Traffic Trainer Auto theorie

162
© Traffictrainer 13-01-2012 Auto theorie - Traffictrainer Toetssysteem

description

Nederlandse auto theorie B.

Transcript of Traffic Trainer Auto theorie

  • Traffictrainer 13-01-2012

    Auto theorie - Traffictrainer Toetssysteem

  • Traffictrainer 13-01-2012

    Inhoudsopgave

    Hoofdstuk 1: Voetgangers ................................................................................................................... 3

    Hoofdstuk 2: Het RVV ........................................................................................................................ 7

    Hoofdstuk 3: Verkeersborden en verkeerstekens .............................................................................. 22

    Hoofdstuk 4: Hoofdregel plaats op de weg ....................................................................................... 58

    Hoofdstuk 5: Van richting veranderen .............................................................................................. 69

    Hoofdstuk 6: Voorrang verlenen ....................................................................................................... 78

    Hoofdstuk 7: Wat is een rotonde ....................................................................................................... 90

    Hoofdstuk 8: Kenmerken van auto(snel)wegen ................................................................................ 97

    Hoofdstuk 9: Verplichte verlichting ................................................................................................ 108

    Hoofdstuk 10: Stoppen en stilstaan ................................................................................................. 120

    Hoofdstuk 11: Aanhangwagen ........................................................................................................ 128

    Hoofdstuk 12: Waarop richt zich Het Nieuwe Rijden ..................................................................... 154

    Hoofdstuk 13: Gevaarherkenning.................................................................................................... 160

  • Traffictrainer 3

    Hoofdstuk 1: Voetgangers

    Voetgangers

    Alle weggebruikers samen noemen we verkeer. Weggebruikers zijn onder te verdelen in

    voetgangers en bestuurders.

    Voetgangers zijn alle weggebruikers die te voet aan het verkeer deelnemen. Ook wanneer

    hierbij een klein voertuig zoals bijvoorbeeld een kinderwagen of boodschappenwagen wordt

    meegevoerd behoren zij tot de voetgangers. Daarnaast gelden de regels voor voetgangers

    voor:

    Personen die een fiets, snorfiets, bromfiets of motor aan de hand meevoeren.

    Skaters of rolschaatsers. Skaters mogen behalve op het voetpad of trottoir ook gebruik

    maken van een fietspad. Wanneer er geen voetpad of fietspad is mogen skaters op de

    rijbaan.

    Personen die gebruik maken van een gehandicaptenvoertuig wanneer zij hiermee

    gebruik maken van een voetpad of trottoir. Zij mogen op een voetpad of trottoir niet

    sneller rijden dan 6 km/uur. Dit geldt ook voor bestuurders van een segway.

    Voetgangers

    Bestuurders

    Bestuurders zijn alle weggebruikers behalve voetgangers. Bestuurders kunnen zijn:

    Bestuurders van niet-motorvoertuigen, zoals fietsen, snorfietsen, bromfietsen, trams en

    brommobielen.

    Bestuurders van motorvoertuigen, zoals personenauto's, motorfietsen en vrachtauto's.

    Bestuurders van voorrangsvoertuigen, zoals politievoertuigen, brandweerauto's en

    ambulances die optische en geluidssignalen voeren. Ook andere voertuigen met

    optische en geluidssignalen zijn voorrangsvoertuigen.

    Geleiders van rij- of trekdieren. Iemand die een paard aan de leidsel meevoert is een

    bestuurder, maar de man die zijn hond aan de lijn uitlaat is een voetganger.

  • Traffictrainer 4

    Bestuurders

    Let op: Sommige voertuigen die wel een motor hebben zoals: bromfiets,

    gehandicaptenvoertuig en tram zijn volgens het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens

    gn motorvoertuigen. Er gelden aparte regels voor. Een snorfiets heeft wel een motor maar is

    meestal gelijkgesteld aan een fiets. Een dierenambulance mag geen optische en

    geluidssignalen voeren en is dus geen voorrangsvoertuig.

    Andere weggebruikers: Voetgangers

    Als automobilist kun je er niet zomaar vanuit gaan dat alle andere weggebruikers zich aan de

    regels houden en goed op je anticiperen. Voetgangers hebben vaak de neiging zich niet aan de

    regels te houden. De voetgangers waarop je het best moet letten zijn kinderen. Let dus goed

    op in woonwijken en in de directe omgeving van scholen.

    Ouderen en gehandicapten

    Bij ouderen is het gedrag ook niet altijd voorspelbaar. Doordat ze niet meer zo goed kunnen

    waarnemen en hun reactievermogen minder wordt, nemen ze beslissingen die je niet direct

    verwacht. Houd rekening met hun gedrag en reageer hierop. Blinden kun je herkennen aan

    hun blindenstok.

    Blinde persoon die te herkennen is aan de blindenstok

  • Traffictrainer 5

    Andere weggebruikers: Fietsers, bromfietsers en snorfietsers

    Fietsers gedragen zich evenals voetgangers vaak onvoorspelbaar in het verkeer. Zo hebben zij

    de neiging bij een rood verkeerslicht n keer om zich heen te kijken en vervolgens door te

    fietsen. Zij zijn dan ook relatief vaak betrokken bij ongevallen.

    Jonge brom- en snorfietsers vertonen dezelfde kenmerken als fietsers. Zij voelen zich vrij en

    hebben het idee dat hen niets kan overkomen. Houd hier rekening mee en laat je niet door hen

    verrassen. Houd bij het inhalen voldoende tussenruimte.

    Houd goed rekening met kinderen, zeker als ze zich in een groep bevinden

    Motorrijders

    Bij de motorrijders is een duidelijk onderscheid te maken tussen de plezierrijders en de rijders

    die het idee hebben aan een wegrace mee te doen. De eerste groep rijders gedraagt zich in het

    verkeer zoals verwacht mag worden. De andere groep laat een duidelijk ander gedrag zien en

    maakt het voor anderen moeilijk hierop te anticiperen. Zij halen je rechts in en halen

    snelheden die (ver) boven de toegestane snelheden liggen.

    Houd rekening met beide groepen motorrijders en probeer gevaarlijke situaties te voorkomen

    door hiermee vooraf rekening te houden.

    Ruiters en geleiders rij-, trekdieren en vee

    Je dient als automobilist goed rekening te houden met ruiters en geleiders van rij-, trekdieren

    en vee. Zij behoren tot de bestuurders. Wanneer je een ruiter wilt passeren, zorg dan voor

    voldoende tussenruimte (tenminste 1.00 meter). Je kunt vooraf niet inschatten hoe het paard

    zal reageren wanneer je het passeert en of je al opgemerkt bent door het paard en de ruiter.

  • Traffictrainer 6

    Houd voldoende tussenruimte bij het inhalen van een ruiter

    Weggebruikers en ongevallen

    In verreweg de meeste gevallen zijn de weggebruikers (mensen) de oorzaak van

    verkeersongevallen. In 90% van de ongevallen ligt de oorzaak bij de mens.

    Signalen van andere weggebruikers

    Wanneer andere weggebruikers knipperende alarmlichten voeren betekent dit in de meeste

    gevallen dat er een file of zeer langzaam rijdend verkeer is, een voertuig wordt gesleept of een

    voertuig stilstaat met pech.

    Stilstaande politie met zwaailicht

    Een politieauto of -motor met zwaailicht die stilstaat op de vluchtstrook waarschuwt je voor

    een file, stilstaande voertuigen ten gevolge van een ongeval of een geblokkeerde rijstrook.

    Bij een ongeval moet je tevens rekening houden met bestuurders die plotseling remmen uit

    nieuwsgierigheid, om waar te kunnen nemen wat er precies is gebeurd. Bovendien kunnen er

    voetgangers op de rijbaan lopen die betrokken zijn bij het ongeval. Laat jezelf in elk geval

    niet afleiden door het ongeval.

  • Traffictrainer 7

    Hoofdstuk 2: Het RVV

    Het RVV

    RVV is de afkorting van "Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens". In het RVV zijn de

    verkeersregels opgenomen die gelden voor alle weggebruikers. Het RVV bestaat uit 117

    artikelen, waarin alle verkeersregels staan. Het RVV gaat er vanuit, dat "ieder in gelijke mate

    aanspraak op een veilig gebruik van de weg heeft".

    De regels die het RVV geeft, voorzien niet in alle situaties. Er blijft een stuk eigen

    verantwoordelijkheid over voor de verkeersdeelnemer. Artikel 5 van de Wegenverkeerswet is

    een belangrijk artikel. We noemen het een kapstokartikel omdat het de gevallen afdekt

    waarvoor geen afdoende verkeersregels zijn. Hier geven we voorbeelden van de begrippen "in

    gevaar brengen of kunnen brengen" en "hinderen of kunnen hinderen" van andere

    weggebruikers.

    Je haalt vlak voor een kruispunt nog gauw even in. Er staat nergens in het RVV dat het

    verboden is. Op grond van artikel 5 kun je vervolgens wel een bekeuring krijgen. Je brengt

    namelijk het verkeer op de weg in gevaar of je zou het verkeer in gevaar kunnen brengen.

    Ook het hinderen van de andere weggebruikers is verboden. Artikel 5 is hierop ook van

    toepassing.

    Gevaarlijk inhalen voor een kruising

    Verkeersregels moeten ertoe bijdragen dat de afwikkeling van het verkeer veilig en vlot

    verloopt. Daarnaast is het van belang dat dit op een milieuvriendelijke manier gebeurt.

    Verkeerstekens

    Onder verkeerstekens verstaan we:

    Verkeersborden.

    Verkeerslichten.

    Tekens op het wegdek.

    Verkeerstekens moet je opvolgen. De hoofdregel van voorrang luidt: Verleen voorrang aan

    alle bestuurders die van rechts komen. Op de afgebeelde situatie heeft de bestuurder van links

    voorrang, terwijl de hoofdregel zegt dat bestuurders van rechts voorrang hebben. De voorrang

    wordt ter plaatse geregeld door het bord B6. Verkeersborden, verkeerslichten en tekens op het

    wegdek geven de weggebruiker aan wat er ter plaatse van hem of haar wordt verwacht.

  • Traffictrainer 8

    Het bord B6 samen met de haaientanden op het wegdek geven aan dat de bestuurder voorrang

    moet verlenen aan alle bestuurders op de kruisende weg, ook aan bestuurders die van links

    komen.

    Bord B6

    Conclusie: Verkeerstekens gaan boven de verkeersregels.

    Verkeerslichten

    Je rijdt hier op een voorrangsweg. Dat kun je zien aan het bord voorrangsweg (B1). Toch

    moet je bij rood licht stoppen en de bestuurders op de zijweg voorrang verlenen.

    Bord B1

  • Traffictrainer 9

    Conclusie: Verkeerslichten gaan boven de voorrangstekens en de verkeersregels.

    Aanwijzingen

    Aanwijzing van een politieagent

    De politieagent geeft de aanwijzing dat de automobilist zijn voertuig moet stil laten staan bij

    de bushalte. Eigenlijk mag dit alleen voor het onmiddellijk laten in- of uitstappen van

    passagiers. De aanwijzingen die een politieagent kan geven zijn opgenomen in een bijlage.

    Het is een aantal gebaren, die vooral gebruikt wordt om het verkeer te regelen. Er zijn buiten

    de politie nog meer personen, die belast kunnen zijn met de verkeersregeling, bijvoorbeeld

    verkeersregelaars bij grote manifestaties en verkeersbrigadiers.

    Aanwijzingen van bevoegde personen dien je altijd op te volgen. Bevoegde personen zijn:

    Politieambtenaren.

    Verkeersregelaars.

    Marechaussee.

    Douaneambtenaar.

    Verkeersbrigadiers.

    Conclusie: Aanwijzingen gaan boven verkeerslichten, verkeersborden, verkeerstekens

    en verkeersregels.

    Geldigheid verkeersborden

    Verkeersborden gelden meestal voor de breedte van de gehele weg. Borden die een

    parkeerverbod (bord E1) of een verbod tot stilstaan (bord E2) aangeven, gelden maar voor n

    kant van de weg.

    Bord E1 (links) en E2 (rechts)

  • Traffictrainer 10

    Onder verkeersborden zie je vaak zogenaamde onderborden. Het onderbord geeft aanvullende

    informatie over uitzonderingen of voor bestuurders van specifieke voertuigen.

    Onderbord

    Naast borden die voor de gehele breedte van de weg of voor n kant van de weg gelden kent

    het RVV ook borden die maar voor n rijstrook of enkele rijstroken gelden.

    Bord L11

    Soms zijn verkeersborden aangebracht op voertuigen (denk aan wegwerkzaamheden). Ook

    deze verkeersborden zijn geldig en moeten derhalve opgevolgd worden. Dit geldt zowel

    wanneer het voertuig rijdt als wanneer het voertuig stil staat.

    Belangrijke tekens op het wegdek

    Bekijk de onderstaande tekens, die je regelmatig op het wegdek tegenkomt, en lees de

    betekenis.

    Doorgetrokken streep

    Bestuurders mogen niet over een doorgetrokken streep die de rijbaan in rijstroken

    verdeelt heen.

    Doorgetrokken en onderbroken streep

    Soms zijn er een onderbroken en een doorgetrokken streep naast elkaar

    aangebracht. Wanneer je aan de kant van de onderbroken streep rijdt, mag je wel

    over de strepen heen naar de andere rijstrook. Wanneer je aan de kant van de

    doorgetrokken streep rijdt mag dit niet.

    Verdrijvingsvlak

    Een verdrijvingsvlak is een gedeelte van de rijbaan waarop schuine strepen zijn

    aangebracht. Het is niet toegestaan op een verdrijvingsvlak te rijden of stil te

    staan.

  • Traffictrainer 11

    Voetgangersoversteekplaats

    Wanneer op de weg een oversteekplaats voor voetgangers is aangegeven, gaan

    voetgangers voor als zij oversteken of klaar staan om over te gaan steken.

    Voorsorteerstrook en voorsorteervak

    Wanneer op het wegdek voorsorteerstroken zijn aangebracht, moeten bestuurders

    tijdig de juiste voorsorteerstrook kiezen. Deze verplichting geldt zowel voor

    bestuurders van motorvoertuigen als bromfietsers. Fietsers en snorfietsers mogen

    gebruik maken van voorsorteerstroken, maar zijn dit niet verplicht.

    Busstrook en busbaan

    Een busstrook is een gedeelte van de rijbaan waarop het woord 'BUS' of

    'LIJNBUS' is aangebracht. Busbanen zijn afgescheiden van de rijbaan door

    bijvoorbeeld een verhoging. Taxi's met vergunning mogen ook gebruik maken

    van busstroken en busbanen.

    Stopstreep

    Wanneer een stopstreep op de rijbaan is aangebracht moeten bestuurders stoppen

    voor de stopstreep, als ze verplicht zijn om te stoppen tenminste.

    Haaientanden

    Haaientanden zijn voorrangsdriehoeken die op het wegdek zijn aangepast. De

    haaientanden geven aan dat je voorrang moet verlenen aan bestuurders op de

    kruisende weg.

    Tijdelijke tekens op het wegdek

    Bij wegwerkzaamheden staan vaak tijdelijke verkeerstekens op het wegdek. Die gaan boven

    andere verkeerstekens op de weg.

    Puntstukken

    In de nieuwe verkeersregels komt een nieuw woord voor: 'puntstuk'. Dit is een vlak op het

    wegdek op de plaats waar wegen zich splitsen of bij elkaar komen. Puntstukken mogen, net

    als verdrijvingsvlakken, niet gebruikt worden. Daarop is n uitzondering. Als een puntstuk in

    een spitsstrook ligt, mogen de bestuurders die deze spitsstrook volgen, over het puntstuk heen

    rijden.

  • Traffictrainer 12

    Puntstuk

    Gewone verkeerslichten

    Bij de gewone, 3-kleurige verkeerslichten, gelden de volgende regels:

    Groen licht: doorrijden.

    Rood licht: stoppen.

    Geel licht: stoppen, behalve als dit redelijkerwijs niet meer mogelijk is. Na een geel

    licht volgt binnen enkele seconden het rode licht.

    Bij een groen verkeerslicht moet je er rekening mee houden dat je alleen mag doorrijden

    wanneer je het kruispunt in n keer kunt oversteken. Het is niet toegestaan het kruispunt te

    blokkeren.

    Let op: Indien onder het verkeerslicht een bord hangt met daarop de tekst rechtsaf voor (brom)fietsers vrij, dan mogen (brom)fietsers, snorfietsers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig toch rechts afslaan als het verkeerslicht rood of geel is. Hierbij moeten

    ze wel kruisend en rechtdoorgaand verkeer voor laten gaan.

  • Traffictrainer 13

    Geel verkeerslicht

    Verkeerslicht met pijlen

    Wanneer in een verkeerslicht een richtingspijl (rechtsaf, rechtdoor of linksaf) is aangegeven,

    geldt het verkeerslicht alleen voor de aangegeven richting. Wanneer je doorrijdt bij een groen

    verkeerslicht met een pijl hoef je in principe geen ander verkeer voor te laten gaan. Het

    verkeerslicht voor deze weggebruikers staat dan altijd op rood. Let wel goed op, er kunnen

    weggebruikers kruisen die door een rood licht rijden.

  • Traffictrainer 14

    Verkeerslicht met richtingspijl

    Een verkeerslicht kan worden aangekondigd met een bord (J32). Vaak wordt met een

    onderbord aangegeven over hoeveel meter het verkeerslicht volgt. Houd rekening met het feit

    dat er een rij wachtende auto's voor het verkeerslicht kan staan.

    Bord J32

    Regelmatig werkt in verkeerslichten alleen het gele licht. Het knippert. Het is belangrijk het

    kruispunt dan voorzichtig te naderen. De voorrang wordt dan geregeld door verkeersborden of

    de normale voorrangsregels, waarbij alle bestuurders van rechts voorrang hebben.

    Verkeerslichten bij overwegen

    Overwegen worden aangekondigd met verkeersborden. Daarnaast zijn heel veel overwegen

    voorzien van overweglichten. Bij overweglichten gelden de volgende regels:

    Rood knipperlicht: Stop. Bij een overweg met bomen moet je blijven wachten zolang

    de rode knipperlichten branden, ook al zijn de bomen omhoog.

    Wit knipperlicht: Doorrijden. Let er hierbij op dat je de gehele overweg over moet

    kunnen steken. Bij een file mag je de overweg niet blokkeren.

    Als er geen overweglichten zijn moet je goed uitkijken.

  • Traffictrainer 15

    Overweglichten

    Gevaarslichten en lichten bij bruggen

    Bij geel-knipperende gevaarslichten moet je goed opletten en je snelheid verminderen. Het

    licht geeft aan dat je een gevaarlijk punt nadert. Een bruglicht is een enkel rood licht. Als dit

    licht brandt of knippert moet je stoppen.

    Bruglicht

    Verkeerslichten die gericht zijn op fietsers

    Fietsverkeerslichten zijn verkeerslichten waarin een fiets is afgebeeld. Deze verkeerslichten

    komen vaak voor in combinatie met gewone verkeerslichten. Bij deze verkeerslichten zijn de

    volgende regels van toepassing:

    Fietsers en snorfietsers volgen altijd de fietsverkeerslichten op.

    Bromfietsers op een verplicht fiets/bromfietspad volgen de fietsverkeerslichten op.

    Bromfietsers op de rijbaan volgen de gewone verkeerslichten op.

    Bestuurders van motorvoertuigen volgen de gewone verkeerslichten op.

  • Traffictrainer 16

    Fietsverkeerslicht

    Wanneer je te maken krijgt met aanwijzingen van een daartoe bevoegd persoon, moet je die

    altijd opvolgen. Aanwijzingen gaan boven verkeersregels en verkeerstekens.

    Tram- en buslichten

    Sommige lichten gelden uitsluitend voor bussen, lijnbussen en trams. Vaak zijn op deze

    punten ook gewone verkeerslichten geplaatst die gelden voor de andere weggebruikers. Als

    taxichauffeurs gebruik maken van een busbaan of busstrook moeten ze zich houden aan de

    tram-/buslichten. Wanneer ze gebruik maken van de rijbaan, moeten ze de 'gewone'

    verkeerslichten opvolgen.

    Buslicht

    Snelheid

    De maximum toegestane snelheid is afhankelijk van de weg waarop je rijdt en het type

    weggebruiker dat je bent. In de volgende tabel zie je een overzicht van de maximumsnelheid

    voor verschillende typen weggebruiker op verschillende typen wegen.

  • Traffictrainer 17

    Voor de bromfiets gelden verschillende maximumsnelheden. Op een fiets/bromfietspad

    binnen de bebouwde kom is de maximumsnelheid 30 km/uur en buiten de bebouwde kom 40

    km/uur. Wanneer de bromfiets op de rijbaan moet rijden geldt een maximumsnelheid van 45

    km/uur, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Hierdoor sluit de snelheid van de

    bromfiets beter aan bij die van het overige verkeer.

    Soms wordt de snelheid ter plaatse nog met andere borden aangegeven. Bijvoorbeeld een bord

    dat een maximumsnelheid van 70 km/uur aangeeft buiten de bebouwde kom.

    Voor personenauto's met een aanhangwagen is de maximumsnelheid op autowegen en

    autosnelwegen afhankelijk van de toegestane maximum massa van de aanhangwagen.

    Wanneer de maximum toegestane massa niet meer bedraagt dan 3.500 kg, geldt een

    maximumsnelheid van 90 km/uur. Wanneer de maximum toegestane massa meer bedraagt

    dan 3.500 kg is een maximumsnelheid van 80 km/uur van kracht.

    Voor kampeerauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg, die afgeleid

    zijn van een vrachtauto, geldt op autowegen en autosnelwegen een maximumsnelheid van 80

    km/uur.

    Niet altijd zal het mogelijk zijn ook daadwerkelijk de maximumsnelheid aan te houden. Je

    moet vaak je snelheid aanpassen aan het overige verkeer of aan de omstandigheden. Wanneer

    het wegdek bijvoorbeeld glad is, is het verstandig je snelheid hierop aan te passen. Ook is het

    verstandig een lage snelheid aan te houden in een omgeving waar kinderen oversteken of

    spelen.

  • Traffictrainer 18

    Matrixborden

    Op de zogenaamde matrixborden op auto(snel)wegen wordt ook de maximumsnelheid

    aangegeven. Je mag deze niet overschrijden. Deze borden hebben dezelfde betekenis als

    gewone verkeersborden. Wanneer er op het matrixbord een andere maximumsnelheid staat

    dan op het verkeersbord dan geldt het bord met de laagste snelheid.

    Matrixborden

    Adviessnelheid

    De adviessnelheid attendeert je op een situatie waarbij rijden met te hoge snelheid gevaarlijk

    is. Een adviessnelheid wordt aangegeven met bord A4. Het is verstandig de adviessnelheid op

    te volgen.

    Bord A4

    Hoe hard mag je?

    Buiten de bebouwde kom gelden veel verschillende maximumsnelheden. Op autosnelwegen

    mag je meestal 120 km/uur, maar op sommige gedeeltes maximaal 100 km/uur. Op

    autowegen mag je maximaal 100 km/uur. Op overige wegen mag je meestal 80 km/uur, maar

    je komt steeds vaker 60 km/uur tegen. Deze onduidelijkheid is niet goed voor de

    verkeersveiligheid en daarom wordt hier iets aan gedaan. Het is de bedoeling dat je aan de

    belijning van een weg kunt zien hoe hard je er mag rijden. Hieronder zie je de belijning van

    60-, 80- en 100-km wegen afgebeeld.

  • Traffictrainer 19

    De 60 km/uur weg

    Onderbroken kantstrepen.

    Geen asstrepen.

    Op deze wegen kun je fietsers, bromfietsers en

    landbouwverkeer op de rijbaan verwachten.

    De 80 km/uur weg

    Onderbroken kantstrepen.

    (Meestal) doorgetrokken asstrepen.

    Op een dergelijke weg kom je geen fietsers of

    bromfietsers op de rijbaan tegen, maar soms wel

    landbouwverkeer. In dat geval zijn de asstrepen

    onderbroken.

    De 100 km/uur weg

    Doorgetrokken kantstrepen.

    Doorgetrokken asstrepen.

    Groene vulling tussen asstrepen.

    Op een dergelijke weg zul je geen fietsers, bromfietsers

    of landbouwverkeer op de rijbaan tegenkomen.

    Afstand houden

    Hoe hard rijd je eigenlijk? Hoeveel meters per seconde leg je af? Moet je dat weten? Ja zeker.

    Bijvoorbeeld om te weten hoeveel afstand je moet houden. Daarvoor hanteren we de 2-

    secondenregel. Hoeveel meter rijd je in twee seconden als je 90 km/uur rijdt? Of: hoeveel

    meters leg je af in de schrikseconde als je plotseling remmen moet, de zogenaamde reactietijd.

    In 2 seconden leg je bij verschillende snelheden de volgende afstanden af:

    Snelheid Afstand in 2 seconden

    20 km/uur 12 meter

    40 km/uur 24 meter

    60 km/uur 36 meter

    80 km/uur 48 meter

    100 km/uur 60 meter

    120 km/uur 72 meter

    Stopafstand

    Op het CBR-examen kun je vragen krijgen waarbij je kilometers per uur moet omrekenen

    naar meters per seconde. Zo moet je weten hoeveel meter afstand je minimaal moet houden

  • Traffictrainer 20

    tot je voorligger bij een bepaalde snelheid. Of hoeveel meter je aflegt in n seconde

    reactietijd.

    Voorbeeld: 100 kilometer per uur is 100 x 1.000 meter = 100.000 meter. In een uur zitten

    3.600 seconden. In n seconde rijd je dus 100.000 : 3.600 = 27,8 m. Dat is wel een beetje

    rekenwerk. Het CBR rekent met een ezelsbruggetje, waarbij je de snelheid moet delen door

    10 en vervolgens moet vermenigvuldigen met 3. In n seconde leg je bij een snelheid van

    100 km/uur dus ((100 : 10) x 3) = 30 meter af.

    De regel zegt: Iedere bestuurder moet zijn snelheid zodanig regelen dat hij zijn voertuig tot

    stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze

    weg vrij is. De stopafstand hangt van verschillende zaken af:

    1. De snelheid waarmee je rijdt.

    2. De mate waarin het voertuig remt (remvertraging).

    3. De reactietijd.

    De factoren 1+2 bepalen de remafstand. Voor het remvermogen van het voertuig geldt een

    wettelijk minimum. Maar de ene auto remt beter dan de andere. De remweg hang ook van

    andere factoren af waar je rekening mee moet houden zoals: belading, wegdek, gladheid enz..

    Factor 3 de reactietijd verschilt ook van persoon tot persoon. Een uitgeruste jongeman zal

    sneller reageren dan een vermoeide oudere man of vrouw. Mensen die alcohol, medicijnen of

    drugs hebben gebruikt reageren trager. Voor de reactietijd van de doorsnee mens rekenen we

    wel eens n seconde. Hierboven heb je gelezen dat bij 100 kilometer per uur in n seconde

    bijna 30 meter aflegt. Is je reactietijd een halve seconde dan leg je altijd nog 15 meter af

    voordat je begint met remmen. We noemen dit de reactieafstand.

    Reactieafstand + Remafstand = Stopafstand.

    De vuistregel die gehanteerd wordt om de remafstand te bepalen is: de snelheid delen door 10

    en vervolgens de uitkomst in het kwadraat te nemen en vervolgens te delen door 2. Bij een

    snelheid van 120 km/uur is de remafstand dus: 120 : 10 = 12. Dit moet vervolgens nog in het

    kwadraat genomen worden, dus: 12 x 12 = 144 meter en als laatste stap gedeeld worden door

    2, dus 144 : 2 = 72 meter.

    Kijk in de tabel hieronder hoe het zit bij verschillende snelheden. Hierbij is steeds een

    reactietijd van n seconde aangehouden.

    Snelheid Reactieafstand Remafstand Stopafstand

    10 km/uur 3 meter 0,5 meter 3,5 meter

    20 km/uur 6 meter 2 meter 8 meter

    30 km/uur 9 meter 4,5 meter 13,5 meter

    40 km/uur 12 meter 8 meter 20 meter

    50 km/uur 15 meter 12,5 meter 27,5 meter

    60 km/uur 18 meter 18 meter 36 meter

    70 km/uur 21 meter 24,5 meter 45,5 meter

  • Traffictrainer 21

    80 km/uur 24 meter 32 meter 56 meter

    90 km/uur 27 meter 40,5 meter 67,5 meter

    100 km/uur 30 meter 50 meter 80 meter

    110 km/uur 33 meter 60,5 meter 93,5 meter

    120 km/uur 36 meter 72 meter 108 meter

    Bij het afstand houden is het verder nog belangrijk dat je altijd zorgt voor zoveel tussenruimte

    tot je voorligger, dat een inhalend voertuig makkelijk kan tussenvoegen.

  • Traffictrainer 22

    Hoofdstuk 3: Verkeersborden en verkeerstekens

    Verkeersborden en verkeerstekens

    Hieronder zie je 11 rubrieken algemene verkeersborden (A t/m L). Daar horen ook borden bij

    die: bepaalde bestemmingen aangeven, informatie verschaffen over de situatie ter plaatse of

    verkeersregels aangeven die ter plaatse gelden. Naast algemene borden zijn er ook nog de

    rubrieken bebakening (X) en onderborden (Z).

    Alle borden vind je in onderstaande rubrieken. Naast de borden heb je ook nog de

    aanwijzingen van politieagenten en andere verkeersregelaars. Dit worden de aanwijzingen

    genoemd. Op de volgende pagina's vind je een overzicht van de verschillende borden en

    aanwijzingen.

    A Snelheid

    B Voorrang

    C Geslotenverklaring

    D Rijrichting

    E Parkeren en stilstaan

    F Overige geboden en verboden

    G Verkeersregels

    H Kommen

    J Waarschuwing

    K Bewegwijzering

    L Informatie

    X Bebakening

    Z Onderborden

    Aanwijzingen

    A Snelheid

    A1: Maximumsnelheid. Het getal 50 dient als voorbeeld. De aangeduide maximum snelheden

    kunnen ook: 30, 60, 70, 80, 90, 100, 110 of 120 kilometer per uur zijn.

    A2: Einde maximumsnelheid.

  • Traffictrainer 23

    A3: Maximumsnelheid op een elektronisch signaleringsbord. Dit bord is een elektronisch

    signaleringsbord en geeft een maximumsnelheid aan.

    A4: Adviessnelheid.

    A5: Einde adviessnelheid.

    B Voorrang

    B1: Voorrangsweg.

    B2: Einde voorrangsweg.

    B3: Voorrangskruispunt.

  • Traffictrainer 24

    B4: Voorrangskruispunt zijweg links.

    B5: Voorrangskruispunt zijweg rechts.

    B6: Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg. Deze borden gebieden voorrang

    te verlenen aan alle bestuurders op de kruisende weg.

    B7: Stop: Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg. Deze borden gebieden

    voorrang te verlenen aan alle bestuurders op de kruisende weg.

    C Geslotenverklaring

    C1: Gesloten in beide richtingen voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij- of trekdieren of

    vee.

    C2: Eenrichtingsweg, in deze richting gesloten voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij- of

    trekdieren of vee.

  • Traffictrainer 25

    C3: Eenrichtingsweg.

    C4: Eenrichtingsweg.

    C5: Inrijden toegestaan.

    C6: Gesloten voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen.

    C7: Gesloten voor vrachtauto's.

    C7A: Gesloten voor autobussen

    C7B: Gesloten voor autobussen en vrachtauto's

  • Traffictrainer 26

    C8: Gesloten voor motorvoertuigen die niet sneller kunnen of mogen rijden dan 25 km/uur.

    C9: Gesloten voor ruiters, vee, wagens, motorvoertuigen die niet sneller kunnen of mogen

    rijden dan 25 km/uur en brommobielen, alsmede fietsen, bromfietsen en

    gehandicaptenvoertuigen.

    C10: Gesloten voor motorvoertuigen met aanhangwagen.

    C11: Gesloten voor motorfietsen.

    C12: Gesloten voor alle motorvoertuigen.

    C13: Gesloten voor bromfietsen, snorfietsen en voor gehandicaptenvoertuigen met in werking

    zijnde motor.

  • Traffictrainer 27

    C14: Gesloten voor fietsen en voor gehandicaptenvoertuigen zonder motor.

    C15: Gesloten voor fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen.

    C16: Gesloten voor voetgangers.

    C17: Gesloten voor voertuigen en samenstellen van voertuigen die, met inbegrip van de

    lading, langer zijn dan op het bord is aangegeven.

    C18: Gesloten voor voertuigen die met inbegrip van de lading, breder zijn dan op dit bord

    aangegeven.

    C19: Gesloten voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, hoger zijn dan op dit bord is

    aangegeven.

  • Traffictrainer 28

    C20: Gesloten voor voertuigen waarvan de aslast hoger is dan op het bord is aangegeven.

    C21: Gesloten voor voertuigen en samenstellen van voertuigen, waarvan de totaalmassa hoger

    is dan op het bord is aangegeven.

    C22: Gesloten voor voertuigen met bepaalde gevaarlijke stoffen.

    C22a: Gesloten voor vrachtauto's die niet voldoen aan de geldende milieueisen.

    C22b: Einde geslotenverklaring voor vrachtauto's die niet voldoen aan de geldende

    milieueisen.

    C23-01: Spitsstrook open.

  • Traffictrainer 29

    C23-02: Spitsstrook vrijmaken.

    C23-03: Einde spitsstrook.

    Sommige geslotenverklaringen kunnen ook voor een bepaalde zone gelden. Het begin en het

    einde van de zone worden dan aangegeven met borden. Voorbeelden van deze borden zijn:

    Zone maximumsnelheid 30 km/uur.

    Einde zone maximumsnelheid 30 km/uur.

  • Traffictrainer 30

    Zone maximumsnelheid 60 km/uur.

    Einde zone maximumsnelheid 60 km/uur.

    Zone gesloten voor voertuigen en samenstellen van voertuigen, die met inbegrip van de

    lading, langer zijn dan op het bord is aangegeven.

    Einde zone gesloten voor voertuigen en samenstellen van voertuigen, die met inbegrip van de

    lading, langer zijn dan op het bord is aangegeven.

  • Traffictrainer 31

    Zone gesloten voor vrachtauto's.

    Einde zone gesloten voor vrachtauto's.

    D Rijrichting

    D1: Rotonde: verplichte rijrichting.

    D2: Gebod voor alle bestuurders het bord voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft.

    D3: Bord mag aan beide zijden worden voorbijgegaan.

  • Traffictrainer 32

    D4: Gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord is aangegeven.

    D5: Gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord is aangegeven.

    D6: Gebod tot het volgen van n van de rijrichtingen die op het bord zijn aangegeven.

    D7: Gebod tot het volgen van n van de rijrichtingen die op het bord zijn aangegeven.

    E Parkeren en stilstaan

    E1: Parkeerverbod.

    E2: Verbod stil te staan.

  • Traffictrainer 33

    E3: Verbod fietsen en bromfietsen te plaatsen.

    E4: Parkeergelegenheid.

    E5: Taxistandplaats.

    E6: Gehandicaptenparkeerplaats.

    E7: Gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.

  • Traffictrainer 34

    E8: Parkeergelegenheid alleen bestemd voor de voertuigcategorie of groep voertuigen die op

    het bord is aangegeven.

    E8a: Parkeergelegenheid alleen bestemd voor vrachtauto's en bussen.

    E8b: Parkeergelegenheid alleen door gedeeltelijk op het trottoir te parkeren.

    E9: Parkeergelegenheid alleen bestemd voor vergunninghouders.

    E10: Parkeerschijfzone.

  • Traffictrainer 35

    E11: Einde parkeerschijfzone.

    E12: Parkeergelegenheid ten behoeve van overstappers op het openbaar vervoer.

    E13: Parkeergelegenheid ten behoeve van carpoolers.

    Sommige borden kunnen ook voor een bepaalde zone gelden. Het begin en het einde van de

    zone worden dan aangegeven met borden. Voorbeelden van deze borden zijn:

    Begin parkeerverbodzone.

  • Traffictrainer 36

    Einde parkeerverbodzone.

    Begin parkeergelegenheidszone alleen bestemd voor vergunninghouders.

    Einde parkeergelegenheidszone alleen bestemd voor vergunninghouders.

    Zone waarbinnen fietsen, snorfietsen en bromfietsen uitsluitend in een fietsenstalling geplaatst

    mogen worden.

  • Traffictrainer 37

    F Overige geboden en verboden

    F1: Verbod voor motorvoertuigen om elkaar onderling in te halen.

    F2: Einde verbod voor motorvoertuigen om elkaar onderling in te halen.

    F3: Verbod voor vrachtauto's om motorvoertuigen in te halen.

    F4: Einde verbod voor vrachtauto's om motorvoertuigen in te halen.

    F5: Verbod voor bestuurders door te gaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting.

    F6: Bestuurders uit tegengestelde richting moeten verkeer dat van deze richting nadert voor

    laten gaan.

  • Traffictrainer 38

    F7: Keerverbod.

    F8: Einde van alle door verkeersborden aangegeven verboden.

    F9: Einde van alle op een elektronisch signaleringsbord aangegeven verboden.

    F10: Stop. In het bord kan worden aangegeven door wie of waarom het bord wordt toegepast.

    G Verkeersregels

    G1: Autosnelweg.

    G2: Einde autosnelweg.

  • Traffictrainer 39

    G3: Autoweg.

    G4: Einde autoweg.

    G5: Erf.

    G6: Einde erf.

    G7: Voetpad.

    G8: Einde voetpad.

    G9: Ruiterpad.

  • Traffictrainer 40

    G10: Einde ruiterpad.

    G11: Verplicht fietspad.

    G12: Einde verplicht fietspad.

    G12A: Fiets/bromfietspad.

    G12B: Einde fiets/bromfietspad.

    Aanduiding dat bromfietsers verwezen worden naar een fiets-bromfietspad.

  • Traffictrainer 41

    Aanduiding dat bromfietsers verwezen worden naar de rijbaan.

    G13: Onverplicht fietspad.

    G14: Einde onverplicht fietspad.

    H Bebouwde kom

    H1: Bebouwde kom.

    H2: Einde bebouwde kom.

    J Waarschuwing

    J1: Slecht wegdek.

    J2: Bocht naar rechts.

    J3: Bocht naar links.

  • Traffictrainer 42

    J4: S-bocht(en), eerst naar rechts.

    J5: S-bocht(en), eerst naar links.

    J6: Steile helling.

    J7: Gevaarlijke daling.

    J8: Gevaarlijk kruispunt.

    J9: Rotonde.

    J10: Overweg met overwegbomen.

  • Traffictrainer 43

    J11: Overweg zonder overwegbomen.

    J12: Overweg met enkel spoor.

    J13: Overweg met twee of meer sporen.

    J14: Tram(kruising).

    J15: Beweegbare brug.

    J16: Werk in uitvoering.

    J17: Rijbaanversmalling.

  • Traffictrainer 44

    J18: Rijbaanversmalling rechts.

    J19: Rijbaanversmalling links.

    J20: Slipgevaar.

    J21: Kinderen.

    J22: Voetgangersoversteekplaats.

    J23: Voetgangers.

    J24: Fietsers en bromfietsers.

  • Traffictrainer 45

    J25: Losliggende stenen.

    J26: Kade of rivieroever.

    J27: Groot wild.

    J28: Vee.

    J29: Tegenliggers.

    J30: Laagvliegende vliegtuigen.

    J31: Zijwind.

  • Traffictrainer 46

    J32: Verkeerslichten.

    J33: File.

    J34: Ongeval.

    J35: Slecht zicht door sneeuw, regen of mist.

    J36: IJzel of sneeuw.

    J37: Gevaar (de aard van het gevaar is aangegeven op het onderbord).

    J38: Verkeersdrempel

  • Traffictrainer 47

    Waarschuwing voor een verkeersdrempel.

    K Bewegwijzering

    K1: Lage beslissingswegwijzer langs autosnelweg voor doorgaande richting, met interlokale

    doelen en routenummer autosnelweg.

    K2: Voorwegwijzer langs autosnelweg voor de afgaande richting, met afstandsaanduiding,

    interlokale doelen (bovenste doel = afritnaam) verwijzing naar vliegveld/luchthaven en

    routenummer niet-autosnelweg.

    K3: Beslissingswegwijzer langs autosnelweg voor de afgaande richting, naar een

    verzorgingsplaats, met de naam van de parkeerplaats en symbolen die de aard van de

    voorzieningen aangeven.

    K4: Hoge beslissingswegwijzer langs autosnelweg met rijstrookpaneel voor de doorgaande

    richting en aftakkingspaneel voor de afgaande richting, met interlokale doelen, routenummers

    autosnelwegen en Europese hoofdroutes.

    K5: Voorwegwijzer langs niet-autosnelweg, met interlokale doelen, routenummers,

    viaductsymbool en aanduiding industrieterrein.

  • Traffictrainer 48

    K6: Beslissingswegwijzer langs niet-autosnelweg met interlokale doelen en routenummer

    niet-autosnelweg.

    K7: Wegwijzer voor fietsers, snorfietsers en bromfietsers (handwijzer), met lokaal doel,

    interlokaal doel, stedelijk fietsroutenummer (boven), en met interlokale doelen en interlokaal

    fietsroutenummer (onder).

    K8: Wegwijzer voor fietsers, snorfietsers en bromfietsers (stapelbord), met interlokale doelen

    en een via een alternatieve route te bereiken doel (cursief).

    K9: Omleiding. Maatregel op voorwegwijzer langs niet-autosnelweg.

    K10: Voorwegwijzer binnen de bebouwde kom met interlokaal doel, lokaal doel, een

    dagrecreatieterrein, objecten en stadsroutenummers.

    K11: Voorsorteren op niet-autosnelweg. Bord met interlokale doelen, routenummers en

    verwijzing naar autosnelweg.

    K12: Wijkwegwijzer binnen de bebouwde kom, met wijknamen (in verkeersgebieden).

  • Traffictrainer 49

    K13: Wijkwegwijzer binnen de bebouwde kom, met wijknummers (in verkeersgebieden).

    K14: Route voor het vervoer van bepaalde gevaarlijke stoffen.

    L Informatie

    L1: Hoogte onderdoorgang.

    L2: Voetgangersoversteekplaats.

    L3: Bushalte

    L3: Tramhalte.

  • Traffictrainer 50

    L4: Voorsorteren.

    L5: Einde rijstrook.

    L6: Splitsing.

    L7: Aantal doorgaande rijstroken.

    L8: Doodlopende weg.

    L9: Vooraanduiding doodlopende weg.

  • Traffictrainer 51

    L10: Vooraanduiding verkeersmaatregel voor de aangegeven richting.

    L11: Verkeersbord geldt alleen voor de aangegeven rijstrook / rijstroken.

    L12: Verkeersbord geldt alleen voor de aangegeven rijstrook.

    L13: Verkeerstunnel.

    L14: Vluchthaven.

    L15: Vluchthaven voorzien van een noodtelefoon en blusapparaat.

  • Traffictrainer 52

    L16: Noodtelefoon.

    L17: Brandblusapparaat.

    L18: Noodtelefoon en brandblusapparaat.

    L19: Dichtstbijzijnde uitgang in de op het bord aangegeven richting plus de afstand daartoe.

    X Bebakening

    X1: Een bochtschild waarschuwt je voor een naderende bocht. Vooral in het donker zijn

    bochtschilden goed zichtbaar. Je ziet ze van ver door de reflectie van je eigen verlichting.

    X2: Deze hekken waarschuwen je voor een T-splitsing: je kunt niet verder rechtdoor rijden; je

    kunt alleen links- of rechtsaf; minder je snelheid.

    X3: Waarschuwing aan het begin van een invoegstrook van een weg (meestal een autoweg of

    autosnelweg).

  • Traffictrainer 53

    X4: Dit bord kondigt aan dat de vluchtstrook van een autoweg of autosnelweg ophoudt of erg

    versmalt.

    X5: Oversteken van voetgangers kan geregeld worden door verkeersbrigadiers. Je moet een

    aanwijzing van verkeersbrigadiers altijd opvolgen.

    X6: Een overweg of brug kan worden aangekondigd met bovenstaande bebakening. Elke

    streep betekent een afstand van 80 meter.

    Z Onderborden

    Afbuigende voorrang 1.

    Afbuigende voorrang 2.

  • Traffictrainer 54

    Afbuigende voorrang 3.

    Alleen voor motorvoertuigen.

    Alleen voor motorvoertuigen met aanhangwagen.

    Alleen voor bussen.

    Alleen voor vrachtauto's

    Alleen voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen.

    Alleen voor motorfietsen.

    Inhalen toegestaan.

    Niet voor fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen.

    Niet voor fietsen en gehandicaptenvoertuigen zonder motor.

    Niet voor bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen met in werking zijnde motor.

  • Traffictrainer 55

    Niet voor motorvoertuigen die niet sneller kunnen of mogen rijden dan 25 km/uur.

    Niet voor bussen.

    Niet voor bestemmingsverkeer.

    Ga terug.

    Aanduiding in welke richting het erboven geplaatste bord van kracht is.

    Aanduiding in welke richting het erboven geplaatste bord van kracht is.

    Aanduiding voor rijrichting (twee richtingen).

    Aanduiding voor kruisend verkeer.

    Let op drempels.

    Let op spoorvorming.

    Rechtsaf voor (brom)fietsers vrij.

  • Traffictrainer 56

    Hier beginnen met ritsen.

    Tijdsaanduiding.

    Aanwijzingen

    Algemeen stopteken.

    Stopteken voor het verkeer dat de verkeersregelaar van voren nadert.

    Stopteken voor het verkeer dat de verkeersregelaar van achteren nadert.

    Stopteken zowel voor het verkeer dat de verkeersregelaar van voren als voor het verkeer dat

    hem van achteren nadert.

  • Traffictrainer 57

    Stopteken voor het verkeer dat de verkeersregelaar van rechts nadert.

    Stopteken voor het verkeer in de vrije richtingen. Opletten voor het verkeer in de stopgezette

    richtingen. Kruispunt vrijmaken.

    Teken tot snelheid verminderen.

    Stopteken door verkeersbrigadier met toepassing van bord.

  • Traffictrainer 58

    Hoofdstuk 4: Hoofdregel plaats op de weg

    Hoofdregel plaats op de weg

    De hoofdregel voor de plaats op de weg luidt: "Houd zoveel mogelijk rechts", uiteraard wel

    op een veilige afstand van het trottoir of de berm. In de praktijk betekent dit dat er voor de

    verschillende bestuurders een andere plaats op de weg geldt als zij rechts houden. De fietser

    rijdt op de fietsstrook, de automobilist op de rijstrook en de voetganger loopt op het voetpad.

    Zwakkere weggebruikers

    Voor voetgangers en bestuurders zijn specifieke weggedeelten aangewezen. Je dient vooral

    rekening te houden met de zogenaamde "zwakke weggebruikers". Voetgangers en fietsers

    worden tot de zwakke weggebruikers gerekend, omdat zij veel kwetsbaarder zijn dan anderen.

    Speciale aandacht moet je hebben voor kinderen en mensen die lichamelijk en of zintuiglijk

    gehandicapt zijn. Kinderen vertonen vaak speels en onvoorspelbaar gedrag, zeker als zij

    samen met andere kinderen aan het verkeer deelnemen.

    Verschillende weggedeelten

    Voetgangers bevinden zich op het voetpad of trottoir als dat aanwezig is. Zo niet dan mogen

    zij een andere plaats op de weg kiezen, als er geen geslotenverklaring voor voetgangers geldt.

    Fietsers, snorfietsers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig maken gebruik van het

    verplichte fietspad, het fiets/bromfietspad, van de fietsstroken of van de rijbaan, waarbij zij

    zoveel mogelijk rechts houden. Bromfietsers rijden op de rijbaan, of als dit aanwezig is op het

    fiets/bromfietspad.

    Wegen

    Onder 'wegen' verstaat de Wegenverkeerswet: 'alle voor het openbaar verkeer openstaande

    wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen

    behorende paden en bermen of zijkanten'. Binnen de bebouwde kom loopt de weg van

    voortuin tot voortuin of van gevel tot gevel. De rijbaan maakt deel uit van de weg, maar ook

    de berm behoort ertoe! De rijbaan kan al dan niet verdeeld zijn in rijstroken.

  • Traffictrainer 59

    Rijbaan

    Onder rijbaan verstaan we elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met

    uitzondering van de fietspaden en de fiets/bromfietspaden. Men hanteert ook het begrip

    doorgaande rijbaan. Dit is de rijbaan zonder invoegstroken en uitrijstroken. De vluchtstrook

    mag alleen in geval van pech of in geval van nood gebruikt worden.

    Tegenwoordig wordt op filegevoelige trajecten de vluchtstrook gedurende bepaalde tijden

    opengesteld als spitsstrook. Dit wordt ter plaatse aangegeven door borden.

    Zichtbaarheid weg

    Om het wegverloop ook 's avonds goed zichtbaar te maken zijn reflectorpaaltjes aangebracht.

    Rode reflectorpaaltjes aan de rechterkant en witte aan de linkerkant van de weg.

  • Traffictrainer 60

    Wegverkanting

    In bochten kunnen als gevolg van de middelpuntvliedende kracht gevaarlijke situaties

    ontstaan. Om dit tegen te gaan past wordt wegverkanting toegepast. Dat wil zeggen dat de

    binnenkant van de bocht lager of hoger ligt dan de buitenkant. Wanneer de buitenkant hoger

    ligt dan de binnenkant spreken we van positieve wegverkanting. Dit komt het vaakst voor.

    Soms ligt de buitenkant lager dan de binnenkant. We spreken dan van negatieve

    wegverkanting. Met name motorrijders moeten hier op hun hoede zijn niet uit de bocht te

    vliegen. In bochten zijn vaak bochtschilden aangebracht om je erop te wijzen dat je je

    snelheid dient aan te passen.

    Fietsers en bromfietsers

    Bromfietsers mogen niet op het verplichte fietspad rijden. Als er geen fiets/bromfietspad is

    moeten zij op de rijbaan rijden.

  • Traffictrainer 61

    Verplicht fietspad; bromfietsers mogen

    er geen gebruik van maken

    Inhalen van fietsers/bromfietsers

    Ten opzichte van de automobilist is de bromfiets kwetsbaar. Geef bromfietsers voldoende

    ruimte bij inhalen. Haal niet in bij weinig ruimte.

    Inhalen van bromfietser met te weinig tussenruimte

    Bij het inhalen van fietsers en zeker bij het inhalen van fietsende kinderen moet je voldoende

    tussenruimte (minstens n meter) aanhouden. Vooral kinderen zijn onvoorspelbaar in hun

    gedrag. Fietsers zijn gevoelig voor zijwind en ze hebben de neiging om obstakels in het

    wegdek te ontwijken. Fietsers mogen met tween naast elkaar fietsen. Snorfietsers en

    bromfietsers mogen dit niet!

  • Traffictrainer 62

    Voldoende tussenruimte

    Fietspaden en fietsstroken

    Fietsers en snorfietsers moeten op het verplichte fietspad of op het fiets/bromfietspad.

    Fietsers, snorfietsers en de bestuurders van een gehandicaptenvoertuig mogen op de

    fietsstrook met doorgetrokken of onderbroken streep rijden. Zij mogen bij het inhalen over de

    doorgetrokken of onderbroken streep heen.

    Inhalen door bromfietser

    Bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsers mogen niet op een fietsstrook met een

    doorgetrokken streep rijden, noch er op stilstaan of parkeren. Zij mogen hierop ook niet

    voorsorteren bij het naar rechts afslaan. Op een fietsstrook met onderbroken streep mag je

    voorsorteren als dit de doorstroming van het verkeer bevordert. Hierbij mag je geen fietsers,

    snorfietsers of bestuurders van een gehandicaptenvoertuig hinderen. Daarnaast mag je gebruik

    maken van de fietsstrook met onderbroken streep om uit te wijken. Hierbij mag je geen

    fietsers, snorfietsers of bestuurders van een gehandicaptenvoertuig hinderen. Het is niet

    toegestaan op een fietsstrook met onderbroken streep stil te staan of te parkeren.

    Naast fietsstroken zijn er ook nog zogenaamde suggestiestroken. Dit zijn dezelfde stroken als

    fietsstroken alleen ontbreekt de afbeelding van de fiets. Van deze suggestiestroken mogen

    automobilisten gewoon gebruik maken.

    Voetgangers lopen op het trottoir of op het voetpad. Als dit ontbreekt lopen zij op een

    verplicht of onverplicht fietspad. Is dat er ook niet, dan lopen ze naar keuze links of rechts op

    de weg aan de kant van de rijbaan of in de berm.

    Eenrichtingswegen

    Een eenrichtingsweg mag je maar van een kant inrijden.

  • Traffictrainer 63

    Enrichtingsweg

    De borden C3 en C4 geven een eenrichtingsweg aan. Vanaf de andere kant geldt een

    zogenaamde geslotenverklaring. Bord C2 geeft aan dat inrijden verboden is. Vaak heeft het

    bord eenrichtingsweg een onderbord dat aangeeft dat er een uitzondering geldt voor

    bijvoorbeeld fietsers en bromfietsers.

    Bord C2 Bord C3 Bord C4

    Als je op een eenrichtingsweg rijdt en je wilt links afslaan, dan moet je aan de linkerzijde van

    de weg voorsorteren. Op een eenrichtingsweg mag je, als tenminste niet anders bepaald is ter

    plaatse, zowel links als rechts parkeren. De borden C3 en C4 betekenen eenrichtingsweg.

    Verwar bord D4 nooit met bord C3. Bord D4 geeft een verplichte rijrichting aan.

    Bord D4

    Het is verboden om op een eenrichtingsweg achteruit te rijden of te keren.

    Tegemoetkomend verkeer

    Wanneer je op een smalle weg te maken krijgt met een tegenligger, moeten zowel jij als de

    andere bestuurder uitwijken. Hierbij mag je elkaar niet hinderen. Wanneer de

    tegemoetkomende bestuurder geen uitwijkmogelijkheid heeft kun je het best extra ruim

    uitwijken. Let er wel op dat wanneer je hierbij gebruik maakt van de berm, de berm hiervoor

    ook geschikt is.

  • Traffictrainer 64

    Wanneer de tegenligger een vrachtauto is en je niet gewoon naast elkaar kunt passeren, kun jij

    het best uitwijken. Dit omdat het gewicht van de vrachtauto veel groter is en dit problemen op

    kan leveren wanneer deze moet uitwijken in de berm. Wanneer je in de berm rijdt moet je niet

    stoppen of remmen. Doordat in de berm grip ontbreekt, is de kans op slippen of scheeftrekken

    groot wanneer je remt. Je kunt dan het best het gas loslaten en de koppeling intrappen.

    Zeker op smalle wegen buiten de bebouwde kom heeft iedereen de neiging uiterst rechts te

    gaan rijden. Let hierbij wel goed op. Wanneer de berm lager ligt (en dat komt regelmatig

    voor) bestaat het gevaar dat je de macht over het stuur verliest wanneer je met je

    rechterwielen in de berm komt.

    Wanneer langs zo'n smalle enkelbaans weg bomen dicht langs de rijbaan staan moet je

    rekening houden met de volgende zaken:

    Door de bomen is het uitzicht op zijwegen slecht.

    Door de bomen zijn bochten onoverzichtelijk.

    Door de bomen ontbreken uitwijkmogelijkheden.

    Bestuurders vanuit zijwegen kunnen jou slecht zien.

    Gescheiden rijbanen

    Wanneer een weg door een middenberm, een bomenrij of iets dergelijks in twee rijbanen is

    verdeeld, wordt in de meeste gevallen door borden aangegeven welke rijbaan je moet volgen.

    Wanneer er geen borden staan moet je de rechterrijbaan volgen.

    Je rijdt op de verkeerde rijbaan!!! Het bord geeft aan dat je de rechterrijbaan moet volgen

    Bij een weg die bestaat uit drie of nog meer rijstroken is het verstandig wanneer langzame

    weggebruikers (fietsers, snorfietsers en motorvoertuigen die niet sneller mogen dan 25

    km/uur) de meest rechtse rijstrook volgen.

    Wanneer je een weg met gescheiden rijbanen wilt oversteken mag je je tussen de kruisende

    verkeersstromen opstellen wanneer hiervoor voldoende vrije ruimte is.

  • Traffictrainer 65

    Opstellen tussen de rijbanen in bij het oversteken

    Rijden in een landelijke omgeving

    Wanneer het weer beter wordt trekken fietsers er weer massaal op uit. Bij voorkeur maken zij

    gebruik van landelijke omgevingen. Let er op dat je rekening houdt met deze fietsers.

    Andere gevaren waarmee je te maken krijgt wanneer je rijdt in een landelijke omgeving zijn

    onder andere:

    Veel landbouwverkeer. Ben je ervan bewust dat het regelmatig voorkomt dat

    landbouwverkeer slecht of niet werkende verlichting voert.

    Ruiters op de rijbaan. Veel paarden zijn gewend aan verkeer. Ben je er van bewust dat

    het paard je wellicht niet heeft opgemerkt en schrikt. Wanneer een ruiterpad ontbreekt

    mogen ruiters zowel gebruik maken van de berm als de rijbaan.

    Rijbanen die vervuild zijn. Zeker wanneer vervuilde rijbanen nat worden kunnen ze

    gevaarlijke situaties veroorzaken.

    Overstekend wild

    Door het toegenomen verkeer komen er steeds meer aanrijdingen voor met in het wild

    levende dieren. In Nederland worden jaarlijks meer dan 5.000 aanrijdingen met overstekend

    wild gemeld. Dit zijn voornamelijk reen, wilde zwijnen en herten, maar ook kleiner wild

    zoals konijn en hazen. Aanrijdingen met wild komen het gehele jaar voor, met een piek in de

    maanden mei en juni.

    Veel aanrijdingen worden veroorzaakt door een te hoge snelheid. Pas je snelheid aan, vooral 's

    avonds en 's nachts. Bij een lagere snelheid heeft het wild de kans je auto te ontwijken en kun

    je zelf ook nog veilig stoppen. Wanneer je te maken krijgt met overstekend wild zijn de

    volgende zaken van belang:

    Houd je stuur recht en probeer niet uit te wijken.

    Houd er rekening mee dat er meerdere dieren kunnen volgen. Vaak wordt het tweede

    of derde dier aangereden.

    Meld het ongeval bij de politie of bel 112.

  • Traffictrainer 66

    Wat je vooral niet moet doen is:

    Doorrijden. Dit is strafbaar.

    Ga niet achter het dier aan.

    Neem het aangereden wild niet mee naar huis en geef het ook niet aan iemand anders.

    Wild wordt meestal aangereden op plaatsen waar bekende wildwissels kruisen met openbare

    wegen. Vaak zijn deze plaatsen bekend en worden er wildspiegels geplaatst, die het wild 's

    avonds en 's nachts (wanneer de meeste ongevallen gebeuren) waarschuwen voor naderend

    verkeer.

    Wildspiegel

    Weggebruikers worden gewaarschuwd voor overstekend wild door bord J27.

    Bord J27

    Rijden op dijkwegen

    In waterrijke gebieden heb je veelvuldig te maken met zogenaamde dijkwegen. Kenmerken

    van dijkwegen zijn:

    Rijbanen zijn vaak smal.

    Bermen lopen schuin naar beneden.

  • Traffictrainer 67

    In- en uitritten lopen omhoog. Weggebruikers hierop hebben vaak slecht zicht op de

    dijkweg.

    Zijwegen lopen omhoog. Weggebruikers hierop hebben vaak slecht zicht op de

    dijkweg.

    Bochtige wegen.

    Onoverzichtelijke wegen.

    Op dijkwegen is het vaak moeilijk of zelfs onmogelijk andere voertuigen in te halen. Ook

    ontbreken vaak uitwijkmogelijkheden op dijkwegen of zijn deze slechts beperkt aanwezig.

    Ben je ervan bewust dat de berm vaak niet geschikt is als uitwijkmogelijkheid omdat deze er

    niet geschikt voor is.

    Rijden in de bergen

    Wanneer je naar het buitenland gaat kun je te maken krijgen met bergen. Bij het rijden in de

    bergen zijn de volgende aandachtspunten van belang:

    Rijdt niet in een te hoge versnelling. Bij te weinig toeren wordt de motortemperatuur

    veel hoger.

    Klimmend verkeer heeft voorrang op dalend verkeer.

    Neem de afdalingen in dezelfde versnelling als de beklimmingen. Maak hierbij

    gebruik van de remwerking van de motor. Trap de koppeling niet of zo min mogelijk

    in. Wanneer je de koppeling wel intrapt. zul je merken dat de auto steeds sneller gaat

    rijden.

    Houd goed rekening met het verloop van de weg en pas hierop de snelheid aan. Zeker

    in de afdalingen.

    Bij regen komen er grote hoeveelheden water van de helling af.

    Bij mist is het rijden in de bergen zeer gevaarlijk. Alleen stapvoets rijden is dan

    mogelijk. Het is echter nog beter te stoppen.

    Inhalen in de bergen kost tijdens beklimmingen veel tijd. Zorg ervoor dat je voldoende

    tijd hebt om je inhaalmanoeuvre veilig uit te voeren.

    Bochten

    Ook op rechtdoorgaande wegen kun je te maken krijgen met bochten. Om een bocht veilig te

    kunnen nemen is het belangrijk je snelheid hierop aan te passen. Wanneer je met een te hoge

    snelheid een bocht ingaat bestaat het gevaar dat je de auto in de bocht niet meer kunt houden

    en de macht over het stuur verliest.

    Wanneer bochten gevaarlijker zijn dan de meeste bochten (bord J2 en J3) of er meerdere

    bochten na elkaar volgen (bord J4 en J5) wordt dit aangegeven met borden. Zeker in deze

    bochten is het belangrijk je goed bewust te zijn van de snelheid waarmee je rijdt.

  • Traffictrainer 68

    Ga bij een bocht ook goed na voordat je de bocht ingaat hoe het verloop van de bocht is. Pas

    hierop ook de snelheid aan. Daarnaast spelen bij een bocht de wegverkanting (negatief of

    positief) en de staat van het wegdek een belangrijke rol.

    Houd bij een bocht rekening met tegemoetkomend verkeer en langzaam rijdend verkeer vlak

    na of in de bocht. Zeker wanneer een bocht onoverzichtelijk is moet je hier goed op

    anticiperen.

  • Traffictrainer 69

    Hoofdstuk 5: Van richting veranderen

    Van richting veranderen

    Van richting veranderen betekent, dat je rechts of links afslaat of van rijstrook wisselt,

    bijvoorbeeld om te gaan inhalen of om voor te sorteren. Bij naar rechts afslaan geldt de regel:

    houd zoveel mogelijk rechts.

    Van rijstrook wisselen

    Bij elke wat grotere zijdelingse verplaatsing, dus ook bij van rijstrook wisselen en

    voorsorteren, moet je richting aangeven met de richtingaanwijzer.

    Rechts afslaan

    Wanneer je rechts af wilt slaan moet je zover mogelijk naar rechts voorsorteren. Bij een

    kantstreep of trottoir moet je zo veel mogelijk tegen de kantstreep of zover mogelijk tegen het

    trottoir voorsorteren.

    Tegen kantstreep voorsorteren

    Bij een fietsstrook met doorgetrokken streep moet je zover mogelijk tegen de fietsstrook aan

    voorsorteren. Bij een fietsstrook met onderbroken streep mag je op de fietsstrook voorsorteren

    als je daarmee geen (snor)fietsers of bestuurders van een gehandicaptenvoertuig hindert.

  • Traffictrainer 70

    Bij van richting veranderen (naar rechts) moet je de volgende vijf handelingen in de goede

    volgorde uitvoeren:

    Kijken: eerst in de binnen- en buitenspiegel en vervolgens over de rechterschouder.

    Richting aangeven: geef pas richting aan op het moment dat je zeker weet dat je veilig

    van richting kunt veranderen.

    Voorsorteren: sorteer in een vloeiende lijn voor. Zorg ervoor dat je hierbij geen andere

    weggebruikers hindert.

    Rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg voor laten gaan: let er hierbij op dat je ook

    voetgangers die rechtdoor gaan op dezelfde weg voor moet laten gaan.

    En vervolgens de bocht naar rechts nemen: zorg er bij het nemen van de bocht voor

    dat je op de rechter weghelft uitkotm van de weg die je inslaat.

    Bij het afslaan (zowel linksaf als rechtsaf) geef je op een 50 km-weg ongeveer 100 meter voor

    het kruispunt richting aan. Bij een 80 km-weg is dit 150 meter.

    Wanneer er voorsorteervakken zijn, moet je in het juiste voorsorteervak voorsorteren. Let op:

    Alle bestuurders die gebruik maken van de rijbaan moeten gebruik maken van de aangegeven

    voorsorteervakken. Dit kunnen ook fietsstroken zijn.

    Wanneer je buiten de bebouwde kom rechtsaf een enkelbaansweg oprijdt moet je er rekening

    mee houden dat het uitzicht vaak belemmerd wordt door bomen en je niet altijd voorrang zult

    krijgen wanneer je dit wel hebt. Let er ook dat je goed naar rechts kijkt. Je zou anders zo een

    aanrijding kunnen krijgen met een voertuig dat aan het inhalen is.

    Links afslaan

    Automobilisten die naar links willen afslaan moeten op rijbanen met verkeer in twee

    richtingen links tegen de wegas voorsorteren. Op volledige eenrichtingswegen moet je uiterst

    links voorsorteren.

    Bij het links afslaan moet je achtereenvolgens de volgende handelingen verrichten:

    Kijken: eerst in de binnen- en buitenspiegel en vervolgens over de linkerschouder

    Richting aangeven: geef pas richting aan wanneer je zeker weet dat je veilig van

    richting kunt veranderen.

    Voorsorteren: sorteer in een vloeiende lijn voor om links af te slaan.

    Recht doorgaand verkeer ongehinderd voor laten gaan: let er hierbij op dat je ook

    voetgangers die rechtdoor gaan op dezelfde weg voor moet laten gaan.

    De bocht naar links nemen: zorg ervoor dat je hierbij op de rechterweghelft van de

    weg uitkomt die je in wilt rijden.

    Alle bestuurders die op de rijbaan rijden moeten bij het afslaan gebruik maken van de

    voorsorteervakken wanneer deze op de rijbaan zijn aangegeven. Deze voorsorteervakken

    kunnen ook in de vorm van een fietsstrook zijn aangebracht.

  • Traffictrainer 71

    Voorsorteervakken

    Wanneer zowel jij als de tegemoetkomende bestuurder links afslaat, gaan jullie normaal

    gesproken voor elkaar langs. Dit is niet het geval wanneer:

    De tegemoetkomende bestuurder al duidelijk positie heeft gekozen om links af te

    slaan.

    Tekens op het wegdek aangeven dat jullie op een andere manier links af moeten slaan.

    Er sprake is van een brede middenberm.

    Opgeblazen fietsopstelstrook

    Er zijn soms zogenoemde opgeblazen fietsopstelstroken op het wegdek aangebracht. Dit zijn

    voorsorteerplaatsen voor fietsers, snorfietsers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig

    die bij kruispunten met verkeerslichten over de volle breedte zijn aangebracht.

    Motorvoertuigen en bromfietsen moeten deze opstelstroken vrijlaten.

    Afbuigende voorrangsweg of voorrangskruispunt

    Het onderbord geeft aan dat de voorrangsweg afbuigt. Degene die op de afbuigende

    voorrangsweg rijdt heeft voorrang op bestuurders op de zijwegen.

  • Traffictrainer 72

    Afbuigende voorrangsweg

    Afslaande tram

    Alle weggebruikers moeten een afslaande tram voor laten gaan, ook als je de tram van voren

    op een voorrangskruispunt nadert.

    Rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg

    Bij afslaan geldt de regel: 'recht doorgaand verkeer op dezelfde weg gaat voor'. Dit geldt voor

    alle verkeer, ook voetgangers dien je dus in zo'n situatie te laten voorgaan!

    Rechtdoor op dezelfde weg

    Inhalen

    We spreken over inhalen wanneer rijdende bestuurders elkaar onderling voorbijgaan. Bij het

    passeren van stilstaande obstakels spreken we niet over inhalen maar over voorbijgaan.

  • Traffictrainer 73

    Personenauto's moeten alle andere bestuurders normaal gesproken links inhalen.

    Er zijn vijf situaties waarin je rechts mag inhalen.

    1. Op of vlak voor een rotonde. 2. Als je in een file rijdt die meerdere rijstroken in beslag neemt. 3. Bij het inhalen van een tram. 4. Als je aan de rechterzijde van een blokmarkering rijdt. 5. Als het in te halen voertuig voorgesorteerd staat om links af te slaan en richting naar

    links aangeeft.

    Inhalen in file

    Inhalen bij blokmarkering

    Verboden in te halen In een aantal gevallen is het niet toegestaan in te halen:

    1. In de nabijheid of op een voetgangersoversteekplaats is inhalen verboden.

  • Traffictrainer 74

    Inhalen bij een voetgangersoversteekplaats is verboden

    2. Op plekken waar een inhaalverbod geldt. Bord F1 geeft een onderling inhaalverbod voor

    motorvoertuigen aan.

    Bord F1

    3. Op plekken waar een doorgetrokken witte streep is aangebracht tussen de rijstroken mag

    ook niet worden ingehaald.

    Inhalen bij een doorgetrokken streep is verboden

  • Traffictrainer 75

    Wanneer er tussen twee rijstroken of op de wegas twee strepen liggen, n onderbroken en

    n doorgetrokken streep, mag je inhalen als de onderbroken streep aan jouw kant van de

    wegas of doorgetrokken streep ligt.

    Haal ook niet in wanneer er sprake is van een gevaarlijke situatie en dit niet is aangegeven

    met een bord dat een inhaalverbod aangeeft. Zo'n situatie wordt vaak aangegeven met een

    geel knipperlicht.

    Inhaalafstand

    Hoe kleiner het snelheidsverschil is tussen het in te halen en het inhalende voertuig, des te

    langer de inhaalmanoeuvre zal duren. De inhaalafstand is de afstand die je aflegt bij het

    inhalen van een voertuig. Berekeningen laten zien dat de inhaalafstand bij een onderling

    snelheidsverschil van 10 km/uur 6 promille bedraagt van de snelheid van het inhalende

    voertuig. Wanneer je met een snelheid van 70 km/uur een voertuig wilt inhalen dat met een

    snelheid van 60 km/uur rijdt, bedraagt de inhaalafstand 420 meter (6 promille van 70 km/uur).

    Bij een onderling snelheidsverschil van 20 km/uur is dit 3 promille en bij een onderling

    snelheidsverschil van 60 km/uur nog maar 1 promille.

    In onderstaande tabel zie je de inhaalafstand bij verschillende snelheden.

    Let erop dat je bij het inhalen de maximumsnelheid niet mag overschrijden.

    Aandachtspunten bij inhalen

    Bij inhalen moet je letten op de volgende punten:

    Voldoende vrije ruimte laten ten opzichte van voorligger en let op tegenliggers.

    Nagaan of er voldoende vrije ruimte is voor het in te halen voertuig.

  • Traffictrainer 76

    Nagaan of de weg breed genoeg is om in te halen en of het wegdek inhalen

    verantwoord maakt.

    Voor je inhaalt kijken of er ook achteropkomend verkeer is. Kijken: binnenspiegel,

    buitenspiegel, over schouder.

    Inhalen doorzetten? Zo ja:

    o richting aangeven;

    o wijk voldoende uit;

    o vlot voorbijrijden.

    Controleer of je het ingehaalde voertuig ziet in de binnenspiegel. Zo ja:

    o kijk over rechterschouder;

    o geef richting aan naar rechts;

    o ga naar rechts.

    Inhalen buiten de bebouwde kom

    Voldoende vrije ruimte houden achter het in te halen voertuig.

    Rijd niet te dicht op je voorganger. Pas de 'tweeseconderegel' toe, wat wil zeggen

    'houd zoveel afstand als je in twee seconden aflegt.

    Soms vindt de wegbeheerder het inhalen op sommige plaatsen onverantwoord. Dan kan dit

    door middel van bijvoorbeeld een doorgetrokken streep op het wegdek of door middel van

    borden het inhalen worden verboden.

    Bijzondere manoeuvres

    Instappen

    Bij het openen van het portier mag je andere weggebruikers niet hinderen of in gevaar

    brengen.

    Uitstappen

    Ook bij het uitstappen mogen andere weggebruikers niet gehinderd of in gevaar gebracht

    worden. Voordat je uitstapt is het belangrijk eerst in de linker buitenspiegel te kijken en links

    naast de auto te kijken. Je bent er dan zeker van dat je geen andere weggebruikers hindert.

    Wegrijden

    Wanneer je wilt wegrijden moet je al het overige verkeer voor laten gaan. Wanneer je auto

    aan de rechterkant geparkeerd staat kijk je eerst naar voren en in de binnenspiegel. Daarna

    kijk je in de linker buitenspiegel en links naast de auto. Staat je auto aan de linkerkant

    geparkeerd let dan extra goed op. Vanaf de linkerkant wegrijden is extra moeilijk omdat het

    zicht op tegenliggers dan vaak slecht is. Wanneer je hebt gezien dat je veilig kunt wegrijden

    geef je richting aan voordat je wegrijdt.

  • Traffictrainer 77

    Recht achteruit rijden

    Bij het achteruit rijden moet je alle weggebruikers voor laten gaan. Stop ongeveer 30

    centimeter van de stoeprand en kijk bij het achteruit rijden rechts over de schouder naar

    achteren. Blijf tijdens het achteruit rijden niet alleen naar achteren kijken, maar kijk

    regelmatig ook even naar voren en opzij. Zodra andere weggebruikers last van je kunnen

    hebben moet je ogenblikkelijk stoppen en mag je pas weer doorgaan wanneer je zeker bent

    dat je geen andere weggebruikers meer hindert.

    Bocht achteruit

    Wanneer je een bocht achteruit wilt rijden of bijvoorbeeld achteruit een inrit in wilt rijden,

    rijdt dan langzaam achteruit totdat je de gehele bocht in de zijruit kunt zien. De achterwielen

    van je auto staan dan op gelijke hoogte met het begin van de bocht. Let er op dat je

    vervolgens bij het insturen van de bocht ook even opzij en naar voren kijkt. De neus van je

    auto zal namelijk bij het nemen van de bocht uitzwaaien en hierbij zou je andere

    weggebruikers kunnen hinderen. Wanneer je de bocht genomen hebt stuur je snel weer terug.

    File parkeren

    Wanneer je vooruit in een file wilt parkeren heb je meer vrije ruimte nodig dan bij het

    achteruit in file parkeren. Bij het achteruit in file parkeren ga je ongeveer een halve meter

    naast de auto staan waarachter je wilt parkeren. Wanneer je er zeker van bent dat je niemand

    hindert rijd je langzaam naar achteren totdat je auto ongeveer een halve meter achter de

    andere auto uitsteekt. Op dat moment draai je scherp in totdat je, als je naar je rechterkoplamp

    kijkt, evenwijdig aan de wegas zit. Op dat moment draai je het stuur weer helemaal terug.

    Wanneer je auto evenwijdig aan het trottoir staat, staat je auto goed geparkeerd.

    Wanneer bij het terugdraaien je voor- of achterwiel de stoeprand raakt kun je het best direct

    stoppen. Wanneer je toch verder draait kunnen je wielen beschadigen.

    Keren

    Ook bij het keren mag je geen andere weggebruikers hinderen. Wanneer er onder het keren

    andere weggebruikers naderen stop je totdat deze gepasseerd zijn. Wanneer de weg breed

    genoeg is mag je je auto in n keer keren. Meestal zal de weg hier echter te smal voor zijn en

    moet je dit in enkele keren doen. Let erop dat bij het keren de bumper van je auto niet de

    stoeprand of het trottoir raakt.

    Wegrijden op een helling

    Het gevaar bij wegrijden op een helling is dat de auto even terug loopt op het moment dat je

    de rem loslaat om gas te geven. Dit is te voorkomen door gebruik te maken van de handrem.

    Wanneer je stilstaat trek je de handrem aan. Wanneer de auto in de eerste versnelling staat laat

    je de koppeling iets opkomen. Geef nu ook een beetje gas totdat je voelt dat de auto iets

    vooruit wil komen. Op dat moment laat je rustig de handrem los en geef je een beetje gas bij.

    Let er tijdens het wegrijden op een helling wel op dat je geen andere weggebruikers hindert.

  • Traffictrainer 78

    Hoofdstuk 6: Voorrang verlenen

    Voorrang verlenen

    We spreken van voorrang verlenen als twee of meer bestuurders zich op twee verschillende

    wegen bevinden die elkaar kruisen. De plaats waar de twee wegen elkaar kruisen noemen we

    een kruispunt. Volgens de verkeersregels is een kruispunt een kruising of splitsing van wegen.

    Voorrang heeft dus te maken met bestuurders op kruisende wegen.

    Kruispunt

    Voorrang verlenen

    Voor laten gaan

    We spreken van 'voor laten gaan' als twee weggebruikers elkaar kruisen op dezelfde weg. We

    hebben het over weggebruikers. Voetgangers horen daar ook bij.

  • Traffictrainer 79

    Voor laten gaan

    Let op: voorrang speelt zich af tussen bestuurders op kruisende wegen onderling, bestuurders

    van personenauto's, motoren, bromfietsen, fietsen enzovoort. Voetgangers zijn geen

    bestuurders en zij doen ook niet mee in de voorrangsregeling.

    Voor laten gaan speelt zich zoals gezegd af tussen weggebruikers op dezelfde weg.

    Voetgangers horen ook bij de weggebruikers. In een situatie zoals op de foto moet de

    bestuurder die afslaat de voetganger die rechtdoor gaat op dezelfde weg voor laten gaan.

    Kruispunt

    Een kruispunt is een kruising of splitsing van wegen.

    Gedragsregels op kruispunten:

    Nader het kruispunt met gematigde snelheid.

    Haal niet in vr een kruispunt.

    Bestuurders mogen een kruispunt niet blokkeren; je moet pas gaan rijden als je het

    kruispunt in n keer kunt oversteken.

    Bij een brede middenberm in de kruisende weg mag je in twee keer oversteken.

    Als twee voertuigen op een kruispunt linksaf willen, mogen ze voor elkaar langs.

    Soms geven pijlen op het wegdek dit aan.

  • Traffictrainer 80

    Voor elkaar langs gaan

    Deze twee wegen vormen ook een kruising of splitsing van wegen. Vanwege de vorm noemen

    we het een Y-splitsing.

    Y-splitsing

    Soorten kruispunten

    Je moet kruispunten voorzichtig naderen. Je kunt dan goed anticiperen op de situatie die

    ontstaat. Bij het naderen van een kruispunt moet je nagaan om wat voor soort kruispunt het

    gaat. De verschillende soorten kruispunten die we hier onderscheiden, zijn:

    Gelijkwaardige kruispunten.

    Ongelijkwaardige kruispunten.

    Gevaarlijke kruispunten binnen de bebouwde kom.

    Gevaarlijke kruispunten buiten de bebouwde kom.

    Kruispunten waarop een afbuigende voorrangsregeling van kracht is.

    Kruispunt blokkeren

    Op een kruispunt mag je de doorgang van het kruisende verkeer niet hinderen. Wanneer het

    noodzakelijk is om bij een kruispunt even te stoppen op een fietspad, zebrapad of voetpad,

  • Traffictrainer 81

    probeer hierbij dan fietsers, snorfietsers, bestuurders van een gehandicaptenvoertuig en

    voetgangers niet te hinderen.

    Het is toegestaan op een kruispunt stil te staan wanneer:

    Je op een voorrangsweg links af wilt slaan.

    Je voorrangsvoertuigen voor moet laten gaan.

    Het verkeerslicht voor je op groen staat.

    Soms moet je op enige afstand van een kruispunt al stoppen om een ander voertuig

    (bijvoorbeeld een vrachtauto of bus) voorrang te verlenen. Deze voertuigen moeten dan

    ongehinderd hun weg kunnen vervolgen.

    Naderen van kruispunten

    Kruispunten moet je voorzichtig naderen zodat je goed kunt anticiperen op de situatie die

    ontstaat. Nader kruispunten waarop je voorrang moet verlenen met een zodanige snelheid dat

    je niet op het allerlaatst nog hard moet remmen. Bestuurders aan wie je voorrang moet

    verlenen, zouden kunnen denken dat je hen niet voorlaat en hierdoor schrikken. Je moet

    ervoor zorgen dat zij ongehinderd hun weg kunnen vervolgen.

    Wanneer je een kruispunt nadert waarbij een stopbord aangeeft dat je moet stoppen, kun je

    ervan uitgaan dat het gaat om een uiterst gevaarlijk kruispunt. Je bent op deze kruispunten

    verplicht te stoppen voor de stopstreep.

    Gelijkwaardig kruispunt

    Op een kruispunt van gelijkwaardige wegen:

    Moeten bestuurders voorrang verlenen aan bestuurders die van rechts komen.

    Moeten bestuurders voorrang verlenen aan bestuurders van voorrangsvoertuigen met

    optische en geluidssignalen.

    Moeten bestuurders, uitgezonderd voorrangsvoertuigen met optische en

    geluidssignalen, voorrang verlenen aan trams.

    Er wordt gesproken van een kruispunt van gelijkwaardige wegen of gelijkwaardig kruispunt

    als:

    Beide wegen verhard of beide wegen onverhard zijn.

    De voorrang niet wordt geregeld door borden of verkeerslichten.

    Op T-splitsingen moet je extra goed opletten of de ander ten onrechte denkt voorrang te

    hebben. Bord J8 is een waarschuwingsbord en het duidt een gevaarlijk kruispunt aan.

  • Traffictrainer 82

    De donkere auto heeft voorrang op bestuurders van links

    Bord J8

    Ongelijkwaardig kruispunt

    Er wordt gesproken van een ongelijkwaardig kruispunt als:

    Borden de voorrang regelen. We spreken nu van een hoofdweg en zijwegen.

    Als een verharde en een onverharde weg elkaar kruisen.

    Ongelijkwaardig kruispunt

  • Traffictrainer 83

    Kruisende verharde en onverharde weg

    Bestuurders op de verharde weg hebben voorrang op bestuurders op de onverharde weg.

    Speciale voorrangsregels

    Speciale voorrangsregels zijn:

    Je mag een militaire colonne niet doorsnijden. Als je tussen de voertuigen van een

    militaire colonne rijdt moet je wel stoppen voor rood licht.

    Bestuurders op een onverharde weg moeten voorrang verlenen aan bestuurders op een

    verharde weg.

    Bestuurders moeten voorrang verlenen aan bestuurders van een tram bij een kruising

    van gelijkwaardige wegen.

    Militaire colonne en voorrang

    Een militaire colonne mag je niet doorsnijden. Dat betekent dat je moet wachten tot de gehele

    colonne voorbij is, ook al kom je van rechts. Rijd je tussen de voertuigen van een colonne in

    en het verkeerslicht voor je springt op rood, dan moet je toch stoppen. Als het eerste voertuig

    van een colonne een voetgangersoversteekplaats nadert moet het eerste voertuig stoppen voor

    de overstekende voetganger. Als de colonne al bezig is de voetgangersoversteekplaats te

    passeren, moeten voetgangers wachten tot de gehele colonne voorbij is.

    Militaire colonne die je niet mag doorsnijden

    Het eerste voertuig van een militaire colonne is te herkennen aan twee blauwe vlaggen en n

    blauw licht. Het laatste voertuig van een militaire colonne herken je aan n groene vlag en

    n groen licht. De overige voertuigen van een militaire colonne herken je aan n blauwe

    vlag en n blauw licht.

  • Traffictrainer 84

    Rouwstoet

    Vanaf 1 juli 2010 mag je op een gelijkwaardige kruising een rouwstoet niet meer doorsnijden.

    Voorwaarde hierbij is dat de voertuigen in de rouwstoet voorzien zijn van officile vlaggen

    (deze worden uitgedeeld door de begrafenisondernemer). Uitvaartondernemers zijn niet

    verplicht de officile vlaggen te gebruiken. Een rouwstoet zonder officile vlaggen valt niet

    onder de regeling en moet zich aan de normale voorrangsregels houden.

    Officile rouwstoetvlag

    Het eerste voertuig van een rouwstoet valt niet onder de regeling en moet zich dus aan de

    normale voorrangsregels houden. Nader je de volgauto's van een rouwstoet, dan gelden de

    volgende regels:

    Als weggebruiker moet je op een gelijkwaardige kruising voorrang verlenen aan de

    volgauto's van een rouwstoet. Het maakt hierbij niet uit van welke kant de rouwstoet

    komt, of de rouwstoet rechtdoor gaat of afslaat.

    Wanneer je wilt oversteken bij een voetgangersoversteekplaats, moet je een naderende

    rouwstoet voor laten gaan.

    Bestuurders van een autobus moeten bij het wegrijden bij een bushalte binnen de

    bebouwde kom een officile rouwstoet die van achteren nadert, voor laten gaan.

    Buiten de bebouwde kom gold dit al.

    De regeling geldt niet op voorrangskruisingen, rotondes, kruispunten met verkeerslichten,

    invoegstroken en uitritten. Daar gelden voor de rouwstoet de normale voorrangsregels.

    Speciale regels bij voor laten gaan

    Speciale regels bij voor laten gaan zijn:

    Bestuurders moeten voetgangers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig bij een

    voetgangersoversteekplaats voor laten gaan.

    Voorrangsvoertuigen, dus voertuigen van brandweer, ambulance en politie die

    optische en geluidssignalen voeren, hebben voorrang. Let op: de dierenambulance is

    nooit een voorrangsvoertuig.

    Bestuurders moeten binnen de bebouwde kom een bij een halte wegrijdende lijnbus of

    autobus voor laten gaan. Buiten de bebouwde kom hoeven bestuurders een bij een

    halte wegrijdende lijnbus of autobus niet voor te laten gaan.

  • Traffictrainer 85

    Weggebruikers die uit een uitrit komen moeten alle verkeer op de weg voor laten

    gaan. De weg waarover je een erf of 30 km-zone in of uit rijdt is ook vaak een uitrit.

    Bestuurders moeten blinden en zich moeilijk voortbewegende personen in het verkeer

    voor laten gaan.

    Moeilijk voortbewegend persoon

    Voetgangersoversteekplaats

    Voorrangsvoertuig indien optische en akoestische signalen worden gevoerd

  • Traffictrainer 86

    Een voorrangsvoertuig moet wel de voorgeschreven optische en geluidssignalen voeren. Dit

    zijn een tweetonige hoorn en een blauw zwaai-, flits- of knipperlicht. Zonder deze signalen

    geldt de voorrang op andere weggebruikers niet. Om extra op te vallen mogen ze knipperende

    koplampen en extra richtingaanwijzers voeren. Belgische en Duitse voorrangsvoertuigen

    hoeven geen blauw zwaai-, flits- of knipperlicht te voeren of de tweetonige hoorn. Wel

    moeten ze de signalen voeren die verplicht zijn in hun eigen land. Voor Duitsland geldt

    bijvoorbeeld een groen zwaailicht.

    Borden die de voorrang regelen

    B1: Voorrangsweg.

    B5: Voorrangskruispunt zijweg

    rechts. Niet verwarren met

    bord B1 dat een voorrangsweg

    aangeeft, terwijl de borden B3

    t/m B5 spreken over

    voorrangskruispunten.

    B2: Einde voorrangsweg.

    B6: Verleen voorrang aan

    bestuurders op de kruisende

    weg. Deze borden gebieden

    voorrang te verlenen aan alle

    bestuurders op de kruisende

    weg.

    B3: Voorrangskruispunt.

    Niet verwarren met bord

    B1 dat een voorrangsweg

    aangeeft, terwijl de borden

    B3 t/m B5 spreken over

    voorrangskruispunten.

    B7: Stop: Verleen voorrang aan

    bestuurders op de kruisende

    weg. Deze borden gebieden

    voorrang te verlenen aan alle

    bestuurders op de kruisende

    weg. Bij dit bord ben je

    verplicht om te stoppen, daarbij

    maakt het niet uit dat er op de

    kruisende weg wel of geen

    bestuurders naderen.

    B4: Voorrangskruispunt

    zijweg links. Niet

    verwarren met bord B1 dat

    een voorrangsweg

    aangeeft, terwijl de borden

    B3 t/m B5 spreken over

    voorrangskruispunten.

    Het bord B6 komt meestal voor

    samen met de haaientanden op

    het wegdek. Soms staan er

    alleen maar haaientanden op

    het wegdek. Dit betekent dan

    hetzelfde als bord B6.

    Afbuigende voorrangswegen

    Een voorrangsweg gaat niet altijd rechtdoor, maar kan ook afbuigen. We spreken dan van een

    afbuigende voorrangsweg. Onder een voorrangsbord kan een onderbord aangeven dat je te

    maken hebt met een afbuigende voorrangsweg.

  • Traffictrainer 87

    Onderborden die een afbuigende voorrangsweg aangeven

    De onderborden tonen naar welke kant de voorrangsweg afbuigt, naar links of naar rechts. De

    vette gebogen lijn op het onderbord geeft de voorrangsweg aan, de smalle lijnen geven de

    zijweg(en) aan. Bestuurders op de zijweg moet voorrang verlenen aan bestuurders op de

    voorrangsweg.

    Als je de afbuigende voorrangsweg blijft vervolgen of wilt verlaten, krijg je voorrang van alle

    bestuurders die de afbuigende voorrangsweg naderen.

    Voorrang in erven

    Bord G5

    Erven worden aangegeven door bord G5. Op kruispunten in een erf geldt de hoofdregel van

    de voorrang: aan bestuurders van rechts moet voorrang worden verleend. Voetgangers zijn

    geen bestuurders en doen niet mee in de voorrangsregeling. Aan voetgangers die op een

    kruispunt in een erf van rechts komen hoeft dus geen voorrang te worden verleend.

    Als een bestuurder een erf verlaat, wordt dit aangegeven door bord G6. De bestuurder mag nu

    weer zijn snelheid aanpassen aan de ter plaatse geldende snelheid.

    Bord G6

    Voorrang bij rijbaanversmallingen

    Een rijbaanversmalling kan ontstaan door:

    Obstakels op de weg, bijvoorbeeld een geparkeerde auto of werk in uitvoering.

    Snelheidsremmende maatregelen.

  • Traffictrainer 88

    Obstakel op de weg

    Snelheidsremmende maatregel

    Bij een rijbaanversmalling moet de ene weggebruiker de andere vaak laten voorgaan. In

    bepaalde gevallen moet een bestuurder ook een voetganger voor laten gaan. Het verkeer aan

    de zijde van het obstakel laat het tegemoetkomend verkeer onbelemmerd doorgaan. Bij

    snelheidsremmende maatregelen en wegversmallingen regelen de borden F5 en F6 wie eerst

    gaat. Dit is ook van toepassing op voetgangers!

    Bord F5

    Bord F6

  • Traffictrainer 89

    Aan de vorm van het bord kun je al zien of tegemoetkomend verkeer eerst gaat of jij. Zie je

    het ronde bord F5, dan weet je dat je te maken hebt met een verbod om als eerste te gaan.

  • Traffictrainer 90

    Hoofdstuk 7: Wat is een rotonde

    Wat is een rotonde?

    Een rotonde is een soort kruispunt waar het verkeer vlot door kan stromen. Een rotonde wordt

    aangegeven door de borden J9 en D1. Bord J9 is geplaatst op enige afstand vr de rotonde en

    het waarschuwt je dat er een rotonde aankomt. Bord D1 staat op de rotonde.

    Bord J9 Bord D1

    Grote rotondes hebben meerdere rijstroken voor motorvoertuigen. Meestal is er ook een

    verplicht fietspad of een verplicht fiets/bromfietspad. Motorvoertuigen gebruiken de rijbaan.

    Snorfietsers en fietsers gebruiken altijd het fietspad of fiets/bromfietspad. Bromfietsers

    gebruiken het verplichte fiets/bromfietspad als dat er is, anders gebruiken ze de rijbaan.

    Kleine rotondes hebben maar n rijstrook voor motorvoertuigen. Soms is er ook een

    fietsstrook, een verplicht fietspad of een verplicht fiets/