Thesis: Pepijn het nachtkonijn

41
Anneleen Vaes - Communicatie & Mediadesign Pepijn het nachtkonijn Angst voor het donker: een last voor het kind, ongeloof bij de ouders

description

Deze thesis onderzoekt de angst van kinderen en dan specifiek de angst voor het donker. Daar dit een groot probleem is, heb ik een knuffel ontworpen met mediacomponenten, bedoeld voor kinderen van acht tot twaalf jaar met een aanhoudende angst voor het donker, om deze angst controleerbaar en bespreekbaar te maken.

Transcript of Thesis: Pepijn het nachtkonijn

Page 1: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

Anneleen Vaes - Communicatie & Mediadesign

Pepijn het nachtkonijnAngst voor het donker: een last voor het kind, ongeloof bij de ouders

Page 2: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

2

Deze thesis vormt het sluitstuk van mijn opleiding Communicatie en Mediadesign aan de MAD-faculty in Genk. Vermits een thesis iets is waar je ongeveer een jaar aan werkt, is het van belang om een onderwerp te kiezen wat je nauw aan het hart ligt. Voor mij is dat de angst voor het donker bij kinderen. Hoewel angst bij opgroeien hoort, zijn er kinderen die deze angst blijven meedragen, zelfs wanneer ze volwassen zijn. Net die aanhoudende angst voor het donker is wat mij interesseert.

Voor deze thesis heb ik in de eerste plaats desk research gedaan naar de angst bij kinderen en dan specifiek de angst voor het donker, waarna ik enkele nuttige cases heb bestudeerd. Daar ik het gevoel had dat er bepaalde informatie nog miste, heb ik ook enkele experts geïnterviewd over het onderwerp. Hierna ben ik overgegaan naar de ontwikkeling van mijn prototype, waar ik uiteraard eerst onderzoek

naar heb gedaan. Vervolgens is het prototype getest door de experts en de doelgroep en aangepast op basis van die feedback.

Uiteraard was het schrijven van deze thesis niet gelukt zonder de hulp van enkele mensen. Allereerst wil ik mijn promotoren, Rosanne van Klaveren en Bart Geerts, bedanken voor al hun waardevolle feedback en steun gedurende dit schooljaar. Ook wil ik mijn moeder, Janine Gilbert, vermelden voor al haar hulp bij onder meer het zoeken naar experts. Bijgevolg geef ik een dankwoordje aan die experts, Lies Peters en Tonny Mercken, en ook de ouders en de kinderen die mijn prototype hebben getest. Ten slotte mag ik mijn klasgenoten, Charlotte Mulders, Yakup Kalin, Lore Meuris en Anthony Paletta, niet vergeten te vermelden, die mij doorheen het proces nuttige tips en advies hebben gegeven.

Woord vooraf

Page 3: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

4

Abstract

De ontwikkeling van het kind gaat onvermijdelijk gepaard met angsten. Zo is er de angst voor het donker. Deze angst is net zoals andere angsten leeftijdsgebonden, maar kan blijven voortduren op latere leeftijd.

Ik onderzoek hoe deze aanhoudende angst voor het donker bij kinderen van 8 tot 12 controleerbaar en bespreekbaar gemaakt kan worden door middel van media. Om meer te weten over deze angst heb ik deskresearch en interviews met experts gedaan. Bovendien onderzoek ik de mogelijkheden van accelerometers en e-textiles, textiel waar elecktronica en digitale componenten in verwerkt zijn.

Een accelerometer registreert het slaappatroon van het kind en op basis daarvan worden er bij angst verzachtende impulsen aan het kind gegeven.

Bovendien worden de ouders via software op hun computer geïnformeerd over het slaappatroon van het kind en krijgen zij tips om met de angst om te gaan. Het geheel wordt ingekleed als knuffel, waarvoor er gewerkt wordt met e-textiles. Gedurende dit proces wordt het prototype afgetoetst bij kinderen uit de leeftijdscategorie, hun ouders en experts. Vanuit de gegeven feedback wordt het aangepast en verbeterd.

Met dit prototype wordt de angst voor het donker van het kind controleerbaar en wordt de dialoog tussen ouder en kind versterkt.

Kernwoorden: angst, donker, kinderen, ouders, e-textiles

A child growing up has to go through different stages of fear, for example fear of the dark. Like other fears, this fear is age-related, but it can persist at a later age.

I examine how this persistent fear for the dark at the age of 8 to 12 can be made controllable and discussable with the help of media. To learn more about the subject I’ve done deskresearch and interviews with experts. Furthermore the possibilities of accelerometers and e-textiles, textiles for electronics and digital components, are examined.

An accelerometer records the sleeping pattern of the child and based on that pattern the child will get soothing impulses when it’s afraid. Also the parents will get information about the sleeping pattern of their child and tips on how to deal with the fear through software. The design of the prototype will

be a teddy bear and that’s why I will be working with e-textiles. During this process the prototype will be tested by children of the target group, their parents and experts. The prototype will be adjusted and improved based on their feedback.

With this prototype the fear of the dark will be controllable and it will stimulate the dialogue between the child and the parent.

Key words: fear, dark, children, parents, e-textiles

Page 4: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

6

Inhoudsopgave

Woord vooraf 3

Abstract 4

Inhoudsopgave 6

Inleiding 7

1. Angsten bij kinderen 101.1 Angst voor het donker 141.2 Aanhoudende angst voor het donker 221.3 Aanhoudende angst, angststoornissen en slaapstoornissen 241.4 Leefwereld van het kind 261.5 Slaaprituelen 29

2. Cases 322.1 Lichtgevend 332.2 Kinderboekjes 392.3 Kalmerend 432.4 Slaappatroon 49

3. Prototype 543.1 Technische aspecten 563.2 Design 593.3 Informatieluik 623.4 Proces 64

4. Testings & feedback 66

5. Aanbevelingen 70

Besluit 73

Bibliografie 75

Inleiding

Hoewel het de normale gang van zaken is dat een kind in het opgroeiproces steeds geconfronteerd wordt met angst, is het eveneens zo dat deze angsten na een tijd moeten overwonnen worden. Er zijn echter kinderen die gedurende langere tijd blijven last hebben van een bepaalde angst, zo ook de angst voor het donker. Uit onderzoek blijkt zelfs dat 15% van het totaal aantal behandelde angststoornissen bij kinderen veroorzaakt is door angst voor het donker.

Het probleem hierbij is tweedelig. Ouders weten vaak niet dat hun kind aan angst voor het donker lijdt en nemen de angst meestal niet serieus. Aan de andere kant zijn er weinig oplossingen die gericht zijn op oudere kinderen met deze angst. Zo zijn er voorleesboekjes die handelen over de angst voor het donker, maar die zijn gericht op jonge kinderen, zeg maar de normale leeftijdsgroep die last heeft

van de angst voor het donker. Bovendien kan zo’n aanhoudende angst op termijn resulteren in een angststoornis en kan dit het dagelijks functioneren van het kind in grote mate belemmeren.

Daarom wil ik graag dit probleem behandelen en een oplossing zoeken voor de volgende vraag:

Hoe kan de aanhoudende angst voor het donker bij kinderen van 8 tot 12 controleerbaar en bespreekbaar gemaakt worden door middel van een knuffel die mediacomponenten bevat?

De keuze van de doelgroep is hier voor de handliggend. Kinderen hebben tot 7 à 8 jaar last van angst voor het donker. Wanneer de angst opspeelt bij oudere kinderen is er bijgevolg sprake van een aanhoudende angst voor het donker. Bovendien blijkt dat de behandeling van angststoornissen het

Page 5: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

meest effectief is bij deze leeftijdscategorie. De doelgroep wordt hierna benoemd als het kind.

Om al deze vragen te beantwoorden heb ik allereerst een literatuurstudie gedaan, waarbij ik vooral onderzoeken en boeken in verband met de angst voor het donker heb geraadpleegd. Hierna merkte ik dat ik toch nog wat informatie miste, vandaar dat ik enkele experts heb bevraagd over het onderwerp, meer bepaald Lies Peters en Tonny Mercken, die klinische psychologe en orthopedagoog zijn van beroep. Om een eerste stap naar mijn prototype te zetten, heb ik hen eveneens gevraagd welke vereisten het prototype volgens hen moest hebben. Verder heb ik heel wat casestudies bekeken die voornamelijk rond lichtgevende en kalmerende designs, voorleesboekjes en het meten van het slaappatroon handelen. Dit bleek een belangrijke bron van inspiratie voor het ontwerp van mijn

prototype, alsook de analyse van de technische aspecten. Het uiteindelijke resultaat is Pepijn het nachtkonijn, een knuffel met mediacomponenten waarbij de ouders ook informatie en tips krijgen over de angst van hun kind. Tevens was de feedback van kinderen uit de leeftijdscategorie, hun ouders en de experts een belangrijk aspect tijdens de ontwikkeling van het prototype.

Het eerste hoofdstuk handelt bijgevolg over de angst van kinderen en gaat in op de angst voor het donker. In het tweede hoofdstuk geef ik een overzicht van enkele casestudies, waarna er meer uitleg gegeven wordt over het prototype in hoofdstuk drie. Vervolgens bespreek ik in het vierde hoofdstuk de testings en feedback van de experts en de doelgroep. Hierna volgen enkele aanbevelingen voor het definitief ontwerp van het prototype in de toekomst.

Page 6: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

10

1. Angsten bij kinderen

Om inzicht te krijgen in angst bij kinderen, is het belangrijk om onderzoek te doen naar het onderwerp. Daarom wordt de angst bij kinderen hier verder uitgediept, waarna de angst voor het donker bij kinderen in al zijn facetten wordt geanalyseerd. Verder wordt de aanhoudende angst voor het donker en het verschil tussen aanhoudende angst, angststoornissen en slaapstoornissen onder de loep genomen. Ten slotte worden de leefwereld van kinderen en hun slaaprituelen nog verder uitgediept.

BOE!

Angst is iets normaals in een kinderleven, het hoort nu eenmaal bij de ontwikkeling van het kind. Het heeft dan ook een belangrijke rol in het leven, want het dient als een overlevingsmechanisme in bedreigende situaties. Het maakt met andere woorden het lichaam bewust van gevaar. Het gaat eveneens gepaard met lichamelijke reacties, bijvoorbeeld bedwateren of huilen. Bovendien zet angst aan tot nadenken over de situatie. Ten slotte is er de neiging om de situaties, waardoor angst ontstaat, te gaan vermijden.

Angst kan in vijf categorieën verdeeld worden. Ten eerste is er de angst die te maken heeft met duidelijke gevaren, zoals het verkeer. Een tweede categorie is de angst voor gevaren die we ons mentaal voorstellen, bijvoorbeeld ontslagen worden. In de derde plaats is er de angst die gepaard gaat met de ontwikkeling van het kind. Ook zijn

er angsten die overgenomen worden van andere personen. Zo is het vaak dat een kind bang heeft van spinnen als initieel de moeder er bang van heeft. Ten slotte kan een angst ook ontstaan naar aanleiding van gebeurtenissen, bijvoorbeeld een verkeersongeluk (Steerneman, 2002, p. 20).

Als het gaat over angst bij kinderen, dan spreekt men meestal over angsten die gepaard gaan met de ontwikkeling van het kind. Angsten hangen vaak samen met de verstandelijke ontwikkeling, dit wil zeggen dat hoe meer een kind de wereld beleeft, maar toch niet helemaal begrijpt, hoe meer het angst zal hebben. Per ontwikkelingsfase zijn er dan weer specifieke angsten. Deze angsten zijn eigen aan een bepaalde leeftijd, denk aan scheidingsangst, wat vooral opspeelt tussen de 8 en 18 maanden, of angst voor dieren, waar vooral kinderen van 2 tot 4 last van hebben (Bögels, 2008, p. 10).

Page 7: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

Toch is er niet meteen reden tot ongerustheid, want die angsten zijn meestal van tijdelijke aard. Zoals Selma Fraiberg schrijft in het boek “De Magische Wereld Van Het Kind” (2001) overwint het kind zijn angsten meestal op zijn eigen manier. Er zijn daarvoor drie mogelijkheden: bij de ouders bescherming gaan zoeken, de angst met eigen verbeelding, intelligentie en het vermogen om te leren overwinnen. De ouders aanklampen wordt beschouwd als de slechtste optie, omdat het eigenlijk een schijnoplossing is en de afhankelijkheid van de ouders vergroot. Bij de overige drie gebruikt het kind wel zijn eigen mogelijkheden en dit staat ook garant voor het effectief overwinnen van de angst.

Wanneer het kind zijn fantasie gaat gebruiken om de angst te overwinnen, dan gaat het de oorzaak van de angst proberen aan te pakken door het om te

vormen, te verbannen, te verminken of af te maken. Bijvoorbeeld bij angst voor dieren gaat het kind dat enge dier omvormen tot een laf dier, nog banger dan het kind zelf is. Het hoeft dan niet langer te vrezen voor het dier. Ook kan het kind opteren om zijn intelligentie en het vermogen tot leren te gebruiken om zijn angst te bestrijden. Daarbij zal een kind dat bang heeft van een leeuw zijn ouders vragen stellen over leeuwen om te zo alles te weten te komen over het dier. Zo ontdekt hij bijvoorbeeld dat leeuwen in Westerse landen enkel in de zoo leven achter slot en grendel en hij daarom dus niets te vrezen heeft voor deze dieren (Fraiberg, 2001, p. 12).

Echter is er wel een probleem wanneer deze angsten niet of onvoldoende ontwikkelen, want dan is er sprake van een problematische of vertraagde ontwikkeling. Zo kan het dat bij autistische kinderen sociale angst ontbreekt. Daartegenover staat dat

12

kinderen die vroeger dan normaal last hebben van een bepaalde angst, juist een versnelde cognitieve ontwikkeling doormaken. Bij kinderen die last hebben van hevigere en frequentere angsten kan het zijn dat men te maken heeft met een angststoornis (Bogels, 2008, p. 10).

Diezelfde Bögels deed in 2010 een grootschalig onderzoek naar angststoornissen bij kinderen. Angststoornissen komt vrij veel voor, ruw geschat zouden 10% kinderen voldoen aan de criteria voor een angststoornis. Het probleem is echter dat het kind vrij normaal gedrag vertoont, waardoor de ouders meestal niet door hebben dat er nog maar sprake is van een bepaalde angst. Dat heeft geleid tot een stijging van het algemeen angstniveau. Dit is waarschijnlijk het gevolg van overprotectie door de ouders, net als een groter gevoel van onveiligheid bij beide partijen en het wegvallen van allerlei sociale

en gemeenschapsstructuren, denk aan het steeds vaker voorkomen van scheidingen en dergelijke. Vooral door overprotectie ontwikkelt het kind te weinig weerbaarheid en veerkracht. Er is dus sprake van een verkeerde aanpak van de ouders.

Dit terwijl die angststoornissen net op een jonge leeftijd moeten aangepakt worden. Uit het onderzoek van Bögels (2010) blijkt dat de behandeling van angststoornissen het meest effectief is bij kinderen van 8 tot 12 jaar. Bovendien is het ook zo dat kinderen hun angsten sneller overwinnen door een combinatie van confrontatie met de angst en het zoeken naar bewijzen voor en tegen hun angst. Op die manier doen ze kennis op over hun angsten en zien ze of het wel klopt wat zij denken over die angsten.

Hoewel het ervaren van angst normaal is in

Page 8: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

een kinderleven, kan er in sommige gevallen iets mis gaan, bijvoorbeeld wanneer de angst heviger en frequenter zijn en er dus sprake is van een angststoornis. Het blijkt echter dat de behandeling van angststoornissen net op jonge leeftijd, bij kinderen van 8 tot 12 jaar, het meeste effect hebben en dan ook het best kunnen aangepakt worden, maar ouders zich hier vaak niet van bewust zijn. Hieruit concludeer ik dat ik met mijn prototype ouders wil bijstaan bij het verzachten van de angst voor het donker van hun kind en dat kinderen van 8 tot 12 jaar zich in een belangrijke periode bevinden wat angstverzachting betreft.

1.1 Angst voor het donker

Zoals eerder besproken zijn kinderangsten meestal angsten die gepaard gaan met de ontwikkeling van het kind. Per ontwikkelingsfase zijn er dan ook specifieke angsten en deze zijn eigen aan een bepaalde leeftijd. Eén van die leeftijdseigen angsten is de angst voor het donker, monsters of spoken. Die leeft bij kinderen van 2 tot 4 jaar, zij hebben een zeer rijke fantasie, waardoor alles in het donker schrikwekkend wordt. Bovendien houden ze van het vertellen van verhaaltjes en sprookjes, waardoor ze moeilijk fictie van realiteit kunnen onderscheiden (Driesen, 2004, p. 103). Die levendige fantasie kan ervoor zorgen dat het kind angst heeft voor fictieve wezens, nachtmerries krijgt of bedreigingen in zijn omgeving ziet, zoals een bewegend gordijn dat in zijn ogen al gauw een spook wordt. Dit levert op zijn beurt angst voor het donker op (Muris et al., 2001, p. 19). Die angst voor het donker is een stoorzender

14

bij het slapengaan, want om te kunnen slapen, moet het kind zich veilig voelen en dat is niet het geval wanneer het angstig is (Boer, 2011, p. 43).

Volgens de experts is er ook een verschil tussen angst bij het slapen gaan en angst bij het ontwaken in het midden van de nacht. Hier zijn er twee opties. Zo kan het zijn dat het kind net minder angstig is bij het ontwaken in de loop van de nacht, omdat het al de ervaring heeft opgedaan dat er niets is gebeurd en in die logica zal het dus minder angstig zijn. De omgekeerde situatie is ook mogelijk. Het kind verwacht immers dat het ochtend en dus licht is als het ontwaakt, zo heeft het zich waarschijnlijk in slaap gesust. Als het met die overtuiging in de loop van de nacht wakker wordt, kan het kind schrikken, omdat zijn aanpak niet gelukt is. Zo roept dit weer meer angst op (Peters & Mercken, 2012, e-mail interview). In de loop van de nacht

wakker worden is vrij normaal bij kinderen, maar het is de reactie van de ouders die deze situatie nog problematischer kan maken. Wanneer de ouders het kind leren dat wanneer het gedurende nacht wakker wordt, het aandacht van hen krijgt, kan het op den duur zo worden dat het enkel terug in slaap valt na het krijgen van die ouderlijke aandacht. Dit kan zo ver gaan dat het kind de aandacht zelfs gaat afdwingen door te huilen en te schreeuwen. Al is het toch wel belangrijk om het kind te troosten in deze situatie, maar dit moet gebeuren in de slaapkamer van het kind om een foute gewoontevorming te vermijden. Terwijl het jonger kind vaak wakker wordt doorheen de nacht door nachtmerries, is dit bij het oudere kind minder het geval en vindt het dan ook vaak zelf oplossingen voor de angst. Echter is het toch belangrijk als ouder om er hoe dan ook over te praten met het kind, liefst wel overdag, en te verzekeren dat het zich veilig kan voelen in huis, met

Page 9: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

de ouderlijke bescherming (Driesen, 2004, p. 111).Voor de angst van het donker benoemt men drie grote oorzaken: eerder al een angstaanjagende ervaring hebben meegemaakt in het donker, de angst overnemen van iemand anders, zoals de ouders, en zich inleven in verhalen die de angst aanwakkeren, zoals een enge film op televisie. Kinderen geven dit laatste aan als de grootste oorzaak voor hun angst van het donker (Rachman, 1977, p. 375–387).

Al halen de experts wel aan dat achter die angst voor het donker ook een achterliggende oorzaak zit. De angst voor het donker ontstaat vaak omdat het kind minder op het zicht kan vertrouwen en daarom gebruik moet maken van andere zintuigen om dat zicht te vervangen. Daardoor is de duisternis eigenlijk onvoorspelbaar en net dit is wat hem bang maakt. Dat verlies aan zicht wordt gecompenseerd

door het gehoor, maar daardoor gaan geluiden harder en dus ook enger klinken, waardoor ze zich onveilig voelen. Ook omdat ze het donker associëren met dieven die op pad gaan of ontvoeringen. Bovendien is er een verlies aan controle. Ze kunnen tijdens de nacht of wanneer ze slapen de anderen rondom zich niet beschermen. Dit zorgt ervoor dat ze moeilijker slapen, omdat ze het idee hebben dat ze de anderen achterlaten, zonder hun bescherming. Verder achten ze zichzelf vaak niet sterk genoeg om hun angst tegen te gaan, om de monsters of dieven alleen te bestrijden, zeg maar. Ze zijn dus niet zelfverzekerd genoeg. Uiteraard is er ook sprake van separatieangst, waardoor het kind gaat piekeren en daardoor moeilijk kan inslapen (Boer, 2010, p. 43). Al kan het ook gewoon zijn dat het kind voordeel haalt uit zijn angstig gedrag, zoals aandacht krijgen van de ouders, en dat dat de oorzaak ervan is (Peters & Mercken, 2012, e-mail interview).

16

Maar er is niet meteen reden tot ongerustheid, want zoals eerder aangehaald gaan kinderen meestal op hun eigen manier hun angst proberen te overwinnen. Hier zijn vier opties voor: bij de ouders bescherming gaan zoeken of de angst met verbeelding, intelligentie of het vermogen om te leren overwinnen (Fraiberg, 2001, p. 12). Het onderzoek door Muris et al. (2001) voorziet nog meer uitleg bij die eigen mogelijkheden. Zo gaan kinderen inderdaad bescherming zoeken bij de ouders, maar ook de angst proberen te vermijden, zichzelf proberen af te leiden, proberen te slapen, actief controleren op de oorzaken van angst, door bijvoorbeeld onder het bed te gaan kijken, en knuffels vastklampen. Het onderzoek toont eveneens aan dat het proberen vermijden van de angst de minst effectieve methode voor angstverzachting is, terwijl actief controleren de meest effectieve methode is.

Al kan de angst voor het donker maar beter serieus genomen worden, zoals aangetoond in datzelfde onderzoek van Muris et al. (2001), want het blijkt dat 20% van de kinderen uit het onderzoek aan een angststoornis lijdt die veroorzaakt is door angst voor het donker. Bovendien zou 15% van het totaal aantal behandelde angststoornissen bij kinderen veroorzaakt zijn door angst voor het donker (Gordon et al., 2007, p. 98-113).

Het onderzoek van Muris et al. (2001) bewijst bovendien dat ouders de angst van hun kind voor het donker vaak onderschatten. De experts beamen dit en geven aan dat ouders hier best alert voor kunnen zijn. Voor hen zijn er enkele mogelijkheden om de angst van hun kind te verzachten. In de eerste plaats kan dit door het kind te observeren en zoveel mogelijk er proberen achter te komen wat er speelt in zijn hoofd. Ook is het belangrijk om

Page 10: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

begripvol te reageren. Ouders moeten de angst van het kind serieus nemen, want monsters mogen dan niet bestaan en de duisternis is niets om bang voor te zijn, in de ogen van het kind is dat wel zo. Dit kan door het kind stap voor stap de confrontatie met zijn angst te laten aangaan en hem uit te laten leggen wat volgens hem de precieze oorzaak van zijn angst is. Belangrijk is dat dit niet net gebeurt voor het kind gaat slapen, omdat dit de angst juist kan aanwakkeren. Hierna gaan ze samen op zoek naar oplossingen voor de angst, zoals een nachtlampje aan doen, een knuffel vastklampen of aan iets leuks denken. Dat laatste kan dan weer wel best gebeuren net voor het slapengaan, omdat dit het kind afleidt van zijn angst. Zo wordt het kind uiteindelijk gestimuleerd om alleen naar oplossingen te zoeken. Vervolgens kunnen ze hem gerust stellen door hem te overtuigen dat er niets zal gebeuren, dat ze er zijn om hem te beschermen. Daarbij is

troosten ontzettend belangrijk om het kind terug tot rust te brengen (Van der Poel, 2010, p. 16). Daarenboven moet het kind ook gecomplimenteerd worden wanneer het een stap voorwaarts zet, dit versterkt namelijk het zelfvertrouwen van het kind, wat noodzakelijk is om uiteindelijk de angst volledig te overwinnen. In ieder geval wordt het duidelijk dat de ouders de angst vanuit het standpunt van het kind moeten bekijken (Peters & Mercken, 2012, e-mail interview).

Een tweede mogelijkheid is het wegjagen van de factoren van angst, met andere woorden de spoken of monsters die volgens het kind op zijn kamer zitten. De ouder doet dit vastberaden en met een luide stem. De dapperheid van de ouder overtuigt het kind er namelijk van dat de spoken of monsters effectief verjaagd zijn. Het nadeel aan deze techniek is dat ze zo het bestaan van enge figuren

18

bevestigen, terwijl de experts net accentueren dat het te ver meegaan door de ouders de angst kan bevestigen en in stand houdt (Peters & Mercken, 2012, e-mail interview). Overprotectie is dus een foute aanpak, zoals Bögels (2010) in haar onderzoek ook al aanhaalde.

Een andere oplossing is om niet in te gaan op deze fantasie en het kind terug te brengen naar de realiteit. Wanneer het kind ’s nacht bang is, kan er overdag over gesproken worden en kan men samen de kamer gaan bekijken. De ouders kunnen het kind dan duidelijk maken dat de gordijnen er ’s nachts anders uitzien door het licht aan en uit te doen en dat die gordijnen ook kunnen bewegen. Opnieuw is het ook belangrijk om samen met het kind te zoeken naar oplossingen voor de angst. Bovendien moeten de ouders de gevoelens van het kind naar de angst voor het donker toe accepteren, zodat het zichzelf

kan accepteren en zodat die zelfverzekerdheid, die momenteel dus ontbreekt, ook kan groeien. Wanneer de ouders het kind deze ruimte niet laten, kan het zijn dat het zich gaat schamen voor wat het voelt en dit is al helemaal niet bevorderlijk om over de angst te geraken. Een ander vereiste is dat de verzorgende rol bij de ouders ligt en niet bij het kind, zodat het zich al geen zorgen gaat maken over het niet kunnen beschermen van hun gezin. Verder kunnen de ouders zich er best maar bewust van zijn dat hun angsten ook reflecteren op het kind (Peters & Mercken, 2012, e-mail interview). Angstversterkende factoren, zoals enge verhalen en films, dienen eveneens vermeden te worden, net als eventuele spanningen onderling. Ten slotte zijn ook vaste slaaprituelen erg belangrijk voor het angstig kind om het slapen te vergemakkelijken, omdat voorspelbaarheid en veiligheid een significante rol spelen bij angstvorming. Het is immers zo dat om

Page 11: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

te kunnen slapen het kind zich veilig moet voelen (Driesen, 2000, p. 38 & 51). Hier wordt later meer uitleg over gegeven in het onderdeel slaaprituelen.

Ook op professioneel vlak zijn er enkele mogelijkheden die gebruikt worden door bijvoorbeeld psychologen om de angst voor het donker bij kinderen te behandelen. Ten eerste is er de zelfkalmeringstechniek, waarbij het kind wordt geleerd goed waar te nemen wat er precies gebeurt, wat ze voelen en waar ze het voelen wanneer ze de angst voor het donker ervaren. Zo leert het hen om de voortekenen van hun angst waar te nemen en tijdig maatregelen te treffen om te voorkomen dat de angst in grotere mate opspeelt. Hierna volgen ontspanningstechnieken, dit is denken aan iets leuks wanneer er sprake is van de angst voor het donker. Zoals eerder aangehaald, moet zeker deze fase ondersteund worden door de ouders,

maar op termijn moet het kind dit alleen doen en kan het gecombineerd worden met een beloning, zoals een stickersysteem. Een tweede optie is de systematische desensitisatie, een gedragstherapie waarbij het doel is om het kind geleidelijk aan zijn angst te laten overwinnen. Dit doet men door hem te confronteren met de angst en te vragen aan het kind wat het ergste is wat hem ’s nachts kan overkomen. Dit wordt op volgorde gezet van een beetje eng tot zeer eng en er wordt voor elke situatie een oplossing gezocht. Bovendien wordt vaak gevraagd of een helper aan te duiden, vaak een superheld als Superman, om hen bij te staan bij deze angst. Hierdoor wordt het kind op termijn telkens minder angstig. Vooral deze laatste techniek wordt vaak gebruikt bij angstige kinderen van de schoolleeftijd (Boer, 2011, p. 94-95).

Een belangrijk aspect uit dit onderdeel is dat

20

de angst voor het donker opspeelt bij kinderen tussen de 2 en 4 jaar, door een rijke fantasie, waardoor moeilijk fictie van realiteit kunnen onderscheiden. Al proberen ze wel zelf hun angst te overwinnen door bescherming te zoeken bij de ouders, knuffels vast te klampen of actief te controleren op de factoren van angst. Toch is de rol van de ouders ook erg belangrijk. Overdag praten over de angst is de eerste stap, waarna de ouders de angst serieus moeten nemen en begripvol moeten reageren. Hierna kunnen ze samen oplossingen zoeken om de angst te overwinnen en verzekeren dat zij er zijn om hem te beschermen. Ook moet het kind gecomplimenteerd worden wanneer het een stap voorwaarts zet. Een andere mogelijkheid is het wegjagen van de factoren van angst. Een laatste optie is om het kind terug naar de realiteit te brengen en hem duidelijk te maken dat er

geen reden is voor zijn angst. In ieder geval moeten de ouders de angst bekijken vanuit het standpunt van het kind, zijn gevoelens van angst accepteren, de verzorgende rol op zich nemen en er van bewust zijn dat hun angsten reflecteren op het kind. Bovendien is het belangrijk om op te merken dat maar liefst 15% van het totaal aantal behandelde angststoornissen bij kinderen veroorzaakt zijn door de angst voor het donker. Dit onderdeel is voor mij vooral van belang omwille van de oplossingen die de ouders kunnen toepassen en bevestigt eveneens dat angstige kinderen in deze situatie vaak knuffels vastklampen.

Page 12: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

1.2 Aanhoudende angst voor het donker

De angst voor het donker, monsters en spoken kan blijven duren tot het kind 7 à 8 jaar is, waarna deze spontaan verdwijnt. Maar ook oudere kinderen kunnen van hetzelfde probleem last blijven hebben. Er is dan sprake van een aanhoudende angst, dit wil zeggen dat het kind de leeftijd heeft bereikt dat het niet langer aan deze angst voor het donker zou moeten lijden, maar dat wel het geval is. Hoewel het normaal is dat oudere kinderen nog angst hebben van het donker, is de oorzaak anders. Terwijl de angst bij jonge kinderen door een levendige fantasie wordt veroorzaakt, kunnen oudere kinderen dit makkelijker van zich afschuiven en is het bij hen eerder een realistische angst die uiteindelijk tot piekeren leidt, zoals angst voor het verlies van iemand uit zijn omgeving of angst voor de aantasting

van de persoonlijke veiligheid, bijvoorbeeld ontvoerd worden of een terroristische aanval (Boer, 2011, p. 36). Aan de andere kant is er ook een kleine minderheid, namelijk 5%, oudere kinderen die nog steeds bang hebben voor het donker, monsters en spoken (Muris et al., 2001, p. 14). Het kan natuurlijk ook dat de angst voor het donker veroorzaakt wordt door een trauma dat men heeft opgedaan in het donker, maar dan is er meestal al sprake van een angststoornis in plaats van een aanhoudende angst (Driesen, 2004, p. 63).

Het onderzoek van Gordon et al. (2007) bewijst dat kinderen van 8 tot 12 jaar andere methoden tot angstverzachting gebruiken dan tieners van 13 tot 16 jaar. Zo zullen zij sneller gerust gesteld worden door het vastklampen van een deken of knuffel of door naar hun ouders te gaan voor bescherming. Bovendien is het ook zo dat het angstniveau voor

het donker op deze leeftijd hoger ligt dan bij tieners, al halen de onderzoekers wel aan dat de angst gedurende de tienerjaren dan meestal van serieuzere aard is.

Daarnaast kan angst voor het donker zich ook manifesteren bij volwassenen. Dan wordt er gesproken van nyctofobie. Hierbij is er een irrationele angst voor iets dat geen bedreiging is. Personen die aan deze fobie lijden hebben moeite met slapen in een donkere kamer en vermijden daarom donkere plekken en uitgaan ’s avonds. De angst kan onder andere veroorzaakt worden door een trauma, nachtmerries of enge films (Kind & Gezin, 2009).

Dat het belangrijk is om angsten, dus ook de angst voor het donker, op jonge leeftijd aan te pakken, bewijst het reeds besproken onderzoek van Bögels (2010) wel. Angstige volwassenen zijn dit meestal

al sinds hun jeugd, omdat angst in het algemeen volgens haar echt een kinderstoornis is. Het is zelfs zo erg dat deze personen hun angst als deel van hun persoonlijkheid beschouwen in plaats van een stoornis die behandeld kan worden en daardoor wordt het veel moeilijker om ze te helpen van hun angst af te geraken.

Het is normaal dat kinderen tot 7 à 8 jaar angst hebben voor het donker, maar wanneer het kind ouder is en deze angst heeft, kan er sprake zijn van een aanhoudende angst voor het donker. Dit in combinatie met het onderzoek van Bögels, waaruit blijkt dat kinderen van 8 tot 12 jaar het meest baat hebben aan angstverzachting, verklaart de keuze van de doelgroep. Ook kan het zijn dat het niet tijdig aanpakken van de angst voor het donker kan uitmonden tot een angststoornis, ook wel nyctofobie genoemd.

22

Page 13: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

Angst voor het donker kan bij acht- tot twaalfjarigen zowel veroorzaakt worden door een levendige fantasie, als door meer realistische angsten voor bijvoorbeeld inbrekers. Bovendien is het zo dat kinderen uit deze leefstijdsgroep die lijden aan deze angst zich geruststellen door een deken of knuffel vast te klampen. Ook hiermee hou ik rekening naar mijn prototype toe.

1.3 Aanhoudende angst, angst- stoornissen en slaapstoornissen

Zoals eerder aangehaald, kan er bij kinderen die lijden aan hevigere en frequentere angsten sprake zijn van een angststoornis (Bögels, 2008, p. 12). Al hoeft dit niet altijd zo te zijn, in dat geval spreekt men van een aanhoudende angst. Een aanhoudende angst is een angst die blijft aanhouden terwijl het kind al voorbij de ontwikkelingsfase is waarin deze angst normaal gezien opspeelt. Een angststoornis daarentegen is een stoornis waarbij men lijdt aan een buitensporig intensief of onevenredig lang aanhoudende angst die het dagelijks functioneren kan belemmeren (de Vries, 2007, p. 127).

Een aanhoudende angst is dus minder ernstig dan een angststoornis, omdat er geen sprake is van het belemmeren van het dagelijks functioneren en

daarom in vergelijking eenvoudiger is om aan te pakken. Dit terwijl angststoornissen eigenlijk enkel verholpen kunnen worden door een psychologische behandeling en verregaande gevolgen voor het verdere leven van het kind kunnen hebben indien ze niet behandeld worden. Zo komen depressies, drug- en alcoholmisbruik en gedragsproblemen vaak voor bij volwassenen die sinds hun jeugd lijden aan een angststoornis (Bögels, 2008, p. 12).

Het kan echter ook zijn dat het kind last heeft van een slaapstoornis en daarom moeilijk in slaap valt. Een slaapstoornis is een stoornis in het slaappatroon, waarbij er ofwel moeilijkheden zijn met te kunnen slapen, te weinig te slapen of juist te veel te slapen (Spruyt, 2001). Vooral slaapstoornissen als inslaap- en doorslaapproblemen, nachtelijke angst en nachtmerries kunnen verkeerdelijk aangenomen worden als angst voor het donker. Bij

inslaapproblemen gaat het kind met tegenzin naar bed, omdat het vrij lang duurt voordat het inslaapt, terwijl doorslaapproblemen voorkomen wanneer het kind gedurende de nacht wakker wordt. Nachtelijke angst is dan weer een soort van aanval van angst tijdens de slaap die enkele minuten duurt en heel wat lichamelijke gevolgen heeft. Zo schiet het kind overeind, slaakt het een schreeuw en trekt het een angstig gezicht. Ook staan de ogen wijd open, bonst het hart en is de huid klam. Wanneer het kind wakker wordt, herinnert het zich niet erg veel van deze aanval. Een nachtmerrie daarentegen is een droom met een angstig karakter. Deze treden op tijdens de REM-slaap en het kind weet meestal nog erg goed wat het precies heeft gedroomd. Wel is het zo dat een nachtmerrie ook de oorzaak kan zijn van angst voor het donker, maar er is dan eerder sprake van een tijdelijke angst in plaats van een aanhoudende angst (Boer, 2010, p. 38-39).

24

Page 14: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

Het is niet altijd even makkelijk om aanhoudende angst te onderscheiden van angststoornissen of slaapstoornissen, terwijl er toch grote verschillen zijn. Zo is een aanhoudende angst minder ernstig als een angststoornis, want bij dat laatste is er sprake van een serieuze belemmering op het dagelijks leven. Bij een slaapstoornis kan het dan weer lijken alsof het kind angst heeft van het donker, omdat het slapengaan wilt vermijden door inslaapproblemen of last heeft van nachtelijke dromen. Het is daarom van belang dat ouders op de hoogte zijn van het bestaan van slaapstoornissen en angststoornissen, om zo zeker te zijn dat hun kind effectief last heeft van een aanhoudende angst. Dit is een belangrijk onderdeel voor het informatieluik van het prototype.

1.4 Leefwereld van het kind

Kinderen van 8 tot 12 jaar bevinden zich in de periode van de schoolleeftijd, met andere woorden de periode tussen de kleutertijd en de puberteit, en worden daarom in de ontwikkelingspsychologie lagereschoolkinderen genoemd. Deze periode loopt in principe van 6 tot 12 jaar, wanneer het kind begint met zijn studies aan de basisschool (Verhulst, 2005, p. 116). Eigenlijk kan dit nog onderverdeeld worden in twee afzonderlijke fasen: de periode van 7 tot 9 jaar en die van 9 tot 12 jaar. Kinderen in de eerste fase zijn nog erg fantasierijk, hoewel er wel al een besef van de realiteit is. Ze hechten bijvoorbeeld ook nog steeds erg veel belang aan sprookjes.

Daarentegen is het kind in de tweede fase veel kritischer, zo neemt het geen genoegen meer met oppervlakkige antwoorden en wilt in de plaats alles in de diepte weten. Bovendien voelt het kind zich

vaak eenzaam. Enerzijds verliest het ook grotendeels zijn geloof in de fantasiewereld, anderzijds houdt het wel van fantasieverhalen met realistische kenmerken, zoals ridders en koningen. Sterker nog, net die fantasie helpt hem door zijn angsten heen, in de zin dat wanneer hij de kamer op een bepaalde manier zou betreden, er hem niets kwaad kan doen. Ze hebben dus nog steeds geloof in het magisch denken, omwille van de subjectieve ervaring en gevoelens die daarmee gepaard gaan. Daarom hebben zoveel kinderen gedurende deze periode een denkbeeldig vriendje (Lievegoed, 2003, p. 75-82).

Bovendien zijn de personen waar ze eerst zo naar opkeken, zoals de ouders, in hun ogen opeens slecht. Dit betekent dat het lagereschoolkind verkiest om te spelen leeftijdsgenoten in plaats van in de buurt van volwassenen te vertoeven, terwijl

dit voorheen omgekeerd was. Al is die “afkeer” ten opzichte van de ouders natuurlijk niet te vergelijken met die tijdens de puberteit, want ze hechten wel nog steeds erg veel belang aan regels en het gehoorzamen van die regels (Meinders, 2012). Goede relaties met vriendjes zijn trouwens ook erg belangrijk voor het zelfvertrouwen en zelfbeeld van het kind en ze leren erdoor verschillende sociale vaardigheden, zoals omgaan met groepsnormen. Al is er hier duidelijk ook weer een verschil tussen het kind in de eerste fase en het kind in de tweede fase. Het jongere kind heeft geen vaste relaties met zijn vriendjes, er is eerder wisselend contact en nog niet echt sprake van groepsvorming. Bij de oudere kinderen is er wel veel meer kliekjesvorming. Dit betekent ook dat groepsdruk veel hoger ligt dan bij de kleuter, wat eveneens betekent dat pesten vaker voorkomt in deze periode. Probleem is dat kinderen die anders zijn meestal het slachtoffer

26

Page 15: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

van deze pesterijen zijn (Struyven et al., 2010, p. 156-160). Het is ook voor het eerst in zijn leven dat het kind een minderwaardigheidsgevoel kan krijgen, door bijvoorbeeld zichzelf te vergelijken met anderen of doordat hij voor iets geen beloning krijgt. Desondanks is het lagereschoolkind wel in grotere mate in staat tot empathisch gedrag en kan het zich dus wel inleven in de gevoelens van anderen (Moons, 2006).

Daar de motoriek van het lagereschoolkind veel verder ontwikkeld is ten opzichte van een kleuter is het kind al erg goed in lichaamsbeheersing, oog-handcoördinatie en het lichaam in evenwicht houden. Daarom zijn balanceren op muurtjes, buigen, sporten, gooien en vangen geliefde bezigheden. Daarbij gaat het ook meestal nogal competitief aan toe. Bovendien is het kind dol op taalspelletjes, geheime taal en het leren van andere

talen, wat logisch is, omdat ze volop bezig zijn met de taalverwerving. Ook schoolse activiteiten zoals schrijven, lezen, rekenen, classificeren en sorteren komen terug in hun spel, denk aan knutselen, tekenen, puzzelen en geheugenspelletjes. Het is duidelijk dat het denken van het kind vrijwel helemaal in het teken van leren en het verder ontwikkelen van het denken staat (Struyven et al., 2010, p. 145-192).

Verder groeit de interesse voor het dagelijkse leven en ook dit uit zich in het spel van het lagereschoolkind, want rollenspel, poppenkast en dergelijke zijn voor het kind interessante activiteiten. Bovendien is het dol op actieve groepsspelen, zoals kampen bouwen en hindernisparcours, al gaat het hier veel verder dan enkel het spel, want ook de opbouw, de organisatie en de voorbereiding zijn erg belangrijke onderdelen. Daarenboven zijn ook passievere activiteiten, bijvoorbeeld gamen, tv-kijken

en lezen, minstens even belangrijk (“Per leeftijd”, z.d.).

De doelgroep, die bestaat uit kinderen van 8 tot 12 jaar, wordt ook wel het lagereschoolkind genoemd. Hoewel het kind in deze periode veel kritischer is en gedeeltelijk het geloof in de fantasiewereld verliest, is het toch nog bezig met het magisch denken. Voor mij bewijst dit dat een prototype dat inspeelt op die magische wereld bij deze doelgroep effectief is. Desondanks dat vriendjes nu de plaats innemen van ouders, hecht het kind erg veel belang aan de ouders en de regels die zij opleggen. Hieruit concludeer ik dat zij sleutelfiguren zijn in het leven van het lagereschoolkind en hen kunnen bijstaan bij hun angst.

1.5 Slaaprituelen

Bij kinderen zijn slaaprituelen van belang om goed in slaap te vallen. Regelmaat speelt, na de biologische klok en de invloed van dag en nacht, hierbij namelijk een grote rol. Slaaprituelen kunnen heel makkelijk opgebouwd worden en spreken eigenlijk wel voor zich. Tv kijken, daarna tanden poetsen, een boekje lezen, ondergestopt worden door de ouders, waarna het licht uitgaat en het slaaptijd is. Dat tijdstip kan best vastgelegd worden en dus iedere dag hetzelfde zijn. Zo wordt het kind geconditioneerd om te gaan slapen en vergemakkelijken die slaaprituelen het vlot slapengaan van kinderen, zeker wanneer er sprake is van angst (Boer, 2010, p. 23). Het is zelfs zo dat hoe meer voorspelbaar het leven van het kind is, hoe minder zorgen het heeft en hoe minder het ‘s nachts onrustig wakker zal worden. Bovendien geeft een vast slaapritueel duidelijkheid en rust aan het kind (Van der Poel, 2010, p. 6).

28

Page 16: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

Juist omwille van het belang van dat vast slaapritueel, is het significant dat er geen verandering in dat ritueel is, bedoeld of niet. Denk bijvoorbeeld aan het moment dat het kind niet kan slapen en aandacht probeert op te eisen van de ouders. Hoe vaker de ouders hieraan toegeven, hoe meer het kind dit gaat zien als een deel van het ritueel en dus die ouderlijke aandacht noodzakelijk acht om in slaap te kunnen vallen (Blom, 2010, p. 83). Ook tijdens vakanties en weekends is het belangrijk om consistentie door te voeren in het slaappatroon van het kind, al is dit voor ouders natuurlijk niet zo vanzelfsprekend (Boer, 2011, p.26).

Daarenboven is het erg belangrijk om het kind in zijn eigen bed te laten slapen en niet te laten indutten in de woonkamer of in de slaapkamer van de ouders om het daarna weer in het eigen bedje te leggen. Meer nog, bij angstige kinderen is dit zelfs een

hulp om over hun angst te geraken. Om hen toch op hun gemak te stellen, kunnen de ouders om de zoveel tijd kort even gaan zien hoe het kind het stelt, tot het kind effectief slaapt. Zo leert het kind geleidelijk aan om alleen te zijn en dat ze er steeds zijn om hem te beschermen. Wanneer het kind toch uit bed kruipt, moeten de ouders hem op een kordate, maar toch ook zachte manier terug naar bed brengen met de belofte dat ze even later weer komen kijken. De dapperheid die het kind daardoor krijgt, moet ook beloond worden, want dit geeft hem meer zelfvertrouwen, wat op termijn ook zorgt dat het sneller over zijn angsten zal geraken. Hier kunnen de ouders ook een speciaal slaapritueel van maken om het kind nog beter te helpen om de angst los te laten. Zoals eerder al aangehaald is voorspelbaarheid erg belangrijk bij kinderen (Driesen, 2004, p. 54-55).

Verder is het ook perfect normaal dat angstige kinderen, welke leeftijd ook, slapen met een knuffel, al zijn ze wel eerder kenmerkend voor jongere kinderen. Zo slapen kinderen met scheidingsangst met een knuffel wanneer ze ergens blijven logeren. Die knuffel heeft dan een troostende werking en vervangt als het ware de ouders wanneer zij ver weg zijn. Bij angst voor het donker komt hier nog eens bij dat het vastklampen van zo’n knuffel angstverzachtend werkt (Boer, 2010, p. 23). Al betekent dat niet dat het voor de leeftijdsgenoten zo acceptabel is. De meeste kinderen nemen afscheid van hun knuffel tussen de drie en zes jaar, dus dat betekent dat kinderen tussen de acht en twaalf jaar meestal geen knuffel meer hebben en ze het dus best vreemd kunnen vinden als dit bij één van hun leeftijdsgenoten wel nog het geval is. Echter is het ook zo dat kinderen in elkaars gezelschap minder last hebben van angst en bijgevolg ook minder

nood hebben aan een knuffel als angstverzachtende factor.

Voor mij wordt het in dit onderdeel erg duidelijk dat kinderen, of ze nu last hebben van angst voor het donker of niet, nood hebben aan slaaprituelen. Dit is een structuur die de ouders hen moeten aanbieden. Bovendien zullen de meeste ouders de natuurlijke reactie hebben om hun kind bij angst bij hen te laten slapen, maar dit is eveneens verkeerd. Deze twee belangrijke aspecten wil ik om die reden meenemen in het informatieluik van mijn prototype. Daarenboven bewijst dit ook dat het niet abnormaal is dat oudere kinderen, zeker wanneer ze angstig zijn, met een knuffel slapen.

30

Page 17: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

32

2.1 Lichtgevend

Zoals de besproken onderzoeken al aantoonden en ook de experts beweren, is licht een belangrijke manier tot angstverzachting voor kinderen. Het is dan ook geen wonder dat er reeds wat designs zijn ontworpen die als belangrijke eigenschap licht hebben.

Bron: http://img.webmd.com

De bekendste en simpelste toepassing die de angst van kinderen voor het donker moet verzachten is het nachtlampje. Iedereen kent het principe van het nachtlampje wel, het is een klein lampje wat je in een stopcontact kan steken en zo zorgt het voor een lichtpuntje in de donkere kamer van het kind. Nachtlampjes zijn er in verschillende varianten, gaande van vrij basic tot nachtlampjes in de vorm van een kinderheld. Het is een oplossing voor het beperkte zicht in het donker, al is het minpunt aan zo’n nachtlampje dat het niet mobiel is, waardoor ze er zelf weinig controle over hebben. Ze kunnen zelf niet bepaalde delen van de slaapkamer verlichten en daarom kan de angst blijven aanhouden.

Een prototype ontwikkelen voor de verzachting van de angst van kinderen voor het donker gaat niet zonder te kijken naar wat er al gedaan is op vlak van de angsten van kinderen. Dit niet enkel om te weten wat er leeft, maar ook als inspiratiebron. Daarom worden eerst de cases uitgediept waarbij licht gebruikt wordt om de angst voor het donker te verzachten, waarna een analyse van kinderboekjes met als thema de angst voor het donker volgt, vervolgens is het de beurt aan designs die een kalmerende werking hebben en ten slotte worden toepassingen in verband met het slaappatroon geanalyseerd.

2. Casestudies

Zzzzzz....

Page 18: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

34

meteen ook een andere oplossing aanbiedt, namelijk licht. Dit zijn ook twee belangrijke eigenschappen om rekening mee te houden naar mijn eigen prototype toe: het vastklampen en het licht geven. Aan de andere kant heeft de glimwormknuffel maar één functie, namelijk oplichten.

Bron: www.booninc.com

De modernste variant van het nachtlampje is waarschijnlijk Glo van designerduo Boon. Het is een nachtlampje met een standaard van drie buizen met in elke buis een lichtgevende balletje wat eruit kan genomen worden. Omdat er geen kabels aan zijn, kan het kind het balletje makkelijk uit de buis nemen en langs hem leggen. Door Glo wordt het donker leuk, want als het licht uitgaat, kan het kind genieten van het lichtspel. De kleuren van de balletjes veranderen geleidelijk aan en na een halfuur dooft het uit. Op die manier kan het kind rustig in slaap vallen en bekijkt het de duisternis op een fijne manier (“Glo”, z.d.). Wat goed is aan Glo is dat het kind het zowel kan vastpakken als in de kamer kan laten staan. Zo heeft het meer controle over de verlichting, maar kan het zelf ook kiezen wat aangenamer is. Bovendien heeft is er bij het design van Glo rekening gehouden met dat het bang kind niet meteen in slaap zal vallen en zorgt het er zelfs voor dat het

Bron: http://www.hasbro.com

Verder is er de glimwormknuffel, een knuffel in de vorm van een glimworm die licht geeft als

er in geknepen wordt. Het is een product van speelgoedmerk Playskool en is vooral bedoeld voor baby’s en jonge kinderen. Ver moest het merk niet zoeken voor inspiratie, want de knuffel is uiteraard geïnspireerd door de glimworm zelf, een insect dat eveneens oplicht. Desondanks dat een insect de inspiratiebron is en kinderen de meeste insecten, denk aan spinnen en kakkerlakken, eng en vies vinden, werd er toch duidelijk met de doelgroep rekening gehouden wat het design betreft. Zo kreeg die glimworm een lief gezicht en ook het kleurengebruik is erg kindvriendelijk. Het voordeel van deze glimwormknuffel is dat het kind zelf controle heeft over het licht, want wanneer het in de glimwormknuffel knijpt, gaat het licht ervan aan. Zoals het onderzoek van Gordon et al. aantoont is net dat vastklampen een erg belangrijke manier van angstverzachting voor het kind, dus is het zeer slim gevonden dat deze knuffel hier op inspeelt en

Page 19: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

36

Spocker, een nachtlampje in de vorm van een schattige robot wat het kind naast zijn bed kan zetten en spoken verjaagt door de kamer te scannen en ze dan meteen te “verwijderen”. Daarna meldt The Spocker dat de kamer spookvrij is. Bovendien geeft het ook nog eens licht in het donker. Het is een soort nachtlampje en beschermengel ineen. The Spocker werd goed onthaald door het publiek en dan vooral door kinderen, omdat zij weten hoe het voelt om die angst te hebben en er niet bij hun ouders mee terecht te kunnen.

Alvorens men definitief The Spocker bedacht, was er de denkpiste van de SPOKKER, ook een robot die licht geeft, maar dan met verschillende kleuren en met behulp van sensors. Zo jaagt het geesten weg wanneer er beweging is. Raakt het kind de SPOKKER aan, dan spreekt hij ook. In tegenstelling tot The Spocker is de SPOKKER nooit

echt geproduceerd, het is eerder bij een concept gebleven (“MyMachine”, 26 december 2011). Beide ontwerpen hebben hoe dan ook heel wat met elkaar gemeen, maar vooral de beschermende functie ervan is een erg interessant gegeven voor mijn prototype. Ook interessant is dat er bij deze designs gewerkt wordt vanuit de leefwereld van het kind.

Bron: www.mymachine.be

kind het donker als iets leuks gaat ervaren. Voor mijn prototype vind ik het belangrijk dat het licht niet meteen uitgaat, omdat angstige kinderen niet meteen in slaap vallen. Valt het licht uit wanneer ze nog wakker zijn, dan kunnen ze nog banger worden.

Bron: www.mymachine.be

Op de 2011 editie van TEDx Flanders, een conferentie die draait rond Technologie, Entertainment en Design, stelde Aagje Beirens haar project ‘MyMachine – small dreams, big ideas’ voor. Dit project is een samenwerking van kinderen uit de lagere school van 6 tot 12 jaar, studenten uit het hoger onderwijs en leerlingen uit het technisch onderwijs. Hierbij worden producten ontworpen die vertrekken vanuit de kinderlijke fantasie, ontwikkeld worden door de studenten van hogeschool HOWEST en uitgevoerd worden door de leerlingen van het technisch onderwijs. Eén van die ontwerpen is The Spocker, een idee van de zesjarige Matisse, die een machine wilde die de spoken vanonder zijn bed uitjaagde. Hij haalde aan dat zijn ouders zijn angst niet serieus zouden nemen en misschien wel de uiting van zijn angst als gezeur zouden ervaren. Zijn angst werd echter wel serieus genomen door de studenten van HOWEST en ze ontworpen the

Page 20: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

38

2.2 Kinderboekjes

(G)een spook onder mijn bed

In (G)een spook onder mijn bed (Van Genechten, 2009) probeert baby pinguïn Joachim te slapen, maar zijn rust wordt telkens verstoord door enge geluiden, wat volgens hem spoken zijn. Elke keer als hij iets hoort, roept hij zijn vader om te komen kijken. Eerst zegt zijn vader dat spoken niet bestaan, maar om Joachim te kalmeren laat hij toch het nachtlampje aan. Wanneer Joachim vervolgens een spook achter het gordijn hoort, verzekert zijn vader hem dat het de wind was. Daarna hoort Joachim iets in de kast, volgens zijn vader de verwarming, in de kist, onder het tapijt en achter de deur. Ook hier gaat zijn vader kijken om hem te kalmeren en vindt er uiteraard niets. Nu is Joachim zeker dat er geen spoken meer op zijn kamer zitten, want volgens hem heeft zijn vader ze allemaal weggejaagd.

Bron: www.literatuurplein.nl

Dit boekje is in de eerste plaats erg geschikt voor kinderen met een angst voor het donker van 3 tot 6 jaar, omdat het hen duidelijk maakt dat het niet

Bron: www.hetrietje.nl

Uiteraard bestaat er ook zoiets als glow-in-the-dark materiaal, dit wordt dan bijvoorbeeld verwerkt in textiel van knuffels of in plastic figuurtjes die op de muur of het plafond kunnen geplakt worden. Deze

lichtgevende voorwerpen zorgen niet enkel voor wat licht in de duisternis, maar hebben ook een kalmerende werking op het kind. Bovendien wordt, net zoals bij Glo, door het materiaal de duisternis net dat tikkeltje interessanter voor het kind. De lichtgevende eigenschap is trouwens te danken aan de toevoeging van fosfor. Fosfor licht op nadat het blootgesteld is aan licht. Dit is eveneens de tekortkoming van glow-in-the-dark voorwerpen, want wanneer het voorwerp niet voldoende is opgeladen, komt er ook amper licht vanaf. Daarenboven wordt de werking van fosfor in de textiel telkens minder elke keer het gewassen wordt. In het geval van een knuffel is dit dus allesbehalve ideaal, omdat dit iets is wat vaak moet gewassen worden (How does glow-in-the-dark stuff work, z.d.). Ik heb zelf ook zo’n lichtgevende knuffel uitgetest, meer hierover in het onderdeel testings & feedback.

Page 21: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

40

Licht uit!

Het boek Licht uit! (Daniëls, 2007) vertelt over Robbe, een uiltje die bang is van het licht. Uilen zijn namelijk nachtdieren en gaan slapen wanneer het licht wordt. Robbe kan echter niet slapen en wilt daarom spelen met Emma de eekhoorn en Tibo de egel, maar buitengaan durft hij niet, omwille van het licht. Emma en Tibo gaan daarom op zoek naar oplossingen, zoals een bloempot die Robbe op zijn hoofd moet zetten. Die gaat al snel kapot, omdat hij niets ziet en tegen een boom oploopt. Dan zetten ze hem maar een zonnebril op, maar daar verliest hij de glazen van door te vallen tijdens het voetballen. Al heeft hij dat laatste zelf niet door tot Tibo en Emma het opmerken. Zo ziet Robbe in dat het licht helemaal niet eng is.

Bron: www.literatuurplein.nl

abnormaal is om zo’n angst te hebben, eveneens wijst het hen er ook op dat ze echt geen reden hebben om bang te zijn voor het donker. Maar wat ik persoonlijk zo leuk vind aan dit boekje is de rol die de papa pinguïn in het verhaal krijgt, omdat deze parallel loopt met de rol die de ouders in het echte leven krijgen of zouden moeten innemen wanneer hun kind bang heeft voor het donker.

Het Spookkamp

In het boekje Het Spookkamp (DeGroat, 2002) gaat Gijs met zijn klas op kamp, waar het volgens pestkop Lex zou spoken. ‘s Avonds wordt het verhaal van Dolende Dirk verteld, een kindje dat de weg naar het toiletgebouwtje niet vond en nu rondspookt op de kampplaats. Door het verhaal kan Gijs moeilijk de slaap vatten en hij mag ook niet zijn zaklamp aan laten van Lex. Hij vindt wel troost in zijn knuffel, die zijn moeder stiekem in zijn slaapzak heeft

gestoken. Wanneer bange Gijs in het midden van de nacht naar de wc moet, ziet hij daar ook Lex met een knuffel. Blijkbaar is Lex zo bang dat Gijs hem naar buiten moet begeleiden.

Het Spookkamp is gericht op iets oudere kinderen, tussen 5 en 7 jaar. Dat wordt duidelijk door de hoeveelheid tekst, maar ook door de karakteristieken van de personages. Gijs die zijn knuffel niet meeneemt, Lex die de andere kinderen plaagt, het belang dat de kinderen aan elkaar hechten, … Dit zijn duidelijke kenmerken van het lagereschoolkind. Er werd ook voor een andere aanpak gekozen: het kind zoekt zelf een oplossing voor zijn angst te verzachten in plaats van hulp te zoeken bij een volwassene. Bovendien wordt het belang van een lampje en een knuffel als angstverzachtende factoren hier ook extra benadrukt.

Page 22: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

42

Licht uit! is bedoeld voor kinderen vanaf vier jaar. Waar bij de vorige twee boeken het hoofdpersonage ofwel steun kreeg van zijn ouders ofwel van zijn vriendjes is er hier een combinatie van beide. In het begin probeert de mama van Robbe hem te behoeden voor het licht, terwijl in de rest van het verhaal zijn twee vriendjes die rol meer op zich nemen. Ook erg interessant aan dit boekje is dat het de angst voor het donker vanaf een ander standpunt benadert. Voor kinderen is het leven gedurende dag eerder vanzelfspreken, terwijl dit voor Robbe net omgekeerd is. Maar als hij niets te vrezen heeft in het licht, wat heeft een kind dan te vrezen in het donker? Bovendien proberen de drie vriendjes door middel van creatieve oplossingen Robbe’s angst voor het licht te verzachten.

Deze drie kinderboekjes hebben enkele gemeenschappelijke punten. In de eerste plaats zijn

het allemaal boekjes die kinderen moeten helpen bij hun angst voor het donker. Ten tweede zijn er veel parallellen met hoe de angst voor het donker in het echte leven wordt aangepakt, denk aan de ouders die het kind troosten en de spoken gaan verjagen, het kind dat bij angst naar een zaklamp of een knuffel grijpt, … Ten slotte is er duidelijk een verschil in aanpak wanneer er een andere leeftijdsgroep wordt aangesproken. Dat is uiteraard zeer goed, omdat kinderen anders met hun angst omgaan wanneer ze ouder zijn.

Frappant is dat al deze kinderboekjes zich richten op jonge kinderen, die zich in een periode van hun leven bevinden waarin het normaal is om bang voor het donker te hebben en dus buiten de doelgroep van mijn onderzoek vallen. Rekening houdend met de resultaten van de verschillende onderzoeken die hiervoor besproken zijn, is dit toch wel opvallend. Er

is een beduidend percentage oudere kinderen dat last heeft van angst voor het donker, maar zij worden achterwege gelaten in deze literatuur. Misschien is dat door de onwetendheid van de verschillende auteurs, maar aan de andere kant is het de vraag of zo’n boekjes wel effectief werken voor die kinderen. Het is zelfs zo dat in sommige gevallen zo’n boekjes lezen of het praten over de angst net voor het slapen kan leiden tot angstige gedachten. Dit werd ook al eerder aangehaald in het deel over angst voor het donker. Wel is het zo dat deze kinderboeken effectief het doel hebben om kinderen gerust te stellen. Uiteraard zijn er boeken voor oudere kinderen, denk aan De Griezelbus of Kippenvel, die net de bedoeling hebben om angst op te roepen. Het lezen van dit soort boeken kan best vermeden worden, want dit zijn, zoals eerder aangehaald, angstversterkende factoren.

2.3 Kalmerend

Kalmerende toepassingen zijn ook van belang, daar dit eveneens een optie is om angst te verzachten. In dit onderdeel worden vooral producten uit de medische wereld besproken, omdat men daar veel verder is op vlak van angstverzachting en dit inspirerend is voor mijn eigen prototype.

Bron: www.etsy.com

Page 23: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

44

Een eerste toepassing met een kalmerende werking op de angst van kinderen is een baby mobiel. Zoals het woord al zelf zegt, is een baby mobiel bedoeld voor baby’s, daar zij vaak last hebben van separatieangst. Deze angst doet zich voornamelijk voor wanneer het kind te slapen gelegd wordt, vandaar dat men probeert om het op de één of andere manier af te leiden van de angst. Onder andere daarvoor wordt de baby mobiel gebruikt, het hangt boven de wieg en bestaat uit vertakkingen waaraan ieder uiteinde een figuurtje hangt. Die mobielen verschillen van design en doel. Zo kan het gezichtsvermogen van het kind erdoor gestimuleerd of uitgedaagd worden. Bij dit soort mobiel worden er contrasterende kleuren gebruikt in combinatie met abstracte vormen. Daarentegen gebruikt men zachte kleuren en vriendelijke figuurtjes, zoals knuffeldieren, bij baby mobielen die als doel hebben het kind te kalmeren. Daar wordt nog vaak een sussend

muziekje en wat licht aan toegevoegd (How does a baby mobile work, z.d.).

Bron: www.healthcare.philips.com

Een vrij recent voorbeeld uit de medische wereld is de Ambient Experience for Healthcare van Philips. Het komt wel vaker voor dat kinderen die

verschillende ziekenhuizen ingezet, zo ook op de cardiovasculaire afdeling van het Catharina-ziekenhuis in Eindhoven, Nederland (Ambient Experience for Healthcare, z.d.). Hoewel de medische wereld de Philips Ambient Experience goed ontvangt, is er toch enige vorm van kritiek. Het is namelijk een erg dure investering, waardoor ziekenhuizen maar een beperkt aantal onderzoekskamers ermee kunnen uitrusten. Daardoor kan men niet iedere patiënt laten genieten van de Ambient Experience. De prijs van het prototype is zeker ook belangrijk om rekening mee te houden. Ik wil zoveel mogelijk de kosten drukken zonder dat het afbreuk doet aan de werking ervan.

Bron: www.dunneandraby.co.uk

Vervolgens is er de Teddy Bear Blood Bag Radio van het bekende designduo Dunne & Raby. De Teddy Bear Blood Bag Radio was een onderdeel van hun Critical Design project “Is This Your Future?” wat volledig in het teken stond van de toekomst van energie-opwekking. Het project liet mensen nadenken over hoe energie in de toekomst moet

Page 24: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

46

opgewekt worden en stond ver weg van zonne- en windenergie. Volgens Dunne & Raby zal energie opgewekt worden door eigen afvalstoffen. In het project stonden zeven- tot twaalfjarigen centraal en het doel was om ze te laten nadenken over de gevolgen van de mogelijkheden van energie-opwekking. Zo moeten kinderen in ruil voor hun zakgeld drie flessen waterstof per week moesten verzamelen. Ook krijgt excretie, wat nu als iets vies wordt beschouwd, in die toekomst een positieve rol als energiebron. Ten slotte wilde het duo de kinderen laten nadenken over het ethische aspect van bloed als energiebron. Dat doen ze met de Teddy Bear Blood Bag Radio, een radio verbonden aan een transfusiezakje in de vorm van een beer die enkel werkt door bloedtoevoer (Dunne and Raby, z.d.).

Hoewel Dunne & Raby het niet zo bedoeld hadden, ging hun Teddy Bear Blood Bag op het internet een

eigen leven leiden. Vele bronnen beweren dat dit transfusiezakje wordt ingezet bij bloedtransfusies bij kinderen, terwijl dit enkel nooit gecommercialiseerd is. Wel is het zo dat het in dat geval inderdaad een kalmerende werking heeft. Het brengt immers wat comfort naar de situatie, door simpelweg de vorm van het transfusiezakje te veranderen (Agah, 2011).

Bron: www.leekiseung.com

Gelijkaardig is de Blood Pack of Santaclaus door designer Kiseung Lee. Deze transfusiezakjes in de vorm van een kerstkous ontwierp hij om mensen te stimuleren bloed te doneren. Tegenwoordig is men teveel bezig met zichzelf en kijkt men amper naar andere om. Door de vorm van het zakje te veranderen hoopt hij het proces van bloeddonatie plezieriger te maken en mensen ervan bewust te maken dat het delen van geluk meer belang heeft dan materieel bezit. De Blood Pack of Santaclaus werd tentoongesteld tijdens de Helsinki Design Week van 2011 (Kalin, 2011). De Teddy Bear Blood Bag Radio en de Blood Pack of Santaclaus zijn vooral inspirerend qua design. Aan de inhoud van de bloedtransfusiezakjes is immers niets veranderd, aan de vorm wel. Toch werkt het door die simpele aanpassing. Een bewijs dat het design van mijn eigen prototype ook niet al te ingewikkeld, maar vooral krachtig moet zijn.

Bron: www.healthcare.philips.com

Zoals de vorige toepassingen al suggereerden, kan men het best op kindermaat werken. Nog een bekend voorbeeld uit de praktijk en opnieuw van Philips is de Kitten Scanner. De Kitten Scanner staat opgesteld in de wachtkamer van het Academische

Page 25: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

48

Medisch Centrum in Nederland en is een kleine versie van een echte CT-scan. Om de kinderen aan te sporen om de Kitten Scanner te proberen, speelt er een animatiefilmpje af. Als ze dan een knuffelbeer scannen onder een CT-scan, wordt er door de ingewerkte RFID-tag een filmpje geactiveerd over het knuffelbeer en de CT-scan. Zo weet het kind wat het moet verwachten en als meneer beer dat niet eng vond, moet hij het toch ook niet eng vinden (Kitten Scanner, z.d.). Ook de Kitten Scanner wordt erg goed onthaald door de buitenwereld, Philips heeft hiermee zelfs de Dutch Design Award gewonnen in 2009 (Dutch Design Awards, 2010). Naar mijn mening is de Kitten Scanner een mooi voorbeeld van het gebruik van technologie bij kinderen. Er zit immers een herkenbare factor in voor het kind, namelijk de knuffelbeer. Zo schrikken ze niet af door de technologie en zijn ze zelfs gemotiveerd om het uit te proberen.

Bron: www.urbnexplorer.com

Het lijkt wel of de CT-scan één van de engste onderzoeken is voor patiënten en dan vooral voor kinderen, want er zijn ontelbaar veel toepassingen om hen net dan te kalmeren. Wat ook vaak wordt gedaan, is het inkleden van de CT-scan, bijvoorbeeld als duikboot. Hierbij wordt duidelijk op de leefwereld van het kind ingespeeld om het tot rust te brengen.

2.3 Slaappatroon

Zoals het onderzoek van Muris et al. (2001) en de interviews met de experts aantonen, onderschatten ouders meestal de angst voor het donker van hun kinderen en nemen ze het meestal ook niet serieus als het kind hen erover aanspreekt. Op de één of andere manier moet er een brug geslagen worden tussen die angst voor het donker en de ouders opdat ze het dus wel serieus zullen nemen. Daarom kunnen er best cijfers en beeldmateriaal voorgelegd worden over hun slaappatroon, opdat ze met hun eigen ogen kunnen vaststellen hoe belemmerend de angst is voor hun slaap. Natuurlijk kan het altijd dat de slaap verstoord wordt door andere factoren, zoals ziekte of hitte, maar toch is het slaappatroon een goede indicatie van angst. Het is immers zo dat een veilig gevoel een vereiste is om te kunnen slapen, dus wanneer het kind lang en vaak wakker ligt, kan dit erop wijzen dat het kind last heeft van

angst. Het slaappatroon kan op verschillende manieren geregistreerd en gevisualiseerd worden, zoals blijkt uit de volgende cases.

Bron: www.restdevices.com

Eén van die mogelijkheden is het registreren van het slaappatroon door de ademhalingspatronen te monitoren, zoals Somnus dat doet. Somnus is een pyjamashirt ontwikkeld door Nyx Devices,

Page 26: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

50

een startup van enkele MIT studenten, met een chip in het zakje die registreert in welke slaapfase de testpersoon zich bevindt. De informatie wordt upgeload en kan bekeken worden op de onderzoekswebsite van Somnus (Singer, 23 mei 2011).

Bron: www.restdevices.com

Nyx Devices heeft ook een gelijkaardige toepassing ontwikkeld voor baby’s, genaamd Infant Monitor. Dit is een rompertje waarmee het ademhalingspatroon, de lichaamstemperatuur en de lichaamspositie van de baby wordt gemeten tijdens het slapen. Deze informatie wordt doorgegeven aan de ouders via een smartphone of tablet, waarbij ze ook nog eens gealarmeerd worden wanneer er iets mis is. Dit rompertje is wasbaar en van katoen gemaakt om het comfort van de baby te garanderen (Kirsner, 14 augustus 2012).

Terwijl Somnus voornamelijk ontwikkeld is voor mensen die aan slapeloosheid lijden en Infant Monitor om wiegendood te vermijden, zouden beide toepassingen toch ook kunnen werken voor het opmeten van de angst voor het donker bij kinderen. Voornamelijk omdat het comfort centraal wordt gesteld doordat er geen elektrodes of iets dergelijks

op het lichaam moeten geplakt worden. Aan de andere kant is het wel noodzakelijk om elke nacht het shirt of het rompertje aan te hebben.

Bron: www.myzeo.com

Ook door de hersenactiviteit te meten, kan het slaappatroon vastgesteld worden. De Zeo Personal Sleep Coach registreert draadloos de hersenactiviteit

tijdens de slaap door middel van een hoofdband. In deze hoofdband zit een SD kaart waarop alle gegevens worden opgeslagen en die in de computer kan gestoken worden om het slaappatroon te kunnen zien. Overdag kan de hoofdband opgeladen worden door deze in de bijgeleverde wekker te steken. Die wekker zal je bovendien ook wekken wanneer je het “natuurlijke wekpunt” hebt bereikt in je slaap, dit is wanneer je je in een fase van lichte slaap bevindt (Flatley, 11 juni 2009). Hoewel de Zeo Personal Sleep Coach wordt beschouwd als een correctere manier van het registreren van het slaappatroon, is deze toepassing minder geschikt voor kinderen. Het slaapt niet erg comfortabel, zeker niet voor een kind, omdat zij niet meteen begrijpen waarom ze zo’n hoofdband op moeten zetten en er al zeker niet hun slaapcomfort voor willen opofferen.

Page 27: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

52

Bron: www.sleepcycle.com

Sleepcycle is dan weer een app voor de iPhone dat het slaappatroon door middel van een accelerometer registreert door de bewegingen op de matras. Het is eigenlijk een soort wekker en meetinstrument ineen. De gebruiker stelt de wekker in, maar deze gaat al 20 minuten voor de eigenlijke wektijd af. Op basis van de bewegingen tijdens de slaap weet Sleepcycle wanneer iemand

zich in een fase van lichte slaap bevindt. Het is wetenschappelijk bewezen dat ontwaken voor de gebruiker in deze fase het aangenaamste is, dus wanneer hij tien minuten voordat de wekker gaat zich in lichte slaap bevindt, dan wekt Sleepcycle hem. Bovendien kan de gebruiker zijn slaappatroon bekijken, de app visualiseert het namelijk ook in een grafiek. Sleepcycle toont aan dat de registratie van het slaappatroon gemakkelijk in het prototype kan verwerkt worden door middel van een accelerometer (Sleepcycle, z.d.).

Deze casestudies zijn belangrijk, omdat ze een overzicht geven van hetgeen er momenteel op vlak van angst bij kinderen en de meting van het slaappatroon is gerealiseerd. Tevens hebben ze een inspirerende rol gespeeld tijdens de ontwerpfase. Zo wil ik zeker een lichtgevend prototype maken, waar kinderen

zelf de controle over hebben en dus bepaalde delen van de kamer kunnen laten oplichten. Bovendien vind ik het belangrijk dat het prototype vastgeklampt kan worden, omdat dit een natuurlijke reactie is van het kind bij angst en zelfs een soort van angstverzachting. Ook moet het gedurende langere tijd branden zoals bij Glo, daar angstige kinderen niet zo snel in slaap vallen. Daarentegen opteer ik wel voor een prototype dat meer doet dan enkel oplichten, daarom zal het ook een kalmerende werking hebben. Het spreekt voor zich dat het prototype moet inspelen op de leefwereld van het kind. Dit laatste moet vooral niet te ingewikkeld worden, omdat de beste toepassingen, zoals de Teddy Bear Blood Bag, net vrij eenvoudig zijn. De kinderboekjes waren voor mij vooral een teken dat er nog te weinig wordt gedaan tegen aanhoudende angst voor het donker, terwijl

hier toch duidelijk wel nood aan is. Ten slotte meet het prototype het slaappatroon van het kind, omdat dit een indicatie is van zijn angst voor het donker. Mijn keuze om dit te meten is gevallen op een accelerometer, omdat dit niet vereist van het kind om iets op zijn lichaam te dragen. In het volgende hoofdstuk wordt er uitgebreider ingegaan op de eigenschappen van het prototype.

Page 28: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

54

Om mijn prototype te kunnen ontwikkelen, heb ik in de eerste plaats wat vragen gesteld aan de experts. Daarna ben ik gaan kijken naar de technische vereisten van het prototype die erin moeten steken, waarna ik het design van het prototype heb ontworpen. Ten slotte bespreek ik ook nog het proces dat ik gedurende de ontwikkeling heb afgelegd.

3. Prototype

Een prototype wat de angst voor het donker verzacht hoort de oorzaken van die angst aan te pakken. In eerste plaats is die angst er effectief door de duisternis. Dat kan simpelweg opgelost worden door met licht te werken, maar het is wel één van de belangrijkste eigenschappen die het prototype moet bezitten. Wat overigens ook belangrijk is volgens de experts, maar ook volgens het onderzoek van Gordon et al. (2007), is dat het kind het prototype kan vastklampen. Dit is voor het kind een manier om zichzelf te kalmeren tijdens een fase van angst, om in zekere zin terug controle over de situatie te grijpen en om zich weer veilig te voelen. Een andere grote oorzaak van angst voor het donker is dat het kind opeens op het gehoor moet vertrouwen in plaats van het zicht, maar daardoor gaan bepaalde geluiden ‘verergeren’. Het is dan goed om hen af te leiden met een muziekje dat na een bepaalde tijd vanzelf uitvalt.

Bovendien voelen ze zich angstig omdat de situatie onveilig lijkt. Veiligheid kan ingebouwd worden door een prototype dat warm, troostend en betrouwbaar is. Een vertrouwd voorwerp, zoals een knuffelbeer, is hier ideaal voor. Bovendien helpt die knuffel ook tegen de separatieangst, als een soort van plaatsvervanger voor de ouders. Duurzaamheid, dus dat het prototype lang mee kan gaan en niet meteen kapot gaat, is ook van belang, om die band en dat vertrouwen met het prototype op te kunnen bouwen. Verder is het zo dat het kind weinig zelfvertrouwen heeft en dat het in die situatie nood heeft aan positieve gevoelens. Om die reden is het tevens belangrijk dat het prototype er mooi uitziet, lacht naar het kind, zacht en donzig is. Anderzijds hebben ze nood aan bescherming tegen de situatie, bijvoorbeeld in de vorm van een fantasiewapen, want juist omdat ze zichzelf niet sterk genoeg achten om de monsters of spoken die het donker

Page 29: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

56

met zich meebrengt aan te kunnen, hebben ze nood aan bescherming tegen die situatie. Daarnaast is onvoorspelbaarheid ook een oorzaak van de angst voor het donker. Omdat ze geen controle hebben op de situatie, is het belangrijk dat het prototype voorspelbaar blijft, het mag niet vanzelf aanspringen of iets dergelijks (Peters & Mercken, 2012, e-mail interview).

3.1 Technische aspecten

Daar het belangrijk is dat het prototype ervoor zorgt dat de angst voor het kind zowel controleerbaar als bespreekbaar met de ouders wordt, is er geopteerd voor een tweedelig prototype. Enerzijds is er een knuffel met mediacomponenten die het kind langs zich legt wanneer het gaat slapen, anderzijds is er het informatiegedeelte voor de ouders. Er zijn drie belangrijke eigenschappen die de experts hebben aangehaald en die moeten dan ook meegenomen worden naar het prototype toe: het prototype moet licht geven, het moet kunnen vastgeklampt worden en het moet muziek kunnen maken. Bovendien moeten de ouders betrokken worden bij het proto-type, omdat zij in de eerste plaats een sleutelfiguur zijn in het leven van het kind en vaak niet correct omgaan met de angst voor het donker van hun kind.

Het prototype voor het kind, een knuffel, zal een ac-celerometer in de vorm van een Wii Nunchuck bev-

atten die door de bewegingen het slaappatroon van het kind kan registreren, net zoals de app Sleepcycle dat doet. Een accelerometer of versnellingsmeter is een meetapparaat waarmee versnellingen kunnen geregistreerd en gemeten worden. Zo’n accelerom-eter wordt in heel wat toepassingen gebruikt, bi-jvoorbeeld om de trillingen van de aarde dichtbij het epicentrum te meten, maar het wordt ook gebruikt in gsm’s of controllers van gameconsoles om de bewegingen van de gebruiker te registreren.

Door de Nunchuck aan te sluiten op een Arduino Uno, kunnen er bij angst verzachtende impulsen ge-geven worden aan het kind op basis van het slaap-patroon. Zo licht het prototype op door middel van LEDs wanneer het kind zich in lichte slaap bevindt en dus wakker kan worden met angst. Wel wordt de gevoeligheid van de accelerometer aangepast, zodat de LEDs niet oplichten bij de kleinste beweg-ing. Ze gaan dus pas aan bij actievere bewegingen. Daardoor is het prototype ook verlicht wanneer het kind gaat slapen en zullen de LEDs pas uitdoven als het kind zich in een vaster staduim van slaap bevindt. Bovendien blijven de LEDs bij beweging sowieso een minuut lang branden. Het voordeel van deze LEDs is dat ze niet echt warm worden, wat het dus veilig maakt voor gebruik bij kinderen. Omdat de knuffel uiteraard mobiel moet zijn, zal de Arduino van stroom voorzien worden door een 9V Jack Adapter waar een 9 volt batterij op aangesloten wordt.

Verder reageert het prototype door middel van e-tex-

Page 30: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

58

tiles op het vastklampen van het kind, zoals gekend in de besproken case over de glimwormknuffel, want dat is immers een teken van angst. E-textile is textiel waar elektronica en digitale componenten in verwerkt zijn. Wanneer het prototype vastgeklampt wordt, kan het kind, dankzij de drukknop gemaakt van de e-textiles, het licht zelf aan en uit doen, waardoor het dus controle heeft over het licht. Op diezelfde manier kan het kind muziek laten spelen, weliswaar door een druk op een andere e-textiles knop. De muziek wordt afgespeeld via een piezo speaker, een component voor Arduino waarmee tonen kunnen geproduceerd worden. Beide knop-pen worden zo ontworpen dat ze niet bij de minste druk actief zijn.

Daarenboven wordt de dialoog tussen het kind en de ouders omtrent de angst voor het donker ver-sterkt door de Xbee modules en software voor de ouders. In die software wordt een grafiek weergeven van het slaappatroon van het kind dat en zo krijgen

ze een idee van de mate waarin de angst voor het donker opspeelt bij hun kind. De informatie van de Arduino in de knuffelbeer wordt doorgestuurd via een Xbee shield, wat communicatie tussen twee Ar-duino’s mogelijk maakt, naar de Xbee Explorer USB, een board specifiek bedoeld om een Xbee Shield op aan te sluiten, die verbonden is door middel van een USB kabel met de computer van de ouders. Zo heeft het dus wat weg van een externe harde schijf. De informatie wordt ontvangen in het softwarepa-kket van Arduino en verwerkt in Processing. De inhoud van het informatieluik voor de ouders wordt in het deel informatieluik uitgediept.

3.2 Design

Zoals aangehaald is het prototype tweedelig: enerzi-jds is er een knuffel met mediacomponenten die het kind langs zich legt wanneer het gaat slapen, an-derzijds is er het informatiegedeelte voor de ouders. Voor beide onderdelen is ook het design een belan-grijk aspect om over na te denken.

De experts zeiden al dat het belangrijk is dat het prototype qua design herkenbaar is voor de kin-deren. Uit de feedback van de doelgroep bleek dat hun voorkeur uitging naar het konijn, dat verklaart dus de keuze voor een knuffelkonijn. Hier wordt meer uitleg over gegeven in het hoofdstuk testings & feedback. Bovendien wordt er geopteerd voor een simpel ontwerp, omdat uit de cases bleek dat simpel juist vaak veel krachtiger is. Verder moeten de onderdelen er in passen, dus moet de knuffel ook groot genoeg zijn. Aan de andere kant is het uiter-aard ook van belang dat het prototype mooi is, om

positieve gevoelens uit te lokken bij het kind.

Er wordt gewerkt met een patroon dat zowel jon-gens als meisjes aanspreekt. Hier worden witte rondjes op aangebracht, wat voor meer contrast zorgt en waardoor het licht meer opvalt. De cirkels met een rode rand bevatten LEDs, terwijl de rondjes

Page 31: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

60

met een groene rand speciaal zijn. Wanneer het kind in het rondje met de lamp knijpt, wordt, dankzij de e-textiles die elkaar raken, het licht geactiveerd. Zo heeft het kind zelf ook controle over het licht. Het andere gele rondje activeert een muziekje, dit werkt eveneens met conductief stof.

Er wordt een stof met print gebruikt als hoes, zoals een kussensloop eigenlijk. Deze hoes wordt dan af-gesloten door middel van een verborgen ritssluiting. Hierin steken twee witte kussens in de vorm van de

knuffel, die opgevuld zijn met pluche. Zo ontstaat er in het midden als het ware een holte waar de on-derdelen in geplaatst kunnen worden. Daar wordt de Arduino dan in gestoken, die op zich ook nog eens in een doosje geplaatst wordt, om te voorkomen dat het kind de kabels kan stuk maken wanneer het de knuffel vastpakt of erop ligt. Bovendien worden er gaatjes in de bovenkant van dat doosje gemaakt, zo kunnen de kabels individueel eruit kunnen komen en hoeven ze dus niet samen te worden gebonden. Dit is de beste optie voor een degelijk prototype, ver-mits de kabels redelijk fragiel zijn waardoor ze bij het samenbinden sneller kunnen plooien en stuk gaan. Alle losse onderdelen, zoals de LEDs, de drukknop-pen en de piezospeaker, worden vastgenaaid aan de kussens. Op die manier kan de hoes makkelijk gewassen worden zonder het prototype op zich te beschadigen, wat toch wel een belangrijke vereiste is gezien de doelgroep.

Voor het informatieluik dat bedoeld is voor de oud-ers worden de Xbee modules eveneens in een stevig doosje gestopt. Daardoor zal het geheel wat weg hebben van een externe harde schijf. Ook hier wordt er geopteerd voor een doosje, omdat het prototype op die manier steviger is en zo kan het ook makke-lijk ingekleed worden. De buitenkant van het doosje wordt bekleed met hetzelfde stof als de knuffelbeer, om het een consistent, maar ook speels geheel te maken. Wel is het belangrijk dat het doosje nog

open kan om eventuele problemen met de USB kabel op te kunnen lossen.

Bovendien wordt het concept van Pepijn het nacht-konijn ook doorgetrokken naar het softwarepakket. Daarom worden de kleuren uit het printstof gebruikt erin. Ook zal Pepijn het nachtkonijn tips geven aan de ouders om de angst van hun kind bespreekbaar te maken. Verder wordt er een handleiding aan het prototype toegevoegd, zodat zowel de ouders als de kinderen weten hoe het moet gebruikt worden. Ook hierin staat Pepijn centraal en geeft hij uitleg over het gebruik ervan.

Page 32: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

62

3.2 Informatieluik

Zoals uit de literatuurstudie en de interviews met de experts is gebleken, hebben ouders vaak moeiljk-heden met het correct omgaan met hun angstige kinderen. Toch is die steun van de ouders zeer belangrijk voor het kind in het proces van angstver-zachtig. Daarom koos ik ervoor om het prototype tweedelig te maken door ook de ouders van in-formatie te voorzien over de angst van hun kind. Daarenboven is dit nog geen garantie dat ze cor-rect met de angst omgaan, omdat ouders natuurlijk niet altijd even goed weten hoe ze hun kind moeten helpen, wat de keuze verklaart om ook tips toe te voegen.

Daarnet haalde ik al aan dat de informatie van de Arduino in de knuffel wordt doorgestuurd naar de module van de ouders. Concreet kunnen de ouders op hun computer een grafiek zien met het slaappa-troon van hun kind en het aantal keren dat het kind

de muziek en het licht activeert door een druk op de knoppen. Deze informatie krijgen ze meteen op hun computer, maar wordt ook opgeslagen zodat ze ook in de ochtend de data ter beschikking hebben.

Daarnaast krijgen ze ook tips, die aangepast zijn aan het slaappatroon, om correct om te gaan met de angst. Wanneer een kind zeer onregelmatig heeft geslapen, zullen de ouders andere tips krijgen dan wanneer hun kind vast heeft geslapen. Om de effec-tiviteit van het prototype te garanderen, wordt er ook telkens een korte conclusie van het slaappatroon vermeld. Bovendien worden er waarschuwingen gegeven dat het slaappatroon, wanneer deze afwijkt van het normale slaappatroon van het kind, beïnv-loed kan zijn door bepaalde omstandigheden, zoals ziekte en hitte.

Page 33: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

64

3.2 Proces

Een eerste probleem waar ik op botste tijdens het ontwikkelen van het prototype was het samenvoe-gen van de drie waardes die de accelerometer ge-nereert. Vermits een accelerometer bewegingen reg-istreert, krijg je als resultaat een x-, y- en z-waarde, met andere woorden de horizontale, de verticale en de diagonale beweging.

Maar om een makkelijk leesbare grafiek te verkrijgen en om deze waarden op een eenvoudige manier te verwerken in Arduino en Processing, was het belangrijk om de drie waarden om te vormen tot één waarde. Hiervoor moest ik op zoek gaan naar een algoritme die dit op een correcte manier doet. Na wat denkwerk heb ik het Arduino-forum ger-aadpleegd en daar vond ik uiteindelijk de correcte oplossing:

q=√(x^2+y^2+z^2 )

Daarna heb ik de ontwikkeling van het prototype opgedeeld in behapbare delen. Enerzijds om ef-ficiënt te werk te gaan en geen tijd te verliezen, om-dat ik niet meteen alle benodigde onderdelen had. Anderzijds om het voor mezelf makkelijker te maken om het prototype te ontwikkelen, daar ik beperkte kennis heb van Arduino. Voor mijn prototype had ik verschillende vereisten: er moeten verschillende LEDs aangaan door op een drukknop te duwen, deze LEDs moeten ook uitgaan na een tweede druk op die knop. Eveneens is er een drukknop voor het in- en uitschakelen van de muziek. In de eerste fase, de testfase met andere woorden, opteerde ik ervoor om beide functies te controleren met de standaard drukknoppen die in het Arduino kitje zitten. Bovendi-en moeten de LEDs ook oplichten wanneer het kind beweegt en doven wanneer het stil ligt.

Toen dit eenmaal werkte, heb ik al deze code met elkaar gecombineerd en vervolgens de drukknoppen

vervangen door ronde drukknoppen gemaakt van e-textiles, omdat dit beter bij het totaalconcept van de knuffel past. Dit was vrij eenvoudig, tussen twee stukjes conductief stof stak ik een dun laagje schu-imrubber. In dat laagje schuimrubber maakte ik eerst drie kleine gaatjes,. Wanneer er dan op de knop gedrukt wordt, komen de twee stukjes conductief stof tegen elkaar en is het elektrisch circuit gesloten, waardoor de componenten stroomtoevoer zullen krijgen. Dit alles werd aan elkaar genaaid met nog een extra laagje katoen over. Over het geheel heb ik een laagje witte katoen gedaan. Hierna werden er kabels in de knop geplaatst, zodat er ook effectief stroomtoevoer is. Deze drukknoppen bevestigde ik vervolgens aan een kussen in de knuffel op dezelfde plek waar de speciale groene rondjes ook geposi-tioneerd zijn.

Op dat moment was het nog steeds zo dat de me-diacomponenten van de knuffel rechtstreeks met de computer verbonden waren, terwijl dit absoluut niet

ideaal was met het oog op de doelgroep. Daarom koos ik ervoor om Xbee shields te gebruiken, waar-door er draadloze communicatie mogelijk is tussen de Arduino in de knuffel en de computer. Bovendien zorgde dit voor een tastbaar prototype voor de ouders, wat naar mijn mening toch ook een groot voordeel is. Zo kunnen ouders terwijl hun kind aan het slapen is direct data verkrijgen over het slaappa-troon en bijgevolg de angst voor het donker van hun kind. Om die data te kunnen omzetten in tastbare gegevens met grafieken en tips, heb ik gebruik ge-maakt van het programma Processing.

Hierna volgden de tests bij doelgroep en experts, waar ik wat meer over vertel in het volgende hoofd-stuk. Op basis van die feedback heb ik nog aan-passingen gedaan aan mijn prototype, zoals het toevoegen van een samenvatting over het slaappa-troon van het kind.

Page 34: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

66

Om te weten of het ontwikkelde prototype effectief de angst voor het donker controleerbaar en bespreekbaar maakt, is het belangrijk om het af te toetsen bij de doelgroep. Daarom werd er zowel op kinderen van 8 tot 12 jaar, hun ouders en experts beroep gedaan om het prototype te testen. Ook heb ik zelf enkele tests gedaan die belangrijk waren voor de verfijning van het prototype.

4. Testings & feedback

In het onderdeel cases sprak ik al over lichtgevend stof. Zelf testte ik een knuffel uit met lichtgevend stof. Hoewel dit stof voor meer creatieve vrijheid zorgt dan het verwerken van LEDs in de textiel, werkt het minder efficiënt. Zo was het vaak dat de knuffel niet in het licht had gelegen doorheen de dag, waardoor deze in de nacht niet of enkel op bepaalde plekken licht gaf. Dit loste ik dan maar op door de knuffel even tegen een lamp aan te houden. Wel is het zo dat het opladen vrij snel gaat, want na een minuutje geeft de knuffel wel weer licht af. Toch is dit licht eerder groen, waardoor het zicht nog niet echt optimaal is, terwijl dit toch een belangrijke ver-eiste is bij een ontwerp wat kinderen doorheen hun angst voor het donker moet helpen. Nog een nadeel is dat de lichtgevend werking van het stof vermindert met het aantal keren dat de knuffel gewassen wordt. Na een tijd zal de stof zelfs geen licht meer geven, waardoor de knuffel in zekere zin zijn doel voorbi-jschiet. Daarbij was het prijskaartje van de knuffel ook nog eens vrij hoog ten opzichte van gewone

knuffels. Al deze elementen waren doorslaggevend in de beslissing om LEDs te verwerken in het proto-type in plaats van te werken met lichtgevend stof.

Om die reden was het ook belangrijk om goed na te denken over de keuze van de LEDs. In de eerste plaats is de kleur van de LEDs van belang, omdat kleuren bewust of onbewust geassocieerd worden met bepaalde gevoelens. Zo komt rood vaak als een gevaarlijke kleur over. Hierbij moet er eveneens rekening gehouden worden met het feit dat LEDs in een beperkt aantal kleuren worden gemaakt. Bov-endien moet er geopteerd worden voor LEDs die voldoende licht geven en door het stof heen schi-jnen. Daarom koos ik voor witte LEDs, omdat dit de meest neutrale kleur is in het beperkt assortiment en deze LEDS het meeste licht afgeven. Dat laatste heb ik ook nog uitgetest met het stof, want in het uitein-delijke prototype zit er nog stof over de LEDs en ook dan moet er genoeg licht zichtbaar blijven.

Page 35: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

68

Het spreekt voor zich dat het design de doelgroep moet aanspreken, daarom heb ik het bij hen afge-toetst. Ik heb twee designs voor de knuffel gemaakt, een beer en een konijn, die respectievelijk de naam “Meneer de nachtbeer” en “Pepijn het nachtkonijn” hebben gekregen. Ook zijn er twee potentiële prints, een print met grote bruine, blauwe en doorzichtige bollen en een speels, kleurrijk bolletjesprint. Ik heb hierover vier kinderen, drie jongens en één meisje, tussen de 9 en 12 jaar bevraagd. Unaniem ging de

voorkeur naar Pepijn in combinatie met de speelse print, omdat ze die schattiger vonden.

Uiteraard heb ik mijn prototype voorgelegd aan een expert, meer bepaald klinisch psychologe Lies Peters. Zij haalde aan dat het prototype een in-gangspoort is voor een gesprek over de angst van het kind. Het gaat volgens haar echter nog verder dan dat. Wanneer een kind overdag verdrietig is en slecht slaapt tijdens de nacht, kunnen ouders de twee gebeurtenissen makkelijk met elkaar linken door het prototype en wordt het een aanknoping-spunt voor een gesprek. Bovendien zegt ze dat het geschikt is voor zowel een normale angst als een aanhoudende angst voor het donker. Bij die laatste is de rol van de ouders wel uitgebreider, terwijl bij de gewone angst de knuffel op zich al voldoende is.

Hierna heb ik het prototype laten testen door kin-deren uit de leeftijdscategorie en hun ouders. Opnieuw deed ik beroep op de kinderen waaraan

ik mijn design heb voorgelegd. Deze kinderen hebben geen last van aanhoudende angst, maar zijn weleens bang na het kijken van enge films en dergelijke. Ook hun ouders hebben hun medewerk-ing aan mijn onderzoek verleent. Hieruit kwamen enkele belangrijke zaken, zoals dat het prototype best op jonge leeftijd al aan het kind kan gegeven worden. De kinderen haalden allemaal aan dat hun voorkeur uitging naar hun eigen knuffel als het op angstverzachting aankomt, want die hebben ze van jongsaf aan en beschouwen ze als een soort “vriendje”. Al zeiden ze wel dat Pepijn evenzeer hun angst voor het donker zou verzachten. Het gaat hier dus in feite om gewenning, daarom is de beste optie om Pepijn al op jonge leeftijd aan het kind te geven.

Wat betreft de functionaliteiten van Pepijn wisten de meesten vrijwel meteen dat het niet een gewone knuffel is en ook waarvoor de speciale rondjes juist dienen. Bovendien vonden ze het allemaal fijn dat Pepijn al oplichtte voordat ze nog maar zouden

wakker worden met angst (Di Gennaro & Gorissen, 2012, interview).

Ook de ouders hebben me heel wat nuttige informa-tie gegeven. Zij waren enthousiast over het proto-type en zagen er zeker het nut van in. Ze vonden het vooral waardvol, omdat ze door de gegevens beter konden anticiperen op de angst van de kinderen en het stelde hen ook gerust om te weten hoe hun kind sliep. Bovendien haalden ze aan dat ze niet altijd weten hoe ze moeten omgaan met de angst van hun kinderen, vandaar dat ze de tips apprecieerden en bijgevolg deze ook zouden opvolgen. Tevens hadden ze het gevoel dat het prototype hun kind hielp om over hun angst te geraken.

Wat de weergave van de gegevens betreft waren ze ook tevreden, de grafieken waren naar hun mening duidelijk, alleen verlangden ze toch nog een kleine samenvatting van het slaappatroon per nacht (Cata-lano & Janssen, 2012, interview).

Page 36: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

70

Een prototype is uiteindelijk maar een prototype, voordat een product effectief gelanceerd kan worden, moeten er nog wel een aantal zaken aan het ontwerp veranderd worden en datzelfde geldt voor mijn eigen prototype. Indien mijn prototype gecommercialiseerd zou worden, zou ik enkele aanbevelingen hebben naar de toekomst toe.

5. Aanbevelingen

♫♪

Een prototype is uiteindelijk maar een prototype, voordat een product effectief gelanceerd kan worden, moeten er nog wel een aantal zaken aan het ontwerp veranderd worden en datzelfde geldt voor mijn eigen prototype. Indien mijn prototype gecommercialiseerd zou worden, zou ik enkele aan-bevelingen hebben naar de toekomst toe.

Eén van de minpunten aan Arduino is de breekbaar-heid van de kabeltjes. Deze plooien snel, waardoor ze stuk kunnen gaan, iets wat zeker bij de doelgroep kinderen niet ideaal is. Daarom zou het beter zijn om met iets degelijkers te werken wat minder snel stuk kan gaan.

Ook is het zo dat de mediacomponenten in de knuffel enkel werken wanneer de pc van de ouders, waar de andere module op aangesloten is, aan-staat. Dit is praktisch niet steeds mogelijk, omdat dit vaak ook het tijdstip is dat de ouders slapen en dus niet gebruik maken van hun computer. Al kan

dat natuurlijk wel makkelijk opgelost worden door de computer gedurende de nacht gewoon op te laten staan. Bovendien kan er ook gewerkt worden aan de maximale afstand tussen de knuffel en de mod-ule voor de ouders. Op dit moment mag die afstand maximum 100 meter bedragen, maar er kunnen al-tijd omstandigheden zijn waarbij een langere afstand noodzakelijk is.

Daarnaast is het ook zo dat op die computer Ar-duino & Processing moet geïnstalleerd zijn en de bijhorende code geactiveerd. Dit zijn twee ingewik-kelde programma’s die enkel door programmeurs worden gebruikt, waardoor de kans klein is dat de ouders deze software op hun computer heb-ben staan. Ook is het niet echt efficiënt dat er twee programma’s nodig zijn om het prototype te laten werken. In de toekomst zou deze software best vervangen kunnen worden door één eenvoudig pro-gramma waarbij de code op de achtergrond wordt geactiveerd en waarbij, zoals eerder aangehaald, het

Page 37: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

72

niet noodzakelijk is dat de computer van de ouders steeds aanstaat wanneer het kind slaapt.

Een andere tekortkoming van het prototype is de batterij. Momenteel wordt de Arduino die in de knuf-fel steekt, gevoed door een batterij. Dat betekent dat de mediacomponenten in de knuffel na een tijd kun-nen uitvallen en de batterij vervangen moet worden. Bovendien gaat het hier om een 9 volt batterij, een soort batterij die de meeste mensen vaak niet op voorraad hebben, omdat deze in weinig toestellen wordt gebruikt. Een mogelijke oplossing is het ge-bruik van een oplaadbare batterij, maar een betere optie is het opladen van de knuffel met een adapter. Dan is de knuffel nog steeds draadloos, maar is het prototype minder beperkt door de batterij.

Als einddoel van deze thesis had ik me vooropgesteld om een prototype te ontwerpen dat angst voor het donker bij kinderen controleerbaar en bespreekbaar. De onderzoeksvraag was:

Hoe kan de aanhoudende angst voor het donker bij kinderen van 8 tot 12 controleerbaar en bespreekbaar gemaakt worden door middel van een knuffel die mediacomponenten bevat?

Om hierop een antwoord te kunnen geven heb ik deskresearch gedaan naar de angst van kinderen en heb daarbij de angst voor het donker uitgediept. Omdat ik bij bepaalde onderdelen toch nog informatie te weinig had, heb ik ook experts geïnterviewd over het onderwerp. Hierna ben ik gaan kijken wat er momenteel al is ontwikkeld op vlak van angstverzachting en de analyse van het slaappatroon, wat tevens een inspiratiebron voor

mijn eigen prototype bleek te zijn. Vervolgens ben ik me gaan verdiepen in de ontwikkeling van mijn eigen prototype, die ik vervolgens heb afgetoetst aan de experts & de doelgroep. Dit hele proces leidde uiteindelijk tot mijn eigen prototype.

Daar het vastklampen van knuffels en licht in de kamer belangrijke angstverzachtende factoren zijn, koos ik ervoor om een knuffel te ontwerpen met mediacomponenten, meer bepaald een knuffel die oplicht. In de eerste plaats hebben kinderen zelf de controle over het licht door de knuffel vast te klampen, maar reageert het ook op het slaappatroon van het kind. Wanneer het zich in een fase van lichte slaap bevindt, gaat het prototype automatisch gedurende een minuut oplichten. Bovendien kunnen ze ook nog kalmerend muziek af laten spelen door een druk op knop. Het prototype is echter meer dan enkel een knuffel, want door draadloze

Besluit

Page 38: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

74

communicatie tussen de knuffel en de computer van de ouders, krijgen zij informatie door over het slaappatroon van hun kind. Hierbij worden ook nog eens tips gegeven over hoe ze best kunnen omgaan met de angst van hun kind. Het prototype is dus tweedelig, enerzijds is er de angstverzachting voor het kind, anderzijds is er het informatieluik voor de ouders die hen helpt de angst van hun kinderen te bespreken.

Het prototype is uniek, omdat het oudere kinderen met een angst voor het donker helpt, maar ook omdat het de brug slaat tussen het kind en de ouders en zo dus een dialoog tussen beide partijen creëert over dit onderwerp. Zo voorkomt het in zekere zin dat deze angst zich blijft voortzetten op latere leeftijd. Daarenboven kan het ook ingezet worden bij kinderen met een gewone angst voor het donker.

Aan de andere kant bleek uit de tests van het prototype dat kinderen vaak vasthouden aan hun favoriete knuffels die ze al van jongsaf aan hebben en die daarom niet willen inruilen voor Pepijn het nachtkonijn. Al gaven ze wel toe dat Pepijn hen zeker zo goed door hun angst zou helpen.

Het prototype viel vooral in goede aarde bij de ouders, omdat ze zo beter kunnen anticiperen op de angst van hun kinderen en beter in het proces ondersteund worden. Maar net daarom heeft Pepijn ook toegevoegde waarde voor kinderen met een aanhoudende angst voor het donker.

Gedrukte bronnen

Blom, R. (2010). Regelmaat en inbakeren: voorkomen en verhelpen van huilen en onrust. Zeist: Christofoor.

Boer, F. (2010). Als je kind moeilijk slaapt. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.

Boer, F. (2011). Slaapproblemen bij kinderen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.

Bögels, S.M. (2008). Behandeling van angststoornissen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.

Catalano M. & Janssen M. (2012). Interview.

De Vries, M.W. (2007). Psychiatrie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.

Di Gennaro G. & A. en Gorissen T. & N., 2012, interview

Driesen, L. (2004). Bang om te gaan slapen: therapieboek voor kinderen die niet naar bed durven. Antwerpen/

Apeldoorn: Garant.Driesen, L. (2004). Mama, ik kan niet slapen: Hoe kinderen met slaapproblemen helpen. Antwerpen: Garant.

Gordon, J. et al. (2007). Treatment of children’s nighttime fears: the need for a modern randomised controlled trial. Leiden: Elsevier.

Lievegoed, B.C.J. (2003). Ontwikkelingsfasen van het kind. Zeist: Christofoor.

Moons, A. (2006). Pedagogische wetenschappen: de ontwikkeling van het kind. Hasselt: KHLim Hemelrijk.

Muris P. et al. (2001). Children’s nighttime fears: parent–child ratings of frequency, content, origins, coping behaviors and severity. Leiden: Elsevier.

Peters L. & Mercken T. (2012). E-mail interview.

Rachman, S. J. (1977). The conditioning theory of fear acquisition: a critical examination. Oxford: Pergamon

Bibliografie

Page 39: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

76

Press.

Steerneman, P. (2002). Aangrijpende belevenissen van kinderen. angsten, pesten, door, scheiden, misbruik. Leuven: Garant.

Struyven et al. (2010). Groot worden: de ontwikkeling van baby tot adolescent. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.

Van der Poel, M. (2010). Opvoedingsproblemen 0-4 jarigen. Leuven: Garant.

Verhulst, F. (2005). De ontwikkeling van het kind. Assen: Van Gorcum.

Internetbronnen

CBK. (z.d.). Wat zijn wearables? Geraadpleegd op 15 maart 2012, http://cbks-hertogenbosch.nl/index.cfm?art_id=387&chapter_id=12

Dunne & Raby. (2004). Is this your future? Geraadpleegd

op 17 april 2012, http://www.dunneandraby.co.uk/content/projects/68/0

Flatley, J. (11 juni 2009). Zeo’s Personal Sleep Coach makes money from your insomnia. Geraadpleegd op 21 mei 2012 op http://www.engadget.com/2009/06/11/zeos-personal-sleep-coach-makes-money-from-your-insomnia/

Horsthuis, A. (13 september 2010). Een leven lang bang. Geraadpleegd op 26 februari 2012, http://www.jmouders.nl/Themas/Opvoeding/Opvoeden/Een-leven-lang-bang.htm

Instructables. (z.d.). Conductive fabrics. Geraadpleegd op 15 maart 2012, http://www.instructables.com/id/Conductive-Fabric/

Kind & Gezin, (z.d.). Per leeftijd. Geraadpleegd op 21 juli 2012, http://www.kindengezin.be/ontwikkeling/spelen/per-leeftijd/#lagere-schoolkinderen

KNMI. (z.d.). Geraadpleegd op 15 maart 2012, http://www.knmi.nl/cms/content/34664/versnellingsmeter

Meinders, D.H. (2012). Interesses van kinderen. Geraadpleegd op 16 juli 2012, http://artikelen.foobie.nl/onderwijs/interesses-van-kinderen/

Spruyt, K. (2001). Slaapgewoonten en -stoornissen bij schoolgaande kinderen. Geraadpleegd op 9 juli 2012, http://www.vub.ac.be/COBI/slaap-bij-kinderen.html

Casestudies

Agah, A. (2011). Teddy Bear Blood Bag. Geraadpleegd op 6 januari 2011, http://streetanatomy.com/2011/02/21/teddy-bear-bloodbag/

Boon Inc. (z.d.). Glo: Color-changing Nightlight with portable Glowing Balls. Geraadpleegd op 26 februari 2012, http://www.booninc.com/products/Glo/1651

Daniëls, G. (2007). Licht uit! Hasselt: Clavis.

DeGroat, D. (2002). Het spookkamp. Amsterdam: Westeinde.Dunne & Raby. (2007). Is this your future? http://www.dunneandraby.co.uk/content/projects/68/0

How does a baby mobile work? (z.d.). Geraadpleegd op 20 juli 2012, http://www.ehow.com/how-does_4690203_baby-mobile-work.html

How does glow-in-the-dark stuff work? (z.d.). Geraadpleegd op 7 juli 2012, http://science.howstuffworks.com/innovation/science-questions/question388.htm

My Machine. (2008). The Spocker & SPOKKER. Geraadpleegd op 10 oktober 2011, http://mymachine2008team20.blogspot.com/

Philips. (februari 2008). Case Study: Catharina-ziekenhuis.

Page 40: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

78

Geraadpleegd op 26 februari 2011, http://www.lighting.philips.nl/pwc_li/main/shared/assets/images/project/NL/Catharina%20Ziekenhuis/catharina_ziekenhuis_eindhoven_nl.pdf

Philips. (20 oktober 2009). Philips wint Dutch Design Award voor Kitten Scanner. Geraadpleegd op 17 april 2012, http://www.newscenter.philips.com/nl_nl/standard/about/news/press/20091020_dutchdesignaward_voor_kittenscanner.wpd

Kalin, K. (2011). Blood Pack of Santaclaus. Geraadpleegd op 16 augustus 2012, http://www.leekiseung.com/

Kirsner, S. (14 augustus 2012). Is Rest Devices’ baby onesie, designed to monitor infants as they sleep, the cutest tech product in town? Geraadpleegd op 16 augustus 2012, http://www.boston.com/business/technology/innoeco/2012/08/is_rest_devices_baby_onesie_de.html

Singer, E. (23 mei 2011). A nightshirt to monitor sleep. Geraadpleegd op 21 mei 2012, http://www.technologyreview.com/biomedicine/37606/

Sleepcycle. (z.d.). Geraadpleegd op 25 januari 2012, http://www.sleepcycle.com/index.html.

Van Genechten, G. (2009). (G)een spook onder mijn bed. Hasselt: Clavis.

2011-2012 | Thesis | Communicatie & Media Design | Anneleen Vaes

Page 41: Thesis: Pepijn het nachtkonijn

80