Ten Geleide Kunst en Religie toch 30-3.pdf · rende betrokkenheid op elkaar èn van de...

11
1 september 2009 - Ten Geleide Kunst en Religie ‘Er is een tijd geweest dat er zekere afstand was tussen artiesten en de kerk. Lange tijd heeft de kerk het idee gehad dat alle artiesten god- delozen zijn en dat wat ze produceren verre van moreel is en zeker niet stichtend. In mijn ogen hoeft kunst ook helemaal niet stichtend te zijn. Meer en meer begint de kerk in te zien dat een van de voornaamste wegen om in deze tijd tot God te komen de weg is van de schoonheid. Als je naar God gaat langs de weg van de suprême waarheid dan stuit je op de Pilatus-vraag: Wat is waarheid? Dan gaat de poort meteen dicht. Want als je zegt dat God de suprême volmaaktheid is dan krijg je als antwoord: hij misschien wel, maar ik niet. En dat ontmoedigt. De weg langs de waarheid maakt sceptisch, de weg langs de volmaakt- heid ontmoedigt en de weg langs de schoonheid ontwapent. Je kunt niet tegenover iets moois staan of iets moois horen en zeggen: het is lelijk. Dat kàn niet.’ Aldus kardinaal Danneels in een interview met Emile Hollman (Kardinaal Danneels: Liever schoonheid dan waarheid. Uit de speciale editie van Zuiderlucht ‘Musica Sacra’, september 2009). Kunst en religie hebben een problematische verhouding. Enerzijds zijn ze zeer met elkaar verwant en vinden er tal van grensoverschrijdingen plaats (musealisering van het religieuze ritueel en sacralisering van het kunstwerk). Anderzijds verketteren ze elkaar bij tijd en wijle. Zoals het citaat van kardinaal Danneels al duidelijk maakt, kan het schone ont- wapenen. Maar het kan ons ook zo in vervoering brengen dat we ontre- geld worden (waanvoorstellingen). Het schone, de extase, de religieuze ervaring worden dan ook vaak in een ‘tussenruimte’ gesitueerd: de ruimte tussen de materialiteit van de objecten en idealiteit van de zuivere ideeën. De psychoanalyticus D.W. Winnicott (1896-1971) spreekt van een transitionele ruimte waarin creativiteit en symboliseren geplaatst moeten worden. Friedrich Nietz- sche spreekt van een tussenwereld, een wereld tussen de werkelijkheid van het leven (Dionysus)en de schijn van de menselijke voorstellingen (Apollo). Het is misschien deze gemeenschappelijke ruimte die kunst en religie altijd naar elkaar toedrijft en tevens ervoor zorgt dat er voortdu- rend ‘burenruzies’ plaatsvinden. De artikelen in dit nummer geven nagenoeg alle blijk van deze voortdu- rende betrokkenheid op elkaar èn van de onvermijdelijke spanningen. Troost en confrontatie, beide elementen treffen we aan in de kunst en in de religie en in hun onderlinge verhouding. Inhoud Van de redactie Ten Geleide 1 Matthieu Gubbels Exposities in de kapel van het Atrium MC 2 Jan Haen C.Ss.R. Priesterkunstenaar in hart en ziel 6 Wim Heijmans Moddersjproach 9 Frans Jespers De geest naar beneden zingen 10 Yvon Thiessen Jongerenkoor Galou (Gulpen) 11 Meindert Muller De Ontzuiling: gecompliceerde rouw 13 Ren Lantman Recensie: Holistische spiritualiteit als derde religie - ook in Limburg? 14 Jo Havenith Kunst en religie ... Kunst is religie 16 Ren Lantman Reflectie: Theologie, midden in het leven. Gesprek met dr. A. Brants 18 Jaargang 30, no. 3, september 2009 –––––––– N.B. –––––––– de prijs van een abonnement op E T... zal vanaf januari 2010 € 12,00 gaan bedragen. –––––––––– ò ô ––––––––––

Transcript of Ten Geleide Kunst en Religie toch 30-3.pdf · rende betrokkenheid op elkaar èn van de...

Page 1: Ten Geleide Kunst en Religie toch 30-3.pdf · rende betrokkenheid op elkaar èn van de onvermijdelijke spanningen. Troost en confrontatie, beide elementen treffen we aan in de kunst

1 september 2009 -

Ten Geleide

Kunst en Religie‘Er is een tijd geweest dat er zekere afstand was tussen artiesten en de kerk. Lange tijd heeft de kerk het idee gehad dat alle artiesten god-delozen zijn en dat wat ze produceren verre van moreel is en zeker niet stichtend. In mijn ogen hoeft kunst ook helemaal niet stichtend te zijn. Meer en meer begint de kerk in te zien dat een van de voornaamste wegen om in deze tijd tot God te komen de weg is van de schoonheid. Als je naar God gaat langs de weg van de suprême waarheid dan stuit je op de Pilatus-vraag: Wat is waarheid? Dan gaat de poort meteen dicht. Want als je zegt dat God de suprême volmaaktheid is dan krijg je als antwoord: hij misschien wel, maar ik niet. En dat ontmoedigt. De weg langs de waarheid maakt sceptisch, de weg langs de volmaakt-heid ontmoedigt en de weg langs de schoonheid ontwapent. Je kunt niet tegenover iets moois staan of iets moois horen en zeggen: het is lelijk. Dat kàn niet.’ Aldus kardinaal Danneels in een interview met Emile Hollman (Kardinaal Danneels: Liever schoonheid dan waarheid. Uit de speciale editie van Zuiderlucht ‘Musica Sacra’, september 2009).

Kunst en religie hebben een problematische verhouding. Enerzijds zijn ze zeer met elkaar verwant en vinden er tal van grensoverschrijdingen plaats (musealisering van het religieuze ritueel en sacralisering van het kunstwerk). Anderzijds verketteren ze elkaar bij tijd en wijle. Zoals het citaat van kardinaal Danneels al duidelijk maakt, kan het schone ont-wapenen. Maar het kan ons ook zo in vervoering brengen dat we ontre-geld worden (waanvoorstellingen).Het schone, de extase, de religieuze ervaring worden dan ook vaak in een ‘tussenruimte’ gesitueerd: de ruimte tussen de materialiteit van de objecten en idealiteit van de zuivere ideeën. De psychoanalyticus D.W. Winnicott (1896-1971) spreekt van een transitionele ruimte waarin creativiteit en symboliseren geplaatst moeten worden. Friedrich Nietz-sche spreekt van een tussenwereld, een wereld tussen de werkelijkheid van het leven (Dionysus)en de schijn van de menselijke voorstellingen (Apollo). Het is misschien deze gemeenschappelijke ruimte die kunst en religie altijd naar elkaar toedrijft en tevens ervoor zorgt dat er voortdu-rend ‘burenruzies’ plaatsvinden. De artikelen in dit nummer geven nagenoeg alle blijk van deze voortdu-rende betrokkenheid op elkaar èn van de onvermijdelijke spanningen. Troost en confrontatie, beide elementen treffen we aan in de kunst en in de religie en in hun onderlinge verhouding.

InhoudVan de redactieTen Geleide 1

Matthieu GubbelsExposities in de kapel van hetAtrium MC 2

Jan Haen C.Ss.R.Priesterkunstenaar in hart en ziel 6

Wim HeijmansModdersjproach 9

Frans JespersDe geest naar beneden zingen 10

Yvon ThiessenJongerenkoor Galou (Gulpen) 11

Meindert MullerDe Ontzuiling: gecompliceerde rouw 13

Ren LantmanRecensie: Holistische spiritualiteit als derde religie - ook in Limburg? 14

Jo HavenithKunst en religie ... Kunst is religie 16

Ren LantmanReflectie: Theologie, midden in het leven. Gesprek met dr. A. Brants 18

Jaargang 30, no. 3, september 2009

–––––––– N.B. ––––––––de prijs van een abonnement op E! T"#$... zal vanaf januari 2010

% 12,00 gaan bedragen.–––––––––– ò ô ––––––––––

Page 2: Ten Geleide Kunst en Religie toch 30-3.pdf · rende betrokkenheid op elkaar èn van de onvermijdelijke spanningen. Troost en confrontatie, beide elementen treffen we aan in de kunst

- september 2009 2 3 september 2009 -

Voor mij is kunst een onuitputtelijke bron. Ik grijp er vaak op terug in mijn werk. Soms kan ik in een gesprek met een patiënt via een gedicht, of met hulp van een afbeelding verbinding leggen met de diepgevoelde pijn, met dromen en ontmoedi-gingen, met menselijke schoonheid die verborgen gaat onder een geschonden lichaam. Ja, schoon-heid en troost komen dan samen en hoop krijgt soms een nieuw gezicht.

Maar ook de andere kant is soms waar, zoals ik enkele maanden geleden ervoer op een afde-

ling waar net een nieuwe serie kunstwerken was opgehangen. Zonder erom gevraagd te hebben werden sommige patiënten bij het zien ervan geconfronteerd met zichzelf, met hun lijden en pijn. Kunst heeft soms de functie om te confronte-ren, om ook de lelijkheid, de boze kanten van het leven en van onze wereld zichtbaar te maken als een soort aanklacht, als een schreeuw om aan-dacht, om medeleven en solidariteit. Misschien goed bedoeld, werkt dat blijkbaar lang niet altijd zo.

Waar het op een plek als een ziekenhuis om gaat, is dat we uit zijn op heling en troost, vooral gezien vanuit het perspectief van de patiënt. Gelukkig zijn er in ons ziekenhuis veel mooie en goede voor-beelden van kunst die schoonheid en troost met elkaar verbinden. Mede in dat kader moeten ook de exposities gezien worden die met regelmaat te zien zijn in de kapel van Atrium MC in Heerlen.

Inbedding in een breder kaderWe mogen ons in Heerlen nog altijd gelukkig prij-zen met een heel mooie kapelruimte. Ze is wel-iswaar excentrisch gelegen, gezien vanuit de centrale hal (de keuze destijds voor de plek had praktische redenen), maar de jaren door en ook nu nog weten velen toch de weg er naar toe te vinden. Het is mede door de ruimtelijke indeling en de inrichting een echt geschikte plek voor stilte, gebed en bezinning, bovendien dag en nacht open. En natuurlijk worden er ook hier veel

kaarsen aangestoken in de Mariahoek en schrij-ven velen in ons “Heilig schrift”.

Met de exposities heeft het Team Geestelijke Ver-zorging en Pastoraat een extradimensie willen toevoegen aan (het gebruik van) de kapelruimte, in het verlengde van de traditionele functies. Juist in een tijd waarin binnen een ziekenhuisorganisa-tie vanuit het kostenaspect heel kritisch gekeken wordt naar het daadwerkelijk gebruik van ruim-tes, telt ook deze extrafunctie behoorlijk mee. Hier schuilt ook een zekere ironie in. Door letterlijk en figuurlijk ruimte te maken voor stilte, bezinning en beeldende kunst, wordt erkend dat zorg in een ziekenhuis meer is dan een puur medisch-tech-nisch gebeuren dat uitgedrukt wordt in DBC’s, protocollen en behaalde resultaten.Tijdens een bijeenkomst van het Limburgs convent van gees-telijke verzorgers in 2006 verwoordde Sjaak Körver dit als volgt:“Aangezien de zorg steeds meer prestatie- en pro-ductiegericht is, meer op beheersing en op de korte termijn, kan de geestelijk verzorger aandacht schenken aan zaken en ervaringen die buiten dat

bestek vallen. Dat kan zowel richting patiënt, cliënt of bewoner, rond heel persoonlijke en levensbe-schouwelijke zaken en ervaringen, onderwerpen en ervaringen die te maken hebben met eindig-heid en afhankelijkheid. En richting behandelaars, verzorgenden en verpleegkundigen, maar ook beleidsmakers en managers rond kwesties die buiten het directe zorg- en behandelingsperspec-tief vallen. Dat ter sprake brengen kun je soms beter dan in woorden, ook met beelden doen.”In die zin is het gebeuren rond de exposities in onze kapel uitdrukking van onze zorgspiritualiteit. Het heeft een structurele plek gekregen binnen ons werk als Team Geestelijke verzorging en Pas-toraat, maar mag het ook beschouwd worden als een structurele bijdrage binnen onze instelling.Doordat we bij sommige exposities een beroep doen op medewerking van andere disciplines binnen het ziekenhuis ontstaan er soms ook nieuwe netwerken én worden medewerkers vaak opnieuw gemotiveerd voor hun werk. Ook de kijk op wat geestelijke verzorging is en kan zijn binnen het geheel van de zorg wordt soms bijgesteld in positieve zin.

Exposities in de kapel van Atrium MC Heerlen

M AT T H I EU GU BBELS

Van de schoonheid en de troostEen belangrijke vindplaats van genezing en van menselijkheid is de kunst. Van oudsher wordt kunst geas-

socieerd met schoonheid, met mooie dingen. En kunstenaars zijn vaak enorm begaafde mensen die de

‘kunst’ verstaan om nieuwe werelden te scheppen en ons te ontroeren. In de klassieken werd er gesproken

over de kunst als de bron van het Schone, het Goede en het Ware. Kardinaal Danneels uit België, die veel

weet heeft van kunst en cultuur, spreekt over de schoonheid als de zus van geloof, hoop en liefde.

Binnenskamers, droombeelden op intensive care14 statiën van Eric Toebosch sept. 06

Als alles anders wordtOver werken op de afdeling neurologieadvent en kerst 2007

Page 3: Ten Geleide Kunst en Religie toch 30-3.pdf · rende betrokkenheid op elkaar èn van de onvermijdelijke spanningen. Troost en confrontatie, beide elementen treffen we aan in de kunst

- september 2009 4 5 september 2009 -

FaciliteringDe exposities worden meestal vergezeld door een boekje met informatie over de kunstenaar en de geëxposeerde werken, aangevuld met passende meditatieve teksten. De teksten in het boekje geven enige achtergrond informatie over de geëxposeerde werken en hun maker, maar zijn vooral bedoeld als een eigenstandige aan-vulling voor de bezoeker en kijker die wat bezin-ning, inspiratie en troost zoekt.

Dat er ook een aantal technische zaken komen kijken bij het organiseren en inrichten van een expositie moge duidelijk zijn. Er is bijvoorbeeld het beschikbare oppervlak met zijn mogelijkhe-den en beperkingen. De zorg om een goede ver-lichting is ook van belang. Financieel is ons nog altijd gelukt om met een vrij beperkt budget toch aansprekende exposities te laten zien. En natuur-lijk vraagt het ook de nodige investering van tijd en is een tijdige planning vereist.Belangrijk is ook een goede PR, zowel intern als naar buiten toe. Dankzij een goede toegang tot en samenwerking met het Stafbureau Communi-catie van Atrium MC verloopt dit aspect volgens een intussen vast patroon. Kleurig affiches door het hele gebouw, een aankondiging met foto op de website, die zowel intern als extern bekeken kan worden, een artikeltje in het Mozaïek, het communicatieblad van Atrium, maar ook richting de regionale pers die met regelmaat een artikel plaatst.

Tot slotSinds de eerste expositie in december 2001 zijn er vele gevolgd. En bijna altijd met veel res-pons. Soms ook met een nawerking tot op de dag van vandaag. Zoals bij de advent- en kerst-expositie van 2007 met vaak indringende foto’s van de afdeling neurologie onder de titel “Als alles anders wordt”. Een heel treffende foto, ver-gezeld van een tekst van Marinus van den Berg, hangt nu prominent bij neurologie op de gang. Op dit moment wordt deze afdeling vernieuwd. De afdelingsmanager heeft me gevraagd om de aankleding van de gangen mee vorm te geven in de geest van de expositie, met afbeeldingen en teksten die aansluiten bij het heel eigen gebeu-ren op een afdeling neurologie.

Op dit moment loopt de vierentwintigste exposi-tie met werk van Ans Meerts uit Swalmen onder de titel ‘ENGELEN WERKEN’ en is de voorbe-reiding op de expositie voor advent en kerst al gestart.

Wanneer ik om me heen kijk, de vakliteratuur erop nalees, dan valt het me op dat er steeds meer aandacht is voor kunst en religie, beeld en zorg. Het blad Volzin heeft al jaren in ieder nummer een beeldmeditatie. Het tijdschrift Speling heeft in elke nummer afbeeldingen en beschouwingen over kunst. Ook het Tijdschrift Geestelijke Verzorging kent de traditie van een foto rond een aspect van zorgverlening, c.q. zorgontvanging. Handelingen, tijdschrift voor Praktische Theologie heeft in zijn laatste nummer (2009/3) een mooie beeldbeschouwing van Evert Jonker getiteld ‘Tranen afvegen’ rond een kleu-renlitho van de bekende Duitse kunstenaar Max Beckmann naar aanleiding van teksten uit de Apocalyps. En in het voorjaar werd in het kader van het Soeterbeeckprogramma tijdens een symposium het boek God en kunst gepresen-teerd over het verdwijnen en verschijnen van het religieuze in de kunst.

Het zijn allemaal tekenen dat wij met onze exposities in een bredere beweging staan. Het bevestigt mijns inziens nog eens het belang van Beelden in de zorg (de titel van een fotoboek uit-gegeven naar aanleiding van het jubileum van de VGVZ in 2008). En dat ik dit onderdeel van het werk ook nog eens doe vanuit persoon-lijke interesse in en met enige kennis van kunst en kunstenaars maakt het voor mij persoon-lijk nog zinvoller en plezieriger. Nu ik binnenkort grotendeels met pensioen ga, mag ik ook in de komende jaren de organisatie van exposities in Atrium blijven vervullen.

Matthieu Gubbels is geestelijk verzorger/pastor in Atrium MC Parkstad

Naar patiënten toe geven de getoonde beelden en werken met regelmaat aanleiding tot gesprek. Middels het beeld ontstaat er op deze wijze ver-binding met het eigen levensverhaal en komt er vaak weer nieuw perspectief.

Keuze en opzet van de expositiesIn principe zijn er drie exposities per jaar. De eerste expositie vindt plaats tijdens de lijdens- en paastijd, van enkele weken voor Pasen tot enkele weken erna. De betekenis van deze tijd geeft ook de richting aan van wat er tentoongesteld gaat worden. Soms kan het uitgesproken religieus en christelijk zijn, zoals een kruisweg, maar dat hoeft niet. Het belangrijkste is dat het aansluit bij erva-ringen van (mede-)lijden, pijn, hoop en wanhoop, uitzicht en perspectief, zeg maar Goede Vrijdag- en Paaservaringen.

Een tweede moment van exposeren is de maand september waarin Nationale Ziekendag plaats vindt. Het is aanleiding om vooral schilderijen te exposeren die op een of andere wijze een verbin-ding hebben met zieken(huis)zorg. In de praktijk gaat het om een heel breed spectrum. Het kan gaan om werk van een (ex-) patiënt of van diens familielid, of om werk van een kunstenaar dat ik zelf heb gezien en me geraakt heeft, maar ook aansluit bij de thematiek. Een enkele keer komt het voort uit samenwerking met andere plek-ken waar exposities worden gehouden zoals in Wittem.

Het derde moment is de advents- en kersttijd. Dit is niet alleen een sterke liturgische tijd, maar ook een tijd waarin verbinding gemaakt kan worden met het verlangen naar uitzicht, licht, heling, zij het in een ziekenhuis vaak vanuit zorg, angst, gemis, en soms een ernstig bedreigend per-spectief. Deze expositie is de laatste jaren een foto-expositie rond een verpleegafdeling of een aspect van ziekenhuiszorg. Meestal worden de foto’s gemaakt door de (medisch) fotograaf die goed toegang heeft tot de afdelingen en die er zelf ook veel voldoening in vindt. Tijdig wordt contact gezocht en een passend thema bedacht. Zo was er al samenwerking met de afdeling ver-loskamers (‘Welkom kind, wonder van leven’), de

afdeling dialyse (‘Dialyseren met kerst’), en onder andere een expositie over ‘Wachten in het zieken-huis’. Een extra expositie vindt er wel eens plaats in de meimaand, van oudsher de ‘Mariamaand’. Het-geen ook merkbaar is in de Mariahoek van de kapel. Zo was er in mei 2007 een fraaie expositie van Judy van Vliet rond het Salve Regina. Deze expositie werd ook geïntegreerd in een zondagse liturgieviering. Het gebeurt wel vaker dat een tentoongesteld werk gebruikt wordt in de liturgie. Zoals bij de eerste expositie die werd gehouden tijdens advent en kerstmis 2001 rond lino’s van Wiel Meertens. Een jaar later gebeurde hetzelfde met werk van Gène Eggen, van wie we overigens in ons ziekenhuis ook een heel mooie kerststal hebben van gesneden hout. Hij staat jaarlijks rond kerstmis prominent in de grote entreehal.

Salve Regina Judy van Vliet mei 2008

Page 4: Ten Geleide Kunst en Religie toch 30-3.pdf · rende betrokkenheid op elkaar èn van de onvermijdelijke spanningen. Troost en confrontatie, beide elementen treffen we aan in de kunst

- september 2009 6 7 september 2009 -

De geschiedenis leert dat kunst en religieal heel lang samen gaan

Kunsthistorisch gezien zijn kunst en religie met elkaar verbonden vanaf het prille begin. Kunst kan beeldend zijn, geschreven, en/of uitgevoerd. Zelf houd ik mij het meeste bezig met beeldende kunst. De oudste beeldende kunstobjecten zijn 40.000 jaar oude ivoren beeldjes van dieren en mythologische figuren en een vrouwenfiguurtje dat vermoedelijk een vruchtbaarheidssymbool is. De grottekeningen in Altamira in Spanje en Las-caux in Frankrijk dienden waarschijnlijk als onder-deel van magische rituelen om een succesvolle jacht af te smeken. Tot de renaissance was kunst in dienst van religie en de macht. En religie en macht waren over en weer met elkaar verbonden. Pas in de zestiende eeuw begint de kunst echte seculiere trekjes te krijgen. Niettemin, de schit-terende bloemstukken en stillevens van de Hol-

landse meesters kregen alsnog een religieuze lading als vanitas-stukken; daarmee werd de ver-gankelijkheid van het leven aangegeven. Portret-ten waren al populair, maar in de westerse kunst werden ze gewoonlijk verbonden met religieuze thema’s. Het ging natuurlijk om de verheerlijking van de geportretteerde. Pas gedurende de renais-sance en daarna werden portretten losgekoppeld van het religieuze. Het is pas na de Franse Revolutie dat kunst minder afhankelijk van opdrachtgevers werd. Beeldende kunst werd veel meer een uiting van de kunstenaar zelf, van zijn stijl en van zijn persoonlijke talent. De markt begon ook te ver-anderen. Opdrachtgevers gingen topkunst kopen van oude meesters. De levende kunstenaars moesten op zoek gaan naar nieuwe markten, de aandacht trekken van critici en het publiek. Op die manier kwamen de persoonlijke eigenheid en

oorspronkelijkheid van de kunstenaar in de kunst veel meer voorop te staan.

De ruimte voor kunst in kerkenBinnen de katholieke kerkelijke kunst beoefening was het opvallend dat vernieuwende kunstenaars vanaf de tijd van de impressionisten veel minder in aanmerking kwamen voor het opluisteren van reli-gieuze ruimtes. Er waren natuurlijk uitstekende en kundige ambachtslieden die zeer fraaie interieurs voor de kerken leverden, maar er was weinig ver-nieuwing bij. De oude verhalen, de ‘armen bijbel’ in glasramen en op de muren waren illustratief maar weinig vindingrijk. Een zogenoemde ‘letter-lijke’ verbeelding werd toegepast die meer op fan-tasie dan op de bevindingen van de wetenschap, de geschiedenis of op mensenkennis gebaseerd waren. Georges Roua(u)lt (1871-1958), de Franse kunstenaar uit de begin van de 20ste eeuw, wordt vandaag erkend als een van de grote religieuze kunstenaars van de vorige eeuw. Toch waren er maar weinig kerken geïnteresseerd in zijn kunst die hij gedurende zijn leven maakte. Ad de Haas met zijn kruisweg en beschildering van de gehele kerk in Walhwiller, Zuid Limburg, moest meema-ken dat zijn zeer fijngevoelige kunstwerk verket-terd werd door de kerkelijke leiding. Pas vele jaren later zag men de grootsheid, de eerlijkheid en de authenticiteit van zijn kunst, én dat het door en door religieus was. Kunst is religieus wanneer het duidelijk een uiting is van een doorleefd zoeken naar het geheim van het leven, over de grenzen van het waarneembare heen. Waarneembaar zijn verhalen, de tradities en de cultuur, zowel religi-eus als seculier en maatschappelijk.Ik ben ervan overtuigd dat heel veel hedendaagse kunst religieus is. Veel hedendaagse kunst wortelt in een authentiek zoeken naar het ‘meer zijn’ van het bestaan en de wereld die wij bewonen. Het is geweldig wanneer kerken echte hedendaagse kunst zonder veel bemoeienis toelaten en gebrui-ken. Helaas is dit meer uitzondering dan norm!

Persoonlijke ervaringen met kerk en kunstIk heb intussen heel wat ervaring met kunst in kerken. Een aantal jaren geleden werd ik uitge-nodigd door de overste van een huis van mijn confraters, de Redemptoristen in Phokeng, Zuid Afrika, om de huiskapel opnieuw te beschilderen

en in te richten. Toentertijd diende het als opvang-huis waar jonge mannen die belangstelling hadden om toe te treden tot de redemptoristen een aanvullende opleiding aangeboden kregen. Ik heb daar de kleuren en traditionele vormen uit de lokale cultuur toegepast. Ik heb een nieuw kruis-beeld geschilderd. Jezus werd voorgesteld op het moment dat hij zijn pijn en overgave uitschreeuwt:

‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij mij verla-ten – Maar uw wil geschiedde... Het is volbracht.’ Onderaan het kruis staan mensen, zwart, blank die dit horen en zien. Een jaar later kwam ik weer in dat klooster. Er was een nieuwe overste. Hij kwam naar mij toe en zei, “Jan, wij hebben jouw kruis weggehaald uit de kapel. Het was te aangrij-pend, te emotioneel, wij konden er niet tegen.” Hij had het vervangen door een houten kruis met een plastic corpus, kitsch, dat veelvoudig gemaakt en verkocht werd. Een nietszeggend, onschuldig beeld dat je warm noch koud laat. Hij gaf mij het oorspronkelijke kruis terug. Diezelfde dag werd het nog doorverkocht aan een dominee van de Nederduitsgereformeerde kerk. Die gebruikt het tot op de dag van vandaag nog in zijn kerk en catechisatielessen.

Priesterkunstenaar in hart en ziel

JA N H A EN C . Ss . R .

Tekenen en schilderen heb ik altijd gedaan. In de loop der jaren heb ik schildercursussen gevolgd en kunstgeschiedenis op academisch niveau gestudeerd. Daarnaast, het priester zijn, dát wilde ik al vanaf mijn jongste jaren. Ik koos er bewust voor om dit als Redemptorist te worden. De wijdingsdag was dan ook het bereiken van een doel waar ik nooit aan getwijfeld had. Nu, veertig jaar verder, durf ik mijzelf te noe-men: priesterkunstenaar. Deze twee aspecten van mijn leven zijn volkomen met elkaar vergroeit. Dus toen ik gevraagd werd om iets te schrijven over mijn persoonlijke ideeën, belevingen en ervaringen met het thema ‘Religie en kunst’ begin ik met te zeggen dat mijn priester-zijn en kunstenaar-zijn vanzelfsprekend onderdeel zijn geworden van mijn bestaan.

Twee schilderijen en een kruisbeeld van Georges Rouault

De

schr

eeuw

, sch

ilder

ij va

n Ja

n H

aen

Page 5: Ten Geleide Kunst en Religie toch 30-3.pdf · rende betrokkenheid op elkaar èn van de onvermijdelijke spanningen. Troost en confrontatie, beide elementen treffen we aan in de kunst

- september 2009 8 9 september 2009 -

Hoe ik werkDe afgelopen achttien jaar ben ik in de gelegen-heid geweest om mijn priester-zijn en de kunst mijns ziens uit te oefenen op een geloofwaar-dige manier. Met geloofwaardig bedoel ik dat de kunstprojecten waar ik bij betrokken ben de verbeelding van het meer-zijn van het bestaan, het authentiek zoeken naar waarachtigheid, eer-bied en hoop, de verhalen uit het verleden en lange religieuze kunst tradities altijd gepaard zijn gegaan met aandacht, zorg en eerbied voor alle betrokkenen. Dat betekent niet dat ik geen twij-fels had, of nog heb met betrekking tot thematiek, vorm, ontwerp en kleur. Maar ik heb gehandeld en blijf handelen vanuit de lijfspreuk van de redemptoristen: Copiosa apud eum Redemptio. – Met Hem is verlossing in overvloed. De verlossing

wordt bewerkstelligd door het doen. Het maken van kunst werkt bevrijdend, verlossend, voor mij als ontwerper, voor de mensen betrokken bij het uitvoeren van de kunstprojecten en de anderen die het daarna aanschouwen, ervaren, zien en gebruiken. Dat weet ik vanuit opmerkingen, brie-ven en soms verassende verhalen die ik te horen heb gekregen. Ik kijk naar kunst, oud en nieuw. Het inspi-reert mij. Ik zie hoe anderen geworsteld en oplos-singen gevonden hebben om de ervaringen, emoties, tragedies en hoop, het onzegbare en het wonderlijke, in beeld te brengen. Het verbaast mij helemaal niet dat galerieën, musea, muziekthea-ters als de nieuwe religieuze ontmoetingsplekken worden beschouwd waar mensen op zoek gaan naar het spirituele en het religieuze. De creativi-teit die ik daar tegenkom is dikwijls verassend, al vinden sommige mensen ze schokkend en mis-schien wel godslasterlijk. Ik ervaar het meestal als intrigerend, verrassend en ze dagen mij uit om mijn eigen verbeelding voortdurend onder kri-tiek te stellen. Ik ben ervan overtuigd dat in onze seculiere, materialistische samenleving, beel-dende kunst nieuwe mogelijkheden aanreikt voor de (her-)ontdekking van het religieuze, het spiritu-ele, het Goddelijke van ons bestaan.

‘Nederlandse woorden uit jullie monden klinken leuk,’ zegt de meester op school. Vanmorgen komt Arlinda alleen naar school.

‘Meester er is iets ergs gebeurd met Liridona. Gisteravond kwam de politie hun huis binnen. Ze hebben de vader meegenomen. Liridona huilde.’

‘Waar is Liridona nu?’ vraagt de meester.

‘Weet ik niet. Bij haar thuis waren de gordijnen dicht.’

‘s Middags komt Liridona naar school. Ze is hele-maal van streek. Uit haar mond klinken geen Nederlandse woorden. Ze spreekt haar moe-dertaal. Arlinda legt uit wat ze vertelt. De vader zit in de gevangenis. Ze worden het land uitge-zet. Ze zijn illegaal hier. Liridona gaat terug naar Kosovo. De Nederlandse woorden laat ze achter. Ze reist naar de oorsprong van haar bestaan. Hoe bedreigd die ook is. Haar moedertaal biedt geborgenheid. Waarschijnlijk haar enige zeker-heid.

In mijn kindertijd was de taal van de kerk Latijn. Verschillende misgebeden en liederen kende ik feilloos. Hoewel ik er niet veel van begreep. In mijn missaal stonden twee kolommen tekst. Links Nederlands en rechts Latijn. Het Latijn vond ik spannend door het ongewisse. Zoals veel wat met de kerk te maken had. Ik relateerde het met fees-ten en daarin vond ik de zin. Later wilde ik meer begrijpen. De opgang van het Nederlands in de liturgie vond ik een verademing. En zeker als er priesters waren die een stap zette in de richting van het dialect. De liturgie werd een feest op zich.

Er werden dialectmissen geschreven. Vaak in het kader van het carnaval. Maar ook liederen voor de kerst. In Kerkrade is een veel gevraagd nummer bij eerste communies het lied ‘inne sjunne daag’. Het Sint Maarten verhaal wordt ieder jaar met Nederlandse en Kerkraadse passages verteld. Er zijn kerkkoren die in hun repertoire dialectlie-deren hebben voor de gewone eucharistievierin-gen. Steeds vaker worden bij huwelijk en doopsel dialectteksten voorgedragen. In crematoria is een afscheidswoord in de moedertaal een cocon van troost.

De kracht van het dialect is de oorsprong. Het is met de paplepel in gegeven. Sterker nog, het is moedermelk. De klanken omhullen, koesteren. De woorden zijn tekens van de diepste gevoe-lens. Wellen op uit de bron van de ziel.

De kinderen op mijn school zingen het lied ‘sjun dat vier ós versjtunt’. Verstaan in de zin van begrij-pen en in de zin van acceptatie. In de coupletten is zelfs Turks en Kosovaars verwerkt. Liridona zong lachend het Kerkraadse lied. Uit haar mond werd een nieuw geluid geboren. Kerkraadse woorden met een Kosovaarse tongval.

Hartverwarmend. Communio.

Onbegrensd land. Welkom Liridona.

‘Sjun dat vier ós versjtunt’.

Zing de kerkdeuren open.

ZIE OOK: HT TP://HOME.PL ANET.NL /~HEIJM350/INDE X.HTML

Moddersjproach

W I M H EI J M A NS

Liridona rent over de stoep. Op de hoek van de straat wacht Arlinda, haar vriendinnetje. Samen gaan ze

naar school. Dit doen ze bijna iedere schooldag. Beiden komen ze uit Kosovo. Ze zijn gevlucht voor de oor-

log. Arlinda woont hier al heel wat jaren. Liridona pas een jaar. Maar ze spreekt al behoorlijk Nederlands.

De twee meisjes vinden het spannend om in het Nederlands met elkaar te praten.

Teke

ning

: P. Z

iezo

De huiskapel van de Redemptoristen in Phokeng, Zuid Afrika, beschilderd en ingericht door Jan Haen.

Page 6: Ten Geleide Kunst en Religie toch 30-3.pdf · rende betrokkenheid op elkaar èn van de onvermijdelijke spanningen. Troost en confrontatie, beide elementen treffen we aan in de kunst

- september 2009 10 11 september 2009 -

Jongerenkoor Galou uit Gulpen ontstond ruim twaalf jaar geleden uit een kerkelijk jongeren-koor. Sedertdien ontwikkelde het koor zich in snel tempo tot een hechte vrienden- en vriendinnen-club met één bindend element: samen zingen, samen iets moois maken!Het koor telt zo’n 30 zingende leden, 8 bandleden en 1 dirigent. Wat meteen al opvalt is het grote aantal bandleden. Hiermee onderscheidt Galou zich van vele andere (jongeren)koren die het, bij-voorbeeld, met alleen een pianist moeten stel-len. Dankzij de vele bandleden kan ook gekozen worden voor nummers die een uitgebreide bege-leiding vragen.

De kracht van het koor zit hem tevens in het feit dat wie lid wordt van de groep dat in de meeste gevallen vele jaren blijft. De permanente aanwas

van leden houdt het repertoire, de gemiddelde leeftijd en de spirit in de groep fris. Aan de andere kant zorgt de trouw en de aanhankelijkheid van de leden aan hun koor ervoor dat Galou in de 12 jaar van haar bestaan, constant groeit in haar muzikale prestaties. Men streeft naar een unieke sound, dingen doen die andere koren niet doen; iets eigens hebben.

In dat zoeken naar unieke producten presenteert het koor vaak ook heel creatieve evenementen en concertformules. Galou ‘is altijd wel in voor iets bijzonders’. De inbreng van dirigent Marcel van Montfort in de totstandkoming van dat bijzondere is nu al 8 jaar een inspirerende en coachende factor. Wie éénmaal een concert van Galou heeft meegemaakt zal dat unieke samenspel van een genietende vriendenclub meteen herkennen.

Jongerenkoor Galou

Y VON T H I ESSEN

Tijdens het 20e Nationaal Jongerenkoren Festival in Rijsbergen (Noord-Brabant) heeft Jongerenkoor Galou

uit Gulpen de Nationale titel behaald. Dit jaar mag het koor zich ‘het Beste Jongerenkoor van Nederland’

noemen. Galou is het eerste Limburgse koor dat deze titel heeft behaald.

OpstijgmuziekIn veel gewone katholieke en protestantse kerken in Nederland is de zang en de rest van de muziek dikwijls op iets hogers gericht. Woorden en klan-ken moeten ‘als wierook opstijgen’ naar God, als lof of smeking. Als het goed is, stijgen de harten van de gelovigen een beetje mee (sursum corda). In alle tijden heeft men blijkbaar gedacht dat de muziek voor dit speciale doel wel apart en wereld-afwijzend moest zijn. Bijvoorbeeld gregoriaans of psalmen van Goudimel. Zulke muziek moet her-kenbaar afwijken van wat gewoonlijk populair is. In dit kerkelijke genre heb je dan weer een scala van sobere psalmen tot meerkorige polyfonie, gemaakt door grote componisten. Sinds 1960 wordt er in sommige kerken wel muziek van kinderen en jongeren uitgevoerd. Dan gaat het meestal om vlotte, ritmische liedjes, met begeleiding van gitaar of een band. Toch lijkt het of zulke muziek voornamelijk gedoogd wordt om de jongeren in de kerk te houden. De echte muziek moet opstijgen.

AfdaalmuziekBij de pinksterkerken (en evangelische kerken in het algemeen) heeft de muziek in zekere zin de omgekeerde bedoeling. Het ziet eruit alsof de kerkgangers met luid gezang, geklap en gezwaai de aandacht van Gods Geest willen trekken. Een band, een solist en een koortje zijn onmisbaar. De muziek dient om alle aanwezigen in een soort trance te brengen. Dan is het niet voldoende om braaf een lied van drie strofen te zingen. Nee, een half uur tot drie kwartier praise, lofprijzing, is heel gewoon als aanloop. Daar zit dan een doordachte opbouw in, met veel theatereffecten (soli, licht) en meezingers. Pas als iedereen voelt dat de Geest aanwezig is, kunnen het gebed, de preek en de genezingsrite beginnen, natuurlijk afgewisseld met muziek. Een kerkdienst duurt al gauw twee uur. De gebruikte muziek is helemaal ‘van deze wereld’, herkenbare popmuziek. Ze wordt

wel ‘relipop’ genoemd en kan stijlen omvatten van soul tot hardrock. Veel liederen zijn overgenomen uit het Engels, de eenvoudigste worden niet eens vertaald. De teksten zijn meestal direct tot God gericht en bestaan uit korte zinnen met bijbelse associaties. Verder wordt er ontzettend veel her-haald, niet alleen als refrein in een liedvorm, maar zelfs als een soort mantra: ‘Heer, wij prijzen U’, 20 x. Juist dit levert de trance op. Een groep als Hillsong United, verbon-den aan de kolossale Hillsong Church in Sidney (Australië), is een van de grootste leveranciers van zulke relipop voor pinksterkerken. Zelf beho-ren ze bij de pinksterorganisatie Assemblies of God, die ook in Nederland de grootste pinkster-vereniging is. In andere kerken wordt hun muziek ook gebruikt. Op internet kun je een aardige indruk krijgen van zulke kerkdiensten en deze afdaalmuziek. In Limburg zijn er maar een stuk of zeven pinksterkerken, maar in de Randstad en op de Veluwe zijn er honderden, van Nederlanders en migranten. Als je hun muziek alleen hoort, zonder te weten dat ze bij een kerkdienst past, zal menig-een denken: wat een slappe kost. Ik vind het inderdaad dikwijls zouteloze, middelmatige deun-tjes, te vergelijken met de slechtste nummers van onze volkszangers. Er is geen kunst aan. Dit zal zeker samenhangen met het publiek dat de pinksterkerken trekken: weifelende protestan-ten, brave ‘gewone’ mensen, rustige jongeren. Als ze door zulke muziek eenmaal in een vrome stemming zijn, daalt de Geest blijkbaar wel af. Die stemming wordt niet speciaal opgeroepen door de muziek, want die is vrij slap, maar zoals ik zei door de theatrale presentatie, de voortdu-rende herhaling van regels, en het meedoen door zwaaien en dansen. Ik geloof niet dat het beeld van opstijg- en afdaalmuziek helemaal klopt, maar zo kan ik het eigen karakter van deze pink-stermuziek het beste benoemen.

De Geest naar beneden zingenF R A NS J ESPERS

In de meeste kerken lijkt de muziek bedoeld om naar God op te stijgen. Maar in pinksterkerken is de rich-

ting omgekeerd: de Geest moet neerdalen. Daar heb je een ander soort muziek voor nodig.

Page 7: Ten Geleide Kunst en Religie toch 30-3.pdf · rende betrokkenheid op elkaar èn van de onvermijdelijke spanningen. Troost en confrontatie, beide elementen treffen we aan in de kunst

- september 2009 12 13 september 2009 -

Galou is niet de beste, Galou is bijzonder, en dat vinden we best! Met deze slogan nam Galou twee jaar geleden deel aan het Nationaal Jongerenko-renfestival. Dit landelijk festival is een weekend speciaal voor jongerenkoren vol zang, plezier en strijd. Twee dagen lang werd in de kerk van Rijs-bergen (Noord-Brabant) gestreden om het beste optreden neer te zetten. Het koor dat dit het meest overtuigend deed mocht zich Nationaal Kampioen noemen. Dit jaarlijks terugkerend eve-nement wordt georganiseerd voor Nederlandse tiener- en jongerenkoren die zich één of meer-dere malen per jaar bezig houden met jonge-renliturgie door bijvoorbeeld het opluisteren van een heilige mis. Zowel liturgische als koren met een werelds repertoire, zoals Galou, namen deel. Naast de wedstrijd stond het weekend in het teken van teambuilding. De leden van het koor zijn niet alleen op het podium de strijd met de andere koren aangegaan, ook namen zij deel aan een zeskamp waarbij er veel gesport werd.

Twee jaar geleden behaalde het koor de publieks-prijs en een derde plaats in de B-categorie (de lage klasse). Met deze derde plaats promo-veerde het koor destijds naar de hoogste klasse, de A-categorie. Winnen was niet de reden om in het weekend van 6 en 7 juni jongstleden opnieuw deel te nemen aan het concours. De afgelopen twee jaar is er hard gewerkt om beter te worden; om het koor een kwaliteitsimpuls te geven. Het was een kans om te meten waar het koor nu staat. Met deze bescheiden verwachtingen werd Galou dan ook blij verrast toen tijdens de prijs-uitreiking in de Sint Bavo kerk duidelijk werd dat Galou de eerste plaats had behaald en zich nati-onaal kampioen mag noemen!Galou versloeg elf andere jongerenkoren, uit-komend in de hoogste klasse, afkomstig uit het gehele land. De beker werd uitgereikt door hulp-bisschop De Jong van Roermond. De jury was vooral onder de indruk van de muziekkeuze en de wijze van uitvoeren van het koor. Men prees met name het feit dat Galou ‘rap’ durfde te bren-gen in de kerk tijdens de uitvoering van het the-mawerk ‘Joyful, Joyful’. Het vrije werk ‘When you believe’ werd beloond met tien punten, de maxi-male score. Ook voor begeleiding en dirigent behaalde het koor het maximale aantal punten,

resp. 11 en 10 punten. Met een resultaat van 58 punten bereikte Galou in het overall-klassement (A+B categorie) een 1e plaats.

Vele repetities gingen aan dit geweldige resultaat vooraf. Ze stonden in het teken van het verbete-ren van zangkwaliteit, presentatie en uitstraling. Paul Bindels, zangdocent, heeft extra ondersteu-ning gegeven bij het werken aan zangkwaliteit en koorklank. Tijdens de vele uitvoeringen die voor het kampioenschap zijn gegeven, is hard gewerkt aan presentatie en uitstraling. Een onderdeel van presentatie en uitstraling is het overbrengen van de boodschap van het lied. Het verhaal en de sfeer van een muziekstuk komen vaak beter tot uiting wanneer koorleden het lied zonder partitu-ren kunnen zingen. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, maar het is uiteindelijk wel gelukt.Verder heeft Galou een bestuur om trots op te zijn omdat het zich voor meer dan 100% inzet voor het koor. Het is niet alleen betrokken bij het onderhouden van contacten en het plannen en regelen van optredens maar denkt ook verder vooruit. Het stelt bijvoorbeeld doelen voor het komende jaar. Ook wordt altijd gezocht naar een nieuwe uitdaging. Voor het najaar is een van de uitdagingen het instuderen van de nieuwe misgezangen. Dirigent Marcel van Montfort heeft namelijk speciaal voor Galou een mis geschreven. De vaste misgezan-gen zoals Kyrie en Gloria heeft hij in een nieuw jasje gestoken. Dat is echter niet voor het eerst. Jaren geleden is dat ook al gedaan en deze mis draagt de naam ‘Missa Galouensis’. Dat was een groot succes, Missa Galouensis is heel vaak gezongen. Nu wordt het tijd voor iets nieuws. De misgezangen zijn meestal niet de favoriete stuk-ken van de meeste jonge leden. Het vaste reper-toire van Galou met vooral wereldse muziek is het soort muziek dat hen meer aanspreekt, maar met de nieuwe composities wordt het een stuk aan-trekkelijker!

Zo blijft Galou bezig met verbeteren en vernieuwen en dat maakt het koor zo sterk. Mocht u nieuws-gierig zijn geworden naar dit bijzondere koor, dan kunnen we u misschien begroeten bij de viering op zondag 25 oktober in de kathedraal in Roer-mond waar wij de heilige mis zullen opluisteren.

DE ONTZUILING DE ONTZUILING DE ONTZUILING DE ONTZUILING DE ONTZUILING DE ONTZUILING

Gecompliceerde rouw

M EI N DERT M U LLER

Van het overlijden van mevrouw E. zal niemand een aandoening van “gecompliceerde rouw” over-houden. Geen rouwverwerker of psychothera-peut zal er een boterham aan verdienen. Ze was dan ook reeds over de honderd, dement en ver-schanste zich al jaren met vijandige achterdocht in haar kamer in het verzorgingshuis, “alwaar ze lief-devol werd verpleegd”. De kerk was niet overdadig gevuld, maar gewoontetrouw en het vooruitzicht van de koffietafel brachten toch menig dorpeling op de knieën. Ook mij. In de stoet van kerk naar kerkhof liep ik per abuis vrij vooraan, op de water-scheiding tussen de kleine kopgroep rouwende familieleden en het peloton matig belangstellenden daarachter. De laatste etappe, die naar de Champs Élysées; die van de ontspannen gezelligheid op het laatste sprintje na. Het geroezemoes zwol al snel aan, altijd wel wat te vertellen; voorzichtig lachen klonk al gauw zorgeloos en vrij. Al vóór het graf was mevrouw E. door menigeen vergeten. Bij het graf bad de priester zijn gebed uit het boek en vulde de puntjes voor de laatste keer met haar naam en toe-naam in. De doodgraver dankte ons in naam van de familie voor ons medeleven en noodde ons voor een laatste groet aan het graf en voor de broodjes in het aanpalende gemeenschapshuis. Daar bleef het nog lang gezellig.Ik zag één kleindochter met rode, betraande ogen, toch nog echt verdriet. Het was als balsem op de dorre zielen.Toen mijn moeder en vader stierven heb ik geen traan gelaten. Ik keek toe, voelde me rustig, zo gaat dat dus. Die rust veranderde door de jaren heen in een schraal aanvoelende leegte. Rouw als zand in je kleren; zand in je bed. Geen toevlucht meer, geen thuiskomen. Ook geen ademnood meer tussen nog steeds dezelfde meubeltjes en voor-spelbare reacties. Dit kind, ik, heeft geen vader en moeder meer. Een simpele, allesbehalve gecompli-ceerde rouw. Ik ben gezond. Je hebt niet alleen allerlei groepen niet erkende

oorlogsslachtoffers - neem mij, geboren in de Oorlog en als baby de hongerwinter meegemaakt, en dan ook nog ouders die weinig vertelden! - , je hebt bovendien ook allerlei niet erkende ziek-ten. Wist u dat? Daar schijnt wat aan gedaan te worden. Sinds kort zijn, na uitgebreid onderzoek in - waar anders? - Amerika, “rouwstoornissen”, vormen van “ernstige, vastgelopen rouw” officieel als psychische stoornis erkend en onder de naam “gecompliceerde rouw” opgenomen in de classifi-catiesystemen van de Amerikaanse Associatie voor Psychiatrie en van de Wereld Gezondheidsorgani-satie. Het stond in de krant en het staat op Internet, dus zeg niet dat ik over één nacht ijs ga. En ik lees het in een artikel van klinisch psycholoog en psy-chotherapeut Paul Boelen. Genoemd onderzoek leidde tot een publicatie in het ongetwijfeld gere-nommeerde blad PLoS Medicine, dus mag u er gif op innemen. Hoewel: “Het artikel geeft vanzelf-sprekend geen definitief antwoord op de vraag wat gecompliceerde rouw precies is. Daarvoor is veel meer onderzoek nodig.” Zo’n woordje als “vanzelf-sprekend” blijft intrigeren. Ik zou het toch maar uit-spuwen, dat gif.Op z’n Amerikaans heet de recent erkende psy-chische ziekte Prolonged Grief Disorder, de Stoor-nis van het Gerekt Verdriet. Boelen ontkent het, maar zo’n naam wekt toch op z’n minst de schijn dat rouw niet al te lang moet duren, anders wordt het bedenkelijk. Een half jaartje, dan is het welle-tjes. Of liever: dan is het tijd voor de therapeut. Er vormt zich een kleine estafette: het stokje van ver-diensten wordt van de arts overgenomen door de doodgraver, van de doodgraver door de pastorale rouwverwerker, van de rouwverwerker door de psy-chotherapeut. Gecompliceerde rouw lijkt me een gat in de markt, al graven de therapeuten het zelf. Er is nog veel meer onderzoek nodig, benadrukt Boelen. “You bet!” zeggen ze in Amerika. En weet je wat er uit zal komen? Dat er geen ongecompli-ceerde rouw bestaat.

Page 8: Ten Geleide Kunst en Religie toch 30-3.pdf · rende betrokkenheid op elkaar èn van de onvermijdelijke spanningen. Troost en confrontatie, beide elementen treffen we aan in de kunst

- september 2009 14 15 september 2009 -

individu (niet of secundair op de gemeenschap), is holistisch (de verbondenheid van mens en wereld in een organisch geheel), en wordt gedragen door een losse netwerkorganisatie. Deze synthese ver-bindt Jespers vervolgens met een theorieopbouw die ten grondslag zou kunnen liggen aan reli-giewetenschappen. In discussie met bestaande aanzetten gaat hij niet mee met degenen die een uiteenvallen van de religieuze wereld in ortodoxen en georganiseerde alternatieven construeren. Wel sluit hij aan bij de positieve trend die in een post-moderne en postmaterialistische wereld ten aan-zien van religie aanwezig is. Daarbij zijn – volgens weer anderen – kansen aanwezig voor herbeto-vering en holisme. Zo komt hij tot een drietal ele-menten waaraan de concrete fenomenen getoetst kunnen worden: de herbetovering van de wereld (dit ook als kritiek op ‘secularisme’), spiritualise-ring van het leven (als uitdrukking van persoonlijke groei), maar ook popularisering en ritualisering van religieuze verschijnselen. Vanuit deze focus kunnen we opnieuw naar religie kijken.

De hier gepresenteerde bundel is interessant, omdat het niet alleen een aantal casus van uiteen-lopende aard bijeenbrengt, maar ook stuurt op beredeneerde samenhang. Hierin ligt kritiek op de gangbare sociologische (en theologische?) bena-dering besloten, maar ook een uitdaging om een holistische spiritualiteit als ‘derde’ religie waar te nemen.

In de eigen Limburgse context zou deze stel-lingname kunnen helpen bij het onderzoeken van het eigen cursusaanbod, zoals dat in verschillende centra gebeurt. Wat vragen mensen om ‘op de rol te zetten’? Waar gaan we op in en wat laten we liggen? Wie het cursusaanbod bekijkt, ziet op het eerste zicht zeer uiteenlopende onderwerpen. De hier geboden analyse kan helpen het focus scher-per te krijgen. Maar ook om relatief nieuwe feno-menen, zoals het spiritueel cafe in verschillende steden of – met een ander voorbeeld – het streven naar het Limburgse Heuvelland als centrum van Wellness in kaart te brengen.

Interessant is dat verschillende auteurs zich in dit nieuwe veld ook begeven als directe waar-nemer en participant. Ze blijven niet bij een litera-tuurbeschrijving of buitenperspectief (etic) steken, maar involveren zich direct in de praktijken en

geven zo een binnenperspectief (emic) weer. Zo beschrijft Jespers zichzelf als een kritische TV-kij-ker, maar onderwerpt zichzelf ook aan de Chineze geneeswijzen. Met een betaalbaar resultaat, zo mogen we tussen de regels door wel begrijpen.

Wel blijf ik met de vraag zitten of de prikke-lende stellingname van Jespers, die immers koerst op een macroniveau, wel kan worden onder-bouwd met gevalstudies die beperkt van aard zijn en vooral het micro (individueel) en meso (organisatie)-niveau beschrijven. Een tussenstap om het organisatieniveau (van de ‘ongebonde-nen’) in kaart te brengen, zoals hij zelf aanbeveelt, lijkt daarom niet overbodig. Een ander punt van overweging is of de verschijnselen niet meer zicht op de eigen contexten vereisen om het plastische proces van individualisering, vermenging en veran-dering te begrijpen. Zo valt de soefibeweging niet te begrijpen zonder kennis van de ontwikkeling van de Islam; de aandacht voor spiritualiteit in het bedrijfsleven heeft ook meerdere wortels en stro-mingen. Verschillende auteurs doen daartoe een uitgebreidere poging, die dan weer niet helemaal past bij het geschetste kader.

Dit alles neemt niet weg dat hier een uitermate interessant en boeiend boek op tafel ligt, met een concrete voorzet om de eigen Limburgse prak-tijken vanuit een vraagteken (zie de titel van deze recensie) te onderzoeken. Jammer alleen van de achterflap die door de ietwat gezwollen taal afleidt van grondige speurwerk dat hier wordt verricht.

Met bijdragen van Stef Aupers, Aart van de Griend, Frans Jespers, Hanneke Minkjan, Thomas Quartier, Lieve Troch, Paul van der Velde en Claudia Venhorst.

Uitgeverij DamonISBN:978 905573 9028256 pagina'sPrijs: 19,90

Lezers van EN TOCH... die de ontwikkelingen van godsdienst en levensbeschouwing in onze maatschappij volgen, zullen in het boek Nieuwe religiositeit in Nederland. Gevalstudies en beschou-wingen over alternatieve religieuze activiteiten een uitdaging vinden om hun zienswijze te verdiepen en waar nodig bij te stellen. Onder aanvoering van Frans Jespers, eindredacteur van deze bundel en bekend auteur bij de lezers van EN TOCH..., beschrijven een aantal auteurs een aantal uiteen-lopende religieuze verschijnselen op het niveau van een gevalstudie, dus met nadruk op het micro- en meso- niveau. De auteurs zijn als docent of anderszins betrokken bij de studierichting religie-wetenschappen, met name in Nijmegen, en het boek is in de eerste plaats bedoeld als studiema-teriaal. Vandaar dat het geheel meer probeert te zijn dan een verzameling artikelen; het wil inzicht geven en ordening brengen in het veelkleurige en niet exact te benoemen religieuze verschijnsel. Dat blijkt bij nadere beschouwing een ingewikkelde maar boeiende opgave.

Frans Jespers stelt zich echter niet alleen de opgave tot ordening. Hij wijst om te beginnen pole-misch op het gegeven dat in huidige sociologische enquêtes veelal wordt uitgegaan van de (afkal-ving van de) gevestigde religies, lees: veelal ker-kelijke tradities. De ongebonden spirituelen, zoals ze dan voorlopig hier worden aangeduid, worden dan ergens in de marge geplaatst. Bij herbereke-ning alleen al van de enquêtecijfers blijkt het alter-natieve religieuze verschijnsel, althans in de visie van Jespers, veel omvangrijker te zijn dan wordt aangenomen. Een dieper gravende analyse van de cijfers en de theoretische tendensen leidt tot de stellingname dat het ‘holistische’ milieu dusdanig samenhangende trekken vertoont dat het als derde religie in Nederland aangemerkt kan worden. Dit leidt natuurlijk bij de recensent onmiddellijk tot de vraag of hij dit ook in eigen – Limburgse – omge-ving kan waarnemen.

Maar laten we eerst nauwkeuriger bekijken op basis waarvan de auteur zijn stelling plausibel weet te maken. Bestudering van uiteenlopende fenome-

nen leidt tot vaststelling van gemeenschappelijke trekken: mensen zoeken naar een nieuwe verbon-denheid met de wereld waarin ze leven. Daarin ligt de nadruk op een actieve praktijk en een afkeer van de gevestigde religieuze organisaties. Bezig zijn met het religieuze is daarbij primair gericht op de geestelijke groei van het individu. Uit het bestaande religieuze repertoire worden elementen met elkaar vermengd of ze worden vervangen. De religieuze praktijk is niet op een leer of overtuiging gericht, maar primair op beleving.

De acht gevalstudies, waaraan deze analyse wordt ontleend, zijn uiteenlopend van aard. Ze betreffen de mouriden of soefi’s, de pentecostalbeweging, dharma in de westerse praktijk, de Nederlandse godinnenbeweging, Psychosofia als spirituele levensbeschouwing, Astro TV en Chinese genees-wijzen (door Jespers zelf geschreven), het ver-band tussen spiritualiteit en bedrijfsleven en de metal-subcultuur in Nederland. Achter de eerste gevalstudies valt nog gemakkelijk de band met de gevestigde godsdiensten op te merken te weten, de Islam, het Christendom en Boeddhisme. Zonder deze context zijn deze gevalstudies eenvoudigweg niet te begrijpen. De Nederlandse godinnenbewe-ging is een recent construct op basis van Kelti-sche cultuur en godsdienst. Psychosofia steunt op inzichten die in het esoterisme worden gehanteerd. De volgende twee beschrijvingen zijn mengvormen tussen bepaalde in religies gebruikte technieken en maatschappelijke functionaliteit, toegespitst op bedrijf, therapie of gezondheid, ook in de ‘dharma-beschrijving’ komt dit terug en wel in confrontatie met de ‘oosterse’ zienswijze. En ten slotte wordt gepoogd om de werking van metalconcerten naar de deelnemers van zulke happenings onder woor-den te brengen.

Lezing van deze uiteenlopende studies in het licht van de analyse laat volgens Jespers zien dat er drie grondtrekken zijn die zij voor de deelne-mers gemeenschappelijk hebben. Welke concrete richting de religieuze zoekers van onze tijd ook aantrekkelijk vinden, de keuze is gericht op het

Holistische spiritualiteit als derde religie

R EN L A N T M A N

Page 9: Ten Geleide Kunst en Religie toch 30-3.pdf · rende betrokkenheid op elkaar èn van de onvermijdelijke spanningen. Troost en confrontatie, beide elementen treffen we aan in de kunst

- september 2009 16 17 september 2009 -

Vooropgesteld dat beeldende kunstenaars in hun religieuze beleving heel verschillend zijn, is het zo dat zij onderwerpen uit de historie uitbeelden, ofwel protestmatig zijn in hun uitingsvorm ofwel

kunst maken die religieus gevoel uitstraalt. In de laatste categorie neigt de beeldvorm meer naar geabstraheerd of abstract.

Kunst en religie is weer helemaal terug en ook weer gelijk onderwerp van discussie die de aan-wezigheid of afwezigheid van God centraal stelt.Natuurlijk laten kunstenaars zich, al zolang de mensheid bestaat, inspireren door een bepaalde overtuiging vanuit het mysterie van het geloof in het hogere, het ontoegankelijke.Elk kunstwerk is qua interpretatie controversieel en straalt eigenzinnigheid uit, omdat het geen eenduidige boodschap heeft. Het wil misschien wel bewust dubbelzinnigheid creëren en wil niet direct de kerkelijke symboliek gebruiken om dich-ter bij de waarheid te komen en levensvragen oplossen.

Het zit ook in het menselijk gevoel om voorstel-lingen, hoe onduidelijk of abstract ook, zich eigen te maken en heel figuratief in de geest te visua-liseren. Omgekeerd, heeft de mens ook de nei-ging om het figuratieve genoeglijk te aanvaarden en als herkenbaar te blijven zien. Kunst maken die religieus gevoel uitstraalt past het meest bij mijn leven en dus ook mijn werk. Mijn werken zijn telkens weer uitingen van godsdienst met mijn eigen rituelen, waarin de natuur mijn inspiratie-bron is. Je leert dat nooit iets blijft wat het is en alles in het leven steeds opnieuw weer onderhe-vig is aan verandering. Deze verandering is mooi, vraagt aandacht en laat je meer naar het leven kijken en is zo mooi dat ze heilig is, zoals alles wat er bestaat op de aarde.

Er me van bewust zijnde dat hoe snel bij het maken van iets nieuws de tijd voorbij gaat, is er toch een moment daar waar de onzekerheid, de kwetsbaarheid, de pijn, de eeuwige twijfel mijn gevoel beheerst en vraagt naar rust, overzicht en warmte. Het gebruik van de beeldende middelen is ondergeschikt aan dit proces en de technie-ken zouden bijna automatisch, vanzelf hun weg moeten vinden naar ieder detail van een kunst-werk.

Het ondergaan van dit proces iedere keer weer, stelt de vraag waar wij vandaan komen, wat wij hier doen en wat er hierna gebeurd en doorbreekt alle vanzelfsprekende ritmes van de dag.De verwondering over het sublieme dat leven heet en zich om mij heen afspeelt, maakt geluk-

kig innerlijke krachten los om een en ander vast te leggen in snelle trefzekere schetsen in klei en op papier. Een trefzekerheid die niet alleen het figuratieve uitdrukt, maar vooral de verschillende gevoelens van de mens en de natuur weergeeft.

De vergankelijkheid van elke kras, schets of pen-seelstreek die je neerzet leert je de waarde ont-dekken van het hetgeen dat er is wanneer het zich voordoet. Mijn werk bestaat uit verschil-lende lagen die opeenvolgend met rust en onrust worden aangebracht. Soms heeft een laag heel weinig kleur en is moeilijk om de verleiding weerstaan om een gebied in te schilderen met de angst van het afsterven van dat gebied. Een andere laag maakt de emotie de kracht van een bepaalde kleur in me vrij en wordt sterk ingevuld.

Geheel automatisch sluipen werkprocessen binnen die een soort van tijdloos gevoel geven dat ook vanzelf weer stopt en het werk doet weg-zetten.Volgens de Bijbel is God onder de mensen en zoeken we God onder ons. Kijken naar het leven is de levensbeschouwing die de essentie van het mens-zijn belangrijk vindt. De mooie dingen in de kunst hoeven de religie niet om te smeden tot enkel esthetische vormen, maar blijven onderdeel van de mystiek die voortleeft in de kunst van van-daag.

ZIE OOK: HT TP://W W W.JOHAVENITH.NL /

Kunst en religie ... Kunst is religie

JO H AV EN I T H

Kunst en Religie hebben meer met elkaar te maken dan het zo oppervlakkig lijkt. Niet direct kunsthisto-

risch, maar beschouwend vanuit mijn artistieke ziel is dit onderwerp op het moment van concentratie en

bezinning een fascinerend gegeven. Wie de mythe van de kunst beoefent, is in wezen een fanatiek gelo-

vige van het geheim dat kunst heet met alle gevolgen voor het verder verloop van het leven. Zoals Christus

troost biedt als nooit tevoren, zo doet het maken of aanschouwen van kunst dat ook.

Page 10: Ten Geleide Kunst en Religie toch 30-3.pdf · rende betrokkenheid op elkaar èn van de onvermijdelijke spanningen. Troost en confrontatie, beide elementen treffen we aan in de kunst

- september 2009 18 19 september 2009 -

Ad Brants heeft zich als theoloog jarenlang inge-zet in de opleiding van theologiestudenten aan HTP/UTP, en is meeverhuisd naar de Nijmeegse faculteiten theologie en religie wetenschappen. Al deze jaren is hij intensief met nieuwe ontwikkelin-gen in het vakgebied bezig geweest. Daarnaast was hij jarenlang voorzitter van de Willibrord-vereniging, in 2001 samengevoegd met “Aktie en Ontmoeting Oosterse kerken, en voortaan Katholieke Vereniging voor Oecumene Athana-sius en Willibrord; ook was hij op het einde van de vorige eeuw als directeur betrokken bij de slui-ting van de UTP, en maakt hij momenteel deel uit van het bestuur van het Centrum voor Theologie en Pastoraat. Hiermee laat hij zien, dat zijn theo-logiebeoefening banden heeft met actuele kerke-lijke en maatschappelijke ontwikkelingen van het moment.

Vanuit deze betrokkenheid is het wellicht te ver-klaren dat er één moment in het gesprek is, dat hij met stemverheffing zijn gesprekspartner tegenspreekt. Dat is wanneer ik als een ‘modern’ journalist aan Brants de uitspraak wil ontlokken, dat de ‘ondernemende theologen’, zoals ze in EN TOCH... werden gepresenteerd (het nummer was overigens ten tijde van het gesprek nog niet ver-schenen – RL), toch eigenlijk wel de theologen van de toekomst zijn. Ad vindt dat een tikkeltje ongenuanceerd. Theologie is een kritische instan-tie binnen de kerk en theologen moeten altijd de gesprekspartner blijven van de bisschoppen, ook al zijn hun opmerkingen niet altijd welkom, en haken de bisschoppen soms voortijdig af. Zoals zijns inziens in het geval van de brochure Kerk en ambt (2007) van de Dominicanen is gebeurd. Tegelijk is het goed dat de theologen gericht zijn

op de maatschappij. Met hun initiatieven – zoals dat van Frank Ploum en Wiel Smeets – sprin-gen ze in het gat, dat de officiële kerk helaas laat vallen. Tegelijk is ook theologische reflectie hierop gewenst. Ad Brants schetst een kader van waaruit hij enkele vraagtekens en uitroeptekens plaatst bij theologen die zelf de markt opgaan.

“God en mens concurreren niet!”Deze centrale uitspraak van Schoonenberg kun je representatief noemen voor het tijdperk, dat ten tijde van Vaticanum II begon op te bloeien. In die slogan klonk verzet door tegen een geloof, dat vooral betrokken is op een buitenwereldse realiteit en onafhankelijk daarvan bestaat. Schoo-nenberg – en hij natuurlijk niet alleen – zagen het geloof juist als radicaal in onze menselijke wereld aanwezig. Dat betekent voor het geloven, dat het niet een gehoorzaamheidscultus aan vreemde autoriteit is, maar een levensweg, van binnen uit gedragen, en omgeven door Gods belofte. Dit was – zo onderstreept Brants – voor velen een bevrijdende gedachte en een stimulans voor hun geloofsavontuur. Maar het riep ook de vraag op, hoe God en mens dan onderscheiden moeten worden – hoezo “God”? Sommigen legden daar-bij het accent op God als de oorsprong, maar dit kun je uiteindelijk niet ‘denken’, het ontsnapt daar-aan. Anderen benadrukten vooral, dat God ons altijd vooruit is, een belofte die richting geeft aan het hier en nu. Brants kiest zijn ankerpunt liever in het hier en nu, in de ervaringen die mensen meemaken, met name hun contrastervaringen, waar ze tegen grenzen oplopen. In die ervarin-gen wordt het ‘ideaal’, waar je voor leeft en voor zou willen leven, zichtbaar. En op die lijn van het verlangen wordt ook de betekenis van de Chris-tus duidelijk; hij is de belichaming van Gods’ ide-alen, waarvan wij zouden moeten en willen leven. Zoals de kerk – Ad Brants zegt het bijna terloops als docent, die ecclesiologie in zijn ‘pakket’ heeft gehad – niets meer of minder is dan de getuige van dit ideaal in deze wereld, door de tijden heen.

Doordenking van deze positiebepaling betekent onder meer, dat de christelijke heilsboodschap geen ‘exclusiviteit’ voor zichzelf mag opeisen. Het ideaal overstijgt de concrete religieuze gestalten, het vraagt wel om (h)erkenning van elkaars inten-

ties. Het ideaal wordt alleen mogelijk gemaakt in menselijke vrijheid. Maar dat betekent tegelijk, dat de realisatie stikvol ambivalenties zit. Misluk-kingen genoeg voorhanden, want religie is het mooiste in de mens, maar ook het meest dui-velse. Echter, somberaars genoeg, liever de kant gekozen van de kansen en mogelijkheden om het menselijke ideaal in vrijheid te realiseren. Dit alles gezien vanuit de dragende grond van de heilsgeschiedenis als Gods uitzien naar plekken en mensen, waar Hij de kans krijgt Zijn ideaal te laten zien. God heeft Zijn hoop op ons gesteld, zouden wij dan niet op Hem hopen? (naar Char-les Péquy).

Binnen dat kader komen de ‘ondernemende the-ologen’ ter sprake, want de verleiding komt op te denken, dat het intensieve zoeken naar gelukt en geslaagd mens zijn – met alle ambivalen-ties en confrontaties met de harde werkelijkheid, die dat geeft – juist buiten de gevestigde kerke-lijke kanalen plaatsvindt en kansen krijgt. Voor Ad Brants geen twijfel, dat deze theologen volle-dige steun verdienen, omdat zij precies de ver-taalslag willen maken die in het officiële discours maar moeizaam tot stand komt. Dat is prima, maar nu de kanttekeningen. Het is opvallend, dat spiritualiteit een centraal themaveld vormt in hun aanpak, een populair, maar het is ook veel-omvattend en onafgebakend onderwerp. Feitelijk richt de uitwerking daarvan zich tot de innerlijke wereld. Ook daar is niets mis mee, maar het gevaar dreigt dat genoemde ambivalenties bij de realisering van onze vrijheid – en de tragiek die daarmee gepaard gaat - buiten zicht blijft. Spiri-tualiteit heeft wel het voordeel, dat ze vanuit een onbevangen positie kan kijken en kan reiken naar het geheim van God, en daarmee de weg van de interreligieuze dialoog betreedt. “Wegen naar het uiteindelijk mysterie”, zo luidde de titel van een van de laatste collegeseries, die Ad Brants in Nij-megen in samenwerking met collega de Jong hierover gaf.

Een tweede opmerking is, dat de theologie die zich in verregaande mate bindt aan spiritualiteit en haar spirituele tradities (zie het artikel ‘de the-ologie als onderneming’, in de laatste EN TOCH... – RL) de geschiedenis van het eigen theologisch

Reflectie

Theologie, midden in het leven

Gesprek met dr. Ad Brants, docent systematische theologie

R EN L A N T M A N

Wie Ad Brants heeft gekend of heeft meegemaakt als docent, weet dat hij weloverwogen en bedachtzaam

formuleert. Aan hem zijn scherpe tegenstellingen vreemd. Geen zwart-wit denken en ook was het vroeger

niet beter dan nu. Maar hij laat zich in ons gesprek graag onderbreken om het perspectief van de ander

volledig recht te doen. Zo lijken drie uur intensief gesprek om te vliegen, totdat echtgenote Asta binnen-

komt en constateert, dat het nu wel eens tijd wordt voor koffie en vla in hun gastvrije woning te Aken.

Page 11: Ten Geleide Kunst en Religie toch 30-3.pdf · rende betrokkenheid op elkaar èn van de onvermijdelijke spanningen. Troost en confrontatie, beide elementen treffen we aan in de kunst

- september 2009 20

denken dreigt te verwaarlozen. Er zijn volgens Brants – die zelf een grondige studie heeft gemaakt van de Duitse theoloog J. Kuhn en zijn tijdgenoten – nog zoveel bronnen en onuitge-zochte gezichtspunten, die ontsloten kunnen worden, juist met het oog op het heden. Zonder dit gesprek met de eigen geschiedenis van de theologie en het filosofisch discours dat haar mee bepaald heeft, dreigt de theologie te veel in de haast van de dag en de koers van het moment op te gaan. In dit verband geeft Brants mij een minicollege over Thomas van Aquino om een zekere eenzijdigheid in de huidige blikrichting bloot te leggen. Het is waar, dat Thomas, die vanuit een ratio-nele kijk op de werkelijkheid vertrekt, uiteindelijk uitkomt bij de onuitsprekelijkheid van het Godsgeheim. Maar de vaak verge-ten en voor Thomas vanzelfsprekende bron is, dat we allereerst het geloof vieren en belijden – en deze ervaringsbron kunnen we slecht partieel in woorden vangen. De op dit moment zo bekende ‘theologia negativa’ berust dus op de positieve belij-denis van Gods bestaan en betekenis voor ons.

Het bereiken van zijn pensioengerechtigde leeftijd als docent laat – naast de maatschappelijke verplichtingen en de plezie-rige zorg voor de kleinkinderen – voor Ad genoeg ruimte om zich weer in de geschiedenis van de theologie te verdiepen en daarover te publiceren. Maar zou hij ook nog iets willen schrij-ven – een klein boekje weliswaar – waarin helder uiteen wordt gezet wat wij zeggen als wij belijden ‘ik geloof’?

Uiteraard zie ik – en wellicht ook onze lezerskring – met belang-stelling uit naar het verschijnen van deze publicatie. EN TOCH... zal er, bij leven en welzijn, over berichten.

COLOFON

Het Tijdschrift EN TOCH... werd in 1979 in het leven geroepen door een groep van 12 Lim burgse priesters die van mening wa ren dat het goed zou zijn om van tijd tot tijd zo wel kritische geluiden alsook positief nieuws uit Kerk en Samen leving te laten ho ren. Vanuit het Limburgse blijft de redac-tie van EN TOCH... ook in de toekomst de gebeurtenissen op de voet volgen en zal daar op reageren in de mate en op de wijze die haar goed dunkt.

EN TOCH... verschijnt vier maal per jaar (maart, juni, september, decem-ber). De abonnementsprijs bedraagt minimaal 10.

ISSN: 1872-6518

De redactie wordt gevormd door: Esther de Boer, Ruud Fop pen, Paul Van Gerven, Frans Jespers, Ren Lantman, Meindert Muller, Ton Reij nen.Medewerkers: Peter van de Winkel.Redactiesecretariaat:Paul Van Gerven. Correspon den tie-adres: Jurastraat 20, 6412 EW Heerlen, tel. 045-5725016 E-mail: [email protected] Financiële administratieen ledenadministratie:Marco Linssen, Swier 17,6363 CK Wijnandsrade, tel. 045 - 522 34 49.E-mail: [email protected]: 56 31 229 t.n.v. EN TOCH-groep, Heerlen. Grafische verzorgingen drukwerk:Drukkerij Pasklaar, Overhoven 71, 6136 EB Sittard.

Fragment plafondschildering van P. Ziezoin discotheek D'n Hiemel te Maastricht