transport · overheid stuurt aan op het gebruik van niet-fossiele brandstoffen en investeert in...
Transcript of transport · overheid stuurt aan op het gebruik van niet-fossiele brandstoffen en investeert in...
1 www.vnab.nl
een uitgave van de Vereniging Nederlandse Assurantie Beurs
jaargang 23 | 2017 | nr. 2
Continu balans zoeken tussen kosten en opbrengsten
kennis
ontmoeten
marktmeesterschap
TLN: Transportondernemers betalen onterecht de rekening voor falend Europees beleid
evofenedex: Belangrijke ontwikkelingen in het wegtransport
transport
3www.vnab.nl2 www.vnab.nl
Wim Span, directeur VNAB
2 www.vnab.nl
Voorwoord
Belangrijke ontwikkelingen in het wegtransport
Hoe werkt de NHT in de praktijk?
Terrorisme risico steeds vaker volledig afgedekt bij evenement
Strakke monitoring op terrorisme voor Nederlandse zeeschepen
Continu balans zoeken tussen kosten en opbrengsten
Beperking aansprakelijkheid in binnen-, zee- en pleziervaart
Na tien jaar zitten alleen nog de mensen in het transportvak die het leuk vinden
Column: Blockchain en logistiek: hype, bedreiging of kans?
Transportbranche vergt nieuwsgierigheid en creativiteit
Averij Grosse blijft bestaan ondanks ‘eeuwenlange’ discussie over afschaffing
Transportondernemers betalen onterecht de rekening voor falend
Europees beleid
Stappen gezet, maar nog een hele weg te gaan
Marktbreed pleidooi voor het duurzaam slopen van schepen
3
4
7
8
9
10
14
16
19
20
23
26
28
30
voorwoord
Een nieuwe VNAB Visie ligt voor u. Eén die inhoud gegeven is door onze collega’s uit de
transportbranche. Een branche die veel coassurantie-overeenkomsten heeft met de branches
brand, varia en engineering, maar die duidelijk ook haar eigen karakter kent en een specifieke
markt is.
Het is een diversiteit aan risicogebieden waar de branche zich mee bezighoudt, van goederen
tot casco en van terrorisme tot averij grosse. Vaak ingewikkelde risico’s voor uiteenlopende
bedrijven en activiteiten. Het enthousiasme en de gedrevenheid die je leest in de artikelen
in deze VNAB Visie laten zich misschien wel het best samenvatten met uitspraken van de
vakmannen en -vrouwen in deze branche.
“Werken in deze branche is leuk en spannend. We kennen zowel juridische als commerciële
uitdagingen. Onze branche is conjunctuur gevoelig maar is zeker toekomst bestendig. De
technologie bepaalt het risico, maakt de schade complex en stelt eisen aan onze kennis. Maar
naast kennis moet je in deze branche ook nieuwsgierig en creatief zijn. Ervaring maar zeker
ook jonge vaklieden blijven we nodig hebben in de transportbranche.”
De VNAB zet zich, met haar leden, in om de coassurantiemarkt, en zeker ook de trans-
port branche verder te helpen. Wij stimuleren kennisdeling en organiseren waardevolle
events waarbij je actuele en toepasbare kennis opdoet. Meer en meer leden gebruiken de
vakbekwaamheidstool en de Lunch & Learn sessies worden goed bezocht. De VNAB maakt het
voor de branche ook makkelijker om aan sanctiewetgeving te voldoen door een unieke tool
als het Sanctiepl@tform en de daarmee samenhangende en afgesproken protocollen.
Vakspecialisten ontmoeten elkaar bij de VNAB en werken samen in technische commissies, in
het belang van de markt en de klant. De samenstelling en redactie van deze VNAB Visie is daar
een mooi voorbeeld van. Compliment voor en dank aan de Technische Commissie Transport
en Anneke Kooiman.
De transportbranche kent veel historie maar is super actueel!
426
16 20 23
inhoudnr 2 2017
VNAB Visie is een uitgave van de Vereniging Nederlandse Assurantie Beurs
Redactie:
• Denise Heijstek – VNAB
• Timo Meester - VNAB
• Irene Okkerman – Irenergy
• Jan van Stigt Thans – Van Stigt Thans Communicatie
Gastredactie:
• Anneke Kooiman – Delta Lloyd
• Paul Littooij – Chubb
• Victor Krijgsman – Marsh
Fotografie: Raphaël Drent, Tiel
Vormgeving: EMG Groep
Redactie-adres VNAB:
Denise Heijstek
Boompjes 251
3011 XZ Rotterdam
Tel.: 010 - 253 20 63
E-mail: [email protected]
Internet: www.vnab.nl
colofon
kennis
ontmoeten
marktmeesterschap Continu balans zoeken tussen kosten en opbrengsten
TLN: Transportondernemers betalen onterecht de rekening voor falend Europees beleid
evofenedex: Belangrijke ontwikkelingen in het wegtransport
10
VNAB Visie eVeNt 3 oktober
Thema:TransporT
In het VnaB kennis- en ontmoetingscentrum
5www.vnab.nl4 www.vnab.nl
interview
Naast de transitie naar het rijden op alternatieve
brandstoffen, zijn vooral de langere en zwaardere
vrachtwagen, Truck Platooning en in de toekomst
zelfrijdende trucks belangrijke ontwikkelingen
voor transportverzekeraars.
Ladingvolume neemt toe, maar de frequentie van
het aantal transporten om hetzelfde volume te
vervoeren neemt af. Het aantal incidenten zal door
Truck Platooning afnemen, maar welke gevolgen
heeft dit voor de kosten voor het bergen van een
lading na een incident? Ook ontstaan interessante
vraagstukken, zoals wie van de vervoerders is
aansprakelijk bij Truck Platooning, vooropgesteld dat
het om verschillende vervoerders gaat? De voorste
bepaalt immers de route en snelheid en de anderen
volgen automatisch. Maar als ladingbelanghebbende
heb je een overeenkomst met maar één van
de vervoerders. Hoe zit het dan met de eerste
vervoerder, gaat voor deze vervoerder de mate van
aansprakelijkheid veranderen en toenemen?
Kortom, de transportwereld verandert, de schade-
last verandert en daarmee ook het landschap voor
de transportverzekeraars. Zij zullen zich daarop
moeten voorbereiden.
Langere en zwaardere voertuig combinatie Hoewel de langere en zwaardere voertuig com binatie
(lzv) in het Nederlandse verkeer niet nieuw meer is, is
het nog steeds een indrukwekkende verschijning. De
eerste extra lange vrachtauto ging in 2001 de weg op
en eind vorig jaar reden er zo’n duizend rond. De ruimte
die in Nederland wordt gegeven aan de ecocombi, is
zeer welkom voor veel verladers en vervoerders. De
maximumlengte van de lzv is ruim 25 meter, wat 6,5
meter langer is dan een ‘gewone’ vrachtauto, waarbij
het maximumgewicht mag oplopen tot zestig ton,
tegen vijftig ton voor een reguliere truck. Patricia de
Wilde (beleidsadviseur wegvervoer bij evofenedex):
“De extra capaciteit vergt iets meer brandstofkosten,
maar daar staat tegenover dat er minder ritten
gemaakt hoeven te worden. En minder ritten wil
zeggen minder chauffeurs die dezelfde hoeveelheid
goederen vervoeren, dus het bedrijfsleven bespaart
door de inzet van lzv’s geld.”
oorsprong lzvDe lzv vindt zijn oorsprong in Scandinavië, waar
de extra lange voertuigen al in de jaren vijftig
Platooning kan de doorstroming en veiligheid op
snelwegen verbeteren door het werk van bestuurders
met behulp van elektronische sys te men en sensoren te
ontlasten. Deskundigen be weren dat negentig procent
van alle verkeers on gevallen is te wijten aan menselijk
falen, waar bij ‘aanrijdingen in lengterichting’, zoals kop-
staartbotsingen, bij vrachtvervoer het leeuwendeel
van die aanrijdingen voor hun rekening nemen.
Volgens beide beleidsadviseurs acht evofenedex
het op korte termijn strategisch van belang de
mogelijkheden van Truck Platooning nader te onder-
zoeken. “Niet alleen op het gebied van techniek, maar
vooral ook op het gebied van wet- en regelgeving en
de impact die het heeft op de luchtkwaliteit en de
kosten en baten voor de wegverladers.
Evofenedex streeft naar een efficiënter en schoner
wegtransport zonder dat dit tot lastenverzwaring
voor de ondernemer leidt. Truck Platooning en -
in de toekomst -zelfrijdende trucks zijn kansrijke
ontwikkelingen.”
alternatieve brandstof Gemeentebesturen dromen van een stad met alleen
elektrisch verkeer. Bussen, scooters, bestelauto’s,
van de vorige eeuw in gebruik werden genomen,
vooral door de Zweedse houtindustrie. Zweden is
daarvoor heel geschikt, want het is een uitgestrekt
land: de afstand tussen noord en zuid is ongeveer
even groot als tussen Nederland en Noord-
Italië. De mogelijkheden van vervoer met de
extra lange voertuigen en maximumgewichten
zijn in Scandinavië door de jaren heen dan ook
flink uitgebreid. Zo heeft Zweden het maximaal
toegestane gewicht in juni verhoogd van 60
naar 64 ton. Er worden ook proeven gedaan met
vrachtauto’s met een lengte van meer dan 30
meter en een gewicht tot 90 ton. In Finland is het
maximum 76 ton. Andere Europese landen waren
minder bekend met de extra lange vrachtauto.
Toen Zweden toetrad tot de Europese Unie waren
de lzv’s dan ook een punt van onderhandeling.
Volgens de Europese regels waren de ecocombi’s
niet toegestaan, maar voor Zweden werd een
uitzondering gemaakt. Tegelijkertijd bleek de
toetreding van de Scandinaviërs tot de EU voor veel
andere Europese landen een eerste kennismaking
met die ‘handige lange truck’. Sindsdien heeft de
lzv buiten Scandinavië terrein gewonnen.
Truck platooningIn het voorjaar 2016 vond op de Maasvlakte de
‘European Truck Platooning Challenge 2016’ plaats.
Aan deze grote proef met virtueel gekoppelde
vrachtauto’s deden trucks van vele merken mee. De
demonstratie werd gehouden aan de vooravond
van de bijeenkomst van EU-transportministers.
Evofenedex was destijds betrokken bij de EU
Truck Platooning Challenge om als partner de
informatie en kennis omtrent de ontwikkelingen
van Truck Platooning met haar leden te delen. Anne
Griffioen (eveneens beleidsadviseur wegvervoer
bij evofenedex): “Platooning moet CO2-emissies
beperken door ‘slipstreamen’ toe te passen. Door
een virtuele trekhaak bepaalt de eerste auto de
snelheid en besturing van de volgers. Technisch kan
de onderlinge afstand tussen de voertuigen minder
dan 15 meter zijn, ongeveer een halve seconde
rijtijd. Op deze wijze wordt een brandstofbesparing
tot 10 procent mogelijk gemaakt, afhankelijk van
het voertuigtype en de lengte van het konvooi.”
Bij truck platooning rijdt een groep vrachtwagens
achter elkaar in een konvooi, waarbij automatisch
een veilige korte afstand wordt aangehouden.
Door middel van de nieuwste technologie com-
mu niceren de vrachtwagens met elkaar, zodat ze
synchroon rijden met de voorste vrachtwagen of de
leider van het konvooi. De mogelijkheden voor de
transport- en logistieksector zijn enorm. Platoons
hebben de potentie het logistieke proces efficiënter
te maken en de arbeidsmarkt te optimaliseren.
Onder de huidige wetgeving geldt dat chauffeurs
ofwel aan het rijden zijn, ofwel aan het rusten. Bij
automatische platooning volgen de chauffeurs van
de vrachtwagens de leider, waardoor ze ondertussen
andere taken kunnen uitvoeren, zoals administratief
werk of telefoneren. Platooning zal de manier
waarop we van A naar B rijden veranderen.
Doorstroming en veiligheidDATP-technologie (Chauffeur Assisterende Truck
Platooning) bouwt voort op adaptieve cruise
control. De vrachtwagens blijven voortdurend met
elkaar communiceren, zodat gegevens met elkaar
kunnen worden gedeeld. Als het preventiesysteem
van de voorste vrachtwagen de remmen activeert,
doen de vrachtwagens daarachter dat bijvoorbeeld
ook direct, met nul reactietijd.
belangrijke ontwikkelingen in het wegtransport
Ondernemersvereniging evofenedex zet zich voor haar 15.000 leden (handelaren, producenten en exporteurs) in om ervoor te zorgen dat zij hun logistiek optimaal organiseren en beter internationaal ondernemen. ‘Goederenverschuivingen’ vormen als het ware de rode draad. Speciaal voor de VNAB Visie gaat evofenedex in op belangrijke ontwikkelingen in het wegtransport.
Anne Griffioen en Patricia de Wilde: “evofenedex streeft naar een efficiënter en schoner wegtransport zonder dat dit tot lastenverzwaring voor de ondernemer leidt.”
7www.vnab.nl6 www.vnab.nl
vrachtauto’s, alles elektrisch. Het bedrijfsleven wil
wel, mits (technisch en economisch) haalbaar.
Griffioen: “Dieselolie is uit de gratie, elektriciteit
is het nieuwe toekomstbeeld. De Nederlandse
overheid stuurt aan op het gebruik van niet-
fossiele brandstoffen en investeert in elektriciteit
uit zon en wind. Elektrisch rijden is voor steden
de wensdroom en vindt een partner in het
bedrijfsleven. In 2014 tekenden EVO, Transport
Logistiek Nederland en tal van bedrijven de Green
Deal Zero Emissie Stadsdistributie en spraken
af ernaar te streven in 2025 een emissievrije
stadsdistributie te hebben gerealiseerd. Iets
eerder sloten veertig organisaties van werkgevers
en werknemers het SER Energieakkoord, waarin
staat dat het vervoer in de periode 2030 tot 2050
grootschalig op elektrisch rijden zal overstappen.”
Elektrisch rijdenEen bevoorrading van de steden met volledig
(waterstof-brandstofcel of volledig batterij) elek-
trisch aangedreven vracht- en bestelauto’s geldt
als ideaalbeeld, wanneer ook alle energie uit duur-
zame bronnen afkomstig is. Op dit moment is dat
nog niet voor alle soorten voertuigen mogelijk
vanwege technische of economische beperkingen.
Evofenedex en TLN pleiten daarom bij overheden
om instrumentarium voor schonere en stillere
stadsdistributie vast te stellen zonder de kwaliteit van
de bevoorrading aan te tasten. Een goed overzicht
van de beschikbare technieken voor schoon en stil
vervoer kan dienen als basis voor dit instrumentarium.
In een zogeheten menukaart hebben de genoem-
de partijen de huidige beschikbaarheid van
brand stoffen en voertuigen weergegeven, op
basis van het inzicht van gebruikers (verladers en
vervoerders). Het streven van evofenedex en TLN
is om in goed overleg met betrokken partners een
dergelijk overzicht ambitieus maar realistisch voor
2025 in te kleuren en tevens in beeld te brengen
wat er voor nodig is om die gewenste situatie te
bereiken. Een breed draagvlak kan deze verkenning
houvast geven voor toekomstig beleid voor de
bevoorrading van binnensteden in Nederland.
Bij de keuze voor voertuig en brandstof spelen
diverse afwegingen een rol: in de directe nabijheid
is geluidsreductie gewenst, op gemeentelijk niveau
wordt veelal gestreefd naar reductie van fijnstof
en NOx en op landelijk/mondiaal niveau heeft
CO2reductie prioriteit. Ook de toepassing van het
voertuig in relatie tot het gewicht van de lading,
de benodigde tankruimte van de brandstof en de
beschikbaarheid van de laadinfrastructuur spelen
allemaal een rol bij het maken van de optimale
afweging.
“Over twee jaar kan het landschap er anders
uitzien”, stelt Griffioen. “Bijvoorbeeld als de indus trie
elektrische vrachtauto’s gaat verkopen. Water stof
zou op de kaart kunnen komen als een serieus
alternatief voor de fossiele brandstof, maar is nu
nog experimenteel beschikbaar en te duur.”
Kosten elektrisch rijdenDe aanschaf van elektrische auto’s is duur. Griffioen:
“Ruim tweemaal de kostprijs van een vergelijkbare
vrachtauto op diesel. Zonder subsidie is het nu voor
het bedrijfsleven niet mogelijk om tot een goede
businesscase te komen.”
Recent onderzoek, in opdracht van het Ministerie
van Economische Zaken, gaat er vanuit dat volledig
elektrische bestelauto’s tussen 2019 en 2023
een interessante total cost of ownership zullen
krijgen. Dan zullen de bedrijfsautofabrikanten hun
elektrische bestel- en vrachtauto’s als serieproduct
op de markt brengen en kan massa ontstaan. <
interview
DMI is gevolmachtigde en vertegenwoordigt ver-
zekeraars op veel verschillende gebieden, maar
vooral op het gebied van transport, aannemerij,
energie, machinebreuk en P&I. Zelf heeft Paaij een
behoorlijke staat van dienst. In de jaren tachtig was
hij bij Amlin werkzaam, daarna tien jaar in Londen
bij een herverzekeraar, zes jaar bij AIG en inmiddels
drie jaar bij DMI.
“Gelukkig hebben we nog geen gebruik hoeven te
maken van de NHT-clausule. Bij mijn weten is er ook
nog geen claim geweest. Dit neemt niet weg dat ik
bij een dreiging of aanslag wel een aantal vragen
heb over de toepassing van de NHT, aangezien de
impact voor transportverzekeraars groot kan zijn.”
“1) premiebetaling versus dekking (uitsluitend van toepassing voor in nederland gelegen risico’s)De NHT heeft betrekking op in Nederland gelegen
risico’s, wat een logische invalshoek is. Echter, de
maritieme verzekeraars verzekeren mobiele ob-
jecten waardoor een groot deel van de risico’s
die Nederlandse transportverzekeraars verzekeren,
zich niet in Nederland bevindt. Dit in tegenstelling
tot de bijdrage voor de NHT die aan Nederlandse
verzekeraars wordt gevraagd. Deze is gebaseerd
op de totale premieomvang, terwijl het voor een
transportverzekeraar ondoenlijk is om premie die
betrekking heeft op in Nederland gelegen risico’s te
splitsen van risico’s die niet in Nederland zijn gelegen.
Het enige onderscheid dat we kunnen maken is
tussen Nederlandse en niet-Nederlandse ver ze-
ker den. Het ligt voor de hand om daar iets mee
doen. Met andere woorden: is het redelijk om een
transportverzekeraar premie te laten betalen voor
het geheel? Moeten we bijvoorbeeld niet gaan
kijken naar uitbreiding van de NHT voor risico’s die
zich niet in Nederland bevinden, in ieder geval voor
transportverzekeraars?
2) Hoe ver strekt de dekking voor economische belangen die worden geschaad?In de definities wordt gesproken over ‘dood en
lichamelijk letsel’ met betrekking tot levens ver-
zekeringen. Zou dat niet ook voor andere vormen
van verzekeringen moeten gelden? Nog belangrijker
is echter de vraag: wat wordt precies bedoeld met
‘economische belangen die geschaad worden’?
Stel dat door een terreurdreiging een concert wordt
geannuleerd en dat een stad voor een aantal dagen
wordt afgesloten om de mogelijke aanslagplegers
te zoeken. Daar zouden dan grote economische
belangen mee geschaad worden, waardoor een
behoorlijke schade ontstaat. Deze schades hebben
niet specifiek betrekking op dood en lichamelijk
letsel en ook niet specifiek op een zaakschade. In
hoeverre heeft de NHT-clausule daarop betrekking?
Daar is geen goed inzicht in. Een dergelijke
schade gaat vooral een transportverzekeraar aan,
omdat dit soort dekkingen vaak wel onder een
transportverzekering vallen.
3) Valt hacking door terroristen onder de dekking van de nHT?Is hacken door terroristen een vorm van terrorisme,
of valt dat niet onder de dekking van de NHT? Is de
NHT-regeling bijvoorbeeld bedoeld voor een hack
die wordt gepleegd door IS, waardoor de haven
van Rotterdamdam plat komt te liggen?
Dat is niet duidelijk en dat geeft een onbehaaglijk
gevoel. Veel transportverzekeringen kennen een
cyber uitsluiting. Deze schade zal dan waar schijn-
lijk niet gedekt zijn, maar er zijn ook veel trans port-
verzekeringen die geen cyberuitsluiting hebben.
Dan is het de vraag of dit soort verze ke ringen in
dit geval tot uitkering zullen komen, waarbij een
beroep op de NHT-clausule zal worden gedaan.
4) Is de nHT-accumulatieregeling van 75 miljoen euro per risicoadres toereikend?Accumulatie is typisch voor transportverzekeraars
een hot issue. Stel dat de Rotterdamse haven door
een terroristische aanslag wordt getroffen, dan is
daar sprake van een accumulatie van risico’s, van
typen verzekeringen, van zakelijke risico’s, van
levensverzekeringen van mensen die daar werken,
van bedrijfsschadedekkingen, etc. Accumulatie
kan tot een hele grote schade leiden. De NHT kent
een accumulatieregeling van 75 miljoen euro per
locatie. Is dat toereikend? Deze vraag geldt uiteraard
niet alleen voor transportverzekeraars, maar heeft
wel erg betrekking op transportverzekeraars
juist vanwege die accumulatie. Anders dan
bijvoorbeeld voor een brandverzekering, is het
voor een transportverzekeraar onmogelijk om
die accumulatie goed in beeld te krijgen. Op
het moment van een aanslag, bijvoorbeeld in
een haven, is het onmogelijk te weten hoeveel
schepen er van een verzekerde op dat moment
daar liggen. Ook vraag ik me af of het risicoadres
niet breder moet worden getrokken naar meerdere
risicoadressen.
5) De nHT is uitsluitend van toepassing op verzekeraars die lid zijn van het Verbond van Verzekeraars. Op de markt komen steeds meer spelers die geen lid
zijn van het Verbond van Verzekeraars en daardoor
niet aan de NHT kunnen deelnemen. Kunnen de
NHT en niet-NHT-deelnemers wel samen op één
polis? Kiezen klanten straks niet meer voor niet-
NHT-verzekeraars? Hoewel deze kwestie betrekking
heeft op de hele markt, is dit een essentiële vraag.
Samenvattend denk ik dat de regeling zoals die
nu is niet veel misverstanden zal opleveren, maar
de cruciale vraag is of de NHT-regeling wel goed
genoeg is?
Het zou goed zijn als bovenstaande punten in een
eventuele discussie ter verbetering van de NHT
worden meegenomen.” <
kennis TERRoRismE
Aanslagen zijn tegenwoordig aan de orde van de dag. Dreiging van terrorisme ligt constant op de loer. Hoewel Nederland - met het schrijven van dit artikel – verschoond is gebleven van aanslagen, rijzen de vragen in verzekeringsland over de toepassing van de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden (NHT). Wat als er iets gebeurt, hoe werkt de NHT dan in de praktijk? Emiel Paaij, Director of Underwriting bij Dutch Marine Insurance (DMI), zet zijn meest prangende vragen op een rij. Hij ziet graag dat deze punten worden meegenomen in de discussie over een eventuele aanpassing van de NHT-regeling. Irene Okkerman
hoe werkt De nht in De praktijk?
“Is de NHT-regeling wel goed genoeg?”
Emiel Paaij (DMI) ziet graag dat zijn vragen worden meegenomen in een eventuele discussie ter verbetering van de NHT
“Platooning kan de doorstroming en veiligheid op snelwegen verbeteren door het werk van bestuurders met behulp van
elektronische systemen en sensoren te ontlasten”
9www.vnab.nl8 www.vnab.nl
Beleving en vermaak“De tijd dat we ons vertier vooral in het café
zochten, ligt achter ons. We hebben behoefte aan
andere vormen van vertier”, stelt Michiel Bredius,
vennoot en commercieel directeur bij Klap in
Amsterdam waar circa vier fte’s zich bezighouden
met verzekeringen voor de evenementenbranche.
“Evenementen, zoals concerten, festivals en sport-
spektakels, voldoen aan die behoefte. Neder land
is daar erg goed in. Denk aan John de Mol, aan
onze DJ’s die wereldwijd in de top meedraaien
en aan bijvoorbeeld Sensation, het dancefestival
dat inmiddels wereldwijd is uitgerold. Wij zijn de
modelburgers van de wereld. Als een evenement in
Nederland een succes is, is de kans heel groot dat
het in het buitenland ook een succes wordt.”
Groeiende vraagDe markt van evenementenverzekeringen groeit.
Volgens Bredius komt dit door een aantal factoren.
“Het ‘monstertruckdrama in Haaksbergen in
2014 heeft ervoor gezorgd dat organisatoren
zich nog bewuster zijn geworden van het aan-
spra kelijkheidsrisico. Ook gemeenten zien hier
strenger op toe. Daarnaast zorgt het steeds
extremere klimaat voor een groeiende vraag naar
een dergelijke verzekering (zeker na de zomer van
2015). Datzelfde geldt voor het verhoogde risico op
een terreurdaad.”
TerrorismeschadeOp basis van de Nederlandse Herverzekerings-
maatschappij voor Terrorisme schaden (NHT) is
terrorismeschade standaard meeverzekerd op de
onkostenrubriek van een evenementenverzekering,
voor zover het evenement in Nederland plaatsvindt.
Bredius: “Schade door terrorisme wordt feitelijk
‘gratis’ meeverzekerd in de dekking. De NHT-
dekking is best goed, want ook dreiging is
mee verzekerd. Maar ik vraag me af of verzekeraars
bereid blijven dit op deze manier te verzekeren
nadat zich een schade heeft voorgedaan. Mede om
die reden kopen wij in toenemende mate honderd
procent-terreurdekking in bij buitenlandse verze-
keraars. Dit heeft ook te maken met het feit dat de
NHT een dekking kent van maximaal één miljard
euro per kalenderjaar. Deze maximering kan
gevolgen hebben voor de hoogte van het uit te
keren bedrag. Vanuit onze zorgplicht zijn we het
onze relaties verplicht om hen daarop te wijzen.
Bovendien is de kans groot dat er sprake is van een
wachttijd, omdat er pas ná het kalenderjaar wordt
uitgekeerd. Mede hierdoor en door de toegenomen
dreiging kiezen relaties steeds vaker voor een ‘stand
alone’ terreurdekking van honderd procent. Voor
VeiligheidHet belangrijkste doel van de Expertgroep is het
zo tijdig mogelijk waarschuwen van Nederlandse
zeeschepen voor een gesignaleerde dreiging
op zee en in de buitenlandse havens. De Expert-
groep is eind 2015 opgericht en bestaat uit verte-
genwoordigers van de Nederlandse overheid en de
private sector.
Een vertegenwoordiger van verzekeraarszijde hier-
over: “De private sector heeft sowieso een eigen
verantwoordelijkheid om openbaar toegankelijke
bronnen van informatie te lezen en daarin gemelde
dreigingen en incidenten mee te wegen in operaties.
Alle deelnemende partijen kunnen informatie
inbrengen, zodat zoveel mogelijk puzzelstukjes
verzameld zijn. Samen verzekeren we ons er zo van
dat er een zo compleet mogelijk totaalbeeld is. Dit
zorgvuldig opgebouwde beeld nemen de Nationaal
Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid
(NCTV) en het Ministerie van Infrastructuur en
Milieu (IenM) mee in het afgeven van eventuele
waarschuwingen of aanpassingen van de veilig-
heidsniveaus. Het is uiteindelijk de minister van IenM
die – indien van toepassing - het formele besluit
neemt het veiligheidsniveau te verhogen.”
Veiligheidsniveaus Het systeem dat het ministerie hanteert, gaat
uit van drie veiligheidsniveaus gebaseerd op de
International Ship & Port Facility Security Code.
Basisniveau één geldt daarbij altijd. Dat is het
handhaven van minimale beveiligingsmaatregelen.
Niveau twee is een verhoogd risico en niveau drie
kan maar gedurende een beperkte tijd gehandhaafd
worden, aangezien daarvoor vergaande maatre-
gelen gelden. Als een niveau voor een be paald
gebied wordt verhoogd, dan heeft dat een
behoorlijke invloed op de Nederlandse zeeschepen
aldaar, en op wat er in de havens gebeurt als deze
zeeschepen terugkomen naar Nederland. Dat is
dus niet iets wat lichtzinnig en snel wordt gedaan.
De niveauverhogingen, die vertrouwelijk zijn,
worden via de kustwacht gecommuniceerd aan
alle Company Security Officers van rederijen met
schepen die onder de Nederlandse vlag varen.
Of die schepen dan bijvoorbeeld wel of niet naar
De Expertgroep Security Dreiging Nederlandse Zeeschepen (Publiek Private Samenwerking, PPS) ziet nauw toe op dreiging van terrorisme en inter/intrastatelijke conflicten. Het Platform Piraterij verbindt betrokken partijen in Nederland en biedt een platform waar publieke en private partijen van gedachten wisselen over het onderwerp. Irene Okkerman
strakke monitoring op terrorisme voor neDerlanDse zeeschepen
gebieden gaan waarvoor een waarschuwing of een
levelverhoging geldt, moeten zij zelf bepalen.
DekkingDe Expertgroep heeft tot nu toe diverse inhoudelijke
waarschuwingen afgegeven. Gelukkig zijn er in die
gebieden geen daadwerkelijke aanslagen geweest.
De Expertgroep biedt een goede structuur en
verbindt de verschillende partijen. De informatie
die wordt uitgewisseld is vertrouwelijk, maar de
gebieden waar er moeilijkheden worden verwacht
komen grotendeels overeen met de door de Joint
War Committee (JWC) uitgesloten gebieden. De
clausuleringen die transportverzekeraars hanteren,
zijn daar al op gebaseerd. Mochten klanten toch
naar een uitgesloten gebied willen, dan kunnen
zij tegen aanvullende voorwaarden toch dekking
inkopen. Daar zijn speciale oorlogsverzekeraars voor.
platform piraterij Het Platform Piraterij is in de jaren negentig
op gericht. Naast vertegenwoordigers uit de Expert -
groep hebben ook vakbonden, de kapiteins-
vereniging en diverse mensen van andere directies
van de betrokken departementen zitting.
kennis TERRoRismE kennis TERRoRismE
Als makelaar gespecialiseerd in het verzekeren van (publieks)evenementen merkt Klap een toenemende behoefte bij haar klanten om terreur volledig te dekken. Volgens Michiel Bredius niet onlogisch, omdat de kans op een aanslag in Nederland reëel is. “Bovendien past dit ook bij het professionele en vooruitstrevende karakter van de Nederlandse evenementenbranche.” Irene Okkerman
terrorismerisico steeDs vaker volleDig afgeDekt bij evenement
evenementen in het buitenland bieden we standaard
de honderd procent-dekking aan, aangezien de NHT
daarop niet van toepassing is.”
De praktijkHoewel de wijze van uitkeren van een NHT-
schade uitgebreid in een protocol beschreven
staat, wil Bredius dit najaar met verzekeraars een
praktijkcasus doorspreken. “Er is immers nog nooit
een echte terreurschade geweest in Nederland
die de NHT-pool heeft geraakt, dus het is goed om
dit op voorhand helder te hebben.” Wel zegt de
Klap-directeur voor het eerst een serieuze schade
van een terreurdreiging te hebben. “De kans is
groot dat we die claim bij de NHT gaan indienen.
Interessant om te gaan ervaren hoe daarmee zal
worden omgegaan.“
Benieuwd is hij ook naar de nieuwe NHT die
in ontwikkeling is. “Ik zal er in ieder geval op
aandringen dat hierbij ook makelaars worden
betrokken.”
Dat de evenementenbranche en alle betrokken
partijen serieus met de problematiek omgaan,
blijkt uit het toenemend aantal vragen dat Bredius
krijgt. “Ook geef ik regelmatig presentaties aan
burgemeesters, veiligheidsregio’s en organisatoren.
Partijen proberen schade waar mogelijk te
voor komen. Er worden aanvullende voorzorgs-
maat regelen genomen, bijvoorbeeld door het
inschakelen van professionele beveiligers (onder
wiens regie tijdig kan worden opgeschaald) en
door het plaatsen van roadbloks en zandwagens.”
Vak apartBredius zegt de evenementenbranche zeer inte-
ressant te vinden waarbij Klap als makelaar bij vele
uiteenlopende evenementen betrokken is, zoals bij
grote sportevenementen, concerten, de Gay Pride,
de TT in Assen en het Zomercarnaval in Rotterdam.
“Je kan echt toegevoegde waarde leveren want veel
evenementen zijn dusdanig specifiek dat je de risico’s
nagenoeg elk jaar opnieuw in kaart moet brengen.
Maar boven alles is het een vak apart waarbij het
écht om advisering gaat.” <
“Wij zijn de modelburgers van de
wereld”
Michiel Bredius: “De NHT-dekking is best goed, want ook dreiging is meeverzekerd.”
Piraterij blijft een punt van zorg en aandacht.
Strenge patrouilles van oorlogsschepen in ge-
bieden van piraterij lijken een gunstig effect te
hebben op het terugdringen hiervan. De vraag is
echter in hoeverre het probleem daadwerkelijk
wordt opgelost, of dat de piraterij zich naar een
ander gebied verplaatst.
In het document van de Best Management Practices
for Protection Somalia Based Piracy, ook wel de
BMP4 genoemd, staan essentiële (voorzorgs)maat-
regelen tegen piraterij beschreven. Het toepassen
hiervan is zeker aan te raden en wordt in sommige
gevallen door verzekeraars zelfs verplicht gesteld.
BoodschapRederijen hebben een eigen verantwoordelijkheid
om openbare bronnen te lezen en de daarin
genoemde informatie over aanslagen en inci-
denten mee te wegen in hun operaties. Als je als
verzekeraar of assurantiemakelaar vanuit je eigen
organisatie of vanuit klanten informatie ontvangt
over een mogelijke dreiging, dan is het belangrijk
dit aan de expertgroep door te geven. Daarnaast is
het belangrijk om kritisch te blijven kijken waar je
klanten naartoe gaan, hoe het met de dekking zit
en of ze voldoende maatregelen nemen. Het goed
naleven van de Sanctiewet is eveneens meer dan
aan te bevelen. Daardoor kan worden voorkomen
dat terroristische organisaties of groepen van
geld worden voorzien. Het dient écht een doel.
Terrorisme is een groot probleem en alles wat
we eraan kunnen doen om dat als branche te
voorkomen, moeten we aangrijpen! <
11www.vnab.nl10 www.vnab.nl
marktmeesterschap
continu balans zoeken tussen kosten en opbrengsten
“Maak er geen al te negatief verhaal van!” Die opmerkelijke boodschap kreeg de journalist mee na afloop van het ‘ronde tafel’-gesprek met vier door de wol geverfde professionals werkzaam in de transportverzekeringsbranche: de makelaars Victor Krijgsman (Marsh) en Wilfried Tol (Willis Towers Watson) en de verzekeraars Paul Littooij (Chubb) en René van de Wiel (MS Amlin). Bij het uitwerken van de aantekeningen bleek de teneur van het gesprek weliswaar realistisch van aard te zijn, maar zeker niet negatief. Sterker nog, de vier gaven ieder voor zich, met argumenten omkleed, aan de toekomst van de transportverzekeringsbranche zonnig in te zien.
Jan van Stigt Thans
Ervaren specialisten zien toekomst
transportverzekeringsbranche zonnig in
V.l.n.r.: Paul Littooij, Victor Krijgsman, Wilfried Tol en René van de Wiel
13www.vnab.nl12 www.vnab.nl
De vraag hoe groot de transportverzekeringsmarkt
in ons land is, is niet eenvoudig te beantwoorden.
Simpelweg omdat er weinig cijfers bekend zijn
en anderzijds omdat het in deze internationale
verzekeringsbranche lastig is aan te geven wat
nu precies als ‘lokaal’ kan worden beschouwd en
wat niet. Volgens de meest recente cijfers van
het Verbond van Verzekeraars is de premieomzet
uit transportverzekeringen sinds 2011 fors
terug gelopen van iets meer dan 900 miljoen
euro naar ruim 500 miljoen euro. Van oudsher
is goederentekening de grootste branche, ge-
volgd door casco/aanbouw, landmaterieel en
binnenvaart. Volgens de CVS-cijfers liep in 2016
het premie-inkomen uit transportverzekeringen in
vergelijking met het jaar daarvoor terug met 12%.
Positief nieuws is echter dat de combined ratio
verbeterde tot 92% en het resultaat van ‘- 5%’ in
2015 naar ‘+ 9%’ van de verdiende premie in 2016.
overschot aan tekencapaciteitGeconfronteerd met de cijfers zeggen de vier
zich niet te herkennen in de mate van de afname.
Vanwege de inconsequente rapportage zijn vol-
gens hen de cijfers niet één op één met elkaar te
vergelijken en is de hieruit ‘blijkende’ dramatische
terugval dan ook niet correct. Wel zijn ze van mening
dat de premie-inkomsten in de afgelopen jaren
wat zijn afgekalfd. Hiervoor voeren zij meerdere
redenen aan: de in bijna overtollige mate aanwezige
tekencapaciteit, een ‘moordende’ concurrentie, de
recente economische crisis, hogere eigen risico’s
en last but not least: de groeiende aandacht voor
en investeringen in preventie en riskmanagement,
waardoor de schadelast al enkele jaren een dalende
lijn vertoont. Daarnaast noemen zij het vervelend
bij tenders te moeten onderhandelen met inkopers
die niet altijd even goed bekend zijn met de
transportverzekeringsbranche. Daardoor gaat het
hierbij niet of nauwelijks om de inhoud, maar puur
om de prijs.
Wilfried Tol, Placement Leader Marine bij Willis
Towers Watson, wijst op het feit dat er in de
markt weliswaar veel capaciteit is, maar gezien
de geringe onderlinge verschillen relatief weinig
keuzemogelijkheden. Hij krijgt op dat punt bijval
van René van de Wiel, die bij marktleider MS Amlin
een dubbelfunctie bekleed: Regional Manager
Hull Europe en Global Product Leader Hull Marine
& Aviation. Hij spreekt van een redelijk stabiele
markt waarin de rendementen al geruime tijd
marginaal zijn. “Een internationale trend. Eigenlijk
is het wachten op drie grote schadeklappers achter
elkaar, waarna de premies wellicht omhoog gaan.”
Victor Krijgsman, Teamleader Vice President Marine
Hull bij Marsh, vult aan dat de goederentekening
van oudsher altijd winstgevend is geweest, maar
dat dit inmiddels al geruime tijd niet meer het
geval is. “Ik denk dat ik niet de enige ben die had
verwacht dat, mede door de kapitaalvereisten
als gevolg van Solvency II, de tekencapaciteit zou
verminderen. Maar dat is helemaal niet gebeurd.”
Verhoudingsgewijs duurVolgens Paul Littooij, Marine manager Benelux bij
Chubb, verschillen de ontwikkelingen sterk per
segment, maar is voor bepaalde goederen de bodem
van de verzekeringspremies zo langzamerhand
bereikt. “Met name wat fruit en andere bederfelijke
waar betreft.” Ook Wilfried Tol is van mening dat
zo langzamerhand een omslagpunt is bereikt.
“We moeten als partijen in de coassurantiemarkt
nadenken over onze businesscase, bijvoorbeeld
over ons investeringsbeleid in mankracht, jonge
aanwas en nieuwe producten.” Van de Wiel kan
zich daarin vinden. “We hebben als Nederlandse
markt een goede naam en dat komt onder meer
door de kwaliteit en ervaring van de underwriters,
sluiters en andere professionals, die goede ver -
zekeringsoplossingen kunnen bieden. De keer-
zijde daarvan is dat onze kosten relatief hoog
zijn. Als je eerlijk bent, moeten we beamen dat
we als coassurantiemarkt naar verhouding redelijk
duur zijn.”
marktmeesterschap
Kosten versus opbrengstenWat houdt de transportverzekeringssector vandaag
de dag vooral bezig? “De juiste balans weten te
vinden tussen enerzijds kosten, waaronder inves-
teringen in mankracht, opleidingen en nieuwe
producten en diensten, en anderzijds de constant
onder druk staande opbrengsten”, ant woordt
Van de Wiel. Wilfried Tol sluit zich daarbij aan.
“De veranderende markt vraagt dat we continu
goed naar ons businessmodel kijken teneinde de
kosten omlaag te brengen en een nog efficiëntere
bedrijfsvoering. Uiteraard zonder dat dit ten koste
gaat van je marktpositie.”
Krijgsman noemt continuïteit als aandachtspunt.
Daarbij doelt hij niet alleen op het bedrijfs econo-
mische aspect, maar vooral ook op het behoud
van een kwalitatief hoogwaardige service naar
klanten toe. Mede doordat de grootzakelijke
transportverzekeringsbranche zo boeiend en
dynamisch is en de ware specialisten best goed
worden betaald, is er niet of nauwelijks sprake van
leegloop. Krijgsman: “Ik denk te kunnen stellen
dat de sector vergrijst en dat er behoefte is aan
jonge aanwas. Ik heb echter niet de indruk dat
wij als sector uit kostenoverwegingen daarin de
laatste jaren optimaal hebben geïnvesteerd.” Van
de Wiel deelt zijn zorg, maar is van mening dat het
op zich wel meevalt met de ‘jonge aanwas’. “Ik heb
het idee dat ze er wel degelijk zijn, maar dat ze in
vergelijking met onze begintijd minder zichtbaar
zijn. Bijvoorbeeld doordat de beursvloeren zijn
verdwenen, want daar zag je vroeger iedereen.” Ook
Littooij noemt ‘kennis en kunde’ als aandachtspunt.
“Het is jammer dat bedrijven door de vele Wft-
verplichtingen minder of zelfs geen budget meer
hebben voor gespecialiseerde opleidingen, zoals
voor transportverzekeringen. Dat maakt het nog
belangrijker voor vooral de oudere generatie
binnen bedrijven om hun kennis en ervaringen
over te dragen op de jonge(re) garde.”
Inspelen op trendsNet zoals andere bedrijfstakken is ook de tran-
sportsector volop in beweging. Snel en goed
inspelen op de veranderingen die zich voor-
doen, is volgens de vier dan ook een absolute
must. “Ik durf te zeggen dat we daarin als
transportverzekeringsbranche best goed zijn. We
kunnen snel schakelen en door de volop aanwezige
kennis met passende, creatieve oplossingen ko-
men”, zegt Van de Wiel. “Ook zijn we mede onder
druk van de huidige sterk concurrerende markt
steeds efficiënter gaan werken”, vult Tol aan. “We
denken steeds de grens van het haalbare te hebben
bereikt, maar slagen er telkens weer in toch een
stukje verder te gaan.”
Krijgsman en Littooij wijzen voorts op nieuwe risico’s
die op de markt komen, waaronder de zelfrijdende
auto en mogelijk ook onbemande vaartuigen met
de daarbij komende aansprakelijkheidsaspecten.
Ook krijgt de scheepvaart te maken met een
toenemend cumulatierisico, mede door de steeds
groter wordende containerschepen die soms al
voor circa één miljard euro aan waarde vervoeren.
En natuurlijk met het cyberrisico, waarmee ook
de transportverzekeringssector te maken krijgt.
Zo ook met nieuwe transportroutes, zoals de
zogeheten Zijderoute waarbij het transport naar
China over land plaatsvindt.
Goede toekomstDe vier makelaars en verze keraars zijn ondanks de
al jaren onder druk staande tarieven én resultaten
in de sector positief gestemd over de toekomst
van de ‘Nederlandse’ transportverzekeringssector,
in hun ogen de leuk ste en meest dynamische
verzekeringsbranche die er is. “In de eerste plaats
omdat er altijd transport zal blijven bestaan
en de in dit segment opererende bedrijven
behoefte zullen blijven hebben aan passende
verzekeringsoplossingen, zoals bijvoorbeeld lokale
polissen voor risico’s die in sommige landen in
Afrika en Azië niet in internationale programma’s
verzekerd kunnen worden”, licht Wilfried Tol toe.
“Bovendien vinden wij van onszelf dat wij snel en
flexibel kunnen inspelen op veranderingen in de
markt. Daarmee kunnen wij ons voordeel doen.”
Victor Krijgsman is het daarmee volmondig eens.
“Zeker in nieuwe markten als cyber en nieuwe
duurzame energie ligt voor ons als markt een
enorme uitdaging. Hoe complexer het wordt, des te
meer behoefte er is aan deskundige ondersteuning
en begeleiding.”
René van de Wiel wijst in dit verband op de
oplossingsgerichte in- en opstelling binnen de
sector. “Het kan soms even duren, maar uiteindelijk
vinden we voor elk verzekeringsvraagstuk altijd
een oplossing voor onze klanten.” Paul Littooij ziet
eveneens in de service aan de klant kansen liggen.
“Neem de ervaring die we als sector inmiddels
hebben opgedaan met compliance en regelgeving.
Daarin hebben we een voorsprong en kunnen we
ons als beurssegment onderscheiden.” <
“We denken steeds de grens van het haalbare te hebben bereikt,
maar slagen er telkens weer in toch een stukje verder te gaan”
V.l.n.r.: Wilfried Tol, Paul Littooij, René van de Wiel en Victor Krijgsman
15www.vnab.nl14 www.vnab.nl
kennis
In de binnen-, zee- en pleziervaart hebben scheepseigenaren al decennialang het recht om bij een (grote) schade bij de rechtbank een verzoek in te dienen voor beperking van aansprakelijkheid. Zij hoeven dan niet voor de totale schade op te draaien maar voor een deel daarvan, een bedrag dat afhankelijk is van de voortstuwing (motorvermogen) van het schip en/of de tonnage. In de maritieme wereld wordt de beperking van aansprakelijkheid alom geaccepteerd, zeker binnen de Nederlandse markt. De buitenwereld vindt de regeling vaak oneerlijk, zoals recentelijk weer eens overduidelijk aan het licht kwam na de spraakmakende schade aan de stuw in Grave, eind 2016. De beide advocaten Pieter den Haan en Vivian van der Kuil (AKD) en verzekeraar Bert Jansma (TVM Verzekeringen) spreken juist van “een goede regeling voor alle betrokken partijen, niet in de laatste plaats omdat het een snelle, effectieve schadeafwikkeling bevordert.” Jan van Stigt Thans
geldt en dan pas de keuze te maken of én waar
te beperken. Een Duitse rechter kijkt bijvoorbeeld
anders naar een verzoek voor beperking van
aansprakelijkheid dan een Nederlandse rechter.
Als een Nederlands binnenvaartschip in Duitsland
een schade veroorzaakt, adviseer ik de eigenaar als
de gesmeerde bliksem een verzoek tot beperking
van aansprakelijkheid in te dienen bij de rechtbank
in Rotterdam. Die hebben de meest ervaring en
zorgen in negen van de tien gevallen voor een
goede en snelle schaderegeling.”
Tal van voordelenWaar men in Duitsland en andere landen liever
een systeem van onbeperkte aansprakelijkheid
zou zien, zijn Den Haan, Van der Kuil en Jansma te
spreken over de beperking van aansprakelijkheid.
Laatstgenoemde daarover: “Je weet daardoor
als verzekeraar beter waar je aan toe bent en
welke vorderingen je kunt verwachten. Daardoor
kun je de risico’s beter inschatten en de premie
beter bepalen. Wij weten immers van elk schip
wat de maximale aansprakelijkheid is. Beperking
of niet scheelt bovendien in de premiestelling.
We verzekeren als TVM zowel Nederlandse als
Duitse pleziervaartuigen. Jarenlang konden wij
in verband met de maximale aansprakelijkheid
in Nederland volstaan met een maximale WA-
dekking van één miljoen euro, terwijl wij voor de
Duitse pleziervaartuigen deze dekking moesten
uitbreiden tot vijf miljoen euro. In Duitsland geldt
er voor de pleziervaart namelijk een onbeperkte
aansprakelijkheid.”
Ook Van der Kuil spreekt van ‘een overzichtelijk
systeem’. “Alle vorderingen worden op één manier
afgehandeld en iedereen weet waar-ie aan toe is.”
Den Haan vult aan: “Het is daarnaast een uiterst
efficiënt en effectief systeem, omdat er niet oever-
loos geprocedeerd gaat worden. Bijkomend
voor deel is dat het schip niet aan de ketting hoeft
en dus door kan gaan met zijn bedrijfsvoering.
Weliswaar zijn de schadelijdende partijen hiermee
minder gelukkig, maar daar staat tegenover dat ze
door middel van het fonds in elk geval de zekerheid
hebben dat ze een deel van hun schade vergoed
krijgen.” Jansma: “Daar komt bij dat de bedrijven
doorgaans ook zelf verzekerd zijn. Het deel van de
schade dat ze niet uit het fonds krijgen, kunnen ze
alsnog via hun eigen verzekeraar vergoed krijgen.”
Wanneer beperking van aansprakelijkheid aan
de orde komt, lijkt het een routinezaak maar
dat is het al gauw niet, benadrukken Den Haan
en Van der Kuil. “Het beperkingsrecht kent
nog vele open vragen en daarmee speelruimte
voor de ‘justitiabelen’. Dat zal met het nieuwe
beperkingsverdrag voor de binnenvaart (CLNI
2012) met veel hogere limieten alleen maar
toenemen, want dat verdrag laat dezelfde vragen
onbeantwoord en roept vele nieuwe vragen op.
Kortom, er blijft voldoende ruimte open voor
partijen en zeker ook voor ons juristen. Wij zijn
immers scherp op wat andere mensen schrijven en
kijken of daar ‘gaten’ in te schieten zijn.” <
Ze hebben allen in hun dagelijkse werk ge regeld te
maken met de beperking van aan spra kelijkheid.
Jansma in zijn huidige functie van manager schade
en expertise bij TVM Scheeps verzekeringen en
voorheen als directeur bij Son Scheepsverzekeringen.
Van der Kuil, voormalig marine officier en rechter,
werkt sinds 2012 in de advocatuur. Onder de hoede
van Pieter den Haan richt zij zich op het ‘natte recht’,
aanvankelijk bij Van Traa en sinds medio 2015 bij AKD.
“Beperking van aansprakelijkheid is een grote hobby
én specialisme van Pieter en mij. Een buitengewoon
interessant werkgebied.” Haar collega, vijfentwintig
jaar in het vak, sluit zich daarbij volmondig aan.
“Het is een leuk en vakmatig boeiend segment, met
pragmatisch ingestelde professionals met een no-
nonsense manier van werken. Dat komt ook tot uiting
in de afwikkeling van schades: men wil snel ter zake
komen, de zaak regelen en liever niet procederen.”
In nieuwe regelgeving (CLNI 2012) worden huidige limieten in de binnenvaart verdubbeld
beperking aansprakelijkheid in binnen-, zee- en pleziervaart: oneerlijk of juist een goeDe zaak?
het incident heeft plaatsgevonden. In de meeste
gevallen zal dat verzoek worden ingewilligd, tenzij
er sprake is van opzet, grove nalatigheid of bewust
roekeloos handelen door de scheepseigenaar, dus
niet door de kapitein.” Den Haan: “Vervolgens dient
de scheepseigenaar het vastgestelde bedrag van
de beperking van aansprakelijkheid in een fonds te
storten (in geld of middels een garantie), dat wordt
beheerd door een vereffenaar, een soort curator,
aangesteld door de rechtbank. Daaruit worden de
schadeclaims van gedupeerden naar rato vergoed.”
Jansma vult aan: “Er kunnen soms meerdere
fondsen zijn: voor materiële (zaak)schade, even-
tuele personenschade, waterverontreiniging en/
of andere milieuschade) en voor schade door
(vrijkomende) gevaarlijke stoffen.”
Verschil zee- en binnenvaart Den Haan wijst op de verschillende berekenings-
methodieken die gelden voor de zee- en bin-
nen vaart. “Bij zeeschepen wordt de beperking van
aansprakelijkheid uitsluitend berekend op basis
van tonnage; voor binnenvaartschepen komt daar
een bedrag per KW motorvermogen bij. Of een
schip kan worden aangeduid als zeeschip of als
binnenvaartschip, wat soms niet uit de registratie
blijkt, kan dus behoorlijk schelen voor de beperking
van aansprakelijkheid”, aldus de ervaren ‘natte
recht’-advocaat. Volgens Den Haan is het zinvol om
bij de keuze van een rechtbank goed te letten op
de verschillen tussen de lidstaten, bijvoorbeeld ten
aanzien van de lokale procedures, fondsvorming
en rente. “Dus bij schade eerst inventariseren
welke landen betrokken zijn en welk regime daar
Wat is het? Hoe werk het?De beperking van aansprakelijkheid is in het
leven geroepen ter bescherming van de (zee)
vervoerders en vloeit voort uit het Engels (zee)
recht. Zou de aansprakelijkheid onbeperkt zijn,
dan zou dat ertoe kunnen leiden dat vanwege
het aansprakelijkheidsrisico bij een schade geen
enkele vervoerder nog het risico zou willen nemen
om goederen te vervoeren. Hoe is een en ander
wettelijk geregeld? Van der Kuil geeft een ‘petit-
college’ over het ontstaan van de beperking van
aansprakelijkheid en de ontwikkeling sindsdien.
“Het beginsel is eigenlijk al heel oud, maar werd
voor het eerst vastgelegd in een verdrag in 1957.
In 1976 kwam er voor het zeerecht het ‘Londens
Limitatieverdrag’ (LLMC 1976), dat in 1996 middels
een protocol werd aangepast met onder meer
hogere limieten. In Nederland staat een en ander
geregeld in art 8:750 e.v. BW. Op een gegeven
moment zag ook de binnenvaartsector de voor-
delen ervan in, hetgeen in 1988 leidde tot de
komst van het ‘Verdrag van Straatsburg inzake de
beperking van aansprakelijkheid’ en in het BW tot
art. 8:1060 e.v. en besluit bij artikel 8:1065 BW. “De
verwachting is dat binnen niet al te lange tijd CLNI
2012 van kracht wordt, waarbij het verschil met de
huidige situatie vooral ligt in hogere limieten voor
de beperking van aansprakelijkheid: ruwweg een
verdubbeling ten opzichte van nu.”
Haar AKD-collega rekent het voor aan de hand van
de schade die vorig jaar december werd veroorzaakt
met de benzeentanker Maria Valentine aan de stuw
in Grave. Bij de CLNI 1988 is de beperking gesteld
op 200 SDR per ton aan gewicht van het schip en
op 700 SDR per KW aan motorvermogen en dat
is bij de CLNI 2012 verdubbeld tot respectievelijk
400 en 1.400 SDR. Volgens de huidige regeling
(CLNI 1988) zou het bedrag aan beperking van
aansprakelijkheid voor de Maria Valentine uitkomen
op omgerekend 920.000 euro en bij hantering van
de CLNI 2012 op 1,84 miljoen euro.
Een recht, geen plichtDen Haan benadrukt dat een beroep op beperking
van aansprakelijkheid geen verplichting is voor
de scheepseigenaar in geval van een aan derden
veroorzaakte schade, maar een recht. “Hoewel
de schadeveroorzakende partij soms om hem
of haar moverende (vaak morele) redenen alle
gedupeerden zou willen schadeloosstellen, wordt
in de praktijk nimmer afgezien van het recht op
beperking van aansprakelijkheid.” Jansma vult aan:
“Ook zijn verzekeraar en diens herverzekeraar zullen
bij hem daarop om dezelfde redenen aandringen.
Wanneer een scheepseigenaar gebruik wil maken
van zijn recht tot beperking van aansprakelijkheid,
wil dat overigens niet zeggen dat hij daarmee zijn
aansprakelijkheid erkent.”
Wanneer een scheepseigenaar na een schade
zijn aansprakelijkheid wil beperken, dan dient
hij daarvoor een verzoek in te dienen bij een
rechtbank. Hij kan dat in principe doen bij een
rechtbank in zijn eigen land en/of in het land waar
“Men wil snel ter zake komen, de zaak regelen en liever niet
procederen”
V.l.n.r.: Pieter den Haan, Vivian van der Kuil en Bert Jansma
1716 www.vnab.nl www.vnab.nl
“na tien jaar zitten alleen nog de mensen in het transportvak die het leuk vinden”
“Binnen transport loop je vrijwel altijd op je tenen. De dynamiek moet je aanspreken en je moet vooral niet bang zijn om vragen te blijven stellen en nieuwsgierig te zijn. Het is een complex, maar tegelijkertijd waanzinnig interessant vak, waarin je als specialist alleen door kennis én passie kunt uitblinken.” Irene Okkerman
Aan het woord zijn: Chris ’t Gilde (Senior Vice
President Marine bij Marsh), Simon Laros
(Acceptatie Specialist Transport bij Delta Lloyd) en
Sjoerd Krijgsman (directeur-eigenaar Krijgsman
Expertise). Daarnaast bekleden de heren nog een
aantal nevenfuncties. ’t Gilde als voorzitter van
de Rotterdamse Beurs Transport Sociëteit (RBTS)
waarvan Krijgsman penningmeester is. En Laros
als voorzitter van de Marine Insurance Associates
(MIA), alsmede als voorzitter van de Technische
Commissie Transport van de VNAB.
Gezien hun inzet voor het vak, hun jarenlange
ervaring en hun vakkennis is het niet voor niets
dat de redactie van de VNAB Visie juist deze
‘geniën’ bevraagt over de kennisontwikkeling in de
transportbranche. Enthousiast als ’t Gilde is, steekt
hij direct van wal. “We hebben zo’n complex vak.
Schepen zijn net kleine dorpen. Er komen zoveel
aspecten samen, waarbij bovendien de meeste
communicatie in het Engelse plaatsvindt. Je moet
redelijk geniaal zijn om dat allemaal te kunnen en
te blijven doen. Misschien verklaart dit ook wel
het verloop in ons vak. Het is fantastisch dat iedere
dag anders is, maar soms is het ook ontzettend
vermoeiend. Zelfs na 25 jaar word je nog bijna
dagelijks geconfronteerd met nieuwe dingen. Ik
kan het begrijpen als mensen besluiten elders
(makkelijker) hun geld te gaan verdienen. Eigenlijk
zijn we continu bezet met werk, enerzijds omdat
er weinig nieuwe mensen instromen en anderzijds
haken mensen vanwege de werkdruk af.”
volg ik zo nu en dan een cursus, maar er is niet één
opleidingsinstituut of één manier voor het vergaren
van kennis en informatie wat zaligmakend is. Als je
je echt wilt ontwikkelen binnen de transportmarkt,
moet je veel zelfstudie doen en veel lezen. Je bent
de expert op je eigen gebied en daarin zal je jezelf
blijvend moeten verdiepen. Dat doet niemand
anders voor je. Of je kennis vergaart vanuit je plicht
of vanuit je passie maakt het grote verschil. Je eigen
nieuwsgierigheid is leidend.”
De vakgenoten zijn tevreden over de hui dige tran-
sport -opleidingen en vinden de Branche opleiding
Transport van NIBE-SVV en de transport-oplei-
dingen van de Erasmus Universiteit (Praktijk-
leergang Zeeverzekering en Leergang Coassurantie
& Verzekering) van hoogwaardig niveau. In
hoeverre de actualiteit in de opleidingen wordt
meegenomen is hun niet bekend, maar het kan
volgens hen niet anders dan dat het lesmateriaal
hier altijd een beetje op achterloopt. Ten aanzien
van permanente educatie (PE) zouden ze graag
zien dat de WFT PE meer toegespitst wordt op
de betreffende branche. Permanent Actueel
wordt in de meeste gevallen vanuit de huizen
zelf in voldoende mate door middel van een
tool gefaciliteerd. Volgens Laros is de grootste
uitdaging bij kennisontwikkeling om dit continu op
de agenda te hebben staan. “Delta Lloyd heeft een
prima kennisportaal, maar ik moet mijzelf constant
dwingen hier gebruik van te maken, aangezien de
waan van de dag regeert. Waar ik beroepshalve
kennis
Transportspecialisten aan het woord over kennisontwikkeling:
V.l.n.r.: Simon Laros, Chris ’t Gilde en Sjoerd Krijgsman: “Zonder kennis ben je nergens, maar met kennis alleen ben je er natuurlijk ook niet.”
Marine Insurance associatesmarine insurance Associates (www.mianederland.nl) is een vereniging voor personen die werkzaam
zijn in de transportbranche bij makelaars, verzekeraars, expertisebureaus en in de advocatuur.
De Rotterdamse Beurs Transport sociëteit (RBTS) kent dezelfde doelgroep (mits werkzaam in de
coassurantie). Voor beide verenigingen geldt dat aspirant-leden moeten worden voorgedragen.
MIA telt 140 leden en de RBTS 200 waarbij leden van beide verenigingen lid kunnen zijn.
Beide verenigingen organiseren gevarieerde vakinhoudelijke lezingen en netwerkbijeenkomsten
waarvan één keer per twee jaar een gezamenlijke bijeenkomst.
Technische Commissie Transport VnaBDe Technische Commissie adviseert het VNAB Bestuur over zaken die van belang zijn voor de
tran sportbranche en die ten goede komen aan een goed functioneren van de zakelijke ver zeke-
ringsmarkt, zoals het signaleren van ontwikkelingen en het onderhouden en ontwikkelen van nieuwe
modelvoorwaarden en -clausules.
platform TransportHet Platform Transport van het Verbond van Verzekeraars richt zich op het creëren van randvoorwaarden
waarbinnen, in overeenstemming met de maatschappelijke behoeften, adequate en transparante
verzekeringsoplossingen door transportverzekeraars worden geboden. Daarbij gaat het om
kennisdeling, onderzoeken en signaleren van knelpunten en het vinden van passende oplossingen.
Het Platform heeft een aanjagende rol binnen de sector op het gebied van transportverzekering.
Via het Platform wordt informatie vergaard en uitgewisseld, kennis en initiatieven uit de bedrijfstak
samengebracht en geborgd. Het Platform kan het Sectorbestuur Schadeverzekering (on)gevraagd
van advies voorzien met betrekking tot transportverzekeringen en aanverwante beleidsonderwerpen.
International Union of Marine InsuranceDe International Union of Marine Insurance (IUMI) biedt een overzicht aan van (internationale)
transportopleidingen. Sinds 2016 organiseert IUMI gratis toegankelijke webinars over voor
transportverzekeraars interessante onderwerpen, zoals: General Average and York Antwerp Rules,
Cargo catastrophe risk, RoRo-ships en SOLAS. Het Verbond van Verzekeraars is lid van IUMI.
De Marine-specialist bij Marsh zegt een leesfreak te
zijn – de boeken van Goodacre en Templeman haalt
hij meerdere malen aan – maar hij leert ook graag
van anderen. “Ik zie en hoor graag hoe anderen
dingen aanpakken. Ik ben als het ware de vlieg op
de muur die aan ‘brainpicking’ doet, maar ik neem
niets ter kennisgeving aan.”
KennisvergaringDe transportspecialisten zijn het er met elkaar over
eens dat kennis allesbepalend is voor het goed
kunnen uitoefenen van het transportvak. “Zonder
kennis ben je nergens, maar met kennis alleen ben
je er natuurlijk ook niet. Je kan je hele dag vullen
met het bijhouden van kennis zonder een dossier
aan te raken, dus zal je daarin goede keuzes moeten
maken.” De heren zijn van mening dat ieder dat op
zijn eigen manier doet. Krijgsman: “Ik ben selectief
in welke informatie ik tot mij neem en ik hou mijn
kennis op peil door de geijkte opleidingen van
bijvoorbeeld NIVRE te volgen. Daarnaast word
ik als expert volop met nieuwe technologische
ontwikkelingen geconfronteerd. Op die gebieden
“Je kan je hele dag vullen met het
bijhouden van kennis zonder een dossier
aan te raken”
19www.vnab.nl18 www.vnab.nl
veel gebruik van maak is het internet. Daar trek ik
vaak dingen na en zoek ik informatie op.”
Kennis is machtAl pratende over de praktijk van alledag staan
de heren stil bij het belang van kennis voor de
positie van de Nederlandse transportmarkt. “Als
we slimmer zijn en een betere kennis van zaken
hebben, dan heeft de klant geen reden om een
polis buiten Nederland te sluiten”, stelt ’t Gilde.
“Kennis is macht.” Laros deelt deze opvatting,
maar benadrukt tegelijkertijd dat dit niet ten koste
van alles moet gaan. “We moeten een degelijke
verzekeringsmarkt blijven en voorkomen dat
Nederland het verzekeringsafvalputje wordt.”
Gedrieën zijn ze van mening dat de Nederlandse
verzekeringsmarkt zich kenmerkt door een grote
bereidheid om gezamenlijk tot een oplossing te
komen. “In het buitenland opereert iedereen -
verzekeraar, makelaar en expert – veel meer vanuit
zijn eigen rol. Ook de afwikkeling van schades
gaat in het buitenland gemiddeld veel moeilijker
dan in Nederland. Hier kennen we elkaar over het
algemeen, denken we veel meer met elkaar mee
en zijn we op de hoogte van elkaars kennisniveau,
waardoor we makkelijk met elkaar over de inhoud
van de zaak kunnen praten. We kunnen goed met
elkaar door één deur en dat is een kenmerk van de
markt dat je ook aan de klant kunt verkopen. Deze
voorsprong moeten we proberen vast te houden.”
productontwikkeling Gesteld wordt dat de ontwikkeling van nieuwe
producten beter zou kunnen. De transport-
specialisten wijten dat vooral aan het feit dat
makelaars en verzekeraars hun handen vol hebben
om te voldoen aan alle (nieuwe) regelgeving
en (kapitaal)eisen. Laros: “Verzekeraars zijn druk
bezig hun basis gezond te krijgen en sturen
volledig op rendement. Dit zal ongetwijfeld zijn
weerslag hebben op de ontwikkeling van nieuwe
producten.” Dit terwijl er volgens ’t Gilde zoveel
om ons heen gebeurt. “Juist met kennis kun je een
goed product maken en er zijn – vooral technische
– ontwikkelingen te over. Denk aan de verschillende
soorten brandstof vandaag de dag en aan de nieuwe
motoren die worden ontwikkeld. Dit heeft impact
op veel andere zaken. Het is belangrijk voor de
verzekeringsindustrie hier goed op voorbereid te
zijn. Als RBTS volgen we deze nieuwe ontwikkelingen
en proberen we onze leden hiervan bewust te
maken, ondermeer door hierover – al dan niet met
MIA – bijeenkomsten te organiseren.”
Wat maakt iemand een goede transportspecialist?
Al het voorgaande in ogenschouw nemend, komt
het driemanschap tot de volgende conclusie.
kennis
Simon Laros: “De grootste uitdaging bij kennisontwikkeling is om
dit continu op de agenda te hebben staan”
Paul Peerdeman (54) is Commercieel Manager
Transport bij Allianz en sinds dit jaar lid van
het Platform Transport van het Verbond
van Verzekeraars. Met 28 jaar ervaring in de
transportbranche (maritieme verzekeringen)
- zowel als makelaar als verzekeraar – noemt hij
zichzelf een oude rot in het vak.
Uit ervaring weet hij dat de Brancheopleiding
Transport van NIBE-SVV pittig is, maar hij is nog
altijd blij dat hij die heeft gevolgd. “Door ervaring
en deze opleiding leer je de finesses van het vak
kennen. Noodzakelijk aangezien je uiteindelijk
alleen met specialisten communiceert. Werd
het vak je vroeger nog vooral bijgebracht
door een senior met jarenlange werkervaring,
worden tegenwoordig jonge mensen op
minimaal hbo-niveau aangenomen. Toch
pleit ik ervoor om ook deze ‘nieuwkomers’ de
brancheopleiding te laten volgen. Als je jezelf
wilt blijven ontwikkelen, dan is een goede en
gedegen opleiding voorwaardelijk. Ook is
het goed om informatie buiten je vakgebied
te vergaren. Dit kan tot bredere en nieuwe
inzichten leiden.”
Juiste mixDuidend op de krimpende markt en het daarmee
slinkend aantal werkzame mensen in de tran sport -
branche, staat hij stil bij de veranderingen op onder-
meer het gebied van digitalisering. “Werkgevers ver -
wachten andere skills die ouderen vaak minder be-
zitten. Maar dat geeft niet, het gaat om de juiste mix.”
Belangrijk vindt hij dat partijen begrip hebben
voor elkaars uitdagingen. “Stages en uitwisselingen
helpen daarbij en dragen bij aan ieders kennis-
ontwikkeling. De VNAB is daarvoor het platform
waarbij de Lunch & Learn-sessies eveneens zorgen
voor goede inzichten in de vakgebieden van een
ander en natuurlijk die van jezelf.”
Zelf houdt hij zijn vakliteratuur bij, bezoekt hij
bijeenkomsten, maakt hij gebruik van de Allianz
Underwriting Academy, de Permanent Actueel-tool
en de enorme kennisbank van Allianz/Allianz Global
Corporate & Specialities (AGCS) die hem ter beschikking
staan. Ook initieert Allianz AGCS Materclasses waarbij
specialisten hun kennis overbrengen aan makelaars
en klanten. Peerdeman: “Misschien ook een idee voor
de sector Marine? Internationale verzekeraars hebben
mega veel kennis, misschien dat we daar marktbreed
meer mee zouden moeten doen.”
Paul Peerdeman (Allianz):
“JE MOET BEKWAAM ZIJN EN BLIJVEN, DAAR IS GEEN ONTSNAPPEN AAN”
“Een goede transportspecialist is iemand met
vakkennis, met nieuwsgierigheid naar informatie,
met passie, die onderscheidend wil zijn, geen 9
tot 5-metaliteit heeft, die zich (makkelijk) nieuwe
materie eigen maakt, die de Engelse taal beheerst
en die doorzettingsvermogen heeft.”
’t Gilde ontkent dat de transportbranche een
typische mannenwereld is. “Er zijn nu al goede
vakvrouwen in dit vak actief en ook bij de
(transport)opleidingen neemt het aantal vrouwen
zienderogen toe. Dames die er stevig instaan, slim
en goed opgeleid zijn, zijn van harte welkom! <
Sjoerd Krijgsman: “Of je kennis vergaart vanuit je plicht of vanuit je passie maakt het grote verschil.”
Chris ’t Gilde: “Als we slimmer zijn en een
betere kennis van zaken hebben, dan heeft de klant
geen reden een polis buiten Nederland te sluiten.”
Blockchain is een term die de laatste tijd steeds vaker voorbij komt. Waar vaak de connectie wordt gemaakt tussen Bitcoin en
Blockchain wil ik juist ingaan op de mogelijkheden die Blockchain-technologie biedt naast de Bitcoin. Let wel: Bitcoin is de
eerste concrete toepassing van Blockchain. Inmiddels zien we dat er naast cryptocurrencies steeds meer toepassingen aan het
ontstaan zijn. Waar Bitcoin gezien mag worden als Blockchain 1.0 en Smart Contracts als Blockchain 2.0, lijkt het dat we dicht bij
Blockchain 3.0 zijn. Met deze technologie zal het bedrijfsleven een gehele andere dynamiek krijgen en zeker ook de logistieke
sector. De rol van de trusted third party zal verdwijnen.
Allereerst een stap terug, want wat is Blockchain? Blockchain is de techniek achter Bitcoin, die kan bijdragen aan sneller,
eenvoudiger, veiliger en voordeliger zakendoen. Het is een gedeelde database (open dan wel gesloten) waarin transacties
en eigendommen worden vastgelegd zonder tussenkomst van derden (trusted third party). De database wordt niet bij één
centrale partij gehost, maar op een netwerk van computers. Iedereen in de (open/gesloten) keten beschikt daardoor op
hetzelfde moment over dezelfde data. Het kan worden gezien als een gedeeld grootboek. Deze technologie is ontwikkeld om
aan te kunnen tonen dat de Bitcoin die iemand bezit uniek is en er niet twee dezelfde Bitcoins circuleren. In het netwerk van
computers wordt in de gedeelde database vastgelegd wie welke Bitcoin bezit en de computers verifiëren met elkaar of dit
klopt. Elke tien minuten wordt er een nieuw block met transacties toegevoegd aan de chain.
In de financiële wereld zien we tal van experimenten, consortia en nieuwe producten voorbij komen die gebruik maken van
Blockchain-technologie. In het afgelopen jaar zijn er steeds meer bedrijven uit andere sectoren gekomen die ook aan het
experimenteren zijn met Blockchain. De verwachting is dat 2017 het jaar zal worden waarin concrete toepassingen op de markt
gaan komen. Recent heeft de CEO van TUI aangekondigd dat zij in 2016 de website Hotelbeds heeft verkocht voor 1,2 miljard
euro vanwege de opkomst en mogelijkheden van Blockchain technologie. Matching van vraag en aanbod door een derde
partij is met de mogelijkheden die Blockchain biedt niet meer noodzakelijk. Blockchain is de disrupter voor AirBnB en Uber.
Blockchain is een bedreiging voor die bedrijven die informatie van een ander bedrijf kopiëren en daar geld mee verdienen. Blockchain
is een kans voor de bedrijven die waarde toevoegen aan de keten. U kunt zelf nagaan waar uw bedrijf zich bevindt in de keten. Op het
moment dat het enkel gaat om het verzamelen van informatie van derden en daar een prijskaartje aan te hangen, dan is het zaak om
snel na te gaan denken welke rol er voor uw organisatie is in het ecosysteem dat Blockchain zal gaan realiseren.
Het is niet meer de vraag of, maar wanneer Blockchain door zal breken. Naast alle multinationals zijn ook overheden, waaronder
Nederland actief aan de slag. Daarnaast zijn de G20, het World Economic Forum en de Europese Unie (EU) met Blockchain
bezig. De EU heeft een Blockchain4EU project opgezet om na te gaan welke policy er mogelijk is en hoe de EU Blockchain
kan stimuleren. Als deelnemer van de Blockchain4EU-groep hebben wij recent een sessie gehad om te discussiëren over de
vraag welke andere sector dan de financiële sector als eerste met Blockchain in aanraking gaat komen. Eenduidig was het
antwoord van alle deelnemers, namelijk de sector logistiek. De reden hiervoor: er is veel intransparantie, er zijn nog veel fysieke
documenten aanwezig en binnen de supply chain zijn er een hoop partijen die wachten op fysieke informatie alvorens een
nieuwe handeling uit te voeren. Dit kan met Blockchain sneller en efficiënter. In Nederland zal in september een Blocklab
logistiek worden geopend om bedrijven te helpen met experimenten en ontwikkeling.
De nieuwste Hype Cycle van marktonderzoeksbureau Gartner (juli 2017) geeft aan dat Blockchain is verschoven van Innovation
Trigger naar Peak of Inflated Expectations/Trough of Disillusionment. Gartner geeft aan dat mainstream Blockchain-technologie
nog vijf tot tien jaar ontwikkeling nodig heeft. De vele pilots die momenteel lopen zullen niet allemaal succesvol zijn, maar
door daar van te leren zal er uiteindelijk een robuust Blockchain 3.0 protocol komen.
Voor nu is mijn devies om na te gaan waar de kansen liggen van deze nieuwe technologie, met een klein experiment te
beginnen en toch ook wat cryptocurrencies te kopen om de techniek hierachter te begrijpen.
Ik hoop dat u durft te kijken naar welke kansen deze technologie kan brengen voor uw organisatie!
Martijn Siebrand - Blockchain specialist, Program Manager bij Dutch Institute for Advanced Logistics
column
Blockchain en logistiek: Hype, bedreiging of kans?
21www.vnab.nl20 www.vnab.nl
transportbranche vergt nieuwsgierigheiD en creativiteit
Vijf young insurance professionals (twee verzekeraars, twee makelaars en één expert) geven hun visie op de ontwikkelingen in de transportbranche en vertellen wat het werken in deze branche zo leuk maakt. Irene Okkerman
De fotoshoot vindt plaats op het dak van het Groot
Handelsgebouw waarin makelaar Marsh zetelt.
Mede dankzij de Rotterdamse haven in de verte, is
het uitzicht zelfs met bewolking indrukwekkend.
Een deel van de gesprekspartners (in de leeftijd van
28 tot 36 jaar) kent elkaar reeds via studie dan wel
werkkring. De onderlinge begroeting en nadere
kennismaking is amicaal. In dezelfde lijn vindt het
gesprek plaats: open, ontspannen en interactief.
KenmerkendHet is alweer twee jaar geleden dat Louise Berenschot
(25) aan het einde van haar studie stage liep bij
Marsh. Dat beviel de voormalige Maritime & Law-
studente zo goed dat ze er is blijven werken.
Kenmerkend aan de transportbranche vindt ze
is ook goed. Je ziet dat maatschappijen producten
in vastomlijnde structuren (standaardpakketten)
wegzetten via Straight Through Processing (STP) om
zo de kosten laag te houden. Het feit dat verzekeraars
de kosten omlaag willen brengen, dwingt hen hier
ook toe. Voor beursverzekeraars ligt dat anders,
aangezien zij zich meer op maatwerkproducten
richten, waarvoor STP niet goed werkbaar is.” In
het verlengde van technologie stipt Sjoerd ook
het onderwerp ‘cyber’ aan. “Cyber is een enorme
bedreiging of kans. Net hoe je het bekijkt. De risico’s
veranderen, net als de verzekeringsindustrie zelf.
Ook denk ik dat ontwikkelingen als InsurTech en
FinTech steeds meer impact zullen gaan hebben.
Toch zie je in de grootzakelijke verzekeringsmarkt
dat dit vooralsnog beperkt blijft tot de bekende
partijen. Er zijn veel regels waaraan verzekeraars
en makelaars moeten voldoen. De eisen vanuit
de toezichthouder zijn streng. Daarnaast worden
onderlinge relaties (’communities’) steeds
belangrijker door ontwikkelingen als blockchain.”
Qua ingrijpende ontwikkelingen voor de branche
denkt Nelly ook aan digitalisering en dan vooral
aan autonome voertuigen. “Behalve dat dit
leidt tot een toename van cybercrime is de
aansprakelijkheidskant daarvan nog niet duidelijk,
ook niet met betrekking tot bijvoorbeeld drones.
Dat is nog in ontwikkeling, ofwel een grijs gebied.”
Complexiteit en persoonlijke aandachtBart ziet, als expert, vooral dat de complexiteit van
de schade toeneemt. “De contractuele afspraken
tussen koper en verkoper - en alle vervoerders
daartussen - zijn complex en staan erg onder druk.
Als je je als vervoerder of handelaar niet aan die
afspraken wilt committeren, ben je je handel kwijt.
En lever je als vervoerder of handelaar niet op tijd,
dan gaat men direct naar de concurrent. Het is aan
de verzekeringsindustrie om dergelijke risico’s zo
goed mogelijk te dekken. Voor ons als experts is
het de uitdaging een dergelijke schade zo snel en
goed mogelijk conform de verzekering te regelen.
Wij moeten goed aan de klant uitleggen wat de
verzekeraar van hem verwacht, ook op het gebied
van schadebeperking. Het is heel belangrijk dat wij
snel actie ondernemen om de klant te servicen.
Ik denk dat deze druk, onder meer vanwege de
concurrentie, hoger is dan tien jaar geleden.”
Louise herkent dit, waarbij ze een tweesplitsing
in de service aan de klant waarneemt. “Je hebt
klanten – vooral op kleinere posten – die een
meer ad hoc en snellere service wensen tegenover
vaak grotere bedrijven die meer behoefte hebben
aan persoonlijke aandacht. Deze tweesplitsing
moet je binnen de afdeling goed inrichten.” Het
snel servicen van de klant hangt volgens haar
ook samen met de voortschrijdende technologie.
“Persoonlijke aandacht is vooral nodig bij de wat
lastigere producten. Daar moet je meer tijd in
stoppen om samen met de klant tot een oplossing
te komen. De uitdaging is dat je niet vaak een harde
lijn kan trekken tussen wat wel en wat niet mogelijk
is in het kader van transportverzekeringen.”
Bart meent eveneens dat persoonlijke aandacht,
zeker bij bedrijven met grote risico’s, van belang is.
“Mede gezien de commerciële druk die zij van hun
klanten ervaren, is daar zeker behoefte aan. Klanten
willen een goede back-up: in die zin dat als het een
keer mis gaat, hun verzekeringen goed geregeld
zijn.” “Klanten willen meer dan alleen een goede
polis”, gaat Sjoerd verder. Ze verwachten dat je
hen als ‘risk advisor’ of hoe je het ook noemen wilt,
wijst op het verminderen van risico’s en hoe ze aan
preventie kunnen doen. Zeker bij complexe risico’s
die in bepaalde markten lastiger te verzekeren zijn,
kun je daar het verschil maken.”
CapaciteitHet in Nederland kunnen blijven onderbrengen van
risico’s wordt als een belangrijke uitdaging gezien.
“We hebben met z’n allen een verantwoordelijkheid
om bepaalde risico’s in de Nederlandse markt te
ontmoeten & verbinDen
V.l.n.r.: Louise Berenschot, Bart Boer, Sjoerd Jaasma, Jeffrey van Gelder en Nelly Hristova.
Nelly Hristova: “Ik denk dat de
transportbranche meer risico’s en invalshoeken kent dan welke andere
branche dan ook”
Sjoerd Jaasma: “Het vergt creativiteit
van zowel makelaars als verzekeraars om risico’s
toch verzekerd te krijgen”
dat je als ‘youngster’ veel kansen krijgt om jezelf
te ontwikkelen. “Bovendien is het - mede dankzij
de diverse netwerkinitiatieven - een gezellige
branche. Er komen steeds meer leuke en jonge
mensen bij. Ook voor de transportopleidingen is
er steeds meer animo, ook onder vrouwen.” Sjoerd
Jaasma (28), Senior Specialist Schadeverzekeringen
bij Meijers, noemt vooral het specifieke karakter
van de transportbranche als datgene wat hem
aanspreekt. “Bij de Brancheopleiding Transport
en de Leergang Zeeverzekering ga je direct de
diepte in.” Boeiend vindt hij ook de diversiteit
van risico’s en het brede productenpallet binnen
de transportbranche. “Het vergt creativiteit van
zowel makelaars als verzekeraars om risico’s die
niet in één hokje geplaatst kunnen worden, toch
verzekerd te krijgen. Op onze transportafdeling
komen namelijk vaak risico’s terecht die nergens
anders geplaatst kunnen worden. Daarnaast
heeft de transportbranche zowel veel juridische
als commerciële componenten in zich en zit je
snel met bedrijven aan tafel. Niet alleen om ze te
adviseren over verzekeringen, maar ook over hoe
ze hun ‘business’ beter kunnen inrichten.”
Voor Nelly Hristova (36), Claims Adjuster Benelux bij
Chubb, geldt: hoe meer ze zich in de transportrisico’s
verdiept, hoe spannender ze het vindt. “Ik denk dat
de transportbranche meer risico’s en invalshoeken
kent dan welke andere branche dan ook. Ook zijn
er naast de eigenaren van de goederen nog vele
andere partijen betrokken, zoals de expediteurs.
Prettig is dat de transportbranche een nichemarkt
is, dus overzichtelijk, waardoor je makkelijk met
mensen in contact kunt komen.”
“En veel mensen die erin terecht komen, blijven er
ook actief in”, vult Louise aan. “Het is echt een branche
waarin je je ontwikkelt op basis van je ervaring.”
Sjoerd denkt er net zo over. “Meestal begint het toch
een beetje met het lezen van polisvoorwaarden.
Niet het meest spannende onderdeel, maar op het
moment dat je de materie beter begrijpt, kun je zaken
steeds beter plaatsen. Dat geldt ook voor de vele
verschillende verdragen die van toepassing zijn. Hoe
meer je alles kunt kaderen, hoe leuker het wordt.”
Bart Boer (30), werkzaam bij Crawford als schade-
expert (Marine Surveyor), beaamt dat. “Ik doe dit
werk nu bijna vier jaar, maar nog steeds is elke
schade, elk bedrijf, elk product en elke betrokkene
anders voor mij. Ook is het vervoer telkens anders:
zee, weg, gecombineerd vervoer, luchtvracht, etc.
Er is geen schade die ik kan vergelijken met een
eerdere schade die ik heb behandeld. Je moet
daarom altijd opnieuw de vragen stellen, zoals: wie
bent u, waarom heeft u het zo gedaan en wat heeft
u afgesproken? En altijd vergt het weer een andere
insteek om de schade af te ronden.”
Voor Jeffrey van Gelder (28), Junior Claims Handler
Marine bij RSA, zijn het vooral de ‘grijze gebieden’
in de coassurantiebranche die het verschil maken
en wat hij interessant vindt. De auto-, inboedel-
en opstalschades die hij bij zijn vorige werkgever
(CED) behandelde, bestempelt hij in dit kader meer
als ‘zwart en wit’.
opvallendVolgens de jonge transportspecialisten zijn tech-
nologie, complexiteit van de schade en ‘snelheid
versus persoonlijke aandacht’ vandaag de dag
de meest in het oog springende ontwikkelingen
binnen de transportbranche.
Jeffrey vindt dat de technologie veel veranderd
heeft. “Je gaat minder bij elkaar op bezoek en je
pakt minder snel de telefoon. Dat geldt vooral voor
verzekeraars en makelaars. Het persoonlijk contact
wordt steeds minder, terwijl we dit er juist in
moeten houden.” Sjoerd vindt dat technologische
ontwikkelingen niet meer te stoppen zijn. “En dat
23www.vnab.nl22 www.vnab.nl
Loopbaan en toekomstOver hun eigen loopbaan zijn ze positief: ‘ze willen
nog beter worden in wat ze doen’ en ook over de
energie die in de jongeren en nieuwkomers in de
markt wordt gestopt, zijn ze tevreden. “De markt
steekt er tijd en energie in om jonge mensen
enthousiast te krijgen en te houden. Ook zijn
er genoeg netwerkinitiatieven om contacten te
onderhouden en nieuwe mensen te ontmoeten.”
De ontwikkelingen die op de branche afkomen,
bestempelen ze als interessant en zien ze
met vertrouwen tegemoet. “De markt en het
speelveld zullen er anders gaan uitzien. Mogelijk
houden”, stelt Sjoerd. “Dat geldt zeker ook voor de
transportbranche. We moeten dat voor de toekomst
blijven waarborgen. Toch zie je dat verzekeraars
zich soms terugtrekken. Dan zal er gezocht moeten
worden naar alternatieve capaciteit. Al met al
wordt er veel van ons verwacht. Qua compliance-
eisen, Sanctiewetgeving, maar ook wat betreft
het aanbieden van internationale programma’s en
het afgeven van lokale polissen aan buitenlandse
bedrijven indien dat nodig mocht zijn.”
KennisHet voorgaande brengt de vraag naar voren of
de transportbranche in vergelijking tot andere
branches meer kennis vereist.
Louise vindt dat het vooral gaat om lef. “Risico’s
wijken vaker af waardoor je creatief moet
denken. Je moet risico’s kunnen onderbrengen
die bijvoorbeeld niet binnen een geijkt kader
vallen, zoals bij brand en AVB (in meerdere mate)
wel het geval is.” Jeffrey is het daar helemaal mee
eens. “Ik denk dat als je nieuwsgierig genoeg
bent, je binnen transport nooit uitgeleerd bent.
De transportbranche is vaak een vergaarbak voor
risico’s, wat het juist leuk en uitdagend maakt,
inclusief de grijze gebieden.”
Bart, die meent dat in Nederland meer kennis van
transportverzekeringen aanwezig is dan in de
omringende landen, zegt nieuwsgierigheid een
belangrijke eigenschap te vinden. “Doordat ik dit
ben, wil ik weten hoe dingen precies werken. Pas
dan kan ik mij er een goed oordeel over vellen. Ook
is ervaring belangrijk. Eigenlijk kun je jezelf pas na
een jaar of vijf echt expert noemen.” Nelly beaamt
dat er veel afhangt van de mate van iemands
nieuwsgierigheid. “Hoe meer je wilt weten, des te
sneller je je ontwikkelt, meer nog dan de mate van
ervaring.”
zullen ondernemingen kennis meer zelf in huis
gaan halen, maar de verzekeringsbehoefte en
de coassurantiemarkt zullen blijven bestaan.
Met ontwikkelingen als cyber en zelfrijdende
auto’s, maar ook met compliance zaken zoals de
Sanctiewetgeving, zullen we goed om moeten gaan
en als een kans moeten zien. Ook zullen bedrijven
steeds opener en transparanter communiceren
met elkaar en steeds meer gebruikmaken van open
technologieën en veel meer informatiebronnen
dan vroeger. De coassurantiemarkt zal hier
eveneens in mee moeten gaan. Kortom, het gaat
hoe dan ook een interessante tijd worden.” <
ontmoeten & verbinDen
Bart Boer: “De contractuele
afspraken tussen koper en verkoper, en alle
vervoerders daartussen, staan erg onder druk”
Jeffrey van Gelder: “Ik denk dat als je
nieuwsgierig genoeg bent, je binnen transport
nooit uitgeleerd bent”
Louise Berenschot: “Risico’s wijken vaker
af waardoor je creatief moet denken”
Deelnemers gesprek: Jeffrey van Gelder (28) is Junior Claims Handler Marine bij RSA en was daarvoor werkzaam
bij DMI en CED. Van Gelder volgde de opleiding filiaalbeheerder-detailhandel in Rotterdam en
maakte daarna zijn overstap naar de verzekeringsbranche.
sjoerd Jaasma (28) is Senior Specialist Schadeverzekeringen bij Meijers. Daarvoor was hij
gedurende vijf jaar werkzaam bij Delta Lloyd. Hij studeerde Bedrijfskunde aan de Universiteit
van Amsterdam.
Nelly Hristova (36) is Claims Adjuster Benelux bij Chubb (voorheen ACE). Daarvoor was ze
werkzaam bij Dutch P&I. Ze komt uit Bulgarije, waar ze kort werkte voor de toezichthouder:
de Financial Supervisor Commission. Sinds vier jaar woont ze in Nederland. Hristova volgde
de opleiding Maritime & Transport Law aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en rondde
onlangs de Wft Basis met succes af. In september wil zij de A-Transportopleiding gaan volgen.
Louise Berenschot (25) is sinds twee jaar Broker Marine Cargo bij Marsh. De opleiding
Maritime & Transport Law aan de Erasmus Universiteit rondde ze daarvoor met succes af.
Bart Boer (30) werkt sinds vier jaar als Marine Surveyor bij Crawford. Daarvoor was hij
claimshandler bij Allianz waar hij gedurende zijn studie Bedrijfsrecht op het callcenter werkte.
averij grosse blijft bestaan onDanks ‘eeuwenlange’ Discussie over afschaffingBijna net zo lang als er scheepvaart is, bestaat het principe van Averij Grosse: een bijzondere regeling waarbij de kosten van de redding van een schip in nood, zoals voor een berging of het noodzakelijkerwijs over boord zetten van lading, worden verdeeld over alle betrokkenen, waaronder schip- en ladingeigenaren. Hoewel de regeling al meer dan 100 jaar ter discussie staat, onder meer vanwege de vaak jarenlange afwikkelingsduur en de aangevoerde onredelijkheid ervan, is bij de recente aanpassing van de YAR (York Antwerp Rules) door betrokkenen echter nadrukkelijk aangegeven dat Averij Grosse moet blijven bestaan. Bij gebrek aan een betere regeling. In dit artikel gaan Richard Janssen, Managing Director bij het bergingsbedrijf Smit Salvage B.V. (onderdeel Boskalis), Arjen Huiskes, Head Insurance Department bij Royal Boskalis Westminster N.V., Carlijn ten Bruggencate, partner/advocate bij Cox Ten Bruggencate Advocaten en Marius Bakker, schade-expert bij Cunningham Lindsey Marine, in op dit bijzondere fenomeen in de maritieme wereld. Jan van Stigt Thans
kennis
V.l.n.r.: Marius Bakker, Arjen Huiskes, Richard Janssen en Carlijn ten Bruggencate
25www.vnab.nl24 www.vnab.nl
kennis
Kenmerkend voor het bijzondere karakter van de
regeling, is dat er geen eensluidende, universele
definitie bestaat over Averij Grosse. In de meeste
vervoerscondities wordt verwezen naar de definitie
die in de YAR staat. In artikel 1022 e.v. het Boek
8 van het BW wordt de Averij Grosse geregeld
voor de binnenvaart en in artikel 610 e.v. voor de
zeevaart. Er komen in de praktijk van alledag dan
ook verschillende omschrijvingen voor. Grofweg
komt de regeling erop neer dat de kosten (sleep-
en bergingskosten/noodreparatie) of opofferingen
(over boord zetten lading of lozen brandstof/
bunkers) die tijdens een zeereis bewust worden
gemaakt om in een noodsituatie het schip en de
lading veilig te kunnen stellen, worden verdeeld
over de betrokken partijen die daarbij baat hebben:
schip- en ladingeigenaren, vrachtpenningen en
bunkers.
Ter bepaling van de Averij Grosse-bijdragen van
eenieder wordt een dispacheur benoemd, die
deze op een evenredige basis van de waardes
van het geredde schip en lading bepaalt. In het
algemeen gaan er vaak enkele jaren overheen
voordat deze zogeheten dispache is afgerond.
Tijdens deze periode zullen betrokken verzekeraars
een Averij Grosse-garantie afgeven ter zekerheid
van de betaling van de uiteindelijke Averij
Grosse-bijdragen.
Verschillende rollenHoewel de bergingskosten meestal vallen onder de
Averij Grosse, speelt een berger verder geen directe
of prominente rol bij Averij Grosse. “Onze taak is
het helpen van een reder middels het bergen van
het in nood verkerende schip op een voor hem zo
efficiënt mogelijke wijze. Hoewel er een veelvoud
van redenen kan zijn om noodhulp te moeten
verlenen, zijn de meest voorkomende problemen
het aan de grond lopen van het schip, brand in
de lading of machinekamer of een ontwerp-of
constructiefout”, benadrukken Richard Janssen
huis bouwt voor een klant en halverwege dreigt
zijn kraan op het huis te vallen. Dan zegt hij niet
tegen zijn klant: om je huis veilig af te kunnen
bouwen heb ik een extra kraan nodig om de eerste
te stabiliseren. Omdat jij daar ook baat bij hebt,
betalen we die samen. Toch is dat waar Averij
Grosse een beetje op lijkt.”
De regeling stamt volgens haar uit de tijd dat een
zeereis nog een groot avontuur was vol gevaren.
Tegenwoordig is de scheepvaart veel veiliger. Ten
Bruggencate: “Hierdoor zou het een gedachte
kunnen zijn dat een schip, zeker als het kosten
maakt of schade leidt, dat zelf moet dragen. Mocht
het afgewende gevaar zijn veroorzaakt door een
andere partij, dan zou daarop regres kunnen worden
genomen. In die opzet is het vormen van een grote
pot met geld dan niet nodig. Hiervoor blijkt echter
geen voorkeur te bestaan. Tijdens de revisie van de
YAR in 2016 is aan betrokkenen gevraagd of Averij
Grosse nog bestaansrecht heeft. Dat hebben alle
respondenten bevestigd. Dat is overigens typisch
zeerecht. Het is anders dan het gewone recht, niet
altijd even logisch en voor buitenstaanders soms
niet altijd eenvoudig te volgen. Maar er is altijd zo
gewerkt, dus waarom zouden ‘we’ dat veranderen?,
is de algemene gedachte.
Trends Gevraagd naar de trends op hun vakgebied in
relatie tot Averij Grosse bevestigen Bakker en
Janssen bij betrokken partijen in de scheepvaart de
afgelopen jaren een verhoogd bewustzijn waar te
nemen voor preventie. “Daar komt bij dat schepen,
mede door de vele elektronische hulpmiddelen
aan boord, ook steeds veiliger worden. Het aantal
ongevallen wordt minder, maar als er vandaag
de dag wat misgaat, dan gaat het vaak ook goed
mis. Niet in de laatste plaats door de steeds
grotere containerschepen met 20.000 TEU die
soms al meer dan één miljard euro aan waarde
vertegenwoordigen. Het maakt de uitdaging bij de
schaderegeling er voor ons alleen maar groter op.”
Ook Janssen en Huiskes wijzen op de al langer
gaande ontwikkeling van steeds grotere schepen
en hogere ladingwaarden. “Hierdoor neemt zowel
de ladingproportie van een berging als de Averij
Grosse toe. Het is voor een scheepseigenaar
steeds onaantrekkelijker om een bergloon voor te
schieten voor lading en in Averij Grosse terug te
vorderen, omdat het lang kan duren voordat deze
is afgewikkeld en er daardoor voor langere tijd
een groot bedrag out of pocket is. In de huidige
markt kan de gemiddelde eigenaar dat niet (voor)
financieren.”
Ten Bruggencate verwacht dat de komst van steeds
grotere schepen met nog meer lading impact zal
hebben op de Averij Grosse-afwikkeling. “Die wordt
complexer en zal daardoor wellicht nog meer tijd in
beslag nemen dan nu het geval is. Aan de andere
kant zorgt de recent aangepaste YAR voor een iets
praktischer regeling, waardoor de afwikkeling als
het goed is wat eenvoudiger wordt.” <
en Arjen Huiskes. “Een van de raakvlakken met
Averij Grosse is soms de noodzaak om lading op te
offeren, bijvoorbeeld in een brandbestrijdingsplan
of het overboord zetten van een deel van de
lading om de berging daadwerkelijk te realiseren.
Daarover vindt uiteraard vooraf overleg plaats met
betrokken partijen.”
Eén van die partijen is de schade-expert. Marius
Bakker: “Onze rol is het vaststellen van de schade
en de oorzaak. In verreweg de meeste gevallen
ligt aan de oorzaak een menselijke fout ten
grondslag. Vanwege de veelheid aan betrokkenen
zijn er doorgaans ook meerdere experts op
een schadedossier actief. Dat maakt het werk
soms wat complexer en tijdrovender, maar in de
praktijk komen we er meestal met z’n allen wel uit.
Overigens is het voor Averij Grosse een voorwaarde
dat er sprake is van enige restwaarde van de lading.
Averij Grosse-zaken zijn in de regel vakmatig
interessant, niet in de laatste plaats vanwege de
complexiteit, de veelheid aan betrokken partijen en
de grote financiële belangen die er voor betrokken
partijen mee zijn gemoeid.”
Averij Grosse is ook vaak een zaak van en voor
advocaten. Carlijn ten Bruggencate spreekt van ‘een
juridisch leuk en interessant’ aspect van haar werk.
“Voor advocaten zijn twee momenten van belang.
Het eerste is als er net Averij Grosse is verklaard. Dan
moeten garanties worden afgegeven (een general
average bond en een general average guarantee)
aan een dispacheur en soms tegelijkertijd aan
een berger, die is ingeschakeld voor het hulploon.
Aangezien de tekst van de garanties invloed
heeft op de omvang van de kosten waarvoor de
verzekerde goedereneigenaar moet bijdragen in
Averij Grosse, is het verstandig hier goed (juridisch)
naar te laten kijken.”
Volgens Ten Bruggencate is het tweede belangrijke
moment voor advocaten wanneer de dispache is
gemaakt. “Als er Averij Grosse is verklaard, omdat
er sprake was van een overmachtssituatie voor
het schip, dan betaalt doorgaans iedereen en is de
afwikkeling niet zo ingewikkeld. Als partijen echter
menen dat er (wellicht) sprake is van schuld van het
schip, dan wordt het ingewikkeld. De YAR bepalen
alleen hoe de rekensom moet worden gemaakt,
maar niet de vergoedingsplicht. Of schuld van
het schip invloed heeft op de bijdrageplicht, hoe
schuld van het schip moet worden bepaald etc.
hangt af van het toepasselijke vervoersrechtelijke
regime, zoals bijvoorbeeld de Hague Visby Rules
of nationaal recht. Als er volgens het toepasselijk
recht inderdaad sprake is van schuld van het schip,
dan hoeven de ladingeigenaren in principe niet bij
te dragen in Averij Grosse.”
Hoe dat in de praktijk uitwerkt verschilt volgens
haar echter per land. Het mechanisme is dat
iedereen bijdraagt, ongeacht wie er schuld heeft
aan het ongeval/de opoffering en later zijn bijdrage
in Averij Grosse terugvordert. Ten Bruggencate: “In
sommige landen vervalt dan de bijdrageplicht.
In andere landen moet de ladingeigenaar toch
eerst betalen en kan hij zijn bijdrage vervolgens
terugvorderen van het schip, waarbij diens
aansprakelijkheid dan mogelijk is beperkt conform
het vervoersrechtelijk regime. Kortom, complex en
zeer tijdrovend.”
KnelpuntenWat zijn in jullie ogen de knel- en discussiepunten
in de praktijk met betrekking tot Averij Grosse?
Berger Janssen noemt de mogelijke samenloop van
zekerheidstelling. Enerzijds is er de garantie aan de
berger voor het hulploon en anderzijds de zekerheid
(bond en garantie) aan de scheepseigenaar. Als
zowel de eigenaar als de berger instructies geven
aan de dispacheur of general average adjuster om
de hun toekomende zekerheid te verzamelen, kan
dit voor verwarring zorgen.”
Schade-expert Bakker zegt regelmatig te zien
dat ladingbelanghebbenden geen idee hebben
wat ze moeten doen met de door hen ontvangen
average bond en general average guarantee, die
getekend dienen te worden door respectievelijk de
ladingeigenaar en de verzekeraar. “Het komt voor
dat men deze documenten dan opzij legt en pas
verdere actie onderneemt als men de goederen/
container niet meekrijgt. Dit kan verregaande
consequenties hebben indien het bijvoorbeeld
om bederfelijke waar gaat met een beperkte
houdbaarheid, zoals fruit of groenten. Ook in
geval van een leveringsplicht kunnen de financiële
consequenties voor de ladingeigenaar groot zijn.” Er
is volgens hem dan ook veel onwetendheid omtrent
Averij Grosse. “Het komt niet vaak voor en het is
meestal niet in Nederland. Men realiseert zich niet
dat Averij Grosse grote consequenties kan hebben.
Onze taak is dan om de ladingbelanghebbenden
goed te begeleiden, waarbij ons wereldwijde
netwerk een toegevoegde waarde is.”
afschaffen of niet?Advocate Ten Bruggencate wijst op de al meer
dan een eeuw levende discussie of Averij Grosse
zou moeten worden afgeschaft. Daar zijn naar
haar mening twee redenen voor aan te voeren.
“De eerste is dat de afwikkeling van Averij Grosse
(te) lang duurt, en (zeker) in geval van schuld van
het schip complex en duur is. De tweede is dat
de vraag opkomt of het nog wel redelijk is om de
kosten waarop Averij Grosse ziet via een grote pot
te verdelen.” Zij maakt een vergelijking met het
bouwen van een huis. “Stel dat een aannemer een
“Averij Grosse-zaken zijn in de regel vakmatig interessant, niet in de laatste plaats vanwege de complexiteit, de veelheid aan betrokken partijen en de grote financiële belangen die er
voor betrokken partijen mee zijn gemoeid”
Richard Janssen Marius BakkerArjen Huiskes Carlijn ten Bruggencate
27www.vnab.nl26 www.vnab.nl
kennis
Transport en Logistiek Nederland (TLN) is de
ondernemersorganisatie voor beroeps goe deren-
vervoers waar Register Security Expert mr. Hélène
Minderman al bijna twintig jaar werkzaam is.
Minderman, portefeuillehouder Criminaliteit en
Security en voorzitter van de TAPA Taskforce NL
tegen transportcriminaliteit, heeft een brede
portefeuille waarbij ze zich naast de genoemde
onderwerpen ook bezighoudt met cyber en
privacy.
Minderman: “Naast mijn beleidsmatige werk-
zaam heden ben ik geregeld een ‘liaison’ tussen
ondernemers en politie waarbij ik regelmatig
urgentie voor bepaalde kwesties vraag. Zeker
voor zaken die grote gevolgen hebben voor
vervoerders en de BV Nederland. Namens TLN
dring ik dan aan op nader onderzoek en kijk ik hoe
we het probleem gezamenlijk in publiek-private
samenwerking kunnen aanpakken. Daarnaast is
bewustmaking en preventie een belangrijke taak
van TLN. Naast de vele ‘best practices’ die we aan
onze leden communiceren, hebben we ook een
sectoraal waarschuwingsregister (zie kader, red.)
om malafide personen uit de sector te weren. Een
integere sector is van groot belang en dat speelt
ook een rol bij de verstekelingenproblematiek.
Mensensmokkelaars kunnen heel gericht te
werk gaan met tips van binnenuit, bijvoorbeeld
verkregen via een transportondernemer of een
chauffeur of beiden waarmee ze samenwerken.
“transportonDernemers betalen onterecht De rekening voor falenD europees beleiD”
Maar het kunnen ook andere schakels in de keten
zijn, zoals medewerkers bij laad- en losadressen,
ladingbelanghebbenden of een expediteur.”
VerzekerbaarheidGevraagd naar de belangrijkste pijnpunten voor
trans portondernemers die – via Calais - op Engeland
rijden, wijst Minderman op twee zaken. “De ver-
zekerbaarheid en de hoge boetes die in geval
van verstekelingen wordt toegekend. Ten aanzien
van de verzekerbaarheid zit de pijn in het feit
dat niet-zichtbare schade niet wordt uitgekeerd
en dat er sprake is van een hoog eigen risico per
gebeurtenis. Aangezien bij grote vervoerders vaak
sprake is van meerdere claims, loopt de hoogte
hiervan onevenredig op.” Tijdens de Marktdag
van het Verbond van Verzekeraars - in juni vorig
jaar - pleitte Minderman ervoor het eigen risico
te laten vervallen. “Je zou als verzekeraar kunnen
stellen dat als de vervoerder adequate security-
maatregelen heeft genomen, het eigen risico
niet meer van toepassing is. Bijvoorbeeld door
naleving van de Code of Practice van de UK Border
Force, bij gebruik van goed hang- en sluitwerk,
een juiste inzet van materieel en als de chauffeur
onze Security Awareness Training met module
verstekelingen heeft gevolgd. Hoewel we over dit
voorstel in gesprek zijn geweest met het Verbond
van Verzekeraars en TVM Verzekeringen, heeft dat
tot nu toe geen concrete uitkomsten opgeleverd.”
Transportondernemers en logistiek dienst verl e-
ners hebben op het hoogtepunt van Calais
enorme schade geleden, maar geen tege moet -
koming van overheden ontvangen. “De ver ste-
kelingenproblematiek ligt buiten de in vloed sfeer
van de transportondernemer, dus een vergoeding
van hogerhand zou op zijn plaats zijn. Het is een
Europees probleem, dat ook Europees moet worden
aangepakt. Nu betalen transportondernemers on-
terecht de rekening voor falend Europees beleid,
terwijl de situatie op de toegangswegen bij Calais
opnieuw dreigt terug te vallen naar het oude niveau
en zorgt voor onveilige werkomstandigheden van
chauffeurs.”
Hoge boetesHet andere pijnpunt is volgens Minderman dat
vervoerders die ongewild verstekelingen aan boord
hebben, een hoge boete opgelegd krijgen door de
UK Border Force. “Die bedraagt tweeduizend pond
per aangetroffen verstekeling. Deze wordt zowel
opgelegd aan het bedrijf zelf als aan de chauffeur,
waarbij het bedrijf eveneens geacht wordt die
voor de chauffeur te betalen. Uiteraard indien de
Hélène Minderman (TLN) over de verstekelingenproblematiek: chauffeur niet bij de mensensmokkel betrokken
is. Indien sprake is van meerdere verstekelingen,
is de boete natuurlijk helemaal enorm. En dit
terwijl de chauffeur er vaak niets aan kan doen
en/of soms zelf wordt mishandeld. Vaak moeten
chauffeurs wachten en knippen illegalen de sloten
van de laaddeuren met een betonschaar open.
Tegenwoordig klimmen illegalen als groep een
laadruimte in en als de chauffeur dan – met gevaar
voor eigen leven - denkt dat hij ze er allemaal
uitgejaagd heeft, blijkt er bij de eerstvolgende
controlepost toch nog een aantal verstekelingen in
te zitten. En dan is het kassa qua boetes.”
actueel probleemDe verstekelingenproblematiek blijft actueel.
Hoewel - ook op aandringen van TLN - de ten-
tenkampen in Calais eerder waren weggehaald,
worden daar nu weer tenten, douches en toiletten
neergezet. Minderman begrijpt dit vanuit men-
selijk oogpunt, maar tegelijkertijd is zij ervan
overtuigd dat dit de verstekelingenproblematiek
weer aanwakkert. Verder geeft ze aan dat de
controles in de Nederlandse havens al eerder
geïntensiveerd zijn, maar dat dit geen honderd
procent garantie geeft. Ook is recent gebleken dat
de problematiek opschuift naar het achterland.
In die zin dat illegalen nu ook proberen via par-
keerplaatsen gelegen langs het hoofdwegennet
en bedrijventerreinen in te stappen, dus niet meer
alleen via de havengebieden.
actieplanOndanks het feit dat het probleem omvangrijk
en de schadelast (150 miljoen euro) enorm is,
blijkt het nemen van een andere route dan Calais
in de meeste gevallen geen optie te zijn voor
transportondernemers. De oversteek in Calais is het
kortst en de overtocht per trein door de Eurotunnel
is het snelst en meest flexibel. Om die reden doet
TLN er alles aan om te zorgen voor een stabiele
situatie.
Minderman: “Belangrijk is dat het verkeer zo goed
mogelijk blijft doorstromen. Daarom heeft TLN
destijds aangedrongen op een vlottere doorloop bij
de Eurotunnel, bijvoorbeeld door inzet van langere
treinen voor vrachtauto’s, capaciteitsvergroting
voor arriverende vracht auto’s op terminals bij
Calais, extra beveiliging en extra rijstroken. Ook
heeft de UK Border Agency een accreditatiesysteem
opgezet. Trans portondernemers die de Code of
Practice volledig in hun bedrijfsprocedures hebben
ingevoerd, kunnen een aanvraag tot accreditatie
indienen. De meerwaarde van dit systeem is echter
nog onvoldoende duidelijk. TLN geeft aan dat het
een mogelijkheid zou kunnen zijn om voertuigen
van alle geaccrediteerde transportbedrijven met
behulp van sensortechnieken en een sticker achter
de voorruit voorrang bij de controleposten te geven.
Als bedrijf moet je voordeel van een accreditatie
hebben, anders ga je daar de inspanningen niet
voor doen.”
Boodschap aan verzekeringsindustrieDe belangrijkste boodschap die Minderman aan
de verzekeringsindustrie heeft, is een duidelijke en
logische. “Denk mee met trans portondernemers.
Zorg dat zij zich bewust worden van de
problematiek en dat zij adequate, preventieve
maatregelen nemen. Maak daarbij gebruik van
de ondersteuning die TLN op dit gebied biedt*.
Nog te vaak is bepaalde informatie onduidelijk of
onbekend bij vervoerders die een enkele rit op
Engeland doen. Zorg daarom dat zij de Code of
Practice van de UK Border Force toepassen. Niet
iedereen is aangesloten bij een brancheorganisatie,
dus het is belangrijk dat verze keraars hier ook een
prominente rol in spelen. Als een transporteur met
verstekelingen wordt aangehouden en hij kan,
bijvoorbeeld met behulp van een checklist, niet
aantonen dat hij maatregelen heeft genomen,
dan krijgt hij de maximale boete. Kan hij dit wel
aantonen, dan wordt de boete vaak gematigd.
Mocht een transporteur geen mogelijkheid hebben
om alle maatregelen te nemen, adviseer hem dan
om het risico niet te nemen en de rit te weigeren.
Juist omdat de verstekelingenproblematiek alleen
maar verliezers kent, is preventie zo belangrijk.” <
* Voor meer documentatie in zake de
verstekelingen-proble matiek,
zie: www.tln.nl/onderwerp/verstekelingen
Aangezien Nederland een belangrijke ‘gateway to Europe’ is, wordt de transportsector opnieuw ernstig getroffen door problemen met verstekelingen in het Franse Calais. Transporteurs leden in de jaren 2015 en 2016 gemiddeld tienduizenden euro’s schade aan voertuigen, ladingen, vertragingen en onterechte boetes door illegale immigranten die als verstekeling aan boord van vrachtauto’s probeerden te komen. Transport en Logistiek Nederland neemt waar mogelijk actie en vraagt ook verzekeraars om een actieve bijdrage. Irene Okkerman
raadpleeg het Waarschuwingsregister Logistieke sector!Naast de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) wordt sterk aangeraden om het
Waarschuwingsregister Logistieke Sector (WLS) te raadplegen. Een VOG is gebaseerd op
antecedenten en een veroordeling is de grondslag. Echter, in veel zaken komt het niet tot een
zaak bij de rechter, maar is er wel aangifte gedaan. Het WLS is gebaseerd op aangifte en ontslag,
niet op een veroordeling of klacht. Daarmee is het een aanvullend instrument op de VOG. Voor
meer informatie en aanmelden zie website www.stichtingwls.nl.
Hélène Minderman: “Je zou als verzekeraar
kunnen stellen dat als de vervoerder adequate
security-maatregelen heeft genomen, het
eigen risico niet meer van toepassing is.”
Juist omdat de verstekelingen-problematiek alleen maar verliezers kent,
is preventie zo belangrijk”
29www.vnab.nl28 www.vnab.nl
stappen gezet, maar nog een hele weg te gaan
Schade Preventie Onderzoek (SPO) voor binnenvaart, het Schade Preventie Programma (SPP) voor de visserij, het Werkmaterieel Preventie Programma (WPP) voor landmaterieel en de komst van het motorschaderegistratiesysteem ERS (Engine Registration System). Het zijn enkele initiatieven die de laatste jaren zijn genomen om het preventie- en risicobewustzijn in de marine-sector te verhogen, de schadekans aan boord van schepen en aan landmaterieel zoveel mogelijk te beperken en de verzekerbaarheid te bevorderen. Weliswaar hebben ze geleid tot de gewenste (schadebeperkende) verbeteringen, zij het niet in de mate als door velen was verwacht en gehoopt. Dit blijkt uit gesprekken met vier marine-professionals. Jan van Stigt Thans
kennis
Marine-professionals laten licht schijnen over schadebeperkende initiatieven in de sector
De vier zijn Joyce Blacquière (broking-director bij
Aon), Hans Eelsing (directeur-eigenaar van Eelsing
Expertise) en Sjoerd Krijgsman (directeur- eigenaar
van Krijgsman Expertise), die gezamenlijk werden
geïnterviewd, en Victor van de Lest (managing director
van Corins), waarmee later separaat werd gesproken.
Allen hebben in hun dagelijks werk met preventie te
maken. Blacquière in de advisering en begeleiding
van klanten, onder andere met betrekking tot het
Schadepreventieonderzoek binnenvaart (SPO).
Eelsing bij het schadepreventieprogramma (SPP) voor
de visserij, Krijgsman bij het door hem zelf ontwikkelde
Werkmaterieel Preventie Programma (WPP) voor
landmaterieel en Van de Lest als voorzitter van de
Loss Prevention Committee van de IVR (Internationale
Vereniging het Rijnschepenregister) en als lid van het
platform transport van het Verbond van Verzekeraars.
spo en ErsDe meest bekende schadebeperkende initiatieven
van het IVR zijn het SPO voor de binnenvaart en
het motor schaderegistratiesysteem ERS (Engine
Registration System), waarin de meest voor-
komende motorschades en -storingen in kaart
worden gebracht. Over de komst van het SPO zegt
Van de Lest: “Vanwege de verslechterde resultaten
in de binnenvaarttekening werd in 2004 op
initiatief van verzekeraars het SPO ingevoerd om
schades aan boord van schepen zoveel mogelijk
te beperken en daarmee de verzekerbaarheid van
de binnenvaart mogelijk te blijven maken. Er wordt
naar gestreefd om, op grond van eenvoudige
procedures, aan boord onderhoudssystemen te
enkele reden voor marktpartijen om op dit vlak
rustig achterover te leunen. Joyce Blacquière pleit
ervoor om betrokkenen nóg nadrukkelijker bewust
te maken van de risico’s en hen voor te houden
wat de gevolgen van schade kunnen zijn voor
hun bedrijfsvoering. “Bijvoorbeeld door hen na te
laten denken over het worst case scenario en wat
de praktische consequenties daarvan kunnen zijn.”
Sjoerd Krijgsman sluit zich daarbij volmondig aan.
“We moeten scheepseigenaren continu wijzen
op de voordelen en noodzaak van preventie
en onderhoud en hen daarbij voorhouden dat
investeringen hierin uiteindelijk meer dan worden
terugverdiend.”
Hans Eelsing ziet heil in het vaker ter plekke
aanwezig zijn, om met de eigenaar de risico’s
te bespreken en en passant te bekijken of de
voorgestelde verbeteringen zijn doorgevoerd.
“Daar hebben we nu niet altijd zicht op. Het is nu
eenmaal een gegeven dat ’vreemde ogen dwingen’
en dat controleren effect sorteert.” Victor van de
Lest is het meest kritisch van de vier, ook naar zijn
eigen beroepsgroep toe. “Ik vind dat verzekeraars
meer betrokkenheid aan de dag zouden mogen
leggen met betrekking tot schadepreventie in de
binnenvaart en dat zij hun verantwoordelijkheid
nadrukkelijker moeten oppakken. Daarnaast
zouden ook de onderlinge en beursverzekeraars
op preventief gebied meer met elkaar moeten
samenwerken, onder meer door vaker kennis en
ervaringen hieromtrent met elkaar te delen. Dat
gebeurt nu nog veel te weinig.” <
als het economisch wat beter gaat wil men liever
geld verdienen en het schip of het landmaterieel
zolang mogelijk in bedrijf houden.” Overigens
lijken er betere tijden aan te komen, want volgens
Eelsing ontwikkelt de visserij zich booming in alle
segmenten, terwijl Krijgsman aangeeft dat ook de
orderportefeuille in de kranensector steeds beter
gevuld raakt.
Van de Lest is wat minder content. “Ik zie op de
tankvaart na, waarin opdrachtgevers hogere
(veiligheids)eisen zijn gaan stellen aan schepen, het
preventiebewustzijn in de maritieme sector zeker
niet toenemen. Je mag de bedrijven natuurlijk niet
over één kam scheren, maar de enige verklaring
die ik hiervoor kan aanvoeren is dat het een pure
geldkwestie is. Daarom betreur ik het des te meer
dat er makelaars zijn – en dus ook verzekeraars -
die klanten lokken met polissen waarbij géén SPO
wordt gevraagd.”
Kritisch is Van de Lest ook op zijn collega’s. “Ik vind
dat verzekeraars veel meer zouden moeten doen
om preventie bij verzekerden te bevorderen. Neem
het recente initiatief overheid, Verbond en IVR om
een ongevallendatabase op te zetten. Daarop is
van de zijde van verzekeraars, zowel onderlingen
als beursmaatschappijen, nauwelijks respons ge-
komen. Héél teleurstellend, want we hebben er
allemaal belang bij dat een dergelijke database er
komt.”
VerbeterpuntenOndanks de reeds behaalde successen op
schadepreventiegebied, is er volgens de vier geen
introduceren. Het SPO omvat een checklist waarbij
door een erkende IVR-expert periodiek (eens in de
ca. 2,5 jaar) wordt gekeken naar het onderhoud van
vooral motoren, stuurinrichtingen, alarminstallaties
en andere inrichtingen van schepen. Wie goed
uit de inspectie komt of de door de inspecteur
aangegeven verbeteringen heeft doorgevoerd,
krijgt een certificaat voor een periode van 2,5
jaar. Als incentive krijgen certificaathouders soms
een premiekorting of bepaalde voordelen bij
fabrikanten en leveranciers van motoren.”
De LPC-voorzitter bestempelt zowel het ERS als het
SPO als succesvol. “Op basis van de ERS-uitkomsten
hebben enkele fabrikanten hun motoren aan-
gepast, waardoor die schades en storingen niet
of nauwelijks meer voorkomen. Ook het SPO
heeft zijn doel bereikt. Volgens een onderzoek
onder verzekeraars laten schepen met een SPO
een significant betere schadestatistiek zien dan
schepen die geen SPO hebben. Daarom vind ik
het aantal onderzoeken waarvoor opdracht wordt
gegeven eigenlijk een beetje tegenvallen.”
Dat vindt Joyce Blacquière ook. “Ik heb het idee dat
dit aantal de laatste tijd afneemt. Overigens had ik
destijds mijn vraagtekens bij de noodzaak ervan. Ik
vond – en vind nog steeds – de schadelast in de
binnenvaart wel meevallen, maar dan spreek ik wel
over de Aon-portefeuille. Ook de gestelde eisen
vond ik nogal aan de maat. Vooral voor oudere
schepen was het soms vrijwel onmogelijk hieraan
te voldoen, terwijl de motor op zich nog goed was.
Inmiddels werkt de SPO beter en gaat men er wat
pragmatischer mee om.”
Visserij en landmaterieelDe visserij kent een soortgelijk initiatief: het Schade-
preventieprogramma (SPP). Eelsing Expertise is een
van de twee expertisebureaus (naast Verweij
Hoebee Groep) die deze onderzoeken verricht in
binnen- en buitenland (Engeland) op verzoek van
verzekeraars. “We letten aan boord van schepen
op veel zaken: de verplichte certificering, de
bemanning (aantallen en kwaliteit/ervaring) en
de kwaliteit van het onderhoud: van motor tot
de verblijven van de bemanning. Daarbij letten
we onder meer op veiligheidsaspecten als losse
elektriciteitskabels, brandgevaarlijke zaken en
lekkages. Als de eigen hut van de bemanning al een
bende is, dan weet je dat het in de machinekamer
vermoedelijk niet veel beter zal zijn”, benadrukt
Hans Eelsing, volgens wie verzekerden wisselend
reageren op het onderzoek. “De een vindt het
te veel inmenging in zijn bedrijfsvoering; de
ander is blij met een stok achter de deur naar zijn
bemanning toe.”
Sjoerd Krijgsman heeft dezelfde ervaring met
zijn Werkmaterieel Preventie Programma (WPP).
“Ze zien het soms als wantrouwen. Het kost dan
ook vaak moeite om hen op de eigen voordelen
te wijzen.” Inmiddels voert Krijgsman Expertise op
jaarbasis een veertig tot vijftig inspecties uit en
is er sprake van een groeiende vraag. Krijgsman:
“We hebben gezamenlijk met verzekeraars
een uitgebreide inspectielijst opgesteld die
onze specialisten ter plekke doorlopen. Daarbij
wordt nauwgezet in kaart gebracht hoe het
bedrijf in de praktijk van alledag omgaat
met zijn veiligheidsbeleid, de procedure van
opdrachtverwerking, het aankoopbeleid, het
onderhouds- en keuringsbeleid en de algemene
onderhoudsstaat van de objecten. Vervolgens
stellen we aan de hand van deze gegevens
en na de uitvoering van inspectie ter plaatse
een risicoanalyse op, waaruit een algemene
risicobeoordeling en eventuele bijbehorende
(preventieve) aanbevelingen volgen. Op die
manier brengen we voor verzekeraars de risico’s
van het betreffende bedrijf in kaart en kunnen
zij op de uitkomst vervolgens hun acceptatie- en
premiebeleid afstemmen.”
preventiebewustzijn toegenomen? Hoe gaat de scheepvaart met preventie- en
riskmanagement om? Blacquière, Eelsing en
Krijgsman vinden dat er sprake is van een groeiend
risicobewustzijn aan boord van schepen en bij
scheepseigenaren. “Dat zie je bijvoorbeeld aan
het meer gebruiken van managementsystemen,
terwijl in de visserij zeker ook de kwaliteit van de
bemanning is toegenomen in vergelijking met
enkele jaren terug”, zegt Eelsing. De drie wijzen
op de sterke samenhang met de economische
ontwikkelingen. “In goede tijden wordt er meer
geld verdiend en is het makkelijker om preventie-
en onderhoudsmaatregelen erdoor te krijgen”,
zegt de Aon-makelaar. De beide experts hebben
dezelfde ervaring, al zit er volgens Krijgsman ‘iets
dubbels’ in. “Als het slecht gaat, heeft men geen
geld over voor preventie en onderhoud, maar
“De een vindt het te veel inmenging in zijn bedrijfsvoering; de ander is blij met een stok achter de deur naar zijn bemanning toe”
Sjoerd Krijgsman Hans Eelsing
Joyce Blacquière Victor van de Lest
31www.vnab.nl30 www.vnab.nl
kennis
In de maritieme wereld vormt het slopen van schepen al geruime tijd een hot topic bij betrokken marktpartijen. Om commerciële/financiële motieven, uit oogpunt van concurrentie(vervalsing), maar ook uit humanitaire overwegingen en in het licht van maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzaamheid. Aanleiding voor Anneke Kooiman, Branchemanager Transport bij Delta Lloyd en voorzitter van het Platform Transport van het Verbond van Verzekeraars, om in deze Transport-special aandacht te vragen voor de problematiek rondom sloopschepen. Zij sprak hierover met drs. Martin Dorsman, directeur van de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR) en met prof. dr. Frank Smeele, hoogleraar Handels- en Ondernemingsrecht aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en mede-auteur van het vorig jaar verschenen rapport ‘Financial instrument to facilitate safe and sound ship recycling’ van het consortium Ecorys, ESL, DNV/GL. Jan van Stigt Thans
Hoewel schepen, mits goed onderhouden, in
principe technisch gezien lang (tientallen jaren)
mee kunnen gaan, kunnen er argumenten voor
de eigenaar zijn om deze eerder te laten slopen.
Bijvoorbeeld vanwege gebreken, onderhouds- en
reparatiekosten, kosten om te voldoen aan hogere
veilig heidsstandaarden of om economische re de -
nen. De restwaarde van een schip wordt gro ten-
deels bepaald door de waarde van het oud ijzer als
grondstof voor de staalindustrie.
perverse financiële prikkelsDaarbij spelen volgens Dorsman, Kooiman en
Smeele perverse financiële prikkels voor de
scheepseigenaren. Laatstgenoemde licht toe:
“Zij kunnen bij sloop kiezen voor gecertificeerde
sloopwerven in de EU, Turkije of Midden-Amerika
voor het ‘groen of duurzaam slopen’, waarbij de
hogere sloopkosten in mindering worden gebracht
op de restwaarde van het schip. Of ze kunnen het
schip voor de gehele restwaarde verkopen aan
bepaalde opkopers (cash buyers), die het schip
omvlaggen en vervolgens laten slopen bij goedkope
sloopbedrijven in India, Bangladesh of Pakistan. Deze
sloopbedrijven nemen het – zachtjes uitgedrukt –
niet zo nauw met de werkomstandigheden voor het
personeel en met het milieu”, aldus de hoogleraar.
Volgens zijn rapport werden in 2014 bijna 40% van
de sloopschepen die onder EU-vlag voeren en bijna
tweederde van de schepen met een EU-belang op
een ‘goedkope’ werf in Zuid-Azië gesloopt. China
volgt op afstand met ongeveer een vijfde van de
sloopschepen.
Het financiële verschil kan daarbij volgens
Dorsman voor de scheepseigenaar fors oplopen.
marktbreeD pleiDooi voor het Duurzaam slopen van schepen
“Soms tot honderdvijftig euro per ton, hetgeen
afhankelijk van het gewicht van het schip neerkomt
op enkele honderdduizenden euro’s tot zelfs meer
dan een miljoen euro. Daardoor is er nu sprake
van oneerlijke concurrentie tussen reders die zich
netjes aan de regels van duurzaam slopen houden
en zij die dat niet doen”, aldus de KVNR-directeur,
volgens wie Nederlandse reders naar verhouding
op zich weinig schepen laten slopen. Dat komt
doordat de meeste schepen na relatief korte tijd
worden verkocht aan buitenlandse eigenaren.
“Zo werden er vorig jaar officieel 900 schepen
gesloopt, waarvan slechts zeven de Nederlandse
vlag voerden. Daarvan werden er twee gesloopt in
Azië en het jaar daarvoor zelfs nul.”
Betrokkenheid verzekeraarsVerzekeraars krijgen geregeld aanvragen voor het
verzekeren van deze ‘sloopreizen’. Anneke Kooiman:
“Ze worden natuurlijk niet als zodanig aangeduid,
maar als je kijkt naar de leeftijd van het schip en waar
de reis naartoe gaat, dan weet je vaak hoe laat het
is. Verzekeraars zijn natuurlijk vrij om te verzekeren
wat ze willen, maar enkele verzekeraars, waaronder
mijn eigen maatschappij, hebben nadrukkelijk
aangegeven geen ‘sloopreizen’ meer in dekking te
willen nemen uit oogpunt van sustainability. Daar
sta ik volledig achter, niet alleen uit oogpunt van
duurzaamheid maar ook om humanitaire redenen.
De onveilige omstandigheden waaronder mensen
op werven in India, Bangladesh en Pakistan moeten
werken, vaak zonder beschermingsmiddelen, kun-
nen anno 2017 gewoonweg niet meer. Ook is er
vaak sprake van kinderarbeid. Op zich kunnen
verzekeraars niet veel aan deze toestanden doen
moet er onder meer een inventaris van gevaarlijke
materialen aan boord opgesteld en bijgehouden
worden en mag een schip ter ontmanteling alleen
worden verkocht aan een scheepswerf die voldoet
aan de eisen van de IMO.
Op 15 november 2013 is de nieuwe EU-verordening
betreffende scheepsrecycling aangenomen, waar-
in het verdrag van Hong Kong is opgenomen. Deze
verordening heeft ook als doel het veilig en milieu-
verantwoord recyclen van schepen die een vlag van
een lidstaat van de Europese Unie voeren. Daar -
naast beoogt deze verordening een adequaat be-
heer van gevaarlijke materialen aan boord van
zeeschepen en introduceert het een lijst van door
de EU goedgekeurde sloopwerven wereldwijd (EU
List), waar Europese schepen legaal mogen worden
gesloopt.
Het Verdrag van Hong Kong zal twee jaar (24
maanden) in werking treden na ratificatie door
15 lidstaten die gezamenlijk 40% van de wereld-
handelsvloot vertegenwoordigen. Daar wringt
volgens Smeele de schoen. “Het verdrag wordt in
veel landen niet behoorlijk nageleefd. Acht jaar na
het aannemen van het verdrag van Hong Kong
hebben tot dusver slechts zeven landen het verdrag
geratificeerd, te weten Frankrijk, Noorwegen, Kongo,
België, Denemarken, Panama en Turkije.” Bij de KVNR
is men hierover bijzonder teleurgesteld. Dorsman:
“Het uitblijven van de ratificatie is eigenlijk schandalig
en getuigt van verkeerde prioriteiten, ook bij de
Nederlandse overheid. De KVNR roept de Nederlandse
en andere overheden dan ook op het verdrag alsnog
zo snel mogelijk te ratificeren. Nederland heeft jaren
terug al aangekondigd het verdrag te gaan ratificeren,
maar dat is nog altijd niet gebeurd.”
van opties de revue gepasseerd, waaronder een
hybride verzekeringsvorm met een risico- en een
spaarelement, maar aan veel alternatieven kleven
(onoverkomelijke) bezwaren.
De beste optie volgens de hoogleraar is de
invoering van een vergunningsplicht middels een
soort ‘tol’-vignet. “Hierbij wordt voor elke keer dat
een schip een Europese haven aandoet een bedrag
in rekening gebracht, dat op een aparte rekening
blijft staan totdat het schip naar de sloop gaat.
Wordt het schip niet groen gesloopt, dan wordt
het ‘gespaarde’ kapitaal als boete verbeurd en
vervalt het kapitaal aan het fonds”, aldus Smeele,
volgens wie de Europese Commissie recentelijk
heeft aangegeven het idee van een ship recycling
licence als feasible instrument (mogelijk middel)
te beschouwen. Alleen zal eerst een aantal
ontwikkelingen worden afgewacht alvorens een
besluit zal worden genomen over de (politieke)
noodzaak en wenselijkheid ervan.
Dorsman vindt deze regeling te complex voor wat
betreft de administratieve lasten en wijst erop dat
veel schepen amper of nooit Europese havens
aandoen en andere schepen zoals coasters juist weer
veel. Laatstgenoemde zouden dan onevenredig
zwaar worden belast. Hij pleit voor een eenmalige
‘verwijderingsbijdrage’ bij oplevering van het
schip, vergelijkbaar bij die voor wasmachines en
andere elektrische apparaten. Ook oppert hij dat
verzekeraars misschien een premiekorting kunnen
geven voor schepen die groen worden gesloopt.
De reactie van Anneke Kooiman laats niets aan
duidelijkheid te wensen over. “Ook al zouden we dat
willen, daar is bij de huidige tarieven geen enkele
financiële ruimte voor.” <
behoudens het niet verzekeren van dergelijke
‘sloopreizen’. Daarom wil ik hier nu in de markt
aandacht voor vragen en in het kader van
maatschappelijk verantwoord ondernemen het
bewustzijn hieromtrent vergroten.”
Dorsman valt haar bij: “De KVNR is voorstander van
het duurzaam recyclen van zeeschepen op een
voor mens en milieu verantwoorde wijze en de
sector heeft daarvoor ook zelf richtlijnen opgesteld.
De manier waarop nu in landen als India, Pakistan
en Bangladesh met slopen van schepen wordt
omgegaan, is niet goed. Er is doorgaans sprake
van slechte omstandigheden voor werknemers
en omwonenden – zowel qua veiligheid en
gezondheid – en het is bovendien vaak schadelijk
voor het milieu. Dorsman benadrukt dat de
werknemers in die landen het brood niet uit de
mond moet worden gestoten. Want zij hebben
geen alternatief werk als het recyclen van schepen
niet meer in die landen geschiedt. Wij willen
er echter voor zorgdragen dat het slopen van
schepen in die landen naar een hoger niveau wordt
getild en de werkomstandigheden beter en veiliger
worden. Bijvoorbeeld door een subsidie vanuit de
EU, vergelijkbaar met wat de IMO (International
Maritime Organization) nu ook al doet.”
Verdrag van Hong Kong In mei 2009 is de nieuwe International Convention
for the Safe and Environmentally Sound Recycling
of Ships (het Verdrag van Hong Kong) aangenomen.
Hierin worden, met het oog op de beheersing van
grensoverschrijdend transport van gevaarlijke
afvalstoffen en de verwijdering ervan, tal van eisen
gesteld aan vervoerders en andere betrokkenen. Zo
Dorsman is van mening dat er behoefte is aan een
eensluidende mondiale regeling waar iedereen
zich aan houdt. “Straks zou het zo kunnen zijn dat
een sloopwerf wel voldoet aan de eisen van het
Hong Kong-verdrag, maar niet is goedgekeurd
door de EU. Dit maakt het buitengewoon complex
voor Europese reders en verstoort de concurrentie-
verhoudingen. Bovendien is er nu sprake van
oneerlijke concurrentie tussen de goedwillende
reders die zich netjes aan de regels van duurzaam
slopen houden en zij die dat niet doen. “
Tol-vignetOok Frank Smeele vindt dat dit moet gebeuren. “Er
moet toch een efficiënt systeem te vinden zijn dat
het duurzaam slopen op een betaalbare manier
mogelijk maakt.” Hij is een van de participanten
aan een onderzoek dat is uitgevoerd door een
consortium van Ecorys, ESL, DNV/GL (januari
2016) met als titel Financial instrument to facilitate
safe and sound ship recycling. Hierin zijn tal
“Er is nu sprake van oneerlijke
concurrentie tussen reders die zich netjes
aan de regels van duurzaam slopen
houden en zij die dat niet doen.”
V.l.n.r.: Martin Dorsman, Anneke Kooiman en Frank Smeele
www.vnab.nl