themAnUmmer onDerwIjs

52
2014 | 7 TIJDSCHRIFT VOOR BIBLIOTHEEK & ARCHIEF Visies op onderwijs Discovery sevice in de UAntwerpen Informatiegeletterdheid: enkele stofjes tot nadenken Beroepskwalificaties voor de bibliotheeksector THEMANUMMER ONDERWIJS Periodiciteit: Maandelijks • september 2014 • Afgiftekantoor: Turnhout • Erkenningsnummer: P802070

Transcript of themAnUmmer onDerwIjs

Page 1: themAnUmmer onDerwIjs

2014 | 7

tijdschrift voor bibliotheek

& archief

Visies op onderwijsDiscovery sevice in de UAntwerpenInformatiegeletterdheid: enkele stofjes tot nadenkenBeroepskwalificaties voor de bibliotheeksector

themAnUmmer onDerwIjs

Per

iod

icit

eit:

Maa

nd

elijk

s •

sep

tem

ber

20

14 •

Afg

ifte

kan

too

r: T

urn

ho

ut

• E

rken

nin

gsn

um

mer

: P8

020

70

Page 2: themAnUmmer onDerwIjs
Page 3: themAnUmmer onDerwIjs

META 2014 | 7 | 1

Sterren op de dansvloerVERANTWOORDELUKE UITGEVER

Julie Hendrickx, Statiestraat 179,

2600 Berchem

HOOFDREDACTEUR

Julie Hendrickx • [email protected]

REDACTIE

Klaartje Brits, Beatrice De Clippeleir,

Gerd De Coster, Ann De Meulemeester,

Ingrid De Pourcq, Noël Geirnaert,

Myriam Lemmens, Kris Michielsen,

Paul Nieuwenhuysen, Veronique Rega,

Peter Rogiest, Saskia Scheltjens, Eva Simon,

Patrick Vanhoucke, Bruno Vermeeren.

REDACTIESECRETARIS

Tom Van Hoye • [email protected]

REDACTIEADRES

VVBAD • META

Statiestraat 179, 2600 Berchem

Tel. 03 281 44 57

[email protected] • http://www.vvbad.be/meta

Reageer op Twitter: #overmeta

ADVERTENTIES

Marc Engels • [email protected]

LAY-OUT

Marc Engels

DRUK

EVM

META verschijnt 9x per jaar,

niet in januari, juli en augustus.

META is een uitgave van de VVBAD en is

begrepen in het lidmaatschap, maar is ook

verkrijgbaar als abonnement. Meer informatie

op http://www.vvbad.be/lidmaatschap.

ISSN 2033-639X

Julie Hendrickx, Hoofdredacteur

Het is zo klaar als een klontje, kwaliteitsvolle bibliotheek- en archiefopleidingen garanderen een professionele sector. Daarvoor moeten beiden op elkaar zijn afgestemd. Bibliotheek- en archiefonderwijs moet gelijke tred (kunnen) houden met de

ontwikkelingen in het beroepsveld. Het is als dansen: ogen en bewegingen zijn op elkaar gericht en ingespeeld. Achterop hinken mag in geen geval.

Pas met het opstellen van de beroepskwalificaties kreeg deze band tussen de opleidingen en het beroepsveld een structureel karakter. In META 2013/8 beschreef onze coördinator, Bruno Vermeeren, het delicate proces van opmaak tot inschaling van zo’n dossier. Bij de publicatie van de profielen en bij de inscha-ling werd niet altijd rekening gehouden met de opmerkingen en wensen van het beroepsveld. Het proces had een heel eigen logica. Voorlopig werd er voor de bibliotheek- en archiefsector één beroepskwalificatie erkend (bibliothecaris/informatiemanager, niveau 7). In dit nummer van META gaat het verhaal verder — voorlopig (spoileralert) nog met open einde.

Nieuwe competenties halen steeds vaker de bovenhand op specifieke biblio-theektechnische kennis en ook de beroepscompetentieprofielen weerspiegelen dit. Impliceert dit dat specifieke bibliotheek- (en archief-) opleidingen geen nut meer hebben? Deze bedenking vindt u eveneens terug in dit themanummer over onderwijs. We laten u daar gerust een eigen mening over vormen. We vroegen ook tal van mensen uit de sector naar de hunne. Van “Welke opleiding volgde je?” tot “Wat is uw visie op het bibliotheek- of archiefonderwijs in Vlaanderen?”

Onze mening? Die is al lang bekend — onderwijs is altijd al een belangrijk onder-werp geweest voor de VVBAD — en zou ondertussen als een mantra in uw oor moeten weerklinken. “Bibliotheken en archieven hebben nood aan een driele-dige opleidingsstructuur.” Indien nodig plakken we graag de voetstappen op de grond om die dans te verduidelijken..

editoriaal

Page 4: themAnUmmer onDerwIjs

META 2014/7Jaargang 90 - september 2014

VASTE RUBRIEKEN

1 EditoriaalSterren op de dansvloer

4 Nieuws

24 SignalementRestauratievakmanschap

26 EtalageBibliotheek- en archiefteam KoninklijkMuseum voor Schone KunstenAntwerpen

27 InzetAntoon Verbeke

28 Over de grensDe LibrarySchoolJulie Hendrickx

30 TrendMobiliteit van cursisten inBibliotheekschool GentPeter Van den Broeck

31 UitgepaktLosslessBert Lemmens

35 ColumnLost in Translation ofgewoon balorigheid?Noël Geirnaert

35 Citaat

“… VOOR DE HISTORISCHE KAARTEN OP ONzE WEBSITE HAD HIJ GEEN BELANGSTELLING, HIJ WOu “OLIGINALDOCuMENTS”, GEEN “MAPS”.”

36 TrendBeroepskwalificaties voor de bibliotheeksector: Beheren, verzorgen of uitbouwen?Bruno Vermeeren

38 De VraagHoe maak ik een succesvolle tutorial informatievaardigheden?Jan Bollansée

41 Kroniek• Bij de Archivaris op Schoot: bezoek aan het APA• Digital Humanities en bibliotheken

42 Toepassing

43 Het cijfer

43 Het plan

44 Personalia

45 Zo gezienBart Sas

46 Terugblik

48 Uitzicht

2 | META 2014 | 7

inhoud

Page 5: themAnUmmer onDerwIjs

META 2014/7 is een themanummer over bibliotheek- en archiefopleidingen. De bijdragen in dit nummer komen zowel van de opleidingen of rechtstreeks uit het beroepsveld maar ook van oud-studenten zelf. Wilt u reageren op een artikel in dit nummer? Dat kan via [email protected].

ESSAYS

Visies op onderwijsJulie Hendrickx

Discovery service in de uAntwerpen

Jan Corthouts en Els Schaerlaekens

Wat vinden oud-studenten van hun opleiding?

Julie Hendrickx

Nieuwe structuur voor deBibliotheekschool Gent

Marijke Hoflack, Eva Simon, Karin Vandenabeele en Peter Van den Broeck

.............. 8

............. 12

............. 17

........... 20

ARTIKELS

Informatiegeletterdheid:enkele stofjes tot nadenken

Paul Nieuwenhuysen

De vakman en prioritering inde conservering van papierenerfgoed

Marijn de Valk

............ 22

............ 32

inhoud

17

Page 6: themAnUmmer onDerwIjs

VVBAD ondertekent Verklaring van Lyon op IFLA-congresOp het jaarlijkse congres van de IFLA (International Federation of Library Associations), dat dit jaar in augustus in Lyon werd gehouden, is the Lyon Declaration on Access to Information and Development gepresenteerd. Deze ‘Verklaring van Lyon’, die betrekking heeft op de vrije toe-gang tot informatie voor iedereen, werd ondertekend door meer dan 130 internationale organisaties, waaronder veel bibliotheken en ook de VVBAD.

Met de verklaring hopen de organisaties de zogenoemde post-2015 ontwikkelingsagenda van de Verenigde Naties positief te beïnvloeden. Het document roept de lidstaten op te erkennen dat toegang tot informatie, en de bijbehorende informatievaardigheden (het kunnen begrijpen, gebruiken en delen van informatie), essentieel zijn voor de duurzame ontwikkeling van burgers en democratische samenlevingen.The Lyon Declaration is te vinden op http://www.lyondecla-ration.org en kan worden ondertekend tot augustus 2015.

STAF, eenmalig tijdschrift ter gelegenheid van de pensionering van prof. dr. Gustaaf Janssens

Op 21 september vierde de VVBAD Gustaaf Janssens. Aanleiding was zijn pensionering eerder dit jaar. Om hem te bedanken voor zijn jarenlange inzet en enthousiasme kreeg hij zijn eigen magazine, STAF, overhandigd.

Hierin bundelden we zijn belangrijkste VVBAD-publicaties uit Bibliotheek- & archiefgids. Staf leverde door de jaren heen immers belangrijke bij-dragen aan het verenigingsblad. ze zijn het bewijs van zijn brede archi-valische interesses: de archieven van de 16e eeuw, het archiefwezen in Spanje en het archief van het Koninklijk Paleis. De gekozen artikels zijn niet alleen vaktechnisch van inhoud, maar trachten archief ook in een breder kader te plaatsen: als erfgoed, als geheugen voor een democra-tische samenleving en als behoeder van mensenrechten.

Geïnteresseerd? het eenmalige magazine StaF is te bestellen via [email protected] (10 euro + verzendingskosten).

4 | META 2014 | 7

nieuwS

Page 7: themAnUmmer onDerwIjs

Nieuwe toekomst voor de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

De Nederlandse Taalunie, de Koninklijke Bibliotheek (KB), nationale biblio-theek van Nederland, en de Vlaamse Erfgoedbibliotheek hebben een akkoord gesloten om de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL) onder te brengen bij de KB. De KB draagt vanaf 2015 zorg voor de website dbnl.org die een collectie van ruim 11.000 gedigitali-seerde boeken en tijdschriften aanbiedt op het gebied van de Nederlandstalige literatuur, taal en cultuurgeschiedenis.

DuuRzAAMHEID EN GROTERE BESCHIKBAARHEIDDoor deze overgang kan de DBNL-collectie duurzaam worden beheerd, uitgebouwd en beschikbaar gesteld. Bovendien kan deze unieke verzameling Nederlandstalige teksten, eenmaal inge-bed in de digitale infrastructuur van de KB, ook via andere kanalen in Nederland en Vlaanderen toegankelijk worden gemaakt.

De KB zal de DBNL-bestanden technisch beschikbaar maken voor de Vlaamse Erfgoedbibliotheek en Bibnet, de organi-satie voor samenwerking tussen Vlaamse openbare bibliotheken. Per 1 januari 2015 neemt de KB het vaste personeel van de huidige Stichting DBNL over.

HOGE WAARDERING VOOR WEBSITEMet dagelijks zo’n 200.000 bezochte pagina’s is dbnl.org een bijzonder succes-volle website. Deze website, die bij een recent gebruikersonderzoek uitstekende cijfers kreeg, blijft voorlopig in dezelfde vorm bestaan. De teksten blijven gratis toegankelijk voor diverse doelgroepen wereldwijd: taal- en literatuurliefhebbers, wetenschappers, scholieren en studenten.

UITBREIDING COLLECTIEDe groei van de collectie en de hoge digi-taliseringskwaliteit van de DBNL-teksten blijven van hetzelfde niveau als de afge-lopen jaren. De collectie beslaat het hele Nederlandse taalgebied, dus Vlaanderen, Nederland, Suriname en de Caribische

delen van het Nederlandse Koninkrijk. Jaarlijks worden er zo’n 250.000 pagina’s tekst aan toegevoegd. Over de selectie ervan zal een commissie van Nederlandse en Vlaamse deskundigen beslissen.

PARTNERSDe Taalunie, de KB en de Vlaamse Erfgoedbibliotheek zullen voortaan samen verantwoordelijk zijn voor het beleid en de inhoud; de Taalunie zorgt voor de financiering.

> Bron: de nederlandse taalunie

Antwerpse Stadsdichters-archieven verhuizen naar het Letterenhuis

De archieven van stadsdichters Joke van Leeuwen, Bart Moeyaert en Peter Holvoet-Hanssen verhuizen naar het Letterenhuis, waar ze zullen bewaard worden en beschikbaar gesteld worden voor onderzoek. Sinds 2003 heeft de stad Antwerpen als eerste Vlaamse stad twee-jaarlijks een andere stadsdichter.

Antwerpen was de eerste Vlaamse stad met een stadsdichter. Na Tom Lanoye (2003-2004), Ramsey Nasr (2005), Bart Moeyaert (2006-2007), Joke van Leeuwen (2008-2009), Peter Holvoet-Hanssen (2010-2011), Bernard Dewulf (2012-2013) is sinds gedichtendag 2014 Stijn Vranken stadsdichter van Antwerpen.

Het is de taak van de stadsdichter om gedurende 24 maanden minimum 12 gedichten te schrijven over wat er reilt en zeilt in Antwerpen. Over wat hem treft in het dagelijkse Antwerpse leven. Stuk

voor stuk hebben de stadsdichters met poëzie hun stempel op de stad gedrukt. Elk stadsgedicht is in feite een project op zich waar vele ontmoetingen, plannen en ontwerpen aan voorafgaan.

Joke van Leeuwen, Bart Moeyaert en Peter Holvoet-Hanssen zijn bereid om hun stadsdichtersarchief over te dragen aan het Letterenhuis. Dit archief geeft een unieke inkijk in de totstandkoming van gedichten die ondertussen hun plek hebben veroverd in het hart van de stad.

> Bron: het letterenhuis

Week van de Fair Trade 2014: Doet jouw bibliotheek ook mee?

Op 1 oktober 2014 start de 13e editie van de Week van de Fair Trade. Tien dagen lang zijn alle ogen in heel België gericht op fair trade en fairtradeproducten. Leuke activiteiten die mensen motiveren om voor eerlijke handel te kiezen, daar draait het om. Vele scholen, gemeenten en ver-enigingen doen alvast mee, jouw biblio-theek ook?

Op onze website www.weekvandefair-trade.be kan je alvast enkele leuke tips terugvinden. Een lezing over eerlijke han-del, een fairtradehoek, een eerlijk spel voor de kinderen… het zijn slechts enkele voorbeelden van activiteiten.

Heb je een vraag of wil je gratis promo-materiaal ontvangen? Contacteer [email protected].

Een initiatief van het Trade for Develop-ment Centre, een programma van BTC, het Belgisch ontwikkelingsagentschap.

nieuwS

META 2014 | 7 | 5

Page 8: themAnUmmer onDerwIjs

Bibliotheektruck rijdt rond in Hasselt!

De nieuwe mobiele bibliotheek van de

stad Hasselt zal voortaan alle Hasseltse basisscholen bedienen die geen bibliotheek in de buurt hebben. Vanaf 8 september stopt de bibliotheektruck één maal per maand in de buurt van elke school, voor een dag of dagdeel.

Van deze nieuwe ondersteunende werking voor het basisonder-wijs zullen 22 basisscholen gebruik maken. De mobiele biblio-theek zal dus maandelijks bezocht worden door minstens 4.500 kinderen. De collectie van de bibliotheektruck wordt gevoed door een magazijn met meer dan 50.000 kinderboeken en andere documenten, uitsluitend voor scholen.

Elke school krijgt zo een gelijkaardige en gelijkwaardige biblio-theekwerking aan de deur!

> Bron: Stedelijke Bibliotheek hasselt

2013 2014

Ja Neen Onbekend

Tabel 1 Was u verplicht om bij het opstellen van de begroting van dit jaar rekening te houden met een besparing opgelegd aan alle diensten?

Toegenomen

Gelijk gebleven

Verminderd

Onbekend

2013 2014

Tabel 2 Hoe evolueerde het budget voor de collectie t.o.v. vorig jaar?

2013 2014

Tabel 3 Is het personeelsbestand (in aantal uren, zowel voor statutaire als contractuele personeelsleden) op 1 januari vergeleken met 1 januari vorig jaar …

Toegenomen

Gelijk gebleven

Verminderd

6 | META 2014 | 7

nieuwS

Page 9: themAnUmmer onDerwIjs

Voor de tweede maal organiseert de VVBAD een bevraging over de financiële evolutie bij de Vlaamse openbare biblio-theken. De eerste bevraging kende heel wat reacties, zelfs tot in het parlement waar minister van Cultuur Schauvliege zei verrast te zijn door die eerste resultaten.

39 bibliotheken (44,8 procent) van de 87 respondenten vermelden dat er in loop van 2013 aanpassingen aan het budget gebeurden. In ongeveer de helft van de gevallen werd het werkingsbudget ver-laagd evenals het collectiebudget. In iets meer dan 1/3e van de bibliotheken werd het investeringsbudget verlaagd.

Er zijn duidelijk meer gemeenten waar de discussie voor het opstellen van het budget moeilijker verlopen is. zei in 2013 44,6 procent van de respondenten dat de discussie bij het opstellen van het budget moeilijker lag dan het jaar voordien, dan zegt voor 2014 60 procent van de biblio-theken dat. Ongetwijfeld heeft dit ook te maken met het feit dat in 2013 niet alleen het budget voor 2014 opgesteld moest worden maar ook het meerjarenbudget voor de hele bestuursperiode. En decre-taal zijn gemeenten verplicht om tegen het einde van een bestuursperiode hun budget in evenwicht te hebben (in de tus-sentijd mag er wel een tekort zijn). 72,4 procent van de bibliotheken zegt ook dat er hij het opstellen van de begroting voor 2014 rekening diende gehouden te wor-den met besparingen die aan alle dien-sten werden opgelegd. Een jaar eerder was dat ‘slechts’ in 52,3 procent van de gevallen zo. (Grafiek 1)

Ook de omvang van de besparingen is toegenomen: in 4 van de 10 bibliothe-ken bedraagt de besparing tussen de 5 en 10 procent (in 2013 was die groep 30 procent. Ook de groep met een bespa-ring tussen de 15 en 20 procent verdub-belt bijna naar 9,4 procent. Anderzijds is het aantal gemeentes waar een bespa-ring van meer dan 20 procent gevraagd werd, gedaald van 6 gemeenten naar 1. In bepaalde gemeenten is bij de start van de nieuwe legislatuur duidelijk zeer fors bespaard wellicht om op korte ter-mijn het gemeente budget min of meer op orde te krijgen en worden verdere

Openbare bibliotheken opnieuw slachtoffer van gemeentelijke besparingen

besparingen nu meer over de verschil-lende jaren gespreid.

Op de vraag hoe het algemene wer-kingsbudget in 2014 evolueert t.o.v. 2013 geven de cijfers maar weinig evolutie te zien. 12,6 procent van de bibliotheken vermeldt een stijging tegen 11,5 procent in 2013. In drie vierde van de gevallen is die stijging ‘beperkt’ tot 0 à 5 procent. In 2013 was dat 6 op 10 en waren er meer bibliotheken die een grotere toename van hun werkingsbudget kenden. De groep bibliotheken waar het budget daalt, ver-mindert procentueel licht (49,3 procent tgov. 52,5 procent) maar er zijn spijtig genoeg ook 3 collega’s die deze vraag niet beantwoord hebben.

De vraag over de evolutie van het collec-tiebudget levert enigszins andere cijfers op: ook hier is de groep die een stijging meldt, gelijk gebleven. Maar het aantal bibliotheken dat een daling te verwerken kreeg is wel fors toegenomen van 39,7 naar 49,3 procent. (Grafiek 2) En ook de omvang van de besparing is toegenomen. Verleden jaar waren er 18 bibliotheken (op 130 antwoorden of 13,8 procent) die een daling van hun collectiebudget van meer dan 10 procent aangaven. In 2014 zeggen 20 van 87 bibliotheken die de enquête beantwoorden, dat ze meer dan 10 pro-cent van hun collectiebudget moesten inleveren.

Bij 13,6 procent van de bibliotheken steeg het investeringsbudget. Dat is een even groot percentage als in 2013 maar de omvang van de stijging is wel groter. Van de 12 bibliotheken die een groter budget voor investeringen hebben, zijn er 6 waar het bedrag met meer dan 20 procent is toegenomen. In 2013 waren 5 op 17 met een dergelijk grote stijging.

Het is bekend dat investeringen nogal sterk kunnen fluctueren, zeker gedu-rende een legislatuur. Maar deze cijfers wijzen er toch op dat er in verschillende gemeenten geïnvesteerd blijft worden in hun openbare bibliotheken. Merkwaardig is dat 10 respondenten de evolutie van het investeringsbudget blijkbaar niet ken-nen. Betekent dit dat in 11,5 procent van de bibliotheken de bibliothecaris niet

betrokken wordt bij de opstelling van het bibliotheekbudget of zijn dit antwoorden van bibliotheekmedewerkers die minder op de hoogte zijn van bepaalde financi-ele zaken? Er werd ook gepeild in hoeveel gemeenten er concrete investeringsdos-siers zijn. Dat blijkt in 1 op 4 gemeenten het geval te zijn. In ongeveer 70 procent van de gevallen zullen de projecten ook binnen de voorziene termijn uitgevoerd worden. In 2 gemeenten werden in 2013 investeringsplannen definitief afgevoerd. In 2014 zijn er logischerwijze geen meer, de besturen voeren nu hun eigen plan-nen uit.

PErSONEElPersoneelskosten nemen een belangrijk deel in van de gemeentelijke uitgaven. De gemeenten proberen daar natuurlijk zo veel mogelijk op te besparen, al kan dat meestal maar op termijn omwille van de vaste benoeming van statutaire ambte-naren en ook wel omdat er bij gemeen-ten geen traditie is om contractuele ambtenaren te ontslaan. Wat er meestal wel gebeurt, zijn personen die, omwille van pensioen of om een andere reden, de organisatie verlaten, niet vervangen. De moeilijke financiële situatie van veel gemeentebesturen blijkt duidelijk uit de vraag naar de evolutie van het perso-neelsbestand. In 2014 meldt nog amper 2,3 procent van de bibliotheken een stij-ging van hun personeel. In 2013 was dat nog 5,4 procent. 44 procent zegt dat het personeelsbestand verminderd is (in 2013 was dit 24,6 procent). En bleef in 2013 nog in 7 op de 10 gemeenten het perso-neelsbestand gelijk, dan was dat in 2014 nog maar in de helft van de gemeenten het geval. (Grafiek 3)

Er werd ook gepeild naar de evolutie van het budget voor de komende 5 jaar. De beheers en beleidscyclus verplichten immers gemeentebesturen nu om bij de start voor de hele legislatuur een budget op te stellen. 77 procent van de biblio-theken verwacht op basis van de meerja-renplanning dat het budget gelijk zal blij-ven, 1/5de verwacht een daling en slechts 1 respondent antwoordt dat bij hen het budget zal stijgen.

Geert Puype

META 2014 | 7 | 7

nieuwS

Page 10: themAnUmmer onDerwIjs

> Zie ook p. 36

Visies op onderwijsJulie Hendrickx, VVBAD

We vroegen enkele bekende namen uit de BAD-sector naar hun visie op het onderwijs speci-fiek voor de bibliotheek- en archiefsector. Een eerste gemene deler is er alvast: meer aandacht voor verschillende competenties. zo is er in bibliotheken — ik durf even te veralgemenen — dringend nood aan een breder profiel. Een bredere instroom van mensen met verschillende vooropleidingen, en dus verschillende capaciteiten. zoals technische vaardigheden, educa-tieve competenties, sociaal-culturele, …. Het profiel van archivaris wordt doorgaans — zeker in vergelijking met dat van bibliothecaris — als specifiek bestempeld. Maar ook dit breekt lang-zaam open. De exclusieve band met de master geschiedenis is niet langer een meerwaarde. Verschillende afstudeerrichtingen zijn dat wel.

Ook het ontbreken van enkele opleidingsniveau’s leest als een rode draad. Wat met biblio-theek- en archiefopleidingen op bachelor- en masterniveau? Of het eveneens ontbrekende niveau van archiefdeskundige? En, moet het nog gezegd? Levenslang leren is een evidentie, een nood, een recht.

lEEN VAN DIJCK, lETTErENHUISHistorici weten wat archieven zijn, zij erkennen het nut en het belang ervan. In de loop van hun opleiding hebben ze er verplicht kennis mee moeten maken door met archiefbronnen te (leren) werken. Ook de professionele acade-mische archiefopleiding, de manama archivistiek, is op maat van historici geconcipieerd, zij hebben er directe toegang toe. Archief is dus de natuur-lijke habitat van de historicus. Meer zelfs: archief is lange tijd het exclusieve domein van de historicus geweest. In die mate dat het veranderende erf-goedveld bange vragen doet rijzen als “Mogen niet-historici de archieven beheren?”, een uitdagend citaat uit de brochure voor de studiedag van Viges

‘Geschiedenis en Erfgoed: bondgeno-ten of concurrenten?’op 9 februari 2012 in de KVAB in Brussel.

Steller dezes is germanist, neerlandica van opleiding; ik sta aan het hoofd van het Letterenhuis, de archiefinstel-ling die het literaire erfgoed van en voor Vlaanderen verzamelt, bewaart en beheert. In mijn opleiding was er

Zin om te reageren op dit artikel? dat kan! laat het ons weten op [email protected]

absoluut geen sprake van authentiek bronnenonderzoek. De studenten moesten wel leren gebruik te maken van bibliografieën, repertoria, data-banken en andere heuristische hulp-middelen maar, in tegenstelling tot de historici, stond er geen verplichte kennismaking met oorspronkelijk bronnenmateriaal, met archiefonder-zoek dus op het programma. En dat is een gemiste kans. Want ook voor lite-ratuur-historici is enorm veel onder-zoekspotentieel voorhanden in de (letterkundige) archieven. zelf heb ik dat pas na mijn studie ontdekt, toen we met een gedreven ploegje werk-ten aan een brieveneditie, aan de hand waarvan de ontstaansgeschiedenis van het baanbrekende literaire tijd-schrift Van Nu en Straks wordt ‘ver-teld’. De correspondentie tussen de stichters van dat tijdschrift in de peri-ode 1890-1894 werd aangetroffen in de archieven van de betrokkenen: Henry van de Velde, Emmanuel de Bom, Prosper van Langendonck, August Vermeylen, Cyriel Buysse en Alfred Hegenscheidt, die quasi allemaal in het Letterenhuis worden bewaard. In die brieven wordt niet alleen de genese

van dat tijdschrift geschetst, maar er komt bovendien een boeiend tijdsge-wricht tot leven, met getuigenissen uit de eerste hand over de studen-tenrevolte aan de uLB in 1894, over de (amoureuze en andere) perikelen van beursstudent Lodewijk de Raet in Bologna, over baanbrekende ten-toonstellingen … Om één en ander te duiden en te annoteren, diende uiter-aard bijkomend speurwerk verricht in kranten, tijdschriften, in reperto-ria en vooral in heel veel archieven. De onvervangbaarheid en de unieke waarde van authentiek bronnenonder-zoek werd keer op keer aangetoond. In de literatuur over August Vermeylen bijvoorbeeld werd steevast vermeld dat zijn proefschrift over het twaalf-jarig bestand in het Frans was gesteld. Maar het diploma, dat deel uitmaakt van zijn persoonlijk archief, vermeldt:

“il a présenté et défendu publiquement une dissertation manuscrite, rédigée en langue flamande, et intitulée: Het twaalfjarig Bestand” (diploma uitge-reikt aan de uLB op 19/10/1894).

Bij neerlandici is de archiefreflex dus lange tijd quasi onbestaande geweest

8 | META 2014 | 7

artikel

Page 11: themAnUmmer onDerwIjs

en het potentieel ervan miskend. Dat is m.i. ook één van de redenen dat in Vlaanderen de literaire biografie veel later is beginnen te bloeien dan bijvoor-beeld in Nederland, waar aan de let-terenfaculteit van de Rijksuniversiteit Groningen zelfs een biografie instituut floreert. Daar wordt heel nadrukkelijk gewezen op het belang van oorspron-kelijk bronnenonderzoek. Gelukkig is in Vlaanderen stilaan een kentering ingetreden. In het kader van vakken als editiewetenschap of literatuurgeschie-denis sturen heel wat gedreven profes-soren hun studenten jaarlijks naar het Letterenhuis, waar ze een passende introductie in de literaire archiefwereld krijgen. Dat heeft al menig pril onder-zoeker en tal van mooie onderzoeksre-sultaten opgeleverd. Het Letterenhuis, de belangrijkste bewaarplaats van Vlaamse literaire archieven, raakt bekend bij onderzoekers en dat resul-teert onder meer in een groeiend aan-tal schitterende schrijversbiografieën en tekstedities. Want de archieven van schrijvers, tijdschriften, verenigingen en uitgeverijen bevatten boeiende ver-halen en verborgen geschiedenissen.

Anderzijds lijdt het geen twijfel dat de vrij recente aandacht voor erf-goed de culturele en private archie-ven op de kaart heeft gezet, naast de publiekrechtelijke. De privaatrechte-lijke archieven zijn talrijk en zeer divers. Thematisch gaat het uiteraard niet alleen over erfgoed in verband met letteren, maar ook met architectuur, muziek, theater, kunsten … Het betreft specifiek erfgoed en specifieke archie-ven, die vaak ook in publiekrechtelijke archiefinstellingen wordt bewaard en waarvan wij mogen hopen en verwach-ten dat ze niet alleen door archieftech-nische, maar ook door inhoudelijke experts worden beheerd en ontslo-ten en bestudeerd. Daarom pleit ik met klem voor het opentrekken van de instap tot de archiefopleiding. Ook de visitatiecommissie heeft daar op gewezen. Het profiel van de archivaris wordt op de website van de archief-opleiding als volgt omschreven: “Hij (sic) documenteert historici of ander belangstellenden(sic), schrijft mis-schien zelf geschiedenis en organiseert tentoonstellingen. zonder een weten-schappelijke instelling en een gede-gen kennis kunnen deze taken niet tot een goed einde gebracht worden. Kortom: de archivaris is een cultuur-beheerder.” Met deze laatste stelling

kunnen wij ons verzoenen, maar niet met de opvatting dat dit een gepri-vilegieerde zending voor historici is. Waarom moeten masterstudenten let-teren, kunstgeschiedenis, architectuur of om het even welke andere discipline die de manama archivistiek willen vol-gen voorafgaandelijk een (aanvul-lende) opleiding volgen die van hen eerst historici maakt? Dat verhoogt de drempel tot de opleiding aanzien-lijk en dat ontmoedigt de vele acade-misch opgeleiden die in de culturele archiefwereld actief zijn of willen wor-den. Dat is bovenal een gemiste kans. Want als historici het belangrijk vinden dat de publiekrechtelijke archieven ontsloten worden door specialisten met technische, maar ook inhoude-lijke expertise, dan geldt dat voor de private, culturele archieven evenzeer. De wetenschappelijke ontsluiting van een belangrijk fotoarchief heeft er baat bij dat dit gebeurt door een inhoude-lijke specialist, iemand die fotomate-riaal kan identificeren en onderschei-den, en die bovendien onderlegd is in de archivistiek. De opleiding zelf zou bij die ruimere instroom ook baat hebben omdat het draagvlak breder wordt en de inbreng van de studen-ten inspirerend kan zijn. Hoe verrijkend zou het bijvoorbeeld zijn om ook infor-matici tot de opleiding toe te laten: in een tijdsgewricht dat de digital born archieven van schrijvers, componisten, theatermensen, architecten, (video)kunstenaars … welig tieren en veilig moeten worden gesteld, is dat geen overbodige luxe. De noden en behoef-ten van een hedendaagse beheerder van cultureel erfgoed zijn talrijk, com-plex en divers en vereisen niet persé de competenties van een historisch opgeleide. Een tweejarige masterop-leiding biedt wellicht meer mogelijkhe-den, ook qua instroom. Idealiter wordt dat een integrale opleiding, waarin ook het huidige postgraduaat in de infor-matie- en bibliotheekwetenschap een plek krijgt, zodat ook het luik infor-matica de nodige nadruk krijgt. Aldus zou een academische opleiding kun-nen worden uitgewerkt voor archief-, bibliotheek en erfgoedwerkers, die het ruime erfgoedveld professioneel en kwalitatief kunnen bedienen.

MICHEl VErMOTE, ArCHIEfBANK VlAANDErENIn een snel evoluerende omgeving lijkt me de notie ‘levenslang leren’ een belangrijk gegeven. zeker in een sector

waarin informatiebeheer centraal staat komt het erop aan om adequaat in te spelen op de toenemende ICT- moge-lijkheden. Dat veronderstelt een hou-ding -zowel persoonlijk als binnen de organisatie- van openheid tegenover de opbouw van nieuwe competenties.

Maar die attitude moet uiteraard geworteld zijn in een stevige bodem met een goede kennis van de basis-principes van de archivistiek en het gebruik van internationale standaar-den. Daartoe zijn goede en uitgeba-lanceerde archiefopleidingen van doen. De bestaande situatie op dat vlak is niet ideaal, met initiatieven die weinig samenhang vertonen en elkaar soms overlappen. uiteraard is het belang-rijk om aan te geven dat het tussen-liggende niveau van ‘archiefdeskun-dige’ momenteel ontbreekt: naast de universitaire opleiding wordt enkel een basisopleiding tot ‘archiefmedewerker’ voorzien.

Maar als lesgever Archiefinitiatie aan de Bibliotheekschool Gent pleit ik in eerste instantie voor een goede afstemming van de opleidingsinitiatie-ven. uiteraard programmatorisch maar sowieso bij het opzetten van nieuwe opleidingen.

BArT SEVErI, COörDINErENDE ArCHIEfDIENST VAN DE VlAAMSE OVErHEID Als Coördinerende archiefdienst ver-wachten we dat onze toekomstige medewerkers twee groepen van com-petenties hebben: de ondersteuning van de eigen informatiehuishouding en de strategische aansturing van het informatiebeleid voor andere organisa-ties. Bovendien staat de archiefvormer in de 21e eeuw voor heel andere uit-dagingen dan die van de voorgaande eeuwen.De archivistiekopleiding aan de VuB wordt gevisiteerd door een commis-sie Geschiedenis, met eigen referen-tiekader. Dat bestendigt o.i. de kloof tussen enerzijds een wetenschappe-lijke of een culturele bril op archieven en anderzijds een benadering die ver-trekt vanuit de noden van de archief-vormer zelf.Sinds enkele jaren besteedt de VuB in nieuwe onderzoekslijnen aandacht aan actuele uitdagingen, zoals digi-taal documentbeheer. Meer techni-sche competenties inzake digitale

META 2014 | 7 | 9

artikel

Page 12: themAnUmmer onDerwIjs

archivering, digitalisering of informa-tierecht blijven noodzakelijk. Daarom pleiten wij voor verdieping van de hedendaagse onderzoekslijnen, ver-sterking van onderzoekssamenwerking met de maatschappij, toelaten van korte, intensieve werkstages en inten-sivering van internationale samenwer-king.

SETH VAN HOOlAND, UNIVErSITé lIBrE DE BrUxEllESSteunend op meer dan dertig jaar ervaring biedt de Master en Sciences et Technologies de l’Information et de la Communication (MASTIC) van de uLB een tweejarige opleiding aan met een unieke focus op zowel conceptu-ele (information architecture, data quality, linked data etc) als techni-sche (programmeren, database beheer, XML, etc) competenties. De MASTIC is momenteel de enige volwaardige uni-versitaire master in informatieweten-schappen in België die zich inhoudelijk aansluit bij de internationale iSchools (http://ischools.org/). De lessen wor-den ‘s avonds en op zaterdag geor-ganiseerd zodat de Master gecombi-neerd kan worden met een halftime of parttime job. De opleiding bevindt zich op het kruispunt van humane wetenschappen en informatica, wat zich uit in de diversiteit van de pro-fessoren (historici, linguïsten, filosofen, IT-consultants en ingenieurs) die allen een internationale erkenning genieten. Afgestudeerden vinden zowel kansen bij bedrijven, de openbare sector als in academisch onderzoek. Alle lessen worden in het Frans gedoceerd, maar Nederlandstaligen zijn van harte wel-kom binnen het programma. Indien interesse kunt u meer informatie ver-krijgen op http://mastic.ulb.ac.be/ of via de verantwoordelijke van de oplei-ding ([email protected]).

BIBNET EN lOCUSBibliotheekwerk heeft veel aspecten en uitdagingen: de werk-processen afstemmen op de veranderende opdracht; samen-werken met partners om een divers publiek te bedienen; de bibliotheek een plek geven in een steeds veranderende omge-ving. Bibliotheken zijn dan ook gebaat met een instroom van talenten uit diverse opleidingen.

De bibliotheken moeten een pro-actieve rol opnemen in het laagdrempelig aanbieden van informatie, het faciliteren van (in)formeel leren, het stimuleren van ontmoeting zowel fysiek als digitaal en het verrijken van de zoektocht van mensen. Educatieve en sociaal-culturele vaardigheden zijn noodzakelijk binnen een bibliotheek.

Bibliotheken moeten geen pioniers zijn in de digitale ontwikke-lingen maar wel één stap vooruit kunnen lopen op het publiek in hun kennis over digitale toepassingen. Want de informatiefunc-tie van de bibliotheek is de dag van vandaag in belangrijke mate een opdracht geworden om het publiek mediawijs te maken. In de bib zijn er jonge mensen nodig die groot geworden zijn in de nieuwe media om de bib te integreren in de ‘conversatie-stromen’ van het publiek.

De bibliotheek maakt deel uit van de lokale dynamiek. Een bibliotheek moet een breed netwerk beheren met verschillende partners en sectoren om haar opdrachten relevant in te vul-len. De bibliotheek kan zich hier ontpoppen als het kennis- en informatiecentrum van de lokale gemeenschap waar niet enkel de collectie maar ook de mensen zelf centraal staan 1. Daarbij moeten de bibliotheekmedewerkers om kunnen met de groter wordende diversiteit in de samenleving. Daarom hebben we veel permanente vorming nodig. En ook managers die de complexi-teit in de bib, de sector en de samenleving aan kunnen.

CArOl VANHOUTTE, OPENBArE BIBlIOTHEEK KOrTrIJKVeel gemeentebesturen en bibliothecarissen van openbare bibliotheken zijn de laatste tijd afgestapt van een bibliotheek-opleiding als aanwervingsvoorwaarde en bevorderingsver-eiste. Andere competenties zoals netwerking, projectwerking, communicatievaardigheden, digitale en educatieve skills ble-ken meer en meer de bovenhand te halen op de specifieke bibliotheektechnische kennis. Ook bij de nieuwe ingediende beroepscompetentieprofielen komen deze vaardigheden aan bod. Competenties waar de klassieke bibliotheekopleidingen misschien te weinig of te laat hebben op ingezet?

Betekent dit dan het einde van de bibliotheekscholen en IBW-opleiding? Moet er überhaupt nog ingezet worden op een specifieke bibliotheekopleiding? Ik durf hier volmondig ‘ja’ op antwoorden. De komende jaren zullen immers heel wat biblio-theekexperten het werkveld inruilen voor hun welverdiende rustpensioen. En met hen zal heel wat kennis en expertise ver-dwijnen? Wel is het duidelijk dat de huidige opleiding aan ver-nieuwing toe is, waarbij best verschillende disciplines bij betrok-ken moeten worden.

IlSE DEPré, DE BIB lEUVENAls je vraagt naar de motivatie van sollicitanten voor een job in onze sector, dan is het antwoord “dat ze graag lezen”. De tijd van het diploma Germaanse filologie, aangevuld met de ‘akte’, is echter voorbij. De digitale en maatschappelijke uitdagingen van de bib vragen om nieuwe profielen en vaardigheden, en om medewerkers met organisatorische, sociale en IT-vaardigheden.

10 | META 2014 | 7

artikel

Page 13: themAnUmmer onDerwIjs

Een collega opperde onlangs dat het spijtig was dat we in de Bib Leuven geen ‘bibdiploma’ meer eisen van onze medewer-kers. Toch blijkt uit gesprekken met stagiairs dat de lessen vaak ver van de praktijk staan. Dagdagelijkse noodzakelijke kennis, zoals de werking van Aleph, de finesses van RFID of de eigenhe-den van het gemeentelijke keurslijf (BBC, collegeverslagen, ...), leert men toch pas echt op de werkvloer. zijn de diverse oplei-dingen dan overbodig? zeker niet, maar ze moeten wel praktijk-gerichter worden, met meer ruimte voor stage, werkbezoeken en hands-on workshops die aansluiten bij de werking van een moderne openbare bibliotheek. De ene ‘bibschool’ slaagt daar al wat beter in dan de andere.

JAN VAN HEE, ArTEVElDEHOGESCHOOlOpleidingen die zich focussen op het professioneel facilite-ren van kenniscreatie in organisaties én in de maatschappij zijn broodnodig. Deze functies zijn echter zeer ver verwijderd geraakt van de passieve én archaïsche betekenis van het woord

“bibliotheek” of “boekenbewaarplaats”.

Wat de toekomstveilige kerncompetenties van zo’n bibliothe-caris 2.0 moeten zijn, hebben we aan de Arteveldehogeschool sinds zeer recent én voorlopig omschreven in onze kerntaken-matrix:

• informatie-aggregatie• metadata-curatie• coaching• mediatheek als leer-, werk- en inspiratieplek• communicatie en syndicatie als verbindende factor van de

bovenstaande kerntaken

Daarvoor moeten onze medewerkers teams en projecten kun-nen aansturen, specifieke expertise opbouwen en/of een dienst-verlening op maat kunnen leveren. Medewerkers moeten daar-voor de hele organisatie (en niet enkel hun mediatheek) als hun werkplek zien.

Harde vakinhouden als informatiearchitectuur, SEO, datami-ning en businessanalyse moeten gecombineerd worden met creatieve en innoverende vaardigheden en overgoten met veel people skills, zoals kunnen netwerken en communiceren. Een bibliothecaris/informatiedeskundige blijft immers een interme-diair, niet alleen tussen mensen en informatie, maar is ook een spin in het web van zeer diverse diensten, zoals IT, communi-catie, HR, … (in ons specifiek geval vooral met de opleidingen).

Dit betekent dat de (toekomstige) opleidingen minstens op het bachelorniveau moeten georganiseerd worden. Het levenslang leren moet opgevangen worden door specifieke en flexibele bijscholingen. De sterk verminderde procesmatige en uitvoe-rende taken worden best op de werkvloer aangeleerd op maat van de organisatie.

PAUl BUSCHMANN, HOGESCHOOl GENT KASKDe tijd dat ik zelf een bibliotheekopleiding mocht volgen ligt (helaas) al weer lang achter me. Een beperkt zicht op de hui-dige bibliotheekopleidingen in Vlaanderen wordt vooral gevoed door de contacten met stagiairs en kersverse nieuwe collega’s.

Wat me vaak opvalt bij de inzet van bijv. stagiairs is de soms beperkte kennis van Office-producten. Men zou toch mogen verwachten van aanstormend talent dat van informatie een beroep wil maken dat (informatieverwerkende) software geen geheimen voor hen kent. Dit blijkt helaas zelden waar.

Moeten bibliotheekopleidingen hier meer aandacht aan beste-den? Neen. De verantwoordelijkheid ligt volledig bij de studen-ten zelf. De focus van de bibliotheekopleidingen moet vooral liggen op de competentie om de snelle evoluties in de wereld van bibliotheek en informatie op te pikken, eigen te maken én te integreren in de beroepspraktijk. Ook kritisch leren denken over welke rollen bibliotheken nog kunnen, mogen of moeten spelen zou centraal moeten staan tijdens de opleiding.

PATrICK VANOUPlINES, HOOfDBIBlIOTHECArIS VrIJE UNIVErSITEIT BrUSSElEerst hadden we beroepsprofielen, nadien beroepscompeten-tieprofielen en momenteel beroepskwalificatiedossiers. Er wordt dus veel werk verricht aan het verantwoorden en onderbouwen van opleidingen ter ondersteuning van ons beroep. De huidige opleidingen zijn kwalitatief hoogstaand en populair: het aantal studenten blijft op een niveau dat de interesse van potentiële beroepsbeoefenaars bewijst. Deze potentiële beroepsbeoefe-naars hebben goede vooruitzichten: heel wat mensen gingen in de sector aan slag eind de jaren zeventig en bereiken momen-teel de pensioengerechtigde leeftijd. De jobs liggen binnenkort dus voor het rapen.

De huidige en nog te komen besparingsmaatregelen gooien echter roet in het eten. Ik heb een groot respect voor diegenen die schijnbaar onvermoeibaar telkens weer opleidingen bijscha-ven en bijsturen. Maar daar zijn overheidscentjes voor nodig en de moed en wil van de overheid om de centjes in te zetten. Hoe moeten we de opportuniteiten bij de beslissingmakers, op allerlei niveaus, duidelijk maken? Een belangrijke taak ligt bij ons, de huidige beroepsbeoefenaars. We moeten via alle mogelijke kanalen onze nood duidelijk maken: blijven hameren om in te zetten waar winst te halen valt is de boodschap –onze sector is de investering waard!

1 Zie ook David Lankes’ The Atlas of New Librarianship: “The mission of librarians

is to improve society through facilitating knowledge creation in their communi-

ties.”

VVBADDe VVBAD pleit in haar Memorandum 2014 ‘Bouwstenen voor de bibliotheek en het archief van de toekomst’ voor het realiseren van bibliotheek- en archiefopleidingen op bachelor- en masterniveau. De BAD-sector heeft nood aan een uitgewerkte opleidingstructuur. Enerzijds is een bachelo-ropleiding noodzakelijk voor de vorming van vakspecialisten en een middenkader. Anderzijds verdient het hedendaagse informatielandschap ook dat de bestaande post-academi-sche vorming Informatie- en Bibliotheekwetenschappen aan de uA wordt uitgebouwd tot een volwaardige masterop-leiding. Ook de huidige beperking om alleen masters in de Geschiedenis toe te laten in de master-na-masteropleiding Archivistiek en Hedendaags Documentbeheer stemt niet lan-ger overeen met de noden van de archiefsector.

Een nauwere samenwerking en afstemming tussen deze bibliotheek- en archiefopleidingen op universitair niveau moet mogelijk zijn. De raakvlakken tussen beide opleiding en zijn talrijk, een win-winsituatie is voor de hand liggend.

artikel

META 2014 | 7 | 11

Page 14: themAnUmmer onDerwIjs

ONTSlUITING VAN BIBlIOTHEEKCOllECTIES IN HISTOrISCH PErSPECTIEfTot de komst van elektronische tijdschriften en boeken was de online catalogus het instrument bij uitstek om de collectie van een bibliotheek in kaart te brengen en de bibliotheekbezoe-ker snel een antwoord te bieden op de vraag op welke plaats een boek of tijdschrift zich bevond. De catalogus was en is nog steeds bijzonder goed geschikt om locaties van fysieke en gekende items via zogenaamde known item searches te ach-terhalen. Voor onderwerpsgerichte zoekacties of unknown item searches is de catalogus heel wat minder efficiënt. Gebruikers die de catalogus vanuit die doelstelling raadplegen komen vaak van een kale reis terug: het zoeken wordt immers beperkt tot een kleine fractie van de gepubliceerde kennis, namelijk enkel tot wat de bibliotheek in haar collectie heeft. zoekresultaten zijn beperkt tot boeken en tijdschriften. Wat in het boek (op niveau van hoofdstuk) of in het tijdschrift (op niveau van artikel) aan bod komt, blijft in een online catalogus vrijwel onzichtbaar. Het instrumentarium waarvan de lezer in onderwerpszoeken gebruik kan maken, omvat classificatiesystemen, thesauri en trefwoor-densystemen — systemen die niet gemakkelijk te doorgronden zijn voor een doorsnee lezer.

In de sessies rond informatievaardigheden leerden we studen-ten dat zij voor onderwerpsgericht zoeken databanken dienden te gebruiken. Het zoeken in deze gespecialiseerde databanken leverde referenties op en met die referenties kon de lezer ver-volgens het tijdschrift of boek (known items) in de catalogus lokaliseren. In het geval dat de bibliotheek de publicatie zelf niet in haar bezit had, kon de lezer het item via interbibliothe-cair leenverkeer of documentlevering aanvragen bij een andere bibliotheek of een gespecialiseerde document supplier zoals BLDSC of INIST.

Met de komst van elektronische informatie — in eerste instan-tie elektronische tijdschriften — werd het volgen van deze con-sultatieketen vereenvoudigd door link resolvers: een gebruiker die een referentie in een databank had gevonden kon met een eenvoudige klik (Open uRL link) meteen uitsluitsel krijgen of de lokale universiteitsbibliotheek het artikel kon leveren vanuit haar eigen (elektronische) collectie.

Vrij snel gingen bibliotheken in consortiumverband licenties op databanken en e-tijdschriften afsluiten in de hoop dat met relatief minder middelen meer elektronische content voor de gebruikers kon worden aangeschaft. Met de toename van het aanbod aan databanken ontstond meteen ook de vraag naar

een ‘eengemaakte zoekomgeving’: een zoekscherm waarmee de lezer in één beweging meteen verscheidene databanken van verschillende providers kon ondervragen. We zagen het ontstaan van federated search engines waarmee een gebruiker een zoekvraag eenmalig en op uniforme wijze kon ingeven. De search engine handelde de zoekvraag vervolgens onderhuids af met de verschillende geconnecteerde databanken (via z39.50, SRu/SRW. …) en presenteerde de zoekresultaten in één scherm aan de gebruiker. Federated searching heeft evenwel ook zijn beperkingen:

• niet alle databanken kunnen gekoppeld worden of het ontwik-kelen van connectoren vergt grote inspanningen. Metadata zijn over verschillende databanken immers niet altijd consis-tent met elkaar en die inconsistenties kunnen in federated searching niet altijd opgevangen worden;

• bestaande connectoren vergen monitoring en onderhoud;• time-outs kunnen optreden bij databanken die niet snel

genoeg reageren;• clustering (groeperen van gelijkaardige zoekresultaten) en

relevance ranking zijn niet eenvoudig te realiseren aangezien resultaten uit diverse bronnen afkomstig zijn en de sortering on-the-fly dient te worden berekend;

• federated searching hanteert bij het vertalen van de zoek-vraag het principe van de grootste gemene deler waardoor de soms zeer krachtige en verfijnde zoekmogelijkheden in individuele databanken (deels) verloren gaan.

Omwille van deze beperkingen werd federated search beschouwd als een noodzakelijk kwaad: de technologie kwam tegemoet aan een zekere behoefte (snelle eerste oriëntatie naar relevante publicaties via een uniforme zoekinterface), maar liet de meer veeleisende lezer in veel gevallen snel gefrustreerd achter. En toen kwam de discovery service.

DISCOVEry SErVICEDe doelstelling van een discovery service (DS) 1 is het aanbie-den van een eenvoudige zoekomgeving (‘single search box’) op zowel de eigen fysieke collectie (de lokale catalogus) als de elektronische informatie waarop de bibliotheek een licentie/abonnement genomen heeft (e-tijdschriften, e-boeken, data-banken). Ook de in Open Access beschikbare informatie wordt in een discovery service ontsloten.

Anders dan bij federated searching wordt de zoekvraag niet gedistribueerd naar diverse databanken, maar wordt deze afge-handeld ten opzichte van een centrale pre-harvested index die door de DS provider wordt onderhouden. Deze centrale index

rome is niet op één dag gebouwd:

Discovery service in de UAntwerpenJan Corthouts en Els Schaerlaekens, Universiteit Antwerpen Cartoons: ‘Veerle Van Conkelberge, Dries Moreels “Nieuwe webstrategie voor de Universiteitsbibliotheek Gent”. IAZ2013. III’ © Patrick Hochstenbach

In dit artikel geven de auteurs toelichting bij het concept van discovery services. zij situeren de discovery services in de evolutie van de ontsluiting van bibliotheekcollecties. Het concept van discovery service wordt uitgelegd en de implementatie van EBSCO Discovery Services (EDS) aan de universiteit Antwerpen wordt als casus behandeld. Verder gaan de auteurs in op de impact van EDS op het gebruik van de bibliotheekcollectie. Eindigen doen ze met enkele bedenkingen over zin en onzin van discovery services

12 | META 2014 | 7

artikel

Page 15: themAnUmmer onDerwIjs

wordt opgebouwd op basis van metadata en full text bestanden die de provider ontvangt van de bibliotheek (eigen catalogus), van uitgevers of gaat oogsten bij de bron. DS heeft t.o.v. fede-rated searching alvast het voordeel van snelheid (gebruikers worden niet geconfronteerd met time-outs). Aangezien data in DS vooraf verwerkt en geïndexeerd worden, leveren ontdub-belen en sorteren op relevantie betere resultaten.

Lezers benaderen deze discovery service via een zoekportal (uRL) die in min of meerdere mate volgende faciliteiten biedt:

• single search box die via een widget op eenvoudige wijze in de eigen website kan worden gepubliceerd;

• geavanceerde zoekopties;• rangschikking van zoekresultaten volgens relevantie;• facetten en sorteeropties die de lezer toelaten om zoekresul-

taten verder te verfijnen, bijvoorbeeld naar eigen bezit (zowel fysieke collectie als e-bronnen);

• verwijzing naar beschikbare full text hetzij via een directe link, hetzij via een link resolver;

• het aanmaken van een persoonlijke account in functie van gepersonaliseerde diensten (opslaan van zoekstrategie en zoekresultaten);

• attendering op verwante publicaties;• autocomplete bij ingave van zoektermen;• “didyoumean”bij ingave van al dan niet foutief gespelde

zoektermen.

Discovery services worden in the cloud aangeboden en kunnen via diverse leveranciers betrokken worden. De meest gebruikte discovery service providers, the big four, in wetenschappelijke bibliotheken zijn:

• Primo van Ex Libris• Summon van Serials Solutions• EDS van EBSCO• WorldCat Local van OCLC

In de periode 2006-2010 kwam de discovery service tot volwas-senheid 2. Ook in België (zie inzet) geraken discovery services de laatste paar jaren ingeburgerd en merken we in bibliotheken van universiteiten en hogescholen een verschuiving van fede-rated searching naar DS.

CASUS UANTwErPENIn 2011-2012 voerden de bibliotheken van Associatie universiteit & Hogescholen Antwerpen (AuHA) een gebruikersonderzoek uit 4. In dit onderzoek werd ook gepeild naar het gebruik van de bibliotheekcatalogus. Voor de uAntwerpen waren de bevin-dingen als volgt:

• 88 procent van de uAntwerpen respondenten (2.248 perso-nen) kent de catalogus.

• 26 procent van de respondenten gebruiken de catalogus intensief (dagelijks tot wekelijks). 36 procent enkele keren per maand.

• 84 procent van de respondenten vinden de catalogus eerder gebruiksvriendelijk (62 procent) tot gebruiksvriendelijk (22 procent).

• Vaak weerkerende vrije commentaren over de catalogus betreffen:- ingewikkeld in gebruik, voorafgaandelijke instructie is nood-

zakelijk, niet gebruiksvriendelijk, oubollig;- geen sortering op relevantie;- andere zoeksystemen (zoals bijvoorbeeld Web of Know-

ledge) “werken beter”; - de catalogus ontsluit geen tijdschriftartikelen; - gevoelig aan typfouten, men kan enkel werken met juist

gespelde termen. Typfouten worden afgestraft.

rome is niet op één dag gebouwd:

Discovery service in de UAntwerpen

dS in BelGiSche wetenSchappelijke BiBliotheken (niet exhauStieF) 3

uAntwerpen EDS

UHasselt EDS – gunning nieuw DS platform oktober 2014

KdG EDS

Artesis Plantijn Hogeschool EDS – beschikbaar vanaf september/oktober 2014

VUBGeen DS of onmiddellijke plannen in die richting. Wel federated searching (V-spaces) en positionering van Google Scholar als discovery tool.

UGent Geen DS. Nieuwe webstrategie.

Ku Leuven en LIBIS-Net partners Primo

ULB Summon

ULg Primo

uCL – FuNDP – Saint-Louis Aanbesteding van DS najaar 2014 – Implementatie begin 2015

META 2014 | 7 | 13

artikel

Page 16: themAnUmmer onDerwIjs

Dit gebruikersonderzoek stimuleerde intern de discussie over de positionering van een DS als alternatief voor de traditionele online catalogus. DS kan tegemoet komen aan de geleverde commentaren met name voor wat betreft het ontbreken van tijdschriftartikelen en de sortering op relevantie.

Naast het gebruiksaspect is er ook een belangrijk beheers-aspect: de bibliotheek investeert substantieel in dure elektro-nische tijdschriften, maar de deep content (artikels) is in de catalogus volledig onzichtbaar.

Verder is het zo dat het aanbod aan elektronische informatie ook erg volatiel is, met name voor pakketten e-boeken waarop bibliotheken zich abonneren. Daar waar met e-tijdschriften de bibliotheek zich nog de inspanning getroost om deze mee op te nemen in de catalogus, is dit voor e-boeken veel minder evi-dent zowel qua kwantiteit als qua kwaliteit (match merging met bestaande titelbeschrijvingen en inpassing/aanpassing van gele-verde metadata vooral wat de onderwerpsontsluiting betreft).

Hoe dan ook leefde in de bibliotheek van de uAntwerpen de verwachting dat door gebruik van DS de gebruikscijfers van e-bronnen van de bibliotheek de hoogte in zouden gaan. DS kan op die manier helpen in het verhogen van het rendement van de investering in e-resources. Maar dat laatste argument snijdt natuurlijk langs twee kanten: DS komt met een kosten-plaatje en men kan argumenteren dat hierdoor de kostprijs van elektronische informatie nog meer verhoogt.

Ook al bleven een aantal vragen onbeantwoord en ook gaat de komst van DS gepaard met een vaak controversieel debat (over-hyped,under-performed,contentneutrality,bypassedlibraries, DS versus Google Scholar) besloot de uAntwerpen om met DS van start te gaan, temeer omdat er hiervoor de budgettaire ruimte bestond.

De wetgeving op overheidsopdrachten verplichtte de uAntwerpen om de markt te bevragen met een lastenboek en gunningscriteria. Een dergelijk traject zorgt voor een aan-zienlijke overhead, maar het zet alleszins aan tot een kritische reflectie over de vereisten waaraan een DS voor onze biblio-theek moest voldoen. In de vakliteratuur vindt men overigens heel wat implementatie rapporten en vergelijkende studies die

inspirerend kunnen werken. Wees er evenwel van bewust dat er niet zoiets bestaat als ‘de beste’ discovery service.

Het lastenboek dat de uAntwerpen hanteerde was gericht op evaluatie van volgende onderdelen:

• Dekking: leveranciers kregen een overzicht van de belang-rijkste (dus niet exhaustief) e-tijdschrift en e-boek collecties waarop de universiteit was geabonneerd samen met een lijst van bibliografische databanken en open access resources. Aan de leveranciers werd gevraagd aan te geven in welke mate de metadata/full text centraal geïndexeerd werd (hogere score), dan wel via een onderhuidse federated search in de discovery service ontsloten werd (lagere score).

• Lokale data: antwoorden op de vragenlijst moesten het mogelijk maken om de impact te evalueren op bestaande IT-processen voor levering van metadata van de eigen catalo-gus en institutional respository. Leveranciers ontvingen voor-beeldbestanden.

• Functionaliteit met verdere onderverdeling in: administratie en configuratie tools, gebruikersinterface en gebruiksvrien-delijkheid, toegang, knowledge base, monitoring en gebruiks-gegevens

Het doel van dit onderdeel in de vragenlijst was om functi-onaliteiten te kunnen vergelijken, maar ook om de impact op bestaande werkprocessen te kunnen evalueren met name voor wat betreft de link resolver. De uAntwerpen gebruikte (en gebruikt nog steeds) SFX van Ex Libris. De antwoorden op de vragenlijst moesten ons kunnen helpen in de beslissing om bij SFX te blijven dan wel over te stappen naar de link resolver van de leverancier.

• Implementatie/Service: de vragenlijst was hier gericht op het meten van de inspanningen die de uAntwerpen zou moeten leveren om de discovery service te implementeren (doorloop-tijd, werkbelasting).

De opdracht werd finaal gegund aan EBSCO (december 2012). EDS werd aan de uAntwerpen in gebruik genomen bij de start van academiejaar 2013-2014. De doorlooptijd van het pro-ject bedroeg zes maanden. De discovery service omvat de EBSCOhost databanken, gegevens van EBSCO’s data partners, de bibliotheekcatalogus en de data van het institutional repo-sitory. Bij de opzet is ervoor gekozen om de zoekacties stan-daard te beperken tot de bibliotheekcollectie (zowel gedrukt als elektronisch). Door de filter af te zetten, kan een lezer als-nog ruimer zoeken. Daar waar het zoekresultaat records uit de catalogus betreft, wordt de informatie over beschikbaarheid on-the-fly opgepikt. De centrale index van EDS wordt bij het begin van elke maand verrijkt met nieuwe/gewijzigde records uit de catalogus en de institutional repository. De link naar full text wordt, waar dat kan, meteen aangeboden of is via de link resolver (SFX) bereikbaar.

IMPACT VAN DS OP HET GEBrUIK VAN DE BIBlIOTHEEKCOllECTIENieuwe bronnen hebben doorgaans een tweetal jaren nodig om echt goed ingeburgerd te geraken. Dat is voor de discovery service allicht niet anders. Het is nog wat te vroeg om defini-tief te kunnen besluiten of het gebruik van DS in onze situatie leidde tot een intensiever gebruik van de (elektronische) biblio-theekcollectie. In de literatuur vindt men wel talrijke publica-ties die dit topic behandelen. Er is de reeds geciteerde Britse studie van uKSG (2013) uitgevoerd door LISu Department van Loughborough university die vaststelde dat het gebruik van e-bronnen (vooral e-boeken en in mindere mate ook e-tijd-schriften) toenam met de komst van DS, al spelen er ook zeker

14 | META 2014 | 7

artikel

Page 17: themAnUmmer onDerwIjs

andere factoren een rol. Een andere studie in de VS onderzocht de impact van DS op gebruik van e-tijdschriften en stelde een toename vast vooral dan bij Primo en Summon gebruikers 5.

D. Way 6 concludeerde dat het gebruik van e-tijdschriften posi-tief evolueerde na de implementatie van Summon. Ook Jan Kemp 7 zag een toename van het gebruik van e-bronnen na de implementatie van Summon. Hij vond echter dat de meer-waarde van de discovery tool vooral lag in het feit dat de drem-pel voor studenten verlaagd werd. Studenten hoeven niet meer te weten welke databank ze moeten selecteren vooraleer ze aan hun onderzoek starten. ze hoeven niet te weten wat een cata-logus is. Op die manier kunnen ze starten met zoeken en meer geleidelijk hun zoekmethode verbeteren. K. Calvert 8 schreef erg recent een artikel over de impact van EDS op gebruikssta-tistieken, in een opzet die lijkt op die van de uAntwerpen. Haar conclusie is dat EBSCO Discovery Service een positieve impact had op het gebruik van e-tijdschriften en het gebruik van de full text in EBSCOhost databanken. Ku Leuven rapporteert “een duidelijke stijging in het gebruik van full text bronnen en, zoals internationaal ook bleek, een daling van het gebruik van biblio-grafische databanken. Deze trend zet zich nog steeds verder, zij het een stuk minder uitgesproken dan de eerste jaren 9.”

Toch hebben we een poging ondernomen om de impact van DS in de uAntwerpen te meten. Cijfers uit de periode oktober 2012-juni 2013 werden vergeleken met de periode oktober 2013-juni 2014. Voor de databanken in EBSCO zien we een gemid-delde stijging van 25 procent in het gebruik. De meest gebruikte databank is Business Source Premier, maar de databanken Communication Abstracts en Mass media & Communication laten een grotere stijging optekenen. Het gebruik van full text bij de grote uitgevers zoals Elsevier, Sage, Springer, … neemt toe. De cijfers liggen nogal uiteen waarbij Elsevier het meest stijgt en Wiley het minst. De gemiddelde stijging is 9 procent. In die stijging spelen zeker ook andere factoren mee zoals de integratie van de academische hogeschoolopleidingen: meer gebruikers leiden tot hogere gebruikscijfers.

In de literatuur wordt al eens de vrees uitgesproken dat de catalogus records zouden verloren gaan in de hoeveelheid data in een discovery service 10. Dit stemt overeen met bevindin-gen van Ku Leuven die hun LIMO discovery om die reden heb-ben uitgebreid met directe links zoals ‘Fysieke exemplaren Ku Leuven’, ‘zoek databank’, ‘zoek e-journal’. 11 Ook uLB rappor-teert dat eigen bezit wat verdrinkt in DS, wat niet onbelangrijk is aangezien uLB niet langer haar traditionele online catalogus aanbiedt 12. Maar in de uAntwerpen schijnt dit niet het geval te zijn. In de abstract views, waar geteld wordt hoeveel records nader bekeken zijn, komt de catalogus bovenaan te staan met het meest bekeken aantal records. Dat er vaak is doorgeklikt op

een record uit de catalogus, geeft aan dat de catalogus goed vertegenwoordigd is in de resultatenlijsten. Dat heeft mogelijk te maken met de opzet van EDS waarin zoekresultaten — zoals hierboven reeds aangegeven — standaard beperkt worden tot items uit de eigen bibliotheekcollectie (fysiek en elektronisch).

Goed gebruik van de catalogus via EDS vertaalt zich op het eerste zicht niet in de uitleenstatistieken. Daar zien we een hele lichte daling, of een status quo. Maar wellicht spelen hier te veel andere factoren mee, om EDS krediet dan wel kritiek te geven voor uitleencijfers. uit de andere rapporten die EBSCO mee-geeft, leren we nog dat een sessie in de uAntwerpen discovery gemiddeld 38 minuten duurt.

Ten slotte verschijnt de discovery service ook in de statistieken van de link resolver als bron van waaruit men links opvraagt naar de full text bij een uitgever. Daaruit blijkt dat lezers in hoofdzaak hun onderzoek starten in Web of Science (36 pro-cent), EBSCO (22 procent), Pubmed (14 procent), Google (12 procent) en Proquest (7 procent). Omdat EBSCO, Pubmed en Google ook toelaten dat men rechtstreeks doorklikt naar full text zijn deze percentages wellicht een onderschatting van het werkelijke aandeel. Het hoge percentage voor Web of Science en het gebruik van het Proquest platform, dat slechts enkele databanken huisvest voor de uAntwerpen, geven aan dat ook bibliografische databanken goed gebruikt worden en niet ver-drongen zijn door de komst van de Discovery Service.

DS: ZIN Of ONZIN?Roy Tennant 13 doet in het online tijdschrift The Digital Shift een oproep om het letterwoord OPAC te vermoorden en het ding zelf heel diep te begraven. Het is verworden tot een inventaris van het (fysieke) bezit. Dus steek het weg in een achterkamertje waar het altijd thuishoorde, is zijn aanbeveling. De auteur gaat nog een stap verder met de bewering: “informationdiscoveryhas left the building.” Daarbij verwijst hij naar de piste die de uB utrecht volgt om de eigen ontwikkelde discovery tool (Omega) uit te faseren, verder niet te investeren in DS en te focussen op contentdelivery. Dit loopt gelijk met de nieuwe webstrategie die de uB Gent uitgetekend heeft 14.

Cijfers wijzen uit dat lezers hoe langer hoe meer zoekacties naar wetenschappelijke informatie starten in algemene search

“BIBLIOTHEKEN HEBBEN HuN PRIMAIRE ROL IN DE DISCOVERy VAN WETENSCHAPPELIJKE INFORMATIE VERLOREN. DuS HANDEL OVEREENKOMSTIG DEzE NIEuWE REALITEIT.”

META 2014 | 7 | 15

artikel

Page 18: themAnUmmer onDerwIjs

engines zoals Google Scholar 15. Om kort de argumentatie van Simone Kortekaas 16 e.a. samen te vatten: onze gebruikers ver-toeven bij Google en soortgelijke search engines. ze vinden daar wat ze nodig hebben (discovery) en verwachten van de bibliotheek dat zij de informatie kan leveren (contentdelivery). Het is vergeefse moeite om te investeren in online catalogus, discovery, … om kost wat kost de gebruiker naar de website van de bibliotheek te lokken. Bibliotheken hebben hun primaire rol in de discovery van wetenschappelijke informatie verloren. Dus handel overeenkomstig deze nieuwe realiteit. Het zijn boude beweringen die elke bibliotheek zouden moeten aanzetten om na te denken over haar informatiestrategie.

Wij menen dat de discovery een goed startpunt is voor bachelorstudenten die een eerste snelle oriëntatie nodig heb-ben. Daarnaast kan de discovery service ook voor multidisci-plinair onderzoek een goed beginpunt zijn. Discovery maakt gespecialiseerde databanken niet overbodig: vorsers die onderzoek verrichten rond specifieke topics hebben allicht meer baat bij gespecialiseerde databanken, temeer omdat ook niet alle resources binnen EDS aanwezig zijn (Evidence Based Medicine Reviews, bibliografische databanken van Brepols en van Belgische juridische uitgevers, OECD iLibrary.). De eer-ste gebruikscijfers wijzen in de richting van een toename van gebruik van e-bronnen ten gevolge van de lancering van EDS.

Tevredenheid over discovery ontslaat de bibliotheek evenwel niet van de opdracht om te streven naar betere content deli-very in search engines zoals Google Scholar. Ook daar zet de uAntwerpen op in:

• Tijdschriftartikelen: link resolving is overal aanwezig: Google Scholar, Web of Science, PubMed, discovery, gespecialiseerde databanken.

• Boeken: Google Scholar zoekresultaten met boektitels linken - mits activering van Open WorldCat link resolver - door naar worldcat.org. Anet is zeer recent toegetreden tot WorldCat. Redenen hiervoor zijn divers, maar deze link optie was er daar zeker één van.

• Publiceren van metadata: de uAntwerpen wil de zichtbaarheid van haar fysieke bibliotheekcollectie propageren in search engines door gebruik te maken van microdata op basis van het schema.org vocabularium.

Het is best mogelijk dat DS een fenomeen van voorbijgaande aard is. En verder: DS leveranciers moeten misschien niet zozeer beducht zijn op onderlinge concurrentie, dan wel op concur-rentie met Google Scholar. Op het ogenblik dat Google Scholar voordeel ziet in uitbreiding van dienstverlening aan bibliotheken (bijvoorbeeld verhogen van zichtbaarheid van de lokale collec-tie), zal de rol van DS uitgespeeld zijn.

Er zijn believers en non-believers van DS en de discussie erover is vaak controversieel. Door heel sterk mee te gaan in de con-troverses, riskeert men terecht te komen in een besluiteloos vacuüm. En niet handelen is ook geen optie. Op een ogenblik dat DS voorbijkomt als een opportuniteit — wat in de uAntwerpen het geval was — mag men als bibliotheek niet nalaten het laag-hangend fruit te plukken. DS is voor de uAntwerpen geen ter-minus, wel een zinvol tussenstation. DS is prominent aanwezig op de website. En sorry Roy, onze OPAC catalogus vind je er ook nog. Rome is ook niet op één dag gebouwd.

1 Over DS is inmiddels heel wat literatuur verschenen. Een goede inleiding vormt

Web scale discovery services / Jason Vaughan. In: Library technology reports,

47:1 (2011). Zie verder ook de wiki Unified Resource Discovery Comparison

[http://sites.google.com/site/urd2comparison/] van Andy Ekins en Lucas

Koster met een aparte sectie gewijd aan vakliteratuur over DS.

2 In Impact of library discovery technologies: a report for UKSG / Valerie Spezi,

Claire Creaser, Ann O,Brian en Angela Conyers .- UKSG, november 2013, p. 8

rapporteren de auteurs dat 88,4 procent van de respondenten (UK weten-

schappelijke bibliotheken) een DS in gebruik hadden (77,4 procent) of volop in

het process van implementatie (11 procent) verkeerden. [www.uksg.org/resear-

chstudy]

3 Met dank aan Stefaan Renard (VUB), Hilde Van Kiel (KU Leuven), Chris

Schroeven (KU Leuven), Charles-Henri Nyns (UCL), Benoit Pauwels (ULB), Marc

Goovaerts (UHasselt), Pat Hochstenbach (UGent)

4 In 2014 werd een nieuw gebruikersonderzoek gehouden. De resultaten hiervan

zijn bij het ter perse gaan van dit artikel echter nog niet gekend zodat een ver-

gelijking met 2011 helaas niet mogelijk is.

5 Discovery or displacement? A large-scale longitudinal study of the effect of

discovery systems on online journal usage / Michael Levine-Clark, Jason Price,

John McDonald .- Proceedings of the Charleston Library Conference (2013)

[http://dx.doi.org/10.5703/1288284315331]. Bij de vastgestelde stijging dient

wel vermeld dat deze niet onderscheiden kon worden van algemene tendensen

(in hoeverre stijgt het gebruik van e-journals los van DS) en cijfers werden ook

niet vergeleken t.o.v. bibliotheken die geen DS hebben.

6 The Impact of Web-scale Discovery on the Use of a Library Collection / D. Way.

In: Serials Review, 36:4 (2010), p. 214-220.

7 Does Web-Scale Discovery Make a Difference? Changes in Collections Use after

Implementing Summon / J. Kemp. In: Planning and Implementing Resource

Discovery Tools in Academic Libraries / Mary Pagliero Popp en Diane Dalli .-

Hershey, Pa: Information Science Reference, 2012, p. 456-468)

8 Maximizing academic library collections: measuring changes in use patterns

owing to EBSCO Discovery Service / K. Calvert. In: College & research libraries,

preprint 2014 (verschijnt januari 2015).

9 e-mail communicatie met Hilde Van Kiel (KU Leuven)

10 Zie o.a. Catalog Maintenance in the Discovery System: Opinions of Early

Adopters / P. Harpel-Burke. In: College & Undergraduate Libraries, 19:2-4 (2012),

p. 246-263.

11 e-mail communicatie met Chris Schroeven (KU Leuven).

12 e-mail communicatie met Benoit Pauwels (ULB)

13 http://www.thedigitalshift.com/2014/02/roy-tennant-digital-libraries/the-opac-

is-dead/

14 Algemene webstrategie voor de bibliotheken van de UGent: eindverslag werk-

groep Webstrategie [http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/913/278/RUG01-

001913278_2013_0001_AC.pdf]

Rapportering hierover op Informatie aan Zee, 13 september 2013 [http://www.

vvbad.be/nieuwe-webstrategie-voor-de-universiteitsbibliotheek-gent]. Als

gevolg van de nieuwe strategie nam UGent op 1/9/2014 haar nieuwe zoek-

portal http://lib.ugent.be in gebruik. Hiermee wil UGent zelf zeer goed in de

hand houden hoe de hyper lokale content beter kan worden ontsloten vooral

te behoeve van de alfa wetenschappers. Beta en gamma wetenschappers zijn

beter af met Google Scholar en Web of Science. [e-mail communicatie met Pat

Hochstenbach]

15 Ithaka S+R US Faculty Survey 2012 / Ross Housewright, Roger C. Schonfeld

en Kate Wulfson .- Ithaka, 2013 [http://digital.library.unt.edu/ark:/67531/

metadc234917/m2/1/high_res_d/Ithaka_S+R_US_Faculty_Survey_2012_FINAL.

pdf]

16 Thinking the unthinkable: a library without a catalogue: reconsidering

the future of discovery tools for Utrecht University library / Simone Kortekaas,

2012 [http://libereurope.eu/news/thinking-the-unthinkable-a-library-without-a-

catalogue-reconsidering-the-future-of-discovery-tools-for-utrecht-university-

library/]

16 | META 2014 | 7

artikel

Page 19: themAnUmmer onDerwIjs

Opleiding- en ervaringvraagjes

Wat vinden oud-studenten van hun opleiding?Julie Hendrickx, VVBAD

Niets is zo belangrijk als een opleiding. De bril waarmee je naar een opleiding kijkt, kan het beeld echter bijstellen. De echte test volgt namelijk op de werkvloer. En hoe scoort jouw oplei-ding daar? Naast visies over het onderwijs mag ook een waardering van de gevolgde oplei-ding niet ontbreken.

META lanceerde enkele weken geleden in de VVBAD-nieuwsbrief dan ook een oproep met de vraag wie zijn ervaring omtrent zijn opleiding kort met ons wou delen. De lezers die reageerden, legden we volgende vragen voor:

1. Welke opleiding volgde je? 2. Waar werk je en wat is je huidige functie? 3. Je ervoer de opleiding als zinvol of niet zinvol? 4. Vind je dat de opleiding je voldoende heeft voorbereid voor de dagelijkse praktijk op de werkvloer?5. Vind je dat je je kan onderscheiden van andere professionals door je opleiding? 6. Wat zou je de opleiding adviseren vanuit de praktijk en je verworven ervaring?

Jan Laplasse schooljaar 1996-1997

Gediplomeerde en Gespecialiseerde Studies Archivistiek & Hedendaags Docu ment beheer

Instituut van de Bedrijfsrevisoren, diensthoofd communicatie

zinvol

nee

ja

De opleiding leverde mij te weinig technische (IT) skills op. ze was erg oubollig en de sector is de jaren daarna enorm geëvolueerd. Tweede minpunt was dat er geen gegarandeerde doorstroming van afgestudeer-den/gediplomeerden was naar bijvoorbeeld het Algemeen Rijksarchief – dat in die jaren nog historici/doctors aan-wierf en waarbij het diploma Archivistiek nog geen vereiste was. Ondertussen is deze situ-atie gewijzigd.

Master na Master in de Archivistiek

1.

2.

3.

4.

5.

6.

Bert De Smetschooljaar 2008-2009

Master na Master Archivistiek: Erfgoed - en Hedendaags Documentbeheer

Stedelijke Kunstacademie Waregem,Lid directiecomité

zinvol

ja

ja

Dat studenten tijdens hun stage niet zoveel op een eilandje hun archiefonderzoek moeten voe-ren, maar meer moeten mee-draaien binnen het team zelf en meer aandacht moeten hebben voor de publiekswerking van een archief. Die twee zaken zijn cruciaal in de latere effectieve werkomgeving en geven mis-schien ook een beter beeld dan een afgeleide van wat de door-snee geschiedenisstudent doet, nl. archiefonderzoek.

Elien Doeselaereschooljaar 2010-2011

Master na Master Archivistiek: Erfgoed- en Hedendaags Documentbeheer

Provincie West-Vlaanderen, museumconsulent

zinvol

nee

nee

Vul de stage meer praktijkge-richt in: laat de stagiair mee-draaien en denken op beleids-niveau zodat hij/zij weet waar een (hoofd)archivaris zich mee bezig houdt in de dagdage-lijkse praktijk. Haal binnen de opleiding meer praktijkvoor-beelden aan, zeker wat betreft digitaal documentbeheer bleef het allemaal zeer theoretisch en abstract. Laat de studenten kennis maken met de concrete praktijk van digitaal document-beheer, zodat het meer con-creet wordt.

Ineke De Langeschooljaar 1997-1998

Gediplomeerde en Gespecialiseerde Studies Archivistiek en Hedendaags Documentbeheer

Euronext Brussels, Manager EWC Office & Archives

zinvol

nee

ja

Meer stageplaatsen aanbieden bij bedrijven en meer IT-vakken integreren in de opleiding.

Meer reacties kan je lezen op onze website: www.vvbad.be/vragenopleiding

Zin om te reageren op dit artikel? dat kan! laat het ons weten op [email protected]

artikel

META 2014 | 7 | 17

Page 20: themAnUmmer onDerwIjs

1.

2.

3.

4.

5.

6.

Lin Van Rompaeyschooljaar 1982-1983

Akte van Bekwaamheid tot het houden van een openbare bibliotheek

Ik werk in de Openbare biblio-theek Deurne als administratief assistent (bib. assistent), ver-antwoordelijke jeugdafdeling

zinvol

ja

ja

Moeilijk om dat te zeggen, ver-mits mijn opleiding nog geen info over computergebruik enz. gaf! Vond het toen een heel zinvolle opleiding met veel aandacht voor de invalshoek van de lezer en de technische kant van het werk. Vind het vervelend dat mensen nu kun-nen starten in de bib zonder gerichte opleiding, dus hoop dat de VVBAD ook kan lobbyen in die zin.

Annemie Pijckeschooljaar 2003-2004

Initiatie Bibliotheek-, Documentatie- en Informatiekunde

Bibliothecaris bibliotheek Hoeilaart

zinvol

nee

nee

Meer kennismaking met bron-nen (digitale!!!) en minder the-orie. Veel meer sociale media, computertechnieken (gra-fisch, statistieken, Biblioprint, Impala …) en minder de klas-sieke technieken zoals titelbe-schrijving, catalografie, … Meer bezoeken aan bibs, praktijk-oefeningen inzake informa-tiebemiddeling, kennisdelen… (Gelukkig is de opleiding onder-tussen al flink gemoderniseerd).

Sally Devoldereschooljaar 2007-2008

Initiatie Bibliotheek-, Documentatie- en Informatiekunde

Administratief assistent biblio-theek Waregem

zinvol

nee

ja

Misschien dat er toch voor deze opleiding ook een stagemo-ment kan ingelast worden zodat de cursisten meer praktische ervaring kunnen opdoen?

Dymphna Faillieschooljaar 2011-2012

Initiatie Bibliotheek-, Documentatie- en Informatiekunde en daaropvol-gend ook de Initiatie archief-kunde (2012-2013).

Momenteel ben ik werkzoe-kende, ik werkte eerder als bibliotheekmedewerker

zinvol

ja

ja

Meer nadruk op het Office-pakket leggen, een stagepe-riode inlassen (min. 2 weken). Voor de archiefopleiding: meer praktijk en minder theorie met eventueel een stageperiode.

Initiatie Bibliotheek-, Documentatie- en Informatiekunde

Graduaat Bibliotheekwezen en Documentaire Informatiekunde

Hilde Lingierschooljaar 1983-1986

Akte van Bekwaamheid tot het houden van een openbare bibliotheek (1982-1983) en Graduaat Bibliotheekwezen en Documentaire Informatiekunde

Deeltijds bibliotheekdeskun-dige bij het Streekgericht Bibliotheekbeleid van de VGC en leerkracht CVO Anderlecht

zinvol

ja

ja

Het graduaats- en initiatie-diploma als een volwaardig diploma beschouwen en opne-men als arbeidsvoorwaarde voor alle functies in het biblio-theekwezen, wat nu zelfs niet meer wettelijk omschreven is.

Thierry Massonschooljaar 1988-1990

Graduaat Bibliotheekwezen en Documentaire Informatiekunde

Bibliotheekbediende openbare bibliotheek Antwerpen

niet zinvol

nee

nee

Meer nadruk leggen op klant-vriendelijk en klantgericht, prak-tisch werken in plaats van nut-teloze theoretische uitleg.

Kathleen Van Asscheschooljaar 2000-2003

Graduaat Bibliotheekwezen en Documentaire Informatiekunde

Bibliotheekmedewerker bij Stad Antwerpen

zinvol

ja

nee

Onderzoek en stage zijn zeker nuttig. Door de opleiding te volgen krijg je niet meer kansen op de werkvloer. Een biblio-theekmedewerker wordt als een administratieve medewerker bij de Stad gezien. ze moe-ten allemaal dezelfde examens meedoen om te bevorderen. Deze examens testen geen bibliotheektechnische vaardig-heden en kennis. Een diploma Graduaat Bibliotheekwezen heeft dus geen betekenis voor de Stad Antwerpen.

Jan Lamonteschooljaar 2000-2004

Graduaat Bibliotheekwezen en Documentaire Informatiekunde

Kind en Gezin, Agentschap Beleidsdomein WVG, Vlaamse Overheid

zinvol

ja

ja

Het graduaat vindt geen aan-sluiting op de masteropleiding, een logisch opleidingstraject ontbreekt. Verschillende oplei-dingsniveaus zouden leiden tot een hogere graad van profes-sionalisering. Afgestudeerden uit de verschillende niveaus van het opleidingstraject zouden dan kunnen doorvloeien naar functies met overeenkomstige beroepsprofielen. Samen met een hogere professionalise-ringsgraad zou ook ons beroep-simago kunnen verbeteren.

1.

2.

3.

4.

5.

6.

18 | META 2014 | 7

artikel

Page 21: themAnUmmer onDerwIjs

1.

2.

3.

4.

5.

6.

Postgraduaat Informatie- en Bibliotheekwetenschap

Karlien Brysbaertschooljaar 1984-1986

Speciale Licentie Bibliotheek- en Documentatiewetenschap

Bibliothecaris in de openbare Bibliotheek Veurne

zinvol

nee

ja

Duidelijk aangeven of de oplei-ding zich ook richt tot een functie in de openbare biblio-theek, en als dit zo is, betere afstemming op klant- en vraag-gerichtheid in die sector. Maar misschien is dat ondertussen al het geval?

Patrick Vandegehuchteschooljaar 1987-1988

Postgraduaat Informatie- en bibliotheekwetenschap

Campusbibliothecaris Katholiek hogeschool VIVES

zinvol

nee

ja

Veel meer nadruk op het coa-chen van personeel en praktisch beheer zoals budgetteren.

Marleen Maesschooljaar 1988-1990

Akte van Bekwaamheid tot het houden van een openbare bibliotheek (1982-1983) en Postgraduaat Informatie- en bibliotheekwetenschap

Districtsbibliothecaris Antwerpen

zinvol

ja

ja

Stage op de werkvloer, meer uren (cultuur)management (in 1988 zo goed als niets), meer vorming rond leidinggeven.

Veerle Van Conckelbergeschooljaar 1997-1998

Postgraduaat Informatie- en bibliotheekwetenschap

Planning Officer bij de universiteitsbibliotheek Gent

zinvol

nee

ja

Aandacht hebben voor wat internationaal beweegt in de sector. Buiten de grenzen kijken, studiebezoeken organiseren voor best practices.

Kim Robensynschooljaar2003-2004

Informatie- en bibliotheek-wetenschap

Collectiemedewerker en ver-antwoordelijke Registratie en Ontsluiting, Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis

zinvol

ja

ja

Nog meer inzetten op de digi-talisering.

An Verstraetenschooljaar 2009-2011

Informatie- en bibliotheek-wetenschap

Momenteel bibliotheekmede-werker in faculteitsbibliotheek universiteit Gent, binnenkort coördinerend bibliothecaris VIVES-hogescholen West-Vlaanderen

zinvol

nee

ja

IBW is tamelijk theoretisch. Ik vond de opleiding razend inte-ressant, maar vooral omdat ik reeds praktijkervaring had opgedaan en daardoor de opleiding dus kritisch kon bena-deren. Tips om de opleiding nog meer aan te passen aan het werkveld zijn: (verplichte) stage; docenten met praktijker-varing in bibliotheken; een vak gericht op frontofficetaken en publiekswerking; scriptie

Kristof Eelenschooljaar 2010-2012

Informatie- en bibliotheek-wetenschap

Bibliothecaris en webmaster bij de FOD Volksgezondheid

zinvol

ja

ja

Eventueel een verplichte stage voor wie nog niet in een biblio-theek werkt.

Inge Cornelisschooljaar 2010-2012

Informatie- en bibliotheek-wetenschap

Ik werk bij IveBiC, een opdrachthoudende vereniging voor bibliotheekwerking en cul-tuur, opgericht in 2003 door de gemeenten Hemiksem en Schelle. Ik werd aangesteld als secretaris en als bibliothecaris.

zinvol

ja

ja

De opleiding is vrij technisch en toch eerder gericht op informa-tiewetenschap. Maar de keuze-vakken geven de mogelijkheid om een specifieke richting meer uit te diepen.

1.

2.

3.

4.

5.

6.

1. Welke opleiding volgde je? 2. Waar werk je en wat is je huidige functie? 3. Je ervoer de opleiding als zinvol of niet zinvol? 4. Vind je dat de opleiding je voldoende heeft voorbereid voor de dagelijkse praktijk op de werkvloer?5. Vind je dat je je kan onderscheiden van andere professionals door je opleiding? 6. Wat zou je de opleiding adviseren vanuit de praktijk en je verworven ervaring?

META 2014 | 7 | 19

artikel

Page 22: themAnUmmer onDerwIjs

Nieuwe structuur voor de Bibliotheekschool GentMarijke Hoflack, Eva Simon, Karin Vandenabeele, Peter Van den Broeck, Bibliotheekschool Gent

Begin juni heeft de Vlaamse regering, na het gunstig advies van de commissie Hoger Beroepsonderwijs, het instellingsgebonden  1 opleidingsprofiel ‘Bibliotheekwezen en Documentaire Informatiekunde’ van CVO VSPW Gent (de Bibliotheekschool Gent) goedge-keurd. Dit opleidingsprofiel kan vanaf 1 september 2014 worden ingevoerd en is te raadplegen op de website van Onderwijs Vlaanderen 2. De Bibliotheekschool Gent had de actualisering van het bestaande modulaire structuurschema aangevraagd in afwachting van de omvorming van de opleiding op basis van de onderwijskwalificaties, nog toe te kennen door het Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming (AKOV) in samen werking met het beroepenveld (VVBAD, FARO, LOCuS en VOWB).

wAArOM EEN NIEUw OPlEIDINGSPrOfIEl?De aanpassing van het opleidingspro-fiel van de HBO5-opleiding Graduaat Bibliotheekwezen en Documentaire Informatiekunde werd aangevraagd van-uit een dubbele motivatie: de evolutie van het beroepenveld en de nood om als opleiding deze wijzigingen te introduce-ren in het curriculum.

Het huidige structuurschema van het Graduaat Bibliotheekkunde en Documentaire Informatiekunde dateert van 2002 3. Maar sinds 2002 heeft het bibliotheekwerk grondige veranderingen ondergaan. Onder meer daarom heeft de SERV in 2009 een nieuw beroepscompe-tentieprofiel uitgewerkt voor bibliotheek-medewerker/informatiebemiddelaar 4. Het nieuwe opleidingsprofiel is in de eerste plaats gericht op deze functies.

Dit beroepscompetentieprofiel wijst op een duidelijke verschuiving van de com-petenties die het beroepsveld van toe-komstige bibliotheekmedemedewer-kers vereist. Een sterk op de praktijk gerichte opleiding wordt vooropgesteld. Theoretische modules moeten voeling hebben met wat op de werkvloer plaats-vindt. De inhoud van deze modules moet direct bruikbaar zijn voor de dienstverle-ning aan de bezoeker/klant van de biblio-theek.

Het belang van deze dienstverlening is een tweede tendens die uit het beroeps-competentieprofiel van 2009 naar voren komt. Dat vereist specifieke competenties van afstuderende cursisten: communica-tievaardigheden, aandacht voor speci-fieke doelgroepen, informatieverstrekking

op maat … Elke module moet in het teken van deze dienstverlening uitgetekend worden.

HET NIEUwE OPlEIDINGS-PrOfIEl: VIEr ClUSTErSMet al deze overwegingen in het achter-hoofd, hebben wij, de Bibliotheekschool Gent, het volgende ingediend voor een modulaire opleiding van 1580 uren in 6 semesters. Vier clusters bevatten vol-gende modules:

De cluster ‘Introductie in het beroepenveld’:

• Oriëntatie in informatie- en bibliotheekwerk:

40 lestijden

• Openbare bibliotheken: 40 lestijden

• Wetenschappelijke en speciale bibliotheken:

40 lestijden

• Cultureel erfgoed: 40 lestijden

• Informatieproductie en –distributie: 40 lestij-

den

• Juridische aspecten van informatie: 40 lestij-

den

De cluster ‘Technieken’:

• Formele documentbeschrijving: 60 lestijden

• Inhoudelijke documentbeschrijving A: 60 les-

tijden

• Inhoudelijke documentbeschrijving B: 60 les-

tijden

• Kennis en bevraging van informatiebronnen

A: 60 lestijden

• Kennis en bevraging van informatiebronnen

A: 60 lestijden

• Informatieaanbod voor openbare bibliothe-

ken: 60 lestijden

• Inlichtingenwerk: 40 lestijden

• Collectieontwikkeling: 40 lestijden

• Bibliotheekautomatisering A: 60 lestijden

• Bibliotheekautomatisering B: 60 lestijden

• ICT-techniek A: 40 lestijden

• ICT-techniek B: 40 lestijden

De cluster ‘Klant en organisatie’:

• Communicatievaardigheden A: 40 lestijden

• Communicatievaardigheden B: 40 lestijden

• Introductie, instructie en specifieke dienst-

verlening: 60 lestijden

• Bibliotheekorganisatie A: 40 lestijden

• Bibliotheekorganisatie B: 40 lestijden

• PR en marketing: 40 lestijden

• Onderzoeksanalyse: 40 lestijden

De cluster ‘Werkplekleren’:

• Supervisie 1: 20 lestijden

• Beroepspraktijk A: 60 lestijden

• Beroepspraktijk B: 60 lestijden

• Supervisie 2: 20 lestijden

• Beroepspraktijk C: 60 lestijden

• Projectwerk 1: 60 lestijden

• Beroepspraktijk D: 60 lestijden

• Projectwerk 2: 60 lestijden

wErKPlEKlErEN AlS rODE DrAADIn de cluster ‘Introductie in het beroepen-veld’ volgen we de actualiteit in het werk-veld door een nieuwe module Cultureel erfgoed te introduceren.

Het bibliotheeklandschap, zowel van de openbare als van wetenschappelijke en speciale bibliotheken, kenmerkt zich vandaag door een verregaande centrali-sering door het invoeren van bibliotheek-netwerken. Die nemen een belangrijk deel van de taken van de lokale bibliotheken over op het vlak van bibliotheekautoma-tisering, databankbeheer, netwerk- en systeembeheer. Bibliotheken hebben hun plaats op het internet en de impact van de sociale media neemt alsmaar toe. Hierdoor wordt de afzonderlijke cluster ‘Documentaire automatisering’ uit het structuurschema van 2002 onhoudbaar. Daarom gaan we deze nu integreren in de

20 | META 2014 | 7

artikel

Page 23: themAnUmmer onDerwIjs

cluster ‘Technieken’. De automatiserings-modules verdwijnen niet, maar krijgen een andere invulling. Net als bij de andere modules uit de cluster ‘Technieken’ gaat het nu in de eerste plaats om de directe bruikbaarheid van de technieken bij de dienstverlening aan de bezoeker/klant van de bibliotheek.

In de cluster ‘Klant en organisatie’ zet-ten we volledig in op deze dienstverle-ning naar de bezoeker/klant en de daar-voor onontbeerlijke competenties zoals communicatieve en sociale vaardigheden, omgaan met specifieke doelgroepen ...

Om onze cursisten onmiddellijk inzet-baar te maken in het werkveld volstaat het niet de modules uit voornoemde clus-ters louter als theoretische inhouden aan te bieden. ze moeten verwijzen naar en doordrongen zijn van de directe prakti-sche bruikbaarheid. Daarom besteden we in het nieuwe schema uitdrukkelijk aandacht aan het werkplekleren, dat als een rode draad doorheen het curriculum loopt. Alleen aan de modules van de clus-ter ‘Werkplekleren’ worden instroomvoor-waarden gekoppeld. Op die manier stuurt de cursist zijn opleidingstraject zelf op basis van de competenties die hij verwerft in interactie tussen theorie en praktijk. (Een schematisch beeld van het opleidings-

traject van een cursist vindt u op de VVBAD-

website:www.vvbad.be/opleidingstraject).

SUPErVISIE AlS BINDMIDDElDe verschillende fasen van het werkplek-leren worden in de supervisies tot één geheel gesmeed. Supervisies zetten in

op de persoonsgerichte ontwikkeling in een professionele context.

‘Supervisie 1’ introduceert de beroeps-praktijk los van een specifieke praktijk-plaats en wordt geruggensteund door enkele modules die vóór de start van de beroepspraktijk gevolgd moeten worden. In deze supervisie begeleiden we de cur-sisten om hun eigen begincompetenties in te schatten en ze te verwerken in een leeragenda, die tijdens het hele traject aangevuld wordt. De leeragenda speelt een cruciale rol omdat cursisten daarin de vereiste competenties omzetten in een individueel leertraject. ze nemen zelf hun leertraject in handen en worden als het ware ook hun eigen coach.

In ‘Beroepspraktijk A’ maakt de cursist kennis met een openbare bibliotheek, in

‘Beroepspraktijk B’ met een wetenschap-pelijke of speciale bibliotheek.

PrOJECTwErK EN wErKPlEKlErEN: ONDEElBAAr GEHEElNadat Beroepspraktijk A en B afgewerkt zijn, bereidt de cursist zich in ‘Supervisie 2’ voor op de startevaluatie die hem toegang geeft tot ‘Gesuperviseerde Beroepspraktijk’ en het ‘Projectwerk’. Anders dan in het vorige structuurschema is het Projectwerk ondeelbaar verbonden met het werkplekleren. Het wordt opge-splitst in twee fasen.

Fase 1 omhelst de module ‘Gesuper-viseerde Beroepspraktijk C’ gekoppeld aan de module ‘Projectwerk 1’. De cur-sist definieert het kader, de context en de organisatie waarin hij een afstudeer-project zal uitvoeren. De context wordt geanalyseerd op micro-, meso- en macro-niveau en is bepalend voor de mogelijk-heden en de beperkingen van het pro-ject. Dat moet immers haalbaar zijn in tijd, omvang en doelstellingen. Het moet vooral ook aansluiten bij de eigen interes-ses en de sterke punten van de cursist. Bovendien moet het relevant zijn voor zowel de cursist als de praktijkplaats en de eventuele doelgroep. De cursist kan bijvoorbeeld aspecten van de praktijk-plaats willen verbeteren of op een meer kwaliteitsvolle wijze aanpakken, of hij kan een totaal nieuwe dienstverlening uitwer-ken. Als afronding van fase 1 formuleert de cursist zijn project in concrete, waar-neembare doelstellingen.

Tijdens een tussenevaluatie wordt beslist of de cursist kan overgaan naar fase 2, ‘Gesuperviseerde Beroepspraktijk D’ en ‘Projectwerk 2’. Deze fase omhelst de

uitvoering, de presentatie en de verdedi-ging van het project, met de uiteindelijke evaluatie als eindpunt van de cyclus van het werkplekleren. Dit hele traject wordt begeleid en bewaakt tijdens supervisies. Het nieuwe structuurschema telt minder uren dan het vorige: 1580 in plaats van 2000. De verklaring is te vinden in de organisatie van het werkplekleren. In het vorige schema maakten de praktijkuren deel uit van het curriculum, in het nieuwe schema worden ze niet meer meegeteld. Maar de cursisten zijn wel verplicht om praktijkuren te presteren.

EN VErDEr?Vanaf 1 september 2014 starten we in de Bibliotheekschool Gent met dit nieuwe opleidingsprofiel. Dan zal dit competen-tiegericht leren ook stilaan voelbaar wor-den in de stagebibliotheken. We hopen daarbij op een inspirerende wisselwerking tussen het werkveld en onze opleiding. Voor onze cursisten is het essentieel dat de stagebegeleiders deze nieuwe, prak-tijkgerichte aanpak volop zullen onder-steunen. Wij staan klaar om alle nodige informatie te verstrekken die daarvoor nodig is. Tegelijk zijn wij vragende partij voor alle bedenkingen en suggesties die onze opleiding kunnen verbeteren.

Met dit alles streven we naar een uit-stroom van cursisten die onmiddel-lijk inzetbaar zijn in het hele werkveld. Cursisten die in staat zijn de kennis, de vaardigheden en de attitudes in te zet-ten tijdens de dienstverlening aan de bezoekers en klanten van hun nieuwe werkplek.

1 Instellingsgebonden betekent dat dit structuur-

schema enkel geldt voor de Bibliotheekschool

Gent. Het staat de andere bibliotheekscholen vrij

dit structuurschema te volgen of een ander struc-

tuurschema aan te vragen.

2 http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/

Commissie%20Hoger%20Onderwijs/default.htm

3 http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/vol-

wassenenonderwijs/hoger-beroepsonderwijs/

sociaalagogischwerk/Bibliotheekwezen-en-

documentaire-informatiekunde.pdf

4 http://www.vvbad.be/sites/www.

vvbad.be/files/bericht/bestanden/

BCPbibmedewerkerinfobemiddelaar_def.pdf

“VOOR ONzE CURSISTEN IS HET ESSENTIEEL DAT DE STAGEBEGELEIDERS DEzE NIEuWE, PRAKTIJKGERICHTE AANPAK VOLOP zuLLEN ONDERSTEuNEN.”

META 2014 | 7 | 21

artikel

Page 24: themAnUmmer onDerwIjs

Informatiegeletterdheid: enkele stofjes tot nadenkenPaul Nieuwenhuysen, Vrije Universiteit Brussel

Een nummer van META met als thema ‘opleidingen’ vormt een kader voor de volgende beden-kingen rond ‘informatiegeletterdheid’. Die zijn uiteraard gekleurd door de ervaring van de auteur in een universiteit. Stofjes tot nadenken voor collega’s en mensen die het beleid mee bepalen.

U BEDOElT?Bij het begin van een tekst is het nuttig duidelijk te stellen waar-over het gaat. Wat bedoelen we met informatiegeletterdheid? Een definitie zou hier nuttig kunnen zijn. Maar in een boek over informatiegeletterdheid wordt daaraan al gauw een hoofdstuk gewijd. Niet hier dus, in dit kleine stukje. Wel lijkt het me nut-tig te stellen dat het begrip informatiegeletterdheid dikwijls verwarring schept. We kunnen ermee bedoelen waar de vele definities voor staan, heel kort door de bocht gezegd: de vaar-digheden om met informatie om te gaan. uiteraard. Maar wat blijkt: een boek of congres over informatiegeletterdheid gaat daar meestal NIET over, maar wel over de didactiek en het beleid rond informatiegeletterdheid. Maken we even de vergelijking met wiskunde: een boek of congres in de wiskunde behandelt normaliter de ontwikkelingen in één of andere tak van de wis-kunde. Niet zo bij informatiegeletterdheid.

INfOrMATIE Of MEDIA Of ICT?Samenhangend met de vraag “waar hebben we het over?” is de voortdurende discussie over de afbakening van informatie-geletterdheid. Mensen in de bibliotheeksector zien informatie-geletterdheid dikwijls als een apart geheel, terwijl de relatie en de overlap met media en ICT alsmaar groeit. Een organisatie als unesco bijv. ziet heil in het bredere gebied ‘media & informa-tion literacy’. Met het groeiende belang van digitale media en ICT en met de vaststelling dat omgaan met informatie alsmaar meer gebaseerd is op digitale media is het misschien beter het wagonnetje van informatiegeletterdheid te hangen aan de grote sneltrein van media & ICT.

EINDTErMEN IN HET ONDErwIJS?De problematiek van informatiegeletterdheid is breed, maar is toch vooral een zorg in het onderwijs. Een grotere duidelijkheid over de doelstellingen en beoogde eindtermen in alle takken en niveaus van onderwijs rond informatiegeletterdheid is wenselijk. Welke vaardigheden zijn belangrijk en welk niveau kunnen we verwachten bij instromende studenten en bij afgestudeerden? Ook hier duikt de problematiek op van informatiegeletterdheid an sich of van informatiegeletterdheid als deel in het grotere geheel van media en ICT.

INfOrMATIEGElETTErDHEID EN DE BIBlIOTHEEK?In het onderwijs ziet de bibliotheek het verhogen van het niveau van informatiegeletterdheid van de studenten dikwijls als een van de vele taken waaraan tijd en geld moet worden gespen-deerd. Daarbij rijzen echter enkele hinderpalen.

Enkele moeilijkheden hebben hun oorsprong in het feit dat de bibliotheek veelal geen directe kerntaak heeft in het onderwijs. Enkele voorbeelden:

• Leraren en docenten zijn meestal opgeleid in de didactiek en moeten zich blijven bijscholen op dat gebied, naast hun spe-cifiek vakgebied. Deze betrokkenheid is niet vanzelfsprekend in de bibliotheek.

• Leren is niet altijd aangenaam en zeker tijdrovend. Daarom wordt het leerproces op allerlei manieren gestimuleerd, o.a. met groepswerk en uiteraard met evaluaties van de presta-ties van de studenten, ook al vormen die niet het meest aan-gename deel van een leerproces. Leraren/docenten hebben daar een belangrijke rol, terwijl bibliotheken zich doorgaans ver afhouden van evaluatie en examens. De activiteiten rond informatiegeletterdheid aangeboden door bibliotheken blij-ven dan ook dikwijls steken in vrijblijvend activiteiten die de studenten ervaren als tijdverlies.

• Leerprocessen zijn vooral effectief als ze zijn geïntegreerd; bijv. demonstraties gevolgd door theorie gevolgd door prak-tische toepassingen. De inspanningen van bibliotheken zijn echter meestal niet netjes ingebed in het grotere leerproces, ook al hebben ze de bedoeling de studenten te ondersteunen in hun studie en onderzoek.

• Het gebruik van informatie en de media die ermee gekoppeld zijn is niet altijd eenvoudig. Vandaar juist de nood aan infor-matiegeletterdheid. Maar in veel gevallen zijn de systemen en het jargon zo complex en is de nodige vakkennis zo groot, dat zelfs mensen die werken in het kader van een bibliotheek niet de nodige expertises combineren. Bekende voorbeelden zijn grensverleggend onderzoek in wiskunde, natuurkunde en chemie. Het is dan noodzakelijk aan de docent-expert in het vakgebied om zich te ontfermen over informatiegeletterdheid, terwijl de bibliotheek zich moet beperken tot het beschikbaar stellen van de nodige informatiebronnen.

‘Cavalier seul’ spelen is niet de beste optie voor een bibliotheek; meer positief geformuleerd: samenwerking met vakexperten is aangewezen. Daarnaast is er ook het afbrokkelen van het ter-rein en het belang van bibliotheken in het onderwijs. Vroeger was gebruik van informatie sterk verbonden met gebruik van de bibliotheek. Door de opkomst van digitale bronnen die overal toegankelijk zijn via internet is die band alsmaar minder duide-lijk, ook al zorgt de bibliotheek voor toegang tot die bronnen.

“DE PROBLEMATIEK VAN INFORMATIEGELETTERDHEID IS BREED, MAAR IS TOCH VOORAL EEN zORG IN HET ONDERWIJS”

22 | META 2014 | 7

eSSay

Page 25: themAnUmmer onDerwIjs

Daarenboven is er nu de evolutie naar open access bij informa-tiebronnen, zowel bij de secundaire als bij de primaire, d.w.z. zowel bij systemen voor het opsporen van informatie als bij de volledige teksten en andere vormen van informatie; daar heeft de bibliotheek nog amper een rol te spelen, tenzij als organisator van een overzichtelijk en efficiënt geheel van het heterogene aanbod van bronnen. Gevolg is dat informatiegeletterdheid als-maar minder verbonden is met de bibliotheek.

SAMENwErKING?Als het dan allemaal niet zo eenvoudig, maar wel duur en com-plex is, dringt samenwerking tussen organisaties zich dan niet op? In sommige landen die minder anarchistisch zijn, die een meer centrale top-downstructuur kennen is het ontwikkelen en testen van studiemethodes en materialen de taak van één bepaald instituut; bij succes kan de realisatie dan worden uit-gerold op diverse andere plekken. In onze contreien stellen we eerder vast dat de samenwerking zich beperkt tot inspiratie zoe-ken in de ervaringen van collega’s. Veel studiemateriaal wordt ontwikkeld in een vorm die niet optimaal is voor uitwisseling en voor samenwerking:

• Verschillende digitale platformen en formaten worden ingezet.• De inhoud bevat uiteraard algemene begrippen die nuttig zijn

voor veel organisaties in veel contexten, maar die inhoud is dikwijls gelardeerd met meer concrete aspecten die alleen maar zinvol zijn voor de unieke lokale situatie.

De bibliotheekindustrie die vooral informatiebronnen produceert en op de markt zet speelt zelfs in op de behoefte aan nieuwe en up-to-date online didactische hulpmiddelen, die internationaal inzetbaar zijn, ter vervanging van de meer lokale bibliotheek-instructie van weleer en als alternatief voor de versnipperde lokale ontwikkelingen van didactische materialen. Dit kan best positief zijn en misschien wel interessant qua kwaliteit/prijs ver-houding, in vergelijking met individuele inspanningen die toch al vlug duur worden wegens personeelskosten. Anderzijds en met enig sarcasme kunnen we stellen dat de bibliotheek-industrie zo nog een graantje extra kan meepikken dank zij de verwarrende complexiteit van het aanbod aan bronnen en zoekmiddelen die ze zelf industrieel-commercieel produceren.

STrAATJE ZONDEr EINDE?Het informatielandschap evolueert snel, o.a. samenhangend met de snelle vlucht van de digitale media. Dat maakt het werk van professionals die werken op het gebied van informatiegeletterd-heid enerzijds boeiend, maar anderzijds ook uitputtend. Wat het ene jaar nog state of the art is, blijkt het volgend jaar al hopeloos verouderd. De investeringen in het ontwikkelen van studiemate-rialen en testen van de kwaliteit ervan renderen dus slechts voor korte tijd. “Bezint eer ge begint” is dus ook hier toepasselijk.

AlIVE & KICKING De stofjes tot nadenken hierboven zijn alleen maar dat en dus geen treurzang of pessimistische visie. Dat zou niet verantwoord zijn. Om af te sluiten nog een positieve noot. Het professioneel domein van informatiegeletterdheid is ondanks alle problemen en hinderpalen best wel alive & kicking. Concrete afspiegelin-gen hiervan zijn bijv. conferenties met ‘proceedings’ (waaraan ik trouwens met genoegen een bescheiden bijdrage heb geleverd):

• De eerste jaarlijkse European Conference on Information Literacy ging door in Istanbul in 2013: http://www.ecil2013.org/index.php/home . Een onverwacht groot aantal collega’s hebben daaraan deelgenomen. Misschien dus de start van een hele reeks. De tweede editie, in 2014, gaat door in Dubrovnik.

• In het kader van het jaarlijkse grote World Library and Information Congress van IFLA was er dit jaar 2014 een Satellite Conference on Information Literacy in Limerick: http://www.iflasatellitelimerick.com/ Twee dagen volgepropt met voordrachten en workshops, zelfs tot 4 in parallel, druk, druk.

De doestellingen van professionals op het gebied blijven klas-siek, bijna per definitie. Maar de methodes die ingezet worden in de didactiek van informatiegeletterdheid houden gelijke tred met de algemene en internationale evolutie. Enkele voorbeel-den:

• Inzetten van mobiele, heel draagbare computers, Q-codes en ontwikkelen van software daarvoor, zodat gebruikers zelfs in een klassieke, fysische bibliotheekomgeving altijd een virtuele assistent bij zich hebben die helpt bij het zoeken en vinden van optimale informatiebronnen.

• ‘Gamification’, het omzetten van zogenaamd saaie leerstof (in dit geval dus rond informatiegeletterdheid) naar een zoge-naamd boeiende, meeslepende spelomgeving om zogenaamd luie, verwende studenten toch nog enigszins wakker te hou-den.

De kosten van dergelijke ontwikkelingen zijn echter aanzienlijk, met zowel outsourcing als inzet van meerdere personeelsleden voor meerdere jaren. Daarom verwijs ik weer terug naar boven-staande stofjes tot nadenken. En zo is de cirkel rond.

“DE INVESTERINGEN IN HET ONTWIKKELEN VAN STuDIEMATERIALEN EN TESTEN VAN DE KWALITEIT ERVAN RENDEREN SLECHTS VOOR KORTE TIJD. “BEzINT EER GE BEGINT” IS DuS OOK HIER TOEPASSELIJK.”

META 2014 | 7 | 23

eSSay

Page 26: themAnUmmer onDerwIjs

Een deel van een atlas van Blaeu krijgt een nieuwe leren rug waarna het originele leer hier weer overheen gezet wordt.

Papierconservering van één vel papier uit een pak van 500 folio’s 16e-eeuwse afschriften van brieven.

24 | META 2014 | 7

SiGnaleMent

Page 27: themAnUmmer onDerwIjs

Restauratievakmanschaplees het essay van Marijn de Valk op p. 32

De Cores cursisten Stijn Vanneste en Miguel Duran tijdens een project eerstelijnsconservering van boeken in 2012 in de Openbare Bibliotheek Brugge.

META 2014 | 7 | 25

SiGnaleMent

Page 28: themAnUmmer onDerwIjs

“ONDANKS INSPANNINGEN OM ONS FySIEK EN ONLINE zICHTBAAR TE MAKEN, BLIJKT DAT NOG STEEDS EEN DEEL MENSEN DENKT DAT WE GESLOTEN zIJN.”

Bibliotheek- en archiefteam Koninklijk Museum voor Schone Kunsten AntwerpenIngrid De Pourcq, KMSKA

wat is de geschiedenis van de bibliotheek en het archief van het KMSKA? De bibliotheekcollectie van het MuséeRoyald’Anvers is ontstaan in 1904, toen conserva-tor Pol de Mont zijn onderzoek voor het schrij-ven van een collectiecatalogus startte en hiervoor de nodige wetenschappelijke publi-caties aanschafte. In de jaren twintig en der-tig ontving de bibliotheek heel wat materia-len via schenking of legaat, en werd er naast de bibliotheek ook een archief opgericht voor handgeschreven documenten, brieven, pren-ten en foto’s. In 1949 kwam er een volwaardige museumbibliotheek met een leeszaal en maga-zijn. Doorheen haar geschiedenis verwierf de bibliotheek belangrijke deelcollecties, zoals het legaat van Oscar Nottebohm in 1936, de biblio-theekcollectie van het Internationaal Centrum voor Structuuranalyse en Constructivisme (ICSAC) en een deel van de bibliotheek van het Internationaal Cultureel Centrum (ICC). Het archief bevat het instellings- en wetenschappe-lijk archief van het KMSKA, evenals een aantal kunstgerelateerde privéarchieven. Sinds 2011 is het museum gesloten voor een grote renovatie en zijn archief en bibliotheek verhuisd naar een locatie van de Vlaamse overheid (onze recht-streekse werkgever) bij het Centraal station in Antwerpen.

wat betekent de sluiting van het museum voor archief en bibliotheek?Archief, bibliotheek en beeldbeheer zitten nu samen in één ruimte en dat bevordert een vlotte samenwerking. zo’n samenwerking is ook logisch, want gebruikersvragen over een kunstwerk of kunstenaar in het museum gaan ons vaak alle drie aan: beeldbeheer zorgt voor de afbeeldingen van kunstwerken, het archief geeft info over de geschiedenis van verwer-ving, restauratie en tentoonstellingen, terwijl de bibliotheek bio-bibliografische gegevens aan-levert. Een nadeel is dan weer dat de biblio-theekcollecties in een extern depot staan, waar we slechts twee keer per week aangevraagde boeken en tijdschriften kunnen halen en terug-brengen.

Ondanks inspanningen om ons fysiek en online zichtbaar te maken, blijkt dat nog steeds een deel mensen denkt dat we gesloten zijn. Er komen iets minder fysieke bezoekers dan vroeger, maar onze elektronische dienstver-lening blijft wel stijgen. Sinds 1 augustus vor-men archief en bibliotheek samen de cluster

Collectiedocumentatie: ons voornaamste doel is nog steeds het ‘documenteren’ van de museum collecties.

welke achtergrond hebben de teamleden? De meesten van ons hebben een bibliotheek- of archiefopleiding van minimum één jaar, met een achtergrond in de kunsten of de humane wetenschappen. Eén iemand heeft voordien lange tijd in de (nu gesloten) bookshop van het museum gewerkt. De meesten van ons werken trouwens deeltijds of combineren een functie in bibliotheek en archief met andere taken in het museum. We vullen elkaar erg goed aan en vallen in voor elkaar.

wat maakt jullie team zo uniek?Wat ons verbindt is waarschijnlijk onze grote betrokkenheid met het museum, haar collecties en haar geschiedenis. Het is een voorrecht in een monument als het KMSKA te mogen wer-ken. We kunnen dagelijks van de kunstcollec-ties genieten, live of in de boeken, of het nu om oude of moderne meesters gaat. We staan dicht bij het onderzoek dat in het museum gevoerd wordt en bij de grote zorg die de (erfgoed!-)collecties vergen. De renovatie van het museumgebouw, de directeurswissel en de huidige inkanteling van het museum in het Departement CJSM maken het momenteel echt wel spannend en creëren wellicht ook nieuwe mogelijkheden.

De teamleden zijn:Christine Bauwens, archiefmedewerker • Inez Bourgeois, archivaris • Karen Daghelet, catalograaf • Ingrid De Pourcq, bibliothecaris • Sabine De Wolf, catalograaf • Suzy Rijmenants, ruilverantwoordelijke • Sandrina Smet, bibliotheekmedewerker • Madeleine ter Kuile, beeldbeheerder • Greta Toté, medewerker beeldbeheer • Marleen Van Royen, leeszaalverantwoordelijke • Gunter Verwimp, tijdschriftenverantwoor-delijke

26 | META 2014 | 7

etalaGe

Page 29: themAnUmmer onDerwIjs

Antoon Verbeke is bibliothe-

caris in de OB van Ichtegem.

Hij is lid van de sectie OB

van de VVBAD en actief in

stuurgroepen van Winob. In

z’n vrije tijd houdt Antoon

zich bezig met opzoekin-

gen naar lokale geschie-

denis, WOI (lokaal en DSF

Vladslo). Hij is ook secre-

taris en spelend lid bij de

Koninklijke Fanfare Sint-

Cecilia Eernegem.

Antoon Verbeke:

“Een nieuwe professioneler opgeleide generatie heeft het roer overgenomen”Hoe ben je in de bibliotheeksector beland? Twee jaar na het beëindigen van de graduaats-opleiding in Brugge kon ik toevallig starten in de Astridbibliotheek in Oostende. Daar deed ik veel praktische ervaring op, waarop ik bij de opstart van Bibliotheek Ichtegem in 1994 en ook vandaag nog kan terugvallen. Het was een goede leerschool met toffe collega’s waaraan ik veel goede herinneringen koester.

Hoe lang ben je al actief binnen de VVBAD? En wat was je motivatie om lid te worden?In die graduaatsopleiding kwam ik voor de eerste keer in contact met de VVBAD in de persoon van Frans Heymans, de Gentse biblio-thecaris, die al in de eerste vijf minuten de ver-eniging promootte. In 1994 werd Ichtegem lid van de VVBAD, maar het duurde nog tot de studiedag ‘Op welke wijze?’ voor dit ook een actief lidmaatschap werd.

Hugo Verhenne polste mij om zo meer ver-tegenwoordigers uit kleinere bibliotheken te laten deelnemen aan het sectiebestuur. Die specifiek eigen problematiek proberen te ver-tolken is nog steeds mijn grootste motivatie.

Hoe kijk je terug op je periode als sectievoor-zitter? Voorzitter, Martin Kellens, die ik kende uit onze studietijd, vroeg mij na enige tijd als secretaris van de sectie op te treden. Toen hij om gezond-heidsredenen ontslag nam, kwam ik plots in het blikveld als opvolger. Allerlei externe omstandigheden deden vaste waarden afha-ken. Nieuwe mensen aantrekken liep niet zo vlot. De enthousiaste uitbouw van VCOB (en SBB’s) zorgde voor een soort concurrentie in de engagementen, alhoewel de doelstellingen van de organisaties fundamenteel verschil-len. Toch hebben we op het decreet gewogen, zoals rond de verplichte helft A/B-functies in de lokale bibliotheken. Het inzetten op het aan-bieden van games kende zijn eerste stappen.

Het opvolgen van de onderwijshervoming voor de vakopleiding en de functieprofielen van de SERV waren een blijvende bekommernis. De sectie is altijd zijn kritische rol blijven spe-len ten opzichte van andere spelers, waarbij samenwerking en overleg primeerden boven confrontatie. Een bedankje aan alle doorzetters.

Hoe heb je de BAD-sector zien evolueren? De sector is veel professioneler geworden. Een nieuwe professioneler opgeleide genera-tie heeft het roer overgenomen. Nieuwe uit-dagingen, zoals doorgedreven informatisering, netwerking en samenwerking, vereisen een professionele aanpak. Het takenpakket heeft zich langzaam aan verlegd naar samenwerken, doorverwijzen, instrueren. Bibliotheekmensen hebben oog voor de vraag achter de vraagstel-ler en doen meer dan een pasklaar antwoord aanreiken. Werken in een openbare bibliotheek is een job met heel veel variatie en sociale con-tacten.

En heeft de VVBAD voldoende ingespeeld op al die veranderingen? Ja, ook nu nog. Vroeger was de VVBAD de enige speler, die nieuwe initiatieven en alterna-tieve denkwijzen aan de sector voorstelde. Als onafhankelijke organisatie monitort, enthou-siasmeert, wijst de VVBAD op pijnpunten en stuurt aan op veranderingen. (games, leenrecht, nieuwe decreet, enquêtes, boekenprijs, …) Kruisbestuiving tussen de secties is hier een meerwaarde, zoals in de opleidingsdiscussie. Informatie aan zee is de place to be voor ver-nieuwing en trends. De VVBAD is een vereni-ging van geëngageerde mensen uit het werk-veld, geen belangengroep.

wat is de meest voorkomende misconceptie over je jobinhoud? Gezellig veel boeken lezen, … tof. Ja, veel boek-titels lezen. Het zijn kaboutertjes, die aankopen, catalogiseren, uitlenen, wegzetten, … enz.

META 2014 | 7 | 27

inZet

Page 30: themAnUmmer onDerwIjs

De LibrarySchoolJulie Hendrickx, VVBAD

Halfweg 2013 stopte de LibararySchool met haar activiteiten. Een opmerkelijk project met een abrupt einde. Omdat de LibrarySchool een doorstart kent in de Academie voor Morgen, georganiseerd door LOCuS, hadden we een gesprek met Rob Bruijnzeels over de LibrarySchool en haar uitgangspunten die haar duidelijk onderscheidde van andere bibliotheekopleidingen.

wat was de librarySchool?We vonden vooral dat het openbare biblio-theekwerk een transitiefase doormaakte. We wilden dus nadenken over haar toekomst. Die was, en is nog steeds, wezenlijk aan het veranderen. Het internet en alles daarrond, kwam ineens onze sector binnen denderen. De dienstverlening en de antwoorden die we toen als openbare bibliotheken hadden, waren niet goed genoeg meer. We stonden voor de opgave om de bibliotheek van de 21e eeuw te ontwerpen. De LibrarySchool was dus een werkplaats.

Een ander uitgangspunt dat een belangrijke rol speelde, was dat er te weinig instroom was van jonge mensen in de openbare biblio-theeksector. In de jaren zeventig en tachtig ging iedereen massaal in de bib werken. En die zijn daar lekker blijven zitten. We werden geconfronteerd met een grote pensionerings-golf. Daarbovenop was er geen opleiding die deze leemte voldoende kon opvangen. Er zijn nog een aantal technische opleidingen maar de ‘klassieke’ opleidingen zijn ofwel verdwenen of werden verder ontwikkeld in de richting van informatiespecialist. En daar zaten openbare bibliotheken niet op te wachten. We moesten juist gaan kijken naar een nieuwe invulling van het vak, niet enkel naar technologische toepas-singen. Met de LibrarySchool hoopten we om jonge mensen, met denk- en ontwikkelkracht, mee te krijgen. En met hen na te denken over de toekomst van de openbare bibliotheek. Van in het begin af aan was het eerder een ontwik-kelingstraject dan een echt scholingstraject.

Hoe vertaalden die uitgangspunten zich in de opleiding?Daar zaten twee denkpistes achter. De ene had te maken met de manier van leren en onder-zoek. Het nadenken over de nieuwe bibliotheek veronderstelde ook een nieuwe manier van leren. We gebruikten de reflective practice als leermethode. Hierin maak je een onderscheid tussen enerzijds de praktijk en anderzijds de ervaring. In de praktijk doe je dingen, die leiden

tot ervaringen. Meestal blijft het leerproces beperkt tot het heen en weer pingpongen tus-sen praktijken en ervaringen. Wij wilden vanuit de praktijk naar de ervaringen om vervolgens te reflecteren over die ervaring. Bijvoorbeeld door de ervaring in een maatschappelijke con-text te plaatsen. Die reflectie leidt op zijn beurt ook weer tot andere inzichten of theorie. En die theorie leidt ook weer tot een andersoor-tige praktijk. Er was dus een circulaire bena-dering van het leerproces: praktijk, ervaring, theorie. Leren door er over na te denken. De meest gestelde vraag in de LibrarySchool was

“Waarom?”

Naast een andere leermethodiek hadden we ook een vernieuwde kijk op bibliotheekproces-sen. De collectie werd door veel bibliothecaris-sen nog als het primaire proces bekeken: we verzamelen, ontsluiten en maken catalogi. In de voorbereiding van de LibrarySchool ontdek-ten we dat je alleen met verzamelen, ontsluiten en beschikbaar stellen niet meer weg komt. In de tijden die geregeerd worden door Google, Amazon en Wikipedia, wordt je langs allerlei kanten gepasseerd door organisaties die net hetzelfde doen. Elementen waar we als biblio-theken voorheen eeuwenlang een monopolie op hadden, erodeerden. Ondertussen veran-derde de hele keten en zijn we ons monopolie kwijt. In de plaats van date ene primaire proces, kwamen nieuwe processen. Die nieuwe proces-sen draaien rond drie begrippen, waaronder de kracht van de collectie. Dat aspect noemden wij in de LibrarySchool ‘bibliotheken en cul-tuur’. Een collectie inspireert. Enkel die collec-tie beschikbaar stellen, is vandaag te weinig. Want gebruikers creëren met die collectie ver-schillende contexten, bezoekers gaan aan de slag met de collectie en creëren dus. ze zijn niet langer een passieve consument. Het klas-sieke lineaire proces moest een circulair pro-ces worden.

De andere blokken die mee het curriculum vormden waren ‘Bibliotheek en technolo-gie’ of hoe je contexten creëert, ‘Bibliotheek

28 | META 2014 | 7

over de GrenS

Page 31: themAnUmmer onDerwIjs

“MET DE LIBRARySCHOOL HOOPTEN WE OM JONGE MENSEN, MET DENK- EN ONTWIKKEL-KRACHT, MEE TE KRIJGEN. EN MET HEN NA TE DENKEN OVER DE TOEKOMST VAN DE OPENBARE BIBLIOTHEEK.”

en samenleving’, waarin de maatschappelijk opdracht van de bibliotheek centraal staat. Daarrond zat ‘Bibliotheek en organisatie’ over organiseren als vierde en laatste pijler van het curriculum.

Hoe evalueerden de studenten de opleiding?Die hebben dat ervaren als een heel intensieve periode. ze hebben een jaar lang heel hard moeten werken. En ze hebben het wel dege-lijk ervaren als een vernieuwing in hun denken en handelen in de bibliotheek.

waren het voornamelijk werkstudenten?Ja, dat was ook de doelgroep. Dat kwam door de financiering, alleen redelijk kapitaalkrachtige bibliotheken konden de LibrarySchool betalen. Dat het zulke forse bedragen waren had alles te maken met het feit dat we alles volledig op ons-zelf moesten organiseren, in samenwerking met de Open universiteit. Dan heb je snel enkele stevige uitgavenposten. Omdat het duur was, konden we alleen maar mensen vanuit de prak-tijk aannemen. Gek genoeg dacht iedereen dat onze studenten alleen maar uit zouden zijn op een carrière. En dus op een andere baan. Maar daar bleken ze niet mee bezig te zijn, enkel met de inhoud van hun vak. Dat vonden wij erg opvallend en natuurlijk heel erg leuk. ze heb-ben ook allemaal stappen gezet in hun eigen organisatie.

In 2013 stopte de librarySchool. was dat van-wege het kostenplaatje?Het was een combinatie van factoren. De school is bedacht en geconcipieerd toen we in Nederland nog een landelijke, overkoepe-lende bibliotheekorganisatie hadden. Maar die werd opgesplitst in drie kleinere organisaties. Bovendien zette men vooral in op de digitale bibliotheek. De visie was om de ‘oude’ open-bare bibliotheek één op één te vertalen in een digitale versie zonder er een echt nieuwe biblio-theek van te maken. In tegenstelling tot onze manier van denken, die vooral ging over een nieuwe inhoud van de openbare bibliotheek en niet zozeer over de digitale bibliotheek. Er was een mismatch: een andere inhoud van het werk versus een andere vorm. De nieuwe verenigin-gen begrepen dus ook niet waar die school over ging. In het verleden konden we ook een beroep doen op die landelijke financiële bron-nen maar ook dat viel weg. Dus als je als biblio-theek wilde deelnemen aan de LibrarySchool moest je zo’n 8.000 euro op tafel leggen. Net

op het ogenblik dat Nederland heel hard ging bezuinigen op cultuur en openbare bibliothe-ken.

Nam de Vereniging van Openbare Bibliothe-ken een deel van de activiteiten van de librarySchool over? Ik ben benieuwd (lacht). Ik vrees dat het vooral dreigt te evolueren naar cursussen, die dan nog eens hoofdzakelijk marketinggericht zijn, public affairs en dat soort dingen. Ook belangrijk maar niet wat wij voor ogen hadden.

En het Vlaamse verhaal van de Academie voor Morgen?Dat is een direct gevolg van de LibrarySchool. Maike Somers, een van de studenten van de LibrarySchool, vond het zo belangrijk wat er daar gebeurde, ook voor Vlaamse bibliothe-ken en cultuurcentra. En LOCuS heeft daar de organisatie van op zich genomen. zij zijn in Vlaanderen dus bezig met wat we in Nederland altijd wilden. De doelgroep is wel iets breder omdat de Vlaamse cultuurcentra er zijn bijgeko-men. Vlaanderen is ook anders dan Nederland, de bibliotheken zijn er anders georganiseerd. Maar de uitgangspunten en leermethodes zijn wel dezelfde. Idem dito voor het curriculum.

Volg je de Academie voor Morgen op de voet? Ja, ik ben er erg bij betrokken. Bert Mulder en ik, wij verzorgden de opzet en het curriculum van de LibrarySchool en doen dit nu ook voor de Academie. Ik volg dus niet alleen, ik doe het gewoon!

> voor meer informatie over de academie voor Morgen

kan u terecht op http://www.locusnet.be/portaal/locus/

lokaalcultuurmanagement/academie%20voor%20

Morgen/

META 2014 | 7 | 29

over de GrenS

Page 32: themAnUmmer onDerwIjs

Mobiliteit van cursisten in Bibliotheekschool GentPeter Van den Broeck, Bibliotheekschool Gent

De mobiliteit van cursisten in de Bibliotheek-school Gent kan vanuit verschillende invalshoe-ken worden bekeken:

• mobiliteit binnen de Graduaatsopleiding zelf; • mobiliteit tussen de verschillende afdelingen

van de Bibliotheekschool: verschuivingen tussen het Graduaat en de verschillende ini-tiatieopleidingen: Initiatie BDI-kunde, Initiatie Erfgoed en Initiatie Archiefkunde;

• mobiliteit tussen de verschillende Graduaats-opleidingen in Vlaanderen.

Daarbovenop is er een aparte vorm van mobi-liteit die samenhangt met het gecombineerd onderwijs.

IN DE GrADUAATSOPlEIDING De mobiliteit binnen de Graduaatsopleiding is mogelijk door de opbouw van het curricu-lum. Het oude structuurschema (geldig tot 30-6-2014) was volledig modulair opgebouwd. Hierdoor ontbrak elke vorm van volgtijdelijk-heid tussen de verschillende modules, zodat de cursisten op elk moment konden inschui-ven in de loop van het curriculum. Voor geen enkele module waren instroomvoorwaarden gedefinieerd.

In het nieuwe structuurschema (dat inging op 1-9-2014) hebben we weer een beperkte volg-tijdelijkheid ingevoegd die voortvloeit uit de centrale rol die het werkplekleren nu inneemt in het curriculum 1. Dit betekent dat voor elke fase van het werkplekleren instroomvoor-waarden gelden, waardoor het werkplekleren de belangrijkste leerlijn wordt in de opleiding. Een beperkt aantal theoretische modules wordt in de volgtijdelijkheid betrokken om de cursis-ten die bagage te geven die hun werkplekleren zinvol maakt. De overige theoretische modules kunnen op elk tijdstip worden gevolgd, maar hun inhoud is wel expliciet verbonden met het werkplekleren.

TUSSEN DE AfDElINGEN Ook tussen de verschillende afdelingen van de Bibliotheekschool is er een vrij drukke mobi-liteit. Van de 105 graduaatscursisten in het schooljaar 2013-2014 hadden er 17 de Initiatie BDI-kunde gevolgd (15 in de Bibliotheekschool Gent en 2 elders). 4 cursisten combineerden het Graduaat met de Initiatie Archiefkunde en 1 met de nog prille opleiding Behoudsmedewerker Erfgoed. zo goed als alle cursisten die star-ten in het Graduaat zonder eerst de Initiatie

BDI-kunde gevolgd te hebben, kiezen ervoor om tijdens hun Graduaat toch het certificaat van de Initiatie te behalen. Hiervoor volgen ze in Gent 1 extra vak binnen de initiatie BDI. 3 cur-sisten combineerden de Initiatie Archiefkunde en de Initiatie Behoudsmedewerker Erfgoed.

IN VlAANDErENDankzij het gemeenschappelijke curriculum van de verschillende Graduaatsopleidingen in Vlaanderen, was ook daar mobiliteit mogelijk. In Gent combineerde bijna 10 procent van de cursisten verschillende Graduaatsopleidingen, voornamelijk om hun opleiding sneller te kun-nen afwerken. Niet alle opleidingen richten elk jaar immers alle modules in. Of die mobiliteit blijft bestaan, zal ervan afhangen of de andere Graduaatsopleidingen het nieuwe structuur-schema van de Bibliotheekschool Gent ook implementeren.

GECOMBINEErD ONDErwIJSHet gecombineerd onderwijs, een combina-tie van contact- en afstandsonderwijs, is een bijzondere vorm van mobiliteit. In een gecom-bineerde module wordt minimaal 25 procent van de lestijden op afstand georganiseerd via opdrachten die de cursisten thuis kun-nen uitvoeren op een ogenblik dat hen het beste uitkomt. Afstandsonderwijs verloopt via een elektronisch leerplatform en kan worden gecontroleerd door inspectie en verificatie.

In de Bibliotheekschool Gent werden voor het oude structuurschema 5 modules in afstand aangeboden (+ 25 procent). Voor het nieuwe structuurschema hebben we een aanvraag ingediend voor 6 modules (+ 25 procent) 2. In de Initiatie BDI-kunde ten slotte worden 2 modules gecombineerd aangeboden 3.

1 Zie het schema van het artikel over

“Het nieuwe structuurschema van de

Bibliotheekschool Gent” op www.

vvbad.be.

2 De modules Wetenschappelijke

en Speciale Bibliotheken,

Communicatievaardigheden A,

Bibliotheekautomatisering A,

Informatieaanbod voor Openbare

Bibliotheken, Inhoudelijke

Documentbeschrijving A, Formele

Documentbeschrijving.

3 De modules

Bibliotheekautomatisering en

Inhoudelijke Ontsluiting.

30 | META 2014 | 7

trend

Page 33: themAnUmmer onDerwIjs

Ook lossless codecs kunnen heel wat ruimte besparen. Foto: © The U.S. Nation.al Archives.

LosslessBert lemmens, Packed vzw

Lossy codecs gebruik je om de omvang van je digitale bestanden te verkleinen en ze sneller toegankelijk te maken op het web. Daarbij maak je een afweging, naargelang de eisen die je aan een raadple-gingsbestand stelt, tussen het verlies aan kwaliteit en de snelheid en opslagruimte die je wint. Kan je eenzelfde afweging ook maken voor een archiveringsbestand? En is een lossless codec dan de oplossing om opslagruimte te sparen zonder kwaliteit te verliezen?

Deze uitgepakt gaat over de vraag wanneer lossless echt lossless is. Of een lossless codec echt opslagruimte spaart. En waarom geen of lossless compressie een must is voor digitale preservering.

De vorige uitgepakt legde uit dat compressie een extra stap is in het digitaliseringsproces, bovenop de eigenlijke omzetting van analoog naar digitaal: Je maakt een digitaal bestand kleiner met behulp van een codec.

Lossless codecs zijn codecs waarbij het com-pressie-algoritme volledig omkeerbaar is: wan-neer je een reeks nullen en enen comprimeert en decomprimeert krijg je exact dezelfde reeks nullen en enen terug. Helaas laten lossless codecs ‘in het wild’ zich niet zo eenvoudig in een hokje stoppen. In de omgang worden ze vaak omschreven als codecs waarmee je kan comprimeren zonder kwaliteitsverlies. Een vol-ledig omkeerbaar compressie-algoritme sluit inderdaad kwaliteitsverlies uit. Maar omge-keerd is niet elke codec die comprimeert zon-der kwaliteitsverlies ook volledig omkeerbaar. Er doen twee interpretaties de ronde wat zon-der kwaliteitsverlies precies betekent.

wISKUNDIG Of VISUEElDe ene is de wiskundige interpretatie: Er gaan geen bits verloren. De bitsequentie voor en na compressie is exact dezelfde. Dit noemt men mathematisch lossless compressie. De andere is de visuele interpretatie: Er gaan geen pixels verloren. Het beeld voor en na compressie ziet er hetzelfde uit. Dit noemt men visueel loss-less compressie. Visueel lossless compressie is echter uiterst subjectief. De beoordeling of de pixels in een beeld dezelfde zijn voor en na compressie is afhankelijk van de expertise van de kijker. Onvermijdelijk speelt ook de kwali-teit van het gebruikte beeldscherm een rol in de beoordeling, waardoor het voor de kijker onmogelijk is uit te maken een afwijkende pixel veroorzaakt is door de codec dan wel door de

hardware. In de praktijk blijkt visueel lossless compressie vaak gewoon lossy compressie te zijn, waarbij het beeldscherm het kwaliteitsver-lies verdoezelt.

De compressie ratio van mathematisch lossless compressie is vaak dan weer teleurstellend. De codec is afhankelijk van het aantal herhaalde patronen dat hij kan herkennen. Hoe minder redundatie, hoe kleiner de compressieratio. Toch kan een lossless codec significante hoe-veelheid opslagruimte besparen, maar je haalt nooit tot de efficiëntie van een lossy codec. 1

Wanneer je echter digitaliseert met het oog op preservering, restauratie of substitutie van het analoge origineel, blijft een lossy codec uit den boze. Kwaliteitsverlies uit zich in digitale arte-facten zoals vervaging, blokvorming, flikkering en kleurafwijkingen. Het kwaliteitsverlies dreigt te verergeren wanneer het bestand omgezet wordt naar een ander lossy formaat — het zogenaamde digitale generatieverlies. Geen of mathematisch lossless compressie blijft in deze gevallen de norm. Kleurcorrecties of andere beeldrestauraties vereisen dat je over zo veel mogelijk beeldinformatie beschikt. En het vergroot de kans dat de beelden die je van-daag maakt er op de apparaten van morgen nog steeds goed uitzien.

> dit artikel werd bezorgd door packed vzw dat als experti-

secentrum digitaal erfgoed kennis, ervaring en deskundig-

heid omtrent digitaal erfgoed centraliseert en verspreidt.

vragen voor packed vzw zijn welkom via info@packed.

be.

1 Een voorbeeld voor digitale video

maakt dit duidelijk: 1 uur ongecom-

primeerde digitale video omzet-

ten naar een lossless FFV1 bestand

levert een reductie van 100Gb naar

45-50Gb op. Maar een omzetting

naar een lossy MPEG2 levert mak-

kelijk bestanden kleiner dan 25Gb.

Voor meer details, zie: Emanuel

Lorrain, Een beknopte gids voor het

kiezen van een digitaal videofor-

maat voor archiveringsbestanden,

in: SCART, PACKED, maart 2014.

Zie: http://scart.be/?q=nl/content/

een-beknopte-gids-voor-het-kie-

zen-van-een-digitaal-videoformaat-

voor-archiveringsbestanden

META 2014 | 7 | 31

uitGepakt

Page 34: themAnUmmer onDerwIjs

De vakman en prioritering in de conservering van papieren erfgoedlezing ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan van de opleiding ‘restauratievakman voor boeken en archief’ in Brugge

Marijn de Valk, zelfstandig boekconservator - restaurator

Het is niet langer not done om met je handen te werken. Maar de ambachtseconomie in zijn algemeenheid, is kwetsbaar door een tekort aan vakmensen. Dit geldt ook voor het beroep van boek- en papierrestauratoren. Oorzaken zijn het gebrek aan opleidingen, de beperkte arbeidsmarkt en soms de attitudes van de vak-mensen, de restauratoren zelf.

Een ander aspect in verband met de schaar-ste aan goede boekrestauratoren, is het feit dat het vak niet alleen hoog opgeleide boek- en papier-restauratoren nodig heeft, maar ook goede vakmensen van middelbaar niveau. Werkmensen die hard nodig zijn om het uit-gezette beleid uit te voeren met alle inzicht en kunde. Mensen die als geen ander geschikt zijn voor het uitvoerende conserveringswerk in archieven en bibliotheken. De opleiding ‘Restauratievakman van boeken en papier’ in Brugge komt aan deze vraag tegemoet met een opleiding voor specialistisch vakmanschap waarin ambachtelijkheid gesteund wordt door een goede theoretische achtergrond.

Dit essay is een bewerking van de lezing gege-ven ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan van deze opleiding op 27 juni vorig jaar.

lOfVijf jaar geleden is in Brugge gewoon een opleiding gestart. Weliswaar voortbouwend op de expertise van een cursus die al bestond, maar toch, een nieuwe opleiding met een nieuw elan. De opleiding is tot stand gekomen door de samenwerking van de opleidingspartner Syntra West en verschillende cultureel-erfgoedpartners in West-Vlaanderen, te weten: het Rijksarchief, het Stadsarchief Brugge, de Openbare Bibliotheek, het archief van het OCMW, de archieven van het Grootseminarie en het Bisdom en de Erfgoedcel Brugge. De mensen die hierbij betrok-ken waren, en nog zijn, hebben hiermee een heel bijzonder ini-tiatief genomen. Inmiddels zijn hier nog twee nieuwe partners bijgekomen: de Provincies West- en Oost-Vlaanderen.

Er is pragmatisch gestart, maar ook met visie, omdat er een behoefte was aan vakmensen. Er zijn prima docenten gevon-den, er is een stevig lesprogramma opgezet — kort, maar vrij

zwaar — er wordt hard gewerkt aan steeds betere cursussen, er zijn voldoende cursisten en er zijn gerenommeerde restaurato-ren die de examens afnemen. De opleiding trekt mensen uit de omgeving, maar ook heel gemotiveerde mensen van ver aan. En dus zijn er nu, heel gewoon, capabele en gekwalificeerde vakmensen op de arbeidsmarkt.

GEBrEK AAN OPlEIDINGENKort kan het beeld geschetst worden van de andere opleidingen voor boek- en papierrestauratoren in Vlaanderen en Nederland.Er was de opleiding aan de academie in Antwerpen met de richting conservatie. Deze is afgelopen jaar ingekanteld in de universiteit van Antwerpen. Er zijn studio’s gespecialiseerd in verschillende materiaalsoorten; voor de conservering van textiel, van polychromie, van metaal, hout en schilderijen. Er is ook een kleine richting voor papierconservering, maar die is niet uitge-bouwd tot de conservering van boeken en archief. Als gevolg van de systematische verwaarlozing van deze studierichting de afgelopen tien jaar, is er geen lesprogramma, is de begeleiding door de vakdocent minimaal en is de outillering van deze stu-dio onvoldoende. Dit heeft tot de vreemde situatie geleid dat afgestudeerden in Antwerpen zich soms bijscholen in Brugge. Terwijl het diploma van de cursisten in Brugge op de arbeids-markt minder gewaardeerd wordt dan dat van de academie.

Dan is er nog de nieuwe opleiding restaurator aan de universiteit van Amsterdam, die maar liefst zeven jaar duurt. Deze opleiding levert goede restauratoren af, mensen op hoog niveau. Mensen met veel theoretische kennis, die echter nog weinig gelegen-heid gehad hebben praktijkervaring op te doen. Dus wanneer je er voor kiest boekrestaurator te worden met een praktische inslag, moet je op dit moment in Brugge zijn.

Hierbij denk ik dan aan de intro in de boeken van Asterix en Obelix; “Nergens….in heel Gallië? Nergens? Nee, een kleine nederzetting bleef moedig weerstand bieden…” De dapperste der Galliërs dus … hier in Brugge. Tot zover mijn lofrede, en dan zou ik nu graag focussen op de ‘omringende legerplaatsen’.

ONTwIKKElINGEN IN HET VAKIk merk tijdens mijn werk dat opdrachtgevers en collega’s vaak de mening zijn toegedaan dat alleen de restauratoren van de gevestigde orde in aanmerking komen voor conserveringswerk. En wanneer ik opper dat men voor bepaalde opdrachten zeker ook afgestudeerde restauratievaklui met een Cores-label kan benaderen, reageert men soms verschrikt of zelfs afkerend. Helaas. En zo blijkt het ook niet mogelijk voor cursisten van

32 | META 2014 | 7

eSSay

Page 35: themAnUmmer onDerwIjs

Cores om lid te worden van de bestaande vakverenigingen, wat zeker tot spanningen in het werkveld leidt.

Maar wat kenmerkt de gevestigde restauratoren? Veel men-sen van de oude garde zijn zelf ooit als boekbinder begonnen. Mensen die nu rond de zestig zijn. Er bestonden in hun tijd immers nog geen opleidingen voor boekrestauratie. Men volgde cursussen, soms in het buitenland, en langzaam ontstond het bewustzijn dat een oud boek niet herbonden moest worden in een degelijke, eigentijdse band. Of in tenenkrommende imitatie van een oude band.

In 1984 werd de opleiding het HICOREB opgericht, een privé-initiatief in Gent. Deze opleiding heeft zes jaar bestaan. En in Amsterdam startte in 1980 de Opleiding Restauratoren. Iedereen leerde bij, er werden vaktijdschriften opgericht, technieken ver-beterden en er werd nagedacht over de ethiek van de restau-ratie. Deze ontwikkeling gaat nog steeds door. Nu is zelfs het woord ‘restauratie’ bijna ouderwets en dienen we te spreken over ‘conservering’ en het behoud van alle historische lagen van een boek.

Alle oude rotten in het vak weten dat zij zelf hun kennis bij elkaar hebben moeten sprokkelen. Wanneer ze geluk hadden met een goede opleiding als start, hebben ze daarna met cursussen en andere vormen van permanente educatie en vooral veel oplet-tend werken, ervaring opgedaan.

Waarom dan nieuwe vakmensen niet dezelfde kansen gunnen? Ik vind dat we alle nieuwe vakmensen moeten koesteren en blij moeten zijn met nieuw bloed. Ik zal mij er altijd van bewust zijn dat dit vak staat of valt met ervaring. Wanneer ik naar mijzelf kijk, dan was ik na mijn opleiding aan het HICOREB blij met een duidelijke, afgebakende job bij het Rijksarchief in zeeland om affiniteit te krijgen met het materiaal, om daarna langzaamaan het vertrouwen te krijgen van derden (en van mijzelf!) en zo eva-lueerde ik geleidelijk aan van archiefrestaurator naar een boek-conservator die aan topstukken mocht werken en ben ik op dit moment meer bezig met beleidsmatig werk en de begeleiding van projecten. Werk dat ik zeker niet had aangekund wanneer ik pas van een opleiding kwam.

Dus wanneer nu gezegd wordt dat mensen met een opleiding in het middenkader, zoals hier in Brugge, op grond van hun oplei-ding niet geschikt zijn voor bepaalde opdrachten, dan krijg ik het helemaal warm. Dat is niet eerlijk en klopt ook niet met de realiteit. De opleiding is de start, maar wat daarna telt is de juiste instelling ten opzichte van het materiaal én de werkervaring.

OPDrACHT VOOr OPDrACHTGEVErSIk begrijp heel goed dat deze situatie het voor opdrachtgevers natuurlijk moeilijk maakt de juiste mensen te selecteren voor conserveringswerk. Maar om het vak vooruit te helpen, denk ik dat opdrachtgevers de verantwoordelijkheid hebben iedereen kansen te geven, op verschillende niveaus. Een goede opdracht-gever zou onderscheid kunnen maken tussen: Ten eerste het werk aan boeken die bij een goede boekbinder herbonden mogen worden. Ten tweede het werk aan boeken en archieven die op een verantwoorde, maar efficiënte manier geconserveerd moeten worden (denk aan het behandelen van charters, aan-vezelwerk en de behandeling van bijvoorbeeld series registers, maar ook het uitvoeren van depotcontroles en het maken van schade-inventarisaties). En ten derde de behandeling van top-stukken, het initiëren en uitvoeren van onderzoek en het uitden-ken van nieuwe methodes .

Voor elk van de drie niveaus zijn andere mensen nodig, met een andere aanpak, waarbij ik de mensen met een Cores-label onder het tweede punt schaar. Dit onderscheid in niveaus spaart geld, want een restaurator met veel ervaring is te duur om een hele dag aan te vezelen. En daarbij mag je je ook afvragen of zo iemand genoeg ervaring heeft, omdat hij dit soort werk misschien niet dagelijks uitvoert. Van de opdrachtgever vraagt dit inzicht in de werksoorten. Een goede opdrachtomschrijving is van belang en een degelijke nabespreking van opdrachten, zodat restauratoren weten dat ze gevolgd worden en dat ze er niet alléén voorstaan wanneer er moeilijke beslissingen geno-men moeten worden.

Een voorbeeld van deze manier van werken is de eerstlijns-conservering van bibliotheken, die gebaseerd is op het stellen van prioriteiten en werkdeling. Een boekrestaurator maakt de keuzes en kijkt wie, welke werksoort aankan. Deze activiteiten worden vervolgens geclusterd. In de behandeling gaat het altijd om snelle, maar verantwoorde oplossingen met moderne mate-rialen, maar er wordt ook heel bewust voor gekozen bepaalde handelingen niet uit te voeren. Een boek is in zo’n geval niet helemaal af, maar functioneert wel weer voor de gebruiker, of ziet er weer netjes uit in de kast. Er wordt in dit concept gewerkt met restauratoren, maar ook met vrijwilligers en met het eigen personeel van een bibliotheek. Het aantal behandelde boeken verschilt met de gemaakte keuzes en uit te voeren handelingen. Maar met een team van vier mensen kunnen circa 50 boeken per dag een behandeling krijgen en 1000 per maand. Dit is bij uitstek werk waar veel vakbekwame handen voor nodig zijn, Cores-mensen bijvoorbeeld en dit geldt natuurlijk ook voor al het werk in de archieven.

Van de gespecialiseerde, begeleidende restaurator vraagt dit werk een heel andere insteek, dan wanneer hij dagen bezig is met

Het droogreinigen van een perkamenten boekband tijdens eerstelijnsconservering.

> Zie ook p. 24-25

META 2014 | 7 | 33

eSSay

Page 36: themAnUmmer onDerwIjs

één object. Hij moet oog hebben voor de kwaliteit, maar daar-naast ook voor de kwantiteit. Met beiden zijn instellingen gebaat.

ATTITUDES VAN DE rESTAUrATOrEN En zo kom ik bij de attitudes van de restauratoren zelf. Die dus in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw hun boek-bindersschorten hebben verwisseld voor witte jassen. Die ont-wikkeling is heel goed geweest voor het bewustzijn in de sector en een zorgvuldige en terughoudende manier van werken. En in het verleden is ook steeds gebleken dat nieuwe ontwikkelin-gen gestimuleerd zijn door ambachtsmensen die zich ontwik-kelden tot wetenschappers. Maar het is niet verstandig elk stuk te behandelen alsof het een prent van Rembrandt is of een twaalfde-eeuwse Brugse cisterciënzerband. Ik vind dat het nu tijd wordt voor iets meer realisme. Verstandig materieel behoud staat of valt met het stellen van prioriteiten en het maken van de juiste keuzes.

Het blijkt echter dat sommige restauratoren niet gelukkig worden van deze werkwijze. Men is gewend een boek van het begin tot het eind af te werken. Het vraagt een andere manier van denken. En men is over het algemeen niet gewend om te gaan met ver-schillende niveaus in ervaring en opleiding. Daarnaast zijn restau-ratoren soms ook erg gesloten. Terwijl er juist nood is aan goede stageplaatsen in Vlaanderen waar cursisten zich verder kunnen ontwikkelen. Deze zijn op dit moment bijna niet te vinden.

DE TOEKOMSTIn de vorig jaar verschenen nota van de Vlaamse Erfgoed-bibliotheek De wet van de remmende achterstand geven de ondervraagde bibliotheken duidelijk aan dat er een grote behoefte is aan expertise, intern en extern, op het gebied van behoud van het cultureel erfgoed.

Het is natuurlijk crisis. Maar ik denk dat wanneer restauratoren aanvoelen welke behoeften er leven in de archieven en bibliothe-ken en ze in staat zijn daar op in te spelen, er wel degelijk werk is. ze zullen zich moeten bewijzen en de instellingen moeten de nieuwe vakmensen een kans geven.

Als dat gebeurt, kan er een nieuwe generatie ontstaan. Een generatie die voort bouwt op de reeds ontwikkelde expertise van de oude garde, maar die daarnaast in staat is pragmatisch verantwoord te handelen.

AMBACHT/VAKMANSCHAPHierbij wil ik ook stilstaan bij het woord ‘ambacht’ en wat daar in deze context verband mee houdt. Ambacht is een oud woord. In essentie is een ambacht “handwerk dat aangeleerd wordt om een beroep mee uit te oefenen en gericht is op enkele materiële stukken”. Het woord wordt echter te pas en te onpas gebruikt wordt en heeft verschillende associaties. In de middeleeuwen hield het woord verband met professionaliteit en beroepseer en kon je je niet zomaar aansluiten bij een gilde.

Nu echter zijn er “ambachtelijk gemaakte pralines” (dat zijn lek-kere pralines, dat is duidelijk), en de confituur in de supermarkt, die door moet gaan voor huisgemaakt, heeft een rood-met-wit bedrukt dekseltje, alsof het een doekje is, dan verkoopt hij beter. Maar aan de andere kant spreken we niet van een ambachte-lijke tandarts of chirurg. Dan is de associatie juist weer te grof en kneuterig. En dat is een ‘ambachtenmarkt’ al helemaal. Trekt veel bekijks, maar doet niet direct denken aan kwaliteit. Ik zie dan eerder stevig handgemaakt keramiek voor mij.

Moderne restauratoren hebben zich tijdens hun emancipatie gedistantieerd van het ambacht. Maar ik denk dat het belangrijk is dat de ambachtelijke component in het vak opnieuw gewaar-deerd wordt. Het is zó belangrijk dat iemand die aan historisch materiaal werkt, echt handig is, feeling heeft met het materiaal dat hij onder handen heeft en de praktische kant van het vak goed beheerst. En dat is niet vanzelfsprekend. Het gaat hier om voortdurende oefening en een specifieke intelligentie. Slechts weinig mensen hebben deze vereiste vaardigheden in de vingers.

In een publicatie die verscheen bij de campagne ’Handmade in Brugge’ , en die het vakmanschap binnen Brugge promoot, wordt gesproken van “De universiteit van de handen”. Dat is misschien grappig, maar het is geen onzin. En de intenties van het parallelle project ‘Brugge Letterenstad’ sluiten absoluut aan bij de ambities van de opleiding.

Oude ambachten beleven een revival en de klassen voor vak-opleidingen stromen vol met hoger opgeleiden. Dat gaat van glazenier, steenhouwer tot meubelmaker en dakdekker tot boek-binder. We hebben ons jaren gericht op de kenniseconomie. Hoe hoger je opleiding, hoe beter je terecht zou komen in het leven, was de gedachte. Maar steeds vaker ontstaat het besef dat je ook met handenarbeid kunt excelleren. De ambachtseconomie is een vergrijsde sector en in tijden van crisis biedt een vakoplei-ding aan werkeloze hoog opgeleiden een alternatief. Bovendien ziet een ambachtsman altijd resultaat van zijn werk en dat geeft veel voldoening. Het werk is afwisselend en geeft veel vrijheid om de eigen tijd in te delen.

Japan is een land waar goede ambachtslieden nog enorm gewaardeerd worden. Daar weet men dat voor het uitvoeren van een enkele handeling soms jaren oefening nodig is. En ook financieel wordt het werk van een ambachtsman in Japan goed gewaardeerd.

Ik weet niet of er, toen de naam voor de opleiding gekozen werd, ook het woord ‘ambacht’ is overwogen, maar ik vind het heel goed dat er voorbij is gegaan alle interpretaties van het woord en dat de opleiding opleidt tot ‘restauratie VAKMAN’. Een vakman in de praktische en theoretische zin, maar die wel het ambachtelijke aspect in zich draagt. Het is een ‘titel’ om fier op te zijn.

GOUDEN HANDENIk heb twee zonen. De oudste kan vrij goed leren. Maar daar-naast — en dat zeggen we niet hardop — is hij eigenlijk heel onhandig. Of de jongste kan leren weet ik nog niet want hij is pas negen jaar. Maar hij heeft in elk geval gouden handjes. Met veel geduld en eindeloos veel concentratie krijgt hij van alles voor elkaar. Wanneer hij bezig is, denk ik af en toe dat ik toch eens moet gaan kijken om hem te helpen. Maar over het alge-meen is dan al klaar wat hij in zijn gedachten had. Stel dat hij over tien jaar zou besluiten de opleiding ‘Restauratievakman boeken en archief’ te gaan volgen hier in Brugge, dan weet ik zeker dat ik heel trots zou zijn.

En dan hoop ik natuurlijk dat Martine Eeckhout hier nog werkt. Of, wanneer ze met pensioen is, dat ze haar lesmethoden en inspiratie heeft over kunnen dragen aan anderen. En dat ze dan af en toe nog eens gastlessen komt geven.

Tot slot wens ik de opleiding een mooie toekomst toe, en alle erkenning die ze verdient!

34 | META 2014 | 7

eSSay

Page 37: themAnUmmer onDerwIjs

cult“(…) ík ben de minister van Cultuur en men moet de

dialoog met míj aangaan. Ik lees het regeerakkoord zoals

het er staat. Ik hoef de logica achter elke zin niet te

weten. Dat biedt een grote vrijheid. Misschien wel meer

dan wanneer je alles van a tot z mee onderhandeld hebt.”

Sven Gatz in De Standaard, 5 september 2014

Noël Geirnaert

Wellicht herinneren veel lezers zich nog de film Lost in Translation uit 2003, van de Amerikaanse cineaste Sophia Coppola. Twee Amerikanen, een jonge vrouw en een man van zeer middelbare leeftijd lopen elkaar tegen het lijf in Tokio, een stad waarop ze geen greep krijgen en waarin ze letterlijk en figuurlijk verloren lopen.

In mijn stad lopen veel Japanners rond, meestal in groep en deskundig rond-geleid door eigen gidsen. Een enkeling maakt zich wel eens los uit de groep en gaat alleen door de stad zwerven. zo iemand raakt dan ook ‘Lost in Translation’.

Enkele weken geleden, op een zomerse ochtend, meldde een Japanse meneer zich aan bij de receptie van het Brugse Stadsarchief. Eigenlijk hebben wij wel wat ervaring met Japanse onderzoekers. In Japan bestaat belangstelling voor de Vlaamse en de Brugse geschiedenis, onze bibliotheek bezit een aantal studies in het Japans, gebaseerd op Brugs archief-materiaal en geschreven door Japanse

Lost in Translation of gewoon balorigheid?

historici die ons archief hebben bezocht. We maakten ook al kennis met Japanse tv-ploegen.

De man die zich aan onze balie aan-meldde kon echter geen duidelijke onder-zoeksvraag formuleren: het moest gaan over de Brugse stadswallen, maar voor de historische kaarten op onze website had hij geen belangstelling, hij wou “oli-ginal documents”, geen “maps”. Toen bleek dat hij de Japanse literatuur over de Brugse geschiedenis helemaal niet kende en zeker ook niets afwist van al bestaande bronnentoegangen, ging onze alerte baliemedewerkster op Google op zoek naar de naam van de man, zoals hij die in hoofdletters in het aanwezigheids-register en op zijn inschrijvingsfiche had genoteerd. En wat bleek? De beroemdste Japanse stripfiguur, zeg maar de Japanse Kiekeboe, zat in onze leeszaal!

Kiekeboe werd de rest van de ochtend met rust gelaten in onze leeszaal maar hij werd wel nauwlettend in het oog gehou-den. De man bladerde wat in de boeken

die hij had gekregen, maar hij vroeg geen “oliginal documents” meer aan. Tegen de middag verliet hij stilletjes ons gebouw. Wou hij ons verschalken met oneerlijke bedoelingen? Verveelde hij zich in onze stad en was hij wat balorig tegenover vol-gens hem al te nieuwsgierige baliemede-werkers? Of was hij ‘Lost in Translation’? We zullen het nooit weten.

META 2014 | 7 | 35

coluMn

citaat

Noël Geirnaert is hoofdarchivaris van het

Brugse Stadsarchief. Noël is al jarenlang

actief in de VVBAD, als bestuurslid van

de sectie AHD, als lid van de Raad van

Bestuur, en last but not least als lid van de

redactie van Meta, tijdschrift voor biblio-

theek & archief. Eerder bewees hij zijn kun-

nen al bij Bibliotheek- & archiefgids.

Page 38: themAnUmmer onDerwIjs

Beheren, verzorgen of uitbouwen?Competenties vatten in beroepskwalificaties voor de bibliotheeksector

Bruno Vermeeren, VVBAD

In het kader van de Bologna-hervormingen, ontwikkelde Europa een systeem om diploma’s binnen de Eu beter te kunnen vergelijken: de Europese kwalificatiestructuur. Elke lidstaat ontwikkelt een eigen kwa-lificatiestructuur en relateert deze aan de Europese.

Een kwalificatie is daarbij “een afgerond en ingeschaald geheel van competenties waarmee een beroep kan worden uitgeoefend” (beroeps-kwalificatie) of “die noodzakelijk zijn om maat-schappelijk te functioneren en te participeren, waarmee verdere studies in het secundair of hoger onderwijs kunnen worden aangevat of waarmee beroepsactiviteiten kunnen worden uitgeoefend” (onderwijskwalificaties). Dat het een om een afgerond geheel gaat, betekent dat de competenties vastgelegd kunnen worden in een officieel document dat de actuele situatie weergeeft (en dus geen verwachte ontwikke-lingen). Die beschrijving moet vijf zogenaamde

‘descriptorelementen’ omvatten. ‘Kennis’ en ‘vaardigheden’ zijn evident als het over compe-tenties gaat. Daarnaast moet ook aangegeven worden binnen welke context ze uitgeoefend worden, over hoeveel autonomie de beroeps-beoefenaar beschikt en welke verantwoorde-lijkheid hij draagt. Deze laatste drie elemen-ten zijn belangrijk voor de niveaubepaling of inschaling. Een opleiding voor een beroep dat uitgeoefend wordt in een complexe omgeving, waarbij de persoon in kwestie over grote zelf-standigheid beschikt en veel verantwoordelijk-heid draagt, zal hoger ingeschaald worden. Die inschaling is ook vereist om van een officiële kwalificatie te kunnen spreken. In Vlaanderen hanteert men daarvoor de Vlaamse kwalifica-tiestructuur, die acht niveaus omvat, waaronder secundair onderwijs (niveau 4), hoger beroeps-onderwijs (niveau 5), bachelor (niveau 6), mas-ter (niveau 7) en doctor (niveau 8).

EVAlUATIESzodra ze erkend zijn, vormen beroepskwali-ficaties een volwaardige vervanging voor de

beroepscompetentieprofielen van de SERV uit 2009. De fiche K160101 uit de databank Competent van de SERV voldoet immers niet, zoals we eerder al argumenteerden (META 2013/8). De kwalificaties zijn ook voor de sec-tor nuttig. ze kunnen inspiratie bieden bij het opstellen van vacatures en functieprofielen en een houvast bieden bij evaluaties. Bij het opstellen en verdedigen van een organigram wordt ook de inschaling een belangrijk element.

Beroepskwalificaties worden opgesteld door de sector, terwijl onderwijskwalificaties opge-steld worden door onderwijsinstellingen. Het Agentschap voor Kwaliteit in Onderwijs en Vorming (AKOV) zorgt voor de nodige onder-steuning. De inschaling gebeurt door een onafhankelijke commissie met vertegenwoor-digers van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor), de VDAB en SyNTRA Vlaanderen. Inhoudelijke expertise is daar dus niet aanwe-zig en de opstellers van een dossier krijgen ook geen kans om hun werk voor te stellen. uiteindelijk is het de Vlaamse regering die de kwalificatie erkent.

Voor de bibliotheek- en archiefsector is er nog geen erkende onderwijskwalificatie, wel één erkende beroepskwalificatie, die van biblio-thecaris/informatiemanager. Deze werd in maart 2013 ingeschaald op niveau 7 (master). Nochtans diende de sector, vertegenwoordigd door FARO, LOCuS, het Vlaams Overlegorgaan inzake Wetenschappelijk Bibliotheekwerk (VOWB) en de VVBAD in november 2012 twee dossiers in. Het inschalingsadvies voor het tweede dossier, namelijk niveau 4 (secundair

36 | META 2014 | 7

trend

Page 39: themAnUmmer onDerwIjs

Beheren, verzorgen of uitbouwen?Competenties vatten in beroepskwalificaties voor de bibliotheeksector

onderwijs) was voor de sector echter niet aan-vaardbaar. Na overleg tussen de sector en de kabinetten van Cultuur en Onderwijs, werd beslist om te gaan voor een drieledige beroe-penstructuur in plaats van een tweeledige. Het dossier bibliotheekmedewerker/informatiebe-middelaar werd door de vertegenwoordigers van de sector opgedeeld in een dossier biblio-theekmedewerker/informatiemedewerker en een dossier bibliotheekdeskundige/informatie-deskundige. De medewerker staat in voor de uitvoerende taken, terwijl de deskundige meer gespecialiseerde opdrachten op zich neemt en/of een project of een team leidt.

“DESKUNDIGHEID OPBOUwEN”Het dossier uit 2012 bevatte 8 competenties voor de medewerker. “Administratie verrichten”,

“functioneren binnen de organisatie” en “ruimte en infrastructuur beheren” werden bijna onge-wijzigd opgenomen op het uitvoerende niveau. De overige competenties komen zowel bij de deskundige als bij de medewerker voor, telkens met een andere nuance. zo wordt “activitei-ten organiseren” op uitvoerend niveau “mee-werken aan activiteiten” en bij de deskundige

“coördineren en organiseren van activiteiten of projecten”. Werkwoorden zijn belangrijk! Het is de medewerker die “de bibliotheekgebrui-kers begeleidt”, de deskundige die “instrueert en vormingen organiseert”. De medewerker

“verstrekt informatie”, de deskundige “gespe-cialiseerde informatie”. De collectie of het informatieaanbod wordt “verzorgd” en “toe-gankelijk gemaakt” door de medewerker en

“uitgebouwd” door de deskundige die de toe-gankelijkheid ervan “optimaliseert”. Aan beide dossiers werd de competentie “deskundigheid opbouwen” toegevoegd. Van het middenkader wordt op dat vlak meer eigen initiatief ver-wacht dan van de uitvoerende medewerkers. De deskundige “organiseert de interne kwali-teitszorg volgens het uitgestippelde beleid” en

“leidt operationeel een (project)team”. Die twee competenties werden door de werkgroep toe-gevoegd.

Voor het dossier van medewerker verwacht de sector een inschaling op niveau 4, voor dat van deskundige wordt het allicht niveau 5 (hoger beroepsonderwijs) of 6 (bachelor).

Beide hebben voor- en nadelen. zo zou een inschaling op niveau 5 aansluiten bij de huidige graduaatsopleidingen. Deze worden momen-teel omgevormd tot HBO5-opleidingen. Om die omvorming te kunnen afronden, is er een beroepskwalificatie voor de bibliotheeksec-tor op niveau 5 nodig. Dit diploma geeft ook toegang tot functies op B-niveau bij de open-bare besturen. Voor studenten is doorstromen naar een eventuele masteropleiding nage-noeg onmogelijk. Een inschaling op niveau 6 biedt voor studenten betere vooruitzichten op vlak van tewerkstelling en verloning. De bestaande graduaatsopleidingen zullen in dat geval afgebouwd moeten worden, terwijl het onzeker is of een hogeschool een biblio-theekopleiding zal willen opstarten. Als dat zo is, wordt het mogelijk eerder een afstudeer-richting van een bestaande opleiding — soci-aal-cultureel werk en communicatie worden hier wel eens genoemd, maar ook toegepaste informatica — dan een nieuwe bibliotheek-opleiding. Bacheloropleidingen zijn minder strikt gebonden aan beroepskwalificaties dan HBO5-opleidingen, zodat de sector mogelijk aan invloed zal inboeten als het op de inhoud van de bachelor aankomt.

Bij het ter perse gaan was er nog geen inscha-lingsadvies bekend voor de twee nieuwe dossiers. Wordt dus vervolgd.

> Zie ook p. 8

META 2014 | 7 | 37

trend

Page 40: themAnUmmer onDerwIjs

Hoe maak ik een succesvolle tutorial informatievaardigheden?Jan Bollansée, KU leuven Universiteitsbibliotheekdiensten

Informatievaardigheden (ook wel als mediawijsheid aangeduid, in het Engelsinformationliteracy) maken een belangrijk deel uit van de 21st centuryskills die we nodig hebben om succesvol te kunnen participeren aan de moderne kennissamenleving en informatiemaatschappij. We zijn er levenslang toe veroordeeld om de juiste vragen te stellen, snel en efficiënt goede bronnen te vinden, de gevonden informatie kritisch te evalueren en vervolgens op een legale en ethische manier te gebruiken.

In het hoger onderwijs wordt gezocht naar nieuwe werkvormen die de persoonlijke ont-wikkeling van de ‘millenniumstudent’ bevorde-ren en hem/haar aanzetten tot het zelfstandig verwerken van informatie en verwerven van kennis. In hun onderwijsondersteunende rol beschikken ook de hogeschool- en universi-teitsbibliothecarissen over instrumenten om hun studentenpubliek informatievaardiger te maken. Een online tutorial is er daar één van.

NIET ZOMAAr EEN HANDlEIDINGInhoudelijk biedt zo’n tutorial idealiter een totaalprogramma aan waarin alle aspecten van het begrip informatievaardigheden aan bod komen. zoals gesneden brood, RFID-tags en draadloos printen moet de geïnteresseerde bibliothecaris de competenties en competen-tie-indicatoren waarover het gaat, niet meer zelf uitvinden of bedenken: er bestaan inter-nationale standaarden waarin ze al beschreven zijn. Een voorbeeld daarvan zijn de Principles, standards and practice (Second edition) van het Australian and New zealand Information Literacy Framework (ANzIL), die op hun beurt schatplichtig zijn aan de Information Literacy Competency Standards for Higher Education van de Association of College and Research Libraries (ACRL).

De ANzIL-normen gelden voor de universiteits-bibliotheek van de Ku Leuven en de werkgroep Bibliotheken van de Associatie Ku Leuven al jarenlang als richtsnoer voor de strategische actielijn betreffende de ontwikkeling van infor-matievaardigheden. De zes basiscompetenties die daarin omschreven worden, bieden meteen een houvast voor de structuur van een tuto-rial, die overeenkomstig in evenveel modules kan worden opgedeeld. Die modules kunnen op hun beurt gestructureerd worden in ver-schillende hoofdstukken en puntjes, waarin

de meer concrete competentie-indicatoren behandeld worden. Bijvoorbeeld: één module kan gewijd zijn aan het zoeken naar informatie, met afzonderlijke onderdelen over het formule-ren van een onderzoeksvraag, het bepalen van sleutelwoorden en zoektermen, het combine-ren van zoektermen tijdens zoekacties, en het uitvoeren van gerichte zoekacties op basis van één of meer referenties.

In essentie is een tutorial dus geen handleiding voor het gebruik van zoekmachines, databan-ken en aanverwante toepassingen: hij behan-delt veeleer de algemene principes die dat gebruik horen te sturen. Dat neemt niet weg dat praktische handleidingen toch ook geïn-tegreerd kunnen worden in een tutorial, in de mate dat ze aansluiten bij de besproken com-petentie. In een module over het correcte gebruik van informatie, met onderdelen over referentiesystemen, citatiestijlen en het ver-mijden van plagiaat, kan bijvoorbeeld plaats gemaakt worden voor een onderdeel over de beschikbare functionaliteiten in bibliografische beheertoepassingen.

NIET ZOMAAr EEN ONlINE CUrSUSTEKSTNaar de vorm is een tutorial een online cursus informatievaardigheden waarin alle beschik-bare middelen worden ingezet om de bood-schap afwisselend en aantrekkelijk te ver-pakken en zodoende de nieuwsgierigheid en leergierigheid van de studenten te prikkelen. Het uitgangspunt kan een goed gestructu-reerde basistekst zijn waarin alle aspecten van de thematiek aan bod komen en de gestelde leerdoelen ook duidelijk geformuleerd staan. De tijd dat studenten braafjes lange teksten lazen, ligt echter al lang achter ons. Stukjes the-orie zijn natuurlijk onvermijdelijk, maar die moe-ten overgoten worden met een saus waarvan

38 | META 2014 | 7

de vraaG

Page 41: themAnUmmer onDerwIjs

‘multimedia’ en ‘interactie’ de hoofdingrediën-ten zijn.

Afbeeldingen, kennisclips en instructiefilmpjes zijn onontbeerlijk om bepaalde zaken op hel-dere en attractieve wijze uit te leggen. Om effi-ciënt te zijn moet een cursus informatievaar-digheden de student bovendien actief aan het werk zetten. Dat kan door middel van interac-tieve oefeningen. Bij het begin van een module of onderdeel laten die de student toe zich een idee te vormen van de competentie of com-petentie-indicator die aan bod gaat komen en van de mate waarin hij of zij die al beheerst. Tussendoor kunnen kleinere oefeningen inge-last worden om de aandacht bij de les te hou-den. Op het einde van een module is een oefe-ningenreeks of zelftest nuttig om de student te laten controleren of hij/zij de behandelde competentie al (enigszins) onder de knie heeft.

Een online en dus permanent beschikbare tutorial is niet alleen bruikbaar als leerinstru-ment bij introductiesessies en colleges, maar kan ook als zelfstudiepakket aangeboden wor-den. Daarvoor moet wel met een aantal zaken extra rekening gehouden worden. Een heldere en goed doordachte structuur is een meer-waarde voor de cursus, maar de verschillende samenstellende modules en onderdelen moe-ten wel direct toegankelijk en raadpleegbaar zijn, naargelang de behoefte van de gebrui-ker: die mag niet verplicht worden om eerst modules 1 en 2 door te nemen als in module 3 de informatie staat die hij/zij nodig heeft. Een overzichtelijk navigatiemenu is dus ook belang-rijk. Voorts is het aangeraden om bij het begin van elk onderdeel aan te geven welke voorken-nis vereist is, welke de beoogde leerdoelen zijn en hoeveel tijd nodig is om het af te werken: zo weet de gebruiker goed wat hij/zij mag ver-wachten. Bij de oefeningen en zelftests moet die gebruiker onmiddellijk zinvolle feedback krijgen, die niet alleen zegt dat een antwoord juist of fout is, maar ook waarom dat zo is. Een laatste aandachtspunt is dat veel gebruikers nog altijd graag zaken afdrukken om ze off-line na te lezen of in te studeren. In een multi-mediale en interactieve tutorial lenen niet alle onderdelen zich daartoe, maar waar mogelijk zijn printvriendelijke pdf-bestanden een nuttige aanvulling bij de online versie; zo bijvoorbeeld

samenvattingen die als afronding op het einde van een module of groter onderdeel staan.

SAMENwErKINGSPrOJECT BINNEN DE BIBlIOTHEEKzowel in de fase van de voorbereiding en opbouw van een tutorial, als in de periode na de ingebruikname ervan, is het voor een biblio-theek belangrijk om meerdere medewerkers te betrekken bij het project en verantwoordelijk te maken voor het eindproduct. Ten eerste laat dit toe om het werk aan de inhoudelijke invulling en het uitdenken van een gevarieerd oefeningen aanbod te verdelen. Ten tweede ver-eist het aanmaken van kennisclips, instructie-filmpjes en interactieve oefeningen kennis en ervaring met een aantal nieuwe toepassingen. Een derde overweging is dat ook het effectief uitwerken en onderhouden van de tutorial als

Lynda.com is één van de grootste aanbieders van video tutorials.

de vraaG

META 2014 | 7 | 39

Page 42: themAnUmmer onDerwIjs

geheel — hetzij als onderdeel van een biblio-theekwebsite, hetzij geïntegreerd in de elek-tronische leeromgeving — plus, in een later sta-dium, het onderhoud en de updating de nodige expertise vergt. Het is geen goede zaak als hooguit één of twee personen maar in staat zijn om al deze taken uit te voeren: zo wordt de bibliotheek vroeg of laat onvermijdelijk gecon-fronteerd met een flessenhals bij onderhoud en updating van de tutorial. Samenwerking, ken-nisdeling, flexibilisering en vernieuwing zijn met andere woorden de deviezen voor een biblio-theek die een tutorial met een lange houdbaar-heidsdatum wil ontwikkelen en onderhouden.

Om de gewenste samenwerking en kennisde-ling mogelijk te maken, en bovendien omdat ICT-medewerkers tegenwoordig nog dun gezaaid zijn in bibliotheken, moet er ook over gewaakt worden om een tutorial niet te instal-leren op een aparte server die bijzonder onder-houd vergt, en om geen al te gespecialiseerde toepassingen te gebruiken bij de uitwerking ervan. Gelukkig is er heel wat software op de markt die geen geavanceerde programmeer- of voorkennis vraagt en gemakkelijk aan te leren is. Het contentmanagementsysteem (cms) Libguides van het bedrijf Springshare heeft de afgelopen jaren furore gemaakt als een erg gebruiksvriendelijk totaalpakket voor de aan-maak van online tutorials en gebruikersgidsen. Bibliotheken die tegen de licentiekost voor een heus cms opzien, hebben nog de keuze uit een groot arsenaal van toepassingen en online tool kits, waarvan sommige gratis zijn (bijv. Hot Potatoes, Xerte), andere betalend (bijv. screen-castingsoftware zoals Camtasia of Captivate). Hoe lager de technologische drempel bij het gebruik van zulke toepassingen, hoe groter de pool van medewerkers die bij een tutorialpro-ject betrokken kunnen worden.

SAMENwErKING MET DOCENTEN EN ONDErwIJSVErANTwOOrDElIJKENDe universiteits- en hogeschoolbibliothecaris is de afgelopen jaren hoe langer hoe meer tot het inzicht gekomen dat onderwijsondersteunende initiatieven het meest efficiënt en effectief zijn, als ze plaatsvinden in nauwe samenwerking met docenten en in directe aansluiting bij con-crete opleidingsonderdelen. Dat geldt ook voor tutorials: hoe interactief en attractief ook, als losstaand platform op de bibliotheekwebsite hebben ze maar beperkte waarde. ze komen

maar als vol-waardig leer-inst rument tot hun recht als ze geïntegreerd geraken in studieprogramma’s en oplei-dingsonderdelen. Studenten informatie-vaardiger maken is en blijft in de eerste plaats immers de verantwoordelijkheid van de docen-ten. Het is een grote stap in de goede richting als zij hun studenten ervan kunnen overtuigen dat de competenties die algemeen als ‘infor-matievaardigheden’ aangeduid worden, wel degelijk ook relevant zijn voor opleidings- en disciplinespecifieke activiteiten.

Het komt er dan ook op aan om onderwijs-verantwoordelijken op alle niveaus (van pro-grammadirecteur tot lesgever) ervan te over-tuigen dat een tutorial een nuttig, om niet te zeggen onmisbaar hulpmiddel is bij hun lessen. Een eerste stap in die richting is het betrekken van enkele individuele docenten bij de voor-bereiding en uitbouw van een tutorial, om zodoende inhoud, taalgebruik en presentatie af te stemmen op de concrete onderwijsprak-tijk. Daarna volgt de moeilijke opdracht om de tutorial daadwerkelijk bekend te maken en erkend te laten worden als een waardevolle tool. Daarvoor bestaat geen ideale werkwijze; zonder dat succes op voorhand verzekerd is, is een combinatie van een bottom-up (via indi-viduele titularissen) en een top-downaanpak (via programmadirecteurs en onderwijsorga-nen) de aangewezen weg. Belangrijke troeven daarbij zijn dat een tutorial modulair is opge-bouwd (zodat studenten desgewenst gericht naar bepaalde onderdelen verwezen kunnen worden) én dat er een vorm van rapportering is ingebouwd in het platform (zodat studen-ten kunnen bewijzen dat ze alle of specifieke onderdelen wel degelijk hebben doorgeno-men).

Een goede tutorial maken is geen opdracht die gemakkelijk tussen de bedrijven door uit-gevoerd kan worden. Het vereist integendeel een doordachte aanpak, zowel intern binnen de bibliotheek als naar het onderwijs. Een tutorial die inhoudelijk op punt staat en op een eigentijdse manier gepresenteerd wordt, komt toch pas echt tot zijn recht als hij geïn-tegreerd geraakt in de onderwijspraktijk van de instelling.

> een voorbeeld van een tutorial van

de campusbibliotheek arenberg van

de ku leuven: http://bib.kuleuven.

be/apps/cba/tutorial/

40 | META 2014 | 7

de vraaG

Page 43: themAnUmmer onDerwIjs

Op 4 juni 2014 was er een ‘Bij de Archivaris op Schoot’ in het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen (APA). Dit bezoek werd georganiseerd door het Forum van Afgestudeerden Archivistiek en hedendaags Documenteheer (FAAD) en de VVBAD. Het werd een heel aangename ontdekking van een parel in archiefland!

Het APA ontstond in 1988 en is gespecialiseerd in het verza-melen, bewaren, ontsluiten en bestuderen van architectuur gerelateerd archiefmateriaal. Momenteel telt de collectie circa 100 archieven. Die zijn allemaal afkomstig van private archiefvormers. De archieven van provinciale architecten vind je in het Rijksarchief.

De focus ligt op Antwerpse bouwgeschiedenis van 1800 tot heden. Het begrip archi-tectuur krijgt een ruime invul-ling. Naast documenten van architecten gaat het bijvoor-beeld ook over aannemers, huisvestingsmaatschappijen, glazeniers … Interessant is dat er bij de verwerving niet alleen naar de grote architectuur gekeken wordt maar eveneens naar kleinere huizen, frietko-ten … Op die manier krijg je een mooie staalkaart van de volledige architectuur.

De inventarissen op de archie-ven zijn voorlopig enkel in Word en Excel beschikbaar. Er wordt wel werk gemaakt van een collectiebeheersys-teem. De ordening gebeurt op gemeente, architect en straat. Bij een bezoek aan het APA is het handig als je over deze gegevens beschikt.

Je vindt veel meer dan archief-documenten in het APA. Er is tevens een deelcollectie van ongeveer 5000 boeken. De catalogus is digitaal doorzoek-baar via de website (onder

‘Collectie’).

Bij de Archivaris op Schoot: bezoek aan het APAantwerpen – 4 juni 2014

Naast boeken zijn er ook circa 290 tijdschrifttitels en 3000 ontsloten productcata-logi. Die laatste zijn van groot belang voor architecten die meer informatie willen over een bepaald product dat ze tegenkomen in een gebouw. Naast technische informa-tie bevatten de productcata-logi ook heel mooie foto’s. De tijdschriften en productca-talogi zijn eveneens digitaal doorzoekbaar via de website (onder ‘Collectie’).

Tijdens het bezoek kregen we ook de prachtige deelcollec-tie maquettes te zien. In het depot is er een hele verdie-ping voorzien daarvoor. De maquettes zijn schitterend materiaal voor tentoonstellin-gen. Dergelijke collectie is van groot belang omdat maquet-tes heel vaak snel beschadigd raken en snel verdwijnen.

Een lust voor het oog zijn ook de duizenden foto’s. Je vindt er, samen met onder meer gedigitaliseerde plannen, ver-schillende van terug op Flickr. Deze Flickr-account is een opstapje naar een volwaar-dige beeldbank. De link naar de account staat op de web-site (onder ‘Collectie’).

Een volwaardige beeldbank is maar één van de toekomst -

plannen van het APA. De ambitie is om door te groeien naar een volwaardig Vlaams Architectuurarchief. Verder staan er een fysieke uitbrei-ding en de uitbouw van een E-Depot op het programma. We kijken er met belangstel-ling naar uit!

Dieter Viaene

> website apa: http://www.provincie-

antwerpen.be/aanbod/dcul/archi-

tectuurarchief.html

> voor toekomstige bezoeken in

het kader van Bij de archivaris op

Schoot: www.faad.be en www.vvbad.

be

Digital Humanities en bibliotheken – DH 2014 lausanne – 7-12 juli 2014

Net zoals er nog steeds druk gediscussieerd wordt

— in blogberichten, com-mentaren op blogberich-ten en tweets; maar ook via meer traditionele kana-len zoals wetenschappe-lijke tijdschriften — over wat Digital Humanities (DH) nu precies is/zijn, bestaat er geen eenstem-migheid over wie zich nu al dan niet een “DH’er” mag noemen. Marjorie Burghart maakte recent het onder-scheid tussen oratores, bel-latores en laboratores (een opdeling waaraan haar opleiding als mediëviste allicht niet vreemd is). De oratores (“zij die bidden”) zijn de “niet praktiserende gelovigen”: zij betuigen hun steun aan dit nieuwe veld van wetenschappelijk onderzoek, zonder er zelf inhoudelijk veel aan bij te dragen. De bellatores (“zij die vechten”) zijn actiever betrokken bij DH en nemen de verdediging ervan op — vaak vanuit de intentie om DH te laten erkennen als een volwaardige academi-sche discipline. De labora-tores (“zij die werken”), ten slotte, zijn zij die met beide voeten in de DH praktijk staan, bijvoorbeeld door zelf software voor DH pro-jecten te ontwikkelen.

Ongeacht of bibliotheek-medewerkers zichzelf identificeren als orato-res, bellatores of labora-tores (of zelfs non-belie-vers), is het duidelijk dat bepaalde verwachtingen aan hen gesteld worden in een DH context. Dat blijkt, bijvoorbeeld, uit de bijdra-ges aan de populaire web-site dh+lib, die sinds najaar 2012 gehost wordt door de Association of College and Research Libraries (i.e. een sectie van de American

kroniek

META 2014 | 7 | 41

Page 44: themAnUmmer onDerwIjs

kroniek

toepaSSinG

‘Bevries’ je tablet

Ilse Depre, De Bib leuven

Wie tablets inzet in een bib of archief, denkt best na over de beveiliging ervan, niet enkel tegen diefstal, maar ook tegen ‘ongeoorloofde’ manipulaties: het installeren/verwijderen van apps, aanpassen van instellingen, ...

Een iPad heeft reeds enkele ingebouwde bevei-ligingsopties. Via Instellingen, Algemeen en Beperkingen, kan je apps vergrendelen, het installeren en kopen van apps verhinderen of zelfs leeftijdscategorieën instellen. Wil je de iPad vastzetten op één bepaalde app en verhin-deren dat gebruikers die verlaten via de Home-knop, dan kan dat via Instellingen, Algemeen, Toegankelijkheid en Begeleide Toegang.

Heb je een Android-tablet, download dan de app AppLock om je basisinstellingen te ver-grendelen, bepaalde apps af te schermen met een wachtwoord, of zelfs items te verbergen. Wil je slechts één app toelaten, zoek dan op Google Play naar ‘kiosk mode’. Ook voor iOS zijn er nuttige apps zoals Kiosk Pro, waarmee je na een bepaalde periode van inactiviteit de tablet automatisch kan laten terugkeren naar een startscherm. Dezelfde app laat ook toe om webpagina’s offline te tonen, wat nuttig kan zijn bij demo’s op een locatie zonder draadloos internet. Niet gratis, wel handig!

> Meer info en nuttige app: http://bibidee.blogspot.com

Library Association); alsook uit de steeds groeiende lite-ratuur over dit onderwerp. De precieze bijdrage aan DH projecten die van wetenschap-pelijke bibliotheken verwacht wordt zal afhankelijk zijn van instelling tot instelling, maar de hierboven genoemde lite-ratuur behandelt onder meer het ter beschikking stellen van infrastructuur, het aanbieden van opleidingen, het ontwik-kelen van tools, enz.

Deze steeds groeiende betrok-kenheid van bibliotheken bij DH werd ook duidelijk tijdens het jaarlijkse congres van de Alliance of Digital Humanities Organizations dat van 7 tot 12 juli plaatsvond in Lausanne. Dit congres is het grootste en belangrijkste DH evenement, met dit jaar meer dan 800 aanwezigen uit alle wereld-delen, en meer dan 350 lezin-gen, papers, posters of work-shops. In dit ruime aanbod viel heel wat te rapen voor bibliotheekmedewerkers, dus

ik beperk me noodgedwon-gen tot een tweetal persoon-lijke favorieten. De eerste is het Photogrammar-project aan yale university, gericht op de kwalitatieve ontsluiting van een unieke fotocollectie uit de periode 1935-45. Dit project wordt onder meer gestuurd en uitgevoerd door Peter Leonard van yale university Library, en illustreert aldus het stand-punt dat ik zelf verdedigde in mijn presentatie op DH 2014, namelijk dat bibliotheekper-soneel niet alleen als uitvoer-ders in de loop van DH pro-jecten aangesproken kunnen/moeten worden, maar ook als initiatiefnemers kunnen/moe-ten optreden, en op zijn minst als volwaardige partners van in het vroegste begin, tijdens de planningsfase, bij DH pro-jecten betrokken moeten zijn. Een tweede favoriet was het Early Modern OCR Project aan Texas A&M university, dat niet alleen werd gepresenteerd tij-dens de postersessie, maar waaraan ook verschillende

lezingen werden gewijd. zoals de naam aangeeft is dit pro-ject gericht op de ontwik-keling van OCR (Optical Character Recognition) tech-nologie voor vroegmoderne uitgaves, waardoor het een belangrijke bijdrage levert aan de uitbouw van digitale bibliotheken met teksten die momenteel niet volwaardig gedigitaliseerd en ontsloten kunnen worden voor weten-schappelijk onderzoek, omdat de benodigde technologie nog niet voorhanden is. Aangezien de universiteitsbibliotheek van de Ku Leuven eveneens een rol wil spelen in het ontwikke-len van OCR en NER (Named Entity Recognition) technolo-gie, spreekt het voor zich dat wij natuurlijke partners zijn in deze onderneming, en werden op DH 2014 belangrijke contac-ten gelegd om in de toekomst gezamenlijke projecten op te zetten.

Demmy Verbeke, KU leuven

1 BURGHART, M., ‘Les Trois Ordres Ou

l’Imaginaire Des Digital Humanities’,

zie: http://dhiha.hypotheses.

org/804 (bezocht op 26 augustus

2014).

2 http://acrl.ala.org/dh.

3 Zie, bijv., POSNER, M., ‘Digital

Humanities and the Library’, http://

miriamposner.com/blog/digital-

humanities-and-the-library (bezocht

op 26 augustus 2014).

4 Het volledige programmaboek is

gratis beschikbaar op http://dh2014.

files.wordpress.com/2014/07/

dh2014_abstracts_pro-

ceedings_07-11.pdf (bezocht op 26

augustus 2014).

5 http://photogrammar.yale.edu.

6 VERBEKE, D., ‘The Opportunistic

Librarian’; zie: http://acrl.ala.org/

dh/2014/08/06/opportunistic-libra-

rian (bezocht op 26 augustus 2014).

7 http://emop.tamu.edu.

42 | META 2014 | 7

Page 45: themAnUmmer onDerwIjs

het cijFer / het plan

The Human Library

Mensen die psychisch ziek zijn lopen daar zelden mee te koop, integendeel. Om velerlei redenen kunnen en durven ze niet over hun ziek zijn spreken, vaak door een combinatie van schaamte en vrees om uitgesloten te worden. Vandaar dat in de geeste-lijke gezondheidszorg steeds meer aandacht is voor de sociale component van het psychisch ziek zijn en dat campagnes zich focussen op het bestrijden van uitsluiting en discriminatie. Van alle campagnevormen steekt er een boven uit, de contactstra-tegie: de ontmoeting in een een-op-eencontact. Dat leerden we uit eigen en buitenlandse projecten.

The Human Library (HL) is een format dat deze kenmerken in zich draagt. Het neemt enkele elementen uit de bibliotheek-wereld om een-op-eencontacten met personen die behoren tot gediscrimineerde groepen te faciliteren. Het is ontstaan in 2000 in Denemarken en in ruim 30 landen uitgevoerd. Kort samengevat:

• Boek: persoon die ervaringen wil delen• Ontlener: persoon die ‘boek’ wil uitlenen• Catalogus: verzameling van titels en korte beschrijvingen van

elk boek, met trefwoorden• Bibliothecaris: beheerder van de Human Library

De Human Library wordt georganiseerd op publieke plaatsen: bibliotheek, congres, muziekfestival, … en duurt enkele uren tot enkele dagen. Een uitlening duurt 30 minuten. Openbare biblio-theken zijn bij uitstek openbare ontmoetingsplaatsen. Expliciete ontmoetingsmomenten creëren kan dit nog versterken.

De Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid (VVGG) zet zich in voor een realistisch beeld over geestelijke gezondheid en doet dat door het aanbieden van informatie en het opzetten van projecten. Daarin zijn steeds patiënten en familieleden betrok-ken. Een belangrijke ontwikkeling in de geestelijke gezondheids-zorg is mensen met psychische problemen betrekken in hun eigen herstelproces, en in de publieke actie naar meer respect en waardering. We nodigen openbare bibliotheken uit om een Human Library te organiseren, waarbij de catalogus is samenge-steld uit mensen die rechtstreeks betrokken zijn bij geestelijke gezondheidszorg en die samengesteld en gecoacht wordt door de VVGG. De lokale bibliotheek creëert ruimte en tijd, en staat in voor de externe communicatie. De focus ligt op de ontmoe-ting, en verwijst niet naar psychische problemen.

Op uitnodiging van Kunstencentrum Vooruit (Gent) organiseer-den we een try-out. uit de voorbereiding en ook nadien bleek een groot enthousiasme van de deelnemers. ze beleefden het als een erg respectvolle manier om in gesprek te gaan met men-sen, zonder vooraf beoordeeld te worden op hun gezondheids-status. Drie contacten zijn lopende. Twee openbare bibliotheken (Sint-Niklaas en Menen) hebben al toegezegd voor begin 2015. Nieuwe kandidaten zijn welkom.

rik Van Nuffel

META 2014 | 7 | 43

Als er een vermoeden van demen-tie bestaat of er reeds een diagnose is gesteld, roept dit bij mensen en hun omgeving veel vragen op. Mensen gaan met de diagnose dementie naar huis en hebben vaak geen goed beeld van het verloop van de ziekte. Daarom lanceert de bibliotheek van Geel i.s.m. het soci-aal huis een ‘Eerste Hulp bij Dementie’-rugzak, kortweg EHBD-rugzak. De Geelse bibliotheek heeft twee rugzakken ter beschikking, en daarnaast ook nog een ruim assortiment aan andere materialen over dementie.

Iedereen die met dementie te maken krijgt, kan in de bibliotheek van Geel een EHBD-rugzak uitlenen. Dus niet enkel de mensen met dementie zelf maar ook hun kinderen, kleinkinderen, mantelzor-gers en andere belangstellenden. De EHBD-rugzak biedt gebruikers de kans het thema thuis op een rustige manier te verkennen. Er zit een ruim pakket aan informatie in. De rugzak bevat informa-tieve boeken voor kinderen en volwassen, getuigenissen, brochures, een dvd, een cd en een verwijzing naar gerelateerde litera-tuur (zowel gedrukt als online).

De EHBD-rugzak is een echte rugzak op wieltjes. Hoewel er tien items in zit-ten, geldt hij als één ontlening. Iedereen die een bibliotheekabonnement heeft of aanschaft, kan hem volgens de normale bibliotheekvoorwaarden mee naar huis nemen.

> Meer info: [email protected] of 014 56 67 50

???

Page 46: themAnUmmer onDerwIjs

anke dehuisser nam op 1 september afscheid van de stad Halle. Op 1 juli 2005 begon ze daar als archivaris-informatiebe-heerder. In de loop der jaren nam ze verschil-lende engagementen op in de werkgroep Lokaal Overheidsarchief o.a. in de sub-werkgroepen Modellastenboek en Kritische Prestatie Indicatoren. Het laatste jaar was ze in Halle coördinator van de dienst Museum, Erfgoed, Toerisme & Archief, ook wel afge-

kort tot META. 1 september ging ze aan de slag in de gemeente Bonheiden als sectorhoofd intern beleid en organisatie.

Op 1 september startte Ben verloy als diensthoofd van de mediatheken van de Karel de Grote Hogeschool te Antwerpen. Hij zal de opbouw en de start van het leercen-trum van de nieuwe Campus zuid in goede banen leiden. Daarnaast focust hij op een open en gebruikersgerichte werking van de mediatheken door een optimale samenwer-king met zowel docent als student. Voorheen werkte Ben als bibliotheekmedewerker van

de bibliotheek Wijsbegeerte en als business consultant bij LIBIS aan de Ku Leuven en als verantwoordelijke informatieservices aan de Thomas More Hogeschool.

Frank driesen ging eind juli 2014 op pensioen als bibliothecaris van Thomas More Campus Turnhout. Frank, die ook scheikundige, fotograaf, beeldend kunstenaar of gewoon filosoof had kunnen worden, begon zijn loopbaan in 1980 aan het Hoger Instituut voor Verpleegkunde Sint-Elisabeth Turnhout met een kleine, verouderde collectie van de Gasthuiszusters. “Wat heiligenlevens en zo”, grapte hij soms.

Op enkele jaren tijd bouwde hij in Turnhout, in de voormalige turnzaal, een collectie uit die al snel toonaangevend werd in het verpleegkundig onderwijs in Vlaanderen. Een troef waarmee de school graag uitpakte. In 1993 startte hij met INVERT, de Index Nederlandstalige Verpleegkundige Tijdschriften, een bibliogra-fisch referentietijdschrift dat eerst in gedrukte vorm, later op cd-rom en uiteindelijk als online databank verscheen. Deze index was en is nog steeds een veel gebruikt instrument in Vlaamse en Nederlandse ziekenhuizen, universiteiten en hogescholen. Bij de verhuis naar een nieuwe campus in 2010 speelde Frank een bepa-lende rol bij de uitbouw van de schitterende nieuwe bibliotheek, die de collecties van de toenmalige Turnhoutse departementen van de Katholieke Hogeschool Kempen (nu Thomas More) integreerde in een modern, kleurrijk studielandschap.

Frank Driesen is een wijs en minzaam man die graag in stilte werkt, maar tijdens zijn carrière in het onderwijs verdedigde hij met veel vuur en passie de vormende opdracht van de bibliothecaris in het hoger onderwijs. Frank Driesen zag in de schoolbibliothecaris niet enkel de verzamelaar en de ontsluiter van wetenschappelijke informatie in dienst van de betrokken opleidingen, maar ook de mentor, de coach en de innovator. Frank Driesen heeft in die rol een hele mooie bijdrage geleverd aan de professionalisering van de zorgberoepen in Vlaanderen.

walter Machielsen

Vanaf 1 oktober 2014 zal Patrick Vandegehuchte kunnen genie-ten van zijn pensioen. Wie met hem heeft samengewerkt in de loop der jaren, weet dat dit voor de bibliotheeksector een groot verlies is. Maar na een carrière in de bij wijlen hectische wereld van de bibliotheek van wel 32 jaar kunnen we spreken van een

welverdiende rust.

Patrick studeerde af als licentiaat Germaanse aan de universiteit van Gent en rondde later ook de speci-ale licentie Bibliotheekwetenschap met succes af. Hij startte zijn carrière in de toenmalige Katholieke Industriële Hogeschool West-Vlaanderen. Patrick kan daarmee met recht en rede zeggen dat hij gewerkt heeft in een bibliotheek met zicht op zee, en dat zelfs in Oostende, koningin der badsteden. Een bibliotheca-ris kan het slechter treffen.

In 1995 zag de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende het levenslicht na een fusie, waar Patrick hoofdbibliothecaris werd en zijn terrein meer naar Brugge verlegde. Daar heeft hij ook de bouw van de bibliotheek op de nieuwe campus in goede banen geleid. Van bij de start van de Associatie Ku Leuven heeft Patrick zeer actief, betrokken en tegelijk kritisch meegewerkt aan de beginnende maar al snel inten-sieve samenwerking van de associatiebibliotheken. In die omgeving was hij ook verschillende jaren voorzit-ter van de Adviesraad van LIBISnet. Een functie die hij met verve vervuld heeft, al typeert het Patrick dat hij soms nog laat vallen dat hij er toch wat meer moeite in had moeten of kunnen steken.

Patrick was ook jarenlang actief in de VVBAD, als lid van de sectie Hogeschoolbibliotheken. Op zijn eigen flegmatieke en onnavolgbare wijze legde hij ook daar steevast een eigen accent op de samenwerking tussen de Vlaamse hogeschoolbibliotheken. zo was hij stee-vast kandidaat om de jaarlijkse studiedag mee vorm te geven en was hij jarenlang enthousiast jurylid voor de Ger Schmookprijs.

Hetzelfde geldt voor zijn bijdrage aan de overleggroep Elektronische Databanken van Vlhora, waarbij hij ook in tijden van stroeve onderhandelingen en financieel moeilijk tijden telkens het gezond verstand de boven-hand liet halen, met vooral aandacht voor de studenten en docenten die het onderwijs in Vlaanderen elke dag opnieuw waar moeten maken.

Tijdens dit laatste jaar van zijn carrière, maakte Patrick nog een fusie mee: KHBO en KATHO werden samen VIVES. Terwijl zijn collega’s het werk van Patrick verder-zetten om ook deze fusie tot een goed einde te bren-gen, kan Patrick intussen niet alleen van de frisse zee-lucht genieten, maar vooral van zijn twee kleinkinderen Lukas en Mila, die hem ongetwijfeld actief en jong hou-den. We bedanken Patrick uitdrukkelijk voor de vele jaren hard werk en de inzet die hij steeds getoond heeft

Ben Verloy

44 | META 2014 | 7

perSonalia

Page 47: themAnUmmer onDerwIjs

wat is je favoriete film?Moeilijk om zo direct te beantwoorden. Dan moet ik denken aan de films die ik met veel plezier meer dan één keer bekijk. The Big Lebowski van de Coen brothers is er zo één. De personages en de dialogen zijn heerlijk van de pot gerukt. En elke keer als je de film bekijkt, zie je weer andere details. Ook Tillsamans (Moodysson) en Little Miss Sunshine (Dayton, Faris) passen in dat rijtje. Nu ik er over nadenk, ik hou blijkbaar vooral van films met wat minder ‘normale’ persona-ges in de hoofdrol. Misschien zijn ze net daarom levensechter?

Naar welk genre gaat je voorkeur uit?Een genre waarin de dialogen belangrij-ker zijn dan de visuele effecten, bestaat daar een naam voor? Reservoir dogs (Tarantino) bijvoorbeeld, 25th Hour (Spike Lee) of Husbands and Wives van Woody Allen. Maar 28DaysLater (Danny Boyle) vond ik ook geweldig. En The inva-sionoftheBodySnatchers uit 1978 met een onvergetelijke Donald Sutherland. Die eindscène! Tron uit 1982 schiet me nu ook te binnen, en Blade Runner (ook al uit 1982, ik word blijkbaar oud). Dus toch ook wel fan van de betere sciencefiction.

welk boek zou je graag eens verfilmd zien?Dan is het juiste antwoord natuurlijk, geen enkel, want een film gaan bekijken van een goed boek dat je gelezen hebt, is vaak een ontgoocheling. Maar kom,

Bart SaS

Bart Sas is archivaris bij de Stad Turnhout. “Pfoe, interesses, dat is

lang geleden dat iemand dat nog gevraagd heeft. Lezen, wandelen

en schaken zei ik dan. Daar is nu vooral lezen van overgebleven:

Engelstalige fictie, maar toch ook flink wat non-fictie, vooral dan

geschiedenis (uiteraard). En wandelen is vervangen door op reis

gaan in een oude mobilhome. Liefst naar het noordwesten.”

we gaan niet flauw doen: Gogol’s De neus wil ik wel graag eens omgezet zien in een hilarische kortfilm.

Heb je een favoriete regis-seur?Van Joel en Ethan Coen pro-beer ik elke nieuwe film te bekijken. Steeds verrassend in filmstijl en genre. En ik ben een fan van de oudere films van Woody Allen. Wanneer komen die nog eens terug op Canvas of Nederland 3?

welke film kan je aanraden aan de META-lezers?Ik zag onlangs nog eens SpiritedAway(2001), een Japanse animatiefilm van Miyazaki. Heel mooi verhaal, heel sier-lijke animatie. En die muziek! zeker een aanrader. En bekijk daarna van dezelfde maker ook Howl’s Moving Castle (2004).

Heb je een grote dvd-collectie?Dat valt reuze mee, een 200-tal denk ik. ze liggen op stapels onderin een kast, dus het terugvinden van een film duurt wel even. Maar dat heeft dan weer het voor-deel dat je weer eens een film of een serie kan ‘herontdekken’. Een paar jaar geleden tikte ik voor 5 euro op een straatverkoop een videospeler op de kop met de bedoe-ling om af en toe de collectie videoban-den (herinner je ze nog?) nog eens af te spelen. Helaas, die kwaliteit valt zo tegen, er is echt geen weg terug.

Kijk je veel thuis of ga je vaak naar de cinema?Meestal thuis, het ontbreekt aan tijd (en kinderoppas) om veel op cinemabezoek te gaan. Ik hou wel van het bioscoopge-voel, dat samen zitten kijken, de anticipa-tie als de lichten dimmen, de reacties in de zaal. Begin dit jaar was ik in Norwich en passeerden we ‘s avonds toevallig een kleine bioscoop waar ze InsideLlewynDavis (Coen Brothers, again!) speelden. Die overgang, van het ‘gewone leven’ op straat naar zo’n afgesloten zaal waar je je volledig kan focussen op een film, dat heeft toch wel iets.

welke film heb je het laatst gezien en wat vond je ervan?We need to talk about Kevin (2011) met Tilda Swinton (de Witte Heks uit Narnia) en John C. Reilly. Geweldige acteurs maar zo’n beklemmende film dat ik halverwege gestopt ben met kijken. Tja, film is niet altijd ontspannend.

Bart Sas:

“Ik hou van films met wat minder ‘normale’ personages”

Quentin Tarantinos’ Reservoir dogs.

META 2014 | 7 | 45

ZoGeZien

Page 48: themAnUmmer onDerwIjs

daar iS de Sectie archieF

De in 1983 opgerichte sectie

Archief heeft binnen de vereni-

ging al van meet af aan het essen-

tieel belang van een vaktijdschrift

onderschreven. Als keuze dacht

de sectie aan de uitgave van één

archiefnummer op drie afleverin-

gen, ofwel een formule waarbij in

elke aflevering het archief op vol-

doende wijze aan bod zou komen.

Deze laatste optie kreeg de goed-

keuring van de VVBAD.

Vanaf jaargang 60 anno 1984 werd de titel van het tijd-

schrift Bibliotheekgids dan ook verruimd tot Bibliotheek- en

Archiefgids. De bekende oranje kaft werd vervangen door een

groene afgeboord met blauwe randen. De eer van het eerste

archiefartikel komt toe aan de steeds nijvere H. Coppejans-

Desmedt met een bijdrage over de sekwestarchieven met

betrekking tot de Eerste Wereldoorlog.

> “nu van hooger hand…” vijfen-

zeventig jaar vlaamse vereniging

voor Bibliotheek- archief- en

documentat iewezen/ Frans

heymans (red). – antwerpen:

vvBad - 1996. -332 p. – iSBn:

90-72679-19-9

> Bibliotheek- en archiefgids, 1986/2,

p. 106-116

> Bibliotheek- en archiefgids, 1984/2,

p. 105-113

“De computer is werkelijk de boeman niet”Tom Van Hoye, VVBAD

De jaren tachtig zijn de jaren van de automatisering. Door verbeterde technieken kunnen steeds goedkopere computers worden gemaakt voor de consumentenmarkt. De bibliotheek-wereld kijkt echter maar argwanend naar deze ontwikkeling. De implementatie verloopt dan ook zeer schoorvoetend.

“De hedendaagse ontwikke-lingen zijn echter dermate ingrijpend dat wanneer ze door de bibliotheken en hun personeel niet op de voet wor-den gevolgd, de kans groot is dat hun laatste dagen geteld zijn.” Niet mis te verstane woorden van Johan Heyvaert in zijn artikel in Bibliotheek- en Archiefgids van 1986. Hij schets voor de leek wat de taak kan en moet zijn van bibliotheken en documen-tatiecentra in de informatie-maatschappij.

Wat volgt is voor veel lezers een eerste kennismaking met internet: “Recent worden de ontwikkelingen op het vlak van de computertechnolo-gie en de telecommunicatie samengebracht. Er worden grootschalige informatie-netwerken uitgebouwd die diverse computers met elkaar verbinden. Aldus kunnen com-puters met elkaar ‘praten’ en gegevens uitwisselen via tele-communicatie. Dergelijke ter-minals kunnen in de biblio-theek staan, maar ook op het

bureau van de directe gebrui-kers binnen een organisatie, of, wat openbare bibliotheken betreft, thuis bij iedere burger. Via een viewdatasysteem kan men rustig thuis de gewenste boeken opzoeken en zelfs in de bibliotheek laten reserve-ren. zo heeft de Pikes Peak Public Library in Colorado een systeem uitgebouwd waar-bij men met behulp van een

‘home computer’ de online catalogus van de bibliotheek kan bevragen. zo stelt een auteur “Make no mistake about it – the electronic deli-veryoflibraryserviceathomeisthelibraryfuture”

STEEDS NAUwKEUrIGEr, STEEDS OPNIEUwzo beschrijft Inge Schoups in een artikel uit 1984 hoe de computer een hulp kan zijn in het historisch en archivalisch onderzoek. “Want al is het zo dat de computer an sich slechts een technisch hulp-middel is, zal het ongetwijfeld ons methodologisch denken beïnvloeden. Wil het compu-tergebruik in de geschiedenis werkelijk van de grond komen, is meer aandacht voor andere disciplines en technieken drin-gend nodig.”

ze vindt dat we de compu-ter beter moeten leren ken-nen. Inge vergelijkt hem in haar artikel graag met een auto, daar kan je ook gewoon mee rijden zonder te begrij-pen wat er onder de motorkap gebeurt. “Wil men echter wat

ingewikkelder problemen aan-pakken, is inzicht nodig. En de computer is werkelijk de boe-man niet: het feit dat er vooral ingenieurs mee omgaan heeft ons reeds te lang afgeschrikt. Ik pleit ervoor, niet in het aller-minst omdat ik denk dat het zal fascineren, zoals ik erdoor gefascineerd ben, nl. door de mogelijkheden die ‘die’ machine ons kan bieden om onze problemen te bevragen, steeds nauwkeuriger, steeds opnieuw en steeds analyti-scher”, aldus Inge Schoups.

> Zie ook p. 48

46 | META 2014 | 7

teruGBlik

Page 49: themAnUmmer onDerwIjs
Page 50: themAnUmmer onDerwIjs

“De computer is werkelijk de boeman niet” (deel 2).Foto’s genomen tijdens de eerste Informaticamarkten (voorlopers van Informatie).

> Zie ook p. 46

uitZicht

Page 51: themAnUmmer onDerwIjs
Page 52: themAnUmmer onDerwIjs