TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

27

description

TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

Transcript of TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

Page 1: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar
Page 2: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

1.1 Koffie? 111.2 Raam-ramen, vol-volle 121.3 Willen en kunnen 131.4 U of jij? 161.5 Kindje, treintje, armpje 191.6 Typisch Nederlands! 201.7 Wat vind jij? 221.8 Wat zeg je? 261.9 Een kaartje sturen 281.10 Last van de buren 301.11 Wat leuk, een bos bloemen! 31

Thema 1 NederlandInhoudsopgave

Page 3: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

THEM

A

NED

ERLAND

1

10

1 Welk woord hoort bij welk plaatje? • Sinterklaas• het Nederlandse landschap

• het kaartje• een afspraak maken

…………………………….........……………… …………………………….........………………

…………………………….........……………… …………………………….........………………

2 Beantwoord de vragen.

1. Bij welke Nederlanders kom jij thuis?

............................................................................................................................................

2. Naar wie stuur jij soms een kaartje?

............................................................................................................................................

3. Welke dingen zijn in Nederland hetzelfde als in jouw land? Noem twee dingen.

............................................................................................................................................

............................................................................................................................................

4. Hoe vind je het om in Nederland te wonen? Waarom vind je dat?

............................................................................................................................................

............................................................................................................................................

Page 4: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

11

1.1 Koffie? **3 Luister naar de tekst.** Ga naar www.taalsterk.nl en luister naar tekst 1.1.

JehoortFatimaenhaarnieuwebuurvrouw.Fatimawoontnetinhaarnieuwehuis.Fatimaendebuurvrouwhebbenzichalaanelkaarvoorgesteld.NuvraagtFatimaofdebuurvrouwkoffiewilkomendrinken.

4 Maak de opdracht.* Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdracht op de computer.

5 Print uit. Ga naar www.taalsterk.nl en print de tekst uit.

6 Wat betekenen de woorden? Wat betekenen de blauwe of onderstreepte woorden in de tekst? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst.

7 8 9 * 10 * 11 ** 12 ** Maak de opdrachten.Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

13 Maak de zinnen af.** Hadassa en Carola praten met elkaar.

Carola Hallo, ik ben net verhuisd. Ik ben je nieuwe buurvrouw.

Ik heet Carola. …….................................……………………………………………………. ?Hadassa Hoi, ik ben Hadassa. Leuk dat je hier komt wonen.

Kom je even ……………………..............................…………………………………...….… ?

Carola ……………………………………...….........................………. . Maar morgen kan ik wel.

Hadassa Dat is goed. Kom je dan om elf uur?

Carola …………………………………………………..............................…………..… . Tot morgen.

Hadassa ………………………………....................................………………………………………......

Page 5: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

THEM

A

NED

ERLAND

1

12

1.2 Raam-ramen, vol-volle **In boek A1 thema 2 leer je hoe je meervouden maakt. Je leert dat sommige woorden een andere vorm krijgen als er –en achter komt. Deze woorden krijgen ook in andere gevallen een andere vorm: als er –e of –er achter komt. Bijvoorbeeld hoog, hoge, hoger. Voor deze woorden gelden dezelfde regels als bij het meervoud.

Bij een lange klinker met daarna één medeklinker schrijf je maar één klinker. De klank blijft hetzelfde.raam + –en ramenraar + –e rarehoog + –er hoger

Bij een korte klinker met daarna één medeklinker schrijf je twee medeklinkers. De klank blijft hetzelfde.pet + –en petten vol + –e volledik + –er dikker

Bij een lange klinker met daarna een fwordt de f een v.druif + –en druivendoof + –e dovelief + –er liever

Bij een lange klinker met daarna een s wordt de s een z.muis + –en muizengrijs + –e grijzevies + –er viezer

In (bijna) alle andere woorden verandert er niets.krant + –en krantenklein + –e kleinelicht + –er lichter

14 Wat betekenen de woorden? Wat betekenen de blauwe woorden in de tekst? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst.

15 16 * 17 ** Maak de opdrachten.Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

Page 6: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

13

18 Kijk naar de woorden. Zet een streep onder de woorden die veranderen door –e, –en of –er.

1. bus

2. dorp

3. enkel

4. grijs

5. persoon

6. glasbak

7. oud

8. lief

Zet een rondje om de woorden die niet veranderen door –e, –en of –er.

9. klein

10. kleur

11. geel

12. boterham

13. jong

14. kantoor

15. blauw

16. reis

19 20 * 21 * Maak de opdrachten.Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

1.3 Willen en kunnen **In boek A1 thema 3 leer je dat niet alle werkwoorden op dezelfde manier gaan. Willen en kunnen zijn twee werkwoorden die anders zijn:

willen:ik wil Ik wil wandelen.jij wilt / wil

wil jij?Jij wilt die rugzak hebben. / Jij wil die rugzak hebben.Wil jij die rugzak hebben?

u wilt Wilt u betalen?hij / zij wil Hij wil muziek luisteren.wij willen Wij willen weg.jullie willen Willen jullie een liedje zingen?zij willen Willen zij koffie?

Page 7: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

THEM

A

NED

ERLAND

1

14

kunnen:ik kan Ik kan niet zwemmen.jij kunt / kan

kun jij? / kan jij?Jij kunt fietsen. / Jij kan fietsen.Kun jij fietsen? / Kan jij fietsen?

u kunt U kunt goed koken.hij / zij kan Hij kan goed voetballen.wij kunnen Wij kunnen niet zingenjullie kunnen Jullie kunnen erg snel lezen.zij kunnen Zij kunnen deze zin opschrijven.

Let op: bij gewone werkwoorden krijgen hij en zij een –t achter de ik-vorm: • ik werk, hij werkt, zij werkt• ik loop, hij loopt, zij loopt

Bij de werkwoorden willen en kunnen, schrijf je géén –t bij hij en zij! • ik wil, hij wil, zij wil• ik kan, hij kan, zij kan

22 Wat betekenen de woorden? Wat betekenen de blauwe woorden in de tekst? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst.

23 24 * 25 * 26 ** Maak de opdrachten.Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

27 Kijk naar de zinnen. Zet een streep onder het werkwoord willen. Zet een rondje om het werkwoord kunnen.

1. Rico wil een koekje.

2. Kunt u mij helpen?

3. Sharita kan mooi schrijven.

4. Mijn kinderen willen zelf naar school fietsen.

5. Wilt u morgen met ons mee?

6. Ik kan niet fietsen.

7. Mijn zusje kan goed zingen.

8. Hans wil aardappels eten.

28 29 30 * 31 * 32 ** 33 ** Maak de opdrachten.Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

Page 8: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

15

34 Maak zinnen met de woorden.**

1. willen – koffie – je

............................................................................................................................................

2. kunnen – computer – Bart

............................................................................................................................................

3. kunnen – zwemmen – mijn broertjes

............................................................................................................................................

4. willen – trein – Sandra

............................................................................................................................................

5. kunnen – muziek – Karim

............................................................................................................................................

6. willen – verjaardag – hij

............................................................................................................................................

7. willen – pizza – ik

............................................................................................................................................

8. kunnen – afspraak – u

............................................................................................................................................

35 Schrijf een e-mail.** In de supermarkt hangt dit briefje:

Page 9: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

THEM

A

NED

ERLAND

1

16

Stuur een e-mail naar Bilal. Schrijf dat je de computer misschien wilt kopen. Schrijf dat je de computer eerst wilt zien. Vraag wanneer je kunt komen kijken.

Nieuw berichtAan: [email protected] Onderwerp: informatie over computer

Beste Bilal ,

………………………………….............…………………………………………………

………………………………….............…………………………………………………

………………………………….............…………………………………………………

………………………………….............…………………………………………………

………………………………….............…………………………………………………

………………………………………………..

Groetjes,

……………………………………

1.4 U of jij? **Je praat niet tegen iedereen op dezelfde manier. Tegen sommige mensen moet je netjes of beleefd zijn. Je zegt dan u tegen die mensen.

Wanneer zeg je u tegen iemand? • Je zegt u tegen iemand die je niet kent.

Bijvoorbeeld: ‘Weet u waar de koffie staat?’• Je zegt u tegen iemand die ouder is dan jij.

Bijvoorbeeld: ‘Hoe gaat het met u, oma?’

Ook groeten en afscheid nemen doe je op een nette manier.Bijvoorbeeld tegen iemand op straat:

Halima Dag meneer. Mag ik u iets vragen?meneer Van Dam Ja hoor, natuurlijk.Halima Weet u waar het centrum is?meneer Van Dam Ja, u moet eerst rechtdoor en daarna rechtsaf.Halima Dank u wel.meneer Van Dam Graag gedaan. Tot ziens.

Page 10: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

17

Tegen andere mensen hoef je niet zo netjes te praten. Je zegt dan jij tegen die mensen.

Wanneer zeg je jij tegen iemand?• Je zegt jij tegen iemand die je goed kent.

Bijvoorbeeld tegen iemand uit je familie: ‘Hoi, kom je morgen ook?’

Ook groeten en afscheid nemen hoeft niet zo netjes. Bijvoorbeeld als twee vriendinnen met elkaar kletsen:

Mira Hoi! Hoe gaat het met je?Katja Goed, en met jou?Mira Ook goed. Ik heb net nieuwe kleren gekocht.Katja Oh, wat leuk. Wat heb je gekocht?Mira Kijk, een broek en sokken. Ik ga ze morgen meteen dragen!Katja Mooi. Ik moet nu naar huis. Doei!Mira Dag!

Maar:• Veel kinderen zeggen jij tegen hun oma of opa.• Veel mensen zeggen jij tegen hun baas. Ze noemen hun baas ook bij de voornaam.• Jonge mensen zeggen vaak jij tegen elkaar. Ook als ze elkaar niet kennen.

36 maak de opdracht.* Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdracht op de computer.

37 Wat betekenen de woorden? Wat betekenen de blauwe woorden in de tekst? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst.

38 39 * 40 ** Maak de opdrachten.Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

Hoi Mira. Goed, en met jou?

Hoi Katja, hoe gaat het met jou?

Page 11: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

THEM

A

NED

ERLAND

1

18

41 Wat zeg je?* Schrijf op wat jij zou zeggen.

VoorbeeldJe bent in de supermarkt. Je kunt de koffie niet vinden. Je vraagt het aan een jongen die daar werkt.Weet je waar de koffie staat?

1. Je gaat naar je moeder. Je vraagt hoe het met haar gaat.

Hoe .................................................................................................................................. ?

2. Je weet niet hoe laat het is. Je vraagt aan je baas hoe laat het is.

Weet .............................................................................................................................. ?

3. Je bent op het station. Je wilt naar Amsterdam. Je weet niet hoe laat de trein gaat. Je vraagt het aan een vrouw die daar werkt.

Weet .............................................................................................................................. ?

4. Je belt met een vriendin. Je wilt met haar naar de film. Je vraagt aan haar wanneer ze kan.

Wanneer ........................................................................................................................ ?

5. Je bent net verhuisd. Je ziet de nieuwe buurman. Je vraagt aan hem hoe hij heet.

Hoe .................................................................................................................................. ?

6. Je bent in de stad. Je zoekt een bushalte. Je vraagt aan een man waar de bushalte is.

Weet ............................................................................................................................... ?

7. Je bent jarig. Je familie is bij jou. Je vraagt aan je neef wat hij wil drinken.

Wat ................................................................................................................................ ?

8. Je werkt bij de gemeente. Een man wil zich komen inschrijven. Je vraagt of hij een formulier wil invullen.

Wilt ................................................................................................................................. ?

Page 12: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

19

1.5 Kindje, treintje, armpje **

Een boekje is een klein boek. Een tafeltje is een kleine tafel. Boekje en tafeltje zijn verkleinwoorden. Voor een verkleinwoord staat altijd het lidwoord het. Zo maak je verkleinwoorden:

Meestal schrijf je –je achter het woord:

het kind het kindjehet huis het huisjehet gezicht het gezichtjede kerk het kerkjede club het clubje

Soms komt er iets anders achter het woord. Daar zijn regels voor:

• Zijn de laatste letters van een woord een klinker + –l, –n, –w, –r, of alleen een klinker? Dan schrijf je –tje: de vogel het vogeltjede trein het treintjehet gebouw het gebouwtjede deur het deurtjede dame het dametje

• Zijn de laatste letters van een woord een medeklinker + –m of een lange klinker + –m? Dan schrijf je –pje:

de arm het armpje de naam het naampjede boom het boompje

• Zijn de laatste letters van een woord –ng? Dan schrijf je –etje.

de gang het gangetje het ding het dingetje

het boek het boekje

Page 13: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

THEM

A

NED

ERLAND

1

20

Let op:

de man het mannetjede rol het rolletjehet spel het spelletjede ster het sterretje

42 Wat betekenen de woorden? Wat betekenen de blauwe woorden in de tekst? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst.

43 44 * 45 ** Maak de opdrachten.Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

46 Kijk naar de zinnen. Zet een streep onder de verkleinwoorden.

Joram vertelt aan zijn buurman wat er gebeurd is:

‘Heb je het al gehoord? Er is een ongeluk gebeurd. Een meisje is onder een auto gekomen. Zij kwam uit school met haar fietsje. Bij de weg keek ze niet goed. Haar zusje zag het gebeuren. Het meisje ging snel naar haar moeder. Die woont in dat huisje aan de Hoofdweg. Gelukkig had het meisje niets. Alleen haar fietsje was kapot.’

47 48 49 * 50 * Maak de opdrachten.Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

1.6 Typisch Nederlands! **Deze dingen zijn typisch Nederlands:

Op 5 december is Sinterklaas in Nederland. Hij komt aan met de boot uit Spanje. In Nederland reist hij verder op een wit paard. Kinderen zingen liedjes en Sinterklaas geeft ze cadeautjes. Zwarte Piet gaat met hem mee en deelt snoep uit.

Page 14: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

21

In Nederland is het soms mooi weer. Soms is het slecht weer. Maar Nederlanders klagen altijd over het weer. In de zomer vinden ze het te warm, in de winter vinden ze het te koud. Mensen zijn niet blij als het veel regent. Maar als het te lang droog is, is het ook niet goed!

Er zijn nog meer dingen typisch Nederlands. Nederlanders zijn bijvoorbeeld heel direct. Ze zeggen wat ze denken. Bijvoorbeeld: je bent bij een vriend. Het is avond. Je vriend zegt: ‘Ik vind het heel gezellig. Maar ik ben moe. Vind je het erg om naar huis te gaan?’

Sommige dingen zijn in Nederland anders dan in andere landen:

• In Nederland mogen mannen met elkaar trouwen. Ook vrouwen mogen met elkaar trouwen.

• In Nederland mogen mannen en vrouwen samenwonen. Ze hoeven dan niet eerst te trouwen.

• In Nederland mogen mannen en vrouwen hetzelfde werk doen.

51 Maak de opdracht.* Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdracht op de computer.

52 Wat betekenen de woorden? Wat betekenen de blauwe woorden in de tekst? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst.

53 54 55 * 56 * 57 ** 58 ** Maak de opdrachten.Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

Page 15: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

THEM

A

NED

ERLAND

1

22

59 Vul in.* Vul het formulier in.Op de school van je zoontje komt Sinterklaas. De school vraagt of je wilt helpen met het feest.

Beste ouders,

Het is bijna 5 december. Dan komt Sinterklaas weer bij ons op school. We maken er een mooi feest van. We willen graag dat de ouders ons komen helpen. Kunt u ons komen helpen? Kruis dan aan wat u wilt doen.

Naam:Ouder van: Groep:Wil helpen met: □ snoep kopen

□ cadeaus kopen□ de school mooi maken□ schoonmaken

Handtekening:

Wilt u dit formulier voor 12 november weer aan ons geven? Bedankt en tot 5 december!

1.7 Wat vind jij? **Je hebt gelezen dat Nederlanders direct zijn. Nederlanders willen altijd graag hun mening geven. Een mening is iets wat jij zelf vindt. Bijvoorbeeld: ‘Ikvindkoffienietlekker.’ Iemand anders kan koffie wel lekker vinden.

Je kunt bijvoorbeeld een mening hebben over eten:• Ik vind Nederlands eten lekker.• Ik vind Nederlands eten vies.

Je kunt ook een mening hebben over mensen:• Ik vind die buurman aardig.• Ik vind die buurvrouw onaardig.

Je kunt ook een mening hebben over hoe iets eruitziet:• Ik vind die jurk mooi.• Ik vind die trui lelijk.

Page 16: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

23

Je kunt het met een mening eens of oneens zijn.Als je het met een mening eens bent, vind jij dat ook. Als je het met een mening oneens bent, vind jij iets anders. Oneens is hetzelfde als niet eens.

Voorbeeld:‘Nederlandiseenstom land.’• Daar ben ik het mee eens, want het is hier altijd koud.• Daar ben ik het mee oneens, want de Nederlandse landschappen zijn erg mooi.• Daar ben ik het niet mee eens, want de Nederlandse mensen zijn erg aardig.

60 Maak de opdracht.* Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdracht op de computer.

61 Wat betekenen de woorden? Wat betekenen de blauwe woorden in de tekst? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst.

62 63 * 64 ** Maak de opdrachten.Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

65 Maak de zinnen af.** Kijk naar de plaatjes. Wat vind jij?

Voorbeeld

Ik vind deze schoenen mooi.

1. Ik vind ...................................................................................... .

Page 17: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

THEM

A

NED

ERLAND

1

24

2. Ik vind ...................................................................................... .

3. Ik ................................................................................................. .

4. Ik ................................................................................................. .

5. ..................................................................................................... .

6. ..................................................................................................... .

Page 18: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

25

66 Geef je mening.** Lees de zinnen. Ben je het ermee eens? Of ben je het ermee oneens?

VoorbeeldNederlandse huizen zijn lelijk.Daar ben ik het niet mee eens, want ik vind de huizen hier mooi.

1. Als je een afspraak maakt, moet je op tijd komen.

Daar ben ik het …………………....................……………. , want ………………..............……….

............................................................................................................................................

2. Mannen en vrouwen moeten samen voor de kinderen zorgen.

Daar ben ik het …………………....................……………. , want ………………..............……….

............................................................................................................................................

3. Als iemand op bezoek komt, moet je hem of haar eten en drinken geven.

Daar ben ik het …………………....................……………. , want ………………..............……….

............................................................................................................................................

4. Nederlands leren is makkelijk.

Daar ben ik het …………………....................……………. , want ………………..............……….

............................................................................................................................................

5. Mannen mogen met mannen trouwen en vrouwen mogen met vrouwen trouwen.

Daar ben ik het …………………....................……………................……………..............………….

............................................................................................................................................

6. Je moet trouwen voordat je gaat samenwonen.

............................................................................................................................................

............................................................................................................................................

Page 19: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

THEM

A

NED

ERLAND

1

26

1.8 Wat zeg je? **VerstaanAls je een woord goed wilt uitspreken, moet je het eerst goed verstaan. De Nederlandse taal heeft een paar moeilijke klanken. Daarom is het belangrijk dat je hier veel mee oefent.

67 Maak de opdracht. Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdracht.

UitspraakHet is ook belangrijk dat mensen jou verstaan als je iets zegt. Anders begrijpen ze je niet. Daarom moet je oefenen met de uitspraak. Als je de Toets Gesproken Nederlands (TGN) gaat maken, is het ook belangrijk dat je de woorden en zinnen goed uitspreekt. Bij de TGN moet je zinnen nazeggen en antwoord geven op vragen. Je moet dat heel duidelijk doen, anders is het fout. Praat dus niet te snel en ook niet te zacht.

Opdrachten op de computerVanaf dit thema ga je oefenen met het goed uitspreken van woorden en zinnen. Op de computer krijg je een nieuwe opdracht:

Wat moet je doen?1. Je luistert naar de computer. Je hoort een woord of een zin, bijvoorbeeld geluk.

2. Je klikt op de knop ‘opnemen’. Zeg na wat je net gehoord hebt. Je zegt nu dus ook geluk.

Page 20: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

27

3. Je klikt op ‘stoppen’. Dan hoor je jezelf. Luister goed naar jezelf.

4. Klonk het goed? Klik dan op ‘ja’. Klonk het niet goed? Klik dan op ‘nee’.

Het is belangrijk dat je goed luistert. Als je niet goed luistert, kun je het ook niet goed nazeggen.

68 69 Maak de opdrachten.Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

SprekenOp het inburgeringsexamen hoef je niet te spreken. Daarom staan er in dit boek ook geen spreekopdrachten. Wil je toch oefenen met spreken? Ga dan naar www.taalsterk.nl en klik op ‘Spreekopdrachten’.

70 Wat betekenen de woorden? Wat betekenen de blauwe woorden in de tekst? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst.

71 72 * 73 ** Maak de opdrachten.Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

Page 21: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

THEM

A

NED

ERLAND

1

28

1.9 Een kaartje sturen **Nederlanders sturen vaak kaartjes. Bij verschillende gelegenheden horen verschillende kaartjes:

Als iemand jarig is, stuur je een kaartje. Op de kaart schrijf je: gefeliciteerd met je verjaardag.

Als iemand ziek is, stuur je een kaartje om die persoon beterschap te wensen.

Als iemand overleden is, stuur je een kaart aan de familie. Zo laat je zien dat je aan ze denkt.

Als je een feest geeft, stuur je een uitnodiging. Je schrijft wanneer de mensen mogen komen.

Als je gaat verhuizen, stuur je een verhuisbericht. Daarop schrijf je je nieuwe adres.

Als je een baby hebt gekregen, stuur je een geboortekaart. Daarop staat hoe de baby heet en wanneer hij geboren is.

Page 22: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

Kleu

rRijk

er K

leur

Rijk

er K

leur

Rijk

er K

leur

Rijk

er K

leur

Rijk

er K

leur

Rijk

er K

leur

Rijk

er

Kleu

rRijk

er K

leur

Rijk

er K

leur

Rijk

er K

leur

Rijk

er

29

Soms kun je een kaartje terugsturen. Als iemand een baby heeft gekregen of verhuisd is, kun je bijvoorbeeld een kaartje sturen om die persoon te feliciteren. Ook om mensen te feliciteren met hun huwelijk kun je een kaartje sturen. Je eindigt je bericht altijd met je eigen naam. Dan weten de mensen van wie het kaartje komt.

74 Maak de opdracht.* Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdracht op de computer.

75 Wat betekenen de woorden? Wat betekenen de blauwe woorden in de tekst? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst.

76 77 78 * 79 * 80 ** 81 ** Maak de opdrachten.Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

82 Schrijf een kaart.** Je gaat op 12 november verhuizen. Je stuurt een verhuisbericht naar je familie en vrienden. Je nieuwe adres is: Frankenlaan 21, 6663 GA Hilversum.

............................................,

.................................................................

.................................................................

.................................................................

.................................................................

.................................................................

.................................................................

............................................

............................................

___________________________

___________________________

___________________________

Page 23: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

THEM

A

NED

ERLAND

1

30

1.10 Last van de buren **83 Luister naar de tekst.** Ga naar www.taalsterk.nl en luister naar tekst 1.10.

Je hoort Mehmed en zijn buurman. De buren gaven gistereneenfeest.Hetgeluidwashard. Mehmed kon niet slapen.Vandaagklaagthijbijdebuurman.

84 Maak de opdracht.* Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdracht op de computer.

85 Print uit. Ga naar www.taalsterk.nl en print de tekst uit.

86 Wat betekenen de woorden? Wat betekenen de blauwe of onderstreepte woorden in de tekst? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst.

87 88 * 89 ** Maak de opdrachten.Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

90 Maak het briefje af.** Je bent morgen jarig en geeft daarom een feestje. Je wilt je buren vragen of ze ook komen, maar ze zijn niet thuis. Daarom schrijf je een briefje.

Beste buren,

Morgen ............................................................................................................................

Daarom ...........................................................................................................................

Hebben jullie ..................................................................................................................

Het feestje begint om ................................................. en .......................................

.............................................................................................................................................

.............................................................

.............................................................

Page 24: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

31

1.11 Wat leuk, een bos bloemen! **Ga je bij een Nederlander op bezoek? Dan kun je het beste eerst even bellen. Veel Nederlanders vinden het niet fijn als je zomaar komt. Ze hebben dan misschien geen tijd, of ze hebben geen lekker eten in huis.

Wat nemen Nederlanders mee als ze op bezoek gaan?

een bosbloemen eenfleswijn

Je kunt natuurlijk ook iets anders geven. Bijvoorbeeld iets wat iemandlekker vindt, zoals chocolade.

de chocolade het cadeau

Heb je afgesproken om op bezoek te gaan? Kom dan op tijd. Nederlanders houden er niet van als mensen te laat zijn. Bijvoorbeeld: een vriend vraagt of je om 18.00 uur komt eten. Je bent er om 18.30 uur. Je vriend vindt dat niet leuk. Hij zegt: ‘Nu is het eten koud geworden!’

Het is niet altijd erg als je te laat bent. Maar bel even als je later komt, dat vinden Nederlanders prettig.

91 Maak de opdracht.* Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdracht op de computer.

92 Wat betekenen de woorden? Wat betekenen de blauwe woorden in de tekst? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst.

Page 25: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

THEM

A

NED

ERLAND

1

32

93 94 * 95 ** Maak de opdrachten.Ga naar www.taalsterk.nl en maak de opdrachten op de computer.

96 Vul in.**Vul het formulier in. Je vriendin Wilma is bijna jarig en geeft een feest.Je hebt geen tijd om naar de winkel te gaan. Daarom koop je iets bij een winkel op internet. Die brengt het cadeau bij je thuis. Kies een cadeau en vul het formulier in.

het WinkeltjeVoor de leukste cadeaus

chocoladehartjes € 8,95aantal: _____

koekjes € 6,95aantal: _____

theekopjes € 12,50aantal: _____

Is het een cadeau? Dan krijgt u er voor € 1,50 een mooi papier bij.□ Ja, ik wil cadeaupapier□ Nee, ik wil geen cadeaupapier

Naam:

Adres:

Postcode:

Woonplaats:

Telefoonnummer:

E-mailadres:

Rekeningnummer:

Page 26: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

33

97 Schrijf een e-mail.** Gisteren waren je vrienden Mo en Hanna op bezoek. Je kreeg een bos bloemen en een fles wijn. Je bent hier erg blij mee. Schrijf ze een e-mail om ze te bedanken. Schrijf ook dat je het erg gezellig vond.

Nieuw berichtAan: [email protected]: bedankt!

Lieve Mo en Hanna,

………………………………….............…………………………………………………

………………………………….............…………………………………………………

………………………………….............…………………………………………………

………………………………….............…………………………………………………

………………………………….............…………………………………………………

Groetjes,

…………………………………

98 Maak de opdracht.** Ga naar www.taalsterk.nl en maak de toets op de computer.

Page 27: TaalCompleet A2 Thema1 Inkijkexemplaar

THEM

A

NED

ERLAND

1

34

99 Maak de puzzel. Je ziet een aantal zinnen en een aantal woorden. Er is steeds een woord weg. Vul de woorden in de puzzel in. Kies uit: alsjeblieft–beleefd–bevallen–centrum–eens–gelukkig–liedjes–uitnodiging– witte–zin

Van links naar rechts4. Mijn oma wil graag dat ik … praat. 7. Patrick vindt blauw een mooie kleur. Ik ben het niet met hem … .8. … , deze bos bloemen is voor jou.9. Heb je … om morgen naar de film te gaan?10. … wordt het morgen mooi weer.

Van boven naar beneden1. Bonita stuurt al haar vriendinnen een … voor haar feestje.2. Mijn nieuwe schoenen … me heel goed.3. De kinderen zingen … voor Sinterklaas.5. De kerk staat in het … van de stad.6. Samuel draagt graag … kleren.

1.

2. 3.

4. 5.

6. 7.

8.

9.

10.