TNO 2015R11211 CONCEPT Postbus 80015 … · Programmering 2016 2016 is het tweede jaar van de...
Transcript of TNO 2015R11211 CONCEPT Postbus 80015 … · Programmering 2016 2016 is het tweede jaar van de...
Energie
Princetonlaan 6
3584 CB Utrecht
Postbus 80015
3508 TA Utrecht
www.tno.nl
T +31 88 866 42 56
F +31 88 866 44 75
TNO-rapport
TNO 2015R11211 CONCEPT
O Rxxx Meerjarenprogramma 2015-2018
Thema Energie
Bijstelling 2016
Datum 16 september 2015
Auteur(s) Ir. H.C.L. Vos
Dr. J.H. Brouwer
Prof. Dr. G.B. Huitema
Ir. R.S. Westerga
Ir. H.L.J. Keizers
Ir. J. de Koning
Autorisatie Dr. M.J. van Bracht
Managing Director Energie
Aantal pagina's 53
Aantal bijlagen
Projectnummer 056.02061/01.02
Alle rechten voorbehouden.
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk,
fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van TNO.
Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van
opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor opdrachten aan TNO,
dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst.
Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belanghebbenden is toegestaan.
© 2015 TNO
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 2 / 53
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 3 / 53
Inhoudsopgave
1 Inleiding .................................................................................................................... 5
2 Vraaggstuurd Programma “Geo Energie”............................................................. 9
3 Vraag gestuurde programma’s Roadmap Sustainable Energy: Duurzame
Energie, Systeemintegratie ................................................................................... 23 3.1 Vraaggestuurd programma “Sustainable Energy” ................................................... 30 3.2 Vraaggestuurd programma “System Integration” .................................................... 38
4 Vraaggestuurd Programma “Urban Energy-Energo” ........................................ 47
5 Ondertekening ........................................................................................................ 53
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 4 / 53
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 5 / 53
1 Inleiding
Voor u ligt de bijstelling 2016 van het het MeerJaren Programma (MJP) 2015-2018
van het thema Energie, één van de thema’s waarop TNO impact wil bereiken.
Het MJP Energie 2015-20181 is gebaseerd op de ambities, keuzes en
uitgangspunten van het TNO Strategisch Plan 2015 – 2018, zoals dit is
aangeboden aan de Nederlandse overheid2,. Het MJP wordt jaarlijks verder
uitgewerkt (en tegelijkertijd waar nodig bijgesteld) tot een jaarprogramma.
De hier voorliggende “Bijstelling 2016” van het MJP Energie bouwt voort op de
ingeslagen weg van de afgelopen jaren, zoals deze zich in het kader van de
vraagsturing door de overheid, de Topsector Energie en in samenspraak met de
relevante stakeholders heeft ontwikkeld. Met name naar aanleiding van overleg met
de overheid en vanwege interne stroomlijning zijn de programma’s op onderdelen
aangepast. De veranderingen zijn in de programmaomschrijvingen aangegeven.
Thema Energie: Van conventionele bronnen naar duurzame energiesystemen
De energiesector bevindt zich wereldwijd in een ingrijpende transitiefase: van een
gecentraliseerde, vooral op fossiele brandstoffen gebaseerd systeem naar een
meer duurzame en meer decentrale energiehuishouding. Het energiesysteem zal
het komende decennium hybride worden: een complex systeem van lokale
energiesystemen met duurzame bronnen ( zonne-energie, windenergie, geothermie
enz.) en fossiele bronnen. De komende decennia zullen fossiele brandstoffen
namelijk nog (weliswaar in afnemende mate) belangrijk zijn voor onze
energievoorziening. Vooral aardgas zal een belangrijke rol vervullen als
transitiebrandstof, vanwege haar flexibele inzetmogelijkheden en relatief lage CO2
emissies.
Genoemde ontwikkeling bepaalt in belangrijke mate het energiebeleid van
Nederland. Belangrijke aspecten van dat beleid zijn:
1. De implementatie van het nationale energieakkoord, dat als doel heeft de
energievoorziening van Nederland verder te verduurzamen (naar 14%
duurzaam in 2020 en 16% duurzaam in 2023). Nederland wil deze doelen
bereiken door een brede set aan acties, gericht op reductie van het
energiegebruik en de introductie van duurzame energiebronnen zoals wind,
zon, biomassa, aardwarmte. Afspraken zijn onder meer gemaakt voor de
ontwikkeling van windparken op zee, het stimuleren van lokale energie-
initiatieven en het sluiten van oude kolencentrales.
Het bewaken van de energievoorzieningszekerheid. Door de problematiek in
Groningen zal het aandeel aardgas in de energiemix gaan afnemen. Dit betekent
dat gezocht zal moeten worden naar alternatieven zoals het vergroten van de
efficiëntie van de winning in de Noordzee en/of het vinden van alternatieven voor
aardgas zoals het benutten van restwarmte en elektrificatie van door gas
gedomineerde processen bij de industrie.
1 “Speurwerkprogramma 2015-2018, Thema Energie, uitwerking 2015”. TNO-rapport,
ref. TNO 2014 R11291, 30 september 2014; www.tno.nl 2 Zie “Trends, Transities, TNO Strategie 2015-2018”; www.tno.nl
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 6 / 53
Het thema Energie van TNO kan een bijdrage leveren aan het realiseren van
genoemd beleid. Haar kennis, van duurzame bronnen (met name geothermie en
zonne-energie), van lokale duurzame energievoorzieningssystemen (smart grids,
warmte systemen en smart sustainable energy systemen) én kennis met betrekking
tot de volledige CCS keten en energiebesparing, is zeer relevant voor de realisatie
van de onder 1) genoemde doelen. De TNO-kennis over de Nederlandse
ondergrond in combinatie met kennis op het gebied van exploratie- en
exploitatietechnieken, on- en offshore en de gasinfrastructuur, is van belang voor
het onder 2) genoemde aspect.
Tevens beschikt TNO over een brede portfolio aan economische, gedrags- en
sociale wetenschappen, die noodzakelijk zijn voor de niet-technische innovaties die
voor de realisatie van het beleid noodzakelijk zijn.
Het thema werkt samen met partijen uit het bedrijfsleven, de overheid,
universiteiten en kennisinstituten in zowel nationaal als internationaal verband, door
het initiëren van samenwerkingsverbanden, het vormen van consortia en het
(mede) zorg dragen voor een innovatieve, creatieve werkomgeving voor talentvolle
onderzoekers en toepassingsgerichte ontwikkelaars.
Vraagsturing/Topsector
Het onderwerp Energie is door de overheid aangemerkt als één van de negen
Topsectoren. TNO Energie neemt in Nederland actief deel aan de Topsector
Energie. Dit door een substantiële bijdrage te leveren aan de realisatie van
innovatiecontracten binnen de sector. Hierbij wordt intensief samengewerkt met de
NERA partners en het bedrijfsleven . Nagenoeg alle kennisontwikkelingsactiviteiten
van het thema passen binnen de topsector3.
De innovatieagenda’s van de Gouden Driehoek beschrijven belangrijke
onderwerpen voor deze samenwerking. TNO, de overige TO2 partners en NWO
faciliteren in het opstellen van deze innovatieagenda’s.
Met de topsector Energie zijn vraaggestuurde programma’s afgesproken. De
innovatieagenda’s van de topsectoren en de strategische kennisagenda’s van de
departementen zijn het vertrekpunt voor deze vraaggestuurde programma’s. Dit zijn
(bij voorkeur) publiek-private meerjarige onderzoeksprogramma’s waarin de
meerwaarde van onze rol tot uiting komt.
TNO en Horizon 2020
Op 1 januari 2014 is het nieuwe kaderprogramma voor Europees onderzoek,
Horizon 2020 van start gegaan. Het thema Energie sluit met name aan op met
name het programma “Secure, clean and efficient energy”.
TNO wil de komende periode haar samenwerking intensiveren met andere
Europese kennisinstellingen, met name met de partijen die opereren in EERA
(European Energy Research Alliance) en EuroGeoSurveys verband. Horizon 2020
biedt een uitstekende basis om met de beste Europese kennisinstellingen te
werken aan oplossingen voor de uitdagingen van vandaag en morgen.
Afstemming en samenwerking met onze Europese collega’s in joint programs
vergroot de synergie tussen nationale en internationale onderzoeksprogramma’s
waar het Nederlandse bedrijfsleven van kan profiteren.
3 Uitzondering daarbij zijn onderdelen van het programma Geo-Energie (Innovatie van exploratie
en productie van gas, geïnduceerde seismiciteit en geothermie) die niet in de programma’s van de
Topsector zijn opgenomen. De kennisontwikkelingsactiviteiten op deze gebieden vinden plaats
onder regie van EZ. Zie hoofdstuk 2 in dit rapport.
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 7 / 53
Vraaggestuurde Programma’s thema Energie 2015-2018
De voorgenomen kennisontwikkeling in de periode 2015-2018 is vastgelegd in de
volgende Vraaggestuurde Programma’s (VP’s):
• Geo Energie:
Oplossingsrichtingen en nieuwe technologie voor het op een verantwoorde,
veilige en milieuvriendelijke wijze winnen van fossiele energiebronnen, het
produceren van geothermische energie en de scheiding en opslag in de
ondergrond van CO2.
• Duurzame Energie:
Het slechten van de technische, economische en sociale belemmeringen
voor het realiseren van een adaptief en flexibel duurzaam energiesysteem,
met als doel het maximaliseren van de inzet van vernieuwbare energie
tegen minimale investeringskosten.
• Systeemintegratie:
Concepten voor inpassing van duurzame energie in het energiesysteem
naar een multicommodity systeem (gas, elektriciteit en warmte in de
combinatie fossiel en duurzaam) vanuit het perspectief van producenten,
gebruikers en netbeheerders.
• Urban Energy-Energo:
Technologieën voor installaties en gebouwen met als doel de
energieconsumptie in de gebouwde omgeving drastisch te verlagen.
Programmering 2016
2016 is het tweede jaar van de strategieperiode 2015-2018.
De inhoud van de VP-programma’s 2016 zijn in samenspraak met alle relevante
stakeholders tot stand gekomen. De programma’s 2016 passen derhalve binnen de
genoemde TKI innovatiecontracten (excl. onderdelen van het programma Geo-
Energie, zie boven). Met name over de specifieke invulling van het VP Geo Energie
is intensief contact geweest met de regievoerder EZ.
Bij de selectie van de projecten is tevens rekening gehouden met reeds lopende
projecten en aangegane verplichtingen.
Hoofdstuk 2 beschrijft het jaarprogramma 2016 van het vraaggestuurd programma
Geo-energie. De programma’s duurzame energie en systeemintegratie hebben
binnen TNO eenzelfde roadmap als basis en zijn daarom met een gezamenlijke
inleiding opgenomen in hoofdstuk 3. Het programma Urban Energy-Energo is
opgenomen in hoofdstuk 4.
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 8 / 53
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 9 / 53
2 Vraaggstuurd Programma “Geo Energie”
2.1 Inleiding
De doelstelling van TNO is de versnelling van innovatie en technologieontwikkeling.
Enerzijds door het beschikbaar stellen van onderzoeks- en ontwikkelingsmiddelen,
anderzijds door het assisteren van onze stakeholders bij de implementatie van de
ontwikkelde technologieën.
Binnen het vraaggestuurd programma “Geo Energie” (VP-GE) worden
oplossingsrichtingen en nieuwe technologieën ontwikkeld die het mogelijk moeten
maken om de transitie naar een duurzaam energiesysteem op een verantwoorde
wijze tot stand te brengen. In Nederland zal gas als transitiebrandstof bij dit proces
een belangrijke rol spelen. De vraagstelling kan daarmee worden verwoord als:
Hoe kan in de toekomst worden voorzien in de (nog steeds) groeiende
vraag naar fossiele energiebronnen, hoe kunnen die op een
verantwoorde en milieuvriendelijke wijze worden gewonnen en hoe
kunnen ze worden ingezet om de transitie naar 100% hernieuwbare
energiebronnen mogelijk te maken.
In het vraaggestuurd programma “Geo Energie” is deze vraagstelling vertaald naar
3 deelprogramma’s te weten Leveringszekerheid, Veilige en verantwoorde winning
en gebruik, en Duurzaamheid.
Het deelprogramma Leveringszekerheid richt zich op de ontwikkeling van
innovatieve methoden voor de optimale benutting van de beschikbare reserves
(conventioneel en niet-conventioneel). De stakeholders voor dit deelprogramma zijn
het ministerie van EZ en de industrie die participeert in het TKI Gas.
Het deelprogramma Veilige en verantwoorde winning en gebruik richt zich op de
ontwikkeling van kennis omtrent de veiligheid en de risico’s voor mens en milieu. Dit
deelprogramma zal in belangrijke mate gericht worden op de vraagstelling vanuit
het ministerie van EZ. Betrokkenheid van de industrie zal beperkt blijven om een
onafhankelijke positie voor TNO te kunnen borgen.
Het deelprogramma Duurzaamheid richt zich op CO2 reductie door (grootschalige)
toepassingen van CO2 opslag, Geothermie en LNG als brandstof. De activiteiten
ten aanzien van afvang, transport, gebruik en opslag van CO2 is ondergebracht in
het deelinnovatiecontract CCUS van de topsector Energie. Ook de ontwikkeling
van LNG als brandstof behoort tot de portfolio van de topsector Energie.
Geothermie is op dit moment niet opgenomen in één van de
deelinnovatiecontracten. Hiervoor is het ministerie van EZ stakeholder.
Het VP “Geo Energie” sluit aan op de Roadmap “Geo-Energy” van TNO. Deze
Roadmap richt zich op een verantwoorde productie en verantwoord gebruik van
fossiele energiebronnen en behelst:
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 10 / 53
Het vergroten van de efficiëntie van de opsporing en winning van fossiele
brandstoffen middels verbeterde exploratie- en productietechnieken;
Het vergroten van de veiligheid en betrouwbaarheid van productie,
transport en gebruik van fossiele brandstoffen;
Het vergroten van de duurzaamheid van cruciale delen van de (fossiele)
energieketen.
2.2 Visie en ambitie
Het Nederlandse energielandschap is aan het veranderen, door schaarste, publieke
opinie, een streven naar een groeiend aandeel duurzame energie en door
internationale politiek. Deze veranderingen brengen veel complexe vraagstukken
met zich mee. Deze hebben betrekking op aspecten die onderling sterk afhankelijk
zijn: de economische voorspoed van Nederland en van de Nederlandse (nog sterk
fossiel afhankelijke) energie-intensieve industrie, veiligheid voor mens en milieu,
leveringszekerheid en –flexibiliteit van de energievoorziening.
De vraagstukken gekoppeld aan fossiele energie, energieopslag, geothermie en
CCS vertonen veel onderlinge overeenkomsten. Gemeenschappelijke aspecten
zijn:
Het vinden van nieuw productie- en opslagpotentieel;
Efficiënt gebruik van put en reservoir;
Publieke participatie en acceptatie;
Veilig gebruik van het reservoir/de ondergrond alsmede veilig transport;
Putveiligheid (productie, injectie, abandonnement);
Innovatieve boortechnieken;
Voorspelbaarheid induced seismicity;
Monitoring technologieën om het gebruik van de ondergrond te
monitoren en modellen van de ondergrond te valideren.
De overeenkomsten in de vraagstukken hebben als consequentie (en voordeel), dat
technologie die is ontwikkeld voor een domein, vaak ook toegepast / aangepast kan
worden voor een of meer andere domeinen. Zo worden innovatieve productie- en
boormethodes die ontwikkeld zijn voor de olie- en gasmarkt nu toegepast in de
geothermie en worden ondergrondse monitoring technologieën ontwikkeld voor
CO2 opslag nu toegepast in het olie- en gasdomein.
Een solide kennisbasis op de juiste focusgebieden levert niet alleen rendement in
meerdere domeinen, het kan de Nederlandse spelers en Nederland ook een goede
exporteerbare kennispositie/concurrentiepositie opleveren.
Nederland is op dit moment op vele vlakken een unieke ‘achtertuin’ voor spelers in
geo-energie:
In de Noordzee moeten komende tijd als eerste wereldwijd duizenden
putten geabandonneerd worden, hier zijn veilige en betaalbare
technologieën voor nodig;
De Nederlandse velden zijn aan het eind van hun productieleven met alle
uitdagingen van dien (bijv. liquid loading, op welk gebied Nederland nu al
leidend is en conferenties organiseert);
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 11 / 53
De productiehistorie van het grootste gasveld van Europa (Groningen) leidt
tot geïnduceerde seismiek (problemen die waarschijnlijk ook in Zuid-Europa
en elders zullen gaan optreden);
Creatieve exploratie-technieken zijn nodig om nieuwe velden te vinden;
Creatieve productietechnieken zijn nodig om moeilijk produceerbare velden
veilig en technisch-economisch verantwoord winbaar te maken;
De Nederlandse tuinders zijn actief in geothermie (nu al relatie NL met
Indonesië om deze kennis te exporteren);
Nederland staat aan de vooravond van het grootste demonstratieproject op
het gebied van offshore CO2 opslag en gebruik (ROAD)
TNO heeft in de afgelopen jaren / decennia, o.a. door programma’s als CATO en
ISAPP, alsmede de investeringen uit SMO, een internationaal erkende
kennispositie opgebouwd (benchmark 2014, externe commissie, score 8-9 op
schaal 1-9) op het gebied van zowel productie en opslag als veiligheid van geo-
energie.
De ambitie van TNO is om op relevante, goed gekozen niche gebieden bij te
dragen aan:
Een verantwoorde energietransitie, die recht doet aan zowel de
economische als aan de maatschappelijke en duurzame doelstellingen van
EZ;
Het versterken van de Nederlandse spelers om aan EZ-doelstellingen bij te
dragen en tevens een exporteerbare concurrentiepositie op te bouwen;
Te zorgen voor voldoende kruisbestuiving van technologieën en
financiering (leverage via EU) tussen de diverse onderdelen in de transitie
(olie & gas, ccs, geothermie, energieopslag).
Hierbij zijn in samenspraak met de stakeholders, R&D onderwerpen vastgesteld die
goed aansluiten bij de TNO expertise of die vanuit de TNO context met partners
kunnen worden ontwikkeld:
1. Nieuwe technologie en innovatieve methoden voor Exploratie en Productie
van fossiele energie, met name gas.
2. Nieuwe technologie voor monitoring en optimalisatie van gaskwaliteit.
3. Kennisontwikkeling met betrekking tot induced seismicity.
4. Ontwikkeling van nieuwe technologie voor monitoring en verbetering van
well integrity.
5. Kennisontwikkeling met betrekking tot de beheersing van de publieke
onrust/betrokkenheid.
6. Borging van de kennis met betrekking Carbon Capture, Utilization and
Storage (CCUS) en zo mogelijk rechtsrteekse betrokkenheid bij
demonstratieprojecten (in Europees verband).
7. Ontwikkeling van nieuwe technologie en veiligheidsstandaarden voor de
toepassing van small scale LNG.
8. Kennisontwikkeling met betrekking tot energieopslag in de ondergrond.
9. Ontwikkeling van nieuwe technologie voor Geothermie.
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 12 / 53
In de onderstaande tabel is weergegeven op welke wijze deze R&D onderwerpen
bijdragen aan de in hoofdstuk 2.1 genoemde drie deelprogramma’s.
Tabel 1
In deze tabel wordt middels de zwarte bolletjes aangegeven waar het zwaartepunt
van de R&D zal worden gelegd. De open bolletjes betreffen kruispunten waar
overlap wordt verwacht.
Vanuit het ministerie van EZ is aangegeven dat “License to Operate” d.w.z. veilige
en verantwoorde winning en gebruik van fossiele grondstoffen de komende jaren
van groot belang zal zijn. De aardbevingsproblematiek in Groningen en de
maatschappelijke onrust die daaruit is voortgekomen zijn daarin leidend. De
problematiek van de publieke onrust raakt echter inmiddels ook veel andere
activiteiten die samenhangen met het gebruik van de ondergrond als bron (en
opslag/buffer locatie) van energie en grondstoffen. Vanuit dit perspectief wordt door
het ministerie van EZ een nationaal onderzoeksprogramma ontwikkeld gericht op
de ontwikkeling van kennis met betrekking tot de effecten van mijnbouw. Het VP
Geo-Energie sluit hierbij aan, met name vanuit de kennis van de opbouw van de
ondergrond en de voor deze effecten relevante processen (mechanisch, thermisch,
chemisch, etc.)
”License to Operate” is op veel punten in de waardeketen van het gebruik van
fossiele energiebronnen aan de orde: (1) tijdens de productie van conventionele
reserves, vooral aan het einde van de levensduur van mature fields, (2) tijdens de
productie van onconventionele reserves, in het bijzonder als chemicaliën worden
toegepast, en (3) gedurende het transport. Ook de kennis van de veiligheid en de
betrouwbaarheid van de systemen, installaties en materialen die daarbij worden
gebruikt zal worden uitgebreid.
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 13 / 53
Door de ontwikkeling en uitrol van technieken met betrekking tot de
Leveringszekerheid (deelprogramma “security of supply”) ondersteunt TNO de
overheid in het realiseren van de vereiste continuïteit in de beschikbaarheid van
gas voor het Nederlandse energiesysteem. Dit vergt zowel technologische
vernieuwing als aanpassingen in de werkmethodes en moet bijvoorbeeld leiden tot
concrete mogelijkheden voor de exploitatie van moeilijk winbare reserves.
Daarnaast zal er in de samenwerking met spelers in de energiesector worden
gestreefd naar een meer gedeelde (pre-competitieve) kennisopbouw. Een
gezamenlijke verantwoordelijkheid van partners en de daarvoor benodigde
kennisopbouw geeft Nederlandse spelers in de olie- en gassector een
internationaal leidende positie met betrekking tot zowel de winning van onze
conventionele reserves als de winning van onconventionele reserves.
Het deelprogramma Duurzaamheid (Security) in het kader van geo-energie richt
zich op de reductie van CO2 in het energiesysteem middels afvang, hergebruik en
opslag van CO2 (CCUS). Energie scenario’s – zoals bijvoorbeeld ontwikkeld door
IEA – zien CCUS als een vereiste om aan de klimaatdoelen tijdens de
energietransitie periode te voldoen. Ook in verband met de
energievoorzieningszekerheid worden “schone” kolen- en gasgestookte
energiecentrales – voorzien van afvangtechnologie - gezien als noodzakelijk voor
het opvangen van de schommelingen in vraag en aanbod van duurzame
energiebronnen. In het verlengde van de ontwikkeling van CO2 afvang- en
opslagtechnologie is ook het onderzoek naar nuttig gebruik van CO2 sterk in
ontwikkeling zoals bijvoorbeeld in de glastuinbouw, de olie- en gasproductie en voor
de productie van “solar fuels”.
Ook de benutting van LNG als transportbrandstof resulteert in minder uitstoot van
CO2 en andere broeikasgassen dan het gebruik van veel andere fossiele
brandstoffen en wordt in die zin gezien als een waardevolle ontwikkeling binnen dit
deelprogramma. Naast de ontwikkeling van CCUS en de benutting van LNG is de
inzet van geothermische energie een optie voor een klimaat-neutraal gebruik van
de ondergrond. Zowel ondiepe als diepe geothermische toepassing hebben
bewezen reële opties voor duurzame energie te zijn.
De kennisontwikkeling langs de hierboven geschetste lijnen zal overheid en
industrie in staat stellen om de winbare reserves op een verantwoorde wijze te
produceren en te gebruiken in het Nederlandse energiesysteem zodat de vereiste
energiezekerheid kan worden geborgd, de klimaatdoelen kunnen worden
gerealiseerd en een essentiële bron van inkomsten kan worden veilig gesteld.
2.3 Geschiedenis en relatie tot de Topsector Energie
Het vraaggestuurd programma “Geo Energie 2015-2018” is de voortzetting van het
“VP-Energiebronnen in Transitie 2011-2014”. Beide programma’s waren tot op
heden een integraal deel van de TKI Gas, met uitzondering van de activiteiten op
het gebied van de Geothermie. De kennis die in deze VP’s is ontwikkeld dient 2
doelen:
1. Samen met de private partijen die verbonden zijn aan het TKI Gas, worden
innovatieve oplossingen ontwikkeld die zijn gericht op het gebruik van gas
als transitiegrondstof. Deze oplossingen moeten de realisatie van de
duurzaamheidsdoelstellingen van het energieakkoord ondersteunen en zo
mogelijk versnellen.
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 14 / 53
2. Het ministerie van EZ heeft bij de ontwikkeling en uitvoering van het
energiebeleid behoefte aan state-of-the-art beleidsondersteunende kennis
van de winning, de productie en het gebruik van de ondergrond als
energiebron. Voorbeelden daarvan zijn het beleid rond de reductie van
CO2, de winning van schaliegas en de aardgaswinning in Groningen.
Hoewel er sprake is van een grote overlap van de beide doelstellingen, heeft het
ministerie van EZ in 2015 vastgesteld dat de kennisontwikkeling voor de
beleidsondersteuning niet noodzakelijk in lijn is met de doelstellingen van het
energieakkoord. Zoals o.a. is gebleken uit het aardbevingsdossier, is kennis van
internationaal niveau op dat gebied van strategische betekenis voor het ministerie
van EZ. Op basis van die constatering is er besloten om een deel van de
programmering van het VP Geo Energie, onder regie van het ministerie te laten
plaatsvinden.
Omdat er sprake is van aanzienlijke overlap tussen de kennisontwikkeling relevant
voor het TKI Gas en de kennisontwikkeling gericht op de beleidsondersteuning, is
het niet mogelijk om een duidelijke splitsing in het VP aan te brengen. Daarom
wordt voorgesteld om zowel advies in te winnen over de programmering bij het
ministerie van EZ als bij het bestuur van het TKI. Op basis van deze beide
adviezen zal de formele goedkeuring door EZ worden gegeven.
In tabel 2 is aangegeven welke R&D onderwerpen relevant zijn voor het ministerie
van EZ en welke relevant zijn voor (de hoofdlijnen van) het TKI Gas.
Tabel 2
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 15 / 53
Financiering van de TNO activiteiten binnen de diverse TKI programmalijnen vindt
plaats vanuit de SMO4 middelen. Daarnaast stelt de TKI extra subsidies
beschikbaar aan haar programmalijnen, die door alle onderzoekpartners binnen
een programmalijn (inclusief TNO) kunnen worden ingezet. Zo werd in 2014 en
2015 subsidie toegekend aan de programmalijnen Upstream Gas en Small scale
LNG aanvullend aan de aan TNO verstrekte SMO gelden. In afwachting van een
beslissing over het ROAD-project werd ook in 2015 door de Topsector Energie
geen financiering – anders dan SMO - beschikbaar gesteld voor de CCUS
programmalijn. Toekenning van subsidies voor 2016 wordt verwacht in november
2015. Naar verwachting zullen er voor 2016 wederom geen extra middelen voor de
programmalijn CCUS beschikbaar komen. Wel is er sprake van extra financiering
onder een H2020 Eranet-CCS.
Een aantal projecten uitgevoerd binnen het VP-GE wordt deels gefinancierd vanuit
Europese FP7 en Horizon 2020 programma’s. Daarnaast vindt cofinanciering vanuit
de industrie plaats. Totale cofinanciering vanuit de industrie en EC-programma’s
bedroeg in 2014 meer dan 50% van het onderzoeksbudget. Er wordt verwacht, dat
private en EC cofinanciering in 2015 op hetzelfde niveau blijven.
Jaarlijks wordt een update van het VP-GE ingediend bij EZ na overleg met en
advisering door de TKI Gas. Goedkeuring van de SMO gelden vindt plaats door EZ,
op basis van het advies van de TKI Gas en het Topteam Energie. Goedkeuring van
projecten met TKI-subsidie vindt na indiening middels een open “call for tender”
plaats door de TKI Gas en RVO.
2.4 Programma 2015-2018
In het algemeen onderscheidt de positie van TNO zich van de concurrentie door de
grote expertise ten aanzien van specifieke niches binnen het toepassingsgebied.
Binnen deze niches komt TNO tot innovatieve oplossingen door deze unieke
technologische expertise te combineren met kennis van andere markten waarin
TNO actief is. TNO werkt op die gebieden waar standaardoplossingen niet
beschikbaar of toereikend zijn en de meeste projecten zijn dan ook unieke,
eenmalige opdrachten.
2.4.1 Aanpassingen ten opzichte van 2011-2014
Het VP-Geo-Energie 2015-2018 is het vervolg op het 2011-2014 Programma
Energiebronnen in Transitie. Voor een deel keren de projecten die onder het 2011-
2014 programma in uitvoering waren, terug in het programma Geo Energie 2015-
2018. Daarnaast is als gevolg van vraagsturing door Topsector en overheid, een
algemene verschuiving ingezet, resulterend in een afname van gas gerelateerde
activiteiten.
Uitgangspunt van deze Roadmap is dat klimaatverandering en
energievoorzieningszekerheid (en –onafhankelijkheid), een verschuiving naar een
groter gebruik van duurzame energiebronnen noodzakelijk maakt. Met name gas is
gedurende de overgang naar duurzame energie een essentiële transitiebrandstof.
4 SMO: Samenwerkingsmiddelen Onderzoek: door de overheid aan TNO ter beschikking gestelde
kennisinvesteringsmiddelen
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 16 / 53
Figuur 1 Energietransitie
Tegen deze achtergrond richt de roadmap zich op een verantwoorde productie en
verantwoord gebruik van fossiele grondstoffen:
Het vergroten van de efficiëntie van de opsporing en winning van fossiele
brandstoffen middels verbeterde productie- en exploratietechnieken;
Het vergroten van de veiligheid en betrouwbaarheid van productie,
transport en gebruik van fossiele brandstoffen;
Het vergroten van de duurzaamheid van cruciale delen van de (fossiele)
energieketen.
2.4.2 Samenwerking
Bij de uitvoering van het VP GE betrekt TNO diverse partijen waaronder operators,
contractors, leveranciers, vervoerders, downstream industriële partners en de
energieopwekkingsindustrie. Ook de overheid (nationaal en EU) behoort tot de
belangrijkste TNO partners.
De overheid en de EU financieren gezamenlijke onderzoeksprogramma’s in
TNO’s portfolio. Samen met de industrie ondersteunen zij gecombineerde
financieringsprogramma’s zoals TKI Gas (Upstream, CCUS en LNG).
De operators onder de huidige klanten van TNO investeren in
conventionele velden , alsmede de winning van onconventionele reserves
(b.v. zware olie, schaliegas). Klanten van TNO maken gebruik van onze
kennis ten aanzien van b.v. slimme en innovatieve exploratie- en
productiemethodes en HSE instrumenten.
Dienstverlenende bedrijven investeren in monitoring- en slimme
productietechnieken. De leveranciers onder de klanten van TNO zijn
voornamelijk betrokken bij onze activiteiten ten aanzien van de veiligheid
en betrouwbaarheid (b.v. met betrekking tot compressoren, etc.) en de
ontwikkeling van innovatieve industriële processen (b.v. technologie
ontwikkeling voor CO2 afvang).
TNO heeft sterke samenwerkingsverbanden opgebouwd met internationale
onderzoeksinstituten en universiteiten voor de uitvoering van haar R& D-activiteiten.
Onder deze instituten bevinden zich Sintef, IRIS en NTNU in Noorwegen, de
Universiteit van Berkely, Texas A&M, MIT en de Stanford Universiteit in de
Verenigde Staten, CSIRO in Australië, GFZ Potsdam in Duitsland, IFPen in
Frankrijk en de Universiteit van Turijn in Italië.
Partners werken vaak langdurig samen met TNO op technologiegebieden waarin
gedurende vele jaren expertise is opgebouwd .TNO vult haar unieke
technologiepositie aan met de beschikbaarheid van geavanceerde
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 17 / 53
testmogelijkheden zoals bijvoorbeeld op het gebied van blootstelling aan H2S,
cryogenic loading, pressure burst testing, en thermisch mechanische belasting.
TNO’s sterke kennispositie komt tot uiting in de succesvolle participatie in talrijke
EC-programma’s, waaronder b.v. CO2GeoNet, EC SITECHAR, OCTAVIUS,
ECCSEL, CGS-Europe, ECO2 en IMAGE. In een aantal van deze programma’s
treedt TNO op als programma coördinator.
TNO werkt intensief samen met andere TO2 instituten zoals ECN (bijvoorbeeld op
het gebied van CCS in CATO) en Deltares (gezien de gezamenlijke historie vindt
hier op veel vlakken samenwerking plaats o.a. ten aanzien van monitoring- en
modelleer technieken).
2.5 R&D onderwerpen programma 2016
Het VP-GE heeft een sterke koppeling met de programmering van het TKI Gas.
Een samenvatting van de relevante hoofdlijnen van het TKI Gas is opgenomen in
bijlage 1.
Vanuit het projectportfolio van het VP-GE 2015 en de daarbij behorende
verplichtingen is in overleg met de stakeholders voor het programma 2016 de
relatieve verdeling van de budgetten (in %) op de R&D onderwerpen vastgesteld.
Het resultaat daarvan is opgenomen in tabel 3. De volgende paragrafen 3.5.1 t/m
3.5.9 geven een inhoudelijke toelichting op de beoogde kennisontwikkeling binnen
de in de tabel genoemde R&D onderwerpen.
Tabel 3
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 18 / 53
De relatie tussen de R&D onderwerpen en de respectievelijke TKI’s is opgenomen
in tabel 2.
2.5.1 Innovative E&P
Exploratie Noordzee: ontwikkeling van nieuwe “play concepts”.
Optimalisatie mature fields: CO@ EGR/EOR en andere innovatie methoden
voor productie optimalisatie.
Ontwikkeling van innovatieve efficiënte productietechnologie voor tight gas en
shale gas.
Ontwikkeling van productietechnologie waarmee end-of-life problemen kunnen
worden uitgesteld (salt, liquid loading, compressie).
Integratie van productiedata en reservoirmodellen voor productieoptimalisatie
en recovery.
Kennisontwikkeling met betrekking tot nieuwe stimulatiemethoden als
alternatief voor fraccing.
2.5.2 Induced Seismicity
Ontwikkeling van betere (probabilistische) modellen van de relatie tussen
gasproductie en aardbevingsrisico (hand aan de kraan).
Ontwikkelen van methodes/workflows om met een netwerk van goedkope
sensoren meer informatie uit de ondergrond te winnen en tegelijkertijd het
publiek meer betrokken te krijgen.
2.5.3 Well Integrity
Ontwikkeling van nieuwe well-technologie om abandonment kosten te
reduceren en duurzaamheid te borgen (e.g. natural sealing)
Ontwikkeling van inspectie- en monitoringtechnologie voor de detectie van
lekkage en het borgen van de integriteit op lange termijn.
Ontwikkeling van een betrouwbare methodologie voor risk assessment.
2.5.4 Carbon Capture, Utilization & Storage
Verlaging van de kosten van CO2 afvang door ontwikkeling van 2e en 3e
generatie capture technologie voor toepassing in industrie en powersector.
Ontwikkeling van opties voor ondergrondse opslag van CO2 met een nadruk op
monitoring, verificatie en veiligheid.
Ontwikkeling van kennis met betrekking tot CCUS ketenintegratie- en
opschalings-issues met specifieke aandacht voor CO2 transportsystemen
Conform de uitgangspunten van de Nederlandse overheid zal dit onderzoek worden
ingebracht in het Europese samenwerkingsverband met betrekking tot CCUS,
ERANET-CCS.
2.5.5 Geothermie
productieproblemen en systemen, wat is nodig voor optimale uitnutting van
bekende reservoirs
Kostenreductie en verlaging van pre-drill mijnrisico voor geothermie uit
ondergrond, ontwikkeling van innovatieve productietechnieken
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 19 / 53
Is ultradiepe geothermie mogelijk in Nederland (5-
exploratietechnieken, pilot put, verdieping van kennis van de ondergrond,
innovatieve productietechnieken.
Participatie in publiek-private samenwerkingsverbanden ten behoeve van
ketenintegratie.
2.5.6 Energy Storage
Kennisontwikkeling met betrekking tot innovatieve methoden voor
ondergrondse energieopslag (compressed air, power-to-heat).
Participatie in publiek private samenwerkingsverbanden ten behoeve
ketenintegratie.
2.5.7 Small Scale LNG
Ontwikkeling van nieuwe (materiaal-) concepten gericht op gewichtsreductie
(bij gelijkblijvende of verbeterde veiligheid).
Kennisontwikkeling met betrekking tot veiligheid ten behoeve van
risicomanagement en de totstandkoming van internationale normen en
standaarden.
2.5.8 Gas Quality
Ontwikkeling van technologie om de kwaliteit van het gas in gasnetwerken te
borgen bij de invoering van biogas vanuit gedistribueerde invoerpunten.
Technologie voor gasbehandeling gericht op de verwijdering van ongewenste
componenten (o.a. CO2, H2S, terpenen, siloxanen, BTX).
Ontwikkeling van nieuwe technologische concepten voor de reductie van GHG
emissies, w.o. methaanslib.
2.5.9 Public Concern
Ontwikkeling van kennis met betrekking tot de belangen die stakeholders
hebben of kunnen hebben bij het gebruik van de (diepe) ondergrond als
energiebron of voor (energie-) opslag.
Hoe kunnen de resultaten vanuit landelijk wetenschappelijk onderzoek door de
stakeholders worden gebruikt voor bijvoorbeeld meningsvorming (burgers),
bedrijfsstrategie (bedrijven), beleidsontwikkeling en besluitvorming
(overheden).
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 20 / 53
Bijlage 1: Samenvatting van de relevante hoofdlijnen van het TKI
Gas
Upstream Gas
De TKI Programmalijn Upstream Gas is georganiseerd op basis van twee types
olie- en gasvelden en zes thematische categorieën in een programmamatrix (zie
Figuur 3).
Production from Mature fields, met aandacht voor het verlengen van de
levensduur van olie- en gasvelden en voor de ontwikkeling van alternatieve
gebruiksmogelijkheden van lege velden;
Exploration in Mature Basins, bedoeld voor de ontwikkeling van verbeterde
exploratietechnieken en het vinden van nieuwe gasvoorkomens in weinig
onderzochte delen van het Nederlands territoir en gericht op de winning van gas uit
zowel conventionele als onconventionele reservoirs.
De thematische categorieën omvatten:
Exploration and field development
Production and Reservoir Management
Infrastructure;
HSE and Reliable Operation;
Hardware (Sensing, Actuation, and Compression); en
Societal Impact and Human Capital.
Small Scale LNG
De TKI programmalijn Small Scale LNG zet actief in op de benutting van LNG als
transportbrandstof in Nederland. Hiermee creëert Nederland een kennisvoorsprong
op dit gebied in Noord West Europa. Nederlandse bedrijven kunnen hun producten,
kennis en diensten als het gaat om de LNG-benutting en de LNG-infrastructuur in
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 21 / 53
gaan zetten ter ondersteuning van andere landen die willen overstappen op LNG
als transportbrandstof. LNG is makkelijk te transporteren en resulteert in minder
uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen dan het gebruik van veel andere
fossiele brandstoffen. De transportsector, met name wegtransport en scheepvaart,
wordt geconfronteerd met moeilijk haalbare uitstoot-eisen van de EU. LNG gebruikt
als brandstof kan in deze gevallen voordelig zijn, aangezien het de uitstoot van
broeikasgassen beperkt. Daarnaast resulteert het gebruik van LNG in een stillere
motor.
Carbon Capture, Utilization and Storage
De TKI-Gas programmalijn CCUS (CO2 afvang, transport, utilization en opslag)
werd in 2014 opgenomen onder de TKI-Gas als vervolg op het Nederlandse
Nationale CCS programma CATO-2. De programmalijn omvat Werkpakketten voor:
Afvang;
Gebruik;
Opslag, Monitoring en Veiligheid;
Transport en Ketenintegratie;
Policy, Wet- en regelgeving; en
Publieke Perceptie en Publieke Communicatie.
CCUS wordt van vitaal belang geacht om de doelstellingen voor CO2 emissies in
2030 en daarna te halen. Zonder de wijdverspreide inzet van CCUS zullen kolen-
en gasgestookte centrales, samen met een reeks industriële processen, de
komende tientallen jaren belangrijke bronnen blijven van CO2-uitstoot. Om klimaat
doelstellingen te halen dient een succesvolle demonstratiefase (mede gefinancierd
door nationale overheden en de EU) te worden gevolgd door een succesvolle
commerciële uitrol van CCUS vanaf 2020. Echter, ondanks prijzenswaardige
pogingen om CCUS technologie te ontwikkelen door middel van
demonstratieprojecten binnen het 2015-202 tijdschema, loopt de inzet van Europa
achter op die van andere regio’s/landen. Dit is voornamelijk te wijten aan de hoge
kosten van CCUS vergeleken met ETS prijzen en de beperkte publieke support
voor CCUS. Andere economieën maken belangrijke vorderingen bij de ontwikkeling
van CCUS, vooral Australië, Canada, China, Noorwegen en de Verenigde Staten
van Amerika. Verwacht wordt dat de Nederlandse regering in de herfst van 2014
een visiedocument over CCUS zal presenteren.
Gas Acceptatie Samenleving
De TKI-Gas programma lijn G.A.S spitst zich toe op de license to operate van de
gasvoorziening, en kijkt vooral naar de publieke issues rond gas en de daarmee
samenhangende institutionele aspecten van draagvlak. Cruciaal is de factor
vertrouwen (trust): kan de samenleving erop vertrouwen dat een ontwikkeling, in dit
geval van de gasvoorziening, leidt tot wat nodig en gewenst is? Kan de
samenleving die ontwikkeling aan de sector en aanpalende organisaties
toevertrouwen? Kan erop worden vertrouwd dat private en overheidsregulering
voldoende borgen dat wordt geleverd wat wordt verwacht? En last but not least:
biedt gas een propositie die herkend en erkend wordt als antwoord op de wensen,
ideeën en behoeften die in de samenleving leven? Of moeten proposities en
werkwijzen van de gassector wezenlijk veranderen?
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 22 / 53
Groen Gas
De TKI-Gas programma lijn Groen Gas beoogt de ontwikkeling van Groen Gas als
een ideale transitiebrandstof. Groen Gas bestaat al 25 jaar en heeft een goed
imago. Groen Gas maakt gebruik van het distributienet van aardgas en de
opslagcapaciteit helpt om vraag en aanbod van duurzaam uit te middelen.
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 23 / 53
3 Vraag gestuurde programma’s Roadmap
Sustainable Energy: Duurzame Energie,
Systeemintegratie
Inleiding
De Roadmap Sustainable Energy van TNO is gericht op de transitie van een fossiel
naar een duurzaam energiesysteem. De verduurzaming gaat over de belangrijke
facetten: technologie, markt en wet/regelgeving. De doelstellingen voor de
verduurzaming worden afgeleid van de doelstellingen op Europees en nationaal
niveau, waarin afspraken gemaakt zijn over aandeel duurzame energie,
energiebesparing en reductie van CO2. Daartoe heeft TNO binnen de roadmap
twee vraag gestuurde programma’s gedefinieerd, die de onderwerpen adresseren
die aan de ene kant de opschaling van bestaande en nieuwe innovaties als focus
heeft en aan de andere kant focussen op de interacties en relaties tussen de
energie-infrastructuren voor elektriciteit, gas en warmte. Het uiteindelijke doel hierbij
is voor de maatschappij op de langere termijn een duurzame en betrouwbare
energievoorziening te ontwikkelen.
Visie en roadmap
TNO Visie Sustainable Energy
Om bovengenoemde doelstelling te realiseren heeft TNO in haar plan Roadmap
Sustainable Energy (2015 -2018) een uitdagende visie op de toekomstige
energievoorziening beschreven met als hoofdlijn: een hechte samenwerking van
“Smart Energy Systems” ondersteunt een optimale inzet en gebruik van
energiebronnen. In 2050 moet een samenhangend systeem niet alleen
energieconversie, opslag, transport en distributie integreren, maar ook de tot nu toe
onderliggende afzonderlijk opererende energie-infrastructuren van elektriciteit, gas
en warmte tot een geheel maken. Samenvattend, het doel van de TNO Roadmap
Sustainable Energy is het huidige energiesysteem te veranderen naar een
duurzaam, betrouwbaar en geïntegreerd energiesysteem in 2050. TNO vormt een
brug tussen onderzoek bij universiteiten en toepassing door het bedrijfsleven en de
overheid. Het onderzoek van TNO is in het algemeen méér innovatiegericht (het
werkelijk toepasbaar maken) dan dat van universiteiten. Bovendien is het steeds
multidisciplinair, omdat TNO zo is georganiseerd dat onderzoekers van
verschillende disciplines met elkaar samenwerken aan onderwerpen binnen de
Roadmaps.
Om de weg naar dit toekomstig energiesysteem, mogelijk te maken zijn binnen de
Roadmap Sustainable Energy een viertal impactgebieden gedefinieerd. Activiteiten
van TNO in deze impactgebieden zullen zich focussen op de ontwikkeling van de
essentiële energie-flexibiliteit in het toekomstige geïntegreerde energiesysteem.
Energie-flexibiliteit omvat het kunnen schuiven van vraag en/of aanbod in tijd door
slimme aansturing of gebruik van opslagmedia. De impactgebieden van de
Roadmap Sustainable Energy zijn
1. Develop: de ontwikkeling van duurzame en hybride technologieën van het
energiesysteem en de integratie van de duurzame en hybride energiesysteem
componenten in bestuurbare en betrouwbare configuraties, creëren van een
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 24 / 53
voorspelbare, bestuurbare en efficiënte verbinding tussen de energie-
infrastructuren voor elektriciteit, warmte en gas
2. Unlock: het ontsluiten van het potentieel aan energieflexibiliteit in het
geïntegreerde, smart, hybride energiesysteem door het creëren en
implementeren van zowel wet- en regelgeving voor open en efficiënte
marktmechanismen als open technologische standaarden voor verminderen
van de ontsluitingskosten.
3. Use: het efficiënt gebruiken van energieflexibiliteit door energiepartijen en
relevante stakeholders in de markt.
Figuur 1. Impactgebieden van TNO Roadmap Sustainable Energy. Het gebruik van energie-
flexibiliteit speelt een centrale rol bij elk van de impactgebieden.
Om de complexiteit van zeer uiteenlopende technische en sociale innovaties binnen
de impactgebieden het hoofd te bieden, is het noodzakelijk de verschillende
functies van het energiesysteem van elkaar te scheiden. TNO heeft daartoe het
zogenaamde vierlagenmodel ontwikkeld, dat algemeen gebruikt wordt als handvat
bij de discussie. In de visie van TNO bestaat een Smart Energy System uit vier
lagen (zie Figuur 2). De bovenste laag is die van de Energiegebruikers (zowel
bedrijven (B) als eindgebruikers (C)) met daaronder de lagen: Energiediensten,
Virtuele Infrastructuur en Fysieke Infrastructuur. Het lagenmodel gaat uit van
zogenaamde “separation of concerns”. Hiermee is het mogelijk om zowel
verschillende technologieën verschillende belangen van stakeholders als
verschillende type diensten naast elkaar te ontwikkelen.
Expliciet zijn de verschillende lagen te omschrijven als:
Energiegebruikers. Deze laag omvat de gebruikers, zowel Bedrijven (B) als
Eindgebruikers (C). Gebruikers bepalen op welke wijze hun appliances en
diensten functioneren. Dit aan de hand van gestelde niveaus van comfort en
kosten.
Energiediensten (zowel B2B, B2C als C2B). In deze laag vinden we diensten
zowel gericht op opwekking, transport, distributie als wel op energie-comfort
diensten
Virtuele Infrastructuur. Modulaire vertaling van alle aangesloten apparatuur in
de fysieke infrastructuur in termen van digitale interfaces. Deze interfaces
dienen zowel voor de monitoring & control van de fysieke netwerkcomponenten
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 25 / 53
als voor het verzamelen, processen en distribueren van data aan de
bovenliggende diensten laag.
Fysieke Infrastructuur. Deze laag omvat de fysieke componenten voor de
opwekking, opslag, transport en distributie van energie. Deze componenten
communiceren hun toestand aan de bovenliggende virtuele infrastructuur.
Figuur 2 Vierlagenmodel TNO. Opdeling van complexiteit in onafhankelijke onderdelen.
Merk op dat de innovaties binnen het lagenmodel twee kanten op gaan (zie pijlen
midden in Figuur 2): van eindgebruiker naar de fysieke infrastructuur en andersom.
Op elke laag zijn institutionele en sociale innovaties nodig. Dit betreft innovaties in
regelgeving en beleid, op het gebied van business modellen en gericht op het
gedrag van eindgebruikers.
TNO Roadmap Sustainable Energy 2015-2018
Fasering Systeemontwikkeling
De transitie van het energiesysteem verloopt incrementeel waarbij het systeem
telkens aanpast. Zo gebruiken we als basis voor de programmering van de
roadmap een ‘integrated and adaptive energy system development’ waarin vier
fasen op verschillende tijdschaal te onderkennen zijn.
Integrated and Incremental Energy System Development
PLANDESIGN
DEPLOYOPERATE
Power Gas
Heat
Figuur 3. Fasering in de ontwikkeling van het energiesysteem.
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 26 / 53
Fase 1 en 2. PLAN/DESIGN. Het analyseren en waarderen van (sub)systemen
door het creëren van rekenmodellen, simulatiemodellen voor technologie en
markten. Effect en impact van ontwerpbeslissingen worden hiermee inzichtelijk
gemaakt, evenals het bereiken van duurzaamheidsdoelstellingen
Fase 3. DEPLOY. Voor het daadwerkelijk uitrollen op grotere schaal van
technologie is een (ICT) infrastructuur en architecturen nodig die kostenefficiency
en toekomstvastheid garanderen.
Fase 4. OPERATE. In de operationele fase zitten de innovaties die de flexibiliteit
van het systeem optimaal kunnen inzetten. Het besturen van opwek, conversie,
opslag, transport/distributie en vraag door verschillende vormen van control
architecturen is hierbij een wezenlijk onderdeel. Daarbij horen ook de (ICT)
processen die het mogelijk maken het beheer en accounting op de juiste manier te
kunnen uitvoeren.
Vraaggestuurde programma’s binnen Roadmap
De groeiende maatschappelijke vraag naar een sterk samenhangend systeem van
soorten en technologieën energieopwekking heeft binnen de Roadmap Sustainable
Energy er toe geleid dat naast het oorspronkelijke Vraag gestuurde Programma
(VP) Sustainable Energy (voorheen Energie Efficiëntie) een nieuw Vraag gestuurd
Programma System Integration ingericht is.
Hoewel beide VP’s projecten omvatten die de verschillende fasen van
systeemontwikkeling adresseren, kennen beiden een focus. Het VP Sustainable
Energy richt zich vooral op het ontwikkelen en uitrollen van slimme regel
technologieën op grote schaal. In de fasering van systeemontwikkeling ligt dat bij
‘Plan/Design' en ‘Deploy’. Voor het grootschalig uitrollen zijn complexe ICT
technologieën nodig die het mogelijk maakt kostenefficiënt nieuwe regel
technologieën uit te rollen en te beheren en daarbij rekening houdt met de grote
verscheidenheid en aantallen van betrokken partijen. Het VP System Integration
richt zich vooral op de optimale samenstelling en combinaties van energie
subsystemen op verschillende schaal, met hierbij een specifieke aandacht voor het
kunnen analyseren (Plan/Design) en besturen (Operate) van deze combinaties.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan een optimalisatie van warmtevraag in een regio,
rekening houden met beschikbare warmtebronnen en/of gas in combinatie met
duurzaam opgewekte elektriciteit, bestuurd door een hybride regelsysteem.
Transformatieproces naar een geïntegreerd energiesysteem
Naar haar aard volgen de twee programma’s VP Sustainable energy en VP System
Integration elk een eigen route naar dit geïntegreerde energiesysteem. Deze
verschillende routes kenmerken zich door de twee dimensies: Complexity en
Scaling. Het VP Sustainable Energy volgt route A waarbij eerst het zwaartepunt ligt
in het vergroten van de toepassing schaal, daarentegen volgt het VP System
Integration de route B waar eerst ingezet wordt op verhogen van de mate van
integratie.
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 27 / 53
Figuur 4. Transformatieproces naar geïntegreerd energiesysteem. Route A volgt opschaling en
Route B kenmerkt zich door integratie.
Doorvertaling naar Tools en Solutions
De activiteiten binnen de programma’s zijn gebaseerd op bovengeschetste
impactgebieden en gericht op de ontwikkeling van van Tools en dragen bij aan de
Solutions van de Roadmap.
Hierbij worden in de tijd de beschreven systeemfasen gevolgd.
Figuur 5. Technology, Tools & Solutions voor de verschillende Impactgebieden van TNO
Roadmap Sustainable Energy
In Tabel 1 zijn ook de verschillende maturiteit van de technologie (Technical
Readyness Level, TRL) en de ontwikkeling van de vraag hiervoor in de markt
(Demand Readiness Level, DRL) weergegeven.
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 28 / 53
Technology, Tools &
Solutions
2015 2016 2017 2018
Develop
Models and
Planning
TRL4 TRL6 TRL7
Simulation &
Control
TRL3 TRL4 TRL6
Facilities Start
building
HESI LAB
Finalize
build;
First projects
Full
utilisation
(expand)
Full
utilisation
Unlock
Smart Energy
Solutions
Definition of
market
ready
solutions
DRL 4
Targeted
solutions for
named
submarkets
DRL7
DRL8 DRL8
Use
Solution
Orchestration
Ongoing Ongoing Ongoing Ongoing
Tabel 1 Roadmap Tools & Solutions volgens impact gebieden.
Voor de volledigheid zijn de eind 2015 beschikbare (2015) TNO technologieën
(tools/solutions) voor de verschillende implementatiestadia: plan, design, deploy en
control hieronder in Tabel 2 weergegeven. Merk op dat ook TNO technologieën
vermeld staan die buiten Roadmap ontwikkeld zijn en beheerd worden.
Tabel 2. Overzicht huidige TNO technologieën (tools/solutions) voor de verschillende
implementatiestadia van systeemontwikkeling.
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 29 / 53
Governance
Governance: Organisatie/aansturing van de uitvoering
Bij de uitvoering van de projecten binnen het VP wordt 80% van de beschikbare en
middelen ingezet in Europese en nationale kennisprojecten (FP7, TKI S2SG,
H2020, KIC). Jaarlijks vinden er vanuit het VP geplande vergaderingen en
discussies plaats met gremia van stakeholders, zoals bijv. TKI bijeenkomsten,
NetbeheerNL, Ecofys, EIT ICT Labs, etc.
Samenwerking
Op het gebied van Smart Energy Systems werkt TNO met veel partijen samen,
zowel in het private als in het publieke domein. TNO ziet het daarbij als haar taak
om als schakel te fungeren tussen wetenschap en praktijk, zodat kennis ook
daadwerkelijk wordt toegepast in Nederland. TNO onderhoudt contacten met
universiteiten en hogescholen die onderzoeksprogramma’s hebben op het gebied
van smart grids, en gaat samenwerkingsverbanden aan waar dat zinvol is. In het
bijzonder vindt input via aan het VP gelieerde deeltijdhoogleraren plaats. Verder is
er samenwerking met diverse marktpartijen via de proeftuinen/pilots gericht op
Smart Energy Systems. Daarbij vormt TNO de verbinding tussen kennis en
toepassing. In al deze proeftuintrajecten bestaat het consortium uit een combinatie
van netbeheerders, energiebedrijven, projectontwikkelaars, gemeenten, provincies
en ICT-toeleveranciers. Verder werkt TNO samen met internationale partijen in
allianties zoals Flexible power Alliance Network (FAN), European Energy Research
Alliance (EERA), en participeert zij in Europese Standaardisatie Organisaties zoals
de (ESO): CEN/CENELEC, ETSI. Ten slotte vindt samenwerking plaats via
Europese onderzoeksprogramma’s zoals FP7, Horizon 2020 en EIT/KIC.
Daarnaast wordt voor bredere vraagstukken actief samengewerkt met TO2
instituten (o.a. ECN), prominente onderzoekslaboratoria (zoals NREL, Berkeley,
PNNL, Fraunhofer, DTU, Pecan Street) en energieplatformen zoals Energy
Academy Europe (EAE).
Kennispositie en klanttevredenheid
De ontwikkeling en betrokkenheid bij internationale projecten laat zien dat de
kennispositie op internationaal niveau goed is. Het werk van TNO onderscheidt zich
door de multidisciplinariteit. De vertaling van opgedane kennis naar concrete
middelen en tooling maakt de kennis van TNO steeds meer toepasbaar voor onze
klanten.
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 30 / 53
3.1 Vraaggestuurd programma “Sustainable Energy”
3.1.1 Inleiding
Als drijvende kracht voor de levering van betaalbare, duurzame energie zal een
open en competitieve markt van energiediensten gerealiseerd moeten worden. In
het onderzoeksprogramma Sustainable Energy van TNO grijpen technische en
sociale innovatie op het gebied van Smart Energy Systems in elkaar. Onder
technische innovatie vallen (1) ICT-architecturen en de interfaces met de fysieke
installaties, (2) (koppelvlakken naar) duurzame en/of decentrale opwek, (3)
buffering en opslag ten behoeve van balancering en (4) het bevorderen van de
efficiëntie over de energiedragers heen. Sociale innovatie is gericht op de
veranderingen in (a) regulering en beleid, (b) de veranderingen in de waardeketens
en business modellen en (c) de veranderingen in het gedrag gericht op
vraagsturing. De kracht van TNO komt specifiek tot uiting in de integratie van zowel
sociale als technische innovatierichtingen.
Het VP Sustainable Energy richt zich op bovengenoemde visie met tegelijkertijd de
drive om ontwikkelde technologieën, pilots en proeftuinen naar grootschalige
toepassingen te tillen. Hierbij geldt een wisselwerking tussen enerzijds een stap in
grootschalige uitrol en kosten efficiëntie, gevolgd door een stap naar een Smart
Energy System als één geheel (met een toenemende systeemintegratie en
complexiteit).
3.1.2 Relatie Topsector Energie en beleid overheid
Historie 2011 -2015
Vanaf de oprichting van de TKI’s heeft TNO de visie op Smart Energy Systems
gedeeld en aangescherpt met de stakeholders in de markt en van de overheden.
Zo is bijvoorbeeld het TNO-vierlagenmodel, Energiegebruikers, Energiediensten,
Virtuele infrastructuur en Fysieke infrastructuur, geadopteerd door de TKI
Switch2SmartGrids en vormde de basis voor het oorspronkelijke TKI programma en
-roadmap. Gedurende de looptijd van het VP is de internationale kennispositie van
TNO flink versterkt. Dat is onder andere zichtbaar door de deelname in een groot
aantal EU projecten. Daarnaast is TNO nauw betrokken bij het Joint Program Smart
Grid van EERA (European Energy Research Alliance) en de Action Line Smart
Energy Systems van EIT ICT Labs.
De afgelopen jaren zijn door TNO belangrijke resultaten behaald op het gebied van
de Virtuele Infrastructuur in combinatie met de Services-laag. Onderzoeksresultaten
vanuit EU-projecten hebben direct bijgedragen aan de verdere ontwikkeling van
een open ICT-architectuur voor inpassing van nieuwe energie-componenten
(opwek, opslag en verbruik) en een open dienstenplatform. Met betrekking tot
sociale innovatie is ook een belangrijke stap gezet op het gebied van duurzame
gedragsverandering door onderzoek naar de drijfveren voor actieve participatie in
lokale energie-coöperaties en internationaal onderzoek naar best practices voor
Active Demand. Specifiek ten behoeve van dienstontwikkeling is onderzoek verricht
naar de verrekening en pricing van nieuwe energiediensten. Adequate verrekening
(smart billing) is een essentiële bedrijfscomponent voor de energietransitie. Op het
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 31 / 53
gebied van de Fysieke infrastructuur is o.a. gewerkt aan het simuleren van
gedistribueerde PV opwek om daarmee belangrijke inzichten te verkrijgen in
dreigende instabiliteitssituaties in het grid en mitigerende maatregelen. Daarnaast is
er onderzoek geweest naar wet- en regelgeving, bijvoorbeeld op het gebied van
belemmeringen die proeftuinen ondervinden als gevolg van het wettelijk systeem.
Aansluiting op en evolutie binnen Topsector Energie
Binnen de Topsector Energie werkt TNO intensief samen met de TKI
Switch2SmartGrids (TKI S2SG). TNO is vanaf het begin zowel in het bestuur als in
de Raad van Toezicht vertegenwoordigd. TNO presenteert elk jaar in een vroeg
stadium de plannen van TNO op het gebied van smart grids aan het bestuur en
stelt dat zo nodig bij op basis van de feedback van het bestuur. In het algemeen is
er een uitstekende samenwerking tussen TKI S2SG en TNO.
In de vorige strategieperiode 2011- 2014 waren de programmalijnen van de TKI
gericht op het vierlagenmodel zoals door TNO ontwikkeld en ingebracht. TNO heeft
ondersteuning geboden bij het herdefiniëren van de programmalijnen van de TKI
S2SG. Zo heeft TNO in 2013 en 2014 direct bijgedragen aan addenda bij de
innovatiecontracten die dienen als input voor de tenders, projecten en de nieuwe
TKI programmalijnen en aandachtspunten: Energiemanagement, en Informatie en
Control voor flexibiliteit.
Voor 2016 zijn de paragrafen van de TKI’s Solar Energy, EnerGO en Switch to
Smart Grids gecombineerd tot de paragraaf innovatie Duurzame Energie en
Energiebesparing Gebouwde Omgeving (TKI iDEEGO). Zo kent de TKI iDEEGO de
volgende vijf programmalijnen:
1. Zonnestroom (PV) systemen”. Dit betreft Ontwikkeling en implementatie van
Nederlandse kennis en kunde voor wat betreft de ontwikkeling en productie van
zonnestroomproducten (d.w.z. cellen, halffabricaten, modules, etc.).
2. “Compacte conversie en opslag van thermische energie”. Programmalijn gaat
over het verhogen van de efficiëntie van de conversie naar warmte en koude
voor ruimtes en tapwater, het vervangen van de inzet van fossiele brandstof
door duurzame thermische energie en het verhogen van de nuttige inzet van
die duurzame bronnen door gebruik van thermische opslag.
3. “Multifunctionele bouwdelen”. Dit betreft het energieneutraal maken van de
gebouwde omgeving in Nederland, door grootschalige implementatie van
duurzame energiesystemen (zonnestroom, warmte en koude) én
energiebesparing door middel van slimme energierenovatie van gebouwen en
civiele infrastructuur (constructies in of aan wegen, spoorwegen etc.).
4. “Energieregelsystemen en –diensten”. Programmalijn betreft het met behulp
van energieregelsystemen de waarde van lokaal opgewekte duurzame energie
te verhogen. En de waarde van flexibiliteit te verhogen: de mate waarin het
energiesysteem opwekking en gebruik aanpast in reactie op (on)verwachte
fluctuaties.
5. “Flexibele energie-infrastructuur”. Dit betreft het verhogen van de bijdrage van
de energie infrastructuur aan een duurzame energievoorziening, met een
grotere flexibiliteit van deze infrastructuur.
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 32 / 53
Programmalijn TKI iDEEGO
Focus
Zonnestroom (PV) systemen Verhogen van het omzettingsrendement (van
zonlicht naar elektriciteit)
Verlagen van de integrale kostprijs van
zonnestroomproducten.
Integrale duurzaamheid
TNO
Verdere ontwikkeling van SolaRoad, rijweg die
ook zonne-energie opwekt: opschaling, nieuwe
type wegen en verbetering concept.
Energieregelsystemen en –diensten Ontwikkelen van zelflerende intelligente
energieregelsystemen en (ondersteunende)
producten en diensten (meet- en regeltechniek,
ICT, open ICT platforms voor nieuwe producten
en diensten, prestatiegaranties).
TNO
Schaalbaarheid van energietechnologieën en
toekomstvastheid van standaarden en ICT
Architecturen
Algoritmiek voor optimalisatie elektriciteit-
infrastructuur (Power Control)
Flexibele energie-infrastructuur Slimme warmte- en/of koude-netten.
Betere benutting van ondergrond voor
opwekking en opslag van thermische energie.
ICT platformen, informatiesystemen, meet-en
regelsystemen, sensors, actuatoren, slimme
meter datamanagement, markt control
mechanisme, slimme kabels, slimme omzetters
(‘inverters’), software voor het analyseren van
gegevens uit de infrastructuur.
Concepten en tools voor optimalisatie en
transitie van lokale energie infrastructuur als
onderdeel van een duurzame
energievoorziening.
TNO
energie managementsystemen op gebied van
Power Control en Heat Control.
energiedata (o.a. verbruiksdata) management
Elektrisch vervoer
interoperabiliteit specificaties en technologie
Tabel 3. Voor VP Sustainable Energy relevante iDEEGO programmalijnen met focusonderwerpen.
Het TKI iDEEGO bestuur verwacht van TNO dat zij net als afgelopen jaren haar
kennisprogramma en –projecten afstemmen op de (in dit geval hernieuwde)
programmalijnen, speerpunten en essentiële aandachtspunten van het TKI.
Daarnaast kan TNO een rol op zich nemen om speerpunten op te pakken die het
“systeem echt laten werken” en die niet worden opgepakt in de lopende TKI
(tender) projecten mits dat past in haar strategie en expertise. Hierbij wordt gedacht
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 33 / 53
aan bijvoorbeeld het binnen het TKI programma ontwikkelen van meer generieke
oplossingen en standaard producten ten behoeve van kostenefficiënte opschaling.
Specifiek voor sociaal innovatieve uitdagingen (maatschappelijk, economisch en/of
juridisch) is er de TKI-overstijgende STEM regeling (Samenwerken Topsector
Energie en Maatschappij) waarin bedrijven, maatschappelijke organisaties en
onderzoeksorganisaties met elkaar werken aan een toekomstbestendige duurzame
energievoorziening. STEM kent de volgende doelstellingen:
Inzicht ontwikkelen in relevant gedrag voor het effectief en efficiënt introduceren
van energie - technologische innovaties en ruimtelijke ontwikkelingen in de
Nederlandse samenleving.
Inzicht krijgen in de wensen en belemmeringen van consumenten en bedrijven
ten aanzien van nieuwe technologische innovaties.
Inzicht krijgen in potentieel nieuwe toepassingen van nieuwe technologieën
Het VP Sustainable Energy sluit hierop aan.
Impact
De grote impact van het werk in de VP’s blijkt uit het feit dat (1) TNO sterk bijdraagt
aan de mogelijkheden tot inpassing van duurzame energie, (2) sinds de oprichting
van de VP’s de omzet in programma’s etc. sterk is gegroeid en deze groei zich nog
steeds voortzet en (3) doordat kennis en kunde van TNO ligt op het gebied van
integrator (zowel technisch als sociaal economisch), TNO nationaal/internationaal
gevraagd wordt om te participeren in projecten. De binnen het VP opgebouwde
kennis over de afgelopen jaren wordt voor de verschillende programmalijnen van
het TKI Switch2SmartGrids (nu iDEEGO) toegepast. Daarmee evolueert de kennis
steeds verder.
Voorbeelden hiervan zijn:
- Ontwerp van een Energy Flexibility Interface (EFI) waarmee op een
gestandaardiseerde manier een ontkoppeling is gemaakt tussen de fysieke
apparaten en de toepassingen in het smart energy system. EFI is
geïmplementeerd in het EF-PI (voorheen FPAI) energy management
framework. Standaardisatie-organen (ISO/IEC) zijn erg geïnteresseerd hierin
en nodigen uit tot het schrijven van specificaties. Zo ook zijn NREL en
Fraunhofer IWES geïnteresseerd in samenwerking met TNO op het gebied van
EF-PI compatibiliteit.
- Ontwikkeling van warmte management systeem HeatMatcher. In 2015 is de
HeatMatcher 2.0 ontwikkeld, getest op het ook ontwikkelde simulatiemodel en
tenslotte geïnstalleerd op locatie Louis Davids Carré te Zandvoort. De
ontwikkelde kennis en ervaring wordt in 2016 verder gevaloriseerd en gebruikt
in nieuwe commerciële trajecten en potentiele nieuwe H2020-trajecten.
- In het FP7 project COTEVOS is door TNO gewerkt aan de ontwikkeling van
optimale infrastructuur en functionaliteit voor het testen van conformiteit en
interoperabiliteit van het opladen van Elektrische Voertuigen. Deze kennis blijkt
zeer waardevol te zijn en wordt verder ingezet in o.a. Smart City projecten.
- Op het gebied van sociale innovatie vormt het door TNO ontwikkelde
Interventiemodel met betrekking tot klantacceptatie de basis van de validatie
van Smart Grid Demand Response projecten binnen het EU project Advanced.
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 34 / 53
- Op dienstengebied wordt de opbouwde kennis met betrekking tot pricing en
billing van flexibiliteit in consumeren en produceren van energie gebruikt voor
het inzichtelijk maken van nieuwe energieproposities van het TKI-project Jouw
Energie Moment 2.0.
- De opgebouwde kennis met betrekking tot wet- en regelgeving in Nederland en
in Europa wordt ingezet en verder uitgewerkt in consultancy opdrachten voor
energiepartijen en nieuwe EU H2020 -projecten.
3.1.3 Hoofdlijnen Programma 2016
De basis voor de invulling van de programmering van het VP Sustainable Energy
wordt gelegd door het ‘integrated and adaptive energy system development’
aanpak, zie Figuur. De transitie van het energiesysteem verloopt incrementeel
waarbij het systeem telkens aanpast. Zo onderkennen we als basis voor de
programmering van de roadmap een doorloop waarin vier fasen op verschillende
tijdschaal te onderkennen zijn.
Integrated and Incremental Energy System Development
PLANDESIGN
DEPLOYOPERATE
Power Gas
Heat
Figuur 6. Fasering in de ontwikkeling van het energiesysteem
In de 1e/2
e fase PLAN/DESIGN worden specifieke energietechnologieën ontwikkeld
en geanalyseerd en gewaardeerd door toepassen van modellen. Effect en impact
van ontwerpbeslissingen worden hiermee inzichtelijk gemaakt, evenals het bereiken
van duurzaamheidsdoelstellingen. De 3e fase DEPLOY richt zich op het
daadwerkelijk uitrollen op grotere schaal van technologieën door middel van een
adequate (ICT) infrastructuur en architectuur. Ten slotte in de 4e fase OPERATE
worden innovaties ontwikkeld die de flexibiliteit van het systeem optimaal inzetten.
Het besturen van opwek, conversie, opslag, transport/distributie en vraag door
verschillende vormen van control architecturen is hierbij een wezenlijk onderdeel.
Daarbij horen ook de (ICT) processen die het mogelijk maken het beheer en
accounting op de juiste manier te kunnen uitvoeren.
Het Hybrid Energy System Integration Lab (HESI Lab) is een belangrijke
ontwikkeling als schakel tussen pure simulaties en uitrol in de praktijk. Het HESI lab
geeft invulling aan de Technologie impact area (develop/integrate) en zal dienen als
plek waar een tiental trajecten naast elkaar gebruik maken van state of the art
energie infrastructuur en apparatuur, bestuurd door geavanceerde control systemen
en architecturen. Het testen van configuraties en slimme combinaties van een
geïntegreerd systeem voordat ze in de praktijk worden gebracht is een belangrijke
toegevoegde waarde van het Lab. In 2015 zijn hiervoor de eerste stappen gezet, en
in 2016 zal het lab worden gerealiseerd.
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 35 / 53
Gerelateerd aan het programma 2015 -2018 van de Roadmap Sustainable Energy
is de programmering van het VP Sustainable Energy als volgt:
Impact Area Topic 2015 2016 2017 2018
Develop
Simulation
and Control
TRL4
Algoritmes;
Built HESI
lab (See VP
SI)
TRL5/6 Lab
Simulaties
(1 st large
scale hybrid
system
technical
test case)
TRL 6/7 HESI
demonstration
s (1st small
scale highly
complex
hybrid system
technical test
case (See VP
SI)
TRL 8
Operation
al
Unlock
Elektrificatie
van Industrie,
Transport,
Communities
DRL4 DRL7 DRL8 DRL8
SolaRoad TRL 6/7
demonstrati
ons
TRL 6/7
demonstrati
ons
TRL 6/7
demonstration
s
TRL 8
Operation
al
Use
Solution
Orchestration
Ongoing Ongoing Ongoing Ongoing
Tabel 4. Programmering van VP Sustainable Energy (2015- 2018).
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 36 / 53
Bijlage: TNO VP Sustainable Energy projecten 2016
Impact gebied Project Beschrijving
Develop
TKI Smart Cova Ontwikkeling en demonstratie van
technologie in kantoorgebouwen voor
gebruik energie flexibiliteit.
TKI IDEGO(Intelligente Duurzame
Energie voor de Gebouwde
Omgeving)
Ontwikkeling van intelligente zelf-
optimaliserende regelsystemen waarmee
gebouwen intelligent. Specifiek realisatie
van (bedrijf)economische model voor
Energy Service Company (ESCO) voor
totale energiediensten en inzet van
warmtesturingssysteem HeatMatcher.
TKI Smart Balance Ontwikkeling van intelligente oplossingen
voor gebalanceerde integratie van PV
systemen in elektriciteitsnetten door
decentrale opwekkers (PV installaties) te
voorzien van de standaard eigen-
schappen van klassieke generatoren
(voortbouwend op resultaten verkregen in
het Europese VSYNC project).
FP7 OS4ES (Open System for
Energy Management)
Ontwikkeling van een Distributed Registry
voor DER componenten voor een
dynamische samenwerking DER-DSO.
Lab- en veldtesten. Het project draagt bij
aan standaardisatie.
FP7 Electra(European Liaison on
Electricity grid Committed Towards
long-term Research Activities).
Betreft uitvoeren van EERA Joint Program
met EU research partners; in het bijzonder
het ontwerpen grid toekomst;
standaardisatie, control- en monitor-
mechanismen.
FP7 Dream(Distributed Renewable
resources Exploitation in electric
grids through Advanced
heterarchical Management).
Betreft (inter) management aanpak voor
inpassen duurzame energie op basis van
autonome agent based systemen.
FP7 SunSeed (Sustainable and
robust networking for small
electricity distribution)
Beschouwt converged communicatie-
infrastructuren voor energiesystemen.
FlexiForFuture Ontwikkeling van een conceptenkader en
een integraal flexibiliteits- dienstenmodel
dat het mogelijk maakt om verschillende
vormen van flexibiliteit te relateren en te
kwantificeren.
Opschalingstechnologieen Onderzoek naar benodigde opschalings-
technologieën die het mogelijk maken IT
oplossingen voor het energiedomein op te
schalen naar regionaal en landelijk niveau
SG Standaardisatie Ontwikkelen en borgen kennis
standaardisatie op het gebied van Smart
Grids. In het bijzonder verzoek van
ISO/IEC voor schrijven New Work item
Proposal voor EFI (Energy Flexibility
Interface) dat geïmplementeerd is in het
EF-PI (voorheen FPAI) energy
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 37 / 53
Impact gebied Project Beschrijving
management framework.
Unlock
SolaRoad Rijweg die zone-energie opwekt. Eerste
pilot (fietspad) in Krommenie.
Ontwikkelingsrichtingen: opschaling
(trajecten over grotere afstand), nieuwe
type wegen (zoals busbanen) en
verbeteringen aan het concept (bv nieuwe
type zonnecellen).
FP7 CIVIS (Cities as drivers of
social change)
Ontwikkelen van enabling technologieën
en business modellen (TNO) voor “energy-
optimized smart cities”; twee pilots in
Trento en Stockholm.
TKI JEM 2.0 Demonstratie binnen IPIN project “Jouw
Energiemoment van nieuwe business
modellen gericht op energieflexibiliteit (o.a.
opslag voor de meter) en gezamenlijke
werking van een smart billingsysteem.
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 38 / 53
3.2 Vraaggestuurd programma “System Integration”
3.2.1 Inleiding
De invulling van het vraag gestuurde programma (VP) System Integration is
afgeleid van de Roadmap Sustainable Energy en bijbehorende visie. Centraal staat
de transitie van het fossiele energiesysteem naar duurzaam ingericht systeem. In
dit document is de visie uit de roadmap uitgewerkt tot het VP SI programma.
Systeemintegratie: Eindverbruik, transportpaden, energiebronnen en schaalgrootte
Systeemintegratie houdt zich bezig met onderzoek en ontwikkeling gericht op de
optimalisatie van interacties tussen de verschillende energie-infrastructuren in het
energiesysteem. De grote systeemintegratie uitdaging ligt bij het op het juiste
moment de juiste vorm van eindenergie op de juiste locatie beschikbaar te krijgen,
op verschillende geografische schaal. Hiervoor is het nodig om vanaf de bron van
energie (hernieuwbare energie, fossiele bronnen, nucleaire energie) met eventuele
conversies en opslag hiervan en het transportpad zodanig in te richten dat er
voldaan wordt aan benoemde doelstellingen van het systeem. Hiervoor is het nodig
de juiste combinaties te vinden: welke bron
gebruiken, wanneer en waar, en welke opslag
of conversies uitvoeren? Of is het nodig de
vraag naar eindenergie beïnvloeden? De
mogelijkheid om keuzes te maken, de
aanwezige flexibiliteit in het systeem, verhoogt
de complexiteit van het geheel. De
complexiteit zit in de keuzes die in deze
combinaties gemaakt moeten worden die gaan
leiden tot het gewenste effect in termen van
verduurzaming, kosten en betrouwbaarheid.
De juiste combinaties zijn ook de combinaties
die niet alleen de technologie meenemen,
maar ook de sociaal economische aspecten en
bijbehorende wet en regelgeving.
Uitdaging voor systeem integratie
De grootste uitdaging voor systeemintegratie is
gedurende en na de transitie in staat zijn om te
gaan met de complexiteit van het bepalen van
de juiste combinaties en interacties van
energiebronnen, transportpaden en
eindverbruik van energie die op een bepaalde
schaalgrootte mogelijk zijn.
Het energiesysteem is niet een groot geheel,
en zal ook op verschillende schaal er anders
uit kunnen zien. Er zal rekening gehouden
moeten worden met lokale verschillen in
technische mogelijkheden, bestaande
infrastructuur en eindgebruik van energie.
Enkele definities Systeemintegratie
Systeemintegratie: Ervan uitgaan dat er een
beperkt aantal vormen van eindenergie nodig
is (warmte/Elek/brandstof) gaat
systeemintegratie over de ‘beste’ manier om
die vorm van energie bij de eindgebruiker te
krijgen, op het juiste moment. Daarvoor is het
nodig de interacties en relaties tussen de
verschillende energiebronnen, de benodigde
transportpaden, conversies en/of opslag en
eindgebruik te kunnen beïnvloeden, en dat ook
nog eens op verschillende (geografische)
schaal. Het om kunnen gaan met deze
complexiteit is het onderwerp van
systeemintegratie.
Eind-energie: Dit is de vorm van energie die
voor eindgebruikers relevant is. Over het
algemeen gaat het hier om warmte, elektriciteit
en brandstof voor vervoer.
Transportpad: Energie in een bepaalde vorm
wordt verplaatst via een infrastructuur. Dit kan
een (inter)nationale infrastructuur zijn zoals
bijvoorbeeld voor gas en elektriciteit, of een
lokale infrastructuur voor warmte/koude.
Energiebron: Energiebronnen zijn primaire
bronnen zoals fossiele grondstoffen, nucleaire
bronnen of hernieuwbare bronnen.
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 39 / 53
Regionaal zijn er al grote verschillen in mogelijkheden om energie lokaal te
produceren en te gebruiken, door bijvoorbeeld de aanwezigheid van industrieën die
restwarmte kunnen leveren aan de gebouwde omgeving of de lokale winning van
zonne energie. Het wel of niet bestaan van een warmtenet heeft invloed op gebruik
van gas. Deze verschillen zorgen ervoor dat er andere combinaties van deze
elementen ‘de juiste oplossing’ zijn. Er bestaat dan ook geen een enkele duurzame
oplossing. Het zoeken is naar de optimale combinatie voor een afgebakende
geografie en de groei in de tijd van dit gebied. Anders gezegd: in de loop van de tijd
kan een regionaal systeem worden uitgebreid met meer bronnen van energie of
meer afnemers.
De benadering voor de systeemtransitie is afgeleid van de TNO Roadmap
Sustainable Energy. Voor systeemintegratie is het belangrijk niet alleen de
ontwikkelingen van harde technologie te volgen (DEVELOP), maar ook de interactie
met de economische aspecten hiervan en de impact op wet en regelgeving
(UNLOCK) en het toepassen in de praktijk (USE). Deze drie perspectieven vormen
samen de een rode draad in de verdere programmering van het VP. In Figuur 7 is
dit uitgewerkt.
Energy System
Integration
DEVELOP: Technology
UNLOCK: Economics
Policies
USE: Solutions
Systeemintegratie: DEVELOP
Energy System Integration (ESI) gaat technologisch gezien over het plannen en
analyseren van verschillende combinaties van energiebronnen, conversies/opslag
van energie en het eindgebruik en de daarbij behorende regeltechnische systemen
voor de continue besturing hiervan in het energie systeem. Typische doelen zijn
het optimaliseren van het systeem op basis van duurzame en economische
doelstellingen door middel van complexe algoritmiek en besturingsmodellen.
Systeemintegratie: UNLOCK
ESI gaat over de economische impact van de transitie van het energiesysteem.
Door de toename van betrokken partijen in de opwek, transport, opslag en
distributie van energie zijn de economische interacties ook complexer. Het efficiënt
omgaan met investeringen in het systeem is van groot belang voor de ontwikkeling
van kosten van energie. Maar er liggen ook nieuwe kansen voor nieuwe partijen.
Typische onderwerpen in dit perspectief zijn dan ook de optimalisatie van gedeelde
Figuur 7. Drie gebieden van systeemintegratie die samen de rode draad van het VP vormen
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 40 / 53
(infrastructuur)kosten en het analyseren van business modellen voor nieuwe
producten en diensten in de markt.
ESI gaat over de identificatie van potentiele belemmeringen voor de ontwikkelingen
van het systeem. Wet en regelgeving mogen niet in de weg staan van wat een
energiemarkt zelf kan oplossen. Typische onderwerpen zijn hier het adviseren over
bestaande en nieuwe wet en regelgeving.
Systeemintegratie: USE
Gericht op de gebruikers die in de waardeketen een bepaalde rol spelen. In eerdere
DEVELOP en UNLOCK zijn de mogelijkheden gecreëerd en belemmeringen
weggenomen, in USE worden ze daadwerkelijk door stakeholders gebruik en
toegepast.
3.2.2 Relatie Topsector en beleid overheid
Historie
Binnen de Topsector Energie bestaat nog geen TKI Systeemintegratie. Vorig jaar
(2015) is wel de eerste aanzet geweest tot het definiëren van een thema
systeemintegratie binnen de topsector energie. De programmering in 2015 van dit
VP is afgestemd met dit thema.
Voor TNO is 2015 het eerste jaar waarin dit programma actief is geweest, waarin
de aantal lopende en nieuwe projecten van TNO gebundeld zijn onder de
systeemintegratie programmering.
Het onderwerp systeemintegratie heeft de aandacht van de overheid en van de
markt, als zijnde de volgende stap in de verdere verduurzaming van het
energiesysteem, waar nog veel vragen bestaan en onderzoek nodig is om de juiste
beslissingen te kunnen nemen.
Aansluiting op en evolutie binnen Topsector Energie
Na de initiële programmering van het thema systeemintegratie binnen de topsector
energie in 2014/2015 is deze herzien in 2015. In plaats van de oorspronkelijke
programmalijnen ‘hybride infrastructuren, opslag en conversie en keteninteracties’
zijn twee (drie als je systeemintegratiestudies meetelt) nieuwe programmalijnen
gedefinieerd:
Power2X;
Energieopslag inclusief management systemen;
Nieuwe kansen (uit systeemintegratiestudies)
Deze programmering is gebaseerd op de resultaten van een viertal eerder dit jaar
uitgevoerde (aanbestede) studies5.
De achtergronden van deze topsector programmering komen overeen met de visie
van TNO in systeemintegratie. De perspectieven technologie, markt en
wet/regelgeving komen hierin terug, evenals de notie dat er op verschillende
schalen systeemintegratieaspecten optreden (lokaal, regionaal en nationaal).
5 http://www.rvo.nl/subsidies-regelingen/studies-systeemintegratie-tse
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 41 / 53
Waar het bij de topsector in eerste instantie gaat over de technologische
ontwikkelingen van subsystemen (conversie en opslag), ligt bij TNO de focus op de
inpassing van dergelijke subsystemen in het grotere energiesysteem.
Impact
Specifieke resultaten met impact van het VP Systeemintegratie in 2015, gebaseerd
op de programmering in 2015:
- Ontwikkeling van analyse modellen voor geïntegreerde energiesystemen. Het
TNO project DiDO is hier een goed voorbeeld van. Deze activiteiten leiden tot
nauwere samenwerking met Energy Academy Europe en ECN in dit verband.
Ook in Netbeheer NL verband wordt deelgenomen aan de modellen werkgroep
waar netbeheerders, bedrijven en kennisinstellingen zich hebben verenigd
rondom dit onderwerp. Concreet zijn de eerste stappen gezet voor het opzetten
van het Shared Innovation Program HESI met EAE en ECN, waarvan de
Memorandum of Understanding in 2015 getekend zal zijn.
- Hybride regelsystemen in het project CHESS, waarin de meerwaarde van de
combinatie van warmte en elektriciteit wordt onderzocht door simulaties van
netwerken en bijbehorende regelsystemen. Mede als gevolg hiervan zijn samen
met internationale partijen Horizon 2020 projectvoorstellen ingediend.
- Vergroening van gassystemen: Ontwikkeling van Gas flow modellen en
ontwikkeling van sensoren voor het bepalen van calorische waarde van
gassamenstelling.
- HEGRID. Rondom de integratie van warmtesystemen en elektriciteit
infrastructuur is HEGRID een voorbeeld van een EIT KIC ICT LABS project dat
de ontwikkelde technologie in de markt valoriseert.
- Wet en regelgeving. Hoogleraarschap van Annelies Huygen en begeleiding
AIO. De nieuwe stroomwet voorstellen worden door TNO beoordeeld.
- Business Plannen voor het Energie System Integration LAB in Noord
Nederland.
- Ontwikkelen van een warmte flow model, gebaseerd op het gas flow model. Het
kunnen modelleren en simuleren van bestaande en nieuwe infrastructuren voor
gas, warmte en elektra is een belangrijke schakel in de beslisprocessen voor
infrastructuurpartijen.
- TNO Extern rapport ‘Energie voor Duurzame Groei dat de nadruk legt op de
drie perspectieven economie/markt, technologie en wet/regelgeving als het
gaat om flexibilisering van het systeem. Rapport wordt in Nederland gelanceerd
in september 2015.
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 42 / 53
3.2.3 Hoofdlijnen programma 2016
Zoals in de inleiding over de roadmap is aangegeven wordt de basis voor de
invulling van de programmering gelegd door het ‘integrated and adaptive energy
system development’ aanpak (zie Figuur 8). Het VP verbindt aan deze fasering de
ontwikkeling van specifieke tools, solutions en technologieën.
Figuur 8. De ontwikkeling van solutions, tools en technologieën afgeleid van de fasering in system
development.
Een belangrijk aspect voor systeemintegratie is de integrale benadering vanuit de
verschillende energievormen: elektriciteit, gas en warmte, en de benadering vanuit
de drie perspectieven technologie, markt en wet en regelgeving.
Per fase van systeemontwikkeling kunnen we met deze onderverdeling de
hoofdlijnen definiëren6.
Programmalijn Models, Planning and Simulation
Deze lijn is gebaseerd op de fase PLAN/DESIGN. Het analyseren en waarderen
van combinaties van (sub)systemen door het creëren van rekenmodellen,
simulatiemodellen voor technologie en markten. Effect en impact van
ontwerpbeslissingen worden hiermee inzichtelijk gemaakt, evenals het bereiken van
duurzaamheidsdoelstellingen. Er wordt rekening gehouden met de impact van
slimme technologieën uit de OPERATE fase. Ook van belang is het feit dat het hier
niet alleen gaat om technologie, maar vooral ook over de economische impact en
de invloed van wet en regelgeving op de evolutie van het systeem (.
In het VP is aandacht voor de doorontwikkeling van de instrumenten die nodig zijn
om analyses van energiesystemen te kunnen maken. Hiervoor zijn
doorontwikkelingen nodig van modellen, simulaties van geïntegreerde systemen,
met technologische, economische en wet/regelgeving aspecten gecombineerd. Het
verkrijgen en analyseren van data is hierbij ook van groot belang.
6 Fase DEPLOY is vooral voor het VP Sustainable Energy van belang. Voor het
daadwerkelijk uitrollen op grotere schaal van technologie is een (ICT) infrastructuur
en architecturen nodig die kostenefficiency en toekomstvastheid garanderen. Deze
fase krijgt vooral aandacht in het VP Sustainable Energy.
Integrated and Incremental Energy System Development
System Solutions: Technology, tools and instruments
PLANDESIGN
DEPLOYOPERATE
Architecture Driven Design
Implement, Deployment, Configuration
Tools
related
(Dynamic) Modelling & Simulation
DistributedControl
Mechanisms
Power Gas
Heat
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 43 / 53
Een overzicht van de onderwerpen in deze programmalijn staat in onderstaande
Tabel 5. De structurering hiervan is afgeleid van de technologieën, tools en
solutions uit de Roadmap Sustainable Energy.
Impact Area Topic 2015 2016 2017 2018
Develop Asset Investment
Planning
Develop
socio,
economic
and legal
simulation
tool
1 st socio
economic
and legal
test case
1st technical
and socio,
economic &
legal test
case
Innovatio
n
program
fully
operation
al
Models and
Simulation
Heat Flow
Model
Heat/Hybri
d Flow
Model
Hybrid
Models
Shared
Innovation
Program Energy
System
Integration
MoU SHIP
HESI
Program
Developme
nt /
Partners
Execution of
projects /
adjustment of
program
Impact on
national
agenda
Unlock Wet en
Regelgeving
Consultancy Consultanc
y
Consultancy Nieuwe
Stroomwe
t
Energy System of
the Future
National
Reports
National
Reports
National
Reports
National
Reports
Use Smart
Communities
Develop
Energie
Plans,
translate
ambitions
into
realizable
projects
First
projects on
Island(s)
Expand
projects
Next step
in
Sustainab
le Islands
Tabel 5. Programmering voor de PLAN/DESIGN fase voor VP Systeemintegratie
Programmalijn Control Architectures and Facilities
Deze programmalijn is gebaseerd op de fase OPERATE. In de operationele fase
zitten de innovaties die de flexibiliteit van het systeem optimaal kunnen inzetten.
Het besturen van opwek, conversie, opslag, transport/distributie en vraag door
verschillende vormen van control architecturen is hierbij een wezenlijk onderdeel.
Daarbij horen ook de (ICT) processen en standaarden die het mogelijk maken het
beheer en accounting op de juiste manier te kunnen uitvoeren. Hier ook van belang
zijn de doorontwikkeling van besturingsmechanismen voor geïntegreerde
energiesystemen en bijbehorende lab-simulaties.
Het Hybrid Energy System Integration Lab (HESI Lab) is een belangrijke
ontwikkeling als schakel tussen pure simulaties en uitrol in de praktijk. Het HESI lab
geeft invulling aan de Technologie impact area (develop/integrate) en zal dienen als
plek waar een tiental trajecten naast elkaar gebruik maken van state of the art
energie infrastructuur en apparatuur, bestuurd door geavanceerde control systemen
en architecturen. Het testen van configuraties en slimme combinaties van een
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 44 / 53
geïntegreerd systeem voordat ze in de praktijk worden gebracht is een belangrijke
toegevoegde waarde van het Lab. In 2015 zijn hiervoor de eerste stappen gezet, en
in 2016 zal het lab worden gerealiseerd.
De onderwerpen voor deze programmalijn staan in onderstaande Tabel 6.
Impact Area Topic 2015 2016 2017 2018
Develop HESI Lab (as part of
SHiP HESI)
Built lab See VP SE 1st small
scale highly
complex
hybrid
system
technical
test case
SHiP
HESI
fully
operation
al
Integrated control
architectures and
algorithms
TRL 4
Algorithms
for
heat/hybrid
TRL5/6
Lab
simulations
TRL 6/7
HESI
Demonstrati
ons
TRL 8
Operatio
nal
Integration (ICT)
Standards
Develop Develop Develop Develop
Application of (sub)
components
TRL4 Demonstrati
on HESI Lab
Tabel 6. Programmering voor de OPERATE fase in VP Systeemintegratie
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 45 / 53
Bijlage TNO VP System Integration projecten 2016
Impact
gebied
Project Beschrijving
Develop DIDO Energie Transitie
Model
Ontwikkeling en toepassing van dynamisch
energie transitie model.
Heat Networks 2015 Op basis van het flowmodel van gas de
vertaling naar een warmtenetwerk flowmodel
Power2USE Modellen en simulaties van Vierde generatie
district verwarming/Koeling netwerken (4
DHCN) met actieve besturing
EU-DYNET Internationaal project voor de toepassing van
dynamische energie modellen in Europa
Miniature Gas Sensor Ontwikkeling van fysieke sensor voor meting
van calorische waarde van gassamenstelling
Dynamic Balancing Gas
Network
Ontwikkeling van gas flowmodel voor
regionale netbeheerders
CHESS Hybrid Energy
Management
Ontwikkeling van regelalgoritmiek, modellen
en simulaties voor energievoorziening met
twee verschillende energiedragers (E+H)
Unlock Boegbeelden Agenderen van belangrijke punten op de
nationale energie agenda
Use Ameland Duurzaam Samenwerken aan de invulling van het
transitie pad voor de eiland regio’s
INTERREG 5B - SIGN UP Transitie pad en concrete verduurzaming
projecten met en voor de lokale communities
op de eilanden in de Noordzee regio
I4D Smart Community &
Solar
Stimuleren van lokale energievoorziening in
ontwikkelingsgebieden
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 46 / 53
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 47 / 53
4 Vraaggestuurd Programma “Urban Energy-Energo”
4.1 Inleiding en doelstelling
De Roadmap Buildings & Infrastructures van TNO richt zich binnen dit VP op de
verduurzaming van het energiegebruik van gebouwen. Dit door ontwikkeling van
technologie voor de reductie van het energieverbruik en de integratie van duurzame
energie. Doelstelling is te komen tot volledig energie neutrale gebouwen of zelfs
energie producerende gebouwen.
De Roadmap Buildings & Infrastructures is in 2015 nader afgestemd met de
Roadmap Sustainable Energy. De laatste richt zich op het totale energiesysteem en
netwerken. Deze afstemming heeft voor de Roadmap Buildings & Infrastructures
geleid tot het stopzetten van de activiteiten op wijkniveau.
De activiteiten binnen dit VP betreffen de ontwikkeling en validatie van innovatieve
technieken op het gebied van installatietechniek, de integratie van duurzame
energie opwekking, de realisatie van warmte opslag en de ontwikkeling van
multifunctionele bouwmaterialen. In samenhang zullen deze technologieën op
termijn tot volledig energie neutrale gebouwen of zelfs energie producerende
gebouwen leiden.
4.2 Achtergronden
In Nederland en veel andere Europese landen is ca. 35% van het primaire
energiegebruik, 50% van het grondstoffenverbruik en circa 30% van het vervoer,
watergebruik en CO2-uitstoot gerelateerd aan de gebouwde omgeving. Mede
gedreven door Europese regelgeving stellen overheden, bedrijven en burgers
steeds hogere eisen aan het reduceren van de energieconsumptie, het opwekken
van duurzame energie, het sluiten van grondstofketens en het terugbrengen van de
CO2-uitstoot. Een kentering is op mondiaal niveau echter nog niet zichtbaar. De
ultieme nationale en Europese ambitie ten aanzien van de gebouwde omgeving is
een klimaat neutrale gebouwde omgeving medio deze eeuw en een circulaire
economie voor materialen.
Het Energieakkoord voor duurzame groei omvat stappen in de richting van een
energievoorziening die in 2050 volledig klimaatneutraal is. Voor 2030 wordt voor
gebouwen gestreefd naar ten minste gemiddeld label A. In het Energieakkoord is
het streven voor de gebouwde omgeving voor 2020 om ten minste de doelstellingen
uit de Europese energie-efficiëntie richtlijn (EED), de herziening van de richtlijn
energieprestatie van gebouwen (EPBD) en de richtlijn Ecodesign te realiseren, en
verder:
bestaande bouw: 300.000 bestaande woningen en andere gebouwen per jaar
minimaal twee labelstappen laten maken;
nieuwbouw: bijna energieneutraal vanaf 2020 (en vanaf 2018 reeds voor
overheidsgebouwen) conform EPBD-richtlijn;
huur: gemiddeld label B in de sociale verhuur en minimaal label C voor 80%
van de particuliere verhuur in 2020;
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 48 / 53
utiliteitsgebouwen: energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd
van minder dan vijf jaar dienen uitgevoerd te worden, conform Wet
milieubeheer.
Investeringen in energie-efficiëntere producten, productietechnieken en
hernieuwbare energie worden beschouwd als van essentieel belang om deze
ambities te verwezenlijken.
Terugbrengen van het netto primair energiegebruik in de gebouwde omgeving tot
(bijna) nul zou Nederland jaarlijks miljarden euro’s besparen die we nu besteden
aan kolen, olie en gas. Bovendien zou het tienduizenden nieuwe banen creëren in
de bouw en toeleverende industrie. Door fors in te zetten op energiebesparing en
een slimme uitrol van hernieuwbare energie worden de energiekosten voor burgers
en bedrijven beheersbaar gehouden. Daarbij moet worden bedacht dat de energie-
rekening van een gemiddeld huishouden 5 tot 6 procent van het huishoudinkomen
bedraagt (voor huishoudens met een laag inkomen ligt het percentage nog hoger).
Het Innovatieprogramma Energiesprong, uitgevoerd in opdracht van het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft met marktpartijen Nul-op-de-
meter prestatiecontracten afgesloten. Bij een “Nul Op de Meter” nieuwbouwwoning
zijn de in- en uitgaande energiestromen voor gebouw gebonden energiegebruik
(ruimteverwarming, -koeling, warm tapwater gebruik) en het gebruik van
huishoudelijke apparatuur (incl. verlichting) op jaarbasis per saldo nul. Hierbij geldt
tevens dat:
Op basis van de EPG norm moet de woning voor het gebouw-gebonden
energiegebruik een EPC hebben kleiner dan 0;
Aanvullend daarop levert de woning een minimum hoeveelheid elektriciteit per
jaar voor de afdekking van het elektriciteitsgebruik van huishoudelijke
apparatuur;
Gebiedsmaatregelen (conform EMG) worden toegepast om tekort aan
opwekkingenmogelijkheden voor huishoudelijk verbruik van een individuele
woning te compenseren; de externe duurzame energie wordt opgewekt binnen
een straal van 10 kilometer rondom de woning.
De prestatiegarantie in de contracten betreft minimaal de energieprestatie volgens
bovenstaande definitie. Aanvullend worden prestatiegaranties verwacht op het
gebied van binnenmilieu.
Reductie van het energiegebruik en de toenemende inzet van duurzame
energiebronnen kan niet los gezien worden van de behoeften van de
eindgebruikers in de gebouwde omgeving. De wisselwerking tussen eindgebruiker
en gebouw/installatie is een dominante factor voor het uiteindelijke energiegebruik
in energiezuinige of energie producerende gebouwen. Essentiële randvoorwaarde
voor een succesvolle transitie is dat het comfort- en gezondheidsniveau in
gebouwen toeneemt, of op zijn minst gelijk blijft en dat de gebruiker/bewoner hier
een centrale rol in krijgt
De kennisontwikkeling van TNO, gekoppeld aan TKI EnerGO, en diens opvolger
Urban Energy, om bij te dragen aan bovenstaande doelen en ontwikkelingen wordt
in aparte paragrafen beschreven voor:
Installaties
Gebouw en binnenmilieu
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 49 / 53
Onderdeel ‘Installaties’ sluit nauw aan bij TKI Urban Energy lijn Warmte- en koude
installaties, onderdeel ‘Gebouw en binnenmilieu’ bij Multifunctionele Bouwdelen.
Onderwerpen uit de TKI Urban Energy lijn Energieregelsystemen en -diensten zijn
hier geïntegreerd in de drie onderdelen.
De activiteiten worden voor een belangrijk deel vergroot doordat ze gematcht zijn
met financiering uit EU kaderprogramma/ Horizon 2020 projecten en KIC
InnoEnergy projecten. Daarnaast vinden activiteiten plaats om technologie te
ontwikkelen die de basis vormt om met bedrijven gezamenlijk door te ontwikkelen,
in een aantal gevallen met ondersteunende financiering uit iDEEGO tenders
(tenderregeling van de gezamenlijke TKI’s in 2015 die in 2016 de TKI Urban Energy
vormen).
4.3 Installaties
Compacte thermische opslag
Om een energie producerende gebouwde omgeving mogelijk te maken is inzet van
decentrale duurzame energiebronnen noodzakelijk. Voor een zo effectief mogelijke
inzet is optimale integratie een vereiste. Cruciaal is de ontwikkeling van een
compacte technologie waarmee het mogelijk is om de onvermijdelijke
ongelijktijdigheid van vraag en aanbod vrijwel verliesvrij te overbruggen.
Bij de huidige opslagtechnologieën gaat warmte verloren tijdens de opslagperiode,
zijn vaak grote investeringen gemoeid en is veel ruimte noodzakelijk.
Thermochemische opslag is een technologie die in potentie deze nadelen niet
heeft. De technologie is echter nog niet marktrijp. Naast component- en systeem-
ontwikkeling is ook behoefte aan fundamentele materiaalontwikkeling. Door TNO
wordt in consortia binnen diverse Europese en Nederlandse projecten gewerkt aan
(compacte) thermische energieopslag, waarbij de focus van de werkzaamheden ligt
op component- en systeemontwikkeling. Hiervoor worden nieuwe numerieke
modellen ontwikkeld, mock-ups gebouwd en numerieke modellen gevalideerd.
In dit verband wordt gewerkt aan:
Verhoging van de energie opslag dichtheid op systeemniveau
Verhoging ratio vermogen/capaciteit
Vergroten laad- en ontlaadsnelheid
Vergroten systeem-opbrengst door ontwikkelen nieuwe materialen waarmee de
laadtemperatuur verlaagd wordt (dehydratatie temperatuur)
Verbetering energiemanagement, life-time en state-of-charge, intelligente laad-
en ontlaadalgoritmen
Verbetering systeem- en gebouwintegratie door de ontwikkeling van nieuwe
materialen, componenten en systemen.
Compacte energieconversie
De meeste nieuwe HVAC technologieën worden ontwikkeld voor de nieuwbouw. Dit
omdat inpassing dan veel eenvoudiger is en de nieuwbouw wettelijk minimale
prestaties kent. De bestaande bouw is (in potentie) echter de grootste markt. Voor
de bestaande bouw is het noodzakelijk om extra aandacht te besteden aan
inpassing van zowel nieuwe als ook van efficiënte bestaande technologieën.
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 50 / 53
In dit verband wordt gewerkt aan:
Inpassing van bestaande technologie in de bestaande bouw in het bijzonder
bouwfysische en systeemintegratie van PV en zon thermische componenten.
Ontwikkeling van de volgende generatie warmtepompen en airconditioners die
tot een factor 3 beter presteren dan de huidige apparaten. Belangrijke
aandachtspunten hierbij zijn onder andere het compacter en energiezuiniger
maken van de systemen en een reductie van prijs en geluidsniveaus. Dit kan
mogelijk door toepassing van het magneto calorische principe gecombineerd
met permanente magneten. Hierdoor is vrijwel geen primaire energie meer
nodig om warmte of koude te produceren.
.Ventilatie en filtersystemen
De nieuwe generatie woningen zijn vergaand geïsoleerd en luchtdicht. Vanuit
beheersing en borging van een goede luchtkwaliteit vereisen dergelijke woningen
nieuwe ventilatiesystemen. Systemen die qua prestaties hoog betrouwbaar, fail-
save en gebruiksvriendelijk zijn. De huidige ventilatiesystemen, maar ook de
filtersystemen voldoen daar nog niet aan. Doelstelling is om de binnenluchtkwaliteit
te verbeteren en energie te besparen door de toepassing van gebouw-
geïntegreerde, hoog betrouwbare ventilatie- en filtersystemen. Dit is extra van
belang voor nearly-zero-energy woningen en utiliteitsgebouwen. In dit verband
wordt gewerkt aan:
Filtersystemen met een langere standtijd, lager energiegebruik, betere
scheidingsefficiency en kosteneffectief gebaseerd op multi-cyclonen.
4.4 Gebouw en binnenmilieu
In dit deelprogramma zullen beperkte activiteiten ondernomen worden met
betrekking tot energieprestatiebeoordeling en –monitoring, en met betrekking tot
binnenmilieukwaliteit en ventilatie. Deze onderwerpen komen uitgebreider aan de
orde in een vraaggestuurd programma dat aangestuurd wordt door de ministeries
IM en, voor dit onderdeel, BZK. Hier ligt de focus op Instelbare materialen voor
regulering van absorptie/reflectie van zonnestraling. Tevens wordt deelgenomen
aan demonstratieprojecten op woning- en utiliteitsbouwschaal om verschillende
innovatieve technieken gezamenlijk met marktpartijen uit te ontwikkelen, nieuwe
systeemconcepten te ontwikkelen en tevens zowel de zowel technische- als
gebruikerskwaliteit van nieuwe technologieën te evalueren en te verbeteren.
Instelbare materialen
De toepassing van instelbare coatings op de gebouwschil lijkt potentieel interessant
om de energievraag van nieuwe en bestaande gebouwen te reduceren. De coating
wordt ‘instelbaar’ gemaakt door nieuwe pigmenten toe te voegen. Voorbeelden van
de toegevoegde functionaliteit is extra warmte/infrarood absorptie in de winter en
juist infrarood reflectie gedurende de zomer. Op deze manier wordt zowel de
warmte als de koude vraag positief beïnvloed.
Ontwikkeling nieuwe pigmenten voor instelbare coatings: infrarood
absorptie bij lage temperaturen, infrarood reflectie bij hoge temperaturen
Ontwikkeling van nieuwe gebouwschil elementen met een geïntegreerde
onzichtbare thermische zonnecollector, gebaseerd op instelbare coatings.
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 51 / 53
4.5 Samenwerking en strategische partnering
Behalve dat TNO actief meewerkt in het ecosysteem van de TKI Urban Energy
wordt ook actief deelgenomen aan de volgende belangrijke Europese
netwerken/organisaties:
ECTP/E2Ba
Het Europese PPP E2Ba is door bedrijven opgericht om het energiebeleid en
industriebeleid hand in hand met elkaar te laten gaan, zodat terugdringen van het
energiegebruik in de gebouwde omgeving samengaat met versterking van het
bedrijfsleven. Deze aanpak is ondersteunend aan de overheidsambities. Binnen
E2B zit TNO in de steering board, industrial advisory group en het scientific
committee en heeft bijgedragen aan de opzet van de nieuwe organisatiestructuur
van ECTP/E2Ba.
KIC InnoEnergy
De Knowledge Innovation Community InnoEnergy richt zich op de doorontwikkeling
van nieuwe technologie tot producten en diensten. De co-locatie Benelux richt zich
op energie in de gebouwde omgeving. In deze KIC werken kennisinstellingen en
industriële partijen samen om de innovatie driehoek (onderwijs, onderzoek,
business) op het gebied van duurzame energie te versterken. TNO is full partner in
de KIC InnoEnergy.
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 52 / 53
TNO-rapport | TNO 2015R11211 CONCEPT 53 / 53
5 Ondertekening
Utrecht, 16 september 2015
Dr. M.J. van Bracht
Managing Director thema Energie