Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het...

34
Studentennummer: ………………………………… Naam: ………………………………………… 5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 1 van 34 Examen Onderwijskunde Academiejaar 2008-2009 5 januari 2009 - 1 ste zittijd Lees het volgende vóór je start met het oplossen van de vragen: Let op! Dit examen is deels gebaseerd op casusposities die ook in het examen voor de eerste zittijd werden gebruikt. Maar de stellingen die naar voren worden geschoven zijn nieuwe stellingen!! Plaats op èlk blad van deze examenbundel je naam en studentennummer! Heb je dat ook gedaan op je roze scoreformulier? Het permutatienummer (versienummer van het examen) wordt door ons ingevuld. Bij elke vraag is slechts één antwoordalternatief juist. Het aanduiden van een juist alternatief levert een positieve score op. Er wordt geen giscorrectie toegepast. Ongeveer de helft van de vragen peilt de beheersing op het weet- en inzichtsniveau. De andere helft peilt vooral de beheersing van de cursus op het toepassingsniveau. Let op met de stellingen. Ze zijn waar of onwaar. Gebruik de informatie uit de stellingen dus niet ondoordacht bij het beantwoorden van vorige of volgende vragen. Succes!

Transcript of Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het...

Page 1: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 1 van 34

Examen Onderwijskunde Academiejaar 2008-2009 5 januari 2009 - 1ste zittijd Lees het volgende vóór je start met het oplossen van de vragen: • Let op! Dit examen is deels gebaseerd op casusposities die ook in het examen voor de

eerste zittijd werden gebruikt. Maar de stellingen die naar voren worden geschoven zijn nieuwe stellingen!!

• Plaats op èlk blad van deze examenbundel je naam en studentennummer! • Heb je dat ook gedaan op je roze scoreformulier? • Het permutatienummer (versienummer van het examen) wordt door ons ingevuld. • Bij elke vraag is slechts één antwoordalternatief juist. • Het aanduiden van een juist alternatief levert een positieve score op. • Er wordt geen giscorrectie toegepast. • Ongeveer de helft van de vragen peilt de beheersing op het weet- en inzichtsniveau. De

andere helft peilt vooral de beheersing van de cursus op het toepassingsniveau. • Let op met de stellingen. Ze zijn waar of onwaar. Gebruik de informatie uit de stellingen dus

niet ondoordacht bij het beantwoorden van vorige of volgende vragen. • Succes!

Page 2: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 2 van 34

Vraag 1 Lees het volgende uittreksel uit De Standaard van 16 december 2008 en beoordeel vervolgens de stellingen. Steden moeten scholen bijspringen

Ondanks de maximumfactuur in het basisonderwijs zijn er in veel scholen nog extra kosten. BRUSSEL - Veel scholen zitten in de financiële problemen omdat ouders hun schoolrekeningen niet meer betalen. Bij de vereniging 'SOS Schulden op school' vragen hele onderwijskoepels om hulp. Steden als Gent en Turnhout richten een noodfonds op. De gemeenteraad van Gent heeft gisteravond de oprichting van zijn 'scholenfonds' goedgekeurd. Als alles volgens plan verloopt, doet de gemeenteraad van Turnhout morgen hetzelfde. Met dat initiatief hopen de steden hun scholen van de financiële ondergang te redden. Want door de financiële crisis is het aantal onbetaalde schoolrekeningen nog gestegen. 'Ondanks de maximumfactuur in het basisonderwijs zijn er in veel scholen nog extra kosten, zoals naschools toezicht of middagmaaltijden', zegt de Gentse schepen van Onderwijs, Rudy Coddens. 'Voor kinderen uit kansarme gezinnen betalen we nu die kosten uit het schoolparticipatiefonds, goed voor 25.000 euro.' 1. Het stedelijk onderwijs is een actor op het mesoniveau. 2. Het scholenfonds waarvan sprake in dit artikel is een variabele in de context van het

referentiekader. 3. Rudy Coddens is een “instructieverantwoordelijke” op het macroniveau. 4. “Kansarme gezinnen” behoren tot de context op het microniveau in dit artikel. Beoordeel in verband met dit artikel de volgende stellingen: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 3: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 3 van 34

Vraag 2 Lees het volgende uittreksel uit De Standaard donderdag 18 december 2008 Project laat leerlingen samen leven

ROESELARE - ROESELARE 'Mensen leven samen.' De voorbije week werden de leerlingen van de eerste graad van de Middenschool ondergedompeld in de projectweek met deze titel. 'Mensen leven samen.' De voorbije week werden de leerlingen van de eerste graad van de Middenschool ondergedompeld in de projectweek met deze titel. Zeventig leerlingen tussen 12 en 14 jaar doken deze week eens niet tussen de boeken. Ze gingen volledig voor één project: mensen leven samen. Een uitstap naar Flanders Fields in Ieper, creatieve en interactieve opdrachten rond multicultureel samenleven, een cursus djembe en een filmforum. Voor de leerlingen van de eerste graad B-stroom, beroepsvoorbereidend onderwijs, bleek de week een belevenis. Leraar Andy Vandenberghe: 'Dit jaar is verdraagzaamheid het thema: verdraagzaamheid tegenover elkaar en anderen.' Onder meer via een spel dat pesten in een negatief daglicht stelt, leerden de leerlingen omgaan met de gevolgen. 'Verdraagzaamheid is ook tegen kritiek kunnen en verbaal assertief zijn. Dat toont zich niet meteen, maar ik hoop dat dit project zich ook in de klas en op de speelplaats manifesteert. Het bezoek aan het In Flanders Fields museum is een positieve ervaring zegt Vandenberghe. 'Misschien gaan ze twee keer nadenken vooraleer ruzie te maken.' Beoordeel in verband met dit artikel de volgende stellingen: 1. De projectweek beschreven in dit artikel is een “instructieactiviteit” op het mesoniveau in ons

onderwijskundig referentiekader. 2. “Flanders field” is een actor in de context op het mesoniveau in ons onderwijskundig

referentiekader. 3. De leerlingen van de eerste graad B-stroom worden beschreven als actoren op het

microniveau van het onderwijskundig referentiekader. 4. De geschetste aanpak kan gezien worden als ene invulling van de eindtermen op het

microniveau van het onderwijskundig referentiekader. Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 4: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 4 van 34

Vraag 3 Uit de Standaard van zaterdag 20 december 2008 Evaluatieprocedure herbekeken

LEUVEN (BELGA) - De interne evaluatieprocedure van de rector van de KULeuven riep te veel reactie en debat op. De Bijzondere Universiteitsraad van de Katholieke Universiteit Leuven heeft vrijdag beslist de procedure voor de evaluatie van een rector 'grondig te heroverwegen'. De raad verwijst hierbij naar de vele reacties en het debat dat volgde op de beslissing begin december om het mandaat van de huidige rector, Marc Vervenne, niet te verlengen voor een nieuwe periode van vier jaar. De raad wil 'dat de nodige aanpassingen aan de procedure tegen april 2010 goedgekeurd worden'. Dit jaar werd voor het eerst via een interne evaluatieprocedure beslist over de verlenging van het mandaat van een zittende rector. Een evaluatiecommissie onder leiding van Jef Roos bevroeg zowel interne als representatieve externe beleidsverantwoordelijken. Op basis van haar rapport besliste de inrichtende macht begin december het mandaat van Vervenne niet te verlengen. Beoordeel in verband met dit artikel de volgende stellingen: 1. De evaluatie- en evaluatieprocedure waarvan sprake in dit artikel staan voor een evaluatie

op het microniveau. 2. Een rector (hier Marc Vervenne) is een actor op het macroniveau in het onderwijskundig

referentiekader. 3. De evaluatiecommissie waarvan sprake in dit artikel functioneert op het mesoniveau in het

onderwijskundig referentiekader. 4. De interne evaluatieprocedure en de termijnen die gelden bij het mandaat van een rector

verwijzen naar de organisatie op het macroniveau in het onderwijskundig referentiekader.

Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 5: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 5 van 34

Vraag 4 Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde kleuterklas Vanaf 1 september 2010 kunnen zesjarigen niet langer zomaar starten in het eerste leerjaar. Eerst moeten ze minstens 220 halve dagen naar een Nederlandstalige derde kleuterklas. Scholen passen daarom hun inschrijvingsvoorwaarden aan vanaf 1 september 2009. Bovendien staat vanaf dan in het schoolreglement ook een engagementsverklaring met wederzijdse afspraken tussen school en ouders. Die gaan over oudercontact, aanwezigheden, individuele begeleiding en een positief engagement tegenover het Nederlands. De Vlaamse regering keurde deze nieuwe toelatingsvoorwaarden samen met de engagementsverklaring voor ouders definitief goed. Ze sluiten aan bij het talenbeleid dat onderwijsminister Vandenbroucke hoog op de agenda van basis- en secundaire scholen heeft geplaatst. Kinderen die weinig of geen Nederlandstalig onderwijs gevolgd hebben, starten met taal- en leerachterstand in het eerste leerjaar van het Nederlandstalige basisonderwijs. Deze achterstand kunnen ze later nog moeilijk wegwerken. Daarom moeten alle zesjarige kinderen minstens een jaartje naar het Nederlandstalige kleuteronderwijs voor ze de stap naar het eerste leerjaar zetten. Ook ouders moeten mee 'het bad in' door naar de oudercontacten te gaan en zich positief te engageren tegenover het Nederlands. Voor een goede start in het eerste leerjaar van het Nederlandstalige basisonderwijs moeten zesjarigen er minstens 220 halve dagen op hebben zitten in een Nederlandstalige derde kleuterklas. Lees en beoordeel over dit krantenartikel de volgende stellingen: 1. De “inschrijvingsvoorwaarden” voor het eerste leerjaar waarvan sprake in dit artikel

verwijzen naar organisatieaspecten op het macroniveau in het onderwijskundig referentiekader.

2. Het talenbeleid dat onderwijsminister Vandenbroucke verwijst naar instructieactiviteiten op het macroniveau in het onderwijskundig referentiekader.

3. De engagementsverklaring met wederzijdse afspraken tussen school en ouders is een verwijzing naar de context op het mesoniveau in het onderwijskundig referentiekader.

4. Oudercontacten zijn een organisatievariabele op het microniveau in het onderwijskundig referentiekader.

Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 6: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 6 van 34

Vraag 5 Lees het volgende artikel uit De Standaard van vrijdag 12 december 2008 1 leerling op 3 zakt in lagere school

GENT - In het zesde leerjaar van het lager onderwijs in de Gentse stadsscholen heeft een kind op de drie al minstens een jaar 'leerachterstand'. 'Dat is veel, maar we hebben een plan om er iets aan te doen', zegt schepen van Onderwijs Rudy Coddens. Van de 682 leerlingen die vorig schooljaar in het zesde leerjaar zaten in de Gentse stadsscholen, waren er 217 die al minstens een jaar achter stonden op een 'normale' schoolloopbaan. Dat is 32 procent, terwijl het Vlaamse gemiddelde op 14 procent ligt. Toch wil schepen van Onderwijs Rudy Coddens de situatie niet dramatiseren. 'In de grote Vlaamse steden zal je overal op soortgelijke cijfers stuiten', zegt hij. 'In die steden zit je immers met meer kinderen uit kansarme groepen, met meer anderstalige kinderen. Een groot deel van onze lagere scholen ligt bovendien in de negentiende-eeuwse gordel rond Gent', zegt Coddens. 'Daar vind je de grootste concentraties aan kansarmen en anderstaligen.' Hoewel de cijfers dus moeten worden gerelativeerd, vindt de schepen dat er wel iets moet gebeuren. 'We zijn daar al mee bezig. Zo willen we kinderen uit kansarmere gezinnen op jongere leeftijd naar school krijgen. Nu merken we dat er in de kleuterklassen een gemiddelde afwezigheidsgraad is van 15 procent, maar bij anderstaligen en laagopgeleiden ligt die afwezigheid hoger, rond de 19 procent. Nochtans is die kleuterklas belangrijk. Taalachterstand moet je op jonge leeftijd wegwerken. Nu krijg je kinderen in het derde kleuterklasje die op dat moment eigenlijk al een jaar achterstand hebben op hun leeftijdsgenootjes.' Beoordeel de volgende stellingen in relatie tot dit krantenuittreksel: 1. De “gemiddelde afwezigheidsgraad van 15 procent in het kleuteronderwijs” is een uitspraak

over de lerenden op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 2. Schepen van Onderwijs, Rudy Coddens, functioneert als een instructieverantwoordelijke,

maar dan op het mesoniveau in het onderwijskundig referentiekader. 3. De verwijzing naar “kansarmen en anderstaligen” in dit artikel is een verwijzing naar de

context op het macroniveau in het onderwijskundig referentiekader. 4. “Het zesde leerjaar van het lager onderwijs in de Gentse stadsscholen” is een verwijzing

naar de actor lerende op het mesoniveau van het onderwijskundig referentiekader. Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 7: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 7 van 34

Vraag 6 Lees het volgende artikel uit de Standaard van woensdag 17 december 2008 Chinese schoolkinderen krijgen voortaan les in 'etnische eenheid' PEKING (REUTERS) - De 'marxistische kijk' op etniciteit zal deel gaan uitmaken van het lessenpakket van lagere en middelbare scholieren in China. Het Chinese ministerie van Onderwijs kondigde de lessen 'etnische eenheid' aan na een Olympisch jaar dat verstoord werd door hevige onlusten in Tibet en onrust in de islamitische regio van Xinjiang in het noordwesten van het land. De krachtlijnen van het nieuwe beleid geven aan dat Peking bezorgd is over de onvrede bij minderheidsgroepen. De lessen zullen in alle leeftijdsklassen gegeven worden. Middelbare scholieren zullen tot veertien uur les per leerjaar krijgen 'om de superioriteit te onderkennen van het etnische beleid van onze regering en de communistische partij'. In de lagere school zullen de kinderen het 'basisbesef' aangeleerd krijgen van welk 'vitaal belang' het is om 'etnische eenheid aan te moedigen, nationale eenheid te beschermen en etnisch separatisme tegen te gaan', aldus een samenvatting op de website van het ministerie. Oudere kinderen moeten een 'correct begrip' krijgen van het beleid van de regering en de communistische partij. In de hoogste jaren van de middelbare school moeten scholieren de essentie leren van de theorie over 'etnische problemen' en 'een marxistische kijk op etniciteit ontwikkelen'. De Han-Chinezen vormen meer dan 90 procent van de bevolking die ook 56 officieel erkende minderheden omvat. De meeste van die minderheden zijn zeer klein of zijn in grote mate geassimileerd. Maar in een aantal gebieden heerst diepe onvrede onder de niet-Han-Chinezen, die vrezen dat hun cultuur, godsdienst en taal bedreigd zijn. 1. De les in 'etnische eenheid' weerspiegelt een ingreep op het curriculum die volgens

Kliebard verwijst naar een sociale efficiëntie benadering. 2. De les in 'etnische eenheid' weerspiegelt een ingreep op het curriculum die volgens

Kliebard verwijst naar een benadering van de sociale melioristen. 3. De vaststellingen over de diepe onvrede onder de niet-Han-Chinezen, is een vaststelling

over kenmerken van de lerenden in het onderwijskundig referentiekader. 4. De uitspraken over het nieuwe lessenpakket van lagere en middelbare scholieren in China,

zijn uitspraken over de instructieaanpak op het mesoniveau. Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 8: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 8 van 34

Vraag 7 Lees het volgende artikel uit De Standaard van 5 augustus 2008 en beoordeel dan de eraan gerelateerde stellingen. Om ter meest Holocaust herinneren BRUSSEL - Vlaams minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke is verheugd dat de federale regering mee wil bijdragen tot de herinnering aan de Holocaust. In een open brief pleit minster van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael (Open VLD) ervoor om meer te investeren in 'Holocausteducatie' (DS 4 augustus). De kennis over de Holocaust bij jongeren is 'ontstellend zwak', stelt hij vast. Hij wil dat ze meer leren over 'de mechanismen die geleid hebben tot dit vreselijke drama, zodat ze er de nodige lessen uit kunnen trekken'. 'Zeer interessant', reageert minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.A). 'Een voorstel vanuit de federale overheid om ons te helpen bij alles wat we al doen rond herinneringseducatie. We doen al erg veel, maar elke suggestie en elk aanbod is interessant.' Dewael pleit er bijvoorbeeld voor om een inventaris op te maken van alle initiatieven die te maken hebben met herinneringseducatie. Die plannen zijn er nochtans al. In mei van dit jaar kondigde Vandenbroucke al aan dat de vzw Kazerne Dossin het hele aanbod aan herinneringseducatie in Vlaanderen in zou kaart brengen om het op een gebruiksvriendelijke manier aan te bieden aan scholen. Hij maakte daar 70.000 euro voor vrij. 'Dat zal de zaken er dan een stuk makkelijker op maken', reageert Dewael. Het was vooral zijn bedoeling de maatschappelijke discussie op gang te trekken, zegt hij. 'Als je vanuit Justitie of de politiek moet ingrijpen na een bijeenkomst van Blood & Honour is het kwaad al geschied. We moeten meer preventief werk leveren.' Dewael vindt het daarom belangrijk dat de Holocaust en de Jodenvervolging in de eindtermen van het onderwijs opgenomen worden. 'Ook over de bussen naar concentratiekampen kun je discussiëren. Minister van Defensie Pieter De Crem (CD&V) vindt dat geen kerntaak van Defensie. Maar het is er wel een van de overheid. Wie het doet, is niet belangrijk, wel dat de uitstappen plaatsvinden.' Beoordeel de volgende stellingen: 1. De uitspraken van Dewael en De Crem zijn voorbeelden van de druk die er kan bestaan

vanuit de context van het onderwijskundig referentiekader op het leren en instructie. 2. Het pleidooi om 'Holocausteducatie' op te nemen in de eindtermen is een voorbeeld van een

humanistische benadering van het curriculum. 3. Bussen inleggen om schoolkinderen naar een museum te brengen is een voorbeeld van

organisatievariabelen uit het onderwijskundig referentiekader op het microniveau. 4. De “vzw Kazerne Dossin” kunnen we zien als een instructieverantwoordelijke op het

macroniveau in het onderwijskundig referentiekader. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 9: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 9 van 34

Vraag 8 De associatiewetten keren bij vrijwel alle behavioristische auteurs terug. Lees en beoordeel de volgende concrete toepassingen en beoordeel of de verwijzing naar een concrete associatiewet correct is. 1. De “kerstman” roept bij mij het beeld op van een “rendier”. We herkennen hier het principe

van de contiguïteit. 2. Kaarslicht roept bij mij meteen ook het beeld op van een ijstaart en een ijspiste.

Dit is een toepassing van het principe van de contrasten. 3. Wanneer een leraar godsdienst na de kerstvakantie verwijst naar de verschillende religieuze

feesten van het eindejaar, dan bouwt hij voort op het principe van de gelijkheid. 4. Wanneer een leerkracht natuurkunde bij een oefening rond “hefbomen”, verwijst naar

eerdere oefeningen rond “veren”, dan past hij het principe van contiguïteit toe. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 10: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 10 van 34

Vraag 9 Lees volgende korte introductie op hondentraining (gebaseerd op http://www.huisdiereninformatie.be/tag/hondentraining): Of je nu net een oud huisdier gekocht hebt of uit het asiel gehaald hebt, of de slechte gewoonten van je ouder wordende huisdier probeert te verbeteren, het is nooit te laat om hem goede manieren aan te leren. Vasthoudendheid en positieve bevestiging zijn de sleutelbegrippen bij de training van dieren van alle leeftijden. Goed gedrag belonen werkt beter dan slecht gedrag bestraffen. In feite zijn oudere dieren gemakkelijker te trainen dan puppy’s of kittens. Zindelijkheidstraining zou voor oudere huisdieren gemakkelijker moeten zijn. Zij hebben een betere controle over zichzelf. Houd je hond in de gaten en zet hem iedere keer dat hij zijn behoefte moet doen buiten. Blijf hem voortdurend aanmoedigen en prijs hem uitgebreid wanneer hij zijn behoefte buiten heeft gedaan. Een oudere kat op de kattenbak laten gaan, gaat gemakkelijker als je hetzelfde soort kattenbakvulling gebruikt als ze bij haar oude baasje gewoon was. Met snoepjes en complimentjes kun je je huisdier basiscommando’s als ‘zit’, ‘blijf’ en ‘kom’ aanleren. Zorg ervoor dat iedereen in je huishouden dezelfde commando’s gebruikt, zodat je huisdier niet in de war geraakt. Geef je huisdier eenmaal het commando. Als hij niet gehoorzaamt, plaats hem dan zelf in de positie waarin jij hem wilt. Belonen is dus het sleutelwoord. Een huisdier moet je nooit, maar dan ook echt nooit, fysiek bestraffen. Daardoor zou hij uit angst wel eens kunnen bijten of zich agressief gedragen. Gebruik lof en aandacht als je geheime wapens bij de opvoeding van je oude huisdier. Als je huisdier toch ongewenst gedrag blijft vertonen, breng dan een bezoek aan je dierenarts. Hij kan vaststellen of er geen medische condities aan de basis liggen van het wangedrag van je huisdier. Eventueel kan hij je doorverwijzen naar een gedragstherapeut voor honden en katten. Beoordeel de volgende stellingen naar aanleiding van deze test: 1. De zinssnede “Zorg ervoor dat iedereen in je huishouden dezelfde commando’s gebruikt “

verwijst naar de noodzakelijke contingenties bij het bekrachtigen. 2. De zinssnede “Een oudere kat op de kattenbak laten gaan, gaat gemakkelijker als je

hetzelfde soort kattenbakvulling gebruikt als ze bij haar oude baasje gewoon was”, verwijst naar de law of readiness.

3. De zinssnede “Geef je huisdier eenmaal het commando. Als hij niet gehoorzaamt, plaats hem dan zelf in de positie waarin jij hem wilt.” verwijst naar shaping.

4. Het woord “Vasthoudendheid” in deze tekst verwijst naar de law of effect. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 11: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 11 van 34

Vraag 10

Thorndike schuift een aantal wetten naar voren bij de behavioristische opvatting over leren en sintructie. Lees en beoordeel de volgende stellingen over interpretatie van deze wetten. (Foto: http://psychologen.uwstart.nl/)

1. De Law of Effect bouwt verder op de Law of Exercise. 2. De Law of Readiness is een conditie voor de Law of Effect. 3. De Law of Exercise geldt ook zonder dat de Law of Effect geldt. 4. Associative Shifting bouwt verder op de Law of Readiness. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Vraag 11 Beoordeel de volgende stellingen over instructie-aanpakken volgens het behaviorisme. 1. Het succes van mastery learning ligt in het stellen van de hoge eisen. 2. Een proctor bij het PSI garandeert dat de inhouden correct worden aangebracht 3. Bij geprogrammeerde instructie mag de lerende fouten maken. 4. Contingency contracting steunt op successieve approximatie. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 12: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 12 van 34

Vraag 12 Hieronder leest u een fragment uit de behandeling van een kind met schoolfobie: (http://www.google.be/url?sa=t&source=web&ct=res&cd=11&url=http%3A%2F%2Fhome.planet.nl%2F~atjak017%2FMy_Homepage_Files%2FDownload%2FSchoolfobie1.DOC&ei=1RNRSbyxLIyg-gaty7HPDw&usg=AFQjCNFAp74A6RVvoTwcoVg4CHtyVx3KFg&sig2=12yMe79kSskaomsWvb5fmg)

Er werden beloningen gekoppeld aan de goede uitvoer van de stappen. (…) (Dit) zag er als volgt uit: Week 1. 1 . 05 minuten samen voor de school blijven staan 2. 15 minuten samen in de hal blijven 3. 30 minuten alleen in de hal blijven 4. 30 minuten alleen in de klas blijven, bij de klasseleraar 5. 01 uur in de klas blijven, met andere kinderen erbij. Elke stap leverde tien punten op, die dezelfde dag besteed konden worden, plus tien punten om in het weekend te besteden. De ouders traden op als uitvoerders van het programma. Week 2. 6. 1 normale les volgen 7. 1 normale les volgen 8. 2 lessen volgen 9. 3 lessen volgen 10. 3 lessen volgen De te verdienen punten voor deze week waren 15. Week 3. … De te verdienen punten voor deze week waren 20. De verdiende punten konden elke week en weekend als volgt worden besteed: zakgeldverhoging: 30 punten cadeautje: 30 punten snoepjes: 30 punten naar vriendin: 10 punten muziekles: 7 punten met konijn spelen: 5 punten TV kijken: 1-3 punten, afhankelijk van het programma lezen, per half uur: 1 punt Lees en beoordeel de volgende stellingen bij deze aanpak: 1 Wat hier wordt voorgesteld is een vorm van operant conditioneren. 2 De te verdienen punten worden als shaping aangeduid. 3 De beloningen worden best op het einde van de week gegeven. 4 Doordat de ouders als uitvoerder optreden zal het contract “honest” uitgevoerd worden. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 13: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 13 van 34

Vraag 13 Lees volgend fragment uit het boek “leren en instructie van Monique Boekaerts, Robert-Jan Simons, P. .R. Simons (2007, p.57): Men …

Beoordeel nu de volgende stellingen naar aanleiding van dit fragment: 1. De zinsnede “het aantal wegen dat de stad verbindt met andere wegen” verwijst naar de

mate van organisatie van het lange termijn geheugen. 2. De zinsnede “het aantal wegen dat de stad verbindt met andere wegen” verwijst naar de het

aantal schema’s in het lange termijn geheugen. 3. De zinsnede “het aantal wegen dat de stad verbindt met andere wegen” verwijst naar de

mate van elaboratie van het lange termijn geheugen. 4. De zinsnede “het aantal wegen dat de stad verbindt met andere wegen” verwijst naar de

metacognitieve monitoring van het lange termijn geheugen. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 14: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 14 van 34

Vraag 14 Hieronder zie je een schermafdruk van een leerpakket m.b.t. de spijsvertering.

Beoordeel de volgende stellingen bij deze illustratie die uitgaan van een cognitivistische visie op leren en instructie. 1 De schermindeling voldoet aan het modaliteitsprincipe volgens de CTML van Mayer. 2 De schermindeling voldoet aan het multimediaprincipe volgens de CTML van Mayer. 3 De schermindeling voldoet aan het spatial contiguity principe volgens de CTML van Mayer. 4 De schermindeling voldoet aan het coherentieprincipe volgens de CTML van Mayer. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 15: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 15 van 34

Vraag 15 Bekijk de volgende weergave van een website over kennisrepresentatie (http://robustai.net/ai/symknow.htm).

Bekijk deze afdruk vanuit cognitivistische theoretische concepten en beoordeel daarbij de volgende stellingen: 1. De representatie is een adequate weergave van een cognitief schema. 2. In deze afdruk vinden we eenzijdig “beelden” terug als basis voor het schemabegrip bij het

woord “walvis” (WHALES). 3. De tekening is een non linguïstische representatie (NLR) van het begrip “WHALES”. 4. Deze representatie is een extern propositienetwerk bij het begrip “WHALES”. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 16: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 16 van 34

Vraag 16 Op deze foto zie je Vietnamese kinderen aan het spelen met een “tol” (Sapa, Noord-Vietnam, December 2008). We bekijken dit “spelen” vanuit een cognitivistische leertheorie.

Beoordeel hierover de volgende stellingen. 1. Dit motorisch spel heeft géén plaats bij de schemaconstructie. 2. De ervaringen met de draaiende tollen helpt de organisatie van schema’s in het geheugen. 3. Het spelen met een tol heeft niets te maken met de opbouw van declaratieve kennis. 4. Het spelen met een tol levert een non linguïstische representatie op van het begrip “rotatie”. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 17: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 17 van 34

Vraag 17 In een leerpakket over “mondelinge presentatievaardigheden” krijgen lerenden een aantal videoclips te zien van andere lerenden die een mondelinge presentatie geven. Hieronder zijn er twee schermafdrukken van wat o.a. in de videoclips te zien is.

Vorm/ manier van overbrengenVorm/ manier van overbrengen

3. oogcontact3. oogcontactBert probeert het anders:

Denk…

Kan ik het wel leren?Kan ik het wel leren?

Iedereen kan het leren

door ‘oefening’ + ‘feedback’

Luister maar eens naar de Getuigenis van Bert (student handelswetenschappen)(linkermuisklik in beeld)

1. Geloof in verandering!

2. Doe het ‘stap voor stap’ : 1 of 2 aandachtspunten tegelijk

3. Reflecteer zoals Bert: denk na over sterke punten en over

veranderingspunten

Wat kunnen we leren van Bert? Denk even na en klik pas voor de antwoorden!

De lerenden kunnen de videoclips op eigen tempo doorlopen. In het totaal krijgen ze 14 opeenvolgende videoclips te zien. Daarbij zitten ook getuigenissen van lerenden die vertellen over hun aanpak, hun moeilijkheden en hun slagen en mislukken bij het geven van een mondelinge presentatie. De opeenvolgende videoclips behandelen de verschillende kwaliteitscriteria voor een goede mondelinge presentatie die ook telkens gedemonstreerd worden. De gebruikers van het leerpakket krijgen ondertussen ook evaluatiecriteria aangereikt die ze moeten gebruiken om de aanpak van de lerenden in de clips te beoordelen (bijv. oogcontact, inhoudelijke organisatie van de presentatie, enz. Beoordeel de volgende stellingen in relatie tot deze informatie: 1. Wanneer lerenden in een videoclip enthousiast vertellen over het lukken van hun

presentatie dan levert dat een vicarious experience op. 2. De keuze van andere lerenden als “model” ondersteunt de aandachtrichtende processen

volgens de social learning theory. 3. Het leren toepassen van de evaluatiecriteria kunnen we zien als een vorm van

retentieprocessen volgens de social learning theory. 4. In de korte schets van de instructieaanpak komen motivationele processen voor. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 18: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 18 van 34

Vraag 18 Het begrip “schema” is de kern van het leerproces volgens cognitivisten. We hebben dit begrip uitgebreid belicht in de cursus. Beoordeel op basis van deze uiteenzetting de volgende stellingen over dit begrip: 1. Zowel bij de representatie als de ontwikkeling van declaratieve, procedurele als

metacognitieve kennis is er sprake van schema’s. 2. Een script is een vorm van schema’s voor de opbouw van een procedure. 3. Het schemabegrip vinden we niet terug bij behavioristen en constructivisten. 4. Een schema is een “netwerk”; dat betekent dat een schema altijd in samenhang moet

bekeken worden met andere schema’s in het geheugen. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct. Vraag 19 De constructivistische opvatting vindt haar oorsprong in de opvattingen van verschillende auteurs. Het is dus niet één samenhangende theoretische opvatting over leren en instructie; integendeel, de opvattingen kunnen sterk verschillen. Lees en beoordeel de volgende stellingen over drie historische voorlopers van het constructivisme: Bruner, Piaget en Vygotsky. 1. Logisch-wiskundige kennis bij Piaget komt overeen met de iconic representations bij

Bruner. 2. Enactive representations (Bruner) en fysisch-empirische kennis (Piaget) zijn vergelijkbaar. 3. Alle leren bij Bruner en Vygotsky start uit de ervaring. Het aanreiken van schoolse kennis

ondersteunt daarom de schemaontwikkeling en het leren niet. 4. Bruner en Vygotsky stellen het primaat van de sociale omgeving voorop. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 19: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 19 van 34

Vraag 20 Op onderstaande foto zie je hoe een jongere in het Museum of Life, Newcastle met de computer “speelt” met kleuren en het mengen van kleuren. Beoordeel de stellingen die aansluiten bij de visie van Vygotsky en Bruner op leren.

1. Het manipuleren van de kleuren met de computer levert een iconic representation op dat gecombineerd met scientific knowledge helpt een schemabegrip op te bouwen.

2. Het manipuleren van de kleuren op de computer levert een symbolic representation op. 3. De computer kunnen we zien als een psychological tool volgens de visie van Vygotsky. 4. Het “spelen” met de kleuren via de computer resulteert in discovery learning. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 20: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 20 van 34

Vraag 21 In de foto hieronder zie je drie kinderen die aan het “spelen” zijn met houtschaven. Hun ouders zijn op hetzelfde terrein bezig met het bouwen van een nieuw houten huis (Sapa, Noord-Vietnam, december 2008). Beoordeel de volgende stellingen die het “spel” van deze kinderen situeert bij een visie op leren en instructie van een bepaalde auteur.

Stellingen: 1. Het spel is een vorm van “mediation” waarbij kennis wordt opgedaan volgens Vygotsky. 2. Het spel garandeert het bereiken van “experiential learning” volgens Kolb. 3. Deze drie kinderen doen waardevolle “subjectieve kennis” op volgens Vygotsky. 4. Het voorbeeld van de ouders toont de werking van de “zone van naaste ontwikkeling” aan

volgens Vygotsky. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct

Page 21: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 21 van 34

Vraag 22 Lees volgende tekst over ervaringsgericht leren (http://users.telenet.be/hrc/methode.htm): Ervaringsgericht leren is, simplistisch gesteld, leren door doen. Het is een proces waardoor men doorheen rechtstreekse ervaring kennis opbouwt, vaardigheden verwerft en waarden opbouwt (Association of Experiential Education, 1995). Ervaringsgericht leren vindt plaats wanneer men zich in een activiteit betrekt, men op deze activiteit kritisch terugblikt, men uit die analyse waardevolle inzichten verwerft en men het resultaat incorporeert in een verandering in mening en/of gedraging. Ervaringsgericht leren is gebaseerd op de veronderstelling dat kennis begint bij de persoonlijke relatie tot het onderwerp. De doeltreffendheid van ervaringsgericht leren is afgeleid uit de stelregel ‘dat niets relevanter voor ons is dan onszelf’. Persoonlijke reacties, observaties en inzichten zijn met andere woorden belangrijker dan de mening van derden.(met inbegrip van allerlei theorieën, boeken, literatuur, cijfermateriaal, wetenschappelijke studies, e.a. Ervaringsgericht leren is een filosofische richting in onderwijzen en leren, die de link tussen concrete, opvoedende activiteiten en abstracte lessen waardeert en ondersteunt, teneinde het leerproces te maximaliseren (Sakofs, 1986). Het grootste voordeel van ervaringsgericht leren is allicht het verschaffen van een gevoel eigenaar van het geleerde te zijn. Het betekent een meerwaarde in de interesse en betrokkenheid van de deelnemers, maar het draagt vooral bij tot de relevantie van het geleerde. Het ultieme resultaat is dat deelnemers de verantwoordelijkheid voor hun eigen leren en gedrag aanvaarden, eerder dan die verantwoordelijkheid aan een derde over te laten. Beoordeel naar aanleiding van deze tekst de volgende stellingen: 1. In de tekst verwijst men naar de vier processen van experiential learning: actie, ervaren,

reflectie, abstractie. 2. Kolb verwerpt net zoals de auteur van deze paragraaf het belang van “derden”. 3. Het ervaringsgericht leren start volgens Kolb altijd via het “doen”. 4. Terecht wordt in deze paragraaf verwezen naar het belang van extrinsieke motivatie. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 22: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 22 van 34

Vraag 23 Lees het volgende ontwerp voor een les gebaseerd op samenwerkend leren (http://www.cteno.be/downloads/publicaties/van_gorp_1997_samenwerkend_leren.pdf): Herindeling van de zoo: coöperatief leren Bekijk de taak 'Herindeling van de zoo'. De leerlingen zetten zich in groepen van vier en krijgen de volgende opdracht: • De huidige indeling van de hokken in de zoo voldoet niet meer. Er zijn ook een aantal

nieuwe ontwikkelingen. Daarom wil de directeur een herindeling van de zoo. • Vorm groepen van vier. Iedere groep gaat een advies uitbrengen aan de directeur van de

zoo. Bespreek in je team welke veranderingen je doorvoert. Elk lid van het team krijgt een kaartje met informatie op. Jullie mogen de informatie die jullie gekregen hebben niet aan de andere groepsleden laten zien. Maar je mag wel vertellen welke informatie je gekregen hebt.

• Bedenk samen een geschiktere indeling en geef aan welke van de drie vernoemde dieren kunnen worden aangekocht voor de vernieuwde zoo.

Ieder groepje krijgt een lay-out van de zoo (bijlage 2). Ieder lid van het groepje krijgt 2 á 3 stukjes van de onderstaande informatie op een kaartje. • De giraf krijgt binnenkort een jong en heeft dus een rustige plaats nodig. • Eén van de leeuwen is gestorven. • Kleine kinderen zijn bang van krokodillen en vinden het dus niet leuk dat de krokodillen de

eerste dieren zijn die ze te zien krijgen. • Er is pas een jong pandabeertje aangekocht. • De apen maken zoveel lawaai dat de andere dieren er zenuwachtig van worden. • De kameel verspreidt een nogal onaangename geur. • De roofdieren zitten beter niet in de nabijheid van hun natuurlijke prooien. • Er is geld beschikbaar voor de aankoop van ofwel (1) 2 wolven, ofwel (2) 4 flamingo's, ofwel

(3) een koppel rendieren. • Er mogen geen lege hokken over zijn. Beoordeel nu de volgende stellingen in relatie tot deze tekst waarbij we nakijken of de aanpak voldoet aan de voorwaarden van Johnson & Johnson (1996): 1. De aanpak voor samenwerkend leren voldoet aan de voorwaarde voor “positive

interdependence”. 2. De aanpak voor samenwerkend leren voldoet aan de voorwaarde voor “take care of the

development of interpersonal skills”. 3. De aanpak voor samenwerkend leren voldoet aan de voorwaarde voor “focus on Group

processing next to academic achievement”. 4. De aanpak voor samenwerkend leren voldoet aan de voorwaarde voor “intertwine face to

face contact with group contact”. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 23: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 23 van 34

Vraag 24 Uit Klasse van 03 december 1999 Leren leren Gedemotiveerde leerlingen, onderpresteerders, spijbelaars, verontrustende statistieken over zittenblijvers en slaagcijfers... Vaak is het niet de leerstof die de leerlingen de das omdoet, maar de manier waarop ze met leerstof omgaan. We leren kinderen rekenen, schrijven, met mes en vork eten, fietsen en zwemmen. Leren we ze ook leren? In deze bijdrage vind je een aanzet. Wie in deze wereld meewil, moet meer dan alleen vakbekwaam zijn. Hij moet ook flexibel zijn, inventief, kunnen samenwerken Bovendien wordt steeds meer een beroep gedaan op het zelfstandig leervermogen van mensen om 'bij te blijven'. Mensen moeten hun leven lang leren. En dat kan enkel als je zelfstandig hebt leren leren. Levenslang leren lijkt een veroordeling, maar het is de ultieme uitdaging in het onderwijs: niet kennisoverdracht, maar vaardigheidstraining. Eva, leerkracht: «Ik geef niet echt les». «Ik gaf een stukje theorie en merkte dat de leerlingen achteruitschoven in hun banken. Ik wilde ze deze keer niet door mijn vingers laten glippen en liet ze meteen in groepjes met oefeningen beginnen en zelf de problemen ontdekken. Eerst was er wat gemor. Maar met behulp van elkaar losten ze de meeste problemen op. Af en toe zocht iemand iets op in het handboek. Aan het einde van de les liet ik hen enkele minuten vertellen over de problemen die ze hadden gehad en de manier waarop ze daar mee waren omgegaan. Ten slotte gaf ik een korte synthese van de overige theorie. Bijna alle leerlingen bleven de hele les actief betrokken. En de volgende week was ik verbluft over de resultaten van hun toets. Ik had de les niet echt 'gegeven', de leerlingen beweerden dat ze niet meer 'geleerd' hadden, maar toch had iedereen de stof veel beter onder de knie.» Beoordeel de volgende stellingen naar aanleiding van dit tekstfragment: 1. De aanpak van Eva past bij een problem solving opbouw van een les. 2. In aanpak van Eva worden de leerlingen expliciet aangezet tot zelfevaluatie. 3. De leerlingen worden zich in de aanpak van eva bewust gemaakt van hun eigen

metacognitie. 4. In de aanpak van Eva herkennen we de beertjes van Meichenbaum. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 24: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 24 van 34

Vraag 25 Volgens de taxonomie van Brown stuurt metacognitie verschillende regulatieprocessen aan. Beoordeel de volgende voorbeelden en hun ordening volgens de theorie van Brown. 1. Ik maakte bij mezelf de bedenking “In welke mate versta ik wel alles?” Dit verwijst naar de

metacognitieve strategie monitoren. 2. Ik heb gedacht: “Ik zal waarschijnlijk iets wel verstaan, maar dan ben ik niet meer zeker of ik

het vorige nog beet heb?” Dit verwijst naar de metacognitieve strategie monitoren. 3. Ik stelde mij de vraag: “Hoe moeilijk zal dat hier zijn?”. Dit verwijst naar de metacognitieve

strategie evalueren. 4. Ik heb gedacht “Hoe pak ik het bestuderen van deze tekst aan?” Dit verwijst naar de

metacognitieve strategie voorspellen. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct. Vraag 26 We hebben twee taxonomieën bestudeerd bij het begrip metacognitie en twee modellen voor problem solving. Beoordeel de volgende stellingen die deze modellen en taxonomieën vergelijken. 1. Het model van Polya volgt de metacognitieve regulatiestappen uit de taxonomie van Brown. 2. Metacognitieve kennis bij Flavell komt overeen met metacognitieve kennis bij Brown. 3. De vier stappen in het problem solving model van Wallas kunnen we benoemen als

metacognitieve strategieën. 4. In tegenstelling tot metacognitieve taxonomieën, zijn problem solving modellen ingebed in

een kennisdomein. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 25: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 25 van 34

Vraag 27 In een studietekst kunnen we de metacognitie activeren door het toevoegen van hints, suggesties en/of vragen. Lees en bepaal de mate waarin de volgende voorbeelden juist gesitueerd worden volgens de taxonomie van Brown: 1. Zou je alles wat je tot nog toe hebt bestudeerd op een rijtje kunnen zetten? Dit lokt

metacognitieve regulatie via monitoring uit 2. Heb je nog een overzicht van wat aan bod is gekomen? Dit lokt metacognitieve regulatie via

voorspellen uit. 3. Je zult drie taxonomieën bestuderen. Hoe zal je die benaderingen uit elkaar houden? Dit lokt

metacognitieve regulatie via planning uit. 4. Er zullen in deze paragraaf nogal wat verschillende begrippen naar voren komen? Hoe zal je

hier mee omgaan? Dit lokt metacognitieve regulatie via monitoring uit Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct. Vraag 28 We hebben verschillende modellen behandeld rond onderwijskundig ontwerpen. Beoordeel de volgende stellingen over dit thema. 1. Mediamodellen weerspiegelen een learner-centered approach. 2. Een taakanalyse garandeert dat een ontwerpmodel in voldoende mate rekening houdt met

de volledige instructiecontext. 3. Het model van Nadler vereist dat op het einde van het ontwerpproces een evaluatie wordt

uitgevoerd. 4. Systeemmodellen integreren formatieve en summatieve evaluaties van het

instructieontwerp. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 26: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 26 van 34

Vraag 29 Situeer de volgende ontwerpstappen in het IDI-model van het "Instructional Design Institute". Een ontwikkelteam werkt een empirisch onerbouwde aanpak uit om jonge kinderen te leren kloklezen. 1. Er wordt een theoretisch model uitgewerkt dat aangeeft welke wiskundige vaardigheden

moeten beheerst zijn om goed te kunnen kloklezen. Dit hoort bij IDI-stap 2. 2. Er wordt een grote verzameling bestaande instructiemethoden en materialen aangekocht

om te verkennen. Dit hoort bij IDI-stap 3. 3. Leerkrachten worden geobserveerd die het nieuwe pakket gebruiken bij proefkinderen. Dit

hoort bij IDI-stap 2. 4. Student-leerkrachten worden ingeschakeld om leerlingen te observeren die leren kloklezen

in gewone lagere scholen. Dit hoort bij IDI-stap 8. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct. Vraag 30 Situeer de volgende ontwerpstappen in het IDI-model van het "Instructional Design Institute". Eva Bal is gekend voor haar kindertheater. Zij oriënteert zich op het ontwerpen van een theaterstuk voor kinderen over kinderen van asielzoekers in ons land. Zij baseert zich in het theaterstuk op een reeks tragische verhalen over gezinnen die na 6 jaar verblijf in Vlaanderen te verblijven, plots terug moeten naar hun thuisland. En wat gebeurt dan met de kinderen die ondertussen perfect geïntegreerd waren in Vlaanderen? Beoordeel in welke mate de volgende ontwerpstappen voor het theaterstuk correct gesitueerd worden in het IDI-model: 1. Eva Bal en haar medewerkers interviewen een groep asielzoekers en begeleiders van

gesloten asielcentra. Dit hoort bij IDI-stap 3. 2. Men beslist om een interactief theaterstuk uit te werken waarbij het publiek ook voor een

stuk zal meespelen. Men zal bijv. in een de tweede akte een gezelschapsspel spelen waarbij vier willekeurig gekozen kinderen uit de zaal mogen meedoen. Dit hoort bij IDI-stap 5.

3. Men ontwerpt een kleine vragenlijst zodat men na een schoolbezoek aan het theater ook op school verder kan nadenken over het theaterstuk. Dit sluit aan bij IDI-stap 7.

4. De medewerkers van Eva Bal interviewen lagere schoolleerlingen ter voorbereiding van de uitwerking van het theaterstuk. Dit hoort bij IDI-stap 7.

Maak een keuze uit de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 27: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 27 van 34

Vraag 31 Lees volgende tekst in relatie tot het thema curriculumontwikkeling. Bewindslieden Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, geven startsein debat 'kennis voor morgen' De bewindslieden van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen hebben vandaag in Delft het startsein gegeven voor het debat 'Kennis voor morgen'. Het debat zal een jaar duren. Doel van het kennisdebat is om te verkennen welke rol kennis in de komende jaren kan en zal spelen in de samenleving, en één en ander op wenselijkheid te beoordelen. Ter voorbereiding op de start van het debat zijn er ronde-tafelgesprekken gevoerd, is er een publieksonderzoek gehouden, en hebben zes mensen een beschouwing geschreven over de rol van kennis in onze samenleving. 1. Kennis, wat moet iedereen weten en kunnen Lezen en schrijven in de Nederlandse taal, rekenen, daarmee alleen red je het vandaag de dag niet meer. Er wordt steeds meer van je geëist, zoals omgaan met nieuwe computerprogramma’s en met ingewikkelde apparaten. 2. Kennis en omgaan met elkaar Veilig over straat lopen, samenwerken met collega's, met elkaar iets bereiken, elkaar helpen op moeilijke momenten. Veel mensen hebben het gevoel dat het vroeger vanzelfsprekend was; je hoefde het niet eens te leren! De wereld verandert. We ontmoeten vaker mensen uit andere hoeken van de wereld. We maken veel meer zelf uit wat goed en wat slecht is. We gaan meer onze eigen gang. Wie er in de buurt wonen weten veel mensen niet. Alles kan en steeds meer mag, zo lijkt het. 3. Kennis en economische kracht Zonder kennis staan onze economische kracht, werkgelegenheid en vernieuwing op de tocht. Kennis en technologie worden steeds belangrijker voor het ontwikkelen en vervaardigen van nieuwe producten en diensten. (Bron: http://www.minocw.nl/actueel/persberichten/11898/Bewindslieden-OCenW-geven-startsein-debat-kennis-voor-morgen.html) Beoordeel nu de volgende stellingen naar aanleiding van deze tekst: 1. De verwijzing naar “zes mensen een beschouwing geschreven over de rol van kennis in

onze samenleving”, betekent dat men een humanistische benadering voor het curriculum volgt.

2. De verwijzing in rubriek 1 - “Lezen en schrijven in de Nederlandse taal” - verwijst naar de ontwikkelingsvisie op het curriculum.

3. De uitwerking bij “2. Kennis en omgaan met elkaar””, betekent dat men een ontwikkelingspsychologische benadering voor het curriculum volgt.

4. De verwijzing naar het belang van de “economische kracht, werkgelegenheid “, betekent dat men een sociale efficiëntiebenadering voor het curriculum zal volgen.

Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 28: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 28 van 34

Vraag 32 Lees volgend uittreksel uit een website over “kritiek op progressiviteit” (http://utopia.knoware.nl/users/schoutdi/dutch/teaching.htm). We hebben wanhopig behoefte aan bevrijdende pedagogieën die een docent-student dialoog aanmoedigen en die aan studenten meer verantwoordelijkheid geven over hun eigen leven. Oplossingen die de complexiteit van onderwijs- en leerprocessen negeren en alleen de bourgeoisinhoud willen veranderen in een socialistische, doen niets aan het transformeren van sociale relaties in overeenstemming met de menselijke behoeften. Ze vervangen eenvoudig de ene autoritaire vorm door een andere. Enig begrip van het verborgen curriculum van het onderwijs en de manier waarop effectief leren wordt doorgegeven via vanzelfsprekende sociale relaties en praktijken mist hier. Elke pedagogie die er niet in slaagt te erkennen tot in welke mate dominante patronen en onderwerping in al onze sociale en pedagogische praktijken zijn geworteld zal nauwelijks de systematische onderdrukking raken, die in onze klaslokalen speelt. Hoe radicaal ook de inhoud, als onderwijs een stampproces blijft waarbij de relatie tussen student en docent en hun relaties ten opzichte van kennis opgeproblematiseerd blijft, dan zal het eenvoudig de bestaande patronen van dominantie versterken. We kunnen allemaal leren van de vrouwenbeweging die erkend heeft dat onmenselijke factoren in de maatschappij niet alleen in klassenverhoudingen liggen. Toegang tot faciliteiten en kennis moet aangevuld worden met nieuwe niet-patriarchale vormen van samenwerken en leren om bevrijding te bereiken. De beste progressieve pedagogie deelt deze erkenning. De poging om ideeën op te leggen, reactionair of socialistisch is geen onderwijs maar propaganda. Als we deze vorm van leren op school propageren, zullen studenten alleen nog maar meer gevoelig zijn voor andere vormen van manipulatie. De toekomst van onze maatschappij hangt af van de kundigheid van studenten die ons onderwijs verlaten, om kritisch te denken en hun eigen rationele beslissingen te nemen. Beoordeel naar aanleiding van de tekst de volgende stellingen: 1. De mening in deze tekst sluit aan bij de Pedagogie van de Onderdrukten van Freire. 2. In de tekst staan duidelijke verwijzingen naar het nulcurriculum. 3. De tekst geeft aan dat de instructieverantwoordelijke beïnvloed wordt door het verborgen

curriculum. 4. Er wordt verwezen naar het “ongeschreven curriculum”. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 29: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 29 van 34

Vraag 33 Beoordeel of de volgende leerdoelen goed geordend zijn volgens de taxonomie van De Block. 1. Met eigen woorden kunnen beschrijven wat een “nulcurriculum” is.

Dit kunnen we ordenen als het “inzien van een begrip”. 2. De formule voor de standaarddeviatie zelfstandig opbouwen vanuit de berekening van de

afwijking van de geobserveerde waarden ten opzichte van het gemiddelde. Dit kunnen we ordenen als het “toepassen van een relatie”.

3. De koers van een aandeel op de beurs kunnen voorspellen op basis van de ontwikkeling van de koersen gedurende de laatste drie jaren. Dit kunnen we ordenen als het “toepassen van een relatie”.

4. Uit het hoofd het liedje van Marco Borsato “Rood” zingen. Dit kunnen we ordenen als het “weten van een structuur”.

Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct. Vraag 34 De kwaliteit van de evaluatie kan op verschillende manieren benaderd worden. Lees en beoordeel de volgende stellingen over kwaliteitscriteria bij de evaluatie. 1. Wanneer studenten een examen bekritiseren omdat het examen enkel gebaseerd is op

hoofdstuk 1 en 3 van de cursus, dan verwijst hun kritiek naar het kwaliteitscriterium recentheid bij evaluatie.

2. Wanneer we de vaardigheid in het geven van injecties van een student-verpleger bepalen op basis van een schriftelijk examen, dan roept dit vragen op over de betrouwbaarheid van dit examen.

3. Wanneer een student-arts beoordeeld wordt op basis van zijn/haar prestaties tijdens een stage op een urgentiedienst, dan staat de authenticiteit van de toetsing voorop.

4. Wanneer we het examen van psychologen gebaseerd wordt op video-opnames van een interview met ouders, dan is voldaan aan de kwaliteitseis authenticiteit.

Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 30: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 30 van 34

Vraag 35 In het thema “Evaluatie” werden heel wat nieuwe begrippen geïntroduceerd. Beoordeel de volgende stellingen over deze begrippen. 1. “Scoren” bij evaluatie betekent dat men beslist of een antwoord juist of fout is. 2. Performance assessment bepaalt de mate waarin lerenden nieuwe kennis toepassen. 3. Instaptoetsen hebben een summatieve functie. 4. Peer assessment vereist een leerproces over de beoordelingscriteria. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct. Vraag 36 Beoordeel of de volgende leerdoelen goed geordend zijn volgens de taxonomie van Merrill. 1. Spontaan een muziekcompositie uitwerken voor een schooltoneelstuk.

Dit is het vinden van een procedure. 2. H2SO4 kunnen benoemen als zwavelzuur.

Dit is het gebruiken van een feit. 3. Een taxonomie van leerdoelen gebruiken bij het ordenen van leerdoelen.

Dit is het vinden van principes. 4. Lichtbreking aanbrengen als verklaring voor het minder goed lukken van het vissen met een

harpoen. Dit is het gebruiken van een procedure.

Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 31: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 31 van 34

Vraag 37 Uit Klasse van 04 juni 1998 Een plaats in de Mundial Wat zou u ervan vinden mochten de kranten uw school bij de honderd slechtste van Vlaanderen plaatsen? Engelse kranten publiceren jaarlijks een lijst van de 100 beste en de 100 slechtste scholen van het land. Ze baseren zich op examenresultaten. Het Nederlandse dagblad Trouw bemachtigt via de rechtbank de rapporten van de schoolinspectie en maakt gelijkaardige ranglijsten op. Ouders aanvaarden die lijsten in dank en baseren er de schoolkeuze van hun kinderen op. Ook in Frankrijk en Duitsland bestaan systemen van ranking. Aan dit Europees voetbal doet Vlaanderen niet mee. Voor hoe lang nog? «Vroeger werkten scholen goed samen, maar met de invoering van de league tables is die samenwerking vervallen tot ongezonde competitie. En leraars vervreemden van hun werk. Het enige positieve eraan is dat we meer gedwongen worden tot analyse en zelfkritiek.» Aan het woord is Clare Hannah, schooldirecteur in Bromley, Engeland. De league tables waarover zij het heeft, zijn ranglijsten van scholen op basis van goede examenresultaten. Ze bestaan sinds 1991. De overheid spreekt trouwens liever van performance tables. League is nu eenmaal ook een voetbalterm. Net zoals in de meeste Europese landen worden examens in Engeland centraal georganiseerd. Alle leerlingen dezelfde examens. Dat maakt resultaten vergelijken gemakkelijk. «Onze leraars stellen zelf geen examens op», legt Hannah uit. «Scholen krijgen die toegestuurd van de overheid. De leerlingen vullen ze in, onder toezicht. Correctie en toewijzen van punten en graden gebeuren ook centraal. Er zijn vier centrale tests of examens voor evenveel leeftijdsgroepen (7, 11, 14 en 16 jaar). De laatste, de zogenaamde GCSE's (General Certificate of Secondary Education), zijn de belangrijkste. Beoordeel nu de volgende stellingen naar aanleiding van dit artikeluittreksel. 1. Het centraal ontwikkelen van toetsen kan betekenen dat de validiteit van de toets niet op

orde is. 2. Deze vorm van toetsing is een weerspiegeling van een performance indicator aanpak voor

onderwijs. 3. De uitspraak “Dat maakt resultaten vergelijken gemakkelijk”, betekent dat men de

betrouwbaarheid wilt verhogen. 4. Het opstellen van een ranking past in het CIPO model. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 32: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 32 van 34

Vraag 38 Lees dit artikel uit Klasse van 04 juni 1998 Scholen zonder examens Deze leerling beweert dat de antwoorden wel juist zijn maar dat de vragen niet kloppen...«Geen examens? Schrijft u daarover? Dat zal wel een héél kort artikel worden. Het zou natuurlijk wijs zijn», zegt Nathalie (16) en na even denken: «Maar dat kan niet zeker? We zouden misschien niet meer leren. Niet meer meekunnen het volgende jaar. Het lijkt wel even mooi, het idee, maar geef me toch maar examens.» Examens zijn niet bij wet verplicht. Maar bestaan er ook scholen zonder? Examens komen vaak neer op reproduceren van leerstof. «Hebben ze dan wel enige zin?», vraagt Luc Verlinde, directeur van het Don Bosco-college in Zwijnaarde. «Veel belangrijker is het dat eerstegraadsleerlingen leren organiseren, routine aankweken, regelmatig studeren. Zodat ze niet de mentaliteit hebben van uitstellen en punten tellen. Daarom evalueren wij in onze eerste graad alleen met kleine en grote overhoringen. In de tweede graad hebben we examens voor de hoofdvakken, maar voor een beperkt aantal punten. Pas in de derde graad en vooral omdat we de druk van het hoger onderwijs voelen, is er een examensysteem. Leerlingen weten wanneer ze die grote overhoringen hebben. Ze krijgen een schema en kunnen dus plannen. In een klassiek systeem met een examenperiode gebeurt het wel eens dat alle leerkrachten gezamenlijk overhoringen beginnen te geven als het rapport eraan komt. Dat kan bij ons niet. De medaille heeft uiteraard wel een keerzijde: er is geen examenstress, maar wel gespreide stress. Leerlingen zijn eigenlijk nooit echt 'gerust' en daar klagen sommigen af en toe eens over. Elk vak komt zo'n vijf à zes keer aan bod. We verliezen op die manier geen vier weken voor examenperiodes. Bovendien hebben we veel vlugger al degelijke informatie over de leerlingen, zodat we vlugger kunnen remediëren. Bij ons rinkelt de alarmbel nooit pas met het kerst- of junirapport.» Beoordeel nu de volgende stellingen naar aanleiding van dit artikeluittreksel. 1. Deze toetsaanpak is volledig gebaseerd op formatieve toetsing. 2. De aanpak met de overhoringen is een aanpak gebaseerd op performance toetsing. 3. De aanpak illustreert dat men vakspecifieke en vakoverschrijdende eindtermen wil toetsen. 4. Het voorzien van examens vanaf de derde graad betekent dat men vanaf dan de selectieve

functie van toetsing benadrukt. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 33: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 33 van 34

Vraag 39 In deze vraag bekijken we hoe epistemologische posities een invloed kunnen hebben op de manier van het ontwerpen van instructie: 1. Een objectivistische visie op leren en instructie betekent dat er geen enkele diadische relatie

nodig is. 2. Bij een constructivistische aanpak accepteert men cultuurverschillen. 3. Een constructivistische epistemologische positie verwerpt een duidelijk lesplan als

uitgangspunt voor leren en instructie. 4. Volgen we een constructivistische visie, dan aanvaarden we subjectivisme. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct. Vraag 40 Een keuze voor het objectivisme of het constructivisme heeft duidelijke gevolgen voor de benadering van de kennisverwerver. Lees en beoordeel hierover de volgende stellingen: 1. Bij het objectivisme staat het begrijpen van de externe werkelijkheid centraal. 2. Dankzij taal delen kennisverwervers een volledig objectivistische kennisbasis. 3. Wanneer een lerende modelleert wat geobserveerd wordt, dan weerspiegelt dit de

objectieve structuren van de werkelijkheid. 4. Doordat het objectivisme de individuele kennisopbouw centraal stelt, impliceert dit dat er

individuele verschillen aanvaard worden in de opgebouwde kennis. Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 34: Studentennummer: ………………………………… Naam ...mvalcke/owk/exba0809zit1...Lees het volgende artikel uit Klasse voor Leraren van 16 december 2008 Eerst naar de derde

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

5 januari 2009 - Examen eerste zittijd – Onderwijskunde p. 34 van 34

Even nadenken?

• Heb je bij alle vragen voldoende nagedacht over de kennisbasis bij kernbegrippen, theorieën en voorbeelden?

• Heb je eventueel die kennisbasis wat gereconstrueerd aan de hand van schema’s of tabellen in dit antwoordboekje?

• Heb je het juiste antwoord overgebracht op het roze scoreformulier? Bij ALLE vragen?

• Heb je alles ook in het net overgeschreven in de tweede kolom?

• Ben je niet vergeten op elk blad je studentennummer in te vullen?