Tentamen 2013

29
l UMC f.tJ St Radboud Universitair Medisch Centrum Bloktoets Datum Aanvang 50209 Zenuwstelsel 27 september 2013 10.00 uur Deze tentamenset kunt u na afloop meenemen ALGEMENE AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE: Dit tentamen bestaat uit 100 meerkeuzevragen. De beschikbare tijd voor het gehele tentamen is 2 uur. Controleer of uw tentamenset compleet is. Vermeld op het antwoordformulier duidelijk uw naam en studentnummer. Bij iedere vraag is slechts één alternatief het juiste of het beste . Faculteit_ der Medische Wetenschappen ._ U geeft het naar uw mening juiste antwoord aan door het het betreffende alternatief te omcirkelen. Vragen waar u door tijdnood niet aan toekomt, laat u onbeantwoord. Acht u alle alternatieven, na zorgvuldige bestudering, even juist, dan moet u de vraag niet beantwoorden. Kunt u één of meerdere alternatieven elimineren, dan moet u de vraag wel beantwoorden. Wanneer u het tentamen beëindigd hebt, dient u uw antwoorden (dus de omcirkelde CIJFERS) zorgvuldig over te brengen op het antwoordformulier, gebruik daarvoor een HB-potlood. Corrigeer fouten met gum. Verwijder gumresten zorgvuldig van uw antwoordformulier. Als u een vraag wilt open laten vult u het hokje boven het vraagteken "?" in. De op het antwoordformulier ingevulde antwoorden worden beschouwd als uw definitieve antwoorden, ongeacht uw omcirkelingen in uw toetsboekje. Meer dan één ingevuld antwoord per vraag wordt als blanco geïnterpreteerd. Schrijf niet buiten de invulvelden van het antwoordformulier. Het gebruik van alle audiovisuele en technische hulpmiddelen is niet toegestaan, tenzij expliciet vermeld elders op dit voorblad. Mocht u dergelijke apparatuur toch gebruiken, dan zal dit als fraude worden aangemerkt. Op uw tafel mogen uw studenten- en registratiekaart en los schrijfmateriaal liggen. Etui's moeten van tafel. Als u uw antwoordformulier vlekt, vouwt, beschadigt of de invulinstructies negeert kan het niet correct worden verwerkt. Vraag de surveillant in dergelijke gevallen om een nieuw blanco antwoordformulier! Indien u dit verzuimt zijn de gevolgen daarvan voor uw rekening. De vragen worden als volgt gescoord: an tw d G d F t oor en: oe OU open 2 keuze-vraag 1 -1 0 Punten 3 keuze-vraag 1 -Y:. 0 Punten 4 keuze-vraag 1 - 1/3 0 Punten 5 keuze-vraag 1 -Y. 0 Punten Lever na afloop het antwoordformulier m. lnd1en u commentaar heeft op de vragen, verwijzen we u naar de hyperlink die is opgenomen bij uw toetsindeling in uw webdossier t.b.v. het digitaal studentcommentaarformulier voor deze toets. LET OP I! ZET EERST UW NAAM EN STUDENTNUMMER OP HET ANTWOORDFORMULIER! VEEL SUCCES! Voorb/ad_MC.doc/4-9-201 3

Transcript of Tentamen 2013

Page 1: Tentamen 2013

l

UMC f.tJ St Radboud Universitair Medisch Centrum

Bloktoets Datum Aanvang

50209 Zenuwstelsel 27 september 2013 10.00 uur

Deze tentamenset kunt u na afloop meenemen

ALGEMENE AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE:

• Dit tentamen bestaat uit 100 meerkeuzevragen. • De beschikbare tijd voor het gehele tentamen is 2 uur. • Controleer of uw tentamenset compleet is. • Vermeld op het antwoordformulier duidelijk uw naam en studentnummer. • Bij iedere vraag is slechts één alternatief het juiste of het beste .

Faculteit_ der Medische

Wetenschappen

._ U geeft het naar uw mening juiste antwoord aan door het ~voor het betreffende alternatief te omcirkelen.

• Vragen waar u door tijdnood niet aan toekomt, laat u onbeantwoord. Acht u alle alternatieven, na zorgvuldige bestudering, even juist, dan moet u de vraag niet beantwoorden. Kunt u één of meerdere alternatieven elimineren, dan moet u de vraag wel beantwoorden.

~ Wanneer u het tentamen beëindigd hebt, dient u uw antwoorden (dus de omcirkelde CIJFERS)

zorgvuldig over te brengen op het antwoordformulier, gebruik daarvoor een HB-potlood. Corrigeer fouten met gum. Verwijder gumresten zorgvuldig van uw antwoordformulier.

• Als u een vraag wilt open laten vult u het hokje boven het vraagteken "?" in. • De op het antwoordformulier ingevulde antwoorden worden beschouwd als uw definitieve

antwoorden, ongeacht uw omcirkelingen in uw toetsboekje. • Meer dan één ingevuld antwoord per vraag wordt als blanco geïnterpreteerd. • Schrijf niet buiten de invulvelden van het antwoordformulier. • Het gebruik van alle audiovisuele en technische hulpmiddelen is niet toegestaan, tenzij expliciet

vermeld elders op dit voorblad. Mocht u dergelijke apparatuur toch gebruiken, dan zal dit als fraude worden aangemerkt. Op uw tafel mogen uw studenten- en registratiekaart en los schrijfmateriaal liggen. Etui's moeten van tafel.

• Als u uw antwoordformulier vlekt, vouwt, beschadigt of de invulinstructies negeert kan het niet correct worden verwerkt. Vraag de surveillant in dergelijke gevallen om een nieuw blanco antwoordformulier! Indien u dit verzuimt zijn de gevolgen daarvan voor uw rekening.

De vragen worden als volgt gescoord: an tw d G d F t oor en: oe OU open 2 keuze-vraag 1 -1 0 Punten 3 keuze-vraag 1 -Y:. 0 Punten 4 keuze-vraag 1 - 1/3 0 Punten 5 keuze-vraag 1 -Y. 0 Punten

Lever na afloop het antwoordformulier m. lnd1en u commentaar heeft op de vragen, verwijzen we u naar de hyperlink die is opgenomen bij uw toetsindeling in uw webdossier t.b.v. het digitaal studentcommentaarformulier voor deze toets.

LET OP I! ZET EERST UW NAAM EN STUDENTNUMMER OP HET ANTWOORDFORMULIER!

VEEL SUCCES!

Voorb/ad_MC.doc/4-9-201 3

Page 2: Tentamen 2013

Toets blok zenuwstelsel2013/2014

Casus A (vraag 1 tfm 9)_ Een 5 7 -jarige man krijgt een herseninfarct. Er blijkt sprake te zijn van een zogenaamd Wallenberg syndroom.

l.Een Wallenberg syndroom ontstaat door een infarct in 1. de medullo oblongata 2. de pons 3. het mesencefalon

Patiënten met het Wallenberg syndroom hebben een gestoorde sensibiliteit in een deel van het lichaam.

2. Het gaat hierbij om een stoornis van de 1. gnostische sensibiliteit 2. vitale sensibiliteit

Stel dat bij ~en patiënt met het Wallenberg syndroom aan de rechterkant van het lichaam de sensibiliteit gestoord is in het gezicht.

3. Waar is dan de sensibiliteit gestoord in de arm? De sensibiliteit is gestoord in de arm

1. links 2. rechts

4.Naast sensibiliteitsstoornissen hebben patiënten met een Wallenberg syndroom ook lastvan

1. afasie 2. dysarthrie

' ~- extrapyramidale bewegingsstoornis 4. pyramide~aansyndroom

De oorzaak van het infarct bij de patiënt uit de casus is zeer waarschijnlijk een arteriële thrombo-embolie.

5. De afgesloten arterie is dan een aftakking van de 1. arteria basilaris 2. arteria carotis interna 3. arteria cerebri media

1 )~---------

Page 3: Tentamen 2013

Er wordt nagedacht of patiënt nog in aanmerking komt voor trombolyse met rt-PA (recombinant tissue plasminageen activator).

Trombolyse kan worden toegepast tot een bepaalde tijdsduur na het ontstaan van een herseninfarct.

6. Deze tijdsduur bedraagt 1. 180 minuten 2. 210 minuten 3. 240 minuten 4. 270 minuten .\

De penumbra is het hersengebied rondom een ischaemisch hersengebied waar de verminderde bloeddoorstroming wel heeft geleid tot functieverlies maar niet tot irreversibele structurele schade.

7. Wat gebeurt er met de penumbra naarmate er meer tijd is verstreken sinds het ontstaan van het herseninfarct? De penumbra

1. blijft gelijk' 2. wordt groter 3'; wordt kleiner

8. Met welke therapie wordt de kans op een nieuw herseninfarct als gevolg van een arteriële tromho-embolie in ~ toekomst zo klein mogelijk? Dit is een behandeling met

1. acenocoumarol 2. acetylsalicylzuur en dipyramidol -3. laagmoleculair heparine subcutaan

9. Met welk percentage wordt de kans op een nieuw herseninfarct verlaagd met de juiste keuze aan antistollingsmedicatie? Dit is

1. 25% 2. 40% 3. 55%

2 )~---------

Page 4: Tentamen 2013

Casus B (vraag 10 tjm 20) Een 42-jarige vrouw krijgt problemen met zien. Zij gaat naar de oogarts. Deze stelt vast dat er sprake is van gezichtsvelduitval die past bij een neuritis optica rechts.

10. Hoe heet het onderdeel van het neurologisch onderzoek waarmee de gezichtsvelden kunnen worden getest? Dit is peproefvan

1. Barre 2. Brudzinski 3. Donders . 4. Romberg

Hier ziet u 3 gezichtsvelden weergegeven. De zwarte kleur binnen de cirkels geeft aan wat de patiënt niet ziet en de grijze kleur binnen de cirkels wat de patiënt wel ziet.

11. Welk van onderstaande gezichtsvelden past bij een neuritis optica rechts?

links 0 0. 0 () () 0 () ()

1. A 2. B 3. c

rechts

Bij een probleem van de nervus opticus raakt het kleurenzien gestoord.

12. Met welke kleur ontstaat als eerst een probleem wanneer de nervus opticus niet meer goed functioneert? Dit is met de kleur

1. blauw 2. geel 3. groen 4. rood

3

Page 5: Tentamen 2013

Er wordt gedacht dat de neuritis optica bij deze patiënte een gevolg zou kunnen zijn van de aandoening neuromyelitis optica. Bij deze aandoening kunnen bepaalde antistoffen in het bloed gevonden worden.

~ 13. Welke antistoffen worden bedoeld? 1. anti-acetylcholinereceptoren 2. anti-ADEM 3. anti-aquaporine-4 4. anti-MuSK

Deze antistoffen worden niet aangetoond bij patiënte.

I Patiënten met een neuritis optica hebben een verhoogde kans om Multiple Sclerose (MS) te .krijgen.

14. Welk deel van de patiënten 1 et een neuritis optica krijgt uiteindelijk MS? Dit is

1. 15% 2. 30% 3. 50%

Moeder van patiënte blijkt MS te hebben.

15. Heeft patiënte een verhoogde kans om MS te krijgen omdat haar moeder MS had? 1. Ja, 50% kans, M~is een autosomaal dominant overervende ziekte 2. Já, 25% kans, MS is een autosomaal recessief overervende ziekte

· 3. Ja, 5-10 keer verhoogde kans, bij MS spelen erfelijke factoren een rol 4. Nee; geen verhoogde kans, MS is een auto-immuunziekte, erfelijke factoren

spelen geen rol.

4 )1-------

Page 6: Tentamen 2013

j

Patiënte wil graag een MRI-scan van de hersenen krijgen om te weten of zij MS heeft. Hieronder ziet u een scan van een andere patiënt. Op deze scan is een afwijking te zien.

16. Welke afwijking is te zien op de scan? De:scan laat het volgende zien:

1. afwijkingen die typisch zijn voor ADEM 2. afwijkingen die typisch zijn voor MS 3. het beeld van een herseninfarct 4. het beeld van een hersentumor

------1( 5 )~-------

Page 7: Tentamen 2013

Bij patiënte wordt een ruggenprik verricht tussen de wervels L4 en L5 . 17. In: welke ruimte bevindt de liquor zich lumbaal?

Dit is in de 1. epidurale ruimte 2. suharachnoïdale ruimte 3. subdurale ruimte

De liquoruitslag laat een glucose gehalte van 3,5 mmolfliter zien.

18. Wat is het glucose gehalte in de liquor bij patiënten met multiple sclerose in vergelijking tot mensen zonder ziekte? Het glucose gehalte is bij MS-patiënten

1 .. verlaagd 2. normaal 3. verhoogd

/

Een dag na de ruggenprik heeft patiënte last van hoofdpijn. De neuroloog stelt de diagnose postpunctionele hoofdpijn. Kenmerkend voor deze hoofdpijn is, dat deze afhankelijk is van houding.

19. Postpunctionele hoofdpijn verergert bij 1. liggen 2. staan

Besloten wordt om een nieuwe ruggenprik te doen om de liquordruk te meten.

20. Welke van onderstaande drukken verwacht u meest waarschijnlijk aan te treffen bij patiënte met haar postpunctionele hoofdpijnklachten? Dit is een druk van

1.-5 cm HzO 2. 2 cm HzO 3. 9 cm HzO 4. 15 cm HzO

--------t( 6 ]~------

Page 8: Tentamen 2013

Casus C (vraag 21 t/m 26) Een 37-jarige man wordt op zijn fiets aangereden door een vrachtauto. Hij is buiten bewustzijn. Omstanders bellen de ambulance. Bij aankomst van de ambulance stelt de verpleegkundige vast dat de EMV-score E2-MS-V4 bedraagt.

21. De V 4 score geeft aan dat patiënt 1. geen geluiden maakt ,. 2. kreunende geluiden maakt" , 3. losse woorden spreekt, maar geen zinnen maakt\ ~:, 4. onsamep.hangende zinnen maakt

Traumatisch hersenletsel wordt onderverdeeld in de categorieën licht, matig en ernstig op basis van de EMV-score.

22. In welke categorie valt deze patiënt met zijn EMV-score van E2-MS-V4? Deze patiënt valt in de categorie

1. licht traumatisch schedelhersenletsel 2. matig traumatisch schedelhersenletsel 3. ernstig traumatisch schedelhersenletsel

Bij aankomst op de spoedeisende hulp reageert de patiënt weer op aanspreken. De co­assistent wil weten of patiënt nog een posttraumatische amnesie heeft.

23. Welke van onderstaande opdrachten helpt de co-assistent bij het vaststellen daarvan? Dit is het laten

1. benoemen van drie verschillende voorwerpen 2. 1 onthouden van drie woorden die na 5 minuten herhaald moeten worden 3. opnoemen van tien dieren die allemaal beginnen mef'd-e-letter B

Patiënt blijkt een brilhematoom te hebben.

24. Een brilhematoom wijst op het voorkomen van een 1. epiduraal hematoom 2. schedelbasisfractuur - -.....___

3. subduraal hematoom

--------------~( 7

Page 9: Tentamen 2013

Er wordt een CT -scan bij patiënt gemaakt. Deze ziet u hieronder afgebeeld. Op deze CT -scan is een afwijking te zien.

25. De belangrijkste afwijking op deze CT -scan is een 1. epiduraal hematoom 2. impressiefractuur 3. subduraal hematoom 4. traumatisch subarachnoïdaal bloed

Een epiduraal hematoom kan ontstaan door verscheuring van een belangrijke arterie.

26. Het gaat om de arteria 1. carotis interna 2. cavernosus 3. meningea media

Casus D (vraag 27 t/m 33) Een 6 7 -jarige wordt in toenemende mate vergeetachtig. Hij bezoekt met zijn vrouw de neuroloog omdat zijn vrouw graag wil weten of haar partner aan het dementeren is.

27. De neuroloog verricht een snelle screenende test om te kijken of er sprake is van dementie. Hoe heet deze test?

1. Glasgow dementia rating scale 2. Mini mental state examination

Bij het onthouden spelen verschillende structuren in de hersenen een belangrijke rol.

28. Welk deel van de cortex speelt een belangrijke rol bij het ophalen van informatie uit het geheugen? Dit is de

1. frontale cortex 2. pariëtale cortex 3. temporale cortex

--------1( 8 ]~-----

Page 10: Tentamen 2013

Patiënt blijkt niet meer zelfstandig zijn kleren aan te kunnen trekken. Dit wordt een kledingapraxie genoemd.

29. Waar in de hersenen zit het probleem bij een kledingapraxie? 1. frontaallinks 2. frontaal rechts 3. pariëtaallinks 4. pariëtaal rechts

Besloten wordt om een MRI-scan te maken van de hersenen om meer informatie te krijgen over de oorzaak van de problemen van deze meneer. De MRI-scan staat hieronder afgebeeld. De MRI-scan is afwijkend.

30. Bij welke vorm van dementie past deze MRI-scan?

1. Frontotemporale dementie 2. Vasculaire dementie 3. Ziekte van Alzheimer

Dementie kan van het corticale of van het subcorticale type zijn.

I ' 31. Bij welke vorm van dementie is het ophalen van informatie méér gestoord dan het inprenten van informatie? Dit is bij

1. corticale dementie ~· subcorticale dementie

32. Frontotemporale dementie wordt gerekend tot de 1. corticale dementieën 2. subcorticale dementieën

--------1( 9 )t-----

Page 11: Tentamen 2013

Bij frontotemporale dementie gaat het vaak om een erfelijke aandoening.

33. Op welke manier erft deze vorm van dementie over? 1. autosomaal dominant 2. autosomaal recessief 3. mitochondrieel 4. X-gebonden

Casus E (vraag 34 t/m 40) Een 44-jarige vrouw voelt zich overdag erg vermoeid en slaperig. Besloten wordt om bij haar een polysomnografie te verrichten. De diagnose op basis van deze polysomnografie luidt OSAS.

34. Waar staat OSAS voor? 1. Obstructief Slaap Apneu Syndroom 2. Obstructief Snurkend Ademhalen en Slapeloosheid 3. Overgewicht Snurken Apneu Slapeloosheid

Overgewicht is een van de risicofactoren voor het krijgen van OSAS.

35. Welke van onderstaande is ook een risicofactor voor het krijgen van OSAS? Dit is het hebben van

:,~~ Een spierziekte 2. Hartfalen 3. Hypertensie 4. Stress

OSAS kan op verschillende manier behandeld worden.

36. Welke van onderstaande opties is geen behandeling voor OSAS bij ~ilssenen? 1. afvallen x 2. CPAP (Continous Positive Airway Pressure) \"' 3. tonsillectomie 4. zuurstoftherapie

De echtgenoot van patiënte blijkt haar 's nachts tijdens zijn slaap regelmatig te slaan en te schoppen. Overdag is hij nooit agressief. Er blijkt bij hem sprake te zijn van een 'REM-sleep behaviour disorder'.

37. Op welk tijdstip van de nacht vinden deze agressieve gedragingen met name plaats? 1. direct in de eerste minuten na het inslapen 2. in het eerste uur na het inslapen 3. in de tweede helft van de nachtslaap

--------1( 10 )t---------

Page 12: Tentamen 2013

'REM-sleep behaviour disorder' komt vaker dan gemiddeld voor bij patiënten die ook andere neurologische ziekten hebben.

38. REM-sleep behaviour disorder wordt vooral gezien bij patiënten met 1. een hydrocefalus 2. epilepsie 3. de ziekte van Parkinson

REM-sleep behaviour disorder kan behandeld worden met medicijnen.

39. Welke medicijnen worden hiervoor gebruikt? 1. atypische antipsychoticà"', 2. benzodiazepines 3. betablokkers )( 4. tricyclische antidepressiva

Ons slaappatroon verandert met het ouder worden.

40. Wat is de meest opvallende verandering aan ons slaappatroon? 1. de totale REM-slaaptijd neemt toe 2. de hoeveelheid diepe slaap neemt af 3. de slaaplatentie neemt af

Casus F (vraag 41 t/m 48) Een 64-jarige vrouw heeft dagelijks last van hoofdpijnklachten. Deze hoofdpijn is bij haar slaap gelokaliseerd. Er wordt gedacht aan arteriitis temporalis.

41. Bij arteriitis temporalis is een bepaalde waarde in het bloed vaak verhoogd. Het gaat hier om

1. de bloedbezinking 2. de kreatine waarde 3. het aantalleucocyten 4. het aantallymfocyten

Arteriitis temporalis treedt vaak tegelijk op met een andere aandoening.

42. Bedoeld wordt hier de aandoening 1. polymyalgia reumatica 2. psoriasis 3. reumatoïde arteriitis 4. systemische lupus erythematosus

Arteriitis temporalis kan een ernstige neurologische complicatie hebben waarbij een bepaalde hersenzenuw zijn functie verliest.

11

Page 13: Tentamen 2013

43. Het gaat hier om uitval van de nervus 1. facialis 2. oculomotorius 3. opticus 4. trigeminus

Een andere vorm van aangezichtspijn is een trigeminusneuralgie. Dit kan behandeld worden met medicijnen.

44. Wat is het eerste keus medicijn voor de behandeling van trigeminusneuralgie? 1. acetylsalicylzuur 1

2. carbamazepine 3. morfine 4. prednison

Een week later krijgt de vrouw uit de casus plotseling hele heftige hoofdpijn. Zij houdt het niet meer uit van de pijn. Zij wordt met spoed naar het ziekenhuis vervoerd alwaar een CT -scan van haar hoofd wordt gemaakt. Op deze CT -scan wordt een afwijking gezien.

45. Welke afwijking is zichtbaar op de CT-scan? 1. cerebellair hematoom 2. sinustrombose 3. subarachnoïdale bloeding_y

Een van de oorzaken van acute hoofdpijnklachten is een sinustrombose.

46. In welke sinus treedt een sinustrombose het vaakst op? Dit is in de sinus

1. cavernasus 2. sagitalis superior 3. sigmoideus 4. transversus

12 )~-----------------

Page 14: Tentamen 2013

47. Welke van onderstaande aandoeningen is eenrisicofactor voor het krijgen van een sinustrombose?

1. epilepsie 2. hypertensie 3. otitis media

Een subarachnoïdale bloeding wordt vaak veroorzaakt door een ruptuur van een aneurysma. Op deze angiografie ziet u een aneurysma.

48. Van welk bloedvat gaat dit aneurysma uit? Dit is de arteria

, 1. carotis 2. cerebri media 3. communicans anterior 4. communicans posterior

------------~( 13 )~------------

Page 15: Tentamen 2013

Casus G (vraag 49 t/m 51) Een 44-jarige man skiet tegen een boom aan en wordt comateus aangetroffen door het ambulance personeel. Er wordt èen CT -scan van zijn hoofd gemaakt. De CT -scan is hieronder afgebeeld. Op deze CT -scan wordt een afwijking gezien.

49. Hoe wordt de afwijking genoemd die zichtbaar is op de CT -scan? 1. diffuus axonale schade 2. epidurale bloeding 3. subdurale bloeding

Drie maanden na het ongeval is de man nog steeds niet bij bewustzijn. Er wordt gesproken van een vegetatieve toestand.

50. Waarin verschilt een vegetatieve toestand van coma? In tegenstelling tot een patiënt in coma, geldt voor een patiënt in een vegetatieve toestand dat hij/zij

1. de ogen open heeft 2. op verzoek in een hand knijpt 3. reageert op het roepen van de naam

51. Hoe groot is de kans dat de man alsnog bij bewustzijn zal komen? 1. 10% 2. 20% 3. 30%

------------~( 14 )~-----------

Page 16: Tentamen 2013

Casus H (vraag 52 t/m 60) Een 52-jarige vrouw krijgt drie epileptische aanvallen binnen een week. Deze aanvallen beginnen telkens met schokken van de rechtervoet. De schokken breiden zich langzaam uit naar het hele been en vervolgens ook naar de arm. Vervolgens worden medicijnen toegediend om deze epileptische aanval te doen stoppen.

Het gaat hier om lokalisatie-gebonden epileptische aanvallen. Gezien de aanvalsbeschrijving is deze aanval in een bepaald gedeelte van de hersenen begonnen.

52. Deze aanval is begonnen in de 1. frontaal kwab 2. parietaal kwab 3. temporaal kwab

Er wordt een MRI -scan gemaakt van de hersenen van patiënte. Hierop is een meningeoom zichtbaar.

53. Uit welk type hersencel ontstaat een meningeoom? Een meningeoom ontstaat uit

1. arachnoïdale cellen 2. gliacellen 3. oligodendrocyten

54. Wat is de primaire behandeling voor een meningeoom? Dit is

1. alleen een operatie 2. een operatie in combinatie met chemotherapie 3. een operatie in combinatie met radiotherapie en chemotherapie

Op de afdeling ligt deze vrouw tegenover een andere vrouw. Zij heeft een zogenaamde brughoektumor en uitval van meerdere hersenzenuwen waaronder de nervus acousticus.

55. Welke andere hersenzenuw is vaak uitgevallen bij patiënten met een brughoektumor? Dit is de nervus

1. facialis 2. hypoglossus 3. oculomotorius

56. Uit welk type cel ontstaat een brughoektumor? 1. astrocyt 2. neuron 3. oligodendrocyt 4. schwannse cel

15 )~---------

Page 17: Tentamen 2013

Brughoektumoren worden vaak veroorzaakt door een onderliggende aandoening.

57. Bedoeld wordt de aandoening 1. neurofibromatose type I 2. neurofibromatose type 11 3. tubereuze sclerose

Een andere patiënte heeft een glioblastoom. Patiënten met een glioblastoom krijgen vaak naast een operatie een aanvullende behandeling.

58. Welke behandeling wordt aanvullend aan de operatie gegeven? 1. alleen chemotherapie 2. alleen radiotherapie 3. radiotherapie in de combinatie met chemotherapie

Een limbische encefalitis is een vorm van een paraneoplastisch syndroom.

59. Wat is het pathofysiologisch mechanisme voor het ontstaan van een paraneoplastisch syndroom? Een paraneoplastisch syndroom is het gevolg van

1. auto-immuunreactie 2. bijwerking van chemotherapie of radiotherapie 3. metastasen 4. vitaminedeficiëntie

60. Wat voor symptomen veroorzaakt een limbische encefalitis? Een limbische encefalitis veroorzaakt een

1. dementiesyndroom 2. polyneuropathie 3. subacuut cerebellair syndroom

-------------~( 16 ]1--------

Page 18: Tentamen 2013

Casus I (vraag 61 tjm 66) Een 34-jarige man ontwikkelt een meningitis. Hij is in een gebied geweest waar veel tuberculose voorkomt. Er wordt gedacht aan een tuberculeuze meningitis. Hij krijgt een ruggenprik. In de liquor wordt een verhoogd celaantal, een verlaagd glucosegehalte en een verhoogd eiwitgehalte aangetroffen.

Een meningitis kan veroorzaakt worden door een bacterie, virus, schimmel of een gist. Hoewel de tubereelbacil in principe een bacterie is wordt meningitis door een tubereelbacil als een aparte vorm van meningitis gerekend.

61. Bij welk type meningitis passen bovenstaande liquor bevindingen? Deze bevindingen passen

1. uitsluitend bij een bacteriële meningitis 2. uitsluitend bij een tuberculeuze meningitis 3. zowel bij een bacteriële als een tuberculeuze meningitis 4. zowel bij een bacteriële als een virale meningitis

De cellen in de liquor kunnen nader worden getypeerd.

62. Welk type cellen wordt met name aangetroffen bij een tuberculeuze meningitis? 1. mononucleairen 2. polynucelairen

Er is een norm voor een normale verhouding tussen de waarde van glucose in bloed en de waarde in liquor.

63. De norm voor de normale ratio tussen het liquor-glucosegehalte versus het bloed­glucosegehalte is

1. 1:10 2. 1:2 3. 2:1 4. 10:1

Neisseria meningitidis en Streptococcus pneumoniae zijn twee bacteriën die vaak zorgen voor het ontstaan van een meningitis. Boven de leeftijd van 60 jaar wordt ook een andere bacterie regelmatig aangetroffen bij patiënten met een meningitis.

64. Welke van onderstaande bacteriën wordt hier bedoeld? 1. Escherichia coli 2. Hemofilus influenza 3. Listeria monocytogenes 4. Stafylococcus aureus

17 )~-----------------

Page 19: Tentamen 2013

Aan patiënten boven de 60 jaar worden dan ook andere antibiotica toegediend ter behandeling van meningitis dan aan patiënten onder de 60 jaar.

65. Welke antibiotica krijgen patiënten boven de leeftijd van 60 jaar met een meningitis? 1. amoxicilline en ceftriaxon 2. amoxicilline en penicilline G 3. vancomycine en ceftriaxon 4. vancomycine en penicilline G

Naast antibiotica krijgen patiënten ook dexamethason. Dit vermindert de restmorbiditeit en sterfte als gevolg van met name één type bacterie.

66. Om welke bacterie gaat het? 1. Hemofilus influenza 2. Neisseria meningitidis 3. Streptococcus pneumoniae

Casus J (vraag 67 tfm 74) Een 34-jarige man krijgt een aanval met trekkingen aan armen en benen. De vraag rijst of er sprake is van een epileptische aanval.

Voor de behandelkeuze i~ het van belang om epileptische aanvallen te onderscheiden van niet-epileptische aanvallen.

67. Welke van onderstaande bevindingen is behulpzaam bij het onderscheid tussen een epileptische en een niet-epileptische aanval? Dit is

1. een laterale tongbeet' 2. het asymmetrisch optreden van trekkingen 3. urine-incontinentie

Er wordt onderscheid gemaakt tussen eenvoudig partiële aanvallen en complex partiële aanvallen.

68. Waarin zit dit verschil? 1. Bij eenvoudig partiële aanvallen komen schokken in één lichaamsdeel voor, bij

complex partiële in meerdere lichaamsdelen 2. Bij eenvoudig partiële aanvallen is het bewustzijn ongestoord, bij complex

partiële is het bewustzijn gestoord 3. Bij eenvoudig partiële aanvallen komen alleen moto re of alleen sensore of alleen

autonome symptomen voor, bij complex partiële komen combinaties van deze symptomen voor

------------~( 18 )~------------

Page 20: Tentamen 2013

Er wordt ook onderscheid gemaakt tussen partiële en gegeneraliseerde aanvallen. 69 .. E'en absence is een

1. gegeneraliseerde aanval 2. partiële aanval

70. Wat is de typische leeftijd voor het debuut-optreden van klassieke absences? 1. babyleeftijd 2. peuter-kleuterleeftijd 3. lagere schoolleeftijd 4. middelbare schoolleeftijd

71. Welk anti-epilepticum is het meest geschikt voor de behandeling van absences? 1. carbamazepine 2. fenytoïne 3. valproaat

Het krijgen van een epileptische aanval is van invloed op het mogen besturen van een voertuig.

72. Hoe lang mag iemand niet rijden na het doormaken van een tonisch-clonische aanval waarbij op het EEG epileptiforme afwijkingen te zien zijn? Dit is voor de duur van

1. 3 maanden 2. 6 maanden 3. 12 maanden 4. 24 maanden

Anti-epileptica kunnen effect hebben op de werkzaamheid van orale anticonceptiva. Bij bepaalde anti-epileptica wordt daarom geadviseerd om een dubbele dosering van de pil in te nemen.

73. Voor welk van onderstaande anti-epileptica geldt dat? 1. carbamazepine 2. clobazam 3. levetiracetam 4. valproaat

Anti-epileptica gebruik tijdens de zwangerschap verhoogt de kans op aangeboren afwijkingen bij het kind.

------------~( 19 )~-----------

Page 21: Tentamen 2013

74. Hoe groot is de kans op aangeboren afwijkingen bij gebruik van anti-epileptica? Dit is ongeveer

1. 6% 2. 16% 3. 26%

Casus K (vraag 75 tfm 81) Een 6 7 -jarige man krijgt last van trillen van zijn rechterhand. Ook gaat bewegen moeilijker. Hij bezoekt zijn huisarts. De huisarts vraagt zich af of er sprake kan zijn van de ziekte van Parkinson.

Tremor is een veelvoorkomend symptoom van de ziekte van Parkinson.

75. Kan tremor bij de ziekte van Parkinson eenzijdig voorkomen? 1. Ja, kan eenzijdig voorkomen 2. Nee, komt altijd dubbelzijdig voor

76. Wat is naast tremor een ander symptoom van de ziekte van Parkinson? Dit is

1. blikparese 2. bradykinesie 3. hyperkinesie 4. pyramidebaanstoornis

Essentiële tremor wordt soms verward met de tremor die voorkomt bij de ziekte van Parkinson. Er zit verschil tussen beide vormen van tremor.

77. Essentiële tremor is ' 1. een houdingstremor

2. een intentietremor 3. een tremor van het hoofd

Parkinsonisme is een verzamelnaam voor allerlei ziektebeelden die veellijken op de ziekte van Parkinson maar dit niet zijn.

78. Welke van onderstaande symptomen pleit voor parkinsonisme en tegen de ziekte van Parkinson?

1. ataxie 2. gestoorde houdingsreflexen 3. micrografie 4. rigiditeit'<

----------1( 20 )~----------

Page 22: Tentamen 2013

Depressie wordt vaker gezien bij patiënten met de ziekte van Parkinson.

79. Bij welk deel van de patiënten met de ziekte van Parkinson komt een depressie voor? 1. 10% 2. 20% 3. 30% 4. 40%-

Met een SPECT-scan kan gekeken worden of een probleem in de dopaminerge neurotransmissie presynaptisch of postsynaptisch aanwezig is.

80. Bij de ziekte van Parkinson zit het probleem 1. presynaptisch 2. postsynpatisch

Een andereneurodegeneratieve aandoening is chorea van Huntington.

Chorea van Huntington heeft een kenmerkende afwijking op de MRI-scan. 81. Dit is een sterke afname van het volume van de

1. globus pallidus 2. nucleus caudatus 3. thalamus

Casus L (vraag 82 t/m 84) Een 54-jarige vrouw wordt opgenomen met een Wernicke encefalopathie.

Naast alcoholisme bestaan er ook andere oorzaken voor het krijgen van een Wernicke encefalopahtie.

82. Een van deze oorzaken is 1. het hebben van een lintworm 2. overmatig braken 3. vegetarisch eten

Patiënten met een Wernicke encefalopathie hebben vaak ook een probleem van het perifere zenuwstelsel.

83. Welk probleem wordt hier bedoeld? Dit is een

1. aandoening van de neuromusculaire overgang 2. myopathie

~ 3. polyneuropathie 4. voorhoornaandoening

------------~( 21 )~------------

Page 23: Tentamen 2013

84. Hoe wordt een Wernicke-encefalopathie behandeld? Dit is met

1. glucose intraveneus 2. pyridoxine intraveneus 3. thiamine intramusculair

Casus M (vraag 85 tfm 87) Een 34-jarige man met de aandoening Hereditaire Sensore Autonome Neuropathie (HSAN) heeft diverse problemen waaronder met plassen.

Het autonome zenuwstelsel wordt onderverdeeld in het sympatisch en het parasympatisch zenuwstelsel.

De nervus vagus, de tiende hersenzenuw, maakt onderdeel uit van een van deze twee systemen.

85. Welke is dat? Dit is het

1. parasympatisch zenuwstelsel 2. sympatisch zenuwstelsel

86. Bij regulatie van de mictie zijn zowel de sympaticus als de parasympaticus betrokken. De sympaticus zorgt voor innervatie van de

1. externe urethra sfincter 2. interne urethra sfincter 3. musculus detrusor

Ook een deel van de cortex is betrokken bij regulatie van de mictie.

87. Welk deel van de cortex is dat? Dit is een deel van de

1. frontale cortex 2. pariëtale cortex 3. temporale cortex

22 )~---------

Page 24: Tentamen 2013

Casus N (vraag 88 t/m 90) Een 44-jarige man verblijft na een ernstig auto-ongeval op de Intensive Care. Hij wordt beatlemd, gesedeerd en verslapt. De man heeft bij leven aangegeven eventueel voor donatie in aanmerking te willen komen. Men vraagt zich af of de man hersendood is.

Om de diagnose hersendood te kunnen stellen moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan.

88. Een van deze voorwaarden is 1. de lichaamstemperatuur moet boven de 36 graden Celsius zijn 2. de systolische bloeddruk moet boven de 80 mm Hg zijn 3. het glucosegehalte in het bloed moet boven de 8,0 mmoljliter zijn

Een ander criterium is afwezigheid van hersenstamactiviteit. Dit wordt getest door middel van neurologisch onderzoek.

89. Welke van de onderstaande testen beoordeelt de hersenstamactiviteit? Dit is het testen van de

1. hoffman-trömner reflex 2. oculocefaal reflex 3. voetzoolreflex

De schedel van de man is ernstig beschadigd waanloor een EEG niet mogelijk is.

Er kan ook een ander onderzoek naar hersenactiviteit verricht worden in plaats van een EEG.

90. Welk onderzoek is dit? 1. cerebrale angiografie 2. duplex onderzoek van de carotiden 3. SSEP

23

Page 25: Tentamen 2013

)

Anatomievragen (vraag 91 tfm 100)

91. Hoe heet het hersenvlies wat de scheiding vormt tussen het cerebrum en het cerebellum, hier aangegeven met de witte pijl?

1. falx 2. piamater /3. tentoriurn

92. In welke kwab ligt het gebied van Wernicke? Dit ligt in de

1. frontaal kwab 2. temporaal kwab

24

Page 26: Tentamen 2013

Kijk naar onderstaande figuur.

93. Welke letter geeft de hypothalamus aan? 1. A 2. B 3. c 4. D

94. Welk hormoon wordt aangemaakt in de hypofyse voorkwab? 1. cortisok_ 2. melatonine,.c 3. oxytocyine 4. prolactine

25 )t---------

Page 27: Tentamen 2013

In de hersenen bevinden zich verschillende ventrikels.

95. Welke ventrikel is het meest duidelijk zichtbaar op deze MRI-opname boven deze vraag? Dit is de

1. derde ventrikel 2. laterale ventrikel 3. vierde ventrikel

96. Hoe heet de donker grijze structuur waar de witte pijl naar toe wijst? Dit is

1. de globus pallidus 2. de nucleus caudatus 3. de thalamus 4. het putamen ·

-------------~( 26 )t---------

Page 28: Tentamen 2013

I

97. Bij uitval van de nervus oculomotorius staat het oog van de patiënt in 1. abductiestand 2. adductiestand

98. Bij volledige uitval van de nervus oculomotorius kan de patiënt het ooglid niet . 1. openen

2. sluiten

Bekijk onderstaande afbeelding. Dit is een transversale doorsnede van de hersenstam. Hierop zijn twee hersenzenuwen afgebeeld. Een van deze hersenzenuwen is betrokken bij regulatie van de oogbewegingen. Deze zenuw is aangeduid met de witte pijl.

<;:? I

I

99. Hoe heet de zenuw aangeduid met de witte pijl? Ditis de nervus

1. abducens 2. oculomotorius 3. trigeminus 4. trochlearis

----------------~( 27

Page 29: Tentamen 2013

Kijk naar onderstaande tekening. Hierop wordt de brughoek afgebeeld. In deze brughoek is een tumor getekend, aangeduid met een * Een brughoektumor kan zorgen voor uitval van de vijfde hersenzenuw.

100. Welke van onderstaande functies is een functie van de vijfde hersenzenuw? Deze zenuw zorgt voor 1. aansturing van de kauwspieren 2. aansturing van de oogspieren

------------~( zs )~-----------