste doel erin bestaat om haar aandeelhouders

een economisch of sociaal voordeel te verschaffen ter bevrediging van hun beroeps- of

persoonlijke behoeften.’ Twee kritische opmerkingen kunnen gemaakt worden omtrent deze

definitie. Ten eerste is de vereiste voor een CV om erkend te worden als VSO anders dan de

vereiste om een erkende CV te worden. Ten tweede valt het nauwelijks falsifieerbaar karakter

van de criteria om als VSO erkend te worden op. Indien een CV ‘tot hoofdzakelijk doel heeft

om in het algemeen belang een positieve maatschappelijke impact te bewerkstelligen op de

Page 21: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

14

mens, het milieu of de samenleving’, kan ze namelijk als sociale onderneming erkend worden

(De Wulf, 2017a, p.15).

Door de afschaffing van de pluraliteitsvereiste wordt de EBVBA overbodig, en door de

afschaffing van het kapitaal meteen ook de S-BVBA. De NV, die de dwingende rechtsvorm is

voor genoteerde vennootschappen, kan ook bestuurd worden door één persoon waardoor het

een volwaardig alternatief vormt voor de commanditaire vennootschap op aandelen (BCV,

2015). De Comm. VA wordt op die manier ingekanteld in de NV (François & Hellemans, 2017).

De afschaffing van deze vennootschapsvorm was een uitdrukkelijke wens van de minister

(Geens, 2011). Waarom deze vennootschapsvorm moest verdwijnen is Prof. dr. De Wulf

(2017a, p.14) echter niet duidelijk, ‘het is een vennootschapsvorm die weinig voorkomt, maar

schaadt anderzijds niemand en wordt frequent ingezet in de wereld van de

investeringsfondsen.’

De VOF, Comm. V., BV en CV kunnen erkend worden als landbouwonderneming (François &

Hellemans, 2017).

Vennootschappen die ten onrechte over het label erkende CV, landbouwonderneming of

sociale onderneming beschikken kunnen door de ondernemingsrechtbank, het openbaar

ministerie of elke belanghebbende ontbonden worden (artikel 8:5 en 8:6 VoorWVV).

2.4.1.3 Integratie van het verenigingsrecht in één WVV De Wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en

de Europese politieke partijen en stichtingen die voorheen te vinden was in het Burgerlijk

Wetboek zal voortaan terug te vinden zijn in het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en

Verenigingen. In het nieuwe ‘huis’ kunnen in deel 3 de boeken 9, 10 en 11 teruggevonden

worden. Deze bespreken respectievelijk de vereniging zonder winstoogmerk, de internationale

vereniging zonder winstoogmerk en de stichtingen.

De onduidelijke betekenis van het begrip winstoogmerk zorgde er niet enkel voor dat het

verschil tussen burgerlijke- en handelsactiviteiten achterhaald was, ook het verschil tussen

vennootschappen en verenigingen vervaagde erdoor (BCV, 2015). De troebele afbakening

tussen de hybride VSO en de VZW met hoofdzakelijke dan wel bijkomende handelsactiviteiten

is daarvan een goed voorbeeld. Daarnaast ligt de integratie van deze wetboeken in het

verlengde van het nieuwe verruimde ondernemersbegrip van het WER (François & Hellemans,

2017). Volgens het voorontwerp is namelijk iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een

beroepsactiviteit uitoefent, iedere rechtspersoon en iedere andere organisatie zonder

rechtspersoonlijkheid een onderneming. Alle vennootschappen, VZW’s, IVZW’s en stichtingen

worden dus met andere woorden als ondernemingen aanzien. De integratie van het

Page 22: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

15

vennootschaps- en verenigingsrecht is eigenlijk logisch. Tot vandaag was het namelijk zowel

bij de wetgever als bij de praktijk de gewoonte om bij lacunes in het verenigingsrecht inspiratie

te zoeken in het vennootschapsrecht (BCV, 2015).

Voortaan mogen zowel de vennootschap als de vereniging winstgevende

ondernemingsactiviteiten uitvoeren. Bij de vennootschap mag het economisch voordeel aan

de aandeelhouders uitgekeerd worden terwijl dit in de vereniging moet dienen om het ideële

doel van de VZW te bereiken (BCV, 2015). Prof. dr. François en Prof. dr. Hellemans (2017,

p.14) spreken dan ook van het nieuwe summa divisio: ‘To distribute or not to distribute, that’s

the question.’ Dit heeft tot gevolg dat iedereen die ondernemer is failliet kan gaan, ongeacht

de gekozen rechtsvorm. Ook hierdoor komt het onderscheid tussen burgerlijke en

handelszaken aan zijn einde.

In het voorontwerp wordt een inhoudelijke stroomlijning teruggevonden, doch blijft de

eigenheid van de vennootschap, de vereniging en de stichting behouden (François &

Hellemans, 2017). Daarnaast doet de feitelijke vereniging zijn intrede als vereniging zonder

rechtspersoonlijkheid (François & Hellemans, 2017). De VZW, IVZW en de stichting blijven net

als in het huidige wetboek rechtspersoonlijkheid genieten.

2.4.2 Nieuw begrippenkader WVV In het nieuwe WVV werd er gesleuteld aan heel wat definities en begrippen. Hier worden enkel

de relevante wijzigingen voor het behandelde onderwerp weergegeven.

In haar eerste advies uitte de Raad van State al meteen haar kritiek op de naam besloten

vennootschap. Ten eerste hoeft de BV helemaal niet besloten te zijn, zoals later in dit werk zal

blijken kan deze vennootschapsvorm zelfs heel open zijn. Ten tweede vindt de Raad van State

dat de Nederlandstalige term niet correspondeert met de Franstalige term société à

responsabilité limité (Bevers & Van Riel, 2017). Het kabinet van de minister van justitie koos

er echter voor om deze kritiek naast zich neer te leggen en de term BV te behouden

(persoonlijke communicatie met kabinetsmedewerkers, 17 april 2018).

De nieuwe definitie van vennootschap luidt als volgt: ‘Een vennootschap wordt opgericht bij

een rechtshandeling door één of meer personen, vennoten genaamd, die een inbreng doen.

Zij heeft een vermogen en stelt zich de uitoefening van één of meer welbepaalde activiteiten

tot voorwerp. Zij heeft tot doel aan de vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks

vermogensvoordeel uit te keren of te bezorgen.’ (artikel 1:1 VoorWVV). Eénhoofdigheid wordt

dus het uitgangspunt, pluraliteit is niet langer een vereiste. Er wordt geen onderscheid gemaakt

tussen een natuurlijke persoon of een rechtspersoon als oprichter. Het woord ‘contract’ dat

Page 23: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

16

wordt terug gevonden in de definitie van de huidige vennootschap (artikel 1 W. Venn.) werd

niet opgenomen in de definitie in het voorontwerp. Bijgevolg werd artikel 3 §1 W. Venn. niet

hernomen in het VoorWVV, doch blijft het algemeen recht inzake contractuele verbintenissen

zijn rol spelen (François & Hellemans, 2017). Het dient opgemerkt te worden dat de

gemeenrechtelijke geldigheidsvereisten voor rechtshandelingen vervuld moeten blijven (artikel

1108 e.v. B.W.).

Een vennootschap heeft voortaan één of meerdere welbepaalde activiteiten tot voorwerp. De

(statutaire) doel-vereiste van het vorige wetboek wordt dus vervangen door een voorwerp-

vereiste. Het was de minister zelf die het huidige woord doel liet vervangen door voorwerp,

wat dichter aanleunt bij ‘objet’ (De Wulf, 2017a). De vennootschap heeft echter wel tot doel

om aan de aandeelhouders, rechtstreeks of onrechtstreeks, een vermogensvoordeel uit te

keren. Hier wordt het vroegere oogmerk-vereiste dus vervangen door de doel-vereiste

(François & Hellemans, 2017).

Ook de definitie van inbreng werd veranderd. Artikel 1:8 §1 VoorWVV: ‘De inbreng is de

handeling waarbij een persoon iets ter beschikking stelt van een op te richten of een bestaande

vennootschap, met het oogmerk vennoot ervan te worden of zijn aandeel in de vennootschap

te vergroten, en derhalve deel te nemen in de winst.’ Er wordt in het voorontwerp benadrukt

dat iedere vennootschap een vermogen heeft, ongeacht het hebben van rechtspersoonlijkheid.

Het begrip ‘vennootschap die een publiek beroep op het spaarwezen doet of heeft gedaan’

(artikel 438 W. Venn.) wordt afgeschaft (BCV, 2015). De ‘genoteerde vennootschap’ zal

voortaan als begrip gehanteerd worden. De definitie luidt als volgt: de vennootschap waarvan

de aandelen toegelaten zijn tot de verhandeling op een gereglementeerde markt (Geens,

2017b). Indien een vennootschap aandelen of effecten heeft die geen recht geven op de

verwerving van aandelen die genoteerd zijn op een gereglementeerde markt wordt ze niet

langer aanzien als een genoteerde vennootschap (BCV, 2015). De wetgever formuleerde in

bijna alle recente wetten ‘vennootschappen wier aandelen genoteerd zijn’ in de plaats van het

oude begrip ‘publiek beroep op het spaarwezen’ te gebruiken. Ook FSMA was ervan overtuigd

dat het naast elkaar bestaan van de begrippen alleen maar verwarring kon scheppen (Verslag

Kamercommissie, 2015).

Tot slot wordt een BV voortaan, net zoals de NV vandaag, bestuurd door één of meerdere

bestuurders, de term zaakvoerder zal niet langer gebruikt worden (Verslag Kamercommissie,

2015). Ook de term vennoten verdwijnt in de BV en wordt vervangen door aandeelhouders

(Tas & Steeno, 2018). Het dient echter opgemerkt te worden dat deze wijziging niet consistent

werd toegepast in de eerste versie van het voorontwerp noch in de teksten en slides die er

omtrent gepubliceerd werden. In dit werk zal vennoten gebruikt worden wanneer het gaat over

Page 24: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

17

het huidige recht en aandeelhouders wanneer het toekomstig recht uit de doeken gedaan

wordt.

3. Oprichting van de BV

3.1 Statutaire zetel Huidig recht

Artikel 110 en volgende WIPR beschrijft de werkelijke zetelleer zoals die vandaag nog steeds

van kracht is. Kort gesteld komt het erop neer dat een vennootschap zich moet gedragen naar

het recht van de staat waar zij haar statutaire zetel heeft, tenzij er een grensoverschrijdende

verplaatsing van de statutaire zetel heeft plaatsgevonden (Verslag Kamercommissie, 2015).

Derden werd echter de mogelijkheid geboden om rechters ervan te overtuigen dat de

werkelijke zetel van de vennootschap, namelijk de plaats van waaruit de vennootschap

daadwerkelijk geleid wordt, zich in een ander land bevindt. Volgens Belgische wetsbepalingen

mogen rechters bepalen dat een vennootschap met een statutaire zetel in het buitenland toch

aan het Belgische recht onderworpen is doordat blijkt dat haar werkelijke zetel zich in België

bevindt.

Een reeks uitspraken van het Europees Hof van Justitie heeft er echter voor gezorgd dat de

werkelijke zetelleer nadelige gevolgen heeft voor België (Verslag Kamercommissie, 2015).

Ten eerste verbiedt Europa de lidstaten zich te verzetten tegen de immigratie van

vennootschappen naar vreemd recht. Wanneer een buitenlandse vennootschap haar

hoofdzetel naar België verhuist maar ervoor kiest om haar originele nationaliteit te behouden

kan België zich daar niet tegen verzetten. De hierboven vermelde regel dat België zijn

vennootschapsrecht mag toepassen op een buitenlandse vennootschap die hier haar

werkelijke zetel heeft is dus strijdig met deze Europese regel.

Artikel 52, lid 1 VWEU bepaalt namelijk dat ‘belemmeringen van de vrijheid van vestiging

slechts kunnen gerechtvaardigd worden op grond van de openbare orde, de openbare

veiligheid, de volksgezondheid of elke andere dwingende reden van algemeen belang, op

voorwaarde dat de maatregel op een niet-discriminatoire manier wordt toegepast, en geschikt

en proportioneel is.’ (CRB, 2017, p.10). In het geval van de werkelijke zetelleer dient een

Page 25: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

18

buitenlandse vennootschap die haar werkelijke activiteiten naar België verhuist zich om te

vormen naar een rechtspersoon van Belgisch recht. Europa ziet dit als een belemmering van

de vrijheid van vestiging (artikel 26 VWEU).

Prof. dr. De Wulf (2017a) beweert dat de Europese rechtspraak heeft duidelijk gemaakt dat de

Belgische variant van de werkelijke zetelleer aanzien zal worden als een niet gerechtvaardigde

belemmering van de vrijheid van vestiging en dus onwettig is. Prof. dr. Maresceau (2014)

verkondigt dan weer dat artikel 26 VWEU met de daarin beschreven vrijheid van vestiging

België niet kan verbieden om de werkelijke zetelleer toe te passen. Wel treedt hij zijn collega

bij door te stellen dat het Europees Hof van Justitie de EU-lidstaten maar weinig ruimte laat

om hun vennootschapsrecht op te leggen aan vennootschappen die geldig zijn geïncorporeerd

naar een ander EU- recht. En laat dit nu net de bestaansreden zijn van de werkelijke zetelleer,

namelijk het opleggen van het eigen vennootschapsrecht aan vennootschappen die een ander

vennootschapsrecht hanteren maar hun werkelijke zetel in uw land liggen hebben. Vandaar

dat Prof. dr. Maresceau zijn UGent collega bijtreedt door te ijveren voor de invoering van de

statutaire zetelleer.

Ten tweede is de emigratie van Belgisch recht wel verboden, Belgische ondernemingen wordt

dat recht dus ontzegd terwijl buitenlandse vennootschappen er wel van kunnen genieten

(Verslag Kamercommissie, 2015). Deze twee nadelen aan de werkelijke zetelleer noopten de

professoren van het BCV ertoe om de statutaire zetelleer naar voor te schuiven.

Maar de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie was niet de enige reden waarom werd

gekozen om af te stappen van de werkelijke zetelleer. Juristen worstelen al jaren met het

concept (Wautelet, 2006). Is de werkelijke zetel de plaats waar de raad van bestuur en de

algemene vergadering volgens de statuten bijeenkomen, of is het de plaats van waar de

vennootschap effectief geleid wordt? Anderen gebruikten dan weer het centrum van de

activiteiten van de vennootschap als criterium. Maar wat was dan het verdict van een

multinational die haar zetel in België heeft en waar alle beslissingen worden genomen maar

waarbij de activiteiten in het buitenland uitgeoefend worden (Verslag Kamercommissie, 2015)?

Toekomstig recht

Met artikel 2:133 VoorWVV wordt dan ook de statutaire zetelleer, ook wel de incorporatieleer

genoemd, ingevoerd. Zo wil de wetgever de Belgische regels in overeenstemming brengen

met de rechtspraak van het Europees Hof en bovendien hoopt ze om België op die manier

aantrekkelijker te maken als vestigingsland (Geens, 2011). Het nieuwe Wetboek van

Vennootschappen brengt bijgevolg wijzigingen aan in het Wetboek van Internationaal

Privaatrecht (Bevers & Van Riel, 2017). In essentie wordt elke verwijzing naar de voornaamste

vestiging geschrapt en bepaalt enkel de statutaire zetel van een rechtspersoon het

Page 26: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

19

rechtspersonenrecht dat moet worden toegepast. Andere factoren zoals de nationaliteit van

de aandeelhouders of het land waar het meeste geproduceerd wordt zijn voor het

vennootschapsrecht irrelevant.

Prof. dr. Maresceau (2017) alsook de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven zijn ervan overtuigd

dat de rechtszekerheid zal bevorderd worden door de invoering van de statutaire zetelleer.

Enerzijds weet een vennootschap die haar statutaire zetel in België heeft dat ze het Belgische

recht moet volgen waar ook ter wereld ze actief is. Anderzijds biedt de statutaire zetelleer

minderheidsaandeelhouders en schuldeisers de kans om inspraak te hebben in het

toepasselijke vennootschapsrecht, waar dit bij de werkelijke zetelleer niet het geval was. Indien

een rechter op basis van de werkelijke zetelleer een nationaliteitswijziging oplegde, hadden

de stakeholders geen been om op te staan. Het vennootschapsrecht, dat ook hun rechten

bepaalt, veranderde en zij hadden hier niks over te zeggen. In het geval van de statutaire

zetelleer liggen de kaarten anders. Indien een vennootschap beslist om haar statutaire zetel

te veranderen, dient ze haar statuten te wijzigen. Minderheidsaandeelhouders worden

bijgevolg beschermd door het aanwezigheidsquorum en de vereiste bijzondere meerderheid.

Zoals hieronder uitvoerig beschreven staat werden er schuldeisersbesschermende

maatregelen getroffen bij de omzetting van de statutaire zetel. Deze zijn heel gelijkaardig aan

wat we vandaag bijvoorbeeld al kennen bij de kapitaalvermindering (artikel 317 W. Venn.).

Voortaan is een vennootschap slechts aan één rechtstelsel onderworpen en kan ze dit

bovendien nog zelf kiezen. Zo wordt vermeden dat een vennootschap voornamelijk het

vennootschapsrecht van land A moet volgen maar voor een bepaald aspect zoals bijvoorbeeld

het doen van een uitkering of het bijeenroepen van de algemene vergadering het recht van

land B moet volgen. Voortaan kiest een vennootschap het recht waaronder ze wil

georganiseerd worden en maakt ze die keuze openbaar zodat alle stakeholders weten welk

recht van toepassing is.

Er dient hieromtrent echter wel een opmerking geformuleerd te worden. Stel dat een Belgische

vennootschap zich na het openbaar maken van het nieuwe wetboek wenst om te vormen tot

een vennootschap onder buitenlands recht, dan moet ze nog steeds de dwingende regels van

het Belgische vennootschapsrecht honoreren ook al valt ze voor alle andere regels onder het

buitenlandse vennootschapsrecht (persoonlijke communicatie met kabinetsmedewerkers, 17

april 2018). Een voorbeeld zal verduidelijken dat voor de dwingende regels in het

vennootschapsrecht eigenlijk nog steeds de werkelijke zetelleer geldt. Indien in het

buitenlandse recht aandelen aan toonder toegelaten zijn, dan kan deze vennootschap die

actief is in België toch geen aandelen aan toonder uitgeven doordat dit een dwingende regel

blijft in het Belgische vennootschapsrecht.

Page 27: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

20

Kritische noot

De overschakeling dient echter niet overschat te worden. De statutaire zetelleer is enkel van

toepassing op het Wetboek van Vennootschappen. In het fiscale recht, het insolventierecht en

zo meer worden nog steeds versies van de werkelijke zetelleer toegepast (Maresceau, 2017).

‘Artikel 2:133 VoorWVV heeft evenmin een impact op de vraag welk sociaal recht of milieurecht

van toepassing is’ merkt Prof. dr. De Wulf (2017a, p.32) terecht op. Hij vermeldt eveneens dat

naar zijn opinie het aantal buitenlandse ondernemers die zich in België zullen vestigen door

de statutaire zetelleer beperkt zal zijn. Het vennootschapsrecht is immers zoals reeds eerder

vermeld slechts één van de minder belangrijke factoren in het vestigingsbeleid (BCV, 2015).

De Centrale raad voor het Bedrijfsleven (2017) merkt echter wel op dat één van de redenen

voor de invoering van de werkelijke zetelleer vennootschapsrechtelijk misbruik tegen gaan

was. Ze pleit dan ook voor een doorgedreven fraudebestrijding bij de omschakeling naar de

statutaire zetelleer. Er moet vermeden worden dat Belgische ondernemers voortaan een

buitenlandse rechtsvorm kiezen enkel en alleen om aan de strengere Belgische

vennootschapsrechterlijke regels of fiscaliteit te ontsnappen.

Ook Vananroye en Lindemans (2017a) formuleerden enkele opmerkingen over de afschaffing

van de werkelijke zetelleer. Ten eerste vinden ze net als de Centrale Raad voor het

Bedrijfsleven dat België het vennootschappen door de invoering van de statutaire zetelleer wel

heel gemakkelijk maakt om het Belgische recht te ontlopen. Verwacht kan worden dat

vennootschappen voortaan een vennootschapsrecht zullen kiezen met een zwakkere

bescherming voor derden, door bijvoorbeeld een hogere drempel voor

bestuursaansprakelijkheid, of gemakkelijkere regels rond kwijting, of een recht met minder

dwingende regels omtrent vereffening of een recht waar aandelen aan toonder wel toegestaan

zijn. Indien vennootschappen omwille van deze redenen kozen voor buitenlands recht maar

ze waren hoofdzakelijk in België actief dan kon België onder de werkelijke zetelleer alsnog de

schuldeisers beschermen door Belgisch vennootschapsrecht op te leggen. Aan deze

bescherming komt nu echter een einde.

De twee KULeuven professoren lijken bij deze kritiek echter te vergeten dat de dwingende

regels uit het Belgische vennootschapsrecht nog steeds van toepassing zijn op

vennootschappen die in België actief zijn, ongeacht het vennootschapsrecht waaronder ze zijn

opgericht. Hierdoor vervalt hun voorbeeld van de aandelen aan toonder, dit zal niet mogelijk

zijn bij vennootschappen die actief zijn in België. Daarnaast wordt er in het insolventierecht

nog steeds de werkelijke zetelleer toegepast. Bijgevolg kunnen ook hun voorbeelden van

bestuursaansprakelijkheid en vereffening verworpen worden. Ook hier kan België haar regels

opleggen.

Page 28: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

21

Ten tweede zijn ze het niet eens met de uitspraak van Prof. dr. De Wulf (2017a) dat de

Europese rechtspraak zou hebben duidelijk gemaakt dat de Belgische variant van de

werkelijke zetelleer slechts zelden de toets zal doorstaan. Volgens Vananroye en Lindemans

(2017a) is de Belgische werkelijke zetelleer namelijk niet in strijd met het Europese recht en is

de plicht tot omvorming naar een Belgische vennootschapsvorm geen schending van de

vrijheid van vestiging wanneer de werkelijke zetel in ons land ligt. Volgens hen kan deze

belemmering gerechtvaardigd worden op grond van ‘de openbare orde, openbare veiligheid

of de volksgezondheid (artikel 52, lid 1 VWEU) of elke andere dwingende reden van algemeen

belang, op voorwaarde dat de maatregel op een niet-discriminatoire manier wordt toegepast,

en geschikt en proportioneel is (de zogenoemde rule of reason)’ (Vananroye en Lindemans,

2017a, p.13). Als voorbeelden van dwingend beschrijven ze de belangen van schuldeisers,

werknemers, minderheidsaandeelhouders en de fiscus. Dat vakje kan, volgens hen, dus al

afgevinkt worden in het voordeel van de werkelijke zettelleer. De volgende toets is nagaan of

het huidige Belgische recht niet-discriminatoir, geschikt en proportioneel is. Hieromtrent maken

ze hard dat ‘het Hof vindt dat een lidstaat maatregelen mag treffen om te verhinderen dat zijn

onderdanen de vrijheden gebruiken om zich op onaanvaardbare wijze aan hun wetgeving te

onttrekken.’ De kritische professoren komen tot het besluit dat de Belgische werkelijke

zetelleer aan al deze criteria voldoet en dus niet onwettig is.

Ten derde vinden deze auteurs dat het kunnen exporteren van de Belgische

vennootschapsvormen een slecht argument is voor de statutaire zetelleer. Zij menen namelijk

dat het onder de werkelijke zetelleer ook mogelijk is voor Belgische bedrijven om hun

werkelijke zetel naar het buitenland te verplaatsen en nog steeds het Belgische

vennootschapsrecht te hanteren. Om dit argument te staven halen ze het Vanneste-arrest aan.

Al in 1987 weigerde de Raad van State om dit Belgische bedrijf haar Belgische

rechtspersoonlijkheid te ontnemen omdat haar werkelijke zetel in het buitenland lag

(Vananroye en Lindemans, 2017a).

Tot slot suggereren deze auteurs om de volgens hen verminderde derdenbescherming door

het invoeren van de statutaire zetelleer in het vennootschapsrecht te compenseren door meer

derdenbeschermende bepalingen op te nemen in het insolventierecht. Bij het insolventierecht

is het recht van toepassing van het land waar de schuldenaar zijn voornaamste belangen heeft,

het zogenaamde ‘centre of main interests’. Ironisch genoeg hanteert het EU-recht dus in het

insolventierecht zelf het werkelijke zetelleer principe, terwijl ze dit bij het vennootschapsrecht

een schending van de vrijheid van vestiging vindt (Vananroye en Lindemans, 2017a). Deze

regel biedt België wel de mogelijkheid om vennootschappen die actief zijn in ons land maar

een ander vennootschapsrecht kozen toch Belgische derdenbescherming op te leggen.

Page 29: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

22

De wetgever en deze critici waren het blijkbaar over dit punt wel eens. Prof. dr. Vananroye,

die overigens ook lid is van het BCV, wist de andere experts te overtuigen van zijn hierboven

vermelde punt. Er werden in het insolventierecht dan ook regels opgenomen om de

bestuurdersaansprakelijkheid te vergroten. Enerzijds zijn ze aansprakelijk indien ze een

kennelijk grove fout hebben gemaakt die heeft geleid tot het faillissement (artikel XX. 225

WER). Anderzijds zijn ze ook aansprakelijk indien ze beslissen om een reddeloze

onderneming te blijven voortzetten, de wrongful trading die ut infra uitgebreid wordt besproken

(artikel XX. 227 WER). Het voordeel van bestuursaansprakelijkheid is bovendien dat er altijd

een natuurlijke persoon mee aansprakelijk is en dat het onbeperkt is in de tijd (artikel 61 W.

Venn.).

Reactie op deze kritiek

Prof. dr. Bruloot en Prof. dr. Maresceau (2016) zijn het eens met hun collega’s van de

KULeuven over het feit dat de werkelijke zetelleer in het leven geroepen werd om derden te

beschermen. Dit was de betaamde manier om Belgisch vennootschapsrecht op te leggen aan

vennootschappen die hoofdzakelijk actief waren in België. De Gentse auteurs spreken hier

echter in de verleden tijd. Vandaag is België met zijn werkelijke zetelleer eerder de

uitzondering dan de regel in West-Europa. Er is overigens geen enkel bewijs dat de

derdenbescherming in landen als Duitsland of Engeland, die de statutaire zetelleer hanteren,

minder zou zijn dan in bijvoorbeeld België. Ze zijn het dus ten eerste niet eens met de

hierboven beschreven stelling dat de derdenbescherming erop zou achteruitgaan door de

overgang naar de statutaire zetelleer.

Ten tweede betwisten deze auteurs de stelling dat de werkelijke zetelleer niet in strijd is met

de vrijheid van vestiging. En zelfs al zouden we deze test doorstaan dan zouden we getuigen

van een anti-Europees sentiment, wat jammer zou zijn voor het land waar de hoofdstad van

de Europese Unie gevestigd is.

Ten derde zijn ze het wel eens met Vananroye en Lindemans over de nood om enkele

derdenbeschermende technieken over te hevelen naar het insolventierecht. Enerzijds is dit

een logische stap, het is namelijk pas in het geval van een liquidatie dat de belangen van

vennootschapsinsiders en vennootschapsoutsiders conflicteren en de wetgever er moet op

toezien dat de schuldeisers beschermd worden. Anderzijds is dit de perfecte manier om ervoor

te zorgen dat vennootschappen deze regels niet kunnen ontwijken. Deze eensgezindheid kan

vandaag al vastgesteld worden in artikel XX.225 en 227 WER.

Page 30: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

23

3.2 Bestuur Huidig recht

Vandaag wordt de BVBA bestuurd door één of meer zaakvoerders, die al dan niet ook vennoot

zijn (artikel 255 W. Venn.). Wanneer er meerdere zaakvoerders zijn vormen zij in beginsel

geen college. Dit wil zeggen dat ze allen over de volledige vertegenwoordigingsbevoegdheid

beschikken. In de statuten kan er hier echter van worden afgeweken en kan de

meerhandtekeningenclausule ingevoerd worden (artikel 257 W. Venn.).

Daarentegen kent de NV een monistisch bestuurssysteem. Hierbij is er slechts één

bestuursorgaan dat instaat voor de besluitvorming. Daarenboven vertegenwoordigt dat

bestuursorgaan de vennootschap en kan ze haar bevoegdheden niet in z’n geheel overdragen

aan een ander orgaan (Baeten, Byttebier & Leus, 2000). De NV wordt in regel bestuurd door

ten minste drie bestuurders die samen de raad van bestuur vormen (artikel 518 W. Venn.). In

tegenstelling tot de BVBA vormen de bestuurders bij de NV wel een college. Omdat het niet

erg praktisch is dat de bestuurders voor elke beslissing moeten samenkomen kan de raad van

bestuur bepaalde bevoegdheden delegeren aan het dagelijks bestuur (artikel 522 W. Venn.).

Dit dagelijks bestuur neemt beslissingen die enerzijds zodanig onbelangrijk zijn dat een

samenroeping van de raad van bestuur niet nodig is of anderzijds beslissingen die zo snel

moeten worden genomen dat de samenkomst van de raad van bestuur niet mogelijk is (Cass.

26 februari 2009). In sommige NV’s zit er nog een niveau tussen de raad van bestuur en het

dagelijks bestuur, namelijk het directiecomité. In de statuten kunnen bepaalde bevoegdheden

van de raad van bestuur overgedragen worden naar het directiecomité (artikel 524bis W.

Venn.). Zoals echter reeds vermeld bij de definitie van monistisch bestuurssysteem kan de

raad van bestuur het algemene beleid niet overdragen naar het directiecomité. In genoteerde

vennootschappen moeten tot slot een auditcomité en een remuneratiecomité opgericht worden

binnen de raad van bestuur (artikel 526bis, 526ter en 526quater W. Venn.). Samenvattend kan

de structuur van een NV er dus als volgt uitzien:

Figuur 6: Mogelijke structuur NV (eigen werk):

Algemene vergadering van aandeelhouders

Raad van bestuur Auditcomité en remuneratiecomité

Directiecomité

Dagelijks bestuur

Page 31: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

24

Bij de europese coöperatieve vennootschap, afgekort SCE (societas cooperativa europaea),

kan de keuze gemaakt worden tussen een monistisch bestuurssysteem en een duaal

bestuurssysteem (artikel 965 t.e.m. 986 W. Venn). Bij het monistisch bestuurssysteem is er

naast de algemene vergadering slechts één bestuursorgaan dat evenwel een deel van haar

bevoegdheden kan overdragen (artikel 967 W. Venn.). Bij het duaal bestuurssysteem wordt

de vennootschap bestuurd door een bestuursorgaan, de directieraad, dat gecontroleerd wordt

door een toezichthoudend orgaan (artikel 969 W. Venn). Hier wordt ook direct het verschil

teruggevonden tussen de directieraad, uit het duale bestuursmodel, en het directiecomité, bij

het monistische bestuursmodel.

In 2002 werd aan artikel 61 W. Venn.§ 2 toegevoegd. Hierin wordt bepaald dat ‘wanneer een

rechtspersoon aangewezen wordt tot bestuurder, zaakvoerder of lid van het directiecomité,

van de directieraad of van de raad van toezicht, benoemt deze onder zijn vennoten,

zaakvoerders, bestuurders, leden van de directieraad, of werknemers een vaste

vertegenwoordiger die belast wordt met de uitvoering van de opdracht in naam en voor

rekening van de rechtspersoon.’ Vreemd is evenwel dat de verplichting tot het benoemen van

een vaste vertegenwoordiger niet geldt bij het dagelijks bestuur.

Toekomstig recht

Volgens de beleidsnota van 2 oktober 2015 kan de BV voortaan kiezen voor één bestuurder,

een monistisch bestuurssysteem of een duaal bestuurssysteem (BCV, 2015). Het monistische

bestuurssysteem dat vandaag gekend is bij de NV zal in de toekomst dus ook teruggevonden

worden in de wetten voor de BV. Indien de BV echter kiest voor het duaal bestuursmodel heeft

ze naast haar directieraad ook een raad van toezicht. De directieraad wordt door de raad van

toezicht benoemd. De raad van toezicht wordt dan weer door de algemene vergadering van

aandeelhouders benoemd. Het is niet mogelijk om lid te zijn van beide collegiale organen en

de beslissingen van het ene orgaan mogen de beslissingen van het andere niet beïnvloeden

(Tas & Steeno, 2018). In de toekomst zal de BV ook bestuurd kunnen worden door één

bestuurder, bijgevolg kunnen de EBVBA en de Comm.VA zich ook als BV organiseren. De

regels voor oprichting zullen gelijk zijn, voor welke vorm van bestuur de BV ook kiest.

In het voorontwerp wordt voor het eerst in de Belgische geschiedenis een definitie van

dagelijks bestuur gegeven. Hierbij werd er afgeweken van het Delhaize-arrest, Hof van

Cassatie 26 februari 2009, waar dagelijks bestuur een heel enge invulling kreeg. De experten

van het BCV hebben lang overwogen om dit concept te schrappen uit het WVV. Ze deden dit

echter niet omdat bleek dat de praktijk er te veel aan gehecht is. Om de onzekerheid die er

vandaag rond dit begrip is toch weg te werken besloten ze dan maar om het begrip duidelijk

te omlijnen. Voortaan wordt dagelijks bestuur omschreven als enerzijds dagdagelijkse

Page 32: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

25

beslissingen en anderzijds beslissingen die omwille van het minder belang of

hoogdringendheid de tussenkomst van een raad van bestuur niet rechtvaardigen (Tas &

Steeno, 2018).

In het voorontwerp staat expliciet vermeld dat een bestuurder-rechtspersoon in de BV een

vaste vertegenwoordiger moet hebben die een natuurlijke persoon is. Deze wet werd

uitgebreid ten opzichte van artikel 61 W. Venn., voortaan geldt deze regel ook bij het dagelijks

bestuur (Foriers & Wyckaert, 2017). Zo willen de experts vermijden dat vennootschappen

bestuurd worden door een ladder van vaste vertegenwoordigers met telkens een

vennootschap als bestuurder (Bevers & Van Riel, 2017). Bovendien kan de natuurlijke persoon

niet zowel in eigen naam als als vaste vertegenwoordiger van een rechtspersoon in éénzelfde

raad van bestuur zetelen (Tas & Steeno, 2018). Het zal dus niet meer mogelijk zijn dat één

persoon in een raad van bestuur zetelt met twee petjes. Indien er slechts één rechtspersoon-

bestuurder is mag de vaste vertegenwoordiger een plaatsvervanger aanstellen indien hij zelf

niet aanwezig kan zijn (Foriers & Wyckaert, 2017).

3.3 Samenstellen eigen vermogen

3.3.1 Kapitaal wordt ingebracht eigen vermogen Huidig recht

BVBA, EBVBA en S-BVBA

In het huidige recht worden er drie soorten BVBA’s terug gevonden, namelijk de BVBA, de

éénpersoons-BVBA en de starters-BVBA.

De BVBA kan door meerdere natuurlijke of rechtspersonen worden opgericht. Wanneer

oprichters in het huidige recht een BVBA willen oprichten dienen ze minstens 18 550 euro te

plaatsen (artikel 214 W. Venn.). Hiervan dient minstens 6 200 euro volstort te zijn (artikel 233

W. Venn.). Wanneer de vennootschap failliet gaat kan de curator het verschil tussen 18 550

euro en het volstort kapitaal opeisen. Deze minimale bedragen zijn echter slechts de eerste

verplichting waaraan de vennootschap moet voldoen. Daarnaast moeten de oprichters er op

toezien dat de BVBA over een toereikend kapitaal beschikt. Artikel 215 W. Venn. bepaalt dat

de oprichters een financieel plan moeten opstellen waarin ze het maatschappelijk kapitaal bij

oprichting verantwoorden. Indien een faillissement binnen de drie jaar na de oprichting wordt

uitgesproken en er komt vast te staan dat het eigen vermogen bij de oprichting kennelijk

ontoereikend was voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid over ten

minste twee jaar, dan zijn de oprichters hoofdelijk gehouden voor de verbintenissen van de

vennootschap naar een verhouding die de rechter vaststelt (artikel 229 W. Venn.). In de eerste

drie jaar na de oprichting is er van beperkte aansprakelijkheid dus niet echt sprake.

Page 33: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

26

De éénpersoons-BVBA is een variant van de BVBA maar kan worden opgericht door één

natuurlijke persoon (Dirix, Steennot & Vanhees, 2014). Bij de EBVBA is het maatschappelijk

kapitaal ook 18 550 euro, maar er moet minstens 12 400 euro volstort worden.

Kapitaal heeft van oudsher tot doel zowel de schuldeisers als de vennoten van

vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid te beschermen (Bruloot, 2014). Even oud

als het kapitaalbegrip is ook de discussie er omtrent. Verschillende factoren lagen aan de basis

van dit kapitaaldebat. Ten eerste wordt het kapitaalbegrip helemaal anders ingevuld in de

Angelsaksische landen. Daar heeft er namelijk nooit een minimumkapitaal voor BVBA’s

bestaan. Ten tweede zorgden arresten van het Europees Hof van Justitie ervoor dat de Britse

besloten vennootschappen zich konden verspreiden over heel Europa (Centros-arrest uit

1999). Dit had tot gevolg dat de Belgische BVBA met een minimumkapitaalplicht van 18 550

euro moest concurreren met de Britse limited waar helemaal geen minimumkapitaalplicht is

(artikel 542 en 765 Companies Act 2006).

Met de wet van 12 januari 2010 tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen hoopte

België haar concurrentiële positie in het Europese ondernemingsleven terug op te eisen.

Artikel 214 W. Venn. stelde vast dat het voortaan mogelijk zou zijn een besloten vennootschap

met beperkte aansprakelijkheid op te richten door één euro te volstorten. De starters-BVBA

die kan worden opgericht door één of meerdere natuurlijke personen zag het levenslicht (artikel

211bis W.Venn.). Zolang het maatschappelijke kapitaal zich tussen de één en de 18 550 euro

bevindt heeft de BVBA de vorm van een S-BVBA.

Zoals te zien is in bijlage 3 draaide het idee echter uit op een mislukking. De reden hiervoor is

dat de beperkte aansprakelijkheid helemaal niet zo beperkt was. Ten eerste geldt artikel 229

W. Venn. ook voor S-BVBA’s. Ten tweede bepaalt artikel 214 W. Venn. dat na het verstrijken

van een termijn van drie jaar na de oprichting de vennoten hoofdelijk gehouden zijn jegens de

belanghebbenden voor het eventueel verschil tussen het geplaatste kapitaal en 18 550 euro.

Ook hier staat de deur naar het privévermogen van de oprichters dus open.

Naast de financiële onaantrekkelijke eigenschappen van de S-BVBA is er ook nog het in artikel

215 W. Venn. vermelde versterkte financieel plan dat vereist is. Artikel 219 bis e.v. KB W.

Venn. bepaalt dat dit financieel plan het volgende moet bevatten: een beschrijving van de op

te richten vennootschap, een geprojecteerde balans, een geprojecteerde resultatenrekening

en een geprojecteerde vermogensstromentabel (artikel 219 ter KB W. Venn.). De projecties

moeten steeds betrekking hebben op een periode van minstens 24 maanden en moeten het

door de wet voorgeschreven schema van balans en resultatenrekening volgen (artikel 219

quinquies KB W. Venn.). Verder verduidelijkt artikel 229, 5°, lid 1 W.Venn. dat bij de

beoordeling van de ‘toereikend kapitaal’-vereiste voor S-BVBA’s niet alleen moet worden

Page 34: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

27

gekeken naar het bedrag van het maatschappelijk kapitaal, maar naar het gehele eigen

vermogen en de achtergestelde middelen. De achtergestelde kredieten die boekhoudkundig

tot het vreemd vermogen behoren worden dus ook in rekening gebracht (Bruloot, 2014). Door

dit versterkte financieel plan en de aansprakelijkheid voor ondernemers indien het kapitaal

ontoereikend is hoopte de wetgever de oprichters van een S-BVBA ertoe aan te zetten een

kapitaal te storten dat is aangepast aan de vennootschap.

Kritiek op het minimumkapitaal

Indien de drie vennootschapsvormen strikt voldoen aan de wetgeving ziet de boekhouding er

als volgt uit:

Figuur 7: Overzicht kapitaal in balans in BVBA, EBVBA en S-BVBA (eigen werk):

Het minimumkapitaal is in België een heel omstreden begrip. Enerzijds wordt deze ‘one size

fits all’ regels verweten dat de bedragen onvoldoende zijn, men heeft geen wilde fantasie nodig

om scenario’s uit te tekenen waarbij deze bedragen een peulschil zijn in vergelijking met de

schulden van de stakeholders. Het eenvoudigweg verhogen van de minimumkapitaal is echter

geen oplossing. Zowel in Europa als in België probeert men al decennia de ondernemingszin

aan te wakkeren. Het verhogen van het geplaatste kapitaal zou al deze inspanningen voor een

groot deel teniet doen. Het aanpassen van het minimumkapitaal aan de omvang, het risico en

de activiteit van de vennootschap zou een betere oplossing zijn.

Anderzijds zorgt het begrip voor een vals gevoel van veiligheid. Alle stakeholders moeten

beseffen dat wanneer ze de solvabiliteit van een onderneming onderzoeken het

kapitaalbedrag van ondergeschikt belang is. Te vaak gaan schuldeisers er van uit dat ze

beschermd zijn doordat er een buffer aanwezig is. Veel belangrijker om de

gezondheidstoestand te controleren is echter de samenstelling en de omvang van het eigen

vermogen, de rendabiliteit, de liquiditeit en de schuldgraad (Ooghe, Van Wymeersch &

Vanderbauwhede, 2012). Daarenboven vergeten schuldeisers vaak dat de financiële

gezondheid van een bedrijf vaak helemaal kan omslaan in het licht van liquidatie dan wanneer

er uitgegaan wordt van going concern. Wanneer er effectief tot vereffening wordt overgegaan

blijkt er vaak nog maar bitter weinig buffer aanwezig te zijn.

BVBA EBVBA S-BVBA

10 Kapitaal € 6 200 € 12 400 € 1-> € 18 550

100 Geplaatst kapitaal € 18 550 € 18 550 € 1-> € 18 550

101 Niet opgevraagd kapitaal (-) € 12 350 € 6 150 € 1-> € 18 550

Page 35: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

28

De Belgische wetgever reageert op deze kritiek door te stellen dat ze vennootschappen wel

verplicht rekening te houden met hun grootte en activiteit. Artikel 229 W. Venn doet dit volgens

de wetgever door de oprichters persoonlijk aansprakelijk te stellen indien de vennootschap

binnen de drie jaar na de oprichting failliet gaat en vast staat dat ‘het kapitaal bij oprichting

kennelijk ontoereikend was voor de normale uitoefening van de bedrijvigheid over ten minste

twee jaar’. Op deze manier wordt de beperkte aansprakelijkheid op de helling gezet en

vergroot de schuldeisersbescherming. De wetgever hoopt namelijk dat indien de oprichters

weten dat 18 550 euro niet voldoende zal zijn voor het reilen en zeilen van de vennootschap

ze meer zullen volstorten in de hoop de deur naar hun privé vermogen terug te kunnen sluiten.

Het volstorten van het minimale buffervermogen betekent namelijk niet dat de bestuurders en

de oprichters aan hun zorgvuldigheidsplicht hebben voldaan.

Eén van de tegenstanders van het opgelegde minimumkapitaal dat voor alle BVBA’s dezelfde

is, is Prof. dr. Bruloot. Hij uitte in zijn doctoraat de voorkeur voor het verplichten van een

minimale inhoud van een financieel plan en het koppelen van persoonlijke aansprakelijkheid

voor de oprichters indien hieraan niet voldaan is. Deze regels lijken hem zinvoller dan het

opleggen van een minimumkapitaalplicht die niet is aangepast aan de vennootschap en een

aansprakelijkheid die slechts drie jaar geldt en overigens eenvoudig te omzeilen is door een

reeds bestaande vennootschap over te nemen. Verder vindt hij dat de aansprakelijkheid van

oprichters bij een ontoereikend aanvangskapitaal moet beperkt zijn in de tijd. Het is immers

heel moeilijk of zelfs onmogelijk om te voorspellen wat er gaat gebeuren binnen vijf of tien jaar.

Bovendien mogen de oprichters niet aansprakelijk worden gesteld indien het de fout is van het

bestuur dat het aanvangsvermogen niet voldeed. Er bestaat echter in geen enkele jurisdictie

de verplichting voor het bestuur om erover te waken dat er ten allen tijde een toereikend

kapitaal aanwezig is (Bruloot, 2014).

De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven vindt dat de minimumkapitaalverplichting inderdaad,

zoals professor Bruloot beweert, vaak de schuldeisers niet voldoende beschermt en dat de

verplichting bovendien weinig rekening houdt met de activiteiten van de vennootschap (CRB,

2017). Ze bemerken echter wel dat het een gemakkelijk toepasbaar en afdwingbaar begrip is.

Alle stakeholders weten onder het huidige recht dat de vennoten minstens 18 550 euro hebben

geïnvesteerd. Ze vinden dan ook dat er bij de berekening van het aanvangsvermogen rekening

moet worden gehouden met de economische realiteit zoals bijvoorbeeld de sector van de

vennootschap, de grootte van de onderneming en zo meer.

Niet alleen professor Bruloot, maar ook tal van andere professoren en politici zoeken al jaren

naar een manier om ervoor te zorgen dat de kapitaalbuffer de gepaste omvang aanneemt.

Een opdracht waarin de bankensector sinds de start van de Basel-normen in 1992 in geslaagd

Page 36: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

29

is. De kredietrisico’s en operationele risico’s worden allen gewogen zodoende een voldoende

groot eigen vermogen te bekomen om schokken op te vangen (Febelfin, 2013). Het lijkt echter

niet mogelijk noch wenselijk om deze techniek door te trekken naar de reguliere bedrijven. Het

zou voor de wetgever bijvoorbeeld bijzonder moeilijk zijn om op te leggen hoeveel kapitaal er

moet worden aangehouden per euro vorderingen. In de supermarktsector betalen de klanten

direct met als gevolg slechts hele kleine vorderingen op de balans, maar in andere sectoren

zijn lange betalingsuitstellen wel de norm. Daarenboven hangt het kapitaal dat moet worden

aangehouden in dit geval ook af van de liquiditeit en de solvabiliteit van de klanten. Zelfs indien

de wetgever per sector deze coëfficiënten zou willen bepalen zou dit een uiterst moeilijke

oefening zijn.

Samenvattend zijn de regels omtrent het vormen en het in stand houden van het kapitaal veel

te complex in verhouding tot de minimale schuldeisersbescherming die ze bieden.

Voordelen van het minimumkapitaal

Ondanks de hierboven vermelde kritiek op het minimum kapitaal dient gestipuleerd te worden

dat het kapitaal ook heel wat voordelen heeft. Het kapitaal vervult tal van functies die maar

moeilijk weg te denken zijn in het Wetboek van Vennootschappen. Ten eerste heeft het

kapitaal een bufferfunctie. Ten tweede heeft het ook een belangrijke signaalfunctie op de

financiële markten en tot slot weten de algemene vergadering en het bestuur dat ze wanneer

ze rekening hebben gehouden met het minimumkapitaal uitkeringen mogen doen.

De bufferfunctie die het maatschappelijk kapitaal vervult is tweeledig (Bruloot, 2014). Enerzijds

bakent het de rechten en de plichten van de vennoten af. Anderzijds wordt het geacht de

schuldeisers te beschermen. Voor deze beide groepen is de bufferfunctie van het kapitaal van

belang. Boekhoudkundig wil deze buffer zeggen dat het actief van de vennootschap steeds

minimaal gelijk moet zijn aan de schulden vermeerderd met het kapitaal. De netto-actieftest

uit artikel 320 W. Venn. bepaalt dan ook dat het verschil tussen het actief van een

vennootschap en het vreemd vermogen niet mag dalen tot beneden het bedrag van het

kapitaal. Concreet dient het kapitaal vermeerderd met alle wettelijke en statutair onuitkeerbare

reserves dus als buffer ter bescherming van de schuldeisers. Deze buffer wordt gebruikt om

verliezen op te vangen en om bovenmatige uitkeringen aan de vennoten tegen te gaan

(Wyckaert & Culot, 2017).

Instinctief is het eenvoudig te begrijpen hoe het maatschappelijk kapitaal (in theorie) de

schuldeisers zou moeten beschermen. Hoe het kapitaal de vennoten en in het bijzonder de

minderheidsvennoten beschermt behoeft iets meer duiding. Ten eerste fungeert het kapitaal

als verdeelsleutel voor de rechten van de vennoten (artikel 238 W. Venn.). Het kan hier al

vermeld worden dat er in het nieuwe wetboek een einde komt aan de verplichte gelijke

Page 37: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

30

behandeling van vennoten. Een tweede manier waarop het kapitaal de vennoten beschermt is

aan de hand van de regels van het voorkeurrecht. Artikel 309 en 310 W. Venn. zorgen er

namelijk voor dat het mogelijk is dat de verhoudingen tussen vennoten na een

kapitaalverhoging dezelfde blijven als voorheen. Prof. dr. Bruloot gaf in 2014 in zijn doctoraat

echter al aan dat ook andere verdeelsleutels mogelijk zijn om de rechten en de verplichtingen

van de vennoten te bepalen.

Naast de bufferfunctie heeft het kapitaal ook een belangrijke signaalfunctie. Indien

schuldeisers en investeerders zien dat het maatschappelijk kapitaal van een vennootschap

beduidend hoger ligt dan het wettelijk vastgelegde minimum is dit een teken dat de vennoten

in hun vennootschap geloven. Sceptici zullen het echter eerder zien als een teken van een

gebrek aan vertrouwen van externe financiers.

Tot slot wordt het kapitaal ook gebruikt om af te toetsen of een uitkering kan plaatsvinden.

Indien een vennootschap winst heeft gemaakt en er is voldaan aan de regels omtrent het

minimumkapitaal en de regels vervat in artikel 229 W. Venn. dan de algemene vergadering

beslissen tot een uitkering. Uitkeringen aan de vennoten zijn een essentieel element van de

vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (artikel 1 W. Venn. en artikel 1:1 VoorWVV).

Dividend is de vergoeding die vennoten krijgen voor het ter beschikking stellen van hun geld.

Daarenboven is het een manier om het te veel aan liquiditeiten de vennootschap te laten

verlaten wanneer er zich geen interessante investeringen voordoen of gepland zijn. Op die

manier wordt verspilling van geld door het bestuur tegen gegaan. Bovendien heeft het dividend

een signaalfunctie op de financiële markten. De positieve correlatie tussen het toekennen van

een dividend en de aandelenprijs zet het bestuur er vaak toe aan een deel van de winst uit te

keren aan vennoten.

Toekomstig recht

Door de hierboven vermelde kritiek werd er in het voorontwerp gekozen om het kapitaal te

schrappen bij de BV. In de toekomst zal een BV dus (in theorie) zonder enig kapitaal kunnen

opgericht worden. Artikel 25 VoorWVV bepaalt dat bij de bestaande BVBA’s de posten

‘kapitaal’ en ‘wettelijk vermogen’ van rechtswege zullen omgezet worden in de statutair

onuitkeerbare eigenvermogenspost ‘ingebracht eigen vermogen’ (Tas & Steeno, 2018).

Door het wegvallen van het kapitaalbegrip veranderen er enkele regels omtrent de oprichting

van een BV, anderen blijven dan weer bij het oude. De professoren van het BCV trachtten om

nutteloze regels te schrappen en nuttige regels die voorheen gelinkt waren aan het

kapitaalbegrip te herformuleren. Een authentieke akte blijft nog steeds vereist en de

kapitaalvormingsplichten blijven zoals in het huidige Wetboek van Vennootschappen. Zoals

gezien bij de definitie van een vennootschap is het verrichten van een inbreng ook in het

Page 38: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

31

nieuwe wetboek noodzakelijk om te kunnen participeren in de oprichting. Deze inbreng kan

voortaan echter van gelijk welk bedrag zijn en dient direct volstort te worden, tenzij de statuten

het anders bepalen. Het is bij de oprichting niet langer vereist om de inbreng in geld op een

bijzondere, onbeschikbare bankrekening te storten (De Wulf, 2017b). Het geld kan immers

diezelfde dag al terug weg zijn. Dit is slechts één van de voorbeelden van rigide regels omtrent

de wijze en de timing van volstorting die geschrapt werd.

In de latere versies van het voorontwerp zijn de experts echter terug gekomen op de hierboven

vermelde regel dat het in het toekomstig recht niet nodig zou zijn om de inbreng op een

onbeschikbare bankrekening te storten. Op een studienamiddag georganiseerd door Wolters

Kluwer vertelden Prof. dr. Bruloot en Prof. dr. Maresceau (2018) dat er in het laatste

voorontwerp dat zij gezien hadden niks veranderde omtrent de inbreng in geld in vergelijking

met het huidige recht. Het geld zal, indien dit niet opnieuw gewijzigd wordt, in de toekomst dus

op een geblokkeerde rekening moeten gestort worden, de oprichters zullen naar de notaris

moeten om hun BV op te richten, waarna hij de bank laat weten dat het geld mag vrij gegeven

worden (Tas & Steeno, 2018).

In het voorontwerp staat beschreven dat de vennootschap over een toereikend vermogen

moet beschikken om de geplande bedrijvigheid te verwezenlijken (Verslag Kamercommissie,

2015). Artikel 5:3 VoorWVV stipuleert dat er hierbij rekening mag worden gehouden met de

achtergestelde middelen (kredieten) die door de oprichters aan de vennootschap ter

beschikking gesteld werden. Er werden echter geen regels opgenomen omtrent de

achterstelling van aandeelhoudersleningen. Ten eerste wilden de opstellers van het

voorontwerp vermijden dat de financiering aan KMO’s opdroogde door

aandeelhoudersleningen in geval van samenloop steeds achtergesteld te maken. De tweede

reden is dat ze wilden verhinderen dat alle situaties waarin aandeelhoudersleningen worden

verstrekt over dezelfde kam worden geschoren (De Wulf, 2017a). Bijgevolg werd er gekozen

voor een case-by-case benadering waarbij het fout-criterium wordt gehanteerd. Prof. dr. De

Wulf (2017a) maakt echter de kritische bemerking dat dat concept in de Belgische rechtspraak

heel schaars is. De reden hiervoor is hem niet duidelijk.

De oprichtersaansprakelijkheid blijft in het voorontwerp zoals vandaag gekend. Artikel 229 W.

Venn.: ‘oprichters zijn jegens de belanghebbenden hoofdelijk gehouden voor de

verbintenissen van de vennootschap, naar een verhouding die de rechter vaststelt, in geval

van faillissement, uitgesproken binnen drie jaar na de oprichting, indien het maatschappelijk

kapitaal bij de oprichting kennelijk ontoereikend was voor de normale uitoefening van de

voorgenomen bedrijvigheid over ten minste twee jaar.’ Dit artikel werd dan ook overgenomen

in het voorontwerp (CRB, 2017).

Page 39: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

32

Artikel 5:4 VoorWVV concretiseert de vereiste van een adequaat aanvangsvermogen door

middel van de minimuminhoud voor het financieel plan (Verslag Kamercommissie, 2015).

Hierin wordt onder meer gestipuleerd dat er een overzicht moet gegeven worden van de

financieringsbronnen. Er moet een openingsbalans opgesteld worden volgens het schema dat

door de koning is vastgelegd voor de jaarrekening van micro-vennootschappen. Een

geprojecteerde balans en resultatenrekening na 12 en 24 maanden moet geconstrueerd

worden. Tevens dient er een begroting van de verwachte inkomsten en uitgaven voor minstens

twee jaar opgemaakt te worden. Alsook moet er een beschrijving gegeven worden van de

gehanteerde hypothesen bij de schatting van de verwachte omzet en rendabiliteit. Om te

vermijden dat flexibiliteit leidt tot complexiteit en onbetaalbaarheid kozen de opstellers van het

voorontwerp ervoor om de tussenkomst van een cijferberoeper niet verplicht te maken (Tas &

Steeno, 2018). Wordt er bij het opstellen van het plan toch beroep gedaan op een deskundige,

dan dient diens identiteit wel in het financieel plan vermeld te worden. Het financieel plan moet

net zoals vandaag niet openbaar gemaakt worden. De rechtercommissaris of de procureur

des konings kan het in het geval van oprichtersaansprakelijkheid opvragen bij de notaris

(Bevers & Van Riel, 2017).

De experten van het BCV streven met dit financieel plan twee doelen na. Ten eerste is het de

bedoeling dat de oprichters op voorhand nadenken over de risico’s die verbonden zijn aan de

onderneming. Vervolgens kunnen ze nadenken hoe ze met deze risico’s gaan omgaan. Ten

tweede worden de oprichters aan de hand van dit financieel plan beschermd. Indien er na

enkele jaren een rechtszaak wordt aangespannen tegen de oprichters kan de rechter zich

terug op het tijdstip van oprichting stellen en kijken of de oprichters goed gehandeld hebben.

Er zal ongetwijfeld kritiek geuit worden op het niet verplicht zijn van een cijferberoeper bij het

opstellen van het financieel plan. Vanaf 2019 is het niet meer verplicht om een attest

bedrijfsbeheer op zak te hebben alvorens men een zelfstandige activiteit start. De vraag kan

dus gesteld worden in hoeverre iemand die het verschil niet kent tussen debet en credit een

financieel plan kan opstellen dat toch dient om de belangen van de schuldeisers te

beschermen.

Kritische noot

Vananroye en Lindemans (2015) beschrijven het gebruik van een vennootschap met

rechtspersoonlijkheid als een verzekering van de aandeelhouders tegen het

ondernemingsrisico. Hierbij verschuift de aandeelhouder zijn risico naar de

vennootschapsschuldeisers, die als een soort verzekeraar fungeren. Een veel gebruikte

techniek in de verzekeringswereld om ervoor te zorgen dat de verzekeraar niet alle risico

draagt en om het moral hazard probleem te verminderen is het gebruik van een franchise. Dit

Page 40: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

33

forfaitair bedrag moet ervoor zorgen dat een verzekeringsnemer zijn gedrag niet verandert.

Een chauffeur zal indien hij bijvoorbeeld een franchise moet betalen van 1000 euro bij een

auto-ongeval nog steeds voorzichtig rijden, ondanks het feit dat hij een BA auto verzekering

heeft. Hetzelfde wilde de wetgever tot voor kort bekomen door vennoten een minimum aan

kapitaal te laten investeren. Dit kapitaal komt op de passief zijde van de balans te staan onder

de rubriek eigen vermogen. In het geval van een faillissement worden eerst alle schuldeisers

betaald vooraleer de vennoten hun geld terug zien (artikel 190 W. Venn.). Deze achterstelling

kan bijgevolg gezien worden als een franchise.

Het wettelijk minimumkapitaal heeft twee belangrijke voordelen. Ten eerste blijven de

vennoten gedurende de volledige levensduur van de vennootschap de prikkel ontvangen om

niet te veel risico te nemen. Ten tweede kan het minimumkapitaal niet zomaar worden

uitgekeerd aan de vennoten. Doordat het minimumkapitaal uitgegeven kan worden is het

mogelijk dat het netto-actief van de vennootschap door verliezen lager wordt dan het wettelijk

minimumkapitaal. In deze situatie weten de vennoten dat ze hun inbreng sowieso kwijt zijn.

Niks belet hen om van dan af aan extra risico’s te nemen, bijkomende financiële moeilijkheden

resulteren namelijk niet in een nog grotere negatieve impact op hen. Wanneer de risico’s slecht

aflopen dragen de schuldeisers volledig het nadeel en indien ze goed aflopen gaat de inbreng

van de vennoten misschien toch niet verloren. Om dit risicogedrag te voorkomen kunnen

schuldeisers de ontbinding van de vennootschap uitlokken (artikel 432 W. Venn.).

Vananroye en Lindemans (2017a) zijn van mening dat de prikkel van het wettelijke

minimumkapitaal vooral belangrijk is in kleine vennootschappen met een beperkt aantal

vennoten. Dit is typisch het geval in BVBA’s, enkele vennoten hebben een grote participatie

en moeten bijgevolg een grote eigen inbreng doen. Bij hen is de franchise die ze betalen dus

groter dan bij de aandeelhouder van een doorsnee NV. Bijgevolg wordt er verwacht dat

vennoten van een BVBA meer voorzichtig en risicomijdend zullen zijn. Net voor deze kleine

vennootschappen valt deze prikkel nu weg. Zij maken dus kans op een groot deel van de koek

als er winsten worden geboekt en moeten slechts een heel kleine franchise betalen als het

fout loopt.

De auteurs zijn het eens met de experten van het BCV over het feit dat het wettelijk bepalen

van het minimumkapitaal een lompe techniek is. Ze vinden dat er bij deze bepaling inderdaad

niet gekeken wordt naar het concrete risico. Ze geloven echter dat een lompe techniek daarom

geen slechte techniek is. Door zijn eenvoud is de regel namelijk goedkoop en gemakkelijk toe

te passen voor de oprichters. De curator kan het bedrag dan weer gemakkelijk afdwingen. Hij

kan gewoon het nog niet volstortte kapitaal vorderen en moet geen dure en moeilijke analyse

Page 41: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

34

maken van wat een toereikend aanvangskapitaal had moeten zijn. Daarenboven vermijdt het

minimumkapitaal de lichtzinnige oprichting van een vennootschap met rechtspersoonlijkheid.

Om het verlies van deze schuldeisers beschermende regel te compenseren opperden

Vananroye en Lindemans (2017a) voor een verregaande oprichtersaansprakelijkheid wanneer

blijkt dat het oprichtingskapitaal ontoereikend was voor de uitgevoerde activiteiten. Blijkbaar

dachten minister Geens en de experten van het BCV er hetzelfde over, er werd een artikel in

het voorontwerp geplaatst dat gelijkaardig is aan het huidige artikel 229, 4° W.Venn.

Helemaal tevreden zijn de Leuvense professoren echter niet. Volgens hen vangt de

oprichtingsaansprakelijkheid de trigger van het minimumkapitaal namelijk niet volledig op. Ten

eerste is de oprichtingsaansprakelijkheid beperkt in de tijd terwijl een minimale achtergestelde

investering de aandeelhouders ook lang na de oprichting weerhoudt om te veel risico’s te

nemen. Ten tweede kunnen oprichters het ‘voldoende aanvangsvermogen’ volstorten via een

bevoorrechte aandeelhouderslening. Bijgevolg kunnen de aandeelhouders bij een

faillissement terugbetaald worden voor de schuldeisers. De auteurs vinden dit de wereld op

zijn kop, ze vinden dat beperkte aansprakelijkheid zo in belangrijke mate niet-

aansprakelijkheid wordt (Vananroye en Lindemans, 2017a). In deze situatie winnen de

aandeelhouders immers altijd. Wanneer de vennootschap winst maakt ontvangen ze een

dividend, wordt de onderneming daarentegen insolvent, dan krijgen ze hun inbreng terug ten

nadele van de gewone schuldeisers.

Reactie op deze kritiek

Prof. dr. Bruloot en Prof. dr. Maresceau (2016) konden het niet nalaten om te reageren op de

kritiek die Prof. dr. Vananroye en Prof. dr. Lindemans gaven. Ten eerste herhalen ze nogmaals

dat de schuldeisers beschermende werking van een minimumkapitaal verwaarloosbaar is. De

UGent professoren halen aan dat het niet enkel het teniet gaan van de initiële inbreng is die

aandeelhouders ervan weerhoudt risico’s te nemen maar de vrees om de totale waarde van

hun inbreng te verliezen. Indien het effectief enkel het minimumkapitaal zou zijn dat het

risicogedrag van vennootschappen moet intomen, dan zou dit bedrag veel groter moeten zijn.

Of om de vergelijking van de KULeuven professoren te gebruiken: een racepiloot krijgt bij winst

10 000 euro prijzengeld en indien hij crasht moet hij een franchise van 50 euro betalen. Elke

racepiloot zal het wagen en gaat volop voor de overwinning. Welnu, elke aandeelhouder maakt

in se dezelfde redenering. Vandaar dat de experten van het BCV vinden dat om echt van een

derden beschermende maatregel te kunnen spreken het minimumkapitaal moet verhoogd

worden. Doordat dit in de realiteit niet mogelijk is besloten ze om de verplichting van het

toereikend aanvangsvermogen in het leven te roepen.

Page 42: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

35

Ten tweede zijn de auteurs het niet eens met de stelling dat er een verstrengde

aansprakelijkheid moet komen om het teloorgaan van de kapitaalregels te compenseren. De

basisgedachte van het minimumkapitaal werd niet geschrapt, het werd gewoon

geherformuleerd, met dezelfde of zelfs een betere derdenbescherming dan voorheen.

3.3.2 Verschillende soorten aandelen in de BV Huidig recht

Artikel 238, 239 en 275 W. Venn bepalen dat het kapitaal wordt verdeeld in gelijke aandelen

en dat elk aandeel recht heeft op één stem. Artikel 382 W. Venn. bepaalt dat coöperatieve

vennootschappen in hun statuten kunnen afwijken van de regel dat elk aandeel recht heeft op

één stem.

Toekomstig recht

Door de afschaffing van het kapitaal bij de BV verdwijnen de begrippen nominale waarde en

fractiewaarde. Deze werden gebruikt om de stem- en winstrechten verbonden aan een

aandeel te berekenen (De Wulf, 2017a). Het belang hiervan bij de BVBA was echter vrij miniem

aangezien elk aandeel sowieso gelijke aanspraken had (artikel 238 W. Venn.). Dit probleem

werd opgelost door de rechten te bepalen in de statuten in plaats van gebruik te maken van

de kapitaalvertegenwoordigende waarde (Wyckaert & Culot, 2017).

Hierdoor wordt de huidige regel van één aandeel één stem voortaan van suppletief recht

(Verslag Kamercommissie, 2015). In het voorontwerp krijgt de BV het nagenoeg onbeperkte

recht om nieuwe varianten van effecten te creëren, voor zover dit niet strijdig is met dwingend

recht (Wyckaert & Culot, 2017). Dit mogelijk maken was noodzakelijk doordat vele

coöperatieve vennootschappen, die vandaag ook al kunnen afwijken van de regel van één

aandeel één stem, onder het toekomstige recht zullen moeten omgezet worden in een BV.

Wanneer er meervoudig stemrecht is is er wel een quorum vereist voor een doelwijziging die

gebeurt na de oprichting (Geens, 2017a). De enige beperking is dat de vennootschap minstens

één aandeel met stemrecht en één aandeel met winstrecht moet uitgeven (Bevers & Van Riel,

2017). Dit betekent dus dat alle vormen van meervoudig stemrecht mogelijk zijn alsook

preferentiële dividenden. Bovendien hoeven aandelen zonder stemrecht niet noodzakelijk een

preferent dividend te krijgen (artikel 7:49 VoorWVV). Door dit alles was het in het voorontwerp

niet nodig om de invoering van winstbewijzen in de BV mogelijk te maken. De BV die dergelijke

effecten wil creëren zal ze gewoon aandelen kunnen noemen aangezien het kapitaalconcept

niet meer relevant is.

Page 43: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

36

Indien de BV een genoteerde vennootschap is kan het dubbel stemrecht echter enkel

toegewezen worden aan aandeelhouders die gedurende ten minste twee jaar ononderbroken

dezelfde aandelen bezitten (Bevers & Van Riel, 2017). Deze aandelen dienen volledig volstort

te zijn en de aandelen op naam moeten in het aandelen register ingeschreven zijn. Het

loyauteitstemrecht is namelijk aan de aandeelhouder verbonden in de plaats van aan de

aandelen. Het recht van de dubbele stem gaat dan ook verloren bij de overdracht van de

aandelen, tenzij bij de overdracht onder algemene titel zoals bijvoorbeeld bij een overlijden of

een fusie. Het recht gaat eveneens verloren wanneer de aandelen omgezet worden in

gedematerialiseerde aandelen. De vertegenwoordigers van institutionele investeerders zullen

waarschijnlijk de enige partij zijn die niet opgezet is met dit concept (De Wulf, 2017a).

3.3.2.1 Leeuwenbeding

Huidig recht

Het leeuwenbeding beschreven in artikel 32 W. Venn bepaalt dat ‘de overeenkomst die aan

een van de vennoten de gehele winst toekent, nietig is. Hetzelfde geldt voor het beding waarbij

de gelden of goederen, door een of meer van de vennoten in de vennootschap ingebracht,

worden vrijgesteld van elke bijdrage in het verlies.’ Aangezien deze bepaling terug te vinden

is in boek II geldt ze voor alle vennootschappen.

Toekomstig recht

In het nieuwe wetboek geldt de eerste paragraaf van artikel 32 W. Venn. voortaan enkel voor

personenvennootschappen, in se dus enkel voor de maatschap en zijn varianten. Het waren

de geschriften van Xavier Dieux, ex-partner van Geens bij advocatenkantoor Eubelius, die aan

de basis lagen van deze wijziging. Hij toonde aan dat personenvennootschappen en

kapitaalvennootschappen niet zomaar over dezelfde kam mogen geschoren worden (Dieux,

2011). Bijgevolg is er in het nieuwe wetboek geen boek meer dat gemeenschappelijke

bepalingen bevat voor alle vennootschappen. De eerste paragraaf van het leeuwenbeding zal

dus enkel teruggevonden worden in boek 4 dat de regels voor de maatschap, de VOF en de

Comm.V bundelt. Hier primeert namelijk de persoonlijke samenwerking en het verbod van

leeuwenbeding viseert vooral constructies die onverenigbaar zijn met het evenwicht tussen de

aandeelhouders. Een gevolg hiervan is dat wanneer een BV of een NV aandelen uitgeeft

zonder winstrechten, maar enkel met stemrechten, dit niet langer betwistbaar is (De Wulf,

2017a). De kritische vraag die in dit geval kan gesteld worden is of houders van dergelijke

effecten wel aanzien kunnen worden als aandeelhouders. In de definitie van een

vennootschap staat immers ‘Zij heeft tot doel aan de vennoten een rechtstreeks of

onrechtstreeks vermogensvoordeel uit te keren of te bezorgen.’

Page 44: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

37

Verder werd het tweede lid van artikel 32 W. Venn. afgeschaft. Het Belgische verbod van

vrijstelling van deelneming in de verliezen was wellicht uniek in de wereld en leidde tot veel

verwarring wanneer het moest toegepast worden op contractuele afspraken die precies tot

doel hadden bepaalde aandeelhouders vrij te stellen van verliesdeelname (De Wulf, 2017a).

Samenvattend bleef het verbod om aan één van de aandeelhouders de volledige winst uit te

keren behouden in de personenvennootschappen, maar het verbod om één of meer

aandeelhouders vrij te stellen van elke bijdrage in het verlies werd opgeheven (François &

Hellemans, 2017).

4. Wijziging van het eigen vermogen

4.1 Kapitaalverhoging Huidig recht

In de BVBA is enkel de algemene vergadering bevoegd tot een kapitaalverhoging. Doordat de

statuten gewijzigd moeten worden kan de kapitaalverhoging enkel via notariële akte (artikel

302 W. Venn.).

In de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid bestaat het kapitaal uit een

vast gedeelte en een variabel gedeelte. ‘De statuten bepalen het bedrag van het vaste

gedeelte van het maatschappelijk kapitaal. Dat bedrag mag niet lager zijn dan 18 550 euro.’

(artikel 390 W. Venn.). Wanneer er in een CVBA wordt beslist tot een kapitaalverhoging is een

notariële akte enkel nodig wanneer er beslist werd om het vaste gedeelte van het kapitaal te

verhogen.

In het huidige recht is het in de BVBA niet mogelijk om aandelen uit te geven beneden de

fractiewaarde van de oude aandelen (artikel 238 W. Venn.) (ICCI, 2011). De nominale waarde

van een aandeel is de waarde die in de statuten is vermeld. De fractiewaarde van een aandeel

is de boekhoudkundige waarde van een aandeel, het kan berekend worden door het geplaatst

kapitaal te delen door het aantal bestaande aandelen.

Page 45: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

38

Toekomstig recht

In de BV wordt het voortaan mogelijk om bijkomende inbrengen te doen zonder de uitgifte van

nieuwe aandelen (Bruloot, 2016). Er is bijgevolg geen statutenwijziging, want het

kapitaalconcept is niet meer relevant en in de statuten worden enkel het aantal aandelen

vermeld. Dit heeft tot gevolg dat het bestuur op die manier bijkomende inbrengen kan regelen.

Ook de waardebepaling van een aandeel moest herzien worden door de afschaffing van het

kapitaalconcept. Bij oprichting is de suppletieve regel, zoals hierboven reeds vermeld, dat elk

aandeel dezelfde rechten heeft en dat deze bepaald worden aan de hand van de waarde van

de inbrengen. Bij latere inbrengen zal de kapitaalwaarde per aandeel geval per geval berekend

moeten worden in functie van de werkelijke waarde (Bruloot, 2016). Doordat de aanpassing

van de nominale waarde van een aandeel niet meer nodig is, zal ook de passivapost

uitgiftepremies verdwijnen. De uitgifte prijs zal voortaan door het bestuursorgaan voorgesteld

worden aan de algemene vergadering die deze dan goed- of afkeurt. Er wordt hierbij geen

rekening gehouden met de inbrengen van de initiële oprichters. Bijgevolg kan de prijs die de

oorspronkelijke aandeelhouders betaalden voor een aandeel sterk afwijken van de prijs die

nieuwe aandeelhouders betalen. De notaris zal in de toekomst een cruciale rol spelen in het

correct informeren van minderheidsaandeelhouders en inschrijvers omtrent de waarde van

hun aandelen en de eraan verbonden rechten.

4.1.1 Toegestaan kapitaal Huidig recht

Zoals hierboven reeds vermeld is in de BVBA uitsluitend de algemene vergadering bevoegd

tot het verhogen van het maatschappelijk kapitaal (artikel 302 W. Venn.). In de NV kan de raad

van bestuur onder bepaalde voorwaarden ook beslissen tot een kapitaalverhoging, de

zogenaamde regels van het toegestaan kapitaal (artikel 603 W. Venn.).

Toekomstig recht

De uitgifte van aandelen is in regel een statutenwijziging. Bijgevolg is de algemene vergadering

hiervoor bevoegd. Artikel 5:113 VoorWVV stipuleert echter dat het voortaan ook voor BV’s zal

mogelijk zijn om een clausule van toegestaan kapitaal in te voeren. Hierbij machtigt de

algemene vergadering het bestuur voor maximaal vijf jaar om bijkomende aandelen uit te

geven tegen nieuwe inbrengen, binnen de door de algemene vergadering besloten grenzen.

Het bestuursorgaan moet bij elke uitgifte een verslag opstellen waarin ze de uitgifteprijs

verantwoorden en de gevolgen voor vermogens- en lidmaatschapsrechten duiden. Bij

vennootschappen die een commissaris hebben dient deze een verslag uit te brengen waarin

Page 46: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

39

staat dat de cijfers in het bestuursverslag ‘getrouw zijn, en voldoende om de algemene

vergadering die over het voorstel moet stemmen, voor te lichten’ (artikel 5:101 § 1 tweede lid

VoorWVV). Er dient te worden gestemd per soort aandeel. Indien de inbreng niet in natura is

kunnen alle aandeelhouders op de algemene vergadering voor aandeelhouders unaniem

afzien van de vereiste van de verslagen (De Wulf, 2017b). Dit geldt evenwel enkel bij de uitgifte

van aandelen, niet bij de uitgifte van converteerbare obligaties of inschrijvingsrechten.

De bestaande uitsluitingen of vereisten omtrent de bijzondere machtiging bleven behouden.

Het verbod om de techniek van het toegestaan kapitaal te gebruiken om uitgifte onder pari te

doen werd evenwel afgeschaft. Wel werd dan weer een verbod ingevoerd om nieuwe soorten

van effecten of aandelen met meervoudig stemrecht uit te geven (De Wulf, 2017b).

Het bestuur kan dus tot de uitgifte van nieuwe aandelen beslissen tenzij dit statutair anders

bepaald is. Ze kan evenwel geen nieuwe soorten aandelen uitgeven. Aangezien deze regel

van dwingend recht is kan hier niet van afgeweken worden in de statuten, tenzij de algemene

vergadering specifiek machtiging geeft voor de nieuwe soort en dit met een statutaire

meerderheid (De Wulf, 2017b). Aandeelhouders kunnen vervolgens intekenen op de nieuwe

aandelen. Derden kunnen dit ook als ze voldoen aan de voorwaarden voor het

aandeelhouderschap. Bij deze procedure is geen statutenwijziging nodig.

Mits een aparte statutaire machtiging moeten de statuten in de BV slechts één keer per jaar

aangepast worden aan de uitgifte van nieuwe aandelen door het bestuur (De Wulf, 2017b). De

experts kozen hiervoor omdat de huidige coöperatieve vennootschap voortaan een BV wordt

en in- en uittredingen nog steeds eenvoudig zouden kunnen gebeuren. Bij de uitgifte zelf is er

dus geen statutenwijziging, het kan dus zonder notaris. Voor het einde van het boekjaar maakt

het bestuursorgaan de aanpassing, ditmaal met de notaris, want nu is het wel een

statutenwijziging. Het technische aspect van de in- en uittreding kan gevonden worden onder

het hoofdstuk geschillenregeling.

4.1.2 Soortrechten Huidig recht

In het huidige recht bestaan er in de BVBA geen regels omtrent de verschillende soorten

rechten verbonden aan aandelen. De algemene vergadering in een BVBA kan inmiddels

slechts één soort aandeel uitgeven, namelijk een aandeel met één stem. Enkel wanneer er

aan welbepaalde regels is voldaan kan ze ook aandelen zonder stemrecht uitgeven.

Page 47: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

40

Toekomstig recht

Een vennootschap heeft verschillende soorten aandelen wanneer ze aandelen met

verschillende rechten uitgeeft. Ze kan bijvoorbeeld aandelen uitgeven zonder stemrecht,

aandelen met preferent dividend en aandelen met meervoudig stemrecht. Zoals reeds eerder

vermeld is een loyauteitsstemrecht persoonsgebonden en niet aandelengebonden bij een

genoteerde vennootschap (Bevers & Van Riel, 2017).

Indien de vennootschap de soortrechten wenst te wijzigen dient een bestuursverslag

opgemaakt te worden. De regels omtrent dit bestuursverslag werden eerder al meegegeven

onder het puntje toegestaan kapitaal. Deze procedure dient uiteraard niet gevolgd te worden

wanneer er nog geen verschillende soorten aandelen zijn. Ze dient evenwel gehonoreerd te

worden indien er een nieuwe soort wordt uitgegeven en er al andere soorten zijn, tenzij iedere

reeds bestaande soort een evenredige uitgifte krijgt van de nieuwe soort. In dit laatste geval

dient de procedure niet gevolgd te worden doordat de verhouding niet verandert. De

afschaffing van een soort wordt in het voorontwerp gelijkgesteld met de wijziging van rechten

soort (De Wulf, 2017b). Prof. dr. De Wulf (2017b) citeert ‘De uitgifte van nieuwe aandelen met

dezelfde rechten als de bestaande aandelen maar tegen een prijs die disproportioneel hoog

of laag is in verhouding tot de historische inbreng per aandeel van de bestaande aandelen, of

disproportioneel in verhouding tot de fundamentele economische of boekwaarde van de

aandelen is geen uitgifte van een nieuwe soort noch een wijziging van de soortrechten.’

4.1.3 Inschrijven op eigen aandelen Huidig recht

Artikel 217 W. Venn. bepaalt: ‘De vennootschap mag niet inschrijven op haar eigen aandelen

of op certificaten welke betrekking hebben op die aandelen en worden uitgegeven op het

tijdstip van uitgifte van die aandelen’.

Toekomstig recht

Het verbod voor de BV om op haar eigen aandelen in te schrijven blijft behouden, dit om

fictieve inbrengen tegen te gaan. Zo willen de experten van het BVC zeker zijn dat het bedrag

dat op de passivapost ‘ingebracht eigen vermogen’ geschreven staat ook als reële activa in

de vennootschap aanwezig is en willen ze autocontrole tegengaan (Bruloot, 2014).

Page 48: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

41

4.1.4 Voorkeurrecht Huidig recht

Het voorkeurrecht is het recht dat vennoten krijgen om bij uitgifte van nieuwe aandelen,

converteerbare obligaties of inschrijvingsrechten er als eerste op in te tekenen. Convertibles

en warrants hebben geen recht om vervroegd aan te kopen, doch hebben ze wel het recht op

vervroegde conversie (De Wulf, 2017b).

Artikel 309 W. Venn. bepaalt dat ‘de aandelen waarop in geld wordt ingeschreven, eerst

moeten aangeboden worden aan de vennoten, naar evenredigheid van het deel van het

kapitaal door hun aandelen vertegenwoordigd. De houders van aandelen zonder stemrecht

bezitten een voorkeurrecht bij de uitgifte van nieuwe aandelen met of zonder stemrecht,

behalve wanneer de kapitaalverhoging geschiedt door de uitgifte van twee evenredige schijven

van aandelen, de ene met stemrecht en de andere zonder stemrecht, met dien verstande dat

de eerste bij voorkeur wordt aangeboden aan de houders van aandelen met stemrecht en de

tweede aan de houders van aandelen zonder stemrecht.’

Toekomstig recht

In het nieuwe Wetboek van Vennootschappen werd artikel 309 W. Venn. aangepast aangezien

er in de toekomst vele mogelijkheden zullen zijn omtrent de aandelen. Alleen de

aandeelhouders die tot de uit te geven soort behoren krijgen een voorkeurrecht.

Aandeelhouders die bijvoorbeeld meervoudig stemrecht hebben krijgen enkel een

voorkeurrecht indien er aandelen met meervoudig stemrecht uitgegeven zullen worden. De

hierboven reeds besproken regels omtrent de wijziging van soortrechten dienen toegepast te

worden, tenzij de uitgifte evenredig is binnen elke soort (De Wulf, 2017b). Een voorbeeld is op

zijn plaats om deze materie te verduidelijken. Een vennootschap heeft bijvoorbeeld twee

soorten aandelen, aandelen met meervoudig stemrecht en aandelen met enkelvoudig

stemrecht. Ze zal een bijkomende uitgifte doen van aandelen met meervoudig stemrecht.

Bijgevolg krijgen enkel de aandeelhouders met meervoudig stemrecht een voorkeurrecht.

Aangezien dit een soortwijziging is is er een drie vierde meerderheid vereist, ook binnen de

soort met enkelvoudig stemrecht. Indien er proportioneel wordt uitgegeven binnen de

enkelvoudige soort is dit echter niet nodig. Heeft de vennootschap slechts één soort aandelen

namelijk aandelen met een enkelvoudig stemrecht en wil ze daarna aandelen met meervoudig

stemrecht invoeren, dan krijgen de huidige aandeelhouders geen voorkeurrecht en is er geen

soortwijziging (De Wulf, 2017b).

Page 49: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

42

4.1.5 Inbreng in natura Huidig recht

Artikel 219.§ 1. W. Venn. ‘In geval van een inbreng in natura, wordt vóór de oprichting van de

vennootschap een bedrijfsrevisor aangewezen door de oprichters. De revisor maakt een

verslag op, inzonderheid over de beschrijving van elke inbreng in natura en over de toegepaste

waarderingsmethoden. Het verslag moet aangeven of de waarden waartoe deze methoden

leiden, ten minste overeenkomen met het aantal en de nominale waarde of, bij gebreke van

nominale waarde, de fractiewaarde van de tegen de inbreng uit te geven aandelen. Het verslag

vermeldt welke werkelijke vergoeding als tegenprestatie voor de inbreng wordt verstrekt. In

een bijzonder verslag zetten de oprichters uiteen waarom de inbreng in natura van belang is

voor de vennootschap en eventueel ook waarom afgeweken wordt van de conclusie van het

verslag van de revisor. Dat verslag wordt samen met het verslag van de revisor neergelegd

op de griffie van de rechtbank van koophandel, overeenkomstig artikel 75.’

Toekomstig recht

Net zoals beschreven staat in artikel 219 W. Venn. voor de BVBA zal ook in de BV de inbreng

in natura aan een waarderingscontrole door een revisor onderworpen worden. Artikel 5:112

tweede lid VoorWVV stelt ‘ Het verslag geeft aan of de waarden waartoe de toegepaste

methoden leiden, ten minste overeenkomen met de waarde van de inbreng die in de akte

wordt vermeld. De bedrijfsrevisor moet inzonderheid verklaren of de waardering en de

werkelijke vergoeding die als tegenprestatie voor de inbreng wordt verstrekt naar zijn mening

al dan niet redelijk zijn.’

Er is logischerwijs geen voorkeurrecht wanneer de kapitaalverhoging gebeurt door een inbreng

in natura. Het voorontwerp verduidelijkt dat de verslagen van de commissaris over de inbreng

in natura deel uitmaken van de verslagen die voortaan vereist zijn bij elke uitgifte van nieuwe

aandelen. Dit hoort dus ook bij het verslag dat het bestuur en de commissaris opstellen voor

de kapitaalverhoging. In de praktijk maakt de raad van bestuur eerst een ontwerp-

bestuursverslag, inclusief de inbreng in natura, vervolgens wordt dit verslag aan de

commissaris voorgelegd en deze maakt op zijn beurt een verslag op. Op basis van dit verslag

finaliseert de raad van bestuur haar verslag (De Wulf, 2017b).

Het controleren van de inbreng in natura door een revisor heeft voor- en nadelen. Het voordeel

is dat zowel de aandeelhouders als de schuldeisers meer zekerheid hebben omtrent de

waardering van de activa van de onderneming. De keerzijde van de medaille is dat het geld

en tijd kost. Er moet namelijk eerst een deskundige worden gezocht, deze moet dan worden

ingelicht over alle details van de inbreng, dan pas kan hij beginnen aan de controle, vervolgens

stelt hij een omstandig rapport op, wat tot slot openbaar gemaakt moet worden. Dit hele proces

Page 50: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

43

zorgt er zonder twijfel voor dat de oprichting of de kapitaalverhoging vertraagd wordt.

Bovendien is het weinig effectief voor haar doel namelijk de schuldeisers beschermen (Bruloot,

2014).

4.1.6 Inbreng van nijverheid Huidig recht

In het huidige wetboek zijn de inbrengen van knowhow toegestaan indien ze op de één of de

andere manier gematerialiseerd zijn. De verplichting tot het verrichten van werk of diensten

was echter wel verboden (artikel 218 W. Venn.). De inbreng van nijverheid is verboden omdat

het zou kunnen leiden tot het frauduleus of lichtzinnig oprichten van een vennootschap. Ook

het feit dat het niet in beslag kan worden genomen en dat het niet leidt tot onmiddellijke

vermogensvorming speelt niet in het voordeel (Schutte-Veenstra, 1991). De vraag die ook kan

gesteld worden is hoe het verder moet met de vennootschap wanneer de inbreng van

nijverheid niet wordt uitgevoerd. Daarenboven delen de oprichters die een inbreng van

nijverheid doen niet in de ondernemersrisico’s en is het bijzonder moeilijk om te waarderen.

Toekomstig recht

In het nieuwe wetboek zouden de inbrengen van nijverheid echter wel toegelaten zijn indien

alle aandeelhouders hiermee op een geïnformeerde wijze instemmen (Bruloot, 2016). Het

verbod werd door de praktijk namelijk als hinderlijk ervaren en het belette de opstart van

zinvolle projecten (Bruloot, 2014). Een voorbeeld dat vaak in dit verband wordt aangehaald

zijn de high-tech ondernemingen. De kennis en de werklust van ondernemers zijn vaak het

meest waardevolle goed dat in zo een vennootschap geïnvesteerd kan worden. Het was dan

ook niet logisch dat dit niet als natura-inbreng aanzien kon worden. In de toekomst kunnen

oprichters kapitaalaandelen verkrijgen in ruil voor hun kennis en vaardigheden die ze ten

gunste van de vennootschap aanwenden. Door deze wetswijziging wordt de onzuivere lijn

tussen de inbreng van knowhow en de inbreng van nijverheid namelijk uitgegomd en is ze niet

meer van tel.

Het is zeker toe te juichen dat ook hier het vernieuwde wetboek duidelijkheid schept en

flexibiliteit biedt. Bovendien kan eenvoudig aan enkele van de hierboven vermelde

kritiekpunten antwoord geboden worden. Waarderen is wel mogelijk wanneer bij de

toekomstige prestaties duidelijk omschreven is hoe lang de oprichter werk zal verrichten ten

voordele van de vennootschap en wat het resultaat hiervan zal zijn. De oprichter die een

inbreng in nijverheid doet deelt op zekere wijze wel in het risico. Hij deelt mee in de risico’s

telkens wanneer hij een prestatie verricht die bij gebrek aan winst niet vergoed wordt.

Page 51: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

44

Bovendien wordt er verduidelijkt dat wanneer de management vennootschap van de persoon

die zo een inbreng deed failliet gaat of die persoon overlijdt dat er dan een inbreng bij

equivalent moet gebeuren (Bevers & Van Riel, 2017).

4.2 Kapitaalvermindering

4.2.1 Schuldeisersbescherming: dubbele uitkeringstest Huidig recht

Vandaag is kapitaal volgens de boekhoudregels het deel van het eigen vermogen waarvan de

stakeholders weten dat het dient als buffer. De enige manier waarop kapitaal uit de

onderneming kan gehaald worden is door middel van een statutaire kapitaalvermindering

(artikel 316, 317 en 318 W. Venn.). Artikel 316 W. Venn. bepaalt ‘tot een vermindering van het

maatschappelijk kapitaal kan slechts worden besloten door de algemene vergadering op de

wijze vereist voor de wijziging van de statuten’. Om tot een kapitaalvermindering te kunnen

overgaan is er dus een drie vierde meerderheid nodig.

Indien er een onterechte uitkering is gebeurd kan deze slechts teruggevorderd worden van de

vennoten wanneer die ter kwade trouw waren. Artikel 18 uit de Tweede Richtlijn, dat werd

overgenomen in artikel 320 W. Venn., bepaalt namelijk dat de vennoten de uitkering moeten

terugbetalen aan de vennootschap indien ze ‘weet hadden van de ongeoorloofdheid van de

uitkering of daarvan gezien de omstandigheden niet onkundig konden zijn’.

Toekomstig recht

Er zullen voortaan twee testen moeten uitgevoerd worden vooraleer een BV een

dividenduitkering of een andere soort uitkering mag doorvoeren. Nadat uit deze twee testen is

gebleken dat een uitkering toegelaten is dient er gestemd te worden op de algemene

vergadering. Voor het uitkeren van eigen vermogen dat statutair onbeschikbaar is gemaakt is

een statutenwijziging en dus een meerderheid van 75% nodig. Voor een uitkering van

inbrengen is 50% voldoende.

Page 52: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

45

Figuur 8: Overzicht kapitaal in balans in BVBA, EBVBA en S-BVBA (eigen werk):

Een BVBA wiens boekhouding er als hierboven uitziet kan een kapitaalvermindering

doorvoeren vermits er geen minimumkapitaalplicht meer is. Zoals hierboven reeds vermeld

wordt de passivapost ‘kapitaal’ van rechtswege omgezet in de statutair onuitkeerbare

vermogenspost ‘ingebracht eigen vermogen’ (artikel 25 VoorWVV). Mits een meerderheid van

75% in de algemene vergadering kan deze omgezette BVBA dus een kapitaalvermindering

doorvoeren van 6 200 euro.

Artikel 5:123 VoorWVV regelt de consequenties van onterechte uitkering. Het bestuursorgaan

kan uitkeringen die niet voldoen aan de netto-actief- of liquiditeitstest terugvorderen van de

aandeelhouders, zelfs indien deze laatste ter goeder trouw zijn (Bruloot & Culot, 2017).

Hiermee wordt er afgeweken van het huidige Wetboek van Vennootschappen waar kwade

trouw vereist is. Prof. dr. De Wulf (2017a) denkt echter dat het verschil beperkt zal zijn

aangezien in een BV(BA) de begunstigde aandeelhouders vaak de berekening kennen waarop

de winstuitkering werd gebaseerd.

4.2.1.1 Netto-actieftest

Huidig recht

Artikel 320 W.Venn., dat voortkomt uit de Tweede Vennootschapsrichtlijn, bepaalt vandaag in

essentie dat er geen uitkering kan gedaan worden indien het netto-actief van de vennootschap

hierdoor kleiner zou worden dan het kapitaal en de onuitkeerbare reserves samen. Onder

netto-actief moet worden verstaan: het totaalbedrag van de activa zoals dat blijkt uit de balans,

verminderd met de voorzieningen en schulden. Door de afschaffing van het kapitaalconcept

moest er gezocht worden naar een andere test.

Toekomstig recht

De netto-actieftest uit artikel 320 W. Venn. werd dan ook vervangen door artikel 5:121

VoorWVV. Deze bepaalt dat geen uitkering mag geschieden indien het eigen vermogen van

de vennootschap negatief is of door de uitkering negatief zou worden (Tas & Steeno, 2018).

Bovendien wordt verduidelijkt dat wettelijk of statutair onbeschikbare reserves, die de

vennootschap uiteraard vrijwillig mag aanleggen, evenmin mogen uitgekeerd worden. Dit was

is het huidige wetboek ook al zo. De experts kozen er in het nieuwe Wetboek van

BVBA EBVBA S-BVBA

10 Kapitaal € 6 200 € 12 400 € 1-> € 18 550

100 Geplaatst kapitaal € 18 550 € 18 550 € 1-> € 18 550

101 Niet opgevraagd kapitaal (-) € 12 350 € 6 150 € 1-> € 18 550

Page 53: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

46

Vennootschappen expliciet voor om een onderscheid te maken tussen onuitkeerbare

inbrengen en onuitkeerbare reserves (De Wulf, 2017a).

Artikel 320 W.Venn. zorgde jarenlang voor heel wat discussie (Bruloot, De Wulf & Maresceau,

2018). Moet het netto-actief berekend worden op basis van de cijfers van de laatst

goedgekeurde jaarrekening, dan wel de meest recente cijfers die evenwel niet goedgekeurd

zijn door de algemene vergadering? Artikel 5:121 lid 2 VoorWVV beslecht de zaak. De

vennootschap heeft bij de berekening de keuze tussen de laatst goedgekeurde jaarrekening

en de recentere staat van activa en passiva (Bruloot & Culot, 2017). Bij de laatste keuze zijn

vennootschappen die een commissaris hebben evenwel verplicht om de staat van actief en

passief te laten nakijken. De vennootschap deze keuze laten maken is zeker en vast een stap

vooruit in vergelijking met artikel 320 W. Venn. In het huidige regime was het mogelijk dat een

uitkeringsbeslissing louter gebaseerd was op een momentopname die geen rekening hield met

de werkelijke financiële toestand op het moment van uitkering.

Ten slotte wordt er in artikel 5:121 VoorWVV bepaald dat het netto-actief moet verminderd

worden met de niet-afgeschreven oprichtingskosten en kosten van onderzoek en ontwikkeling,

tenzij men uitzonderlijk een andere optie kan verantwoorden in de toelichting van de

jaarrekening.

Deze solvabiliteitstest die gebaseerd is op een gestandaardiseerde, gereglementeerde, in

beginsel openbaar gemaakte en soms zelfs gereviseerde jaarrekening maakt de netto-

actieftest tot een uitkeringstest met vele voordelen. Ten eerste is de test onder meer door de

eenvoud ervan en de publicatie van de jaarrekening eenvoudig verifieerbaar en niet

onderhevig aan manipulatie door de aandeelhouders of de bestuurders. Vooral in

ondernemingen met een geconcentreerd aandeelhouderschap zorgt de test ervoor dat de druk

die aandeelhouders op het bestuur kunnen uitoefenen afneemt. Ten tweede worden

bestuurders er bij de uitkering toe verplicht om ook hun verplichtingen op lange termijn in de

gaten te houden. Dit is natuurlijk voornamelijk belangrijk bij schuldeisers met een vordering op

lange termijn zoals bijvoorbeeld werknemers of banken die een krediet op lange termijn

hebben toegestaan.

Aan de netto-actieftest zijn echter ook wat nadelen verbonden. Ten eerste zijn schuldeisers

met een vordering op korte termijn meer geïnteresseerd in de liquiditeit van een onderneming

dan in de solvabiliteit. Ten tweede kunnen de aandeelhouders geen druk uitoefenen op de

uitvoering van de test maar wel op de gegevens waarop de test gebaseerd is, namelijk de

jaarrekening. Bepaalde boekhoudnormen kunnen immers op verschillende manieren

geïnterpreteerd worden zonder dat er daarom sprake is van fraude. Ten derde wordt de

jaarrekening vaak fiscaal geoptimaliseerd. Om deze reden kan de vermogensstaat van de

Page 54: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

47

vennootschap vertekend zijn. Ten vierde wordt er in de netto-actieftest geen rekening

gehouden met wat er op de buitenbalansposten staat. Ten vijfde is er een verschil tussen de

waarde van activa in going concern en de waarde in het geval van een liquidatie. Ten zesde

wordt er geen rekening gehouden met de toekomstige evoluties terwijl de test nochtans nagaat

of de schuldeisers ook na de uitkering zullen kunnen worden terugbetaald.

De experten van het BCV vonden dat artikel 320 W. Venn. verantwoordelijk is voor het valse

gevoel van veiligheid dat het minimumkapitaal biedt. Schuldeisers wiegen zichzelf in slaap met

de gedachte dat uitkeringen aan de aandeelhouders enkel mogelijk is met de verdiende

surplussen, en dat er altijd een kapitaalbuffer aanwezig zal zijn. Prof. dr. Bruloot (2016) en zijn

collega’s van het BCV zijn er echter van overtuigd dat de liquiditeitspositie van een

onderneming belangrijker is dan de solvabiliteitspositie. Bovendien denken ze dat bestuurders

voorzichtiger zullen zijn indien ze rekening moeten houden met problemen die zich op korte

termijn kunnen manifesteren dan wanneer ze rekening moeten houden met de continuïteit van

de vennootschap op de lange termijn. Deze redenen zorgen voor een dubbele uitkeringstest,

de liquiditeitstest zag het levenslicht en werd toegevoegd aan de netto-actieftest.

4.2.1.2 Liquiditeitstest Huidig recht

Artikel 17 Tweede Richtlijn vulde met de hierin beschreven winsttest de netto-actieftest aan.

België nam deze test echter nooit over in haar wetten omdat ze vond dat deze regel al vervat

zat in de algemene verplichting tot goed bestuur. Hierdoor moesten vennootschapen die een

uitkering wilden doen enkel rekening houden met de netto-actieftest uit artikel 320 W. Venn.

en de regels omtrent deugdelijk bestuur (artikel 262 W. Venn.).

Deze winsttest uit de Tweede Richtlijn bepaalt dat het ‘bedrag van een dividenduitkering niet

hoger mag zijn dan het bedrag van de resultaten van het laatste boekjaar, vermeerderd met

de overgedragen winst en de aan de reserves voor uitkering onttrokken bedragen, en

verminderd met het overgedragen verlies en de krachtens de wet of de statuten aan de

reserves toegevoegde bedragen’ (artikel 17, lid 3 Tweede Richtlijn).

Toekomstig recht

In het voorontwerp werd er beslist om de winsttest uit de Tweede Richtlijn dan toch om te

zetten in Belgisch recht. Artikel 5:122 VoorWVV bepaalt dan ook dat er slechts winst mag

worden uitgekeerd ‘nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld dat de vennootschap, volgens

de redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen, na de uitkering in staat zal blijven haar

Page 55: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

48

schulden te voldoen naarmate deze opeisbaar worden over een periode van ten minste twaalf

maanden te rekenen van de datum van de uitkering.’

Uit de dubbele test uit de Tweede Richtlijn kan afgeleid worden dat de liquiditeitstest bepaalt

of er uitkeringen kunnen worden gedaan en dat de netto-actieftest daarna bepaalt welk bedrag

er kan uitgekeerd worden.

Het voorontwerp stipuleert met andere woorden dat nadat de algemene vergadering de

uitkering heeft beslist ook het bestuursorgaan een autonome verantwoordelijkheid heeft. Zij

moeten nagaan of de liquiditeit van de vennootschap niet in gevaar komt.

Dergelijke dubbele voorzichtigheid is eigenlijk niks nieuws onder de zon. Op basis van het ruim

interpreteerbare artikel 1382 B.W. kon reeds algemene onzorgvuldigheid bestraft worden.

Daarenboven verplichtte de contractuele bestuursplicht het bestuursorgaan reeds om

uitkeringen die de balanstest overleefden toch tegen te houden indien die het voortbestaan

van de vennootschap in gevaar brachten (Tas, 2003). ‘Met de nieuwe regel in het voorontwerp

schept de wetgever meer duidelijkheid. Het bestuur moet desnoods ingaan tegen de beslissing

van de aandeelhouders via de algemene vergadering om een uitkering te doen, en ze kan zich

niet wegsteken achter die beslissing’ (De Wulf, 2017a, p.21).

De beslissing die het bestuur neemt wordt opgenomen in een verslag, dat evenwel niet hoeft

neergelegd te worden. De experten van het BCV kozen hiervoor omdat vennootschappen niet

staan te springen om hun toekomstige inkomensstromen publiek te maken. Het bestuur kan

echter teruggrijpen naar dit document wanneer ze persoonlijk wordt aangesproken bij een

vermeende onrechtmatige uitkering. In de vennootschappen waarin een commissaris werd

benoemd dient deze de boekhoudkundige en financiële gegevens in het verslag na te kijken.

De commissaris vermeldt in zijn jaarlijks controleverslag dat hij deze opdracht heeft uitgevoerd

(Tas & Steeno, 2018). Zo kan er tegemoet gekomen worden aan de grote vrijheid en het

manipulatierisico dat eigen is aan deze test.

De voornaamste voordelen aan de liquiditeitstest worden hier opgelijst. Ten eerste beoordeelt

deze test wat er voor de meeste schuldeisers het belangrijkste is, namelijk of hun vordering

betaald zal worden. In hoeverre de activa de schulden van de vennootschap overschrijden is

voor de schuldeisers minder relevant. Ten tweede dient er rekening te worden gehouden met

alle te verwachten kasstromen en niet enkel met de kasstromen die tot uiting komen in de

jaarrekening. De uitkeringsbeslissing wordt bijgevolg niet beïnvloed door eventuele

manipulaties die louter omwille van fiscale redenen uitgevoerd werden. Ten derde verschilt de

liquiditeitstest van onderneming tot onderneming, in tegenstelling tot de one size fits all

benadering van de netto-actieftest.

Page 56: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

49

Doordat het onmogelijk is voor de aandeelhouders om te weten hoe de toekomstige

kasstromen en verwikkelingen van de vennootschap er in detail zullen uitzien valt het uitvoeren

van deze test onder de bevoegdheid van de bestuurders. Bijgevolg kunnen ook enkel zij

aansprakelijk gesteld worden bij eventueel gemaakte fouten. Daarenboven is het ook logisch

dat de bestuurders beslissen over de uitkering van de winsten aangezien zij hier in se geen

baat bij hebben. Zij zullen waarschijnlijk langer stilstaan bij de bescherming van de

schuldeisers dan de aandeelhouders. Bovendien hebben bestuurders vaak de neiging om zo

veel mogelijk activa onder hun hoede te houden.

Naast de hierboven opgelijstte voordelen van het open norm karakter van de test zijn er

hieraan ook een aantal nadelen verbonden. Ten eerste kan de vele vrijheid die

vennootschappen hebben om de test uit te voeren leiden tot juridische onzekerheid. Er wordt

bijvoorbeeld niet gestipuleerd of de opeisbare schulden met eigen middelen dan wel door

gebruik te maken van vreemd vermogen moeten kunnen worden betaald. Indien de wetgever

er echter voor zou kiezen om specifieker te vermelden hoe deze test moet worden uitgevoerd

dan is de test niet langer flexibel en aangepast aan de vennootschap. Ten tweede kunnen er

vragen gesteld worden bij de termijn van 12 maanden die de wetgever voorop stelt. In

sommige sectoren is het bijvoorbeeld gebruikelijk dat schuldeisers meer dan een jaar

betalingsuitstel geven. Zij zijn er dus niet bij gebaat dat de liquiditeit de eerste 12 maanden

niet in het gedrang komt. Anderzijds dient er opgemerkt te worden dat het voor de bestuurders

waarschijnlijk een heel moeilijke opdracht is om de liquiditeitspositie van de vennootschap over

een langere periode te voorspellen. Ten derde bestaat de mogelijkheid dat bestuurders

systematisch te weinig middelen uitkeren omdat ze enerzijds zo veel mogelijk middelen zelf

willen controleren en anderzijds bang zijn van de bestuursaansprakelijkheid wanneer de test

niet correct uitgevoerd werd. Er zijn echter enkele nadelen verbonden aan vennootschappen

met te veel liquide middelen. Zo zijn ze bijvoorbeeld een gemakkelijke prooi op de overname

markt. Daarnaast worden de liquide middelen niet efficiënt gebruikt en zijn beursgenoteerde

bedrijven die zich in deze situatie bevinden vaak ondergewaardeerd (Stephens & Weisbach,

1998). Ten vierde is het mogelijk dat bestuurders de toekomstige instromen overschatten, al

dan niet onder druk van de aandeelhouders. Als vijfde punt dient opgemerkt te worden dat het

mogelijk is dat er geen valabele bestuurders meer worden gevonden door het grote

aansprakelijkheidsrisico dat op hen rust. Ten zesde is het niet eenvoudig om aan te tonen dat

bestuurders deze test niet goed hebben uitgevoerd.

Merk op dat de manier waarop de wrongful trading regeling de schuldeisers beschermt zeer

gelijkaardig is aan de ex ante bescherming van de liquiditeitstest. Bestuurders zijn namelijk in

beide gevallen persoonlijk aansprakelijk wanneer komt vast te staan dat er een uitkering werd

gedaan terwijl de bestuurders behoorden te weten dat dit voor liquiditeitsproblemen zou

Page 57: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

50

zorgen. Maar niet alleen met de wrongful trading worden gelijkenissen gevonden. Bij het

beschrijven van de liquiditeitstest valt op dat bestuurders voortaan dezelfde oefening moeten

maken die bij de S-BVBA ook al in het financieel plan verwerkt zat.

Kritische noot

De Inspectie van Financiën en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven vinden dat de netto-

actieftest en de liquiditeitstest beter zouden moeten verduidelijkt worden. Ze stellen dat er in

het voorontwerp bijvoorbeeld niet gepreciseerd wordt welke liquiditeitstest gehanteerd dient te

worden (CRB, 2017). Mag zowel de current ratio als de quick ratio als alle andere ratio’s die

met liquiditeit te maken hebben gebruikt worden?

4.2.2 Uitstapmogelijkheden ten laste van de vennootschap Huidig recht

Vandaag kunnen vennoten de BVBA verlaten op drie manieren, namelijk via de inkoop van

eigen aandelen (artikel 321 W. Venn. tot en met 331 W. Venn.), via de geschillenregeling

(artikel 334 tot en met 342 W. Venn.) en via de overdracht van aandelen (artikel 249 W. Venn.

tot en met 252 W. Venn.). In de CVBA kunnen de vennoten de vennootschap verlaten via de

uitsluiting of de uitreding ten laste van het vennootschapsvermogen (artikel 367 tot en met 376

W. Venn.) of via de overdracht van aandelen (artikel 362 tot en met 365 W. Venn.).

Bij de inkoop van eigen aandelen gaat de vennootschap over tot het aankopen van haar eigen

aandelen. De algemene vergadering kan tot de deze inkoop beslissen wanneer de helft van

de vennoten die ten minste drie vierde van het kapitaal bezitten, na aftrek van de rechten

waarvan de verwerving wordt voorgesteld, hiertoe besluiten. De waarde van de ingekochte

aandelen mag niet hoger zijn dan 20% van het geplaatste kapitaal (artikel 321 W. Venn.). Na

de inkoop dient de vennootschap een onbeschikbare reserve aan te leggen gelijk aan de

waarde waarvoor ze de aandelen heeft ingekocht (artikel 24, lid 1, b Tweede Richtlijn, artikel

623 W. Venn voor de NV werd niet overgenomen voor de BVBA ). De BVBA moet de aandelen

binnen de twee jaar vernietigen of vervreemden. In de CVBA is de inkoop van eigen aandelen

niet mogelijk (Van Hulle & Van Hulle, 1996).

De geschillenregeling bestaan uit twee procedures. Enerzijds is er de vordering tot uitsluiting,

de gedwongen overdracht van aandelen. Anderzijds is er de vordering tot uittreding, de

gedwongen overname. Bij de geschillenregeling nemen de andere vennoten de aandelen

over, zij betalen hier logischerwijs dan ook voor. De geschillenregeling komt hier niet aan bod

doordat dit geen kapitaalvermindering inhoudt. Aangezien de geschillenregeling enkel van

toepassing is op de BVBA (artikel 334 tot en met 342 W. Venn.), de NV (artikel 635 tot en met

Page 58: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

51

644 W. Venn.) en de Comm. VA (artikel 657 W. Venn.) kan deze uitstapmogelijkheid niet

gebruikt worden bij de CVBA.

De uitsluiting en uittreding ten laste van het vennootschapsvermogen komt hier wel aan bod

doordat hier de vennootschap betaalt voor de vrijheid van de aandeelhouder. Dit houdt dus

wel een kapitaalvermindering in. Deze techniek is de reden waarom vele vrije beroepers kiezen

voor een CVBA, ze kunnen de vennootschap gemakkelijk terug verlaten. De vennootschap

betaalt het scheidingsaandeel van de vennoot die uittreedt met het variabele gedeelte van het

kapitaal, zonder dat ze hiervoor de statuten moet wijzigen (artikel 427 W. Venn.). In het

wetboek staat beschreven dat het recht om uit te treden slechts kan worden uitgeoefend in de

eerste zes maanden van het boekjaar (artikel 367 W. Venn.). Indien een vennoot wenst uit te

treden in de tweede helft van het boekjaar kan dit perfect maar dan heeft dit pas uitwerking in

het volgende boekjaar. In tegenstelling tot bij de uittreding ten laste van het

vennootschapsvermogen is er bij de uitsluiting een gegronde reden vereist. Hier beslist de

vennoot niet zelf om de vennootschap te verlaten, maar zijn medevennoten.

Toekomstig recht

Aandeelhouders van de BV kunnen de vennootschap volgens het voorontwerp verlaten op

vier manieren, namelijk via uitsluiting of uittreding ten laste van de vennootschap, via de inkoop

van eigen aandelen, via de geschillenregeling of door de overdracht van aandelen (Bruloot,

2016). De eerste twee zullen hier behandeld worden doordat de uitkeringstest relevant is, de

vennootschap betaalt hier namelijk voor de vrijheid van de aandeelhouder. Bij de uitsluiting en

de uitreding in de geschillenregeling betalen de andere aandeelhouders, deze regeling kan

dan ook teruggevonden worden onder het punt geschillenregeling verder in dit werk. Bij de

overdracht van aandelen verkoopt de aandeelhouder zijn aandelen aan andere

aandeelhouders of aan een derde, deze regels kunnen terug gevonden worden onder punt 4.3

van deze masterproef.

Zoals reeds eerder vermeld wordt het uitsluiten of het uittreden van een aandeelhouder ten

laste van het vennootschapsvermogen voortaan ook mogelijk bij de BV, dit onder meer doordat

in de toekomst vele coöperatieve vennootschappen als een besloten vennootschap zullen

functioneren. Uittreding is wettelijk niet mogelijk binnen de twee jaar na oprichting omwille van

de oprichtersaansprakelijkheid. De default regel is dat het enkel in de eerste zes maanden van

het boekjaar kan en slechts twee keer per jaar, dit om een rush naar de exit te vermijden. Er

werd de vennootschap veel vrijheid gegeven om de regels omtrent uittreding en uitsluiting te

regelen in de statuten (Tas & Steeno, 2018). Het bestuursorgaan mag het recht tot uittreding

schorsen of de betaling uitstellen of spreiden. Ze dient hierbij de vennootschap te beschermen

en alle aandeelhouders gelijk te behandelen. Indien er zich een uittreding of uitsluiting heeft

Page 59: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

52

voorgedaan meldt de raad van bestuur dit op de algemene vergadering, past ze het

aandeelhoudersregister aan en vermeldt ze het aantal aandelen in het jaarverslag.

De voordelen van het toelaten van de inkoop van eigen aandelen en het uitsluiten en uittreden

ten laste van de vennootschap zijn ten eerste dat het mogelijk is om zo aandeelhouders hun

participatie te laten verminderen of de vennootschap te laten verlaten. Ten tweede zorgt de

inkoop van eigen aandelen er vaak voor dat de prijs per aandeel op de beurs stijgt en indien

de aandelen vernietigd worden na de inkoop stijgt ook de winst per aandeel.

Er kunnen echter wel enkele bemerkingen geformuleerd worden bij het toestaan van de inkoop

van eigen aandelen en het uitsluiten en uittreden ten laste van de vennootschap. Ten eerste

kunnen de belangen van de aandeelhouders door deze constructies bedreigd worden. Het

bestuur krijgt namelijk meer macht door de aandelen die de vennootschap bezit. Bovendien

kan de machtsverhouding wijzigen. In het voorontwerp werd er echter tegemoet gekomen aan

deze punten van kritiek door te verplichten dat elke aandeelhouder gelijk behandeld wordt.

Ten tweede worden ook de belangen van de schuldeisers mogelijk bedreigd. Er vloeit namelijk

geld uit de onderneming. In tegenstelling tot bij een dividendbetaling krijgt de vennootschap

wel iets in de plaats. Wanneer de vennootschap insolvabel wordt en de aandelenprijs daalt,

dan stelt de activapost inkoop eigen aandelen niet veel meer voor. Bovendien staat er

tegenover deze aandelen geen inbreng van derden, minder aandeelhouders staan dus garant

voor de bescherming van de schuldeisers.

4.2.3 Tussentijds dividend en interimdividend Huidig recht

Zowel het uitkeren van een tussentijds dividend als dat van een interimdividend is vandaag

niet mogelijk in de BVBA. In de NV kan de vennootschap deze beslissing wel nemen (artikel

617 en 618 W. Venn.).

Het tussentijdse dividend wordt uitbetaald op basis van de uitkeerbare winst zoals die blijkt uit

de jaarrekening op datum van het laatst afgesloten boekjaar, zonder dat kan worden geput uit

de winst van het lopende boekjaar (CBN, 2009). Het verschil met de tussentijdse

dividenduitkering is dat een interim-dividend bedoeld is om de winst van het lopende boekjaar,

verrekend met het overgedragen resultaat, uit te keren.

Toekomstig recht

Voortaan kan de algemene vergadering van een BV beslissen om een tussentijds dividend uit

te keren. Daarenboven zullen bestuurders van de BV de mogelijkheid krijgen om interim-

dividenden uit te keren indien deze mogelijkheid voorzien is in de statuten. Artikel 5:120 lid 2

Page 60: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

53

VoorWVV bepaalt ‘De statuten kunnen aan het bestuursorgaan de bevoegdheid delegeren om

binnen de grenzen van de artikelen 5:121 en 5:122 over te gaan tot uitkeringen uit de winst

van het lopende boekjaar of uit de winst van het voorgaande boekjaar zolang de jaarrekening

van dat boekjaar nog niet is goedgekeurd, in voorkomend geval verminderd met het

overgedragen verlies of vermeerderd met de overgedragen winst’.

4.3 Overdracht van aandelen Huidig recht

Aangezien de aandelen in de NV zowel op naam als gedematerialiseerd kunnen zijn is de

overdracht eenvoudiger dan bij de BVBA (artikel 460 W. Venn.). Bij de BVBA zijn de aandelen

altijd op naam, op de zetel van de vennootschap wordt er een aandelenregister bijgehouden

(artikel 232 en 233 W. Venn.)

Artikel 249 W. Venn. bepaalt dat aandelen bij de BVBA slechts kunnen overgedragen worden

mits de toestemming van ten minste de helft van de vennoten die ten minste drie vierde van

het kapitaal bezitten, na aftrek van de rechten waarvan de overdracht is voorgesteld. Deze

instemming is echter niet vereist wanneer de aandelen overgaan naar de in het wetboek

vermelde personen. In het huidige recht kunnen de in de wet ingeschreven

overdrachtsbeperkingen voor aandelen niet versoepeld worden, enkel verstrenging is

mogelijk.

Toekomstig recht

De filosofie van de flexibiliteit werd ook toegepast op artikel 249 W. Venn. Het voorontwerp

bepaalt dat ‘de bestaande wettelijke overdrachtsbeperkingen grosso modo behouden blijven

(met enkele vereenvoudigingen met name in geval van overlijden), maar voortaan van

suppletief recht zullen zijn en om het even welke afwijkende regeling kan ingevoerd worden,

inclusief de volledige vrije overdraagbaarheid.’ (De Wulf, 2017a, p.24). Door de vrije

overdraagbaarheid mogelijk te maken kan de BV dus heel open georganiseerd worden.

Dit heeft enkele belangrijke gevolgen. De BV is voortaan dus niet noodzakelijk een besloten

vennootschap. Minister Geens heeft zelfs een bepaling in het ontwerp laten schrijven die het

op termijn voor BV’s mogelijk maakt om genoteerd te worden. Prof. dr. De Wulf (2017a)

bemerkt terecht dat hierdoor heel wat regels die gelden voor de NV plots ook gelden voor de

genoteerde BV. De vraag kan gesteld worden of het dan niet logischer zou zijn dat de BV eerst

omgevormd wordt tot een NV vooraleer de vennootschap genoteerd wordt. Er wordt echter

geconstateerd dat het voorontwerp is geschreven vanuit de hypothese dat de BV niet

Page 61: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

54

genoteerd zal worden. Er is bijvoorbeeld geen regeling rond gedematerialiseerde aandelen

(De Wulf, 2017b).

De wetgever maakte ook omtrent dit thema gebruik van de situatie om een onduidelijkheid uit

de wereld te helpen. Voortaan zijn bij de overdracht van niet volgestorte aandelen zowel de

overdrager als de overnemer tot volstorting aansprakelijk tegenover de vennootschap en

derden. Onderling kan de overnemer die wordt aangesproken regres uitoefenen op de

overdrager behoudens andersluidende overeenkomsten (Tas & Steeno, 2018).

4.3.1 Geschillenregeling Huidig recht

De geschillenregeling is in het kort de bepaling waarbij de houder van 30% van de aandelen

een andere vennoot om gegronde reden kan dwingen tot uitsluiting. Bij de uitsluiting wordt een

vennoot verplicht zijn aandelen aan de andere vennoten te verkopen. Bij de uittreding kan één

vennoot om gegronde redenen de andere vennoten dwingen om zijn aandelen te kopen (artikel

334 tot en met 342 W. Venn).

De rechtbank van koophandel bepaalt vandaag de prijs die de overige vennoten zullen moeten

betalen om de aandelen van de uitgesloten of uitgetreden vennoot te verkrijgen. Bij deze

prijsbepaling speelt het ogenblik van waardebepaling een cruciale rol. De peildatum is het

moment waarop de over te dragen aandelen gewaardeerd worden. In het huidige recht moet

de peildatum zo dicht mogelijk bij de rechterlijke uitspraak liggen. De praktijk is echter alles

behalve gelukkig met deze regeling. De reden hiervoor is dat vandaag de rechter geen

uitspraak mag doen over samenhangende vorderingen. ‘Juridisch technisch wil dit zeggen dat

rechters vorderingen tot uitsluiting of uittreding behandelen zoals in kort geding. In het

Belgische recht wordt onbetwist aangenomen dat deze uitzonderingsprocedure alleen gebruikt

mag worden voor de aangelegenheden die door de wetgever specifiek aan die procedure

onderworpen zijn, en dus niet voor aangelegenheden die met die specifieke vorderingen

samenhangen’ (De Wulf, 2017a, p.29). De rechter mag bijgevolg de minderheidsvennoten

geen schadevergoeding toekennen doordat ze systematisch het slachtoffer waren van het

misbruik van de meerderheid. In de praktijk was de waarde van de aandelen van die

minderheidsvennoten vaak al gedaald omwille van het misbruik. Rechters probeerden

bijgevolg de peildatum te pinnen net voor de moeilijkheden die de aanleiding waren voor het

geschil (Van Gaver & Tas, 2014).

Page 62: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

55

Toekomstig recht

De eeuwige discussie omtrent welke datum de rechter moet gebruiken bij zijn waardebepaling

is het eerste probleem omtrent de geschillenregeling dat het voorontwerp oplost. Artikel 2:63

derde lid voor de uitsluiting, artikel 2:65 derde lid voor de uittrede bepaalt: ‘De rechter raamt

de waarde van de effecten op het tijdstip waarop hij de overdracht ervan beveelt, tenzij dit tot

een kennelijk onredelijk resultaat leidt. In dat geval mag hij, met inachtneming van alle

relevante omstandigheden, beslissen tot een billelijke prijsverhoging of -verlaging’. Op deze

manier komt de wetgever tegemoet aan de wensen van de praktijk. De regel blijft nog steeds

de waardering op het moment van de uitspraak, maar de rechter kan hiervan afwijken indien

dit hem billijk lijkt.

Een belangrijke opmerking dient geformuleerd te worden bij bovenvermelde wet. Indien de

rechter eerst vaststelt dat er een gegronde reden is en pas later stelt een deskundige de prijs

vast, dan moet de waardering gebeuren op het moment waarop de overdracht aanbevolen is

zonder rekening te houden met latere evoluties (De Wulf, 2017a).

Het tweede probleem dat wordt opgelost is dat van de samenhangende vorderingen. Artikel

2:58 § 3 VoorWVV bepaalt dat ‘de rechter in zijn uitspraak omtrent de geschillenregeling alle

samenhangende vorderingen zelf mag beslechten voor zover die samenhangende

vorderingen betrekking hebben op de financiële betrekking tussen de partijen bij de

geschillenprocedure en de vennootschap of met haar verbonden vennootschappen’. Het gaat

vooral om geschillen over leningen en rekening courantverhoudingen. Bijvoorbeeld een

aandeelhouder vordert zijn eigen uittrede, die gegrond wordt verklaard, maar moet nog een

lening aan de vennootschap terugbetalen, of de vennootschap heeft haar

aandeelhouderslening nog niet terugbetaald (De Wulf, 2017a).

Tenslotte mag de rechter uitspraak doen over niet-concurrentiebedingen waardoor de

aandeelhouder gebonden zou zijn tegenover de vennootschap. Hij mag echter nog steeds

geen uitspraak doen over zuivere bestuursaansprakelijkheid. De rechter aangesteld voor de

geschillenregeling is bijvoorbeeld niet bevoegd wanneer een aandeelhouder zijn tegenstrever

verwijt een bestuursfout te hebben gemaakt en daarvoor schadevergoeding wil krijgen (De

Wulf, 2017a).

Page 63: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

56

5. Wijziging statutaire zetel

5.1 Grensoverschrijdende omzetting Huidig recht

Artikel 49 VWEU bepaalt dat een vennootschap die is opgericht volgens de wetgeving van een

lidstaat van de EU en haar statutaire zetel, haar hoofdbestuur of haar hoofdvestiging binnen

de Europese Unie heeft, geniet van de vrijheid van vestiging. Dit artikel geeft vennootschappen

ook het recht op een grensoverschrijdende omzetting. Dit wil zeggen dat een vennootschap

kan verhuizen naar een ander land en een rechtsvorm uit het ontvangstland kan aannemen

zonder onderbreking van rechtspersoonlijkheid (Van de Looverbosch, 2015).

De plaats van de werkelijke zetel kan vaak bediscussieerd worden. De verplaatsing gebeurt

niet altijd bewust, het kan ook organisch gegroeid zijn. Bijgevolg zijn de stakeholders zich vaak

niet bewust van het feit dat een buitenlands recht hun belangen bepaalt.

Toekomstig recht

De statutaire zetel veranderen zal in tegenstelling tot bij de werkelijke zetel altijd bewust

gebeuren. Het voorontwerp voorziet in een procedure om de statutaire zetel te verplaatsen.

Voor een dergelijke beslissing is een 80% meerderheid in de algemene vergadering vereist en

is de tussenkomst van een notaris noodzakelijk, aangezien de statuten aangepast moeten

worden. Schuldeisers wordt een bescherming geboden gelijkaardig aan de procedure van de

kapitaalvermindering (Bruloot, De Wulf & Maresceau, 2018). Artikel 14:16 VoorWVV bepaalt:

‘Wanneer een vennootschap haar statutaire zetel over de grenzen heen verplaatst, zet zij zich

om in een rechtsvorm van de jurisdictie waarheen zij haar zetel verplaatst, met continuïteit van

haar rechtspersoonlijkheid.’. De verandering van rechtsvorm is niet toegelaten zolang de om

te zetten vennootschap onderworpen is aan een insolventieprocedure (artikel 14:17

VoorWVV).

Page 64: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

57

5.2 Emigratie Huidig recht

Belgische werkelijke zetel → buitenlandse werkelijk zetel

Wanneer een Belgische vennootschap zich wenst om te vormen tot een Franse vennootschap

dient ze het Franse vennootschapsrecht te honoreren van zodra de voornaamste vestiging

naar het buitenland is verplaatst (artikel 112 tweede lid WIPR). Bijgevolg is het Belgische recht

niet meer van toepassing doordat de voornaamste vestiging in een ander land is komen te

liggen.

Zoals hierboven reeds geschetst is de plaats van de werkelijke zetel echter niet altijd duidelijk.

Bijgevolg zal ook het toepasselijke recht soms met de natte vinger bepaald worden. Uiteraard

zal dit dan weer gevolgen hebben voor de stakeholders en niet in het minst voor de

schuldeisers.

Belgische werkelijke zetel → buitenlandse statutaire zetel

Wanneer de ontvangststaat echter gebruik maakt van de statutaire zetelleer blijft het Belgische

vennootschapsrecht van toepassing (Van de Looverbosch, 2015). Een naar Belgisch recht

opgerichte vennootschap kan dus gerust haar werkelijke zetel naar Nederland verplaatsen en

nog steeds onder het Belgische vennootschapsrecht vallen (artikel 110 tweede lid WIPR).

Bovenstaande oplossing is echter alles behalve evident en logisch. De vennootschap zal

Belgisch vennootschapsrecht toepassen ook al ligt haar werkelijke zetel in Nederland. België

past nochtans de werkelijke zetelleer toe. In punt 3.1 werd dit heikele punt ook al aangehaald.

Prof. dr. Bruloot en Prof. dr. Maresceau (2017) beweren dat het emigreren van de werkelijke

zetelleer niet mogelijk is terwijl Prof. dr. Vananroye en Prof. dr. Lindemans (2017) dit staalhard

ontkennen. Het mag duidelijk zijn dat de oplossing die in de vorige paragraaf naar voor werd

geschoven geen kant en klare oplossing is die in alle gevallen en op alle tijdstippen zal gelden.

Toekomstig recht

Belgische statutaire zetel → buitenlandse statutaire/ werkelijke zetel

Indien een vennootschap in haar statuten heeft vermeld dat ze het Belgische

vennootschapsrecht honoreert kan ze zich vestigen in elk land in de EU en nog steeds onder

het Belgische vennootschapsrecht vallen. Indien het buitenland de werkelijke zetelleer toepast

mogen ze zich niet verzetten tegen deze verhuis en moeten ze aanvaarden dat de

vennootschap onder Belgisch recht valt.

Page 65: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

58

Wanneer een Belgische vennootschap zich in het buitenland wenst te vestigen dient het

bestuursorgaan een omzettingsvoorstel op te stellen (artikel 14:18 VoorWVV). Dit

omzetvoorstel moet ten minste de toekomstige rechtsvorm, de naam en de zetel na omzetting

en een notaris bevatten (Maresceau, 2017). Het voorstel dient neergelegd te worden met het

oog op publicatie. Na de bekendmaking van het omzettingsvoorstel in het Belgisch Staatsblad

start een wachtperiode van twee maanden (artikel 14:19 VoorWVV). Schuldeisers en houders

van andere rechten hebben een verzetsrecht. Zij mogen zekerheden of waarborgen eisen voor

schuldvorderingen die op het tijdstip van de bekendmaking vaststaan maar nog niet opeisbaar

zijn evenals voor hun schuldvorderingen waarvoor in rechte of via arbitrage een vordering

tegen de rechtspersoon werd ingesteld voor de bekendmaking van het omzettingsvoorstel.

Het verzetsrecht is evenwel enkel ontvankelijk indien het tegelijkertijd gericht is aan de

vennootschap en aan de instrumenterende notaris. De vennootschap kan deze vordering

gemakkelijk afweren door de schuldvordering te betalen na aftrek van het disconto

(Maresceau, 2017).

Naast het omzettingsvoorstel dient het bestuur ook een omzettingsverslag op te stellen (artikel

14:20 VoorWVV). Hierin staan de juridische en economische redenen van de omzetting

evenals de gevolgen voor de aandeelhouders, andere effectenhouders, schuldeisers en de

werknemers. Daarnaast wordt er ook een staat van activa en passiva weergegeven, deze mag

maximaal vier maanden oud zijn op de dag van de algemene vergadering van aandeelhouders

(artikel 14:21 VoorWVV). Bij deze staat van activa en passiva dient een verslag van de

commissaris of de bedrijfsrevisor toegevoegd te worden. Hierin moet de eventuele

overwaardering van het netto-actief gesignaleerd worden. Dit omzettingsverslag dient niet

gepubliceerd te worden. Het moet echter wel vermeld worden op de agenda. De houders van

aandelen en winstbewijzen ontvangen samen met hun oproepingsbrief het omzettingsverslag,

een staat van activa en passiva, het controleverslag en het ontwerp van de statutenwijziging

in hun brievenbus of mailbox (Maresceau, 2017). Schuldeisers en effectenhouders moeten

kosteloos een afschrift van het omzettingsvoorstel kunnen afhalen op de zetel.

Artikel 14:23 VoorWVV stipuleert dat de algemene vergadering een besluit moet formuleren

ten vroegste na het verstrijken van de wachtperiode en ten laatste vier maanden na het

publiceren van het voorstel van het bestuur. Er is een aanwezigheidsquorum voor de

goedkeurig van de emigratie. Ten minste de helft van het kapitaal of de helft van het aantal

aandelen moet aanwezig zijn, tenzij er strengere bepalingen zijn in de statuten (Maresceau,

2017). Voor de goedkeuring heeft men een bijzondere meerderheid nodig. 80% van de

stemmen dient zijn goedkeuring te geven. 75% van elke soort van effecten moet akkoord gaan

bij een wijziging. Indien er aandeelhouders zijn die onbeperkt aansprakelijk zijn behoren die

hun goedkeuring te geven. Er is echter unanimiteit vereist wanneer een omzetting gebeurt in

Page 66: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

59

een vennootschap waarin aandeelhouders onbeperkt aansprakelijk zijn of wanneer een

omzetting gebeurt van een vennootschap waarin aandeelhouders onbeperkt aansprakelijk

zijn. Iedereen dient tevens zijn akkoord te geven wanneer de vennootschap nog geen twee

jaar bestaat of wanneer in de statuten geschreven staat dat de vennootschap geen andere

rechtsvorm mag aannemen (Maresceau, 2017).

Het besluit van het omzettingsvoorstel dient te worden verleden door de notaris (artikel 14:25

VoorWVV). De authentieke akte vermeldt de conclusies van de commissaris of de

bedrijfsrevisor. Hieraan wordt ook de staat van activa en passiva aangehecht (Maresceau,

2017). De notaris levert een attest af waaruit blijkt dat de omzettingsformaliteiten zijn nageleefd

(artikel 14:26 VoorWVV). De notaris mag het attest niet afleveren zolang niet alle schuldeisers

hebben gekregen waar ze recht op hebben, tenzij hun aanspraak door een uitvoerbare

rechterlijke beslissing is afgewezen (Maresceau, 2017). De omzetting en de statutenwijziging

worden echter pas effectief bij het doorhalen van de inschrijving in het Belgische

rechtspersonenregister (artikel 14:27 VoorWVV). De doorhaling kan slechts gebeuren

wanneer het notarieel attest wordt voorgelegd en het bewijs van de inschrijving in het relevante

register van het immigratieland. De doorhaling wordt bekendgemaakt.

5.3 Immigratie Huidig recht

Buitenlandse statutaire zetel → Belgische werkelijke zetel

Zoals bij punt 3.1 in dit werk reeds vermeld mag België zich niet verzetten wanneer een

buitenlandse vennootschap haar hoofdzetel naar hier verhuist maar ervoor kiest haar originele

nationaliteit te behouden. Wanneer een vennootschap bijvoorbeeld is opgericht in het

Verenigd Koninkrijk louter om te ontkomen aan het Belgisch vennootschapsrecht maar haar

werkelijke zetel in België heeft, moet België de rechtspersoonlijkheid van deze Engelse

vennootschap erkennen (Van de Looverbosch, 2015).

Er wordt echter sinds jaar en dag gediscussieerd over welk vennootschapsrecht er in dit geval

van toepassing is. Artikel 59 W. Venn. bepaalt namelijk dat ‘hij die in België met het bestuur

van een bijkantoor van een buitenlandse vennootschap zijn belast, dragen jegens derden

dezelfde aansprakelijkheid als degenen die een Belgische vennootschap besturen.’ Daarnaast

oordeelde het Hof van Justitie dat in het geval van brievenbusvennootschappen een land de

vestigingsvrijheid mag beperken (Van de Looverbosch, 2015). Deze twee rechtspraken maken

het bijzonder moeilijk om te bepalen welk vennootschapsrecht van toepassing is in het geval

een vennootschap met een buitenlandse statutaire zetel zijn werkelijke zetel in België heeft.

Page 67: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

60

Buitenlandse werkelijke zetel → Belgische werkelijke zetel

Wanneer een Franse vennootschap zich wenst om te vormen tot een Belgische vennootschap

dient ze het Belgische vennootschapsrecht te honoreren van zodra de voornaamste vestiging

naar het België is verplaatst (artikel 112 tweede lid WIPR). Hier kan echter dezelfde opmerking

geformuleerd worden als bij Belgische werkelijke zetel → buitenlandse werkelijk zetel.

Toekomstig recht

Buitenlandse statutaire/ werkelijke zetel → Belgische statutaire zetel

Indien een Engelse vennootschap haar statutaire zetel wil veranderen naar een Belgische kan

dit mits een statutenwijziging perfect. Indien een Franse vennootschap in haar statuten wil

bepalen dat het Belgisch vennootschapsrecht voortaan op haar van toepassing is zal dit

moeilijker zijn. De Franse rechtbank zal namelijk op basis van de werkelijke zetel Frans recht

opleggen. Deze discussie werd eerder in dit werk al uitgewerkt.

Indien een vennootschap met een statutaire of werkelijk zetel in het buitenland zich voortaan

in België wil vestigen dient een notaris met standplaats in België een authentieke akte op te

maken (artikel 14:28 VoorWVV). De notaris zal de akte en de statuten neerleggen met het oog

op publicatie indien alle stukken kunnen voorgelegd worden waaruit blijkt dat de buitenlandse

voorschriften zijn nageleefd.

In artikel 14:29 VoorWVV staat beschreven dat het Belgische recht en de statutenwijzing pas

toepasselijk is vanaf de inschrijving in het Belgische rechtspersonenregister. Op het moment

van omzetting dient een staat van activa en passiva opgesteld te worden (artikel 14:30

VoorWVV). De koning kan het model vastleggen, het dient neergelegd te worden bij de

Nationale Bank van België binnen de 30 dagen na de authentieke akte. Indien niet aan deze

voorwaarden voldaan werd dan heerst het weerlegbaar vermoeden van causaal verband voor

schade geleden door derden (Maresceau, 2017).

6. Faillissement

Page 68: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

61

6.1 Alarmbelprocedure Huidig recht

De alarmbelprocedure staat vandaag beschreven in artikel 332 en 333 W. Venn. ‘Wanneer ten

gevolge van geleden verlies het netto-actief gedaald is tot minder dan de helft van het

maatschappelijk kapitaal, moet de algemene vergadering, behoudens strengere bepalingen in

de statuten, bijeenkomen binnen een termijn van ten hoogste twee maanden nadat het verlies

is vastgesteld.’

Toekomstig recht

Hierboven vermelde artikels werden aangepast aan de dubbele uitkeringstest en het

kapitaalconcept werd geschrapt. Voortaan bepaalt de alarmbelprocedure dat het bestuur de

algemene vergadering binnen de twee maand moet bijeenroepen nadat ze heeft vastgesteld

dat het netto-actief negatief is of dreigt negatief te worden of wanneer de ze niet zeker zijn dat

de schulden over een termijn van 12 maanden zullen kunnen voldaan worden (Bruloot & Culot,

2017). Deze regels dienen samen gelezen te worden met artikel XX 225 en 227 WER. Deze

komen later in dit werk aan bod.

6.2 Bestuursaansprakelijkheid

6.2.1 Aftoppen bestuursaansprakelijkheid Huidig recht

Vandaag kunnen bestuurders aansprakelijk gesteld worden voor de gebrekkige uitvoering van

hun mandaat (artikel 262 W. Venn.), voor de overtreding van de wet of de statuten (artikel 263

W. Venn.), voor onrechtmatige daden (artikel 1382 B.W.) en voor hun kennelijk grove fouten

die het faillissement tot gevolg hadden (vroeger artikel 265 W. Venn., nu artikel XX 225 WER).

In geen enkele van deze artikelen wordt de aansprakelijkheid van bestuurders echter beperkt

tot een bepaald bedrag.

Toekomstig recht

In het voorontwerp wordt de bestuursaansprakelijkheid echter voor alle vennootschapsvormen

beperkt tot een bepaald bedrag (CRB, 2017). Het is niet ondenkbaar dat deze controversiële

regel de parlementaire behandeling niet zal overleven. De experts haalden hun inspiratie voor

deze regel bij artikel 140/1 W.Venn., hierin staat beschreven dat de aansprakelijkheid van

revisoren beperkt is en ze een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering moeten aangaan, en

Page 69: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

62

bij het feit dat bepaalde vrije beroepers door gebruik te maken van vennootschappen ook hun

aansprakelijkheid kunnen beperken (De Cordt, 2017).

Er werden vier categorieën opgesteld. De maximale schadevergoedingsbedragen staan in

verhouding tot de economische omvang van de vennootschap. Omzet en balanstotaal bepalen

in welke categorie de vennootschap zit. Bij de kleinste vennootschappen is de

aansprakelijkheid beperkt tot 250 000 euro, daarna volgt 1 en 3 miljoen euro en de grootste

vennootschappen hebben een aansprakelijkheidsbeperking tot 12 miljoen euro. Genoteerde

vennootschappen behoren altijd tot deze laatste categorie, ongeacht de omvang (Tas &

Steeno, 2018).

Figuur 9: Overzicht maximale schadevergoedingsbedragen (Tas & Steeno, 2018)

omzet balanstotaal beperking

aansprakelijkheid

€ <700 000 € <350 000 € 250 000

€ <9 000 000 € <4 500 000 € 1 000 000

€ <50 000 000 € <43 000 000 € 3 000 000

€ >50 000 000 € >43 000 000 € 12 000 000

De beperking van de bestuursaansprakelijkheid geldt per feit of geheel van feiten. Dat wil

zeggen dat wanneer er meerdere eisers zijn die op basis van eenzelfde feit of geheel van

feiten een vergoeding vragen het maximumbedrag waarvoor bestuurders aansprakelijk

kunnen gesteld worden niet vermenigvuldigd wordt met het aantal eisers. Dit impliceert ook

dat indien er meerdere bestuurders voor éénzelfde feit of geheel van feiten aansprakelijk

gesteld worden het maximale bedrag dat gevorderd kan worden geldt voor de volledige

vordering (Houben, 2017).

Er zijn drie uitzonderingen op de aansprakelijkheidsbeperking. Het geldt niet in het geval van

bedrieglijk opzet. Het is eveneens niet van toepassing wanneer de bestuurder is onderworpen

aan de wettelijke garantieverplichtingen of wanneer hij aan de voorwaarden voldoet voor de

hoofdelijke aansprakelijkheid in het geval van niet-betaling van de bedrijfsvoorheffing of btw-

schulden (artikel 442quater WIB en artikel 93undecies WBTW) (Geens, 2018).

Artikel 2:54 VoorWVV bepaalt dat de bestuurder zijn aansprakelijkheidsrisico niet contractueel

kan uitschakelen of op een rechtspersoon kan afwentelen (CRB, 2017). Door dit verbod op

exoneratie- en vrijwaringsbedingen is het voor de bestuurder bijgevolg niet mogelijk om te

ontsnappen aan zijn afgetopte aansprakelijkheid. De vennootschap mag haar bestuurders

echter wel op haar kosten verzekeren voor dit risico (CRB, 2017).

Page 70: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

63

In tegenstelling tot wat het grote publiek zou denken biedt deze regel wel degelijk voordelen

voor de schuldeisers. Ten eerste wordt door de beperking de aansprakelijkheid volledig

verzekerbaar doordat het bedrag waarvoor de bestuurder aansprakelijk kan worden gesteld

geplafonneerd wordt. Hierdoor wordt de kans dat de schuldeisers hun vergoeding effectief

krijgen groter. Vandaag kunnen bestuurders zich ook al voor een bepaald bedrag laten

verzekeren. Het bepalen van dit bedrag is echter moeilijk. In de toekomst zal een bestuurder

zich waarschijnlijk dus gewoon laten verzekeren voor het bedrag waarvoor hij maximaal

aansprakelijk kan gesteld worden. Ten tweede kan de aansprakelijkheidsbeperking ervoor

zorgen dat vennootschappen gemakkelijker onafhankelijke bestuurders aantrekken, wat de

vennootschap vaak ten goede komt (CRB, 2017).

Kritische noot

De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven formuleert drie opmerkingen omtrent deze

aansprakelijkheidsbeperking. Ten eerste wijst ze er op dat zelfstandige bestuurders vandaag

al over beschermingsmaatregelen beschikken in het insolventierecht en ze bovendien hun

gezinswoning onbeslagbaar kunnen laten verklaren. Ten tweede merken ze op dat alle schade

die groter is dan het plafond niet recupereerbaar is van het bestuursorgaan en dat het

slachtoffer dit bijgevolg zelf moet dragen. Ten derde uiten ze in hun advies dat zij vinden dat

de fiscus en de RSZ op dezelfde voet zouden moeten behandeld worden (CRB, 2017).

In latere versies van het voorontwerp werd deze laatste opmerking van de CRB gehonoreerd.

Artikel XX 226 WER staat samen met de drie eerder vermelde uitsluitingen in het lijstje van de

gevallen waarbij de beperkte aansprakelijkheid niet geldt (Maresceau & Bruloot, 2018).

Ook de Raad van State uitte kritiek op de beperking van de aansprakelijkheid van bestuurders

(Bevers & Van Riel, 2017). Ze vinden dat deze wet strijdig is met het beginsel van gelijkheid.

Ten eerste vinden ze dat schuldeisers niet gelijk behandeld worden. Schuldeisers die hun

schuld als eerste verhalen hebben namelijk meer kans dat ze hun geld terugzien. Ten tweede

vinden ze dat bestuurders hetzelfde moeten behandeld worden als andere functionarissen in

de vennootschap, zoals bijvoorbeeld aandeelhouders, commissarissen of vereffenaars.

Het kabinet van minister Geens spreekt de kritiek van de Raad van State ten stelligste tegen.

Het is namelijk niet zo dat een schuldeiser die als eerste zijn schuld verhaalt direct zijn geld

krijgt en zo minder overlaat voor de andere schuldeisers. Na deze kritiek koos de wetgever er

voor om de werking van de behandeling van de schuldeisers bij insolventie in de memorie van

toelichting nog extra duiding te geven. Hier staat dan ook vermeld dat in het geval van

insolventie alle vorderingen van schuldeisers verzameld worden en dat deze schuldeisers,

indien ze allen dezelfde rechten hebben, pondspondsgewijs hun geld krijgen (persoonlijke

communicatie met kabinetsmedewerkers, 17 april 2018).

Page 71: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

64

Vananroye en Lindemans (2017a) juichen toe dat artikel 61 W. Venn. werd opgenomen in het

voorontwerp. Bij rechtspersonen die in de raad van bestuur zetelen moet de vaste

vertegenwoordiger steeds een natuurlijke persoon zijn. Dit heeft tot gevolg dat er in het geval

van bestuursaansprakelijkheid steeds een natuurlijke persoon mee verantwoordelijk is. Deze

logica werd echter niet doorgetrokken bij de oprichters- en de aandeelhouders-

aansprakelijkheid. Schuldeisers die zich willen beroepen op bijvoorbeeld de

oprichtersaansprakelijkheid kunnen de oprichters dagvaarden. Ze staan echter geen stap

verder als de oprichters kapitaalarme rechtspersonen zijn. Door dit mechanisme kan de

aansprakelijkheid van bestuurders en de beperkte aansprakelijkheid van aandeelhouders

gevisualiseerd worden als communicerende vaten. Het roekeloze gedrag dat aandeelhouders

zouden kunnen stellen wordt afgezwakt doordat ze bestuurders moeten vinden die bereid zijn

privé op te draaien voor dit risicogedrag. Bestuurders denken echter veel meer aan de

belangen van derden doordat die hen indien het fout gaat persoonlijk aansprakelijk kunnen

stellen.

Door dit principe van communicerende vaten lijkt het voor deze critici maar normaal dat de

verminderde aandeelhoudersaansprakelijkheid, door het wegvallen van het minimumkapitaal,

wordt gecompenseerd door een hogere bestuursaansprakelijkheid. Ze begrijpen dan ook niet

dat de wetgever de bestuursaansprakelijkheid wil beperken tot een bepaald bedrag. Ze halen

daarenboven aan dat het in het huidige recht heel omstreden is of een statutaire exoneratie

zoals bijvoorbeeld een beperking op de bestuursaansprakelijkheid wel geldig is. Bovendien

stellen ze dat zo een exoneratie nooit tegen derden werking kan hebben.

Het kabinet van minister Geens reageerde op deze kritiek door te stellen dat het de wetgever

zijn taak is om wetten te veranderen. Ze zeiden dat het inderdaad waar is dat zo een beding

in het huidige recht omstreden is. Toch kiezen ze er voor om een gelijkaardig beding in het

nieuwe wetboek op te nemen (persoonlijke communicatie met F. Korkmazer en T.

Vandeurzen, 17 april 2018).

Tot slot formuleren de professoren hun achterdocht over het feit dat de wetgever de

kwantitatieve beperking op de aandeelhoudersaansprakelijkheid niet gepast vindt en dus wil

afschaffen terwijl ze wel zo een beperking invoert bij de bestuursaansprakelijkheid. Vananroye

en Lindemans (2017b) besluiten dat het risicozoekende gedrag van aandeelhouders nu zal

toenemen doordat bestuurders zelf ook meer risico zouden kunnen zoeken gezien ze toch

maar tot een bepaald bedrag aansprakelijk zijn en dit bedrag overigens volledig kunnen laten

verzekeren.

Page 72: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

65

Reactie op deze kritiek

Prof. dr. Bruloot en Prof. dr. Maresceau (2016) spreken niet tegen dat een

aansprakelijkheidsvordering tegen een oprichter niks oplevert indien deze een kapitaalarme

rechtspersoon is. Maar ze wensen wel op te merken dat hetzelfde probleem zich kan stellen

bij de invordering van het nog niet-volgestorte deel van het minimumkapitaal. Nochtans laten

Vananroye en Lindemans duidelijk hun voorkeur blijken voor het behoud van de regels inzake

het minimumkapitaal.

6.2.2 Kennelijk grove fout Huidig recht

Artikel 265 W.Venn. bepaalt dat bestuurders en gewezen bestuurders die een kennelijk grove

fout hebben gemaakt die heeft bijgedragen tot het faillissement van de vennootschap,

persoonlijk en al dan niet hoofdelijk aansprakelijk kunnen gesteld worden, en dit zowel op

initiatief van de curator als op dat van individuele schuldeisers.

Toekomstig recht

Deze bepaling vindt men voortaan terug in de gewijzigde wetgeving in artikel XX. 225 WER

(Maresceau, 2017). ‘Op die manier wordt beklemtoond dat een Belgische insolventierechter

bevoegd is om de kennelijk grove fout-norm toe te passen op de bestuurders van een

buitenlandse vennootschap met werkelijke zetel in België’ (Bruloot, De Wulf & Maresceau,

2018, p.12).

6.2.3 Wrongful trading Huidig recht

Wrongful trading is een bepaling die bestuurders verplicht te handelen ter voordele van de

schuldeisers wanneer ze vaststellen dat een faillissement vermijden niet meer mogelijk is

(Lennarts & Schutte-Veenstra, 2004). Deze bepaling biedt twee grote voordelen. Ten eerste

zal het verhinderen dat bestuurders hun vennootschap blijven verder zetten nadat is komen

vast te staan dat de vennootschap geen kans meer heeft om te overleven. Ten tweede biedt

het schuldeisers de kans hun schade te verhalen op de bestuurders indien ze dit toch doen.

Concreet wordt er van de bestuurders verwacht dat er ze na ‘the moment of thruth’ alles aan

doen om de schade aan schuldeisers zo veel mogelijk te beperken. Er is sprake van wrongful

trading indien de bestuurders na dit punt nog verder handel drijven of schulden aangaan. Er is

bijvoorbeeld sprake van wrongful trading indien er nog handelsschulden worden aangegaan

Page 73: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

66

na de vaststelling of wanneer er nog dividenden worden uitgekeerd of excessieve

bestuursvergoedingen worden toegekend.

De curator is de enige die bevoegd is om de vordering inzake wrongful trading in te stellen.

Het is voor hem echter niet gemakkelijk om het exacte tijdstip waarop herstel van de

vennootschap niet meer mogelijk was aan te duiden. Hij kan bij deze beslissing trouwens de

hulp van een rechter niet inroepen, noch kan hij het tijdstip later nog wijzigen (Bruloot, 2014).

De taak van de curator wordt nog moeilijker doordat hij het is die in eerste instantie het bewijs

moet leveren. Om deze redenen is het twijfelachtig of een curator wrongful trading zal

vorderen.

Het gevaar bestaat dat bestuurders omwille van deze bepaling het faillissement aanvragen

ook al bestaat er een kans dat de vennootschap uit het dal kan klimmen. Het te vroeg

aanvragen van het faillissement kan echter ook tot de veroordeling wegens wrongful trading

leiden.

Wanneer de rechtbank bij één of meerdere bestuurders wrongful trading vast stelt zal ze hen

veroordelen tot het betalen van een vergoeding aan de vennootschap. De rechtbank kan in

alle vrijheid het bedrag van de vergoeding bepalen. Indien de bestuurders echter persoonlijk

insolvabel zijn staan de schuldeisers geen stap verder.

De wrongful trading regeling komt vandaag vooral voor in de Angelsaksische landen (Olaerts,

2007). In België kan de curator echter op basis van artikel 262 W. Venn. in het huidige regime

ook al een aansprakelijkheidsvordering instellen wegens gewone bestuursfouten.

Schuldeisers dienen dan weer op grond van de algemene buitencontractuele

zorgvuldigheidsnorm uit artikel 1382 B.W. bestuurders aan te klagen voor het verderzetten

van een reddeloze vennootschap.

Toekomstig recht

Vandaag kan de regel omtrent wrongful trading echter expliciet terug gevonden worden, zij het

in het insolventierecht. De experten van het BCV vinden namelijk dat het insolventierecht een

betere plaats is om schuldeisers te beschermen dan het vennootschapsrecht. Zij vinden dat

dit laatste vooral dient als organisatierecht (Bruloot, De Wulf & Maresceau, 2018). Naast de

regels omtrent wrongful trading (artikel XX.227 WER) werden ook de regels omtrent de

kennelijk grove fout die heeft bijgedragen tot het faillissement (artikel XX.225 WER)

opgenomen in boek XX van het nieuwe insolventierecht.

De voorstanders hiervan menen dat het voor een Belgische rechter van nu af aan

gemakkelijker zal zijn om een vennootschap met een buitenlandse statutaire zetel maar waar

hun centre of main interest in België ligt insolvent te verklaren. Tegenstanders denken dan

Page 74: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

67

weer dat het geen verschil zal maken of de wetgeving in het WVV of in het WER terug te

vinden is.

Voortaan bepaalt artikel XX. 227 WER in het kort ‘Indien bij faillissement van een

onderneming, de schulden de baten overtreffen, kunnen de huidige of gewezen bestuurders,

zaakvoerders, dagelijks bestuurders, leden van een directieraad of van een raad van toezicht,

alsmede alle andere personen die ten aanzien van de zaken van de onderneming

werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, persoonlijk en al dan niet hoofdelijk

aansprakelijk worden verklaard voor het geheel of een deel van de schulden van de

onderneming ten belope van het tekort jegens de boedel indien op een gegeven ogenblik

voorafgaand aan het faillissement, de betrokken persoon wist of behoorde te weten dat

er kennelijk geen redelijk vooruitzicht was om de onderneming of haar activiteiten te behouden

en een faillissement te vermijden.’

7. Slot Toen minister Geens in zijn ‘sprong naar het recht van morgen’ uit de doeken deed hoe hij het

Wetboek van Vennootschappen wilde hervormen, waren de meningen verdeeld. De grote

vraag die gesteld werd, was hoe de schuldeisers beschermd gingen worden. De werkelijke

zetelleer en het minimumkapitaal was volgens sommigen een krachtig wapen om derden te

beschermen. Deze werden echter afgeschaft en als laatste doorn in het oog van de critici werd

ook nog eens de bestuursaansprakelijkheid beperkt.

De theorie alsook de mening van voor- en tegenstanders van de hervorming van het Wetboek

van Vennootschappen kwam aan bod. Wie gelijk zal krijgen, de tijd zal het ons leren.

Page 75: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

VII

8. Bibliografie Baeten, S., Byttebier, K., & Leus, K. (2000). Onderneming van publiek recht. Antwerpen,

België: Maklu.

BCV (2015, 2 oktober). Een modern Wetboek van vennootschappen en verenigingen.

Geraadpleegd op 15 februari 2018, van http://www.bcv-

cds.be/files/bcv_nota_minister_justitie_nl_20151002.pdf

Bevers, G., & Van Riel, J. (2017, 23 november). Sneak preview Nieuw Vennootschapsrecht

[Video]. Geraadpleegd op 28 maart 2018, van http://www.schoups.com/nl/wet/26298/sneak-

preview-nieuw-vennootschapsrecht

Bpol. (2016, 15 juli). Federaal: wetgevende macht. Geraadpleegd op 3 mei 2018, van

http://www.bpol.be/federaalWet.php

Bruloot, D. (2014). Vennootschapskapitaal en schuldeisers: een onderzoek naar de

effectiviteit van de (Europese) kapitaalregelen en alternatieve technieken van

schuldeisersbescherming. Instituut Financieel Recht. Antwerpen: Intersentia.

Bruloot, D. (2016). De kapitaalloze BVBA : een eerste verkenning. In B. Frank (Ed.),

Notariële actualiteit 2015-2016 (pp. 159–177). Intersentia.

Bruloot, D., & Culot, H. (2017, 8 november). De kapitaalloze BV [College-slides].

Geraadpleegd op 8 november 2017, van http://www.bcv-cds.be/files/bcv_cds_20171108.pdf

Bruloot, D., De Wulf, H., & Maresceau, K. (2018, februari). Het vennootschapsrecht aan de

vooravond van een fundamentele hervorming: een eerste overzicht en evaluatie.

Geraadpleegd op 30 februari 2018, van http://www.law.ugent.be/fli/wps/pdf/WP2018-02.pdf

CBN (2009, 14 februari). CBN Advies 133 ‐ 5 ‐ Interimdividend versus tussentijds dividend.

Geraadpleegd op 30 maart 2018, van http://www.cnc-cbn.be/files/advice/link/NL_133-

05%20versie%20website%20CBN-

advies%20interimdividend%2014%20januari%202009.pdf

CRB (2017, 20 september). Advies betreffende de hervorming van het vennootschaps - en

verenigingsrecht. Geraadpleegd op 20 februari 2018, van

http://www.ccecrb.fgov.be/txt/nl/doc17-2017.pdf

De Cordt, Y. (2017, 8 november). Concepts & principes du nouveau code [College-slides].

Geraadpleegd op 30 mei 2018, van http://www.bcv-cds.be/files/bcv_cds_20171108.pdf

De Lembre, E., Everaert, P., & Verhoeye, J. (2010). Handboek Boekhouden.

Vennootschapsboekhouden (inclusief verenigingen en stichtingen). Antwerpen, België:

Intersentia.

De Wulf, H. (2002). Geschillenregeling in vennootschappen: capita selecta. Antwerpen,

België: Maklu Uitgevers.

De Wulf, H. (2005). Moet de mogelijkheid tot winstuitkering volgens art. 617 W. venn. steeds

aan de hand van de laatste jaarrekening berekend worden? Case note under Antwerpen 8

mei 2003. TIJDSCHRIFT VOOR BELGISCH HANDELSRECHT, 393–400.

De Wulf, H. (2017a, oktober). Hervorming van het Wetboek van vennootschappen. TAX,

AUDIT & ACCOUNTANCY, 12(56), 1-71. Geraadpleegd van https://www.ibr-

ire.be/nl/DocumetsMailings/TAA-56-def.pdf

Page 76: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

VIII

De Wulf, H. (2017b, 8 november). Uitgifte en overdracht van aandelen [College-slides].

Geraadpleegd op 8 november 2017, van http://www.bcv-cds.be/files/bcv_cds_20171108.pdf

Dieux, X. (2011). Les structures élémentaires de la société: La trahison des images. In Y. De

Cordt, & E. Wymeersch (Reds.), 10 jaar Wetboek Vennootschappen in werking (pp. 51-90).

Antwerpen, België: Kluwer.

Dirix, E., Steennot, R., & Vanhees, H. (2014). Handels- en economisch recht in hoofdlijnen

(10e ed.). Antwerpen, België: Intersentia.

Febelfin, (2013). Basel in het kort. Geraadpleegd op 9 mei 2018, van http://3-3-

4.febelfin.be/nl/basel-het-kort

Foriers, P. A., & Wyckaert, M. (2017, 8 november). Het ontwerp WVV: wat verandert in het

bestuur van vennootschappen en verenigingen? [College-slides]. Geraadpleegd op 8

november 2017, van http://www.bcv-cds.be/files/bcv_cds_20171108.pdf

François, A., & Hellemans, F. (2017, 8 november). Concepten en beginselen van het nieuwe

wetboek [College-slides]. Geraadpleegd op 8 november 2017, van http://www.bcv-

cds.be/files/bcv_cds_20171108.pdf

FSMA (2014). Jaarverslag 2014. Geraadpleegd van

https://www.fsma.be/sites/default/files/public/sitecore/media%20library/Files/fsmafiles/pub/nl/

fsma_2014.pdf

Geens, K. (2011). Een nieuw Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen : lean and

mean, fit and proper. In Quid Leges Sine Cogitatione ? Enkele reflecties over

vennootschapsrecht aangeboden aan Jean-Marie Nelissen (pp. 73-101). Kalmthout, België:

Biblo Uitgeverij.

Geens, K. (2016, 6 december). De sprong naar het recht voor morgen [Persbericht].

Geraadpleegd op 30 april 2018, van https://www.koengeens.be/policy/hercodificatie

Geens, K. (2017a, 29 mei). Het nieuwe Wetboek van Vennootschappen: welke impact op uw

onderneming? [College-slides]. Geraadpleegd op 15 november 2017, van http://www.vbo-

feb.be/globalassets/actiedomeinen/recht--justitie/vennootschapsrecht/ondernemingen-zijn-

vragende-partij-voor-een-nieuw-wetboek-van-vennootschappen/dejeuner-debat-vip-

lunchdebat-koen-geens-29.05.2017.pdf

Geens, K. (2017b, 20 september). De justitiehervorming gaat door [Persbericht].

Geraadpleegd op 14 november 2017, van https://www.koengeens.be/news/2017/07/20/de-

justitiehervorming-gaat-door

Geens, K. (2018, 25 mei). Meer bedrijven naar België door nieuw wetboek. Geraadpleegd op

30 mei 2018, van https://www.koengeens.be/news/2018/05/25/meer-bedrijven-naar-belgie-

door-nieuw-wetboek-1

Houben, R. (2017, 8 november). Nietigheid van besluiten en bestuursaansprakelijkheid

[College-slides]. Geraadpleegd op 27 mei 2018, van http://www.bcv-

cds.be/files/bcv_cds_20171108.pdf

ICCI. (2011, 2 november). Onmogelijkheid om in een BVBA aandelen uit te geven beneden

de fractiewaarde van de oude aandelen. Geraadpleegd op 10 mei 2018, van

http://www.icci.be/nl/adviezen/Pages/onmogelijkheid-in-bvba-aandelenuitgeven-beneden-

fractiewaarde-van-oude-aandelen.aspx

Page 77: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

IX

Lennarts, M. L., & Schutte-Veenstra, J. N. (2004). Versoepeling van het BV-

kapitaalbeschermingsrecht: eindrapport dd 31 maart 2004. Kluwer.

Maresceau, K. (2014). Belgium, get ready to compete for corporate charters: een pleidooi

voor de invoering van de statutaire zetelleer. De modernisering van het vennootschapsrecht

(pp. 203–238). Brussel: Larcier.

Maresceau, K. (2017, 8 november). De invoering van de statutaire zetelleer [College-slides].

Geraadpleegd op 8 november 2017, van http://www.bcv-cds.be/files/bcv_cds_20171108.pdf

Maresceau, K., & Bruloot, D. (2016). Koudwatervrees. TIJDSCHRIFT VOOR

RECHTSPERSOON EN VENNOOTSCHAP= REVUE PRATIQUE DES SOCIETES, 217-

218.

Maresceau, K., & Bruloot, D. (2018, 26 april). Het nieuwe BV(BA)-recht [College-slides].

Geraadpleegd op 26 april 2018, van

https://opleidingen.wolterskluwer.be/mdseminars/documentatie/documentatie-het-nieuwe-bv-

ba-recht/

Nelissen Grade, J. M. (2017, 24 oktober). Het overgangsrecht [College-slides].

Geraadpleegd op 17 mei 2018, van http://www.bcv-cds.be/files/bcv_cds_20171108.pdf

Olaerts, M. (2007). Vennootschappelijke beleidsbepaling in geval van financiële moeilijkheden:

de positie van bestuurders en aandeelhouders (Doctoral dissertation, Maastricht university).

Ooghe, H., Van Wymeersch, C., & Vanderbauwhede, H. (2012). Handboek financiële analyse

van de onderneming. Antwerpen, België: Intersentia.

Peeters, J. (2018, 27 maart). PG Corporate: Highlights van het nieuwe vennootschapsrecht

[College-slides]. Geraadpleegd van

https://admin.halito.com/gallery/multi_ibj/dop2018/documents/presentaties/corporatelaw-

governance-nl.pdf

Schutte-Veenstra, J. N. (1991). Harmonisatie van het kapitaalbeschermingsrecht in de EEG.

Een studie naar de uitvoering van de tweede EEG-richtlijn op het gebied van

vennootschapsrecht in de Lid-Staten.

Stephens, C. P., & Weisbach, M. S. (1998). Actual share reacquisitions in open‐market

repurchase programs. The Journal of finance, 53(1), 313-333.

Tas, R. (2003). Winstuitkering, kapitaalvermindering en-verlies in NV en BVBA. Biblo.

Tas, R., & Steeno, A. (2018, 2 maart). De hervorming van het vennootschapsrecht [College-

slides]. Geraadpleegd op 2 juni 2018, van

https://www.balieleuven.be/sites/default/.../Hervorming%20vennootschapsrecht_0.ppt

Unizo. (2017, 1 januari). Starters atlas 2017. Geraadpleegd op 31 mei 2018, van

https://www.unizo.be/sites/default/files/startersatlas_2017.pdf

Van de Looverbosch, M. (2015, 11 mei). Werkelijke zetelleer vs. incorporatieleer: een

proactief perspectief. Geraadpleegd op 13 mei 2018, van

https://www.academia.edu/12368983/Werkelijke_zetelleer_vs._incorporatieleer_een_proacti

ef_perspectief

Van Gaver, W., & Tas, R. (2014, October). De geschillenregeling: actuele highlights uit een

evergreen. In Vennootschaps-en financieel recht (Vol. 89, pp. 101-134). die Keure.

Page 78: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

X

Van Gerven, D. (2017, 15 september). Een nieuw wetboek voor vennootschappen en

verenigingen. Geraadpleegd op 30 oktober 2017, van

https://www.nautadutilh.com/globalassets/170915---jubel---een-nieuwe-wetboek-voor-

vennootschappen-en-verenigingen---van-gerven.pdf

Van Hulle, A., & Van Hulle, K. (1996). De coöperatieve vennootschap. Antwerpen, België:

Kluwer.

Vananroye, J., & Lindemans, G. (2015). Het einde van de wereld die we kennen is nabij.

Tijdschrift voor Rechtspersoon en Vennootschap, (8), 701-702.

Vananroye, J. & Lindemans, G. (2017a). Schuldeisersbescherming in het

vennootschapsrecht: een rouwbericht. In: Recht in Beweging - 24e VRG-Alumnidag.

Antwerpen: Maklu, 293-312.

Vananroye, J. & Lindemans, G. (2017b). Schuldeisersbescherming tegen misbruik van

rechtspersonen: het insolventierecht geeft en het vennootschapsrecht neemt?. DAOR: Le

Droit des Affaires / het Ondernemingsrecht, vol.123 (3) , pp. 4-18

Vananroye, J. (2018, 30 maart). Exit het handelsrecht; een nieuw ondernemingsrecht verrijst

vóór Pasen [Blogpost]. Geraadpleegd op 30 april 2018, van

https://corporatefinancelab.org/2018/03/30/exit-het-handelsrecht-een-nieuw-

ondernemingsrecht-verrijst-voor-pasen/

Verslag Kamercommissie (2015) Verslag namens de Commissie voor handels- en

economisch recht van de Gedachtewisseling met de minister van Justitie en met

deskundigen van het Belgisch Centrum voor Vennootschapsrecht over de modernisering van

het vennootschapsrecht, 3 december 2015, Parl. St. Kamer 2015-2016, nr. 54-1500/001

Wautelet, P. (2006). Quelques réflexions sur la lex societatis dans le Code de droit

international privé. Revue Pratique des Sociétés Civiles et Commerciales, 5-56

Wyckaert, M., & Culot, H. (2017, 22 november). Een nieuw wetboek van vennootschappen

en verenigingen in de steigers [College-slides]. Geraadpleegd op 2 juni 2018, van

https://www.tamtam.pro/ttp/uploads/slots/fichiers/2017/12/Wyckaert-

2017_12_01_13_25_54.pdf

Page 79: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

XI

9. Bijlagen Bijlage 1: tijdlijn hervorming WVV

2011•pleidooi hervorming wetboek vennootschapsrecht K. Geens

2012•oprichting Belgisch Centrum voor Vennootschapsrecht (BCV)

2014•28/03/14 hervormingsvoorstel BCV

2015

•07/15 beleidsnota van het moderne wetboek van Venn.& verenigingen

•06/10/15 bespreking in kamercommissie handels- en econ. recht

•03/12/15 gedachtenwisseling Kamercommissie, minister, BCV

2017•20/07/17 goedkeuring voorontwerp in de ministerraad

2018

•15/04/18 publicatie wettelijke hervorming ondernemingsrecht in BS

•25/05/18 tweede lezing in ministerraad

•06/06/18 verwachte inleiding commissie van handels- en economisch

2019•01/01/19 inwerkingtreding voor nieuwe vennootschappen

2020•01/01/20 inwerkingtreding voor bestaande vennootschappen (optin mogelijk)

2024•01/01/24 uiterste datum aanpassing statuten

Page 80: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

XII

Bijlage 2: totstandkoming VoorWVV De vier hoogleraren die het redactiecomité vormen:

Hans De Wulf (UGent) Jean-Marie Nelissen Grade (KULeuven)

Paul-Alain Foriers(ULB) Marieke Wyckaert (KULeuven)

Bruloot, De Wulf & Maresceau (2018)

De 14 andere vennootschapsexperten:

Roman Aydogdu (ULG) Daniel Garabedian (ULB)

David Ballegeer Frank Hellemans (KULeuven)

Diederik Bruloot (UGent) Thierry L’Homme (ULG)

Eric De Bie (KULeuven) Kristof Maresceau (UGent)

Luc De Broe (KULeuven) Ives Peeters (KULeuven)

Stijn De Dier (KULeuven) Robbie Tas (KULeuven -HUB)

Felix Dobbelaere Matthias Wauters (KULeuven -HUB)

Paul-Alain Foriers (ULB) Didier Willermain (ULB)

Bruloot, De Wulf & Maresceau (2018)

Belgisch Centrum voor Vennootschapsrecht:

Alexia Autenne (UCL) Koen Geens (KULeuven)

Roman Aydogdu (ULG) Huguette Geinger (VUB)

Herman Braeckmans (UA) Guy Horsmans (UCL)

Diederik Bruloot (UGent) Robby Houben (UA)

Koen Byttebier (VUB) Elke Janssens (VUB)

Olivier Caprasse (ULG) Bert Keirsbilck (KULeuven)

Carl Clottens (KULeuven -HUB) Hilde Laga (KULeuven)

Tina Coen (VUB) Philippe Lambrecht (UCL)

Arnaud Coibion (UCL) Thierry L’Homme (ULG)

Michel Coipel (UNamur) Kristof Maresceau (UGent)

Sofie Cools (KULeuven –Max Planck Instituut)

Edouard-Jean Navez (UCL)

Henri Culot (UCL) Jean-Marie Nelissen Grade (KULeuven)

Christine Darville (ULG) Pierre Nicaise (UCL)

Eric De Bie (KULeuven) Eric Pottier (ULG)

Yves De Cordt (UCL) Eric Spruyt (KULeuven)

Stijn De Dier (KULeuven) Robbie Tas (KULeuven -HUB)

Jeroen Delvoie (VUB) Joeri Vananroye (KULeuven -HUB)

Dominique Demarez (KULeuven -HUB) Christoph Van der Elst (UGent)

Marleen Denef (KULeuven -HUB) Dirk Van Gerven (KULeuven)

Werner Derijcke (UCL) Arie Van Hoe (UA)

Michel Dewolf (UCL) Pierre Van Ommeslaghe (ULB)

Hans De Wulf (UGent) Matthias Wauters (KULeuven -HUB)

Xavier Dieux (VUB) Didier Willermain (ULB)

Paul-Alain Foriers(ULB) Marieke Wyckaert (KULeuven)

http://www.bcv-cds.be/

Page 81: Van de besloten vennootschap met beperkte ......Van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar de besloten vennootschap, status questionis Een globaal overzicht van

XIII

Bijlage 3: mager succes S-BVBA

(Unizo, 2017)

NV BVBA EBVBA S-BVBA CVBA CVOAComm

VAComm V LV VOF ESV

maat-

schap

Venn.

naar

Buiten-

lands

recht

eenmans-

zaak

FEDE-

RAAL

2006 2233 16962 4710 0 361 411 116 1278 103 1153 20 1 1539 39684 68571

3,26% 24,74% 6,87% 0,00% 0,53% 0,60% 0,17% 1,86% 0,15% 1,68% 0,03% 0,00% 2,24% 57,87% 100,00%

2007 2259 18325 5732 0 360 385 111 1694 128 1414 30 3 1723 41954 74118

3,05% 24,72% 7,73% 0,00% 0,49% 0,52% 0,15% 2,29% 0,17% 1,91% 0,04% 0,00% 2,32% 56,60% 100,00%

2008 1651 18160 5931 0 324 403 77 2534 160 1792 15 3 1848 38780 71678

2,30% 25,34% 8,27% 0,00% 0,45% 0,56% 0,11% 3,54% 0,22% 2,50% 0,02% 0,00% 2,58% 54,10% 100,00%

2009 1307 16107 5496 1 326 422 41 2814 211 1835 19 1 2820 38675 70075

1,87% 22,99% 7,84% 0,00% 0,47% 0,60% 0,06% 4,02% 0,30% 2,62% 0,03% 0,00% 4,02% 55,19% 100,00%

2010 1368 18191 6098 403 381 413 54 3204 197 1993 21 1 2644 42744 77712

1,76% 23,41% 7,85% 0,52% 0,49% 0,53% 0,07% 4,12% 0,25% 2,56% 0,03% 0,00% 3,40% 55,00% 100,00%

2011 1346 18502 6306 569 362 363 58 3961 170 2055 21 5 2877 44625 81220

1,66% 22,78% 7,76% 0,70% 0,45% 0,45% 0,07% 4,88% 0,21% 2,53% 0,03% 0,01% 3,54% 54,94% 100,00%

2012 1037 14927 4588 512 349 343 31 3433 169 1918 27 3 2887 46752 76976

1,35% 19,39% 5,96% 0,67% 0,45% 0,45% 0,04% 4,46% 0,22% 2,49% 0,04% 0,00% 3,75% 60,74% 100,00%

2013 1038 14344 4192 602 392 338 32 3340 109 1867 25 11 2923 48258 77471

1,34% 18,52% 5,41% 0,78% 0,51% 0,44% 0,04% 4,31% 0,14% 2,41% 0,03% 0,01% 3,77% 62,29% 100,00%

2014 990 14911 4417 716 461 299 23 3870 118 1989 18 15 3220 50060 81107

1,22% 18,38% 5,45% 0,88% 0,57% 0,37% 0,03% 4,77% 0,15% 2,45% 0,02% 0,02% 3,97% 61,72% 100,00%

2015 1118 15042 4682 684 476 215 29 4368 99 2264 23 7 3044 50520 82571

1,35% 18,22% 5,67% 0,83% 0,58% 0,26% 0,04% 5,29% 0,12% 2,74% 0,03% 0,01% 3,69% 61,18% 100,00%

2016 1141 16689 5080 780 490 279 29 4884 75 2331 20 23 5092 52864 89777

1,27% 18,59% 5,66% 0,87% 0,55% 0,31% 0,03% 5,44% 0,08% 2,60% 0,02% 0,03% 5,67% 58,88% 100,00%