Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

26
Dit geheel bestaat uit 20 genummerde bladzijden. GROEP 1 NADRUK VERBODEN ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM FACULTEIT DER RECHTSGELEERDHEID SCHRIFTELIJK TENTAMEN BACHELOR 3-VAK RECHTSECONOMIE (RJ65) 6 ECTS MAANDAG 10 JUNI 2013; 09.30 - 12.30 UUR TOELICHTING Bij dit tentamen mag uitsluitend uw eigen rekenmachine worden gebruikt, alsmede een niet-geannoteerde wetteksteditie. Het lenen van en uitlenen daarvan aan andere tentamendeelnemers is niet toegestaan. Het is niet toegestaan om gebruik te maken van een grafische en/of programmeerbare rekenmachine. Kies bij het beantwoorden van de vragen het beste antwoord op basis van de voorgeschreven literatuur en van de stof zoals behandeld in onze colleges en werkgroepen. Laat bij de open vragen altijd met een berekening zien (indien van toepassing) hoe u aan een antwoord komt. Bij de berekening van uw resultaat gaat de computer voor de meerkeuzevragen uit van het voorgedrukte groepsnummer op het betreffende antwoordformulier 1. Controleer of dit nummer overeenstemt met het groepsnummer op het voorblad van de opgavenbundel. Vul uw antwoordformulier 1 (ook uw examennummer!) met potlood in. Bij elke meerkeuzevraag mag slechts één alternatief als het juiste (eventueel het meest juiste) worden gekozen. De invulinstructie voor de meerkeuzevragen staat op het betreffende antwoordformulier. Voor de open vragen is uiteraard ook een antwoordformulier opgenomen. Op dat formulier dient u uw naam, handtekening en examennummer te plaatsen. Bij ontbreken daarvan wordt het betreffende formulier niet in de beoordeling betrokken. Uw antwoorden dienen binnen de daartoe bestemde ruimte op die antwoordformulieren te worden geplaatst; antwoorden op andersoortige (klad)papieren worden niet als zodanig erkend, niet nagekeken en dus ook niet meegeteld. 1

description

Erasmus Universiteit Rotterdam

Transcript of Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

Page 1: Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

Dit geheel bestaat uit 20 genummerde bladzijden. GROEP 1

NADRUK VERBODEN

ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAMFACULTEIT DER RECHTSGELEERDHEID

SCHRIFTELIJK TENTAMEN BACHELOR 3-VAK RECHTSECONOMIE (RJ65)6 ECTS

MAANDAG 10 JUNI 2013; 09.30 - 12.30 UUR

TOELICHTING

Bij dit tentamen mag uitsluitend uw eigen rekenmachine worden gebruikt, alsmede een niet-geannoteerde wetteksteditie. Het lenen van en uitlenen daarvan aan andere tentamendeelnemers is niet toegestaan. Het is niet toegestaan om gebruik te maken van een grafische en/of programmeerbare rekenmachine.

Kies bij het beantwoorden van de vragen het beste antwoord op basis van de voorgeschreven literatuur en van de stof zoals behandeld in onze colleges en werkgroepen.Laat bij de open vragen altijd met een berekening zien (indien van toepassing) hoe u aan een antwoord komt.

Bij de berekening van uw resultaat gaat de computer voor de meerkeuzevragen uit van het voorgedrukte groepsnummer op het betreffende antwoordformulier 1. Controleer of dit nummer overeenstemt met het groepsnummer op het voorblad van de opgavenbundel. Vul uw antwoordformulier 1 (ook uw examennummer!) met potlood in. Bij elke meerkeuzevraag mag slechts één alternatief als het juiste (eventueel het meest juiste) worden gekozen. De invulinstructie voor de meerkeuzevragen staat op het betreffende antwoordformulier.Voor de open vragen is uiteraard ook een antwoordformulier opgenomen. Op dat formulier dient u uw naam, handtekening en examennummer te plaatsen. Bij ontbreken daarvan wordt het betreffende formulier niet in de beoordeling betrokken. Uw antwoorden dienen binnen de daartoe bestemde ruimte op die antwoordformulieren te worden geplaatst; antwoorden op andersoortige (klad)papieren worden niet als zodanig erkend, niet nagekeken en dus ook niet meegeteld.Dit tentamen bestaat uit 32 meerkeuzevragen en 3 open vragen. Met de meerkeuzevragen zijn maximaal 40 punten te behalen (1,25 punten per vraag). Met de open vragen zijn maximaal 60 punten te behalen.

U dient in te leveren:1. Antwoordformulier 1 (mc-computerformulier) voor de meerkeuzevragen.2. Antwoordformulier 2 voor alle open vragen.Alleen het deel met meerkeuzevragen mag u meenemen.

De uitslag van het tentamen zal door de sectie examens rechtsgeleerdheid zo spoedig mogelijk bekend worden gemaakt.

VEEL SUCCES!!

1

Page 2: Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

MULTIPLE CHOICE-VRAGEN (1,25 punten per vraag)

1. Het economische aspect van het voorzien in behoeften heeft betrekking op:a. relatieve schaarste.b. de afwezigheid van passende instituties.c. de voorwaarde dat alles in geld moet worden uitgedrukt.d. absolute schaarste.

2. Gegeven zijn de volgende stellingen:I. De evolutie van instituties is niet bepalend voor de economische prestaties

van een land.II. Instituties structureren de prikkels in de interactie tussen mensen, of deze

nu politiek, sociaal of economisch zijn bepaald.

Welke van de onderstaande alternatieven is JUIST?a. I is juist; II is juist.b. I is juist; II is onjuist.c. I is onjuist; II is juist.d. I is onjuist; II is onjuist.

3. Gegeven zijn de volgende stellingen:I. Verzonken kosten en constante kosten zijn twee verschillende termen met

dezelfde inhoud.II. Verzonken kosten kunnen bij uittreding niet worden terugverdiend.

Welk van de onderstaande alternatieven is JUIST?a. I is juist; II is juist.b. I is juist; II is onjuist.c. I is onjuist; II is juist.d. I is onjuist; II is onjuist.

4. Informatie over prijselasticiteiten is:a. van belang in de economische theorie, maar niet relevant in de praktijk.b. niet van belang inzake de effecten van veranderingen in belastingen.c. van belang binnen het domein van het mededingingsrecht.d. in de praktijk niet beschikbaar.

2

Page 3: Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

5. Als het inkomen van de consumenten toeneemt, dan zal de collectieve aanbodcurve die de vraag naar automobielen voorstelt:a. naar rechts verschuiven.b. horizontaler worden.c. naar links verschuiven.d. Geen van bovenstaande alternatieven is juist.

6. Gegeven zijn de volgende stellingen:I. Een maximumprijs, die beneden de evenwichtsprijs wordt vastgesteld, is

effectief.II. Een systeem van maximumprijzen kan leiden tot aanbodoverschotten.

Welk van de onderstaande alternatieven is JUIST?a. I is juist; II is juist.b. I is juist; II is onjuist.c. I is onjuist; II is juist.d. I is onjuist; II is onjuist.

7. Rentseekers:a. streven naar het afschaffen van alle privileges.b. zoeken wereldwijd naar de hoogste rente op hun vermogen.c. streven naar winsten, die ontstaan door toetredingsbelemmeringen.d. willen de hoge salarissen van kunstenaars, artiesten en profvoetballers

verbieden.

8. Uitgaande van winstmaximalisatie is de totale welvaart:a. maximaal onder de marktvorm van monopolie.b. maximaal onder de martkvorm van volkomen concurrentie.c. gelijk aan het ‘deadweight loss’.d. onder de marktvormen van volkomen concurrentie en van monopolie aan

elkaar gelijk.

9. Enge jaren geleden lazen we in ‘de Volkskrant’: “Wie een nieuwe auto koopt, kan kiezen uit ruim vijftig verschillende merken. De meeste daarvan bieden auto’s in verschillende klassen aan. De zes grootste autofabrikanten nemen gezamenlijk ongeveer de helft van alle autoverkopen voor hun rekening.” Deze marktvorm is die van:a. volledig vrije mededinging.b. monopolistische concurrentie.c. heteropolie.d. oligopolie.

3

Page 4: Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

10. De marktvorm die in de praktijk in industriële landen het meeste voorkomt, is de marktvorm van:a. oligopolie.b. monopolie.c. volkomen concurrentie.d. monopolistische concurrentie.

11. Het Europese Hof van Justitie heeft het begrip ‘machtspositie’ gedefinieerd als ‘een economische machtspositie van een onderneming, die deze in staat stelt de instandhouding van een daadwerkelijke mededinging in de betrokken markt te verhinderen, doordat zij sterk genoeg is om zich in belangrijke mate onafhankelijk van haar concurrenten, afnemers en uiteindelijk de consumenten te gedragen’. In de praktijk betekent dit:a. De consument in dit geval voldoende substitutiemogelijkheden heeft.b. Dat ondernemingen met marktmacht in staat zijn om de prijs van hun pro-

ducten duurzaam te verhogen boven het concurrerende niveau.c. Dat de prijselasticiteit van de vraag voor de onderneming niet tussen -1 en

0 ligt.d. Geen van bovenstaande alternatieven is juist.

12. De aangewezen instantie om collectieve goederen voort te brengen, is de overheid, omdat zij:a. Uitsluitend collectieve goederen levert.b. De burgers kan dwingen mee te betalen.c. Via verkiezingen democratisch is gekozen.d. Geen van bovenstaande alternatieven is juist.

13. In de economische theorie van de publieke besluitvorming komt onder meer de voting paradox aan de orde. Deze voting paradox houdt in, dat:a. Wanneer drie individuen een besluit nemen bij meerderheid van stemmen,

het bij bepaalde individuele preferentieordeningen niet mogelijk is om tot een gezamenlijke rangschikking van voorkeuren te komen.

b. Stemmen voor de individuele burgers meer kost dan dat het opbrengt, maar dat de meeste burgers toch naar de stembus gaan.

c. Hoewel individuele voorkeursordeningen transitief zijn, de collectieve voorkeursordening van deze individuen niet transitief hoeft te zijn.

d. De eisen die gesteld worden aan een sociale welvaartsfunctie onverenig-baar zijn.

4

Page 5: Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

14. Enige jaren gelden lazen we in het Algemeen Dagblad / Haagsche Courant het volgende:”De Europese ministers van Landbouw en Visserij hebben afgelopen nacht over-eenstemming bereikt over de visquota. Voor Nederland betekent het akkoord dat er minder haring mag worden gevangen in de Noordzee. Het maximum aan Noordzeeharing voor 2008 is vastgesteld op 201.227 ton, 41 procent minder dan in 2007. De vangsthoeveelheden van horsmakreel daarentegen zijn verhoogd naar 170.000 ton. Zoals eerder is afgesproken mogen Europese vissers in 2008 minder tong (- 15%) en minder schol (-2%) vangen op de Noordzee.”

Bovenstaande tekst heeft betrekking op het (rechtseconomische) begrip: a. Collectieve goederen.b. Clubgoederen.c. Quasi-collectieve goederen.d. Common pool goederen.

15. Welk van de onderstaande alternatieven is JUIST?a. Quasi-collectieve goederen zijn exclusief en rivaliserend.b. Clubgoederen zijn naar hun aard niet-exclusief en niet-rivaliserend.c. Gezondheidszorg is naar zijn aard een collectief goed.d. Individuele goederen zijn niet-exclusief en niet-rivaliserend.

16. Het gebruik van goederen zoals alcohol en tabak wordt afgeremd door het opleg-gen van hoge indirecte belastingen en/of instellen van bepaalde verboden (zoals het verbod van verkoop beneden een bepaalde leeftijd). Daarmee zijn deze goe-deren:a. Clubgoederen.b. Merit goederen.c. Publieke goederen.d. Geen van bovenstaande alternatieven is juist.

5

Page 6: Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

17. Welk van de onderstaande alternatieven is juist?a. De rationele keuzetheorie is een voorbeeld van een deductieve methode.b. Het gebruik van as-if-statements is nodig om een goede beschrijving van

menselijk gedrag te kunnen geven.c. De economische analyse van het recht is alleen bruikbaar indien aan het

recht economische doelstellingen worden toegeschreven.d. Alternatieven a, b en c zijn onjuist.

18. Bekijk de volgende drie mogelijke welvaartsverdelingen:1) A heeft 100; B heeft 502) A heeft 90; B heeft 603) A heeft 110; B heeft 35

Welk van de onderstaande alternatieven is juist?a. De overgang van 1) naar 2) is een Pareto-verbetering.b. De overgang van 1) naar 2) is een Kaldor-Hicks verbetering.c. Situatie 2) is Pareto-optimaal.d. Situatie 3) is Kaldor-Hicks optimaal.

19. De twee hierna volgende stellingen hebben betrekking op de hier afgebeelde figuur van externe effecten.

6

Page 7: Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

Gegeven zijn de volgende stellingen:

I. Als het externe effect niet wordt geïnternaliseerd, is de maatschappelijke welvaart gelijk aan BDG – DEF.

II. Als het externe effect wordt geïnternaliseerd, is de stijging in de maatschappelijke welvaart CDEF, omdat het externe effect met dat deel daalt.

Welk van de onderstaande alternatieven is juist:

a. I is juist; II is juist.b. I is juist; II is onjuist.c. I is onjuist; II is juist.d. I is onjuist; II is onjuist.

20. Gegeven zijn de volgende stellingen:

I. Volgens het Coase-theorema komt bij afwezigheid van transactiekosten een efficiënte allocatie van middelen tot stand, ongeacht of er een duidelijke initiële toewijzing van private rechten heeft plaatsgevonden;

II. Volgens Coase moet eerst worden bepaald wie het negatieve externe effect heeft veroorzaakt, om vervolgens deze partij het effect te laten internaliseren.

Welk van de onderstaande alternatieven is juist?

a. I is juist; II is juistb. I is juist; II is onjuistc. I is onjuist; II is juistd. I is onjuist; II is onjuist

21. Gegeven zijn de volgende stellingen:I. De onteigeningsprocedure volgens de Onteigeningswet is een voorbeeld

van property rule bescherming. Het betreft hier immers eigendom (‘property’);

II. De verbodsactie uit het onrechtmatigedaadsrecht is een voorbeeld van liability rule bescherming. Het betreft hier immers aansprakelijkheid (‘liability’).

Welk van de onderstaande alternatieven is juist?

a. I is juist; II is juist.b. I is juist; II is onjuist.c. I is onjuist; II is juist.

7

Page 8: Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

d. I is onjuist; II is onjuist.

22. Welk van de onderstaande alternatieven is juist?

a. Property rules hebben als voordeel boven liability rules, dat eventuele subjectieve elementen in de waardering van partijen een plaats kunnen krijgen in de transactie.

b. In situaties van lage transactiekosten verhinderen liability rules de totstandkoming van transacties.

c. In situaties van lage transactiekosten verdienen liability rules de voorkeur.d. a, b en c zijn onjuist.

23. Welk van de onderstaande alternatieven over de indeling van internalisatiemechanismen is juist?

a. Regulering is vooral direct, ex ante, met het initiatief bij de overheid.b. Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad is vooral direct, ex post, met het

initiatief bij de burger.c. Bij het strafrecht zijn de normstelling en handhaving vooral ex ante.d. Alternatieven a, b en c zijn onjuist.

24. Gegeven zijn de volgende stellingen:

I. Volgens Gary Becker moeten de baten van wetsovertreders niet meewegen in de sociale welvaartsfunctie, omdat het hier om maatschappelijk ongeaccepteerde baten gaat;

II. Volgens Gary Becker moeten vrijheidsstraffen voor zover mogelijk worden vervangen door boetes, omdat de sociale kosten daar veel lager zijn.

Welk van de onderstaande alternatieven is juist?

a. I is juist; II is juist.b. I is juist; II is onjuist.c. I is onjuist; II is juist.d. I is onjuist; II is onjuist.

8

Page 9: Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

25. Gegeven zijn de volgende stellingen:

I. In het arrest Vermeulen/Lekkerkerker weegt de Hoge Raad, vanuit economische optiek ten onrechte, de belangen van beide betrokken partijen niet tegen elkaar af;

II. Volgens de rechtseconomie is ‘strijd met een wettelijke plicht’ niet altijd voldoende om tot aansprakelijkheid te concluderen.

Welk van de onderstaande alternatieven is juist?

a. I is juist; II is juist.b. I is juist; II is onjuist.c. I is onjuist; II is juist.d. I is onjuist; II is onjuist.

26. Welk van de onderstaande alternatieven met betrekking tot schuld- en risicoaansprakelijkheid is ONJUIST?

a. risicoaansprakelijkheid leidt tot een lager activiteitenniveau van de laedens dan schuldaansprakelijkheid.

b. risicoaansprakelijkheid geeft minder zorgprikkels aan de laedens dan schuldaansprakelijkheid, omdat hij toch steeds aansprakelijk is , ongeacht zijn zorgniveau.

c. in unilaterale ongevalssituaties hoeft risicoaansprakelijkheid niet vergezeld te gaan van een eigenschuldverweer.

d. als de schadeveroorzaker over betere informatie beschikt over de kosten en effecten van mogelijke voorzorgsmaatregelen dan de rechter, dan pleit dit voor risicoaansprakelijkheid.

27. Gegeven zijn de volgende stellingen:

I. De risicoaansprakelijkheid van art. 6:174 BW past goed in de rechtseconomische zienswijze.

II. De beperking van art. 6:176 lid 4 BW past goed in de rechtseconomische zienswijze.

Welk van de onderstaande alternatieven is juist:a. I is juist, II is juist.b. I is juist, II is onjuist.c. I is onjuist, II is juist.d. I is onjuist, II is onjuist.

9

Page 10: Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

28. Welk van de onderstaande alternatieven is juist?

a. Optimale zorg ligt daar waar de marginale kosten van zorg het laagste zijn.

b. De marginale Hand-formule geeft excessieve zorgprikkels.c. De Hand-formule houdt in dat als de laedens meer zorg heeft genomen

dan de gelaedeerde, hij niet aansprakelijk moet zijn.d. a, b en c zijn onjuist.

29. Welk van de onderstaande alternatieven over collectieve acties is juist?a. Art. 3:305a BW legt ten onrechte de nadruk op schadevergoeding.

Cosiaanse onderhandelingen verdienen immers steeds de voorkeur.b. Een collectieve actie kan de systeemkosten verlagen in situaties waarin

individuele gelaedeerden bereid zouden zijn een individuele rechtszaak te beginnen.

c. Het is vanuit economische optiek bezien goed dat de wetgever, om ‘Amerikaanse toestanden’ te voorkomen, zeer terughoudend is in de regeling van art. 3:305a BW.

d. Het probleem van ‘rationele apathie’ kan zich niet voordoen bij volledige informatie. De potentiële eiser kan dan immers correct inschatten wat de kans is dat hij de procedure zal winnen.

30. Welk van de onderstaande alternatieven betreffende het causaliteitsvereiste is ONJUIST?

a. Het causaliteitsvereiste kan de systeemkosten verlagen doordat rechtszaken worden vermeden in gevallen waarin het gedrag van de laedens geen condicio sine qua non van de schade was.

b. Het causaliteitsvereiste kan in situaties van schuldaansprakelijkheid crushing liability voorkomen.

c. Bij ‘toevallige ongevallen’ is er wel sprake van een condicio sine qua non-verband tussen het gedrag van de gedaagde en de schade, maar heeft aansprakelijkheid economisch gezien geen zin.

d. De leer Demogue-Besier ziet op gevallen waarin er wel sprake is van prospectieve, maar niet van retrospectieve causaliteit.

10

Page 11: Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

31. Gegeven zijn de volgende stellingen:

I. Een juiste toepassing van de leer Demogue-Besier houdt in dat wordt verondersteld dat het normschendende gedrag toegestaan was. Als dan dezelfde schade zou ontstaan, moet aansprakelijkheid worden afgewezen;

II. Door het hanteren van de leer Demogue-Besier kunnen, in gevallen waarin de rechter de zorgvuldigheidsnorm te hoog vaststelt, betere zorgprikkels worden gegeven dan zonder het hanteren van deze leer.

Welk van de onderstaande alternatieven is juist?

a. I is juist; II is juist.b. I is juist; II is onjuist.c. I is onjuist; II is juist.d. I is onjuist; II is onjuist.

32. Gegeven zijn de volgende stellingen:

I. QALYs kunnen niet goed gebruikt worden voor de berekening van smartengeld, omdat ze niet alleen immateriële, maar ook materiële schade omvatten.

II. WSL en WSLJ vormen een geschikte maatstaf voor de berekening van smartengeld, omdat ze uitdrukking geven aan de kwaliteit van leven.

Welk van de onderstaande alternatieven is juist?

a. I is juist; II is juist.b. I is juist; II is onjuist.c. I is onjuist; II is juist.d. I is onjuist; II is onjuist.

11

Page 12: Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

12

Page 13: Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

Examennr.: .............................Antwoordformulier 2Tentamen Rechtseconomie (B3-vak) d.d. maandag 10 juni 2013

Naam: ...........................................................Handtekening: ...........................................................

Open Vragen

Open Vraag 1 (maximaal 20 punten)

Vraag 1aDe overheid besluit tot het aan de aanbieders opleggen van een belasting per eenheid product. Uitgegaan wordt van een normaal verlopende vraagcurve en een normaal verlopende aanbodcurve.Leg uit – met behulp van een duidelijke tekening – of dit wel of niet leidt tot afwenteling. Leg tevens uit wat het begrip ‘afwenteling’, zoals gehanteerd in het boek en in de colleges/werkgroepen, betekent.

13

Page 14: Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

Vraag 1bDe overheid besluit tot het verlenen van een prijsverlagende subsidie per eenheid product aan de aanbieders. Uitgegaan wordt van een normaal verlopende vraagcurve en een normaal verlopende aanbodcurve.Leg uit – met behulp van een duidelijke tekening – wat het effect is van een dergelijke subsidie.Leg – met behulp van de tekening – tevens uit wie profiteert van deze subsidie: de producenten, de consumenten, beide groepen of niemand?

14

Page 15: Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

15

Page 16: Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

Open Vraag 2 (maximaal 20 punten)

Schrijf een essay waarin u vanuit rechtseconomische optiek uiteenzet waarom mensen verzekeringen afsluiten, welke informatieproblemen zich daarbij voordoen (leg deze problemen duidelijk uit) en welke oplossingen daarvoor mogelijk zijn via polisvoorwaarden en wetgeving (bespreek minimaal drie relevante wetsartikelen). Geef bij die oplossingen steeds aan welk probleem ze bestrijden en op welke manier ze dat doen. [maximaal 2 pagina’s]

16

Page 17: Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

17

Page 18: Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

Open Vraag 3 (maximaal 20 punten)

Vraag 3aIn januari 2013 spreken firma C en ingenieur D contractueel af dat D voor C een bepaald werktuig zal bouwen en dat C hiervoor aan D een prijs van 100.000 Euro bij levering zal betalen. De baten die C met het werktuig verwacht te behalen bedragen 150.000 Euro. De verwachte kosten voor D voor het bouwen van het werktuig bedragen 50.000 Euro. Echter, nadat het contract is afgesloten stijgen de bouwkosten voor D onverwacht tot 140.000 Euro. D weigert vervolgens om het contract uit te voeren. Is hier sprake van efficiёnte contractbreuk (Efficient breach)? Leg uit.

18

Page 19: Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

Vraag 3bVolgens de rechtseconomische analyse is in geval van wanprestatie ‘nakoming’ een betere remedie voor overeenkomsten voor de levering van unieke goederen maar is ‘schadevergoeding’ een betere remedie voor overeenkomsten voor het verrichten van unieke, persoonlijke diensten. Leg uit waarom.

19

Page 20: Tentamen Rechtseconomie EUR - Juni 2013

Vraag 3cWelke remedie is rechtseconomisch gezien zwaarder: nakoming of schadevergoeding? Leg uit.

20