Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie · 6 – – Trajectbegeleiding verbinden...
Transcript of Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie · 6 – – Trajectbegeleiding verbinden...
11 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie‘Samen werken aan mogelijkheden
Dr. Hanneke van Gestel
Prof. dr. Jaap van Weeghel
Prof. dr. Chijs van Nieuwenhuizen
– – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Colofon Opdrachtgever
Vereenigde Arbeidskundige Compagnie (VAC); Frans Hoebink en Herman Foeken
Financiering
Start Foundation
Projectleiding
Prof. dr. J. van Weeghel Tilburg University
Prof. dr. Ch. van Nieuwenhuizen Tilburg University
Projectuitvoering
Dr. J. van Gestel-Timmermans Tilburg University
Met dank aan:
Refrisk en Stam b.v.
Productie
GGzE
Een pdf-versie van het rapport is te downloaden via:
http://www.tilburguniversity.edu/nl/onderzoek/instituten-en-
researchgroepen/tranzo/onderzoek/afgerond/ipsenmst/
Of via:
http://www.kcphrenos.nl/index.php?option=com_jdownloads&Itemid=37&view=finish&cid=252&catid=18
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden
gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.
© Van Gestel, Van Weeghel & Van Nieuwenhuizen, Oktober 2012
– – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Inhoudsopgave
Samenvatting ....................................................................................................................................... 4
Hoofdstuk 1: Inleiding ........................................................................................................................ 9
1.1. Aanleiding van het onderzoek ................................................................................................. 9
1.2. Doelstelling van het onderzoek............................................................................................... 9
1.3. Onderzoeksvragen .................................................................................................................. 9
1.4. Theoretische achtergrond ..................................................................................................... 10
1.5. Doelgroep ............................................................................................................................. 12
1.6. Opbouw van het rapport ....................................................................................................... 12
Hoofdstuk 2: Methode ...................................................................................................................... 13
2.1. Ontwikkeling van de methodiek ........................................................................................... 13
2.2. Selectie van respondenten ................................................................................................... 13
2.3. Evaluatie van de methodiek; onderzoeksmethoden ............................................................. 13
2.4. Analyses ............................................................................................................................... 14
Hoofdstuk 3: Ontwikkeling van de methodiek .............................................................................. 15
3.1. Resultaten literatuuronderzoek ............................................................................................. 15
3.2. Resultaten interviews ........................................................................................................... 15
3.3. Resultaten expertbijeenkomst .............................................................................................. 17
3.4. De methodiek ....................................................................................................................... 18
3.5. Motiverende gespreksvoering ter ondersteuning ................................................................. 19
3.6. Beschrijving van de methodiek ............................................................................................. 19
Hoofdstuk 4: Belemmerende en bevorderende factoren bij de
implementatie van de methodiek ............................................................................ 20
4.1. Bevorderende factoren ......................................................................................................... 20
4.2. Belemmerende factoren ....................................................................................................... 20
Hoofdstuk 5: Eerste ervaringen met de methodiek. ..................................................................... 23
5.1. Evaluatie van de trajecten ..................................................................................................... 23
5.2. Ervaringen van trajectbegeleiders met de methodiek .......................................................... 23
5.3. Ervaringen van cliënten met de methodiek .......................................................................... 28
5.4. Ervaringen van MST-therapeuten met de methodiek ........................................................... 28
Hoofdstuk 6: Resultaten vragenlijsten ........................................................................................... 30
6.1. Vragenlijsten cliënten ............................................................................................................ 30
6.2. Checklist trajectbegeleiders .................................................................................................. 31
6.3. Uitkomstenmonitor en activiteitenregistratie; resultaten trajecten ...................................... 32
Hoofdstuk 7: Conclusies, aanbevelingen en discussie .................................................................. 37
7.1. Conclusies en aanbevelingen ............................................................................................... 37
7.2. Conclusie en discussie ......................................................................................................... 41
Referenties .......................................................................................................................................... 42
Bijlage 1: Beschrijving van de trajecten ................................................................................... 44
Bijlage 2: Methodiekbeschrijving ............................................................................................ 55
4 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Samenvatting InleidingJongeren met (ernstige) psychische problematiek of een verstandelijke beperking, aan wie een
justitiële of civiele maatregel is opgelegd, verlaten dikwijls voortijdig hun school of opleiding en slagen er
vaak niet in om een plaats op de arbeidsmarkt te verwerven. Op dit moment ontbreekt het in Nederland
aan een welomschreven, empirisch gefundeerde methodiek van trajectbegeleiding, gericht op school-
deelname en arbeidsintegratie van deze groep jongeren. In dit onderzoek is gekeken of een al bewezen
effectieve methodiek voor arbeids- en schooltoeleiding, Individual Placement and Support (IPS), zodanig kan
worden aangepast dat deze ook geschikt is voor deze jongeren. Daarnaast is onderzocht in hoeverre de
aangepaste methodiek van trajectbegeleiding aansluit op verschillende vormen van systeemgerichte hulp-
verlening. In dit onderzoek zijn derhalve de principes en werkwijze van Multi Systeem Therapie (MST) als
uitgangspunt gehanteerd.
Het aanvankelijke doel van het project was om de genoemde methodiek te ontwikkelen, te
implementeren en te evalueren. Aangezien systematische implementatie van de methodiek binnen het
project onmogelijk bleek te zijn, zijn de oorspronkelijke doelen bijgesteld. Het onderzoeksproject had
daarom de volgende doelen:
• Systematische ontwikkeling en beschrijving van een – mede op IPS en MST gebaseerde –
methodiek van trajectbegeleiding, die optimaal is toegesneden op de problemen en mogelijkheden van
jongeren met (ernstige) psychische problematiek of een verstandelijke beperking aan wie een justitiële of
civiele maatregel is opgelegd.
• Het theoretisch inkaderen van deze methodiek van trajectbegeleiding.
• Identificatie van belemmerende en bevorderende factoren bij de implementatie van de methodiek.
• Evaluatie van de bevindingen van jongeren, trajectbegeleiders en significante anderen met deze
methodiek aan de hand van casuïstiek, interviews met betrokkenen en eerste resultaten.
MethodeVoor de ontwikkeling van de methodiek is relevante literatuur bestudeerd en heeft een consultatie-
ronde plaatsgevonden met landelijke experts. Ook werd de methodiek ontwikkeld op basis van empirische
kennis en zijn er interviews gehouden met betrokkenen uit het werkveld, namelijk met: cliënten,
uitvoerders van het project (trajectbegeleiders en MST-therapeuten) en vertegenwoordigers van
andere direct betrokken partijen, zoals het onderwijs, UWV, JJI, jeugdreclassering en gemeenten.
Op basis van dit theoretisch en empirisch bewijs is een eerste beschrijving van de methodiek
ontstaan, in de vorm van een praktische handreiking, waarmee de trajectbegeleiders aan de slag
konden gaan.
Tot de doelgroep behoorden jongeren vanaf 12 jaar, met (ernstige) gedragsproblemen en met
(ernstige) psychische problematiek of een verstandelijke beperking, aan wie een justitiële of civiele
maatregel was opgelegd. In eerste instantie zouden voor het onderzoek alleen jongeren worden
geïncludeerd die door MST werden doorverwezen. Nadat de methodiek beschreven was, bleek echter
dat ook andere systeemgerichte interventies gekoppeld konden worden aan deze methodiek van traject-
begeleiding. Voorwaarde om in aanmerking te komen voor trajectbegeleiding binnen het onderzoek was
dat de jongere een systeemgerichte interventie onderging of had doorlopen.
De methodiek is op verschillende manieren geëvalueerd. Allereerst werden vijf trajectbeschrijvingen
gemaakt. Hiervoor zijn semigestructureerde interviews en vragenlijsten afgenomen bij vijf cliënten en
5 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
hun trajectbegeleiders. Ook werden de ervaringen van MST-therapeuten met de methodiek geëvalueerd aan
de hand van interviews. Ten tweede werd bij cliënten de Nederlandse versie van de Herth Hope Index (HHI)
afgenomen en de Manchester Short Assessment of Quality of Life (MANSA ), om een eerste indruk te
krijgen of er tijdens de trajecten verandering optrad in respectievelijk ervaren hoop voor de toekomst
en kwaliteit van leven. Dit is gedaan bij aanvang van het traject en vijf á zes maanden later. Daarnaast is
gevraagd naar sociaal demografische en psychiatrische gegevens (begin traject), delictgedrag en straf-
of civielrechtelijke maatregelen (begin traject en eind traject). Trajectbegeleiders vulden aan het begin
van het traject en vijf á zes maanden later een checklist in om na te gaan of ze zich aan de principes van
de methodiek hielden. Daarnaast werden de resultaten van de trajecten vastgelegd met behulp van de
uitkomstenmonitor, een voor dit project aangepast onderdeel van de IPS monitor. De contacten en
bezigheden van trajectbegeleiders werden vastgelegd met behulp van de activiteitenregistratielijst
(afgeleid van de SCION arbeidsmonitor en aangepast voor dit onderzoek). Tenslotte werden nog
gegevens geregistreerd over de werkgevers van cliënten, het soort banen waarin cliënten werkten en
redenen voor uitval van cliënten.
De gegevens werden kwalitatief en kwantitatief geanalyseerd. De interviews werden woordelijk
uitgewerkt en daarna, indien mogelijk, voorgelegd aan de geïnterviewden om de inhoud te checken.
Vervolgens werd het onderzoeksmateriaal gelezen en geanalyseerd volgens het zes stappen code-
ringsschema van Cresswell. De resultaten van deze analyse werden afgezet tegen de oorspronkelijke
probleemstelling, de onderzoeksvraag en de relevante literatuur. De gegevens van de vragenlijsten van
de cliënten werden geanalyseerd met behulp van de Reliable Change Index; dit is een methode om te
bepalen of de scores van de cliënten bij de nulmeting en de tweede meting significant verschillen. Deze
methode is geschikt voor kleine steekproeven. De checklists werden globaal geanalyseerd om te achter-
halen of trajectbegeleiders volgens de principes van de methodiek hebben gewerkt. Tenslotte werden
de resultaten van de trajecten en de contacten, bezigheden en tijdsinvestering van de trajectbegeleiders
kwalitatief geanalyseerd evenals de gegevens over banen en werkgevers van cliënten en over uitval van
cliënten.
Onderzoeksvragen en resultaten Onderzoeksvraag 1: Waaruit dient een methodiek van trajectbegeleiding te bestaan, wil deze
bruikbaar zijn voor de hiervoor beschreven groep jongeren? Wat zijn in dit verband bruikbare
inzichten en elementen uit reeds bestaande werkwijzen en methodieken?
Het literatuuronderzoek, de interviews en de expertbijeenkomst lieten zien dat de principes van IPS en
MST, de elementen van de Strengths benadering, afstemming van passend werk (jobcarving), opstellen
van een carrièreplan en motiverende gespreksvoering belangrijke basiselementen voor de methodiek
waren. Aan de hand van deze basiselementen werden de hieronder genoemde acht principes opgesteld
als basis voor de methodiek:
1. Het doel van de trajectbegeleiding is betaald werk of een reguliere opleiding.
2. Zero exclusion: iedere cliënt die aangeeft een betaalde baan te willen of een reguliere opleiding
te willen volgen, krijgt trajectbegeleiding aangeboden, tenzij hiervoor geen financiële vergoeding
beschikbaar blijkt te zijn.
3. Snelle plaatsing (place-then-train); plaatsing binnen vier weken in een passende opleiding en/of
regulier werk. De trajectbegeleider werkt volgens actieve outreach.
4. Integratie met systeemgerichte interventies.
5. De voorkeuren en mogelijkheden van de jongere staan centraal.
6 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
6. Voortdurende inspanning van jongere, gezin, werkgever en school.
7. Ondersteuning op langere termijn, beschreven via controleerbare subdoelen en einddoelen.
Het vaststellen van hoopvolle toekomstdoelen is van belang en daarnaast dat er een ontwikkel-
perspectief is.
8. Doorlopende evaluatie, systematische inschatting van scholings- en arbeidsmogelijkheden. Als het
werk passend is, dan wordt een terugvalpreventieplan opgesteld.
Motiverende gespreksvoering kan hierbij ondersteunend zijn, maar trajectbegeleiders moeten hierin dan
wel gecoacht worden door de organisatie.
Onderzoeksvraag 2: Welke belemmerende en bevorderende factoren spelen een rol bij de
implementatie ervan?
Bevorderende factoren waren dat de methodiek breed gedragen werd door alle betrokkenen en tot stand
gekomen is samen met betrokkenen. Bovendien sloot de werkwijze nauw aan bij de kennis, motivatie
en vaardigheden van de trajectbegeleiders en bij de werkwijze van de organisaties. Tenslotte hadden de
trajectbegeleiders ruimte om de interventie toe te passen in overeenstemming met de individuele
behoeften van de cliënt.
Hoewel er in de praktijk bij alle betrokkenen behoefte is aan een systeemgerichte methodiek, is het in
deze studie niet gelukt om de methodiek systematisch te implementeren en systematisch te evalue-
ren. De belangrijkste redenen hiervoor zijn dat er onvoldoende tijd en middelen beschikbaar waren voor
training van de trajectbegeleiders en voor het opzetten van structurele supervisie en intervisie, structurele
verslaglegging en samenwerking tussen de organisaties. Dit heeft geleid tot problemen bij de versprei-
ding, invoering en borging van de methodiek. Door de genoemde problemen was alleen nog evaluatie
van de methodiek op trajectniveau mogelijk. Daarnaast was het erg moeilijk om voldoende cliënten te
werven, waardoor de evaluatie beperkt bleef tot zestien trajecten.
Onderzoeksvraag 3: Wat zijn de eerste ervaringen met de methodiek van jongeren,
trajectbegeleiders en MST?
De methodiek is vernieuwend, goed uitvoerbaar en werkt ondersteunend voor trajectbegeleiders.
Bij de trajecten die succesvol verliepen bleek het succes samen te hangen met: de interdisciplinaire
samenwerking, de intensieve samenwerking met werkgevers, scholen, het outreachend werken, het
benadrukken van krachten, positieve eigenschappen en eigen verantwoordelijkheid van de cliënt en het
optreden van de trajectbegeleider als casemanager. Ook het werken binnen een gedwongen kader door
samenwerking met UWV of reclassering bleek succesvol te zijn.
Enkele principes van de methodiek kwamen in de praktijk niet zo goed uit de verf. De integratie met
systeemgerichte behandelaars werd bemoeilijkt door de slechte informatieoverdracht vanuit hulp-
verlenende instanties. Ook bleken trajectbegeleiders soms cliënten te excluderen; ze waren van mening
dat iemand soms eerst behandeld moet worden voordat deze een traject aangeboden kan krijgen. Verder
waren trajectbegeleiders van mening dat plaatsing binnen vier weken niet het doel zou moeten zijn van
de methodiek, maar het zo snel mogelijk vinden van passend werk. Tenslotte vonden sommige traject-
begeleiders dat ze onvoldoende inspanning vragen van steunsystemen en voor enkele trajectbegeleiders
was de relatie met de jongere niet van primair belang.
Trajectbegeleiders zijn van mening dat de doelgroep ook jongeren met antisociaal gedrag (en psychi-
sche problematiek of een cognitieve beperking) zonder maatregel zou moeten bevatten. Daarnaast vin-
den ze dat deze jongeren een casemanager zouden moeten hebben en dat ze zelf heel goed deze rol
7 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
kunnen invullen. Ook gaven de trajectbegeleiders aan dat ze ervoor moeten waken om niet in een hulpver-
lenersrol te vervallen binnen de trajecten. Uit de evaluatie bleek ook dat trajectbegeleiders tegen vele
belemmerende factoren aanliepen in de praktijk, omdat ze afhankelijk zijn van andere systemen. De
financiering van trajecten, de bureaucratische houding van instanties en hulpverleners, de houding van
werkgevers en scholen ten aanzien van de doelgroep en de traagheid van ons rechtssysteem werken
belemmerend, omdat er geen rekening wordt gehouden met de voortgang van het traject en met de
situatie van de jongere.
Jongeren waardeerden de persoonlijke begeleiding en vinden het prettig dat belangrijke personen uit
hun omgeving betrokken worden bij het traject. Alle jongeren waren tevreden over het traject. Ook MST
therapeuten waren tevreden over de overdracht en samenwerking en vinden vooral een snelle overdracht
en een goede afstemming tussen alle systemen rondom de jongere van belang.
Onderzoeksvraag 4: Wat zijn de eerste resultaten van de initieel toegepaste methodiek, in
termen van zowel arbeids- en schoolparticipatie en de ervaren hoop en kwaliteit van leven van de
deelnemende doelgroep?
Alle hieronder genoemde resultaten zijn slechts een eerste indicatie. Ze moeten gezien worden in het licht
van de implementatie, die niet systematisch is verlopen. Bovendien hebben slechts vijftien cliënten op
T0 een vragenlijst ingevuld en acht op T1.
De vragenlijsten van de cliënten laten een verbetering in de scores op hoop zien en een overwegend
dalende trend in de scores op kwaliteit van leven. Slechts bij enkele cliënten was dit verschil significant.
Uit de vragenlijsten bleek verder dat sommige cliënten na verloop van tijd beter lijken te weten waarvoor
ze hulp nodig hebben.
Uit de uitkomstenmonitor bleek dat zeven van de zestien cliënten geplaatst zijn in regulier werk,
waarvan vijf succesvol (één van hen nog steeds in een proefplaatsing); bij twee trajecten is het resultaat
niet bekend. Vier van deze cliënten zijn binnen vier weken geplaatst en één binnen zes weken. De andere
cliënten zijn binnen tien en veertien maanden geplaatst. Verder zijn vier cliënten geplaatst in een oplei-
ding, waarvan één succesvol en bij drie is het resultaat onbekend. Van zes trajecten in totaal zijn door
omstandigheden de resultaten onbekend. Vier trajecten zijn niet succesvol verlopen, waarvan bij twee
trajecten onvoldoende samenwerking met de werkgever was.
Uit de activiteitenregistratielijst bleek dat er in de succesvolle trajecten aanvankelijk frequenter contact
was met werkgever, collega’s, opleiding en ouders/verzorgers of partner dan in andere trajecten. Bij de
langer lopende succesvolle trajecten waren de contacten met werkgevers nog steeds frequent na één
jaar, maar waren de contacten met ouders en hulpverleners minder frequent dan bij aanvang van het
traject.
Onderzoeksvraag 5: Welke lessen kunnen worden getrokken uit de evaluatie?
Een landelijk steunsysteem voor de implementatie van de methodiek zou zorg kunnen dragen voor
de financiering van trajecten en voor systematische implementatie. Samenwerking tussen
verschillende instanties is van belang om de methodiek beter te kunnen uitvoeren, bijvoorbeeld samen-
werking tussen scholen en hulpverleners en samenwerking tussen trajectbegeleiders en hulpverleners.
Bij deze samenwerking zou de continuïteit van het traject voorop moeten staan. De trajectbegeleider kan
voor de centrale regie zorgen én voor een gedwongen kader, door intensief samen te werken met UWV
of reclassering. Deze centrale regie en intensieve samenwerking zijn nodig om de jongeren de structuur
en duidelijkheid te kunnen bieden die ze nodig hebben om een plaats ter verwerven in de maatschappij.
8 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Conclusie en discussie Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de methodiek veelbelovend is. De eerste resultaten zijn
positief. Verder waren de uitvoerders, MST-therapeuten en cliënten positief over de methodiek en zien
ook betrokkenen uit het werkveld de voordelen ervan en de noodzaak om partijen bij elkaar te brengen.
Het huidige onderzoek kent echter in grote lijnen drie beperkingen. Allereerst is het onderzoek in een
vroege fase van de implementatie gestart, terwijl de implementatie en uitvoeringsfase van de methodiek
veel tijd nodig hadden en nog onvoldoende gerealiseerd waren. Ten tweede was de registratie van de
interventie nog niet op orde, waardoor het proces lastig te volgen was. De studie was dan ook bedoeld om de
ontwikkeling en implementatie van de interventie te ondersteunen en was niet bedoeld als
effectevaluatie. Ten derde was het moeilijk om voldoende cliënten te includeren voor het onderzoek. Hier
spelen economische belangen een rol, maar ook de attitude van de hulpverleners en organisaties. Door
deze beperkingen zijn de eerste resultaten slechts een indicatie en kunnen deze mogelijk nog verder
verbeteren door structurele implementatie van de methodiek.
Omdat de methodiek breed gedragen wordt door de praktijk en bedoeld is om jongeren uit de doelgroep
beter en efficiënter te kunnen helpen, is het wenselijk om een grootschalig onderzoek in te zetten naar
de effecten van de methodiek, waarbij meerdere organisaties en cliënten betrokken zijn. Dit onderzoek
zou dan van start moeten gaan in een later stadium van de implementatie. Hierbij dient ook nadruk te
worden gelegd op samenwerking tussen de verschillende organisaties om de methodiek verder te
kunnen ontwikkelen.
9 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1. Aanleiding van het onderzoekJongeren met (ernstige) psychische problematiek of een verstandelijke beperking, aan wie een
justitiële of civiele maatregel is opgelegd, verlaten dikwijls voortijdig hun school of opleiding en slagen er
bovendien vaak niet in om een plaats op de arbeidsmarkt te verwerven. Op dit moment ontbreekt het in
Nederland aan een welomschreven, empirisch gefundeerde methodiek van trajectbegeleiding, gericht op
schooldeelname en arbeidsintegratie van deze groep jongeren. Om deze lacune op te vullen, is in
dit onderzoek gekeken of een al bewezen effectieve methodiek voor arbeids- en schooltoeleiding,
Individual Placement and Support (IPS), zodanig kan worden aangepast dat deze ook geschikt is voor deze
jongeren. Daarnaast is onderzocht in hoeverre de trajectbegeleiding aansluit op verschillende vormen van
systeemgerichte hulpverlening. In dit onderzoek zijn derhalve de principes en werkwijze van Multi
Systeem Therapie (MST) als uitgangspunt gehanteerd.
1.2. Doelstelling van het onderzoekHet aanvankelijke doel van het project was om een methodiek te ontwikkelen, te implementeren en te
evalueren die optimaal is toegesneden op de problemen en mogelijkheden van jongeren met (ernstige)
psychische problematiek of een verstandelijke beperking aan wie een justitiële of civiele maatregel is
opgelegd. Aangezien systematische implementatie van de methodiek binnen het project onmogelijk bleek
te zijn, zijn de oorspronkelijke doelen bijgesteld.
Het onderzoeksproject had daarom de volgende doelen:
• Systematische ontwikkeling en beschrijving van een – mede op IPS en MST gebaseerde – metho-
diek van trajectbegeleiding, die optimaal is toegesneden op de problemen en mogelijkheden van
jongeren met (ernstige) psychische problematiek of een verstandelijke beperking aan wie een justitiële of
civiele maatregel is opgelegd.
• Het theoretisch inkaderen van deze methodiek van trajectbegeleiding.
• Identificatie van belemmerende en bevorderende factoren bij de implementatie van de methodiek.
• Evaluatie van de bevindingen van jongeren, trajectbegeleiders en significante anderen met deze
methodiek aan de hand van casuïstiek, interviews met betrokkenen en eerste resultaten.
1.3 OnderzoeksvragenUit de onderzoeksdoelen volgden vijf onderzoeksvragen:
1. Waaruit dient een methodiek van trajectbegeleiding te bestaan, wil deze bruikbaar zijn voor de
hiervoor beschreven groep jongeren? Wat zijn in dit verband bruikbare inzichten en elementen uit
reeds bestaande werkwijzen en methodieken?
2. Welke belemmerende en bevorderende factoren spelen een rol bij de implementatie van de
methodiek?
3. Wat zijn de eerste ervaringen met de methodiek van jongeren, trajectbegeleiders en MST?
4. Wat zijn de eerste resultaten van de initieel toegepaste methodiek, in termen van arbeids- en
schoolparticipatie, ervaren hoop en subjectieve kwaliteit van leven van de deelnemende groep
jongeren?
5. Welke lessen kunnen worden getrokken uit de evaluatie?
10 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Het onderzoek betreft een praktijkgericht onderzoek naar de ontwikkeling, initiële toepassing en eerste
resultaten van een methodiek. Het is uitgevoerd in het kader van het project ‘Herstel van het
gewone leven’ van de Vereenigde Arbeidskundige Compagnie (VAC) en MST-Nederland. In de nu volgende
paragrafen wordt kort stilgestaan bij de theoretische achtergrond.
1.4 Theoretische achtergrondIndividual Placement and Support (IPS)
Zoals aangegeven, is de methodiek gebaseerd op de principes van Individual Placement and
Support (IPS). IPS is een uit de Verenigde Staten afkomstig programma om mensen te begeleiden en
ondersteunen bij het vinden en behouden van een reguliere, betaalde baan. Het is het meest
geïmplementeerde en bestudeerde model van supported employment (begeleid werken) en ook het
meest succesvolle model. Het model is, evenals supported employment, bedoeld voor mensen met
ernstige en langdurige psychische aandoeningen en gericht op het snel vinden van een reguliere baan (eerst
plaatsen, dan trainen). Begeleiding vindt plaats door intensieve samenwerking tussen trajectbegeleiders en
behandelaars (1, 2, 3). De laatste jaren zijn ook succesvolle IPS-programma’s ontstaan voor jongeren met
een eerste psychose, waarbij IPS zich behalve op het verkrijgen en behouden van reguliere, betaalde
arbeid ook richt op het beginnen of hervatten van een opleiding (4). De overheersende filosofie van IPS
is dat mensen met een beperking in staat zijn om gewoon betaald werk te verrichten. Het primaire doel
van IPS is dus niet het veranderen van de cliënt, maar het vinden van een zo goed mogelijke aansluiting
tussen de kwaliteiten en ervaringen van de cliënt en de kenmerken en vereisten van een reguliere baan.
In de praktijk wordt IPS vooral aangeboden aan cliënten van ambulante GGz-teams. Hoofdkenmerken van
IPS zijn:
1. Regulier, betaald werk is het centrale doel.
2. Zero exclusion: iedere cliënt die aangeeft een betaalde baan te willen of een reguliere opleiding te
willen volgen, krijgt IPS-trajectbegeleiding aangeboden.
3. Er wordt snel en gericht naar een baan gezocht, uitgaande van ‘place, then train.’
4. De voorkeuren van de cliënt staan centraal.
5. Er wordt langdurige ondersteuning geboden, zowel aan de cliënt, als aan familie en personen aan
werk- of schoolcontext, zo lang als zij daaraan behoefte hebben en zo nodig vele jaren achtereen.
6. Er vindt doorlopend systematische inschatting van arbeidsmogelijkheden plaats. Gedurende het hele
traject wordt herhaaldelijk nagegaan welke functies en werkzaamheden voor de cliënt het meest
geschikt zijn.
7. Arbeidsintegratie is onderdeel van GGz-hulp. De IPS-trajectbegeleider maakt deel uit van een
GGz-team.
8. Cliënten krijgen advies en ondersteuning bij uitkeringskwesties die zich kunnen voordoen bij werk-
hervatting.
11 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Multi Systeemtherapie (MST)
De methodiek dient op hoofdlijnen compatibel te zijn met de principes en werkwijze van Multi
Systeemtherapie (MST). MST is een intensieve vorm van behandeling, bestemd voor jongeren van
12 tot 18 jaar, die vanwege ernstig grensoverschrijdend gedrag (dreigen) geplaatst (te) worden in een
justitiële jeugdinrichting of binnen de forensische jeugdpsychiatrie (5-7). Bij MST bezoekt de
therapeut het gezin van de jongere meerdere malen thuis en is 24 uur per dag bereikbaar. Daarnaast zijn er
contacten met bijvoorbeeld de leerkracht of werkgever. Centraal uitgangspunt van MST is dat het
antisociale gedrag van de jongere wordt veroorzaakt door kenmerken van de jongere zelf, het gezin,
de vriendengroep, de school en de buurt. De aanpak van het ongewenste gedrag bestaat uit het
verminderen van de risicofactoren en het versterken van beschermende factoren die passen in de context
van het gezin. MST beoogt (her)plaatsing van de betreffende jongere in een justitiële inrichting te voorkomen
en beoogt tevens de competenties van het gezin te vergroten. De behandeling duurt vijf maanden en helpt
ouders en jongeren om vaardigheden te ontwikkelen, eigen problemen op te lossen en eigen hulpbronnen
te vinden. Onderzoek heeft aangetoond dat MST de recidive met betrekking tot ernstige delicten van de
jongeren verlaagt, het functioneren van de gezinnen van deze jongeren verbetert en dat uithuisplaatsingen
afnemen.
De principes van MST zijn:
1. Het primaire doel van de assessment is inzicht te krijgen in de ‘fit’ of samenhang tussen de problemen
en hun bredere systemische context.
2. Therapeutische contacten benadrukken het positieve. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de
krachten in de verschillende systemen, die verandering in de situatie van de jongere op gang
kunnen brengen. Het gaat er dus om hoe de jongere vanuit de verschillende systemen ondersteund
kan worden.
3. De interventies versterken verantwoordelijk gedrag van ouders en jongere en verminderen
onverantwoordelijk gedrag van de gezinsleden.
4. De interventies zijn gericht op het hier en nu, op concrete actie en op specifieke en helder om-
schreven problemen.
5. De interventies zijn gericht op gedrag (interacties) binnen en tussen diverse systemen dat problemen
in stand houdt.
6. Interventies zijn gericht op het ontwikkelingsniveau van de jongere en passen bij de ontwikkelings-
behoefte van de jongere.
7. Interventies vragen voortdurende (dagelijkse of wekelijkse) inspanning van gezinsleden.
8. De effectiviteit van de interventies wordt continu geëvalueerd vanuit verschillende perspectieven.
Er is voortdurende evaluatie en controle op belemmeringen voor succes (systematische cyclus van
probleemanalyse en -aanpak).
9. De interventies zijn gericht op generalisatie en handhaving van de ingezette veranderingen (ten
gevolge van de behandeling). Dit gebeurt door competenties van ouders of verzorgenden te ver-
groten, zodat zij in de behoeften van gezinsleden in de verschillende systemische contexten
kunnen voorzien.
Behalve IPS en MST, zijn ook andere methodieken meegenomen in het onderzoek, zoals de
Strengths benadering van Rapp (8) en de Individuele Rehabilitatie Benadering (9). Omdat mede gelet is op
de behoeften van trajectbegeleiders en andere mensen uit het werkveld, zijn er uiteindelijk echter geen
elementen van de IRB aan de methodiek toegevoegd.
12 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
1.5 DoelgroepDe doelgroepomschrijving kwam tot stand in samenwerking met VAC en MST. De doelgroep van het
onderzoek betreft:
• Jongeren vanaf 12 jaar. In Nederland mogen jongeren vanaf 13 jaar actief zijn op de arbeidsmarkt,
maar tot het 18e levensjaar vallen zij onder de leerplichtwet. Het uitgangspunt is dat school voor werk
gaat, maar wanneer school niet de oplossing kan bieden, moet werk mogelijk zijn. Een bovengrens
voor leeftijd wordt wel binnen de behandelmethoden (zoals MST) aangehouden, maar is hier niet van
belang omdat trajectgeleiding op alle leeftijden mogelijk is.
• Er is sprake van (ernstige) gedragsproblemen die zich uiten op verschillende levensgebieden, vaak
multi-causaal van aard zijn en kunnen leiden of hebben geleid tot ingrijpen van jeugdzorg of justitie.
• Beschikbaar voor school en/of werk. Beschikbaarheid wordt voor een deel bepaald door fysieke
beschikbaarheid. Detentie of opname in een GGz-instelling kunnen een tijdelijke onderbreking
van het traject veroorzaken. Daarnaast kan ernstige verslaving ertoe leiden dat iemand zeer slecht
bereikbaar is of niet regelmatig op het werk of school verschijnt, waardoor de beschikbaarheid voor
trajectbegeleiding zodanig beperkt is dat behandeling voor de verslaving vooraf dient te gaan aan een
traject naar school of werk.
• Bereikbaar voor trajectbegeleiding. Als communicatie met de jongere een steeds terugkerend
probleem blijkt te zijn, ondanks de inzet van verschillende methoden om de motivatie van de jongere
te stimuleren, wordt een traject naar school of werk of begeleiding naar school of werk uitgesloten.
• In behandeling (geweest) van een systeemgerichte behandelaar. Omdat er sprake is van een
doelgroep met ernstige gedragsproblemen, zijn op het gedrag gerichte interventies al door een
therapeut ingezet (zoals MST, FFT, MDFT) of wordt door een behandelaar systeemgericht gewerkt.
De trajectbegeleider richt zich primair op functioneel gedrag op school en in werk.
• Financiering van het traject moet mogelijk zijn. Indien blijkt dat financiering van het traject niet
gerealiseerd kan worden, moet het traject gestopt worden.
1.6 Opbouw van het rapportDe opbouw van het rapport wordt weergegeven in Tabel 1.
Tabel 1: Overzicht van welke onderzoeksvraag in welk hoofdstuk wordt behandeld
Hoofdstuk Beantwoording onderzoeksvraag
1. Inleiding
2. Methode; opzet en uitvoering onderzoek
3. Ontwikkeling methodiek Onderzoeksvraag 1
4. Belemmerende en bevorderende factoren bij de Onderzoeksvraag 2
implementatie van de methodiek
5. Eerste ervaringen met de methodiek; Onderzoeksvraag 3
evaluatie vijf trajecten
6. Resultaten vragenlijsten Onderzoeksvraag 4
7. Conclusie, discussie en aanbevelingen Onderzoeksvraag 5
13
Hoofdstuk 2: Methode
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de ontwikkeling van de methodiek, de selectie van responden-
ten en de overige onderzoeksmethoden. Verder komen de dataverzameling en analyses aan bod.
2.1 Ontwikkeling van de methodiekLiteratuuronderzoek
Allereerst is een gerichte verkenning van relevante literatuur uitgevoerd om (potentieel) bruikbare
principes en elementen op het spoor te komen voor de beoogde methodiek van trajectbegelei-
ding. In eerste instantie werd hiertoe literatuur over IPS en MST verkend, en tevens werden andere
potentieel relevante methodieken bestudeerd, waaronder Strengths benadering van Rapp (8) en de
Individuele Rehabilitatie Benadering (IRB; 9).
Raadpleging experts
Daarnaast vond een consultatieronde plaats met landelijke experts, waarbij deskundigen op het gebied
van behandeling, reïntegratie en trajectbegeleiding van de doelgroep werd gevraagd hun input te leveren
voor de beoogde methodiek. Er werden zes experts geraadpleegd.
Interviews
De methodiek werd mede ontwikkeld aan de hand van empirische kennis. Deze empirische kennis
kwam tot stand door interviews af te nemen bij verschillende betrokkenen uit het werkveld: cliënten,
uitvoerders van het project (trajectbegeleiders en MST-therapeuten) en vertegenwoordigers van andere
direct betrokken partijen, zoals het onderwijs, UWV, JJI, jeugdreclassering en gemeenten. In de interviews
werd gevraagd uit welke elementen de beoogde methodiek zou moeten bestaan, welke knelpunten zich
in de uitvoering zouden kunnen voordoen, etc. Hierbij werd ook de ervaringskennis van cliënten benut,
door hen te vragen naar sterke en zwakke punten binnen hun trajectbegeleiding, en naar suggesties voor
de te ontwikkelen methodiek.
Op basis van het bovengenoemde theoretisch en empirisch bewijs is een eerste beschrijving van de
methodiek ontstaan, in de vorm van een praktische handreiking waarmee de betrokken trajectbegeleiders
aan de slag konden gaan (zie ook hoofdstuk 3 en bijlage 2).
2.2 Selectie van respondenten In principe konden alle jongeren, die voldeden aan de doelgroepbeschrijving, worden geïncludeerd. In
eerste instantie zouden alleen jongeren worden geïncludeerd die door MST werden doorverwezen. Nadat
de methodiek beschreven was, bleek dat ook andere systeemgerichte interventies gekoppeld konden
worden aan deze methodiek van trajectbegeleiding. Voorwaarde was wel dat de jongere een systeem-
gerichte interventie moest ondergaan of doorlopen hebben om in aanmerking te komen voor de
trajectbegeleiding binnen het onderzoek.
2.3 Evaluatie van de methodiek; onderzoeksmethodenProcesevaluatie op cliëntniveau
Om de ervaringen met de methodiek te evalueren werden vijf trajectbeschrijvingen gemaakt (zie
hoofdstuk 5). Hiervoor zijn semigestructureerde interviews en vragenlijsten afgenomen bij vijf cliënten en
hun trajectbegeleiders. Ook werden de ervaringen van MST-therapeuten met de methodiek geëvalueerd
aan de hand van interviews.
– – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
14 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Instrumenten cliënten
Om een eerste indruk te krijgen of er tijdens de trajecten verandering optrad in ervaren hoop voor de
toekomst en kwaliteit van leven, werd bij cliënten respectievelijk de Nederlandse vertaling van de Herth
Hope Index (HHI) afgenomen (10, 11) en de Manchester Short Assessment of Quality of Life (MANSA)
(12, 13). Daarnaast werd gevraagd naar sociaal demografische en psychiatrische gegevens (begin traject),
delictgedrag en straf- of civielrechtelijke maatregelen (begin traject en eind traject). Dit werd gedaan bij
aanvang van het traject en vijf á zes maanden later.
Instrumenten trajectbegeleiders
De trajectbegeleiders vulden aan het begin en aan het eind van het traject een checklist in om na te
gaan of ze zich aan de principes van de methodiek hielden. Daarnaast werden de resultaten van de
trajecten vastgelegd met behulp van de uitkomstenmonitor, een voor dit project aangepast onderdeel van
de IPS monitor. De contacten en bezigheden van trajectbegeleiders werden vastgelegd met behulp van
de activiteitenregistratielijst (afgeleid van de SCION arbeidsmonitor (14) en aangepast voor dit onderzoek).
Tenslotte werden nog gegevens geregistreerd over de werkgevers van cliënten, het soort banen waarin
cliënten werkten en redenen voor uitval van cliënten.
2.4 Analyses De interviews werden woordelijk uitgewerkt en indien mogelijk werden de uitgewerkte interviews
voorgelegd aan de geïnterviewden om de inhoud te checken. Daarna werd het onderzoeksmateriaal
gelezen. Voor datareductie werd het zes stappen coderingsschema van Cresswell gebruikt (15). De data
werden verkend door individuele ervaringen met de methodiek te groeperen in categorieën. Het aantal
categorieën werd beperkt en tekstfragmenten werden gebundeld onder dezelfde codes. De inhoud ervan
werd systematisch geanalyseerd om de belangrijkste onderwerpen te kunnen achterhalen. De resultaten
van deze analyse werden afgezet tegen de oorspronkelijke probleemstelling, de onderzoeksvraag en de
relevante literatuur.
De gegevens van de vragenlijsten van de cliënten werden geanalyseerd met behulp van de Reliable
Change Index (16); dit is een methode om te bepalen of de scores van de cliënten bij de nulmeting
en de tweede meting significant verschillen. Deze methode is geschikt voor kleine steekproeven.
De checklists werden globaal geanalyseerd om te achterhalen of trajectbegeleiders volgens de principes
van de methodiek hebben gewerkt. Tenslotte werden de resultaten van de trajecten en de contacten,
bezigheden en tijdsinvestering van de trajectbegeleiders kwalitatief geanalyseerd evenals de gegevens
over banen en werkgevers van cliënten en uitval van cliënten.
15 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Hoofdstuk 3: Ontwikkeling van de methodiek
In dit hoofdstuk wordt de vraag beantwoord uit welke elementen een methodiek van trajectbegeleiding
dient te bestaan die bruikbaar is voor de doelgroep (onderzoeksvraag 1). Hierbij is gekeken naar wat in
dit verband bruikbare inzichten en elementen uit bestaande werkwijzen en methodieken zijn. Tijdens het
onderzoek is ook empirisch bewijs verzameld voor de ontwikkeling van de methodiek. Alle
stakeholders zijn bij de ontwikkeling betrokken, door interviews bij hen af te nemen. Daarnaast vond een
consultatieronde plaats met zes landelijke experts. Hierbij werden deskundigen op het gebied van
behandeling, reïntegratie en trajectbegeleiding van de doelgroep gevraagd om hun input te leveren voor
de beoogde methodiek.
3.1 Resultaten literatuuronderzoekZoals eerder aangegeven is de literatuur over IPS en MST verkend, en zijn tevens andere potentieel
relevante methodieken bestudeerd, waaronder de Strengths benadering van Rapp (8) en de
Individuele Rehabilitatie Benadering (IRB; 9). Het Strengths Model van Rapp (8) gaat, evenals MST, uit
van het ecologisch perspectief. Volgens dit perspectief dient aan een interventie een analyse vooraf te
gaan van krachten van de cliënt zelf en van hulpbronnen uit de omgeving, die belangrijk zijn voor de ont-
wikkeling van de cliënt. Ook faciliteert het Strengths Model de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt.
Interventies dienen gebaseerd te zijn op keuzes van de cliënt en moeten ervan uitgaan dat iedereen kan
leren, groeien en veranderen. Daarnaast wordt belang gehecht aan de relatie tussen cliënt en hulpverlener
en het werken van hulpverleners volgens actieve outreach. Volgens dit model zijn enerzijds de mogelijk-
heden van de cliënt bepalend voor zijn kwaliteit van leven, maar anderzijds moet de omgeving de persoon
in staat stellen om zijn kwaliteiten te benutten. Dat kan voor de methodiek betekenen dat er soms banen
moeten worden gecreëerd (jobcarving; 17). Volgens het sociaalecologisch model van Bronfenbrenner
(18), dat door MST wordt gehanteerd, zitten oorzaken van de gedragsproblemen van jongeren niet alleen
binnen de systemen waarin jongeren zich bewegen (zoals familie, vrienden, school en wijk), maar ook
ertussen (5). De genoemde aspecten (met uitzondering van elementen van IRB) werden ook door traject-
begeleiders en anderen aangegeven als essentiële elementen voor de methodiek.
3.2 Resultaten interviewsDe interviews hadden tot doel empirisch bewijs te verzamelen voor de ontwikkeling van de methodiek.
Door mensen uit de praktijk te betrekken bij de ontwikkeling van de interventie en hen mee te laten
denken over werkzame elementen, wordt ook het draagvlak voor de interventie beter. In totaal is met 20
personen een interview gehouden. Met zeven uitvoerders van het project (vijf trajectbegeleiders en twee
MST- therapeuten), en verder met: twee personen van REC-4- en één persoon van VSO-onderwijs, twee
personen van het UWV, één persoon van een JJI, één persoon van de jeugdreclassering, twee personen
van de gemeente Tilburg en vier cliënten.
Uit deze interviews kwam in grote lijnen naar voren dat er in de praktijk behoefte is aan een geïnte-
greerde aanpak. Verschillende partijen ervaren barrières die vaak hun oorsprong vinden in onvoldoende
samenwerking tussen de verschillende systemen rondom een jongere. Zo blijkt uit de interviews met
scholen dat de jongeren uit de doelgroep vaak uitvallen bij het ROC onderwijs. Schoolbegeleiders kijken
niet vanuit de competenties die nodig zijn voor het bedrijfsleven en jobcoaches werken weinig samen met
scholen. De begeleiding in leerwerkbedrijven valt in de praktijk vaak tegen, volgens een woordvoerder
van het UWV. Hij is van mening dat de begeleiding naar werk eigenlijk al op school moeten beginnen. Er
zou een vaste begeleider moeten zijn die de jongere zowel op school als op het werk begeleidt. Alleen
16 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
in het speciaal onderwijs en zeker in het praktijkonderwijs wordt al een betere aansluiting gezocht op
de arbeidsmarkt dan vijf jaar geleden.
De woordvoerder van het UWV is van mening dat de samenwerking tussen instanties wordt belemmerd
doordat de verschillende instanties (onderwijs, ministerie Volksgezondheid Welzijn en Sport, UWV en het
ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) allemaal hun eigen beleid en wetgeving hebben. Hij
stelt dat er meer samenwerking zou moeten komen op inhoud, dat centrale regie belangrijk is en ook dat
de zorg gestroomlijnd wordt. Het UWV zou volgens deze woordvoerder een centrale rol als coördinator in
kunnen nemen en werkt nu te veel op afstand.
Volgens een hoofd pedagogische staf van een JJI is er vanuit de instellingen vaak geen contact met de
systemen in de eigen omgeving van de jongere, omdat de jongere niet in de buurt van de instelling woont.
Workwise is een vorm is van individuele trajectbegeleiding die zowel binnen als buiten de JJI-instellingen
wordt gegeven (19). De reclassering neemt vervolgens het traject in de eigen omgeving over, maar de
begeleiding zou (volgens het hoofd pedagogische staf) intensiever kunnen zijn als deze door een jobcoach
werd gedaan. Jongeren haken ook af op de lange bureaucratische routes. Zowel de woordvoerder van
de JJI als van de reclassering zeggen dat het lastig is om geschikte werkgevers te vinden. Daarnaast
wordt aangegeven dat er hele grote verschillen zijn in de begeleiding van deze jongeren tussen scholen
onderling en werkgevers onderling. Het gedwongen kader is vaak wel nodig bij de doelgroep. Daarom is
samenwerking tussen jobcoach en reclassering belangrijk. Verder worden door de woordvoerder van de
reclassering de volgende barrières genoemd: de psychische problematiek zelf, die eerst om behandeling
kan vragen alvorens een traject te starten, de wachtlijsten van de zorg, de hoeveelheid tijd benodigd voor
rapportage bij de reclassering, de verschillende financieringsregelingen voor de trajectbegeleiding en de
diagnose (het stempel) benodigd voor een Wajong uitkering en een jobcoach traject. Door de huidige
regelgeving vallen veel mensen buiten de boot.
Ook door mensen van de gemeente wordt aangegeven dat er samenwerkingsproblemen zijn en
problemen wat betreft overzicht en financiering van de trajecten. Scholen zijn vaak niet op de hoogte van
bepaalde financieringsmogelijkheden. Het kost de gemeente ook veel moeite om scholen, die passend
onderwijs aanbieden, te laten samenwerken met de jeugdhulpverlening. Daarnaast is er een gebrek aan
aansturing en het aanbod is onoverzichtelijk, waardoor instanties de verantwoordelijkheid voor de jongere
vaak afschuiven en er sprake is van ‹job hoppen› en ‹methodiek hoppen›.
Snelle plaatsing kan volgens een woordvoerder van het UWV ook negatief uitwerken. Bijvoorbeeld
mensen met een verstandelijke beperking hebben er vaak last van overschat te worden. Na
negatieve ervaringen met deze jongeren ontstaat er vaak weerstand bij behandelaars, werkgevers en bij de
jongeren zelf. Ook hebben werkgevers veel last van administratieve rompslomp als ze een jongere
aannemen.
Trajectbegeleiders noemen de volgende barrières bij de uitvoering van de trajecten: de financiering
van de trajecten, het langs elkaar heen werken van systemen, te weinig tijd binnen de caseload, de
grote hoeveelheid papierwerk, slechte communicatie met andere hulpverleners, onvoldoende informatie-
verstrekking door hulpverleners, en de politiek die geen ruimte biedt aan deze jongeren. Verder bena-
drukken ook enkele trajectbegeleiders dat snelle plaatsing niet altijd een succesverhaal is.
MST therapeuten vinden het belangrijk dat een traject snel opgestart wordt, dat de principes van MST
meegenomen worden in het traject en dat de aanpak praktisch is. Zo zouden bijvoorbeeld taakstraffen
juist onderdeel moeten zijn van het traject, zodat de voortgang niet belemmerd wordt. Ouders dienen een
belangrijke rol te hebben, in samenspraak met mensen van school en werk. De lijntjes van de traject-
begeleider met deze personen dienen kort te zijn. Ook moet er een goede samenwerking zijn met MST
17 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
en andere partijen. De trajectbegeleider kan gebruik maken van de analyse van MST en inzoomen op
factoren die ook voor het verkrijgen en/of behouden van werk of school van belang zijn.
In grote lijnen is aangegeven dat de methodiek de volgende elementen zou moeten bevatten:
• Aansluiting en integratie met MST (drivers en triggers, ‘fit’) en andere systeemgerichte
interventies. Goede afstemming en afspraken tussen de verschillende partijen en alle betrokken
hulpverleners.
• Regelmatige huisbezoeken en een laagdrempelige, niet te formele benadering.
• Integratie met MST betekent ook een intensieve betrokkenheid van belangrijke personen uit de
omgeving van de cliënt bij de begeleiding naar school of werk.
• De sterke kanten van de cliënt moeten worden benadrukt.
• Een motiverende, steunende en positieve aanpak (positief bekrachtigen).
• Een ontwikkelperspectief voor de cliënt; opstellen van een carrièreplan met nadruk op het door-
lopend inschatten van arbeidsmogelijkheden.
• Concrete doelen.
• Betaald werk; hierin moet een zekere hiërarchie worden aangebracht. Daarnaast is het belangrijk dat
de jongere een werkplek krijgt waar deze zeer welkom is (hoge tolerantiegraad werkgever).
• Jobcarving, inclusief een soort stappenplan in het afstemmen van passend werk.
• Richtlijnen over wat te doen met ongemotiveerde cliënten.
• Richtlijnen over hoe om te gaan met maatregelen en taakstraffen om onderbreking van het traject zo
veel mogelijk te voorkomen.
• Training en coaching van de trajectbegeleiders in de nieuwe methodiek.
• Uitwisseling, afstemming en intervisie tussen trajectbegeleiders onderling.
Jongeren vinden het belangrijk dat er één hoofdpersoon is die andere behandelaars inlicht, zodat je niet
door iedereen apart gebeld wordt. Ze vinden het ook belangrijk om op een leuke werkplek terecht te
komen, met mensen met wie ze prettig samenwerken. Trajectbegeleiders moeten niet te veel pushen
in het begin, maar de cliënt rustig laten wennen. Ook zou de cliënt niet verplicht moeten worden om
ergens te werken waar zijn interesses niet liggen. Volgens de jongeren moet de trajectbegeleider zich goed
kunnen inleven en gezag uitstralen, maar niet uit de hoogte doen. Er moet sprake zijn van een weder-
kerige relatie met begrip en inlevingsvermogen voor de cliënt, helderheid, openheid en duidelijkheid.
Ook zekerheid, vertrouwen en steun zijn belangrijk in de relatie. Hierbij is ook de bereikbaarheid van de
trajectbegeleider van belang.
3.3 Resultaten expertbijeenkomstMede naar aanleiding van de hiervoor beschreven resultaten is een bijeenkomst georganiseerd met
experts op het gebied van IPS, trajectbegeleiding en MST, experts op het gebied van ontwikkeling,
onderzoek (naar effectiviteit) en implementatie van jeugdinterventies binnen de zorg, experts op het
gebied van onderwijs en begeleid leren voor de doelgroep, en op het gebied van maatschappelijk
kwetsbare groepen. Tijdens de expertbijeenkomst werd bevestigd dat het betrekken van de
omgeving van de cliënt bij de trajectbegeleiding vernieuwend is. Vanuit MST bleek er behoefte te zijn
aan voortzetting van het traject door een jobcoach omdat MST niet altijd binnen vijf maanden het
gewenste resultaat bereikt. MST zou alle hulpverleningsnetwerken kunnen mobiliseren en de tra-
jectbegeleider kan zorgen voor afstemming op casus- en institutioneel niveau. Ook dient de traject-
begeleider aan te sluiten bij andere (gedrags)interventies en behandelingen. De centrale regie zou bij de
reclassering of kinderbescherming kunnen liggen.
18 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
3.4 De methodiekHet literatuuronderzoek, de interviews en de expertbijeenkomst lieten zien dat de principes van IPS en
MST, de elementen van de Strengths benadering, afstemming van passend werk (jobcarving), opstellen
van een carrièreplan en motiverende gespreksvoering belangrijke basiselementen voor de methodiek
waren. Aan de hand van deze basiselementen werden de hieronder genoemde acht principes opgesteld
als basis voor de methodiek (zie voor een gedetailleerde beschrijving de bijlage):
1. Betaald werk of een reguliere opleiding
Het doel van de trajectbegeleiding is betaald werk of een reguliere opleiding.
2. Zero exclusion
Elke cliënt die aangeeft een betaalde baan te willen of een reguliere opleiding te willen volgen, krijgt
trajectbegeleiding aangeboden, tenzij hiervoor geen financiële vergoeding beschikbaar blijkt te zijn.
3. Snelle plaatsing (place-then-train)
De trajectbegeleider helpt de jongere zo snel en zo gericht mogelijk bij het zoeken naar een
passende opleiding en/of regulier werk. Het operationele doel is de cliënt binnen vier weken in een
gestructureerde omgeving te plaatsen. De trajectbegeleider werkt volgens actieve outreach;
ontmoet de cliënt in zijn eigen omgeving. Primair wordt gezocht naar werk, maar een proefplaatsing
die op korte termijn leidt tot werk (waarbij het voorlopige werk dient als middel) is ook mogelijk.
4. Integratie met systeemgerichte interventies
De trajectbegeleider sluit aan bij de bevindingen uit de systeemgerichte interventies en werkt samen
met andere hulpverleners. Er vindt regelmatig overleg plaats en doelen worden op elkaar afgestemd.
Het traject is gericht op positieve en sterke punten van de jongere, van het gezin en van de andere
systemen.
5. De voorkeuren en mogelijkheden van de jongere staan centraal
Het werk of de opleiding moet dus aansluiten op de wensen, mogelijkheden en werkervaringen
ofwel het ontwikkelingsniveau van de jongere. De individuele voorkeur, waarden en doelen van de
cliënt staan voorop.
6. Voortdurende inspanning van jongere, gezin, werkgever en school
Door de gedeelde verantwoordelijkheid wordt duidelijk of een jongere wil en kan meewerken aan
de doelen. Ook werkgever, collega’s en school dienen betrokken te worden bij de trajectbegeleiding
en krijgen de nodige ondersteuning van de trajectbegeleider om de jongere optimaal te kunnen
begeleiden.
7. Ondersteuning op langere termijn, beschreven via controleerbare sub- en einddoelen
De achterliggende gedachte is steeds dat mensen met psychische aandoeningen voortdurend
kunnen leren, groeien en veranderen. Het vaststellen van hoopvolle toekomstdoelen is van
belang en daarnaast dat er een ontwikkelperspectief is. Het doel van de hulpverlening is dat de
cliënt steeds meer op een creatieve manier zijn talenten gaat gebruiken én zijn steunsystemen in de
samenleving. Het gaat om voortdurende samenwerking en later om geleidelijke losmaking. Alle
betrokkenen dienen op de hoogte te zijn van de doelen en te weten wat de bedoeling van het traject
is. Er worden doelen opgesteld voor de korte en lange termijn. De doelen en vorderingen worden
beschreven en geëvalueerd, zodat gecontroleerd kan worden hoe het met de jongere gaat en of het
einddoel wordt bereikt.
8. Doorlopende evaluatie en systematische inschatting van scholings- en arbeidsmogelijkheden
Gedurende het traject wordt herhaaldelijk, op basis van ervaringen op school en/of werk, nagegaan
welke opleiding, functies en werkzaamheden voor de jongere het meest geschikt zijn. Als dit niet
19 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
optimaal past, dan worden doelen bijgesteld. Er wordt gedacht in termen van werk en niet in termen
van een functie. Dat wil zeggen dat, indien nodig, een nieuwe baan wordt gecreëerd door binnen een
organisatie een takenpakket samen te stellen dat aansluit op de mogelijkheden van de jongere. Er
vindt dus voortdurende evaluatie en bijstelling van doelen plaats. Als het werk passend is, dan wordt
een terugvalpreventieplan opgesteld.
3.5 Motiverende gespreksvoering ter ondersteuningVolgens trajectbegeleiders is het vasthouden van de motivatie bij deze jongeren een probleem. Een
cursus motiverende gespreksvoering zou voor sommige trajectbegeleiders mogelijk ondersteunend
kunnen zijn bij hun werkzaamheden. In de literatuur wordt beschreven dat een workshop van twee
dagen tot matige verbetering van vaardigheden leidt, die na vier maanden weer tot baseline niveau
dalen. Coaching en/of feedback op deze vaardigheden leidt tot meer winst. Een langere training zou
tot weer betere resultaten leiden (20). Over de optimale duur van de training is in de literatuur geen
consensus (21). Trajectbegeleiders kunnen echter ook veel van elkaar leren ten aanzien van het
motiveren van cliënten. Hierbij spelen factoren als: overzicht bieden, eigen verantwoordelijkheid en
eigen regie bieden, het bepalen van het juiste tempo, oog hebben voor aspecifieke factoren die het proces
kunnen belemmeren, een kader bieden en zorgen voor een goede match met de trajectbegeleider.
3.6 Beschrijving van de methodiekDe methodiekbeschrijving voor de trajectbegeleiders was handelingsgericht, maar tegelijk ook globaal,
zodat zij ruimte hadden om de interventie toe te passen in overeenstemming met de individuele
behoeften van de cliënt (zie bijlage 2). Volgens de literatuur is dit een goede basis om weerstand bij
implementatie te voorkomen (22, 23).
20 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Hoofdstuk 4: Belemmerende en bevorderende factoren bij de implementatie van de methodiek
In dit hoofdstuk wordt onderzoeksvraag 2 besproken: wat zijn de belemmerende en bevorderende
factoren bij de implementatie van de methodiek?
4.1 Bevorderende factorenZoals in hoofdstuk 3 is aangegeven, was de beschrijving van de interventie handelingsgericht voor de
trajectbegeleiders, maar tegelijk ook globaal, zodat zij ruimte hadden om de interventie toe te passen
in overeenstemming met de individuele behoeften van de cliënt. Bovendien sloot de werkwijze van de
methodiek nauw aan bij de werkwijze van de organisaties, die al volgens de methode Supported
Employment werkten. Tenslotte beschikten de trajectbegeleiders over voldoende kennis, en vaar-
digheden om met de interventie te gaan werken en waren ze ook voldoende gemotiveerd. Deze
factoren zijn bevorderend voor de implementatie van de methodiek (22).
4.2 Belemmerende factorenFinanciering trajecten
De eerste belemmerende factor bij de implementatie van de methodiek was de financiering van de
trajecten, waardoor het moeilijk werd om samenwerkingspartners te vinden. Nadat de methodiek was
beschreven, is er een voorlichtingsmiddag georganiseerd voor de trajectbegeleiders van alle betrokken
organisaties, waarin de methodiek en het onderzoek werden besproken. De methodiek werd door de
betrokkenen enthousiast ontvangen. De methodiek vereist echter dat cliënten snel worden geplaatst
in een passende opleiding of regulier werk, terwijl de financiering van de trajecten vaak niet op korte
termijn mogelijk is. Daardoor liepen de betrokken organisaties een financieel risico. Tegelijkertijd waren
er, door bezuinigingsmaatregelen van de overheid, allerlei veranderingen in de regelgeving ten aanzien
van de financiering van de trajecten. Dit had tot gevolg dat de twee samenwerkingspartners van de
opdrachtgever in de eerste fase van de implementatie (maart 2011) afhaakten. Hierdoor vertraagde de
werving van cliënten, omdat eerst nieuwe samenwerkingspartners moesten worden gezocht. Deze zijn in
oktober 2011 gevonden. Opnieuw vond een werkconferentie plaats met mogelijke toekomstige partners
binnen het onderzoek waarin de bedoeling van het onderzoek werd uitgelegd en uitleg werd gegeven over
de methodiek. Hierbij waren echter niet alle trajectbegeleiders aanwezig.
Concurrentiepositie
Hoewel de trajectbegeleiders en de organisaties bereid waren om met de methodiek te gaan werken,
ontstonden er problemen ten aanzien van de verdere verspreiding, invoering en borging van de
methodiek. Onderzoek heeft aangetoond dat de implementatie en borging van goede interventies vereist
dat er een ‘eigenaar’ is die zich verantwoordelijk stelt voor de juiste implementatie, de noodzakelijke
ondersteuning en de kwaliteitscontrole van de interventie (24). De opdrachtgever wilde echter, als eigenaar
van de methodiek1 en vanwege zijn concurrentiepositie, zelf werken aan een systeem om de methodiek
binnen de organisatie te borgen. Dit had tot gevolg dat er geen gezamenlijk monitorsysteem of registratie-
systeem kon worden opgezet.
1 Eigenaar: houder van kennis over een specifieke handelswijze bij een specifieke doelgroep en daaraan gekoppelde handboeken, trainingen en monitors.
21 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Onvoldoende training en het ontbreken van structurele intervisie en verslaglegging
Systematische implementatie van de methodiek werd ook belemmerd door financiële problemen bij de
opdrachtgever van het onderzoek (tevens één van de deelnemende organisaties). Daardoor was het niet
meer mogelijk om tijd en geld te investeren in: training van de trajectbegeleiders, structurele supervisie
en intervisie en structurele verslaglegging van de trajecten. Ook de tijdsinvestering in het onderzoek van
de overige organisaties moest worden beperkt. Daardoor is de implementatie uiteindelijk zoveel mo-
gelijk door de organisaties zelf opgepakt. In de praktijk kwam het erop neer dat de trajectbegeleiders
schriftelijk en mondeling werden ingelicht over de methodiek door de onderzoeker en de eigen organisatie
en ermee gingen werken. De organisaties werden wel gestimuleerd om de toepassing van de methodiek
door de trajectbegeleiders te evalueren in de bestaande intervisie- en supervisiebijeenkomsten. Helaas is
dit tijdens het onderzoek onvoldoende gerealiseerd. Trajectbegeleiders waren in de gelegenheid om over
de trajecten te overleggen met hun supervisor of met een arbeidsdeskundige, en er was alleen informeel
uitwisseling tussen trajectbegeleiders over de methodiek.
Vooral het ontbreken van structurele intervisie was voor de trajectbegeleiders een gemis. Bovendien
gaven enkele trajectbegeleiders aan dat het belangrijk is om in teamverband te werken, niet alleen om
casussen te kunnen bespreken, maar ook omdat het soms goed is om een cliënt over te kunnen dragen
aan een collega als het traject om specifieke kennis vraagt. Een trajectbegeleider zegt hierover:
‘Wat ik wel belangrijk vind als je met deze groep werkt is dat je dat niet als eenling moet doen.
Probeer altijd in een team, al is het maar met twee of drie…. En dat je cliëntbespreking kunt doen
en ook heel af en toe een cliënt kan overdragen. Dan krijg je niet die hele enge verbondenheid
van hulpverlener en klant. En dan laat je merken dat je vanuit een team werkt aan een probleem-
oplossing. En dat het niet om mij gaat, maar om het probleem van de klant dat opgelost moet
worden. En de ene keer kan ik komen en de andere keer een collega.’
Trajectbegeleiders gaven ook aan dat een gestructureerde verslaglegging bijdraagt aan overzicht over het
traject en evaluatie van het traject. Een trajectbegeleider zegt hierover het volgende:
‘Als document…met een plan erin, dat je dat altijd erbij kan pakken en dingen kan toevoegen. En
dat het wat overzichtelijker is. En dat je wat doelmatiger en systematischer werkt. En als iedereen
dat op dezelfde manier doet, is dat gewoon veel handiger.’
Elke organisatie had zijn eigen methode van verslaglegging, maar deze was bij één van de organisaties
niet altijd gestructureerd en ontbrak soms zelfs volgens trajectbegeleiders (bij vergoeding van het traject
vanuit persoonsgebonden budget (PGB)).
Gebrek aan samenwerking tussen de verschillende organisaties
De vorderingen van de implementatie zouden meegenomen worden tijdens vaste overlegstructuren
tussen de verschillende directies en aan de hand van periodieke vragenlijsten voor de directies. Echter
door een dreigend faillissement bij de opdrachtgever is dit niet gebeurd. Tussen de organisaties onderling
was geen structureel overleg over de methodiek.
22 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Problemen met betrekking tot de uitvoering van de trajecten
Behalve de problemen ten aanzien van de inclusie, intervisie en verslaglegging, kregen de traject-
begeleiders nog te maken met problemen in de samenwerking met overige instanties en met
belemmerende factoren in de wet- en regelgeving (zie hoofdstuk 5).
Attitude cliënten, trajectbegeleiders en organisaties ten aanzien van onderzoek
De werving van cliënten voor het onderzoek verliep zeer problematisch. Het bleek moeilijk te zijn om
jongeren uit de doelgroep te vinden die bereid waren om mee te werken aan het onderzoek. Enerzijds
werden de jongeren al belast door afspraken met verschillende hulpverleners, waardoor ze vaak geen zin
hadden om mee te werken aan het onderzoek.
Anderzijds zagen de organisaties zelf het onderzoek ook als een belasting voor de jongeren
en bestond er zowel bij de trajectbegeleiders als bij de organisaties de zorg dat de jongeren ten ge-
volge van het onderzoek eerder zouden kunnen uitvallen. Het is namelijk ook zonder onder-
zoek moeilijk om cliënten uit deze doelgroep vast te houden in een traject, omdat ze, door de
uitgebreide problematiek waarmee ze te maken hebben, vaak uitvallen gedurende het traject.
Daarnaast speelt de hoge werkbelasting van de trajectbegeleiders een rol, waardoor ze ook zelf in de
loop der tijd steeds minder gemotiveerd waren om mee te werken aan het onderzoek.
Uiteindelijk bleken de eerder genoemde bevorderende factoren (globale beschrijving van de inter-
ventie, aansluiting bij kennis en vaardigheden van trajectbegeleiders en werkwijze van de organi-
satie, en voldoende motivatie van trajectbegeleiders) niet op te wegen tegen de vele belemmerende
factoren voor de implementatie van de methodiek (het huidige politieke klimaat, het ontbreken van een
gezamenlijk monitorsysteem, onvoldoende tijd en middelen voor training, supervisie, intervisie en
structurele verslaglegging, het gebrek aan samenwerking tussen de verschillende organisaties en de
attitude ten aanzien van het onderzoek). Deze belemmerende factoren hadden ook gevolgen voor de
voortgang van het onderzoek. Structurele implementatie en evaluatie van de methodiek was niet meer
mogelijk. Besloten werd om de methodiek te evalueren op trajectniveau. Ook verdere ontwikkeling van
de methodiek door uitwisseling tussen de organisaties was niet meer mogelijk.
23 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Hoofdstuk 5: Eerste ervaringen met de methodiek
In dit hoofdstuk worden de eerste ervaringen met de methodiek beschreven (onderzoeksvraag 3) aan de
hand van de evaluatie van vijf trajecten. Hiertoe vonden diepte-interviews plaats met de betrokkenen en
met MST-therapeuten.
5.1 Evaluatie van de trajectenVijf trajecten werden uitgebreid geëvalueerd aan de hand van diepte-interviews. De resultaten hiervan
staan in de volgende paragrafen. Het verloop van de trajecten wordt beschreven in Bijlage 1 van dit
rapport om het belang te illustreren van intensieve samenwerking tussen trajectbegeleider en de
systemen rondom de jongere (gezin, werk, school, vrienden etc.). Zo is er in traject I en III geen
intensieve samenwerking tussen trajectbegeleider en werkgever, wat leidde tot beëindiging van de
werksituatie. Traject II is een voorbeeld van hoe de samenwerking optimaal kan verlopen, maar daarbij
worden grenzen verkend ten aanzien van de taken van de trajectbegeleider. Traject IV laat zien welke
problemen de doelgroep op school ondervindt en traject V is een voorbeeld van een succesvol traject met
een werkervaringsperiode en proefplaatsing als voortraject.
5.2 Ervaringen van trajectbegeleiders met de methodiekSuccesfactoren in bovengenoemde trajecten zijn de interdisciplinaire samenwerking die tot stand
kwam, de intensieve samenwerking met werkgevers en scholen, en het outreachend werken van de
trajectbegeleiders met de jongere en zijn omgeving. Helaas kwamen deze succesfactoren niet in alle
trajecten tot stand. Trajectbegeleiders vinden het belangrijk dat het hele netwerk betrokken wordt bij de
begeleiding en dat er intensief wordt samengewerkt. Ook geven ze aan dat dit in de praktijk nog te weinig
gebeurt.
‘Ja, dat is wat ik in het hele verhaal al zo’n beetje vertelde: de contacten met elkaar en de neuzen
dezelfde kant op. Allemaal voor hetzelfde doel staan en elk niveau betrekken. Dus inderdaad ook
ouders. Want dat red je gewoon ook alleen niet. Want ik vertelde over de werkvloer, maar iemand
komt ’s avonds ook thuis.’
I: Maar heb je ook bepaalde aanbevelingen van MST meegenomen in de trajectbegeleiding?
R: Wel dat X direct met opa en oma communiceert. Dus dingen vertellen en dingen vragen. En
niet dat ik daar tussen zit. …Hij moest leren afspraken te maken als hij weg wilde gaan en leren
zich daar aan te houden. Maar nu hij werk heeft gaat dat ook wel weer goed, hoor. Maar je merkt
op het moment dat het op school niet lekker gaat en hij zich verveelt, dat hij toch weer zijn foute
vrienden gaat opzoeken.
24 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
‘De bevestiging dat je toch gewoon heel erg moet afstemmen. Maar dat vind ik altijd al wel, ik vind
dat dat te weinig gebeurt. En dat collega’s zich daar ook te weinig… Dat ze zich te veel focussen
op hokjes. Ik ben voor het werk en de ander is voor het wonen en die ander is daarvoor…En dan
denk ik: je hoeft niet elke week met iemand rond de tafel, maar spreek in elk geval af wat iemand
doet. Hoe je elkaar kunt bereiken en hoe je elkaar op de hoogte kunt houden. Dat is belangrijk voor
de cliënt, maar ook voor jezelf, omdat je anders gauw meegezogen wordt in verhalen van klanten
die je niet kunt natrekken bij anderen.’
Trajectbegeleiders vinden het belangrijk om uit te gaan van de krachten en positieve kanten van de
jongeren en om de verantwoordelijkheid bij de jongere te leggen.
‘En dat bespreken we dan wel eerlijk. Wat zou je ervoor nodig hebben? Of hoe denk je dat te
bereiken. Juist dat hij er dan actief in wordt betrokken en dat er niet over hem wordt gepraat, maar
met hem. En dat hij ook serieus wordt genomen daarin. En de verantwoordelijkheid ook neemt.’
Daarnaast biedt de samenwerking trajectbegeleider-reclassering en trajectbegeleider-UWV steeds
voordelen voor beide partijen. Trajectbegeleiders vinden het prettig als ze sancties op kunnen leggen aan
de jongeren.
‘Zij (de reclassering; HvG) zitten dus op de formeel juridische kant en ik zat meer op de informele
kant qua begeleiding en aansturing. Want ik heb natuurlijk geen juridisch kader en zij wel. Dat was
een hele goede combinatie.’
‘Er is een arbeidsdeskundige van het UWV gekoppeld aan het project. Die is één keer in de
maand hier aanwezig. En dan spreken we de trajecten van de jongeren door. En ik heb al vaker
meegemaakt, als ik niet tevreden ben over een jongere en het is spreekuur, dan wordt hij gelijk op
het kamertje geroepen en dan speelt de arbeidsdeskundige even de ‘strenge arbeidsdeskundige’.
Maar als iemand het heel goed doet en hij wordt geplaatst bij een nieuwe werkgever, dan krijgt hij
ook aandacht. Dat is wel fijn… die man van het UWV heeft aanzien, want het is toch degene die
hun uitkering elke maand overmaakt. Dus die samenwerking is erg prettig.’
Trajectbegeleiders zien de methodiek als ondersteuning bij hun werk.
R: De methodiek geeft je een houvast. Je werkt naar de doelen en ik evalueer dat altijd
mondeling. En van daaruit kijk je weer een stap verder. En je bent gericht op praktische
oplossingen die passen bij de klant. Heel pragmatisch.
I: Hoe heeft het je dan praktisch geholpen?
R: Omdat ik dan bij de les bleef.
25 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
De methodiek heeft geleid tot bewustwording en ze zijn kritisch naar zichzelf gaan kijken.
‘Bewustwording. Dat is maar één woord, maar het is wel belangrijk dat je terugkijkt naar jezelf,
hoe je het doet en wat je doet. Is het goed wat je doet. Dus kritisch naar jezelf kijken.’
Er waren ook suggesties ten aanzien van de methodiek. Allereerst was een trajectbegeleider van mening
dat de methodiek ook geschikt zou zijn voor jongeren met een laag IQ die nog geen justitieel verleden
hebben, maar die wel antisociaal gedrag vertonen.
I: Ja, dus je zegt dat het ook geschikt is voor jongeren met een laag IQ zonder justitieel verleden?
R: Ja, de justitiële maatregel is dat stempel. Er zijn genoeg jongens die er tegenaan zitten. Die wel
antisociaal gedrag hebben, maar niet de maatregel. En dan denk je soms van: kregen ze maar een
keer dat stempel, want dan vallen ze onder de reclassering.
Meerdere trajectbegeleiders waren van mening dat het niet altijd mogelijk is om de jongeren uit de doel-
groep binnen vier weken in passend werk te plaatsen. Het is wel mogelijk om hen binnen deze termijn
in tijdelijk werk te plaatsen, zodat ze werkervaring op kunnen doen en een dagritme op kunnen bouwen,
maar dit werk is dan niet altijd passend.
R: Ja, en dan doe ik er liever langer over en dat het past, dan dat je iemand meteen plaatst en
weet dat het toch niet gaat lukken.
I: Dus dat plaatsen binnen vier weken, daar stap je een beetje vanaf?
R: Ja.
I: Dus je zegt: liever passend dan snel?
R: Ja, want mijn ervaring met deze doelgroep… omdat ze alleen maar negatieve ervaringen
hebben… Als je ze dan ook nog eens gaat plaatsen wat niet lukt, dan ben je drie stappen terug,
in plaats van dat je een stap vooruit gaat. Dat vind ik, hoor.
Ook gaf één van de trajectbegeleiders aan iemand te missen die de hulpverlening rondom de jongere
aanstuurt (centrale regiefunctie), terwijl ze dit feitelijk zelf deed. Ze gaf ook aan dat het UWV van mening
is dat de jobcoach niet als casemanager op zou moeten treden.
R: Want vanuit het UWV willen ze, als er heel veel mensen omheen zitten, dat je dat bijvoorbeeld
doorspeelt naar MEE of….Dus dat je dat niet meer als jobcoach mag regelen. Dat is het beleid van
het UWV. Dus die kant gaan we wel steeds meer op.
I: Ja, en dat zou tegen deze interventie pleiten?
R: Ja, hoewel ik dan als tegenargument zou plaatsen dat deze interventie wel nodig is om zijn
baan te behouden.
Tenslotte gaven de trajectbegeleiders aan dat een valkuil van de methodiek is dat het verleidelijk is om
te vervallen in de rol van hulpverlener gedurende de trajecten en dat je dat moet bewaken. Het is van
belang om concreet te blijven in de doelen die je voor ogen hebt en het gezin door te verwijzen naar andere
instanties, indien nodig.
26 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
‘Ja, een jobcoach is voor de toeleiding naar werk en daarbinnen coachen, maar je bent geen
hulpverlener. En in dit soort trajecten moet je heel erg uitkijken dat je niet op de stoel van de
hulpverlener gaat zitten. Want dat heb ik echt gecommuniceerd… als zo’n jongen echt zwaar
psychisch is… daar ben ik niet voor.’
‘Maar als er wat speelt dat invloed heeft op het werk, dan moeten we er wat mee. En dat is de
basisregel. Bijvoorbeeld schulden, dat komt tegenwoordig heel veel voor. En dan is het niet zo dat
we dat zelf inzichtelijk gaan maken, maar we geven wel wat tips en bellen schuldhulpverlening of
een bewindvoerder om even te komen praten. Het is vooral …. schoenmaker, blijf bij de leest.’
Uit de geëvalueerde trajecten blijkt ook dat trajectbegeleiders van vele instanties afhankelijk zijn en te
maken hebben met allerlei regels die hun werk bemoeilijken. Het is bijvoorbeeld moeilijk om werk te
vinden als jongeren geen diploma of certificaat hebben. Een jongere zegt:
‘Dan moest ik kiezen tussen de bouw of de zorg. En dan zocht hij het uit die week en dan kwam
hij vrijdag aan met allerlei dingen in de zorg en zo. Maar dat viel tegen, want er was voor mij bijna
niets in de zorg omdat ik geen diploma heb.’
Het succes van een traject is afhankelijk van de houding van werkgevers en scholen ten aanzien van de
doelgroep en hun inzicht in de problematiek van de doelgroep. Een trajectbegeleider zegt:
‘Maar het vervelende is de stage en het werk. Je bent van zoveel factoren afhankelijk:
Hoe doet X het, maar ook van school en de werkgever of die er open voor staat. En dat is heel
moeilijk, want je wilt zo snel mogelijk zorgen dat iemand in een ritme komt.’
Een jongere zegt hierover het volgende:
‘Ik zit erover na te denken om volgend jaar naar school te gaan en mijn VMBO diploma te halen.
Gewoon een diploma halen. Maar dat moet ik even bekijken. Want waar ze dat doen, bij A, daar
ben ik twee jaar geleden weg gegaan. Zonder diploma. Dat is maar een opleiding van een jaar.
En het is de enige opleiding die dat doet. Want als ik naar X ga hier, die hebben niet eens VMBO
opleidingen, maar alleen MBO of HBO. Maar dat heb ik allemaal niet.
I: Ja, je kunt alleen naar die opleiding en daar kun je natuurlijk pas in september terecht?
R: Ja, en dan is het nog maar de vraag of ze mij daar nog een jaar willen. Het is de vraag of ze mij
nog de kans willen geven.
I: Weten ze van je verleden?
R: Ja, ze kennen mij en als ik daar aan kom zullen ze wel zeggen van daar is ie weer.’
‘Ja, en toen hebben we gewacht tot november. Tot de rechtszaak. En toen heb ik in december,
na de rechtszaak, kon ik nog bij O werken. Maar die hoorden toen van de rechtszaak en zeiden:
‘Zo’n jongen willen we hier niet hebben.’’
Uitspraken laten op zich wachten, terwijl de jongere zijn leven weer op gaat bouwen. Daardoor
belemmeren ze de voortgang van een traject. Een trajectbegeleider zegt:
27 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
‘Eigenlijk tot november, dat was ook wel een punt… tot hij voorkwam bij de rechter, dan kon je er
eigenlijk weinig mee…om werk te zoeken. Dus na dat moment, na de uitspraak van de rechter,
was hij vrijer om te gaan. En dat drukte eigenlijk ook continu op het traject.’
Trajectbegeleiders ervaren dat de informatieoverdracht van hulpverleners (MST, reclassering e.d.)
onvoldoende is.
‘Het is zo dat je dan aan het eind van het traject van MST binnenkomt, omdat er dan rust is in het
gezin. (….) En mijn insteek zou zijn dat je eerst apart met de therapeut van MST een gesprek hebt,
als trajectbegeleider. En dat die ook zorgt voor een goede overdracht, met de informatie die er al
is. En dat je dan vervolgens samen met de therapeut kennis gaat maken met het gezin. (…..) …
Dus daar zou nog een stuk afstemming kunnen zijn. Ik kan begrijpen dat MST uit beeld raakt, maar
er zou wel een afsluitmoment moeten zijn.‘
R: Ja, wat ik vind, met name als cliënten worden doorverwezen vanuit de reclassering, dat je heel
veel informatie niet hebt of niet krijgt. … twee weken geleden heb ik iemand meteen geplaatst…
en dan blijkt dat je een heleboel informatie niet hebt en dat dat helemaal niets gaat worden. Dus
na twee weken is die jongen op staande voet ontslagen en hoorde ik dat hij niks anders deed dan
blowen. En dan denk ik… had dat dan tevoren gezegd. Dus dat vind ik lastig.
Ook voor het aanvragen van IRO, jobcoaching of scholingsbelemmering zijn veel gegevens nodig, die
de trajectbegeleider niet automatisch ontvangt van de betreffende instanties. Jongeren hebben op
hun beurt ook te maken met de bureaucratische instelling van jeugdzorg, gemeente en hulpverleners.
Gemeenten leggen soms te veel verantwoordelijkheid bij de jongeren (schuldsanering, afspraken e.d.) en
hulpverleners houden bij het maken van afspraken met de jongeren geen rekening met hun werksituatie
en de voortgang van hun traject. Een trajectbegeleider zegt:
‘En ook de hulpverleners. We maken het zo vaak mee dat een jongere gaat werken en dat een
hulpverlener dan zegt dat iemand niet kan komen werken omdat hij een gesprek met de jongere
heeft. En dan denk ik: waar zijn we nou mee bezig? Hij kan niet gaan werken omdat jij hem wilt
zien.’
28 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
5.3. Ervaringen van cliënten met de methodiekEen cliënt gaf aan dat de trajectbegeleiding een goede aanvulling is op MST, omdat je er na MST helemaal
alleen voorstaat.
‘Ik denk dat MST en trajectbegeleiding wel een goeie combinatie is. (...) Als MST stopt heb je
meteen helemaal niks meer. En als je dan toch nog een jobcoach hebt voor een jaar, die je één
keer in de week ziet, dan heb je twee jaar echt goeie hulp gehad. (…) MST vond ik vooral heel
goed. Die hebben heel wat veranderd. En de jobcoach heeft mij goed geholpen op mijn werk
en met school. Want na MST sta je er helemaal alleen voor. Als je een jobcoach krijgt… ik denk
dat de meeste jongeren dat helemaal niet erg zullen vinden.’
Cliënten vinden het goed dat belangrijke personen uit hun directe omgeving betrokken worden bij het
traject.
‘Dan kon hij meer informatie krijgen en dan kon hij mij beter helpen.’
‘Dat is gewoon prettig, toch. Een beetje familieband opbouwen. (….) Dat is gewoon zo, daar is
geen uitleg voor. Het is gewoon fijner zo.’
Ook de persoonlijke aandacht en persoonlijke begeleiding zijn belangrijk. Op de vraag wat hij belangrijk
vond binnen de trajectbegeleiding zegt een jongere:
‘De individuele begeleiding… niet iedereen over één kam scheren.’
Openheid, helderheid en zekerheid worden gewaardeerd door cliënten.
De trajectbegeleider moet spontaan zijn en je moet er een klik mee hebben. En verder maakt
het me niet uit, als ze hun werk maar goed doen. (….) Ze is heel straight. Als ze iets niet goed
vindt dan zegt ze het gewoon en gaat ze er niet omheen lopen draaien. (….) Ze moet zeker van
haar zaak zijn.
Een cliënt adviseert andere jongeren het volgende:
‘Blijf open en eerlijk en praat met de mensen die je willen helpen. Daar heb ik zelf heel veel aan
gehad. (…) en blijf eerlijk tegen jezelf. Ja, en ga er gewoon voor.‘
Jongeren geven aan dat het werk zelf houvast geeft in hun leven en hen uit het oude patroon haalt.
‘Begeleiding naar werk is belangrijk, want het geeft houvast in je leven en structuur. Anders was
ik op de oude voet verder gegaan.’
5.4 Ervaringen van MST-therapeuten met de methodiek De MST therapeuten waren tevreden over de samenwerking. Volgens MST therapeuten is de
trajectbegeleiding aanvullend op MST. Ten eerste omdat er op één lijn gewerkt wordt binnen de
29 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
methodiek. De trajectbegeleiders hebben geen van negen tot vijf mentaliteit, ze trekken samen met
de jongere op en werken outreachend. Jongeren hebben het vaak nodig dat ze aan de hand worden
meegenomen en dat kan MST niet binnen de beschikbare tijd. Ten tweede kan een trajectbegeleider een
betere ingang hebben bij de jongere. MST therapeuten hebben vaak de klik met de jongere niet, omdat
MST regels stelt binnen het gezin. De trajectbegeleider is er voor de jongere zelf en heeft daardoor vaak
een beter contact met de jongere.
De trajectbegeleiding is dus aanvullend, maar niet altijd. MST is erop gericht dat het gezin zelf aan de slag
gaat met problemen. Pas als men van mening is dat de jongere zich niet op eigen kracht kan handhaven
op school of op het werk, dan wordt een trajectbegeleider ingeschakeld. Deze samenwerking vraagt wel
om meer afstemming en maakt het voor de jongere ingewikkelder. De trajectbegeleider kan zich meer
verdiepen in de begeleiding naar school of werk dan de MST therapeut.
Vanuit MST gezien, moeten de jongeren snel aan het werk of naar school, omdat dan voor hen de
drempel lager is en omdat het meer rust geeft in het gezin. Daarom vindt MST het belangrijk dat de
overdracht naar de trajectbegeleider soepel en snel verloopt en dat het traject snel wordt opgestart.
Daarnaast vinden ze het belangrijk dat er goede afstemming is met de trajectbegeleider, met het gezin
en met andere behandelaars en dat men elkaar blijft zoeken om af te stemmen. Ook zijn zij van
mening dat er heldere afspraken moeten worden gemaakt over de taakverdeling tussen MST en de traject-
begeleider. Als de trajectbegeleider er behoefte aan heeft, kan de verwijzer van MST de benodigde
gegevens overdragen, met instemming van de cliënt. In het begin van het traject is wekelijks telefonisch
contact zinvol. Een voorstel vanuit MST zou verder zijn om eenmaal per zes weken met alle betrokkenen
bij het gezin thuis te evalueren en eventueel doelen bij te sturen.
Trajectbegeleiders zouden, indien nodig, gebruik kunnen maken van het relapse plan van MST, waarin de
doelen aangegeven staan waaraan MST heeft gewerkt. Dat plan wordt opgemaakt aan het eind van de
MST periode. Als MST is afgesloten zou het gezin nog van drie of vier booster sessies met MST gebruik
kunnen maken. Dat is een soort opfriscursus, waarbij de trajectbegeleider ook aanwezig zou kunnen zijn.
30 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Hoofdstuk 6: Resultaten vragenlijsten
In dit hoofdstuk wordt onderzoeksvraag 4 beantwoord: wat zijn de eerste resultaten van de initieel
toegepaste methodiek, in termen van arbeids- en schoolparticipatie, ervaren hoop en subjectieve kwaliteit
van leven van de deelnemende groep jongeren?
6.1 Vragenlijsten cliëntenCliënten vulden vragenlijsten in om hun ervaren hoop voor de toekomst te meten en om te kijken hoe
ze hun kwaliteit van leven waardeerden. Voor de eerste resultaten zijn de scores van cliënten op de
vragenlijsten bij aanvang van het traject vergeleken met hun scores vijf tot zes maanden later. Bij één
cliënt was dit drie maanden later. Met behulp van de Reliable Change Index (RCI) werden de scores
geanalyseerd. Aan de hand van de RCI kan bij kleine steekproeven bepaald worden of beide scores
significant verschillen. Hierbij wordt het verschil, uitgedrukt in de verschilscores, gecorrigeerd voor
de standaardmeetfout. Indien deze verandering groter is dan (-)1,96 dan wordt gesproken over een
betrouwbare verbetering. Hierbij moet wel expliciet worden vermeld dat het hier gaat om voorlopige
resultaten, omdat de methodiek niet systematisch geïmplementeerd is. Bovendien hadden maar acht
cliënten de vragenlijst op T1 ingevuld.
Ten aanzien van hoop (HHI) verbeteren de scores; twee cliënten lieten een significante verbetering in hun
scores op hoop zien (RCI Hoop>1.9). De overige scores waren niet significant: vier cliënten hebben een
stijgende score, één cliënt blijft gelijk scoren en één heeft een dalende score. Ten aanzien van kwaliteit
van leven (MANSA) is er vooral een dalende trend in de scores. Eén cliënt scoorde significant lager aan
het eind van het traject (RCI MANSA<-1.9). De overige scores waren niet significant: bij vier cliënten
is er eveneens een dalende trend, terwijl twee cliënten een stijgende score hebben. Eén cliënt had de
vragenlijst bij de nulmeting niet volledig ingevuld, dus over dit verschil kan geen uitspraak gedaan worden.
Een aantal cliënten gaf aan bij de tweede meting dat ze andere hulp nodig hadden dan bij aanvang van het
traject en soms gaven cliënten aan dat ze meer hulp nodig hadden. Het lijkt er dus op dat cliënten
gedurende het traject beter weten waarvoor ze hulp nodig hebben (zie Tabel 2).
31 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Tabel 2: Resultaten vragenlijsten cliënten (HHI en MANSA)
Totaalscore Totaalscore Totaalscore Totaalscore RCI HHI RCI MANSA
HI T0 HHI T1 MANSA T0 MANSA T1
33 34 66 71 .44 0.37
23 36 - 48 5.72* -
29 35.5 60 55 2.86* -0.37
29 32 55 46 1.32 -0.66
40 40 72 69 0.00 -0.22
29 30 50 57 0.44 0.52
35 34 64 54 -0.44 -4.73*
30 31 61 56 0.44 -0.37
Verandering = (ScoreT1 – ScoreT0) /Sdiff. Hierbij is T0 de eerste meting en T1 de eindmeting. Sdiff is de standaardfout van het verschil van de twee metingen. Sdiff = √2(SE)2
In de formule is SE de standaardfout van de metingen met de betreffende vragenlijst. Deze wordt als volgt berekend: SE = SdT0 √ 1-rxx
SdT0 = de standaarddeviatie van de meting op T0rxx = betrouwbaarheid van de lijst (Cronbachz’s a)
Sdiffhoop= 2.27; SdiffMansa= 13.68
6.2 Checklist trajectbegeleidersDe trajectbegeleiders hebben checklists ingevuld bij aanvang van de trajecten en vijf tot zes maanden
later om na te gaan in hoeverre ze werkten volgens de principes van de methodiek. Op T0 hadden
15 traject-begeleiders de checklist ingevuld en op T1 10 trajectbegeleiders.
Positieve bevindingen zijn:
• De trajectbegeleiders geven unaniem aan dat ze streven naar regulier betaald werk of een reguliere
opleiding voor de cliënt en dat de individuele voorkeuren van de cliënt bij de begeleiding voorop
staan. Ze gaan er ook van uit dat de jongeren ontwikkelmogelijkheden hebben.
• De trajectbegeleiders geven ook (vrijwel) unaniem aan dat ze de jongeren voortdurend motiveren en
hun verantwoordelijkheid voortdurend stimuleren.
• Ze werken allemaal volgens een stappenplan, leggen hoopvolle toekomstdoelen vast en contro-
leerbare subdoelen (hoewel twee trajectbegeleiders dit laatste van zichzelf onvoldoende vonden)
en ze evalueren deze subdoelen met de jongere. De doelen worden over het algemeen regelmatig
bijgesteld en trajectbegeleiders gaan steeds na of het werk nog passend is. De trajectbegeleiders
vinden dat ze voldoende inspanning van de jongere vragen (twee van hen scoren onvoldoende op
T0, maar niet op T1).
• Opvallend is dat bijna de helft van de trajectbegeleiders op T0 de steunsystemen niet betrok bij
de evaluatie van de doelen, terwijl dit op T1 slechts bij één trajectbegeleider naar eigen zeggen
onvoldoende gebeurde. Blijkbaar vinden ze dat ze meer aandacht zijn gaan besteden aan het principe
‘voortdurende inspanning van jongere, gezin, werkgever en school’.
Aandachtspunten zijn:
• Een aantal trajectbegeleiders oordeelt negatiever over de samenwerking met systeemgerichte
behandelaars dan over de samenwerking met andere behandelaars. Ongeveer één op de drie
van de trajectbegeleiders vindt zowel op T0 als op T1 dat er onvoldoende overleg is met syteem-
gerichte behandelaars. Opvallend is dat bijna de helft van de trajectbegeleiders van mening is dat er
32
onvoldoende afstemming van doelen is met deze behandelaars en dat de trajectbegeleiders deze
afstemming negatiever beoordelen op T1 dan op T0. Het overleg met de overige behandelaars
vinden ze op T1 voldoende; op T0 vinden twee trajectbegeleiders dit nog onvoldoende. De afstem-
ming van de doelen met overige behandelaars wordt door ongeveer één op de drie trajectbegeleiders
als negatief beoordeeld. Dit is strijdig met het principe: ‘integratie met systeemgerichte interventies.’
• Een aantal trajectbegeleiders geeft aan dat ze deze jongeren wel eens uitsluiten voor trajectbege-
leiding, wat in strijd is met het principe ‘zero exclusion.’ Tijdens de interviews kwam naar voren dat
redenen voor uitsluiting bijvoorbeeld kunnen zijn dat de jongere te veel geweld gebruikt of dat de
jongere eerst onder behandeling gesteld moet worden, bijvoorbeeld bij verslavingsproblematiek.
• Alle trajectbegeleiders (met uitzondering van één trajectbegeleider) geven aan dat plaatsing binnen
vier weken niet het doel zou moeten zijn, maar het zo snel mogelijk vinden van passend werk.
• Enkele trajectbegeleiders vinden hun relatie met de jongere niet van primair belang. Volgens het
Strengths Model van Rapp (8) is de relatie tussen cliënt en hulpverlener essentieel. Een steunende
relatie is belangrijk voor de veerkracht van de cliënt, maar ook voor het versterken van zijn motivatie
en zelfvertrouwen. Deze relatie is ook de basis voor de contacten met de verschillende systemen.
• Eén op de drie trajectbegeleiders vindt zowel op T0 als op T1 dat ze onvoldoende inspanning
van de steunsystemen vragen, waardoor het principe: ‘integratie met systeemgerichte interventies’
onvoldoende tot zijn recht komt.
6.3 Uitkomstenmonitor en activiteitenregistratie; resultaten trajectenDe resultaten uit de overige vragenlijsten van de trajectbegeleiders worden weergegeven in Tabel 3.
Van zes van de zestien cliënten is door omstandigheden niet bekend wat het uiteindelijke resultaat is
van het traject. Zeven cliënten zijn geplaatst in werk (vijf blijvend (één in een proefplaatsing) en van twee
is het eindresultaat onbekend). Vier cliënten zijn binnen vier weken geplaatst (twee in regulier werk en
twee in een proefplaatsing) en één cliënt binnen zes weken op een werkervaringsplek. De overige twee
cliënten zijn respectievelijk na tien en veertien maanden geplaatst in regulier werk. Eén cliënt is succesvol
geplaatst in een opleiding. Voor drie cliënten is wel een passende opleiding gevonden, maar is het
resultaat onbekend. Tenslotte zijn vier trajecten niet succesvol verlopen. Redenen hiervoor waren:
onvoldoende samenwerking met de werkgever (bij twee trajecten), één cliënt haakte af nadat een
passende opleiding was gevonden, in één traject was er een conflict op de werkvloer én een conflict
tussen woonbegeleiding en forensische ACT en in een ander traject was er nog geen werk gevonden en
werd het traject onderbroken door een taakstraf.
Ten aanzien van de tijdsinvestering van de trajectbegeleiders valt op dat er in de succesvolle trajecten
meer contact was met: de werkgever en collega’s, met de opleiding en met de ouders/verzorgers of
partner. Over het algemeen hebben trajectbegeleiders in het begin van een traject frequent face-to-face
contact met de cliënt (vaker dan eenmaal per week). Later wordt dit gereduceerd tot eenmaal per week en
als de situatie langere tijd stabiel is wordt dit minder dan eenmaal per week. Daarnaast is er nog contact
met de cliënt per email of per telefoon. Tenslotte valt op dat in de langer lopende succesvolle trajecten
(langer dan één jaar) na één jaar de frequentie van de contacten met de werkgever nog steeds ongeveer
één keer per week was terwijl de frequentie van de contacten met ouders en hulpverleners aanzienlijk
lager was.
– – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
33 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Clië
nt
nu
mm
er
1 2 3 4
Dia
gn
ose
AD
HD
en
OD
D
Vers
lavi
ngs-
prob
lem
atie
k
Vers
lavi
ngs-
prob
lem
atie
k,
licht
e ve
rsta
nde-
lijke
bep
erki
ng
en t
rans
gend
er
prob
lem
atie
k Ve
rlede
n: g
epes
t en
sek
suee
l m
isbr
uikt
AD
HD
en
OD
D
Del
ict-
ges
chie
den
is
Gew
elds
delic
t,ve
rmog
ensd
elic
tm
et g
ewel
d en
delic
t on
der
cate
-go
rie: v
erni
elin
g,
wed
ersp
anni
g-he
id, W
apen
wet
, O
pium
wet
of
bele
digi
ng
Gew
elds
delic
t
Verm
ogen
sdel
ict
zond
er g
ewel
d
Gew
elds
delic
t,
verm
ogen
sdel
ict
met
gew
eld,
ve
rmog
ensd
elic
t zo
nder
gew
eld
Op
gel
egd
e m
aatr
egel
Jeug
ddet
entie
, ta
akst
raf,
OTS
, ui
thui
spla
atsi
ng
en v
oogd
ij
Voor
waa
rdel
ijke
taak
stra
f
Tijd
elijk
PIJ
, maa
t-re
gel j
eugd
recl
as-
serin
g
Jeug
ddet
entie
, ta
akst
raf,
gel
d-bo
ete,
jeug
d-re
clas
serin
g en
vo
ogdi
j
Sta
rtd
atu
m
Traj
ect
/ T
0
Aug
ustu
s 20
11/
T0:
1 se
ptem
ber 2
011
Nov
embe
r 20
11/
T0: 2
1 no
vem
ber
2011
Aug
ustu
s 20
11/
T0:
17 o
ktob
er 2
011
Apr
il 20
11/
T0:
4 no
vem
ber
2011
Dat
um
T1
Mei
201
2
Juli
2012
Apr
il 20
12
Mei
201
2
Res
ult
aat
Tijd
elijk
gew
erkt
in
sup
erm
arkt
va
naf
med
ioja
nuar
i 201
2 en
ui
tgev
alle
n
Opl
eidi
ng t
ot le
er-
ling
timm
erm
ange
vond
en; o
nbe-
kend
of
clië
nt g
e-st
art
is in
janu
ari
Febr
uari
2012
: pl
aats
ing
in
vrijw
illig
ersw
erk
(ver
zorg
ings
huis
ou
dere
n) v
oor
min
imaa
l 4 u
ur
Clië
nt s
tapt
in
janu
ari 2
012
over
na
ar R
OC
/ A
KA
op
leid
ing
Red
en v
an u
itva
l
Onv
oldo
ende
sa
men
wer
king
en
ope
nhei
d na
ar
wer
kgev
er t
oe
Clië
nt h
eeft
het
tr
ajec
t af
gebr
oken
Defi
nitie
ve p
laat
-si
ng m
islu
kt d
oor
onvo
ldoe
nde
sam
enw
erki
ng
met
wer
kgev
er
Tab
el 3
: Res
ult
aten
tra
ject
en
Resu
ltate
n vr
agen
lijst
en
34 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Clië
nt
nu
mm
er
5 6 7 8
Dia
gn
ose
Ste
mm
ings
- en
pers
oonl
ijkhe
ids-
stoo
rnis
Ste
mm
ings
stoo
r-ni
s
Per
soon
lijkh
eids
-st
oorn
is e
n lic
hte
vers
tand
elijk
e be
perk
ing
Ern
stig
e ge
drag
s-pr
oble
men
: OD
D
en s
tem
min
gs-
stoo
rnis
Del
ict-
ges
chie
den
is
Del
ict
valt
onde
r ca
tego
rie: v
erni
e-lin
g, w
eder
span
-ni
ghei
d, W
apen
-w
et, O
pium
wet
of
bel
edig
ing.
Gew
elds
delic
ten
Gew
elds
delic
t
Str
aatr
oof
(gew
elds
delic
t)
Op
gel
egd
e m
aatr
egel
Voor
waa
rdel
ijke
taak
stra
f
Voor
waa
rdel
ijke
taak
stra
f en
str
af
met
rec
lass
e-rin
gsvo
orw
aard
en
Gee
n m
aatr
egel
i.v
.m. v
erst
ande
-lij
ke b
eper
king
PIJ
maa
treg
el (4
ja
ar),
jeug
drec
las-
serin
g en
OTS
Sta
rtd
atu
m
Traj
ect
/ T
0
1 se
ptem
ber
2011
/
T0:
2 no
vem
ber
2011
Janu
ari 2
012
T0: 1
0 ja
nuar
i 20
12
1 m
ei 2
010/
T0:
12 d
ecem
ber
2011
15 m
aart
201
1/
T0: 1
feb
ruar
i 20
12
Dat
um
T1
Gee
n ei
ndm
etin
g(n
on-r
espo
ns)
Gee
n ei
ndm
etin
g(n
on-r
espo
ns)
Gee
n ei
ndm
etin
g(n
on-r
espo
ns)
2 ju
li 20
12
Res
ult
aat
Opl
eidi
ng g
evon
-de
n; r
esul
taat
on
beke
nd i.
v.m
. fa
illis
sem
ent
Onb
eken
d do
or
uitv
al t
raje
ctbe
ge-
leid
er
Clië
nt h
eeft
een
op
leid
ing
op
MB
O-n
ivea
u 1
gevo
nden
; ein
dre-
sulta
at o
nbek
end
door
uitv
al t
raje
ct-
bege
leid
er
Clië
nt h
eeft
van
af
eind
nov
embe
r 20
11 e
nkel
e m
aand
en g
ewer
kt
in e
en k
wek
erij,
m
aar
is u
itgev
al-
len
Red
en v
an u
itva
l
Con
flict
op
de
wer
kvlo
er e
n co
n-fli
ct t
usse
n w
oon-
bege
leid
ing
en
fore
nsis
che
AC
T
35 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Clië
nt
nu
mm
er
9 10 11 12
Dia
gn
ose
Psy
chis
che
en
licha
mel
ijke
prob
lem
atie
k
Aut
ism
e sp
ec-
trum
sto
orni
s en
P
DD
-NO
S
Psy
chos
e te
n ge
volg
e va
n ve
rsla
ving
spro
-bl
emat
iek
Lich
te v
erst
ande
-lij
ke b
eper
king
Del
ict-
ges
chie
den
is
Gew
elds
delic
ten
Gew
elds
delic
t
Gew
elds
delic
t en
ve
rmog
ensd
elic
t
Gew
elds
delic
ten
Op
gel
egd
e m
aatr
egel
Wer
kstr
af,
gedr
agsb
eïn-
vloe
dend
e m
aat-
rege
l en
recl
asse
ring
2 ja
ar J
JI
2 ja
ar r
ecla
sse-
rings
-toe
zich
t,
voor
waa
rde-
lijke
str
af e
n ha
rd-
drug
sver
bod
Voor
waa
rdel
ijke
taak
stra
f, g
eld-
boet
e en
jeug
d-re
clas
serin
g
Sta
rtd
atu
m
Traj
ect
/ T
0
16 f
ebru
ari 2
011/
T0: 2
3 ja
nuar
i 20
12
Juni
201
1/
T0: n
iet
afge
-no
men
26 n
ovem
ber
2011
/
T0:
15 m
aart
201
2
12 o
ktob
er 2
010/
T0:
27 n
ovem
ber
2011
Dat
um
T1
Beg
in ju
li 20
12
Juni
201
2
Juni
201
2
2 ju
li 20
12
Res
ult
aat
Gez
ocht
naa
r be
taal
d w
erk
of
proe
fpla
atsi
ng
Baa
n al
s al
l rou
nd
klus
jesm
an in
ga
rage
bedr
ijf v
oor
32 u
ur p
er w
eek
sind
s ju
ni 2
011
Reg
ulie
re b
aan
voor
32
uur
bij
hove
nier
sbed
rijf
(na
1 m
aand
w
erke
rvar
ing
en
3 m
aand
en p
roef
-pl
aats
ing)
Wer
kt s
inds
20
dec
embe
r 20
11 a
ls a
uto-
poet
ser
(32
uur/
w
eek)
; vol
gt
sind
s ja
nuar
i 201
2 oo
k ee
n pr
aktij
k-ge
richt
e op
leid
ing
(12
uur/
wee
k)
Red
en v
an u
itva
l
Gee
n w
erk
gevo
nden
; tra
ject
is
ond
erbr
oken
do
or e
en t
aaks
traf
Wor
dt n
u be
gele
id
door
een
inte
rne
jobc
oach
; moe
t in
ju
li ta
akst
raf
doen
36 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Clië
nt
nu
mm
er
13 14 15 16
Dia
gn
ose
PD
D-N
OS
en
AD
HD
AD
HD
, PD
D-N
OS
en
ver
slav
ings
-pr
oble
mat
iek
Vers
lavi
ngsp
ro-
blem
atie
k
Nie
t aa
ngeb
oren
he
rsen
lets
el
Del
ict-
ges
chie
den
is
Gew
elds
delic
ten
en v
erni
elin
gen
Hui
selij
k ge
wel
d
Verm
ogen
s-de
licte
n m
et e
n zo
nder
gew
eld
en
delic
t ui
t de
cat
e-go
rie:
vern
ielin
g, w
eder
-sp
anni
ghei
d, W
a-pe
nwet
, Opi
um-
wet
of
bele
digi
ng
Opi
umw
et e
n di
efst
al
Op
gel
egd
e m
aatr
egel
Voor
waa
rdel
ijke
taak
stra
f, g
eld-
boet
e, m
aatr
egel
je
ugdr
ecla
sser
ing,
O
TS, u
ithui
spla
at-
sing
en
voor
- lo
pige
voo
gdij
Uith
uisp
laat
sing
en
rec
lass
erin
g
Rec
hter
lijke
maa
t-re
gel e
n re
clas
-se
ring
PIJ
, voo
rwaa
r-de
lijke
str
af,
geld
boet
e, O
TS,
uith
uisp
laat
sing
en
voo
gdij
Sta
rtd
atu
m
Traj
ect
/ T
0
1 au
gust
us 2
010/
T0:
10 ja
nuar
i 201
2
30 ju
ni 2
009
T0:
20 d
ecem
ber
2011
22 o
ktob
er 2
010/
T0:
16 ja
nuar
i 201
2
2 ap
ril 2
010/
T0:
16 ja
nuar
i 201
2
Dat
um
T1
Gee
n ei
ndm
etin
g(n
on-r
espo
ns)
Juli
2012
Gee
n ei
ndm
etin
g(n
on-r
espo
ns)
Gee
n ei
ndm
etin
g(n
on-r
espo
ns)
Res
ult
aat
10 a
ugus
tus
2010
: pr
oefp
laat
sing
bij
doe-
het-
zelfz
aak,
da
arna
ver
leng
de
proe
fpla
atsi
ng.
Per
1 ju
li 20
11
wer
k al
s au
to-
poet
ser
voor
38
uur
Wer
k pe
r
1 au
gust
us 2
011
voor
24
uur
per
wee
k in
de
hout
-ve
rwer
kend
e in
dust
rie; d
iens
t-ve
rban
d zo
u af
-lo
pen
op 3
1 ju
li;
verv
olg
onbe
kend
16 m
ei 2
010:
w
erk-
erva
rings
plek
pr
oduc
tiem
ede-
wer
ker
hout
-ve
rwer
kend
e in
dust
rie, 2
4 uu
r;
verv
olg
onbe
kend
Red
en v
an u
itva
l
Op
30 ju
ni 2
012
tijde
lijk
uitg
eval
len
door
mot
oron
ge-
luk;
krij
gt o
p la
ter
tijds
tip e
en v
er-
volg
cont
ract
37 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Hoofdstuk 7: Conclusies, aanbevelingen en discussie
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies per onderzoeksvraag beschreven. Ook worden
aanbevelingen gegeven voor de praktijk en voor verder onderzoek.
7.1 Conclusies en aanbevelingenOnderzoeksvraag 1: Waaruit dient een methodiek van trajectbegeleiding te bestaan, wil deze
bruikbaar zijn voor de beschreven doelgroep? Wat zijn in dit verband bruikbare inzichten en
elementen uit reeds bestaande werkwijzen en methodieken?
Het doel van deze studie was een methodiek van trajectbegeleiding te ontwikkelen, gericht op
schooldeelname en arbeidsintegratie van jongeren met (ernstige) psychische problematiek of een
verstandelijke beperking, aan wie een justitiële of civiele maatregel is opgelegd. Het literatuuronderzoek,
de interviews en de expertbijeenkomst lieten zien dat de principes van IPS en MST, de elementen van
de Strengths benadering, afstemming van passend werk (jobcarving), opstellen van een carrièreplan en
motiverende gespreksvoering belangrijke basiselementen voor de methodiek waren. Aan de hand
van deze basiselementen werden de hieronder genoemde acht principes opgesteld als basis voor de
methodiek:
1. Het doel van de trajectbegeleiding is betaald werk of een reguliere opleiding.
2. Zero exclusion: iedere cliënt die aangeeft een betaalde baan te willen of een reguliere opleiding
te willen volgen, krijgt trajectbegeleiding aangeboden, tenzij hiervoor geen financiële vergoeding
beschikbaar blijkt te zijn.
3. Snelle plaatsing (place-then-train); plaatsing binnen vier weken in een passende opleiding en/of
regulier werk. De trajectbegeleider werkt volgens actieve outreach.
4. Integratie met systeemgerichte interventies.
5. De voorkeuren en mogelijkheden van de jongere staan centraal.
6. Voortdurende inspanning van jongere, gezin, werkgever en school.
7. Ondersteuning op langere termijn, beschreven via controleerbare subdoelen en einddoelen.
Het vaststellen van hoopvolle toekomstdoelen is van belang en daarnaast dat er een ontwikkel-
perspectief is.
8. Doorlopende evaluatie, systematische inschatting van scholings- en arbeidsmogelijkheden. Als het
werk passend is, dan wordt een terugvalpreventieplan opgesteld.
Motiverende gespreksvoering kan hierbij ondersteunend zijn, maar trajectbegeleiders moeten hierin dan
wel gecoacht worden door de organisatie.
Onderzoeksvraag 2: Welke belemmerende en bevorderende factoren spelen een rol bij de imple-
mentatie ervan?
Succesfactoren voor implementatie van de methodiek waren dat deze breed gedragen werd door alle
betrokkenen en tot stand gekomen is samen met betrokkenen. Bovendien sloot de werkwijze nauw aan
bij de kennis, motivatie en vaardigheden van de trajectbegeleiders en bij de werkwijze van de organisa-
ties, die al volgens de methode Supported Employment werkten. De beschrijving van de interventie was
handelingsgericht voor de trajectbegeleiders, maar zij hadden ruimte om de interventie toe te passen in
overeenstemming met de individuele behoeften van de cliënt.
Hoewel het onderzoek laat zien dat er in de praktijk bij alle betrokkenen behoefte is aan een systeem-
gerichte methodiek, is het in deze studie niet gelukt om de methodiek systematisch te implemente-
ren en systematisch te evalueren. De belangrijkste reden hiervoor is dat de opdrachtgever zijn rol als
38 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
eigenaar van de methodiek niet meer kon waarmaken. De opdrachtgever had onvoldoende tijd en
middelen beschikbaar voor training van de trajectbegeleiders en voor het opzetten van structurele
supervisie en intervisie, structurele verslaglegging en samenwerking tussen de organisaties. Door de
concurrentiepositie van de opdrachtgever bleek het niet mogelijk te zijn om een gezamenlijk monitor
systeem op te zetten. Dit heeft geleid tot problemen bij de verspreiding, invoering en borging van de
methodiek. Daarnaast was het erg moeilijk om voldoende cliënten te werven, waardoor de evaluatie
beperkt bleef tot zestien trajecten. Door de genoemde problemen was alleen nog evaluatie van de
methodiek op trajectniveau mogelijk. De resultaten van het onderzoek dienen derhalve beschouwd te
worden als voorlopige resultaten.
Onderzoeksvraag 3: Wat zijn de eerste ervaringen met de methodiek van jongeren, traject-
begeleiders en MST?
De trajectbegeleiders van de verschillende organisaties zijn met de methodiek aan de slag gegaan.
Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat de methodiek, zoals deze is beschreven, vernieuwend is,
goed uitvoerbaar is in de praktijk en ondersteunend werkt voor trajectbegeleiders. Bij de trajecten die
succesvol verliepen bleek het succes samen te hangen met: de interdisciplinaire samenwerking, de
intensieve samenwerking met werkgevers, scholen, het outreachend werken, het benadrukken van
krachten, positieve eigenschappen en eigen verantwoordelijkheid van de cliënt en het optreden van de
trajectbegeleider als casemanager. Ook het werken binnen een gedwongen kader door samen-
werking met UWV of reclassering bleek succesvol te zijn.
Toch bleek uit de checklists en interviews dat enkele principes van de methodiek in de praktijk niet altijd
goed uit de verf kwamen, namelijk:
• de integratie met (systeemgerichte) behandelaars; uit de interviews bleek dat er een slechte
informatieoverdracht vanuit hulpverlenende instanties naar de trajectbegeleiders is, terwijl deze
informatie nodig is om een traject aan te vragen en op te starten.
• zero exclusion; trajectbegeleiders vinden soms dat iemand eerst behandeld moet worden alvorens
trajectbegeleiding ingezet kan worden (bijvoorbeeld bij verslaving).
• plaatsing binnen vier weken zou niet het doel moeten zijn volgens de trajectbegeleiders, wel het zo
snel mogelijk zoeken naar passend werk. Ook bij IPS is het doel eerder snel naar een baan te zoeken,
dan per se iemand heel snel te plaatsen.
• inspanning vragen van steunsystemen; sommige trajectbegeleiders vonden dat ze dit onvoldoende
deden.
• het belang van de relatie met de jongere; voor enkele trajectbegeleiders was de relatie met de jongere
niet van primair belang.
Kanttekeningen van trajectbegeleiders bij de methodiek waren: a) dat de doelgroep mogelijk zou
kunnen worden uitgebreid naar jongeren met antisociaal gedrag (en psychische problematiek of een
cognitieve beperking) die nog geen maatregel hebben, b) dat deze jongeren een casemanager nodig
hebben en de trajectbegeleider die rol op zich zou kunnen nemen, terwijl het UWV dat niet als taak van de
trajectbegeleider ziet en c) dat je als trajectbegeleider ervoor moet waken om niet een hulpverlenersrol
aan te nemen binnen het traject.
Ook bleek uit de evaluatie dat trajectbegeleiders tegen vele belemmerende factoren aanliepen in de
praktijk, omdat ze afhankelijk zijn van andere systemen. Allereerst is de houding van werkgevers en
scholen ten aanzien van de doelgroep een belemmerende factor. Jongeren vallen steeds buiten het
39 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
systeem, doordat de heersende opinie is dat ze een diploma nodig hebben om aan de slag te kunnen,
terwijl ze ook in het schoolsysteem vast lopen. Bovendien krijgen de jongeren, als ze ontspoord zijn, door
hun stempel of stigma vaak geen kans om opnieuw te beginnen bij werkgevers en scholen. Ten tweede
werkt de bureaucratische instelling van vele instanties en hulpverleners belemmerend, omdat er geen
rekening wordt gehouden met de voortgang van het traject van de jongere en met de situatie van de
jongere zelf. Tenslotte wordt de voortgang van trajecten vaak belemmerd door de wachttijd bij een
uitspraak.
De jongeren waarderen de persoonlijke begeleiding en vinden het prettig dat belangrijke personen uit
hun omgeving betrokken worden bij het traject. Ze waren allemaal tevreden over het traject. Ze vinden
het belangrijk dat er één hoofdpersoon is die andere behandelaars inlicht. Er moet sprake zijn van een
wederkerige relatie, met begrip en inlevingsvermogen voor de cliënt, helderheid, openheid en
duidelijkheid. Ook zekerheid, vertrouwen en steun zijn belangrijk in de relatie. Voor cliënten is ook een
goede bereikbaarheid van de trajectbegeleider van belang.
MST therapeuten waren ook tevreden over de overdracht en samenwerking. Ze vinden het belangrijk dat
de trajecten snel worden opgestart, dat er een goede afstemming is tussen trajectbegeleider en gezin
en ook met andere behandelaars. MST therapeuten stellen in het begin van het traject wekelijks contact
op prijs. Daarnaast vinden MST therapeuten het belangrijk dat het traject regelmatig wordt geëvalueerd
met alle betrokkenen.
Onderzoeksvraag 4: Wat zijn de eerste resultaten van de initieel toegepaste methodiek, in
termen van zowel arbeids- en schoolparticipatie en de ervaren hoop en kwaliteit van leven van de
deelnemende doelgroep?
De vragenlijsten van de cliënten laten een verbetering in de scores op hoop zien en een overwegend
dalende trend in de scores op kwaliteit van leven. Echter slechts bij enkele cliënten was dit verschil
significant. Uit de vragenlijsten bleek verder dat sommige cliënten na verloop van tijd beter lijken te
weten waarvoor ze hulp nodig hebben. Hierbij moet wel expliciet worden vermeld dat het hier gaat om
voorlopige resultaten, omdat de methodiek niet systematisch geïmplementeerd is. Bovendien hadden
maar acht cliënten de vragenlijst op T1 ingevuld.
Uit de uitkomstenmonitor bleek dat zeven van de zestien cliënten geplaatst zijn in regulier werk,
waarvan vijf succesvol (één van hen nog steeds in een proefplaatsing); bij twee trajecten is het resul-
taat niet bekend. Vier van deze cliënten zijn binnen vier weken geplaatst en één binnen zes weken. De
andere cliënten zijn binnen tien en veertien maanden geplaatst. Verder zijn vier cliënten geplaatst in een
opleiding, waarvan één succesvol en bij drie is het resultaat onbekend. Van zes trajecten in totaal zijn de
resultaten onbekend. Vier trajecten zijn niet succesvol verlopen, waarvan bij twee trajecten onvoldoende
samenwerking met de werkgever was. Er zijn dus positieve resultaten behaald, maar het eindresultaat
was door omstandigheden (o.a. faillissement van VAC) niet altijd bekend.
Uit de activiteitenregistratielijst bleek dat er in de succesvolle trajecten aanvankelijk frequenter contact
was met werkgever, collega’s, opleiding en ouders/verzorgers of partner dan in andere trajecten. Bij
de langer lopende succesvolle trajecten waren de contacten met werkgevers nog steeds frequent na
één jaar, maar waren de contacten met ouders en hulpverleners minder frequent dan bij aanvang van het
traject. In dit stadium kunnen echter aan deze bevindingen nog geen conclusies verbonden worden.
40 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Onderzoeksvraag 5: Welke lessen kunnen worden getrokken uit de evaluatie?
Om de methodiek te kunnen implementeren, moeten organisaties er zeker van zijn dat de trajecten
worden vergoed. Een landelijk steunsysteem voor de organisaties zou dit kunnen bevorderen (24).
Daardoor is ook systematische implementatie van de methodiek mogelijk. Trajectbegeleiders dienen te
worden getraind en organisaties zouden structurele supervisie en intervisie moeten opzetten en een
goed registratiesysteem. Daarnaast moet een gezamenlijk monitorsysteem ontwikkeld worden voor de
methodiek, om te kunnen beoordelen of trajectbegeleiders interventiegetrouw werken. Dit systeem
kan gekoppeld worden aan het registratiesysteem en aan de supervisie en intervisie. Door motiverende
gespreksvoering te integreren in de trainingen en in het monitorsysteem kan het resultaat van de
methodiek verder worden verbeterd.
Bij de trainingen voor de trajectbegeleiders dient extra aandacht te worden besteed aan de volgende
principes:
a) zero exclusion; in principe heeft iedereen recht op een opleiding of betaald werk. Alleen acute
psychotische problematiek of ernstige verslavingsproblematiek kan trajectbegeleiding in de weg
staan.
b) snelle plaatsing; dit kan ook betekenen dat iemand eerst een proefplaatsing krijgt om werkritme op
te doen. Het gaat erom dat iemand snel in een arbeidsritme komt, juist door regulier werk te doen.
Mensen kunnen ook langzaam groeien naar passend werk.
c) hoe zet je steunsystemen in; hoe bouw je bijvoorbeeld een goed contact op met ouders, de werk-
gever en school en zorg je dat de jongere daar voldoende steun ontvangt.
d) hoe bouw je een vruchtbare werkrelatie met de jongere op. Jongeren hebben behoefte aan een
trajectbegeleider die goed bereikbaar is, gezag uitstraalt, zich goed in kan leven in de jongere, die
helder, duidelijk en open is en die zekerheid, vertrouwen en steun kan bieden. Ook willen jongeren
een wederkerige relatie met de trajectbegeleider.
Echter ook het politieke klimaat zal de nodige veranderingen moeten ondergaan om succesvolle
implementatie mogelijk te maken. De financiering van de trajecten, de bureaucratische houding van
hulpverleners en instanties en de traagheid van ons rechtssysteem zijn factoren die de nodige
aandacht vragen. Jongeren hebben een diploma nodig om te kunnen werken, maar lopen vast in het
schoolsysteem. Scholen dienen meer zicht te krijgen op de financiering van trajecten om deze
jongeren meer aandacht te kunnen geven. Daarnaast vraagt de (stage)begeleiding binnen het onderwijs
om aandacht; er zou een betere aansluiting op de arbeidsmarkt moeten zijn. Echter ook bij werkgevers
en collega’s moet meer begrip worden gekweekt voor de problematiek van deze jongeren. Hier ligt een
belangrijke rol voor de trajectbegeleiders. Steun van collega’s op de werkvloer is belangrijk voor de
jongeren om het werk vol te kunnen houden. Ook doet de vraag zich voor of niet de problematiek van
de jongere leidend zou moeten zijn in plaats van de maatregel. Samenwerking tussen verschillende
instanties is hierbij van belang. Zo is er een betere samenwerking tussen hulpverleners en scholen
nodig, maar ook tussen hulpverleners en trajectbegeleiders. Hulpverleners en begeleidende instanties
zouden continuïteit in het traject voorop moeten stellen. Trajectbegeleiders zijn zeer goed in staat om een
centrale regiefunctie te vervullen voor de jongeren en kunnen door intensieve samenwerking met UWV of
reclassering zorgen voor een gedwongen kader. Deze centrale regie en intensieve samenwerking tussen
de verschillende partijen zijn voorwaarden om de jongeren de structuur en duidelijkheid te kunnen bieden
die ze nodig hebben om hun plaats te verwerven in de maatschappij.
41 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
7.2 Conclusie en discussieUit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de methodiek veelbelovend is. De eerste resultaten zijn
positief. Verder waren de uitvoerders, MST-therapeuten en cliënten positief over de methodiek en
zien ook de betrokkenen uit het werkveld de voordelen ervan, en de noodzaak om partijen bij elkaar te
brengen. Het huidige onderzoek kent echter een aantal beperkingen. Resultaten uit eerder onderzoek (25)
tonen aan dat een veel voorkomend probleem bij de uitvoering en evaluatie van een interventie is dat veel
procesevaluaties starten in een vroege fase van de implementatie van een interventie. Het is vaak
onduidelijk hoeveel tijd nodig is om tot een behoorlijke uitvoering te komen en om kinderziek-
tes van een methodiek te overwinnen. Ook in deze studie is gebleken dat de implementatie en de
uitvoeringsfase (training, supervisie en intervisie) van de methodiek veel tijd nodig hebben en nog niet
voldoende gerealiseerd waren.
Een ander veelvoorkomend probleem bij onderzoek van interventies, dat zich ook in de huidige studie
voordeed, is dat de registratie van interventies vrijwel nooit volledig op orde is. Dat maakt het lastig om het
proces te volgen. Deze studie had dan ook als doel de ontwikkeling en implementatie van de methodiek
te ondersteunen en was niet bedoeld als effectevaluatie.
Een derde beperking van het onderzoek was dat het moeilijk was om voldoende cliënten te includeren
voor het onderzoek. Dit had te maken met de attitude van de hulpverleners en de organisaties. Enerzijds
speelt hier de zorg om de cliënt; cliënten hebben al veel problematiek en moeten niet te veel worden
belast. Anderzijds spelen ook economische motieven een rol; organisaties worden afgestraft als ze
niet voldoende cliënten in werk weten te plaatsen. Van de cliënten die aanvankelijk meededen aan het
onderzoek bleef ongeveer de helft over aan het eind van het onderzoek. Dit heeft niet alleen te maken met
de motivatie van de cliënten zelf, maar ook met wisselingen van trajectbegeleiders die zich voordeden.
Door deze beperkingen van het onderzoek zijn de resultaten uit de vragenlijsten van cliënten slechts een
eerste indicatie en kunnen deze mogelijk nog verder verbeteren door structurele implementatie van de
methodiek.
Omdat de methodiek breed gedragen wordt door de praktijk en bedoeld is om jongeren uit de doelgroep
beter en efficiënter te kunnen helpen, is het wenselijk om een grootschalig onderzoek in te zetten naar
de effecten van de methodiek, waarbij meerdere organisaties en cliënten betrokken zijn. Dit onderzoek
zou dan van start moeten gaan in een later stadium van de implementatie. Hierbij dient ook nadruk te
worden gelegd op samenwerking tussen de verschillende organisaties om de methodiek verder te
kunnen ontwikkelen.
42 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Referenties
1. Becker, D.R. and Drake, R.E., eds: A working life for people with severe mental illness. Oxford
University Press, New York, 2003.
2. Van Weeghel, J., Michon, H. & Kroon, H.: Arbeidsrehabilitatie vanuit een GGz-team. De betekenis
van het Individual Placement and Support-model uit de Verenigde Staten. Maandblad Geestelijke
Volksgezondheid 57: 936-949, 2002.
3. Van Erp, N. & van Weeghel, J.: Jobcoaching bij psychische beperkingen. Passage, Tijdschrift voor
Rehabilitatie 10: 162-170, 2001.
4. Nuechterlein, K.H., et al.: Individual Placement and Support for individuals with recent-onset
schizophrenia: Integrating supported education and supported employment. Psychiatric
Rehabilitation Journal 31: 340 – 349, 2008.
5. Henggeler, S.W.: Multisystemic Therapy: an overview of clinical procedures, outcomes, and policy
implications. Child Psychology and Psychiatry Review 4: 2- 10, 1999.
6. Boendermaker, L. & Ince, D.: Effectieve interventies tegen jeugddelinquentie. JeugdenCo 4:
26 – 38, 2008.
7. Van der Most, G.H.F. & Roosma, A.H.: Intensieve psychiatrische gezinsbehandeling. Tijdschrift voor
Psychiatrie 43: 579 – 583, 2001.
8. Rapp, C.A., ed. The Strengths Model: case management with people suffering from severe and
persistent mental illness. Oxford University Press, New York, 1998.
9. Korevaar, L. & Dröes, J (red.): Handboek rehabilitatie voor zorg en welzijn. Bussum, uitgeverij
Coutinho, 2008.
10. Herth, K.: Abbreviated instrument to measure hope: development and psychometric evaluation.
Journal of Advances Nursing 17: 1251-1259, 1992.
11. van Gestel-Timmermans, J.A.W.M., van den Bogaard, J., Brouwers, E.P.M. et al.: Hope as a
determinant of mental health recovery: a psychometric evaluation of the HHI-Dutch version.
Scandinavian Journal of Caring Sciences 24: 67-74, 2010.
12. Priebe, S., Huxley, P., Knight, S. et al.: Application and results of the Manchester short Assessment
of Quality of Life (MANSA). International Journal of Social Psychiatry 45: 7-12, 1999.
13. van Nieuwenhuizen Ch., Schene, A.H., Koeter, M.W.J.: Manchester – verkorte Kwaliteit van Leven
meting. Eindhoven, GGzE, 2000.
43 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
14. Van Busschbach, J.T., Michon, H., van Vugt, M. & Stant, A.D.: Effectiviteit van Individuele Plaat-
sing en Steun in Nederland. Verslag van een gerandomiseerde gecontroleerde effectstudie.
Basisrapport Scion I en II; bevindingen na 30 maanden follow-up. Rob Giel Onderzoekscentrum,
Groningen & Trimbos-instituut, Utrecht, 2011.
15. Creswell, J.W.: Research design: qualitative, quantitative, and mixed methods approaches, 2nd edn.
Thousand Oaks, London New Delhi, Sage Publications, 2003.
16. Jacobson, N.S. & Truax, P.: Clinical significance: A statistical approach to defining meaningful
change in psychotherapy research. Journal of Consulting and Clinical Psychology 59: 12-19, 1991.
17. Van Soest, K., van Lierop, B., van der Pijl, D., Crombag, P.: Methode MaakWerk; Een handleiding
voor het creëren van banen voor mensen met een verstandelijke beperking. Utrecht, Vilans, 2007.
18. Bronfenbrenner, U.: The ecology of human development: Experiments by design and nature.
Cambridge, MA, Harvard University Press, 1979.
19. Van der Veen, I. & Dekkers, L.: Work-Wise: een integraal arbeidstoeleidend programma voor
jongeren met een justitiële straf of maatregel. Zutphen, Work Wise Nederland, 2005.
20. Miller, W.R., Yahne, E., Moyers, T.B., Martinez, J. & Pirritano, M.: A Rondomized Trial of methods
to help clinicians learn Motivational Interviewing. Journal of Consulting and Clinical Psychology 72:
1050-1062, 2004.
21. Madson, M.B., Loignon, A.C. & Lane, C.: Training in motivational interviewing: A systematic review.
Journal of Substance Abuse Treatment 36: 101-109, 2009.
22. Stals, K., van Yperen, T., Reith, W. & Stams, G.: Jeugdzorg kan nog veel leren over implementeren.
JeugdenCo 4: 19-28, 2009.
23. Stals, K.: De cirkel is rond. Onderzoek naar succesvolle implementatie van interventies in de
jeugdzorg. Academisch proefschrift. Utrecht, Universiteit van Utrecht, 2012.
24. Van Yperen, T.A. & Bakker, K.: Ontwikkeling en borging jeugdinterventies. Utrecht, Nederlands
Jeugdinstituut, 2008.
25. Nas, C.R., van Ooyen-Houben, M.M.J., Wieman, J.: Interventies in uitvoering. Wat er mis kan
gaan bij de uitvoering van justitiële (gedrags) interventies en hoe dat komt. (Memorandum 2011-2).
Den Haag; WODC, 2011.
44 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Bijlage 1: Beschrijving van de trajecten
Traject I: Moet een trajectbegeleider wel of niet open kaart spelen met de werkgever? De cliënt is een jongen van 17 jaar, met de Nederlandse nationaliteit. Bekend met de diagnose ODD en
ADHD. Cliënt vertoonde agressief gedrag en hield zich niet aan regels. Door een centrum voor kinder- en
jeugdpsychiatrie is tijdens het traject medicatie voor ADHD ingesteld.
Cliënt woont bij zijn opa en oma, zijn pleegouders. Opa is aangetrouwd. Vanwege drugsproblematiek kon
zijn moeder hem niet meer opvoeden (vanaf zijn 8e jaar) en werd een gezinsvoogd ingeschakeld. Sinds
zijn geboorte heeft hij geen contact met zijn vader. Moeder woont op 100 meter afstand van de cliënt. De
cliënt heeft de opleiding VMBO gevolgd en heeft hiervan certificaten (MBO niveau I), maar geen
diploma’s. Op school is het misgelopen door gebruik van softdrugs en doordat hij in aanraking kwam
met justitie. De cliënt heeft op 15-jarige leeftijd een geweldsdelict gepleegd en op 16-jarige leeftijd een
vermogens- en een geweldsdelict (bedreiging ex-vriendin). Hij heeft hiervoor jeugddetentie gehad, een
taakstraf, voorlopige OTS, uithuisplaatsing en voogdij. De cliënt moest begin november 2011 voor-
komen met als mogelijk gevolg dat hij naar een gesloten inrichting zou moeten.
Het gezin is door MST begeleid tot medio oktober 2011. In die periode is er meer structuur en orde in
het gezin gekomen. Cliënt houdt zich aan de gemaakte afspraken en blowt alleen nog in het week-
end. Buiten MST waren tijdens het traject nog bij het gezin betrokken: gezinsvoogd, pleegzorg,
leerplichtambtenaar, jeugdreclassering en een centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie.
De doelen van het traject zijn:
• Coachen op gedrag en ondersteuning bij realiseren dagritme
• Werken aan zelfvertrouwen en doorzettingsvermogen
• Arbeidsmarkt verkennen
• Sollicitatievaardigheden trainen en begeleiden bij gesprekken met werkgevers
• Begeleiden in het werk
• Inventariseren opleidingsmogelijkheden en begeleiden bij gesprekken
• Aanvraag voorzieningen UWV
• Wajong traject in gang zetten en cliënt daarin begeleiden
• Netwerk cliënt op de hoogte houden en gesprekken voeren met dit netwerk
De cliënt heeft moeite om aan een nieuwe omgeving te wennen en is dan erg onzeker. Belangrijk in zijn
werk zijn structuur, duidelijke instructies en het liefst één opdracht per keer.
Resultaat van het traject
Het traject begon op 17 augustus 2011. De persoonlijke problematiek en het ontbreken van een
startkwalificatie zijn belemmeringen bij het vinden van werk. De cliënt solliciteert voor het eerst bij een
grondwerkbedrijf medio oktober, maar hoewel hij in principe aangenomen was voor het werk zag de
werkgever ervan af toen hij over de voorgeschiedenis van de cliënt hoorde.
Daarna moest de rechtszaak worden afgewacht. De trajectbegeleider:
‘Eigenlijk tot november, dat was ook wel een punt… tot hij voorkwam bij de rechter, dan kon je er
eigenlijk weinig mee…om werk te zoeken. Dus na dat moment, na de uitspraak van de rechter,
was hij vrijer om te gaan. En dat drukte eigenlijk ook continu op het traject. (….) Dus tot november
was mijn taak om te zorgen dat hij een goede uitspraak zou krijgen.’
45 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
De rechter heeft de cliënt een proeftijd van 2 jaar gegeven en hij moest een agressietraining gaan volgen.
Bij recidive zou hij 40 uur taakstraf krijgen. De rechter was positief over zijn sollicitatie.
De cliënt had medio januari 2012 zelf werk gevonden. De trajectbegeleider begeleide hem naar het
tweede gesprek, maar was daarbij niet aanwezig. De cliënt zou vragen of de trajectbegeleider contact op
kon nemen met de werkgever. De werkgever wist nog niet van de problematiek van de cliënt. De cliënt
kreeg een contract. Hij zou eerst twee weken twee dagen gaan werken en vanaf februari 32 uur. De
trajectbegeleider nam met oma en met de cliënt door wat de werkgever verlangt en verwacht van de
cliënt. De trajectbegeleider heeft ook een afspraak met de werkgever gemaakt en leerplichtambte-
naar en UWV ingelicht. De werkgever bleek van de situatie van de cliënt op de hoogte te zijn en wilde
hem een kans geven. De trajectbegeleider heeft de werkgever over de regeling scholingsbelemmering
geïnformeerd.
De cliënt heeft het goed naar zijn zin op het werk. Hij kan het tempo aan, maar heeft soms moeite met
het laatste uurtje. Echter, het loopt binnen deze baan mis, omdat de cliënt te veel uren maakt en ook ziek
wordt. Bij het interview geeft de cliënt aan dat hij waarschijnlijk nog wel gewerkt zou hebben als de werk-
gever zich aan de 32 uur had gehouden en later de uren had uitgebreid. De trajectbegeleider had zich wat
op de achtergrond gehouden.
‘Dus ik hield me even op de achtergrond en wilde van lieverlee binnenkomen. En dan had
ik met de werkgever de afspraak willen maken om één keer per week te komen kijken. En dan
hoop je zo’n werkgever te leren kennen. Want ik kijk ook naar het type werkgever.
(….) En dan moet ik met hem een vertrouwensrelatie opbouwen en dan vervolgens kan ik
dingen gaan doen. Dat is mijn manier van werken.’
De trajectbegeleider wist niet dat de cliënt ook ziek was in die periode en daardoor niet fit was.
‘Maar toen meldde hij zich wel weer ziek en dat wist ik niet meteen. En dat vond ik ook wel heel
jammer. (….) En ik dacht nou, misschien kan hij dan voor drie maanden hier blijven… zo doet hij
wat werkervaring op… en bij wijze van spreken van zeven tot twaalf. Dan was de dag te overzien.
Dus dat wilden we eigenlijk …. Als hij die vrijdag was gaan werken, dan zou ik die vrijdagmiddag
om 13.15 uur ook aanwezig zijn en dan hadden we een gesprek met de werkgever.(….) Eerst zei
hij: oké. En toen belde hij ’s avonds toch weer op dat hij niet wilde. Maar dat speelde ook weer
mee…(…..) Hij was blijkbaar in november al een paar keer bij de dokter geweest. En dat wist ik
helemaal niet. Dat is op zich wel jammer.(….) Maar hij ging niet meer. Dus toen was het einde
oefening. Toen ben ik nog wel gewoon met hem netjes terug geweest en we hebben het netjes
afgehandeld.’
Begin maart gaat de cliënt een T.O.M. project volgen (dagbesteding) op advies van de leerplichtambtenaar,
maar de cliënt stopt hier ook na enkele weken mee. Half april wordt een Wajong uitkering aangevraagd
en de cliënt moet door omstandigheden worden overgedragen aan een trajectbegeleider van een andere
organisatie.
Traject II: Een goede samenwerking met andere hulpverleners impliceert ook een verkenning van grenzen ten aanzien van de taken van de trajectbegeleiderCliënt is een jonge man van 23 jaar. Op vierjarige leeftijd werd er een autisme spectrum stoornis
gediagnostiseerd en in de loop der jaren ontwikkelt hij een gedragsstoornis. Medio 2011 wordt door een
46 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
gespecialiseerd behandel- en kenniscentrum voor autisme de diagnose PDD-NOS vastgesteld. Zijn
ouders zijn gescheiden en er ontstonden relatieproblemen tussen cliënt en de nieuwe partner van zijn
moeder. Vanwege ernstige gedragsproblemen werd hij op zestienjarige leeftijd opgenomen in een
gesloten jeugdafdeling van een JJI. Op zijn 17e werd hij overgeplaatst naar een besloten afdeling, waar
hij tot zijn 18e verbleef. Hier leerde hij zijn vrouw kennen. Op zijn 18e jaar stopte de hulpverlening, trouwde
hij en moest hij zelf woonruimte en werk zoeken. Hij werd vader van een dochter en een zoon. Bureau
jeugdzorg werd bij de opvoeding betrokken, vanwege vele ruzies tussen de ouders waren en huiselijk
geweld. Vanaf januari 2011 verblijven zijn kinderen in een pleeggezin, namelijk bij de moeder van de cliënt
en bij haar partner. Cliënt heeft een bezoekregeling. Hij ziet zijn kinderen elke dinsdag drie en een half
uur. Momenteel heeft cliënt begeleiding van de schuldhulpverlening, van het RIBW en de reclassering.
Daarnaast is hij onder behandeling van een GGz instelling en van een gespecialiseerd behandel- en
kenniscentrum voor autisme. De aanmelding voor begeleiding naar werk verloopt via het RIBW.
Doel van het traject
Doel van het traject is begeleiding op de werkvloer. Een collega van de huidige trajectbegeleider (een
jobhunter) had al een passende baan gevonden (via verkorte IRO). De cliënt gaat per 14 juni 2011 32 uur
per week bij een Opeldealer met garage werken; hij wordt een soort allround klusjesman. Het traject
bestond uit assessment, hulp bij werk en hulp bij administratieve zaken. In het eerste half jaar heeft de
trajectbegeleider zich samen met de cliënt gericht op sociale vaardigheden en op het opstellen van een
werknemersprofiel. Dit laatste gebeurde vooral via gesprekken.
‘Dus via gesprekken. We kunnen ook assessment inzetten. En we kunnen ook van die testen
doen om uit te zoeken waar iemands competenties liggen. Vaak heb ik contact met het netwerk,
in het begin. Bijvoorbeeld met school, als ze niet van de praktijkschool komen. Of met de woon-
begeleiding als die betrokken is. Of met MEE, als ze daar contact mee hebben. En dan maak je
een werknemersprofiel. En dan kun je kijken als je een werkgever gevonden hebt, of dat ook
matcht.’
Pas in het tweede half jaar werden de doelen meer in samenspraak opgesteld. Bij het opstellen van de
doelen gaat de trajectbegeleider uit van de sterke kanten van de cliënt. De doelen werden elk half jaar
geëvalueerd, samen met de cliënt en met de werkgever.
Het grootste probleem van de cliënt is dat hij niet tegen onduidelijkheden kan; dat heeft zijn
weerslag op hem en op zijn werk. Terwijl hij zijn werk goed doet en de afwisseling leuk vindt, is hij steeds
geneigd om niet naar zijn werk te gaan als er privé iets niet goed gaat. Het gaat dan om problemen als
onduidelijkheid over zijn salaris, het omgaan met schulden en steeds terugkerende ruzies met zijn vrouw
over de schulden en de omgang met de kinderen. Ook de begeleiding vanuit instanties laat te wensen
over. (Eind april 2012 is de gemeente nog steeds geen schuldhulpverleningstraject met hen ingegaan).
Cliënt moet van de trajectbegeleider leren om op tijd aan te geven dat hij vrij wil nemen. Ook probeert de
trajectbegeleider steeds samen met de cliënt problemen op een rijtje te zetten.
Resultaten
De trajectbegeleider neemt contact op met de nieuwe woonbegeleider. Ze wil duidelijkheid over de rol
van het RIBW en ook zelf haar rol duidelijk maken. Ook moet er voor de cliënt duidelijkheid komen over
de schuldhulpverlening en afspraken bij het RIBW.
47 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Medio september 2011 is de trajectbegeleider aanwezig bij een groot overleg bij het RIBW met alle
betrokken hulpverleners van de cliënt en zijn vrouw, om af te stemmen, o.a. met de nieuwe
woonbegeleider. Pas dan wordt voor de trajectbegeleider duidelijk wie er allemaal betrokken zijn. Ook
blijkt dat de instanties een negatief beeld van de cliënt hebben; de trajectbegeleider zegt dat ze dit niet
herkent, dat het goed gaat op het werk, dat hij gewaardeerd wordt en ook goed met andere collega’s kan
opschieten. De trajectbegeleider legt haar rol uit en vraagt aan alle betrokken instanties of ze afspraken
met de cliënt op woensdag kunnen plannen omdat hij dan vrij is; ze kunnen niet steeds verwachten dat hij
voor afspraken vrij kan nemen van zijn werk.
‘Ja, dat merk ik soms bij jeugdzorg en bij woonbegeleiding, dat ze zich niet realiseren hoe
belangrijk het is dat het in de thuissituatie goed gaat. Want als dat niet zo is heeft het meteen zijn
weerslag op het werk. En ze denken ook vaak dat het geen regulier werk is; dat het maar een
baantje is. Ook met die afspraken. Ik heb gezegd: hij werkt gewoon en dat hij op woensdag vrij is
en dat ze die afspraken op woensdag moeten plannen.’
De afstemming van de doelen vindt voortaan in dit overleg plaats. De trajectbegeleider geeft aan dat er in
de loop der tijd meer afstemming tussen de hulpverleners onderling is gekomen.
Daarnaast heeft de trajectbegeleider een intensieve samenwerking met de werkgever opgebouwd. De
werkgever en trajectbegeleider spreken begin december af dat ze goed de vinger aan de pols zullen
houden omdat de cliënt problemen heeft met zijn vrouw. De werkgever merkt echter weinig
veranderingen op. Bureau Jeugdzorg zal bij een zitting over verlenging van OTS van de kinderen het
verzoek indienen om de kinderen blijvend in het pleeggezin te plaatsen. In het multidisciplinaire
overleg (februari 2012) wordt besproken dat Bureau Jeugdzorg vreest dat de cliënt en zijn vrouw er met de
kinderen vandoor zullen gaan, wat in het verleden al eerder is gebeurd. Ook de werkgever is hiervan op
de hoogte. De trajectbegeleider spreekt af dat de werkgever haar zal waarschuwen als de cliënt te lang
wegblijft bij het bezoeken van klanten. In maart zijn er verscheidene contacten met de werkgever (vijf in
totaal) omdat de cliënt vervelend wordt benaderd door sommige collega’s. De werkgever spreekt hen
hierop aan en er komt een gezamenlijk gesprek. Verder gaat de trajectbegeleider voorlichting geven aan
de collega’s over PDD NOS en Wajong.
Ook werkt de trajectbegeleider aan de samenwerking met de woonbegeleider. De cliënt heeft weinig
inzicht in zijn inkomen en wat hij maandelijks aan schulden moet afdragen. De trajectbegeleider spreekt
met de woonbegeleiding af dat ze dit gaat uitleggen aan de cliënt. Medio december brengt de cliënt
samen met de woonbegeleider een bezoek aan de gemeente om duidelijkheid te vragen over het
gemeentetraject en de schulden. Er is ook contact met de reclassering hierover. In een groot overleg in
februari vermeldt de trajectbegeleider dat ze de communicatie van het RIBW slecht vindt, dat er niets
teruggekoppeld wordt, dat er te veel gepraat wordt en te weinig praktisch wordt gewerkt. Ook vraagt
ze zich af of de woonbegeleider verstand heeft van autisme spectrumstoornissen. Het contact verbetert
hierdoor. In het volgende overleg (eind april) stelt de woonbegeleider voor om ook de gemeente bij een
volgend overleg uit te nodigen in verband met de schulden.
Daarnaast maakt de cliënt zich zorgen over een nieuwe begeleider van Bureau Jeugdzorg, wat hem stress
oplevert. Via intensief contact tussen trajectbegeleider en woonbegeleider (zes keer in maart) wordt
geregeld dat de nieuwe begeleider voorlopig nog niet komt.
48 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Traject III: Grenzen aan eigen verantwoordelijkheid bij een cognitieve beperking en het belang van intensieve samenwerking met de werkgeverCliënt is 20 jaar, heeft een cognitieve beperking en speciaal onderwijs gevolgd. De cliënt is op vier-
jarige leeftijd seksueel misbruikt. Zijn vader had een delict geschiedenis (detentie vanwege snelkraken
en inbreken). Vanaf de middelbare school is er sprake van verzuimgedrag. De cliënt heeft praktijk-
onderwijs gehad. Op de praktijkschool ging het niet goed (hij werd daar gepest) en daarna is hij
onder begeleiding van de leerplichtambtenaar naar een andere school gegaan. Daar volgde hij een
AKA-traject. In het eerste jaar heeft hij goed gefunctioneerd en zijn schoonmaakdiploma gehaald. In het
tweede jaar (2009) ging het mis; hij melde zich vaak ziek en ging uiteindelijk niet meer naar school. De cliënt is
beïnvloedbaar en trekt vaak op met verkeerde vrienden. Ook rookt hij drie tot vier joints per dag.
Delictgeschiedenis
• Eind 2006: taakstraf voor openlijke geweldpleging; positief afgerond.
• Medio 2007: werkstraf en begeleiding door de jeugdreclassering in verband met diefstal. De
aandachtspunten zijn: vrijetijdsbesteding, sociale vaardigheden en schoolgang, met als algemeen
doel recidive te voorkomen. Positief afgerond.
• Najaar 2007: werkstraf i.v.m. openlijke geweldpleging. De cliënt had tevoren dagbehandeling gekre-
gen en aansluitend weerbaarheidstraining. Positief afgerond.
De conclusie van jeugdreclassering was dat de kans op recidive hoog is, wanneer de cliënt geen
dagbesteding en structuur heeft en hij iemand tegenkomt die hem negatief beïnvloedt. In overleg met
de leerplicht werd een dagbesteding gevonden en een stageadres. De jeugdreclassering heeft de ouders
verwezen naar Bureau Jeugdzorg.
• Zomer 2009: incident eieren gooien; cliënt moet op zitting verschijnen.
• Hierna een proces-verbaal vanwege schoolverzuim en inzet van de Jeugdreclassering.
• Eind 2009: diefstal/straatroof; na enkele dagen voorgeleid bij Rechter-Commissaris en in bewaring
gesteld (JJI).
Binnen de JJI ging het niet goed met de cliënt; hij hoorde er niet echt thuis. In januari 2010 werd hij
geschorst van de voorlopige hechtenis met als voorwaarden: voortzetting van de begeleiding door de
jeugdreclassering, voortzetting van de contacten met verslavingszorg, een contactverbod met een vriend
die een slechte invloed op hem heeft, opzetten van een dagbesteding (school en/of werk) en huisarrest
(hij mag alleen onder begeleiding buitenshuis treden).
Werkervaringen
Cliënt heeft vanaf zijn vijftiende twee jaar gewerkt in een cafetaria maar is daarmee gestopt. Nadat het
misgelopen is op school (2009) stelde de leerplichtambtenaar een arbeidstraject voor. Hij mocht zijn stage
omzetten in werk, maar dat is niet gebeurd; hij kwam niet op een afspraak bij zijn werkbegeleider van
school.
In de zomer van 2009 heeft de cliënt in de thuiszorg gewerkt. Hij had dit werk zelf gevonden. Enige weken
na detentie (begin 2010) heeft hij nog enige tijd in de schoonmaakbranche gewerkt via een uitzendbureau
(zelf geregeld). Hij raakte dit werk kwijt omdat iemand verteld had dat hij vast had gezeten.
Overige hulp
Medio 2010 schrijft de verzekeringsgeneeskundige het volgende: ‘De cliënt heeft in de werk-
situatie duidelijkheid nodig en moet kunnen terugvallen op een collega en/of leidinggevende, indien
49 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
nodig. Hij krijgt niet altijd uitleg omdat hij overschat wordt. Daarop reageert hij door dan maar weg
te gaan. Hij heeft werk nodig met een duidelijke structuur en regelmaat. Ook een duidelijke taakom-
schrijving is nodig. Bij veranderingen of problemen moet hij om hulp kunnen vragen of hulp aangebo-
den krijgen. Bij verandering van werkzaamheden heeft hij meer instructie nodig dan een collega’.
Cliënt ontvangt steun van zijn ouders. Zijn ouders proberen duidelijke grenzen te stellen, maar hij houdt
zich niet altijd aan de afspraken. Dat geldt ook voor afspraken met instanties. In juli 2010 ging cliënt niet
naar de intake van de instelling voor verslavingszorg. Hij had weer softdrugs gebruikt en zich meerdere
malen ziek gemeld bij de sociale vaardigheden training. Ook kwam hij de afspraken bij het DOK niet
na of werd hij naar huis gestuurd omdat hij geblowd had.
Via de gemeente werd werk voor hem gezocht. Ook daar werd het contact met de cliënt afgesloten,
nadat hij zich had afgemeld voor de vervolgafspraak en niet gereageerd had op telefonisch dan wel
briefcontact. De reclassering heeft vervolgens afspraken met de cliënt gemaakt over een aantal huisregels.
Ook werd hij door de reclassering aangemeld bij een jobcoach, met als doel zijn assertiviteit te bevorderen
en groeimogelijkheden te verkennen voor zijn loopbaanperspectief.
Het traject
Het overkoepelende doel van het traject is om via vrijwilligerswerk naar vast werk te gaan. De cliënt wil
werken in de geriatrie. De jobcoach begon het traject in augustus 2011 informeel (één keer per week),
omdat er nog geen financiering was. Eind september wordt PGB toegewezen en de cliënt kan ongeveer
vier uur per week worden begeleid. Cliënt zal eerst de sociale vaardigheden training afronden en daarna
verder gaan bij het DOK. Na een aantal afmeldingen verplicht de reclassering hem om verder te gaan. In
oktober blijkt dat de cliënt een transgender wens heeft. Hij wordt door de reclassering begeleid bij het
kenbaar maken van zijn gevoelens aan zijn ouders in januari. De jobcoach en reclassering gaan nauw
samenwerken om het traject goed te laten verlopen:
‘Ik heb hoofdzakelijk samengewerkt met de jeugdreclassering. Dat is heel goed bevallen. We
waren echt aanvullend op elkaar en ook qua informatieverstrekking en het uitwisselen van ideeën
was dat heel goed. Zij zitten dus op de formeel juridische kant en ik zat meer op de informele kant
qua begeleiding en aansturing. Want ik heb natuurlijk geen juridisch kader. Dat was een hele goeie
combinatie.(…..) We hadden een heel duidelijk protocol en dat is toch wel prettig. Het werken
via een protocol gaat niet altijd met deze doelgroep, maar het is voor jezelf wel prettig om een
houvast te hebben. Dat je het toch zo gaat doen zoals afgesproken.’
Door het transgender traject heeft de cliënt geen ruimte of rust in zijn hoofd om te gaan werken, maar hij
geeft aan dat hij met behulp van de jobcoach weer langzaam aan dagbesteding wil beginnen. De doelen
worden stap voor stap bekeken. De cliënt komt op een wachtlijst voor transgender. Er wordt een dag-
en nachtritme opgebouwd. De cliënt wil stoppen met blowen omdat dat een contra-indicatie is voor het
transgendertraject en gaat naar de sportschool. Bij verslavingszorg wordt een afspraak gemaakt. Ook
wordt een afspraak gemaakt bij een verzorgingshuis in verband met vrijwilligerswerk. Het doel van het
traject was om in een later stadium met het verzorgingstehuis te praten over een beroepsbegeleidende
leerweg.
‘We hebben heel veel gepraat en ik heb perspectief proberen te geven. Gewoon stap voor stap
proberen verder te komen en zelfverzekerder te worden. Ik heb hem zelf stappen laten nemen.
Ik laat dan zien dat het wel kan. En dat evalueren we dan.
50 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Hij moest zelf contact opnemen met het verpleeghuis, dat bereiden we dan wel voor.
En dan vraag ik na of het goed ging. En dat ging vaak niet goed, want dan had hij de verkeerde
telefoonnummers achtergelaten en dat moest dan weer hersteld worden. Maar dat zijn leer-
punten geweest.’
Volgens de trajectbegeleider was er een afspraak gemaakt met de cliënt om een dag mee te lopen op
het verzorgingshuis. Dat is uiteindelijk ook gebeurd, maar de cliënt werd daarbij niet begeleid door het
verpleeghuis, omdat de betreffende persoon niet aanwezig was. Het was niet duidelijk wanneer hij terug
moest komen. Hij liet zijn telefoonnummer achter, maar dat bleek niet te kloppen, waardoor een en ander
is misgelopen. De trajectbegeleider had nog gemaild, maar kreeg als antwoord dat de cliënt niets van zich
had laten horen. Vanaf dat moment heeft een collega het traject overgenomen.
Traject IV: Beperkingen in de begeleiding van scholenDe cliënt is 17 jaar bij aanvang van het traject. Hij woont bij zijn opa en oma van moeders kant en is
samen met zijn zus uit huis geplaatst vanwege verwaarlozing ten gevolge van de verslaving van moeder.
De cliënt en grootouders werden begeleid door MST, omdat de cliënt een wisselend beeld in zijn gedrag
liet zien. Periodes van netjes aan afspraken houden, beleefd zijn en doen wat gevraagd werd, werden
onderbroken door periodes van problemen met gezag op school en spanningen thuis en met vrienden.
De cliënt is bekend met ernstige, instabiele astma, nier-problematiek en allergieën. Hij heeft ADHD, maar
slikt hiervoor geen medicatie meer. Ook bekend met ODD. Hij heeft wisselende vrienden en een vriendin.
De cliënt is in april 2011 door MST overgedragen aan een jobcoach met als doel ondersteuning te bieden
in het opbouwen en behouden van dagstructuur en het aanleren van vaardigheden ter voorbereiding op
een structurele dagbesteding. Vanaf dat moment stopt MST. De trajectbegeleider heeft eenmalig contact
gehad met de reclassering, in het kader van het herstellen van het contact tussen de cliënt en zijn vader.
Ook was er eenmalig contact met de leerplichtambtenaar. De voogd van jeugdzorg heeft contact met
oma, maar dat contact verloopt moeizaam.
De cliënt volgde in april (vóór aanvang van het traject) een verlengde AKA opleiding, richting detailhandel
(BOL variant). Hij had concentratieproblemen, gedragsproblemen en een achterstand door ziekteverzuim.
Er is voor gekozen om de cliënt een verlenging aan te bieden, zodat hij op de opleiding kon blijven. Hij had
een REC-indicatie en kreeg ook ambulante begeleiding vanuit school. De cliënt moest uiteindelijk toch
stoppen met zijn stage; de stage liep niet goed en zijn stagebegeleider was langdurig ziek en had geen
vervanger. In mei heeft hij een krantenwijk gehad om in zijn dagritme te blijven. In september is hij gestart
in het nieuwe schooljaar.
Doelen van het traject
Doel van het traject was een structurele dagbesteding te vinden, in de vorm van een opleiding met werk.
De jobcoach ondersteunde de cliënt bij de aanvraag van Wajong, bij het zoeken naar werk (stageplekken),
bij het krijgen en volhouden van een dagstructuur, het zoeken naar vacatures, het opstellen van een CV en
sollicitatiebrief en bij het daadwerkelijk solliciteren. Cliënt en jobcoach gingen samen langs uitzendbureaus
en bedrijven, omdat de school vaak geen geschikte stageplek had. Door de somatische klachten is het
moeilijk om passend werk te vinden. Een bedrijf moet daarvoor openstaan en de cliënt kunnen begeleiden
en stimuleren.
Een ander doel was het aanleren van praktische vaardigheden. De cliënt werd ondersteund in het omgaan
met gezag, instructies en kritiek van mensen in zijn directe omgeving en in het omgaan met conflicten
en stress. Zijn assertiviteit, zelfbeheersing en non-verbale communicatie werden getraind en zijn zelf-
51 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
kennis werd vergroot. Dit alles door individuele gesprekken en training. Hierbij werd gebruik gemaakt van
een positieve benadering en positieve feedback op zijn handelen en gedrag. Cliënt heeft een directe en
duidelijke aansturing nodig en intensieve begeleiding om zijn gedrag en houding te veranderen. Ook is
deze intensieve begeleiding nodig om een dagritme op te bouwen en een gestructureerde dagbesteding
te vinden. Hij heeft ondersteuning nodig bij het maken van keuzes t.a.v. zijn studie en om de motivatie
voor deze keuzes te behouden. Thema’s die geregeld terug kwamen in gesprekken waren; houding en
attitude van de cliënt, het niet overzien van situaties, gedragsproblemen, spanningen thuis, op school en
op het stage adres.
Resultaten
De cliënt toonde veel inzet en wilde graag zijn opleiding afronden en gaan werken. Er was gemiddeld één
keer per week een face to face gesprek met de cliënt, gericht op het vinden van werk en school en op
solliciteren. Daarnaast was er telefonisch contact, in het begin elke dag en later minder vaak.
Vanaf mei 2011 heeft de jobcoach gesprekken en afstemming met school. Er waren groepsgesprekken
tussen trajectbegeleider, REC-begeleider, cliënt, oma en docenten. Hierbij was de reclassering niet
aanwezig. Bij aanvang van het traject liep de cliënt stage bij een kledingzaak, maar hij moest daar
opnieuw voortijdig vertrekken (te laat terug van middagpauze, ziekmeldingen e.d.). Hij start in oktober
2011 met een stage bij een supermarkt, drie halve dagen per week. Ook deze stage verliep niet goed door
motivatieproblemen, communicatieproblemen en gedragsproblemen. De communicatie vanuit school
naar het stage adres was niet duidelijk, wat tot verwarring en spanning leidde. Er zijn diverse malen
waarschuwingen en gesprekken geweest op school. Uiteindelijk moest de cliënt de opleiding verlaten;
het escaleerde op school door een incident en uiteindelijk werd besloten dat hij niet op de betreffende
school kon blijven. De trajectbegeleider geeft aan dat de cliënt gedemotiveerd raakte doordat zaken niet
goed opgepakt werden:
‘Toen is dat fout gelopen en heeft hij ook nog bij een andere kledingzaak en daarna bij een super-
markt stage gelopen. En dan merk je toch wel ….Ik heb hem ook een aantal keren gebracht en we
zijn op gesprek geweest en hebben afspraken gemaakt. En dan gaat dat de eerste week goed en
dan gaat hij … hij is opeens weg of… te laat. En toen hebben ze tegen hem gezegd dat het zo niet
kon. Want het was een stageplek die veel mensen wilden hebben en eh… En bij de supermarkt
… de een zei dit en de ander dat… en dat zorgde voor onrust. Ook in het begin waren er afspraken
gemaakt dat het voor X heel belangrijk is dat hij gewoon weet waar hij aan toe is. En dan werd er
gezegd: kom morgen maar zo laat…Maar dat waren niet de afspraken. Dus het liep niet zo lekker.
En X zei toen dat het niet was wat hij eigenlijk wilde.’
I: ‘Ja, hij heeft duidelijkheid nodig?’
R: ‘Ja, maar ook iemand die zegt: dit pik ik niet en die het oppakt met hem. En hier is hij ook weer
op een gegeven moment weggegaan. Hij had er geen zin meer in. Dat je denkt… ja…’
Vanuit school was de begeleiding op afstand, terwijl de jobcoach de stageplekken bezocht.
‘Dat was ook met de stages… Ik ging altijd naar de stages toe. En die REC-4 docent, die kon dat
dus niet. En ook met school, de docenten, die konden ook niet altijd komen. (…) Die kwamen op
werkbezoek als ze wat tijd over hadden. En dan denk ik… dat is voor X ook niet goed. Eigenlijk
moet je afspreken dat je iedere vrijdag op een bepaalde tijd langs komt om te evalueren. Maar die
tijd is er eigenlijk niet.’
52 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
De school kwam met een alternatief: de cliënt ging in januari 2012 naar een andere ROC/AKA opleiding
ARDWERK, die beter zou aansluiten bij zijn behoeftes. Deze opleiding was bedoeld voor jongeren die
een gewone AKA opleiding niet aankunnen. Er werd gewerkt in kleinere groepen en de begeleiding was
intensiever. Vanuit hier zou het mogelijk zijn om door te stromen naar een reguliere opleiding. Aangezien
dit project een pilot was, was er nog veel onduidelijk over het lesschema en de locaties e.d. Dit zorgde bij
de cliënt voor onrust en spanningen.
Cliënt wilde graag verder in de detailhandel, maar gaf in maart 2012 aan dat Ardwerk niet kon bieden wat
hij ervan verwachtte; cliënt verveelde zich en wilde leren aan de hand van lesboeken. Hij vond het niet
nodig om met zijn sociale vaardigheden bezig te zijn. Zijn leerbegeleider geeft aan dat het wel degelijk om
lessen gaat, o.a. gericht op werknemersvaardigheden. De cliënt voelt zich negatief benaderd en vindt dat
er geen wederzijds respect is; medio maart hebben de cliënt en de jobcoach hierover een gesprek met
de betreffende persoon van Ardwerk. De cliënt besloot daarna toch gewoon verder te gaan met school.
De cliënt vult sinds april 2012 zijn dagen met het naar school gaan, het zoeken naar een BBL plaats en hij
brengt veel tijd door met zijn vrienden. De cliënt gaf aan dat hij de opleiding bedrijfsadministratie wil gaan
doen en hij zal zich hiervoor in gaan schrijven. Hij wil graag werken en geld verdienen. In de toekomst
wordt bekeken of de cliënt zich op positieve wijze ontwikkelt en of een traject naar werk aan de orde is.
Traject V: Een proefplaatsing kan tijd en ruimte bieden voor verkenning van mogelijkhedenDe cliënt is een jongen van 22 jaar. Ten gevolge van een negatief zelfbeeld is de cliënt harddrugs gaan
gebruiken (coke en cannabis), wat resulteerde in een psychose, waarvoor hij negen maanden opge-
nomen is geweest. In het verleden heeft hij ook op een gesloten en open afdeling gezeten en is daar
positief uitgekomen. Bij aanvang van het traject was hij ruim een jaar clean, maar nog onder behande-
ling van de reclassering verslavingszorg, waar hij zich elke drie weken moest melden. Daarnaast heeft hij
wekelijkse gesprekken bij Iriszorg (verslavingszorg) en woonbegeleiding vanuit het RIBW. Vóór het traject
is hij behandeld door maatschappelijk werk, een sociaal psychiatrisch verpleegkundige, een psycholoog
en een psychiater.
De cliënt heeft een geweldsdelict gepleegd op zijn veertiende jaar en een vermogensdelict zon-
der geweld op zijn twintigste jaar. Hij heeft hiervoor respectievelijk een taakstraf gehad en twee jaar
reclasseringstoezicht, voorwaardelijk, met een harddrugs verbod. De cliënt heeft in het verleden veel
korte baantjes gehad, maar hield dit steeds niet vol of hij moest stoppen.
Ook heeft hij negatieve ervaringen met opleidingen, die hij niet afgerond heeft of niet gehaald heeft.
Hij heeft VMBO gevolgd, maar geen diploma gehaald. Daarna heeft hij niveau 1 horeca-assistent afgerond in
2007/2008 en stage gelopen bij een banketbakker. Dit viel hem zwaar omdat hij vroeg op moest staan en het
werk ook zwaar was. Daarna heeft hij negen maanden orders gepikt, en vervolgens respectievelijk zeven
en negen maanden als vuilnisman gewerkt. Ook dit werk kon hij niet volhouden. Vlak voor het traject
heeft hij enkele maanden in de dagbesteding bij Pro Persona aan fietsen gesleuteld en vond dat leuk werk.
Hij zette zich voor de aanvang van het traject al in om structuur in zijn leven te krijgen en daar hoort wat
de cliënt betreft ook werk bij. In de toekomst zou hij graag een BBL opleiding willen volgen.
Het traject
De cliënt heeft het zogenaamde fietsenproject doorlopen, dat door het UWV wordt gesubsidieerd.
Mensen die in dit project terecht komen hebben een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Doel van het
traject is dat cliënten voldoende vaardigheden ontwikkelen om binnen de reguliere arbeidsmarkt
naar behoren te kunnen functioneren. Cliënten kunnen dus binnen een beschermde setting de stap
53 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
zetten naar een passende werkgever en naar duurzaam werk. Het fietsenproject begint met een werk-
ervaringsperiode van één maand. Dit is om een goede, eerste indruk van de cliënt te krijgen, van zijn
motivatie en beperkingen (valkuilen en minder goede eigenschappen). In deze fase ligt het accent niet
alleen op motivatie, maar ook op het aanleren van basisvaardigheden; op tijd komen, bereikbaar zijn, etc.
Daarna volgt een proefplaatsing van drie maanden, waarin aan de werknemersvaardigheden wordt gewerkt
(omgaan met leiding, met collega’s, met afspraken en met kritiek). Ook wordt gewerkt aan sollicitatie-
training, houding- en gedragstraining en training van bewustwording van veiligheid en hygiëne op
het werk. Een praktijkbegeleider houdt zich bezig met het inhoudelijke stuk en de jobcoach bewaakt
het proces. Ook is er een arbeidsdeskundige van het UWV gekoppeld aan het project, die kan
sanctioneren als cliënten zich niet aan de regels houden. Als de cliënt de tweede fase succesvol door-
lopen heeft (voldoende aanwezig en beheersing van de werknemersvaardigheden), dan krijgt hij een
arbeidscontract van zes maanden. In de eerste en tweede fase werkt de cliënt met behoud van uitkering.
Gedurende het hele proces worden de cliënten geobserveerd en gecoacht, met als doel hun kwaliteiten en
eigenschappen in beeld te krijgen en daar waar nodig bij te sturen. Hierbij wordt onder andere gebruik
gemaakt van de MELBA/IDA en de SIWIT-test.
Op vrijdagmiddag komen de ouders vaak langs voor een gesprek en soms zijn er ook gesprekken met de
partner van de cliënt. De overige gesprekken zijn meestal bij de jongere thuis. De trajectbegeleider ziet
dan meer en het is ook belangrijk dat de jongere zich op zijn gemak voelt.
Doel van het traject
Voor de start van het traject vond een gesprek plaats met de cliënt om er zeker van te zijn dat de werkplek
passend was. Dit werd eerder al bij het UWV gecheckt. Het eerste gesprek met de cliënt vond plaats
op 26 november 2011. De cliënt wilde eerst werken en intern wat cursussen volgen. Hij wilde geen
opleiding volgen vanwege zijn negatieve ervaringen in het verleden. De huisregels van de organisatie
werden doorgenomen. De bedrijfscultuur kwam ook steeds terug in de wekelijkse gesprekken met de
trajectbegeleider en werd steeds geëvalueerd. De cliënt moest op deze manier ervaren welke waarden
en normen er spelen en wat wel en niet kan.
Tijdens het traject werd onderzocht welke mogelijkheden de cliënt had voor een reguliere baan. Bij het
bepalen van het doel van het traject werd rekening gehouden met sterke punten en beperkingen, met
de medische achtergrond, thuissituatie en interesses. Daarnaast was het traject van de cliënt gericht
op persoonlijke ontwikkeling; het leren omgaan met conflicten, het vergroten van zelfkennis (door te
spiegelen) en assertiviteit. Verder werden zijn kwaliteiten inzichtelijk gemaakt door hem verschillen-
de soorten werk te laten doen en hem feedback te geven over wat goed ging en waaraan hij moest
werken (opbouwende kritiek). Ten aanzien van zijn werknemersvaardigheden werd gewerkt aan verbe-
tering van het werkritme, het werktempo en het aanleren van praktische vaardigheden. Ook werden zijn
groeimogelijkheden verkend en werden de taken uitgebreid als de cliënt goed functioneerde. Als zich
conflicten voordeden, werd gevraagd naar de mening van de cliënt en werd besproken wat goed ging en
wat aandacht nodig had. Het begeleidingsregime was gemiddeld: 10% van het aantal uren.
Resultaten
De taken die de cliënt heeft uitgevoerd waren opbouwend in moeilijkheidsgraad, waardoor hij kon voort-
bouwen op successen die hij had behaald. Dit versterkte zijn zelfbeeld. Hij heeft ook zijn eigen fouten
mogen maken, en door hier over na te denken en een oplossing te bedenken is gebleken dat hij beter kon
onthouden hoe iets moet. In de drie maanden proefplaatsing heeft hij zijn taken kunnen uitbreiden. Hij kon
enkelvoudige opdrachten alleen afmaken en de voor hem bekende werkvolgordes zelfstandig uitvoeren.
54 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Aan het eind van de tweede periode werd de cliënt overgedragen aan een collega jobcoach. De
cliënt heeft meerdere sollicitatietrainingen gevolgd en een lijstje gemaakt met onderwerpen waarover
hij zelf kon vertellen. Hij heeft gesolliciteerd bij een hovenier en mocht daarna een week meedraaien om
te kijken hoe het beviel bij beide partijen. Daarna heeft de werkgever hem een dienstverband aange-
boden. Cliënt heeft vier maanden over het traject gedaan, terwijl andere cliënten er gemiddeld tien maan-
den over doen. Aan het eind van het traject had de cliënt wat meer zelfvertrouwen gekregen. Hij was
assertiever geworden en was toe aan een stap richting regulier werk. Hij was wel bang voor terugval in
oud gedrag en vond het daarom wel wat eng.
Er vond een warme overdracht plaats; een gesprek tussen de nieuwe jobcoach, de cliënt en de
voormalige jobcoach om de doelen voor de nieuwe baan te bespreken. Daarna heeft de nieuwe jobcoach
de doelen kortgesloten met de werkgever. Op het moment dat de cliënt werd overgedragen aan de
werkgever werd gezocht naar iemand op de werkvloer die de taken van de jobcoach op termijn zou
kunnen overnemen. Deze persoon moet kunnen signaleren wat er gebeurt en als het fout gaat
in kunnen grijpen (terugvalpreventie). De eerste jobcoach heeft nog af en toe contact met de cliënt.
Het gaat momenteel goed met de cliënt en het klikt goed met de werkgever en zijn collega. Hij is
begonnen met drie dagen per week te werken en nu is dat 32 uur.
55 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Bijlage 2: Methodiekbeschrijving
Ontwikkeld door Tranzo, Vereenigde Arbeidskundige Compagnie (VAC) en MST Nederland
56 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Hoofdstuk 1: Principes van de trajectbegeleiding voor jongeren met een justitiële of civiele maatregel
In dit hoofdstuk worden acht principes beschreven en kort uitgelegd. Deze principes vormen de basis
van een methodiek van trajectbegeleiding voor jongeren met (ernstige) psychische problematiek of een
verstandelijke beperking vanaf 12 jaar, met antisociaal gedrag en aan wie een justitiële of civiele maatregel
is opgelegd. De principes vormen een leidraad om deze jongeren te begeleiden naar werk of een reguliere
opleiding.
De acht basisprincipes zijn gebaseerd zowel op principes van de ‘Individual Placement and Support’
theorie (IPS) als op principes van MST, maar sluiten ook goed aan bij andere systeemgerichte inter-
venties, zoals MDFT en FFT. De trajectbegeleiding bouwt voort op de werkzame factoren en bevindin-
gen uit de systeemgerichte interventie. Tenslotte berust de methodiek op de Strengths benadering, die
eigenlijk ook verweven is met IPS en MST.
1.1 De doelgroep • Jongeren vanaf 12 jaar. In Nederland mogen jongeren vanaf 13 jaar actief zijn op de arbeidsmarkt
maar tot het 18e levensjaar vallen zij onder de leerplichtwet. Het uitgangspunt is dat school voor
werk gaat, maar wanneer school niet de oplossing kan bieden, moet werk mogelijk zijn. Een
bovengrens voor leeftijd wordt wel binnen de behandelmethoden (zoals MST) aangehouden maar is
hier niet van belang, omdat trajectgeleiding op alle leeftijden mogelijk is.
• Er is sprake van (ernstige) gedragsproblemen; die zich uiten op verschillende levensgebieden, vaak
multi-causaal van aard zijn en kunnen leiden of hebben geleid tot ingrijpen van jeugdzorg of justitie.
• Beschikbaar voor school en/of werk. Beschikbaarheid wordt voor een deel bepaald door fysieke
beschikbaarheid. Detentie of opname in een GGz-instelling kunnen een tijdelijke onderbreking
van het traject veroorzaken. Daarnaast kan ernstige verslaving ertoe leiden dat iemand zeer slecht
bereikbaar is of niet regelmatig op het werk of school verschijnt, waardoor de beschikbaarheid voor
trajectbegeleiding zodanig beperkt is dat behandeling voor de verslaving vooraf dient te gaan aan een
traject naar school of werk.
• Bereikbaar voor trajectbegeleiding. Als communicatie met de jongere een steeds terug-
kerend probleem blijkt te zijn, ondanks de inzet van verschillende methoden om de motivatie
van de jongere te stimuleren, wordt een traject naar school of werk of begeleiding naar school of
werk uitgesloten.
• In behandeling (geweest) van een systeemgerichte behandelaar. Omdat er sprake is van een
doelgroep met ernstige gedragsproblemen, zijn op het gedrag gerichte interventies al door de
therapeut ingezet (zoals MST, FFT, MDFT) of wordt door een behandelaar systeemgericht gewerkt.
De trajectbegeleider richt zich primair op functioneel gedrag op school en in werk.
• Financiering van het traject moet mogelijk zijn. Indien blijkt dat financiering van het traject niet
gerealiseerd kan worden, moet het traject gestopt worden.
57 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
1.2. Principes van IPS, MST en de Strengths benadering
Individual Placement and Support (IPS)Zoals aangegeven zijn de acht basisprincipes van de methodiek gebaseerd op de principes van
IPS en MST. IPS is een uit de Verenigde Staten afkomstig programma om mensen te begeleiden en
ondersteunen bij het vinden en behouden van een reguliere, betaalde baan. Het is het meest
succesvolle model van arbeidsrehabilitatie, bedoeld voor mensen met ernstige en langdurige psychische
aandoeningen[1]. De laatste jaren zijn ook succesvolle IPS-programma’s ontstaan voor jongeren met een
eerste psychose, waarbij IPS zich behalve op het verkrijgen en behouden van reguliere, betaalde arbeid
ook richt op het beginnen of hervatten van een opleiding [2]. De overheersende filosofie van IPS is dat
mensen met een beperking in staat zijn om gewoon betaald werk te verrichten. Het primaire doel van IPS
is dus niet het veranderen van de cliënt, maar het vinden van een zo goed mogelijke aansluiting tussen
de kwaliteiten en ervaringen van de cliënt en de kenmerken en vereisten van een reguliere baan. In de
praktijk wordt IPS vooral aangeboden aan cliënten van ambulante GGz-teams. Hoofdkenmerken van IPS
zijn:
1. Regulier, betaald werk is het centrale doel.
2. Zero exclusion: iedere cliënt die aangeeft een betaalde baan te willen of een reguliere opleiding te
willen volgen, krijgt IPS-trajectbegeleiding aangeboden.
3. Er wordt snel en gericht naar een baan gezocht, uitgaande van ‘place, then train.’
4. De voorkeuren van de cliënt staan centraal.
5. Er wordt langdurige ondersteuning geboden, zowel aan de cliënt, als aan familie en personen aan
werk- of schoolcontext, zo lang als zij daaraan behoefte hebben en zo nodig vele jaren achtereen.
6. Er vindt doorlopend systematische inschatting van arbeidsmogelijkheden plaats. Gedurende het hele
traject wordt herhaaldelijk nagegaan welke functies en werkzaamheden voor de cliënt het meest
geschikt zijn.
7. Arbeidsintegratie is onderdeel van GGz-hulp. De IPS-trajectbegeleider maakt deel uit van een
GGz-team.
8. Cliënten krijgen advies en ondersteuning bij uitkeringskwesties die zich kunnen voordoen bij
werkhervatting.
Multi Systeemtherapie (MST) is een intensieve vorm van behandeling bestemd voor jongeren van
12 tot 18 jaar die vanwege ernstig grensoverschrijdend gedrag (dreigen) geplaatst (te) worden in een
justitiële jeugdinrichting of binnen de forensische jeugdpsychiatrie [3-5]. Bij MST bezoekt de therapeut het
gezin van de jongere meerdere malen thuis en is 24 uur per dag bereikbaar. Daarnaast zijn er contacten met
bijvoorbeeld de leerkracht of werkgever. Centraal uitgangspunt van MST is dat het antisociale gedrag
van de jongere wordt veroorzaakt door kenmerken van de jongere zelf, het gezin, de vriendengroep,
de school en de buurt. De aanpak van het ongewenste gedrag bestaat uit het verminderen van de
risicofactoren en het versterken van beschermende factoren die passen in de context van het gezin.
MST beoogt (her)plaatsing van de betreffende jonger in een justitiële inrichting te voorkomen en beoogt
tevens de competenties van het gezin te vergroten. De behandeling duurt 5 maanden en helpt ouders
en jongeren om vaardigheden te ontwikkelen, eigen problemen op te lossen en eigen hulpbronnen
te vinden. Onderzoek heeft aangetoond dat MST de recidive met betrekking tot ernstige delicten van de
jongeren verlaagt, het functioneren van de gezinnen van deze jongeren verbetert en dat uithuis-
plaatsingen afnemen.
58 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
De principes van MST zijn:
1. Het primaire doel van de assessment is inzicht te krijgen in de ‘fit’ of samenhang tussen de
problemen en hun bredere systemische context.
2. Therapeutische contacten benadrukken het positieve. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de krachten
in de verschillende systemen, die verandering in de situatie van de jongere op gang kunnen brengen.
Het gaat er dus om hoe de jongere vanuit de verschillende systemen ondersteund kan worden.
3. De interventies versterken verantwoordelijk gedrag van ouders en jongere en verminderen
onverantwoordelijk gedrag van de gezinsleden.
4. De interventies zijn gericht op het hier en nu, op concrete actie en op specifieke en helder
omschreven problemen.
5. De interventies zijn gericht op gedrag (interacties) binnen en tussen diverse systemen dat problemen
in stand houdt.
6. Interventies zijn gericht op het ontwikkelingsniveau van de jongere en passen bij de ontwikke-
lingsbehoefte van de jongere.
7. Interventies vragen voortdurende (dagelijkse of wekelijkse) inspanning van gezinsleden.
8. De effectiviteit van de interventies wordt continu geëvalueerd vanuit verschillende perspectieven.
Er is voortdurende evaluatie en controle op belemmeringen voor succes (systematische cyclus van
probleemanalyse en -aanpak).
9. De interventies zijn gericht op generalisatie en handhaving van de ingezette veranderingen
(ten gevolge van de behandeling). Dit gebeurt door competenties van ouders of verzorgenden te
vergroten, zodat zij in de behoeften van gezinsleden in de verschillende systemische contexten
kunnen voorzien.
De Strengths benaderingBij casemanagement gebaseerd op de Strengths benadering is de focus van de hulpverlening gericht op
de sterke kanten, interesses en mogelijkheden van de cliënt en niet op de beperkingen en pathologie [6].
1. Gericht op de sterke kanten van het individu, in plaats van op pathologie
2. De relatie tussen cliënt en casemanager is primair en staat voorop
3. Interventies zijn gebaseerd op zelfbeschikkingsprincipe van de cliënt
4. Interventies vinden plaats in de omgeving van de cliënt (assertive outreach)
5. Natuurlijke ondersteuningsbronnen zijn primaire partners
6. Ondersteuning wordt met name gezocht buiten de GGz
7. Groepssupervisie is bevorderend voor creatieve ideeën
8. Psychiatrische patiënten kunnen blijven leren, groeien en veranderen
9. De omgeving is een bron en geen ‘hindernis’
Samenvattend is MST dus met name gericht op versterking van de competenties van ouders of
verzorgenden, terwijl de trajectbegeleiding is gericht op versterking van de competenties van de jongere,
waarbij gebruik wordt gemaakt van de krachten in de verschillende systemen in de omgeving van de
jongere en er voortdurend wordt gecontroleerd op belemmeringen voor succes.
59 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
1.3 Principes van de trajectbegeleiding voor jongeren met een justitiële maatregel
Principe 1: Doel: betaald werk of een reguliere opleidingBetaald werk of een reguliere opleiding is het centrale doel van het traject voor deze jongeren. Door
passend werk of een reguliere opleiding heeft de jongere meer structuur en regelmaat in zijn leven en
minder kans om delicten te plegen. Daardoor zijn zowel werk als een reguliere opleiding een middel om
de jongere deel uit te laten maken van de maatschappij.
Principe 2: Zero exclusionIedere cliënt uit de doelgroep die aangeeft een betaalde baan te willen of een reguliere opleiding te willen
volgen, krijgt trajectbegeleiding aangeboden, tenzij hiervoor geen financiële vergoeding beschikbaar blijkt
te zijn.
Principe 3: Snelle plaatsing (place-then-train)De trajectbegeleider helpt de jongere zo snel en zo gericht mogelijk bij het zoeken naar een passende
opleiding en/of regulier werk. Het operationele doel is de cliënt binnen 4 weken in een gestructureerde
omgeving te plaatsen. De trajectbegeleider werkt volgens actieve outreach; ontmoet de cliënt in zijn
eigen omgeving.
Wanneer de jongere niet direct in aanmerking komt voor een opleiding of werk, regelt de traject-
begeleider andere bezigheden. Primair wordt gezocht naar werk, maar een proefplaatsing die op korte
termijn leidt tot werk (waarbij het voorlopige werk dient als middel) is ook mogelijk.
Principe 4: Integratie met systeemgerichte interventies De therapeut brengt door een systeemanalyse aan het begin van de behandeling alle personen in
kaart die invloed hebben op het gedrag van een jongere. Dat wil zeggen: het verband tussen het pro-
bleem gedrag van de jongeren en de systemen (gezin, de vrienden, buren, wijk en de school- en/of
werkomgeving) wordt onderzocht. De therapeut werkt aan de verandering van dit gedrag. Iedere
deelnemer aan het systeem wordt gemotiveerd en ondersteund om verantwoordelijkheid te nemen voor
het gedrag van de jongere, maar er wordt geen verantwoordelijkheid bij de jongere weggenomen. De
basis is dat verantwoordelijk gedrag beloond en bekrachtigd wordt.
De trajectbegeleiding sluit hierop aan. De therapeut bespreekt met de trajectbegeleider welk gedrag
volgens hem verantwoordelijk is voor het feit dat de jongere niet naar school gaat en/of geen werk heeft.
Ook geeft de therapeut aan welke interventies zijn toegepast, hoe dit gegaan is en wat de faal- en succes-
factoren zijn. Tenslotte kan de therapeut aangeven hoe de trajectbegeleider de gedragsverandering kan
ondersteunen op het gebied van begeleiding naar werk of school, welke succesfactoren van de
systeemgerichte interventie ook van belang zijn voor het traject en hoe de natuurlijke steunsystemen van
de cliënt kunnen worden ingeschakeld. Dat wil zeggen: wat de rol van ouders, werkgever, school etc. is
binnen het traject. Dat zal vaak in een aantal stappen gebeuren.
Het traject is gericht op positieve en sterke punten van de jongere, van het gezin en van de andere
systemen. De trajectbegeleider kijkt waar de jongere goed in is en richt zich op de individuele krachten
en mogelijkheden van de jongere en niet op zijn beperkingen. Tijdens het traject is er veel aandacht voor
deze sterke punten. Maar ook wordt gekeken hoe de jongere kan leren steun te vragen van ouders,
werkgever en school. Ofwel: hoe kunnen de systemen met hun dynamieken en hun succesfactoren
bijdragen aan het succes van de trajectbegeleiding. Met behulp van deze steun kan de jongere zijn
60 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
sterke kanten (ontdekken en) verder ontwikkelen. Op punten waar de jongere zwak in is, bijvoorbeeld
solliciteren, wordt ondersteuning gegeven.
Ook nadat de systeemgerichte interventie is gestopt werkt de trajectbegeleider samen met andere
hulpverleners; er vindt regelmatig overleg plaats en doelen worden op elkaar afgestemd. De traject-
begeleiding dient in samenwerking met behandelaars plaats te vinden omdat deze samenwerking van
invloed is op de resultaten van de trajectbegeleiding.
Principe 5: De voorkeuren en mogelijkheden van de jongere staan centraalDe relatie tussen cliënt en hulpverlener is essentieel en komt op de eerste plaats. Deze relatie is de basis
voor de contacten met de verschillende systemen. Een steunende relatie is belangrijk voor de veerkracht
van de cliënt.
De trajectbegeleider en de jongere zoeken samen naar een opleiding en/of werk dat zo goed mogelijk
aansluit bij de belevingswereld van de jongere, diens vaardigheden en intellectuele niveau. Hierbij staan
de individuele voorkeur, waarden en doelen van de cliënt voorop. Het werk of de opleiding moet dus
aansluiten op de wensen, mogelijkheden en werkervaringen of het ontwikkelingsniveau van de jongere.
Door middel van gesprekken met de therapeut, de jongere en ouders blijkt wat de mogelijkheden van de
jongere zijn.
De trajectbegeleider achterhaalt door middel van deze gesprekken de intrinsieke motivatie van de
jongere. De interventie is gericht op het versterken van de motivatie en het vertrouwen van de jongere. De
verantwoordelijkheid en actieve houding van de jongere moeten dus worden gestimuleerd. Door
keuzemogelijkheden en zeggenschap te bieden aan de cliënt wordt het eigen initiatief van de cliënt
gestimuleerd. Als de jongere meer grip krijgt op de eigen situatie en op zijn omgeving, kan hij zijn sterke
kanten beter ontwikkelen. Wanneer de jongere niet intrinsiek gemotiveerd is, moeten doelen worden
bijgesteld, of kan d.m.v. motiverende gespreksvoering (als werkstijl) hieraan worden gewerkt.
Principe 6: Ondersteuning op langere termijn, beschreven via controleerbare einddoelenDe trajectbegeleider onderzoekt de mogelijkheden voor de jongere wat betreft werk en/of scholing.
De achterliggende gedachte is steeds dat mensen met psychische aandoeningen voortdurend kunnen
leren, groeien en veranderen. Het vaststellen van hoopvolle toekomstdoelen is van belang: hoopvolle
mensen slagen er beter in te herstellen en kunnen hun ambities gemakkelijker verwezenlijken. Hierbij is
een ontwikkelperspectief van belang: er is sprake van voortdurende aanpassing en verandering. Het doel
van de hulpverlening is dat de cliënt steeds meer op een creatieve manier zijn talenten gaat gebruiken én
zijn steunsystemen in de samenleving. Het gaat om voortdurende samenwerking en later om geleidelijke
losmaking.
Het traject is actiegericht, pakt goed gedefinieerde problemen aan en is gericht op verandering van
gedrag. Daarom wordt met controleerbare einddoelen en subdoelen gewerkt, zodat alle betrokkenen
weten wat de bedoeling van het traject is. Er worden doelen opgesteld voor de korte en lange termijn.
Er worden subdoelen en stappenplannen opgesteld en vastgelegd.
De doelen en vorderingen worden beschreven en geëvalueerd, zodat gecontroleerd kan worden hoe het
met de jongere gaat en of het einddoel wordt bereikt.
De jongere, maar ook personen uit andere systemen (familie, werk, school), krijgen ondersteuning
zolang zij daaraan behoefte hebben en de financiële voorzieningen er zijn. Individuele begeleiding bij een
uitkeringskwestie kan hier onderdeel van zijn.
61 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Principe 7: Voortdurende inspanning van jongere, gezin, werkgever en schoolVoortdurende inspanning van de jongere en zijn gezinsleden is noodzakelijk en bevordert hun
betrokkenheid. Voor de jongere houdt dit bijvoorbeeld in dat hij op de afgesproken tijd op school of werk
moet komen en voor de ouders houdt dit bijvoorbeeld in dat zij hun kind moeten wekken. Door deze
gedeelde verantwoordelijkheid wordt duidelijk of een jongere wil en kan meewerken aan de doelen. Ook
werkgever, collega’s en school dienen betrokken te worden bij de trajectbegeleiding en krijgen de nodige
ondersteuning van de trajectbegeleider om de jongere optimaal te kunnen begeleiden.
Principe 8: Doorlopende evaluatie, systematische inschatting van scholings- en arbeids mogelijk-heden. Gedurende het traject wordt herhaaldelijk, op basis van ervaringen op school en/of werk, nagegaan welke
opleiding, welke functies en werkzaamheden voor de jongere het meest geschikt zijn. Het inschatten van
de aansluiting tussen mens en werk vindt dynamisch plaats. Regelmatig wordt ingeschat of het werk
nog optimaal past. Als dit niet optimaal past, dan worden doelen bijgesteld. Er wordt gedacht in termen
van werk en niet in termen van een functie. Dat wil zeggen dat, indien nodig, een nieuwe baan wordt
gecreëerd door binnen een organisatie een takenpakket samen te stellen dat aansluit op de
mogelijkheden van de jongere. Dit kan door middel van jobcarving: een proces van analyseren van taken
binnen een bepaalde baan of binnen meerdere verschillende banen, met als doel het vinden van taken die
gecombineerd kunnen worden tot een nieuw te ontwikkelen baan die voldoet aan de wensen en
ambities van een werkzoekende persoon met een functiebeperking (7). Daar het activiteitenbereik van de
jongere voortdurend verandert, kan het takenpakket van de jongere met behulp van jobcarving methoden
aangepast worden, zodra daar aanleiding toe is.
Als het werk passend is, dan wordt een terugvalpreventieplan opgesteld. Een terugvalpreventieplan
berust op verschillende aspecten:
1. Ten eerste ontstaat, door milieugericht te werken integratie van de cliënt in zijn sociale omgeving. Er
wordt een aangepaste leefomgeving of werkomgeving gecreëerd. Zo kan door middel van jobcarving
het takenpakket worden aangepast (bijvoorbeeld niet te hoge tijdsdruk bij de taken, veel of weinig
afwisseling van taken, etc.) en daarnaast kan de werkomgeving worden aangepast (bijvoorbeeld door
een prikkelarme ruimte aan te bieden als dat noodzakelijk is om goed te kunnen werken). Verder kan
de trajectbegeleider een positieve invloed van steunsystemen stimuleren door collega’s, werkgever,
ouders e.d. te betrekken bij de trajectbegeleiding en hen te begeleiden bij hun ondersteuning van de
jongere.
2. Ten tweede wordt gewerkt volgens de ontwikkelingsbenadering, waarbij de cliënt doelen stelt
voor de langere termijn die via subdoelen worden bereikt. Het gaat om groeien en leren. De
trajectbegeleiding is dus gericht op de toekomst van de jongere. De doelen worden samen met de
cliënt geëvalueerd en bijgesteld.
3. Tenslotte leert de cliënt om de steunsystemen in te schakelen als hij deze nodig heeft. Hierbij is het
van belang om zoveel mogelijk gebruik te maken van natuurlijke hulpbronnen uit de eigen omgeving,
zoals ouders, collega’s, medescholieren en vrienden. De jongere leert bijvoorbeeld om bij problemen
op het werk collega’s of de werkgever om advies te vragen.
Er vindt dus voortdurende evaluatie en bijstelling van doelen plaats. Regelmatig kijkt de begeleider
samen met de cliënt hoe het gaat (wat er wel en niet goed gaat in het licht van het behouden van
scholing en/of werk). De effectiviteit van de interventies wordt dus gemeten aan de hand van het al dan
niet realiseren van de tussendoelen. Indien nodig, worden de doelen ook regelmatig bijgesteld.
62 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Hoofdstuk 2: Elementen van het traject
2.1 Schematische weergave elementen traject
Figuur 1. Het traject voor jongeren met een justitiële of civiele maatregel
Aanmelding
Dossieranalyse
Overleg therapeut,kennismaking
betrokkene
Intake jongere
Systeemanalyse enpersoonlijke analyse
Doelen traject
Analyse mogelijkheden
Evaluatie
Interventie uitvoeren
Eindevaluatie
Afsluiting traject
Interventie bedenken
Tussendoelen
63 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
2.2 Aanmelding en overdrachtDe jongere wordt aangemeld door de therapeut (MST-therapeut, FFT-therapeut, MDFT-therapeut,
etc.), bij voorkeur wanneer de behandeling nog loopt. De jongere kan eventueel ook na afloop van een
dergelijk traject zichzelf melden, of gemeld worden door anderen.
2.3 Systeemgerichte therapie
2.3.1 Taakverdeling, regie afspraken tussen therapeut en trajectbegeleider In alle gevallen vindt overleg plaats tussen de therapeut en de trajectbegeleider over de bevindingen uit
het behandeltraject die naar verwachting aansluiten bij de doelen van de trajectbegeleiding. De therapeut
en de trajectbegeleider hebben overleg over de invulling van de doelen en het proces om deze doelen te
bereiken; ze werken als team. Ook worden duidelijke afspraken gemaakt over de taak verdeling tussen
therapeut en trajectbegeleider.
2.3.2 Overdracht van systeemkennis en persoonskenmerken /gedragskenmerken van de jongere• Het supportnetwerk; sterke kanten van de jongere en de steunsystemen. De therapeut heeft door
een systeemanalyse alle personen in kaart gebracht die invloed hebben op het gedrag van de
jongere. Van belang is hoe de natuurlijke steunsystemen kunnen worden ingeschakeld bij de
trajectbegeleiding. De trajectbegeleider ondersteunt dus de gedragsverandering van de jongere op
het gebied van begeleiding naar werk of school en is vooral gericht op de sterke punten van de
jongere, van het gezin en van de andere systemen.
• Hindernissen en succesfactoren systeemgerichte interventie. De therapeut bespreekt met de
trajectbegeleider welke interventies zijn toegepast, hoe dit gegaan is en wat de faal- en succes-
factoren zijn. Er worden voorspellers voor risico en bescherming in de toekomst overgedragen. De
trajectbegeleider sluit aan op de systeemgerichte interventie. In overleg met de therapeut wordt
bepaald welke succesfactoren van de systeemgerichte interventie worden meegenomen bij de
trajectbegeleiding.
• Kennis over jongere. Daarnaast kan de therapeut een globaal beeld van de jongere geven, door
interesses, hobby’s, toekomstbeeld en thuissituatie van de jongere te beschrijven.
• Verplichtingen jongere. Tenslotte is de therapeut ervan op de hoogte of de jongere een
strafblad heeft of contacten met de jeugdreclassering en wat de consequenties hiervan zijn voor de
reïntegratie van de jongere.
• Bedreiging continuïteit. Ook wordt er gekeken of er bedreigingen zijn voor de continuïteit van het
traject (schulden, voorwaardelijke straffen, huisvesting).
64 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
2.3.3 Overdracht bij beëindiging van de systeemgerichte interventie Wanneer de systeemgerichte therapie in het gezin stopt, vindt een evaluerend gesprek plaats tussen de
therapeut en trajectbegeleider, waarbij opnieuw wordt bekeken wat taken en verantwoordelijkheden voor
de trajectbegeleider zijn in de toekomst. De therapeut kan dan zijn toekomstvisie geven, aangeven wat
valkuilen kunnen zijn en welke steunsystemen belangrijk kunnen zijn voor de jongere en moeten worden
ingeschakeld.
2.4 Dossieranalyse Na toestemming van de jongere kan informatie worden opgevraagd bij begeleidende instanties, zoals het
UWV (bij Wajong uitkering of IRO-traject), jeugdzorg of jeugdreclassering. De trajectbegeleider bestudeert
de opgevraagde informatie en neemt deze informatie mee in de intakegesprekken.
2.5 Intake • De trajectbegeleiding is gericht op jongeren met (ernstige) psychische problematiek of een
verstandelijke beperking vanaf 12 jaar, met antisociaal gedrag en aan wie een justitiële maat-
regel is opgelegd. De trajectbegeleiding moet in sommige gevallen (in overleg met de therapeut)
worden uitgesteld bij aanwezigheid van ernstige acute psychiatrische symptomen (bijvoorbeeld
acute psychose) of ernstige verslavingsproblematiek waarvoor eerst behandeling noodzakelijk is
en bij geweld of dreiging met geweld.
• Check op financiering: is het mogelijk dat dit traject gefinancierd wordt, en is het waarschijnlijk dat
de aanvraag wordt toegekend?
• De trajectbegeleider helpt de jongere zo snel en zo gericht mogelijk bij het zoeken naar een
passende opleiding of regulier werk. Het operationele doel is de cliënt binnen 4 weken in een
gestructureerde omgeving te plaatsen; dat wil dus zeggen een passende opleiding of regulier werk.
• Ook is van belang of er obstakels zijn om het doel binnen deze termijn te halen en of die kunnen
worden weggenomen. Wanneer de jongere niet direct in aanmerking komt voor een opleiding of
werk, regelt de trajectbegeleider andere bezigheden. Primair wordt gezocht naar werk, maar een
proefplaatsing die op korte termijn leidt tot werk dient hetzelfde doel. Van hieruit wordt bekeken
wat moet worden getraind, ontwikkeld etc.
• De trajectbegeleider werkt volgens actieve outreach; dat wil zeggen de trajectbegeleider
ontmoet de cliënt zoveel mogelijk in zijn eigen (werk)omgeving gedurende het hele traject.
Daardoor krijgt de trajectbegeleider extra informatie over de communicatie van de cliënt, zijn
woonomgeving en zijn thuissituatie. Bij de eerste afspraak (het intakegesprek), meestal bij de cliënt
thuis, zijn ook de ouders, therapeut en reclassering of gezinsvoogd aanwezig. In veel gevallen spreekt
de trajectbegeleider de jongere eerst alleen, voorafgaand aan het intakegesprek. De afstemming
met de therapeut vindt ook los van dit intakegesprek plaats en bij voorkeur vóór het intakegesprek.
65 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
2.6 De analyse van de trajectbegeleider: bepaling van het doel van het traject
2.6.1 De rol van de cliënt bij de bepaling van het doel van het trajectNaast de informatie verkregen uit de systeemgerichte interventie en dossiers, gaat de traject-
begeleider ook zelf met de jongere in gesprek om nadere informatie te verzamelen over de voorkeuren en
mogelijkheden van de cliënt en de doelen van het traject en hoe de natuurlijke steunsystemen hierbij
het beste kunnen worden ingeschakeld.
Uit deze analyse krijgt de trajectbegeleider informatie over:
• De persoonlijke ontwikkeling van de jongere. Bijvoorbeeld persoonlijke verzorging of conflict
hantering kunnen elementen zijn waaraan wordt gewerkt binnen het traject, mits er geen sprake
is van ernstige problematiek bij de jongere. Bij ernstige problematiek dient de therapeut aan deze
doelen te werken.
• De werknemersvaardigheden van de jongere. Tijdens het traject kan gewerkt worden aan sollici-
tatievaardigheden en werknemersvaardigheden.
• Het loopbaanperspectief van de jongere; er wordt een loopbaanperspectief opgesteld en aan de
hand van eerdere succes- en faalfactoren kan worden bepaald welke leer- of werkomgeving
geschikt is voor de jongere en welke werknemersvaardigheden ontwikkeld moeten worden. Daaruit
volgt ook de grote lijn, de prioriteiten en de mogelijke tussendoelen van het begeleidingstraject. Ook
wordt bekeken hoe de jongere zich in de toekomst kan blijven ontwikkelen, bijvoorbeeld door een
vervolgopleiding of uitbreiding van het takenpakket.
2.6.2 De rol van de ouders en andere betrokkenen bij de bepaling van het doel van het traject Gesprekken met bijvoorbeeld de ouders zijn belangrijk om te bepalen wat de rol van de ouders in het
traject is. De sterke kanten van de ouders worden benut en hun inzet wordt gestimuleerd,
zowel door de therapeut, als door de trajectbegeleider. Van belang is waarop je kunt bouwen met de
hoofdopvoeder(s), hoe engagement ontstaat en waar aanknopingspunten zijn voor de opbouw van een
werkrelatie. Hetzelfde geldt voor de andere systemen.
2.6.3 Doel van de analyseDoor middel van gesprekken met de therapeut, de jongere, ouders en andere betrokkenen blijkt wat de
voorkeuren, mogelijkheden en doelen van de jongere zijn. Doel van de totale analyse is kennis over:
• de systemen die van belang zijn bij de trajectbegeleiding en hoe de relatie is van de jongere met die
systemen (school, werkgever, ouders, vrienden, hulpverleners, reclassering, gezinsvoogd etc.).
• belangrijke belemmerende en bevorderende factoren (wat waren of zijn voor de jongere succes- en
faalfactoren op het gebied van scholing en werk), en wat waren/zijn bedreigingen voor de continuï-
teit van het traject (schulden, voorwaardelijke straffen, huisvesting). Anders gezegd: is er voldoende
stabiliteit bij de jongere en zijn omgeving om een traject te starten.
66 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
2.6.4 Voorwaarden voor trajectbegeleidingOm hieraan met de jongere te kunnen werken, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan,
namelijk:
• Steunende relatie. De relatie tussen cliënt en hulpverlener is essentieel en komt op de eerste plaats.
Een steunende relatie is belangrijk voor de veerkracht van de cliënt. Daarom wordt allereerst aan
deze relatie gewerkt. Belangrijke elementen zijn: vertrouwen, een wederkerige relatie, duidelijkheid
en openheid, consequent zijn, ondersteuning, structuur en zekerheid bieden, flexibel zijn, een hoge
tolerantiegraad hebben en de jongere accepteren zoals deze is. Niet over de jongere praten, maar
met hem of haar praten. Met een kleine vooruitgang tevreden zijn.
• Ontwikkelperspectief. De achterliggende gedachte is steeds dat mensen met psychische
aandoeningen voortdurend kunnen leren, groeien en veranderen. De trajectbegeleider onderzoekt
de mogelijkheden voor de jongere wat betreft school en/of werk. Het vaststellen van hoopvolle
toekomstdoelen is van belang: hoopvolle mensen slagen er beter in te herstellen en kunnen hun
ambities gemakkelijker verwezenlijken. Hierbij is een ontwikkelperspectief van belang: er is spra-
ke van voortdurende aanpassing en verandering. Het doel van de hulpverlening is dat de cliënt
steeds meer op een creatieve manier zijn talenten gaat gebruiken en leert gebruik te maken van zijn
steunsystemen. Het gaat om voortdurende samenwerking en later om geleidelijke losmaking.
• Voorkeur cliënt centraal. De trajectbegeleider en de jongere zoeken samen naar een opleiding en/
of werk dat zo goed mogelijk aansluit bij de belevingswereld van de jongere, diens vaardigheden
en intellectuele niveau, waardoor de kans op succes groter wordt. Hierbij staan de individuele
voorkeur, waarden en doelen van de cliënt voorop. Het werk of de opleiding moet dus zo goed mogelijk
aansluiten op de wensen, mogelijkheden en werkervaringen of ontwikkelingsniveau van de jongere.
De trajectbegeleider is echter ook afhankelijk van de omstandigheden binnen de arbeidsmarkt.
• Het traject is actiegericht, pakt goed gedefinieerde problemen aan en is gericht op veran-
dering van gedrag. Daarom wordt met controleerbare einddoelen en subdoelen gewerkt, zodat alle
betrokkenen weten wat de bedoeling van het traject is. Er worden doelen opgesteld voor de korte en
lange termijn, aanvankelijk samen met de therapeut. Er worden subdoelen en stappenplannen op-
gesteld en vastgelegd. Kleine stapjes zijn hierbij belangrijk om de kans op negatieve ervaringen zo
klein mogelijk te houden. De doelen en vorderingen worden beschreven en geëvalueerd, zodat
gecontroleerd kan worden hoe het met de jongere gaat en of het einddoel wordt bereikt. Evaluatie
en bijstelling van doelen vindt voortdurend plaats. Regelmatig kijkt de begeleider samen met de
cliënt hoe het gaat. De effectiviteit van de interventies wordt dus gemeten aan de hand van het al
dan niet realiseren van de tussendoelen. Indien nodig, worden de doelen ook regelmatig bijgesteld.
Nadat de systeemgerichte interventie is gestopt, werkt de trajectbegeleider nauw samen met andere
hulpverleners; er vindt regelmatig overleg plaats en doelen worden op elkaar afgestemd.
• Voortdurende inspanning van de jongere, zijn gezinsleden en andere betrokkenen is nood-
zakelijk en bevordert hun betrokkenheid. Voor de jongere houdt dit bijvoorbeeld in dat hij op de
afgesproken tijd op school of werk moet komen en voor de ouders houdt dit bijvoorbeeld in dat zij hun
kind moeten wekken. Door deze gedeelde verantwoordelijkheid wordt duidelijk of een jongere wil
en kan meewerken aan de doelen. Ook werkgever, collega’s en school dienen betrokken te worden
bij de trajectbegeleiding en krijgen de nodige ondersteuning van de trajectbegeleider om de jongere
optimaal te kunnen begeleiden. De jongere, maar ook personen uit andere systemen (familie, werk,
school), krijgen ondersteuning zolang zij daaraan behoefte hebben en de financiële voorzieningen
er zijn. Individuele begeleiding bij een uitkeringskwestie kan hier onderdeel van zijn. Indien nodig
worden dus steunmaatregelen ingezet.
67 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
• Verantwoordelijk gedrag en actieve houding jongere. De trajectbegeleider achterhaalt door middel
van gesprekken de intrinsieke motivatie van de jongere. De interventie is gericht op het versterken
van de motivatie en het vertrouwen van de jongere. De verantwoordelijkheid en actieve houding van
de jongere moeten dus worden gestimuleerd. Door keuzemogelijkheden en zeggenschap te bieden
aan de cliënt wordt het eigen initiatief van de cliënt gestimuleerd. Als de jongere meer grip krijgt
op de eigen situatie en op zijn omgeving, kan hij zijn sterke kanten beter ontwikkelen. Wanneer de
jongere niet intrinsiek gemotiveerd is, moeten doelen worden bijgesteld, of kan d.m.v. motiverende
gespreksvoering (als werkstijl) hieraan worden gewerkt.
2.7 Verdere verloop van het traject• Motivatie jongere. Motivatie-beïnvloeding geschiedt voortdurend door gebruik te maken van een
aantal methoden:
a. Motiverende gespreksvoering zou hierbij de rode draad moeten zijn. Daarbij is het van belang
om de cliënt zelf de regie te laten houden, hem te steunen in zijn keuzes en zijn sterke kanten te
benadrukken (Strengths benadering). Ook Socratische coaching is een manier om de cliënt te
begeleiden zonder direct te sturen bij keuzes. Hierbij worden cliënten begeleid door hen vragen te
stellen. Er wordt niet vóór, maar mét de cliënt hierover nagedacht. Het doel is dat de coach zich-
zelf overbodig maakt, doordat bestaande overtuigingen worden bijgesteld, wat leidt tot een andere
aanpak.
b. Jobcarving is een methode om een optimale afstemming tussen werk en persoon tot stand te
brengen bij veranderende omstandigheden. Uiteraard draagt dit indirect bij aan de motivatie van
de cliënt. Bij stagnatie in het proces analyseren eerst de collega’s de casus tijdens intervisie-
bijeenkomsten en daarna of daarnaast analyseert de supervisor de casus.
• Passend werk of passende opleiding. Gedurende het traject wordt herhaaldelijk, op basis van
ervaringen op school en/of werk, nagegaan welke opleiding, welke functies en werkzaamheden voor
de jongere het meest geschikt zijn. Het inschatten van de aansluiting tussen mens en werk vindt
dynamisch plaats. Regelmatig wordt ingeschat of het werk nog optimaal past. Als dit niet optimaal
past, dan worden doelen bijgesteld. Er wordt gedacht in termen van werk en niet in termen van een
functie. Met jobcarving methoden wordt het takenpakket aangepast, zodra daar aanleiding toe is,
gezien het veranderende activiteitenbereik van de jongere.
• Evaluatie. De evaluatie is een cruciaal moment in het traject. In de evaluatie wordt gekeken of en
hoe het tussendoel is bereikt met de uitgevoerde interventie. Wanneer het tussendoel is bereikt,
worden de mogelijkheden voor de jongere opnieuw geanalyseerd, en wordt een nieuw tussendoel
opgesteld. Bij het opstellen van het nieuwe tussendoel worden de succesfactoren uit de vorige
interventie meegenomen, zodat de kans op succes vergroot wordt. Vervolgens wordt een
interventie bedacht en uitgevoerd om het tussendoel te bereiken. Wanneer het tussendoel niet is
bereikt, analyseren de begeleider en de jongere eveneens de mogelijkheden. Echter wordt hier-
bij ook gekeken waarom het tussendoel niet is bereikt, of en hoe het tussendoel nog bereikt kan
worden en of eventueel een ander tussendoel opgesteld moet worden.
68 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
• Eindevaluatie. Het traject wordt afgesloten als het einddoel is bereikt, de financiële mogelijk-
heden niet meer voorhanden zijn, of de jongere het traject wil beëindigen. In deze gevallen wordt
overgegaan tot de eindevaluatie.
• Terugvalpreventie. Als het werk passend is, dan wordt een terugvalpreventieplan opgesteld.
Terugvalpreventie is een dynamisch proces, waarbij het gaat om het bewaken van de harmonie in de
systemen en de passing van werk/werkomgeving of opleiding. Dit gebeurt op drie manieren. Ten eer-
ste ontstaat, door milieugericht te werken integratie van de cliënt in zijn sociale omgeving. Er wordt
een aangepaste leefomgeving of werkomgeving gecreëerd (jobcarving, aanpassing werkomgeving)
en ook een positieve invloed van steunsystemen (collega’s, werkgever, ouders, etc.). Ten tweede
wordt gewerkt volgens de ontwikkelingsbenadering, waarbij de cliënt doelen stelt en deze nastreeft.
Het gaat om groeien en leren. Deze doelen worden samen met de cliënt geëvalueerd en bijgesteld.
Tenslotte leert de cliënt om de steunsystemen in te schakelen als hij deze nodig heeft.
2.8 Beëindiging van het trajectHet traject stopt als het einddoel is bereikt (bv vaste baan, of cliënt volgt stabiel een onderwijsprogramma)
en als voor de cliënt helder is hoe hij zelf terugval kan voorkomen. Wanneer uit het evaluatiegesprek met
de trajectbegeleider blijkt dat de jongere voldoende draagkracht heeft om zelfstandig te participeren in de
maatschappij op het gebied van scholing en/of werk, kunnen de jongere en de trajectbegeleider besluiten
het traject te beëindigen. De trajectbegeleider en de jongere stellen een terugvalpreventieplan op, zodat
de jongere weet hoe hij moet handelen bij problemen op school of op het werk. Daarnaast is er sprake
van nazorg op afstand bij beëindiging van het traject. De trajectbegeleider spreekt met de jongere af dat
de jongere ook na de afsluiting van het traject bij dreigende uitval of ernstige problemen altijd telefonisch
contact kan zoeken met de trajectbegeleider.
Tenslotte kan het traject ook worden beëindigd als:
• De cliënt zich herhaaldelijk niet aan de afspraken houdt en hierin niet beïnvloedbaar is. Echter het
traject mag niet worden beëindigd op basis van persoonlijke beslissingen van de trajectbegeleider.
Bij stagnatie in het proces analyseren eerst de collega’s de casus in intervisie en daarna of daarnaast
analyseert de supervisor de casus. Levert dat geen nieuwe voorstellen voor interventies en is de
huidige (stagnerende toestand) onaanvaardbaar dan stopt de begeleiding.
• Er geen financiering is.
69 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Referenties1. Becker, D.R. and Drake, R.E., eds: A working life for people with severe mental illness. Oxford
University Press, New York, 2003.
2. Nuechterlein, K.H., et al.: Individual Placement and Support for individuals with recent-onset
schizophrenia: Integrating supported education and supported employment. Psychiatric
Rehabilitation Journal 31: 340 – 349, 2008.
3. Henggeler, S.W.: Multisystemic Therapy: an overview of clinical procedures, outcomes, and policy
implications. Child Psychology and Psychiatry Review 4: 2- 10, 1999
4. Boendermaker, L. & Ince, D.: Effectieve interventies tegen jeugddelinquentie. JeugdenCo 4:
26 – 38, 2008.
5. Van der Most, G.H.F. & Roosma, A.H.: Intensieve psychiatrische gezinsbehandeling. Tijdschrift voor
psychiatrie 43: 579 – 583, 2001.
6. Rapp, C.A., ed.: The Strengths Model: case management with people suffering from severe and
persistent mental illness. Oxford University Press, New York, 1998.
7. van Soest, K., van Lierop, B., van der Pijl, D. en Crombag, P.: Methode MaakWerk. Een handleiding
voor het creëren van banen voor mensen met een verstandelijke beperking. Utrecht, Vilans, 2007.
70 – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – – – – Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie – –
Trajectbegeleiding verbinden met Multi Systeem Therapie
Samen werken aan mogelijkheden