Talentontwikkeling in de Nederlandse AV-sector · Talentontwikkeling in de Nederlandse AV-sector In...
Transcript of Talentontwikkeling in de Nederlandse AV-sector · Talentontwikkeling in de Nederlandse AV-sector In...
Talentontwikkeling in de
Nederlandse AV-sector
In opdracht van:
Nederlands Filmfonds
Publicatienummer:
2015.022-1523
Datum:
Utrecht, juli 2015
Auteurs:
Hugo Gillebaard
Frank Bongers
Jessica Steur
Dialogic innovatie ● interactie 3
Inhoudsopgave
1 Inleiding ............................................................................................. 4
1.1 Aanleiding ................................................................................................. 4
1.2 Opdracht en aanpak ................................................................................... 5
1.3 Afbakening ............................................................................................... 7
1.4 Leeswijzer ................................................................................................ 9
2 Inventarisatie infrastructuur en behoeften ....................................... 10
2.1 Ontwikkelingen in cultuursector (context) ................................................... 10
2.2 Infrastructuur voor talentontwikkeling (aanbod) .......................................... 11
2.3 Behoefte van makers (vraag) .................................................................... 15
3 Knelpuntenanalyse............................................................................ 22
3.1 Samenhang infrastructuur ........................................................................ 22
3.2 Continuïteit huidige aanbod ....................................................................... 26
3.3 Drempels en waardering makers ................................................................ 27
3.4 SWOT-analyse ......................................................................................... 30
4 Conclusies en aanbevelingen ............................................................ 31
4.1 Conclusies .............................................................................................. 31
4.2 Aanbevelingen ......................................................................................... 32
Bijlage 1. Gesprekspartners .................................................................... 34
Bijlage 2. Steekproef enquête ................................................................. 35
Bijlage 3. Beschrijving talentontwikkelingsprogramma’s ....................... 37
Bijlage 4. Raamwerk deskstudie ............................................................. 48
Dialogic innovatie ● interactie 4
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In de afgelopen jaren hebben verschillende ministeries als gevolg van nieuwe taakstellingen
bezuinigingen moeten doorvoeren in hun begroting. Ook het cultuurdomein (ministerie van
OCW) is niet ontkomen aan deze bezuinigingsronde. Sinds 2011 is er ruim 21% bezuinigd
op de cultuurbegroting. Het subsidie-instrument staat in de breedte onder druk en dat geldt
ook in het cultuurbeleid.1 De Raad voor Cultuur stelt dat in het bijzonder talentontwikkeling
en een pluriform cultuuraanbod lijden onder deze afnemende publieke financiering voor
cultuur.2
Het belang van talent kan niet onderschat worden. Het ministerie van OCW stelt dat de
aanwezigheid van creatief en artistiek toptalent essentieel is voor de dynamiek, het artistieke
niveau en de bloei van het culturele leven; in ons land en internationaal. Een ander belangrijk
motief voor talentontwikkeling is het gegeven dat onze samenleving voor maatschappelijke
uitdagingen staat die vragen om creatieve oplossingen. Hier zijn creatieve talenten voor
nodig, aldus het ministerie van OCW.3 Veel talent komt echter niet vanzelf tot ontwikkeling:
talent moeten herkend en gevonden worden, zij moeten hun talenten kunnen ontwikkelen,
liefst in een stimulerende omgeving met ruimte en tijd voor experiment. De overheid kan
hier een bijdrage aan leveren, onder meer via gedegen cultuuronderwijs en opleidingen,
maar ook het beschikbaar stellen van culturele voorzieningen en het aanbieden van training
en beurzen voor talentvolle mensen. Dit alles in samenwerking met vertegenwoordigers van
de verschillende culturele sectoren, zo ook de audiovisuele sector (hierna AV-sector).4 In zijn
beleidsplan 2013-2016, benadrukt het Nederlands Filmfonds dat talentontwikkeling bijdraagt
aan de verbetering van kwaliteit, het artistieke succes en het publieksbereik van film. Een
samenhangende en continue professionele training van filmmakers/kunstenaars moet
daarbij leiden tot een verbetering van het innovatie- en concurrentievermogen van de
Nederlandse filmsector op internationaal niveau (festivalselectie, verkoop, brede exploitatie
via diverse platforms).5
In de afgelopen jaren is de aandacht voor talentontwikkeling in beleidskringen (en
daarbuiten) sterk toegenomen. De achterliggende gedachte is dat aanstormend talent en
bewezen talent een creatieve en innovatieve dynamiek veroorzaken in de sector waar zij
actief zijn (en daarbuiten). Dit laatste draagt vervolgens bij aan een verrijking van het
cultureel leven en – middels de route van creatieve industrie - de economische en
maatschappelijke ontwikkeling van Nederland als geheel. Bovendien helpt het ontplooien van
talent bij de brede ontwikkeling van mensen, jong en oud.
1 OCW (2014). Kamerbrief Cultuur in Beeld 2014, ministerie van OCW, 1 december 2014.
2 Raad voor Cultuur (2012). Slagen in Cultuur: advies over de culturele basisinfrastructuur 2013 - 2016, 1 mei 2012.
3 OCW (2014), Ruimte voor talent in het cultuurbeleid, Kamerstuknummer 32 820, nr. 111, 28 augustus 2014.
4 De (toenemende) aandacht voor talent is niet exclusief voorbehouden aan de cultuursector. In de wetenschap bestaan
ook programma’s voor aanstormend en bewezen talent, bijvoorbeeld de NWO Vernieuwingsimpuls. Ook het
ondernemerschapsbeleid kent regelingen die jonge ondernemers – ook te beschouwen als talenten – ondersteunen
bij het oprichten van een nieuw bedrijf. Talloze publieke en private organisaties kennen scoutings- en
trainingsprogramma’s voor het werven, behouden en koesteren van talent.
5 Nederlands Filmfonds (2013), Beleidsplan 2013 – 2016. Innovatie en Perspectief, Amsterdam.
Dialogic innovatie ● interactie 5
Gegeven deze en andere ontwikkelingen, hebben in oktober 2014 een aantal
vertegenwoordigers uit de AV-sector overlegd met het ministerie van OCW over de
(toekomst van de) infrastructuur voor talentontwikkeling in deze sector. Een van de
conclusies van dit overleg was dat de sector behoefte heeft aan een ‘mapping’ van het
huidige aanbod en instrumentarium voor zowel beginnend als gevestigd talent.6
Onlangs heeft het Nederlands Filmfonds (hierna Filmfonds) van het ministerie van OCW
opdracht gekregen om dit aanbod in kaart te brengen. Voorliggend rapport is het resultaat
van een onderzoek dat Dialogic in opdracht van het Filmfonds heeft uitgevoerd in de periode
april – juni 2015. Dit rapport geeft inzicht in hoe structureel en samenhangend het aanbod
is, waar leemtes zijn en hoe deze kunnen worden ingevuld.
1.2 Opdracht en aanpak
Doel- en vraagstelling
Doelstelling
Dit onderzoek biedt enerzijds een inventarisatie van het beschikbare aanbod van
mogelijkheden voor talentontwikkeling in de AV-sector. Anderzijds inventariseert het
onderzoek de behoeften van makers die actief zijn in deze sector. Op basis van een
knelpuntenanalyse formuleren we waar nodig aanbevelingen voor een structurele inbedding
van talentontwikkeling in de Nederlandse AV-sector aan de hand van de waardering van het
huidige aanbod op inhoud en samenhang en de in kaart gebrachte leemtes in het huidige
aanbod.
Naast de nationale ‘mapping’ is er parallel ook een internationale mapping gemaakt door
Binger Filmlab. Op basis van de resultaten van het onderzoek en gesprekken in de sector
wordt bekeken, onder meer via pilot projecten, op welke manier de infrastructuur voor
talentontwikkeling versterkt kan worden.
Vraagstelling
In lijn met bovenstaande doelstelling zijn in dit onderzoek de volgende vragen voor de
‘nationale mapping’ gehanteerd:
1. Welke nationale programma’s bieden talentontwikkeling ten behoeve van filmmakers
actief in de Nederlandse filmsector?
2. Via welke routes vindt er kennisoverdracht plaats binnen deze programma’s gericht
op talentontwikkeling?
3. Welke behoeften hebben filmmakers (o.a. regisseurs, scenaristen en producenten)
op het vlak van talentontwikkeling? Welke waardering kennen ze toe aan bestaande
voorzieningen?
4. Welke lacunes zijn er binnen het huidige landschap van talentontwikkeling in de
Nederlandse filmsector gelet op inhoud en samenhang?
5. Welke aanpassingen zijn benodigd aan de bestaande infrastructuur voor een
structurele inbedding van talentontwikkeling richting de toekomst?
6 Een definitie van nieuw en bewezen talent wordt behandeld in paragraaf 1.3.
Dialogic innovatie ● interactie 6
Methoden van onderzoek
Deskstudie talentontwikkelingsprogramma’s7
Om een globaal overzicht te krijgen van de activiteiten die in Nederland plaatsvinden op het
gebied van talentontwikkeling, zowel in de breedte (creatieve industrie algemeen) als in de
diepte (AV-sector in het bijzonder) is er een deskstudie uitgevoerd. Via verkregen
documenten uit de interviews en online beschikbare bronnen (jaarverslagen,
aanmeldingsprocedures, etc.) is er detailinformatie verzameld over de programma’s. Deze
zijn vervolgens gebundeld in een raamwerk wat ons in staat stelt om ze onderling te
vergelijken op kenmerken als beoogde doelgroep, route voor kennisoverdracht, continuïteit,
etc. In totaal zijn er ongeveer 70 programma’s geanalyseerd tijdens de deskstudie. Een korte
beschrijving per programma staat in Bijlage 3. De afzonderlijke scores binnen het raamwerk
maken deel uit van Bijlage 4.
Diepte-interviews met stakeholders
Tijdens de interviews zijn er 37 gesprekspartners (zie Bijlage 1) geraadpleegd over hun beeld
van en ervaringen met mogelijkheden voor talentontwikkeling in de Nederlandse (en
internationale) AV-sector. Er is gewerkt met een semigestructureerde vragenlijst. Dat wil
zeggen een lijst met onderwerpen die als leidraad voor het gesprek heeft gediend. Alle
interviews hebben face-2-face plaatsgevonden.
Online enquête onder makers
Om inzicht te krijgen in het gebruik en waardering van regelingen in binnen- en buitenland,
motieven voor deelname en toekomstige behoefte is er een online enquête afgenomen onder
makers die actief zijn binnen de AV-sector. De vragenlijst werd afgenomen in de periode van
29 april tot 20 mei 2015. Hierbij is gebruik gemaakt van een panel met 690 e-mailadressen,
verstrekt door het Filmfonds en het Mediafonds. Dit panel werd opgebouwd op basis van een
selectie van alumni van verschillende academies, ledenlijsten van belangenverenigingen als
ook diverse makers die in de afgelopen vijf jaar een toekenning hebben ontvangen voor
talentontwikkelingsprogramma’s. In totaal zijn er 166 vragenlijsten afgerond (24%
response). De kenmerken van de respondenten staan in Bijlage 2.
7 De lijst met geraadpleegde talentontwikkelingsprogramma’s van de deskstudie is niet uitputtend. Dit onderzoek is
gericht op het inzichtelijk maken van algemene beeld en niet gericht op volledigheid.
Dialogic innovatie ● interactie 7
1.3 Afbakening
Afbakening van talent
Binnen dit onderzoek hanteren we in navolging van het Filmfonds de onderstaande definitie
voor de afbakening van het begrip ‘talent’ 8:
Kader 1: Definitie Talent
Nieuwe makers die recent zijn afgestudeerd aan een kunst- of filmacademie dan wel in eigen
beheer hun eerste film hebben gemaakt, die als talentvol kunnen worden bestempeld en/of
hiervoor (inter)nationale waardering hebben gekregen, of kunstenaars die in andere
disciplines actief zijn en starten in de filmsector.
Bewezen talent (mid career) met behoefte aan verdieping van hun vakgebied, kennis en
kunde op nieuwe deelterreinen en/of peer review.
Tijdens de deskstudie is de door een aanbieder gehanteerde omschrijving van een
talentontwikkelingsprogramma leidend geweest voor de uiteindelijke toewijzing van de
talentontwikkelingsprogramma’s aan bovengenoemde niveaus. Binnen de enquête is gebruik
gemaakt van de indicator hoe lang een maker actief is in de AV-sector, met een ondergrens
van vijf jaar voor gevestigde makers.
Talentontwikkeling
Binnen dit rapport hanteren we de volgende definitie van talentontwikkeling: “activiteit
gericht op identificeren (scouten) en verder ontwikkelen van talentvolle makers teneinde een
bijdrage te leveren aan kwaliteit, innovatie en concurrentievermogen van de Nederlandse
AV-sector”.
Dit rapport onderscheidt drie categorieën van talentontwikkeling (voor aankomend en
bewezen talent), namelijk:
1 Training-on-the-job
2 Langlopende trainingen
3 Masterclasses, workshops of lezingen
Ad 1. Tijdens ‘training on the job’ leert een maker de creatieve en technische aspecten van
een productie, bijvoorbeeld binnen de muren van een productiehuis of omroep. Deze
activiteit onderscheidt zich van reguliere projectfinanciering, bijvoorbeeld geboden door
(cultuur)fondsen, waarbij een maker financiële steun krijgt voor het ontwikkelen, realiseren
en / of distribueren van zijn / haar productie9. Wanneer we dit type programma’s behandelen
doelen we expliciet op de trainingscomponent die daarbinnen geboden wordt, bijvoorbeeld
het bijbehorende mentorschap, de coaching en de faciliteiten. Dit type talentontwikkelings-
programma’s stelt een startende maker in staat om vlieguren te maken of een eigen
signatuur te ontwikkelen. Een ervaren maker krijgt met dit type programma’s op niveau een
mogelijkheid tot reflectie, dan wel ondersteuning op maat indien hij/zij een nieuwe weg wil
inslaan. Voorbeelden van Training-on-the-job programma’s zijn ‘One Night Stand’ en ‘De
Oversteek’, twee samenwerkingsprogramma’s van het Mediafonds, Nederlands Filmfonds,
CoBO en de publieke omroep (NPO). Een ander voorbeeld is de mogelijkheid die het
8 Ontleend aan Nederlands Filmfonds (2015). Briefing onderzoek naar talentontwikkeling in de Nederlandse filmsector.
16 februari 2015.
9 Bij reguliere steun aan filmproducties in verschillende categorieën wordt door het Filmfonds de mogelijkheid geboden
om een coach te betrekken. Coaching is daarbij wel een vorm van talentontwikkeling.
Dialogic innovatie ● interactie 8
Filmfonds biedt om bijvoorbeeld een externe (script)coach te betrekken bij reguliere
ontwikkeling van een project.
Ad 2. Deze categorie van talentontwikkeling richt zich op (steun voor) langlopende
trainingstrajecten. Diverse fondsen bieden beurzen aan Nederlandse makers voor het volgen
van een langdurige training in het binnen- of buitenland. Deze deeltijdstrainingen worden
aangeboden door erkende instellingen en omvatten doorgaans een periode van maximaal
een jaar. In sommige gevallen werkt een maker tijdens een langdurige training binnen een
werkplaats / laboratorium/ residency aan eigen ideeën of project. In tegenstelling tot de
voorgaande categorie geldt hier geen productieverplichting. Voorbeelden van instellingen die
dergelijke trainingen bieden zijn Torino Filmlab, Berlinale Residency en Binger Filmlab. Er
zijn ook onderwijsinstellingen die masteropleidingen aanbieden zoals de Amsterdamse
Hogeschool voor de Kunsten (AHK) / Nederlandse Filmacademie, de Hogeschool voor de
Kunsten Utrecht (HKU) en de Akademie voor Kunst en Vormgeving St. Joost (AKV St. Joost).
Binnen de scope van talentontwikkeling in het kader van dit onderzoek zijn opleidingen van
onderwijsinstellingen niet meegenomen. De tweejarige masteropleiding van de
Filmacademie richt zich overigens nadrukkelijk op makers die al een professionele praktijk
hebben en vanuit die praktijk deelnemen aan de opleiding.
Ad 3. Bij de masterclasses, workshops of lezingen is overwegend sprake van plenaire
kennisoverdracht door een (buitenlandse) ervaren professional aan zijn vakgenoten. Bij de
workshops is er ook vaak sprake van interactie tussen makers onderling (peer-to-peer
training) en tussen makers en experts. Vaak maakt dit type talentontwikkelingsprogramma’s
onderdeel uit van de randprogrammering van filmfestivals, themabijeenkomsten van
belangenverenigingen of academies. Makers leren hier actuele vakkennis en/of vaardigheden
(netwerken, pitchtraining). Ook hier kan specifieke coaching plaatshebben, al dan niet
project gerelateerd.
Aanbieders talentontwikkeling
Voorliggende ‘nationale mapping’ richt zich op talentontwikkelingsprogramma’s van zowel
publieke als private aanbieders gevestigd in Nederland. Talentontwikkeling van een individu
bij een omroep of productiebedrijf – zonder openbare aanmeldprocedure voor een dergelijk
traject - is buiten beschouwing gelaten. Regelingen die op korte termijn worden stopgezet
(in het bijzonder de activiteiten van het Mediafonds) zijn wel meegenomen.
Makers AV-sector
De makers die centraal staan binnen dit onderzoek zijn natuurlijke personen die na hun
studie actief zijn geworden binnen de AV-sector. Hun studieachtergrond is hierbij niet
doorslaggevend. Naast de traditionele filmdriehoek (scenaristen, regisseurs, producenten)
richt dit onderzoek zich ook op makers die werkzaam zijn in andere disciplines en die de
grenzen van de cinematografie verkennen. Gezien het feit dat professionals en bedrijven
parallel actief zijn in de nauw verweven film- en tv-sector richt dit onderzoek zich op het
gehele veld.
Dialogic innovatie ● interactie 9
1.4 Leeswijzer
Dit rapport heeft de volgende structuur:
Inventarisatie van de huidige infrastructuur en de behoeften van makers op het
gebied van talentontwikkeling in de Nederlandse AV-sector (hoofdstuk 2).
Analyse van de samenhang en continuïteit van dit aanbod (hoofdstuk 3).
Conclusies en oplossingsrichtingen voor het verbeteren van de huidige infrastructuur
(hoofdstuk 4).
Bijlage 1 geeft een overzicht van onze gesprekspartners. In Bijlage 2 worden de kenmerken
van de steekproef van de enquête nader toegelicht. Bijlage 3 biedt een korte omschrijving
van de geraadpleegde talentonwikkelingsprogramma’s. Bijlage 4 behandelt de scores per
programma binnen het raamwerk dat is gehanteerd tijdens de deskstudie.
Dialogic innovatie ● interactie 10
2 Inventarisatie infrastructuur en
behoeften
In dit hoofdstuk schetsen we allereerst de context waarbinnen talentontwikkeling in
Nederland plaatsvindt (paragraaf 2.1). Vervolgens behandelt dit hoofdstuk de uitkomsten
van de inventarisatie, namelijk een overzicht van de beschikbare infrastructuur voor
talentontwikkeling (paragraaf 2.2) en de vraag daarnaar bij makers actief in de AV-sector
(paragraaf 2.3).
2.1 Ontwikkelingen in cultuursector (context)
Voorafgaand, behandelen we in deze paragraaf enkele ontwikkelingen (in willekeurige
volgorde) die de afgelopen jaren volgens onze gesprekspartners bepalend zijn geweest voor
de AV-sector in relatie tot talentontwikkeling10:
- De toegenomen aandacht voor talent. Talentontwikkeling is een terugkerende
doelstelling in steeds meer regelingen van de cultuursector. Het is ook een
onderwerp waar omroepen, fondsen en opleidingen elkaar steeds vaker en
makkelijker vinden. Een concreet en door gesprekspartners veel genoemd voorbeeld
hiervan is het Deltaplan Talent.11 Ook de beleidsbrief van het ministerie van OCW
over talent is een voorbeeld van deze toegenomen aandacht.12
- De bezuinigingen die de cultuursector raken en die hun impact hebben op de
mogelijkheden om talent te ondersteunen. De meest in het oog springende
bezuinigingen zijn het opheffen van het Mediafonds in 2017 en het verdwijnen van
het Binger Filmlab als ook het Nederlands Instituut voor Animatiefilm (NIAf) uit de
landelijke Basis Infrastructuur (BIS) van het ministerie van OCW sinds 2013.
Tegenover de bezuinigingen staat ook een positieve maatregel, namelijk de
invoering van de Netherlands Film Production Incentive13. Men verwacht hierdoor
een toename van het productievolume waardoor talentvolle makers meer
mogelijkheden krijgen om vlieguren te maken.
- De voortschrijdende digitalisering en de daaraan verbonden veranderingen in het
medialandschap. De digitalisering leidt tot opkomst van nieuwe partijen (bijv.
Netflix), biedt nieuwe kanalen om producties te maken en te distribueren (bijv.
YouTube) en biedt kansen voor andere business modellen (bijv. crowdfunding).
Hoewel oude structuren nog altijd essentieel zijn, beweegt nieuw talent zich steeds
vrijer tussen verschillende disciplines, media, vertelvormen en over de landsgrenzen.
10 De vraag naar relevante ontwikkelingen in de relatie tot talentontwikkeling in de AV-sector was een van de eerste
open vragen in de gevoerde interviews. Dit overzicht beoogt dus niet uitputtend te zijn. Het gaat om de
ontwikkelingen die gesprekspartners het meest genoemd hebben.
11 Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties, CoBO, Filmfonds, NPS, VARA, VPRO en Binger Filmlab
(2008), Deltaplan Talent.
12 Zie voetnoot 1.
13 Deze stimuleringsmaatregel verstrekt financiële bijdragen in de vorm van een 30% cash rebate voor aantoonbaar
in Nederland bestede productiekosten van (inter)nationale speelfilms, lange documentaires en lange animatiefilms.
Dialogic innovatie ● interactie 11
- Er is sprake van verdergaande internationalisering. Mede door veranderingen in
de markt onder invloed van digitalisering, bezuinigingen en de crisis komt film steeds
vaker via internationale coproductie tot stand. Het wordt daarmee steeds
belangrijker dat talenten zich internationaal kunnen onderscheiden. Door deelname
aan internationale programma’s kunnen zij sneller een netwerk opbouwen.
- Opkomst van discipline overschrijdende makers en AV-producties. Innovatie
binnen de AV-sector wordt steeds vaker opgezocht door combinatie van kunsten
(multi disciplinair). Bij een aantal programma’s wordt bewust buiten de AV-sector
gekeken om te komen tot vernieuwende anti-disciplinaire AV-producties. In de
uitwerking 14 van haar brief Talentontwikkeling (oktober 2014) vraagt minister
Bussemaker nadrukkelijk ruimte voor nieuw talent, bijvoorbeeld een schrijver die
zich begeeft op het snijvlak van literatuur, podiumkunsten en film.
2.2 Infrastructuur voor talentontwikkeling (aanbod)
Nederlandse aanbieders en samenwerkingspartners
In deze sectie behandelen we de infrastructuur voor talentontwikkeling aan de hand van een
analyse van de partijen die verantwoordelijk zijn voor de bestudeerde programma’s
beschikbaar in Nederland. Tijdens de deskstudie zijn er een vijftigtal (niet uitputtend)
publieke en private aanbieders / samenwerkingspartners geïdentificeerd. Uit deze lijst
kunnen we vijf clusters van gelijksoortige aanbieders identificeren, namelijk:
Fondsen: van de publieke fondsen, bieden met name het Nederlands Filmfonds en
het Mediafonds – al dan niet in samenwerking – diverse regelingen aan voor makers
actief in de AV-sector. Het Stimuleringsfonds voor de Creatieve Industrie, en het
Mondriaan Fonds zijn tevens betrokken bij enkele regelingen als
samenwerkingspartner / aanbieder. Verder zien we aanbod van of samenwerking
met diverse private cultuurfondsen, waaronder het Prins Bernard Cultuurfonds,
Fonds 21, het Co-productiefonds Binnenlandse Omroep (CoBO), en de VandenEnde
foundation. In bijna alle gevallen zijn de fondsen actief op het terrein van training-
on-the-job talentontwikkelingsprogramma’s. In andere gevallen bieden ze beurzen
voor het volgen van een opleiding in binnen en buitenland.
Opleiders: diverse opleidingsinstituten (o.a. Nederlandse Filmacademie, Sandberg
Instituut, etc.) bieden naast hun reguliere onderwijsaanbod ook korte trainingen
voor alumni en andere geïnteresseerden. De Nederlandse Filmacademie biedt een
tweejarige master voor makers die al professionele ervaring hebben opgedaan. We
signaleren een opkomst van private opleiders als Amsterdam Film School en New
York Film Academy Amsterdam, die korte talentontwikkelingsprogramma’s en bij-
en omscholingstrajecten aanbieden. Een ander – inmiddels privaat -
opleidingsinstituut is Binger Filmlab waar makers terecht kunnen voor zowel
langlopende trainingen (‘labs’) als korte maatwerk trajecten (‘on demand’). Ook de
ScriptAcademy biedt een tweejarige opleiding scenarioschrijven naast kortlopende
programma’s.
Omroepen: de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) biedt training-on-the-job voor
makers en producenten, vaak samen met het Mediafonds en/of het Filmfonds.
Daarnaast biedt het onder meer een Filmlab voor alle documentaire- en fictie-
afstudeerfilms van de studenten van de Filmacademie met begeleiding door een
14 Ministerie van OCW, uitwerking brief talentontwikkeling, referentie 681526 (23 oktober 2014).
Dialogic innovatie ● interactie 12
omroep. Voorbeelden van (openbare) programma’s aangeboden door commerciële
omroepen zijn bij ons niet bekend.
Filmfestivals: diverse trainingen worden verzorgd door of op locatie van vertoners
van AV-producties, met name de filmfestivals (IDFA, IFFR, NFF en Cinekid) en het
filmmuseum EYE. Festivals worden gewaardeerd om hun mogelijkheden tot
netwerken en de aandacht die deze platformen genereren voor een specifiek thema,
een beroepsgroep of een film.
Beroepsverenigingen: al dan niet in samenwerking met fondsen en
opleidingsinstituten, bieden veel beroepsverenigingen van scenaristen, regisseurs en
producenten (o.a. DDG, FPN, Netwerk Scenarioschrijvers, VERS) lezingen en
workshops aan.
Tabel 2.1 toont acht Nederlandse organisaties die bij de meeste
talentontwikkelingsprogramma’s betrokken zijn. Bij ongeveer twee vijfde van de
bestudeerde talentontwikkelingsprogramma’s is sprake van een gezamenlijk aanbod in de
vorm van samenwerkingsprojecten. Een veel voorkomende combinatie is het Filmfonds,
Mediafonds, NPO en CoBO. Dit kan onder meer verklaard worden door de verwevenheid van
de film en televisiesector. Het Mediafonds werkt daarnaast vaak samen met partners die
actief zijn in de creatieve sector, waaronder het Stimuleringsfonds voor de Creatieve
Industrie en het Sandberg Instituut (Gerrit Rietveld Academie).
Tabel 2.1 Top 8 betrokken Nederlandse aanbieders talentontwikkeling AV-sector. NB. Rangorde op basis van aantal
deelnemingen in programma’s, ondergrens 4 deelnemingen. De aantallen in deze tabel zijn niet cumulatief daar
meerdere partijen bij een en het zelfde programma betrokken kunnen zijn (Bron: Dialogic, 2015; deskstudie n=69).
Kenmerken Nederlandse talentontwikkelingsprogramma’s
Aanbod per beroepsgroep
In de AV-sector zijn verschillende beroepsgroepen te onderscheiden. Tijdens de deskstudie
hebben we de programma’s gerangschikt naar vijf veelvoorkomende categorieën, namelijk
(1) scenaristen, (2) regisseurs, (3) producenten, (4) teams en (5) anders. Tot laatst-
genoemden rekenen we andere AV-specialismen (o.a. montage, sound design, etc.),
alsmede andere kunstdisciplines. Ongeveer 72% van de talentontwikkelingsprogramma’s
kent een focus op tenminste regisseurs, gevolgd door scenaristen (54%) en producenten
(52%). Het hoge percentage regisseurs is verklaarbaar doordat het in Nederland relatief
vaak voorkomt dat de scenarist ook regisseur is. Bij ongeveer een zesde van de programma’s
geldt de toekenningseis dat men zich als team moet inschrijven of dat makers na inschrijving
in teams worden ingedeeld. De doelgroep ‘anders’ komt bij een derde van de programma’s
terug, met name bij regelingen waar kruisbestuiving wordt gezocht tussen verschillende
kunstdisciplines (o.a. Sandberg@Mediafonds, Transmedia-regeling, etc.).
T o p 8 B etro kkenheid aanbieders A antal pro gramma's
Nederlands Filmfonds 22
M ediafonds 12
NPO (incl. NTR, VPRO, ..) 12
Binger Filmlab 6
IDFA 6
CoBo (incl. omroepen) 6
Scriptdesk 5
EYE Filmmuseum 4
Dialogic innovatie ● interactie 13
Aanbod per ervaringsniveau
Overall, blijkt dat driekwart van de talentontwikkelingsprogramma’s beschikbaar is voor
beginnend talent. Ongeveer de helft van de geraadpleegde programma’s is toegankelijk voor
meer ervaren makers. Ruim twee derde van de programma’s maakt expliciet onderscheid
naar het niveau of de ervaring waaraan een maker moet voldoen. In de overige gevallen
worden er activiteiten aangeboden waar zowel startende als ervaren makers aan deel kunnen
nemen, zoals bij veel masterclasses, workshops of lezingen het geval is. Wanneer we dit
type activiteiten buiten beschouwing laten, valt op dat het zwaartepunt van het
geraadpleegde trainingsaanbod primair op beginnende makers ligt. Ongeveer een derde van
de geraadpleegde programma’s waar ervaring een selectiecriterium vormt, richt zich
specifiek op mid career talent (bijv. regeling Vrijplaats voor bewezen scenariotalent)15.
Vorm talentontwikkeling
Zoals behandeld in Hoofdstuk 1 (zie beschrijvingen in paragraaf 1.3), onderscheiden we drie
vormen van talentontwikkeling. In de praktijk zien we het volgende Nederlandse aanbod per
categorie:
A. Training-on-the-job (n=27): diverse regelingen veelal afkomstig van fondsen en
de NPO. Voorbeelden van programma’s zijn Kort!, One Night Stand, Wildcard, 3Lab,
Dorst, Lef regeling, Vrijplaats voor Beginnende en Ervaren Scenaristen;
B. Langlopende trainingen (n=12): deze categorie omvat een beperkt aantal
werkplaatsen (o.a. Binger Filmlab, Sandberg@Mediafonds, Kids&Docs, etc.) en
enkele beurzen voor training in binnen en buitenland (m.n. Nederlands Filmfonds en
de VandenEnde foundation);
C. Masterclasses, workshops en lezingen (n=30): binnen deze categorie zien we
diverse aanbieders van korte trainingen met uiteenlopende leerdoelen (o.a. Binger
a la Carte, IDFA Outreach Workshop, NFF Talentdag, IFFR Rotterdam Lab, etc.).
Een belangrijk onderscheid bij bovenstaande driedeling is het criterium of er sprake is van
projectgebaseerde training. Dit blijkt het geval te zijn bij ongeveer 70% van alle
talentontwikkelingsprogramma’s. Vaak moet een maker tijdens zijn/haar selectieprocedure
een uitgewerkt idee (bijv. treatment) of projectplan aanleveren om in aanmerking te komen
voor deelname aan dit type talentonwikkelingsprogramma’s. Bij training-on-the-job geldt na
toekenning vaak een ontwikkeling- of realisatieverplichting. Bij werkplaatsen (‘labs’),
onderdeel van langlopende trainingen, is dit niet het geval. Bij de niet-projectgebaseerde
programma’s geldt geen verplichting voor makers om eigen werk in te brengen, zoals het
geval bij de korte trainingstrajecten in de vorm van lezingen en masterclasses.
Wanneer we inzoomen op de productiefase waarop de training-on-the-job
talentontwikkelingsprogramma’s aangrijpen (n=27), dan komt daarbij de volgende verdeling
naar voren16:
12 van de 27 van training-on-the-job programma’s richt zich tenminste op training
tijdens de ontwikkelingsfase. Hierbij toetst een maker zijn ideeën of wordt zijn / haar
project verder ontwikkeld.
15 Daarbij dient opgemerkt te worden dat er voor ervaren makers diverse mogelijkheden zijn voor reguliere
ontwikkelings- en realiseringsaanvragen (o.a. Telescoop en Dutch Cross Over). Deze financieringsinstrumenten
worden binnen deze studie niet gerekend tot talentontwikkeling. Wel behandelen we de mogelijkheid voor het
betrekken van coaches daarbij.
16 Vaak is er sprake van training tijdens zowel de ontwikkeling- als realiseringsfase.
Dialogic innovatie ● interactie 14
21 van de 27 van training-on-the-job programma’s richt zich tenminste op training
tijdens de realiseringsfase. Het uitgewerkte plan, script of scenario wordt hierbij in
productie genomen.
2 van de 27 van training-on-the-job programma’s richt zich tenminste op training
tijdens de exploitatiefase. Deze trainingsprogramma’s zijn veelal gericht op het
vermarkten, distribueren of (laten) vertonen van AV-producties.
Selectie aan de poort
Tijdens de interviews is de vraag voorgelegd of aanbieders van
talentontwikkelingsprogramma’s enige vorm van selectie toepassen op aanmeldingen. Het
zal niet verbazen dat een breed scala aan programma’s ook een divers beeld oplevert wat
betreft deze selectie aan de poort. Voorbeelden aan de hand waarvan selectie plaatsvindt,
zijn:
Kandidaten moeten vaak eigen werk tonen. Het gaat dan niet alleen om de vraag of
techniek en creativiteit goed zijn, maar ook of er een interessante visie aan ten
grondslag ligt en bezieling in de productie aan te treffen is.
De selectie kan dan soms relatief streng verlopen. Zeker voor trainingen waar
honderden aanmeldingen binnenkomen, terwijl er maar enkele tientallen plaatsen
zijn. Kandidaten moeten hun motivatie dan eerst schriftelijk en na een eerste selectie
mondeling toelichten. Ook moeten ze eigen materiaal toesturen. Er wordt dan gelet
op originaliteit, stijl, creativiteit, of men een stap(je) verder wil kijken, leergierigheid,
etc.
Festivals letten sterk op inzendingen. Zij moeten passen bij het karakter en de
doelgroep van een festival. Zij kennen doorgaan selectiecommissies met
vertegenwoordigers van producenten, marketing, etc.. Zij letten op bijvoorbeeld
kwaliteit, originaliteit en haalbaarheid.
Voor workshops en lezingen zijn er doorgaans geen toelatingseisen. Uitnodigingen
worden via de verschillende belangenverenigingen en media verspreid.
Sommige fondsen (en andere programma’s) kennen strikte toelatingseisen,
bijvoorbeeld dat studenten niet kunnen meedoen (bijv. Mediafonds en
Stimuleringsfonds Creatieve Industrie). Voor andere programma’s moet een
opleiding afgerond zijn.
Enkele ontwikkelingen die opgetekend worden in de interviews:
Kandidaten worden steeds jonger waardoor zij een gebrek hebben aan
levenservaring.
Het aanbod van kandidaten groeit steeds meer, o.a. doordat er meer opleidingen
komen, maar ook omdat andere beroepsgroepen (fotografen, sociologen, historici)
zich inlaten met film en documentaire en de groeiende groep autodidacten.
Vooral de vorige ontwikkeling maakt dat opleiding minder relevant gevonden gaat
worden.
Dialogic innovatie ● interactie 15
2.3 Behoefte van makers (vraag)
Huidig gebruik Nederland en buitenland
Na het aanbod van talentontwikkelingsprogramma’s behandelen we in deze paragraaf de
behoefte van (film)makers en kunstenaars op het vlak van talentontwikkeling. In de
webenquête onder makers is gevraagd in hoeverre zij daadwerkelijk gebruik hebben
gemaakt van talentontwikkelingsprogramma’s in de afgelopen 5 jaar. De deelname van
programma’s in het binnen- en buitenland onder de makers die reageerden op de enquête
was respectievelijk 61% en 24%. Hieronder zullen we nader toelichten om welke
programma’s het gaat en welke kenmerken de deelnemende makers hebben.
Deelname aan Nederlandse talentontwikkelingsprogramma’s
Binnen de online enquête zijn er ruim 30 Nederlandse talentontwikkelingsprogramma’s
voorgelegd aan de respondenten om een indruk te krijgen of men hiervan gebruik heeft
gemaakt in de afgelopen 5 jaar. De grafiek hieronder toont – voor de meest gebruikte
programma’s - het aandeel respondenten, gerangschikt naar de drie vormen van
talentontwikkeling en uitgesplitst naar startende en gevestigde makers. Hierbij dient
opgemerkt te worden dat een meerderheid (60%) van de respondenten tot de groep
‘gevestigde maker’ behoort (zie bijlage 2).
Figuur 2.1 Deelname Nederlandse talentontwikkelingsprogramma’s, uitgesplitst naar startende en gevestigde maker.
NB. Dit betreft een selectie van de meest gebruikte programma’s (Bron: Dialogic, 2015; enquête n=10117).
17 NB. Dat wil zeggen dat 101 op 166 respondenten heeft deelgenomen aan een Nederlands
talentontwikkelingsprogramma, afgerond 61%.
0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35%
Nu of Nooit!
Wildcard
Teledoc Campus
IDFA−Mediafonds workshop
Kids & Docs
De Oversteek
One Night Stand
Kort!
Sandberg@Mediafonds
Binger Filmlab
NFF Talentdag
Masterclass Robert McKee
IDFAcademy tijdens IDFA
Tra
inin
g o
n t
he job (
top 8
van p
rogra
mm
a's
)Langlo
pende
train
ing
Work
shop /
maste
rcla
ss
Starter Gevestigd
Dialogic innovatie ● interactie 16
De bovenste helft van de grafiek toont acht door de respondenten meest gebruikte ‘Training
on the job’ programma’s. Met name de Deltaplan formats ‘Kort’ en ‘One Night Stand’ zijn
veel gebruikt door de respondenten. Opvallend is het grote aandeel gevestigde makers dat
aangeeft betrokken te zijn bij de programma’s Wildcard en One Night Stand, terwijl beide
regelingen zich in beginsel richten op startende makers. Dit kan verklaard worden doordat
startende regisseurs bij de Wildcard worden bijgestaan door ervaren producenten. In het
geval van One Night Stand, zijn het vooral ervaren scenaristen en producenten die een
startende maker ondersteunen.
Met uitzondering van het Binger Filmlab maken de respondenten verhoudingsgewijs minder
gebruik van het aanbod langlopende trainingen. Een ruime meerderheid van de Binger
Filmlab deelnemers is gevestigd talent. Dit beeld zien we ook terug bij Sandberg@Mediafonds
waar sprake is van deelname op uitnodiging.
Net als bij de vorige categorie is er onder de respondenten weinig animo voor of bekendheid
met het volgen van workshops / masterclasses. Bovengenoemde activiteiten van NFF en
IDFA zijn vooral populair bij starters, met name regisseurs. De masterclass Robert McKee is
vooral in trek bij gevestigde makers, scenaristen in het bijzonder.
Deelname aan buitenlandse talentontwikkelingsprogramma
Onderstaande figuur toont het gebruik van zes gerenommeerde buitenlandse
talentontwikkelingsprogramma’s en netwerken als het Ateliers du Cinéma Européen (ACE)
waar nieuw internationaal productietalent elkaar ontmoet. Zoals hierboven gemeld zoekt
ongeveer een kwart (24%) van de makers een training over de grens. Dit zijn overwegend
gevestigde makers (33 van de 40 respondenten).
Figuur 2.2 Deelname aan buitenlandse talentontwikkelingsprogramma’s (selectie) – weergave van programma’s 4 keer
of vaker genoemd (Bron: Dialogic, 2015; enquête n=4018).
Bovenstaand beeld wordt grotendeels bevestigd door de informatie verstrekt door Creative
Europe - MEDIA Desk Nederland (2015). In de periode 2010-2014 waren er jaarlijks
gemiddeld 50 Nederlandse deelnames aan buitenlandse programma’s.19 Tabel 2.2 hieronder
18 NB. Dat wil zeggen dat 40 op 166 respondenten heeft deelgenomen aan een buitenlands
talentontwikkelingsprogramma, afgerond 24%.
19 NB. Dit is een onderschatting. Er is geen informatie verstrekt door een aantal aanbieders waaronder ACE. Bron:
Binger Filmlab (2015), Talentontwikkeling in de filmsector, een internationaal perspectief. Bijlage 3, Nederlandse
Deelname MEDIA 2010 - 2014.
10%
10%
18%
20%
20%
25%
0% 5% 10% 15% 20% 25% 30%
ACE
Producers Network
Torino Filmlab
Berlinale talent campus
Eave
Sources
Dialogic innovatie ● interactie 17
toont de top 6 van de 60 EU talentontwikkelingsprogramma’s van MEDIA, uitgaande van het
aantal Nederlandse deelnemingen in de periode 2010-2014.
Tabel 2.2 Top 6 Nederlandse deelname aan MEDIA talentontwikkelingsprogramma’s 2010 – 2014 (Bron: Binger Filmlab,
2015)20.
Top 6 buitenlandse
programma’s (selectie)
Aanbieder Aantal Nederlandse
deelnames
(Δ 2010 – 2014)
Berlinale Talent Campus Kulturveranstaktungen Des Bundes in Berlin 40
Sources 2 Stichting Sources 29
Digitraining Plus MEDIA Salles 27
Essential Legal Framework Erich Pommer Institut 22
EAVE Producer’s workshop EAVE - Les Entrepreneurs de l'Audiovisuel 17
Adaptlab Torino Filmlab 12
Voorkeursroute training
Net als bij de inventarisatie van het aanbod via deskstudie is in de online enquête onder
makers eveneens gevraagd in hoeverre hun voorkeur uitgaat naar projectgebaseerde
talentontwikkeling. 84% van de makers is voorstander van deze route. Meer specifiek is ook
gevraagd aan de makers op welke manier ze het liefst getraind willen worden. Hieronder
zetten we hun voorkeur af tegen de ondersteuning die in de praktijk daadwerkelijk wordt
geboden, afgeleid van de geraadpleegde programma’s (n=69) uit de deskstudie.
Figuur 2.3 Geprefereerde route voor talentontwikkeling (Bron: Dialogic, 2015; enquête n=116; deskstudie n=69).
20 Binger Filmlab (2015), Talentontwikkeling in de filmsector, een internationaal perspectief. Bijlage 3, Nederlandse
Deelname MEDIA 2010 - 2014.
19%
25%
12%
38%
46%
11%
33%
38%
39%
48%
66%
0% 20% 40% 60% 80%
Via peer-2-peer review / intervisie
Via een samenwerkingsproject
Via een masterclass
Via een residency / broedplaats
Via een workshop
Via een coach / mentor
Vraag (n=116; enquete)
Aanbod (n=69; deskstudie)
Dialogic innovatie ● interactie 18
Motieven en resultaat deelname
In de praktijk hebben makers verschillende motieven om deel te nemen aan
talentprogramma’s. Het gaat daarbij zowel om nationale als internationale
talentprogramma’s. Deelname zal voor makers uiteenlopende resultaten opleveren. In de
webenquête onder makers is gevraagd naar motieven voor en resultaten van deelname. Ook
in de interviews is kort stilgestaan bij resultaten van deelname aan programma’s. Hieronder
volgen de resultaten.
Motieven om deel te nemen aan programma(’s)
In de onderstaande grafiek staan de redenen waarom filmmakers meedoen aan dergelijke
programma’s. Het gaat om filmmakers die daadwerkelijk aan een dergelijk programma
hebben deelgenomen. Zij konden meer dan één motief kiezen.
Figuur 2.4 Reden deelname programma’s (Bron: Dialogic, 2015; enquête n=10021).
Veruit de meest belangrijke reden om deel te nemen aan deze programma’s is het opdoen
van vakinhoudelijke kennis, gevolgd door het ontwikkelen van een eigen signatuur of
identiteit als filmmaker. Minder vaak genoemd zijn ‘vlieguren maken’ en het leggen van
contacten / netwerken. Het verbeteren van persoonlijke effectiviteit wordt nauwelijks
genoemd.
Binnen de categorie ‘anders’ wordt het vaakst genoemd dat men deelneemt om geld te
verdienen. In het verlengde daarvan wordt ook het daadwerkelijk realiseren van producties
genoemd. Ook professionalisering en het ontwikkelen van jong talent wordt een enkele keer
genoemd.
21 Zie voetnoot 17. Dit zijn respondenten die daadwerkelijk aan een Nederlands talentprogramma hebben
deelgenomen. Een respondent heeft deze vraag niet beantwoord.
14%
15%
35%
38%
49%
65%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%
Anders
Verbeteren persoonlijkeeffectiviteit
Leggen van contacten / netwerken
Vlieguren maken
Eigen signatuur ontwikkelen /
identiteit bepalen
Vakinhoudelijke kennis opdoen
Dialogic innovatie ● interactie 19
Motieven om deel te nemen buitenlandse programma(‘s)
Een vergelijkbare vraag is gesteld voor filmmakers die deel hebben genomen aan een
buitenlandse talentontwikkelingsprogramma. Deze groep is kleiner dan het aantal
respondenten bij de vorige vraag. In de volgende figuur staan de resultaten. Ook hier geldt
dat men meer antwoorden kon kiezen.
Figuur 2.5 Reden deelname buitenlandse programma’s (Bron: Dialogic, 2015; enquête n=40).
Dat een programma internationaal goed aangeschreven staat, is de belangrijkste reden om
deel te nemen, gevolgd door het argument dat een programma niet in Nederland wordt
aangeboden. Ook toegang tot buitenlandse partners is een belangrijke reden. Een beurs
wordt minder vaak genoemd. In de categorie ‘anders’ worden verschillende redenen
genoemd, zoals een voordracht door NTR of een tip van het Filmfonds.
Resultaat van deelname aan programma(‘s)
Aan degenen die deelgenomen hebben aan een programma (in Nederland en/of in het
buitenland) is gevraagd wat het resultaat hiervan is. Men kon één antwoord kiezen. De
resultaten staan in de volgende grafiek.
Figuur 2.6 Resultaat deelname programma’s (Bron: Dialogic, 2015; enquête n=100).
13%
8%
55%
58%
63%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%
Anders
Ik heb hiervoor een (studie)beursontvangen
Deelname biedt mij toegang tot
buitenlandse partners
Dit type programma wordt niet inNederland aangeboden
Dit programma staat internationaalgoed aangeschreven
3%
1%
1%
5%
5%
21%
31%
33%
0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35%
Anders
Uitnodiging voor filmvertoning
Geen effect
Professionalisering
Nieuwe weg ingeslagen / anderspecialisme
Beter carrièreperspectief / CV
Financiering voor het maken vanfilm
Verdere ontwikkeling van plan,film, etc.
Dialogic innovatie ● interactie 20
De belangrijkste resultaten bestaan uit de verdere ontwikkeling van een plan of film, gevolgd
door het verwerven van financiering voor een film. Ook levert deelname aan een programma
een beter carrièreperspectief op.
Aanvullend wijzen gesprekspartners op andere behaalde resultaten van deze programma’s,
zoals de toegang tot netwerken, het vergroten van de naamsbekendheid, kennisuitwisseling
en nieuwe mogelijkheden voor samenwerking die dankzij deelname aan programma’s –
vooral festivals en workshop - ontstaan. Ook ervaren vooral jonge filmmakers het verschil
tussen theorie en praktijk wanneer zij een film in de ‘echte’ wereld moeten maken.
Vooruitblik makers
Aan alle filmmakers is gevraagd wat voor plannen zij hebben voor wat betreft deelname aan
talentontwikkelingsprogramma’s voor makers in de AV-sector (zie de volgende grafiek).
Figuur 2.7 Toekomstige deelname programma’s (Bron: Dialogic, 2015; enquête n=166).
Ruim tweederde heeft de intentie om in de toekomst deel te (blijven) nemen aan
talentontwikkelingsprogramma’s. Met name regisseurs verwachten van hoofdzakelijk het
Nederlandse aanbod gebruik te maken. Voor scenaristen en producenten is de verhouding
tussen ‘Nederland’, ‘buitenland’ en ‘geen behoefte’ ongeveer gelijk. Een mogelijke verklaring
is dat er voor regisseurs meer Nederlandse talentontwikkelingsprogramma’s beschikbaar
zijn.
Dezelfde verhouding treffen we aan wanneer gelet wordt op werkervaring (deze uitsplitsing
staat niet in de grafiek). Starters richten zich hoofdzakelijk op de Nederlandse programma’s,
terwijl gevestigde filmmakers ongeveer gelijk scoren op ‘Nederland’, ‘buitenland’ en
‘helemaal’ niet. Conclusie: de beginnende regisseur richt zijn blik vooral op Nederland. Deze
wordt wat betreft talentprogramma’s ook het best bediend, bijvoorbeeld middels het
Deltaplan Talent.
43%
27%
30%
Ja, hoofdzakelijk aan
programma’s in Nederland
Ja, hoofdzakelijk aan
programma’s in het buitenland
Nee, ik heb (voorlopig)geen behoefte aantalentontwikkeling
Dialogic innovatie ● interactie 21
Vervolgens is gevraagd op welke thema’s de maker zichzelf verder zou willen ontwikkelen.
In de volgende grafiek staan de resultaten. We hebben hier tevens de uitkomsten van de
deskstudie ten aanzien van de primaire focus binnen het nationale aanbod van
talentontwikkeling tegenover gezet.
Figuur 2.8 Op welk thema wil een maker zich verder ontwikkelen versus focus van geraadpleegde talentontwikkeling-
programma’s (Bron: Dialogic, 2015; enquête n=116; deskstudie n=69).
Duidelijk is dat makers kiezen voor ontwikkeling van vaardigheden die direct gerelateerd zijn
aan de inhoud van hun vak, met ‘script development’ bovenaan gevolgd door ‘project
development en productie’. Makers noemen minder vaak ontwikkelen op het vlak van
management, organisatie en media/technologie. Dit is vanuit de beroepsgroep goed te
begrijpen, hoewel tijdens interviews duidelijk is geworden dat digitalisering (waarvan nieuwe
media en technologie een voorbeeld zijn) een grote opmars maakt in de AV-sector en om
nieuwe vaardigheden vraagt.
Vervolgens is gevraagd welke soort producties men wil gaan maken (zie de volgende
grafiek). Fictie en documentaire scoren het hoogst. Fictie scoort zelfs nog hoger wanneer
fictie voor de jeugd wordt meegenomen. Animatie wordt in de interviews genoemd als een
opkomend type productie. De enquête bevestigt dat er een groep is die zich daar op wil
ontwikkelen.
Figuur 2.9 Welk soort producties wil maker in toekomst maken (Bron: Dialogic, 2015; enquête n=116).
5%
8%
15%
13%
10%
61%
55%
11%
14%
17%
19%
20%
44%
70%
0% 20% 40% 60% 80%
Nieuwe technologie
Nieuwe media
Marketing, distributie en vertoning
Management, juridische zaken en
financiën (ondernemerschap)
Multidisciplinair werken
Project development en productie
Script development
Vraag (n=116; enquete)
Aanbod (n=69; deskstudie )
71%
53%
23%
16%
7%
Fictie Documentaire Fictie voor de jeugd Animatie Anders
Dialogic innovatie ● interactie 22
3 Knelpuntenanalyse
In dit hoofdstuk behandelen we allereerst een analyse van de samenhang (paragraaf 3.1)
en continuïteit (paragraaf 3.2) van de huidige infrastructuur voor talentontwikkeling
beschikbaar voor makers actief in de AV-sector. Vervolgens bespreken we de drempels en
waardering die makers ervaren bij dit huidige aanbod (paragraaf 3.3). Dit hoofdstuk wordt
afgesloten met een SWOT-analyse (paragraaf 3.4). Waar van toepassing zullen we ook de
vergelijking maken met het talentontwikkelingsaanbod dat beschikbaar is in het buitenland.22
3.1 Samenhang infrastructuur
Nationale mapping
In het figuur hieronder plotten we de tijdens de deskstudie geraadpleegde
talentontwikkelingsprogramma’s op basis van twee dominante dimensies, namelijk [1]
ervaring van de maker (verticale as) en [2] type talentontwikkeling (horizontale as). De
nummers verwijzen naar de verschillende talentontwikkelingsprogramma’s die zijn
geïdentificeerd tijdens de deskstudie (zie Bijlage 3 voor omschrijving)23. Indien er een
symbool is opgenomen bij een nummer, dan is er een specifieke doelgroep waar het
programma op focust. In die gevallen waar dit ontbreekt is een programma toegankelijk
voor meerdere doelgroepen. De relatieve positie binnen een cluster heeft geen verdere
betekenis.
Figuur 3.1 Nationale mapping van talentontwikkelingsprogramma’s (Bron: Dialogic, deskstudie, n=69).
22 Gebaseerd op Binger Filmlab (2015), Talentontwikkeling in de filmsector, een internationaal perspectief. Bijlage 4
Creative Europe MEDIA training support (2015).
23 Dit overzicht is niet uitputtend. Met name het aanbod van masterclasses, workshops en lezingen betreft een selectie.
Onder meer festivals bieden jaarlijks een platform aan de sector voor tal van wisselende bijeenkomsten voor
beginnende en ervaren filmprofessionals.
BEWEZENTALENT (n=15)
STARTER(n=35)
.19
Training-on-the-job
(n=27)
Langlopendetraining(n=13)
Scenarist Regisseur Producent Anders (kunstenaars, etc.)DOELGROEP Team
.23
.21.20
.18
.9
.17
.7
.6
.5
.3
.2.1
.4
.8
.12
.13
.14
.15.16
.22
.24
.26
.31
.28
.27
.30
.32
.40
.41
.46
.35
.36
.47
.37
.39
.44
.43
.33
.42
.45
.48
.50
.49
.51
.56
.55
.53
.58
.60.61
.59
.62.63
.64.65
.66
.67
.68
.54
.69
Masterclass, workshop,
lezing(n=29)
.52
.25
.29
.57
.34
.38
BEWEZEN TALENT & STARTER
(n= 19)
.10
.11
Dialogic innovatie ● interactie 23
Leemtes binnen het nationale aanbod
Op basis van bovenstaande mapping (gebaseerd op de deskstudie), de interviews en de
enquête behandelen we hieronder een aantal geconstateerde leemtes binnen de nationale
infrastructuur, gerangschikt naar vorm en inhoud. Hierbij kan er een verschil bestaan tussen
de perceptie van onze gesprekspartners en het daadwerkelijke aanbod wat er momenteel
beschikbaar is. Indien er tijdens de gesprekken met stakeholders en makers
oplossingsrichtingen zijn aangedragen dan zijn deze vermeld.
Vorm van talentontwikkeling
Uit de interviews komt naar voren dat veel makers in een gat vallen na hun eerste
of tweede film. Kijkend naar de ‘nationale mapping’ (zie Figuur 3.1), dan valt
inderdaad op dat het traingingsaanbod specifiek voor ervaren makers relatief
beperkt is, namelijk nog geen derde. Dit kan deels verklaard worden doordat er
relatief minder ‘training-on-the-job’ mogelijkheden beschikbaar zijn voor bewezen
talent dan voor starters. Verder is er weinig tot geen trainingsaanbod in het segment
korte trainingen (masterclass, workshop en lezingen) voor bewezen talent. Deze
groep kan overigens wel terecht bij een twintigtal korte trainingen die geen expliciet
toegangsniveau onderscheidt.
In hoofdstuk 2 zagen we reeds dat ruim tweederde van het Nederlandse aanbod
projectgedreven is. Deze route voor talentontwikkeling is inherent aan de AV-sector
en geniet duidelijk de voorkeur van makers (zie paragraaf 2.3). In het buitenlandse
aanbod zien we ongeveer evenveel projectgebaseerde als niet projectgebaseerde
programma’s24. Nederland kent volgens de gesprekspartners een zwaar accent op
programma’s met een realisatieverplichting. Volgens gesprekspartners is door de
bezuinigingen de vrije ruimte om zonder productiedruk talent te ontwikkelen
afgenomen.
Met name het aanbod op het gebied van langlopende trainingen voor zowel
beginnend als bewezen talent blijft qua aanbod achter op de andere vormen van
talentontwikkeling. Buitenlandse programma’s als ‘Berlinale Talent Campus’,
‘Berlinale Residency’, Frame Work van Torino Filmlab, en ‘EAVE+’ bieden hiervoor
mogelijk uitkomst voor Nederlandse makers, met name bewezen talent.
In relatieve zin, overtreft de vraag het aanbod wanneer we kijken naar de
geprefereerde route voor kennisoverdracht en de aandacht hiervoor binnen de
geraadpleegde programma’s (zie figuur 2.3). Met name de beschikbaarheid van
broedplaatsen, residencies en coaches verdienen meer aandacht binnen de
bestaande nationale infrastructuur.
Inhoud van talentontwikkeling
Uit de deskstudie komt naar voren dat bijna driekwart (72%) van de programma’s
een focus heeft op tenminste regisseurs. Dit kan verklaard worden doordat dit in
Nederland de grootste beroepsgroep is binnen de filmsector 25 . Hierbij dient
opgemerkt te worden dat veel Nederlandse regisseurs ook actief zijn als scenarist.
Bij de buitenlandse programma’s is het aandeel van programma’s voor regisseurs
24 Gebaseerd op Binger Filmlab (2015), Talentontwikkeling in de filmsector, een internationaal perspectief. Bijlage 4
Creative Europe MEDIA training support (2015).
25 SEO (2012). Economische kerngegevens Nederlandse film. p.9.
Dialogic innovatie ● interactie 24
lager, namelijk 45%. Over de grens zien we vooral veel programma’s die zich op
producenten richten, namelijk driekwart van het aanbod26.
Wanneer we de beroepsgroepen kruisen met het binnen Nederlandse programma’s
gevraagde ervaringsniveau, dan zien we enkele opvallende patronen. Bij de meeste
geraadpleegde programma’s is er namelijk geen aanbod voor de doelgroep
‘startende producenten’. Verder valt op dat slechts een minderheid van de
programma’s zich richt op ‘bewezen scenaristen’ of ‘bewezen regisseurs’.
Hoewel de meeste gesprekspartners het Deltaplan Talent als een belangrijke pijler
zien, is er ook kritiek. Het Deltaplan richt zich enkel op fictie en het wordt door
sommigen te veel als een stramien gezien waarvan het moeilijk afwijken is.
Uit de enquête blijkt dat makers zich in de (nabije) toekomst naast speelfilm ook
willen toeleggen op documentaire, en in mindere mate fictie jeugd en animatie.
In de praktijk zijn er enkele trajecten voor documentaire (OASE, Teledoc, Teledoc
Campus, IDFA-Mediafonds workshop), voor transmedia (Transmediaregeling non
fictie) en animatie (Nu of Nooit!). Enkele gesprekspartners zijn bezorgd in hoeverre
die ruimte in de toekomst blijft bestaan, mede door het afschaffen van het
Mediafonds.
Een gehoord kritiekpunt (ook in de enquête) is het dwingend kader van
talentprogramma’s (selectiecriteria, lengte, doelgroep, etc.) en het
wedstrijdkarakter van veel programma’s. Tegelijkertijd is toelating en deelname
aan een (gerespecteerd) programma een visitekaartje voor later.
Overlap tussen aanbieders
In de huidige praktijk lijkt er weinig overlap te bestaan tussen de Nederlandse
talentontwikkelingsprogramma’s. Enkele programma’s vissen uit dezelfde talentenvijver
(bijv. LEF! en Vrijplaats Beginnende Scenaristen) maar dat leidt niet tot problemen. Uit de
interviews komt het volgende beeld naar voren over (verbeteringsmogelijkheden van) de
samenwerking tussen gelijksoortige partijen:
Festivals: volgens diverse gesprekspartners is er een beperkte overlap voor wat
betreft programmering van premières van talenten. Verder bezoekt men elkaars
festival om dubbele thema’s te voorkomen. Een overleg tussen filmfestivals –over
talentontwikkeling is niet geïnstitutionaliseerd. Vanwege de overlap qua deelnemers
zou een doorlopende leerlijn voor talenten volgens sommige gesprekspartners
wenselijk en realiseerbaar zijn.
Fondsen en omroepen: de meeste gesprekspartners signaleren een nauwe
samenwerking tussen omroepen en fondsen. Met name dankzij het Deltaplan Talent
zijn de banden sterk aangehaald. Hierdoor ontstaat een beter gezamenlijk
mechanisme voor het scouten van talent. Makers melden vanwege de betrokkenheid
van meerdere financiers dat ze soms last hebben van meerdere kapiteins op één
schip.
Academies: volgens diverse gesprekspartners is er geen inhoudelijke overlap
tussen de Nederlandse Filmacademie, HKU en St Joost, want men heeft andere
inhoudelijke specialismen. De Nederlandse Filmacademie positioneert zich als
vakopleiding voor uiteenlopende filmdisciplines. De HKU richt zich op nieuwe media
en film. Bij St. Joost ligt het accent vooral op animatie en documentaire producties.
26 Gebaseerd op Binger Filmlab (2015), Talentontwikkeling in de filmsector, een internationaal perspectief. Bijlage 4
Creative Europe MEDIA training support (2015).
Dialogic innovatie ● interactie 25
Momenteel wordt er onder meer door het Nederlands Filmfonds onderzocht of er door
verbinding tussen aanbieders van talentontwikkeling (o.a. academies, festivals, fondsen,
etc.) in Nederland een steviger infrastructuur voor toekomstige talentontwikkeling kan
worden vormgegeven. Volgens de respondenten ligt de meerwaarde hiervan vooral in de
krachtenbundeling, in termen van:
elkaar inhoudelijk inspireren en versterken;
minder versnippering in het aanbod;
een gedeeld platform met afgestemde deadlines;
duidelijke communicatie: één overzichtelijke plaats waar alle verschillende
cursussen, workshops, werkplaatsen etc. staan;
betere aansluiting op en contact met het werkveld;
talentontwikkeling op maat.
Men voorziet ook een keerzijde van de beoogde integratie. In de groepsinterviews met
makers is namelijk de vrees geuit voor te veel bureaucratie en een eenkennig aanbod. Men
heeft geen behoefte aan een nieuw instituut of een verplichte route.
Talentontwikkeling buiten de AV-sector
Het is al eerder aangestipt, maar de AV-sector staat niet alleen in zijn aandacht voor
talentontwikkeling. In de gesprekken met stakeholders is dan ook gevraagd of zij bekend
zijn met talentprogramma’s in andere culturele sectoren en wat van deze programma’s
bruikbaar is voor de eigen sector. Deze vraag heeft niet heel veel respons opgeleverd, want
niet iedereen heeft zicht op andere sectoren. De verschillen komen vaak ook voort uit de
eigenschappen van een sector. De volgende voorbeelden zijn relevant te noemen:
De AV-sector is in vergelijking met andere sectoren fragmentarisch opgebouwd (veel
ZZP’ers en kleine productiehuizen). Met name bij de podiumkunstensector (i.h.b.
theater) is talentontwikkeling beter ingebed in de infrastructuur. Deels kan dit ook
verklaard worden omdat daar sprake is van minder en grotere gezelschappen die
structureel worden ondersteund.
Producenten van musicals zijn ook actief met talentontwikkeling (bijvoorbeeld het
M-LAB in Amsterdam). Hier wordt veel ruimte aan talent geboden.
Ook in de game sector (bijv. Dutch Game Garden) worden talenten – vaak vanuit
verschillende disciplines – samengebracht. Hier wordt sneller de verbinding gezocht
dan in de AV-sector.
De muziekindustrie is in vergelijking met de AV-sector – zeker wat betreft de impact
en gebruik van digitale hulpmiddelen – verder gevorderd. Talenten – “de bandjes in
de garage” – komen daar sneller boven drijven. Dit is ook verklaarbaar aangezien
de samenhangende ‘productiekosten’ daar veel lager zijn dan bij film.
Aansluiting vraag en aanbod van talentontwikkelingsprogramma’s
In de interviews is gevraagd hoe uiteenlopende aanbieders van (talent)programma’s
waarborgen dat hun aanbod ook daadwerkelijk aansluit bij de behoefte van makers. Een
discrepantie tussen dit aanbod en de behoefte kan als een drempel ervaren worden om deel
te nemen aan een programma (deze drempels komen hierna aan de orde). De volgende
activiteiten worden ondernomen door aanbieders:
Het organiseren van gesprekken met makers (door opleidingen, festivals) om te
achterhalen aan welke kennis en vaardigheden zij behoefte hebben. In het regievak
worden series steeds belangrijker dus daar wordt dan ook meer aandacht aan
besteed in de opleidingen. Parallel hieraan onderhouden verschillende fondsen,
Dialogic innovatie ● interactie 26
omroepen en opleidingen ook contact over (verbetering van) hun aanbod door
middel van evaluaties van projecten en rondetafelgesprekken.
Het aanbieden van cursussen en workshops die specifiek op deze behoeften inspelen
(bijvoorbeeld de IDFA / Mediafonds workshop). Dat kan soms zelfs leiden tot echte
maatwerkcursussen.
Het houden van bijeenkomsten waar beroepsbeoefenaars / mensen uit de praktijk
hun kennis en ervaringen delen met studenten. De academies huren vaak hun alumni
in als gastdocent.
Het evalueren van cursussen en opleidingen onder deelnemers en studenten. De
resultaten worden gebruikt om het aanbod te verbeteren.
Ondanks deze activiteiten wordt soms wel gewezen op het feit dat het niet altijd eenvoudig
is om het aanbod goed te laten aansluiten op de vraag. De ontwikkelingen in de AV-sector,
zowel technologisch als in de markt, verlopen snel. Ze zijn soms moeilijk bij te houden laat
staan direct te verwerken in aanbod van talentontwikkelingsprogramma´s. Men loopt dan
achter de feiten aan.
3.2 Continuïteit huidige aanbod
Looptijd
Wanneer we rekening houden met het jaar van oprichting dan zien we bij de meeste
programma’s een gemiddelde levensduur tussen de 6 en 7 jaar. Het oudste programma
stamt uit de jaren tachtig, het nieuwste uit 2015. De meeste programma’s die door ons zijn
geraadpleegd zijn gestart rond 2010.
Doorlooptijd en programmakosten
Uitgaande van de drie vormen van talentontwikkeling (zie paragraaf 1.3) zien we een
duidelijk verschil in intensiteit (lengte in maanden) en kosten van een programma:
Een training-on-the-job varieert qua doorlooptijd tussen de 6 en 24 maanden. Het
budget per project loopt sterk uiteen van € 15.000,- (bijv. LEF!, Start, 3 Package
Deal) t/m ruim € 800.000,- (De Oversteek). Hierbij dient opgemerkt te worden dat
de ontwikkelingsfase relatief goedkoop is ten opzicht van de productie van de film.
Naar de realisering gaat het grootste deel van de bijdrage toe. Het andere deel word
aangewend voor de ontwikkeling en bijvoorbeeld voor het betrekken van een externe
coach.
Een langlopende training varieert qua doorlooptijd tussen de 4 en 12 maanden.
Exacte programmakosten zijn niet bekend. In veel gevallen wordt er een eigen
bijdrage gevraagd aan de maker die varieert van ongeveer € 1.500,- tot € 7.500,-.
Een masterclass, workshop of lezing varieert qua doorlooptijd tussen een halve
dag en een week. Exacte programmakosten zijn niet bekend. In veel gevallen wordt
er een eigen bijdrage gevraagd aan de maker van enkele tientallen tot honderden
euro’s.
Verwachtte impact veranderingen speelveld
Vanwege de bezuinigen in de cultuursector zijn er enkele programma’s die op korte termijn
komen te vervallen, dan wel waarvan de publieke bijdrage wordt stopgezet. Het is op dit
moment nog onduidelijk wat deze ontwikkelingen voor impact zullen hebben op het klimaat
voor talentontwikkeling. Hieronder vatten we samen welke verwachting onze
gesprekspartners daarbij hebben:
Dialogic innovatie ● interactie 27
De impact van de bezuiniging op het Binger Filmlab is nog niet volledig
uitgekristalliseerd, maar het is vrijwel zeker dat de mogelijkheid van script
development programma’s in internationale context sterk vermindert. Daar staat
tegenover dat langlopende, projectgerelateerde labs wel in het buitenland geboden
worden (bijvoorbeeld Torino Filmlab en Sundance).
Voor de opvolging van de activiteiten van het Mediafonds (opheffing per 1 januari
2017) heeft de Raad van Bestuur van de NPO toegezegd om vanaf 2017 de
financiering van hoogwaardige drama en artistieke documentaires op zich te nemen.
Op dit moment is het voor veel gesprekspartners nog niet geheel duidelijk hoe NPO
invulling gaat geven aan het ‘Mediafonds Nieuwe Stijl’. Sommige gesprekspartners
uiten hun bezorgdheid en verwachten minder ruimte voor autonome AV-producties
(sturing op kijkcijfers).
3.3 Drempels en waardering makers
Drempels voor deelname aan aanbod van talentontwikkelingsprogramma’s
Er zijn ook andere drempels denkbaar die deelname aan (talent)ontwikkelingsprogramma’s
in de weg staan. We hebben hierover enkele open vragen voorgelegd in de enquête onder
beginnende en bewezen makers. Hieronder volgt een puntsgewijze samenvatting van de
antwoorden:
Onbekendheid en onvindbaarheid van het aanbod van
talentontwikkelingsprogramma’s;
Hoge eisen voor deelname aan talentontwikkelingsprogramma’s (o.a. qua gevolgde
opleiding, vertoningen, nominaties en prijzen);
Competitief karakter van talentontwikkelingsprogramma’s;
Benodigde tijd en middelen voor een aanvraag om deel te kunnen nemen aan een
programma worden als te hoog ervaren;
Inschrijfgeld van een talentprogramma (bijv. masterclasses) is te hoog.
De drempels voor deelname aan buitenlandse talentontwikkelingsprogramma’s komen sterk
overeen met de bovenstaande punten, vooral de onbekendheid van het aanbod en de hoge
kosten verbonden aan deelname.
Waardering talentontwikkelingsprogramma’s
Tevredenheid makers
Aan respondenten uit de enquête onder makers die daadwerkelijk aan een
talentontwikkelingsprogramma hebben deelgenomen (n=101) is gevraagd hoe tevreden zij
over het programma waren. De tevredenheid is niet te herleiden naar een specifiek
programma (daar werd niet naar gevraagd).
Daarom hieronder puntsgewijs een samenvatting van de tevredenheid over het brede palet
van talentontwikkelingspogramma’s:
- Respondenten die deelgenomen hebben een talentontwikkelingsprogramma zijn
over het algemeen behoorlijk tevreden over de kwaliteit van de docenten en de
geboden kwaliteit van het programma.
- Respondenten zijn iets minder tevreden over de ruimte om te experimenteren,
ruimte voor inspraak en ruimte om te falen. Dit past in het beeld – opgetekend in
interviews – dat sommige talentontwikkelingsprogramma’s een (te) streng stramien
Dialogic innovatie ● interactie 28
hanteren waarbinnen talent zich moet ontwikkelen. Dit wordt bijvoorbeeld als een
van de nadelen van het Deltaplan Talent gezien.
Waardering aanbod Nederland
We hebben ook gevraagd welk rapportcijfer men geeft aan het huidig aanbod van
programma’s. Een aandachtspunt bij deze vraag is dat respondenten moeite hebben met het
beoordelen van het geheel aan programma’s, omdat niet iedereen bekend is met het groot
en gevarieerd aanbod van programma’s. Desondanks doemt het volgende beeld op uit de
antwoorden:
- Makers geven een gemiddeld rapportcijfer van 6,4 voor het Nederlandse aanbod van
talentontwikkelingsprogramma’s.
- Beginnende makers geven een hoger gemiddeld rapportcijfer (7,0) dan bewezen
makers (6,2). Dit verschil is significant en hangt mogelijk samen met een
constatering uit de interviews, namelijk dat het aanbod van talentprogramma’s voor
bewezen talent mager afsteekt tegen het aanbod van aankomend talent.
- Een uitsplitsing van het rapportcijfer naar de functies producent, regisseur en
scenarist levert resp. een 6,5, 6,8 en een 6 op. Het verschil tussen scenarist en
regisseur is significant en komt mogelijk voort uit een beeld dat uit de interviews
naar voren komt, namelijk dat deze programma’s meer op regisseurs dan op andere
beroepsgroepen zijn gericht. Hierbij past wel de opmerking dat Nederlandse
regisseurs vaak ook schrijvers zijn; en Nederlandse talentontwikkelingsprogramma’s
spelen daar op in.
We hebben in de enquête ook naar een stemverklaring gevraagd: waarom geeft men dit
rapportcijfer? Hieronder volgt een samenvatting van de antwoorden:
- Het algemene beeld is dat het Nederlandse aanbod divers is en dat de bestaande
programma’s hun doel treffen. Er zijn genoeg serieuze opties om te groeien als
filmmaker. De nadruk ligt echter sterk op jonge makers en (volgens meerdere
respondenten) te weinig op gevestigd talent. Daarnaast is er weinig voor mensen
die niet in de bestaande formats passen of daarmee willen werken. Producenten zijn
van mening dat er te weinig aanbod is voor hun beroepsgroep.
- De context en werkwijze in sommige programma’s krijgen kritiek. In een klein
filmland als Nederland zijn het vaak dezelfde mensen die beslissingen nemen en dat
heeft grote invloed op de algemene filmkleur. Veel programma’s zijn gebonden aan
de publieke omroepen. Ook worden de formats van de talentontwikkelings-
programma’s als dwingend ervaren, bijvoorbeeld de lengte van de films, de
uitzenddatum, verplichte thematiek. Dit is slecht voor creativiteit en stimuleert dat
er eenzijdige producten op de markt komen.
- Meerdere respondenten vinden het wedstrijdelement frustrerend en de
selectiecriteria onduidelijk. Een enkeling vreest dat deelname aan talent-
ontwikkelingsprogramma's in toenemende mate een vereiste lijkt te zijn om een
carrière op te bouwen.
- Respondenten zijn positief over de Wildcard (dat geeft volledige vrijheid), de Robert
McKee masterclass en het Binger Filmlab. Laatstgenoemde biedt een langer traject
met terugkommomenten dat erg aanspreekt, met name geschikt voor ervaren
makers. Over de workshopmogelijkheden in het algemeen is men positief.
Geselecteerden van programma’s als Kort!, One Night Stand, Nu of Nooit, etc. zijn
daar (niet verrassend) ook erg positief over.
- Het Deltaplan Talent krijgt behalve positieve reacties gelijktijdig ook relatief veel
kritiek. Respondenten ervaren het plan als een dichtgetimmerde route voor
talentontwikkeling. In de praktijk komt dit er op neer dat beginnende makers moeten
Dialogic innovatie ● interactie 29
wachten totdat men geselecteerd wordt. Er zou volgens de respondenten meer
ruimte moeten zijn in vorm, lengte en risico en genre (‘ruimte om te
experimenteren’).
- Tot slot is begeleiding op maat onvoldoende ontwikkeld in Nederland. Dit heeft ermee
te maken dat het moeilijk is binnen de landsgrenzen mensen te vinden die
hoogwaardige kennis of inzichten kunnen en willen delen. Het algemeen beeld is dat
kortlopende programma’s te algemeen en te massaal zijn en vooral gericht zijn op
"nieuw talent" en dus worden gegeven op een basisniveau (in tegenstelling tot een
intensief trainingsprogramma zoals bij Binger Filmlab).
Waardering aanbod buitenland
We hebben ook naar een rapportcijfer gevraagd voor het aanbod van
talentontwikkelingsprogramma’s in het buitenland. Het gemiddelde rapportcijfer is een 7,7.27
Dit gemiddeld cijfer is gegeven door respondenten die aan een buitenlands programma
hebben deelgenomen. Dat is een minderheid op de totale populatie. Vooral de internationale
interactie tussen filmmakers en de netwerkmogelijkheden worden door hen gewaardeerd.
Het aanbod in het buitenland is breder en biedt de mogelijkheid eigen werk en ideeën te
toetsen aan internationale voorbeelden en standaarden. Een ander positief punt is dat
ontwikkelprogramma's vaak ook verbonden zijn aan belangrijke festivals als Cannes, Torino,
Sundance, CPH:Lab en Berlijn. Respondenten zijn vooral positief over Sources, ACE,
Producers Network, EAVE, Torino Filmlab, The School of Sound en Berlinale Residency of
Talent Campus. Deze programma's hebben geholpen om meer inzicht te krijgen in het
project zelf, een internationale point of view, maar hebben ook het deuren geopend bij het
verder van de grond krijgen van de film (als zijnde een kwaliteitsstempel).
27 Het gemiddeld rapportcijfer onder alle respondenten is een 6,1. Velen van hen gaven aan onbekend te zijn met
buitenlandse talentprogramma’s. Dat is de reden dat deze groep verwijderd is uit de respons.
Dialogic innovatie ● interactie 30
3.4 SWOT-analyse
Op basis van de diverse stappen in dit onderzoek (met name de interviews en de
webenquête) kunnen we een SWOT-analyse opstellen wat betreft de talentontwikkelings-
programma’s. In onderstaande tabel behandelen we enerzijds de ‘beelden’ die leven bij
aanbieders van talentontwikkelingsprogramma’s en anderzijds de ervaringen van makers en
producenten.
Tabel 3.1 SWOT-analyse
Sterktes Zwaktes
- De nationale infrastructuur voor talentontwikkeling bestaat
uit een gevarieerde mix programma’s, daarbinnen is er een groter aanbod voor beginnend talent.
- Talentontwikkelingsprogramma’s redeneren vanuit de
behoefte van de filmmakers en niet vanuit een
institutioneel perspectief.
- Er is in Nederland een gezond klimaat wat betreft
productie van films. Er is veel aandacht voor talent (dat ook aanwezig is) en de lijnen zijn kort.
- Het Deltaplan Talent biedt een vangnet en een netwerk
voor nieuw talent alsmede een duidelijk wedstrijdformat
(makers weten waar ze aan toe zijn). De toegang om deel
te nemen is laagdrempelig.
- Naast gerichte talentontwikkelingsprogramma’s is een groot deel van de middelen beschikbaar voor reguliere
aanvragen voor ontwikkeling en realisering waarbij ook
ruimte is om coaches en experts te betrekken.
- De subsidieaanvragen in de AV-sector dreigen uit te monden
in een eenheidsworst van aanvragen door het gebruik van vaste formats.
- Het ontbreekt aan een gedeelde visie op het belang van
talentontwikkeling in de vernieuwing en versterking van de
AV-sector. De sector is soms gefragmenteerd en volgend,
ook in het type talentprogramma’s dat geboden wordt.
- Het Deltaplan Talent werkt soms te veel als een stramien en kent geen goed vervolg. Het is een tijdelijk en veilig
onderkomen, maar daarna moet men het reguliere aanvraag
traject in.
- Talentontwikkelingsprogramma’s richten zich te veel op
aankomend talent en te weinig op gevestigd talent.
- Talentontwikkelingsprogramma’s richten zich te veel op regisseurs en minder op producenten, scenaristen en andere
(beeld)kunstenaars.
- Bij de talentontwikkelingsprogramma’s is er vooral sprake
van gelabeld geld (vorm, lengte, genre, etc.). Het ontbreekt
aan middelen om talenten met persoonlijke visie en wilde
ideeën te steunen. - De ruimte voor talent op TV is beperkt. Er wordt geen
reclame voor ze gemaakt en hun producties worden vaak op
onaantrekkelijke tijden geprogrammeerd.
-
Kansen Bedreigingen
- Creëer online en op TV meer ruimte voor alle film- en
documentaire lengtes en geef in de breedte meer ruimte aan creativiteit (zoals bij de Wildcards).
- Steeds meer inzetten op kansen die digitalisering en
diversiteit bieden, bijvoorbeeld de groeiende vraag naar
series, animatie, de combinatie van AV met games en
internet.. Ook om multidisciplinaire producties en cross-
overs een kans te geven. - Doorontwikkeling van een systeem van mentorschap en
coaching door ervaren makers voor beginnende makers.
Dit biedt voor jonge makers ook meer kansen voor ‘on the
job’ ervaring opdoen en meekijken en leren, bijvoorbeeld
via de route van slate funding28.
- Meer en betere samenwerking tussen uiteenlopende partijen in de AV-sector; ook op internationaal vlak.
- Meer uitwisseling van talenten tussen programma’s en
landen.
- Gebruik maken van nieuwe vormen van financiering.
- Het aantal afstudeerders in AV-opleidingen is groter dan de
vraag naar filmmakers. - De nadruk op het Deltaplan Talent maakt dat er minder
aandacht en budget overblijft voor autonome producties en
kleine experimenten
- Door bezuinigingen en nadruk op prestaties is er een te veel
aan controle en een te weinig aan betrokkenheid.
- Inertie van het systeem waarin instituties en programma’s (Filmfonds, Filmacademie, Deltaplan) belangrijker worden
dan degenen waarvoor zij in het leven zijn geroepen
(studenten en filmmakers).
- Sommige gesprekspartners uiten hun bezorgdheid bij de
voortzetting van de taken van het Mediafonds door de NPO.
Enerzijds verwacht men dat de opgebouwde expertise van het Mediafonds zal verdwijnen. Anderzijds verwacht men
minder ruimte voor autonome AV-producties (sturing op
kijkcijfers).
- De bezuinigingen bedreigen de mogelijkheden voor
talentontwikkeling.
28 Slate funding is de mogelijkheid om een aantal films achter elkaar te realiseren. Zie ook website
Creative Europe MEDIA programma: http://www.mediadesknederland.eu/nl/x/85/steun-voor-
ontwikkeling-slate-funding.
Dialogic innovatie ● interactie 31
4 Conclusies en aanbevelingen
4.1 Conclusies
Uit voorliggende ‘nationale mapping’ blijkt dat er een breed en gevarieerd aanbod van
talentontwikkelingsprogramma’s beschikbaar is voor makers die actief zijn in de
Nederlandse AV-sector. Via verschillende aanbieders (fondsen, filmfestivals, omroepen,
opleiders en beroepsverenigingen) en routes (training-on-the-job, langlopende trainingen
en masterclasses, workshops & lezingen) wordt talent gescout en verder ontwikkeld.
Op basis van diverse bronnen (deskstudie, interviews en een online enquête onder makers)
trekken we de volgende conclusies die van belang zijn voor een structurele inbedding van
talentontwikkeling richting de toekomst:
1. Het zwaartepunt (78%) van het nationale aanbod ligt op starters. Hoewel ongeveer
de helft van de talentontwikkelingsprogramma’s toegankelijk is voor mid-career
talenten, richt een derde van het geraadpleegde aanbod zich specifiek op deze
doelgroep. Bij het buitenlandse trainingsaanbod van Creative Europe MEDIA is deze
verhouding meer in evenwicht.29
2. Het aanbod langlopende trainingen is relatief beperkt binnen de nationale
infrastructuur. Met name dit type talentontwikkeling is / wordt getroffen door de
bezuinigingen binnen de Nederlandse cultuursector (o.a. Binger Filmlab, NIAf,
Mediafonds). Makers zullen hierdoor vaker (moeten) uitwijken naar het buitenland.
3. Het nationale aanbod scoort voldoende (6,4), maar blijft achter op buitenland
(7,7). Met name de waardering van ervaren makers is minder positief. Dit wordt
vermoedelijk vooral gekleurd door het kleinere beschikbare aanbod. Overall, is
men tevreden over de geboden kwaliteit van de programma’s en begeleiding. Veel
makers missen de ‘vrije ruimte’ zoals die wordt geboden bij Wildcards.
4. Bij ongeveer tweevijfde van de talentontwikkelingsprogramma’s is er sprake van
een gezamenlijk aanbod, met name bij training-on-the-job. Onder meer dankzij
het ‘Deltaplan Talent’ weten omroepen en fondsen elkaar steeds vaker en
makkelijker te vinden. Samenwerking is minder vanzelfsprekend bij korte en
langlopende trainingen.
5. Met name de beschikbaarheid van coaches en residencies verdienen meer
aandacht binnen de bestaande infrastructuur gelet op de voorkeursroutes voor
talentonwikkeling die makers opgeven voor de toekomst.
6. Een maker heeft vooral behoefte aan vakinhoudelijke ondersteuning (‘script
development’ en ‘project development & production’). Het aanleren van
multidisciplinair werken, wordt minder vaak genoemd door de respondenten. Uit de
interviews met zowel aanbieders als makers komt naar voren dat het werken in
interdisciplinaire teams steeds meer gemeengoed wordt. Men beschouwt deze
29 Gebaseerd op Binger Filmlab (2015), Talentontwikkeling in de filmsector, een internationaal perspectief. Bijlage 4
Creative Europe MEDIA training support (2015).
Dialogic innovatie ● interactie 32
vaardigheden als essentieel om in te kunnen spelen op de veranderingen die de
digitalisering in de sector teweegbrengen, zowel creatief als zakelijk.
7. Binnen de talentontwikkelingsprogramma’s is er vooralsnog beperkte ruimte voor
‘internationalisering’. Door veranderingen in de markt onder invloed van
digitalisering, bezuinigingen en de crisis komt film steeds vaker via internationale
coproductie tot stand. Het wordt daarmee steeds belangrijker dat talenten zich
internationaal kunnen onderscheiden. De filmfestivals spelen hier op in, onder
meer met hun internationale co-productiemarkten. Sinds 2014 is er door het
Filmfonds ruimte gemaakt om talent in internationale context te ontwikkelen. Het
Filmfonds heeft talentontwikkeling, vernieuwing en internationalisering als leidende
beleidsprioriteiten. Voorheen was dit ook belegd bij partijen als Binger Filmlab.
Verder valt op dat er binnen de binnen de geraadpleegde talentontwikkelings-
programma’s nauwelijks wordt samengewerkt met buitenlandse partners.
4.2 Aanbevelingen
Om tegemoet te komen aan de gesignaleerde knelpunten rondom samenhang en continuïteit
formuleren we drie aanbevelingen voor een structurele inbedding van talentontwikkeling
richting de toekomst:
1. Organiseer samenhang
2. Zorg voor vrije ruimte
3. Organiseer continuïteit
Ad 1. Organiseer samenhang
Zoek naar mogelijkheden voor betere aansluiting, samenhang en diversiteit van
programma’s, bijvoorbeeld via een “doorlopende leerlijn”. Vertegenwoordigers van
fondsen, omroepen, filmfestivals, beroepsverenigingen en opleiders moeten meer
hun krachten bundelen om het aanbod af te stemmen en op elkaar aan te sluiten.
Waak daarbij voor verdere institutionalisering en bureaucratisering. Makers hebben
geen behoefte aan een nieuw instituut of een verplichte route. Betrek daarbij ook
aanpalende sectoren (m.n. podiumkunsten, creatieve industrie, etc.).
Stel een gedeelde visie op over de ambities van de Nederlandse AV-sector voor de
komende tien jaar en besteed daarbinnen expliciet aandacht aan de wijze waarop
talentontwikkeling ingezet kan worden.
Organiseer een gezamenlijke radarfunctie voor veranderingen in de markt,
waaronder de effecten van digitalisering, financiering (nieuwe business modellen),
distributie en veranderende behoeften van het kijkerspubliek (bijv. populariteit
series). Bespreek de uitkomsten en bepaal de impact voor het gezamenlijke talent
ontwikkelingsaanbod.
Een belangrijk agendapunt is internationalisering: (1) Een aantal buitenlandse
trainingen zijn duidelijk complementair aan het Nederlandse aanbod, met name voor
ervaren makers. Geef hier meer bekendheid aan, biedt ondersteuning30 aan makers
voor deelname of zoek samenwerking met bijbehorende buitenlandse aanbieders.
(2) Daarnaast is het belangrijk om via training het ‘internationaal denken’ meer in
het DNA van Nederlandse makers te krijgen.
30 NB. Het fonds meldt een stijging van het aantal aanvragen voor studiebeurzen t.b.v. een training in het buitenland.
Dit effect is vooralsnog niet waarneembaar binnen de data verstrekt door Creative Europe – MEDIA Desk Nederland.
In 2014 was zelfs sprake van een lichte daling van het aantal Nederlandse deelnemers.
Dialogic innovatie ● interactie 33
Ad 2. Zorg voor vrije ruimte
Om tegemoet te komen aan het beperkte aanbod van langlopende trainingen moet
er meer vrije ruimte worden geboden in de vorm van een niet-productiegedreven
werkplaats of residency. Hier heeft een startende maker de gelegenheid om zijn /
haar eigen signatuur te ontwikkelen. Anderzijds biedt dit een labomgeving aan
bewezen talent om nieuwe paden te verkennen. Diverse Nederlandse aanbieders
(o.a. fondsen, filmfestivals, Binger Filmlab) hebben expertise op dit gebied. In het
buitenland zijn er diverse voorbeelden van (Cannes Residency, Berlinale Residency)
waar lessen uit getrokken kunnen worden of waarmee mogelijk samengewerkt kan
worden.
Vrije ruimte kan ook gezocht worden binnen training-on-the-job, zoals bijvoorbeeld
door de uitbreiding van het aantal Wildcards. De meeste geraadpleegde makers zijn
enthousiast over de artistieke vrijheid die geboden wordt binnen dit concept van
talentontwikkeling. Momenteel is er overwegend sprake van ‘gelabeld geld’ (vorm,
lengte, genre, etc.). Volgens stakeholders en makers ontbreekt het aan middelen
om talenten met persoonlijke visie en wilde ideeën te steunen via een maatwerk-
traject.
Ad 3. Organiseer continuïteit
Geef producenten – net als in de theaterwereld – meer middelen om starters te
begeleiden en om projecten met hen te ontwikkelen. Zij hebben deskundigheid en
kunnen dat ‘on the job’ doen. Hierin past ook het idee van meer mentorschap en
coaching voor beginnende filmmakers. Dit biedt mogelijkheden voor kruisbestuiving
tussen jong en gevestigd talent (meester-gezel).
Onderzoek de mogelijkheden en randvoorwaarden voor ‘slate funding’. Dit kan een
oplossing bieden aan makers die na hun debuutfilm of tweede film in een gat vallen.
Deze vorm van projectfinanciering vraagt om meer focus op vertrouwen en
creativiteit van een persoon en niet (enkel) diens projectvoorstel (“Je bent zo goed
als je laatste film”). In het kader van talentontwikkeling biedt ‘slate funding’ meer
ruimte voor falen (“Iedere bekende regisseur heeft een flop meegemaakt”).
Bij de inrichting van de geboden talentontwikkeling dient een productiehuis rekening
te houden met het feit dat aankomend talent na de opleiding moet wennen aan het
verschil tussen de beroepspraktijk en de opleiding. Hierdoor ervaart een talent de
begeleiding al snel als te pittig en / of te sturend.
Dialogic innovatie ● interactie 34
Bijlage 1. Gesprekspartners
Tabel B1-1 Overzicht gesprekspartners
Gesprekspartner Organisatie
Aafje Terwey Nederlandse Filmacademie
Adriek van Nieuwenhuyzen IDFA
Aliona van der Horst Regisseur
Anna Pedroli Mediafonds
Anna van der Staak VPRO
Barbara Truyen VPRO
Bart Römer Nederlandse Filmacademie
Bastiaan Kroeger Scenarist /Netwerk Scenarioschrijvers
Bianca Taal IFFR
Caspar Sonnen IDFA
Claire van Daal NFF
Dorien van de Pas Nederlands Filmfonds
Elbe Stevens Elbe Stevens Films
Frank Peijnenburg Nederlands Filmfonds
Frans van Gestel Topkapi Films
Gamila Ylstra Binger Filmlab
Gijs Kerbosch 100% Halal
Ido Abram Persoonlijke titel / EYE Filmmuseum
Ingrid van Tol Mediafonds
Janneke Doolaard KeyDocs
Jean van de Velde Scenarist /Netwerk Scenarioschrijvers
Jolein Laarman Scenarist /Netwerk Scenarioschrijvers
Joris van Ballegooijen Stimuleringsfonds Creatieve Industrie
Marc van Warmerdam Graniet Film / Orkater / FPN
Marina Blok NTR
Marit van den Elshout IFFR
Marleen Slot Viking Film / FPN
Mart Dominicus Persoonlijke titel / Nederlandse Filmacademie
Martijn Winkler Regisseur / VERTOV
Meike Statema IDFA
Michiel Snijder il Luster
Mieke Bernink Nederlandse Filmacademie
Roelof van den Bergh HKU
Signe Zeilich-Jensen NFF
Syb Groeneveld Mediafonds
Vicky Serao Binger Filmlab
Wiendelt Hooijer HKU
Dialogic innovatie ● interactie 35
Bijlage 2. Steekproef enquête
Response
De uitnodiging met een unieke hyperlink naar de online vragenlijst is uitgestuurd aan een
panel met 690 e-mailadressen, verstrekt door het Filmfonds en het Mediafonds. In totaal
hebben 166 respondenten de enquête afgerond (response 24%). De tabel hieronder
behandelt de verdeling van de respondenten over de verschillende categorieën.
Tabel II-1 Response analyse (Bron: Dialogic, 2015; enquête n=166).
Starter (2009-heden) Gevestigd (<2009) Totaal
Regisseur 34 43 77 (46%)
Producent 8 30 38 (43%)
Scenarist 6 23 29 (57%)
Anders 6 16 22 (13%)
54 (33%) 112 (67%) 166 (100%)
Welke rol past het best bij jou als filmmaker?
Figuur II-1 Respondenten (Bron: Dialogic, 2015; enquête n=166)
De categorie ‘combinatie’ bestaat ui 2 of meer functies uit de driehoek producent, regisseur
en scenarist. Binnen de categorie ‘anders’ worden functies als cameraman, script adviseur,
art director, sound designer, dramaturg en beeldend kunstenaar genoemd.
Andere kenmerken van de respondenten zijn:
Geslacht respondenten: 89 man; 77 vrouw;
Leeftijd respondenten: tussen de 23 en 77 jaar. De gemiddelde leeftijd van de
respondenten bedraagt 42 jaar.
38
77
29
12 10
Producent Regisseur Scenarist Combinatie Anders
Dialogic innovatie ● interactie 36
Bij welke instelling heb je een opleiding gevolgd?
Hier onder weergave van de top 5 van instellingen:
Figuur II-2 Top 5 genoemde instellingen (Bron: Dialogic, 2015; enquête n=152)
Figuur II-3 Type opleiding (Bron: Dialogic, 2015; enquête n=151)
Hoeveel AV-gerelateerde nominaties en / of prijzen heb je gehad de afgelopen 5
jaar?
Tabel II-2 AV-gerelateerde nominaties en / of prijzen afgelopen 5 jaar (Bron: Dialogic, 2015; enquête n=166).
In Nederland In het buitenland
Nominaties gemiddeld 3,3 (sd: 3,3) gemiddeld 5,5 (sd: 7,0)
Prijzen gemiddeld 2,0 (sd: 2,0) gemiddeld 4,5 (sd: 7,4)
5
14
19
34
67
0 10 20 30 40 50 60 70 80
Willem de Kooning Academie Hogeschool
Rotterdam (WDKA)
Universiteit Utrecht (UU)
Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU)
Universiteit van Amsterdam (UvA)
Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten/ Nederlandse Filmacademie (AHK)
61%
9%
30%
Film Kunst Overig
Dialogic innovatie ● interactie 37
Bijlage 3. Beschrijving
talentontwikkelingsprogramma’s
Onderstaande tabel behandelt de talentontwikkelingsprogramma’s die zijn geraadpleegd
tijdens de deskresearch (gesorteerd op aanbieder). Dit overzicht is niet uitputtend. In de
praktijk bieden filmfestivals binnen hun programmering bijvoorbeeld een platform voor zowel
masterclasses, seminars, workshops en presentatie van beginnend en gevestigd talent. Ook
de NPO biedt bijvoorbeeld met Filmlab begeleiding en een platform voor de documentaire en
fictie afstudeerfilms van studenten.
# Programma Beschrijving
1 Cursussen
(Amsterdam Film School)
De Amsterdam Film School biedt in haar curriculum verschillende opleidingen aan, waarbij veel aandacht wordt gegeven aan alle aspecten van story telling. Deze cursussen bevinden zich in het gebied van speelfilms, korte films, documentaires of commercials. Cursussen zijn er op starters-, gevorderden- en professionalniveau. amsterdamfilmschool.nl
2
3Package Deal (Amsterdams Fonds voor
de Kunst)
De 3Package Deal is een samenwerking van Bureau Broedplaatsen (BBp) en het AFK waarbij internationaal toptalent uit diverse
kunstdisciplines een jaar lang betaalbare woon- en werkruimte en een ontwikkelbudget ontvangt. Bovendien stelt het AFK per kunstdiscipline coalities samen van gerenommeerde Amsterdamse kunstinstellingen die de selectie en begeleiding van de veelbelovende kunstenaars op zich nemen. Het AFK breidde de 3Package Deal uit van 5 coalities in 2013 naar in totaal 10 coalities in 2014. Met ingang van 2015 verhoogt het AFK het ontwikkelbudget van de deelnemers van de oorspronkelijke €15.000 naar €22.500. amsterdamsfondsvoordekunst.nl
3 Directors Lab
(Binger Filmlab)
Directors Lab is een programma van Binger Filmlab, gericht op regisseurs met enige ervaring. Deelnemers kunnen hun stijl verder ontwikkelen in samenwerking met professionele acteurs en aangesloten creatieve instellingen. Toelating vindt plaats op basis van reeds bestaand beeldmateriaal en uitgeschreven scènes van een nieuw project. binger.nl
4 Writers Lab
(Binger Filmlab)
Writers Lab is een programma van Binger Filmlab waarin scriptschrijvers en regisseurs hun script of synopsis verder kunnen ontwikkelen onder begeleiding van experts op het gebied van scriptschrijven. Van aspiranten wordt verwacht dat zij in een stadium zijn dat zij hun eigen stijl al gevonden hebben en een afgerond project meesturen. Het programma loopt vier en een halve maand. binger.nl
Dialogic innovatie ● interactie 38
5
Creative Producers Lab (Binger Filmlab)
Creative Producers Lab is een programma van Binger Filmlab dat gericht is op scriptontwikkeling, profilering en oriëntatie in de internationale markt. Producers leren hoe ze banden met de filmindustrie aanhalen door een intensief programma op tijdens de Cinemart op het Film Festival Rotterdam. Zowel producers met als zonder project kunnen deelnemen aan het programma. Het programma loopt vier en een halve maand. binger.nl
6
Masterclasses a la carte (Binger Filmlab)
Binger Filmlab organiseert diverse masterclasses omtrent het onderwerp film maken. Onderwerpen als ‘films maken in het digitale tijdperk’ komen aan bod, of een film produceren met een klein budget. Ook specifiekere onderwerpen passeren de revue, zoals ‘werken met Lars von Trier’. De doelgroep varieert van producers, regisseurs, scriptschrijvers tot beleidsmakers en andere professionals. Het aantal plaatsen is beperkt en aspiranten worden toegelaten op basis van
motivatie, synopsis en CV. Een masterclass bestaat meestal uit meerdere sessies. binger.nl
7 Workshops a la carte
(Binger Filmlab)
Binger Filmlab organiseert diverse workshops omtrent het onderwerp film maken. De workshops hebben een intensief karakter en nemen vaak rond de vijf achtereenvolgende dagen in beslag. Applicaties worden behandeld op basis van CV, motivatie en andere relevante documenten. De doelgroep varieert van producers, regisseurs, fotografen, journalisten tot scriptschrijvers. binger.nl
8 Binger on Demand
(Binger Filmlab)
Binger on Demand biedt coaching op maat, afhankelijk van de behoefte van het filmproject en de filmmaker of –team (schrijver/regisseur en producent). Dit programma is bedoelt voor ervaren en onervaren filmmakers die professionele begeleiding zoeken voor hun filmproject. binger.nl
9 Script LAB
(Cinekid)
Het Cinekid Script LAB is een trainee-programma van vier maanden voor scriptschrijvers die werken aan een kinderfilm. Het programma werd in 2014 voor het eerst georganiseerd. De deelnemers worden begeleid door scriptcoaches en nemen deel aan workshops. cinekid.nl
10 Teledoc
(CoBO i.s.m. NPO en Filmfonds)
Een samenwerkingsproject van CoBO, Publieke Omroep en Filmfonds gericht op ervaren regisseurs en producenten ten behoeve van de
ontwikkeling en productie van cinematografische documentaires voor een breed publiek, die een eigentijds Nederlands onderwerp hebben. (12 ontwikkeling, 6 realisering). teledoc.cobofonds.nl/
11 Telefilm
(CoBO, NPO en publieke omroepen)
Telefilm is een project van CoBO, NPO en de publieke omroepen gericht op zowel debuterende als ervaren makers, voor Nederlandse speelfilms die speciaal gemaakt zijn voor televisie, en die actuele maatschappelijke thema’s behandelen. Jaarlijks worden er zes films gerealiseerd. telefilm.cobofonds.nl/over-telefilm
Dialogic innovatie ● interactie 39
12 DOCWERK AV-werkplaats (DOCWERK.tv, Van Osch
Films, Kenniscentrum Kunst en Cultuur Brabant, Provincie Noord-Brabant,
Omroep Brabant, Gemeente Den Bosch)
DOCWERK is een AV-werkplaats die is ontstaan vanuit de documentaire sector in Brabant. Talenten uit de AV-sector kunnen er een half jaar functioneren binnen de processen van de beroepspraktijk van een documentairemaker. Dat doen zij in een team en onder begeleiding van professionals en coaches, door middel van workshops. Deels zijn deze workshops in de Willem2Fabriek openbaar toegankelijk voor niet-deelnemers. De producties van DOCWERK zijn altijd voor het publiek toegankelijk en bereikbaar. Op deze manier probeert de werkplaats bij te dragen aan de zichtbaarheid van de kunst- en cultuursector van Brabant. bkkc.nl
13 Workshops (Dutch Directors Guild)
De Dutch Directors Guild is de belangenvereniging voor professionele film- en televisieregisseurs in Nederland. Leden van de vereniging kunnen deelnemen aan de workshops. Workshops duren soms slechts een dagdeel, soms enkele dagen.
directorsguild.nl
14 DDG Seminar
(Dutch Directors Guild)
Tijdens het Nederlands Film Festival vindt jaarlijks het DDG Seminar plaats, georganiseerd door de Dutch Directors Guild. Dit seminar voor regisseurs kent telkens een ander thema. Ook op de andere Nederlandse festivals (IDFA, IFFR) is de DDG aanwezig middels activiteiten voor leden en niet-leden. In 2014 was het thema ‘En dan nu Muziek! Over de samenwerking regisseur – componist’. directorsguild.nl
15 Celluloid Remix
(EYE Film Instituut Nederland, Beelden voor
de toekomst)
EYE Film Instituut Nederland selecteerde voor Celluloid Remix 21 fragmenten uit haar collectie vroege Nederlandse film uit de periode 1917-1932. Professionals en amateurs werden uitgedaagd om dit materiaal tot nieuwe korte films met een eigen soundtrack te remixen. Uniek digitaal filmmateriaal uit het begin van de Nederlandse filmgeschiedenis, de periode van de stille film. Celluloid Remix werd binnen het project Beelden voor de Toekomst gerealiseerd door het EYE Film Instituut Nederland en Kennisland in samenwerking met het Nederlands Film Festival. celluloidremix.openbeelden.nl
16
Workshop documentaire maken
(Flitsacademie)
De workshop documentaire maken is een zogenaamde ‘mini-opleiding’, gericht op documentairemakers in opleiding, professionele documentairemakers, docenten en studenten film, studenten journalistiek en medewerkers van actualiteitenrubrieken. Deelnemers kunnen gedurende de drie bijeenkomsten vragen stellen aan
documentairemakers. Basiskennis wordt verondersteld. Alle deelnemers wordt bij de eerste bijeenkomst gevraagd een zelf gemaakt filmpje van 1 minuut mee te nemen. flitsacademie.nl
15
Schrijfpaleis scriptsessies (Het Schrijfpaleis)
Het Schrijfpaleis wordt zo’n vijfmaal per seizoen georganiseerd. Het vindt plaats in EYE in Amsterdam, steeds op een maandagavond. Tijdens het Schrijfpaleis worden twee of drie scripts gelezen van ervaren of beginnende, beroemde of onbekende schrijvers. Scripts die nog volop in ontwikkeling zijn en waarvoor lezing betekent dat er een volgende stap in die ontwikkeling gemaakt kan worden. Tegelijkertijd biedt het collega-schrijvers een kijkje achter de schermen van het schrijfproces, ontstaan er discussies over waar goed drama aan moet voldoen, is het een podium om het script te presenteren en een netwerkplek voor schrijvers, regisseurs, producenten, omroepen, fondsen etc. Ieder Schrijfpaleis is er een deskundig panel (omroepen, fondsen, producenten) dat opbouwende kritiek op het script geeft, alsmede tips voor de realisering ervan. hetschrijfpaleis.nl
Dialogic innovatie ● interactie 40
17 One Vision Party bijeenkomsten
(Ideefix)
Het programma van the One Vision Party werd voor het eerst georganiseerd in 2014 en is een project voor aanstormend filmtalent. Deze kunnen hier ervaring opdoen en zichzelf op de kaart zitten. In 2015 bestond het programma uit veertien bijeenkomsten die verspreid waren over de maanden mei, juni en juli plaatsvinden in Amsterdam. Iedere bijeenkomst werd geleid door een of meer professionals uit de Nederlandsen filmindustrie. onevisionparty.com
18 Outreach Workshop
(IDFA)
Een eenmalige workshop waarin impact distributie centraal stond. De doelgroep bestond uit producenten, regisseurs en distribiteurs. Tijdens de workshop werden enkele documentaire projecten geselecteerd en onder de loep genomen in het bijzijn van toehoorders met een relevante achtergrond. Kosten bedroegen 25 euro voor toehoorders en 40 euro voor deelnemers met een project.
idfa.nl
19 IDFA Academy (IDFA)
Elk jaar organiseert IDFA de IDFAcademy tijdens het IDFA festival in het najaar. Het traject is bedoeld voor beginnende filmmakers en producers en duurt doorgaans vier dagen. Tijdens het programma krijgen deelnemers de mogelijkheid bekende documentairemakers te ontmoeten en volgen ze trainingen. idfa.nl
20 Summer School
(IDFA)
De IDFA Summer School is bedoeld voor aanstormend filmtalent, zonder of met eerdere regie ervaring. In het programma komen zowel individuele coaching als groepssessies aan bod, beide begeleid door bekende filmmakers en andere professionals. Er zijn twee typen training beschikbaar. De eerste richt zich op scriptontwikkeling, de tweede focust op montage. Geïnteresseerden kunnen zich jaarlijks rond april aanmelden, waarna een selectie wordt gemaakt. idfa.nl
21 DocLab Academy (IDFA)
In samenwerking met kunstencentrum De Brakke Grond organiseert IDFA DocLab de DocLab Academy, een ontmoetingsplaats voor internationale experts, twintig documentairemakers en ander talent uit Nederland en België. De academie heeft als doel de samenwerking in de lage landen aan te moedigen binnen het documentaire genre. idfa.nl
22
IDFA-Mediafonds workshop
(IDFA)
De IDFA-Mediafonds Workshop is een jaarlijks traject waarin (beginnende) documentairemakers begeleid worden bij het ontwikkelen
van een filmplan voor een documentaire van 50 minuten om de professionaliteit van documentaire-regisseurs te bevorderen. De makers, geselecteerd in samenspraak met de werkgroep documentaire van de NPO, worden zeven maanden lang gecoacht door een of meerdere gerenommeerde documentairemakers. Deelnemers krijgen gastlessen van documentaire professionals op het gebied van interviewtechniek, geluid en montage. De filmplannen worden aan het eind van het traject beoordeeld door een jury die het beste project bekroont met de Mediafondsprijs Documentaire, welke wordt uitgereikt op de openingsavond van IDFA. mediafonds.nl
24
Rotterdam Lab (IFFR)
Het Rotterdam Lab wordt georganiseerd door CineMart, in samenwerking met stimuleringsfondsen en organen die betrokken zijn bij het trainen van jonge producers. De selectieprocedure vindt niet plaats bij het Rotterdam Lab zelf, maar wordt uitgevoerd door de partners. Om te participeren moeten aspiranten zich aanmelden bij een van deze partnerorganisaties. Het programma bestaat uit paneldiscussies met experts en zogenaamde ‘speed dating’ sessies waarbij participanten worden voorgesteld aan afgevaardigden uit de internationale industrie. iffr.com
Dialogic innovatie ● interactie 41
25
Imagine Film Festival: masterclasses en lezingen (Imagine, Fonds 21, EYE)
Tijdens het Imagine Film Festival worden diverse masterclasses gegeven door (inter)nationaal bekende experts uit verschillende filmtechnische disciplines. In de 2015 editie komen onder andere editing, camera, robotdesign en enkele academici aan bod. De masterclasses worden georganiseerd in samenwerking met de Nederlandse filmacademie. imaginefilmfestival.nl
26 Start©
(Mediafonds)
Start© is een voorlopig eenmalige stimuleringsregeling van het Mediafonds voor scenaristen, voor 2014/2015. Scenaristen kunnen op elk moment op individuele basis ontwikkelingsgeld aanvragen voor nieuwe, onderscheidende en originele fictieprojecten van artistiek hoogwaardige kwaliteit. De regeling is bedoeld voor projecten die door hun aard en andersoortige aanpak binnen de reguliere aanvraagprocedures niet gehonoreerd kunnen worden. Zowel voor single plays als korte dramaseries kan subsidie worden verkregen voor het uitwerken van een treatment of scenario. Een aanvraag mag maar een keer worden ingediend. Het maximumbedrag dat het fonds kan verlenen is 10.000 euro. mediafonds.nl
27 LEF
(Mediafonds)
Het Mediafonds wil met de LEF regeling meer ruimte creëren voor aanvragen waarin experiment, vernieuwing en artistiek onderzoek in de documentaire centraal staan. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om ideeën waarin de grenzen van het genre documentaire opgezocht worden, conventies doorbroken en disciplines overstegen en vermengd. De regeling ging 1 september 2014 van start. Eind mei 2015 besluit het bestuur van het Mediafonds na een tussenevaluatie of de regeling wordt verlengd en welk bedrag daar in dat geval voor beschikbaar wordt gesteld. mediafonds.nl
28 Kids & Docs workshop
(penvoerder Mediafonds i.s.m. IDFA en Cinekid)
De Kids & Docs Workshop is een samenwerkingsproject van het Mediafonds, IDFA en Cinekid gericht op de talentontwikkeling van jeugddocumentairemakers. Ieder jaar wordt een groep makers gedurende zes maanden intensief begeleid bij het ontwikkelen van een filmplan voor een jeugddocumentaire van 15 minuten. Aan het einde van het traject worden de plannen samen met omroep en eventueel buitenproducent ingediend bij het Mediafonds voor productiesubsidie. De gerealiseerde jeugddocumentaires gaan in première op Cinekid of IDFA en worden vervolgens uitgezonden op Zapp. Sinds 2012 reikt het Mediafonds een prijs uit voor de beste jeugddocumentaire van het afgelopen jaar. Een jury bekroont de winnaar met een geldprijs waarmee de winnende maker een nieuw plan voor een jeugddocumentaire kan ontwikkelen. mediafonds.nl
29
Point Taken (penvoerder Mediafonds
i.s.m. Fonds Podiumkunsten i.s.m. NTR
en Cinedans)
Point Taken is een project van het Mediafonds en het Fonds Podiumkunsten in samenwerking met de NTR en Cinedans. Choreografen en filmers kunnen gezamenlijk met een eigen producent een aanvraag indienen voor een korte en eigenzinnige dansfilm. In 2014-2015 werd de vijfde editie georganiseerd. Choreografen en filmers kunnen gezamenlijk met een eigen producent een aanvraag indienen voor een korte dansfilm. mediafonds.nl
30
Transmedia (penvoerder Mediafonds
i.s.m. het
Stimuleringsfonds Creatieve Industrie en het
Nederlands Filmfonds )
Met deze regeling willen het Mediafonds, het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie en het Nederlands Filmfonds nieuwe vormen van documentaire maken en storytelling stimuleren. Binnen dit samenwerkingsproject is er voor 2015 door de drie fondsen een totaalbedrag van € 750.000 beschikbaar gesteld voor de ontwikkeling en realisering van projecten met artistieke kwaliteit, die de grenzen van het documentaire genre onderzoeken en een maatschappelijk relevant onderwerp hebben. In 2015 zijn er drie aanvraagrondes met als sluitingsdata 3 februari, 9 juni en 13 oktober. mediafonds.nl
Dialogic innovatie ● interactie 42
31
Nu of nooit! (penvoerder Mediafonds i.s.m. NPO/Zapp en het Nederlands Filmfonds)
Nu of Nooit! is een traject van het Mediafonds en Zapp voor de ontwikkeling en realisering van cultureel divers jeugddrama met een lengte van 25 minuten voor de oudste doelgroep van Zapp (8-12 jaar). Nu of Nooit! richt zich op teams van regisseurs en scenaristen. Van regisseurs wordt, naast een relevante opleiding, verlangd dat zij minstens één gerealiseerde (korte) fictiefilm op hun naam hebben staan. Van scenaristen moet tenminste één drama- of filmscenario zijn gerealiseerd. Vanaf 2015/2016 maakt ook het filmfonds deel uit van dit traject, waarna het accent zal verschuiven richting animatie. De Nu of Nooit! episodes worden door Zapp uitgezonden. mediafonds.nl
32 NFF Talentdag
(Nederlands Filmfestival)
De NFF Talentdag is een programma voor aanstormend filmtalent. Op 29 september 2015 zullen er op Talentdag sessies plaatsvinden omtrent De Proeftuin, muziek en films financieren. Tevens zullen er zes Wildcards uitgedeeld worden: drie voor documentaire, twee voor fictie
en één voor animatie. De Wildcard is een stimulatieprijs van het Nederlands Filmfonds. Tevens krijgen jonge regisseurs, producenten en scenaristen de mogelijkheid hun plan voor te leggen aan producenten, fondsen of omroepen. Het NFF als podium presenteert en bekroont talent en biedt gedurende het festival tal van bijeenkomsten voor beginnend en gevestigd talent. filmfestival.nl
33 Realisering korte film
(Filmfonds)
In het kader van talentontwikkeling biedt het Nederlands Filmfonds met ingang van 2015 de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen voor de realisering van een korte film van minder dan 60 minuten. Hiervoor is per project maximaal € 30.000,- beschikbaar. Regisseurs die hun eerste of tweede korte film willen maken, worden uitgenodigd een beknopt plan in te dienen. Urgentie, originaliteit en innovatieve ideeën zijn belangrijke criteria bij de selectie, evenals de kwaliteit van het eerdere werk. Tevens wordt meegewogen in hoeverre de film snel in productie kan gaan en openbaar gemaakt kan worden. Een eventuele bijdrage van het Fonds is maximaal 75% van het totale budget. filmfonds.nl
34 Coaching bij reguliere
aanvragen (Filmfonds)
In de ontwikkelingsfase kan een aanvullende bijdrage voor een scriptcoach verleend worden tot een maximum van 5.000 euro. Indien de arena of de uitvoering van de filmproductie zodanig complex is dat voor het verder uitwerken van het scenario de betrokkenheid van creatieve en technische specialisten noodzakelijk is om concreet te onderzoeken hoe verfilming mogelijk is […], kan het bestuur besluiten hiervoor een extra ontwikkelingsbijdrage beschikbaar te stellen. Filmfonds.nl
35
Vrijplaats Beginnende Scenaristen (Filmfonds)
Dit betreft een specifiek talentontwikkelingsproject voor nieuwe schrijvers om hun schrijftalent verder te ontwikkelen. Via de Vrijplaats beginnende schrijvers ondersteunt het Filmfonds jaarlijks maximaal vier aanvragen voor het schrijven van een treatment of scenario voor filmprojecten. Het betreft fictie en de lengte is vrij. De schrijvers zullen worden gecoacht door ervaren scenaristen/auteurs en aanvragen kunnen door de scenarist zonder producent worden ingediend op de vastgestelde indiendatum. filmfonds.nl
36 Lowbudget Speelfilm
(Filmfonds)
Een onderdeel van het programma New Screen NL van het Nederlands Filmfonds is de Lowbudget Speelfilm. Het project is in eerste instantie bedoeld voor beginnende producenten en beginnende regisseurs, die met een beperkt budget in korte tijd een speelfilm willen maken en zo ervaring op kunnen doen. Kan cross-over, mainstream of arthouse zijn. Er is ondersteuning voor realisering van maximaal drie films per jaar, á 200.000 euro per film. filmfonds.nl
Dialogic innovatie ● interactie 43
37
Vrijplaats voor Bewezen Scenaristen (Filmfonds)
De regeling Vrijplaats voor bewezen scenariotalent is bedoeld voor scenaristen die eerder tenminste twee scenario’s voor in de bioscoop uitgebrachte speelfilms hebben geschreven. Met deze bijdrage kunnen zij binnen een jaar in alle vrijheid een eerste versie van een speelfilmscenario ontwikkelen. Aanvragen voor ondersteuning van het schrijven van een scenario voor speelfilmprojecten door ervaren scenaristen kunnen door een scenarist zonder producent worden ingediend op de vastgestelde indiendatum. De schrijvers hebben na oplevering de plicht om de realiseerbaarheid te onderzoeken door een producent te benaderen. filmfonds.nl
38
Beurzen voor trainingen in binnen- en buitenland aan
individuele makers (Filmfonds)
Het Filmfonds stelt middelen beschikbaar aan professionals voor deskundigheidsbevordering via trainingen en cursussen en voor bijeenkomsten gericht op vakinhoudelijke kennisuitwisseling. Er zijn
middelen beschikbaar voor trainingen op het gebied van productie, scenario-ontwikkeling en regie, maar ook voor trainingen die inhaken op nieuwe ontwikkelingen die relevant zijn voor de vernieuwing van filmkunst, zoals transmediale toepassingen. De nadruk ligt op de ontwikkeling van individuele professionals met bewezen talent, maar ook nieuwkomers kunnen voor een bijdrage aan hun training in aanmerking komen. Filmfonds.nl
39 Talentontwikkeling in internationale context
(Filmfonds)
In aansluiting op de beleidsprioriteiten van minister Bussemaker biedt het Filmfonds, aanvullend op de bestaande mogelijkheden, vanaf 2014 een extra programma aan voor de ontwikkeling van filmplannen van getalenteerde Nederlandse makers in internationale context. Drie teams per jaar, bestaande uit een scenarist, regisseur en producent, kunnen met een bijdrage van het Fonds en in nauwe samenwerking met internationaal vooraanstaande professionals, een filmplan ontwikkelen. Het Filmfonds richt zich met dit programma op teams, met een heldere visie en de ambitie om urgente, eigenzinnige en cinematografisch onderscheidende filmprojecten in en voor de internationale markt te ontwikkelen. filmfonds.nl
40
Kort! (Penvoerder Filmfonds ism Mediafonds, CoBO en de
NTR )
Kort! is een jaarlijks project van het Filmfonds, Mediafonds, CoBO en de NTR voor de korte film, waar filmmakers plannen kunnen indienen voor drama- en animatieproducties met een lengte van 5 tot 10 minuten. Uit alle inzendingen worden tien filmplannen geselecteerd, die in première gaan op het Nederlands Film Festival, uitgezonden worden door de NTR en vertoond worden via internet.
kort.ntr.nl
41
One Night Stand (Penvoerder Mediafonds i.s.m. Filmfonds, CoBO,
VARA/BNN, NTR en VPRO)
One Night Stand is een jaarlijks traject van het Mediafonds, Filmfonds, CoBO, VARA/BNN, NTR en VPRO voor een reeks van zes fictiefilms met een lengte van 50 minuten. Het traject biedt ruimte aan de ontwikkeling van twaalf plannen, waarvan er uiteindelijk zes realiseringssubsidie ontvangen. De films gaan in première op het Nederlands Film Festival en worden daarna op televisie uitgezonden. One Night Stand is een toegankelijke dramareeks van ‘nieuwe makers’ die verhalen uit de Nederlandse multiculturele samenleving weten te vertalen naar drama van hoge filmische kwaliteit. onenightstandoptv.nl
42
Children’s film co-development Fund
(Filmfonds ism Mitteldeutsche
Mediënfördering)
Opgericht door het Filmfonds in samenwerking met de Mitteldeutsche Medienförderung (MDM). Het co-ontwikkelingsfonds is gericht op de ontwikkeling van projecten voor kinder- en jeugdfilms van hoge kwaliteit die voor zowel een Nederlands, Duits als internationaal publiek interessant kunnen zijn. Het doel is om de productie van dergelijke films te stimuleren en de kwaliteit en diversiteit van kinder- en jeugdfilms te vergroten. Het fonds richt zich op het schrijven of herschrijven van een script. De maximale contributies zijn €10.000 voor een herschreven script, €20.000 voor een nieuw script en €2.500 voor een scriptcoach. filmfonds.nl
Dialogic innovatie ● interactie 44
43
De Verbeelding (Penvoerder Filmfonds i.s.m. het Mondriaan
Fonds)
De Verbeelding is een samenwerkingsproject van het Nederlands Filmfonds en het Mondriaan Fonds om beeldend kunstenaars samen met filmproducenten de mogelijkheid te bieden een low budget film van speelfilmlengte te realiseren. Films die hun oorsprong voornamelijk vinden in de beeldende kracht van het medium, die de grenzen tussen beeldende kunst en film verkennen en die de artistieke potentie hebben om op internationale filmfestivals geselecteerd te worden. filmfonds.nl
44 Wildcards
(Filmfonds)
Het Filmfonds selecteert jaarlijks uit de documentaire eindexamenfilms drie talentvolle jonge makers. Deze winnaars worden bekendgemaakt op het Nederlands Film Festival en krijgen ieder 40.000 euro om zonder restricties een nieuwe documentairefilm te maken onder begeleiding van een producent en een regiecoach. Tevens worden twee makers van een fictiefilm gekozen, die 80.000 euro krijgen en een animatiemaker, die 40.000 euro krijgt voor het maken van een film. Hiermee wil het Fonds
nieuw talent stimuleren dat net is afgestudeerd. Het streven is om de films het jaar daarop op het Nederlands Film Festival in première te laten gaan. filmfonds.nl
45
Oase (Penvoerder Filmfonds ism
het Prins Bernhard Cultuurfonds)
Oase is een samenwerkingsproject van het Filmfonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds dat zich richt op onafhankelijke documentaire regisseurs die tenminste één lange documentaire of drie documentaires van 50 minuten op hun naam hebben staan. De betreffende documentaires dienen te zijn uitgebracht in de Nederlandse bioscopen en/of filmtheaters voor betalend publiek en/of uitgezonden op de landelijke televisie. De regisseurs zijn niet verbonden aan een omroep. Oase is in 2013 gestart en biedt een vrijplaats voor documentaire regisseurs om filmplannen te ontwikkelen voor lange documentaires. Het doel van de samenwerking is om bij te dragen aan de ontwikkeling van treatments voor documentaires met cinematografische kwaliteit. Afhankelijk van de beschikbare middelen dragen de fondsen gezamenlijk maximaal € 8.000 bij aan een aanvraag. filmfonds.nl
46
De Oversteek (Penvoerder Filmfonds ism Mediafonds, CoBO en NTR
en VPRO)
De Oversteek is een samenwerkingsproject van het Nederlands Filmfonds, Mediafonds, CoBO, NTR en VPRO gericht op een jaarlijkse reeks van twee onafhankelijke fictiefilms voor de bioscoop en televisie. De Oversteek biedt jonge regisseurs de kans hun eerste speelfilm te ontwikkelen (6 projecten worden ontwikkeld waarvan 2 projecten worden gerealiseerd). Gezocht wordt naar auteursfilms, eigentijdse verhalen en een beeldtaal die ook internationaal kan aanspreken. De filmische signatuur en visie van de filmmaker vormen belangrijke criteria.
filmfonds.nl
47
Ultrakort (Penvoerder Filmfonds
i.s.m. Fonds 21 en Pathé)
Jaarlijks project van het Nederlands Filmfonds in samenwerking met bioscoopexploitant Pathé en Fonds 21 voor de realisering van vier ultrakorte animatiefilms van maximaal twee minuten, die door Pathé in roulatie worden gebracht. De films worden in digitale projectie vertoond, in het voorprogramma van speelfilmreleases. Gestreefd wordt naar een evenredige verdeling van films die geschikt zijn voor alle leeftijden, en films die geschikt zijn voor het (jong) volwassen publiek van Pathé. filmfonds.nl
48
Expertmeetings Production Design, Sound Design, Montage en Scenario (Filmacademie – AHK)
Expert meetings zijn een nieuw initiatief van de Nederlandse Filmacademie. Deze bijeenkomsten zijn bedoeld voor (semi) professionals uit de film- en televisiewereld die zich verder willen ontwikkelen en verdiepen in hun vakgebied. Met de expert meetings geeft de Filmacademie invulling aan haar ambitie om te fungeren als spil in het Nederlandse en Europese kennisnetwerk op het gebied van film, en als onderwijsinstituut voor de gehele sector. De meetings vinden plaats binnen vier thema’s, namelijk production design, sound design, montage en scenario. ahk.nl
Dialogic innovatie ● interactie 45
49 Lezingen
(Filmacademie – AHK)
Om de twee weken vindt er binnen de AHK een gastcollege plaats binnen het thema ‘master of film’, van iemand met een filmachtergrond. Dit kunnen filmmakers zijn, maar ook visuele artiesten, componisten, filosofen, wetenschappers of film theoretici. Lezingen zijn voor iedereen toegankelijk, niet enkel voor AHK-studenten. ahk.nl
50
Wegwijzer voor scenarioschrijvers
(Netwerk Scenarioschrijvers)
Het Netwerk Scenarioschrijvers wil met de Wegwijzer helpen richting te geven aan de creatieve ambities van beginnend scenaristen en een mogelijk antwoord geven op nooit gestelde vragen van al gearriveerde vakgenoten. De wegwijzer is een Netwerkuitgave en wordt toegestuurd aan nieuwe leden en is tevens te downloaden op de website. netwerkscenario.nl
51 Cursussen
(New York Film Academy
Amsterdam)
De New York Film Academy heeft sinds eind 2014 een dependance in Amsterdam, waar zowel beginners als gevorderden naast volledige opleidingen ook cursussen kunnen volgen. Hierbij gaat het zowel om filmmakers als om acteurs. https://www.nyfa.edu/amsterdam/
52 Workshops (Next Edit)
Next Edit verzorgt diverse trainingen en workshops voor zowel gevorderde als beginnende televisiemakers. Dit betreft zowel technische montage opleidingen als inhoudelijke trainingen. nextedit.tv
53 3LAB (NPO)
3LAB is een online platform voor nieuwe, verfrissende programma’s gemaakt door talentvolle jongeren van 18 tot 35 jaar. 3LAB is op zoek naar nieuwe, verfrissende programma-ideeën welke afkomstig kunnen zijn van programmamakers, maar ook van acteurs, scenarioschrijvers, presentatoren, regisseurs of journalisten. Na de zomer van 2015 zullen de 4LAB creaties ook op NPO3 uitgezonden worden. npo3lab.nl
54 Dorst
(VPRO)
Dorst is het audiovisuele lab voor vernieuwing bij de VPRO. Bij Dorst ontwikkelen getalenteerde jonge makers en journalisten programma’s, formats en zichzelf. Dorst biedt jonge makers en journalisten tussen de 20 en 34 ruimte om te experimenteren, maar ook ondersteuning van ervaren programmamakers, met als doel nieuw talent door te laten stromen binnen de VPRO. vpro.nl
55 Teledoc Campus
(Penvoerder CoBO i.s.m. NPO en Filmfonds)
Voor de ontwikkeling van documentaire talent is het samenwerkingsproject Teledoc Campus opgezet door de NPO, CoBO en het Nederlands Filmfonds. Bij Teledoc Campus ligt de nadruk op de belevingswereld van Nederland 3. Teams van beginnende regisseurs én producenten krijgen de gelegenheid ervaring op te doen en hun talenten te ontplooien binnen de kaders van televisie en bioscoop, waarna de sprong naar volwaardige, lange producties kan worden gemaakt. De films worden begeleid, ontwikkeld en gefinancierd door het Filmfonds, de NPO/publieke omroepen en het CoBO. De lengte van de films is 25 minuten en er worden per jaar 12 bijdragen voor ontwikkeling en 6 bijdragen voor realisering toegekend. filmfonds.nl
Dialogic innovatie ● interactie 46
56 DOC25 (NPO)
DOC25 is een documentaire project van de NPO ter bevordering van de ontwikkeling van documentaire talent. Jonge makers wordt de gelegenheid geboden ervaring op te doen waarmee de sprong naar volwaardige, lange producties kan worden genomen. De onderwerpen zijn divers, maar hebben gemeen dat de makers op hun geheel eigen manier iets over onze huidige tijd vertellen en universele thema’s aansnijden die uitstijgen boven het onderwerp zelf. Binnen DOC25 worden zeven documentaires van 25 minuten gerealiseerd. De films gaan tijdens het Nederlands Film Festival in september in première en worden een maand later op televisie uitgezonden. npodoc.nl
57 Masterplan Filmtalent (provincie Limburg)
Het Masterplan Filmtalent van de provincie Limburg geeft elk jaar een groep jonge talenten uit de Euregio de kans een professionele korte speelfilm te maken. Per jaar worden er binnen het programma drie korte films gerealiseerd. Het Masterplan koppelt deze deelnemers aan
professionele netwerken uit Nederland, België en Duitsland waardoor zij zich in korte tijd goed kunnen ontwikkelen. Alle films worden opgenomen in en rond Limburg. Limburg.nl
58
Sandberg@ Mediafonds
(Sandberg Instituut ism Mediafonds)
Sandberg@Mediafonds is een lab van het Sandberg Instituut en het Mediafonds, waarin teams van programmamakers, ontwerpers en nieuwe mediakunstenaars gedurende enkele maanden werken aan concepten voor nieuwe mediatoepassingen. Per editie is er een ander thema. De teams gaan te werk aan de hand van een door henzelf gekozen onderzoeksvraag. De masterclass duurt vier maanden en eindigt met een presentatie. Daartussen zijn er gastcolleges en wordt door de teams intensief samengewerkt aan hun concept. Doel is door middel van deze activiteit de kennis van e-cultuur te bevorderen en samenwerkingsverbanden tussen programmamakers en designers te stimuleren. mediafonds.nl
59 Scriptlab
(ScriptAcademy)
Scriptlab is zowel bedoeld voor beginnende als gevorderde schrijvers die in één of meer besprekingssessies onder één-op-één-begeleiding aan hun eigen speelfilm of televisieserie willen werken. De begeleiding vindt plaats in de vorm van intensieve individuele gesprekken respectievelijk mailing- of Skypesessies met een van de docenten. De docenten zijn gerenommeerde scenaristen en/of script-editors. Een deelnemer bepaalt zelf hoeveel besprekingssessies hij of zij af wil nemen.
scriptacademy.nl
60 Cursussen/workshops
(ScriptAcademy)
ScriptAcademy biedt losse cursussen en workshops aan voor iedereen die het vak scenarioschrijven wil verkennen of zich erin wil verdiepen. Wanneer iemand professioneel scenarioschrijver worden, dan kan deze verschillende losse cursussen volgen die samen een tweejarige parttime-opleiding vormen. ScriptAcademy biedt een basiscursus (zes lessen) en vervolgcursussen (eveneens zes lessen per vervolgcursus). In de basiscursus krijgen deelnemers de grondbeginselen van het scenarioschrijven onder de knie. Tijdens je vervolgcursussen kunnen deelnemers zich verdiepen in een bepaald onderdeel van het vak.
scriptacademy.nl
61 Masterclasses
(ScriptAcademy)
Naast cursussen houdt ScriptAcademy eens per maand in het weekend een masterclass voor scriptschrijvers, met verschillende thema’s. De kosten zijn 75 euro per dagdeel en er gelden geen toelatingseisen. scriptacademy.nl
Dialogic innovatie ● interactie 47
62 Workshops (Scriptdesk)
Scriptdesk werd in 2006 opgezet als onafhankelijk scriptadviesloket voor scenarioschrijvers, regisseurs, producenten, omroepen en andere organisaties. De workshops van Scriptdesk zijn bedoeld voor professionals zowel binnen als buiten de filmsector. Thema’s van de workshops zijn bijvoorbeeld ‘Van jeugdboek tot kinderfilm’ en ‘Denken als scenarioschrijver’. scriptdesk.nl
63 Scriptanalyse (Scriptdesk)
Scriptdesk biedt twee vormen van scriptanalyse aan. Tijdens een analyse krijgt een schrijver concrete suggesties voor verbetering. De kosten voor de analyse van een treatment bedragen 300 euro, voor een scenario is dit 600. Een scenario kan tevens in een lichtere vorm geanalyseerd worden voor 300 euro. scriptdesk.nl
64 Scriptcoaching (Scriptdesk)
Scriptdesk biedt drie scripttrajecten aan: voor producenten, scenaristen en voor schrijvers/regisseurs. In een traject wordt de aanvrager begeleid door een individuele coach of neemt deze deel aan groepssessies. De invulling van het programma verschilt per traject en kan ook deels bepaald worden door de aanvrager. scriptdesk.nl
65 Scriptspreekuur
(Scriptdesk)
Het scriptspreekuur is bedoeld voor plannen voor televisieseries, speelfilms, documentaires, musicals of transmediaprojecten. Zowel ervaren schrijvers en producten kunnen een synopsis en projectplan indienen, als niet-professionals. Na een eerste gesprek kan de aanvrager aan de slag met de feedback en vindt enkele weken later een tweede gesprek plaats. De kosten voor het eerste gesprek bedragen 75 euro, feedback per e-mail kost 50 euro. scriptdesk.nl
66 Proeftuin
(Scriptdesk)
De Proeftuin is een ontwikkel- en netwerkdag voor filmmakers, gericht op het ontdekken van de potentie van ideeën, ontwikkeling van een plan en het uitbreiden van het professioneel netwerk. Deelnemers doen dit aan de hand van een filmplan. De Proeftuin wordt georganiseerd door Scriptbank, voorheen door Scriptdesk. Meestal in samenwerking met andere organisaties. scriptbank.nl
67 Studiebeurs Film en
Televisie (VandenEnde foundation)
Studiebeurzen voor een voltijdopleiding of kortdurende opleiding, cursus, workshop of masterclass. De beurs bedraagt maximaal €7500 voor voltijdopleidingen en €5000 voor kortdurende studies. De doelgroep betreft jonge mensen (20 tot 27) jaar met de Nederlandse nationaliteit. De beurs kan alleen ingezet worden voor studies in de disciplines regie of productie.
http://www.vandenendefoundation.nl/
68 VERS Avonden
(Vers Netwerk- en beroepsvereniging)
Informatieve netwerkavonden van de VERS, voor nieuwe film- en televisiemakers. Elke VERS Avond heeft een thema, wat vergezeld wordt door diverse sprekers. Toegang is openbaar tegen entreekosten. 3po.nl
69 Waag Academy (Waag Society)
Waag Academy is een programma dat bestaat uit masterclasses en workshops op verschillende gebieden zoals techniek, kunst, ontwerp- en onderzoeksmethodes, digitale fabricage en combinaties hiervan. De masterclasses worden geleid door experts. waag.org
Dialogic innovatie ● interactie 48
Bijlage 4. Raamwerk deskstudie
# Aanbieder Programma Type Doel
groe
p
Sce
naristen
Reg
isse
urs
Prod
ucen
ten
Team
s
And
ers
Erv
arin
g
Starter
Mid-C
arre
er
Pro
ject
-base
d
Met
pro
ject
Zon
der pr
ojec
et
Rou
te k
enni
sove
rdra
cht
Coa
ching / Men
toring
Mas
terclass
es / le
zing
en
Wor
ksho
p
Wer
kplaat
s / re
side
ncy
Han
dboe
k
Sam
enwer
king
Ruimte
om te ex
perim
ente
ren
And
ers
Film
fase
Ont
wikke
ling
Rea
lisat
ie
Exploita
tie
The
matiek
01 S
cript de
velopm
ent
02 P
roject d
evelop
men
t en
pro
ductie
03 M
anag
emen
t, jur
idisch
e za
ken
en finan
ciën
04 M
arke
ting,
distribut
ie en
verton
ing
07 N
ieuw
e m
edia
08 N
ieuw
e te
chno
logy
09 M
ultid
isciplen
air wer
ken
1 Amsterdam Film School Cursussen [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
2Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK), Bureau
Broedplaatsen, Filmacademie (AHK), IDFA3Package Deal [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ●
3 Binger Filmlab Directors Lab [2] Langlopende trainingen ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
4 Binger Filmlab Writers Lab [2] Langlopende trainingen ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
5 Binger Filmlab Creative Producers Lab [2] Langlopende trainingen ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
6 Binger Filmlab Masterclasses (a la carte) [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
7 Binger Filmlab Workshops (a la carte) [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
8 Binger Filmlab On Demand [2] Langlopende trainingen ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
9 Cinekid Script LAB [2] Langlopende trainingen ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
10 CoBo, NPO, Filmfonds Teledoc [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
11 CoBO, NPO en publieke omroepen Telefilm [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
12DOCWERK.tv, Van Osch Films, Kenniscentrum Kunst en Cultuur Brabant, Provincie
Noord-Brabant, Omroep Brabant, Gemeente Den BoschDOCWERK AV-werkplaats [2] Langlopende trainingen ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
13 Dutch Directors Guild Workshops [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ● ●
14 Dutch Directors Guild, Nederlands Filmfonds, VEVAM, NFFDDG Seminar [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ● ●
15 EYE Film Instituut Nederland, Beelden voor de Toekomst Celluloid Remix [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ● ● ●
16 Flitsacademie Workshop documentaire maken [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ●
17Het Schrijfpaleis, stichting LIRA, Nederlands Filmfonds, AFK,
Netwerk Scenarioschrijvers, Prins Bernard Cultuurfonds, EYESchrijfpaleis scriptsessies [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ●
18 Ideefix One Vision Party [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
19 IDFA Outreach Workshop [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ●
20 IDFA IDFA Academy [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
21 IDFA Summer School [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
22IDFA, De Brakke Grond (BEL), AFK, Stimuleringsfonds
Creatieve IndustrieDocLab Academy [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ● ● ●
23 IDFA, Mediafonds IDFA-Mediafonds workshop [2] Langlopende trainingen ● ● ● ● ● ● ●
24 IFFR Rotterdam Lab [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ●
25 Imagine, Fonds 21, EYEImagine Film Festival: masterclasses en
lezingen[3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
26 Mediafonds Start© [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ● ● ●
27 Mediafonds LEF regeling [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ●
28 Mediafonds Kids & Docs workshop [2] Langlopende trainingen ● ● ● ● ● ●
29 Mediafonds, Fonds Podiumkunsten, NTR, Cinedans Point Taken [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ● ●
30Mediafonds, Stimuleringsfonds Creatieve Industrie,
FilmfondsTransmedia regeling [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ● ●
31 Mediafonds, Zapp, Filmfonds, NPO Nu of nooit Animatie! [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ● ● ● ●
32 Nederlands Filmfestival (NFF) NFF Talentdag [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
33 Nederlands Filmfonds Realisering korte film [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ● ● ●
34 Nederlands FilmfondsCoaching bij reguliere ontwikkelingsaanvragen
in alle categorieen [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
35 Nederlands Filmfonds Vrijplaats Beginnende Scenaristen [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ●
36 Nederlands Filmfonds Lowbudget Speelfilm [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
37 Nederlands Filmfonds Vrijplaats voor Bewezen Scenaristen [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ●
38 Nederlands FilmfondsBeurzen voor trainingen in binnen- en
buitenland aan individuele makers [2] Langlopende trainingen ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
39 Nederlands Filmfonds Talentontwikkeling in internationale context [2] Langlopende trainingen ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
40 Nederlands Filmfonds, CoBo, NTR, Mediafonds Kort! [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ● ●
41 Nederlands Filmfonds, CoBo, NTR, VPRO, Mediafonds One Night Stand [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ● ● ● ●
42Nederlands Filmfonds, Mitteldeutsche Medienförderung
(MDM)Children’s film Co-Development Fund [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ● ●
43 Nederlands Filmfonds, Mondriaan Fonds De Verbeelding [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
44 Nederlands Filmfonds, NFF Wildcard [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ● ●
45 Nederlands Filmfonds, Prins Bernard Cultuurfonds OASE [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ●
46 Nederlands Filmfonds, VPRO, NTR , Filmfonds, M ediafonds en CoBo De Oversteek [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
47 Nederlands Filmfonds. Pathé, Fonds 21 Ultrakort [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ● ● ● ●
48 Nederlandse Filmacademie (AHK)Expertmeetings Production Design, Sound
Design, Montage en Scenario[3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
49 Nederlandse Filmacademie (AHK) Lezingen [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
50 Netwerk Scenarioschrijvers Wegwijzer voor scenarioschrijvers [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ●
51 New York Film Academy Amsterdam Cursussen [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ● ●
52 Next Edit Workshops [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ●
53 NPO 3LAB [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ●
54 NPO Dorst [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ● ● ●
55 NPO, CoBo, Filmfonds Teledoc Campus [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
56 NPO, Mediafonds DOC25 [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ●
57 Provincie Limburg Masterplan Filmtalent [1] Training-on-the-job ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
58 Sandberg Instituut, Mediafonds Masterclass Sandberg@Mediafonds [2] Langlopende trainingen ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
59 ScriptAcademy Scriptlab [2] Langlopende trainingen ● ● ● ● ● ●
60 ScriptAcademy Cursussen/workshops [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ●
61 ScriptAcademy Masterclasses [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ●
62 Scriptdesk Workshops [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ● ● ●
63 Scriptdesk Scriptanalyse [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ●
64 Scriptdesk Scriptcoaching [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ● ●
65 Scriptdesk Scriptspreekuur [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ●
66 Scriptdesk Proeftuin [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ● ● ●
67 VandenEnde foundation Studiebeurs Film en Televisie [2] Langlopende trainingen ● ● ● ● ● ● ●
68 Vers Netwerk- en beroepsvereniging VERS Avonden [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
69 Waag Society Waag Academy [3] Masterclass, workshop of lezing ● ● ● ● ● ● ● ● ●
Totaal 37 50 36 13 22 54 35 49 20 32 17 26 8 1 13 16 4 40 44 7 34 38 8 9 5 3 6
Dialogic innovatie ● interactie 49
Contact: Dialogic
Hooghiemstraplein 33-36 3514 AX Utrecht Tel. +31 (0)30 215 05 80 Fax +31 (0)30 215 05 95 www.dialogic.nl