TaalvitaalTest

8
 2 Taal vitaal Eins tufung s te s t ©2000 Ma x Hue ber Verlag Kreuzen Sie die richtige(n) Lösung(en) an. 1. Waar kom je a) van. b) va nda an. c ) va nda ag. 2 . u Duitse? a) Bent b) Ben c ) Zijn 3. heet j ij ? a) Wie b) Wa t c ) Hoe 4 . Hoe g aat het me t …? a )j ou b) j e c) jij 5. ik me even voorste l len? a ) Kan b) Moe t c) Mag 6 . Wat is adres? a) uw b) u c) het 7. … z ijn twee vrouwen op de foto te zien. a) Da t b) Er c) Hoeveel 8 . Mij n man is slordig . a) bes t b) helemaal ni e t c) een bee tj e 9 . klas g enoten verg eet i k nooit! a ) Di t b) Die c) De 10. Jullie zijn de beste …! a) colle gas b) collegen c) collega’s 11. … he t douchen kleed ik me a an. a) Op b) Na c) Naar 12. Ik eet … boterha mmen met pi ndakaas a) meestal bi j het ontbi jt. b) eruit c) zich Stufe 1 i  1

Transcript of TaalvitaalTest

5/10/2018 TaalvitaalTest - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/taalvitaaltest 1/8

2Ta a l vi t a a l  – Ein stufun gstest © 2000 Max Hueber Verlag

Kreuzen Sie die r icht ige(n) Lösung( en) an.

1. Waar kom je … a) van .

b ) van d aan .

c) va n da ag.

2. … u Duitse? a) Ben t

b) Ben

c) Zijn

3. … h eet jij? a) Wie

b) Wat

c) Hoe

4. Hoe gaat h et m et …? a) jou

b) je

c) jij

5. … ik m e even voorstellen ? a) Kan

b) Moet

c) Mag

6. Wat is … adres? a) uw

b) u

c) het

7. … zijn twee vrou wen op d e fo to te zien . a) Dat

b) Er

c) Hoeveel

8. Mijn m an is … slordig. a) best

b) h elem aal n iet

c) een beetje

9. … klasgen oten vergeet ik n ooit! a) Dit

b) Die

c) De

10. Jullie zijn de beste …! a) collegas

b) collegen

c) collega’s

11. … h et douch en kleed ik m e aan . a) Op

b) Na

c) Naar

12. Ik eet … bo terh am m en m et p in d akaas a) m eestal

bij h et on tbijt . b) eruit

c) zich

Stufe 1

i1

5/10/2018 TaalvitaalTest - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/taalvitaaltest 2/8

3

Stufe 1

Kreuzen Sie die p assende(n) Erw iderung( en) an.

1. Dag, ik ben Lucie Ph ilips. a) Ja, dat klopt .

b) Ik ben Wolf Clement.

c) Wolf Clemen t. Prettig met u ken nis te m aken .

2. Hoi, Tim . Hoe gaat h et erm ee? a) Prim a, en m et jou?

b ) Dan k u .

c) Niet zo best .

3. Goedem orgen ! a) Goedem orgen !

b ) Ha llo

c) Prett ig met u kenn is te maken.

4. Ben t u Nederlan der? a) Ja, jij ook?

b) Ja, ik kom uit Arnhem .

c) Nee, ik ben Duitser.

5. Waar kom je van daan ? a) Uit de buurt van Utrech t.

b) Uit Amsterdam.

c) Nee, ik kom uit Groningen.

6. Kun t u dat even spellen ? a) M-o-l-l-a-y.

b) Ja, dat klopt .

c) Hartst ikke goed!

7. Hoe is ze? a) Volgen s m ij is ze Nederlan dse.

b) Wie bedoel je?

c) Ik ben een beetje slordig.

8. U zit op m ijn plaats. a) Dat geeft n iets.

b) Sorry.

c) Even kijken . Ja, je hebt gelijk.

9. Hoeveel m en sen zijn er? a) Er zijn er vijf.

b) Er is maar één persoon.

c) We hebben er twee.

10. Wat doen ju llie ’s avon ds? a) Nou, som s kijken we tv.

b) Na het eten bedoel je?

c) We gaan om 11 uur naar bed.

11. Nederlan ders drin ken graag koffie. a) Zeg dat wel!

b ) H ou m aar op!

c) Jawe l!

12. Ik m oet om vijf uur opstaan . a) Dat kan ik n iet!

b) Dat mag ik n ie t.

c) Dat wil ik niet .

i2 

Ta a l vi t a a l  – Ein stufun gstest © 2000 Max Hueber Verlag

5/10/2018 TaalvitaalTest - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/taalvitaaltest 3/8

4Ta a l vi t a a l  – Ein stufun gstest © 2000 Max Hueber Verlag

Kreuzen Sie die r icht ige(n) Lösung( en) an.

1. Gisteren … ik n iet op t ijd … a) ben … opgeston den

b) heb … opgestaan

c) ben … opgestaan

2. … u al koffie …? a) Hebt … gezet

b) Heeft … gezet

c) Hebt … gezetten

3. Wat … u van m orgen …? a) heeft gedaan

b) ben t geweest

c) h e b ged aan

4. Zij is … 1954 geboren . a) in

b) –

c) op

5. … ben ik bij h aar op de ko ffie geweest. a) Alt ijd

b) Twee weken geleden

c) Nogal

6. In het ziekenh uis heb ik een aardige … a) verpleegster

geh ad. b) verpleger

c) arts

7. … h et ju llie h ier in Duitslan d? a) Vin den

b) Bevalt

c) Bevallen

8. Ik werk n iet … kan toor m aar th uis. a) in

b) op

c) bij

9. … wij de pizzalijn bellen ? a) Zullen

b) Doen

c) Worden

10. Gaat u alsm aar rech tdoor, dan a) dat

ben t u … al. b) er

c) het

11. Ga je … n aar de bioscoop? a) vaak  

b) graag

c) leuk 

12. Wij gaan met de trein … het a) hoewel

goedkoper is. b) wan t

c) omdat

Stufe 2

i1

5/10/2018 TaalvitaalTest - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/taalvitaaltest 4/8

5Ta a l vi t a a l  – Ein stufun gstest © 2000 Max Hueber Verlag

Kreuzen Sie die p assende(n) Erw iderung( en) an.

1. Wan n eer h eb je gegeten ? a) Over een uur.

b) Ik heb nog niet gegeten.

c) En j ij?

2. Is h ij op t ijd opgestaan ? a) Ik den k h et wel.

b ) O m zeven uur.

c) Soms wel.

3. Wij zijn in 1983 n aar Duitslan d a) Waar h ebben ju llie gewoon d?

gekom en . b) Ik m oet th uis blijven .

c) Hartelijk gefeliciteerd!

4. Ben je voor h et eerst in Nederlan d? a) Ja, jij ook?

b) N ee hoor.

c) Het bevalt me hier goed.

5. Wat voor werk doen ju llie? a) Ze zijn adm in istrat ieve m edewerksters.

b) Ze is verpleegster.

c) Wij zi jn mom enteel werkloos.

6. Men eer? a) Twee cola graag.

b) En m ijn spa nog.

c) Ik krijg langzamerhand trek.

7. Sm akelijk eten ! a) Laat m aar zit ten .

b) Eet smakelijk!

c) Ik wil graag afrekenen .

8. Ben t u h ier beken d? a) Oké, bedan kt.

b) Weet u misschien waar de VVV is?

c) Sorry, wat zegt u?

9. Zullen wij ergen s gaan zit ten ? a) Wat zeg je?

b) Dat is een leuk idee!

c) Alstublieft .

10. Hoe kom ik n aar h et stat ion ? a) Nou, u kun t m et de bus gaan .

b) Ze is hier in d e buurt .

c) Dat is de tweede straat aan uw linkerhan d.

11. Zijn er interessan te a) Zeg dat wel!

bezien swaardigh eden ? b) Dat weet ik n iet. Ik woon h ier pas een m aan d.

c) Ja, alsmaar rechtdoor!

12. Ga je graag n aar de bioscoop? a) Ja, m aar ik doe h et toch n iet zo vaak.

b) Ik winkel niet zo graag.

c) Nee, ik blijf liever thuis.

Stufe 2

i2 

5/10/2018 TaalvitaalTest - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/taalvitaaltest 5/8

6Ta a l vi t a a l  – Ein stufun gstest © 2000 Max Hueber Verlag

Kreuzen Sie die r icht ige(n) Lösung( en) an.

1. Wij … volgen d jaar verh uizen . a) gaan

b) willen

c) durven

2. Wat ben je n u … plan ? a) voor

b) van

c) met

3. Kom en ju llie een h apje …? a) meeëten

b ) m eet en

c) mee-eten

4. Wat is ze … h et doen ? a) aan

b) in

c) met

5. Kon je al lezen … je m et sch oo l bego n? a) t oen

b) als

c) waar

6. … gin gen we vaak sch aatsen . a) ’s Win ters

b) s’Winters

c) ’S win ters

7. Heleen … boodsch appen te doen . a) kan

b) loopt

c) gaat

8. Wan n eer … je …? a) h eb … jarig

b) ben … jarig

c) h eb … verjaardag

9. Die … je h elem aal n iet u it te n odigen ! a) m oet

b) hoef 

c) sta

10. Dat is de ober … ik ken . a) dat

b) die

c) wat

11. Voor m ij … de dagsch otel. a) liever

b) alstublieft

c) graag

12. Dit pak is h eel … a) n etjes.

b) goeds.

c) afgeprijsd.

Stufe 3

i1

5/10/2018 TaalvitaalTest - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/taalvitaaltest 6/8

7Ta a l vi t a a l  – Ein stufun gstest © 2000 Max Hueber Verlag

Kreuzen Sie die p assende(n) Erw iderung( en) an.

1. Wat zijn ju llie van plan ? a) Ik verh uis n aar Naarden .

b) We gaan vrienden opzoeken.

c) Jammer genoeg!

2. Hoi, Ton i, h oe is h et? a) Ik ben aan h et koken .

b) Hou op, ik heb het h artst ikke druk!

c) Lekker.

3. Wat ben je aan h et doen ? a) We zijn aan h et sch ilderen .

b) We gaan n aar Parijs.

c) We kunn en jamm er genoeg niet .

4. Doe de groeten aan Harrie. a) Dat is waar!

b) Ja , bedankt.

c) Zal ik doen. Doei!

5. Met z’n h oevelen waren ju llie t hu is? a) Groo t en gezellig.

b) Met z’n vieren.

c) Met mijn vrienden.

6. Wat deed ze n a sch ool? a) Ze speelden m et zijn broers.

b) Ze maakte haar huiswerk.

c) Ze mocht n ie t komen.

7. Hoe was h et weer? a) Het was vrij h elder.

b) Vanm orgen was het wat frisser.

c) Stormachtig.

8. Jette is in gesprek. a) Dat wist ik n iet .

b) Probeer je het later?

c) H oezo n iet ?

9. Ik m oet van daag overwerken . a) Nou, vraag h et aan Gijs.

b) Wat vervelend!

c) Loop niet zo te zeuren!

10. Wat n eem jij? a) Ik zit n et te den ken .

b) Dat is wat voor mij!

c) Biefstuk m et aardappels. En jij?

11. Zullen we ergen s gaan eten ? a) Laat m aar zit ten .

b) Ik heb geen hon ger.

c) Dat is nou een goed idee!

12. Kan ik u h elpen ? a) Kan ik dit even passen ?

b) Heeft u dit een maat kleiner?

c) Wat kost d it?

Stufe 3

i2 

5/10/2018 TaalvitaalTest - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/taalvitaaltest 7/8

8Ta a l vi t a a l  – Ein stufun gstest © 2000 Max Hueber Verlag

Kreuzen Sie die r icht ige(n) Lösung( en) an.

1. Zijn de perziken in de … ? a) proeven

b) aanbieding

c) kleintjes

2. … kost die? a) Hoeveel

b) Wat

c) Wie

3. Ik … graag een bun galow h ebben . a) wil

b) zou

c) zal

4. Kun t u m ij de reserverin g … ? a) boeken

b) maken

c) bevestigen

5. Zouden ju llie een vakan tieh uis … ? a) h uren willen

b) willen h uren

c) h ebben willen

6. Ogen blik, ik verbin d u … a) met h aar.

b) samen.

c) door.

7. Van welk spoor … de trein ? a) vertrekt

b) gaat

c) rijdt

8. Ik … door m en eer Balsm a afgeh aald. a) word

b) werd

c) woord

9. Heb je al je kaartje … ? a) gekoopt

b) gekocht

c) gekookt

1 0. Za l ik v oo r va n m id d ag een afsp ra ak … ? a) d oen

b) nemen

c) maken

11. Ik b en erg verko ud en – … b lijf ik t h uis. a) wan t

b) daarom

c) alhoewel

12. Spreek je … Nederlands no g and ere a) behalve

vreem de talen ? b) m et

c) buiten

Stufe 4

i1

5/10/2018 TaalvitaalTest - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/taalvitaaltest 8/8

9Ta a l vi t a a l  – Ein stufun gstest © 2000 Max Hueber Verlag

Kreuzen Sie die p assende(n) Erw iderung( en) an.

1. Moet ik een n um m ertje trekken ? a) Nee h oor.

b) Ik denk van wel.

c) Dat wist ik niet .

2. An ders n og iets m en eer? a) Geef m e m aar twee taartpun ten .

b) Zijn die peren ri jp?

c) Dat was het voor vandaag.

3. Een pon dje tom aten ? a) Wat kost dat?

b) Tot volgende week!

c) Zijn die in d e aanbieding?

4. En welk h uisje wilt u reserveren ? a) Wat kost bun galow 24?

b) Ik zou graag type 2 in Denn enoord willen h ebben.

c) Dat hoeft voor mij niet .

5. Waar logeren ju llie? a We h ebben een leuk appartem en t gevon den .

b) Zo ben je toch onafhankeli jk.

c) We gaan kamperen.

6. Ik zou graag m et m en eer Blok a) Ja, dat kan .

willen spreken . b) Ogen blik, ik verbin d u door.

c) H oe was uw naam ?

7. Moet ik overstappen ? a) Volgen s m ij n iet .

b) Is dat met toeslag?

c) U bent om 16.48 in Haarlem.

8 . Ku n t u m ij d e reser verin g b ev est igen ? a ) Ik b el o m o n ze a fsp raa k t e b evest igen .

b) Dat zal ik meteen doen.

c) Geeft u mij uw faxn um m er alstub lieft.

9. Wat kan ik voor u doen ? a) Ben t u patiën te bij on s?

b) Ik ben sind s drie dagen erg verkouden .

c) Beterschap!

10. Moet ik de reken in g n u betalen ? a) Nee, u h ebt een flin ke griep .

b) Ja, en d ie dient u bij uw ziekenfonds in.

c) Is het erg dr ingend?

11. Heb je weleen s In disch gegeten ? a) Ja, m aar ik von d h et n iet lekker.

b) Nee, nog nooit .

c) Ik maak zelf graag saté.

12. Ik ram m el van de h on ger! a) Ben je gek? We h ebben n et gegeten .

b) Heb je trek in Ch inees?

c) Is dat wat Turks?

Stufe 4

i2