Uitgebreide handleiding voor de installateur

132
Uitgebreide handleiding voor de installateur Daikin Altherma lage temperatuur monobloc Nederlands Uitgebreide handleiding voor de installateur Daikin Altherma lage temperatuur monobloc EBLQ05+07CAV3 EDLQ05+07CAV3 EKCB07CAV3 EK2CB07CAV3 EKMBUHCA3V3 EKMBUHCA9W1

Transcript of Uitgebreide handleiding voor de installateur

Uitgebreide handleiding voor de installateurDaikin Altherma lage temperatuur monobloc Nederlands

Uitgebreide handleidingvoor de installateur

Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

EBLQ05+07CAV3   EDLQ05+07CAV3                           EKCB07CAV3   EK2CB07CAV3                       EKMBUHCA3V3   EKMBUHCA9W1

Inhoudsopgave

Uitgebreide handleiding voor de installateur

2EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

Inhoudsopgave

1 Algemene veiligheidsmaatregelen 41.1 Over de documentatie ............................................................... 4

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 41.2 Voor de installateur ................................................................... 4

1.2.1 Algemeenheden.......................................................... 41.2.2 Plaats van installatie ................................................... 51.2.3 Koelmiddel .................................................................. 51.2.4 Pekel ........................................................................... 51.2.5 Water .......................................................................... 61.2.6 Elektrisch .................................................................... 6

2 Over de documentatie 72.1 Over dit document ..................................................................... 72.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur.. 7

3 Over de doos 73.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 73.2 Buitenunit .................................................................................. 8

3.2.1 De buitenunit uitpakken .............................................. 83.2.2 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen..... 8

3.3 Bedieningskast .......................................................................... 83.3.1 De regelkast uitpakken ............................................... 83.3.2 De accessoires uit de bedieningskast nemen............. 9

3.4 Kast met opties.......................................................................... 93.4.1 De optiekast uitpakken................................................ 93.4.2 De accessoires uit de kast met opties nemen ............ 9

3.5 Back-upverwarming................................................................... 93.5.1 De back-upverwarming uitpakken............................... 93.5.2 De accessoires uit de back-upverwarming nemen ..... 10

4 Over de units en opties 104.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 104.2 Identificatie ................................................................................ 10

4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit ........................................ 104.2.2 Identificatielabel: Regelkast ........................................ 104.2.3 Identificatielabel: Optiekast ......................................... 104.2.4 Identificatielabel: Back-upverwarming ........................ 11

4.3 Units en opties combineren....................................................... 114.3.1 Mogelijke combinaties van buitenunit en opties.......... 114.3.2 Mogelijke opties voor de buitenunit............................. 124.3.3 Mogelijke opties voor de regelkast.............................. 124.3.4 Mogelijke opties voor de optiekast.............................. 134.3.5 Mogelijke combinaties van buitenunit en

warmtapwatertank....................................................... 13

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijketoepassingen 135.1 Overzicht: Richtlijnen met betrekking tot mogelijke

toepassingen ............................................................................. 135.2 Het ruimteverwarmings-/koelingsysteem in/opstellen ............... 14

5.2.1 Een enkele kamer ....................................................... 145.2.2 Meerdere kamers – Eén AWT-zone ........................... 165.2.3 Meerdere kamers – Twee AWT-zones ....................... 18

5.3 Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen ...... 195.4 De tank voor warm tapwater in/opstellen .................................. 20

5.4.1 Systeemlayout – Autonome warmtapwatertank.......... 205.4.2 Het volume en de gewenste temperatuur selecteren

voor de warmtapwatertank.......................................... 205.4.3 Instelling en configuratie – Warmtapwatertank ........... 215.4.4 Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk warm water.. 215.4.5 Warmtapwaterpomp voor desinfectie ......................... 22

5.5 De energiemeting instellen........................................................ 225.5.1 Geproduceerde warmte .............................................. 225.5.2 Verbruikte energie....................................................... 225.5.3 Elektrische voeding met normaal kWh-tarief .............. 235.5.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief ............. 23

5.6 De regeling van het energieverbruik instellen ............................ 245.6.1 Continue vermogenbeperking...................................... 245.6.2 Vermogenbeperking door digitale ingangen

ingeschakeld ................................................................ 245.6.3 Vermogenbeperking: werking ...................................... 25

5.7 Een externe temperatuursensor opstellen ................................. 25

6 Voorbereiding 266.1 Overzicht: Voorbereiding............................................................ 266.2 De installatieplaats voorbereiden ............................................... 26

6.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunitgeïnstalleerd wordt....................................................... 26

6.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats vande buitenunit in koude klimaten ................................... 27

6.2.3 Vereisten voor de plaats waar de bedieningskastgeïnstalleerd wordt....................................................... 27

6.2.4 Vereisten voor de plaats waar de kast met optiesgeïnstalleerd wordt....................................................... 27

6.2.5 Vereisten voor de plaats waar de back-upverwarming geïnstalleerd wordt ............................... 28

6.3 De waterleidingen voorbereiden................................................. 286.3.1 Vereisten voor de watercircuits.................................... 286.3.2 Formule om de voordruk van het expansievat te

berekenen .................................................................... 296.3.3 Het watervolume en waterdebiet controleren .............. 296.3.4 De voordruk van het expansievat wijzigen................... 306.3.5 Het watervolume controleren: voorbeelden ................. 31

6.4 De elektrische bedrading voorbereiden...................................... 316.4.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading .. 316.4.2 Over de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief . 316.4.3 Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve

de uitwendige stelmotoren ........................................... 326.4.4 Overzicht van de elektrische verbindingen voor de

uitwendige en inwendige stelmotoren.......................... 32

7 Installatie 347.1 Overzicht: Installatie ................................................................... 347.2 De units openen ......................................................................... 34

7.2.1 Over het openen van de units...................................... 347.2.2 De buitenunit openen................................................... 347.2.3 Het deksel van de schakelkast van de buitenunit

openen ......................................................................... 347.2.4 De bedieningskast openen .......................................... 347.2.5 De kast met opties openen .......................................... 357.2.6 De back-upverwarming openen ................................... 357.2.7 Het deksel van de schakelkast van de back-

upverwarming openen ................................................. 357.3 De buitenunit monteren .............................................................. 35

7.3.1 Over de montage van de buitenunit............................. 357.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de

buitenunit ..................................................................... 357.3.3 De installatiestructuur voorzien.................................... 357.3.4 De buitenunit installeren .............................................. 367.3.5 Afvoer voorzien ............................................................ 377.3.6 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen...... 37

7.4 De bedieningskast monteren...................................................... 387.4.1 Over het monteren van de regelkast............................ 387.4.2 Voorzorgen bij het monteren van de regelkast ............ 387.4.3 De bedieningskast plaatsen......................................... 38

7.5 De kast met opties monteren ..................................................... 387.5.1 Over het monteren van de optiekast............................ 387.5.2 Voorzorgen bij het monteren van de optiekast ............ 387.5.3 De kast met opties plaatsen......................................... 38

7.6 De back-upverwarming monteren .............................................. 397.6.1 Over het monteren van de back-upverwarming........... 397.6.2 Voorzorgen bij het monteren van de back-

upverwarming .............................................................. 397.6.3 De back-upverwarming installeren............................... 39

7.7 De waterleidingen aansluiten ..................................................... 397.7.1 Over het aansluiten van de waterleidingen.................. 397.7.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de waterleidingen .. 407.7.3 De waterleidingen aansluiten....................................... 40

Inhoudsopgave

Uitgebreide handleiding voor de installateur

3EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

7.7.4 De waterleiding op de back-upverwarmingaansluiten.................................................................... 40

7.7.5 Over de klepkit ............................................................ 417.7.6 Het watercircuit tegen vorst beschermen.................... 427.7.7 Het watercircuit vullen................................................. 437.7.8 De tank voor warm tapwater vullen............................. 437.7.9 De waterleidingen isoleren.......................................... 43

7.8 De elektrische bedrading aansluiten ......................................... 437.8.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading...... 437.8.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van

elektrische bedrading.................................................. 447.8.3 Richtlijnen bij het aansluiten van elektrische

bedrading .................................................................... 447.8.4 De elektrische bekabeling op de buitenunit

aansluiten.................................................................... 447.8.5 De hoofdvoeding aansluiten ....................................... 457.8.6 De gebruikersinterface aansluiten .............................. 467.8.7 De afsluiter aansluiten ................................................ 477.8.8 De pomp van het warm tapwater aansluiten............... 487.8.9 De elektrische bedrading op de bedieningskast

aansluiten.................................................................... 487.8.10 De voeding van de bedieningskast aansluiten............ 487.8.11 De doorverbindingskabel tussen de bedieningskast

en de buitenunit aansluiten ......................................... 497.8.12 De elektrische bedrading op de kast met opties

aansluiten.................................................................... 497.8.13 De voeding van de kast met opties aansluiten ........... 497.8.14 De doorverbindingskabel tussen de kast met opties

en de bedieningskast aansluiten................................. 497.8.15 De elektrische meters aansluiten................................ 497.8.16 De digitale inputs voor het energieverbruik

aansluiten.................................................................... 507.8.17 De alarm-output aansluiten......................................... 507.8.18 De AAN/UIT-output van de ruimtekoeling/

verwarming aansluiten ................................................ 507.8.19 De omschakeling naar de externe warmtebron

aansluiten.................................................................... 507.8.20 De elektrische bedrading op de back-upverwarming

aansluiten.................................................................... 517.8.21 De voeding van de back-upverwarming aansluiten .... 517.8.22 De back-upverwarmingskit op de bedieningskast

aansluiten.................................................................... 527.8.23 De klepkit aansluiten................................................... 53

7.9 De installatie van de buitenunit voltooien .................................. 547.9.1 De buitenunit sluiten ................................................... 54

7.10 De installatie van de regelkast voltooien ................................... 547.10.1 De regelkast sluiten .................................................... 54

7.11 De installatie van de optiekast voltooien ................................... 547.11.1 De optiekast sluiten..................................................... 54

7.12 De installatie van de back-upverwarming voltooien .................. 547.12.1 De back-upverwarming sluiten.................................... 54

8 Configuratie 548.1 Overzicht: Configuratie.............................................................. 54

8.1.1 De PC-kabel aansluiten op de schakelkast ................ 548.1.2 De meest gebruikte commando's bereiken................. 558.1.3 De systeeminstellingen kopiëren van de eerste

gebruikersinterface naar de tweede............................ 558.1.4 Het stel talen kopiëren van de eerste

gebruikersinterface naar de tweede............................ 568.1.5 Snelle wizard: Stel de systeemlayout in na het voor

de eerste maal onder spanning zetten........................ 568.2 Basisconfiguratie ....................................................................... 57

8.2.1 Snelle wizard: Taal / tijd en datum .............................. 578.2.2 Snelle wizard: Standaard ............................................ 578.2.3 Snelle wizard: Opties .................................................. 588.2.4 Snelle wizard: Capaciteiten (energiemeting) .............. 618.2.5 De regeling van de ruimteverwarming/-koeling........... 618.2.6 Het warm tapwater regelen......................................... 658.2.7 Contact/helpdesknummer ........................................... 66

8.3 De geavanceerde configuratie/optimalisatie ............................. 668.3.1 De ruimteverwarming/koeling: geavanceerd............... 66

8.3.2 Het warm tapwater regelen: geavanceerd ................... 718.3.3 De instellingen voor de warmtebronnen ...................... 758.3.4 De systeeminstellingen ................................................ 76

8.4 Menustructuur: Overzicht gebruikersinstellingen ....................... 818.5 Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen....................... 82

9 Inbedrijfstelling 839.1 Overzicht: Inbedrijfstelling .......................................................... 839.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................. 839.3 Checklist vóór inbedrijfstelling .................................................... 839.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling................................................. 83

9.4.1 Het minimum debiet controleren .................................. 839.4.2 De ontluchtingsfunctie.................................................. 849.4.3 Proefdraaien ................................................................ 859.4.4 Stelmotoren proefdraaien ............................................ 859.4.5 De dekvloer van de vloerverwarming drogen .............. 86

10 Aan de gebruiker overhandigen 8710.1 Over vergrendelen en ontgrendelen........................................... 87

Mogelijke functievergrendelingen............................................... 87Nagaan of een vergrendeling actief is........................................ 87Een functievergrendeling activeren of deactiveren .................... 87De toetsvergrendeling in- of uitschakelen .................................. 88

11 Onderhoud en service 8811.1 Overzicht: onderhoud en service................................................ 8811.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................. 88

11.2.1 De buitenunit openen................................................... 8811.2.2 De regelkast openen.................................................... 8811.2.3 De optiekast openen .................................................... 8811.2.4 De back-upverwarming openen ................................... 88

11.3 Checklist voor het jaarlijks onderhoud van de buitenunit ........... 88

12 Opsporen en verhelpen van storingen 8912.1 Overzicht: Probleemoplossing.................................................... 8912.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van

storingen..................................................................................... 8912.3 Problemen op basis van symptomen oplossen.......................... 89

12.3.1 Symptoom: De unit verwarmt of koelt NIET zoalsverwacht....................................................................... 89

12.3.2 Symptoom: De compressor start NIET(ruimteverwarming of verwarming van het tapwater)... 90

12.3.3 Symptoom: De pomp maakt lawaai (cavitatie)............. 9012.3.4 Symptoom: De drukveiligheidsklep gaat open............. 9012.3.5 Symptoom: De waterdrukveiligheidsklep lekt .............. 9012.3.6 Symptoom: De ruimte wordt NIET voldoende

verwarmd bij lage buitentemperaturen......................... 9112.3.7 Symptoom: De druk op het aftappunt is tijdelijk

abnormaal hoog ........................................................... 9112.3.8 Symptoom: Sierpanelen werden door een gezwollen

tank weggeduwd .......................................................... 9112.3.9 Symptoom: de tankdesinfectiefunctie wordt NIET

volledig uitgevoerd (storing AH)................................... 9112.3.10 Symptoom: de energiemeting (geproduceerde

warmte) werkt NIET goed ............................................ 9212.4 Problemen op basis van storingscodes oplossen ...................... 92

12.4.1 Storingscodes: Overzicht ............................................. 92

13 Als afval verwijderen 9413.1 Overzicht: Als afval verwijderen ................................................. 9413.2 Het koelmiddel verwijderen ........................................................ 9413.3 Een gedwongen koeling starten en stoppen .............................. 95

14 Technische gegevens 9614.1 Overzicht: Technische gegevens ............................................... 9614.2 Afmetingen en ruimte voor service............................................. 96

14.2.1 Afmetingen en ruimte voor service: Buitenunit ............ 9614.2.2 Afmetingen en ruimte voor service: Opties .................. 97

14.3 Zwaartepunt ............................................................................... 9914.3.1 Zwaartepunt: Buitenunit ............................................... 9914.3.2 Zwaartepunt: Opties.....................................................100

14.4 Onderdelen.................................................................................101

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

4EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

14.4.1 Onderdelen: Buitenunit ............................................... 10114.4.2 Onderdelen: Schakelkast (Buitenunit) ........................ 10214.4.3 Onderdelen: Opties..................................................... 10314.4.4 Onderdelen: Schakelkast (opties)............................... 105

14.5 Schema van de leidingen .......................................................... 10614.5.1 Schema van de leidingen: Buitenunit.......................... 106

14.6 Bedradingsschema.................................................................... 10714.6.1 Bedradingsschema: Buitenunit ................................... 107

14.7 Technische specificaties ........................................................... 11514.7.1 Technische specificaties: Buitenunit ........................... 11514.7.2 Technische specificaties: Opties................................. 118

14.8 Werkingsgebied......................................................................... 11914.8.1 Werkingsgebied: Verwarming en koeling.................... 11914.8.2 Werkingsgebied: Warm tapwater................................ 12014.8.3 Noodzaak van de klepkit............................................. 121

14.9 ESP-curve ................................................................................. 12214.9.1 ESP-curve: Buitenunit................................................. 122

15 Verklarende woordenlijst 123

16 Tabel met lokale instellingen 124

1 Algemeneveiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle

andere talen zijn vertalingen.

▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeerbelangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te wordennageleefd.

▪ De installatie van het systeem en allle handelingen beschreven inde installatiehandleiding en de uitgebreide handleiding voor deinstallateur moeten door een erkende installateur uitgevoerdworden.

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen ensymbolen

GEVAAR

Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingenals gevolg heeft.

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE

Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.

GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN

Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzakenals gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.

WAARSCHUWING

Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingenals gevolg zou kunnen hebben.

VOORZICHTIG

Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen alsgevolg zou kunnen hebben.

OPMERKING

Duidt op een situatie die schade aan apparatuur ofeigendom zou kunnen berokkenen.

INFORMATIE

Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.

1.2 Voor de installateur

1.2.1 AlgemeenhedenIndien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit,contacteer uw dealer.

OPMERKING

Een foute installatie of bevestiging van apparatuur,uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, eenkortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur ofuitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires,optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelendie door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.

WAARSCHUWING

Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en detesten gebruikt worden, voldoen aan de geldendewetgeving (bovenop de instructies beschreven in deDaikin-documentatie).

VOORZICHTIG

Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen(beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.)wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.

WAARSCHUWING

Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi dezeweg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kanspelen. Mogelijk risico: verstikking.

GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN

▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEENkoelmiddelleidingen, waterleidingen of interneonderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn.Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuurte komen. Indien u deze toch moet aanraken, draagdan beschermende handschoenen.

▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.

WAARSCHUWING

Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit doorkleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleinedieren die in contact komen met elektrische onderdelenkunnen storingen, rook of brand veroorzaken.

VOORZICHTIG

Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unitNIET aan.

OPMERKING

▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingenbovenop de unit.

▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.

OPMERKING

Werkzaamheden aan de buitenunit worden best geplandbij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.

Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het productvereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgendezaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, dereparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, destilstandperioden, enz.

Bovendien dienen minstens volgende informaties op eentoegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:

▪ Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

5EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

▪ De naam en het adres van de brandweer, de politie en eenziekenhuis

▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachtsom onderhoud te bekomen

In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.

1.2.2 Plaats van installatie▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en

luchtcirculatie.

▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand istegen het gewicht en de trillingen van de unit.

▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt.

▪ Controleer of de unit horizontaal staat.

Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:

▪ In mogelijke explosieve omgevingen.

▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetischegolven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen hetbesturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kanwerken.

▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambaregassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,ontvlambaar stof.

▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen ofgesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaatlekken.

1.2.3 KoelmiddelIndien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg deinstallatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor deinstallateur) van uw toepassing.

OPMERKING

Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingenvoldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldtEN378 als de van toepassing zijnde norm.

OPMERKING

Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aanspanningen onderhevig (kunnen) zijn.

WAARSCHUWING

Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een drukhoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op hetnaamplaatje van de unit).

WAARSCHUWING

Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zoulekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgaslekt. Mogelijke risico's:

▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een geslotenruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.

▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gasontstaan.

WAARSCHUWING

Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeksvrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om deinstallatie leeg te pompen.

OPMERKING

Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingenheeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uitte voeren.

OPMERKING

▪ Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, magu NIET meer bijvullen dan de gespecificeerdehoeveelheid koelmiddel.

▪ Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dandient het koelmiddel te worden behandeld volgens degeldende wetgeving.

WAARSCHUWING

Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit.Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadater een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure isuitgevoerd.

▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeemmoet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en devereiste hoeveelheid.

▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommigesystemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van deleidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.

▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soortkoelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnengaranderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeemterechtkomen.

▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:

Als DanEr is een sifonbuis

(d.w.z. er zou iets zoals “Metvloeistofvulsifon” op de flesmoeten staan)

Vul bij met rechtopstaande fles.

Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de onderstebovenstaande fles.

▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.

▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel ingasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.

VOORZICHTIG

Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdenseen pauze, moet u de klep van de koelmiddeltankonmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk geslotenwordt, kan door de resterende druk extra koelmiddelworden bijgevuld. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheidkoelmiddel.

1.2.4 PekelIndien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg deinstallatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor deinstallateur) van uw toepassing.

WAARSCHUWING

De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldendewetgeving.

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

6EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

WAARSCHUWING

Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zoulekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone enneem contact op met uw plaatselijke verdeler.

WAARSCHUWING

De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hogeroplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van eenpekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijkesituatie creëren.

WAARSCHUWING

Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETENvoldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelengespecificeerd in de relevante reglementering.

1.2.5 WaterIndien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg deinstallatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor deinstallateur) van uw toepassing.

OPMERKING

Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU-richtlijn 98/83 EC.

1.2.6 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE

▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u hetdeksel van de schakelkast verwijdert, elektrischebedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.

▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1 minuut uiten meet de spanning op de aansluitklemmen van decondensatoren of elektrische onderdelen van dehoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. Despanning MOET onder de 50  V  DC gevallen zijnvooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken.Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats vande aansluitklemmen.

▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met nattehanden.

▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer hetservicedeksel verwijderd is.

WAARSCHUWING

Indien deze NIET standaard werd geplaatst, moet eenhoofdschakelaar (of een ander middel om uit te schakelen)tussen de vaste bedrading geplaatst worden; dezeschakelaar dient het contact van alle polen volledig teverbreken en te voldoen aan de vereisten van deoverspanning-categorie-III-specificatie wanneer hij openstaat.

WAARSCHUWING

▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.

▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan degeldende wetgeving.

▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met hetproduct meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd teworden.

▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleerof ze niet met leidingen of scherpe randen in contact(kunnen) komen. Controleer of geen externe druk opde klemaansluitingen wordt uitgeoefend.

▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIETvia een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of deaarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kanelektrische schokken veroorzaken.

▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. GebruikNOOIT een elektrische voeding die met een andertoestel gedeeld wordt.

▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen ofstroomonderbrekers.

▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.

▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer ofdeze met de inverter compatibel is (bestand tegenhoogfrequente elektrische ruis), zodat deaardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.

OPMERKING

Voorzorgsmaatregelen bij het installeren vanvoedingskabels:

▪ Sluit geen kabels met een verschillende dikte aan opde voedingsklemmenstrook (loshangendevoedingskabels kunnen abnormaal warm worden).

▪ Ga bij het aansluiten van draden met eenzelfde dikte tewerk zoals hieronder afgebeeld.

▪ Gebruik voor de bedrading de aangegevenstroomdraad en sluit hem stevig aan; maak dan vastom druk van buitenuit op de klemmenstrook tevoorkomen.

▪ Draai de klemschroeven vast met een geschikteschroevendraaier. Een schroevendraaier met eenkleine kop beschadigt de schroefkop en maakt degelijkvastzetten onmogelijk.

▪ Als klemschroeven te vast worden aangespannen,dreigen ze te breken.

Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1  meter afstand vantelevisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben.Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1  metersoms niet.

WAARSCHUWING

▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alleelektrische onderdelen en aansluitklemmen in deelektriciteitskast veilig zijn aangesloten.

▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unitaan te zetten.

2 Over de documentatie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

7EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

OPMERKING

Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasigis en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.

Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkerenen de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem inbedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuittegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerdefase te laten draaien, kunnen de compressor en andereonderdelen stuk gaan.

2 Over de documentatie

2.1 Over dit documentBedoeld publiekErkende installateurs

DocumentatiesetDit document is een onderdeel van een documentatieset. Devolledige set omvat:

▪ Algemene veiligheidsmaatregelen:

▪ Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot deinstallatie over te gaan

▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)

▪ Installatiehandleiding van de buitenunit:

▪ Installatieaanwijzingen

▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)

▪ Installatiehandleiding van de bedieningskast:

▪ Installatieaanwijzingen

▪ Formaat: Papier (in de doos van de bedieningskast)

▪ Installatiehandleiding van de kast met opties:

▪ Installatieaanwijzingen

▪ Formaat: Papier (in de doos van de optiekast )

▪ Installatiehandleiding van de back-upverwarming:

▪ Installatieaanwijzingen

▪ Formaat: Papier (in de doos van de back-upverwarming)

▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur:

▪ Voorbereiding van de installatie, technische kenmerken, goedepraktijken, referentiegegevens enz.

▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/support-and-manuals/product-information/

▪ Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur:

▪ Additionele informatie over hoe optionele uitrustingen enapparatuur te installeren

▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit) + Digitalebestanden op http://www.daikineurope.com/support-and-manuals/product-information/

Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen opde regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.

De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alleandere talen zijn vertalingen.

2.2 Overzicht van de uitgebreidehandleiding voor de installateur

Hoofdstuk BeschrijvingAlgemeneveiligheidsmaatregelen

Veiligheidsinstructies die u moet lezenvooraleer tot de installatie over te gaan

Over de documentatie Welke documentatie bestaat er voor deinstallateur

Over de doos De units uitpakken en hun accessoiresverwijderen

Over de units en opties ▪ De units identificeren

▪ Mogelijke combinaties van units enopties

Richtlijnen met betrekkingtot mogelijketoepassingen

Verscheidene installatieopstellingen vanhet systeem

Voorbereiding Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doenen kennen vooraleer on-site te gaan

Installatie Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doenen kennen om het systeem teinstalleren

Configuratie Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doenen kennen om het systeem na installatieervan te configureren

Inbedrijfstelling Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doenen kennen om het systeem op televeren nadat het werd geconfigureerd

Aan de gebruikeroverhandigen

Dit hoofdstuk beschrijft wat aan degebruiker moet worden uitgelegd enoverhandigd

Onderhoud en service Dit hoofdstuk beschrijft de manierwaarop de units onderhouden moetenworden

Storingen opsporen enoplossen

Dit hoofdstuk beschrijft wat te doenindien er problemen zijn

Als afval verwijderen Dit hoofdstuk beschrijft hoe het systeemals afval afgevoerd kan worden

Technische gegevens Dit hoofdstuk bevat de specificaties vanhet systeem

Verklarende woordenlijst Hierin worden termen gedefinieerdTabel met lokaleinstellingen

Tabel die door de installateur moetworden ingevuld en die nadien moetbewaard worden om deze later tekunnen raadplegen

Opmerking: De uitgebreide handleidingvoor de gebruiker bevat tevens eentabel met installateurinstellingen. Dezetabel moet door de installateur wordeningevuld en aan de gebruiker wordenoverhandigd.

3 Over de doos

3.1 Overzicht: Over de doosIn dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoerennadat de dozen met de buitenunit, besturingskast en/of debackupverwarming ter plaatse zijn geleverd.

Het bevat informatie over:

▪ De units uitpakken en hanteren

▪ De accessoires van de units verwijderen

3 Over de doos

Uitgebreide handleiding voor de installateur

8EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

Houd rekening met de volgende zaken:

▪ De unit moet bij de levering gecontroleerd worden opbeschadigingen. Elke vorm van beschadiging moet onmiddellijkaan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeldworden.

▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijkeinstallatieplaats om beschadiging tijdens het transport tevoorkomen.

3.2 Buitenunit

3.2.1 De buitenunit uitpakken

1

2

3.2.2 Om de toebehoren van de buitenunit uit tenemen

1 Open de buitenunit.

2 Neem de accessoires eruit.

1× 1× 1× 1×a b c d

2× 2×2×fe g

a Algemene veiligheidsmaatregelenb Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuurc Installatiehandleiding van de buitenunitd Gebruiksaanwijzinge Afdichtingsring voor afsluiterf Afsluiterg Montageplaat van de unit

3.3 BedieningskastOPMERKING

De bedieningskast EKCB07CAV3 is een optie en kanalleen worden gebruikt in combinatie met buitenunitsEDLQ05+07CAV3 en EBLQ05+07CAV3.

3.3.1 De regelkast uitpakken

1

3 Over de doos

Uitgebreide handleiding voor de installateur

9EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

2

3.3.2 De accessoires uit de bedieningskastnemen

1 Open de regelkast.

2 Neem de accessoires eruit.

2× 2× 2×a b c

a M4-bouten voor de gebruikersinterfaceb M4-moeren voor de gebruikersinterfacec Draden voor de relais van de boosterverwarming voor

warm tapwater

3.4 Kast met optiesOPMERKING

▪ De kast met opties EK2CB07CAV3 is een optie en kanalleen worden gebruikt in combinatie met buitenunitsEDLQ05+07CAV3 en EBLQ05+07CAV3.

▪ Om de kast met opties te kunnen gebruiken, moet deoptionele bedieningskast EKCB07CAV3 deel uitmakenvan het systeem.

3.4.1 De optiekast uitpakken

1

2

3.4.2 De accessoires uit de kast met optiesnemen

1 Open de kast met opties.

2 Neem de accessoires eruit.

2×a

a Connectoren voor de doorverbindingskabel tussen de kastmet opties en de regelkast EKCB07CAV3.

3.5 Back-upverwarmingOPMERKING

▪ De back-upverwarming is een optie en kan alleenworden gebruikt in combinatie met buitenunitsEDLQ05+07CAV3 en EBLQ05+07CAV3.

▪ Om de back-upverwarming te kunnen gebruiken, moetde optionele bedieningskast EKCB07CAV3 deeluitmaken van het systeem.

3.5.1 De back-upverwarming uitpakken

1

4 Over de units en opties

Uitgebreide handleiding voor de installateur

10EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

2

3.5.2 De accessoires uit de back-upverwarmingnemen

1 Neem de muurbeugel uit de doos.

4 Over de units en opties

4.1 Overzicht: Over de units en optiesDit hoofdstuk bevat informatie over:

▪ De buitenunit identificeren

▪ De stuurkast identificeren

▪ De backupverwarming identificeren

▪ De buitenunit combineren met opties

▪ De besturingskast combineren met opties

▪ Mogelijke combinaties van buitenunit en besturingskast

4.2 IdentificatieOPMERKING

Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd ofonderhouden worden, let op de servicepanelen NIET teverwisselen tussen verschillende modellen.

4.2.1 Identificatielabel: BuitenunitPlaats

ModelidentificatieVoorbeeld: E B/D L Q 05 CA V3

Code UitlegE Monobloc-buitenunit met warmtepompB

D

Omkeerbaar (verwarming+koeling)

Verwarming alleenL Lage watertemperatuur – omgevingszone: −10~

−25°CQ Koelmiddel R410A05 CapaciteitklasseCA ModelserieV3 Elektrische voeding

4.2.2 Identificatielabel: RegelkastPlaats

ModelidentificatieVoorbeeld: EK CB 07 CA V3

Code BeschrijvingEK Europese kitCB Regelkast07 CapaciteitklasseCA ModelserieV3 Elektrische voeding

4.2.3 Identificatielabel: OptiekastPlaats

ModelidentificatieVoorbeeld: EK 2 CB 07 CA V3

Code BeschrijvingEK Europese kit2 OptioneelCB Regelkast07 CapaciteitklasseCA ModelserieV3 Elektrische voeding

4 Over de units en opties

Uitgebreide handleiding voor de installateur

11EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

4.2.4 Identificatielabel: Back-upverwarmingPlaats

ModelidentificatieVoorbeeld: EK M BUH CA 3 V3

Code UitlegEK Europese kitM Ontworpen voor MonoblocBUH Back-upverwarmingCA Modelserie3 Capaciteit van kit met verwarmingstoestel (kW)V3 Elektrische voeding

4.3 Units en opties combineren

4.3.1 Mogelijke combinaties van buitenunit enopties

FHL1FHL2

FHL3

a b c ed df g

h

i

a Buitenunit (EBLQ05+07CAV3 of EDLQ05+07CAV3)b Koelmiddeldeel van de buitenunitc Hydrodeel van de buitenunitd Klepkit EKMBHBP1e Back-upverwarmingskit (EKMBUHCA3V3 of

EKMBUHCA9W1)f Regelkast EKCB07CAV3g Optiekast EK2CB07CAV3h Warmtapwatertanki Ruimteverwarmingscircuit

Optie Nodige systeemcomponenten voor die optieBuitenunit

EBLQ05+07CAV3 ofEDLQ05+07CAV3

Regelkast EKCB07CAV3 Optiekast EK2CB07CAV3 Klepkit EKMBHBP1

Optionele apparatuurGebruikersinterface(EKRUCBL*)(verplicht)

O

Vereenvoudigdegebruikersinterface(EKRUCBS)

O

Warmtapwatertank O OAfstandbuitensensor(EKRSCA1)

O

PC-configurator(EKPCCAB)

O

Kamerthermostaat(EKRTWA, EKRTR1)

O O

Afstandsensor voordraadloze thermostaat(EKRTETS)

O O

Warmtepompconvector(FWXV)

O O

Back-upverwarmingskit(EKMBUHCA3V3,EKMBUHCA9W1)

O O O(a)

Afstandbinnensensor(KRCS01-1)

O O O

Ter plaatse te voorziene componentenBediening van deruimteverwarming/-koeling(of afsluiter)

O

Elektrische voeding metvoorkeur kWh-tarief(spanningsloos contact)

O O

Pomp voor warm tapwater O OElektriciteitsmeter O O ODigitale ingangenenergieverbruik

O O O

4 Over de units en opties

Uitgebreide handleiding voor de installateur

12EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

Optie Nodige systeemcomponenten voor die optieBuitenunit

EBLQ05+07CAV3 ofEDLQ05+07CAV3

Regelkast EKCB07CAV3 Optiekast EK2CB07CAV3 Klepkit EKMBHBP1

Alarmuitgang O O OUitgang ruimtekoeling/-verwarming AAN/UIT

O O O

Omschakeling naar externewarmtebron

O O O

(a) Alleen voor EBLQ05+07CAV3.

4.3.2 Mogelijke opties voor de buitenunitGebruikersinterface (EKRUCBL*)De gebruikersinterface en een eventuele bijkomendegebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.

De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten:

▪ Om beide te hebben:

▪ om een bediening te hebben dicht bij de regelkast,

▪ om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste teverwarmen ruimte.

Om een interface met andere talen te hebben.

De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar:

▪ EKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlands,Italiaans.

▪ EKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors,Fins.

▪ EKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks,Portugees.

▪ EKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools,Roemeens.

▪ EKRUCBL5 bevat de volgende talen: Duits, Tsjechisch, Sloveens,Slovaaks.

▪ EKRUCBL6 bevat de volgende talen: Engels, Kroatisch,Hongaars, Ests.

▪ EKRUCBL7 bevat de volgende talen: Engels, Duits, Russisch,Deens.

Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüploadworden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar deandere gekopieerd worden.

Voor installatie-instructies, zie "7.8.6  De gebruikersinterfaceaansluiten" op pagina 46.

INFORMATIE

▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeelvan het systeem is, sluit dan de gebruikersinterfacerechtstreeks aan op de buitenunit.

▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel vanhet systeem is, kunt u de gebruikersinterface ook op deregelkast aansluiten.

Vereenvoudigde gebruikersinterface (EKRUCBS)▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface mag alleen in combinatie

met de hoofdgebruikersinterface worden gebruikt.

▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface werkt alskamerthermostaat en moet in de kamer worden geplaatst waarvande temperatuur moet worden geregeld.

Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding engebruiksaanwijzing van de vereenvoudigde gebruikersinterface.

WarmtapwatertankOm warm tapwater te kunnen leveren kan een warmtapwatertank opde buitenunit worden aangesloten.

De tank voor warm tapwater kan in de volgende 3 versies geleverdworden:

▪ Een tank in roestvrij staal (EKHWS en EKHWSU (alleen voor hetVerenigd Koninkrijk))Er zijn 3 types beschikbaar: 150, 200 en 300 liter.

▪ Een geëmailleerde tank (EKHWE en EKHWET (wandmodel))Er zijn 3 types van EKHWE: 150, 200 en 300 liter.Er is 1 type van EKHWET: 150 liter.

Voor de installatie ervan, zie de installatiehandleiding van de tankvoor warm tapwater en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.

INFORMATIE

▪ De warmtapwatertank kan alleen worden aangeslotenals de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van hetsysteem is.

▪ De warmtapwatertank is aangesloten op het hydrodeelvan de buitenunit en bedraad op de regelkastEKCB07CAV3.

Afstandbuitensensor (EKRSCA1)Standaard wordt de sensor in de buitenunit gebruikt om debuitentemperatuur te meten.

Optioneel kan de afstandbuitensensor geplaatst worden om debuitentemperatuur te meten vanuit een andere plaats (bijv. om geendirect zonlicht te hebben) om aldus een beter systeemgedrag tehebben.

Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van deafstandbuitensensor en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.

INFORMATIE

U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij deafstandbuitensensor aansluiten.

Warmtepompconvector (FWXV)Om ruimteverwarming/-koeling te kunnen leveren, kunnenwarmtepompconvectoren (FWXV) worden gebruikt.

Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van dewarmtepompconvectoren en het bijlageboek voor optioneleuitrustingen.

4.3.3 Mogelijke opties voor de regelkastGebruikersinterface (EKRUCBL*)De gebruikersinterface en een eventuele bijkomendegebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.

De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten:

▪ Om beide te hebben:

▪ om een bediening te hebben dicht bij de regelkast,

▪ om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste teverwarmen ruimte.

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

13EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

Om een interface met andere talen te hebben.

De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar:

▪ EKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlands,Italiaans.

▪ EKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors,Fins.

▪ EKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks,Portugees.

▪ EKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools,Roemeens.

▪ EKRUCBL5 bevat de volgende talen: Duits, Tsjechisch, Sloveens,Slovaaks.

▪ EKRUCBL6 bevat de volgende talen: Engels, Kroatisch,Hongaars, Ests.

▪ EKRUCBL7 bevat de volgende talen: Engels, Duits, Russisch,Deens.

Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüploadworden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar deandere gekopieerd worden.

Voor installatie-instructies, zie "7.8.6  De gebruikersinterfaceaansluiten" op pagina 46.

INFORMATIE

▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeelvan het systeem is, sluit dan de gebruikersinterfacerechtstreeks aan op de buitenunit.

▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel vanhet systeem is, kunt u de gebruikersinterface ook op deregelkast aansluiten.

Vereenvoudigde gebruikersinterface (EKRUCBS)▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface mag alleen in combinatie

met de hoofdgebruikersinterface worden gebruikt.

▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface werkt alskamerthermostaat en moet in de kamer worden geplaatst waarvande temperatuur moet worden geregeld.

Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding engebruiksaanwijzing van de vereenvoudigde gebruikersinterface.

Kamerthermostaat (EKRTWA, EKRTR1)U kunt een optionele kamerthermostaat op de regelkastEKCB07CAV3 aansluiten. Deze thermostaat kan met draad zijn(EKRTWA) of draadloos (EKRTR1).

Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van dekamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.

Afstandsensor voor draadloze thermostaat (EKRTETS)U kunt een draadloze binnentemperatuursensor (EKRTETS) alleenin combinatie met de draadloze thermostaat (EKRTR1) gebruiken.

Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van dekamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.

PC-configurator (EKPCCAB)De PC-kabel maakt een verbinding tussen de schakelkast van debuitenunit (of deze van de regelkast EKCB07CAV3) en een PC. Hijbiedt de mogelijkheid verschillende taalbestanden te uploaden naarde gebruikersinterface en parameters naar de buitenunit. Voor debeschikbare taalbestanden, neem contact op met uw lokale dealer.

De software en bijhorende gebruiksaanwijzingen zijn beschikbaar ophttp://www.daikineurope.com/support-and-manuals/software-downloads/.

Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de PC-kabel, hoofdstuk "8  Configuratie"  op pagina  54 en het bijlageboekvoor optionele uitrustingen.

4.3.4 Mogelijke opties voor de optiekastAfstandbinnensensor (KRCS01-1)Standaard wordt de inwendige gebruikersinterfacesensor alskamertemperatuursensor gebruikt.

Optioneel kan de afstandbinnensensor geplaatst worden om dekamertemperatuur vanuit een andere plaats te meten.

De afstandbinnensensor is aangesloten op optiekastEK2CB07CAV3. Voor installatie-instructies, zie deinstallatiehandleiding van de afstandbinnensensor en hetbijlageboek voor optionele uitrustingen.

INFORMATIE

▪ De afstandbinnensensor kan alleen gebruikt wordenwanneer de gebruikersinterface met dekamerthermostaatfunctie geconfigureerd is.

▪ U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij deafstandbuitensensor aansluiten.

4.3.5 Mogelijke combinaties van buitenunit enwarmtapwatertank

Buitenunit WarmtapwatertankEKHWS EKHWSU EKHWE EKHWET

EBLQ05CAV3

O O O O

EBLQ07CAV3

O O O O

EDLQ05CAV3

O O O O

EDLQ07CAV3

O O O O

INFORMATIE

▪ De warmtapwatertank kan alleen worden aangeslotenals de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van hetsysteem is.

▪ De warmtapwatertank is aangesloten op het hydrodeelvan de buitenunit en bedraad op de regelkastEKCB07CAV3.

5 Richtlijnen met betrekking totmogelijke toepassingen

5.1 Overzicht: Richtlijnen metbetrekking tot mogelijketoepassingen

Deze richtlijnen bieden een overzicht van de mogelijkheden van hetDaikin-warmtepompsysteem.

OPMERKING

▪ De afbeeldingen in deze richtlijnen zijn alleen terinformatie bedoeld en mogen NIET als dusdanig alsgedetailleerde hydraulische schema's of grafiekengebruikt worden. De gedetailleerde hydraulischemaatvoeringen en het gedetailleerd hydraulisch inevenwicht brengen worden hier NIET getoond; dezemaken deel uit van de verantwoordelijkheden van deinstallateur.

▪ Voor meer informatie over de configuratie-instellingenom de werking van de warmtepomp te optimaliseren,zie "8 Configuratie" op pagina 54.

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

14EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

Dit hoofdstuk bevat richtlijnen met betrekking tot mogelijketoepassingen voor:

▪ Het ruimteverwarming/koelingsysteem in/opstellen

▪ Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen

▪ De tank voor warm tapwater in/opstellen

▪ De energiemeting instellen

▪ Het energieverbruik instellen

▪ Een externe temperatuursensor opstellen

5.2 Het ruimteverwarmings-/koelingsysteem in/opstellen

Het warmtepompsysteem levert aanvoerwater aan warmteafgeversin een of meerdere kamers.

Omdat het systeem de mogelijkheid biedt om de temperatuur in elkekamer zeer soepel te regelen, is het nodig dat u eerst de volgendevragen beantwoordt:

▪ Hoeveel kamers worden er verwarmd (of gekoeld) door hetDaikin-warmtepompsysteem?

▪ Welke soorten warmteafgevers gebruikt u in elke kamer enhoeveel bedraagt hun aanvoertemperatuur waarvoor zijontworpen werden?

Eens de vereisten inzake ruimteverwarming/koeling duidelijk zijn,adviseert Daikin onderstaande in/opstellingsrichtlijnen te volgen.

OPMERKING

Indien een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt,zal de uitwendige kamerthermostaat de vorstbeschermingkamer bedienen. De vorstbescherming kamer is echteralleen mogelijk als de regeling van deaanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface vande unit is INgeschakeld.

INFORMATIE

Wanneer een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikten Vorstbescherming kamer dient in alle omstandighedengegarandeerd te zijn, dan moet u de automatischenoodstop [A.5.1.2] op 1 zetten.

5.2.1 Een enkele kamer

Vloerverwarming of radiatoren –Kamerthermostaat met draadOpstelling

BA

ab

c

A Aanvoerwatertemperatuur primaire zoneB Een eenpersoonskamera Gebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt

wordtb Regelkastc Back-upverwarming (optie)

▪ De vloerverwarming of radiatoren worden rechtstreeks op debuitenunit aangesloten – of op de back-upverwarming als die er is.

▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de gebruikersinterfacedie op regelkast EKCB07CAV3 is aangesloten. Mogelijkeinstallaties:

▪ Regelkast EKCB07CAV3 is in de kamer gemonteerd en degebruikersinterface wordt als kamerthermostaat gebruikt.

▪ Regelkast EKCB07CAV3 is binnenshuis gemonteerd, dichtbijde buitenunit + de gebruikersinterface is in de kamer geplaatsten wordt als kamerthermostaat gebruikt.

Configuratie

Instelling WaardeTemperatuurregeling van de unit:

▪ #: [A.2.1.7]

▪ Code: [C-07]

2 (Best. kmrthrmst): De unitwerkt op basis van deomgevingstemperatuur van degebruikersinterface.

Aantal watertemperatuurzones:

▪ #: [A.2.1.8]

▪ Code: [7-02]

0 (1 AWT-zone): Primair

Voordelen▪ Economisch. U hebt GEEN additionele externe

kamerthermostaat nodig.

▪ Grootste comfort en effectiviteit. De slimmekamerthermostaatfunctie kan de gewensteaanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van dewerkelijke kamertemperatuur (aanpassing). Dit resulteert involgende zaken:

▪ Een stabiele kamertemperatuur die aan de gewenstetemperatuur voldoet (groter comfort)

▪ Minder AAN/UIT-cycli (stiller, groter comfort en grotereeffectiviteit)

▪ De laagst mogelijke aanvoerwatertemperatuur (grotereeffectiviteit)

▪ Gemakkelijk. U kunt de gewenste kamertemperatuur gemakkelijkvia de gebruikersinterface instellen:

▪ Voor uw dagelijkse behoeften kunt u voorgeprogrammeerdewaarden en programma's gebruiken.

▪ Om af te wijken van uw dagelijkse behoeften kunt u tijdelijkafwijken van de voorgeprogrammeerde waarden enprogramma's, de vakantiestand gebruiken enz.

Vloerverwarming of radiatoren – DraadlozekamerthermostaatOpstelling

BA

e

d

a

b

c

A Aanvoerwatertemperatuur primaire zoneB Een eenpersoonskamera Gebruikersinterfaceb Regelkastc Back-upverwarming (optie)d Ontvanger voor de draadloze externe kamerthermostaate Draadloze externe kamerthermostaat

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

15EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

▪ De vloerverwarming of radiatoren worden rechtstreeks op debuitenunit aangesloten – of op de back-upverwarming als die er is.

▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de draadloze externekamerthermostaat (optionele apparatuur EKRTR1).

Configuratie

Instelling WaardeTemperatuurregeling van de unit:

▪ #: [A.2.1.7]

▪ Code: [C-07]

1 (Bst xt kmrthrms): De unit werktop basis van de externethermostaat.

Aantal watertemperatuurzones:

▪ #: [A.2.1.8]

▪ Code: [7-02]

0 (1 AWT-zone): Primair

Externe kamerthermostaat voorde primaire zone:

▪ #: [A.2.2.E.5]

▪ Code: [C-05]

1 (Thermo AAN/UIT): Als degebruikte externekamerthermostaat ofwarmtepompconvector enkel eenthermo AAN/UIT-staat kansturen.

Voordelen▪ Draadloos. De Daikin externe kamerthermostaat is beschikbaar

in een draadloze versie.

▪ Efficiëntie. Hoewel de externe kamerthermostaat alleen AAN/UIT-signalen doorstuurt, werd hij specifiek voor hetwarmtepompsysteem ontworpen.

▪ Comfort. In het geval van  vloerverwarming zorgt de draadlozeexterne kamerthermostaat ervoor dat er tijdens het koelen geencondensatie op de vloer optreedt door de vochtigheid in de kamerte meten.

WarmtepompconvectorenOpstelling

BA

da

b

c

A Aanvoerwatertemperatuur primaire zoneB Een eenpersoonskamera Gebruikersinterfaceb Regelkastc Back-upverwarming (optie)d Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren

▪ De vloerverwarming of radiatoren worden rechtstreeks op debuitenunit aangesloten – of op de back-upverwarming als die er is.

▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via deafstandsbediening van de warmtepompconvectoren.

▪ Het signaal om ruimteverwarming/koeling te vragen wordt naareen digitale ingang op regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2)gestuurd.

▪ De ruimtebedrijfsmodus wordt naar de  warmtepompconvectorengestuurd door een digitale uitgang op regelkast EKCB07CAV3(X8M/6 en X8M/7).

INFORMATIE

Wanneer meerdere warmtepompconvectoren gebruiktworden, controleer of elke warmtepompconvector weldegelijk het infraroodsignaal ontvangt van deafstandsbediening van de warmtepompconvectoren.

Configuratie

Instelling WaardeTemperatuurregeling van de unit:

▪ #: [A.2.1.7]

▪ Code: [C-07]

1 (Bst xt kmrthrms): De unit werktop basis van de externethermostaat.

Aantal watertemperatuurzones:

▪ #: [A.2.1.8]

▪ Code: [7-02]

0 (1 AWT-zone): Primair

Externe kamerthermostaat voorde primaire zone:

▪ #: [A.2.2.E.5]

▪ Code: [C-05]

1 (Thermo AAN/UIT): Als degebruikte externekamerthermostaat ofwarmtepompconvector enkel eenthermo AAN/UIT-staat kansturen.

Voordelen▪ Koeling. De warmtepompconvector biedt naast een

verwarmingscapaciteit ook een uitstekende koelcapaciteit.

▪ Efficiëntie. Optimale energie-effectiviteit omwille van deonderlingeverbindingfunctie.

▪ Stijlvol.

Combinatie: Vloerverwarming +Warmtepompconvectoren▪ De ruimteverwarming wordt bezorgt door:

▪ De vloerverwarming

▪ De warmtepompconvectoren

▪ De ruimtekoeling wordt alleen door de warmtepompconvectorengeleverd. De vloerverwarming wordt door de afsluiter afgesloten.

Opstelling

BA

d

M1

a

b

c

A Aanvoerwatertemperatuur primaire zoneB Een eenpersoonskamera Gebruikersinterfaceb Regelkastc Back-upverwarming (optie)d Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren

▪ De warmtepompconvectoren worden rechtstreeks op debuitenunit aangesloten – of op de back-upverwarming als die er is.

▪ Een afsluiter (ter plaatse te voorzien) wordt voor devloerverwarming geplaatst om condensatie op de vloer tevermijden tijdens het koelen.

▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via deafstandsbediening van de warmtepompconvectoren.

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

16EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

▪ Het signaal om ruimteverwarming/koeling te vragen wordt naareen digitale ingang op regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2)gestuurd.

▪ De ruimtebedrijfsmodus wordt door een digitale uitgang (X8M/6 enX8M/7) op regelkast EKCB07CAV3 naar de volgende toestellengestuurd:

▪ De warmtepompconvectoren

▪ De afsluiter

Configuratie

Instelling WaardeTemperatuurregeling van de unit:

▪ #: [A.2.1.7]

▪ Code: [C-07]

1 (Bst xt kmrthrms): De unit werktop basis van de externethermostaat.

Aantal watertemperatuurzones:

▪ #: [A.2.1.8]

▪ Code: [7-02]

0 (1 AWT-zone): Primair

Externe kamerthermostaat voorde primaire zone:

▪ #: [A.2.2.E.5]

▪ Code: [C-05]

1 (Thermo AAN/UIT): Als degebruikte externekamerthermostaat ofwarmtepompconvector enkel eenthermo AAN/UIT-staat kansturen.

Voordelen▪ Koeling. De  warmtepompconvectoren bieden naast een

verwarmingscapaciteit ook een uitstekende koelcapaciteit.

▪ Efficiëntie. Vloerverwarming levert de beste prestaties metAltherma LT.

▪ Comfort. De combinatie van twee types van warmteafgeverszorgt voor:

▪ Het uitstekend verwarmingscomfort van de vloerverwarming

▪ Het uitstekend koelcomfort van de warmtepompconvectoren

5.2.2 Meerdere kamers – Eén AWT-zoneAls alleen 1 aanvoerwatertemperatuurzone nodig is, omdat degewenste aanvoerwatertemperatuur van alle warmteafgeversdezelfde is, hebt u GEEN mengklepstation nodig (economisch).

Voorbeeld: Als het warmtepompsysteem gebruikt wordt om 1 vloerte verwarmen, waarbij alle kamers dezelfde warmteafgevershebben.

Vloerverwarming of radiatoren –ThermostaatkranenAls u de kamers met vloerverwarming of radiatoren verwarmt, wordtde temperatuur van de primaire kamer meestal via een thermostaatgeregeld (dit kan de gebruikersinterface zijn die op regelkastEKCB07CAV3 is aangesloten of een externe kamerthermostaat),terwijl de temperatuur in de andere kamers via thermostaatkranen(ter plaatse te voorzien) geregeld wordt: deze openen of sluiten zichin functie van de kamertemperatuur.

Opstelling

T

B CA

ab

c

A Aanvoerwatertemperatuur primaire zoneB Kamer 1C Kamer 2a Gebruikersinterfaceb Regelkastc Back-upverwarming (optie)

▪ De vloerverwarming van de primaire kamer wordt rechtstreeks opde buitenunit aangesloten – of op de back-upverwarming als dieer is.

▪ De kamertemperatuur van de primaire kamer wordt geregeld doorde gebruikersinterface die als thermostaat gebruikt wordt.

▪ Een thermostaatkraan is voor de vloerverwarming in elk van deandere kamers geplaatst.

INFORMATIE

Pas op met situaties waar de primaire kamer door eenandere verwarmingsbron verwarmd kan worden.Voorbeeld: open haarden.

Configuratie

Instelling WaardeTemperatuurregeling van de unit:

▪ #: [A.2.1.7]

▪ Code: [C-07]

2 (Best. kmrthrmst): De unitwerkt op basis van deomgevingstemperatuur van degebruikersinterface.

Aantal watertemperatuurzones:

▪ #: [A.2.1.8]

▪ Code: [7-02]

0 (1 AWT-zone): Primair

Voordelen▪ Economisch.

▪ Gemakkelijk. Zelfde installatie als voor 1 kamer, maar metthermostaatkranen.

Vloerverwarming of radiatoren – Meerdere externekamerthermostatenOpstelling

B CA

ea e

dM1 M2

b

c

A Aanvoerwatertemperatuur primaire zoneB Kamer 1C Kamer 2a Gebruikersinterfaceb Regelkastc Back-upverwarming (optie)d Omloopklep

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

17EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

e Externe kamerthermostaat

▪ Voor elke kamer wordt een (ter plaatse te voorziene) afsluitergeplaatst om geen toevoer van aanvoerwater te hebben wanneerer geen verwarming of koeling gevraagd wordt.

▪ Er moet een omloopklep geplaatst worden om het water opnieuwte laten circuleren wanneer alle afsluiters gesloten zijn. Om ervoorte zorgen dat de unit betrouwbaar blijft werken, moet deze meteen minimum waterdebiet worden gevoed zoals beschreven intabel “Het watervolume en waterdebiet controleren” in "6.3  Dewaterleidingen voorbereiden" op pagina 28.

▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkastEKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte.Vergeet niet dat de ruimtebedrijfsmodus van de secundairegebruikersinterfaces (gebruikt als kamerthermostaat) zo ingesteldmoet worden dat deze overeenstemt met dehoofdgebruikersinterface.

▪ De kamerthermostaten zijn op de afsluiters aangesloten enhoeven NIET op de buitenunit te worden aangesloten. Debuitenunit zal de hele tijd aanvoerwater leveren, met demogelijkheid een aanvoerwaterprogramma te programmeren.

Configuratie

Instelling WaardeTemperatuurregeling van de unit:

▪ #: [A.2.1.7]

▪ Code: [C-07]

0 (Besturing AWT): De unit werktop basis van deaanvoerwatertemperatuur.

Aantal watertemperatuurzones:

▪ #: [A.2.1.8]

▪ Code: [7-02]

0 (1 AWT-zone): Primair

VoordelenVergeleken met vloerverwarming of radiatoren voor één kamer:

▪ Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusiefprogramma's, voor elke kamer via de kamerthermostateninstellen.

WarmtepompconvectorenOpstelling

BA

d d

C

b

a

c

A Aanvoerwatertemperatuur primaire zoneB Kamer 1C Kamer 2a Gebruikersinterfaceb Regelkastc Back-upverwarming (optie)d Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren

▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via deafstandsbediening van de warmtepompconvectoren.

▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkastEKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte.

▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming tevragen worden in parallel aangesloten op de digitale ingang vanregelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2). De buitenunit zalalleen aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijkgevraagd wordt.

INFORMATIE

Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseertDaikin de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elkewarmtepompconvector te plaatsen.

Configuratie

Instelling WaardeTemperatuurregeling van de unit:

▪ #: [A.2.1.7]

▪ Code: [C-07]

1 (Bst xt kmrthrms): De unit werktop basis van de externethermostaat.

Aantal watertemperatuurzones:

▪ #: [A.2.1.8]

▪ Code: [7-02]

0 (1 AWT-zone): Primair

VoordelenVergeleken met de warmtepompconvectoren voor één kamer:

▪ Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusiefprogramma's, voor elke kamer via de afstandsbediening vande warmtepompconvectoren instellen.

Combinatie: Vloerverwarming +WarmtepompconvectorenOpstelling

e

B CA

d

M1

M1

b

a

c

A Aanvoerwatertemperatuur primaire zoneB Kamer 1C Kamer 2a Gebruikersinterfaceb Regelkastc Back-upverwarming (optie)d Externe kamerthermostaate Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren

▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: Dewarmtepompconvectoren worden rechtstreeks op de buitenunitaangesloten – of op de back-upverwarming als die er is.

▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: er zijn twee (ter plaatse tevoorziene) afsluiters voor de vloerverwarming:

▪ Een afsluiter om te verhinderen dat warm water geleverd wordtwanneer de kamer niet vraagt om verwarmd te worden

▪ Een afsluiter om geen condensatie op de vloer te hebbentijdens het koelen van de kamers metwarmtepompconvectoren.

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

18EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de gewenstekamertemperatuur wordt via de afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren ingesteld.

▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: de gewenstekamertemperatuur wordt via de externe (draadloze of bedrade)kamerthermostaat ingesteld.

▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkastEKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte.Vergeet niet dat de bedrijfsmodus van elke externekamerthermostaat en afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren zo ingesteld moet worden dat dezeovereenstemt met de hoofdgebruikersinterface.

INFORMATIE

Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseertDaikin de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elkewarmtepompconvector te plaatsen.

Configuratie

Instelling WaardeTemperatuurregeling van de unit:

▪ #: [A.2.1.7]

▪ Code: [C-07]

0 (Besturing AWT): De unit werktop basis van deaanvoerwatertemperatuur.

Aantal watertemperatuurzones:

▪ #: [A.2.1.8]

▪ Code: [7-02]

0 (1 AWT-zone): Primair

5.2.3 Meerdere kamers – Twee AWT-zonesAls de warmteafgevers die voor elke kamer gekozen werden, voorverschillende aanvoerwatertemperaturen ontworpen zijn, kunt uverschillende aanvoerwatertemperatuurzones gebruiken (maximum2).

In dit document:

▪ Primaire zone = de zone met de laagste ontwerptemperatuur inverwarming en de hoogste ontwerptemperatuur in koeling

▪ Secundaire zone = de andere zone

OPMERKING

Als er twee aanvoerwatertemperatuurzones zijn en erwordt een uitwendige kamerthermostaat gebruikt, dan iskoeling NIET mogelijk.

VOORZICHTIG

Als er meer dan een aanvoerwaterzone is, moet uSTEEDS een mengklepstation in de primaire zoneplaatsen om de aanvoerwatertemperatuur te verlagen (inverwarming)/te verhogen (in koeling) als de secundairezone verwarming/koeling vraagt.

Typisch voorbeeld:

Kamer (zone) Warmteafgevers:ontwerptemperatuur

Woonkamer (primaire zone) Vloerverwarming: 35°CSlaapkamers (secundaire zone) Warmtepompconvectoren: 45°C

Opstelling

BA

f f

C

ED

a

ed

b

c

A Aanvoerwatertemperatuur secundaire zoneB Kamer 1C Kamer 2D Aanvoerwatertemperatuur primaire zoneE Kamer 3a Gebruikersinterfaceb Regelkastc Back-upverwarming (optie)d Drukregelklepe Mengklepstationf Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren

INFORMATIE

Monteer een drukregelklap voor het mengklepstation. Dereden hiervoor is om een evenwichtige waterdebiet tehebben tussen de aanvoerwatertemperatuur voor deprimaire zone en de aanvoerwatertemperatuur voor desecundaire zone in functie van de nodige capaciteit voorbeide watertemperatuurzones.

▪ Voor de primaire zone:

▪ Een mengklepstation is voor de vloerverwarming geplaatst.

▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door degebruikersinterface, die als kamerthermostaat gebruikt wordt.

OPMERKING

Daikin is NIET verantwoordelijk voor de werking van hetpomp van het mengklepstation. De installateur isverantwoordelijk voor de werking van de pomp.

▪ Voor de secundaire zone:

▪ De warmtepompconvectoren worden rechtstreeks op debuitenunit aangesloten – of op de back-upverwarming als die eris.

▪ De gewenste kamertemperatuur wordt voor elke kameringesteld via de afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.

▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming ofkoeling te vragen worden in parallel aangesloten op de digitaleingang van regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2). Debuitenunit zal alleen de gewenste secundaireaanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijkgevraagd wordt.

▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkastEKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte.Vergeet niet dat de bedrijfsmodus van elke afstandsbediening vande warmtepompconvectoren zo ingesteld moet worden dat dezeovereenstemt met de hoofdgebruikersinterface.

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

19EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

Configuratie

Instelling WaardeTemperatuurregeling van de unit:

▪ #: [A.2.1.7]

▪ Code: [C-07]

2 (Best. kmrthrmst): De unitwerkt op basis van deomgevingstemperatuur van degebruikersinterface.

Opmerking:

▪ Primaire kamer =gebruikersinterface gebruiktals kamerthermostaatfunctie

▪ Andere kamers = externekamerthermostaatfunctie

Aantal watertemperatuurzones:

▪ #: [A.2.1.8]

▪ Code: [7-02]

1 (2 AWT-zones): Primair +secundair

In geval vanwarmtepompconvectoren:

Externe kamerthermostaat voorde secundaire zone:

▪ #: [A.2.2.5]

▪ Code: [C-06]

1 (Thermo AAN/UIT): Als degebruikte externekamerthermostaat ofwarmtepompconvector enkel eenthermo AAN/UIT-staat kansturen. Geen onderscheid tusseneen vraag naar verwarming ofeen vraag naar koeling.

Afsluiter Als de primaire zone tijdens dekoelstand afgesloten moetworden om geen condensatie opde vloer te hebben, stel dit dandienovereenkomstig in.

Op het mengklepstation Stel de gewenste primaireaanvoerwatertemperatuur voorverwarming en/of koeling in.

Voordelen▪ Comfort.

▪ De slimme kamerthermostaatfunctie kan de gewensteaanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis vande werkelijke kamertemperatuur (aanpassing).

▪ De combinatie van de twee warmteafgiftesystemen biedt hetexcellent verwarmingscomfort voor de vloerverwarming entevens het excellent koelcomfort van dewarmtepompconvectoren.

▪ Efficiëntie.

▪ Afhankelijk van de vraag zal de buitenunit verschillendeaanvoerwatertemperaturen leveren om aan de gewenstetemperatuur van de verschillende warmteafgevers te voldoen.

▪ Vloerverwarming levert de beste prestaties met Altherma LT.

5.3 Een extra warmtebron voorruimteverwarming in/opstellen

▪ Ruimteverwarming kan worden geleverd door:

▪ De buitenunit

▪ Een op het systeem aangesloten extra (ter plaatse tevoorziene) ketel

▪ Als de kamerthermostaat om verwarming vraagt, zal de buitenunitof de extra ketel beginnen te werken in functie van debuitentemperatuur (status van de omschakeling naar een externewarmtebron). Als de extra ketel de toelating krijgt, wordt deruimteverwarming door de buitenunit UIT-geschakeld.

▪ Een bivalente werking is alleen mogelijk voor ruimteverwarming,NIET om warm tapwater te produceren. Het warm tapwater wordtaltijd door de op de buitenunit aangesloten warmtapwatertankgeproduceerd.

INFORMATIE

Om bivalent te kunnen werken heeft het systeem regelkastEK2CB07CAV3 nodig.

INFORMATIE

▪ Tijdens het verwarmen via de warmtepomp zal dewarmtepomp werken om de gewenste temperatuur tebereiken die via de gebruikersinterface werd ingesteld.Wanneer de weersafhankelijke werking is geactiveerd,wordt de watertemperatuur automatisch bepaald opbasis van de buitentemperatuur.

▪ Tijdens het verwarmen via de extra ketel zal de extraketel werken om de gewenste watertemperatuur tebereiken die via de bediening van de extra ketel werdingesteld.

Opstelling▪ Integreer de extra ketel als volgt:

FHL1FHL2

FHL3

M

ba c

d

d

i j

j

k

kn

f h

p

o

g

l

m

e

a Buitenunitb Warmtewisselaarc Pompd Afsluitere Back-upverwarming (optie)f Regelkastg Gebruikersinterfaceh Optiekasti Gemotoriseerde 3-wegsklep (geleverd bij de

warmtapwatertank)j Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)

k Afsluiter (ter plaatse te voorzien)l Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)

m Extra ketel (ter plaatse te voorzien)n Aquastat-klep (ter plaatse te voorzien)o Tank voor huishoudelijk warm water (optie)p Warmtewisselaarspoel

FHL1...3 Vloerverwarming

OPMERKING

▪ Controleer of de extra ketel en zijn integratie in hetsysteem voldoen aan de geldende wetgeving.

▪ Daikin is NIET verantwoordelijk voor foute of onveiligesituaties in het systeem van de extra ketel.

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

20EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

▪ Zorg ervoor dat het retourwater naar de warmtepomp NIET hogeris dan 55°C. Om dit te bereiken:

▪ Stel de gewenste watertemperatuur via bediening van de extraketel in op maximum 55°C.

▪ Plaats een aquastatklep in het retourwaterdebiet vande warmtepomp.

▪ Stel de aquastatklep in om dicht te gaan boven de 55°C enopen te gaan onder de 55°C.

▪ Plaats terugslagkleppen.

▪ Zorg ervoor dat er maar één  expansievat in het watercircuitaanwezig zijn. Een expansievat is al standaard aanwezig in debuitenunit.

▪ Monteer regelkast EKCB07CAV3 en optiekast EK2CB07CAV3.

▪ Sluit X8M/3 en X8M/4 (omschakeling naar externe warmtebron)op optiekast EK2CB07CAV3 aan op de thermostaat van de extraketel.

▪ Om de warmteafgevers op/in te stellen, zie "5.2  Hetruimteverwarmings-/koelingsysteem in/opstellen" op pagina 14.

ConfiguratieVia de gebruikersinterface (snelle wizard):

▪ Stel het gebruik van een bivalent systeem in als externewarmtebron.

▪ Stel de bivalente temperatuur en de hysteresis in.

OPMERKING

▪ Zorg ervoor dat de bivalente hysteresis voldoendedifferentiaal heeft, zodat er niet veelvuldig tussen debuitenunit en de extra ketel omgeschakeld wordt.

▪ Aangezien de buitentemperatuur door deluchtthermistor van de buitenunit gemeten wordt, plaatsde buitenunit in de schaduw, zodat deze NIET doorrechtstreeks zonlicht beïnvloed wordt of erdoor AAN/UIT wordt gezet.

▪ Veelvuldig omschakelen kan corrosie van de extraketel veroorzaken. Voor meer informatie, neem contactop met de fabrikant van de extra ketel.

Door een hulpcontact besliste omschakeling naar externewarmtebron▪ Alleen mogelijk bij regeling met externe kamerthermostaat EN één

aanvoerwatertemperatuurzone (zie "5.2  Het ruimteverwarmings-/koelingsysteem in/opstellen" op pagina 14).

▪ Het hulpcontact kan zijn:

▪ Een buitentemperatuurthermostaat

▪ Een stroomtarievencontact

▪ Een handmatig bediend contact

▪ …

▪ Opstelling: verbind de volgende ter plaatse te voorzienebedrading:

L

N

H Com

A

K2AK1A

X2M BTI

K2AK1A

Outdoor/Auto/Boiler1 4 X Y

Control box

BTI Ingang boilerthermostaatA Hulpcontact (normaal dicht)H Vraag om verwarming kamerthermostaat (optioneel)

K1A Hulprelais om de buitenunit in te schakelen (ter plaatse tevoorzien)

K2A Hulprelais voor inschakelen van ketel (ter plaatse tevoorzien)

Outdoor BuitenunitAuto Automatisch

Boiler KetelControl box Regelkast

OPMERKING

▪ Zorg ervoor dat het hulpcontact voldoende differentiaalof tijdsvertraging heeft, zodat er niet veelvuldig tussende buitenunit en de extra ketel omgeschakeld wordt.

▪ Als het hulpcontact een buitentemperatuurthermostaatis, moet de thermostaat in de schaduw geplaatstworden, zodat hij niet door de zon beïnvloed of AAN/UITgeschakeld wordt.

▪ Veelvuldig omschakelen kan corrosie van de extraketel veroorzaken. Voor meer informatie, neem contactop met de fabrikant van de extra ketel.

5.4 De tank voor warm tapwater in/opstellen

5.4.1 Systeemlayout – Autonomewarmtapwatertank

FHL1FHL2

FHL3

M

a b c

d

e

i

f

g

d

h

j

k

a Buitenunitb Warmtewisselaarc Pompd Afsluitere Back-upverwarming (optie)f Regelkastg Gebruikersinterfaceh Gemotoriseerde 3-wegklepi Warmtapwatertankj Warmtewisselaarspoel

k Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)FHL1...3 Vloerverwarming

5.4.2 Het volume en de gewenste temperatuurselecteren voor de warmtapwatertank

Mensen ervaren water als warm als het water een temperatuur van40°C heeft. Om deze reden wordt het warmtapwaterverbruik steedsuitgedrukt in equivalent warmwatervolume aan 40°C. U kuntevenwel de temperatuur van de warmtapwatertank hoger instellen(bijv. op 53°C) en dit water dan met koud water (bijv. op 15°C)vermengen.

Het volume en de gewenste temperatuur selecteren voor dewarmtapwatertank omvat:1 Het warmtapwaterverbruik bepalen (equivalent

warmwatervolume op 40°C).2 Het volume en de gewenste temperatuur voor de

warmtapwatertank bepalen.

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

21EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

Mogelijke warmtapwatertankvolumes

Type Mogelijke volumesAutonome warmtapwatertank ▪ 150 l

▪ 200 l

▪ 300 l

▪ 500 l

Tips om energie te besparen▪ Als het warmtapwaterverbruik van dag tot dag verschilt, kunt u

een weekprogramma programmeren met verschillende gewenstewarmtapwatertanktemperaturen voor elke dag.

▪ Hoe lager de gewenste warmtapwatertanktemperatuur, hoeeconomischer. Door een grotere warmtapwatertank te selecteren,kunt u de gewenste warmtapwatertanktemperatuur verlagen.

▪ De warmtepomp zelf kan warm tapwater van maximum 55°Cproduceren (50°C als de buitentemperatuur laag is). Deelektrische weerstand in de warmtepomp kan deze temperatuurverhogen. Hierdoor verbruikt u echter meer energie. Daikinadviseert om de gewenste warmtapwatertanktemperatuur lagerdan 55°C in te stellen om de elektrische weerstand niet te moetengebruiken.

▪ Hoe hoger de buitentemperatuur, hoe beter de warmtepomppresteert.

▪ Als de energieprijzen dezelfde zijn overdag als 's  nachts,adviseert Daikin de warmtapwatertank overdag op te warmen.

▪ Als de energieprijzen 's  nachts lager zijn, adviseert Daikin dewarmtapwatertank 's nacht op te warmen.

▪ Als de warmtepomp  warm tapwater produceert, kan deze geenruimte verwarmen. Als u gelijktijdig warm tapwater enruimteverwarming nodig hebt, adviseert Daikin het warm tapwater's  nachts te produceren wanneer er minder ruimteverwarminggevraagd wordt.

Het warmtapwaterverbruik bepalenAntwoord de volgende vragen en bereken het warmtapwaterverbruik(equivalent warmwatervolume op 40°C) met de typischewatervolumes:

Vraag Typisch watervolumeHoeveel douches zijn er per dagnodig?

1 douche = 10 min×10 l/min =100 l

Hoeveel baden zijn er per dagnodig?

1 bad = 150 l

Hoeveel water is er per dagnodig voor de gootsteen?

1 spoelbak = 2 min×5 l/min = 10 l

Zijn er andere behoeften aanwarm tapwater?

Voorbeeld: als het warmtapwaterverbruik van een gezin(4 personen) per dag als volgt verdeeld is:

▪ 3 douches

▪ 1 bad

▪ 3 gootsteenvolumes

Dan is het verbruik aan warm tapwater =(3×100 l)+(1×150 l)+(3×10 l)=480 l

Het volume en de gewenste temperatuur voor dewarmtapwatertank bepalen

Formule VoorbeeldV1=V2+V2×(T2−40)/(40−T1) Als:

▪ V2=180 l

▪ T2=54°C

▪ T1=15°C

Dan is V1=280 lV2=V1×(40−T1)/(T2−T1) Als:

▪ V1=480 l

▪ T2=54°C

▪ T1=15°C

Dan is V2=307 lV1 Warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op

40°C)V2 Nodig warmtapwatertankvolume als slechts 1 maal

opgewarmdT2 Temperatuur warmtapwatertankT1 Temperatuur koud water

5.4.3 Instelling en configuratie –Warmtapwatertank

▪ Voor grote warmtapwaterverbruiken kunt u de warmtapwatertankmeerdere malen overdag opwarmen.

▪ Om de warmtapwatertank op te warmen tot de gewenstewarmtapwatertanktemperatuur kunt u de volgendeenergiebronnen gebruiken:

▪ De thermodynamische cyclus van de warmtepomp

▪ De elektrische boosterverwarming

▪ Voor meer informatie over de volgende onderwerpen:

▪ Het energieverbruik optimaliseren om warm tapwater teproduceren, zie "8 Configuratie" op pagina 54.

▪ De elektrische bedrading van de warmtapwatertank opregelkast EKCB07CAV3 aansluiten, zie deinstallatiehandleiding van de warmtapwatertank.

▪ De waterleiding van de warmtapwatertank op de buitenunitaansluiten, zie de installatiehandleiding van dewarmtapwatertank.

5.4.4 Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijkwarm water

Opstelling

cea

f

db

h

g

a Buitenunitb Warmtapwatertankc Pomp voor warm tapwaterd Regelkaste Douchef Koud waterg UITGANG warm tapwaterh Hercirculatieaansluiting

▪ Door een warmtapwaterpomp aan te sluiten stroomt ogenblikkelijkwarm water uit de kraan.

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

22EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

▪ De warmtapwaterpomp en de plaatsing ervan zijn ter plaatse tevoorzien en vallen onder de verantwoordelijkheid van deinstallateur.

▪ Voor meer informatie over de hercirculatieverbinding, zie"7.8.8 De pomp van het warm tapwater aansluiten" op pagina 48en de installatiehandleiding van de warmtapwatertank.

Configuratie▪ Voor meer informatie, zie "8 Configuratie" op pagina 54.

▪ U kunt een programma programmeren om de warmtapwaterpompvia de gebruikersinterface te bedienen. Voor meer informatie, ziede uitgebreide handleiding voor de gebruiker.

5.4.5 Warmtapwaterpomp voor desinfectieOpstelling

c

hb

a d fi e g

h

a Buitenunitb Warmtapwatertankc Pomp voor warm tapwater (ter plaatse te voorzien)d Verwarmingselement (ter plaatse te voorzien)e Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)f Douche (ter plaatse te voorzien)g Koud waterh Regelkasti UITGANG warm tapwaterj Hercirculatieaansluiting

▪ De warmtapwaterpomp dient ter plaatse te worden voorzien en deinstallatie ervan valt onder de verantwoordelijkheid van deinstallateur.

▪ De temperatuur van de warmtapwatertank tot maximum 70°Cingesteld worden. Indien de geldende wetgeving een hogeredesinfectietemperatuur voorschrijft, kunt u (zoals hoger getoond)een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement aansluiten.

▪ Indien de geldende wetgeving vereist dat de waterleidingen tot hetaftappunt gedesinfecteerd worden, kunt u een warmtapwaterpompen een verwarmingselement (indien nodig) zoals hoger getoondaansluiten.

▪ Voor meer informatie over de hercirculatieverbinding, zie"7.8.8 De pomp van het warm tapwater aansluiten" op pagina 48en de installatiehandleiding van de warmtapwatertank.

ConfiguratieDe buitenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen.Voor meer informatie, zie "8 Configuratie" op pagina 54.

5.5 De energiemeting instellen▪ Via de gebruikersinterface kunt u de volgende energiegegevens

aflezen:

▪ Geproduceerde warmte

▪ Verbruikte energie

▪ U kunt de energiegegevens aflezen:

▪ Voor de ruimteverwarming

▪ Voor de ruimtekoeling

▪ Om warm tapwater te produceren

▪ U kunt de energiegegevens aflezen:

▪ Per maand

▪ Per jaar

INFORMATIE

De berekende geproduceerde warmte en energieverbruikzijn bij benadering, daar de nauwkeurigheid nietgegarandeerd kan worden.

5.5.1 Geproduceerde warmte

INFORMATIE

De sensoren die gebruikt worden om de geproduceerdewarmte te berekenen, worden automatisch geijkt.

INFORMATIE

Indien er geen glycol in het systeem is ([E‑0D]=1]), zal degeproduceerde warmte NIET worden berekend en zaldeze niet op de gebruikersinterface verschijnen.

▪ Toepasbaar op alle modellen.

▪ De geproduceerde warmte wordt intern berekend op basis van:

▪ De aanvoerwatertemperatuur en de retourwatertemperatuur

▪ Het debiet

▪ Het energieverbruik van de boosterverwarming (indien vantoepassing) in de warmtapwatertank

▪ Op/instelling en configuratie:

▪ Geen bijkomend apparatuur nodig.

▪ Alleen wanneer een boosterverwarming in het systeemaanwezig is, meet dan zijn capaciteit (door de weerstand temeten) en stel de capaciteit via de gebruikersinterface in.Voorbeeld: Als u een boosterverwarmingsweerstand van17,1 Ω meet, bedraagt de capaciteit van de boosterverwarmingop 230 V 3100 W.

5.5.2 Verbruikte energieU kunt de verbruikte energie op de volgende manieren bepalen:

▪ Door het te berekenen

▪ Via metingen

INFORMATIE

U kunt deze manieren niet combineren: de verbruikteenergie berekenen (voor de back-upverwarming, bijv.) ende verbruikte energie meten (voor de buitenunit, bijv.) gaatdus niet. Als u dat toch zou doen, zullen deenergiegegevens fout zijn.

De verbruikte energie berekenen▪ De verbruikte energie wordt intern berekend op basis van:

▪ Het werkelijk opgenomen vermogen van de buitenunit

▪ De ingestelde capaciteit van de boosterverwarming en deoptionele back-upverwarming

▪ De spanning

▪ In/opstelling en configuratie: om juiste energiegegevens tebekomen, meet de capaciteit (door de weerstand te meten) en stelde capaciteit via de gebruikersinterface in voor:

▪ De optionele back-upverwarming (stap 1 en stap 2)

▪ De boosterverwarming

De verbruikte energie meten▪ Deze manier heeft de voorkeur omdat ze nauwkeuriger is.

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

23EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

▪ Op/instelling en configuratie:

▪ Vereist optiekast EK2CB07CAV3.

▪ Ze vereist wel externe energiemeters.

▪ Voor de kenmerken van elk type van meter, zie "14 Technischegegevens" op pagina 96.

▪ Wanneer elektrische-energiemeters gebruikt worden, stel hetaantal pulsen/kWh voor elke energiemeter in via degebruikersinterface.

INFORMATIE

Wanneer u het elektrische-energieverbruik meet, zorgervoor dat de elektrische-energiemeters de VOLLEDIGEenergietoevoer naar het systeem meten.

5.5.3 Elektrische voeding met normaal kWh-tarief

Algemene regelEén energiemeter die het volledige systeem dekt, is voldoende.

Opstelling▪ Monteer regelkast EKCB07CAV3 en optiekast EK2CB07CAV3.

▪ Sluit de energiemeter aan op X2M/7 en X2M/8 van optiekastEK2CB07CAV3.

Energiemetertype

Indien… Gebruik een… energiemeterBack-upverwarming gevoed viaeen monofasig raster (d.w.z. dathet model van de back-upverwarming *3V of *9W is endat deze op een monofasigraster is aangesloten)

Monofasig

In andere gevallen (d.w.z. een*9W-model van back-upverwarming aangesloten opeen driefasig raster)

Driefasig

Voorbeeld

Enkelfasige energiemeter Driefasige energiemeter

b

5801 5000

c c

ed f

A B C D E

a

g h

A Buitenunit

B Regelkast

C Warmtapwatertank

D Optiekast

E Back-upverwarmingskit

a Elektriciteitskast (L1/N)

b Energiemeter (L1/N)

c Zekering (L1/N)

d Buitenunit (L1/N)

e Regelkast (L1/N)

f Boosterverwarming (L1/N)

g Optiekast (L1/N)

h Back-upverwarming (L1/N)

b

5801 5000

fe i

A B E

c c d

a

g

C

h

D

A Buitenunit

B Regelkast

C Warmtapwatertank

D Optiekast

E Back-upverwarmingskit

a Elektriciteitskast (L1/L2/L3/N)

b Energiemeter (L1/L2/L3/N)

c Zekering (L1/N)

d Zekering (L1/L2/L3/N)

e Buitenunit (L1/N)

f Regelkast (L1/N)

g Boosterverwarming (L1/N)

h Optiekast (L1/N)

i Back-upverwarming (L1/L2/L3/N)

Uitzondering▪ U kunt in de volgende gevallen een tweede energiemeter

gebruiken:

▪ Het energiebereik van de eerst meter is onvoldoende.

▪ De elektriciteitsmeter kan niet gemakkelijk in deelektriciteitskast geplaatst worden.

▪ Een combinatie van driefasige rasters van 230  V en 400  V(zeer ongebruikelijk) omwille van technische beperkingen vanenergiemeters.

▪ Aansluiting en instelling:

▪ Sluit de tweede energiemeter aan op X2M/9 en X2M/10 vanoptiekast EK2CB07CAV3.

▪ In de software worden de gegevens van het energieverbruikvan beide meters opgeteld, zodat u NIET hoeft in te stellenwelke meter welk energieverbruik meet. U hoeft alleen hetaantal pulsen van elke energiemeter in te geven.

▪ Zie "5.5.4  Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief"  oppagina 23 voor een voorbeeld met twee energiemeters.

5.5.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief

Algemene regel▪ Energiemeter 1: Deze meet het koelmiddeldeel van de buitenunit.

▪ Energiemeter 2: Deze meet de rest (d.w.z. het hydrodeel van debuitenunit, regelkast EKCB07CAV3, optiekast EK2CB07CAV3, deback-upverwarmingskit en de optionele boosterverwarming).

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

24EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

Opstelling▪ Sluit energiemeter  1 aan op X2M/7 en X2M/8 van optiekast

EK2CB07CAV3.

▪ Sluit energiemeter  2 aan op X2M/9 en X2M/10 van optiekastEK2CB07CAV3.

Energiemetertypes▪ Energiemeter 1: Monofasige energiemeter.

▪ Energiemeter 2:

▪ In het geval van een enkelfasige configuratie voor de back-upverwarming, gebruik een enkelfasige energiemeter.

▪ Voor alle andere configuraties, gebruik een driefasigeenergiemeter.

VoorbeeldDriefasige back-upverwarming:

e fe

hg k

A E

ba

d

i

CB

j

D

c

5801 5000 5801 50

00

A BuitenunitB RegelkastC WarmtapwatertankD OptiekastE Back-upverwarmingskita Elektriciteitskast (L1/N): elektrische voeding met voorkeur

kWh-tariefb Elektriciteitskast (L1/L2/L3/N): elektrische voeding met

normaal kWh-tariefc Energiemeter (L1/N)d Energiemeter (L1/L2/L3/N)e Zekering (L1/N)f Zekering (L1/L2/L3/N)g Buitenunit (L1/N)h Regelkast (L1/N)i Boosterverwarming (L1/N)j Optiekast (L1/N)

k Back-upverwarming (L1/L2/L3/N)

5.6 De regeling van hetenergieverbruik instellen

▪ De besturing van het energieverbruik:

▪ Laat u toe het energieverbruik van het hele systeem tebeperken (de som van de buitenunit, regelkast EKCB07CAV3,optiekast EK2CB07CAV3, de back-upverwarmingskit en deoptionele boosterverwarming).

▪ Configuratie: geef via de gebruikersinterface de volgende zakenin: het niveau van vermogenbeperking en de manier waarop ditgedaan moet worden.

▪ Het niveau van vermogenbeperking kan als volgt uitgedruktworden:

▪ Maximum opgenomen amperage (in A)

▪ Maximum opgenomen vermogen (in kW)

▪ Het niveau van vermogenbeperking kan als volgt ingeschakeldworden:

▪ Continu

▪ Door digitale ingangen

5.6.1 Continue vermogenbeperkingEen continue vermogenbeperking is nuttig om ervoor te zorgen dathet systeem steeds over een maximale energie- of stroomtoevoerbeschikt. In sommige landen beperkt de wetgeving het maximaleenergieverbruik voor ruimteverwarming en het produceren van warmtapwater.

Pi

t

DIa

b

Pi Opgenomen vermogent Tijd

DI Digitale ingang (niveau vermogenbeperking)a Vermogenbeperking ingeschakeldb Werkelijke opgenomen vermogen

Op/instelling en configuratie▪ Geen bijkomend apparatuur nodig.

▪ Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturingvan het energieverbruik in [A.6.3.1] in (voor de beschrijving vanalle instellingen, zie "8 Configuratie" op pagina 54):

▪ Selecteer de stand met voltijdse beperking

▪ Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW ofstroom in A)

▪ Geef het gewenste niveau van vermogenbeperking in

OPMERKING

Houd rekening met de volgende richtlijnen wanneer u hetgewenste niveau van vermogenbeperking selecteert:

▪ Stel het minimum energieverbruik in op ±3,6 kW om tekunnen ontdooien. Anders zal de warmtewisselaarbevriezen als het ontdooien meerdere malenonderbroken wordt.

▪ Stel een minimum energieverbruik van ±3 kW in om deruimteverwarming te laten werken en warm tapwaterdoor minstens 1 elektrische verwarming te latenproduceren (boosterverwarming of stap 1 van de back-upverwarming).

5.6.2 Vermogenbeperking door digitaleingangen ingeschakeld

Een vermogenbeperking is tevens nuttig in combinatie met eenenergiebeheersysteem.

Het vermogen of de stroom van het volledige Daikin-systeem wordtdynamisch door digitale ingangen beperkt (maximum vier stappen).Elk niveau van vermogenbeperking kan via de gebruikersinterfaceingesteld worden door een van de volgende elementen te beperken:

▪ Stroom (in A)

▪ Opgenomen vermogen (in kW)

Het energiebeheersysteem (ter plaatse te voorzien) bepaalt wanneereen bepaald niveau van vermogenbeperking ingeschakeld moetworden. Voorbeeld: Om het maximumvermogen van het volledigehuis te beperken (verlichting, huishoudtoestellen,ruimteverwarming…).

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

25EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

X2M

A B C D E

Fa

b c

A BuitenunitB RegelkastC OptiekastD Back-upverwarmingskitE WarmtapwatertankF Energiebeheersysteema Inschakeling vermogenbeperking (4 digitale ingangen)b Back-upverwarmingc Boosterverwarming

Pi

tDI4

DI3

DI1a

b

Pi Opgenomen vermogent Tijd

DI Digitale ingangen (niveaus vermogenbeperking)a Vermogenbeperking ingeschakeldb Werkelijke opgenomen vermogen

Opstelling▪ Monteer regelkast EKCB07CAV3 en optiekast EK2CB07CAV3.

▪ Er worden maximum vier digitale ingangen gebruikt om hetovereenstemmend niveau van vermogenbeperking in teschakelen:

▪ DI1 = zwakste beperking (hoogst energieverbruik)

▪ DI4 = sterkste beperking (laagst energieverbruik)

▪ Raadpleeg het bedradingsschema voor de specificaties van dedigitale ingangen en waarop deze aan te sluiten.

ConfiguratieStel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing vanhet energieverbruik in [A.6.3.1] in (voor de beschrijving van alleinstellingen, zie "8 Configuratie" op pagina 54):

▪ Selecteer inschakelen door digitale ingangen.

▪ Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW ofstroom in A).

▪ Stel het gewenste niveau van vermogenbeperking in dat met elkedigitale ingang overeenstemt.

INFORMATIE

Indien meer dan 1 digitale input (gelijktijdig) gesloten is, isde voorrang van digitale input vast: DI4 voorrang>…>DI1.

5.6.3 Vermogenbeperking: werkingDe buitenunit heeft een betere effectiviteit dan de elektrischeverwarmingen. Om deze reden worden de elektrische verwarmingenbeperkt en eerst AFgezet. Het systeem beperkt het energieverbruikin de volgende orde:1 Het beperkt bepaalde elektrische verwarmingen.

Als… voorrang heeft Stel dan deverwarmingsvoorrang via degebruikersinterface in op…

Productie van warm tapwater Boosterverwarming.

Resultaat: De back-upverwarming zal als eersteworden UITgezet.

Ruimteverwarming Back-upverwarming.

Resultaat: Deboosterverwarming zal alseerste worden UITgezet.

2 Zet alle elektrische verwarmingen UIT.3 Beperkt de buitenunit.4 Zet de buitenunit UIT.

VoorbeeldAls de configuratie als volgt is:

▪ Het niveau van vermogenbeperking staat NIET toe dat zowel deboosterverwarming als de back-upverwarming samen werken(stap 1 en stap 2).

▪ Verwarmingsvoorrang = Boosterverwarming.

Dan wordt het energieverbruik als volgt beperkt:

Ph

Cea

bc

de

A B CPh Geproduceerde warmteCe Verbruikte energieA BuitenunitB BoosterverwarmingC Back-upverwarminga Beperkte werking van de buitenunitb Volle werking van de buitenunitc Boosterverwarming AANgezetd Stap 1 back-upverwarming AANgezete Stap 2 back-upverwarming AANgezet

5.7 Een externe temperatuursensoropstellen

U kunt 1 externe temperatuursensor aansluiten. Deze kan dan debinnen- of buitenomgevingstemperatuur meten. Daikin adviseert eenexterne temperatuursensor in de volgende gevallen te gebruiken:

Binnenomgevingstemperatuur▪ Wanneer een kamerthermostaat de temperatuur regelt, wordt de

gebruikersinterface als kamerthermostaat gebruikt en meet dezede binnenomgevingstemperatuur. Daarom moet degebruikersinterface op een plaats geplaatst worden:

▪ Waar de gemiddelde temperatuur in de kamer gedetecteerdkan worden

▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld

▪ Dit betekent: NIET in de nabijheid van een warmtebron

▪ Dit betekent: NIET door buitenlucht of tocht door bijv. hetopenen/sluiten van deuren

▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseert Daikin eenafstandsbinnensensor aan te sluiten (optie KRCS01-1).

6 Voorbereiding

Uitgebreide handleiding voor de installateur

26EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

▪ Opstelling:

▪ Vereist regelkast EKCB07CAV3 en optiekast EK2CB07CAV3.

▪ Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van deafstandbinnensensor en het bijlageboek voor optioneleuitrustingen.

Configuratie: selecteer kamersensor [A.2.2.F.5].

Buitenomgevingstemperatuur▪ De buitenomgevingstemperatuur wordt in de buitenunit gemeten.

Daarom moet de buitenunit op een plaats geplaatst worden:

▪ Langs de noordkant van het huis of langs de kant van het huiswaar zich de meeste warmteafgevers bevinden

▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld

▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseert Daikin eenafstandsbuitensensor aan te sluiten (optie EKRSCA1).

▪ Opstelling:

▪ Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van deafstandbuitensensor en het bijlageboek voor optioneleuitrustingen.

▪ Configuratie: selecteer buitensensor [A.2.2.B].

▪ Tijdens een onderbreking (zie "8  Configuratie"  op pagina  54)wordt de buitenunit lager gezet om de stand-by-energieverliezente beperken. Hierdoor wordt de buitenomgevingstemperatuurNIET gelezen.

▪ Als de gewenste aanvoerwatertemperatuur weersafhankelijk is, ishet belangrijk de buitentemperatuur continu te meten. Dit is eenandere reden om de optionele buitensensor voor deomgevingstemperatuur te plaatsen.

INFORMATIE

De gegevens (waarvan het gemiddelde genomen wordt ofde ogenblikkelijke gegevens) van de externe buitensensorvoor de omgevingstemperatuur worden gebruikt in deweersafhankelijke regelgrafieken en in de logica gebruiktom automatisch over te schakelen tussen verwarming enkoeling. Om de buitenunit te beschermen wordt steeds deinterne sensor van de buitenunit gebruikt.

6 Voorbereiding

6.1 Overzicht: VoorbereidingDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen vooraleer terplaatse te gaan.

Het bevat informatie over:

▪ Installatieplaats voorbereiden

▪ Waterleiding voorbereiden

▪ Elektrische bedrading voorbereiden

6.2 De installatieplaats voorbereidenInstalleer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordtgebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerdwaarbij veel stof wordt geproduceerd, moet de unit worden afgedekt.

Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uitde site te kunnen dragen.

6.2.1 Vereisten inzake de plaats waar debuitenunit geïnstalleerd wordt

INFORMATIE

Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten inhoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.

Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigderuimte:

≤1200

>250/400

>250/400

>250

>350

>350

(mm)(mm)

a

b

b

a

a Luchtuitlaatb Luchtinlaat

INFORMATIE

Indien op de unit afsluiters werden geplaatst, voorzie eenruimte van minimum 400  mm rond de kant van deluchtinlaat. Indien op de unit GEEN afsluiters werdengeplaatst, voorzie een ruimte van minimum 250 mm.

Indien het systeem een warmtapwatertank bevat, moet aan devolgende vereisten worden voldaan:

Maximum toegestane afstandtussen de buitenunit en …

Afstand

tank voor warm tapwater 10 m3-wegsklep 10 m

Zie "14.2  Afmetingen en ruimte voor service"  op pagina  96 voormeer gedetailleerde informatie over de richtlijnen inzake debenodigde ruimte.

OPMERKING

▪ Stapel de units NIET op elkaar op.

▪ Hang de unit NIET aan een plafond.

Hevige wind (≥18 km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunitblaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kande volgende gevolgen met zich meebrengen:

▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf;

▪ een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens hetverwarmen;

▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk;

▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen deventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en naeen tijdje breken).

Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer deluchtuitlaat aan wind blootgesteld is.

Installeer bij voorkeur de buitenunit met de luchtuitlaat naar de muurgericht en NIET rechtstreeks aan wind blootgesteld.

Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:

▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer endergelijke), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlastveroorzaakt.Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandighedenwordt gemeten, kan de gemeten waarde omwille vanomgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in despecificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau.

▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in delucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van hettoestel vallen of waterlekken veroorzaken.

6 Voorbereiding

Uitgebreide handleiding voor de installateur

27EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen teinstalleren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnenverkorten:

▪ in kuststreken of plaatsen waar de lucht veel zout bevat. Corrosiekan optreden,

▪ wanneer de spanning veel schommelt,

▪ In voertuigen of schepen,

▪ in de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen.

De buitenunit is ontworpen om alleen buiten te worden geïnstalleerdbij omgevingstemperaturen van 10~43°C in de stand voor koeling,van –25~25°C in de stand voor ruimteverwarming en van –25~35°Cin de stand voor de bereiding van warm tapwater.

6.2.2 Bijkomende vereisten inzake deinstallatieplaats van de buitenunit inkoude klimaten

Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor datde buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.

c

a

b

c

d

a Afdakje tegen de sneeuwb Voetstukc Belangrijkste windrichtingd Luchtuitlaat

▪ Voorzie in ieder geval minstens 300 mm vrije ruimte onder de unit.Zorg daarbij ervoor dat de unit minstens 100  mm boven demaximale sneeuwhoogte staat. Zie "7.3  De buitenunitmonteren" op pagina 35 voor meer informatie.

In streken met heftige sneeuwval is het belangrijk om eeninstallatieplaats te selecteren waar de sneeuw GEEN invloed heeftop de unit. Wanneer de sneeuw zijwaarts kan vallen, zorg ervoor datde spoel van de warmtewisselaar NIET door de sneeuw gehinderdkan worden. Indien nodig, monteer een afdakje tegen de sneeuw eneen voetstukje.

6.2.3 Vereisten voor de plaats waar debedieningskast geïnstalleerd wordt

INFORMATIE

Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten inhoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.

▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:

Maximumafstand tussen de bedieningskast en debuitenunit

20 m

Maximumafstand tussen de bedieningskast en deback-upverwarmingskit

10 m

Maximumafstand tussen de bedieningskast en dewarmtapwatertank

10 m

▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigderuimte:

10050 50

600

50 50

(mm)

▪ De bedieningskast is ontworpen om alleen binnenshuis op eenwand gemonteerd te worden. Zorg ervoor dat hetinstallatieoppervlak een vlakke verticale niet brandbare wand is.

▪ De bedieningskast is ontworpen om te werken inomgevingstemperaturen tussen 5 en 35°C.

Installeer de regelkast NIET in een van de volgende plaatsen:

▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer endergelijke), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlastveroorzaakt.

▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. eenbadkamer.

▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst.

6.2.4 Vereisten voor de plaats waar de kast metopties geïnstalleerd wordt

INFORMATIE

Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten inhoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.

▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:

Maximumafstand tussen de kast met opties en debedieningskast EKCB07CAV3

3 m

▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigderuimte:

10050 50

600

50 50

(mm)

▪ De kast met opties is ontworpen om alleen binnenshuis op eenwand gemonteerd te worden. Zorg ervoor dat hetinstallatieoppervlak een vlakke verticale niet brandbare wand is.

▪ De kast met opties is ontworpen om te werken inomgevingstemperaturen tussen 5 en 35°C.

Installeer de optiekast NIET in een van de volgende plaatsen:

▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer endergelijke), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlastveroorzaakt.

6 Voorbereiding

Uitgebreide handleiding voor de installateur

28EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. eenbadkamer.

▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst.

6.2.5 Vereisten voor de plaats waar de back-upverwarming geïnstalleerd wordt

INFORMATIE

Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten inhoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.

▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:

Maximumafstand tussen de back-upverwarming ende buitenunit

10 m

▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigderuimte:

>50 >50

>200

>500

>350

INFORMATIE

Indien de back-upverwarming in een omkeerbaar systeem(EBLQ05+07CAV3) is geplaatst en klepkit EKMBHBP1 iseen onderdeel van het systeem, zou het kunnen dat ermeer ruimte onder de back-upverwarming moet wordenvoorzien dan hoger aangegeven. Zie voor meer informatie"7.7.5 Over de klepkit" op pagina 41.

▪ De back-upverwarming is ontworpen om alleen binnenshuis opeen wand gemonteerd te worden. Zorg ervoor dat hetinstallatieoppervlak een vlakke verticale niet brandbare wand is.

▪ De back-upverwarming is ontworpen om te werken inomgevingstemperaturen tussen 5~30°C.

Installeer de back-upverwarming NIET in een van de volgendeplaatsen:

▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer endergelijke), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlastveroorzaakt.

▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. eenbadkamer.

▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst.

6.3 De waterleidingen voorbereiden

6.3.1 Vereisten voor de watercircuits

INFORMATIE

Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten inhoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.

▪ De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alleleidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgevingen de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbijrekening met de waterinlaat en -uitlaat.

▪ De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdrevenkracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingenkunnen storingen in de unit veroorzaken.

▪ De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleengereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper eenzacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.

▪ De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan.Om dit te voorkomen:

▪ gebruik alleen schone buizen;

▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens hetverwijderen van bramen;

▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding dooreen muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kanindringen;

▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingenwaterdicht te maken.

OPMERKING

Indien er glycol in het systeem aanwezig is, zorg ervoordat het gebruikte schroefdraadafdichtmiddel tegen glycolbestand is.

▪ Gesloten circuit. Gebruik de buitenunit ALLEEN in een geslotenwaterinstallatie. Het systeem in een open waterinstallatiegebruiken zou overmatige corrosie als gevolg hebben.

▪ Lengte van de leidingen. Wij adviseren de leidingen tussen detank voor warm tapwater en het afnamepunt van het warme water(douche, bad enz.) zo kort mogelijk te maken en doodlopendestukken te vermijden.

▪ Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor dewaterleidingen op basis van het vereiste waterdebiet en debeschikbare externe statische druk van de pomp. Zie"14  Technische gegevens"  op pagina  96 voor de grafieken voorde externe statische drukken voor de buitenunit.

▪ Waterdebiet. Het moet een minimumdebiet van 12  l/min kunnengaranderen. Indien het debiet lager is, zal het systeem stoppen tewerken en storing 7H geven.

Minimum nodig waterdebiet05+07 modellen 12 l/min

▪ Ter plaatse te voorziene componenten – Water en glycol.Gebruik alleen materialen die compatibel zijn met het water (en,indien van toepassing, glycol) dat in de installatie gebruikt wordten met de materialen van de buitenunit.

▪ Ter plaatse te voorziene onderdelen – Waterdruk en -temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokaleleidingen bestand zijn tegen de waterdruk en watertemperatuur.

▪ Waterdruk. De maximumwaterdruk bedraagt 3  bar. Voorziegepaste veiligheden in het watercircuit om ervoor te zorgen dat demaximumdruk NIET overschreden wordt.

▪ Watertemperatuur. Alle geplaatste leidingen enleidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENENbestand te zijn tegen de volgende temperaturen:

INFORMATIE

De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijkNIET overeen met de lay-out van uw installatie.

6 Voorbereiding

Uitgebreide handleiding voor de installateur

29EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

M

FCU1FCU2

FCU3

h

M

FHL1FHL2

FHL3

i

k j

f g

h

h

h

65°C

89°C

d

d

a eb c

a Buitenunitb Warmtewisselaarc Pompd Afsluitere Back-upverwarmingf Gemotoriseerde 3-wegsklep (geleverd met de

warmtapwatertank)g Gemotoriseerde 2-wegsklep (ter plaatse te voorzien)h Verdeelstuki Warmtapwatertankj Warmtewisselaarspoel

k BoosterverwarmingFCU1...3 Ventilatorconvector (optie) (ter plaatse te voorzien)FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien)

▪ Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lagepunten van de installatie om het watercircuit volledig te kunnenaflaten.

▪ Aftappen – Overdrukveiligheidsklep. Zorg voor een geschikteafvoer voor de veiligheidsklep om te vermijden dat water incontact komt met elektrische onderdelen.

▪ Ontluchtingspunten. Voorzie ontluchtingspunten op alle hogepunten van de installatie; deze punten moeten voor onderhoudgemakkelijk bereikbaar zijn. De buitenunit is voorzien van eenhandmatig ontluchtingsventiel. De back-upverwarming (optie)heeft een automatisch ontluchtingsventiel. Controleer of deontluchtingsventielen NIET te hard zijn vastgedraaid, zodat hetwatercircuit automatisch ontlucht kan worden.

▪ Onderdelen met een zinklaag. Gebruik nooit onderdelen meteen zinklaag in het watercircuit. Aangezien het watercircuit in deunit uit koperen buizen bestaat, kan anders overmatige corrosieoptreden.

▪ Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperenmetalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperenleiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET metelkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie tevermijden.

▪ Afsluiter – De circuits van elkaar scheiden. Wanneer een 3-wegklep in het watercircuit gebruikt wordt, zorg ervoor dat hetwarmtapwatercircuit en het circuit van de vloerverwarming vollediggescheiden zijn.

▪ Klep – Omschakeltijd. Wanneer een 2-wegklep of 3-wegklep inhet watercircuit gebruikt wordt, moet de maximale omschakeltijdvan de klep minder dan 60 seconden bedragen.

▪ Filter. Het is ten zeerste aangewezen een additionele filter in hetwatercircuit van de verwarming te monteren. Om daarbij stukjesmetaal afkomstig uit de vuile verwarmingsleidingen te verwijderen,wordt geadviseerd een magneet- of cycloonfilter te gebruiken om

fijne deeltjes te verwijderen. Kleine deeltjes kunnen de unitbeschadigen en worden NIET door de standaardfilter van dewarmtepompinstallatie verwijderd.

▪ Warmtapwatertank – Capaciteit. Om geen watergebrek tehebben, is het belangrijk dat de opslagcapaciteit van de tank voorwarm tapwater groot genoeg is om aan de dagelijkse behoefteaan warm tapwater te voldoen.

▪ Warmtapwatertank – Na de installatie. Onmiddellijk na deinstallatie moet de tank voor warm tapwater gespoeld worden metkoud water. Deze procedure moet de eerste 5 opeenvolgendedagen na de installatie minstens eenmaal per dag herhaaldworden.

▪ Warmtapwatertank – Stilstandperiodes. Als er gedurendelangere periodes geen warm water wordt verbruikt, MOET deapparatuur voor gebruik gespoeld worden met koud water.

▪ Warmtapwatertank – Desinfectie. Voor de desinfectiefunctie vande warmtapwatertank, raadpleeg "8.3.2  Het warm tapwaterregelen: geavanceerd" op pagina 71.

▪ Thermostatische mengkranen. Conform de geldende wetgevingmoeten er mogelijk thermostatische mengkranen wordengeïnstalleerd.

▪ Voorzorgsmaatregelen inzake hygiëne. De installatie moetvoldoen aan de geldende wetgeving en vereist mogelijkbijkomende voorzorgsmaatregelen voor een hygiënischeinstallatie.

▪ Hercirculatiepomp. Conform de geldende wetgeving kan hetmogelijk zijn dat een hercirculatiepomp geplaatst moet wordentussen het warmwaterafnamepunt en de hercirculatieverbindingvan de tank voor warm tapwater.

cda b

a Hercirculatieverbindingb Warmwateraansluitingc Douched Hercirculatiepomp

6.3.2 Formule om de voordruk van hetexpansievat te berekenen

De voordruk (Pg) van het expansievat hangt af van hethoogteverschil (H) van de installatie:

Pg=0,3+(H/10) (bar)

6.3.3 Het watervolume en waterdebietcontroleren

De buitenunit heeft een expansievat van 7  liter met een voorafingestelde voordruk van 1 bar.

Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt:

▪ controleer het minimum en het maximum watervolume.

▪ U moet mogelijk de voordruk van het expansievat aanpassen.

Minimum watervolume

Als DanHet systeem bevat een back-upverwarming

Het minimum watervolumebedraagt 10 l(a)

Het systeem bevat GEEN back-upverwarming

Het minimum watervolumebedraagt 20 l(a)

(a) Het inwendig watervolume van de buitenunit is NIETinbegrepen.

6 Voorbereiding

Uitgebreide handleiding voor de installateur

30EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

INFORMATIE

Voor kritieke processen of in kamers met een grotewarmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.

OPMERKING

Wanneer de circulatie in elke ruimteverwarmingslusgeregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is hetbelangrijk dat dit minimum watervolume behouden blijft,zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.

FHL1FHL2

FHL3

M1

T1 T3T2

M2 M3

f gd

d

a eb c

a Buitenunitb Warmtewisselaarc Pompd Afsluitere Back-upverwarmingskit (optioneel)f Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)g Omloopklep (ter plaatse te voorzien)

FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien)T1...3 Individuele kamerthermostaat (optioneel)M1...3 Individuele gemotoriseerde klep voor het regelen van lus

FHL1...3 (ter plaatse te voorzien)

Maximum watervolume

OPMERKING

Het maximaal watervolume hangt af of glycol in hetwatercircuit wordt toegevoegd. Raadpleeg "7.7.6  Hetwatercircuit tegen vorst beschermen"  op pagina  42 voormeer informatie over het toevoegen van glycol.

Gebruik de volgende grafiek om het maximum watervolume voor deberekende voordruk te bepalen.

20

2,4

2,1

1,8

1,5

1,2

0,91

0,6

0,370 120 170150105 185 220 270

A

BA Voordruk (bar)B Maximum watervolume (l)

WaterWater + glycol

Voorbeeld: het maximum watervolume en de voordruk in hetexpansievat

Hoogteverschil

installatie(a)

Watervolume≤185/105 l(b) >185/105 l(b)

≤7 m De voordruk moet nietbijgeregeld worden.

Doe het volgende:

▪ Verlaag de voordruk.

▪ Controleer of hetwatervolume NIETgroter is dan hetmaximum toegestaanwatervolume.

Hoogteverschil

installatie(a)

Watervolume≤185/105 l(b) >185/105 l(b)

>7 m Doe het volgende:

▪ Verhoog de voordruk.

▪ Controleer of hetwatervolume NIETgroter is dan hetmaximum toegestaanwatervolume.

Het expansievat van debuitenunit is te klein voorde installatie. In dit gevalwordt er geadviseerd omeen extra vat buiten deunit te installeren.

(a) Er is een hoogteverschil (m) tussen het hoogste punt vanhet watercircuit en de buitenunit. Als de buitenunit zich ophet hoogste punt van de installatie bevindt, bedraagt deinstallatiehoogte 0 m.

(b) Het maximum watervolume bedraagt 185 l wanneer hetcircuit alleen met water wordt gevuld en 105 l wanneer hetcircuit met water en glycol wordt gevuld.

Minimum debietControleer of het minimum debiet (vereist tijdens ontdooien/back-upverwarming) in de installatie gegarandeerd is in alleomstandigheden.

OPMERKING

Indien glycol in het watercircuit werd toegevoegd en detemperatuur van het watercircuit is laag, zal het debietNIET op het scherm van de gebruikersinterface wordenweergegeven. In dat geval kan het minimum debiet meteen pomptest worden gecontroleerd (controleer of storing7H NIET op het scherm van de gebruikersinterface wordtweergegeven).

OPMERKING

Wanneer de circulatie in alle of bepaalderuimteverwarmingslussen geregeld wordt door op afstandbediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum debietbehouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.Indien het minimum debiet niet kan worden bereikt, zal ereen debietfout 7H worden gegenereerd (geen verwarming/bediening).

Minimum nodig waterdebiet05+07 modellen 12 l/min

Zie de aanbevolen procedure zoals beschreven in "9.4  Checklisttijdens inbedrijfstelling" op pagina 83.

6.3.4 De voordruk van het expansievat wijzigen

OPMERKING

Alleen een erkende installateur mag de voordruk in hetexpansievat aanpassen.

Indien de standaard ingestelde voordruk in het expansievat (1 bar)bijgeregeld moet worden, houd dan rekening met de volgenderichtlijnen:

▪ Gebruik alleen droge stikstof om de voordruk in het expansievatbij te regelen.

▪ Een verkeerde instelling van de voordruk in het expansievat leidttot storingen in de installatie.

Om de voordruk in het expansievat te wijzigen, verlaag of verhoogde druk van het stikstof via de schräderklep van het expansievat.

6 Voorbereiding

Uitgebreide handleiding voor de installateur

31EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

a

a Schräderklep

6.3.5 Het watervolume controleren:voorbeelden

Voorbeeld 1

De buitenunit is 5  m onder het hoogste punt in het watercircuitgeïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt100 l.

Er zijn bijregelingen of acties nodig.

Voorbeeld 2

De buitenunit wordt op het hoogste punt in het watercircuitgemonteerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt350 l. De concentratie van propyleenglycol is 35%.

Acties:

▪ Omdat het totale watervolume (350  l) meer bedraagt dat hetstandaard watervolume (105  l), moet de voordruk verlaagdworden.

▪ De vereiste voordruk bedraagt:Pg = (0,3+(H/10)) bar = (0,3+(0/10)) bar=0,3 bar.

▪ Het overeenstemmend maximum watervolume aan 0,3  barbedraagt 150 l. (Zie hoger op de grafiek in het hoofdstuk).

▪ Omdat 350 l meer is dan 150 l, is het expansievat NIET geschiktvoor de installatie. Daar heeft het systeem een uitwendigexpansievat nodig.

6.4 De elektrische bedradingvoorbereiden

6.4.1 Over het voorbereiden van de elektrischebedrading

INFORMATIE

Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten inhoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.

WAARSCHUWING

▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerdenulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.

▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET viaeen nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of deaarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kanelektrische schokken veroorzaken.

▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.

▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,zodat deze NIET in contact kan komen met scherperanden of buizen, vooral langs de hogedrukzijde.

▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochtengeleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingenvan een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen vooroververhitting of elektrische schokken of brandveroorzaken.

▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdatdeze unit een inverter bevat. Eenfasecompensatiecondensator vermindert de prestatiesen kan ongevallen veroorzaken.

WAARSCHUWING

▪ Al de bedrading moet door een erkende elektricienuitgevoerd worden en voldoen aan de geldendewetgeving.

▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigdebedrading.

▪ Alle op de site geleverde componenten en alleelektrische constructies dienen te voldoen aan degeldende wetgeving.

WAARSCHUWING

De back-upverwarming moet een eigen elektrischevoeding hebben.

WAARSCHUWING

Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel alsstroomtoevoerkabel.

6.4.2 Over de elektrische voeding met voorkeurkWh-tarief

Elektriciteitsmaatschappijen overal ter wereld doen hard hun bestom een stabiele elektriciteitsdienst te leveren tegen eenconcurrentiële prijs en zijn vaak gemachtigd om klanten eenvoordeeltarief aan te bieden. Bijv. dag/nachttarieven,seizoenstarieven, Wärmepumpentarif in Duitsland en Oostenrijk enz.

Deze apparatuur kan worden aangesloten op dergelijke systemenmet een voeding met voorkeur kWh-tarief.

Neem contact op met de elektriciteitsmaatschappij die optreedt alsleverancier op de plaats waar deze apparatuur zal wordengeïnstalleerd om te vragen of de apparatuur kan wordenaangesloten op een systeem met een voeding met voorkeur kWh-tarief.

Wanneer de apparatuur op een dergelijke voeding met voorkeurkWh-tarief is aangesloten, mag de elektriciteitsmaatschappij:

▪ de voeding van de apparatuur voor bepaalde tijd onderbreken;

▪ eisen dat de apparatuur gedurende een bepaalde periode slechtseen beperkte hoeveelheid stroom verbruikt.

Regelkast EKCB07CAV3 is ontworpen om een ingangssignaal teontvangen dat de buitenunit in de stand gedwongen-uit zet. Op datogenblik zal de compressor niet werken.

De bedrading naar de unit is verschillend naargelang de elektrischevoeding al dan niet onderbroken wordt.

6 Voorbereiding

Uitgebreide handleiding voor de installateur

32EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

6.4.3 Overzicht van de elektrischeverbindingen, behalve de uitwendigestelmotoren

Normale elektrischevoeding

Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief

De elektrischevoeding wordt NIET

onderbroken

De elektrischevoeding wordtonderbroken

5801 5000

a

23

5 14

f e cd

5801 5000

f

5 14

3 6 2e

b

d c

Wanneer deelektrische voedingmet voorkeur kWh-tarief werkt, wordt deelektrische voedingNIET onderbroken.De buitenunit wordtuitgezet door debediening.

Opmerking: Deelektriciteitsleverancier moet hetstroomverbruik vanhet hydrodeel van debuitenunit toestaan(en van de regelkastals deze eenonderdeel van deinstallatie is).

5801 50005801 50

00

a b

f e c d3

2

6

7 15 4

Wanneer deelektrische voedingmet voorkeur kWh-tarief werkt, wordt deelektrische voedingonmiddellijk of na eentijdje door deelektriciteitsmaatschappij onderbroken. Indit geval moet hethydrodeel van debuitenunit (en deregelkast als dezeeen onderdeel vanhet systeem is)gevoed worden dooreen afzonderlijkenormale elektrischevoeding.

a Normale elektrische voedingb Elektrische voeding met voorkeur kWh-tariefc Hydrodeel van de buitenunitd Koelmiddeldeel van de buitenunite Regelkastf Back-upverwarmingskit1 Elektrische voeding voor buitenunit2 Doorverbindingskabel naar regelkast3 Doorverbindingskabel naar back-upverwarmingskit4 Elektrische voeding voor regelkast5 Elektrische voeding voor back-upverwarmingskit6 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief (spanningsvrij

contact)7 Elektrische voeding met normaal kWh-tarief (om het

hydrodeel van de buitenunit te voeden in geval vanstroomonderbreking van de elektrische voeding metvoorkeur kWh-tarief)

6.4.4 Overzicht van de elektrische verbindingenvoor de uitwendige en inwendigestelmotoren

De volgende afbeelding illustreert de nodige ter plaatse te voorzienebedrading.

INFORMATIE

De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijkNIET overeen met de lay-out van uw installatie.

M

M

a

12

13

5

21

18

14

15

22

17

1916 27

20

12911 10 7 8

3

4

283029

2625

24236

c

d

b

fe

a Elektrische voeding back-upverwarmingb Back-upverwarmingskitc Buitenunitd Regelkaste Optiekastf Warmtapwatertank

Buitenunit

Onderdeel

Beschrijving Draden Maximumstroom infunctie

Elektrische voeding1 Elektrische voeding

voor buitenunit2+GND (a)

2 Elektrische voedingmet normaal kWh-tarief

2 6,3 A

Gebruikersinterface3 Gebruikersinterface 2 (b)

Optionele apparatuur4 Afstandbuitensensor 2 (c)

Ter plaatse te voorziene onderdelen5 Bediening van de

ruimteverwarming/-koeling (of afsluiter)

2 (c)

(a) Zie naamplaatje op buitenunit.(b) Kabeldoorsnede 0,75 mm² tot 1,25 mm²; maximumlengte:

500 m. Geschikt om zowel de enkele gebruikersinterfaceals de dubbele gebruikersinterface aan te sluiten.

(c) Minimum kabeldoorsnede 0,75 mm².

Regelkast

Onderdeel

Beschrijving Draden Maximumstroom infunctie

Elektrische voeding6 Elektrische voeding

voor regelkast2+GND (a)

Doorverbindingskabel7 Doorverbindingskabel

tussen de buitenunit ende regelkast

2 (b)

8 Doorverbindingskabelvoor degebruikersinterface(tussen de buitenuniten de regelkast)

2 (c)

6 Voorbereiding

Uitgebreide handleiding voor de installateur

33EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

Onderdeel

Beschrijving Draden Maximumstroom infunctie

9 Doorverbindingskabelvoor dewarmtapwaterpomp(tussen de buitenuniten de regelkast)

2 (d)

10 Doorverbindingskabelvoor de regeling (ofafsluiter) van deruimteverwarming/-koeling (tussen debuitenunit en deregelkast)

2 (j)

11 Doorverbindingskabelvoor klepkitEKMBHBP1 (tussen debuitenunit en deregelkast)

3 (waarvan 2 metdeze vanonderdeel 10worden gedeeld)

(h)

Gebruikersinterface12 Gebruikersinterface 2 (c)

Optionele apparatuur13 Elektrische voeding

met voorkeur kWh-tarief (spanningslooscontact)

2 (e)

14 Pomp voor warmtapwater

2 (d)

15 Bediening van deruimteverwarming/-koeling (of afsluiter)

2 (k)

16 3‑wegsklep 3 (f)

17 Elektrische voedingvoorboosterverwarming enthermische beveiliging(vanuit de regelkast)

4+GND (a)

18 Elektrische voedingvoorboosterverwarming(naar de regelkast)

2+GND 13 A

19 Thermistortank voorwarm tapwater

2 (f)

20 Kamerthermostaat/warmtepompconvector

3 of 4 100 mA(g)

21 Klepkit EKMBHBP1 3 (i)

(a) Kabeldoorsnede 2,5 mm².(b) Kabeldoorsnede 0,75 mm² tot 1,25 mm²; maximumlengte:

20 m.(c) Kabeldoorsnede 0,75 mm² tot 1,25 mm²; maximumlengte:

500 m. Geschikt om zowel de enkele gebruikersinterfaceals de dubbele gebruikersinterface aan te sluiten.

(d) Minimum kabeldoorsnede 0,75 mm².(e) Kabeldoorsnede 0,75 mm² tot 1,25 mm², maximumlengte:

50 m. Een spanningsvrij contact zorgt voor de minimalebelasting van 15 V DC gelijkstroom, 10 mA.

(f) De thermistor en aansluitdraad (12 m) worden bij de tankvoor warm tapwater geleverd.

(g) Indien klepkit EKMBHBP1 een onderdeel van het systeemis, dan moet de kabeldoorsnede 0,75 mm² bedragen.Indien klepkit EKMBHBP1 GEEN onderdeel van hetsysteem is, dan moet de kabeldoorsnede minimum0,75 mm² en de maximum kabellengte 10 m bedragen.

(h) Kabeldoorsnede 0,75 mm².(i) De klep en de verbindingskabel (12 m) worden samen met

de klepkit meegeleverd.

(j) Indien klepkit EKMBHBP1 een onderdeel van het systeemis, dan moet de kabeldoorsnede 0,75 mm² bedragen.Indien klepkit EKMBHBP1 GEEN onderdeel van hetsysteem is, dan moet de kabeldoorsnede 1,5 mm²bedragen.

(k) Indien klepkit EKMBHBP1 een onderdeel van het systeemis, dan moet de kabeldoorsnede 0,75 mm² bedragen.Indien klepkit EKMBHBP1 GEEN onderdeel van hetsysteem is, dan moet de kabeldoorsnede minimum0,75 mm² bedragen.

Back-upverwarmingskit

Onderdeel

Beschrijving Draden Maximumstroom infunctie

Doorverbindingskabel22 Doorverbindingskabel

tussen de back-upverwarmingskit en deregelkast

6 (3V3)

7 (6V3, 6W1,9W1)

(a)

(a) Minimum kabeldoorsnede 0,75 mm²; maximumlengte:10 m.

Back-upverwarming

Elektrischevoeding

Vereist aantal geleiders

EKMBUHCA3V3 1× 230 V 2+GNDEKMBUHCA9W1 1× 230 V 2+GND+2 overbruggingen

3× 400 V 4+GND

Optiekast

Onderdeel

Beschrijving Draden Maximumstroom infunctie

Elektrische voeding23 Elektrische voeding

voor de optiekast2+GND (a)

Doorverbindingskabel24 Doorverbindingskabel

tussen de optiekast ende regelkast

3 (max 3 m) (b)

Optionele apparatuur25 Afstandsbinnensensor 2 (b)

Ter plaatse te voorziene onderdelen26 Elektriciteitsmeter 2 (per meter) (b)

27 Digitale ingangenenergieverbruik

2 (peringangssignaal)

(b)

28 Alarmuitgang 2 (b)

29 Uitgang ruimtekoeling/-verwarming AAN/UIT

2 (b)

30 Omschakeling naarexterne warmtebron

2 (b)

(a) Kabeldoorsnede 2,5 mm².(b) Minimum kabeldoorsnede 0,75 mm².

OPMERKING

▪ Meer technische specificaties van de verschillendeverbindingen staan vermeld op de binnenzijde van deunits (buitenunit, regelkast, optiekast en back-upverwarming).

▪ Voor de manier waarop de elektrische bedrading op debuitenunit moet worden aangesloten (en op deregelkast, de optiekast en de back-upverwarming alsdeze units deel uitmaken van het systeem), raadpleeg"7.8  De elektrische bedrading aansluiten"  oppagina 43.

7 Installatie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

34EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

7 Installatie

7.1 Overzicht: InstallatieDit hoofdstuk beschrijft wat u ter plaatse moet doen en kennen omhet systeem te installeren.

Typische werkstroomDe installatie omvat typisch de volgende stappen:

▪ Buitenunit monteren

▪ De besturingskast monteren (indien van toepassing)

▪ De backupverwarming monteren (indien van toepassing)

▪ De waterleidingen aansluiten

▪ Elektrische bedrading aansluiten

▪ De installatie van de buitenunit voltooien

▪ De installatie van de besturingskast voltooien (indien vantoepassing)

▪ De installatie van de backupverwarming voltooien (indien vantoepassing)

7.2 De units openen

7.2.1 Over het openen van de unitsSoms moet u de unit openen. Voorbeeld:

▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten

▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE

Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer hetservicedeksel verwijderd is.

7.2.2 De buitenunit openen

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE

GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN

1

2

7.2.3 Het deksel van de schakelkast van debuitenunit openen

7.2.4 De bedieningskast openen

1

1

2

WAARSCHUWING

De schroeven worden geleverd met getande borgringen.Gebruik ALTIJD getande borgringen, ook wanneer deschroeven moeten worden vervangen, anders kan iemandeen elektrische schok krijgen.

INFORMATIE

De gaten in het frontpaneel dienen om degebruikersinterface op de regelkast aan te sluiten. Indien uGEEN gebruikersinterface op de regelkast aansluit,verwijder de pluggen dan NIET uit de gaten.

7 Installatie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

35EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

7.2.5 De kast met opties openen

1

1

2

WAARSCHUWING

De schroeven worden geleverd met getande borgringen.Gebruik ALTIJD getande borgringen, ook wanneer deschroeven moeten worden vervangen, anders kan iemandeen elektrische schok krijgen.

INFORMATIE

Neem de pluggen NIET uit het frontpaneel van de kast metopties.

7.2.6 De back-upverwarming openen

2

1

7.2.7 Het deksel van de schakelkast van deback-upverwarming openen

1 3×

2

7.3 De buitenunit monteren

7.3.1 Over de montage van de buitenunitWanneerDe buitenunit moet worden gemonteerd alvorens de waterleidingkan worden aangesloten.

Typische werkstroomEen typische montage van de buitenunit bestaat uit de volgendestappen:1 De installatiestructuur voorzien.2 De buitenunit installeren.3 Afvoer voorzien.4 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen.5 De unit beschermen tegen sneeuw en wind door een afdak

tegen de sneeuw en geleideplaten. Zie "De installatieplaatsvoorbereiden" in "6 Voorbereiding" op pagina 26.

7.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montagevan de buitenunit

INFORMATIE

Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in devolgende hoofdstukken:

▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot deveiligheid

▪ Voorbereiding

7.3.3 De installatiestructuur voorzienControleer de stevigheid en het vlak zijn van de grond waarop deunit geïnstalleerd zal worden, zodat deze niet gaat trillen of lawaaimaken wanneer ze in bedrijf is.

Maak de unit stevig vast met ankerbouten zoals aangegeven op hetschema van de fundering.

INFORMATIE

Voor meer informatie over de beschikbare opties, neemcontact op met uw verdeler.

7 Installatie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

36EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

Indien de unit rechtstreeks op de vloer wordt geïnstalleerd, maakdan als volgt 4 sets klaar van M8 of M10 ankerbouten, moeren ensluitringen (ter plaatse te voorzien):

INFORMATIE

De maximumhoogte van het bovenste uitstekend deel vande bouten bedraagt 15 mm.

OPMERKING

Maak met moeren en harssluitringen (a) de buitenunit vastop de ankerbouten. Indien de bekleding van de plaatswaarop de buitenunit wordt vastgemaakt, afschilfert ofloskomt, zullen de moeren gemakkelijk roesten.

a

283740

<100

(mm)

<100

>300

Voorzie in ieder geval minstens 300 mm vrije ruimte onder de unit.Zorg daarbij ervoor dat de unit minstens 100  mm boven demaximale sneeuwhoogte staat.

283

740

<150

<150

(mm)

>300

100

a

a Maximale sneeuwhoogte

De unit kan ook op beugels tegen de muur worden geplaatst:

>250/400

>300

>250/400

(mm)

a

a Maximale sneeuwhoogte

7.3.4 De buitenunit installeren

VOORZICHTIG

Verwijder het beschermend stuk karton NIET vooraleer deunit goed geïnstalleerd is.

7 Installatie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

37EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

1 Hef de buitenunit op.

2 Installeer de buitenunit op de volgende manier:

2

a a

1

a Luchtuitlaat

OPMERKING

Lijn de unit goed uit. Zorg ervoor dat de achterkant van deunit NIET uitsteekt.

3 Verwijder het beschermend stuk karton en het blad met demontage-instructies.

b

a

a Beschermend stuk kartonb Montage-instructies

OPMERKING

Om de steunvoeten niet te beschadigen, kantel de unitNOOIT zijwaarts:

7.3.5 Afvoer voorzien▪ Vermijd installatieplaatsen waar water dat uit de unit lekt door een

verstopte lekbak, de plaats van beschadigen.

▪ Controleer of het condenswater goed kan worden afgevoerd.

▪ Plaats de unit op een sokkel om een goede afvoer te hebben,zodat ijs zich niet kan ophopen.

▪ Wanneer de unit in koelstand staat, kan er zich ook condens inhet hydrodeel. Bij het aanleggen van de afvoer, zorg er daaromvoor dat de volledige unit van een afdakje voorzien is.

▪ Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om hetovertollig water rond de unit af te voeren.

▪ Vermijd dat het afgevoerd water over het voetpad vloeit om ervoorte zorgen dan het voetpad niet glad wordt bij vriestemperaturen.

▪ Indien u de unit op een frame installeert, plaats dan eenwaterdichte plaat op maximum 150 mm van de onderkant van deunit om te verhinderen dat water in de unit kan binnendringen enafgevoerd water zou druppelen (zie de volgende afbeelding).

OPMERKING

Indien de unit in een koude streek wordt geplaatst, moetengepaste voorzorgen worden genomen om ervoor te zorgendat het condenswater niet kan bevriezen.

INFORMATIE

Voor meer informatie over de beschikbare opties, neemcontact op met uw verdeler.

OPMERKING

Voorzie minstens 300 mm vrije ruimte onder de unit. Zorgdaarbij ervoor dat de unit minstens 100  mm boven demogelijke hoogte van sneeuw staat.

7.3.6 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kanomvallen

Wanneer de unit staat waar hevige windstoten de unit kunnen doenoverhellen, neem dan de volgende maatregelen:

1 Maak 2 kabels klaar zoals getoond op de volgende afbeelding(ter plaatse te voorzien).

2 Leg de 2 kabels over de buitenunit.

7 Installatie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

38EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

3 Stop een stuk rubber tussen de kabels en de buitenunit zodatde kabels de verf niet kunnen beschadigen (ter plaatse tevoorzien).

4 Maak de uiteinden van de kabels vast. Span deze uiteindenaan.

7.4 De bedieningskast monteren

7.4.1 Over het monteren van de regelkast

7.4.2 Voorzorgen bij het monteren van deregelkast

INFORMATIE

Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in devolgende hoofdstukken:

▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot deveiligheid

▪ Voorbereiding

7.4.3 De bedieningskast plaatsen1 Verwijder de frontplaat.

2 Houd de rugplaat tegen de muur en markeer debevestigingspunten (2 bovenaan en 2 onderaan).

OPMERKING

Zorg ervoor dat de markeringen (2 per 2) perfecthorizontaal zijn en dat hun afmetingen met deze op deafbeelding overeenstemmen.

318 mm

310

mm

3 Boor 4 gaten en breng 4 pluggen aan (geschikt voor M5).

4 Draai de schroeven in de bovenste pluggen en hang de kast opaan de schroeven.

5 Draai de schroeven in de onderste pluggen.

6 Draai de 4 schroeven stevig vast.

INFORMATIE

De gebruikersinterface kan op de bedieningskast wordenaangesloten. Zie voor meer informatie "7.8.6  Degebruikersinterface aansluiten" op pagina 46.

7.5 De kast met opties monteren

7.5.1 Over het monteren van de optiekast

7.5.2 Voorzorgen bij het monteren van deoptiekast

INFORMATIE

Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in devolgende hoofdstukken:

▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot deveiligheid

▪ Voorbereiding

7.5.3 De kast met opties plaatsen1 Verwijder de frontplaat.

2 Houd de rugplaat tegen de muur en markeer debevestigingspunten (2 bovenaan en 2 onderaan).

OPMERKING

Zorg ervoor dat de markeringen (2 per 2) perfecthorizontaal zijn en dat hun afmetingen met deze op deafbeelding overeenstemmen.

318 mm

310

mm

3 Boor 4 gaten en breng 4 pluggen aan (geschikt voor M5).

4 Draai de schroeven in de bovenste pluggen en hang de kast opaan de schroeven.

5 Draai de schroeven in de onderste pluggen.

6 Draai de 4 schroeven stevig vast.

7 Installatie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

39EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

7.6 De back-upverwarming monteren

7.6.1 Over het monteren van de back-upverwarming

OPMERKING

▪ De back-upverwarming kan alleen in combinatie met debuitenunit en regelkast EKCB07CAV3 wordengeïnstalleerd en gebruikt.

▪ De back-upverwarming kan alleen op de wateruitlaatvan de ruimteverwarming van de buitenunit wordenaangesloten. Andere aansluitingen zijn NIETtoegestaan.

▪ Op de buitenunit mag slechts één back-upverwarmingworden aangesloten. Het is NIET toegestaan meerderekits met verwarmingstoestel in serie of parallel tecombineren.

7.6.2 Voorzorgen bij het monteren van de back-upverwarming

INFORMATIE

Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in devolgende hoofdstukken:

▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot deveiligheid

▪ Voorbereiding

7.6.3 De back-upverwarming installeren1 Bevestig de muurbeugel met M5-schroeven op de muur.

2 Hang de back-upverwarming op de muurbeugel op.

3 Markeer de positie van het gat op de bodem van de back-upverwarming.

4 Neem de back-upverwarming van de muurbeugel.

5 Boor een gat voor de bodemschroef en steek er een plug in.

6 Hang de back-upverwarming op de muurbeugel op. Controleerof de back-upverwarming goed vast zit.

7 Maak de bodem van de back-upverwarming met een M5-schroef vast op de muur.

7.7 De waterleidingen aansluiten

7.7.1 Over het aansluiten van de waterleidingenVooraleer de waterleidingen aan te sluitenControleer of de buitenunit is gemonteerd. Indien van toepassing,controleer tevens of de regelkast en de back-upverwarming zijngemonteerd.

Typische werkstroomDe waterleidingen aansluiten omvat typisch de volgende stappen:1 De waterleidingen van de buitenunit aansluiten.2 De waterleidingen van de back-upverwarming en/of de

warmtapwatertank (indien van toepassing) aansluiten.3 Het watercircuit vullen.4 Het watercircuit tegen vorst beschermen (glycol toevoegen).5 De warmtapwatertank vullen (indien van toepassing).6 De waterleidingen isoleren.

7 Installatie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

40EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

7.7.2 Voorzorgen bij het aansluiten van dewaterleidingen

INFORMATIE

Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in devolgende hoofdstukken:

▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot deveiligheid

▪ Voorbereiding

7.7.3 De waterleidingen aansluiten

OPMERKING

Oefen GEEN overdreven kracht uit wanneer u de leidingenaansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unitveroorzaken. Zorg dat het aanhaalkoppel NOOIT meer dan30 N•m bedraagt.

Er zijn 2 afsluiters voorzien voor service en onderhoud. Monteer eenop de wateringang en een op de wateruitgang. Let op hun stand: deingebouwde aftapkranen voeren alleen die kant van het circuit afwaar ze staan. Om alleen de unit af te kunnen laten, zorg ervoor datde aftapkranen zich tussen de afsluiters en de unit bevinden.

a ba Waterinlaatb Wateruitlaat

1 Schroef de moeren van de buitenunit vast op de afsluiters.

2 Sluit de lokale leidingen aan op de afsluiters.

3 Indien de optionele tank voor warm tapwater aangesloten moetworden, zie de installatiehandleiding van de tank voor warmtapwater.

OPMERKING

▪ Monteer een manometer in het systeem.

▪ Monteer de ontluchtingsventielen op alle hoge punten.

OPMERKING

▪ Monteer een aftapgereedschap en eendrukafvoerapparaat op de aansluiting van de inlaat vankoud water van de warm tapwatertank.

▪ Om te voorkomen dat er water zou terugstromen, is hetraadzaam om conform de geldende wetgeving eenterugslagklep te monteren op de waterinlaat van dewarm tapwatertank.

▪ Er wordt best een drukregelaar geïnstalleerd op dekoud-waterinlaat, conform de geldende wetgeving.

▪ Op de koud-waterinlaat dient bovendien eenexpansievat conform de geldende wetgeving te wordengeïnstalleerd.

▪ Er wordt geadviseerd een overdrukveiligheidsklep temonteren op een plaats hoger dan de bovenkant vande tank voor warm tapwater. Door de tank voor warmtapwater te verwarmen, zet het water uit, waardoor dewaterdruk in de tank tot boven de maximumdruk van detank kan stijgen indien geen drukveiligheidsklep werdgemonteerd. De installatie ter plaatse (leidingen,aftappunten, enz.) aangesloten op de tank zal dezehoge druk ook ondervinden. Om dit te voorkomen moeteen drukveiligheidsklep geplaatst worden. Debeveiliging tegen overdrukken hangt af van de juistewerking van de ter plaatse gemonteerdedrukveiligheidsklep. Indien deze NIET correct werkt, zaloverdruk de tank vervormen en waterlekkagesveroorzaken. Om de goede werking ervan tecontroleren is regelmatig onderhoud vereist.

7.7.4 De waterleiding op de back-upverwarmingaansluiten

OPMERKING

Oefen GEEN overdreven kracht uit wanneer u de leidingenaansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unitveroorzaken. Zorg dat het aanhaalkoppel NOOIT meer dan30 N•m bedraagt.

1 Sluit de waterleidingen (ter plaatse te voorzien) op de waterin-en uitgang van de back-upverwarming.

ba

a Waterinlaatb Wateruitlaat

OPMERKING

Wanneer de back-upverwarming in een omkeerbaarsysteem (EBLQ05+07CAV3) is geplaatst en aan de in"14.8.3 Noodzaak van de klepkit" op pagina 121 vermeldevoorwaarden wordt voldaan, kan er in de back-upverwarming condensatie optreden. Om een by-passvoor het condenswater te voorzien, monteer klepkitEKMBHBP1. Monteer GEEN andere klepkit danEKMBHBP1.

INFORMATIE

Er is een automatisch ontluchtingsventiel aanwezig in deback-upverwarming. Voor de locatie van dit ventiel,raadpleeg "14 Technische gegevens" op pagina 96. Voorde aanwijzingen voor de manier waarop kan wordenontlucht, raadpleeg "9.4.2  De ontluchtingsfunctie"  oppagina 84.

7 Installatie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

41EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

7.7.5 Over de klepkit

INFORMATIE

Alleen van toepassing voor omkeerbare systemen(EBLQ05+07CAV3) waarin een back-upverwarming isgeplaatst.

Wanneer de back-upverwarming in een omkeerbaar systeem(EBLQ05+07CAV3) wordt geplaatst en er wordt aan de in"14.8.3  Noodzaak van de klepkit"  op pagina  121 vermeldevoorwaarden voldaan, kan er in de back-upverwarming condensatieoptreden. In dat geval moet by-pass voor dit condenswater wordenvoorzien.

OPMERKING

Indien er een storing in de klepkit is of er doen zichproblemen voor als gevolg van een verkeerde installatie,gebeurt het soms dat het condenswater in de back-upverwarming niet goed wordt omgeleid (via de by-pass).Om te voorkomen dat condenswater schade berokkent,zorg ervoor dat alle componenten die onder de back-upverwarming worden geplaatst, bestand zijn tegendruipend water (IPX1).

De vereisten waaraan de plaats waar de klepkit moet wordengeplaatst moet voldoen, hangen af van het nodige instelpunt van deaanvoerwatertemperatuur (vloerverwarming: 18°C –ventilatorconvectoren: 5°C) en het materiaal van de leidingen (koperof Alpex). Voorzie voldoende ruimte onder de back-upverwarming,volgens de afbeelding en de tabel hieronder.

A

A Minimum vereiste afstand tussen de back-upverwarmingen de klepkit.

Instelpunt van deaanvoerwatertempe

ratuur

Materiaal van de leidingenKoper Alpex(a)

18°C A = 0,25 m A = 0,1 m5°C A = 0,50 m A = 0,2 m

(a) Met aluminium versterkt polyethyleen

Klepkit EKMBHBP1 bevat een terugslagklep en een 3‑wegsklep dieals volgt in het systeem moeten worden geïntegreerd:

FHL1FHL2

FHL3

a b c f je ig

d

ha Buitenunitb Koelmiddeldeel van de buitenunitc Hydrodeel van de buitenunitd 3‑wegsklep (van klepkit EKMBHBP1)e Terugslagklep (van klepkit EKMBHBP1)f Back-upverwarmingskitg Regelkasth Warmtapwatertanki Ruimteverwarmingscircuitj 3‑wegsklep (van warmtapwatertank)

De terugslagklep aansluiten1 Sluit de terugslagklep aan op de wateruitlaat van de back-

upverwarming.

De 3-wegsklep aansluiten1 Neem de behuizing en de motor van de 3‑wegsklep uit hun

verpakking en controleer of de volgende accessoires met demotor werden geleverd.

a b c

d

a Busb Deksel van de motor van de klepc Schroefd Schaal

2 Sluit de behuizing van de 3‑wegsklep aan op de waterinlaat vande back-upverwarming, volgens een van de volgende vierconfiguraties. Zet de as zo, dat de motor kan worden geplaatsten vervangen.

1

2

3

1

3

2

1

2

3

1

3

2

E3

E1 E2

E4

1 Van de buitenunit2 Naar de by-pass3 Naar de back-upverwarming

3 Steek de bus op de klep en draai hem zo dat de klep isgepositioneerd zoals op onderstaande afbeelding te zien is. Hijzou de aansluiting van de uitlaat naar de by-pass over 50%moeten blokkeren en de aansluiting van de uitlaat naar deback-upverwarming ook over 50% moeten blokkeren.

E1+E3 E2+E4

7 Installatie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

42EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

4 Wanneer de montage overeenkomstig configuraties E3 of E4gebeurt, schroef de schroef los om het deksel van de motor vande klep te verwijderen en verander de doorverbinding (jumper)om de draairichting van de klep te wijzigen.

DIR

2PYNL

Stand van de doorverbinding (jumper) voor een installatieovereenkomstig configuraties E1 en E2.Stand van de doorverbinding (jumper) voor een installatieovereenkomstig configuraties E3 en E4.

INFORMATIE

De jumper staat standaard voor een installatieovereenkomstig configuraties E1 en E2.

5 Zet de knop op de motor op 12 uur en duw de motor op de bus.Zorg dat de bus NIET verdraaid gedurende deze handeling,zodat de klep in dezelfde stand blijft als deze die in stap 4 werdbepaald.

6 Plaats de schaal op de klep overeenkomstig de geldendeconfiguratie.

a ab bE1+E2 E3+E4

a By-passb Back-upverwarming

7 Om ervoor te zorgen dat de stroomtoevoerkabel nooit teveelaan gespannen staat, maak hem met een kabelbinder (terplaatse te voorzien) vast aan de behuizing van de 3‑wegsklep.Maak deze zo vast dat er geen condenswater langs deze kabelin de motor van de 3‑wegsklep kan komen.

7.7.6 Het watercircuit tegen vorst beschermenVorst kan het systeem beschadigen. Om de onderdelen van hethydraulisch circuit tegen vorst te beschermen, bevat de softwarevorstbeschermende functies, waaronder het bij lage temperatureninschakelen van de pomp, de inwendige verwarmers en/of de back-upverwarming.

Indien er echter een stroomstoring is, kunnen dezevorstbeschermende functies niet worden uitgevoerd. Daarom wordtgeadviseerd glycol in het watercircuit toe te voegen. De nodigeconcentratie hangt af van de mogelijke laagste buitentemperatuur enof u het systeem tegen barsten of vorst wilt beschermen. Om hetsysteem tegen vorst te beschermen, is er meer glycol nodig. Voegglycol toe volgens onderstaande tabel.

INFORMATIE

▪ Tegen barsten beschermen: de glycol zal ervoorzorgen dat de leidingen niet barsten, maar zal er NIETvoor zorgen dat de vloeistof in de leidingen nietbevriest.

▪ Tegen vorst beschermen: de glycol zal ervoor zorgendat de vloeistof in de leidingen niet bevriest.

Mogelijke laagstebuitentemperatuur

Tegen barstenbeschermen

Tegen vorstbeschermen

–5°C 10% 15%–10°C 15% 25%–15°C 20% 35%–20°C 25% —–25°C 30% —

OPMERKING

▪ De vereiste concentratie kan verschillen volgens hettype van glycol. Vergelijk STEEDS de vereisten inbovenstaande tabel met de specificaties van deproducent van de glycol. Indien nodig, gebruik despecificaties (vereisten) van de producent van deglycol.

▪ De toegevoegde glycolconcentratie mag NOOIT meerdan 35% bedragen.

▪ Indien de vloeistof in het systeem bevroren is, zal depomp NIET kunnen starten. Vergeet nooit dat wanneeru het systeem tegen barsten beschermt, de vloeistoferin nog steeds kan bevriezen.

▪ Wanneer er zich een stroomstoring voordoet of eenstoring in de pomp en er werd GEEN glycol in hetsysteem toegevoegd, laat het systeem leeglopen.

▪ Wanneer water in het systeem stil blijft staan, is dekans groot dat het water bevriest en het systeem hierbijbeschadigt.

De soorten glycol die kunnen worden gebruikt, hangen af van hetvan het feit of het systeem al dan niet een warmtapwatertank bevat:

Als… Dan…Het systeem bevat eenwarmtapwatertank

Gebruik alleen propyleenglycol(a)

Het systeem bevat GEENwarmtapwatertank

U kunt zowel propyleenglycol(a)

als ethyleenglycol gebruiken(a) Propyleenglycol, met inbegrip van de inhibitoren,

geklasseerd als Categorie III volgens EN1717.

WAARSCHUWING

Ethyleenglycol is giftig.

OPMERKING

Glycol absorbeert water uit zijn omgeving. Voeg daaromGEEN glycol toe die aan de lucht werd blootgesteld. Doorde dop van de glycolfles open te laten, stijgt dewaterconcentratie. De glycolconcentratie is lager danverwacht. Hierdoor kunnen de onderdelen van hethydraulisch circuit toch bevriezen. Neem alle nodigevoorzorgen om glycol zo weinig mogelijk in contact tebrengen met lucht.

7 Installatie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

43EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

OPMERKING

▪ In geval van overdruk zal het systeem wat vloeistof viade overdrukveiligheidsklep laten ontsnappen. Indienglycol werd toegevoegd in het systeem, zorg er danvoor dat er terug voldoende glycol wordt toegevoegd.

▪ In ieder geval, zorg er steeds voor dat de slang van deoverdrukveiligheidsklep NOOIT verstopt is om overdrukte laten ontsnappen. Zorg ervoor dat er geen water inde slang kan stagneren en/of bevriezen.

WAARSCHUWING

Door de aanwezigheid van glycol kan er corrosie van hetsysteem optreden. Ongebonden glycol verandert in eenzuur onder invloed van zuurstof. Dit proces wordt versnelddoor de aanwezigheid van koper en bij hoge temperaturen.De zure ongebonden glycol tast metalen oppervlakken aanen vormt galvanische corrosiecellen die ernstige schadetoebrengen aan het systeem. Daarom is het belangrijk dat:

▪ de waterbehandeling correct wordt uitgevoerd door eenbevoegd waterspecialist,

▪ glycol met corrosie-inhibitoren wordt gekozen om tevoorkomen dat er zuren worden gevormd door deoxidatie van glycolen,

▪ er geen glycol voor auto's wordt gebruikt omdat decorrosie-inhibitoren daarin een beperkte levensduurhebben en silicaten bevatten die het systeem kunnenvervuilen of verstoppen,

▪ gegalvaniseerde leidingen NIET worden gebruikt bijglycolsystemen aangezien de aanwezigheid daarvanertoe kan leiden dat bepaalde bestanddelen in deglycolcorrosie-inhibitor neerslaan.

Door glycol in het watercircuit toe te voegen, vermindert hettoegestaan maximumwatervolume van het systeem. Voor meerinformatie, zie hoofdstuk “Het watervolume en waterdebietcontroleren” in de uitgebreide handleiding voor de installateur.

7.7.7 Het watercircuit vullen1 Sluit de watertoevoerslang aan op de aftap- en vulkraan.

2 Open de aftap- en vulkraan.

3 Indien er een automatisch ontluchtingsventiel werd geplaatst,zorg er dan voor dat deze open is.

4 Vul het watercircuit tot de manometer (ter plaatse te voorzien)een druk aangeeft van ±2,0 bar.

5 Ontlucht het watercircuit zoveel als mogelijk. Voor installatie-instructies, zie "9 Inbedrijfstelling" op pagina 83.

6 Vul het circuit opnieuw tot de druk ±2,0 bar bedraagt.

7 Herhaal stappen 5 en 6 tot alle lucht uit het systeem is ontsnapten er geen drukvallen meer zijn.

8 Sluit de aftap- en vulkraan.

9 Koppel de watertoevoerslang los van de aftap- en vulkraan.

OPMERKING

De waterdruk op de manometer varieert volgens dewatertemperatuur (hogere druk bij hogerewatertemperatuur).

De waterdruk moet echter steeds groter dan 1 bar zijn omte voorkomen dat lucht in het circuit zou binnendringen.

7.7.8 De tank voor warm tapwater vullenVoor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van detank voor warm tapwater.

7.7.9 De waterleidingen isolerenDe leidingen van het volledige watercircuit MOETEN wordengeïsoleerd om geen condensatie te hebben tijdens het koelen en omervoor te zorgen dat de verwarmings- en koelcapaciteit nietvermindert.

Om ervoor te zorgen dat de waterleidingen buiten tijdens de winterniet bevriezen, MOET het isolatiemateriaal minstens 13 mm dik zijn(met λ=0,039 W/mK).

Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meerdan 80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20 mm dikzijn om condensatie aan de oppervlakte van de isolatie tevoorkomen.

Bescherm tijdens de winter de waterleidingen en de afsluiters, zodatdeze niet kunnen bevriezen door verwarmingstape (ter plaatse tevoorzien) er rond te wikkelen. Indien de buitentemperatuur lager dan–20°C kan worden en er wordt geen verwarmingstape gebruikt,wordt geadviseerd de afsluiters binnen te monteren.

7.8 De elektrische bedradingaansluiten

7.8.1 Over het aansluiten van de elektrischebedrading

Vooraleer de elektrische bedrading aan te sluitenControleer of de waterleiding is aangesloten.

7 Installatie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

44EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

Typische werkstroomDe elektrische bedrading aansluiten omvat typisch de volgendestappen:1 Controleren of het systeem van elektrische voedingen voldoet

aan de elektrische specificaties van de units.2 De elektrische bedrading op de buitenunit aansluiten (indien

van toepassing).3 De elektrische bedrading op regelkast EKCB07CAV3

aansluiten (indien van toepassing).4 De elektrische bedrading op optiekast EK2CB07CAV3

aansluiten (indien van toepassing).5 De elektrische bedrading op de back-upverwarming aansluiten

(indien van toepassing).6 De primaire elektrische voeding aansluiten.7 De elektrische voeding van de back-upverwarming aansluiten.8 De gebruikersinterface aansluiten.9 De afsluiters aansluiten (indien van toepassing).10 De elektriciteitsmeters aansluiten (indien van toepassing).11 De warmtapwaterpomp aansluiten (indien van toepassing).12 De alarmuitgang aansluiten (indien van toepassing).13 De AAN/UIT-uitgang van de ruimtekoeling/verwarming

aansluiten.14 De omschakeling naar een externe warmtebron aansluiten

(indien van toepassing).15 De digitale ingangen van het stroomverbruik aansluiten (indien

van toepassing).

7.8.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluitenvan elektrische bedrading

INFORMATIE

Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in devolgende hoofdstukken:

▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot deveiligheid

▪ Voorbereiding

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE

INFORMATIE

Zie "14.6  Bedradingsschema"  op pagina  107 voor meerinformatie over de legende en de plaats waar hetbedradingsschema in de unit gevonden kan worden.

WAARSCHUWING

Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel alsstroomtoevoerkabel.

7.8.3 Richtlijnen bij het aansluiten vanelektrische bedrading

Denk aan de volgende punten:

▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oogop het uiteinde. Glijd het rond oog over de draad tot aan hetbekleed gedeelte en maak het oog vast met een geschiktwerktuig.

b aa Gevlochten geleiderb Ronde krimpklem

▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:

Draadtype MethodeEénaderige draad c b

c

aa

AAA´

a Eenaderige draad met open lus

b Schroef

c Platte sluitringGevlochten geleidermet rond oog

c b ba c

a

BB

a Klem

b Schroef

c Platte sluitring

Onderdeel Aanhaalmoment (N•m)BuitenunitX3M 0,8~0,9X4M 2,2~2,7X5M 0,8~0,9X7MRegelkast / optiekastX1M 2,2~2,7X2M 0,8~0,9X4M 1,3~1,6X8M 0,8~0,9Back-upverwarmingX15M 0,8~0,9

7.8.4 De elektrische bekabeling op debuitenunit aansluiten

1 Verwijder het deksel van de schakelkast. Zie "7.2.2  Debuitenunit openen" op pagina 34.

2 Strip de isolatie (20 mm) van de draden af.

a b

a Strip de draad tot aan dit puntb Als te veel draad wordt gestript, kan dit tot elektrische

schokken of lekkages leiden.

3 Steek de bedrading doorheen de achterzijde van de unit:

7 Installatie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

45EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

a

bc≥25 mm

a Lage spanningb Hoge spanningc Hoofdvoeding

OPMERKING

De afstand tussen de kabels voor hoge spanning en dezevoor lage spanning moet minstens 25 mm bedragen.

Tracés Mogelijke kabels (afhankelijk van de geïnstalleerde opties)a

Lage spanning

▪ Gebruikersinterface

▪ Doorverbindingskabel naar bedieningskast EKCB07CAV3

▪ Afstandbuitensensor (optie)b

Hoge spanning

▪ Elektrische voeding met normaal kWh-tarief

▪ Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief

▪ Warmtepompconvector (optie)

▪ Afsluiter (ter plaatse te voorzien)

▪ Pomp voor warm tapwater (ter plaatse te voorzien)

▪ Bediening ruimteverwarming/koelingc

Hoofdvoeding

▪ Hoofdvoeding

4 In de unit, leg de bedrading als volgt:

a b

a Bedrading voor lage spanningb Bedrading voor hoge spanning + hoofdvoeding

5 Let op dat de kabels NIET met scherpe randen in contactkunnen komen.

6 Plaats het deksel op de schakelkast.

INFORMATIE

Indien optionele of ter plaatse te voorziene kabelsgeplaatst moeten worden, voorzie voldoende lengte voordeze kabels. Door hiervoor te zorgen zal de schakelkastverwijderd en verplaatst kunnen worden en zal tevens detoegang tot andere onderdelen tijdensonderhoudswerkzaamheden mogelijk zijn.

VOORZICHTIG

Duw of leg GEEN overtollige kabellengte in de unit.

7.8.5 De hoofdvoeding aansluiten1 Sluit de hoofdvoeding aan.

Voor een voeding met normaal kWh-tarief

1 2 3

X5M

A2PX6Y

X1A

X4M

X3M

1 2 3

X6YA

X19A

a

1 GND2 L3 Na Doorverbindingskabel (= hoofdvoeding)

7 Installatie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

46EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

Voor een voeding met voorkeur kWh-tarief

1 2 31 2

910

X5M

A2P

X6Y

X1A

X6YB

X4M

X3M

1

5

26 3

X6YAX19A

X2M

X8M

S1S

b a c

1 GND2 L3 Na Doorverbindingskabel (= hoofdvoeding)b Elektrische voeding met normaal kWh-tariefc Contact voorkeurvoeding (op de regelkast)

INFORMATIE

Voor de juiste stand en plaats van connectoren X6Y, X6YAen X6YB in de schakelkast, raadpleeg "14.4.2 Onderdelen:Schakelkast (Buitenunit)" op pagina 102.

INFORMATIE

Wanneer een elektrische voeding met voorkeur kWh-tariefgebruikt wordt, hangt de noodzaak van een afzonderlijkeelektrische voeding met normaal kWh-tarief voor hethydrodeel van de buitenunit (b) X3M/5+6 af van het typevan elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief.

Een afzonderlijke aansluiting op het hydrodeel van debuitenunit is nodig:

▪ als de elektrische voeding met kWh-voorkeurtariefonderbroken wordt wanneer deze in werking is, OF

▪ als het hydrodeel van de buitenunit geen stroom magverbruiken wanneer de elektrische voeding metvoorkeur kWh-tarief in werking is.

7.8.6 De gebruikersinterface aansluitenOp de buitenunit aansluiten

INFORMATIE

▪ Indien regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel vanhet systeem is, sluit dan de gebruikersinterface alsvolgt rechtstreeks aan op de buitenunit.

▪ Indien regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van hetsysteem is, sluit de gebruikersinterface aan op deregelkast. Voor aanwijzingen, zie hierna “Op deregelkast aansluiten”.

# Actie1 Sluit de kabel van de gebruikersinterface aan op de

buitenunit.

X5M

A5P A5P

1 2

a b

a Hoofdgebruikersinterface(a)

b Optionele gebruikersinterface2 Steek een schroevendraaier in de openingen onderaan de

gebruikersinterface en maak voorzichtig de voorplaat losvan de wandplaat.

De printplaat bevindt zich in de voorplaat van degebruikersinterface. Wees voorzichtig om deze NIET tebeschadigen.

3 Bevestig de wandplaat van de gebruikersinterface op demuur.

4 Sluit aan zoals getoond in 4A, 4B, 4C of 4D.5 Zet de voorplaat terug op de wandplaat.

Wees voorzichtig de bedrading NIET te knijpen wanneer ude frontplaat op de unit vastmaakt.

(a) De hoofdgebruikersinterface is vereist voor de bediening,maar moet afzonderlijk worden besteld (verplichte optie).

Op de regelkast aansluiten▪ Als u 1 gebruikersinterface gebruikt, kunt u deze op regelkast

EKCB07CAV3 aansluiten (voor bediening dichtbij de regelkast) ofin de kamer (waar gebruikt als kamerthermostaat).

▪ Als u 2 gebruikersinterfaces gebruikt, kunt u 1 gebruikersinterfaceop regelkast EKCB07CAV3 aansluiten (voor bediening dichtbij deregelkast) + 1 gebruikersinterface in de kamer (waar gebruikt alskamerthermostaat).

7 Installatie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

47EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

# Op de regelkast In de kamer1 Sluit de kabel van de

gebruikersinterface aan op deaansluitingspunten X2M/20+21 vande regelkast.

Bevestig de kabel met kabelbindersop de kabelbinderbevestigingen.

X2M

X8M

X1M

A1P

2021

A5P

a

a Hoofdgebruikersinterface(a)

Sluit de kabel vandegebruikersinterfaceaan op deaansluitingspuntenX2M/20+21 van deregelkast.

Leg de kabel vanafde rechterkant vandeaansluitingspunten,maak hem vast metkabelbinderbevestigingen en leid hemdoorheen het gatvan de bedradingvoor laagspanning.

2 Sluit de regelkast aan op de buitenunit.

Bevestig de kabel met kabelbinders op dekabelbinderbevestigingen.

X5M

2021

1 2

X2M

3 Steek een schroevendraaier in de openingen onderaan degebruikersinterface en maak voorzichtig de frontpaneel losvan de wandplaat.

De printplaat bevindt zich in de voorplaat van degebruikersinterface. Wees voorzichtig om deze NIET tebeschadigen.

# Op de regelkast In de kamer4 Maak de wandplaat van de

gebruikersinterface vast op hetfrontpaneel van de regelkast met deM4-bouten en moeren uit de zak metaccessoires.

Let op dat u de vorm van deachterzijde van degebruikersinterface NIET vervormtdoor de montageschroeven te stevigvast te draaien.

2

4

3

1

Maak de wandplaatvan degebruikersinterfacevast op de muur.

Indien er GEENgebruikersinterfaceop de regelkastwordt aangesloten,verwijder dan NIETde pluggen uit degaten in hetfrontpaneel.

5 Sluit aan zoals getoond in 4A. Sluit aan zoalsgetoond in 4A, 4B,4C of 4D.

6 Maak het frontpaneel terug vast op de wandplaat.

Wees voorzichtig de bedrading NIET te knijpen wanneer uhet frontpaneel op de regelkast vastmaakt.

(a) De hoofdgebruikersinterface is vereist voor de bediening,maar moet afzonderlijk worden besteld (verplichte optie).

4A Langs de achterkant

b a

PCB

4B Langs links

a

PCB

b1×

4C Langs boven

a

b

PCB

b1×

4D Langs boven midden

a

PCB

b

b1×

a Snijd of verwijder dit deel met een tang enz. uit om dedraden erdoor te leiden.

b Maak de draden goed vast op het frontstuk van de kastmet behulp van een draadhouder en een klem.

7.8.7 De afsluiter aansluiten1 Sluit de kabel van de bediening van afsluiter aan op de juiste

aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.

OPMERKING

Sluit alleen NO (normaal open) kleppen aan.

7 Installatie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

48EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

NO

X5M

X4M

X3M

M2S

21

INFORMATIE

Standaard moet de afsluiter op de buitenunit wordenaangesloten. Indien er echter een bedieningskastEKCB07CAV3 in het systeem aanwezig is, kunt u dezeook op de bedieningskast aansluiten. Om dit te doen,verbind de aansluitingspunten X3M/1+2 van de buitenunitmet de aansluitingspunten van de bedieningskast X8M/6+7en verbind daarna de afsluiter met de aansluitingspuntenX8M/6+7 van de bedieningskast.

X2M

X8M

6 7

X5M

X3M

M2S

12

7.8.8 De pomp van het warm tapwateraansluiten

1 Verbind de aansluitingspunten X3M/3+4 van de buitenunit metde onderkant van de aansluitingspunten X8M/8+9 van debedieningskast EKCB07CAV3.

2 Sluit de kabel van de pomp voor warm tapwater aan op deonderkant van de aansluitingspunten X8M/8+9 van debedieningskast.

X2M

X8M

8 9

1~MM2P

X5M

X3M

34

7.8.9 De elektrische bedrading op debedieningskast aansluiten

1 Steek de bedrading doorheen de bodem van de regelkast.

2 Zorg ervoor dat de bedrading voor laagspanning zich rechtsbevindt. Breng de bedrading doorheen het daartoe bestemd gaten maak de bedrading vast met kabelbinders.

abc

a Bedrading voor lage spanningb Bedrading voor hoge spanningc Hoofdvoeding

OPMERKING

De afstand tussen de kabels voor hoge spanning en dezevoor lage spanning moet minstens 25 mm bedragen.

7.8.10 De voeding van de bedieningskastaansluiten

1 Sluit de stroomtoevoerkabel aan op de regelkast.

1 2 3

1 2 3

X8M

X1M

1 GND2 L3 N

7 Installatie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

49EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

2 Bevestig de kabel met kabelbinders op dekabelbinderbevestigingen, zodat de kabels gespannen liggenen NIET met scherpe randen in contact komen.

VOORZICHTIG

Duw of leg GEEN overtollige kabellengte in de unit.

7.8.11 De doorverbindingskabel tussen debedieningskast en de buitenunitaansluiten

1 Sluit X2M/22 (bedieningskast) aan op X5M/4 (buitenunit).

2 Sluit X2M/23 (bedieningskast) aan op X5M/3 (buitenunit).

X5M

2223

3 4

X2M

3 Maak de kabel met kabelbinders vast op dekabelbinderbevestigingen.

7.8.12 De elektrische bedrading op de kast metopties aansluiten

1 Steek de bedrading doorheen de bodem van de kast metopties.

2 Zorg ervoor dat de bedrading voor laagspanning zich rechtsbevindt. Breng de bedrading doorheen het daartoe bestemd gaten maak de bedrading vast met kabelbinders:

abc

a Bedrading voor lage spanningb Bedrading voor hoge spanningc Hoofdvoeding

OPMERKING

De afstand tussen de kabels voor hoge spanning en dezevoor lage spanning moet minstens 25 mm bedragen.

7.8.13 De voeding van de kast met optiesaansluiten

1 Sluit het aansluitingspunt X1M van de kast met opties aan ophet aansluitingspunt X1M van de bedieningskast.

X2M

X8M

A4PX2M

X8M

X1M

A4P

321X1M

321

1 GND2 L3 N

2 Bevestig de kabel met kabelbinders op dekabelbinderbevestigingen, zodat de kabels gespannen liggenen NIET met scherpe randen in contact komen.

VOORZICHTIG

Duw of leg GEEN overtollige kabellengte in de unit.

7.8.14 De doorverbindingskabel tussen de kastmet opties en de bedieningskastaansluiten

1 Sluit de connectoren uit de zak met accessoires aan op X5A opA1P van de printplaat van de regelkast en de printplaat van deoptiekast.

2 Sluit de connectoren aan via een ter plaatse te voorziene kabel.

X5A

A4PX5A

A4P

a b a

a Connectoren (accessoires)b Doorverbindingskabel (ter plaatse te voorzien)

7.8.15 De elektrische meters aansluiten

INFORMATIE

▪ Vereist optiekast EK2CB07CAV3.

▪ Op optiekast EK2CB07CAV3 aangesloten zijn.

7 Installatie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

50EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

INFORMATIE

In geval van een elektrische meter met transistoruitgang,controleer de polariteit. De positieve polariteit MOETaangesloten worden op X2M/7 en X2M/9; de negatievepolariteit op X2M/8 en X2M/10.

1 Sluit de kabel van de elektrische meters aan op de juisteaansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.

X2M

X8M

X1M

A4P

789

10

S5P S6P

2 Bevestig de kabel met kabelbinders op dekabelbinderbevestigingen.

7.8.16 De digitale inputs voor hetenergieverbruik aansluiten

INFORMATIE

▪ Vereist optiekast EK2CB07CAV3.

▪ Op optiekast EK2CB07CAV3 aangesloten zijn.

1 Sluit de kabel van de digitale inputs voor het energieverbruikaan op de juiste aansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.

X2M

X8M

X1M

A4P

123456

1112

S3P S2P S1P S4P

S3P Aansluiten de aansluitingspunten X2M/1+2S2P Aansluiten de aansluitingspunten X2M/3+4S1P Aansluiten de aansluitingspunten X2M/5+6S4P Aansluiten de aansluitingspunten X2M/11+12

2 Bevestig de kabel met kabelbinders op dekabelbinderbevestigingen.

7.8.17 De alarm-output aansluiten

INFORMATIE

▪ Vereist optiekast EK2CB07CAV3.

▪ Op optiekast EK2CB07CAV3 aangesloten zijn.

1 Sluit de kabel van de alarm-output aan op de juisteaansluitklemmen zoals hieronder afgebeeld.

X2M

X8M

X1M

A4P 1513

2 Bevestig de kabel met kabelbinders op dekabelbinderbevestigingen.

7.8.18 De AAN/UIT-output van de ruimtekoeling/verwarming aansluiten

INFORMATIE

▪ Vereist optiekast EK2CB07CAV3.

▪ Op optiekast EK2CB07CAV3 aangesloten zijn.

1 Sluit de kabel van de AAN/UIT-output van de ruimtekoeling/verwarming aan op de juiste aansluitklemmen zoals hieronderafgebeeld.

X8M

X1M 1 2

2 Bevestig de kabel met kabelbinders op dekabelbinderbevestigingen.

7.8.19 De omschakeling naar de externewarmtebron aansluiten

INFORMATIE

▪ Vereist optiekast EK2CB07CAV3.

▪ Op optiekast EK2CB07CAV3 aangesloten zijn.

1 Sluit de kabel van de omschakeling naar de externewarmtebron aan op de juiste aansluitklemmen zoals hieronderafgebeeld.

7 Installatie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

51EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

X8M

X1M

L N

43

2 Bevestig de kabel met kabelbinders op dekabelbinderbevestigingen.

7.8.20 De elektrische bedrading op de back-upverwarming aansluiten

Tracés Mogelijke kabels (afhankelijk van degeïnstalleerde opties)

a

Lagespanning

▪ Thermistor van de back-upverwarmingskit(doorverbinding met de bedieningskastEKCB07CAV3)

▪ Thermische beveiliging van de back-upverwarmingskit (doorverbinding met debedieningskast EKCB07CAV3)

▪ Aansluiting van de back-upverwarmingskit (naarbedieningskast EKCB07CAV3)

b

Hogespanning

▪ Hoofdvoeding

1 Steek de bedrading doorheen de bodem van de back-upverwarming.

2 In de back-upverwarming, leg de bedrading als volgt:

Type back-upverwarming

Tracés

*3V

a b

a Bedrading voor lage spanning

b Bedrading voor hoge spanning*9W

a b

a Bedrading voor lage spanning

b Bedrading voor hoge spanning

3 Bevestig de bedrading met kabelbinders op dekabelbinderbevestigingen.

OPMERKING

De afstand tussen de kabels voor hoge spanning en dezevoor lage spanning moet minstens 25 mm bedragen.

7.8.21 De voeding van de back-upverwarmingaansluiten

VOORZICHTIG

Om zeker te zijn dat de unit volledig geaard is, verbindsteeds de elektrische voeding van de back-upverwarmingen de aardingskabel.

VOORZICHTIG

Indien het systeem een tank met ingebouwde elektrischeboosterverwarming (EKHW) bevat, gebruik eenafzonderlijk stroomcircuit voor de back-upverwarming ende boosterverwarming. Gebruik NOOIT een stroomcircuitdat met een ander apparaat gedeeld wordt. Ditstroomcircuit moet worden beveiligd met de vereisteveiligheidsvoorzieningen conform de toepasselijkewetgeving.

De capaciteit van de back-upverwarming kan variëren volgens hetmodel. Controleer met de tabel hieronder of de elektrische voedingovereenstemt met de capaciteit van de back-upverwarming.

Type back-upverwarmin

g

Capaciteitback-

upverwarming

Elektrischevoeding

Maximumstroom infunctie

Zmax(Ω)

*3V 3 kW 1~ 230 V 13 A —*9W 3 kW 1~ 230 V 13 A —

6 kW 1~ 230 V 26 A(a)(b) —6 kW 3N~ 400 V 8,6 A —9 kW 3N~ 400 V 13 A —

(a) De apparatuur voldoet een de norm EN/IEC 61000-3-12(Europese/internationale technische norm die de grenzenvastlegt inzake harmonische stromen geproduceerd doorapparatuur aangesloten op openbarelaagspanningssystemen met een ingangsstroom >16 A en≤75 A per fase).

(b) Deze apparatuur voldoet aan de norm EN/IEC 61000-3-11(Europese/internationale technische norm die de grenzenvastlegt inzake spanningsveranderingen,spanningsschommelingen en flikkeringen in openbarelaagspanningssystemen voor apparatuur met een nominalestroom ≤75 A), op voorwaarde dat de systeemimpedantieZsys kleiner dan of gelijk is aan Zmax op het interfacepunttussen de voeding van de gebruiker en het openbaresysteem. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van deinstallateur of gebruiker van de apparatuur om ervoor tezorgen, indien nodig in overleg met dedistributienetwerkbeheerder, dat de apparatuur alleenwordt aangesloten op een voeding met eensysteemimpedantie Zsys kleiner dan of gelijk aan Zmax.

1 Sluit de voeding van de back-upverwarming aan. Voor *3V-modellen wordt een 2-polige zekering gebruikt voor F1B. Voor*9W-modellen wordt een 4-polige zekering gebruikt voor F1B.

2 Indien nodig, wijzig de aansluiting op aansluitingspunt X14M.

Type back-upverwarming

Aansluitingen op devoeding van de back-

upverwarming

Aansluitingen op deaansluitklemmen

3 kW 1~ 230 V(*3V)

L NL N

F1B

7 Installatie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

52EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

Type back-upverwarming

Aansluitingen op devoeding van de back-

upverwarming

Aansluitingen op deaansluitklemmen

3 kW 1~ 230 V(*9W)

6 kW 1~ 230 V(*9W) LL NN

F1B 1 2 3 4 5 6X14M

6 kW 3N~ 400 V(*9W)

9 kW 3N~ 400 V(*9W)

F1B

L1 L2 L3

1 2 3 4 5 6X14M

Bijzondere opmerking omtrent zekeringen:

Bijzondere opmerking omtrent aansluitklemmen:

Zoals vermeld in de tabel hierboven moeten de aansluitingen op deaansluitklemmen X6M en X7M veranderd worden om een back-upverwarming te configureren. Zie onderstaande afbeelding dieillustreert hoe om te gaan met het aansluiten op deaansluitklemmen.

3 Bevestig de kabel met kabelbinders op dekabelbinderbevestigingen.

INFORMATIE

Voor meer informatie over de types van back-upverwarming en de manier waarop de back-upverwarming kan worden geconfigureerd, raadpleeghoofdstuk “Configuratie” in de installatiehandleiding van debuitenunit.

Wanneer de back-upverwarming wordt aangesloten, bestaat dekans dat fout wordt bekabeld. Om een mogelijke foute bedrading ophet model *9W op te sporen wordt geadviseerd de weerstand van deverwarmingselementen te meten. Afhankelijk van de verschillendetypes van back-upverwarming moeten de volgendeweerstandwaarden gemeten worden (zie onderstaande tabel). Meetde weerstand ALTIJD op de schakelcontactklemmen K1M, K2M enK5M.

3 kW

1~ 230 V

6 kW

1~ 230 V

6 kW

3N~400 V

9 kW

3N~400 V

K1M/1 K5M/13 52,9 Ω 52,9 Ω ∞ ∞K1M/3 ∞ ∞ 105,8 Ω 105,8 ΩK1M/5 ∞ ∞ 105,8 Ω 105,8 Ω

K1M/3 K1M/5 26,5 Ω 26,5 Ω 105,8 Ω 105,8 ΩK2M/1 K5M/13 ∞ 26,5 Ω ∞ ∞

K2M/3 ∞ ∞ 52,9 Ω 52,9 ΩK2M/5 ∞ ∞ 52,9 Ω 52,9 Ω

K2M/3 K2M/5 52,9 Ω 52,9 Ω 52,9 Ω 52,9 ΩK1M/5 K2M/1 ∞ ∞ ∞ ∞

Voorbeeld van de meting van de weerstand tussen K1M/1 enK5M/13:

K1M K2MK2M1 3 5 13

2 4 6 14

K5M1 3 5 13

2 4 6 14

1 3 5 13

2 4 6 14Ω

Ω

7.8.22 De back-upverwarmingskit op debedieningskast aansluiten

INFORMATIE

▪ Vereist regelkast EKCB07CAV3.

▪ Op regelkast EKCB07CAV3 aangesloten zijn.

1 Voor de thermistor, sluit 2 draden aan tussenaansluitingspunten X15M/1+2 van de back-upverwarming enaansluitingspunten X2M/5+6 van de bedieningskast.

2 Voor de thermische beveiliging, sluit 2 draden aan tussenaansluitingspunten X15M/3+4 van de back-upverwarming enaansluitingspunten X2M/11+12 van de bedieningskast.

3 Voor de verbinding met de bedieningskast, sluit 3 draden aantussen aansluitingspunten X15M/5+6+7 van de back-upverwarming en aansluitingspunten X2M/13+14+15 van debedieningskast.

7 Installatie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

53EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

X2M

X8M

X1M

X15M

A4P

F1B

14131211

65

15

1 2 3 4 5 6 7

4 Bevestig de kabel met kabelbinders op dekabelbinderbevestigingen.

INFORMATIE

▪ Voor meer bijzonderheden over de verbindingen enaansluitingen, raadpleeg het bedradingsschema.

▪ Geen een meeraderige kabel.

▪ Voor back-upverwarmingskit EKMBUHCA3V3 is hetNIET nodig een verbinding te maken tussenaansluitingspunt X15M/6 van de back-upverwarming enaansluitingspunt X2M/14 van de bedieningskast.

7.8.23 De klepkit aansluiten

INFORMATIE

Alleen van toepassing voor omkeerbare systemen(EBLQ05+07CAV3) waarin een back-upverwarming isgeplaatst.

1 Sluit de connector van een uiteinde van de connectorkabel (a)aan op X21A van de printplaat van de buitenunit A1P en laat dekabel lopen zoals op de afbeelding hieronder wordt getoond.

2 Met een ter plaatse te voorziene bedrading en deklemdraadhouder die het ander uiteinde van de connectorkabel(b) maakt, maak een verbinding met de aansluiting X8M/10 vande regelkast en verbind de aansluitingen X3M/1+2 van debuitenunit op de aansluitingen X8M/6+7 van de regelkast.

X7M

X21A

X21A

X5M X4M

X3M

12

c

a

b

a Connector – een uiteinde van de connectorkabelb Klemdraadhouder – het andere uiteinde van de

connectorkabelc Naar de regelkast

WAARSCHUWING

Zorg ervoor dat de connectorkabel van de klepkit nooit testrak gespannen staat door deze op de kabelbundel vastte maken. Zet draadbinders aan beide zijden van deklemdraadhouder. Het niet naleven van dezewaarschuwing kan een kortsluiting en brand veroorzaken.

3 Sluit de 3-wegsklep (een onderdeel van de klepkit) aan op deaansluitingen X8M/6+7+10 van de regelkast.

OPMERKING

Wanneer u meerdere draden op een zelfde aansluitingaansluit, zorg ervoor dat ze even dik zijn.

1076X8MX1MX4M

X2M

A1P

b

a LNY

a Van de buitenunitb 3‑wegsklep

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

54EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

Y Naar X8M/6N Naar X8M/7L Naar X8M/10

7.9 De installatie van de buitenunitvoltooien

7.9.1 De buitenunit sluiten1 Sluit het deksel van de schakelkast.

2 Monteer de bovenste plaat en de voorplaat.

OPMERKING

Wanneer u het deksel van de buitenunit sluit, let op dat uhet aanhaalkoppel van 4,1 N•m NIET overtreft.

7.10 De installatie van de regelkastvoltooien

7.10.1 De regelkast sluiten1 Sluit de voorplaat.

7.11 De installatie van de optiekastvoltooien

7.11.1 De optiekast sluiten1 Sluit de voorplaat.

7.12 De installatie van de back-upverwarming voltooien

7.12.1 De back-upverwarming sluiten1 Sluit het deksel van de schakelkast.

2 Sluit de voorplaat.

8 Configuratie

8.1 Overzicht: ConfiguratieDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen om het systeemna installatie ervan te configureren.

WaaromIndien u het systeem NIET correct configureert, kan het zijn dat hetNIET als verwacht werkt. De configuratie heeft invloed op devolgende zaken:

▪ De berekeningen van de software

▪ Wat u op de gebruikersinterface kunt zien en doen

HoeU kunt het systeem op twee verschillende configureren.

Manier BeschrijvingVia degebruikersinterfaceconfigureren

Eerste maal – Snelle wizard. Wanneer u degebruikersinterface (via de binnenunit) voorde eerste maal AAN-zet, start een snellewizard om u te helpen het systeem teconfigureren.

Nadien. Indien nodig kunt u later nog zakenvan de configuratie wijzigen.

Manier BeschrijvingVia de PC-configuratorconfigureren

U kunt de configuratie op de PC configurerenzonder ter plaatse te moeten zijn en deconfiguratie daarna met de PC-configuratornaar het systeem downloaden.

Zie ook: "8.1.1 De PC-kabel aansluiten op deschakelkast" op pagina 54.

INFORMATIE

Wanneer de installateurinstellingen gewijzigd worden, zalde gebruikersinterface een bevestiging vragen. Na dezebevestiging zal het scherm zich kort UITzetten en zal“Bezig” gedurende enkele seconden verschijnen.

Toegang tot de instellingen – Legende voor tabellenU hebt op twee verschillende manieren toegang tot deinstallateurinstellingen. Beide manieren geven echter GEEN toegangtot alle instellingen. Indien dit het geval is, staat N.v.t. (Niet vantoepassing) in de betreffende kolommen van de tabellen in dithoofdstuk.

Manier Kolom in tabellenInstellingen bereiken via de verwijzing in demenustructuur.

#

Instellingen bereiken via de code in deoverzichtsinstellingen.

Code

Zie ook:

▪ "De installateurinstellingen weergeven" op pagina 55

▪ "8.5  Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen"  oppagina 82

8.1.1 De PC-kabel aansluiten op de schakelkastVoorwaarde: De EKPCCAB-kit is nodig.

1 Sluit de kabel met USB-verbinding aan op uw PC.

2 Steek de stekker van de kabel in X10A op A1P van deschakelkast van de buitenunit of op X12A op A4P van deschakelkast van regelkast EKCB07CAV3.

X12A

A4P

X10A

A1PA B

A Schakelkast van de buitenunitB Schakelkast van de regelkast

3 Let hierbij goed op de stand van de stekker!

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

55EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

23

45

H JS

T

OPMERKING

Er steekt al een andere kabel in X10A. Om de PC-kabel inX10A aan te sluiten moet die andere kabel tijdelijk wordenlosgekoppeld. NIET vergeten deze achteraf terug aan tesluiten.

8.1.2 De meest gebruikte commando's bereikenDe installateurinstellingen weergeven1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.

2 Ga naar [A]: > Installateurinstellingen.

De overzichtinstellingen weergeven1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.

2 Ga naar [A.8]: > Installateurinstellingen > Overzichtinstellingen.

Het gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Gev. eindgebrkr.

2 Ga naar [6.4]: > Informatie > Gebruikertoegangsniveau.

3 Druk langer dan 4 seconden op .

Gevolg: verschijnt op de startpagina's.

4 Als u gedurende meer dan 1  uur NIET op een knop drukt ofopnieuw langer dan 4  seconden op drukt, schakelt hetinstallateurtoegangsniveau terug over naar Eindgebruiker.

Het gebruikertoegangsniveau instellen op Gevorderdeeindgebruiker1 Ga naar het hoofdmenu of naar een van zijn onderliggende

menu's: .

2 Druk langer dan 4 seconden op .

Gevolg: Het gebruikertoegangsniveau verandert in Gev. eindgebrkr.Er verschijnt bijkomende informatie en “+” is toegevoegd op demenutitel. Het gebruikertoegangsniveau zal op Gev. eindgebrkrblijven tot het anders wordt ingesteld.

Het gebruikertoegangsniveau instellen op Eindgebruiker1 Druk langer dan 4 seconden op .

Gevolg: Het gebruikertoegangsniveau verandert in Eindgebruiker.De gebruikersinterface zal naar het standaard beginschermterugkeren.

Een overzichtsinstelling wijzigenVoorbeeld: Wijzig [1‑01] van 15 naar 20.

1 Ga naar [A.8]: > Installateurinstellingen > Overzichtinstellingen.

2 Ga met de knoppen en naar het overeenstemmendscherm van het eerste deel van de instelling.

INFORMATIE

Een bijkomende 0-cijferteken is toegevoegd aan het eerstedeel van de instelling wanneer u de codes in deoverzichtsinstellingen oproept.

Voorbeeld: [1‑01]: “1” zal “01” als gevolg hebben.

0102060a0e

00 03070b0f

000004080c

00 0105090d

15

Overzicht instellingen

Bevestig Aanpassn Scroll

3 Ga met de knoppen en naar het overeenstemmendtweede deel van de instelling.

0102060a0e

00 03070b0f

000004080c

00 0105090d

15

Overzicht instellingen

Bevestig Aanpassn Scroll

Gevolg: De waarde die moet gewijzigd worden, is nu opgelicht.

4 Wijzig de waarde met de knoppen en .

0102060a0e

00 03070b0f

000004080c

00 0105090d

20

Overzicht instellingen

Bevestig Aanpassn Scroll

5 Herhaal de vorige stappen indien u andere instellingen moetwijzigen.

6 Druk op om de wijziging van de parameter te bevestigen.

7 Druk in het menu installateurinstellingen op om deinstellingen te bevestigen.

InstallateurinstellngHet systeem wordt opnieuwgestart.

Bevestig Aanpassn

Annul.OK

Gevolg: Het systeem zal opnieuw starten.

8.1.3 De systeeminstellingen kopiëren van deeerste gebruikersinterface naar de tweede

Als een tweede gebruikersinterface aangesloten is, moet deinstallateur eerst de volgende instructies uitvoeren om de 2gebruikersinterfaces goed te configureren.

Deze procedure biedt u tevens de mogelijkheid het stel talen van deeerste gebruikersinterface naar de andere te kopiëren: bijv. vanEKRUCBL2 naar EKRUCBL1.

1 Wanneer de stroom voor de eerste maal wordt aangezet,verschijnt op beide gebruikersinterfaces:

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

56EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

15:10DiU5: auto adres

Druk 4 sec. voor verder

2 Druk 4 seconden op op de gebruikersinterface waarop u desnelle wizard wenst uit te voeren. Deze gebruikersinterface isnu de hoofdgebruikersinterface.

INFORMATIE

Tijdens de snelle wizard verschijnt Bezig op de tweedegebruikersinterface en kan deze NIET gebruikt worden.

3 De snelle wizard zal u begeleiden.

4 Voor de goede werking van het systeem moeten de lokalegegevens op de twee gebruikersinterfaces dezelfde zijn. Indiendit NIET het geval is, verschijnt op beide gebruikersinterfaces:

SynchronisatieGegevensafwijk. gedetect.Selecteer een actie:

Gegevens zendenBevestig Aanpassn

5 Selecteer de nodige actie:

▪ Gegevens zenden: de gebruikersinterface waarmee u werkt,bevat de juiste gegevens en de gegevens op de anderegebruikersinterface zullen overschreven worden.

▪ Gegev ontvangen: de gebruikersinterface waarmee u werkt,bevat NIET de juiste gegevens en de gegevens op deandere gebruikersinterface zullen gebruikt worden om teoverschrijven.

6 De gebruikersinterface vraagt te bevestigen dat u verder wiltgaan.

Kopiëren startenWeet u zeker dat u dekopieerfunctie wilt starten?

Annul.OKBevestig Aanpassn

7 Bevestig de selectie op het scherm door op te drukken enalle gegevens (talen, programma's, enz.) zullen van degeselecteerde brongebruikersinterface met deze van de anderegebruikersinterface gesynchroniseerd worden.

INFORMATIE

▪ Tijdens het kopiëren kunnen GEEN van beidebedieningen gebruikt worden.

▪ Het kopiëren kan tot 90 minuten duren.

▪ Er wordt geadviseerd om de installateurinstellingen, ofde configuratie van de unit, te wijzigen op dehoofdgebruikersinterface. Anders kan het 5  minutenduren vooraleer deze wijzigingen in de menustructuurzichtbaar worden.

8 Uw systeem is nu ingesteld om met de 2 gebruikersinterfacesbediend te worden.

8.1.4 Het stel talen kopiëren van de eerstegebruikersinterface naar de tweede

Zie "8.1.3  De systeeminstellingen kopiëren van de eerstegebruikersinterface naar de tweede" op pagina 55.

8.1.5 Snelle wizard: Stel de systeemlayout in nahet voor de eerste maal onder spanningzetten

Als u het systeem voor de eerste maal onder spanning zet, zal u opde gebruikersinterface begeleid worden om de eerste instellingen tedoen:

▪ taal,

▪ datum,

▪ tijd,

▪ systeemlayout.

Door de systeemlayout te bevestigen kunt u verder gaan met deinstallatie en de inbedrijfstelling van het systeem.

1 Telkens wanneer u de spanning AANzet, zal de snelle wizardstarten zolang u de systeemlayout NIET bevestigd hebt, doorde taal in te stellen.

TaalGewenste taal selecteren

Bevestig Aanpassn

2 Stel de huidige datum en tijd in.

1 2013JanDiBevestig Aanpassn Scroll

DatumWelke datum is vandaag?

00 : 00

Hoe laat is het nu?Tijd

Bevestig Aanpassn Scroll

3 Stel de instellingen van de systeemlayout in: Standaard, Opties,Capaciteiten. Voor meer details, zie "8.2 Basisconfiguratie" oppagina 57.

A.2 1

ScrollSelecteren

SysteemlayoutStandaardOptiesCapaciteitenLayout bevestigen

4 Na het configureren, selecteer Layout bevestigen en druk op .

Layout bevestigenBevestig de systeem-layout. Het systeem wordtopnieuw gestart en is gereedvoor eerste opstartprocedure.

OK Annul.Bevestig Aanpassn

5 De gebruikersinterface herinitialiseert zich en u kunt deinstallatie voortzetten door de andere van toepassing zijndeinstellingen in te stellen en het systeem verder in bedrijf testellen.

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

57EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

Wanneer de installateurinstellingen gewijzigd worden, zal hetsysteem een bevestiging vragen. Na deze bevestiging zal hetscherm zich kort UITzetten en zal “Bezig” gedurende enkeleseconden verschijnen.

8.2 Basisconfiguratie

8.2.1 Snelle wizard: Taal / tijd en datum

# Code Beschrijving[A.1] Nvt Taal[1] Nvt Tijd en datum

8.2.2 Snelle wizard: StandaardDe instellingen voor de ruimteverwarming/-koelingHet systeem kan een ruimte verwarmen of afkoelen. De instellingenvoor de ruimteverwarming/-koeling moeten in functie van het typevan toepassing ingesteld worden.

# Code Beschrijving[A.2.1.7] [C-07] Unitbestur.methd:

▪ 0 (Besturing AWT): De unit werkt opbasis van deaanvoerwatertemperatuur, ongeachtde werkelijke kamertemperatuur en/ofde vraag om de kamer te verwarmenof af te koelen.

▪ 1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt opbasis van de externe thermostaat ofsoortgelijk (bijv.warmtepompconvector).

▪ 2 (Best. kmrthrmst): De unit werkt opbasis van de omgevingstemperatuurvan de gebruikersinterface.

# Code Beschrijving[A.2.1.8] [7-02] Het systeem kan aanvoerwater leveren

aan maximum 2 watertemperatuurzones.Het aantal waterzones moet tijdens hetconfigureren ingesteld worden.

Aantal zones AWT:

▪ 0 (1 AWT-zone) (standaard): Slechts1  aanvoerwatertemperatuurzone.Deze zone wordt de primaireaanvoerwatertemperatuurzonegenoemd.

a

▪ a: Primaire AWT-zone

vervolg >>

# Code Beschrijving[A.2.1.8] [7-02] << vervolg

▪ 1 (2 AWT-zones):2  aanvoerwatertemperatuurzones. Dezone met de laagsteaanvoerwatertemperatuur (inverwarming) wordt de primaireaanvoerwatertemperatuurzonegenoemd. De zone met de hoogsteaanvoerwatertemperatuur (inverwarming) wordt de secundaireaanvoerwatertemperatuurzonegenoemd. In praktijk bestaat deprimaireaanvoerwatertemperatuurzone uit dewarmteafgevers met grotere belastingen moet een mengstation geplaatstworden om de gewensteaanvoerwatertemperatuur te bereiken.

a

b

▪ a: Secundaire AWT-zone

▪ b: Primaire AWT-zone

# Code Beschrijving[A.2.1.9] [F-0D] Wanneer de bediening van de

ruimteverwarming/-koeling via degebruikersinterface UIT is, is de pompaltijd UIT. Wanneer de regeling van deruimteverwarming/-koeling AAN is, kuntu de gewenste pompbedrijfsmodusselecteren (alleen geldig tijdensruimteverwarming/-koeling)

Pompbedrijfsmodus:

▪ 0 (Continu): De pomp werkt continu,ongeacht of de thermo AAN of UITstaat. Opmerking: de continuewerking van de pomp vraagt meerenergie dan wanneer de pomp alleenwerkt als dit gevraagd wordt ofwanneer ze bemonstert.

ab c

db c

▪ a: Regeling ruimteverwarming/-koeling (gebruikersinterface)

▪ b: UIT

▪ c: AAN

▪ d: Werking van de pomp

vervolg >>

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

58EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

# Code Beschrijving[A.2.1.9] [F-0D] << vervolg

▪ 1 (Monster): De pomp is AAN alsverwarming of koeling gevraagd wordtwanneer de aanvoerwatertemperatuurnog niet de gewenste temperatuurbereikt heeft. Als er een thermo-UIT-staat is, werkt de pomp om de5 minuten om de watertemperatuur tecontroleren en te kijken of er eenvraag naar verwarming of koelingnodig is. Opmerking: Bemonsteren isNIET beschikbaar in de externekamerthermostaatregeling ofkamerthermostaatregeling.ab

d e f

c

gb

c

▪ a: Regeling ruimteverwarming/-koeling (gebruikersinterface)

▪ b: UIT

▪ c: AAN

▪ d: AWT-temperatuur

▪ e: Huidige

▪ f: Gewenste

▪ g: Werking van de pomp

vervolg >>

# Code Beschrijving[A.2.1.9] [F-0D] << vervolg

▪ 2 (Verzoek) (standaard): De pompwerkt op verzoek. Voorbeeld: Dooreen kamerthermostaat te gebruiken,ontstaat een thermo AAN/UIT-toestand. Als deze vraag er niet is, isde pomp UIT. Opmerking: Verzoek isNIET beschikbaar in deaanvoerwatertemperatuurregeling.a

d

e

b

b

c

b c

c

▪ a: Regeling ruimteverwarming/-koeling (gebruikersinterface)

▪ b: UIT

▪ c: AAN

▪ d: Vraag voor verwarming (doorexterne afstandsthermostaat ofkamerthermostaat)

▪ e: Werking van de pomp

# Code Beschrijving[A.2.1.B] Nvt Alleen als er 2 gebruikersinterfaces zijn

(1 in de kamer, 1 bij de binnenunit):

ba

▪ a: Aan de unit

▪ b: In kamer als kamerthermostaat

Loc. gebruik.interface:

▪ Op unit: de andere gebruikersinterfacewordt automatisch op In de kamergezet en werkt als kamerthermostaatals Best. kmrthrmst werdgeselecteerd.

▪ In de kamer (standaard): de anderegebruikersinterface wordt automatischop Op unit gezet en werkt alskamerthermostaat als Best. kmrthrmstwerd geselecteerd.

[A.2.1.C] [E-0D] Glycol aanwezig:

▪ 0 (Nee) (standaard): Er werd geenglycol in het watercircuit toegevoegd.

▪ 1 (Ja): Er werd glycol in hetwatercircuit toegevoegd om het tegenvorst te beschermen.

8.2.3 Snelle wizard: OptiesUitwendige warmtapwaterpompDit hoofdstuk geldt alleen voor systemen met een geplaatste tankvoor warm tapwater. De warmtapwatertank is als optie beschikbaar.

De volgende instellingen moeten dienovereenkomstig ingesteldworden.

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

59EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

# Code Beschrijving[A.2.2.A] [D-02] De buitenunit biedt de mogelijkheid een

ter plaatse te voorzienewarmtapwaterpomp (AAN/UIT-type) aante sluiten. We onderscheiden zijn functiein functie van de installatie en deconfiguratie op de gebruikersinterface.

Warmtapwaterpomp:

▪ 0 (Nee) (standaard): NIETgeïnstalleerd.

▪ 1 (Secund retour): Geïnstalleerd voorogenblikkelijk warm water wanneerwarm water genomen wordt. Deeindgebruiker geeft in wanneer dezewarmtapwaterpomp moet werken(wekelijks programma). Deze pompkan via de buitenunit worden bediend.

▪ 2 (Disinf. shunt): Geïnstalleerd voordesinfectie. Ze werkt wanneer dedesinfectiefunctie van de tank voorwarm tapwater werkt. Er hoeven geenverdere instellingen ingesteld teworden.

Zie tevens de afbeeldingen hieronder.

Pomp voor warm tapwater geïnstalleerd voor…Ogenblikkelijk warm water Desinfectie

c

fa

g

hb

c

h

b

a d f

e g

a Buitenunitb Tankc Pomp voor warm tapwaterd Verwarmingselemente Terugslagklepf Doucheg Koud waterh Regelkast

INFORMATIE

De correcte standaardinstelling voor warm tapwater wordtalleen van toepassing wanneer de bediening van warmtapwater is geactiveerd ([E‑05]=1).

AfstandbuitensensorZie "5  Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen"  oppagina 13.

# Code Beschrijving[A.2.2.B] [C-08] Extrn sensor (buiten):

Als een optionele externeomgevingssensor is aangesloten, moethet type van de sensor ingesteld worden.Zie "5 Richtlijnen met betrekking totmogelijke toepassingen" op pagina 13.

▪ 0 (Nee) (standaard): NIETgeïnstalleerd. De thermistor in degebruikersinterface en deze in debuitenunit worden gebruikt ommetingen uit te voeren.

▪ 1 (Buitensensor):Afstandsbuitensensor, aangesloten opde buitenunit. De buitensensor zalgebruikt worden om debuitenomgevingstemperatuur temeten. Opmerking: Voor sommigefuncties wordt nog steeds detemperatuursensor in de buitenunitgebruikt.

▪ 2 (Kamersensor): Afstandssensor,aangesloten op de optiekastEK2CB07CAV3. Detemperatuursensor in degebruikersinterface wordt NIET meergebruikt. Opmerking: Deze waardeheeft alleen een betekenis in dekamerthermostaatregeling.

INFORMATIE

U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij deafstandbuitensensor aansluiten.

Regelkast EKCB07CAV3Deze instellingen moeten alleen gewijzigd worden als de optioneleregelkast EKCB07CAV3 wordt geplaatst. Regelkast EKCB07CAV3heeft veel functies die geconfigureerd moeten worden. Zie"5  Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen"  oppagina 13.

# Code Beschrijving[A.2.2.E.1] [E‑03] Stappen backupverwarming:

▪ 0 (standaard)

▪ 1

▪ 2[A.2.2.E.2] [5-0D] Type BUH:

▪ 1 (1P,(1/1+2)): 6  kW 1~  230  V(standaard)

▪ 4 (3PN,(1/2)): 6 kW 3N~ 400 V (*9W)

▪ 5 (3PN,(1/1+2)): 9  kW 3N~  400  V(*9W)

Het systeem laat toe 2 types van back-upverwarmingkits aan tesluiten:

▪ EKMBUHCA3V3: 1~ 230 V - 3 kW back-upverwarming

▪ EKMBUHCA9W1: Geünificeerde back-upverwarming

De back-upverwarming EKMBUHCA3V3 kan alleen wordengeconfigureerd om een 3V3-back-upverwarming te zijn. Degeünificeerde back-upverwarming EKMBUHCA9W1 kan op 4verschillende manieren worden geconfigureerd:

▪ 3V3: 1~ 230 V, 1 stap van 3 kW

▪ 6V3: 1~ 230 V, 1e stap = 3 kW, 2e stap = 3+3 kW

▪ 6W1: 3N~ 400 V, 1e stap = 3 kW, 2e stap = 3+3 kW

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

60EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

▪ 9W1: 3N~ 400 V, 1e stap = 3 kW, 2e stap = 3+6 kW

Om de back-upverwarming te configureren (zowel deEKMBUHCA3V3 als de EKMBUHCA9W1), combineer deinstellingen [E‑03] en [5‑0D]:

Configuratie back-upverwarming

[E-03] [5-0D]

3V3 1 1 (1P,(1/1+2))6V3 2 1 (1P,(1/1+2))6W1 2 4 (3PN,(1/2))9W1 2 5 (3PN,(1/1+2))

# Code Beschrijving[A.2.2.E.4] [E-05] Warmtapwaterbedrijf:

Kan het systeem warm tapwaterbereiden?

▪ 0 (Nee): NIET geïnstalleerd.(Standaard)

▪ 1 (Ja): Geïnstalleerd[A.2.2.E.5] [C-05] Primair contact

In de regeling via een externekamerthermostaat moet het contacttypevan de optionele kamerthermostaat ofwarmtepompconvector voor de primaireaanvoerwatertemperatuurzone ingesteldworden. Zie "5 Richtlijnen met betrekkingtot mogelijke toepassingen" oppagina 13.

▪ 1 (Thermo AAN/UIT) (standaard): Deaangesloten externekamerthermostaat ofwarmtepompconvector stuurt de vraagnaar verwarming of koeling door viahet zelfde signaal, omdat het slechtsop 1  digitale ingang (voorbehoudenvoor de primaireaanvoerwatertemperatuurzone) op deregelkast (X2M/1) is aangesloten.Selecteer deze waarde in het gevalvan een aansluiting op dewarmtepompconvector (FWXV).

▪ 2 (Verw/koel vraag): De aangeslotenexterne kamerthermostaat stuurt eenafzonderlijke vraag naar verwarmingof koeling door en is daaromaangesloten op de 2 digitale ingangen(voorbehouden voor de primaireaanvoerwatertemperatuurzone) op deregelkast (X2M/1 en 1a). Selecteerdeze waarde in het geval van eenaansluiting met een bedrade(EKRTWA) of draadloze (EKRTR1)kamerthermostaat.

Indien er twee zones zijn (primaire +secundaire), dan is alleen Thermo AAN/UIT mogelijk.

# Code Beschrijving[A.2.2.E.6] [C-06] Sec. contact

Voor de regeling via externekamerthermostaten met2 aanvoerwatertemperatuurzones moethet type van de optionelekamerthermostaat voor de secundaireaanvoerwatertemperatuurzone ingesteldworden. Zie "5 Richtlijnen met betrekkingtot mogelijke toepassingen" oppagina 13.

▪ 1 (Thermo AAN/UIT): Zie Primaircontact. Aangesloten op de binnenunit(X2M/1a).

▪ 2: Nvt

Indien er twee zones zijn (primaire +secundaire), dan is alleen Thermo AAN/UIT mogelijk.

Optiekast EK2CB07CAV3Deze instellingen moeten alleen gewijzigd worden als optiekastEK2CB07CAV3 wordt geplaatst. Optiekast EK2CB07CAV3 heeftveel functies die geconfigureerd moeten worden. Zie "5  Richtlijnenmet betrekking tot mogelijke toepassingen" op pagina 13.

# Code Beschrijving[A.2.2.F.1] [C-02] Ext BUH bron

Geeft aan dat de ruimteverwarming ookdoor een andere warmtebron dan hetsysteem uitgevoerd wordt.

▪ 0 (Nee) (standaard): NIETgeïnstalleerd.

▪ 1 (Bivalent): Geïnstalleerd. De extraketel (gasketel, oliebrander) zalwerken wanneer debuitenomgevingstemperatuur laag is.Tijdens de bivalente werking is dewarmtepomp UIT. Stel deze waarde inwanneer een extra ketel gebruiktwordt. Zie "5  Richtlijnen metbetrekking tot mogelijketoepassingen" op pagina 13.

▪ 2: Nvt

▪ 3: Nvt[A.2.2.F.2] [C-09] Alarm-output

Geef de logica aan van de alarmuitgangop optiekast EK2CB07CAV3 tijdens eenstoring.

▪ 0 (Normaal open) (standaard): Dealarmuitgang wordt geactiveerdwanneer zich een alarm voordoet.Door deze waarde in te stellen wordteen verschil gemaakt tussen eenstoring en het detecteren van eenstroomonderbreking van de unit.

▪ 1 (Norm. gesloten): De alarmuitgangwordt NIET geactiveerd wanneer zicheen alarm voordoet. Met dezeinstallateurinstelling kan eenonderscheid worden gemaakt tussenhet detecteren van een alarm en hetdetecteren van een stroomstoring.

Zie tevens onderstaande tabel (logicavan de alarmuitgangen).

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

61EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

# Code Beschrijving[A.2.2.F.3] [D-08] Optionele externe kWh-meter 1:

▪ 0 (Nee): NIET geïnstalleerd

▪ 1: Geïnstalleerd (0,1 impuls/kWh)

▪ 2: Geïnstalleerd (1 impuls/kWh)

▪ 3: Geïnstalleerd (10 impuls/kWh)

▪ 4: Geïnstalleerd (100 impuls/kWh)

▪ 5: Geïnstalleerd (1000 impuls/kWh)[A.2.2.F.4] [D-09] Optionele externe kWh-meter 2:

▪ 0 (Nee): NIET geïnstalleerd

▪ 1: Geïnstalleerd (0,1 impuls/kWh)

▪ 2: Geïnstalleerd (1 impuls/kWh)

▪ 3: Geïnstalleerd (10 impuls/kWh)

▪ 4: Geïnstalleerd (100 impuls/kWh)

▪ 5: Geïnstalleerd (1000 impuls/kWh)

# Code Beschrijving[A.2.2.F.5] [C-08] Extrn sensor (binnen):

Als een optionele externeomgevingssensor is aangesloten, moethet type van de sensor ingesteld worden.Zie "5 Richtlijnen met betrekking totmogelijke toepassingen" op pagina 13.

▪ 0 (Nee): (standaard) NIETgeïnstalleerd. De thermistor in degebruikersinterface en deze in debuitenunit worden gebruikt ommetingen uit te voeren.

▪ 1 (Buitensensor):Afstandsbuitensensor, aangesloten opde buitenunit. De buitensensor zalgebruikt worden om debuitenomgevingstemperatuur temeten. Opmerking: Voor sommigefuncties wordt nog steeds detemperatuursensor in de buitenunitgebruikt.

▪ 2 (Kamersensor): Afstandssensor,aangesloten op de optiekastEK2CB07CAV3. Detemperatuursensor in degebruikersinterface wordt NIET meergebruikt. Opmerking: Deze waardeheeft alleen een betekenis in dekamerthermostaatregeling.

INFORMATIE

U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij deafstandbuitensensor aansluiten.

# Code Beschrijving[A.2.2.F.6] [D-04] Verbruikscontrole door DI:

▪ 0 (Nee)

▪ 1 (Ja)

8.2.4 Snelle wizard: Capaciteiten(energiemeting)

De capaciteiten van alle elektrische verwarmingen moeten voor deenergiemeting en/of de regeling van het besturing energieverbruikingesteld worden om goed te werken. Door de weerstand van elk

verwarmingstoestel te meten, kunt u de exacte capaciteit van elkverwarmingstoestel instellen en zodoende meer nauwkeurigeenergiegegevens hebben.

# Code Beschrijving[A.2.3.1] [6-02] Boosterverwarming: Geldt alleen voor

warmtapwatertanken met inwendigeboosterverwarming (EKHW). Decapaciteit van de boosterverwarming opnominale spanning. De nominale waardeis 3 kW. Standaard: 3 kW.

Gebied: 0~10 kW (in stappen van0,2 kW)

[A.2.3.2] [6-03] BUH: stap 1: De capaciteit van de eerstestap van de back-upverwarming aannominale spanning. Nominale waarde3 kW. Standaard: 3 kW.

Gebied: 0~10 kW (in stappen van0,2 kW)

[A.2.3.3] [6-04] BUH: stap 2: Geldt alleen voor een back-upverwarming met twee stappen (*9W).Het verschil in capaciteit tussen detweede en de eerste stap van de back-upverwarming op nominale spanning. Denominale waarde hangt af van deconfiguratie van de back-upverwarming.Standaard: 0 kW.

▪ 3 kW, 1N~ 230 V: 0 kW

▪ 6 kW, 1N~ 230 V: 3 kW (6 kW-3 kW)

▪ 6 kW, 3N~ 400 V: 3 kW (6 kW-3 kW)

▪ 9 kW, 3N~ 400 V: 6 kW (9 kW-3 kW)

Gebied: 0~10 kW (in stappen van0,2 kW)

8.2.5 De regeling van de ruimteverwarming/-koeling

De vereiste instellingen om de ruimteverwarming/-koeling van uwsysteem te configureren worden in dit hoofdstuk beschreven. Deweersafhankelijke installateurinstellingen bepalen de parametersvoor de weersafhankelijke werking van de unit. Wanneer deweersafhankelijke werking is geactiveerd, wordt dewatertemperatuur automatisch bepaald op basis van debuitentemperatuur. Lage buitentemperaturen zorgen voor warmerwater en omgekeerd. In de weersafhankelijke werking kan degebruiker de streeftemperatuur van het water met maximum 5°Cverhogen of verlagen.

Zie de uitgebreide handleiding voor de gebruiker en/of degebruiksaanwijzing voor meer details over deze functie.

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

62EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

Aanvoerwatertemperatuur: Primaire zone

# Code Beschrijving[A.3.1.1.1] Nvt AWT inst modus:

▪ 0 (Absoluut)De gewensteaanvoerwatertemperatuur is:

▪ NIET weersafhankelijk (watbetekent: NIET afhankelijk van debuitenomgevingstemperatuur)

▪ vast over de tijd (wat betekent:NIET gepland)

▪ 1 (Weersafh) (standaard): Degewenste aanvoerwatertemperatuuris:

▪ weersafhankelijk (wat betekent:afhankelijk van debuitenomgevingstemperatuur)

▪ vast over de tijd (wat betekent:NIET gepland)

vervolg >>

# Code Beschrijving[A.3.1.1.1] Nvt << vervolg

▪ 2 (Abs+geprog): De gewensteaanvoerwatertemperatuur is:

▪ NIET weersafhankelijk (watbetekent: NIET afhankelijk van debuitenomgevingstemperatuur)

▪ volgens een programma. Degeplande acties bestaan uitgewenste omschakelingsacties,die of voorgeprogrammeerd of opmaat zijn.

Opmerking: Deze waarde kanalleen in deaanvoerwatertemperatuurregelingingesteld worden.

▪ 3 (Weersafh+geprog): De gewensteaanvoerwatertemperatuur is:

▪ weersafhankelijk (wat betekent:afhankelijk van debuitenomgevingstemperatuur)

▪ volgens een programma. Degeplande acties bestaan uitgewensteaanvoerwatertemperaturen die ofvoorgeprogrammeerd, ofaangepast zijn.

Opmerking: Deze waarde kanalleen in deaanvoerwatertemperatuurregelingingesteld worden.

# Code Beschrijving[7.7.1.1] [1-00]

[1-01]

[1-02]

[1-03]

Weersafhank verwarm instellen:

[1-03]

[1-02]

Ta

Tt

[1-00] [1-01]

▪ Tt: Streeftemperatuur aanvoerwater(primair)

▪ Ta: Buitentemperatuur

vervolg >>

# Code Beschrijving[7.7.1.1] [1-00]

[1-01]

[1-02]

[1-03]

<< vervolg

▪ [1-00]: Lagebuitenomgevingstemperatuur. –40°C~+5°C (standaard: –10°C)

▪ [1-01]: Hogebuitenomgevingstemperatuur.10°C~25°C (standaard: 15°C)

▪ [1-02]: Gewensteaanvoerwatertemperatuur als debuitentemperatuur gelijk is aan delage omgevingstemperatuur oferonder valt. [9‑01]°C~[9‑00]°C(standaard: 45°C).Opmerking: Deze waarde moethoger zijn dan [1-03], omdat bij lagebuitentemperaturen warmer waternodig is.

▪ [1-03]: Gewensteaanvoerwatertemperatuur als debuitentemperatuur gelijk is aan delage omgevingstemperatuur oferover komt. [9‑01]°C~min(45,[9‑00])°C (standaard: 35°C).Opmerking: Deze waarde moetlager zijn dan [1-02], omdat bij hogebuitentemperaturen minder warmwater nodig is.

# Code Beschrijving[7.7.1.2] [1-06]

[1-07]

[1‑08]

[1-09]

Weersafhank koelen instellen:

[1-09]

[1-08]

Ta

Tt

[1-06] [1-07]

▪ Tt: Streeftemperatuur aanvoerwater(primair)

▪ Ta: Buitentemperatuur

vervolg >>

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

63EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

# Code Beschrijving[7.7.1.2] [1-06]

[1-07]

[1‑08]

[1-09]

<< vervolg

▪ [1-06]: Lagebuitenomgevingstemperatuur.10°C~25°C (standaard: 20°C)

▪ [1-07]: Hogebuitenomgevingstemperatuur.25°C~43°C (standaard: 35°C)

▪ [1-08]: Gewensteaanvoerwatertemperatuur als debuitentemperatuur gelijk is aan delage omgevingstemperatuur oferonder valt.Tussen de minimum en de maximumaanvoerwatertemperatuur[9‑03]°C~[9‑02]°C (standaard: 22°C).Opmerking: Deze waarde moethoger zijn dan [1-09], omdat bij lagebuitentemperaturen minder koudwater voldoende is.

▪ [1-09]: Gewensteaanvoerwatertemperatuur als debuitentemperatuur gelijk is aan delage omgevingstemperatuur oferover komt.Tussen de minimum en de maximumaanvoerwatertemperatuur[9‑03]°C~[9‑02]°C (standaard: 18°C).Opmerking: Deze waarde moetlager zijn dan [1-08], omdat bij hogebuitentemperaturen kouder waternodig is.

De aanvoerwatertemperatuur: Secundaire zoneAlleen van toepassing als er 2 aanvoerwatertemperatuurzones zijn.

# Code Beschrijving[A.3.1.2.1] Nvt AWT inst modus:

▪ Absoluut: De gewensteaanvoerwatertemperatuur is:

▪ NIET weersafhankelijk (watbetekent: NIET afhankelijk van debuitenomgevingstemperatuur)

▪ vast over de tijd (wat betekent:NIET gepland)

▪ Weersafh (standaard): De gewensteaanvoerwatertemperatuur is:

▪ weersafhankelijk (wat betekent:afhankelijk van debuitenomgevingstemperatuur)

▪ vast over de tijd (wat betekent:NIET gepland)

▪ Abs+geprog: De gewensteaanvoerwatertemperatuur is:

▪ NIET weersafhankelijk (watbetekent: NIET afhankelijk van debuitenomgevingstemperatuur)

▪ volgens een programma. Degeplande acties zijn AAN of UIT.

Opmerking: Deze waarde kanalleen in deaanvoerwatertemperatuurregelingingesteld worden.

▪ Weersafh+geprog: De gewensteaanvoerwatertemperatuur is:

▪ weersafhankelijk (wat betekent:afhankelijk van debuitenomgevingstemperatuur)

▪ volgens een programma. Degeplande acties zijn AAN of UIT.

Opmerking: Deze waarde kanalleen in deaanvoerwatertemperatuurregelingingesteld worden.

# Code Beschrijving[7.7.2.1] [0-00]

[0-01]

[0-02]

[0-03]

Weersafhank verwarm instellen:

[0-00]

[0-01]

Ta

Tt

[0-03] [0-02]

▪ Tt: Streeftemperatuur aanvoerwater(secundair)

▪ Ta: Buitentemperatuur

vervolg >>

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

64EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

# Code Beschrijving[7.7.2.1] [0-00]

[0-01]

[0-02]

[0-03]

<< vervolg

▪ [0-03]: Lagebuitenomgevingstemperatuur. –40°C~+5°C (standaard: –10°C)

▪ [0-02]: Hogebuitenomgevingstemperatuur.10°C~25°C (standaard: 15°C)

▪ [0-01]: Gewensteaanvoerwatertemperatuur als debuitentemperatuur gelijk is aan delage omgevingstemperatuur oferonder valt. [9‑05]°C~[9‑06]°C(standaard: 45°C).Opmerking: Deze waarde moethoger zijn dan [0-00], omdat bij lagebuitentemperaturen warmer waternodig is.

▪ [0-00]: Gewensteaanvoerwatertemperatuur als debuitentemperatuur gelijk is aan delage omgevingstemperatuur oferover komt. [9‑05]°C~min(45,[9‑06])°C (standaard: 35°C).Opmerking: Deze waarde moetlager zijn dan [0-01], omdat bij hogebuitentemperaturen minder warmwater nodig is.

# Code Beschrijving[7.7.2.2] [0-04]

[0-05]

[0-06]

[0-07]

Weersafhank koelen instellen:

[0-04]

[0-05]

Ta

Tt

[0-07] [0-06]

▪ Tt: Streeftemperatuur aanvoerwater(secundair)

▪ Ta: Buitentemperatuur

vervolg >>

# Code Beschrijving[7.7.2.2] [0-04]

[0-05]

[0-06]

[0-07]

<< vervolg

▪ [0-07]: Lagebuitenomgevingstemperatuur.10°C~25°C (standaard: 20°C)

▪ [0-06]: Hogebuitenomgevingstemperatuur.25°C~43°C (standaard: 35°C)

▪ [0-05]: Gewensteaanvoerwatertemperatuur als debuitentemperatuur gelijk is aan delage omgevingstemperatuur oferonder valt.Tussen de minimum en de maximumaanvoerwatertemperatuur[9‑07]°C~[9‑08]°C (standaard: 12°C).Opmerking: Deze waarde moethoger zijn dan [0-04], omdat bij lagebuitentemperaturen minder koudwater voldoende is.

▪ [0-04]: Gewensteaanvoerwatertemperatuur als debuitentemperatuur gelijk is aan delage omgevingstemperatuur oferover komt.Tussen de minimum en de maximumaanvoerwatertemperatuur[9‑07]°C~[9‑08]°C (standaard: 8°C).Opmerking: Deze waarde moetlager zijn dan [0-05], omdat bij hogebuitentemperaturen kouder waternodig is.

Aanvoerwatertemperatuur: Delta T bronHet temperatuurverschil voor het retourwater en het aanvoerwater.De unit is ontworpen om vloerverwarming te ondersteunen. Deaanbevolen aanvoerwatertemperatuur (ingesteld via degebruikersinterface) voor vloerverwarmingslussen bedraagt 35°C. Indat geval wordt de unit aangestuurd om een temperatuurverschil van5°C te bekomen, wat betekent dat de temperatuur van hetretourwater naar de unit ongeveer 30°C bedraagt. Afhankelijk vande geplaatste toepassing (radiatoren, warmtepompconvectoren,vloerverwarmingslussen) of de situatie kan het temperatuurverschiltussen het retourwater en het aanvoerwater gewijzigd worden. Merkop dat de pomp haar debiet zal regelen om de Δt constant tebehouden.

# Code Beschrijving[A.3.1.3.1] [9-09] Verwarming: vereist

temperatuurverschil tussen retour- enaanvoerwater.

Als er een minimaaltemperatuurverschil moet zijn voor degoede werking van de warmteafgeversin de stand Verwarming.

Gebied: 3°C~10°C (in stappen van 1°C;standaardwaarde: 5°C).

[A.3.1.3.2] [9-0A] Koeling: vereist temperatuurverschiltussen retour- en aanvoerwater.

Als er een minimaaltemperatuurverschil moet zijn voor degoede werking van de warmteafgeversin de stand Koeling.

Gebied: 3°C~10°C (in stappen van 1°C;standaardwaarde: 5°C).

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

65EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

De aanvoerwatertemperatuur: ModulatieAlleen van toepassing in het geval van een regeling viakamerthermostaat. Wanneer de kamerthermostaatfunctie gebruiktwordt, moet de gebruiker de gewenste kamertemperatuur instellen.De unit zal warm water aan de warmteafgevers leveren en de kamerzal verwarmd worden. Daarbij moet ook de gewensteaanvoerwatertemperatuur geconfigureerd worden: wanneer deaanpassing aangezet wordt, zal de unit de gewensteaanvoerwatertemperatuur automatisch berekenen (op basis vanvoorgeprogrammeerde temperaturen, als weersafhankelijk werdgeselecteerd, zal de aanpassing gebeuren op basis van degewenste weersafhankelijke temperaturen); wanneer de aanpassinguitgezet wordt, kunt u de gewenste aanvoerwatertemperatuur op degebruikersinterface instellen. Bovendien wordt, met ingeschakeldeaanpassing, de gewenste aanvoerwatertemperatuur verlaagd ofverhoogd in functie van de gewenste kamertemperatuur en hetverschil tussen de werkelijke en de gewenste kamertemperatuur. Ditresulteert in volgende zaken:

▪ stabiele kamertemperaturen die exact overeenkomen met degewenste temperatuur (hoger niveau van comfort)

▪ minder AAN/UIT-cycli (stiller, groter comfort en grotereeffectiviteit)

▪ zo laag mogelijke watertemperaturen om met de gewenstetemperatuur overeen te stemmen (grotere effectiviteit)

# Code Beschrijving[A.3.1.1.5] [8-05] Aangepaste AWT:

▪ 0 (Nee): uitgeschakeld.Opmerking: De gewensteaanvoerwatertemperatuur moet opde gebruikersinterface ingesteldworden.

▪ 1 (Ja) (standaard): ingeschakeld. Deaanvoerwatertemperatuur wordtberekend op basis van het verschiltussen de gewenstekamertemperatuur en de werkelijkekamertemperatuur. Dit zorgt vooreen betere overeenkomst tussen decapaciteit van de warmtepomp en dewerkelijk benodigde capaciteit,waardoor er minder dikwijls moetworden gestart en gestopt en hetsysteem aldus zuiniger werkt.Opmerking: De gewensteaanvoerwatertemperatuur kan alleenop de gebruikersinterface gelezenworden

Nvt [8-06] Maximummodulatie van deaanvoerwatertemperatuur:

0°C~10°C (standaard: 3°C)

Heeft modulatie nodig om te kunnenworden ingeschakeld.

Dit is de waarde waarbij de gewensteaanvoerwatertemperatuur wordtverhoogd of verlaagd.

INFORMATIE

Wanneer modulatie van de aanvoerwatertemperatuur isingeschakeld, moet de weersafhankelijke curve hogerworden ingesteld dan [8-06] plus het instelpunt van deminimum aanvoerwatertemperatuur nodig om een stabieletoestand voor het comfortinstelpunt voor de kamer tebekomen. Voor meer efficiëntie kan modulatie hetinstelpunt van de aanvoerwatertemperatuur verlagen. Doorde weersafhankelijke curve hoger te plaatsen kan dezeverlaging niet onder het minimuminstelpunt vallen. Zieonderstaande afbeelding.

a

+[8-06]

−[8-06]

b

Ta

Tt

a Weersafhankelijke curveb Instelpunt minimum aanvoerwatertemperatuur vereist om

een stabiele toestand te bekomen voor hetcomfortinstelpunt voor de kamer.

Aanvoerwatertemperatuur: AfgiftesysteemAlleen van toepassing in het geval van een regeling viakamerthermostaat. Afhankelijk van het systeemwatervolume en hettype van warmteafgiftesystemen kan het langer duren om een ruimtete verwarmen of af te koelen. Deze instelling kan een langzaam ofeen snel verwarmings-/koelsysteem compenseren tijdens deverwarm/afkoelcyclus.

Opmerking: De instelling van het afgiftesysteem zal invloed hebbenop de maximummodulatie van de gewensteaanvoerwatertemperatuur en de mogelijkheid om op basis van debinnenomgevingstemperatuur automatische tussen koeling/verwarming om te schakelen.

Het is daarom belangrijk deze waarde correct in te stellen.

# Code Beschrijving[A.3.1.1.7] [9-0B] Afgiftesysteem:

Reactietijd van het systeem:

▪ Snel Voorbeeld: Klein watervolumeen kleine ventilatorconvectoren.

▪ Langzaam Voorbeeld: Grootwatervolume, grotevloerverwarminglussen.

8.2.6 Het warm tapwater regelenAlleen van toepassing wanneer een optionele tank voor warmtapwater geplaatst werd.

De gewenste tanktemperatuur configurerenHet warm tapwater kan op 3 verschillende manieren bereid worden.Deze manieren verschillen onderling door de manier waarop degewenste tanktemperatuur ingesteld wordt en hoe de unit hieropreageert.

# Code Beschrijving[A.4.1] [6-0D] Warm tapwater Instelpuntstand:

▪ 0 (Uitsl warmhoudn): Enkelwarmhouden is toegestaan.

▪ 1 (Warmh + gprog): Dewarmtapwatertank wordt opgewarmdvolgens een programma en tussen degeplande opwarmcycli, hetwarmhouden is toegestaan.

▪ 2 (Uitsl geprog): De tank voor warmtapwater kan ALLEEN volgens eenprogramma opgewarmd worden.

Zie "8.3.2 Het warm tapwater regelen: geavanceerd" op pagina 71voor meer informatie.

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

66EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

INFORMATIE

De kans bestaat dat er te weinig ruimteverwarmings-/koelcapaciteit is en er dus comfortproblemen voorkomen(wanneer regelmatig warm tapwater bereid wordt ofregelmatig langdurige ruimteverwarming/-koelingonderbrekingen zich voordoen) bij het selecterenvan [6‑0D]=0 ([A.4.1] Warm tapwater Instelpuntstand=Uitslwarmhoudn) voor een warmtapwatertank zonderinwendige boosterverwarming.

Instelpunt voor de maximumwarmtapwatertemperatuurDe maximumtemperatuur die gebruikers kunnen selecteren voor hetwarm tapwater. U kunt deze instelling gebruiken om detemperaturen uit de warmwaterkranen te beperken.

INFORMATIE

Tijdens de desinfectie van de warmtapwatertank kan dewarmtapwatertemperatuur  deze maximumtemperatuurovertreffen.

INFORMATIE

Beperk de maximumtemperatuur van het warm watervolgens de geldende wetgeving.

# Code Beschrijving[A.4.5] [6-0E] Maximaal instelpunt

De maximumtemperatuur die gebruikerskunnen selecteren voor het warmtapwater. U kunt deze instellinggebruiken om de temperatuur uit dewarmwaterkranen te beperken.

Gebied: 40°C~80°C (in stappen van 1°C;standaardwaarde: 60°C).

De maximumtemperatuur wordt NIETtoegepast tijdens de desinfectiefunctie.Zie desinfectiefunctie.

8.2.7 Contact/helpdesknummer

# Code Beschrijving[6.3.2] Nvt Nummer waarnaar gebruikers kunnen

bellen wanneer problemen zichvoordoen.

8.3 De geavanceerde configuratie/optimalisatie

8.3.1 De ruimteverwarming/koeling:geavanceerd

De voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperatuurU kunt voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperaturen bepalen:

▪ economisch (de gehanteerde gewenste aanvoerwatertemperatuurzorgt ervoor dat het energieverbruik het laagst is)

▪ comfort (de gehanteerde gewenste aanvoerwatertemperatuurzorgt ervoor dat het energieverbruik het hoogst is).

Voorgeprogrammeerde waarden zorgen ervoor dat de zelfde waardegemakkelijk in het programma gebruikt kan worden of dat degewenste aanvoerwatertemperatuur gemakkelijk aan dekamertemperatuur aangepast kan worden (zie modulatie). Indien ulater de waarde wilt wijzigen, hoeft u dit maar op ÉÉN plaats tedoen. Bepaal de gewenste omschakelwaarden of de absolutegewenste aanvoerwatertemperatuur naargelang de gewensteaanvoerwatertemperatuur al dan NIET weersafhankelijk is.

OPMERKING

De voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperaturenkunnen ALLEEN voor de primaire zone gebruikt worden,omdat het programma voor de secundaire zone uit AAN/UIT-acties bestaat.

OPMERKING

Selecteer voorgeprogrammeerdeaanvoerwatertemperaturen die overeenstemmen met dekenmerken van de geselecteerde warmteafgevers om hetevenwicht tussen de gewenste kamertemperatuur enaanvoerwatertemperatuur te bewaren.

# Code BeschrijvingVoorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperatuur voor de primaireaanvoerwatertemperatuurzone wanneer NIET weersafhankelijk[7.4.2.1] [8-09] Comfort (verwarming)

[9‑01]°C~[9‑00]°C (standaard: 45°C)[7.4.2.2] [8-0A] Eco (verwarming)

[9‑01]°C~[9‑00]°C (standaard: 40°C)[7.4.2.3] [8-07] Comfort (koeling)

[9‑03]°C~[9‑02]°C (standaard: 18°C)[7.4.2.4] [8-08] Eco (koeling)

[9‑03]°C~[9‑02]°C (standaard: 20°C)Voorgeprogrammeerde aanvoerwatertemperatuur(omschakelwaarde) voor de primaireaanvoerwatertemperatuurzone wanneer weersafhankelijk[7.4.2.5] Nvt Comfort (verwarming)

–10°C~+10°C (standaard: 0°C)[7.4.2.6] Nvt Eco (verwarming)

–10°C~+10°C (standaard: –2°C)[7.4.2.7] Nvt Comfort (koeling)

–10°C~+10°C (standaard: 0°C)[7.4.2.8] Nvt Eco (koeling)

–10°C~+10°C (standaard: 2°C)

De temperatuurbereiken (aanvoerwatertemperaturen)Deze instelling dient om te voorkomen dat een verkeerdeaanvoerwatertemperatuur (nl. te warm of te koud) geselecteerd zouworden. Daarom kunnen de beschikbare bereiken voor de gewensteverwarmingstemperaturen en gewenste koeltemperaturengeconfigureerd worden.

OPMERKING

Voor de vloerverwarming is het belangrijk de volgendetemperaturen te beperken:

▪ de maximumaanvoerwatertemperatuur tijdensverwarming volgens de specificaties van devloerverwarmingsinstallatie.

▪ de minimumaanvoerwatertemperatuur tijdens koelingtot 18~20°C om geen condensatie op de vloer tehebben.

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

67EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

OPMERKING

▪ Wanneer de bereiken voor deaanvoerwatertemperaturen aangepast worden, moetenook alle gewenste aanvoerwatertemperaturenaangepast worden, zodat ze binnen de grenswaardenblijven.

▪ Zorg steeds voor een evenwicht tussen de gewensteaanvoerwatertemperatuur met de gewenstekamertemperatuur en/of de capaciteit (in functie van dekenmerken van de geselecteerde warmteafgevers). Degewenste aanvoerwatertemperatuur is het resultaatvan verschillende instellingen (voorgeprogrammeerdewaarden, omschakelwaarden, weersafhankelijkecurven, aanpassing). Bijgevolg kunnen te hoge of telage aanvoerwatertemperaturen overtemperaturen ofgebrek aan capaciteit veroorzaken. Door het bereik vande aanvoerwatertemperaturen te beperken totgeschikte waarden (afhankelijk van de warmteafgever)kunnen dergelijke situaties vermeden worden.

Voorbeeld: Stel de minimumaanvoerwatertemperatuur in op 28°Com te vermijden dat de kamer NIET opgewarmd kan worden:aanvoerwatertemperaturen MOETEN voldoende hoger zijn dan dekamertemperaturen (in verwarming).

# Code BeschrijvingHet bereik van de aanvoerwatertemperaturen van de primaireaanvoerwatertemperatuurzone (= deaanvoerwatertemperatuurzone met de laagsteaanvoerwatertemperatuur voor verwarming en de hoogsteaanvoerwatertemperatuur voor koeling)[A.3.1.1.2.2] [9-00] Maximumtemp (verwarm)

37°C~55°C (standaard: 55°C)[A.3.1.1.2.1] [9-01] Minimumtemp (verwarm)

15°C~37°C (standaard: 25°C)[A.3.1.1.2.4] [9-02] Maximumtemp (koelen)

18°C~22°C (standaard: 22°C)[A.3.1.1.2.3] [9-03] Minimumtemp (koelen)

5°C~18°C (standaard: 5°C)Het bereik van de aanvoerwatertemperaturen van de secundaireaanvoerwatertemperatuurzone (= deaanvoerwatertemperatuurzone met de hoogsteaanvoerwatertemperatuur voor verwarming en de laagsteaanvoerwatertemperatuur voor koeling)[A.3.1.2.2.2] [9-06] Maximumtemp (verwarm)

37°C~55°C (standaard: 55°C)[A.3.1.2.2.1] [9-05] Minimumtemp (verwarm)

15°C~37°C (standaard: 25°C)[A.3.1.2.2.4] [9-08] Maximumtemp (koelen)

18°C~22°C (standaard: 22°C)[A.3.1.2.2.3] [9-07] Minimumtemp (koelen)

5°C~18°C (standaard: 5°C)

De temperatuuroverregeling voor de aanvoerwatertemperatuurDeze functie bepaalt hoeveel de watertemperatuur boven degewenste aanvoerwatertemperatuur mag stijgen vooraleer decompressor stopt. De compressor zal opnieuw starten wanneer de

aanvoerwatertemperatuur tot onder de gewensteaanvoerwatertemperatuur zakt. Deze functie is ALLEEN vantoepassing in de verwarmingsstand.

# Code BeschrijvingNvt [9-04] 1°C~4°C (standaard: 1°C)

De aanvoerwatertemperatuur rond 0°C compenserenWanneer de buitentemperatuur ongeveer 0°C bedraagt, wordtplaatselijk de gewenste aanvoerwatertemperatuur hoger tijdens hetverwarmen. Deze compensatie kan geselecteerd worden wanneereen absolute of weersafhankelijke gewenste temperatuur gebruiktwordt (zie de afbeelding hieronder). Gebruik deze instelling ommogelijke warmteverliezen van het gebouw door de verdamping vangesmolten ijs of sneeuw (bijv. in landen of streken waar het koudkan zijn) te compenseren.

Tt

TA

R

L

0°C

Tt

TA

R

L

0°C

a ba Absoluut gewenste aanvoerwatertemperatuurb Weersafhankelijke gewenste aanvoerwatertemperatuur

# Code BeschrijvingNvt [D-03] ▪ 0 (uitgeschakeld)

▪ 1 (geactiveerd) L=2°C,R=4°C (−2°C<TA<2°C)

▪ 2 (geactiveerd) L=4°C,R=4°C (−2°C<TA<2°C) (standaard)

▪ 3 (geactiveerd) L=2°C,R=8°C (−4°C<TA<4°C)

▪ 4 (geactiveerd) L=4°C,R=8°C (−4°C<TA<4°C)

Maximummodulatie van de aanvoerwatertemperatuurALLEEN van toepassing in kamerthermostaatregeling en wanneermodulatie is ingeschakeld. De maximummodulatie (= afwijking) vanbijv. 3°C voor de gewenste aanvoerwatertemperatuur bepaald opbasis van het verschil tussen de werkelijke kamertemperatuur en degewenste kamertemperatuur betekent dat de gewensteaanvoerwatertemperatuur met 3°C verhoogd of verlaagd kanworden. Deze modulatie vergroten zorgt voor betere prestaties(minder AAN/UIT, sneller verwarmen), maar er MOET ALTIJD,afhankelijk van de warmteafgever, een evenwicht zijn (raadpleeg dekenmerken van de geselecteerde warmteafgevers) tussen degewenste aanvoerwatertemperatuur en de gewenstekamertemperatuur.

# Code BeschrijvingNvt [8-06] 0°C~10°C (standaard: 3°C)

De weersafhankelijke koeling beperkenALLEEN van toepassing voor EBLQ05+07CAV3. Deweersafhankelijke koeling kan uitgeschakeld worden, wat betekentdat de gewenste aanvoerwatertemperatuur tijdens koeling NIET vande buitenomgevingstemperatuur afhangt, ongeacht ofweersafhankelijk al dan NIET geselecteerd werd. Dit kan zowel voorde primaire aanvoerwatertemperatuurzone als voor de secundaireaanvoerwatertemperatuurzone afzonderlijk ingesteld worden.

# Code BeschrijvingNvt [1-04] De weersafhankelijke koeling van de

primaire aanvoerwatertemperatuurzoneis…

▪ 0 (uitgeschakeld)

▪ 1 (ingeschakeld) (standaard)

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

68EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

# Code BeschrijvingNvt [1-05] De weersafhankelijke koeling van de

secundaireaanvoerwatertemperatuurzone is…

▪ 0 (uitgeschakeld)

▪ 1 (ingeschakeld) (standaard)

De temperatuurbereiken (kamertemperatuur)ALLEEN van toepassing in kamerthermostaatregeling. Om energiete besparen door te beletten dat de kamer teveel verwarmd ofafgekoeld wordt, kunt u het bereik van de kamertemperatuurbeperken zowel tijdens de verwarming als tijdens de koeling van dekamer.

OPMERKING

Wanneer de bereiken voor de kamertemperaturenaangepast worden, moeten ook alle gewenstekamertemperaturen aangepast worden, zodat ze binnende grenswaarden blijven.

# Code BeschrijvingKamertemp.bereik[A.3.2.1.2] [3-06] Maximumtemp (verwarm)

18°C~30°C (standaard: 30°C)[A.3.2.1.1] [3-07] Minimumtemp (verwarm)

12°C~18°C (standaard: 16°C)[A.3.2.1.4] [3-08] Maximumtemp (koelen)

25°C~35°C (standaard: 35°C)[A.3.2.1.3] [3-09] Minimumtemp (koelen)

15°C~25°C (standaard: 15°C)

De kamertemperatuurstapALLEEN van toepassing in kamerthermostaatregeling en als detemperatuur in °C wordt weergegeven.

# Code Beschrijving[A.3.2.4] Nvt Kamertemp. stap

▪ 1°C (standaard). De gewenstekamertemperatuur op degebruikersinterface kan in stappen van1°C ingesteld worden.

▪ 0,5°C. De gewenstekamertemperatuur op degebruikersinterface kan in stappen van0,5°C ingesteld worden. De werkelijkekamertemperatuur wordt met eennauwkeurigheid van 0,1°Cweergegeven.

De kamertemperatuurhysteresisALLEEN van toepassing in het geval van een regeling viakamerthermostaat. De hysteresisband rond de gewenstekamertemperatuur is instelbaar. Er wordt geadviseerd om dekamertemperatuurhysteresis NIET te wijzigen, aangezien deze isingesteld voor optimaal gebruik van het systeem.

[9-0C]

a

bc

da Kamertemperatuurb Werkelijke kamertemperatuurc Gewenste kamertemperatuurd Tijd

# Code BeschrijvingNvt [9-0C] 1°C~6°C (standaard: 1°C)

De kamertemperatuurafwijkingALLEEN van toepassing in het geval van een regeling viakamerthermostaat. U kunt de (externe) kamertemperatuursensorijken. U kunt een afwijking instellen op de waarde van dekamerthermistor gemeten door de gebruikersinterface of door eenexterne kamersensor. De instellingen kunnen gebruikt worden omsituaties te compenseren waarin de gebruikersinterface of externekamersensor NIET op de ideale plaats geplaatst kan worden (zie deinstallatiehandleiding en/of de uitgebreide handleiding voor deinstallateur).

# Code BeschrijvingKamertemp.afwijking: Afwijking op de werkelijke kamertemperatuurgemeten op de sensor van de gebruikersinterface.[A.3.2.2] [2-0A] –5°C~5°C, stap 0,5°C (standaard: 0°C)Afwijk. ext. kamersensor: ALLEEN van toepassing als de optie metexterne kamersensor geplaatst en geconfigureerd werd (zie [C-08])[A.3.2.3] [2-09] –5°C~5°C, stap 0,5°C (standaard: 0°C)

Vorstbescherming kamerVorstbescherming kamer zorgt ervoor dat het nooit te koud wordt inde kamer. Deze instelling gedraagt zich verschillend afhankelijk vande ingestelde manier om de unit te regelen ([C‑07]). Voer acties uitvolgens onderstaande tabel:

Manier om de unit te regelen([C‑07])

Vorstbescherming kamer

Regeling via kamerthermostaat([C‑07]=2)

Sta de kamerthermostaat toe tezorgen voor Vorstbeschermingkamer:

▪ Zet [2‑06] op “1”

▪ Stel de vorstbeschermendekamertemperatuur in ([2‑05]).

Regeling via externekamerthermostaat ([C‑07]=1)

Sta de externe kamerthermostaattoe te zorgen voorVorstbescherming kamer:

▪ Draai de startpagina van deaanvoerwatertemperatuurAAN.

▪ Zet automatische noodstop([A.5.1.2]) op “1”.

Regeling via deaanvoerwatertemperatuur([C‑07]=0)

Vorstbescherming kamer is NIETgegarandeerd.

OPMERKING

Indien het systeem GEEN back-upverwarming bevat,wijzig dan NIET de standaard vorstbeschermendekamertemperatuur.

INFORMATIE

Indien er zich een U4-storing voordoet, isvorstbescherming kamer NIET gegarandeerd.

Raadpleeg onderstaande paragrafen voor gedetailleerde informatieover Vorstbescherming kamer tegenover de van toepassing zijndemanier waarop de unit wordt geregeld.

[C‑07]=2: regeling via kamerthermostaat

Wanneer de regeling via de kamerthermostaat gebeurt, wordtvorstbescherming kamer gegarandeerd, zelfs wanneer destartpagina van de kamertemperatuur op de gebruikersinterface UITis. Wanneer Vorstbescherming kamer ([2‑06]) ingeschakeld is en de

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

69EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

kamertemperatuur onder de vorstbeschermende kamertemperatuur([2‑05]) valt, zal de unit aanvoerwater naar de warmteafgeversleiden om de kamer opnieuw op te warmen.

# Code BeschrijvingNvt [2-06] Vorstbescherming kamer

▪ 0: uitgeschakeld

▪ 1 geactiveerd (standaard)Nvt [2-05] Vorstbeschermende kamertemperatuur

4°C~16°C (standaard: 16°C)

INFORMATIE

Indien er zich een U5-storing voordoet:

▪ wanneer 1 gebruikersinterface aangesloten is, wordtvorstbescherming kamer NIET gegarandeerd,

▪ wanneer 2 gebruikersinterfaces aangesloten zijn en detweede gebruikersinterface, die gebruikt wordt om dekamertemperatuur te regelen, losgekoppeld is (dooreen foute bedrading of een beschadigde kabel), wordtde vorstbescherming kamer NIET gegarandeerd.

OPMERKING

Als Noodgeval op Handm ([A.5.1.2]=0) is ingesteld en deunit wordt getriggerd om het noodbedrijf te starten, zal degebruikersinterface eerst hiervoor een bevestiging vragenvooraleer te starten. Zelfs wanneer de gebruiker hetnoodbedrijf NIET bevestigt, blijft vorstbescherming kameringeschakeld.

[C‑07]=1: regeling via externe kamerthermostaat

Wanneer de regeling via een externe kamerthermostaat gebeurt,wordt Vorstbescherming kamer gegarandeerd door de externekamerthermostaat, op voorwaarde dat de startpagina van deaanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface AAN is en deinstelling van de automatische noodstop ([A.5.1.2]) op “1” staat.

Bovendien is een beperkte vorstbescherming door de unit mogelijk:

Indien… …dan geldt het volgende:Eénaanvoerwatertemperatuurzone

▪ Wanneer de startpagina vande aanvoerwatertemperatuurUIT is en debuitenomgevingstemperatuuronder 4°C valt, zal de unitaanvoerwater naar dewarmteafgevers sturen om dekamer opnieuw op te warmenen het instelpunt van deaanvoerwatertemperatuur zal5°C lager worden gezet.

▪ Wanneer de startpagina vande aanvoerwatertemperatuurAAN is, de externekamerthermostaat “ThermoUIT” is en debuitenomgevingstemperatuuronder 4°C valt, zal de unitaanvoerwater naar dewarmteafgevers sturen om dekamer opnieuw op te warmenen het instelpunt van deaanvoerwatertemperatuur zal5°C lager worden gezet.

▪ Wanneer de startpagina vande aanvoerwatertemperatuurAAN is en de externekamerthermostaat “ThermoAAN” is, wordtVorstbescherming kamergegarandeerd door denormale logica.

Tweeaanvoerwatertemperatuurzones

▪ Wanneer de startpagina vande aanvoerwatertemperatuurUIT is en debuitenomgevingstemperatuuronder 4°C valt, zal de unitaanvoerwater naar dewarmteafgevers sturen om dekamer opnieuw op te warmenen het instelpunt van deaanvoerwatertemperatuur zal5°C lager worden gezet.

▪ Wanneer de startpagina vande aanvoerwatertemperatuurAAN is, de bedrijfsmodus“verwarming” is en debuitenomgevingstemperatuuronder 4°C valt, zal de unitaanvoerwater naar dewarmteafgevers sturen om dekamer opnieuw op te warmenen het instelpunt van deaanvoerwatertemperatuur zal5°C lager worden gezet.

▪ Het selecteren van “koeling” of“verwarming” gebeurt via degebruikersinterface. Wanneerde startpagina van deaanvoerwatertemperatuurAAN is en de bedrijfsmodus is“koeling”, dan is er geenbescherming.

OPMERKING

Om toch een (beperkte) vorstbescherming te hebben,MOET de automatische noodstop op Automatisch wordeningesteld ([A.5.1.2]=1).

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

70EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

[C‑07]=0: regeling via de aanvoerwatertemperatuur

Indien de regeling via de aanvoerwatertemperatuur gebeurt, wordtVorstbescherming kamer NIET gegarandeerd. Bovendien, als [2‑06]op “1” staat, is een beperkte vorstbescherming door de unit mogelijk:

▪ Wanneer de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur UIT isen de buitenomgevingstemperatuur onder 4°C valt, zal de unitaanvoerwater naar de warmteafgevers sturen om de kameropnieuw op te warmen en het instelpunt van deaanvoerwatertemperatuur zal 5°C lager worden gezet.

▪ Wanneer de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur AAN isen de bedrijfsmodus “verwarming” is, zal de unit aanvoerwaternaar de warmteafgevers sturen om de kamer opnieuw op tewarmen volgens de normale logica.

▪ Wanneer de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur AAN isen de bedrijfsmodus is “koeling”, dan is er geen bescherming.

OPMERKING

Om toch een (beperkte) vorstbescherming te hebben,MOET de automatische noodstop op Automatisch wordeningesteld ([A.5.1.2]=1).

AfsluiterDe afsluiter bevindt zich in de primaireaanvoerwatertemperatuurzone en is aangesloten op de uitgang vande verwarming/koeling.

OPMERKING

De uitgang van de afsluiter kan NIET wordengeconfigureerd. Wijzig de waarde van instelling [F‑0B]NIET. Sluit alleen NO (normaal open) afsluiters aan.

WerkingsgebiedDe bediening van de unit in ruimteverwarming of ruimtekoeling wordtverboden naargelang de gemiddelde buitentemperatuur.

UIT-tmp verwrm kamer: Wanneer de gemiddelde buitentemperatuurhoger wordt dan deze waarde, wordt de ruimteverwarming UIT-gezet om oververwarming te vermijden.

# Code Beschrijving[A.3.3.1] [4-02] 14°C~35°C (standaard: 25°C)

De zelfde instelling wordt ook gebruikt inde automatische omschakelingverwarming/koeling.

AAN-tmp kamerkoeling: ALLEEN van toepassing voorEBLQ05+07CAV3. Wanneer de gemiddelde buitentemperatuuronder deze waarde valt, wordt de ruimtekoeling UITgezet.

# Code Beschrijving[A.3.3.2] [F-01] 10°C~35°C (standaard: 20°C)

De zelfde instelling wordt ook gebruikt inde automatische omschakelingverwarming/koeling.

De automatische omschakeling tussen verwarming en koelingALLEEN van toepassing voor EBLQ05+07CAV3. De eindgebruikerstelt de gewenste bedrijfsmodus in op de gebruikersinterface:Verwarming, Koeling of Automatisch (zie tevens degebruiksaanwijzing/uitgebreide handleiding voor de gebruiker).Wanneer Automatisch geselecteerd wordt, gebeurt de veranderingvan bedrijfsmodus als volgt:

▪ Maandelijkse toelating voor verwarming en/of koeling: deeindgebruiker geeft op een maandelijkse basis aan welke werkingtoegestaan is ([7.5]): zowel verwarmen als koelen of ALLEENverwarmen of ALLEEN koelen. Als de toegestane bedrijfsmodusin ALLEEN koelen verandert, zal de bedrijfsmodus in koeling

veranderen. Als de toegestane bedrijfsmodus in ALLEENverwarmen verandert, zal de bedrijfsmodus in verwarmingveranderen.

▪ De gemiddelde buitentemperatuur: de bedrijfsmodus zalveranderen om ALTIJD binnen het grenzen te blijven bepaalddoor de UIT-temperatuur van de ruimteverwarming voorverwarming en de AAN-temperatuur van de ruimtekoeling voorkoeling. Als de buitentemperatuur zakt, zal de bedrijfsmodus naarverwarming overschakelen en omgekeerd. Merk op dat debuitentemperatuur een gemiddelde temperatuur is (zie"8 Configuratie" op pagina 54).

Wanneer de buitentemperatuur zich tussen de ruimtekoeling-AAN-temperatuur en de ruimteverwarming-UIT-temperatuur bevindt, zalde bedrijfsmodus niet veranderen, tenzij het systeem inkamerthermostaatregeling geconfigureerd is met 1aanvoerwatertemperatuurzone en snelle warmteafgevers. In datgeval zal de bedrijfsmodus veranderen op basis van:

▪ De gemeten binnentemperatuur: naast de gewenstekamertemperatuur voor verwarming en voor koeling stelt deinstallateur ook een hysteresiswaarde in (bijv. tijdens verwarmingheeft deze waarde betrekking tot de gewenste koeltemperatuur)en een afwijkingswaarde (bijv. tijdens verwarming heeft dezewaarde betrekking tot de gewenste verwarmingstemperatuur).Voorbeeld: de gewenste kamertemperatuur voor verwarmingbedraagt 22°C en voor koeling 24°C, met een hysteresiswaardevan 1°C en een afwijking van 4°C. De omschakeling vanverwarming naar koeling zal gebeuren wanneer dekamertemperatuur stijgt tot over het maximum van de gewenstekoeltemperatuur + de hysteresiswaarde (dus 25°C) en degewenste verwarmingstemperatuur + de afwijkingswaarde (dus26°C). Omgekeerd zal de omschakeling van koeling naarverwarming gebeuren wanneer de kamertemperatuur onder hetminimum valt van de gewenste verwarmingstemperatuur –  dehysteresiswaarde (dus 21°C) en de gewenste koeltemperatuur – de afwijkingswaarde (dus 20°C).

▪ Een veiligheidsinterval om niet te regelmatig van verwarming naarkoeling, en omgekeerd, om te schakelen.

De omschakelinstellingen met betrekking tot de buitentemperatuur(ALLEEN wanneer automatisch werd geselecteerd):

# Code Beschrijving[A.3.3.1] [4-02] UIT-tmp verwrm kamer. Als de

buitentemperatuur boven deze waardestijgt, zal de bedrijfsmodus veranderennaar koeling:

Gebied: 14°C~35°C (standaard: 25°C)[A.3.3.2] [F-01] AAN-tmp kamerkoeling. Als de

buitentemperatuur onder deze waardevalt, zal de bedrijfsmodus veranderennaar verwarming:

Gebied: 10°C~35°C (standaard: 20°C)De omschakelinstellingen met betrekking tot de binnentemperatuur.ALLEEN van toepassing als Automatisch werd geselecteerd en hetsysteem in kamerthermostaatregeling geconfigureerd werd met 1aanvoerwatertemperatuurzone en snelle warmteafgevers.Nvt [4-0B] Hysteresis: Zorgt dat er ALLEEN

wanneer nodig omgeschakeld wordt.Voorbeeld: de bedrijfsmodus verandertALLEEN van koeling naar verwarmingwanneer de kamertemperatuur onder degewenste verwarmingstemperatuurminus de hysteresis zakt.

Gebied: 1°C~10°C, stap 0,5°C(standaard: 1°C)

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

71EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

# Code BeschrijvingNvt [4-0D] Afwijking: Zorgt dat de actieve gewenste

kamertemperatuur bereikt kan worden.Voorbeeld: indien een omschakeling vanverwarming naar koeling onder degewenste kamertemperatuur inverwarming zou gebeuren, zou dezegewenste kamertemperatuur nooitbereikt worden.

Gebied: 1°C~10°C, stap 0,5°C(standaard: 3°C)

8.3.2 Het warm tapwater regelen: geavanceerdVoorgeprogrammeerde tanktemperaturenAlleen van toepassing als de bereiding van warm tapwater geplandis of gepland + warmhouden.

U kunt voorgeprogrammeerde tanktemperaturen bepalen:

▪ opslag economisch

▪ opslag comfort

▪ warmhouden

Voorgeprogrammeerde waarden maken het gebruik van de zelfdewaarde in het programma gemakkelijk. Als u later de waarde wiltveranderen, hoeft u dit slechts op 1 plaats te doen (zie tevens degebruiksaanwijzing en/of de uitgebreide handleiding voor degebruiker).

Opslag comfort

Bij het programmeren van het programma kunt u gebruik maken vande tanktemperaturen ingesteld als voorgeprogrammeerde waarden.De tank zal dan opwarmen tot deze temperatuurinstelpunten bereiktzijn. Daarbij kan tevens een opslagstop geprogrammeerd worden.Dit zorgt ervoor dat de tank stopt met opwarmen zelfs wanneer hetinstelpunt NIET werd bereikt. Programmeer alleen een opslagstopwanneer tankverwarming absoluut niet gewenst wordt.

# Code Beschrijving[7.4.3.1] [6-0A] 30°C~[6‑0E]°C (standaard: 55°C)

Opslag economisch?

De opslageconomischtemperatuur duidt op de lagere gewenstetanktemperatuur. Dit is de gewenste temperatuur wanneer eenopslageconomischactie gepland werd (liefst tijdens de dag).

# Code Beschrijving[7.4.3.2] [6-0B] 30°C~min(50, [6‑0E])°C (standaard:

45°C)

Warmhouden

De gewenste warmhoudentanktemperatuur wordt gebruikt:

▪ in warmhoudenstand of gepland + warmhoudenstand: Degegarandeerde minimumtanktemperatuur wordt ingesteld door THP

OFF–[6‑08], wat [6‑0C] of het weersafhankelijk instelpunt, min dewarmhoudenhysteresis. Indien de tanktemperatuur onder dezewaarde valt, wordt de tank opgewarmd.

# Code Beschrijving[7.4.3.3] [6-0C] 30°C~min(50, [6‑0E])°C (standaard:

45°C)

WeersafhankelijkDe weersafhankelijke installateurinstellingen bepalen de parametersvoor de weersafhankelijke werking van de unit. Wanneer deweersafhankelijke werking actief is, wordt de gewenstetanktemperatuur automatisch bepaald in functie van de gemiddeldebuitentemperatuur: lage buitentemperaturen zorgen voor hogere

gewenste tanktemperaturen, omdat dan het water uit dekoudwaterkranen kouder is, en omgekeerd. In het geval vangeplande of geplande + warmhouden bereiding van warm tapwateris de opslagcomforttemperatuur weersafhankelijk (volgens deweersafhankelijke curve), de opslageconomisch- enwarmhoudentemperaturen zijn NIET weersafhankelijk. In het gevalvan een uitsluitend-warmhouden-bereiding van warm tapwater is degewenste tanktemperatuur weersafhankelijk (volgens deweersafhankelijke curve). Tijdens de weersafhankelijk werking kande eindgebruiker de gewenste tanktemperatuur niet op degebruikersinterface aanpassen.

# Code Beschrijving[A.4.6] Nvt De weersafhankelijke gewenste

tanktemperatuur is:

▪ Absoluut (standaard): uitgeschakeld.Alle gewenste tanktemperaturen zijnNIET weersafhankelijk.

▪ Weersafh: ingeschakeld. In degeplande stand of de geplande +warmhoudenstand is deopslagcomforttemperatuurweersafhankelijk. Deopslageconomisch- enwarmhoudentemperaturen zijn NIETweersafhankelijk. In dewarmhoudenstand is de gewenstetanktemperatuur weersafhankelijk.Opmerking: Wanneer deweergegeven tanktemperatuurweersafhankelijk is, kan deze niet opde gebruikersinterface aangepastworden.

[A.4.7] [0-0E]

[0-0D]

[0-0C]

[0-0B]

Weersafhankelijke curve

TDHW

Ta

[0-0C]

[0-0B]

[0-0E] [0-0D]

▪ TDHW: : De gewenste tanktemperatuur.

▪ Ta: : De (gemiddelde)buitenomgevingstemperatuur

▪ [0-0E]: lagebuitenomgevingstemperatuur: –40°C~5°C (standaard: –10°C)

▪ [0-0D]: hogebuitenomgevingstemperatuur:10°C~25°C (standaard: 15°C)

▪ [0-0C]: gewenste tanktemperatuurwanneer de buitentemperatuur gelijk isaan de lage omgevingstemperatuur oferonder valt: 45°C~[6‑0E]°C(standaard: 60°C)

▪ [0-0B]: gewenste tanktemperatuurwanneer de buitentemperatuur gelijk isaan de lage omgevingstemperatuur oftot hoger deze stijgt: 35°C~[6‑0E]°C(standaard: 55°C)

De boosterverwarming en de werking van de warmtepompVoor systemen met een warmtapwatertank

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

72EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

# Code BeschrijvingNvt [4-03] Bepaalt wanneer de boosterverwarming

mag werken in functie van deomgevingstemperatuur, dewarmtapwatertemperatuur of debedrijfsmodus van de warmtepomp.Deze instelling is alleen van toepassingin de warmhoudenstand voortoepassingen met eenwarmtapwatertank.

▪ 0: De boosterverwarming mag NIETwerken, behalve voor de“Desinfectiefunctie” en het “Krachtigverwarmen van het tapwater”.Gebruik deze instelling alleen wanneerde capaciteit van de warmtepompgedurende het volledigeverwarmingsseizoen volstaat om debehoeften te dekken inzakeverwarming van de woning enopwarmen van warm tapwater.Als de buitentemperatuur lager is daninstelling [5-03] en [5-02]=1, zal hetwarm tapwater niet verwarmd worden.De warmtapwatertemperatuur kanmaximum deze van de UIT-temperatuur van de warmtepompbedragen.

▪ 1: De werking van deboosterverwarming is toegestaanwanneer nodig.

▪ 2: De boosterverwarming istoegestaan buiten het werkingsgebiedvan de warmtepomp om warmtapwater te bereiden.De werking van de boosterverwarmingis alleen toegestaan als:

▪ De omgevingstemperatuur buitenhet werkingsgebied ligt: Ta<[5-03] ofTa>35°C

▪ De temperatuur van het warmtapwater is 2°C lager dan de UIT-temperatuur van de warmtepomp.

vervolg >>

# Code BeschrijvingNvt [4-03] << vervolg

De boosterverwarming zal mogenwerken wanneer Ta<[5-03] van de statusvan [5-02] afhangt.

Als bivalente werking is geactiveerd is enhet toestemmingssignaal voor de extraketel AAN is, zal de werking van deboosterverwarming beperkt worden, zelfswanneer Ta<[5-03]. Zie [C-02].

▪ 3 (standaard): De boosterverwarmingmag werken wanneer de warmtepompNIET warm tapwater aan het bereidenis.Idem als instelling  1, maar degelijktijdige werking van deboosterverwarming en van dewarmtepomp om warm tapwater tebereiden is niet toegestaan.

Wanneer instelling [4-03]=1/2/3 kan dewerking van de boosterverwarming nogsteeds beperkt worden door hetprogramma van de toelating voorboosterverwarming.

Nvt [7-00] Temperatuuroverregeling. Hettemperatuurverschil boven het instelpuntvan de temperatuur van het warmtapwater vooraleer deboosterverwarming UITgezet wordt. Detemperatuur van de warmtapwatertankzal toenemen met [7-00] boven hetgeselecteerde instelpunt van detemperatuur.

Gebied: 0°C~4°C (standaard: 0°C)Nvt [7-01] Hysteresis. Het temperatuurverschil

tussen de AAN-temperatuur en de UIT-temperatuur van de boosterverwarming.De minimumhysteresistemperatuurbedraagt 2°C.

Gebied: 2°C~40°C (standaard: 2°C)Nvt [6-00] Het temperatuurverschil dat de AAN-

temperatuur van de warmtepompbepaalt.

Gebied: 2°C~20°C (standaard: 2°C)Nvt [6-01] Het temperatuurverschil dat de UIT-

temperatuur van de warmtepompbepaalt.

Gebied: 0°C~10°C (standaard: 2°C)

t

TBH ON

TDHW

THP ON

THP OFF

THP MAX

TU

TBH OFF

[6-01][6-00]

[7-00] [7-01]

TU = 70°C[7-00] = 3°C[6-01] = 2°C[6-00] = 7°C

HP BH HP

5

10

20

30

4041

485060

7170

73

BH Boosterverwarming

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

73EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

HP Warmtepomp. Als de verwarming met de warmtepomp telang duurt, kan de boosterverwarming extra bijverwarmen

TBH OFF UIT-temperatuur boosterverwarming (TU+[7-00])TBH ON AAN-temperatuur boosterverwarming (TBH OFF−[7-01])

THP MAX Maximale warmtepomptemperatuur aan sensor in tankvoor warm tapwater voor huishoudelijk gebruik

THP OFF UIT-temperatuur warmtepomp (THP MAX−[6-01])THP ON AAN-temperatuur warmtepomp (THP OFF−[6-00])TDHW Warmtapwatertemperatuur

TU Temperatuur van gebruikersinstelpunt (ingesteld op degebruikersinterface)

t Tijd

Timers voor gelijktijdig verzoek voor ruimteverwarming enbereiden van warm tapwater

# Code BeschrijvingNvt [8-00] Niet wijzigen. (standaard: 1)Nvt [8-01] Maximale bedrijfstijd voor het bereiden

van warm tapwater. Het verwarmen vanwarm tapwater stopt, zelfs als deeindtemperatuur van het warm tapwaterNIET werd bereikt. De werkelijkemaximale bedrijfstijd hangt ook af vaninstelling [8-04].

▪ Als systeemlayout =Kamerthermostaatregeling: Er wordtalleen met dezevoorgeprogrammeerde waarderekening gehouden als er een verzoekvoor ruimteverwarming of -koeling is.Als er GEEN verzoek is voorruimteverwarming/-koeling wordt detank verwarmd tot wanneer hetinstelpunt bereikt wordt.

▪ Als systeemlayout ≠Kamerthermostaatregeling: Er wordtsteeds rekening gehouden met dezevoorgeprogrammeerde waarde.

Gebied: 5~95 minuten (standaard: 30)Nvt [8-02] Antipendeltijd.

Minimumtijd tussen twee cycli voor warmtapwater. De werkelijke antipendeltijdhangt ook af van instelling [8-04].

Gebied: 0~10 uren (standaard: 3) (stap:0,5 uur).

Opmerking: De minimum tijd is 1/2 uurzelfs als de geselecteerde waarde 0 is.

# Code BeschrijvingNvt [8-03] Vertragingstimer van de

boosterverwarming.

Alleen voor EKHW

Wachttijd vooraleer deboosterverwarming begint te werkenwanneer de warmtapwaterstand actief is.

▪ Als de warmtapwaterstand NIET actiefis, bedraagt de wachttijd 20 minuten.

▪ De wachttijd begint te lopen vanaf deAAN-temperatuur van deboosterverwarming.

▪ Door de wachttijd van deboosterverwarming ten opzichte vande maximale bedrijfstijd aan tepassen, kunt u een optimaal evenwichtvinden tussen de energie-effectiviteiten de opwarmingstijd.

▪ Als de wachttijd van deboosterverwarming te hoog wordtingesteld, kan het lang durenvooraleer het warm tapwater deingestelde temperatuur bereikt.

▪ De instelling [8-03] is alleen vanbelang als instelling [4-03]=1. Instelling[4-03]=0/2/3 beperkt deboosterverwarming automatisch voorwat betreft de bedrijfstijd vande  warmtepomp in de standverwarmen van water voorhuishoudelijk gebruik.

▪ Zorg ervoor dat [8-03] altijd in verbandstaat met de maximale bedrijfstijd[8-01].

Gebied: 20~95 (standaard: 50).Nvt [8-04] Extra bedrijfstijd voor de maximale

bedrijfstijd afhankelijk van debuitentemperatuur [4-02] of [F-01].

Gebied: 0~95 minuten (standaard: 95).

[8-02]: Anti-pendeltijd

t

1

0

1

0

[8-01] [8-02]

[8-00]

1 Warmtepomp in stand verwarmen tapwater (1=actief,0=niet actief)

2 Vraag warm water voor warmtepomp (1=vraag, 0=geenvraag)

t Tijd

[8-03]: Vertragingstimer boosterverwarming

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

74EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

t

1

0

1

0

1

0

[8-03]

3

4

1

0

1 Werking van de boosterverwarming (1=actief, 0=niet actief)2 Warmtepomp in stand verwarmen tapwater (1=actief,

0=niet actief)3 Vraag warm water voor boosterverwarming (1=vraag,

0=geen vraag)4 Vraag warm water voor warmtepomp (1=vraag, 0=geen

vraag)t Tijd

[8-04]: Extra bedrijfstijd bij [4-02]/[F-01]t

TA

t

TA

0

[8-01]

[5-03] [4-02]

[8-02]

[8-01]+[8-04]

0

[8-01]

[F-01] 35°C

[8-02]

[8-01]+[8-04]

TA Omgevings (buiten) temperatuurt Tijd

AntipendeltijdMaximale bedrijfstijd warm tapwater

DesinfectieAlleen van toepassing op installaties met een tank voor warmtapwater.

De desinfectiefunctie desinfecteert de tank voor warm tapwater doorhet tapwater regelmatig tot op een bepaalde temperatuur op tewarmen.

VOORZICHTIG

De instellingen van de desinfectiefunctie MOETEN wordengeconfigureerd door de installateur in overeenstemmingmet de geldende wetgeving.

# Code Beschrijving[A.4.4.2] [2‑00] Bedrijfsdag:

▪ 0: Elke dag

▪ 1: Maandag

▪ 2: Dinsdag

▪ 3: Woensdag

▪ 4: Donderdag

▪ 5: Vrijdag

▪ 6: Zaterdag

▪ 7: Zondag[A.4.4.1] [2‑01] Desinfectie

▪ 0: Nee

▪ 1: Ja

# Code Beschrijving[A.4.4.3] [2‑02] Starttijd: 00~23:00, stap: 1:00.[A.4.4.4] [2‑03] Eindtemperatuur :

Gebied: 55°C~80°C (standaard: 70°C).[A.4.4.5] [2‑04] Tijdsduur:

Gebied: 5~60 minuten (standaard: 10minuten).

00.00 22.00 24.0001.00 23.00 t

TDHW

TH

TU

[2-02]

[2-03] [2-04]

TDHW WarmtapwatertemperatuurTU Temperatuurinstelpunt van de gebruikerTH Instelpunt hoge temperatuur [2-03]

t Tijd

WAARSCHUWING

Let op: de temperatuur van het warm tapwater uit dewarmwaterkraan zal gelijk zijn aan de waarde van lokaleinstelling [2-03] na desinfectering.

Wanneer deze hoge temperatuur van het warm tapwatereen potentieel risico op letsels kan inhouden, moet eenmengkraan (lokaal te voorzien) worden geïnstalleerd aande warmwateruitlaataansluiting van de tank voor warmtapwater. Deze mengkraan zorgt ervoor dat detemperatuur van het warm water uit de warmwaterkraannooit boven de ingestelde maximumwaarde komt. Dezemaximum toelaatbare temperatuur van het warm waterwordt bepaald volgens de toepasbare wetgeving.

VOORZICHTIG

Zorg ervoor dat de starttijd [A.4.4.3] van dedesinfectiefunctie met ingestelde duurtijd [A.4.4.5] NIETwordt onderbroken door een mogelijke vraag naar warmtapwater.

VOORZICHTIG

Het programma om de boosterverwarming te laten werkenwordt gebruikt om de werking van de boosterverwarmingop basis van een weekprogramma te beperken of toe testaan. Advies: om de desinfectiefunctie goed haar werk telaten doen, laat de boosterverwarming (via hetweekprogramma) minimum 4  uur werken vanaf degeplande start van het desinfecteren. Indien deboosterverwarming tijdens het desinfecteren beperktwordt, zal deze functie NIET goed uitgevoerd worden enzal de betreffende waarschuwing AH zal dan gegenereerdworden.

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

75EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

INFORMATIE

Indien de storingscode AH verschijnt en dedesinfectiefunctie niet onderbroken wordt omdat er warmtapwater genomen wordt, wordt geadviseerd het volgendete doen:

▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand >Warmhouden of Warmh + gprog wordt geselecteerd,wordt geadviseerd het starten van de desinfectiefunctiete programmeren minstens 4  uur na een voorzienverbruik van veel warm tapwater. Deze start kan via deinstallateurinstellingen (desinfectiefunctie) ingesteldworden.

▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand > Uitslgeprog geselecteerd wordt, wordt geadviseerd eenOpslag economisch? te programmeren 3  uur voor degeplande start van de desinfectiefunctie om de tank alvoor te verwarmen.

INFORMATIE

De desinfectiefunctie start opnieuw wanneer detemperatuur van het warm tapwater binnen de duurtijd 5°Conder de desinfectie-eindtemperatuur valt.

INFORMATIE

Er doet zich een AH-storing voor wanneer u het volgendetijdens desinfectie doet:

▪ Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.

▪ Ga naar de startpagina van dewarmtapwatertanktemperatuur (Tank).

▪ Druk op om de desinfectie te onderbreken.

8.3.3 De instellingen voor de warmtebronnenBack-upverwarmingBedrijfsmodus van de back-upverwarming: bepaalt of de werkingvan de back-upverwarming geactiveerd of uitgeschakeld is. Dezeinstelling wordt alleen genegeerd als back-upverwarming tijdens hetontdooien nodig is of wanneer een storing in de buitenunit voorkomt(als [A.5.1.2] ingeschakeld is).

# Code Beschrijving[A.5.1.1] [4‑00] Werking van de back-upverwarming:

▪ 0: Uitgeschakeld

▪ 1 (standaard): Ingeschakeld[A.5.1.3] [4‑07] Bepaalt of de tweede stap van de back-

upverwarming is:

▪ 1: Toegestaan

▪ 0: NIET toegestaan

Hiermee kan de capaciteit van de back-upverwarming worden beperkt.

Nvt [5-00] Mag de back-upverwarming boven deevenwichtstemperatuur werken tijdensruimteverwarming?

▪ 1: NIET toegestaan

▪ 0: Toegestaan[A.5.1.4] [5‑01] Evenwichtstemperatuur.

De buitentemperatuur waaronder deback-upverwarming mag werken.

Gebied: –15°C~35°C (standaard: –4°C)(stap: 1°C)

Automatische noodstopIndien de warmtepomp weigert te werken, kan de back-upverwarming als noodverwarming werken en al dan nietautomatisch de volledige warmtebelasting overnemen. Wanneer deautomatische noodfunctie is ingesteld op Automat en er zich eenstoring voordoet in een warmtepomp, zal de back-upverwarmingautomatisch de warmtebelasting overnemen. Wanneer er zich eenstoring voordoet in de warmtepomp terwijl de automatischenoodstop op Handm is ingesteld, stoppen het opwarmen van hettapwater en het verwarmen van ruimten en moet het systeemhandmatig worden hersteld. De gebruikersinterface zal u dan vragenof de back-upverwarming de volledige warmtebelasting al dan nietmoet overnemen. Als er zich een storing in de warmtepompvoordoet, zal op de gebruikersinterface verschijnen. Indienniemand gedurende langere periodes in het huis aanwezig is,adviseren wij instelling [A.5.1.2] Noodgeval op Automat in te stellen.

# Code Beschrijving[A.5.1.2] Nvt Bepaalt of de back-upverwarming

automatisch de volledigewarmtebelasting overneemt of dit eersthandmatig bevestigd moet wordenwanneer zich een noodsituatie voordoet.

▪ 0: Handm (standaard)

▪ 1: Automat

INFORMATIE

De instelling van de automatische noodstop kan alleen inde menustructuur van de gebruikersinterface wordeningesteld.

INFORMATIE

Indien er zich een storing voordoet in de warmtepomp en[A.5.1.2] is ingesteld op Handm, blijven de functiesVorstbescherming kamer, Dekvloer drogen van devloerverwarming en Vorstbescherming waterleidingeningeschakeld, zelfs wanneer de gebruiker het noodbedrijfNIET bevestigt.

BivalentAlleen van toepassing voor installaties met een extra ketel(alternerende werking, in parallel aangesloten). De bedoeling vandeze functie is te bepalen —  op basis van de buitentemperatuur(mogelijkheid 1) of van de energieprijzen (mogelijkheid 2) — welkeverwarmingsbron kan/zal zorgen voor het verwarmen van ruimten:de buitenunit of een extra ketel.

De lokale instelling “bivalente werking” geldt alleen voor de werkingvan de ruimteverwarming van de buitenunit en hettoestemmingssignaal voor de extra ketel.

Mogelijkheid 1

De installateur kan een temperatuur instellen waaronder de boileraltijd zal werken wanneer de energieprijzen (Hoog, Middel, Laag) inde menustructuur op “0” staan.

OPMERKING

Gebruik de overzichtsinstellingen NIET!

Wanneer de functie “bivalente werking” wordt ingeschakeld, zal debuitenunit automatisch de ruimteverwarming stoppen zodra debuitentemperatuur onder de “bivalente AAN-temperatuur” valt en hettoestemmingssignaal voor de extra ketel actief wordt.

Wanneer de functie “bivalente werking” wordt uitgeschakeld, isruimteverwarming door de buitenunit mogelijk bij allebuitentemperaturen (zie werkingsgebieden) en is hettoestemmingssignaal voor de extra ketel ALTIJD uitgeschakeld.

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

76EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

▪ [C-03] Bivalente AAN-temperatuur: bepaalt de buitentemperatuurwaaronder het toestemmingssignaal voor de extra ketel actiefwordt (dicht, X8M/3+4 op optiekast EK2CB07CAV3) en deruimteverwarming door de buitenunit wordt gestopt.

▪ [C‑04] Bivalente hysteresis: bepaalt het temperatuurverschiltussen de bivalente AAN-temperatuur en de bivalente UIT-temperatuur.

Toestemmingssignaal X8M/3+4 (op optiekast EK2CB07CAV3)

TA[C-03]

[C-04]a

b

TA Buitentemperatuura Dichtb Open

# Code BeschrijvingNvt [C-03] Gebied: –25°C~25°C (standaard: 0°C)

(stap: 1°C)Nvt [C-04] Gebied: 2°C~10°C (standaard: 3°C)

(stap: 1°C)

Mogelijkheid 2

De installateur kan een temperatuurbereik instellen ([C‑04]).Naargelang de energieprijzen verandert een berekend punt Tcalc

binnen dit bereik.

# Code Beschrijving[7.4.5.1] Nvt Wat is de hoge elektriciteits-

prijs?[7.4.5.2] Nvt Wat is de middel

elektriciteitsprijs?[7.4.5.3] Nvt Wat is de lage elektriciteits-

prijs?[7.4.6] Nvt Wat is de brandstofprijs?

OPMERKING

Gebruik de overzichtsinstellingen NIET!

Wanneer TA het Tcalc-punt bereikt, zal de toelating voor de bivalentewarmtebron worden ingeschakeld. Om niet teveel om te schakelenis er een hysteresis van 3°C.

▪ [C‑03] AAN-temperatuur. Onder deze temperatuur is bivalent altijdAAN. Tcalc wordt genegeerd.

▪ [C‑04]-werkingsgebied waartussen Tcalc wordt berekend.

TATcalc [C-03]+[C-04]

3°C

[C-03]

a

b

TA BuitentemperatuurTcalc Berekende temperatuur

a Dichtb Open

# Code BeschrijvingNvt [C-03] Gebied: –25°C~25°C (standaard: 0°C)

(stap: 1°C)Nvt [C-04] Gebied: 2°C~10°C (standaard: 3°C)

(stap: 1°C)

Opdat het systeem optimaal zou werken wanneer mogelijkheid  2wordt gekozen, wordt voor [C‑04] aanbevolen een waarde hoger dande standaardwaarde te kiezen. Naargelang de gebruikte boiler moetde efficiëntie van de boiler als volgt worden gekozen:

# Code Beschrijving[A.6.A] [7‑05] ▪ 0: Zeer hoog

▪ 1: Hoog

▪ 2: Middel

▪ 3: Laag

▪ 4: Zeer laag

INFORMATIE

De elektriciteitsprijs kan alleen worden ingesteld wanneerbivalent op AAN staat ([A.2.2.6.1] of [C-02]). Dezewaarden kunnen alleen worden ingesteld in menustructuur[7.4.5.1], [7.4.5.2] en [7.4.5.3]. Gebruik deoverzichtsinstellingen NIET.

INFORMATIE

ketelrendement [A.6.A] of [7‑05] wordt zichtbaar wanneerbivalent op AAN staat ([A.2.2.6.1] of [C‑02]).

VOORZICHTIG

Zorg ervoor dat alle voorschriften nageleefd worden die inrichtlijn 5 over mogelijke toepassingen vermeld staanwanneer de functie bivalente werking geactiveerd is.

Daikin is NIET aansprakelijk voor schade als gevolg vanhet niet naleven van deze voorschriften.

INFORMATIE

▪ De combinatie van instelling [4-03]=0/2 met bivalentewerking kan bij een lage buitentemperatuur leiden toteen tekort aan warm tapwater.

▪ De functie bivalente werking heeft geen invloed op destand verwarmen van tapwater. Het warm tapwaterwordt nog altijd en alleen door de buitenunitopgewarmd.

▪ Het toestemmingssignaal voor de extra ketel bevindtzich op X8M/3+4 van optiekast EK2CB07CAV3.Wanneer dit signaal wordt ingeschakeld, wordt contactX8M/3+4 gesloten. Wanneer dit signaal wordtuitgeschakeld, wordt contact X8M/3+4 geopend. Zie deafbeelding hieronder voor de schematische locatie vandit contact.

3 4

X8M

8.3.4 De systeeminstellingenVoorrangenVoor systemen met een warmtapwatertank

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

77EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

# Code BeschrijvingNvt [5-02] Voorrang aan ruimteverwarming.

Bepaalt of warm tapwater alleen doorde boosterverwarming wordt bereidwanneer de buitentemperatuur lager isdan de temperatuur voor voorrang aanruimteverwarming. Er wordtgeadviseerd deze functie in teschakelen om de tank minder langs opte warmen en toch een comfort inzakewarm tapwater te garanderen.

▪ 0: uitgeschakeld

▪ 1: geactiveerd

[5-01] Evenwichtstemperatuur en [5-03]Temperatuur voorrangruimteverwarming hebben betrekkingop de back-upverwarming. U moet dus[5-03] gelijk aan of een paar gradenhoger dan [5-01] instellen.

Nvt [5-03] Temperatuur voorrangruimteverwarming.

Bepaalt de buitentemperatuurwaaronder het warm tapwater alleendoor de boosterverwarmingopgewarmd zal worden.

Gebied: 15°C~35°C (standaard: 0°C).Nvt [5-04] Instelpuntcorrectie voor temperatuur

warm tapwater: instelpuntcorrectie voorde gewenste temperatuur van hetwarm tapwater, te gebruiken bij lagebuitentemperaturen wanneer devoorrang aan ruimteverwarminggeactiveerd is. Het gecorrigeerde(hogere) instelpunt zorgt ervoor dat detotale verwarmingscapaciteit van hetwater in de tank zo goed alsongewijzigd blijft door het kouderewater op de bodem in de tank (omdatde warmtewisselaarspiraal niet werkt)te compenseren met warmer waterbovenaan.

Gebied: 0°C~20°C (standaard: 10°C).Nvt [C-01] Indien gelijktijdig ruimteverwarming/

koeling en opwarmen van warmtapwater (door de warmtepomp)gevraagd worden, welke bedrijfsmodusheeft dan voorrang?

▪ 0: De bedrijfsmodus met het hoogsteverzoek heeft voorrang.

▪ 1: De ruimteverwarming/koelingheeft altijd voorrang.

Automatische herstartWanneer de stroomvoorziening na een stroomstoring hersteld wordt,zal de automatische herstartfunctie de instellingen van degebruikersinterface van vóór de onderbreking van de voedingopnieuw gebruiken. Daarom wordt geadviseerd deze functie altijd inte schakelen.

Indien de kans bestaat dat er een stroomstoring is (bijv. elektrischevoeding met voorkeur kWh-tarief), schakel dan altijd deautomatische herstartfunctie in. Het hydrodeel van de buitenunit kan,onafhankelijk van de status van de elektrische voeding met voorkeurkWh-tarief, continu door de binnenunit worden geregeld door hethydrodeel van de buitenunit op een elektrische voeding met normaalkWh-tarief aan te sluiten.

# Code Beschrijving[A.6.1] [3‑00] Is de automatische-herstartfunctie van

de unit toegestaan?

▪ 0: Nee

▪ 1 (standaard): Ja

Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief

# Code Beschrijving[A.2.1.6] [D‑01] Aansluiting op een elektrische voeding

met voorkeur kWh-tarief:

▪ 0 (standaard): Het koelmiddeldeel vande buitenunit is aangesloten op eennormale elektrische voeding.

▪ 1: Het koelmiddeldeel van debuitenunit is aangesloten op eenelektrische voeding met voorkeurkWh-tarief. Wanneer het signaal vanhet voorkeur kWh-tarief naar deenergieleverancier wordt gestuurd,opent het contact en gaat de unit overin gedwongen uit-stand. Wanneer hetsignaal opnieuw stopt, sluit hetspanningsvrij contact en begint de unitweer te werken. Activeer daarom altijdde automatische herstartfunctie.

▪ 2: Het koelmiddeldeel van debuitenunit is aangesloten op eenelektrische voeding met voorkeurkWh-tarief. Wanneer het signaal vanhet voorkeur kWh-tarief naar deenergieleverancier wordt gestuurd,sluit het contact en gaat de unit over ingedwongen uit-stand. Wanneer hetsignaal opnieuw stopt, gaat hetspanningsvrij contact open en begintde unit weer te werken. Activeerdaarom altijd de automatischeherstartfunctie.

[A.6.2.1] [D‑00] Welke verwarmingen worden toegestaante werken tijdens de elektrische voedingmet voorkeur kWh-tarief?

▪ 0 (standaard): Geen

▪ 1: Alleen de boosterverwarming

▪ 2: Alleen de back-upverwarming

▪ 3: Alle verwarmingen

Zie onderstaande tabel.

Instellingen 1, 2 en 3 hebben enkel zinals de elektrische voeding met voorkeurkWh-tarief van het type 1 is of als hethydrodeel van de buitenunit op eenelektrische voeding met normaal kWh-tarief (via X3M/5+6) aangesloten is ende back-upverwarming en deboosterverwarming NIET op deelektrische voeding met voorkeur kWh-tarief aangesloten zijn.

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

78EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

[D‑00] Boosterverwarming

Back-upverwarming

Compressor

0(standaard)

Gedwongen UIT Gedwongen UIT GedwongenUIT

1 Toegestaan2 Gedwongen UIT Toegestaan3 Toegestaan

De energiespaarfunctieBepaalt of de elektrische voeding van het koelmiddeldeel van debuitenunit tijdens stilstand (geen vraag naar ruimteverwarming/koeling of warm tapwater) kan worden onderbroken (inwendig doorde regeling van het Hydrodeel). De eindbeslissing om eenstroomonderbreking van de buitenunit toe te staan wanneer dezestilstaat hangt af van de omgevingstemperatuur,compressoromstandigheden en minimumintervaltimers.

Om de instelling van de energiespaarfunctie in te schakelen moet[E‑08] op de gebruikersinterface ingeschakeld en deenergiespaarstekker op de buitenunit verwijderd worden.

OPMERKING

De energiespaarstekker op de buitenunit mag alleenverwijderd worden nadat de hoofdvoeding naar detoepassing UITgeschakeld werd.

1

2 3

# Code BeschrijvingNvt [E‑08] Energiespaarfunctie voor buitenunit:

▪ 0: Uitgeschakeld

▪ 1 (standaard): Ingeschakeld

De besturing energieverbruikZie "5  Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen"  oppagina 13 voor meer informatie over deze functie.

Besturing energieverbruik

# Code Beschrijving[A.6.3.1] [4-08] Modus:

▪ 0 (Geen beperking) (standaard):Uitgeschakeld.

▪ 1 (Continu): Geactiveerd: U kunt éénvermogengrenswaarde (in A of kW)instellen om aan te gegeven dat hetenergieverbruik van het systeemaltijd tot deze waarde beperkt zalworden.

▪ 2 (Digitale input): Geactiveerd: Ukunt tot vier verschillendevermogengrenswaarden (in A of kW)instellen om aan te gegeven dat hetenergieverbruik van het systeem totdeze waarden beperkt zal wordenwanneer de overeenstemmendedigitale ingang vraagt.

[A.6.3.2] [4-09] Type:

▪ 0 (Stroom): De grenswaardenworden in A ingesteld.

▪ 1 (Vermogen) (standaard): Degrenswaarden worden in kWingesteld.

[A.6.3.3] [5-05] Waarde: Alleen van toepassing in hetgeval van een voltijdsevermogenbeperking.

0 A~50 A, stap: 1 A (standaard: 50 A)[A.6.3.4] [5-09] Waarde: Alleen van toepassing in het

geval van een voltijdsevermogenbeperking.

0 kW~20 kW, stap: 0,5 kW (standaard:20 kW)

Amp.grensw v DI: Alleen van toepassing in het geval van eenvermogenbeperking op basis van digitale ingangen en op basis vanstroomwaarden.[A.6.3.5.1] [5-05] Grenswaarde DI1

0 A~50 A, stap: 1 A (standaard: 50 A)[A.6.3.5.2] [5-06] Grenswaarde DI2

0 A~50 A, stap: 1 A (standaard: 50 A)[A.6.3.5.3] [5-07] Grenswaarde DI3

0 A~50 A, stap: 1 A (standaard: 50 A)[A.6.3.5.4] [5-08] Grenswaarde DI4

0 A~50 A, stap: 1 A (standaard: 50 A)kW-grenswaarde v DI: Alleen van toepassing in het geval van eenvermogenbeperking op basis van digitale ingangen en op basis vanvermogenwaarden.[A.6.3.6.1] [5-09] Grenswaarde DI1

0 kW~20 kW, stap: 0,5 kW (standaard:20 kW)

[A.6.3.6.2] [5-0A] Grenswaarde DI2

0 kW~20 kW, stap: 0,5 kW (standaard:20 kW)

[A.6.3.6.3] [5-0B] Grenswaarde DI3

0 kW~20 kW, stap: 0,5 kW (standaard:20 kW)

[A.6.3.6.4] [5-0C] Grenswaarde DI4

0 kW~20 kW, stap: 0,5 kW (standaard:20 kW)

Voorrang: Alleen van toepassing in het geval van een optioneleEKHW.

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

79EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

# Code Beschrijving[A.6.3.7] [4-01] Besturing energieverbruik

UITGESCHAKELD [4-08]=0

▪ 0 (Geen) (standaard): de back-upverwarming en deboosterverwarming kunnengelijktijdig werken.

▪ 1 (BSH): De boosterverwarmingheeft voorrang.

▪ 2 (BUH): De back-upverwarmingheeft voorrang.

Besturing energieverbruikINGESCHAKELD [4-08]=1 of 2

▪ 0 (Geen) (standaard): afhankelijk vanhet niveau van devermogenbeperking zal deboosterverwarming eerst beperktworden vooraleer de back-upverwarming beperkt wordt.

▪ 1 (BSH): afhankelijk van het niveauvan de vermogenbeperking zal deback-upverwarming eerst beperktworden vooraleer deboosterverwarming beperkt wordt.

▪ 2 (BUH): afhankelijk van het niveauvan de vermogenbeperking zal deboosterverwarming eerst beperktworden vooraleer de back-upverwarming beperkt wordt.

Opmerking: Als de besturing energieverbruik UITGESCHAKELD is(voor alle modellen), bepaalt instelling [4-01] of de back-upverwarming en de boosterverwarming gelijktijdig kunnen werken,of als de boosterverwarming/back-upverwarming voorrang heeft opde back-upverwarming/boosterverwarming.

Als de besturing van het energieverbruik INGESCHAKELD is,bepaalt instelling [4-01] de voorrang van de elektrischeverwarmingstoestellen in functie van de toepasselijke beperking.

# Code Beschrijving[A.6.3.7] [4-01] ▪ 0 (Geen) (standaard): Geen enkele

verwarming heeft voorrang. Indiende besturing energieverbruikgeactiveerd is, zal deboosterverwarming als eerstebeperkt worden.

▪ 1 (BSH): De boosterverwarmingheeft voorrang. Indien de besturingenergieverbruik geactiveerd is, zalde back-upverwarming (stap 1 en/ofstap 2) eerst beperkt wordenvooraleer de boosterverwarming tebeperken.

▪ 2 (BUH): De back-upverwarmingheeft voorrang. Indien de besturingenergieverbruik geactiveerd is, zalde boosterverwarming als eerstebeperkt worden vooraleer de back-upverwarming te beperken.

De gemiddeldentimerDe gemiddeldentimer corrigeert de invloed van de schommelingenvan de omgevingstemperatuur. De berekening van hetweersafhankelijk instelpunt gebeurt op basis van de gemiddeldebuitentemperatuur.

Er wordt over een geselecteerde tijdsinterval een gemiddeldegenomen van de buitentemperatuur.

# Code Beschrijving[A.6.4] [1-0A] Gemiddeldentimer buitentemperaturen:

▪ 0: Geen gemiddelde (standaard)

▪ 1: 12 uur

▪ 2: 24 uur

▪ 3: 48 uur

▪ 4: 72 uur

INFORMATIE

Als de energiespaarfunctie ingeschakeld is (zie [E-08]),kan de gemiddelde buitentemperatuur alleen berekendworden als de externe buitentemperatuursensor gebruiktwordt. Zie "5.7  Een externe temperatuursensoropstellen" op pagina 25.

De temperatuurafwijking via de externebuitenomgevingstemperatuursensorAlleen van toepassing wanneer een externebuitenomgevingstemperatuursensor werd geplaatst engeconfigureerd.

U kunt de externe buitenomgevingstemperatuursensor ijken. Er kaneen afwijking op de thermistorwaarde ingegeven worden. Deinstelling kan gebruikt worden om situatie te compenseren waarin deexterne buitenomgevingstemperatuursensor niet op de ideale plaats(zie afbeelding) kan worden geplaatst.

# Code Beschrijving[A.6.5] [2‑0B] –5°C~5°C, stap: 0,5°C (standaard: 0°C)

Het gedwongen ontdooienU kunt handmatig een ontdooien starten.

De beslissing om handmatig te ontdooien wordt genomen door debuitenunit en hangt af van de omgevings- enwarmtewisselaaromstandigheden. Wanneer de buitenunit hetgedwongen ontdooien aanvaard heeft, zal op degebruikersinterface verschijnen. Indien NIET binnen de 6 minutenverschijnt nadat het gedwongen ontdooien geactiveerd werd, heeftde buitenunit het verzoek voor gedwongen ontdooien verworpen.

# Code Beschrijving[A.6.6] Nvt Wilt u een ontdooiproces starten?

PompwerkingWanneer de functie pompwerking gedeactiveerd is, wordt de pompstilgelegd als de buitentemperatuur hoger is dan de in [4-02]ingestelde waarde of als de buitentemperatuur onder de in [F-01]ingestelde waarde daalt. Wanneer de pompwerking geactiveerd is,kan de pomp bij alle buitentemperaturen werken.

# Code BeschrijvingNvt [F‑00] Pompwerking:

▪ 0: Uitgeschakeld als debuitentemperatuur hoger is dan [4-02]of lager is dan [F-01] afhankelijk vande bedrijfsmodus van de verwarming/koeling.

▪ 1: Mogelijk voor allebuitentemperaturen.

Pompwerking tijdens abnormale debieten [F-09] bepaalt of de pompmoet stoppen of verder mag werken wanneer het debiet abnormaalis. Deze functie is alleen geldig in specifieke omstandigheden waarinde pomp best blijft werken wanneer Ta<4°C (de pomp zal10  minuten werken en 10  minuten stilstaan). Daikin is NIETaansprakelijk voor schade als gevolg van deze functie.

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

80EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

# Code BeschrijvingNvt [F‑09] Pomp werkt verder als abnormaal

debiet:

▪ 0: Pomp wordt stilgelegd.

▪ 1: Pomp zal werken als Ta<4°C(10 minuten AAN – 10 minuten UIT)

INFORMATIE

Indien glycol in het systeem aanwezig is ([E‑0D] ingesteldop “1”) en er gebeurt iets abnormaal met het debiet, zal[F‑09] GEEN invloed hebben en zal de pomp verderwerken (intervallen van 20 minuten AAN – 4 minuten UIT).

PompsnelheidbeperkingPompsnelheidbeperking [9‑0D] bepaalt de maximumsnelheid van depomp. In normale omstandigheden zou de standaardinstelling NIETmoeten worden gewijzigd. De pompsnelheidbeperking kan wordengenegeerd wanneer het debiet zich binnen het gebied van hetminimumdebiet bevindt (storing 7H).

# Code BeschrijvingNvt [9‑0D] Pompsnelheidbeperking

▪ 0: Geen beperking.

▪ 1~4: Algemene beperking. Er is eenbeperking in alle omstandigheden. Devereiste delta  T regeling en comfortworden NIET gegarandeerd.

▪ 5~8 (standaard: 6): Beperkingwanneer geen stelmotoren. Wanneerer niet wordt verwarmd of gekoeld isde pompsnelheidbeperking vantoepassing. Wanneer er wordtverwarmd of gekoeld wordt depompsnelheid alleen door de delta  Tbepaald in functie van de nodigecapaciteit. Met dit beperkingsgebied isdelta T mogelijk en wordt het comfortgegarandeerd.

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

81EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

8.4 Menustructuur: Overzicht gebruikersinstellingen

< >

[1]

[2]

[5]

[6]

[7]

[2]

[6.2]

[6.3]

[6.8]

[7.1]

[7.4]

[7.3]

[3]

[4]

Tijd/datum instellen

DatumTijdZomertijdKloktype

Vakantie Vakantie

Vakantie VakantieVakantiestand VakantiestandThuis EldersVanTot Tot

Van

Dagprogramma gebruiken BedrijfmodusVerwarmingKoelingGeluidsarme stand

Bedrijfmodus

Programma selecteren

KamertemperatuurAWT primairAWT secundairTanktemperatuur

Informatie

SensorinformatieEnergiemetingStoringsbehandelingGebruikertoegangsniveauStelmotorenBedrijfsmodiBedrijfsurenVersie

Energiemeting

Verbrkte elektr.Geprod. energie

Storingsinformatie

StoringsgeschiedenisContact/helpdesknummer

Versie

GebruikersinterfaceBinnenunitBuitenunitGebruikerinstellingen

DisplayTemp.vergrendelingIngesteld programmaVoorgeprogrammeerde waardenToegst bedrijfsmodMeeteenheid

Display

ContrastVerlichting LCD tijdGebruikerprof.Beschikbare homepages

Ingestelde progrmma's

Kamertemp.AWT primairAWT secundairWarmtapwatertemp.Toelating boosterverwarmingGeluidsarme standWarmtapwaterpomp

Voorgeprog waarden

KamertemperatuurAWT primairTanktemperatuurGeluidsarm niveau

Warmtapwater

Stel weersafhankelijk in

Waarschuwingshistoriek

[7.7] Stel weersafh. in

PrimairSecundair

[7.7.1] Primair

Weersafhank verwarm instellenWeersafhank koelen instellen

[7.7.2] Secundair

Weersafhank verwarm instellenWeersafhank koelen instellen

Elektriciteitsprijs

ElektriciteitsprijsBrandstofprijs

8 Configuratie

Uitgebreide handleiding voor de installateur

82EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

INFORMATIE

Naargelang de geselecteerde installateurinstellingen,zullen de instellingen zichtbaar/onzichtbaar zijn.

8.5 Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen[A]

[A.2]

[A.2.1]

[A.2.2]

[A.2.2.E]

[A.3]

[A.3.1]

[A.3.1.1]

[A.3.2]

[A.3.3][A.4]

[A.4.4]

[A.5]

[A.5.1]

[A.7]

[A.6]

[A.6.3]

[A.6.2]

InstallateurinstellngTaalSysteemlayoutBedrijfWarmtapwaterWarmtebronnenSysteemwerkingInbedrijfstellingOverzicht instellingen

SysteemlayoutStandaardOptiesCapaciteitenLayout bevestigen

BedrijfInstellingen AWTKamerthermostaatWerkingsgebied

Warmtapwater

InstelpuntstandDesinfectieMaximaal instelpuntSP comf modusWeersafhankelijke curve

WarmtebronnenBackupverwarming

SysteemwerkingAutomatische herstartVoorkeur kWh-tariefBesturing energieverbruikGemid. v tijd bepalenAfwijk. buitenvoelerGedwongen ontdooien

InbedrijfstellingTestbedrijfDekvlr vloerverw drogenOntluchtingTestbedrijf stelmotoren

StandaardUnittypeCompressortypeSoftwaretype binnenUnitbestur.methdAantal zones AWTPompbedrijfsmodusEnergie besparen mogelijkLoc. gebruik.interface

OptiesWarmtapwaterpompExtrn sensorSchakelkastOptie box

AanvoerwaterPrimairSecundairDelta T bron

KamerthermostaatKamertemp.bereikKamertemp.afwijkingAfwijk. ext. kamersensor

WerkingsgebiedUIT-tmp verwrm kamerAAN-tmp kamerkoeling

DesinfectieDesinfectieBedrijfsdagStarttijdEindtemperatuurTijdsduur

BackupverwarmingBedrijfmodusNoodgevalBUH stap 2 activerenEvenwichtstemp.

Voork kWh-trf e.voedHeater toegestGedwongen pomp UIT

Best. energ.vbrModusTypeAmp.waarde

Amp.grensw v DIkW-waarde

kW-grenswaarde v DIVoorrang

SchakelkastStappen backupverwarmingType BUHVoorkeur kWh-tariefWarmtapwaterbedrijf

PrimairAWT inst modusTemperatuurbereikAangepaste AWTAfgiftesysteem

[A.3.1.2] SecundairAWT inst modusTemperatuurbereik

Kamertemp. stap

[A.3.1.3] Delta T bronVerwarmingKoeling

Glycol aanwezig

Primair contactSec. contact

[A.2.2.F] Optie boxExt BUH bronAlarm-outputExtrn kWh-meterExtrn kWh-meterExtrn sensorVerbruikscontrole door DI

INFORMATIE

Naargelang de geselecteerde installateurinstellingen,zullen de instellingen zichtbaar/onzichtbaar zijn.

9 Inbedrijfstelling

Uitgebreide handleiding voor de installateur

83EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

9 Inbedrijfstelling

9.1 Overzicht: InbedrijfstellingDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen om het systeemin bedrijf te stellen nadat het werd geconfigureerd.

Typische werkstroomHet in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in:1 De “Checklist vóór inbedrijfstelling” controleren.2 Ontluchten.3 Het systeem testen.4 Indien nodig, een of meerdere stelmotoren testen.5 Indien nodig, de dekvloer van de vloerverwarming drogen.

9.2 Voorzorgsmaatregelen bij deinbedrijfstelling

INFORMATIE

Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan hetnodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeldop het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordtveroorzaakt door de compressor, die een continue looptijdvan 50  uur nodig heeft voordat een vlotte werking enstabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.

OPMERKING

Laat de unit NOOIT werken zonder de thermistoren en/ofdruksensoren/-schakelaars. De compressor zou andersvuur kunnen vatten.

9.3 Checklist vóór inbedrijfstellingLaat het systeem NIET werken vooraleer de volgende controles OKzijn. Naargelang de systeemlayout kunnen niet alle onderdelenbeschikbaar zijn.

U leest de volledige installatie-instructies, zoalsbeschreven in de uitgebreide handleiding voor deinstallateur.De buitenunit moet juist gemonteerd zijn.

De bedieningskast is juist gemonteerd.

De kast met opties is juist gemonteerd.

De back-upverwarming is juist gemonteerd.

De volgende ter plaatse te voorziene bedradingenwerden gelegd conform de beschikbare documentatie ende geldende wetgeving:

▪ Tussen het lokaal voedingsbord en de buitenunit

▪ Tussen de buitenunit en de bedieningskast

▪ Tussen de bedieningskast en de kast met opties

▪ Tussen de bedieningskast en de back-upverwarming

▪ Tussen het lokaal voedingsbord en de bedieningskast

▪ Tussen het lokaal voedingsbord en de kast met opties

▪ Tussen de buitenunit en de kleppen

▪ Tussen de bedieningskast en de kamerthermostaat

▪ Tussen de bedieningskast en de warmtapwatertankHet systeem is goed en op de juiste manier geaard en deaardingsklemmen zijn goed aangehaald.

De zekeringen of de lokaal geplaatsteveiligheidsapparaten voldoen aan dit document enwerden niet overbrugd.De voedingsspanning komt overeen met de spanning ophet identificatieplaatje van de unit.Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen ofbeschadigde elektrische onderdelen in de schakelkast.Er zijn GEEN beschadigde onderdelen ofsamengedrukte leidingen in de buitenunit.Afhankelijk van het type back-upverwarming staat destroomonderbreker F1B van de back-upverwarming(op de schakelkast van de back-upverwarming) op AAN.Alleen voor tanks met ingebouwde boosterverwarming:

De stroomonderbreker F2B van deboosterverwarming (op de schakelkast van debedieningskast) is AAN.De juiste buismaten werden geplaatst en de leidingenzijn goed en op de juiste manier geïsoleerd.Er zijn GEEN waterlekken in de buitenunit.

De afsluiters zijn op de juiste manier gemonteerd enstaan volledig open.De drukveiligheidsklep sproeit water als hij geopendwordt.Het minimum watervolume is gegarandeerd in alleomstandigheden. Zie “Het watervolume controleren” in"6.3 De waterleidingen voorbereiden" op pagina 28.

INFORMATIE

De software bevat een stand “installateur terplaatse” ([4‑0E]) die het automatische werking van de unituitschakelt. Bij de eerste installatie wordt de instelling[4‑0E] standaard op “1” gezet, wat betekent dat deautomatische werking is uitgeschakeld. Alle beschermendefuncties zijn dan ook uitgeschakeld. Om de automatischewerking en de beschermende functies in te schakelen, zet[4‑0E] op “0”.

12 uur nadat de unit voor het eerst onder spanning werdgezet, dat deze [4‑0E] automatisch op “0” zetten, zodat destand “installateur ter plaatse” wordt gestopt en debeschermende functies ingeschakeld worden. Indien – nade eerste installatie – de installateur terug ter plaatse komt,moet deze [4‑0E] handmatig op “1” zetten.

9.4 Checklist tijdens inbedrijfstellingHet minimumdebiet wordt gegarandeerd in alleomstandigheden. Zie “Het watervolume en debietcontroleren” in "6.3  De waterleidingen voorbereiden"  oppagina 28.Ontluchten.

Proefdraaien.

Stelmotoren proefdraaien.

Functie dekvloer drogen

De functie dekvloer drogen wordt gestart (indien nodig).

9.4.1 Het minimum debiet controleren1 Controleer naargelang de hydraulische configuratie welke

ruimteverwarmingslussen kunnen gesloten worden doormechanische, elektronische of andere kleppen.

9 Inbedrijfstelling

Uitgebreide handleiding voor de installateur

84EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

2 Sluit alle ruimteverwarmingslussen die kunnen worden gesloten(zie vorige stap).

3 Start het proefdraaien van de pomp (zie "9.4.4  Stelmotorenproefdraaien" op pagina 85).

4 Ga naar [6.1.8]: > Informatie > Sensorinformatie > Debietom het debiet te controleren. Tijdens het proefdraaien van depomp, kan de unit onder dit minimum vereist debiet werken datnodig is tijdens ontdooien/back-upverwarming.

Omloopklep voorzien?Ja NeenWijzig de instelling van deomloopklep om het minimumvereiste debiet + 2 l/min tebereiken

Indien het werkelijke debietonder het minimum debiet(vereist tijdens ontdooien/back-upverwarming) ligt, zijnwijzigingen aan de hydraulischeconfiguratie vereist. Verhoog hetaantal ruimteverwarmingslussendie NIET kunnen wordengesloten of installeer eendrukgestuurde omloopklep.

Minimum nodig waterdebiet05+07 modellen 12 l/min

9.4.2 De ontluchtingsfunctieHet is heel belangrijk dat bij de inbedrijfstelling en de installatie vande unit alle lucht uit het watercircuit wordt verwijderd. Als deontluchtingsfunctie aan het werken is, werkt de pomp zonder dat deunit eigenlijk werkt en zal het ontluchten van het watercircuitbeginnen.

OPMERKING

Vooraleer te ontluchten, open de veiligheidskraan encontroleer of het circuit met voldoende water is gevuld. Ukunt de procedure voor het ontluchten pas beginnenwanneer er water uit de kraan stroomt wanneer u zegeopend hebt.

Er zijn 2 standen om te ontluchten:

▪ Handmatig: de unit zal werken met een vaste pomp en in eenvaste of een aangepaste stand van de 3-wegklep. De aangepastestand van de 3-wegklep is handig om alle lucht uit het watercircuitte verwijderen in de stand ruimteverwarming of opwarmen van hettapwater. De werksnelheid van de pomp (traag of snel) kan ookingesteld worden.

▪ Automatisch: de unit wijzigt automatisch de snelheid van de pompen de stand van de 3-wegklep tussen de stand ruimteverwarmingof de stand opwarmen van het tapwater.

Typische werkstroomHet systeem ontluchten bestaat uit het volgende:1 Handmatig ontluchten2 Automatisch ontluchten

OPMERKING

De buitenunit is voorzien van een handmatigontluchtingsventiel. De ontluchtingsprocedure vereist eenhandmatige handeling.

OPMERKING

Wanneer de unit via het handmatig ontluchtingsventielwordt ontlucht, vang al de vloeistof op die uit het ventielkan lekken. Indien deze vloeistof NIET wordt opgevangen,kan zij op inwendige onderdelen druppelen en de unitbeschadigen.

INFORMATIE

▪ Om te ontluchten, gebruik alle ontluchtingsventielen diein het systeem aanwezig zijn. Dit betekent: ook hethandmatig ontluchtingsventiel van de buitenunit en alleontluchtingsventielen die ter plaatse werden voorzien.

▪ Om het handmatig ontluchtingsventiel te situeren, zie“Onderdelen: Buitenunit” in hoofdstuk "14  Technischegegevens" op pagina 96.

▪ Indien het systeem een back-upverwarming bevat,gebruik tevens het ontluchtingsventiel van de back-upverwarming. Om dit ontluchtingsventiel te situeren,zie “Onderdelen: Back-upverwarming” in hoofdstuk"14 Technische gegevens" op pagina 96.

▪ Indien het systeem klepkit EKMBHBP1 bevat, moet u –tijdens het ontluchten – handmatig aan deze knopdraaien om de stand van de 3‑wegsklep van de klepkitte wijzigen om te beletten dat er lucht in de by-pass zoublijven. Voor meer informatie, raadpleeg de montage-instructies van de klepkit.

INFORMATIE

Begin eerst handmatig te ontluchten. Wanneer haast allelucht is verwijderd, ontlucht dan automatisch. Indien nodig,herhaal het automatisch ontluchten tot wanneer u zekerbent dat alle lucht uit het systeem werd verwijderd. Tijdensde ontluchtingsfunctie is beperking [9‑0D] van depompsnelheid NIET van toepassing.

Zorg ervoor dat de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur, destartpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van hetwarm tapwater UIT zijn.

De ontluchtingsfunctie stopt automatisch na 30 minuten.

Handmatig ontluchtenVoorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van deaanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuuren de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.

1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Hetgebruikertoegangsniveau instellen op Installateur"  oppagina 55.

2 Stel de ontluchtingsstand in: ga naar [A.7.3.1] >Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling > Ontluchting > Type.

3 Selecteer Handm en druk op .

4 Ga naar [A.7.3.4] > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling> Ontluchting > Ontluchting starten en druk op om deontluchtingsfunctie te starten.

Gevolg: Het handmatig ontluchten start en het volgendescherm verschijnt.

01:18Di

Ontluchtingl/min

LaagSHC

0.5DebietSnelheidCircuit

Stop Aanpassn Scroll

5 Gebruikt de knoppen en om naar Snelheid te gaan.

6 Gebruik de knoppen en om de gewenste pompsnelheid inte stellen.

Gevolg: Laag

Gevolg: Hoog

7 Indien van toepassing, stel de gewenste stand in van de 3-wegklep (ruimteverwarming/warm tapwater)(ruimteverwarming/warm tapwater). Gebruikt de knoppen en om naar Circuit tegaan.

9 Inbedrijfstelling

Uitgebreide handleiding voor de installateur

85EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

8 Gebruik toetsen en om de gewenste stand van de 3-wegsklep (ruimteverwarming/warm tapwater) in te stellen.

Gevolg: SHC

Gevolg: Tank

Automatisch ontluchtenVoorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van deaanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuuren de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.

1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Hetgebruikertoegangsniveau instellen op Installateur"  oppagina 55.

2 Stel de ontluchtingsstand in: ga naar [A.7.3.1] >Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling > Ontluchting > Type.

3 Selecteer Automat en druk op .

4 Ga naar [A.7.3.4] > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling> Ontluchting > Ontluchting starten en druk op om deontluchtingsfunctie te starten.

Gevolg: De ontluchting start en het volgende scherm zalverschijnen.

01:18Di

Ontluchtingl/min

LaagSHC

0.5DebietSnelheidCircuit

Stop Aanpassn Scroll

INFORMATIE

Indien de temperatuur van het watercircuit laag is en erwerd glycol in dit circuit toegevoegd, dan zal het debietNIET op het scherm verschijnen.

Het ontluchten onderbreken1 Druk op en druk op om het onderbreken van de

ontluchtingsfunctie te bevestigen.

9.4.3 ProefdraaienVoorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van deaanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuuren de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.

1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Hetgebruikertoegangsniveau instellen op Installateur"  oppagina 55.

2 Ga naar [A.7.1]: > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling >Testbedrijf.

3 Selecteer een test en druk op . Voorbeeld: Verwarming.

4 Selecteer OK en druk op .

Gevolg: Het proefdraaien start. Het proefdraaien stopt automatischwanneer voltooid (±30 min). Om het handmatig te stoppen, druk op

, selecteer OK en druk op .

INFORMATIE

Wanneer het systeem in een koud klimaat wordt gestart ener werd GEEN kit met back-upverwarming(EKMBUHCA3V3 of EKMBUHCA9W1) geplaatst, kan hetnodig zijn met een kleine watervolume te starten. Om dit tedoen, open trapsgewijs de warmteafgevers. Hierdoor zalde watertemperatuur trapsgewijs stijgen. Volg dewaterinlaattemperatuur ([6.1.6] in de menustructuur) enzorg ervoor dat deze NIET lager wordt dan 15°C.

INFORMATIE

Indien er 2 gebruikersinterfaces zijn, kunt u proefdraaienvanaf beide gebruikersinterfaces.

▪ Op de gebruikersinterface die u gebruikte om proef tedraaien, verschijnt een statusscherm.

▪ Op de andere gebruikersinterface verschijnt eenscherm “in gebruik”. U kunt de gebruikersinterface nietgebruiken zolang het scherm “in gebruik” wordtweergegeven.

Indien de installatie van de unit correct werd uitgevoerd, zal de unittijdens het proefdraaien opstarten in de geselecteerdebedrijfsmodus. Tijdens het proefdraaien kan de correcte werking vande unit gecontroleerd worden door de aanvoerwatertemperatuur(verwarm-/koelstand) en de tanktemperatuur (stand warm tapwater)op te volgen.

Om de temperatuur op te volgen, ga naar [A.6] en selecteer deinformatie die u wilt controleren.

9.4.4 Stelmotoren proefdraaienHet proefdraaien van de stelmotoren dient om de werking van deverschillende stelmotoren te controleren (wanneer u bijv. selecteertdat de pomp moet werken, zal het proefdraaien van de pompstarten).

Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van deaanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuuren de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.

1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Hetgebruikertoegangsniveau instellen op Installateur"  oppagina 55.

2 Controleer of de regeling van de kamertemperatuur, de regelingvan de temperatuur uittredend water en de regeling van hetwarm tapwater via de gebruikersinterface op UIT gezet werden.

3 Ga naar [A.7.4]: > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling >Testbedrijf stelmotoren.

4 Selecteer een stelmotor en druk op . Voorbeeld: Pomptest.

5 Selecteer OK en druk op .

Gevolg: Het proefdraaien van de stelmotor start. Het stoptautomatisch wanneer het is voltooid. Om het handmatig te stoppen,druk op , selecteer OK en druk op .

Mogelijke vormen van proefdraaien voor destelmotoren▪ De boosterverwarming proefdraaien

▪ De back-upverwarming (stap 1) proefdraaien

▪ De back-upverwarming (stap 2) proefdraaien

▪ De pomp proefdraaien

INFORMATIE

Zorg ervoor de het systeem volledig ontlucht is vooraleerproef te draaien. Vermijd tevens storingen in hetwatercircuit tijdens het proefdraaien.

▪ De 2-wegklep proefdraaien

▪ De 3-wegklep proefdraaien

▪ Het bivalent signaal testen

▪ De alarm-output testen

▪ Het signaal voor koeling/verwarming testen

▪ Test voor snel opwarmen

▪ De circulatiepomp proefdraaien

9 Inbedrijfstelling

Uitgebreide handleiding voor de installateur

86EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

9.4.5 De dekvloer van de vloerverwarmingdrogen

Deze functie wordt gebruikt om de dekvloer van eenvloerverwarmingsinstallatie tijdens de bouw van een huis zeer traagte drogen. Met deze functie kan de installateur dit programmaprogrammeren en uitvoeren.

Zorg ervoor dat de startpagina van de aanvoerwatertemperatuur, destartpagina van de kamertemperatuur en de startpagina van hetwarm tapwater UIT zijn.

Indien een back-upverwarmingskit een onderdeel van het systeemis, kan deze functie worden uitgevoerd zonder de buiteninstallatie tevoltooien. In dat geval zal de back-upverwarming de dekvloerdrogen en aanvoerwater leveren zonder dat de warmtepomp werkt.

INFORMATIE

▪ Als Noodgeval op Handm ([A.5.1.2]=0) is ingesteld ende unit wordt getriggerd om het noodbedrijf te starten,zal de gebruikersinterface eerst hiervoor eenbevestiging vragen vooraleer te starten. Zelfs wanneerde gebruiker het noodbedrijf NIET bevestigt, blijft defunctie Dekvloer drogen van de vloerverwarmingingeschakeld.

▪ Tijdens het drogen van de dekvloer van devloerverwarming is beperking [9‑0D] van depompsnelheid NIET van toepassing.

OPMERKING

De installateur is verantwoordelijk voor:

▪ het contact opnemen met de fabrikant van de dekvloerom de instructies te bekomen om de dekvloer voor deeerste maal te verwarmen zodat deze niet zoubeginnen te barsten,

▪ het programma voor het drogen van de dekvloerprogrammeren volgens de instructies (zie hierboven)van de fabrikant van de dekvloer,

▪ het op regelmatige basis controleren van de correctewerking van de instelling,

▪ het selecteren van het juiste programma dat voldoetaan het type van gebruikte dekvloer voor de vloer.

OPMERKING

Om de dekvloer van de vloerverwarming te drogen, moetVorstbescherming kamer worden uitgeschakeld ([2-06]=0).Standaard is deze ingeschakeld ([2‑06]=1). Wegens destand “installateur ter plaatse” (zie “Checklist vóórinbedrijfstelling”), wordt Vorstbescherming kamergedurende 12  uur na het voor de eerste maal onderspanning zetten, automatisch uitgeschakeld.

Indien Dekvloer drogen nog steeds moet wordenuitgevoerd na de eerste 12  uur onder spanning, schakelVorstbescherming kamer handmatig uit door instelling[2-06] op “0” te zetten en LAAT deze uitgeschakeld totwanneer Dekvloer drogen voltooid is. Als u dezewaarschuwing negeert, kan dat leiden tot het scheuren vande dekvloer.

OPMERKING

Zorg ervoor dat de volgende instellingen zoals hieronderzijn ingesteld om het drogen van de dekvloer van devloerverwarming te kunnen starten:

▪ [4‑00]=1

▪ [C‑02]=0

▪ [D‑01]=0

▪ [4‑08]=0

▪ [4‑01]≠1

De installateur kan tot 20 stappen programmeren. Voor elke stapmoet hij de volgende zaken invoeren:

1 de tijdsduur in uren, tot 72 uur,

2 de gewenste aanvoerwatertemperatuur.

Voorbeeld:

t

T

A125°C (1) 35°C (2)

24h (1) 36h (2)

T Gewenste aanvoerwatertemperatuur (15~55°C)t Duurtijd (1~72 h)

(1) Actie stap 1(2) Actie stap 2

Een programma voor het drogen van de dekvloervan de vloerverwarming programmeren1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur. Zie "Het

gebruikertoegangsniveau instellen op Installateur"  oppagina 55.

2 Ga naar [A.7.2]: > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling >Dekvlr vloerverw drogen > Droogprog instellen.

3 Gebruik de knoppen , , en om een programma teprogrammeren.

▪ Gebruik de knoppen en om door het programma tescrollen.

▪ Gebruik en om de selectie aan te passen.Als een tijd wordt geselecteerd, kunt u de duurtijd instellenvan 1 tot 72 uren.Als een temperatuur wordt geselecteerd, kunt u degewenste aanvoerwatertemperatuur instellen tussen 15°Cen 55°C.

4 Om een nieuwe stap toe te voegen, selecteer “–h” of “–” op eenlege lijn en druk op .

5 Om een stap te verwijderen, stel de duurtijd in op “–” door tedrukken op .

6 Druk op om het programma op te slaan.

Het is belangrijk dat het programma geen lege stap bevat.Het programma zal stoppen wanneer een blanco stapwordt geprogrammeerd OF na het uitvoeren van20 opeenvolgende stappen.

De dekvloer van de vloerverwarming drogen

INFORMATIE

De elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief kan nietworden gebruikt in combinatie met het drogen van dedekvloer van de vloerverwarming.

10 Aan de gebruiker overhandigen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

87EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

Voorwaarde: Zorg dat er SLECHTS 1 gebruikersinterface isaangesloten op uw systeem om de dekvloer van de vloerverwarmingte drogen.

Voorwaarde: Zorg ervoor dat de startpagina van deaanvoerwatertemperatuur, de startpagina van de kamertemperatuuren de startpagina van het warm tapwater UIT zijn.

1 Ga naar [A.7.2]: > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling >Dekvlr vloerverw drogen.

2 Selecteer een droogprogramma.

3 Selecteer Drogen starten en druk op .

4 Selecteer OK en druk op .

Gevolg: Het drogen van de dekvloer van de vloerverwarming starten het volgende scherm zal verschijnen. Het stopt automatischwanneer voltooid. Om het handmatig te stoppen, druk op ,selecteer OK en druk op .

15:10

114d 12h25°C

DiDekvloer drogenHuidige stapResterendAWT Gewenst

Stop

De status raadplegen van het drogen van dedekvloer van de vloerverwarming1 Druk op .

2 De huidige stap van het programma, de totale resterende tijd ende huidige gewenste aanvoerwatertemperatuur zullen op hetscherm verschijnen.

INFORMATIE

Er is een beperking op de toegang tot de menustructuur.Alleen de volgende menu's zijn toegankelijk:

▪ Informatie.

▪ Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling > Dekvlrvloerverw drogen.

Het drogen van de dekvloer van devloerverwarming onderbrekenWanneer het programma wordt gestopt door een storing, eenuitschakeling of een stroomonderbreking, verschijnt storing U3 ophet scherm van de gebruikersinterface. Om de storingscodes op telossen, zie "12.4  Problemen op basis van storingscodesoplossen"  op pagina  92. Om de storing U3 te resetten moet uwGebruikertoegangsniveau Installateur zijn.

1 Ga naar het scherm van het drogen van de dekvloer van devloerverwarming.

2 Druk op .

3 Druk op om het programma te onderbreken.

4 Selecteer OK en druk op .

Gevolg: Het programma voor het drogen van de dekvloer van devloerverwarming stopt.

Als het programma stopt omwille van een storing, een uitschakelingof een stroomonderbreking, kunt u de status van Dekvloer drogenvan de vloerverwarming op het scherm lezen.

5 Ga naar [A.7.2]: > Installateurinstellingen > Inbedrijfstelling >Dekvlr vloerverw drogen > Droogstatus > Gestopt op engevolgd door de laatste uitgevoerde stap.

6 Wijzig en herstart de uitvoering van het programma.

10 Aan de gebruikeroverhandigen

Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juistemanier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goedbegrijpt:

▪ Vul de tabel met de installateurinstellingen in (in degebruiksaanwijzing) met de werkelijke instellingen.

▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft envraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnenraadplegen. Informeer de gebruiker dat hij de volledigedocumentatie kan vinden op de url zoals eerder beschreven indeze handleiding.

▪ Leg aan de gebruiker uit hoe het systeem op de juiste manier tebedienen en wat er moet worden gedaan wanneer zich eenprobleem zou voordoen.

▪ Toon aan de gebruiker wat te doen om de unit te onderhouden.

▪ Leg aan de gebruiker uit hoe hij/zij energie kan besparen (dezetips staan beschreven in de gebruiksaanwijzing).

10.1 Over vergrendelen enontgrendelen

Indien nodig kunnen de toetsen van de hoofdgebruikersinterfaceworden vergrendeld, zodat de gebruiker deze interface niet kangebruiken. Om de gebruiker toe te laten temperatuurinstelpunten tewijzigen, moet de vereenvoudigde gebruikersinterface of eenuitwendige kamerthermostaat in dat geval worden geplaatst.

U kunt de volgende soorten vergrendelingen gebruiken:

▪ Functievergrendeling: vergrendeling van een welbepaalde functieom te beletten dat iemand de instellingen van die functie zouwijzigen.

▪ Toetsvergrendeling: vergrendeling van alle toetsen om te belettendat gebruikers instellingen zouden wijzigen.

Mogelijke functievergrendelingen

Grendel Als actief, kan niemand…Kamer AAN/UIT De regeling van de

kamertemperatuur AAN of UITzetten.

AWT AAN/UIT De regeling van deaanvoerwatertemperatuur(primair + secundair) AAN of UITzetten.

Tank AAN/UIT De regeling van het warmtapwater AAN of UIT zetten.

Temperatuur omhoog/omlaag Temperaturen aanpassen.Geluidsarme stand De geluidsarme stand gebruiken.Vakantie De vakantiestand gebruiken.Bedrijfmodus Stel de ruimtebedrijfsmodus in.Gebruikerinstellingen Instellingen wijzigen in [7]: >

Gebruikerinstellingen.

Nagaan of een vergrendeling actief is1 Druk op om naar een van de startpagina's te gaan.

2 Als op het scherm verschijnt, is het kinderslot actief.

Opmerking: Als u op een startpagina zit en probeert eenvergrendelde functie te gebruiken, verschijnt 1  seconde op hetscherm.

Een functievergrendeling activeren of deactiveren1 Druk op om naar de menustructuur te gaan.

2 Druk langer dan 5 seconden op .

11 Onderhoud en service

Uitgebreide handleiding voor de installateur

88EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

3 Selecteer een functie en druk op .

4 Selecteer Vergrendelen of Ontgrendelen en druk op .

De toetsvergrendeling in- of uitschakelen1 Druk op om naar een van de startpagina's te gaan.

2 Druk langer dan 5 seconden op .

11 Onderhoud en serviceOPMERKING

Onderhoud dient best jaarlijks uitgevoerd te worden dooreen installateur of een serviceagent.

11.1 Overzicht: onderhoud en serviceDit hoofdstuk bevat informatie over:

▪ Het jaarlijks onderhoud van de buitenunit

▪ De controle van de schakelkast van de back-upverwarming.

▪ De controle van de schakelkast van de regelkast.

11.2 Voorzorgsmaatregelen inzakeonderhoud

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE

GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN

OPMERKING: Risico van elektrostatische ontlading

Vooraleer met onderhouds- of servicewerkzaamheden tebeginnen, raak een metalen onderdeel van de unit aan omstatische elektriciteit af te voeren en de printplaat tebeschermen.

11.2.1 De buitenunit openenZie "7.2.2 De buitenunit openen" op pagina 34 en "7.2.3 Het dekselvan de schakelkast van de buitenunit openen" op pagina 34.

11.2.2 De regelkast openenZie "7.2.4 De bedieningskast openen" op pagina 34.

11.2.3 De optiekast openenZie "7.2.5 De kast met opties openen" op pagina 35.

11.2.4 De back-upverwarming openenZie "7.2.6  De back-upverwarming openen"  op pagina  35 en"7.2.7  Het deksel van de schakelkast van de back-upverwarmingopenen" op pagina 35.

11.3 Checklist voor het jaarlijksonderhoud van de buitenunit

Controleer minstens eens per jaar de volgende punten:

▪ Warmtewisselaar

▪ Waterdruk

▪ Waterfilter

▪ Waterdrukveiligheidsklep

▪ Drukveiligheidsklep van de tank voor warm tapwater

▪ Schakelkast

▪ Boosterverwarming van de tank voor warm tapwater

WarmtewisselaarDe warmtewisselaar van de buitenunit kan verstopt raken door stof,vuil, bladeren, enz. Er wordt geadviseerd de warmtewisselaarjaarlijks te reinigen. Een verstopte warmtewisselaar kan de oorzaakzijn van een te lage druk of een te hoge druk, met slechtereprestaties als gevolg.

WaterdrukControleer of de waterdruk meer dan 1 bar bedraagt. Indien lager,voeg water toe.

WaterfilterMaak het waterfilter schoon.

OPMERKING

Hanteer de waterfilter met de nodige voorzichtigheid.Oefen NIET teveel kracht uit wanneer u de waterfilterinsteekt om de mazen van de waterfilter NIET tebeschadigen.

1 32

5

4

WaterdrukveiligheidsklepOpen de klep en controleer of deze goed werkt. Het water kan zeerwarm zijn!

Te controleren punten:

▪ Het waterdebiet uit de veiligheidsklep is groot genoeg, de klep isniet verstopt, niets hindert de werking van de klep of er liggengeen leidingen tussenin.

▪ Vuil water dat uit de drukveiligheidsklep komt:

▪ open de klep tot het afgevoerd water GEEN vuil meer bevat

▪ spoel het systeem en plaats een bijkomende waterfilter (besteen magnetische cycloonfilter).

Controleer of dit water echt van de tank afkomstig is, controleer naeen opwarmcyclus van de tank.

Er wordt geadviseerd dit onderhoud regelmatiger te doen.

Veiligheidsklep van tank voor warm tapwater (ter plaatse tevoorzien)Open de klep en controleer of ze goed werkt. Het water kan zeerwarm zijn!

Te controleren punten:

▪ Het waterdebiet uit de veiligheidsklep is groot genoeg, de klep isniet verstopt, niets hindert de werking van de klep of er liggengeen leidingen tussenin.

▪ Vuil water dat uit de drukveiligheidsklep komt:

▪ open de klep tot het afgevoerd water GEEN vuil meer bevat

▪ spoel en reinig de volledige tank, inclusief de leidingen tussende veiligheidsklep en de inlaat van het koud water.

Controleer of dit water echt van de tank afkomstig is, controleer naeen opwarmcyclus van de tank.

Er wordt geadviseerd dit onderhoud regelmatiger te doen.

12 Opsporen en verhelpen van storingen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

89EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

Schakelkast▪ Voer een grondige visuele controle uit van de schakelkast en zoek

naar voor de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen offoute bedrading. Indien van toepassing, inspecteer tevens deschakelkast van de regelkast, de optiekast en de back-upverwarming.

▪ Controleer met een ohmmeter of schakelcontacten K1M, K2M enK5M in de schakelkast van de back-upverwarming en K3M in deschakelkast van de regelkast (afhankelijk van uw installatie) goedwerken. Alle contacten van deze schakelcontacten moeten openzijn wanneer de spanning UITgeschakeld is.

WAARSCHUWING

Als de interne bedrading beschadigd is, moet deze door defabrikant, zijn serviceagent of gelijkaardige bevoegdepersonen vervangen worden.

Boosterverwarming van de tank voor warm tapwater

INFORMATIE

Alleen als een warmtapwatertank met ingebouwdeelektrische boosterverwarming (EKHW) een onderdeel vanhet systeem is.

Het is aanbevolen kalkaanslag op de boosterverwarming teverwijderen om zo de levensduur van de verwarming te verlengen,en dit vooral in streken met hard water. Laat hiervoor de tank voorwarm tapwater leeglopen, verwijder de boosterverwarming uit detank voor warm tapwater en dompel deze 24  uur onder in eenemmer (of dergelijk) met een ontkalkproduct.

12 Opsporen en verhelpen vanstoringen

12.1 Overzicht: ProbleemoplossingIn dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen ingeval vanproblemen.

Het bevat informatie over:

▪ Problemen op basis van symptomen oplossen

▪ Problemen op basis van storingscodes oplossen

Alvorens storingen op te sporen en te verhelpenVoer een grondige visuele controle uit van de unit en zoek naar voorde hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of kapottebedrading.

12.2 Voorzorgsmaatregelen bij hetopsporen en verhelpen vanstoringen

WAARSCHUWING

▪ Controleer steeds of de spanning op de unit isafgesloten vooraleer de schakelkast van de unit tecontroleren. Schakel de respectievelijkstroomonderbreker uit.

▪ Als een veiligheidstoestel geactiveerd werd, moet u deunit uitschakelen en controleren waarom hetveiligheidstoestel werd geactiveerd vooraleer deze teresetten. Overbrug NOOIT een veiligheidstoestel ofwijzig zijn waarde niet in een waarde verschillend vande standaardinstelling. Indien u de oorzaak van hetprobleem niet kunt vinden, neem dan contact op metuw dealer.

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE

WAARSCHUWING

Om gevaar als gevolg van het per ongeluk resetten van dethermische beveiliging te voorkomen, mag dit toestel NIETworden gevoed via een externe schakelinrichting zoals eentimer of zijn aangesloten op een circuit dat regelmatig IN-en UITgeschakeld wordt door de voorziening.

GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN

12.3 Problemen op basis vansymptomen oplossen

12.3.1 Symptoom: De unit verwarmt of koeltNIET zoals verwacht

Mogelijke oorzaken Wat te doenDe temperatuurinstelling is NIETjuist

Controleer detemperatuurinstelling op deafstandsbediening. Raadpleegde gebruiksaanwijzing.

Het waterdebiet is te laag Controleer de volgende zaken:

▪ Alle afsluiters van hetwatercircuit staan volledigopen.

▪ De waterfilter is schoon.Reinig deze indien nodig.

▪ Er zit geen lucht in hetsysteem. Ontlucht indiennodig. U kunt handmatigontluchten (zie "Handmatigontluchten"  op pagina  84) ofde automatischeontluchtingsfunctie gebruiken(zie "Automatischontluchten" op pagina 85).

▪ De waterdruk is >1 bar.

▪ Het expansievat is NIETgebarsten of defect.

▪ De weerstand in hetwatercircuit is NIET te hoogvoor de pomp (zie "14.9 ESP-curve" op pagina 122).

Indien het probleem nog steedsaanwezig is nadat u allehierboven beschreven puntenhebt gecontroleerd, neem dancontact op met uw dealer. Insommige gevallen is het normaaldat de unit beslist om een laagwaterdebiet te gebruiken.

Het watervolume in de installatieis te laag

Controleer of het watervolume inde installatie boven de vereisteminimumwaarde ligt (zie"6.3.3 Het watervolume enwaterdebiet controleren" oppagina 29).

12 Opsporen en verhelpen van storingen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

90EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

12.3.2 Symptoom: De compressor start NIET(ruimteverwarming of verwarming van hettapwater)

Mogelijke oorzaken Wat te doenDe unit moet buiten zijnwerkingsgebied opstarten (dewatertemperatuur is te laag)

Als het systeem een back-upverwarming bevat:

Als de watertemperatuur te laagis, gebruikt de unit eerst de back-upverwarming om deminimumwatertemperatuur(15°C) te bereiken.

Controleer de volgende zaken:

▪ De elektrische voeding van deback-upverwarming is juistbedraad.

▪ De thermische veiligheid vande back-upverwarming wordtNIET geactiveerd.

▪ De schakelcontacten van deback-upverwarming zijn NIETgebroken of defect.

Als het systeem GEEN back-upverwarming bevat:

Het zou kunnen dat dan met eenklein watervolume moet wordengestart. Om dit te doen, opentrapsgewijs de warmteafgevers.Hierdoor zal dewatertemperatuur trapsgewijsstijgen. Volg dewaterinlaattemperatuur ([6.1.6] inde menustructuur) en zorg ervoordat deze NIET lager wordt dan15°C.

Indien het probleem nog steedsaanwezig is nadat u allehierboven beschreven puntenhebt gecontroleerd, neem dancontact op met uw dealer.

De instellingen van deelektrische voeding met voorkeurkWh-tarief en de elektrischeaansluitingen stemmen NIETovereen

Dit zou moeten overeenstemmenmet de aansluitingen zoalsuitgelegd in "6.4 De elektrischebedrading voorbereiden" oppagina 31 en "7.8.5 Dehoofdvoeding aansluiten" oppagina 45.

Het signaal voor voorkeur kWh-tarief werd gestuurd door deelektriciteitsmaatschappij

Wacht tot er weer stroom is(max. 2 uur).

12.3.3 Symptoom: De pomp maakt lawaai(cavitatie)

Mogelijke oorzaken Wat te doenEr zit lucht in het systeem Ontlucht handmatig (zie

"Handmatig ontluchten" oppagina 84) of gebruik deautomatische ontluchtingsfunctie(zie "Automatisch ontluchten" oppagina 85).

Mogelijke oorzaken Wat te doenDe waterdruk aan de pompinlaatis te laag

Controleer de volgende zaken:

▪ De waterdruk is >1 bar.

▪ De manometer is nietgebroken of defect.

▪ Het expansievat is NIETgebarsten of defect.

▪ De instelling van de voordrukvan het expansievat is juist(zie "6.3.4 De voordruk van hetexpansievat wijzigen"  oppagina 30).

12.3.4 Symptoom: De drukveiligheidsklep gaatopen

Mogelijke oorzaken Wat te doenHet expansievat is gebarsten ofdefect

Vervang het expansievat.

Het watervolume in de installatieis te hoog

Controleer of het watervolume inde installatie onder detoegestane maximumwaarde ligt(zie "6.3.3 Het watervolume enwaterdebiet controleren" oppagina 29 en "6.3.4 De voordrukvan het expansievat wijzigen" oppagina 30).

De opvoerhoogte van hetwatercircuit is te hoog

De opvoerhoogte van hetwatercircuit is het hoogteverschiltussen de buitenunit en hethoogste punt van hetwatercircuit. Als de buitenunitzich op het hoogste punt van deinstallatie bevindt, wordt deinstallatiehoogte beschouwd alszijnde 0 m. De maximaleopvoerhoogte van hetwatercircuit bedraagt 10 m.

Controleer de installatievereisten.

12.3.5 Symptoom: De waterdrukveiligheidskleplekt

Mogelijke oorzaken Wat te doenDe uitlaat van dewaterdrukveiligheidsklep isverstopt door vuil

Controleer of dedrukveiligheidsklep naar behorenwerkt door de rode knop op deklep naar links te draaien:

▪ Als u GEEN klepperend geluidhoort, neem dan contact opmet uw dealer.

▪ Als het water uit de unit blijftstromen, sluit dan eerst deafsluiters van zowel dewaterinlaat als van dewateruitlaat en neemvervolgens contact op met uwdealer.

12 Opsporen en verhelpen van storingen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

91EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

12.3.6 Symptoom: De ruimte wordt NIETvoldoende verwarmd bij lagebuitentemperaturen

Mogelijke oorzaken Wat te doenIndien het systeem een back-upverwarming bevat: de back-upverwarming zal niet wordeningeschakeld

Controleer de volgende zaken:

▪ De bedrijfsmodus van deback-upverwarming wordtgeactiveerd. Ga naar:

▪ [A.5.1.1] >Installateurinstellingen >Warmtebronnen >Backupverwarming >Bedrijfmodus [4‑00]

▪ De thermische veiligheid vande back-upverwarming werdniet geactiveerd. Indien dezewerd geactiveerd, controleer:

▪ De waterdruk

▪ Of er lucht in het systeem zit

▪ De ontluchting

Druk op de resetknop in deschakelkast. Zie"14.4 Onderdelen" op pagina 101om de resetknop te situeren.

Indien het systeem een back-upverwarming bevat: deevenwichtstemperatuur van deback-upverwarming werd nietjuist geconfigureerd.

Verhoog de“evenwichtstemperatuur” om dewerking van de back-upverwarming bij een hogerebuitentemperatuur te activeren.Ga naar:

▪ [A.5.1.4] >Installateurinstellingen >Warmtebronnen >Backupverwarming >Evenwichtstemp. OF

▪ [A.8] > Installateurinstellingen> Overzicht instellingen [5‑01]

Indien het systeem een back-upverwarming bevat: deoverstroomzekering heeftgewerkt

Controleer de zekering en zetdeze terug aan

Indien het systeem een back-upverwarming bevat: dethermische beveiliging heeftgewerkt

Controleer de thermischebeveiliging en reset deze door opde knop te drukken

Er zit lucht in het systeem Ontlucht handmatig (zie"Handmatig ontluchten" oppagina 84) of gebruik deautomatische ontluchtingsfunctie(zie "Automatisch ontluchten" oppagina 85).

Mogelijke oorzaken Wat te doenEr wordt teveelwarmtepompcapaciteit gebruiktom het warm tapwater op tewarmen (dit geldt alleen voorinstallaties met een tank voorwarm tapwater)

Controleer of de instellingen vande “ruimteverwarmingsvoorrang”juist werden geconfigureerd:

▪ Controleer of de “status van deruimteverwarmingvoorrang”werd ingeschakeld. Ga naar[A.8] > Installateurinstellingen> Overzicht instellingen [5‑02]

▪ Verhoog de “temperatuurruimteverwarmingsvoorrang”om de werking van de back-upverwarming bij een hogerebuitentemperatuur teactiveren. Ga naar [A.8] >Installateurinstellingen >Overzicht instellingen [5‑03]

12.3.7 Symptoom: De druk op het aftappunt istijdelijk abnormaal hoog

Mogelijke oorzaken Wat te doenDefecte of verstoptedrukveiligheidsklep.

▪ Spoel en reinig de volledigetank, inclusief de leidingentussen de drukveiligheidsklepen de inlaat van het koudwater.

▪ Vervang dedrukveiligheidsklep.

12.3.8 Symptoom: Sierpanelen werden door eengezwollen tank weggeduwd

Mogelijke oorzaken Wat te doenDefecte of verstoptedrukveiligheidsklep.

Neem contact op met uw dealer.

12.3.9 Symptoom: de tankdesinfectiefunctiewordt NIET volledig uitgevoerd (storingAH)

Mogelijke oorzaken Wat te doenDe desinfectiefunctie werdonderbroken omdat er warmtapwater genomen werd.

Programmeer dedesinfectiefunctie zodanig datdeze pas start wanneer verwachtwordt dat de volgende 4 uurGEEN warm tapwater genomenwordt.

Er werd veel warm tapwatergenomen juist voordat dedesinfectiefunctiegeprogrammeerd startte.

Wanneer de Warmtapwater >Instelpuntstand > Warmhoudenof Warmh + gprog geselecteerdwordt, wordt geadviseerd de startvan de desinfectiefunctie teprogrammeren minstens 4 uur naeen voorzien verbruik van veelwarm tapwater. Deze start kanvia de installateurinstellingen(desinfectiefunctie) ingesteldworden.

Wanneer de Warmtapwater >Instelpuntstand > Uitsl geproggeselecteerd wordt, wordtgeadviseerd een Opslageconomisch? te programmeren3 uur voor de geplande start vande desinfectiefunctie om de tankal voor te verwarmen.

12 Opsporen en verhelpen van storingen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

92EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

Mogelijke oorzaken Wat te doenHet desinfecteren werdhandmatig gestopt: terwijl degebruikersinterface destartpagina van het warmtapwater weergaf en haargebruikertoegangsniveau opInstallateur was ingesteld, werdtijdens het desinfecteren op toets

gedrukt.

Druk NIET op toets tijdens dedesinfectiefunctie.

12.3.10 Symptoom: de energiemeting(geproduceerde warmte) werkt NIET goed

Mogelijke oorzaken Wat te doenDe gemeten temperaturen voorde berekening van degeproduceerde warmte zijn NIETnauwkeurig.

Voer een ijking van het systeemuit door de stelmotoren van depomp te testen (zie"9.4.4 Stelmotorenproefdraaien" op pagina 85).

12.4 Problemen op basis vanstoringscodes oplossen

Wanneer een probleem voorkomt, verschijnt een storingscode op degebruikersinterface. Het is belangrijk het probleem te begrijpen ende nodige acties te ondernemen vooraleer de storingscode teresetten. Dit zou best door een erkende installateur of door dedealer in uw regio moeten uitgevoerd worden.

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van alle storingscodes en deinhoud van de storingscode zoals deze op de gebruikersinterfaceverschijnt.

Voor een meer gedetailleerde richtlijn om elke storing op te lossen,zie de onderhouds- en reparatiehandleiding.

12.4.1 Storingscodes: Overzicht

Storingscodes van de buitenunitKoelmiddeldeel

Storingscode Gedetailleerdestoringscode

Beschrijving

A5 00 BU: Hogedrukkoeling/piekwrde-

daling/storing vorstbeveiligng.

Neem contact op met uw dealer.E1 00 BU: Storing PCB.

Reset voeding vereist.

Neem contact op met uw dealer.E3 00 BU: Activering v hogedruk-

schakelaar (HPS).

Neem contact op met uw dealer.E5 00 BU: Oververhitting v inverter

compressormotor.

Neem contact op met uw dealer.E6 00 BU: Storing opstart compressr.

Neem contact op met uw dealer.

E7 00 BU: Storing ventilatormotor

buitenunit.

Neem contact op met uw dealer.

Storingscode Gedetailleerdestoringscode

Beschrijving

E8 00 BU: Overspan. opgen. vermgn.

Neem contact op met uw dealer.

EA 00 BU: Storing omschakeling

koeling/verwarming.

Neem contact op met uw dealer.H0 00 BU: Storing spanning/stroom-

senser.

Neem contact op met uw dealer.H3 00 BU: Storing hoge-

drukschakelaar (HPS)

Neem contact op met uw dealer.H6 00 BU: Storing positie-

detectiesensor.

Neem contact op met uw dealer.H8 00 BU: Storing compressor-

invoersysteem (CT).

Neem contact op met uw dealer.H9 00 BU: Storing luchtthermistor

buiten.

Neem contact op met uw dealer.F3 00 BU: Storing temperatuur

uitlaatleiding.

Neem contact op met uw dealer.F6 00 BU: Abnormaal hoge druk

bij koeling.

Neem contact op met uw dealer.FA 00 BU: Abnormaal hoge druk,

activering hogedrukschakelaar.

Neem contact op met uw dealer.JA 00 BU: Storing hogedruk

sensor.

Neem contact op met uw dealer.J3 00 BU: Storing thermistor

uitlaatleiding.

Neem contact op met uw dealer.J6 00 BU: Storing thermistor

warmtewisselaar.

Neem contact op met uw dealer.L3 00 BU: Storing temp.stijging

elektriciteitskast.

Neem contact op met uw dealer.L4 00 BU: Storing temp.stijging

inverter stralingslamel.

Neem contact op met uw dealer.L5 00 BU: Directe overspanning (DC)

inverter.

Neem contact op met uw dealer.

12 Opsporen en verhelpen van storingen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

93EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

Storingscode Gedetailleerdestoringscode

Beschrijving

P4 00 BU: Storing temperatuursensor

stralingslamel.

Neem contact op met uw dealer.U0 00 BU: Te weinig koelmiddel.

Neem contact op met uw dealer.

U2 00 BU: Storing voedings-

spanning.

Neem contact op met uw dealer.U7 00 BU: Storing transmissie

tussen hfd-CPU- CPU inverter.

Neem contact op met uw dealer.UA 00 BU: Storing combinatie binnen/

buiten.

Reset voeding vereist.

Hydrodeel

Storingscode Gedetailleerdestoringscode

Beschrijving

A1 00 Detectieprobleem nulkruis.

Reset voeding vereist.

Neem contact op met uw dealer.A1 01 EEPROM leesfout.

AA 01 BUH oververhit

Reset voeding vereist.

Neem contact op met uw dealer.UA 00 Probleem met de overeenkomst

hydrodeel / koelmiddeldeel.

Reset stroomtoevoer vereist.7H 01 Probleem met het waterdebiet.

Automatisch herstarten.7H 04 Probleem met het waterdebiet

tijdens het bereiden van warmtapwater.

Handmatig resetten.

Controleer het circuit van hetwarm tapwater.

7H 05 Probleem met het waterdebiettijdens verwarming/bemonstering.

Handmatig resetten.

Controleer het circuit van deruimteverwarming/-koeling.

7H 06 Probleem met het waterdebiettijdens koeling/ontdooiing.

Handmatig resetten.

Controleer deplatenwarmtewisselaar.

89 01 Bevriezing warmtewisselaar.

Storingscode Gedetailleerdestoringscode

Beschrijving

8H 00 Abnormale verhoging

AWT.

8F 00 Abnormale verhoging

AWT (warmtapwater).

C0 00 Storing in de flowsensor.

Handmatig resetten.C0 01 Storing in de flowschakelaar.

Auto reset.C0 02 Storing in de flowschakelaar.

Handmatig resetten.U3 00 Droogfunctie dekvloer vloer-

verwarming niet correct

uitgevoerd.81 00 Probleem sensor temperatuur

aanvoerwater.

Neem contact op met uw dealer.C4 00 Probleem sensor temperatuur

warmtewisselaar.

Neem contact op met uw dealer.80 00 Probleem retourwater-

temperatuur.

Neem contact op met uw dealer.U5 00 Gebruikersinterface-

communicatieprobleem.

U4 00 Probleem met de communicatiehydrodeel / koelmiddeldeel

AC 00 BSH oververhit

Neem contact op met uw dealer.

EC 00 Abnorm verhoging warmtapwater

tanktemperatuur

HC 00 Probleem sensor temperatuur

warmtapwatertank

Neem contact op met uw dealer.CJ 02 Probleem sensor kamer-

temperatuur.

Neem contact op met uw dealer.H1 00 Probleem buitenvoeler

Neem contact op met uw dealer.89 02 Bevriezing warmtewisselaar.

A1 00 EEPROM leesfout.

13 Als afval verwijderen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

94EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

Storingscode Gedetailleerdestoringscode

Beschrijving

AH 00 WW tank desinfectiefunctie

niet juist uitgevoerd.

89 03 Bevriezing warmtewisselaar.

AJ 03 Te lange opwarmtijd warmtapw.

vereist.

UA 16 Communicatie probleem tussenhet hydrodeel en de regelkast.

UA 22 Communicatieprobleem tussende regelkast en de optiekast.

INFORMATIE

Indien de storingscode AH verschijnt en dedesinfectiefunctie niet onderbroken wordt omdat er warmtapwater genomen wordt, wordt geadviseerd het volgendete doen:

▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand >Warmhouden of Warmh + gprog wordt geselecteerd,wordt geadviseerd het starten van de desinfectiefunctiete programmeren minstens 4  uur na een voorzienverbruik van veel warm tapwater. Deze start kan via deinstallateurinstellingen (desinfectiefunctie) ingesteldworden.

▪ Wanneer de Warmtapwater > Instelpuntstand > Uitslgeprog geselecteerd wordt, wordt geadviseerd eenOpslag economisch? te programmeren 3  uur voor degeplande start van de desinfectiefunctie om de tank alvoor te verwarmen.

OPMERKING

Wanneer het minimum waterdebiet kleiner is dan hetdebiet vermeld in onderstaande tabel, zal de unit tijdelijkstoppen en zal storing 7H‑01 op de gebruikersinterfaceverschijnen. Deze storing wordt na een tijdje automatischgereset en de unit begint opnieuw te werken.

Minimum vereist waterdebiet05+07 modellen 12 l/min

Indien storing 7H‑01 aanhoudt, zal de unit stoppen en zal op degebruikersinterface een storingscode verschijnen die handmatig zalmoeten worden gereset. Deze storingscode hangt af van hetprobleem:

Storingscode Gedetailleerdestoringscode

Beschrijving

7H 04 De problemen met hetwaterdebiet kwamen vooral voortijdens het bereiden van warmtapwater. Controleer het circuitvan het warm tapwater.

7H 05 De problemen met hetwaterdebiet kwamen vooral voortijdens ruimteverwarming.Controleer het circuit van deruimteverwarming.

Storingscode Gedetailleerdestoringscode

Beschrijving

7H 06 De problemen met hetwaterdebiet kwamen vooral voortijdens koeling/ontdooiing.Controleer het circuit van deruimteverwarming/-koeling.

Bovendien kan dezestoringscode wijzen op eenbeschadiging van deplatenwarmtewisselaar door devorst. Indien dit het geval is,neem contact op met uwplaatselijke verdeler.

INFORMATIE

Storing AJ-03 wordt automatisch gereset zodra de tankterug normaal opwarmt.

INFORMATIE

Indien de unit een stroming detecteert wanneer de pompniet aan het werken is, kan een extern toestel dezestroming veroorzaken of kan een debietmeter defect zijn(flowsensor en flowschakelaar).

▪ Indien de flowsensor een stroming detecteert wanneerde pomp niet aan het werken is, zal de unit stoppen enzal op de gebruikersinterface storingscode C0‑00verschijnen. Opdat de unit opnieuw zou beginnen tewerken, moet deze storing eerst handmatig wordengereset.

▪ Indien de flowschakelaar een stroming detecteertwanneer de pomp niet aan het werken is, zal de unittijdelijk stoppen en zal op de gebruikersinterfacestoringscode C0‑01 verschijnen. Deze storing wordt naeen tijdje automatisch gereset en de unit begintopnieuw te werken. Indien het probleem aanhoudt, zalde unit stoppen en zal op de gebruikersinterface eenstoringscode C0‑02 verschijnen. Opdat de unit opnieuwzou beginnen te werken, moet deze storing eersthandmatig worden gereset.

13 Als afval verwijderen

13.1 Overzicht: Als afval verwijderenTypische werkstroomHet systeem als afval verwijderen bestaat doorgaans uit devolgende stappen:1 Het systeem afpompen.2 Het systeem ontmantelen volgens de toepasselijke wetgeving.3 Koelmiddel, olie en andere onderdelen behandelen volgens de

toepasselijke wetgeving.

INFORMATIE

Zie de onderhouds- en reparatiehandleiding voor meerbijzonderheden.

13.2 Het koelmiddel verwijderenVoorbeeld: Om het milieu te beschermen, pomp eerst allekoelmiddel uit de unit alvorens de unit weg te werpen.

Het koelmiddel moet NIET worden weggepompt wanneer de unitmoet worden verplaatst.

13 Als afval verwijderen

Uitgebreide handleiding voor de installateur

95EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

OPMERKING

Om het koelmiddel te verwijderen (door leeg te pompen),stop de compressor vooraleer de koelmiddelleidingen teverwijderen. Indien de compressor nog steeds werkt en deafsluiter open staat tijdens het verwijderen van hetkoelmiddel, zal lucht in het systeem gezogen worden.Hierdoor zal de compressor beschadigd worden en kunnenmensen verwondingen oplopen als gevolg van deabnormale druk in de koelmiddelcyclus.

Het leegpompen verwijdert al het koelmiddel uit het systeem en zelfsuit de buitenunit.

1 Verwijder de deksels van de vloeistofafsluiter en degasafsluiter.

2 Voer een gedrongen koeling uit.

3 Wacht 5 tot 10 minuten (of slechts 1 of 2 minuten bij zeer lageomgevingstemperaturen (<–10°C)) en sluit daarna devloeistofafsluiter met een zeskantsleutel.

4 Controleer met het verdeelstuk of vacuüm werd bereikt.

5 Wacht 2 tot 3 minuten en sluit daarna de gasafsluiter en stop degedwongen koeling.

a

c

b

d

de

a Gasafsluiterb Richting om te sluitenc Inbussleuteld Afsluiterdeksele Vloeistofafsluiter

13.3 Een gedwongen koeling starten enstoppen

Controleer of dip-schakelaar SW2 in de KOEL-stand staat.

1 Druk op de schakelaar SW1 om de gedwongen koeling testarten.

2 Druk op de schakelaar SW1 om de gedwongen koeling testoppen.

COOLHEAT

SW1

SW3

SW2

OPMERKING

Zorg ervoor dat de watertemperatuur tijdens hetgedwongen koelen hoger dan 5°C blijft (zie detemperatuuraflezing van de binnenunit). U kunt ditbereiken door bijvoorbeeld alle ventilatoren van deventilatorconvectoren aan te zetten.

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

96EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

14 Technische gegevensZie de technische data voor de recentste informatie.

14.1 Overzicht: Technische gegevensDit hoofdstuk bevat informatie over:

• Afmetingen en ruimte voor service

• Zwaartepunt

• Onderdelen

• Schema van de leidingen

• Bedradingsschema

• Technische specificaties

• Werkingsgebied

• ESP-curve

14.2 Afmetingen en ruimte voor service

14.2.1 Afmetingen en ruimte voor service:Buitenunit

Afmetingen: Buitenunit1089

356

304

735

44 75

7556

180

30214740

283

330

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

97EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

Ruimte voor service: Buitenunit

250

350

250(

A) /

400

(B)

250(

A) /

400

(B)

300

250

250

350

250

350

14.2.2 Afmetingen en ruimte voor service: Opties

Afmetingen en ruimte voor service: regelkast en optiekast

50

50 50

100

600

50

340

97

5536

0

318

340

2230

5

A

A

B B

2.5

5

6.2

R4.5

R2.5

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

98EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

Afmetingen: back-upverwarming

26.5 x 6.5

250

15050

535

393

7657

210

140 20

1257

548

560

Ø6.5

Ø6

Ruimte voor service: back-upverwarming

>50 >50

>200

>350

>500

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

99EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

14.3 Zwaartepunt

14.3.1 Zwaartepunt: Buitenunit

XY

Z

Model X Y ZEBLQ05CAV3

EDLQ05CAV3

399 mm 329 mm 158 mm

EBLQ07CAV3

EDLQ07CAV3

372 mm 340 mm 153 mm

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

100EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

14.3.2 Zwaartepunt: Opties

Zwaartepunt: regelkast en optiekast

164

177

55

Zwaartepunt: back-upverwarming

A

B

C

Model A B CEKMBUHCA3V3 132 mm 272 mm 103 mmEKMBUHCA9W1 138 mm 273 mm 99 mm

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

101EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

14.4 Onderdelen

14.4.1 Onderdelen: Buitenunit

p c

lm

h

k

b

a

d e

i

n n n

o o

j

f

g

a Aansluiting water IN 1" Mb Aansluiting water UIT 1" Mc Ingang bedrading (voeding)d Ingang bedrading (bedrading voor hoogspanning)e Ingang bedrading (bedrading voor laagspanning)f Pompg Waterfilterh Veiligheidsklepi Schakelkastj Flowsensor

k Flowschakelaarl Expansievat

m Ontluchtingsventieln Aflaatuitlaato Afsluiter met aftap- en aftap- en vulkraan 1" (met hulpstuk)p 4 gaten voor ankerbouten

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

102EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

14.4.2 Onderdelen: Schakelkast (Buitenunit)

X7MTB1

A1P

FU1

X5M

A2P

X6YB

X4M

X3M

X6Y X6YA

a

b

g

h

c

b

d

i

e

f

a Transformatorb Connectorenc Aansluitingenblok (naar verwarmingstoestellen)d Aansluitingenblok (lage spanning)e Aansluitingenblok (hoge spanning)f Aansluitingenblok (elektrische voeding)g Hoofdprintplaath Zekering van de hoofdprintplaati Printplaat met stroomlus voor communicatie met de

regelkast en de optiekast

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

103EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

14.4.3 Onderdelen: Opties

Onderdelen: regelkast en optiekast

a

ba

a Aansluitklemmenstrookb Aansluitingenblok (stroom)

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

104EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

Onderdelen: back-upverwarming

h

ee

eff

e

c

d

gg

b a

KMBUHCA3V KMBUHCA9W**

a Aansluiting water IN 1" Mb Aansluiting water UIT 1" Mc Ontluchtingd Back-upverwarminge Schakelcontact back-upverwarmingf Thermische zekering back-upverwarmingg Overstroomzekering back-upverwarmingh Aansluitingenblok

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

105EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

14.4.4 Onderdelen: Schakelkast (opties)Regelkast

X2M

A4P

K1A

K2A

X1M

X8M

F2B

K3M

X4M

f

g

a

b

c

de

a Extensieprintplaatb Schakelcontact boosterverwarming (alleen voor installaties

met een warmtapwatertank)c Stroomonderbreker boosterverwarming (alleen voor

installaties met een warmtapwatertank)

d Aansluitingenblok (alleen voor installaties metwarmtapwatertank)

e Aansluitingenblok (elektrische voeding)f Aansluitingenblok (lage spanning)g Aansluitingenblok (hoge spanning)

OptiekastX2M

A4P

K1A

K2A

X1M

X8M

c

d

a

b

a Extensieprintplaatb Aansluitingenblok (elektrische voeding)c Aansluitingenblok (lage spanning)d Aansluitingenblok (hoge spanning)

Back-upverwarming

X14M

K2M K1M

K5M

F1B

X15M

Q1L

b

c

c

d

ca

e

a Thermische beveiligingb Aansluitingspunt (alleen voor EKMBUHCA9W1)c Schakelcontactd Stroomonderbrekere Aansluitingenblok

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

106EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

14.5 Schema van de leidingen

14.5.1 Schema van de leidingen: Buitenunit

p

12.7 CuT

3D097222-1

R1Tt >

·15.9· CuT 12.7 CuT

12.7 CuT

12.7 CuT

7.9 CuT

7.9 Cu

T7.9

CuT

7.9 Cu

T

p >

R3Tt >

R1T

R3T

R4T

7.9 CuT4.0 CuT7.9 CuT4.0 CuT

4.0 CuT4.0 CuT

7.9 CuT7.9 CuT7.9 CuT7.9 CuT7.9 CuT7.9 CuT7.9 CuT7.9 CuT

1

4

32

t >

12.7 CuT

12.7 CuT

R4T

9.5 CuT

6.4 CuT

6.4 Cu

T

M

6.4 Cu

T

6.4 CuT

Afvoerleidingthermistor

AccumulatorCompressor

Hogedrukschakelaar

Geluiddem-per

Geluiddem-per

4-wegsklep

Druksensor

KoelmiddelstromingKoeling

Verwarming

Vloeistofafsluit-erV

Platenwarmtewisselaar

Gasafsluiter met servicepoort

Ontluchting

FlowsensorPomp

Flowschakelaar

Uitlaat

Afsluiter met aftap/vulkraan Expansievat

Veiligheidsklep

AfblaasFilter

Inlaat

Thermistor aanvoerwater warmtewisselaar

Thermistor koelmiddel vloeistofzijde

Inlaatwaterthermistor Buitenluchttemperatuurthermistor

Warmtewisselaar

Capillaire buisCapillaire buis

Capillaire buis

Capillaire buis

Warmtewisselaarthermistor

Schroefventilator

Geluiddemper met filter

Geluiddemper met filter

Gemotoriseerde kraan

Afsluiter met aftap/vulkraan

Filter

Filter

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

107EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

14.6 Bedradingsschema

14.6.1 Bedradingsschema: Buitenunit

Zie het intern bedradingsschema dat met de unit is meegeleverd (op de binnenkant van het deksel van de schakelkast van de buitenunit). Degebruikte afkortingen hebben de volgende betekenis.

Plaats in de schakelkast (hydroschakelkast)

A1P

TR1

X3MX4M

A2P

X6Y

X5M

X7M

PCB3

Plaats in de schakelkast van de compressor

PCB1

X2M

X1M

PCB2

Plaats in de regelkast

A4P

X2M

K3M

X4M

X8MX1MF2B

Plaats in de optiekast

A4P

X2M

X8MX1M

Plaats in de kit met back-upverwarming

X14M

K1M

F1B

K2M

K5M

Q1L

X15M

K1R

K2R

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

108EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

Door de gebruiker geïnstalleerde opties:

Afstandsgebruikersinterface

Externe buitenthermistor

Regelkast

Warmtapwatertank

Optie back-upverwarming

Configuratie back-upverwarming (enkel voor *9W)

6V3 (1N~, 230 V, 6 kW)

6WN (3N~, 400 V, 6 kW)

9WN (3N~, 400 V, 9 kW)

Primaire aanvoerwatertemperatuur:

AAN/UIT-thermostaat (met draad)

AAN/UIT-thermostaat (draadloos)

Externe thermistor

Warmtepompconvector

Secundaire aanvoerwatertemperatuur:

AAN/UIT-thermostaat (met draad)

AAN/UIT-thermostaat (draadloos)

Externe thermistor

Warmtepompconvector

Optiekast

Externe binnenomgevingsthermistor

Buitenunit: compressormodule (EDLQ05CAV3+EBLQ05CAV3)

X19A/5X19A/3X19A/1

X4M/PEX4M/NX4M/L

PCB3

PCB2

PCB1GRN

GRN

GRN RED RED RED RED

1S502

2 3 4 5 6 7 8 9 10 11S503

1 2 3 4 5S501

1 2 3 4 5

SW5SW2

SW1 SW3A 1 2 3 4

DB1

DB2

HL402

HN402

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 6 7S210 S206 S209

X2M

X1M

123

LN

BRN

RED

BLU

BRNBRNBLKBLK

Z2C

Z1C

1

4

S20S5012

Y1E S1NPHM

1 2 3 4 5 1 2 3 4 1 2 3 4 5 6 1 2 3 4

MR307

MR306

V401FU1T3,15A

MR30

MRM10

1234567

1234

DB401

321

321

S401

4

4567

S202

S211 S411

WHT

YLW

ORG

BLU

RED

R3T R2T R1T P>S1PH-t° -t° -t° 1

2Q1L Y1R

M1F M1CMS MS3~

BLU

YLW

RED

BLU

YLW

RED

Z4C

X11A

BLU

WHT

ORG

BRN

RED

YLW

YLW

LED B

T3,15AFU2

S70S8053 6 71 2 431 2

MR4

DCP2DCM2

HL2

HN2

DCM1DCP1

S60 S90 S40

MRM20

FU3

30A

321

MR30_A

MR30_B

V3

DC N1 DC P1

DC P2DC N2

SA1V2

E1

E2 CK1

VU W

U V W

+

+ +

GRN/YLW

OFFON

OFFON

C110

C111 C112

IPM1

X12A

S10

BLK

WHT

DP2 DP1

HL1

HN1

Z3C

1 2 3 4 51S2

BRNPPL

schakelkast hydro

blad-metaal

schakelkast compressor

4D094176-1C_Pagina 5

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

109EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

Buitenunit: compressormodule (EDLQ07CAV3+EBLQ07CAV3)

X19A/5X19A/3X19A/1

X4M/PEX4M/NX4M/L

GRN RED RED RED RED

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5

PCB1

PCB2

PCB3

S502 S503 S501

SW5SW2

SW1 SW3S2

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 6 7S210 S206 S209

BRN

GRN

RED

BLU

GRN

BRNBRNBLKBLK

GRN/YLW

BLK

WHT SA1

FU3V2

HL1

HN130A

V3S10

321

MR30_A

MR30_B12

S20S50 1 2 3 4 5 1 2 3 4DP2 DP1

MR307

MR306

FU1T3,15A

V401

DB4011 2 3 4 5 6 1 2 3 4

1234567

WHT

YLW

ORG

BLU

RED

Y1E M S1NPH

S60 S90 S40

R3T-t°

R2T-t°

R1T-t°

Q1LS1PHP>

1

2

321

321

4

4567

S411

S401

LED B

OFFON

OFFON

1 2 3 4 51

E1

E2Z2C

Z1CX1MLN

123

X2M Z3C

BLU

YLW

RED

BLU

WHT

ORG

BRN

RED

YLW

YLW

Y1RM1C MS

3~

BLU

YLW

RED

Z4C

M1F

X11A

VU W53 6 71 2 4

U V W

T3,15AFU2

DC N1 DC P1

DC P2DC N2

+

+ +

IPM1DB1

DB2

HL402

HN402

S70S8031 2

MR4

C110

C111 C112

MRM10

MRM20

MR30

MS

A 1 2 3 4

S202

S211

HL2

HN2

X12A

1

4

1234

4D094176-1C_Pagina 6

schakelkast hydro

schakelkast compressor

blad-metaal

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

110EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

Buitenunit: hydromodule

X3M

X2M/1

X2M/2

X2M/3

X1M/L

X1M/N

X1M/P

E

X1M/P

E

X1M/L

X1M/N

X2M/1

X2M/2

X2M/3

X4M

Q3DI

X6YB

X6YAX6Y

NL

L N

Q4DI

5 6

L N

X6YX6YB

X3MX6YA L N

1 3 513X1A X19A

X4M

Q3DI

L N

FU1

X22A

4321

12

R6T X5M-t°56

12

B1L

X4A

215 13 1 21 313 51 1 33 5 21X25AX16A X31AX20AX2A X28A X26A X45A

E7H E6H

X7M 1 2 3 4

KCR

K5R

FU2KVR

2

2

1

1

1

2

12

X5A

X8A

X7A

X21AK4RK6R

X10AX14AX15A X18A1 2 3 4 53 113 12

A1P

TR1

M1PS1L

NL GND

PWM

PE

MS3~

-t°

-t°

-t°

R3T

R4T

R1T

X10AX1A

X5M

X3M

X5Y

A2P

43

43

21

21

X2M/23X2M/22

X2M/21X2M/20

X8M/9X8M/8X8M/7X8M/6

X8M/10

12

21

345

E

11

5 6

Alleen voor elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief (compressor)Gebruik voeding normaal kWh-tarief voor hydroschakelkast

Alleen voor normale voeding (standaard) Schakelkast Hydro gevoed door compressormodule

Schakelkast compressor Schakelkast compressor

1N~, 50 Hz230 V ACElektrische voedingnormaal kWh-tarief

1N~, 50 Hz230 V ACVoedingnormaal kWh-tarief

1N~, 50 Hz230 V ACElektrische voedingnormaal kWh-tarief

Regelkast

Schakelkast hydro

optie van externe buitenomgevingssen-soroptie

4D094176-1C_Pagina 7

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

111EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

Regelkast

I I

1314

X5M/3X5M/4

X5M/2X5M/1

X3M/4X3M/3X3M/2X3M/1

X5Y

X1M/LX1M/NX1M/PE

Q5DI

1N~, 50 Hz230 V ACL N PE

Q6DI

555

5

A5PA5P

-t°-t°

P1P2P1P2

L N 2223X1M X2M 678910

X2M.1

X2M.2

X2M.1

a

X8M.4

X8M.5

X8M.7

X8M.6

1a 2 12a 34

R5T / X2M.3R5T / X2M.4

X2M.1

aX2

M.2X2

M.1

HC COM

A3P X2M.1

X8M.4

X8M.5

X2M.2

HC COML N

PC

A7P

A3P

X2M.2

X2M.1

X2M.1

a

1

51

5

K1A

K2A

X1AX10A

2 154321

F1U

+12V

GND

DS1X3A

ONOFF 8 7 6 5 4 3 2 1

5678 4 3 2 1

F2UX2A 321

123

X14A X2M

A4P/X5A.2A4P/X5A.1

A4P/X5A.3

X15M : 1X15M : 2

X15M : 5X15M : 6X15M : 7

11

131415

12

56

X2M

1 2 3 4 5 6X4A

X2M 7 8 9 10

R5T /

X2M.4

R5T/

X2M.3

R5T

1N~, 50 Hz230 V AC

-t°R1T

X8M.6

X8M.7

X2M.2

X2M.1 R1T

-t°R2T

-t°

X11M43 5 6

A3PX1M

%H20R1H

20X2M

21

M1~

M2P

X8M

321

X15M : 3X15M : 4

A4P

S1S

X2M

- t°M3SY

LN

1 2

2

1

4

32

1

4

3

F2B

X4M

K3MA2

A1

X2M.1

a

X2M

R1TR1T

X8MF1U

X5A

43

4

3

12345

L N

M4S

M2S

L

YN

21/31

22/32

3

4

1 2 1 21/3/31

2/4/32

21/3

22/4

11/1

12/2E4H

Q2L/Q3L

E4H

Q2L

K2

STB

L1 NX6M/X9M X6M/X9M K1

Q2L

X9MQ2L/Q3L

7 7 7 88 8

Schakelkast hydro

Warmtepompconvectorenkel voor draadloze AAN/UIT-thermostaat

4D094176-1C_Pagina 8

GebruikersinterfaceAfstandsgebruikers- interface

Kast met opties

Uitgang warmtapwaterpompMax. belasting:2 A (inschakelstroomstoot) - 230 V AC1 A (continu)Warmtapwaterpomp

Toepassing met dubbel instelpunt (zie de installatiehandleiding)

alleen voor ext. sensor(vloer of omgeving)

Warm tapwater optie

Kast met opties

Contact elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief:5 V DC-detectie(spanning geleverd door printplaat)

alleen voor bedrade AAN/UIT-thermostaat

Regelingkast

BUV-optie

NO-klep

alleen voor *KHWP*/*HYC*alleen voor *KHW(E/S)*Z2alleen voor *KHW(E/S)*V3

warmtapwatertankwarmtapwatertankwarmtapwatertank

Alleen voor *KHWP*/*HYC*

Alleen voor *KHWS*

alleen voor *KHWE*

Regelkastoptie: back-upverwarming

X2M : 12X2M : 11X2M : 13X2M : 14X2M : 15

X2M : 5X2M : 6

34567

R2TX15M

X15M

- t°12

1N~, 50 Hz230 V AC

Q1DI

F1T E3H

43

21

2

1

4

3

21

22

11

121

5

31

3234

K1R

F1B

F1UQ1L

R2TX15M

X15M

- t°

34567

12

K1R

K2RK5M

K1M

K2M

F1U

1

5

1

5

31

32

11

12

A1

A2

34

34A1

A2 A1

A2

PEL1 L2 L3 N

Q1DI

F1B

2

1

4

3 5 7

6 8

42 6 1431 5 13

43

65

21

43

65

21

E1H E1H E1H E2H E2H E2H

F1T F1T F1T F2T F2T F2T

2 3 5 641

23 3

2

K5M

K1M

K2M

21

21

2

1

43

43

3

65

65

5

1413

7

43

65

21

F1T F1T F1T

E1H E1H E1H

F2T F2T F2T

E2H E2H E2H

4 6 8

Q1DI

F1B

PEL N

X14M 1 2 3 4 5 6X14M

K1M

A1

A2

II I I II I I

Q1LI I

L N

Regelkast

3N ~ 400 V 6 kW of 9 kW 1N~, 230 V, 3 kW of 6 kWBUV-optie (alleen voor *3V) BUV-optie (*9W) 4D094176-1C_Pagina 9

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

112EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

Regelkastoptie: optiekast

X1M/LX1M/N

X1M/PE

A4P/X5A.1A4P/X5A.2A4P/X5A.3

F2U

X1A

X2A

1 2 3X5A

X1M

1 2 3 4 5X8M

X2M

321

54321

1 2 3 4 5 6 7 8X3A X4A

X2M

1 2 3 4 5 6X14A

ONOFF

8 7 6 5 4 3 2 1

DS1

F1U

1 2 3

145 6 3 4 1 2 1a 2a 7 8 9 10 11 12 1513

A4PL N

+12V

GND

S1P S2P S3PR6T

-t° S5P S6P S4P

1 2

4D094176-1C_Pagina 10

Regelkast

Kast met opties

Digitale ingangen vermogenbeperking:5 V DC-detectie(spanning geleverd door printplaat)

Digitale ingangvermogensbeperking:5 V DC-detectie(spanning geleverd door printplaat)

optie van externe binnen-omgevingssensor

Ingangen van de elektrische pulsmeter:5 V DC-pulsdetectie(spanning geleverd door printplaat)

AlarmuitgangMax. belast. 150 mA - 12 V DC

Uitgang ruimteverwarming/koeling AAN/UIT

Max. spanning 250 V ACMax. belasting 1A

Min. belasting 10 mA

Ext. warmtebronMax. spanning 250 V ACMax. belasting 1AMin. belasting 10mAe

A1P Hoofdprintplaat

A2P Printplaat stroomlus

A3P * AAN/UIT-thermostaat (PC=stroomcircuit)

A3P * Warmtepompconvector

A4P * Extensieprintplaat (regeling, optioneel)

A5P Printplaat van de gebruikersinterface

A7P * Printplaat ontvanger (draadloze AAN/UIT-thermostaat)

B1L Flowsensor

C110~C112 Condensator

DB1, DB2, DB401 Gelijkrichter

DS1 (A4P) * DIP-schakelaar

E1H Element back-upverwarming (1 kW)

E2H Element back-upverwarming (2 kW)

E3H Element back-upverwarming

E4H Boosterverwarming (3 kW)

E6H Verwarmingtape platenwarmtewisselaar

E7H Verwarming expansievat

F1B * Overstroomzekering back-upverwarming

F2B * Overstroomzekering boosterverwarming

F1T, F2T * Thermische zekering back-upverwarming

F1U (A4P) Zekering T 2 A 250 V

F2U (A4P) Zekering T 2 A 250 V voor 3‑wegsklep

FU1 (A1P) Zekering T 6,3 A 250 V

FU2 (A1P) Zekering T 6,3 A 250 V

K1 * Aansluitklemmenstrook

K2 * Boosterverwarming

FU1, FU3 (PCB1) Zekering

FU2 (PCB2) Zekering

IPM1 Intelligente voedingsmodule

K1A Relais voor verwarming

K2A Relais voor koeling

K1M * Schakelcontact back-upverwarming (stap 1)

K2M * Schakelcontact back-upverwarming (stap 2)

K3M * Schakelcontact boosterverwarming

K5M * Veiligheidsschakelcontact back-upverwarming (enkel voor *9W)

K1R * Relais back-upverwarming (stap 1)

K2R * Relais back-upverwarming (stap 2)

K*R Relais op printplaat

LED 1~LED 4 Indicatielampje

LED A, LED B Controlelamp

M1C Compressormotor

M1F Ventilatormotor

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

113EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

M1P Hoofdvoedingspomp

M2P # Pomp voor warm tapwater

M2S # Afsluiter

M3S 3-wegklep voor warm tapwater

M4S * Valve kit

MR30_A, DP1,E1, MR30_B,DP2, E2, DC_P1,DC_P2, DCP1,DC_N1, DC_N2,HN402, HL402,DCP2, DCM1,DCM2

Connector

MRM*, MR30,MR4, MR306,MR307

Magnetische relais

PCB2 Inverter-printplaat

PCB3 Serviceprintplaat

Q*DI # Aardlekschakelaar

Q1L * Thermische beveiliging back-upverwarming

Q1L (PCB1)

Q2L/Q3L * Thermische beveiliging boosterverwarming

R1T (A1P) Thermistor aanvoerwater warmtewisselaar

R1T (A3P) * AAN/UIT-thermostaat omgevingssensor

R1T (A5P) Gebruikersinterface omgevingssensor

R1T (PCB1) Thermistor (afvoer)

R2T * Thermistor back-upverwarmingaanvoerwater

R2T (A3P) * Externe sensor (vloer of omgeving)

R2T (PCB1) Thermistor (warmtewisseling)

R3T (A1P) Thermistor koelmiddel vloeistofzijde

R3T (PCB1) Thermistor (lucht)

R1H (A3P) * Vochtigheidssensor

R4T (A1P) Inlaatwaterthermistor

R5T * Thermistor warm tapwater

R6T (A1P) * Externe buitenomgevingsthermistor

R6T (A4P) * Externe binnenomgevingsthermistor

S1L Flowschakelaar

S1S # Contact elektrische voeding met voorkeurkWh-tarief

SA1 Spanningsbeveiliging

S1NPH Druksensor

S1P~S4P # Digitale ingangen vermogensbeperking

S1PH Drukschakelaar (hoog)

S2~S503 Connector

S5P+S6P # Elektriciteitsmeters

SHEET METAL Vaste plaat met aansluitingenstrook

STB * Thermische beveiliging boosterverwarming

SW1, SW3 Drukknoppen

SW2, SW5 DIP-schakelaars

TR1 Voedingstransformator

V2, V3, V401 Varistor

X*M Aansluitklemmenstrook

X*Y Connector

Y1E Elektronische expansieklep spiraal

Y1R Omkerende elektromagnetische klep spiraalZ1C~Z4C Ferrietkern

* = Optioneel

# = Ter plaatse te voorzien

BLK Zwart

BLU Blauw

BRN Bruin

GRN Groen

GRY Grijs

ORG Oranje

PPL Paars

RED Rood

WHT Wit

YLW Geel

Te doorlopen zaken vooraleer de unit te starten

Engels VertalingX4M Hoofdaansluitklem

Aardingsbedrading15 Draad nummer 15

Ter plaatse te voorzien1 Verschillende

bedradingsmogelijkhedenOptie

Niet gemonteerd in schakelkast

Bedrading afhankelijk van model

Printplaat

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

114EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

Schema elektrische aansluitingen

3 co

re

4 or

3 c

ore

4D09752-1C

1

1X3

M: 1-

2

X3M: 5-6

X3M:

3-4

X5M:

3-4

X5M:

1-2

X5M: 5-6

X5Y

X2M: 5-6

X2M: 12-11

X2M: 13-14-15

X2M: 9-10

X8M: 5-4-3

X1M: L-N-PE

A4P: X5A: 1-2-3

X2M: 13-15

X8M: 3-4

X8M: 1-2

X2M: 7-8

X2M: 9-10

X2M: 5-6

X2M: 3-4

X2M: 1-2

X2M: 11-12

X2M: 1a-2aX1M: L-N-PE

A4P: X5A: 1-2-3

F1B: L1-L2-L3

X15M: 1-2

X15M: 3-4

X15M: 5-6-7

230V

2x0.75

X8M:

6-7

X8M:

6-7-1

0

X8M:

8-9

X2M:

20-2

1

X2M:

22-2

3

X8M:

10

X2M: 1-2-1a

X2M: 1-2-1aX8M: 4-5

X2M: 1-2

X8M: 6-7

2

2

2

2

X11M: 3-4-5-6

A7P: X1M: H-C-comX2M: L-N A3P: X1M: 1-3

230 V

2x0.752x0.75

230 V

230 V

A3P: X1M: C-com-H

230 V

230 V

230 V

230V

3

3

5Gx2.5230 V

230 VK1

X2M: 7-8

X2M: 3-4

Standaardonderdeel

Monobloc-unit

Elektrische voeding

unit elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief:230 V + aarding

elektrische voeding voor unit: 230 V + aarding

2 aders

2 aders

3 aders

3 aders

Ter plaatse te voorzien Optioneel onderdeel Ter plaatse te voorzien

Optioneel onderdeel

Kast met opties

X4M: L-N + aarding

Contact elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief

1 ad

ers

comm

unica

tie

comm

unica

tie

2 ad

ers

2 ad

ers

2 ad

ers

2 ad

ers

230

V

230

V

230

V

Regelkast

Externe kamerthermostaat/Warmtepompconvector(primaire en/of secundaire zone)

F2B: L-N + aarding

signaal

signaal

signaal

2 of 3 aders

2 aders

2 aders

Vraag vermogenbeperking 4

Vraag vermogenbeperking 3

Vraag vermogenbeperking 2

Vraag vermogenbeperking 1

Alleen voor installatie met normale elektrische voeding

Alleen voor installatie met elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief

elektrische voeding met normaal kWh-tarief voor unit: 230 V

of L-N + aarding

Elektrische voeding voor back-upverwarming (3/6/9 kW): 400 V of 230 V + aarding

Elektrische voeding voor boosterverwarming (3 kW): 230 V + aarding

Primair: X2M: 1-2Secund.: X2M: 1a-2

Alleen voor(warmtepompconvector)

Alleen voor *KRTR(draadloze kamerthermostaat)

Alleen voor *KRTW(bedrade kamerthermostaat)

2 aders(3 m inbegrepen)signaal

R2TExterne sensor(vloer of omgeving)

Alleen voor *KRTETS

Externe binnenthermistor

Elektrische pulsmeter input 2

Elektrische pulsmeter input 1

Uitgang ruimtekoeling/-verwarming AAN/UIT

Ext. warmtebron (bijv. ketel)

Alarm-uitgang

Alleen voor KRCS01-1

signaal

signaal

signaal

signaal

2 aders

2 aders

2 aders

2 aders

3 aderscommunicatie

3 aders

Elektrische voeding

Optioneel onderdeel

Warmtapwatertank

Alleen voor *DLQ*Standaard: 4 draden voor lage spanningOptioneel: 4 draden voor hoge spanningBinnen: 6 of 7 draden naar BUV

Alleen voor *BLQ*Standaard: 4 draden voor lage spanningOptioneel: 5 draden voor hoge spanningBinnen: 6 of 7 draden naar BUVKlepkit: 3 draden

Standaard: 4 draden voor lage spanningOptioneel: 4 draden voor hoge spanning

2 draden voor lage spanning

Standaardonderdeel

Optioneel onderdeel

A5P: P1-P2 gebruikersinterface

A5P: P1-P2 gebruikersinterface

Alleen voor *KRUCB*

communicatie

2 aders

communicatie2 aders

signaal

signaal3 aders

4 aders

4 aders voor verwarming alleen5 aders voor koeling/verwarming

2 aders voor verwarming alleen3 aders voor koeling/verwarming

Klepkit

BUV-optie

BUV

BUV

Klepkit

RegelingKast

RegelingKast

RegelingKast

Externe buitenthermistorAlleen voor EKRSCA1Optioneel onderdeel

signaal2 aders

2 aders

2 aders

2 aders

2 aders

signaal

signaal

2 aders

signaal

3-wegsklepM3S (als *KHW werd geplaatst) selectie warm tapwater - vloerverwarming

Elektrische voeding voor regelkast: 230 V + aarding 3 aders

Toepassing met dubbel instelpunt(zie de installatiehandleiding)

signaal

2 aders

Typische configuratie

Opmerkingen:- Voor signaalkabel: houd minimumafstand tot stroomtoevoerkabels > 5 cm- Beschikbare verwarmingstoestellen: zie combinatietabel

Optioneeldeel

Warmtapwaterpomp

Afsluiter

Ter plaatse te voorzien2 aders

2 aders 230 V

X6Mof X9M

Alleen voor *KHWP*/*HYC*

Alleen voor *KHW(E/S)*5 aders

3 aders 3Gx2.5X4M: 1-2-aarding

X4M: 1-2-aarding

Q2L/Q3L - clixon

Boosterverwarming

R5T - thermistor watertemperatuur

Boosterverwarming

signaal

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

115EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

14.7 Technische specificaties

14.7.1 Technische specificaties: Buitenunit

Nominale capaciteit en nominaal opgenomen vermogen

Alleen verwarming type Omkeerbaar typeBuitenunits EDLQ05CAV3 EDLQ07CAV3 EBLQ05CAV3 EBLQ07CAV3Toestand 1(a)

Verwarmingscapaciteit Minimum 1,80 kWNominaal 4,40 kW 7,00 kW 4,40 kW 7,00 kWMaximum 5,00 kW 7,00 kW 5,00 kW 7,00 kW

Koelcapaciteit Minimum — 2,00 kW 2,50 kWNominaal — 3,90 kW 5,20 kWMaximum —

Opg. verm.verwarming

Nominaal 0,88 kW 1,55 kW 0,88 kW 1,55 kW

Opg. verm. koeling Nominaal — 0,95 kW 1,37 kWCOP Nominaal 5,00 4,52 5,00 4,52EER Nominaal — 4,07 3,80Toestand 2(b)

Verwarmingscapaciteit Minimum 1,80 kWNominaal 4,03 kW 6,90 kW 4,03 kW 6,90 kWMaximum 4,75 kW 6,90 kW 4,75 kW 6,90 kW

Koelcapaciteit Minimum — 2,00 kW 2,50 kWNominaal — 3.99 kW 5,15 kWMaximum —

Opg. verm.verwarming

Nominaal 1,13 kW 2,02 kW 1,13 kW 2,02 kW

Opg. verm. koeling Nominaal — 1,93 kW 2,45 kWCOP Nominaal 3,58 3,42 3,58 3,42EER Nominaal — 2,07 2,10

(a) In verwarming: Omgevingstemperatuur DB/WB 7°C/6°C – aanvoerwater uit condensor 35°C (DT=5°C). In koeling: Omgevingstemperatuur 35°C– aanvoerwater uit verdamper 18°C (DT=5°C)

(b) In verwarming: Omgevingstemperatuur DB/WB 7°C/6°C – aanvoerwater uit condensor 45°C (DT=5°C). In koeling: Omgevingstemperatuur 35°C– aanvoerwater uit verdamper 7°C (DT=5°C)

Technische specificaties

Buitenunits EDLQ05CAV3 EDLQ07CAV3 EBLQ05CAV3 EBLQ07CAV3KastKleur IvoorwitMateriaal Polyestergelakte verzinkte staalplaatAfmetingenVerpakking (H×B×D) 880×1166×432 mmUnit (H×B×D) 735×1085×350 mmGewichtMachinegewicht 76 kg 80 kg 76 kg 80 kgBrutogewicht 82 kg 86 kg 82 kg 86 kgVerpakkingMateriaal EPS, karton, houtGewicht 6 kgWarmtewisselaarSpecificaties Lengte 845 mm

Aant. rijen 2Lamelafstand 1,8 mmAant. doorgangen —Voorzijde —Aant. trappen 32

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

116EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

Buitenunits EDLQ05CAV3 EDLQ07CAV3 EBLQ05CAV3 EBLQ07CAV3Buistype Ø8 Hi-XaLamel Type WF-lamel

Behandeling Behandeling tegen corrosieVentilat.Type SchroefventilatorHoeveelheid 1Luchtdebiet (nominaal op 230 V) Verwarming 45,0 m³/min 47,0 m³/min 45,0 m³/min 47,0 m³/min

Koeling 52,5 m³/minAfvoerrichting HorizontaalMotor Hoeveelheid 1

Uitgang 53 WCompressorHoeveelheid 2YC36BXD#C‑2YC45DXD#C 1Motor Model 2YC36BXD#C 2YC45DXD#C 2YC36BXD#C 2YC45DXD#C

Type Hermetisch gesloten swingcompressorUitgang —

PEDCategorie van unit I (uitgesloten uit gebied van PED omwille van artikel 1, punt 3.6 van

97/23/EC)Bereik (1)

Verwarming (buitenunit)* Minimum –25°C DBMaximum 25°C DB

Koeling (buitenunit) Minimum — 10°C DBMaximum — 43°C DB

Warm tapwater (buitenunit)** Minimum –25°C DBMaximum 35°C DB

GeluidsniveauNominaal – Verwarming Geluidssterkte 61 dBA 62 dBA 61 dBA 62 dBA

Geluidsdruk (2) 48 dBA 49 dBA 48 dBA 49 dBANominaal – Koeling Geluidssterkte 63 dBA

Geluidsdruk — 48 dBA 50 dBANachtstil Geluidsdruk —KoelmiddelType R410ABelasting 1,30 kg 1,45 kg 1,30 kg 1,45 kgRegeling Expansieklep (elektronisch type)Aant. circuits 1KoelmiddelolieType FVC50KGevuld volume 0,65 lOntdooimethode OmkeercyclusOntdooiregeling Sensor voor buitentemperatuur warmtewisselaarCapaciteitsregelmethode Inverter-gestuurd

Elektrische specificaties

Buitenunits EDLQ05CAV3 EDLQ07CAV3 EBLQ05CAV3 EBLQ07CAV3Elektrische voedingNaam V3Fase 1Frequentie 50 HzSpanning 230 VSpanningsbereik Minimum –10%

Maximum +10%

(1) Zie schema werkingsgebieden. *Uitbreiding gebied door met hulpback-upverwarming. **Uitbreiding gebied door hulpboosterverwarming of -back-upverwarming.(2) Het geluidsdrukniveau gemeten via een microfoon op een bepaalde afstand van de unit. Dit is een relatieve waarde die afhangt van de afstand en de akoestiek van de omgeving. Voormeer informatie, raadpleeg het schema met de geluidsspectra.

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

117EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

Buitenunits EDLQ05CAV3 EDLQ07CAV3 EBLQ05CAV3 EBLQ07CAV3StroomNominaal opgenomen stroom Koeling —

VerwarmingAanloopstroom Koeling 15,7 A 16,0 A (zie

Afbeelding A)15,7 A 16,0 A (zie

Afbeelding A)VerwarmingMaximumstroom in functie Koeling 15,7 A 16,0 A (zie

Afbeelding A)15,7 A 16,0 A (zie

Afbeelding A)VerwarmingZmax —Minimumwaarde van Ssc —Aanbevolen zekeringen 16 A 20 A 16 A 20 AAansluitingen bedradingenVoor elektrische voeding Hoeveelheid 3

Opmerking —Voor verbinding met regelkast Hoeveelheid 8

Opmerking 2 draden: minimum kabeldoorsnede 0,75 mm², maximum lengte: 20 m;2 draden: minimum kabeldoorsnede 0,75 mm², maximum lengte:

500 m; 4 draden: 230 V

Afbeelding A: AanloopstroomDe aanloopstroom van de Daikin invertergestuurde compressor isaltijd kleiner dan of gelijk aan de maximaal opgenomen stroom.

A

B

D E

C

A Opgenomen stroomB TijdC MaximumD Voorbeeld 1E Voorbeeld 2

Standaard aan/uit-aanloopstroom compressor op max. opgenomenstroom

A

B

D E

C

A Opgenomen stroomB TijdC MaximumD Voorbeeld 1E Voorbeeld 2

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

118EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

14.7.2 Technische specificaties: Opties

Technische specificaties: regelkast en optiekast

Opties EKCB07CAV3+EK2CB07CAV3KastKleur WitMateriaal Voorgelakt plaatmetaalAfmetingenVerpakking (H×B×D) 406×392×136 mmUnit (H×B×D) 360×340×97 mmGewichtMachinegewicht 4 kgBrutogewicht 5 kgVerpakkingMateriaal Karton, EPS

Elektrische specificaties: regelkast en optiekast

Opties EKCB07CAV3+EK2CB07CAV3Elektrische voedingFase 1Frequentie 50 HzSpanning 230 VSpanningsbereik Minimum –10%

Maximum +10%ZekeringenAanbevolen zekeringen 16 A

Technische specificaties: back-upverwarming

Opties EKMBUHCA3V3 EKMBUHCA9W1KastKleur WitMateriaal Voorgelakt plaatmetaalAfmetingenVerpakking (H×B×D) 650×300×270 mmUnit (H×B×D) 560×250×210 mmGewichtMachinegewicht 11 kg 13 kgBrutogewicht 12 kg 14 kgVerpakkingMateriaal Karton, EPS

Elektrische specificaties: back-upverwarming

Opties EKMBUHCA3V3 EKMBUHCA9W1Elektrische voedingNaam 3V3 9WFase 1 Raadpleeg hoofdstuk ConfiguratieFrequentie 50 HzSpanning 230 VSpanningsbereik Minimum –10%

Maximum +10%StroomOpgenomen stroom 13 A

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

119EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

14.8 Werkingsgebied

14.8.1 Werkingsgebied: Verwarming en koelingRuimteverwarming en koelstand (voor de huidige modellen indeze handleiding)

Stand Verwarming Stand Koeling5+7 kW (met back-

upverwarming)5+7 kW

-15 15 25 45 50 5518

-25

25

-20

-15

A (°C DB)

B (°C)

505

10

43

2213

18

A (°C DB)

C (°C)

5+7 kW (zonder back-upverwarming)

-15 10 25 45 50 55

-25

25

-20

-15

A (°C DB)

B (°C)

A BuitentemperatuurB Temperatuur water dat condensor verlaatC Temperatuur water dat verdamper verlaat

Alleen werking back-upverwarming. Buitenunit niet inbedrijf.Buitenunit in bedrijf als instelpunt ≥25°C.Werking warmtepomp + back-upverwarming / OptrekbedrijfOptrekgebied. Buitenunit in bedrijf als instelpunt ≥25°C.CirculatiepompDe buitenunit kan werken, maar vermoedelijk metverminderde capaciteit. Indien de buitentemperatuur < –25°C zal de buitenunit stoppen. Back-upverwarming zalverder werken.Temperatuurverlagingsgebied.

Opmerking: In de stand beperkte elektrische voeding kunnen debuitenunit, de boosterverwarming en de back-upverwarming alleenafzonderlijk werken.

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

120EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

14.8.2 Werkingsgebied: Warm tapwaterStand Verwarming van het warm tapwater (voor de huidigemodellen in deze handleiding)

5 kW 7 kW

25 55

35

-20-25

-15

25

40 45 50 80

A (°C DB)

B (°C)25 55

35

-20-25

-15

25

40 45 50 8048

5

A (°C DB)

B (°C)

A BuitentemperatuurB Warmtapwatertemperatuur

Alleen werking boosterverwarming (EKHW alleen)De buitenunit kan werken, maar vermoedelijk metverminderde capaciteit. Indien de buitentemperatuur < –25°C zal de buitenunit stoppen. Back-up-/boosterverwarming zal verder werken.

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

121EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

14.8.3 Noodzaak van de klepkit

Voor omkeerbare systemen (EBLQ05+07CAV3) waarin een back-upverwarming is gemonteerd, moet verplicht klepkit EKMBHBP1 wordengeplaatst wanneer er condensatie in de back-upverwarming kan worden verwacht.

7

10

13

16

19

22

25

28

31

7

10

13

16

19

22

25

28

31

20 23 26 29 32

A (°C) A (°C)

B (°C DB)A Temperatuur water dat verdamper verlaatB Temperatuur droge bol

Relatieve vochtigheid 40%Relatieve vochtigheid 60%Relatieve vochtigheid 80%

Voorbeeld: Met een omgevingstemperatuur van 25°C en eenrelatieve vochtigheid van 40%. Indien het water dat uit de verdamperkomt <12°C bedraagt, kan er condensatie optreden.

Opmerking: Raadpleeg de psychrometrische grafiek voor meerinformatie.

14 Technische gegevens

Uitgebreide handleiding voor de installateur

122EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +

EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc

4P405544-1B – 2015.08

14.9 ESP-curve

14.9.1 ESP-curve: BuitenunitOpmerking: Er zal zich een debietstoring voordoen wanneer hetminimum waterdebiet niet wordt bereikt.

EDLQ05CAV3+EBLQ05CAV3

01020304050607080

0 5 10 15 20 25 30 35 40

A (kPa)

B (l/min)

C

EDLQ07CAV3+EBLQ07CAV3

0

10

20

30

40

50

60

70

80

0 5 10 15 20 25 30 35 40

A (kPa)

B (l/min)

C

A Externe statische drukB WaterdebietC Bereik

Noten:

▪ Het werkingsgebied wordt alleen uitgebreid naar lagere debietenindien de unit alleen met de warmtepomp werkt en de temperatuurvan het debietmedium hoog genoeg is. (Dit geldt niet voor hetopstarten, ontdooien en back-upverwarming indien er een back-upverwarming is geïnstalleerd.)

▪ Over de streeplijnen: de hogere werkingsgebiedlimiet geldt alleenals het debietmedium water is. Als er glycol is toegevoegd aan hetsysteem, ligt de limiet lager.

▪ Het selecteren van een debiet buiten de werkzone kan de unitbeschadigen of een storing erin veroorzaken.

15 Verklarende woordenlijst

Uitgebreide handleiding voor de installateur

123EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1Daikin Altherma lage temperatuur monobloc4P405544-1B – 2015.08

15 Verklarende woordenlijstDealer

Verdeler die het product verkoopt.

Erkende installateurTechnisch bekwame persoon met een erkenning om hetproduct te installeren.

GebruikerPersoon die de eigenaar is van het product en/of die hetproduct gebruikt.

Geldende wetgevingAlle geldende internationale, Europese, nationale enplaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/ofvoorschriften betreffende een bepaald product of domein.

OnderhoudsbedrijfBedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor hetproduct uit te voeren of te coördineren.

InstallatiehandleidingHandleiding met instructies betreffende het installeren, hetconfigureren en het onderhouden van een bepaald productof een bepaalde toepassing.

GebruiksaanwijzingInstructiehandleiding voor een bepaald product of eenbepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe hetproduct of de toepassing moet worden gebruikt.

AccessoiresLabels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur enuitrustingen die met het product worden meegeleverd endie volgens de instructies in de meegeleverde documentatiegeïnstalleerd moeten worden.

Optionele apparatuurDoor Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur enuitrustingen die met het product volgens de instructies in demeegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.

Ter plaatse te voorzienNiet door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen diemet het product volgens de instructies in de meegeleverdedocumentatie gecombineerd mogen worden.

1/8

Tabel lokale instellingen

Toepasbare units

*BLQ05CAV3*DLQ05CAV3*BLQ07CAV3*DLQ07CAV3

Aantekeningen

(*1) *B*(*2) *D*

4P405542-1 - 2015.03

2/8

Breadcrumb Lokale code Naam instelling Bereik, stapStandaardwaarde

Datum Waarde

Gebruikerinstellingen└─ Voorgeprogrammeerde waarden

└─ Kamertemperatuur7.4.1.1 R/W [3-07]~[3-06], stap: A.3.2.4

21°C7.4.1.2 R/W [3-07]~[3-06], stap: A.3.2.4

19°C7.4.1.3 R/W [3-08]~[3-09], stap: A.3.2.4

24°C7.4.1.4 R/W [3-08]~[3-09], stap: A.3.2.4

26°C└─ AWT primair

7.4.2.1 [8-09] R/W [9-01]~[9-00], stap: 1°C45°C

7.4.2.2 [8-0A] R/W [9-01]~[9-00], stap: 1°C40°C

7.4.2.3 [8-07] R/W [9-03]~[9-02], stap: 1°C18°C

7.4.2.4 [8-08] R/W [9-03]~[9-02], stap: 1°C20°C

7.4.2.5 R/W -10~10°C, stap: 1°C0°C

7.4.2.6 R/W -10~10°C, stap: 1°C-2°C

7.4.2.7 R/W -10~10°C, stap: 1°C0°C

7.4.2.8 R/W -10~10°C, stap: 1°C2°C

└─ Tanktemperatuur7.4.3.1 [6-0A] R/W 30~[6-0E]°C, stap: 1°C

55°C7.4.3.2 [6-0B] R/W 30~min(50, [6-0E])°C, stap: 1°C

45°C7.4.3.3 [6-0C] R/W 30~min(50, [6-0E])°C, stap: 1°C

45°C└─ Geluidsarm niveau

7.4.4 R/W 0: Niveau 11: Niveau 22: Niveau 3

└─ Elektriciteitsprijs7.4.5.1 [C-0C]

[D-0C]R/W 0,00~990/kWh

0/kWh7.4.5.2 [C-0D]

[D-0D]R/W 0,00~990/kWh

0/kWh7.4.5.3 [C-0E]

[D-0E]R/W 0,00~990/kWh

0/kWh└─ Brandstofprijs

7.4.6 R/W 0,00~990/kWh0,00~290/MBtu8,0/kWh

└─ Stel weersafhankelijk in└─ Primair

└────────────────── Weersafhank verwarm instellen7.7.1.1 [1-00] Weersafhank verwarm instellen Lage omg.temp. voor AWT prim. zone verwarm.

weersafh. curve.R/W -40~5°C, stap: 1°C

-10°C7.7.1.1 [1-01] Weersafhank verwarm instellen Hoge omg.temp. voor AWT prim. zone verwarm.

weersafh. curve.R/W 10~25°C, stap: 1°C

15°C7.7.1.1 [1-02] Weersafhank verwarm instellen Waarde aanvoerwater voor lage omg.temp. voor

AWT prim. zone verwarm. weersafh. curve.R/W [9-01]~[9-00]°C, stap: 1°C

45°C

7.7.1.1 [1-03] Weersafhank verwarm instellen Waarde aanvoerwater voor hoge omg.temp. voor AWT prim. zone verwarm. weersafh. curve.

R/W [9-01]~min(45, [9-00])°C , stap: 1°C35°C

└────────────────── Weersafhank koelen instellen7.7.1.2 [1-06] Weersafhank koelen instellen Lage omg.temp. voor AWT prim. zone koeling

weersafh. curve.R/W 10~25°C, stap: 1°C

20°C7.7.1.2 [1-07] Weersafhank koelen instellen Hoge omg.temp. voor AWT prim. zone koeling

weersafh. curve.R/W 25~43°C, stap: 1°C

35°C7.7.1.2 [1-08] Weersafhank koelen instellen Waarde aanvoerwater voor lage omg.temp. voor

AWT prim. zone koel. weersafh. curve.R/W [9-03]~[9-02]°C, stap: 1°C

22°C7.7.1.2 [1-09] Weersafhank koelen instellen Waarde aanvoerwater voor hoge omg.temp.

voor AWT prim. zone koel. weersafh. curve.R/W [9-03]~[9-02]°C, stap: 1°C

18°C└─ Secundair

└────────────────── Weersafhank verwarm instellen7.7.2.1 [0-00] Weersafhank verwarm instellen Waarde aanvoerwater voor hoge omg.temp.

voor AWT sec. zone verwarm. weersafh. curve.R/W [9-05]~min(45,[9-06])°C, stap: 1°C

35°C

7.7.2.1 [0-01] Weersafhank verwarm instellen Waarde aanvoerwater voor lage omg.temp. voor AWT sec. zone verwarm. weersafh. curve.

R/W [9-05]~[9-06]°C, stap: 1°C45°C

7.7.2.1 [0-02] Weersafhank verwarm instellen Hoge omg.temp. voor AWT sec. zone verwarm. weersafh. curve.

R/W 10~25°C, stap: 1°C15°C

7.7.2.1 [0-03] Weersafhank verwarm instellen Lage omg.temp. voor AWT sec. zone verwarm. weersafh. curve.

R/W -40~5°C, stap: 1°C-10°C

└────────────────── Weersafhank koelen instellen7.7.2.2 [0-04] Weersafhank koelen instellen Waarde aanvoerwater voor hoge omg.temp.

voor AWT sec. zone koel. weersafh. curve.R/W [9-07]~[9-08]°C, stap: 1°C

8°C7.7.2.2 [0-05] Weersafhank koelen instellen Waarde aanvoerwater voor lage omg.temp. voor

AWT sec. zone koel. weersafh. curve.R/W [9-07]~[9-08]°C, stap: 1°C

12°C7.7.2.2 [0-06] Weersafhank koelen instellen Hoge omg.temp. voor AWT sec. zone koel.

weersafh. curve.R/W 25~43°C, stap: 1°C

35°C7.7.2.2 [0-07] Weersafhank koelen instellen Lage omg.temp. voor AWT sec. zone koel.

weersafh. curve.R/W 10~25°C, stap: 1°C

20°CInstallateurinstellingen

└─ Systeemlayout└─ Std debiet

A.2.1.1 [E-00] R/O 0~52: Monobloc

A.2.1.2 [E-01] R/O 0~10: 8

A.2.1.3 [E-02] R/O 0: Type 1 (*1)1: Type 2 (*2)

A.2.1.7 [C-07] R/W 0: Besturing AWT1: Bst xt kmrthrms2: Best. kmrthrmst

A.2.1.8 [7-02] R/W 0: 1 AWT-zone1: 2 AWT-zones

Compressortype

Opslag eco

Hoog

Middel

Laag

Unittype

Eco (verwarming)

Softwaretype binnen

Methode unitbestur.

Aantal zones AWT

Eco (koeling)

Comfort (verwarming)

Eco (verwarming)

Comfort (koeling)

Eco (koeling)

Opslag comfort

Comfort (koeling)

Warmhouden

Tabel lokale instellingen Instelling installateur verschilt van standaardwaarde

Comfort (verwarming)

Eco (verwarming)

Comfort (koeling)

Eco (koeling)

Comfort (verwarming)

4P405542-1 - 2015.03 (*1) *B*_(*2) *D*

3/8

Breadcrumb Lokale code Naam instelling Bereik, stapStandaardwaarde

Datum Waarde

Tabel lokale instellingen Instelling installateur verschilt van standaardwaarde

A.2.1.9 [F-0D] R/W 0: Continu1: Monster2: Verzoek

A.2.1.A [E-04] R/O 0: Nee1: Ja

A.2.1.B R/W 0: Op unit1: In de kamer

A.2.1.C [E-0D] Glycol aanwezig R/W 0: Nee1: Ja

└─ OptiesA.2.2.A [D-02] R/W 0: Nee

1: Secund retour2: Disinf. shunt

A.2.2.B [C-08] R/W 0: Nee1: Buitensensor2: Kamersensor

└────────────────── SchakelkastA.2.2.E.1 [E-03] R/W 0: Geen BUH

1: 1 stap2: 2 stappen

A.2.2.E.2 [5-0D] R/W 0~51: 1P,(1/1+2)4: 3PN,(1/2)5: 3PN,(1/1+2)

A.2.2.E.3 [D-01] R/W 0: Nee1: Actief open2: Actief gesloten

A.2.2.E.4 [E-05] R/W 0: Nee1: Ja

A.2.2.E.5 [C-05] R/W 1: Thermo AAN/UIT2: Verw/koel vraag

A.2.2.E.6 [C-06] R/W 0~21: Thermo AAN/UIT

└────────────────── Optie boxA.2.2.F.1 [C-02] R/W 0: Nee

1: Bivalent2: -3: -

A.2.2.F.2 [C-09] R/W 0: Normaal open1: Norm. gesloten

A.2.2.F.3 [D-08] R/W 0: Nee1: 0,1 impuls/kWh2: 1 impuls/kWh3: 10 impuls/kWh4: 100 impuls/kWh5: 1000 impuls/kWh

A.2.2.F.4 [D-09] R/W 0: Nee1: 0,1 impuls/kWh2: 1 impuls/kWh3: 10 impuls/kWh4: 100 impuls/kWh5: 1000 impuls/kWh

A.2.2.F.5 [C-08] R/W 0: Nee1: Buitensensor2: Kamersensor

A.2.2.F.6 [D-04] R/W 0: Nee1: Ja

└─ CapaciteitenA.2.3.1 [6-02] R/W 0~10kW, stap: 0,2kW

3kWA.2.3.2 [6-03] R/W 0~10kW, stap: 0,2kW

3kWA.2.3.3 [6-04] R/W 0~10kW, stap: 0,2kW

0kWBedrijf

└─ Instellingen AWT└────────────────── Primair

A.3.1.1.1 R/W 0: Abs1: Weersafh2: Abs+geprog3: Weersafh+geprog

A.3.1.1.2.1 [9-01] Temperatuurbereik Minimumtemp (verwarm) R/W 15~37°C, stap: 1°C25°C

A.3.1.1.2.2 [9-00] Temperatuurbereik Maximumtemp (verwarm) R/W 37~55°C, stap: 1°C55°C

A.3.1.1.2.3 [9-03] Temperatuurbereik Minimumtemp (koelen) R/W 5~18°C, stap: 1°C5°C

A.3.1.1.2.4 [9-02] Temperatuurbereik Maximumtemp (koelen) R/W 18~22°C, stap: 1°C22°C

A.3.1.1.5 [8-05] R/W 0: Nee1: Ja

A.3.1.1.7 [9-0B] R/W 0: Snel1: Langzaam

└────────────────── SecundairA.3.1.2.1 R/W 0: Abs

1: Weersafh2: Abs+geprog3: Weersafh+geprog

A.3.1.2.2.1 [9-05] Temperatuurbereik Minimumtemp (verwarm) R/W 15~37°C, stap: 1°C25°C

A.3.1.2.2.2 [9-06] Temperatuurbereik Maximumtemp (verwarm) R/W 37~55°C, stap: 1°C55°C

A.3.1.2.2.3 [9-07] Temperatuurbereik Minimumtemp (koelen) R/W 5~18°C, stap: 1°C5°C

A.3.1.2.2.4 [9-08] Temperatuurbereik Maximumtemp (koelen) R/W 18~22°C, stap: 1°C22°C

└────────────────── Delta T bronA.3.1.3.1 [9-09] R/W 3~10°C, stap: 1°C

5°CA.3.1.3.2 [9-0A] R/W 3~10°C, stap: 1°C

5°C└─ Kamerthermostaat

A.3.2.1.1 [3-07] Kamertemp.bereik Minimumtemp (verwarm) R/W 12~18°C, stap: A.3.2.416°C

A.3.2.1.2 [3-06] Kamertemp.bereik Maximumtemp (verwarm) R/W 18~30°C, stap: A.3.2.430°C

A.3.2.1.3 [3-09] Kamertemp.bereik Minimumtemp (koelen) R/W 15~25°C, stap: A.3.2.415°C

Stappen back-upverwarming

Type BUH

Voorkeur kWh-tarief

Warmtapwaterbedrijf

Primair contact

Sec. contact

Ext BUH bron

Alarm-uitgang

Externe kWh-meter 1

Externe kWh-meter 2

Extrn sensor

Verbruikscontrole door DI

Pompbedrijfsmodus

Energie besparen mogelijk

Loc. gebruik.interface

Warmtapwaterpomp

Extrn sensor

Boosterverwarming

BUH: stap 1

Afgiftesysteem

AWT instelpuntstand

Verwarming

Koeling

BUH: stap 2

AWT instelpuntstand

Aangepaste AWT

(*1) *B*_(*2) *D* 4P405542-1 - 2015.03

4/8

Breadcrumb Lokale code Naam instelling Bereik, stapStandaardwaarde

Datum Waarde

Tabel lokale instellingen Instelling installateur verschilt van standaardwaarde

A.3.2.1.4 [3-08] Kamertemp.bereik Maximumtemp (koelen) R/W 25~35°C, stap: A.3.2.435°C

A.3.2.2 [2-0A] R/W -5~5°C, stap: 0,5°C0°C

A.3.2.3 [2-09] R/W -5~5°C, stap: 0,5°C0°C

A.3.2.4 R/W 0: 0,5 °C1: 1 °C

└─ WerkingsgebiedA.3.3.1 [4-02] R/W 14~35°C, stap: 1°C

25°CA.3.3.2 [F-01] R/W 10~35°C, stap: 1°C

20°C└─ Warmtapwater

└─ TypeA.4.1 [6-0D] R/W 0: Uitsl warmhoudn

1: Warmh + gprog2: Uitsl geprog

└─ DesinfectieA.4.4.1 [2-01] R/W 0: Nee

1: JaA.4.4.2 [2-00] R/W 0: Elke dag

1: Maandag2: Dinsdag3: Woensdag4: Donderdag5: Vrijdag6: Zaterdag7: Zondag

A.4.4.3 [2-02] R/W 0~23 uur, stap: 1 uur23

A.4.4.4 [2-03] R/W 55~80°C, stap: 5°C70°C

A.4.4.5 [2-04] R/W 5~60 min, stap: 5 min10 min

└─ Maximaal instelpuntA.4.5 [6-0E] R/W 40~80°C, stap: 1°C

60°C└─ SP comf modus

A.4.6 R/W 0: Abs1: Weersafh

└─ Weersafhankelijke curveA.4.7 [0-0B] Weersafhankelijke curve Waarde aanvoerwater voor hoge omg.temp.

voor w. tapw. weersafh. curve.R/W 35~[6-0E]°C, stap: 1°C

55°CA.4.7 [0-0C] Weersafhankelijke curve Waarde aanvoerwater voor lage omg.temp. voor

w. tapw. weersafh. curve.R/W 45~[6-0E]°C, stap: 1°C

60°CA.4.7 [0-0D] Weersafhankelijke curve Hoge omg.temp. voor w. tapw. weersafh. curve. R/W 10~25°C, stap: 1°C

15°CA.4.7 [0-0E] Weersafhankelijke curve Lage omg.temp. voor w. tapw. weersafh. curve. R/W -40~5°C, stap: 1°C

-10°C└─ Warmtebronnen

└─ Back-upverwarmingA.5.1.1 [4-00] R/W 0~2

0: Uitgeschakeld1: Geactiveerd

A.5.1.2 R/W 0: Handm1: Automat

A.5.1.3 [4-07] R/W 0: Nee1: Ja

A.5.1.4 [5-01] R/W -15~35°C, stap: 1°C-4°C

└─ Systeemwerking└─ Automatische herstart

A.6.1 [3-00] R/W 0: Nee1: Ja

└─ Voorkeur kWh-tariefA.6.2.1 [D-00] R/W 0: Geen

1: Alleen BSH2: Alleen BUH3: Alle heaters

A.6.2.2 [D-05] R/W 0: Gedwongen uit1: Als normaal

└─ Besturing energieverbruikA.6.3.1 [4-08] R/W 0: Geen beperking

1: Continu2: Digitale input

A.6.3.2 [4-09] R/W 0: Stroom1: Vermogen

A.6.3.3 [5-05] R/W 0~50 A, stap: 1 A50 A

A.6.3.4 [5-09] R/W 0~20 kW, stap: 0,5 kW20 kW

A.6.3.5.1 [5-05] Amp.grensw v DI Grenswaarde DI1 R/W 0~50 A, stap: 1 A50 A

A.6.3.5.2 [5-06] Amp.grensw v DI Grenswaarde DI2 R/W 0~50 A, stap: 1 A50 A

A.6.3.5.3 [5-07] Amp.grensw v DI Grenswaarde DI3 R/W 0~50 A, stap: 1 A50 A

A.6.3.5.4 [5-08] Amp.grensw v DI Grenswaarde DI4 R/W 0~50 A, stap: 1 A50 A

A.6.3.6.1 [5-09] kW-grenswaarde v DI Grenswaarde DI1 R/W 0~20 kW, stap: 0,5 kW20 kW

A.6.3.6.2 [5-0A] kW-grenswaarde v DI Grenswaarde DI2 R/W 0~20 kW, stap: 0,5 kW20 kW

A.6.3.6.3 [5-0B] kW-grenswaarde v DI Grenswaarde DI3 R/W 0~20 kW, stap: 0,5 kW20 kW

A.6.3.6.4 [5-0C] kW-grenswaarde v DI Grenswaarde DI4 R/W 0~20 kW, stap: 0,5 kW20 kW

A.6.3.7 [4-01] R/W 0: Geen1: Boostverwarmer2: BUH

└─ Gemid. v tijd bepalenA.6.4 [1-0A] R/W 0: Geen gemiddelde

1: 12 uur2: 24 uur3: 48 uur4: 72 uur

└─ Afwijk. buitenvoeler

Heater toegest

Gedwongen pomp UIT

Mode

Type

Amp.waarde

kW-waarde

Voorrang

Eindtemperatuur

Tijdsduur

Bedrijfmodus

Noodgeval

BUH stap 2 inschakelen

Evenwichtstemp.

AAN-tmp kamerkoeling

Kamertemp.afwijking

Afwijk. ext. kamersensor

UIT-tmp verwrm kamer

Desinfectie

Bedrijfsdag

Starttijd

Kamertemp. stap

4P405542-1 - 2015.03 (*1) *B*_(*2) *D*

5/8

Breadcrumb Lokale code Naam instelling Bereik, stapStandaardwaarde

Datum Waarde

Tabel lokale instellingen Instelling installateur verschilt van standaardwaarde

A.6.5 [2-0B] R/W -5~5°C, stap: 0,5°C0°C

└─ ketelrendement A.6.A [7-05] R/W 0: Zeer hoog

1: Hoog2: Middel3: Laag4: Zeer laag

└─ Overzicht instellingenA.8 [0-00] R/W [9-05]~min(45,[9-06])°C, stap: 1°C

35°CA.8 [0-01] R/W [9-05]~[9-06]°C, stap: 1°C

45°CA.8 [0-02] R/W 10~25°C, stap: 1°C

15°CA.8 [0-03] R/W -40~5°C, stap: 1°C

-10°CA.8 [0-04] R/W [9-07]~[9-08]°C, stap: 1°C

8°CA.8 [0-05] R/W [9-07]~[9-08]°C, stap: 1°C

12°CA.8 [0-06] R/W 25~43°C, stap: 1°C

35°CA.8 [0-07] R/W 10~25°C, stap: 1°C

20°CA.8 [0-0B] R/W 35~[6-0E]°C, stap: 1°C

55°CA.8 [0-0C] R/W 45~[6-0E]°C, stap: 1°C

60°CA.8 [0-0D] R/W 10~25°C, stap: 1°C

15°CA.8 [0-0E] R/W -40~5°C, stap: 1°C

-10°CA.8 [1-00] R/W -40~5°C, stap: 1°C

-10°CA.8 [1-01] R/W 10~25°C, stap: 1°C

15°CA.8 [1-02] R/W [9-01]~[9-00], stap: 1°C

45°CA.8 [1-03] R/W [9-01]~min(45, [9-00])°C , stap: 1°C

35°CA.8 [1-04] R/W 0: Uitgeschakeld

1: GeactiveerdA.8 [1-05] R/W 0: Uitgeschakeld

1: GeactiveerdA.8 [1-06] R/W 10~25°C, stap: 1°C

20°CA.8 [1-07] R/W 25~43°C, stap: 1°C

35°CA.8 [1-08] R/W [9-03]~[9-02]°C, stap: 1°C

22°CA.8 [1-09] R/W [9-03]~[9-02]°C, stap: 1°C

18°CA.8 [1-0A] R/W 0: Geen gemiddelde

1: 12 uur2: 24 uur3: 48 uur4: 72 uur

A.8 [2-00] R/W 0: Elke dag1: Maandag2: Dinsdag3: Woensdag4: Donderdag5: Vrijdag6: Zaterdag7: Zondag

A.8 [2-01] R/W 0: Nee1: Ja

A.8 [2-02] R/W 0~23 uur, stap: 1 uur23

A.8 [2-03] R/W 55~80°C, stap: 5°C70°C

A.8 [2-04] R/W 5~60 min, stap: 5 min10 min

A.8 [2-05] R/W 4~16°C, stap: 1°C16°C

A.8 [2-06] R/W 0: Uitgeschakeld1: Geactiveerd

A.8 [2-09] R/W -5~5°C, stap: 0,5°C0°C

A.8 [2-0A] R/W -5~5°C, stap: 0,5°C0°C

A.8 [2-0B] R/W -5~5°C, stap: 0,5°C0°C

A.8 [3-00] R/W 0: Nee1: Ja

A.8 [3-01] 0A.8 [3-02] 1A.8 [3-03] 4A.8 [3-04] 2A.8 [3-05] 1A.8 [3-06] R/W 18~30°C, stap: A.3.2.4

30°CA.8 [3-07] R/W 12~18°C, stap: A.3.2.4

16°CA.8 [3-08] R/W 25~35°C, stap: A.3.2.4

35°CA.8 [3-09] R/W 15~25°C, stap: A.3.2.4

15°CA.8 [4-00] R/W 0~2

0: Uitgeschakeld1: Geactiveerd

A.8 [4-01] R/W 0: Geen1: Boostverwarmer2: BUH

A.8 [4-02] R/W 14~35°C, stap: 1°C25°C

Welke elek. verwarming heeft voorrang?

--------Wat is gewnste maximum kamertemp bij verwarming?

Wat is gewnste minimum kamertemp bij verwarming?

Wat is gewnste maximum kamertemp bij koeling?

Wat is gewnste minimum kamertemp bij koeling?

Wat is bedrijfsmodus BUH?

Wat is de desinfectie- eindtemperatuur?

Hoelang moet de tanktemp worden gehandhaafd?

Vorstbeschermende kamertemperatuur

Vorstbescherming kamer

Aanpas v afwijking bij gemeten kamertemperatuur

Aanpas v afwijking bij gemeten kamertemperatuur

Wat is vereiste afwijking bij de gemeten buitentemp?

Is auto herstart van de unit toegestaan?

--

Weersafhankelijke koeling van de secund. aanvoerwatertemperatuurzone

Lage omg.temp. voor AWT prim. zone koeling weersafh. curve.

Hoge omg.temp. voor AWT prim. zone koeling weersafh. curve.

Waarde aanvoerwater voor lage omg.temp. voor AWT prim. zone koel. weersafh. curve.Waarde aanvoerwater voor hoge omg.temp. voor AWT prim. zone koel. weersafh. curve.Wat is de gemid. tijd voor de buitentemp?

Wanneer moet desinfectie worden uitgevoerd?

Moet de desinfectie- functie worden uitgevoerd?

Wanneer moet desinfectie- functie starten?

Waarde aanvoerwater voor hoge omg.temp. voor w. tapw. weersafh. curve.

Waarde aanvoerwater voor lage omg.temp. voor w. tapw. weersafh. curve.

Hoge omg.temp. voor w. tapw. weersafh. curve.

Lage omg.temp. voor w. tapw. weersafh. curve.

Lage omg.temp. voor AWT prim. zone verwarm. weersafh. curve.

Hoge omg.temp. voor AWT prim. zone verwarm. weersafh. curve.

Waarde aanvoerwater voor lage omg.temp. voor AWT prim. zone verwarm. weersafh. curve.Waarde aanvoerwater voor hoge omg.temp. voor AWT prim. zone verwarm. weersafh. curve.Weersafhankelijke koeling van de prim. aanvoerwatertemperatuurzone.

Waarde aanvoerwater voor hoge omg.temp. voor AWT sec. zone verwarm. weersafh. curve.Waarde aanvoerwater voor lage omg.temp. voor AWT sec. zone verwarm. weersafh. curve.Hoge omg.temp. voor AWT sec. zone verwarm. weersafh. curve.

Lage omg.temp. voor AWT sec. zone verwarm. weersafh. curve.

Waarde aanvoerwater voor hoge omg.temp. voor AWT sec. zone koel. weersafh. curve.Waarde aanvoerwater voor lage omg.temp. voor AWT sec. zone koel. weersafh. curve.Hoge omg.temp. voor AWT sec. zone koel. weersafh. curve.

Lage omg.temp. voor AWT sec. zone koel. weersafh. curve.

Onder welke buitentemperatuur is verwarmen toegestaan?

(*1) *B*_(*2) *D* 4P405542-1 - 2015.03

6/8

Breadcrumb Lokale code Naam instelling Bereik, stapStandaardwaarde

Datum Waarde

Tabel lokale instellingen Instelling installateur verschilt van standaardwaarde

A.8 [4-03] R/W 0: Beperkt1: Geen beperking2: Meest optimaal3: Optimaal

A.8 [4-04] R/W 0: Pomp werkt continu1: Pomp werkt intermitterend2: Geen bescherming

A.8 [4-05] 0A.8 [4-06] 0/1A.8 [4-07] R/W 0: Nee

1: JaA.8 [4-08] R/W 0: Geen beperking

1: Continu2: Digitale input

A.8 [4-09] R/W 0: Stroom1: Vermogen

A.8 [4-0A] 0A.8 [4-0B] R/W 1~10°C, stap: 0,5°C

1°CA.8 [4-0D] R/W 1~10°C, stap: 0,5°C

3°CA.8 [4-0E] Is de installateur ter plaatse? R/W 0: Nee

1: JaA.8 [5-00] R/W 0: Toegestaan

1: Niet toegestaanA.8 [5-01] R/W -15~35°C, stap: 1°C

-4°CA.8 [5-02] R/W 0: Uitgeschakeld

1: GeactiveerdA.8 [5-03] R/W -15~35°C, stap: 1°C

0°CA.8 [5-04] R/W 0~20°C, stap: 1°C

10°CA.8 [5-05] R/W 0~50 A, stap: 1 A

50 AA.8 [5-06] R/W 0~50 A, stap: 1 A

50 AA.8 [5-07] R/W 0~50 A, stap: 1 A

50 AA.8 [5-08] R/W 0~50 A, stap: 1 A

50 AA.8 [5-09] R/W 0~20 kW, stap: 0,5 kW

20 kWA.8 [5-0A] R/W 0~20 kW, stap: 0,5 kW

20 kWA.8 [5-0B] R/W 0~20 kW, stap: 0,5 kW

20 kWA.8 [5-0C] R/W 0~20 kW, stap: 0,5 kW

20 kWA.8 [5-0D] R/W 0~5

1: 1P,(1/1+2)4: 3PN,(1/2)5: 3PN,(1/1+2)

A.8 [5-0E] 1A.8 [6-00] R/W 2~20°C, stap: 1°C

2°CA.8 [6-01] R/W 0~10°C, stap: 1°C

2°CA.8 [6-02] R/W 0~10kW, stap: 0,2kW

3kWA.8 [6-03] R/W 0~10kW, stap: 0,2kW

3kWA.8 [6-04] R/W 0~10kW, stap: 0,2kW

0kWA.8 [6-05] 0A.8 [6-06] 0A.8 [6-07] 0A.8 [6-08] R/W 2~20°C, stap: 1°C

10°CA.8 [6-09] 0A.8 [6-0A] R/W 30~[6-0E]°C, stap: 1°C

55°CA.8 [6-0B] R/W 30~min(50, [6-0E])°C, stap: 1°C

45°CA.8 [6-0C] R/W 30~min(50, [6-0E])°C, stap: 1°C

45°CA.8 [6-0D] R/W 0: Uitsl warmhoudn

1: Warmh + gprog2: Uitsl geprog

A.8 [6-0E] R/W 40~80°C, stap: 1°C60°C

A.8 [7-00] R/W 0~4°C, stap: 1°C0°C

A.8 [7-01] R/W 2~40°C, stap: 1°C2°C

A.8 [7-02] R/W 0: 1 AWT-zone1: 2 AWT-zones

A.8 [7-03] 2,5A.8 [7-04] 0A.8 [7-05] R/W 0: Zeer hoog

1: Hoog2: Middel3: Laag4: Zeer laag

A.8 [8-00] 1 minA.8 [8-01] R/W 5~95 min, stap: 5 min

30 minA.8 [8-02] R/W 0~10 uur, stap: 0,5 uur

3 uurA.8 [8-03] R/W 20~95 min, stap: 5 min

50 minA.8 [8-04] R/W 0~95 min, stap: 5 min

95 minA.8 [8-05] R/W 0: Nee

1: JaA.8 [8-06] R/W 0~10°C, stap: 1°C

3°C

--ketelrendement

--Maximale bedrijfstijd voor het bereiden van warm tapwater.

Antipendeltijd.

Vertragingstimer van de boosterverwarming.

Bijkomende bedrijfstijd voor de maximum bedrijfstijd.

Aanpassen AWT toestaan voor kamerregeling?

Maximumaanpassing aanvoerwatertemperatuur.

Wat is gewenste comfort opslagtemperatuur?

Wat is gewenste eco opslagtemperatuur?

Wat is de gewenste temp warmhouden?

Wat is gewenste instelpunt- stand voor warmtapwater?

Wat is het max. temperatuurinstelpunt?

Temperatuuroverregeling boosterverwarming warm tapwater.

Hysteresis boosterverwarming warm tapwater.

Hoeveel zones Temperatuur Aanvoerwater zijn er?

--

Het temperatuurverschil dat de UIT-temperatuur van de warmtepomp bepaalt.

Wat is capaciteit van boosterverwarming?

Wat is capaciteit van back-upverwarming stap 1?

Wat is capaciteit van back-upverwarming stap 2?

------Welke hysterese moet worden gebruikt warmhoudenstand?

--

Wat is de vereiste grenswaarde v DI3?

Wat is de vereiste grenswaarde v DI4?

Wat is de vereiste grenswaarde v DI1?

Wat is de vereiste grenswaarde v DI2?

Wat is de vereiste grenswaarde v DI3?

Wat is de vereiste grenswaarde v DI4?

Welk type back-upverwarming installatie wordt toegepast?

--Het temperatuurverschil dat de AAN-temperatuur van de warmtepomp bepaalt.

Hysteresis automat. omschakeling koeling/verwarming.

Afwijking automat. omschakeling koeling/verwarming.

Mag de back-upverwarming boven de evenwichtstemperatuur werken tijdens ruimteverwarming?Wat is de evenwichts- temperatuur voor gebouw?

Voorrang aan ruimteverwarming.

Temperatuur voorrang ruimteverwarming.

Instelpuntcorrectie voor temperatuur warm tapwater.

Wat is de vereiste grenswaarde v DI1?

Wat is de vereiste grenswaarde v DI2?

Boosterverwarming mag werken.

Waterl. tegen vorst beschermen

---- (Wijzig deze waarde niet)Tweede stap activeren van de back-upverwarming?

Welke voedingsbeperkingmodus is vereist op het systeem?

Welke voedingsbeperkingstype is vereist?

--

4P405542-1 - 2015.03 (*1) *B*_(*2) *D*

7/8

Breadcrumb Lokale code Naam instelling Bereik, stapStandaardwaarde

Datum Waarde

Tabel lokale instellingen Instelling installateur verschilt van standaardwaarde

A.8 [8-07] R/W [9-03]~[9-02], stap: 1°C18°C

A.8 [8-08] R/W [9-03]~[9-02], stap: 1°C20°C

A.8 [8-09] R/W [9-01]~[9-00], stap: 1°C45°C

A.8 [8-0A] R/W [9-01]~[9-00], stap: 1°C40°C

A.8 [8-0B] 13A.8 [8-0C] 10A.8 [8-0D] 16A.8 [9-00] R/W 37~55°C, stap: 1°C

55°CA.8 [9-01] R/W 15~37°C, stap: 1°C

25°CA.8 [9-02] R/W 18~22°C, stap: 1°C

22°CA.8 [9-03] R/W 5~18°C, stap: 1°C

5°CA.8 [9-04] R/W 1~4°C, stap: 1°C

1°CA.8 [9-05] R/W 15~37°C, stap: 1°C

25°CA.8 [9-06] R/W 37~55°C, stap: 1°C

55°CA.8 [9-07] R/W 5~18°C, stap: 1°C

5°CA.8 [9-08] R/W 18~22°C, stap: 1°C

22°CA.8 [9-09] R/W 3~10°C, stap: 1°C

5°CA.8 [9-0A] R/W 3~10°C, stap: 1°C

5°CA.8 [9-0B] R/W 0: Snel

1: LangzaamA.8 [9-0C] R/W 1~6°C, stap: 0,5°C

1 °CA.8 [9-0D] R/W 0~8, step:1

0 : 100%1~4 : 80~50%5~8 : 80~50%6

A.8 [9-0E] 6A.8 [A-00] 0A.8 [A-01] 0A.8 [A-02] 0A.8 [A-03] 0A.8 [A-04] 0A.8 [B-00] 0A.8 [B-01] 0A.8 [B-02] 0A.8 [B-03] 0A.8 [B-04] 0A.8 [C-00] 0A.8 [C-01] 0A.8 [C-02] R/W 0: Nee

1: Bivalent2: -3: -

A.8 [C-03] R/W -25~25°C, stap: 1°C0°C

A.8 [C-04] R/W 2~10°C, stap: 1°C3°C

A.8 [C-05] R/W 1: Thermo AAN/UIT2: Verw/koel vraag

A.8 [C-06] R/W 0~20: -1: Thermo AAN/UIT

A.8 [C-07] R/W 0: Besturing AWT1: Bst xt kmrthrms2: Best. kmrthrmst

A.8 [C-08] R/W 0: Nee1: Buitensensor2: Kamersensor

A.8 [C-09] R/W 0: Normaal open1: Norm. gesloten

A.8 [C-0A] 0A.8 [C-0C] R/W 0~7

0A.8 [C-0D] R/W 0~7

0A.8 [C-0E] R/W 0~7

0A.8 [D-00] R/W 0: Geen

1: Alleen BSH2: Alleen BUH3: Alle heaters

A.8 [D-01] R/W 0: Nee1: Actief open2: Actief gesloten

A.8 [D-02] R/W 0: Nee1: Secund retour2: Disinf. shunt

A.8 [D-03] R/W 0: Uitgeschakeld1: Geactiveerd, omschakeling 2°C (van -2 tot 2°C)2: Geactiveerd, omschakeling 4°C (van -2 tot 2°C)3: Geactiveerd, omschakeling 2°C (van -4 tot 4°C)4: Geactiveerd, omschakeling 4°C (van -4 tot 4°C)

A.8 [D-04] R/W 0: Nee1: Ja

A.8 [D-05] R/W 0: Gedwongen uit1: Als normaal

A.8 [D-07] 0

Lage elektriciteitsprijs decimaal (Niet gebruiken)

Wlke verwarm zijn toegest als voork kWh-trf e.voed daalt?

Contacttype voorkeurs- kWh-trf el. voedingsinstal?

Welk type tapwaterpomp is er geïnstalleerd?

Aanvoerwatertemperatuurcompensatie rond 0°C.

Is de optie box gebruikt voor verbruikscontrole?

Mag de pomp werken als voork kWh-trf e.voed daalt?

--

Bivalente hysteresistemperatuur.

Wat is het vraagcontact voor de primaire zone?

Wat is het vraagcontact voor de secundaire zone?

Wat is de unitbesturings- methode voor bedrijf?

Welk type externe sensor is er geïnstalleerd?

Wat is vereiste contacttype alarm-output?

--Hoge elektriciteitsprijs decimaal (Niet gebruiken)

Middel elektriciteitsprijs decimaal (Niet gebruiken)

--------------Is een externe back-upwarmtebron aangesloten?

Bivalente inschakeltemperatuur.

Welk afgiftesysteem is aangesloten op de primaire AWT?

Kamertemperatuurhysteresis.

Pompsnelheidsbegrenzing

------------

Wat is de gewenste maximum AWT primair bij koelen?

Wat is de gewenste minimum AWT primair bij koelen?

Temperatuuroverregeling aanvoerwatertemperatuur.

Wat is de gewenste minimum AWT secundair bij verwarmen?

Wat is de gewenste maximum AWT secundair bij verwarmen?

Wat is de gewenste minimum AWT secundair bij koelen?

Wat is de gewenste maximum AWT secundair bij koelen?

Wat is gewenste delta T bij verwarmen?

Wat is gewnste delta T bij koelen?

Wat is de gewenste comfort AWT primair bij koeling?

Wat is de gewenste eco AWT primair bij koeling?

Wat is de gewenste comfort AWT primair bij verwarming?

Wat is de gewenste eco AWT primair bij verwarming?

------Wat is de gewenste maximum AWT primair bij verwarmen?

Wat is de gewenste minimum AWT primair bij verwarmen?

(*1) *B*_(*2) *D* 4P405542-1 - 2015.03

8/8

Breadcrumb Lokale code Naam instelling Bereik, stapStandaardwaarde

Datum Waarde

Tabel lokale instellingen Instelling installateur verschilt van standaardwaarde

A.8 [D-08] R/W 0: Nee1: 0,1 impuls/kWh2: 1 impuls/kWh3: 10 impuls/kWh4: 100 impuls/kWh5: 1000 impuls/kWh

A.8 [D-09] R/W 0: Nee1: 0,1 impuls/kWh2: 1 impuls/kWh3: 10 impuls/kWh4: 100 impuls/kWh5: 1000 impuls/kWh

A.8 [D-0A] 0A.8 [D-0B] 2A.8 [D-0C] R/W 0~49

0A.8 [D-0D] R/W 0~49

0A.8 [D-0E] R/W 0~49

0A.8 [E-00] R/O 0~5

2: MonoblocA.8 [E-01] R/O 0~1

0: 8A.8 [E-02] R/O 0: Type 1 (*1)

1: Type 2 (*2)A.8 [E-03] R/W 0: Geen BUH

1: 1 stap2: 2 stappen

A.8 [E-04] R/O 0: Nee1: Ja

A.8 [E-05] R/W 0: Nee1: Ja

A.8 [E-06] 1A.8 [E-07] 0A.8 [E-08] R/W 0: Uitgeschakeld

1: GeactiveerdA.8 [E-09] 0A.8 [E-0A] 0A.8 [E-0B] 0A.8 [E-0C] 0A.8 [E-0D] Is het systeem opgevuld met

glycol?R/W 0: Nee

1: JaA.8 [F-00] R/W 0: Uitgeschakeld

1: GeactiveerdA.8 [F-01] R/W 10~35°C, stap: 1°C

20°CA.8 [F-02] 3A.8 [F-03] 5A.8 [F-04] 0A.8 [F-05] 0A.8 [F-06] 0A.8 [F-09] R/W 0: Uitgeschakeld

1: GeactiveerdA.8 [F-0A] 0A.8 [F-0B] 0A.8 [F-0C] 1A.8 [F-0D] R/W 0: Continu

1: Monster2: Verzoek

------Wat is de pomp- bedrijfsmodus?

--

Pomp mag buiten bereik werken.

Boven welke buitentemperatuur is koelen toegestaan?

----------Pomp werkt verder als abnormaal debiet.

Wat is het aantal stappen van de BUH?

Is de energiespaarfunctie beschikbaar op de buitenunit?

Kan het systeem warm tapwater bereiden?

----Energiespaarfunctie voor buitenunit.

------

Wordt extrne kWh-mtr gebruikt voor meting vermogen?

----Wat is de hoge elektriciteitsprijs? (Niet gebruiken)

Wat is de middel elektriciteitsprijs? (Niet gebruiken)

Wat is de lage elektriciteitsprijs? (Niet gebruiken)

Welk type unit is er geïnstalleerd?

Welk type compressor is er geïnstalleerd?

Wat is het softwaretype van de binnenunit?

Wordt extrne kWh-mtr gebruikt voor meting vermogen?

4P405542-1 - 2015.03 (*1) *B*_(*2) *D*

4P405544-1B 2015.08

Cop

yrig

ht 2

015

Dai

kin