IMPLEMENTATIEPLAN ‘LEREN WERKEN MET HET … · Léon Adriaens Stichting Pepijn en Paulus...

12
IMPLEMENTATIEPLAN ‘LEREN WERKEN MET HET PROTOCOL ONDERSTEUNENDE TECHNOLOGIE’ IMPLEMENTATIEPLAN ‘ONDERSTEUNING DOOR BEGELEIDERS’ 362-07 Imp-lerenwerken

Transcript of IMPLEMENTATIEPLAN ‘LEREN WERKEN MET HET … · Léon Adriaens Stichting Pepijn en Paulus...

IMPLEMENTATIEPLAN ‘LEREN WERKEN MET HET PROTOCOL ONDERSTEUNENDE TECHNOLOGIE’

IMPLEMENTATIEPLAN ‘ONDERSTEUNING DOOR BEGELEIDERS’

362-

07 Im

p-le

renw

erke

n

impl

emen

tati

epla

non

ders

teun

ende

te

chn

olog

ie

2

Colofon

Het “Protocol voor de inzet van Ondersteunde Technologie in de zorg voor verstandelijk gehandicapten’, alsmede het bijbehorende Invoeringsplan en Evaluatieplan, zijn gezamenlijke uitgaven van de Stichting Pepijn en Paulus en de Stichting Vilans. Met vragen of opmerkingen over deze publicaties kunt u zich wenden tot de Stichting Vilans, Postbus 8228, 3503 RE Utrecht, [email protected]. Voorts tot de Stichting Pepijn en Paulus, Postbus 40, 6100 AA Echt, [email protected].

AuteursDick van der Pijl, Manon Verdonschot Stichting VilansLéon Adriaens Stichting Pepijn en Paulus

EindredactieAfd. Communicatie Stichting Pepijn en Paulus

Lay-outBureau communicatie en vormgeving Stichting Pepijn en Paulus

Eerste druk: december 2007

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.Ondanks alle zorg die aan de samenstelling van deze uitgave is besteed, kunnen de uitgevers geen aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit enige fout die in deze uitgave zou kunnen voorkomen.

© Stichting Pepijn en Paulus, Stichting Vilans en de auteurs.

impl

emen

tati

epla

non

ders

teun

ende

te

chn

olog

ie

3

IMPLEMENTATIEPLAN ‘LEREN WERKEN MET HET PROTOCOL ONDERSTEUNENDE TECHNOLOGIE’

OnderwerpDit implementatieplan heeft betrekking op het leren werken met het ‘Protocol Ondersteunende Technologie. Het beschrijft op hoofdlijnen de leerinhoud die gekend moet zijn en de maatregelen die genomen moeten worden.

EinddoelOp basis van de verkregen kennis en de genomen maatregelen is men in staat de beschreven verstrekkingenprocessen intern te superviseren. Men is voorts in staat om individuele cliënten op de geprotocolleerde wijze van hulpmiddelen te voorzien.

Bestemd voorDit implementatieplan is bedoeld voor professionals binnen zorginstellingen voor wie het assessment en de verstrekking van hulpmiddelen een hoofdtaak is. Het gaat dan met name om paramedici als ergotherapeuten, logopedisten en fysiotherapeuten, maar ook om artsen. Zij worden gezien als de professionals met de meeste expertise op hulpmiddelgebied, de ‘experts’.

AchtergrondDit implementatieplan is opgesteld in het kader van het project ‘Ondersteunende Technologie van Advies tot Zorgplan’. Dit project richt zich op de gestructureerde verstrekking van alle vormen van Ondersteunde Technologie binnen de sector Verstandelijk Gehandicapten. Dit project bracht een drietal belangrijke producten voort, namelijk:• Een Implementatieplan voor de optimale inbedding van het protocol

Ondersteunende Technologie. In dit plan worden de belangrijkste voorwaarden beschreven voor het tot stand komen van het dagelijks te gebruiken protocol:

• Het Protocol Ondersteunende Technologie.• Het Evaluatieplan Ondersteunende Technologie.De drie producten zijn in basisvorm aangeleverd vanuit het project ‘OT van A-Z’. In dit project is het Protocol Ondersteunende Technologie ook getest. De producten zijn echter niet zondermeer bruikbaar bij willekeurige

impl

emen

tati

epla

non

ders

teun

ende

te

chn

olog

ie

4

zorgaanbieders. Er dienen nadere keuzes gemaakt te worden, lijsten en instructies moeten ‘op maat’ gemaakt worden en de beschreven werkwijze moet een onderdeel gaan vormen van het totaal aan procedures. Om al dit voorwerk te doen stelt de directie of het bestuur een projectgroep in. Het gaat er nu om, te leren werken met alle materialen en procedures die het Protocol Ondersteunende Technologie kent binnen de organisatie waarin de experts werkzaam zijn.

Wie geeft aanvankelijke instructieIn het kader van haar voorbereidende werkzaamheden zorgt de projectgroep voor:• Algemene instructie over doel, aard en werkwijze binnen het Protocol

Ondersteunende Technologie,• Het ter beschikking stellen van informatiebronnen als databestanden over

hulpmiddelen, naslagwerken en keuzewijzers. Zulks natuurlijk indien deze bronnen niet eerder beschikbaar waren. Met het ter beschikking stellen van voldoende informatiebronnen wordt beoogd dat de experts op de vele werkplekken, waarvan veelal sprake is, snel toegang tot informatie hebben. De informatie moet bovendien hoogwaardig en betrouwbaar zijn. Met behulp van de informatie kan men eigen taken (oriëntatie, selectie, informatie geven, bestellen) beter uitvoeren. Bovendien kan men personeel en cliënten beter begeleiden en informeren.

De projectgroep doet haar voorbereidende werk vóór er sprake is van invoering van het Protocol Ondersteunende Technologie. Zij kan hierbij ondersteuning vragen, bijvoorbeeld van Vilans. De projectgroep blijft doorgaans functioneren als vraagbaak gedurende de invoering, en begeleidt later een deel van de evaluatie. Zoek dus contact met een lid van de projectgroep indien de invoering van het protocol tot vragen leidt!

Belangrijke inhouden van de instructie aan professionalsDe instructie heeft betrekking op:

1. Achtergronden o.a. vanuit zorgvernieuwing, werkdruk2. Vernieuwde visie op plaats en rol van ondersteunende technologie3. Vernieuwde visie op de rol van de professional4. Nieuwe instrumenten en procedures

De projectgroep gaat nader in op de inhoud van de onderwerpen 1 t/m 3. Het gaat hier met name om algemene visies vanuit de maatschappij en de zorgsector die nopen tot andere werkwijzes. Voorts om visies zoals het bestuur of directie die vastgelegd heeft en waarin doelstellingen van de organisatie en haar missie vertaald worden naar hetgeen we met ondersteunende technologie willen bereiken. De vernieuwde visies zijn ook gebaseerd op de knelpunten die de organisatie ervaart o.a. ten gevolge van kleinschaligheid, gedeconcentreerd wonen en toenemende werkdruk. De knelpunten noodzaken de organisatie om ook opnieuw naar de rollen van de professional in de verstrekking van hulpmiddelen te kijken. Kort gezegd wordt de expert veel meer een regisseur van processen, dan diegene die complexe hulpmiddelen verstrekt. Begeleiders op de verschillende

impl

emen

tati

epla

non

ders

teun

ende

te

chn

olog

ie

5

locaties worden geacht om veel meer zelf te gaan doen, met name waar het de eenvoudige en niet- complexe hulpmiddelen betreft. Zo wordt ook gestimuleerd dat er meer betrokkenheid in de organisatie ontstaat waar het hulpmiddelen betreft, dat deze veel meer gebruikt gaan worden, en dat hun inzet gekoppeld gaat worden aan de doelen die in het zorgplan vermeld worden.

De projectgroep zorgt eveneens voor scholing rond onderwerp 4, Nieuwe instrumenten en procedures. Om de vernieuwde, structurele inzet van Ondersteunende Technologie te kunnen bereiken bevat het Protocol twee belangrijke nieuwe instrumenten:1) Het is mogelijk gemaakt dat Ondersteunende Technologie consequent

vermeld wordt in de lijsten die gebruikt worden voor het opstellen van het Zorgplan. Er zijn dus nieuwe versies van deze lijsten. Zo wordt bereikt dat steeds weer afgewogen wordt of een hulpmiddel óók oplossing kan zijn om het gestelde doel te realiseren. De lijsten brengen voorts diegenen die de doelen vastleggen, veelal zorgcoördinatoren of persoonlijk begeleiders die tevoren niet zoveel over hulpmiddelen wisten, op ideeën over hun inzet op bepaalde domeinen.

2) Er is een ‘Stappenplan Ondersteunende Technologie’ ontworpen. Het Stappenplan is er primair voor bedoeld dat: a. begeleidend personeel op kwalitatief goede wijze zelf overweegt,

uitprobeert en aanschaft. Hiertoe worden zeven stappen binnen het Stappenplan doorlopen.

b. het Stappenplan dient voorts voor verwijzing naar de experts, c. voor vastlegging van gegevens en d. als communicatie middel.

Het is dus zaak om, binnen de scholing èn door zelf heel goed deze materialen door te nemen, een heel goed begrip ervan te krijgen en van de nieuwe procedures die ermee gepaard gaan.

Om te bereiken dat lokaal gebeurt wat kan, en experts ter beschikking staan voor complexe hulpmiddel vragen en als vraagbaak, gaat de vernieuwde visie uit van een ‘cascade aanpak’. Goed vastgelegd moet worden welke vragen men ter plekke kan oplossen en hoe het verstrekkingentraject voor verschillende categorieën hulpmiddelen er uit ziet. De projectgroep heeft al voorzetten gedaan om vanuit de nieuwe optiek vast te leggen wie welke bevoegdheden heeft ten aanzien van bepaalde hulpmiddelen, hoe de financiering ervan geregeld is, waar de betreffende hulpmiddelen betrokken kunnen worden etc. Dit is een aanzienlijke hoeveelheid werk, daar veel afspraken eerder niet vastgelegd waren of nog niet bestonden. Men ging immers voor elke vraag, hoe klein dan ook, naar de experts. Het maken van nadere afspraken vraagt ook na invoering van het protocol de nodige inspanning. Alle experts kunnen hieraan bijdragen.

impl

emen

tati

epla

non

ders

teun

ende

te

chn

olog

ie

6

Je taak als regisseurDe invoering van het protocol betekent een duidelijke verandering in je takenpakket. Je dient zelf de groepen waarmee je werkt veel meer informatie te geven en te leren waar men informatie kan vinden. Ook dienen àlle medewerkers op de groepen goed bekend te zijn met de nieuwe formulieren en het OT Stappenplan. Medewerkers dienen te gaan beseffen dat het verstrekken van hulpmiddelen, inclusief de begeleiding in het gebruik ervan in de dagelijkse praktijk, een gedeelde verantwoordelijkheid is. Men dient zijn kennis over hulpmiddelen, die aanvankelijk zeer gering zal zijn, ook aanzienlijk uit te breiden. Dit alles kan mogelijk deels gebeuren in de vorm van interne scholingsprogramma’s waaraan je mee kunt werken. Van de regisseur wordt tevens verwacht dat deze de handen meer op de rug houdt en vertrouwen geeft. Je energie dient méér te gaan zitten in het bedenken hoe de verstrekkingenprocessen beter kunnen gaan lopen en in het evalueren welke hulpmiddelen echt essentiële bijdragen leveren aan de autonomie en participatie van cliënten.

Stappen naast het scholingsproces Resumerend: om te leren werken met het Protocol Ondersteunende Technologie worden de navolgende activiteiten verwacht• Actieve deelname en inbreng in de scholingsbijeenkomsten die de

voorbereidende projectgroep verzorgt;• Het grondig bestuderen van de nieuwe materialen, met name de lijsten

zoals ze nu gehanteerd worden voor het opstellen van het Zorgplan (en waarin OT is vervat), en van het OT Stappenplan;

• Kennis nemen van de nadere afspraken over de trajecten rond bepaalde categorieën hulpmiddelen;

• Meedoen in het maken van zulke afspraken waar deze nog niet aanwezig zijn;

• Je open stellen voor een veranderde rol naar groepen en cliënten- als regisseur van verstrekkingenprocessen- als verstrekker van vooral de complexe hulpmiddelen- als informatiebron, voorlichter en als degene die enthousiast maakt- door na te denken over verbeteringen in verstrekkingentrajecten zodat

méér cliënten van hulpmiddelen kunnen profiteren- goed te kijken naar uitkomsten.

In het ‘Implementatieplan ondersteuning begeleiders’ wordt een aantal mogelijkheden aangegeven waarmee experts directe begeleiders kunnen ondersteunen bij de inzet van hulpmiddelen.

impl

emen

tati

epla

non

ders

teun

ende

te

chn

olog

ie

7

IMPLEMENTATIEPLAN ‘ONDERSTEUNING DOOR BEGELEIDERS’

OnderwerpDit implementatieplan heeft betrekking op het aanleren van het gebruik van Ondersteunende Technologie (OT)’. Het beschrijft op hoofdlijnen hoe begeleiders die geen specialist zijn waar het hulpmiddelen betreft, hun cliënten kunnen ondersteunen bij het gebruik van het protocol.

LeerdoelHet doel van dit plan is te bevorderen dat directe begeleiders het aanleren van hulpmiddelgebruik meer en beter zelf ter hand nemen. Eerder stelde men zich sterk afhankelijk op van de hulpmiddel professionals (bijvoorbeeld ergotherapie, fysiotherapie). Het zou goed zijn als begeleiders ‘op de werkvloer’ via goede strategieën al doen wij zij kunnen. Dit alles moet er toe leiden dat cliënten vaker kunnen profiteren van hulpmiddelen, meer autonoom worden en meer participeren in de samenleving.

Bestemd voorDit implementatieplan is bedoeld voor directe begeleiders zoals verzorgenden, activiteitenbegeleiders en zorgcoördinatoren.

AchtergrondDit implementatieplan is opgesteld in het kader van het project ‘Ondersteunende Technologie van Advies tot Zorgplan’. Dit project richt zich op de gestructureerde verstrekking van alle vormen van Ondersteunde Technologie binnen de sector Verstandelijk Gehandicapten. Dit project bracht een drietal belangrijke producten voort, namelijk:• Een Implementatieplan voor de optimale inbedding van het protocol

Ondersteunende Technologie. In dit plan worden de belangrijkste voorwaarden beschreven voor het tot stand komen van het dagelijks te gebruiken protocol:

• Het Protocol Ondersteunende Technologie.• Het Evaluatieplan Ondersteunende Technologie.

Dit Implementatieplan geeft handreikingen voor het aanleren van het gebruik van de hulpmiddelen die via het Protocol worden ingezet. Dit kunnen allerlei hulpmiddelen en voorzieningen zijn. Het is zodoende niet mogelijk om voor allerlei specifieke technologieën handreikingen te geven. Werken met personen met verstandelijke beperkingen betekent vaak dat je hen op een passende wijze nieuwe vaardigheden kunt leren. Ook het

impl

emen

tati

epla

non

ders

teun

ende

te

chn

olog

ie

8

aanleren van hulpmiddelgebruik heeft te maken met leerstrategieën. Gekeken wordt dan ook naar een aantal gangbare methodes om ander gedrag of een handeling aan te leren. Van daaruit dien je een vertaalslag te maken naar het aanleren van het gebruik van een specifiek hulpmiddel.

Wie geeft aanvankelijke instructieDe eerste instructie in het gebruik van een hulpmiddel wordt vaak door een leverancier gegeven. Hun contract met de betalende partij voorziet vaak in een eerste instructie van een enkel uur. Dit is doorgaans onvoldoende; de tijd gaat vaak al op aan de installatie van het hulpmiddel en aan een eerste uitleg van het gebruik aan begeleiders. Het is goed mogelijk dat je met een complex hulpmiddel van doen hebt waarvan je de ins en outs nog lang niet kent. Denk bijvoorbeeld aan het aanleren van het gebruik van een elektronisch communicatiehulpmiddel of van een geavanceerde rolstoel. Bezie met de specialisten of het niet beter is dat zij de aanvankelijke instructie verzorgen. Echter, ook nadien moeten directe begeleiders met het hulpmiddel verder kunnen. Ook dienen ze het gebruik te kunnen stimuleren. Kennis dient bij verstandelijk gehandicapten onderhouden te worden. Het is dus belangrijk dat de directe begeleider zo nu en dan kan laten zien hoe het gebruik precies moet.

De instructie kan plaats vinden van persoon tot persoon. Er zijn echter ook goede ervaringen met het aanbieden van korte cursussen aan cliënten. Ook kun je audio- visuele middelen gebruiken, zoals instructies op video of stapsgewijze instructie op de computer. Het voordeel van de laatste vormen is, dat ze goed uitgewerkt zijn, vastliggen en gemakkelijk herhaald kunnen worden.

Een aantal modellen voor het aanleren van hulpmiddelgebruikHieronder worden beknopt een aantal modellen weergegeven die kunnen helpen bij het aanleren van hulpmiddelgebruik. De modellen zijn vooral gericht op licht of matig verstandelijk gehandicapten. De te kiezen methodiek is natuurlijk afhankelijk van het niveau van de cliënt en van zijn of haar leerdoelen.

Aanleren van complexe vaardigheden door het maken van een taakanalyse: Maak een analyse van de taken die nodig zijn om het hulpmiddel

goed te gebruiken. Deel hiertoe de handelingen op in stapjes. Het kan hierbij nodig zijn om jezelf aanvankelijk te laten voorlichten of het hulpmiddelgebruik voorgedaan te krijgen.

Een voorbeeld is het aankleden: 1.vastnemen 2. openen 3. ene been 4. ander been 5. omhoog 6. knoop dicht.

Je leert vervolgens een gedragsketen aan. Hiervoor zijn twee systemen: Backward chaining: je laat aanvankelijk alleen de laatste stap zelf doen, na

een succeservaring doet de cliënt ook de voorgaande stap, etc.

impl

emen

tati

epla

non

ders

teun

ende

te

chn

olog

ie

9

Forward chaining: je begint vooraan, en leert stapje na stapje aan. Clustering is een bijzondere vorm waarbij je twee stapjes die samen horen

samen aanleert, bijvoorbeeld één been en het andere been. Het geleidelijk bereiken van het doelgedrag wordt beloond (shaping).

Het EIM- modelEIM staat voor: ‘Eigen Initiatief Methode’. Dit is een leermodel voor mensen

met een licht verstandelijke beperking. Het richt zich op het leren van denkvaardigheden; dit met het oogmerk om de zelfredzaamheid in het dagelijks leven (thuis, op het werk en in de vrije tijd) te vergroten. Het gaat hierbij om de vraag hoe de deelnemers (door zelf na te denken) zichzelf vaardigheden kunnen aanleren. De belangrijkste vier onderwerpen bij EIM zijn: - kunnen generaliseren (het kunnen toepassen van kennis en

vaardigheden in de praktijk van allerlei dagelijkse situaties); - minder afhankelijk worden van ondersteuning van anderen

(verminderen van de aangeleerde afhankelijkheid); - het aanleren van algemene vaardigheden, dat wil zeggen: van

vaardigheden die de deelnemer helpen om na te denken over situaties en problemen waar hij tegenaan loopt in het dagelijks leven;

- instructie en coaching: om deelnemers te leren nadenken is het belangrijk hen in het dagelijks leven te ondersteunen bij het nadenken.

De ondersteuner is directief op denkniveau (hij stuurt het denken van de persoon) en non directief op uitvoeringsniveau: Hóe iemand iets doet is aangrijpingspunt om na te denken over vragen als: ‘Wat wordt er van mij verwacht?; hoe pak ik het aan?’ en ‘Bereik ik op deze manier wat ik wil bereiken?’. Dit kan voorafgaand aan de opdracht plaatsvinden, maar ook terwijl iemand met de opdracht bezig is of door achteraf terug te kijken.We kunnen dit toepassen op bijvoorbeeld het gebruik van een aangepast stuk gereedschap. Bij keuze voor dit model bezie je hoe iemand daadwerkelijk met het gereedschap aan de slag gaat. Tevoren of gedurende de activiteiten stel je vragen als hier boven vermeld zoals: ‘waarom gebruik je dit gereedschap’, ‘wat moet je eerst doen’, ‘bereik je op deze manier dat....?’

Leren door doen en het VUT-modelVUT staat voor: Vooruitkijken (voorbereiding van de actie door de cliënt), Uitvoeren enTerugkijken (reflectie). Al doende in de eigen situatie leert de deelnemer. Alleen door gemotiveerd te zijn leert hij. De begeleider helpt hierbij, maar de deelnemers moeten het zelf doen. Reflectie op de wijze waarop andere competenties en vaardigheden geleerd zijn, zoals fietsen of typen op de computer, is daarbij erg belangrijk.We nemen als illustratie het aanleren van het gebruik van een aangepaste, eenvoudige omgevingsbediening. De cliënt wordt gevraagd om tevoren na te denken over het gebruik. Hoe ging dit bijvoorbeeld bij de eenvoudige, elektronische agenda? Die heeft immers ook menu’tjes op een scherm.

impl

emen

tati

epla

non

ders

teun

ende

te

chn

olog

ie

10

Hij of zij gebruikt het hulpmiddel thuis (uitvoeren), en je helpt de cliënt terugkijken: waarom lukte iets goed of juist niet goed?

Samenwerkend lerenCliënten kunnen veel steun aan elkaar hebben. Het uitwisselen van vroegere schoolervaringen en nieuwe leerervaringen bevorderen het leerproces. Door samen te werken stimuleren de deelnemers elkaar. Bovendien leren ze erg veel door iets aan een ander uit te leggen. Samenwerkend leren is mogelijk indien je enkele cliënten met een zelfde vraag bij elkaar kunt brengen. Bijvoorbeeld om te leren om een aangepast computerprogramma te gebruiken, of een speciaal, veilig keukenapparaat.

Andere belangrijke aanwijzingen:- Zorg voor veel herhaling in het aanbieden van instructie. Begin elke

nieuwe instructie met laten herhalen van hetgeen de voorgaande keer is geleerd.

- Laat de cliënt zo mogelijk hardop vertellen wat hij of zij doet (‘om het apparaatje te laten werken draai ik de witte knop om. Nu gebruik ik de wijzer om...’).

- Verlang resultaten en stel eisen.- Bied de cliënt onvoorwaardelijke steun; bied steun integer en discreet

aan.

Aanvullende mogelijkheden tot ondersteuningDe aanvullende mogelijkheden die begeleiders ten dienste staan om hulpmiddelgebruik aan te leren zijn verschillend van aard.

- Zorg voor een krachtige leeromgeving. De belangrijkste leeromgeving is de dagelijkse praktijk van de cliënt zelf. Zorg hierbij voor veel verschillende werkvormen, zoals werken onder toezicht en zelfstandig werken. Verder bijvoorbeeld om het geven van opdrachten voor een later tijdstip (‘probeer na vier uur om met je aangepaste fiets naar ... te gaan’).

- Zorg voor veel variatie.- Zorg voor een leeromgeving die zo veilig is, dat het maken van fouten

als een onmisbaar onderdeel van het leerproces wordt gezien.

Aanleren van het gebruik van communicatiehulpmiddelenVoor het aanleren van het gebruik van communicatiehulpmiddelen valt tal van aanvullende aanwijzingen te geven. Het succesvol ondersteund communiceren van personen met verstandelijke en communicatieve beperkingen is immers niet alleen afhankelijk van deze persoon. Communiceren doet niemand alleen. Voor het aanleren van adequaat communicatief gedrag is de cliënt, die doorgaans weinig ervaring heeft met die communicatie, afhankelijk van de reacties vanuit zijn omgeving, de communicatie partners. Belangrijk daarbij is dat de begeleiders op een consequente manier omgaan met de communicatieve uitingen, al dan niet via een hulpmiddel gegeven. Waar mogelijk dient men aan dezelfde

impl

emen

tati

epla

non

ders

teun

ende

te

chn

olog

ie

11

uiting dezelfde betekenis toe te kennen. Dit alles vraagt dus veel onderlinge afstemming, en om één strategie. Bovenal echter dienen begeleiders open te staan voor de vele subtiele signalen die in de communicatie gebruikt worden. Vraaggerichtheid staat hier meer dan ooit centraal: ingegaan moet worden op de onderwerpen waarover de cliënt wil communiceren, en de voorwaarden hiertoe moeten in het hulpmiddel aanwezig zijn. De stapsgewijze opzet van de training wordt doorgaans door de logopedist gegeven.

Literatuur‘Leren van LVG’. ROC van Amsterdam/ MEE Amstelland. Verzameld van internet d.d. 19-11-2007. ‘Pedagogische hulpverlening aan personen met een handicap’. www.pedagogie.student.kuleuven.be/studiehulp/3bach_samenvatting_handicap.doc . Verzameld van internet d.d. 20-11-2007.Willems, J.B.H.G. ‘Ondersteuning van communicatie’. Handboek Mogelijkheden, IV 2-2-1- 2-2-20. Ten Horn, G.H.M.M.; Buntinx, W.H.E. et al (red.). Elsevier Gezondheidszorg, Maarssen.