ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het...

24
Studentennummer: ………………………………… Naam: ………………………………………… 20 augustus 2015 - Examen 2 de zittijd Onderwijskunde p. 1 van 24 Examen Onderwijskunde Academiejaar 2014-2015 - 20 augustus 2015 - 2 de zittijd Auditorium A 8u30-11u30 Lees het volgende vóór je start met het oplossen van de vragen: Plaats op èlk blad van deze examenbundel je naam en studentennummer! Heb je dat ook gedaan op je roze scoreformulier? Het permutatienummer (versienummer van het examen) wordt door ons ingevuld. De examenbundel hoort bij je examen en dient mee afgegeven te worden met het roze scoreformulier. Bij twijfel of problemen met het roze scoreformulier controleren we de aanduiding van uw antwoord in de examenbundel. Bij elke vraag is slechts één antwoordalternatief juist. Het aanduiden van een juist antwoordalternatief levert een positieve score op. Probeer elke vraag zo goed mogelijk te beantwoorden. Ongeveer de helft van de vragen peilt naar je beheersing op het weet- en inzichtsniveau. De andere helft peilt vooral de beheersing van de cursus op het toepassingsniveau. Let op met de stellingen. Ze zijn waar of onwaar. Gebruik de informatie uit de stellingen dus niet ondoordacht bij het beantwoorden van vorige of volgende vragen. Zoals bepaald door de Raad van Bestuur van de Ugent, wordt bij de correctie en de scoring van het examen “standard setting” toegepast. Succes!

Transcript of ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het...

Page 1: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 1 van 24

Examen Onderwijskunde Academiejaar 2014-2015 - 20 augustus 2015 - 2de zittijd Auditorium A 8u30-11u30 Lees het volgende vóór je start met het oplossen van de vragen:

• Plaats op èlk blad van deze examenbundel je naam en studentennummer! • Heb je dat ook gedaan op je roze scoreformulier?

• Het permutatienummer (versienummer van het examen) wordt door ons ingevuld. • De examenbundel hoort bij je examen en dient mee afgegeven te worden met het roze

scoreformulier. Bij twijfel of problemen met het roze scoreformulier controleren we de aanduiding van uw antwoord in de examenbundel.

• Bij elke vraag is slechts één antwoordalternatief juist. • Het aanduiden van een juist antwoordalternatief levert een positieve score op. • Probeer elke vraag zo goed mogelijk te beantwoorden. • Ongeveer de helft van de vragen peilt naar je beheersing op het weet- en inzichtsniveau.

De andere helft peilt vooral de beheersing van de cursus op het toepassingsniveau. • Let op met de stellingen. Ze zijn waar of onwaar. Gebruik de informatie uit de stellingen

dus niet ondoordacht bij het beantwoorden van vorige of volgende vragen.

• Zoals bepaald door de Raad van Bestuur van de Ugent, wordt bij de correctie en de scoring van het examen “standard setting” toegepast.

• Succes!

Page 2: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 2 van 24

Vraag 1 Lees volgend uittreksel uit De Standaard van 14 augustus 2015 en beoordeel vervolgens de stellingen: Scholieren vullen massaal oriëntatieproef in De oriëntatietest, die voor middelbare scholieren moet uitmaken of ze de universiteit aankunnen of niet, mist haar intrede allerminst, schrijft De Tijd vrijdag. Duizenden scholieren vulden de test van de UGent en de KU Leuven al in. Zowel de KU Leuven (Luci-test) als de UGent (Simon-test) voerden een vrijblijvende oriëntatieproef in. Bij de start van de inschrijvingen blijkt dat 6.809 scholieren in Leuven en 9.344 scholieren in Gent deze test al aflegden. ‘We waren verrast door de populariteit van de test’, zegt professor Lieve De Wachter, betrokken bij de test in Leuven. Eenenzeventig procent van de ASO-studenten slaagden voor de Leuvense oriëntatietest. Gevolgd door scholieren uit het kunstonderwijs (33 procent), het technisch onderwijs (31 procent) en beroepsonderwijs (22 pct). In Gent is de structuur van de test anders en krijgt de scholier geen algemene score maar wel een slaagkans per opleiding. De populariteit van beide tests zet druk op Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits, die in april volgend jaar experimenten wil beginnen met een overkoepelende vragenlijst die studenten moet helpen oriënteren. Beoordeel in verband met dit artikel de volgende stellingen: 1. In dit krantenuittreksel wordt verwezen naar summatieve toetsen. Deze hier besproken

vorm van summatieve evaluatie gebeurt op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader.

2. Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits treedt hier op als actor op het mesoniveau van de twee besproken instellingen (Ugent en KULeuven) in het onderwijskundig referentiekader.

3. In dit krantenuittreksel is er sprake van prestatieverschillen tussen onderwijsvormen. In de Vlaamse context is dit een kenmerk van lerenden op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader.

4. In dit krantenuittreksel wordt verwezen naar formatieve toetsen. Deze hier besproken vorm van formatieve evaluatie gebeurt op het mesoniveau van het onderwijskundig referentiekader.

Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 3: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 3 van 24

Vraag 2 Lees volgend uittreksel uit De Standaard van 29 juli 2015 en beoordeel vervolgens de stellingen: Studietoelage in de toekomst digitaal Wie in aanmerking komt voor een studietoelage, krijgt in de toekomst automatisch een ingevuld dossier toegestuurd van de overheid, zoals gebeurt met de vooraf ingevulde belastingaangifte. Vlaams minister van Bestuurszaken Liesbeth Homans (N-VA) maakt voor de digitalisering van de studietoelage iets meer dan 1 miljoen euro vrij, schrijft De Morgen woensdag. De procedure om een studietoelage aan te vragen is ondanks een aantal versoepelingen nog steeds complex. Jaarlijks komen een honderdtal klachten binnen van mensen die hun centen pas halverwege het schooljaar krijgen. Het nieuwe systeem moet die problemen verhelpen. Tegen 2018 zou het klaar zijn. De automatische studietoelage past in het actieplan ‘Vlaanderen Radicaal Digitaal’ van de minister. Tegen 2020 zouden alle contacten met de Vlaamse overheid snel en simpel via het internet moeten kunnen. Beoordeel in verband met dit artikel de volgende stellingen: 1. Vlaams minister van Bestuurszaken Liesbeth Homans treedt hier op als actor vanuit de

context van het onderwijskundig referentiekader. 2. Vlaams minister van Bestuurszaken Liesbeth Homans treedt hier op als actor m.b.t. de

organisatie op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. Een studietoelage is hier beschreven als een maatregel op het microniveau van het

onderwijskundig referentiekader. 4. Een studietoelage zal pas doorgestuurd worden wanneer de context op het macroniveau

van het onderwijskundig referentiekader hiertoe aanleiding geeft. Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 4: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 4 van 24

Vraag 3 Lees volgend uittreksel uit De Standaard (De Avond) van 20 juli 2015 en beoordeel vervolgens de stellingen: ‘Meebouwen aan school levert betere vaklui op’ Directeurs van technische scholen en de bouwsector reageren positief op het plan van minister van Onderwijs Crevits om leerlingen in te schakelen bij de bouw of renovatie van hun eigen school. ‘Die ervaring in reële situaties is van onschatbare waarde. Leerlingen krijgen meer zelfvertrouwen én het levert betere vaklui op.’ Leerlingen zelf de verouderde schoolinfrastructuur in Vlaanderen laten aanpakken. Dat is het idee dat minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) lanceert. Ze laat onderzoeken hoe ze leerlingen uit het technisch en beroepsonderwijs kan inschakelen voor renovaties of het onderhoud van de school. Zo doen ze meteen praktijkervaring op. (…) Crevits geeft graag het voorbeeld van het Wetterse Scheppersinstituut om haar plan kracht bij te zetten. Ook al vergt het binnen de huidige regelgeving heel wat organisatie, toch slaagden de leerlingen erin hun school helemaal van nul op te bouwen. ‘We zijn vertrokken van een braakliggend terrein. Het enige dat ze niet zelf hebben gedaan, is de dakbedekking. Niet omdat ze dat niet konden, maar ik kon het niet inpassen in het leerplan’, zegt directeur Armand De Lepeleire. De katholieke onderwijskoepel spreekt van druppels op een hete plaat, maar de Bouwunie is gewonnen voor het idee. ‘Ervaring opdoen in reële situaties is van onschatbare waarde voor die leerlingen. Ze krijgen een veel sterkere bagage, hun zelfvertrouwen gaat erop vooruit en het imago van het beroep verbetert. Bovendien stromen ze makkelijker door naar het bedrijfsleven’, zegt secretaris-generaal Jean-Pierre Waeytens. Beoordeel in verband met dit artikeluittreksel de volgende stellingen: 1. De aanpak ondersteunt het nastreven van specifieke VOETen op het macroniveau van

het onderwijskundig referentiekader. 2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau

van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel treedt hier op vanuit de context van het onderwijskundig

referentiekader op het mesoniveau. 4. De discussie over de verouderde gebouweninfrastructuur wordt hier gevoerd op het

niveau de technische scholen op het mesoniveau van het onderwijskundig referentiekader.

Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 5: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 5 van 24

Vraag 4 Lees volgend uittreksel uit De Standaard Avond van 16 december 2014 en beoordeel vervolgens de stellingen: In cijfers - OESO ziet het aantal uren voor huiswerk teruglopen Er wordt minder huiswerk opgegeven in middelbare scholen. Erg? Mwoah, vinden onderzoekers. Vier uur per week blijkt ruim voldoende, en daarnaast kan huiswerk socio-economische verschillen versterken. (…) Volgens een recent onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), zijn onze 15-jarigen gemiddeld 5,4 uur per week kwijt aan naschoolse opdrachten. Dit is ongeveer één uur minder dan in 2003. Deze afname valt samen met de algehele trend van een kortere huiswerktijd in de 38 ontwikkelde landen wiens schoolsysteem OESO onder de loep nam. (…) De grote vraag rest: heeft al dat naschools gezwoeg wel waarde? Hoe nuttig of nutteloos is huiswerk wanneer het aankomt op prestatie? Naast een inventarisatie van de tijd die scholieren spenderen aan hun huiswerk, legde OESO de deelnemende landen ook een gestandaardiseerde wiskundetoets voor. Wat bleek? Wekelijks 4 uur aan de keukentafel wiskunde sommen maken, leidt daadwerkelijk tot betere resultaten. Na die vier uur zijn de effecten verwaarloosbaar. Behalve de ‘heilige vier huiswerkuren’ zijn kwaliteit van het onderwijs en de organisatie van het schoolsysteem even cruciaal, nuanceren de onderzoekers. (…) Achtergestelde leerlingen krijgen in theorie even veel huiswerk opgegeven als hun welgestelde medescholieren, terwijl ze veelal niet in gunstige omstandigheden verkeren om er effectief de vruchten van te plukken. Zo beschikken ze niet over een stille plek thuis waar ze zich kunnen concentreren, of betrokken ouders die hen kunnen aansporen en bijsturen (…). 1. In het artikel worden performance indicatoren besproken van op het macroniveau van het

onderwijskundig referentiekader. 2. De OESO treedt hier op als een actor vanuit de context van het onderwijskundig

referentiekader bij de organisatiecomponent van onderwijs. 3. “Achtergestelde” leerlingen verwijst naar kenmerken van de context op het microniveau

van het onderwijskundig referentiekader. 4. Huiswerk is heir een element van de organisatie van het onderwijs op het macroniveau

van het onderwijskundig referentiekader. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 6: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 6 van 24

Vraag 5 Lees volgend uittreksel uit De Standaard van 17 juli 2015 en beoordeel vervolgens de stellingen: Eerste islamitische secundaire school start in september In Schaarbeek begint in september een islamitische secundaire school. De vzw Enseignement Confessionnel Islamique de Belgique (ECIB) heeft van de regering van de Franse Gemeenschap groen licht gekregen om in de islamitische school La Vertu in Schaarbeek te starten met een secundaire afdeling. Dat schrijft La Libre Belgique. Het gaat om een primeur in België. In eerste instantie komen er 120 plaatsen voor scholieren van het eerste en tweede middelbaar. Op termijn is het de bedoeling dat er ook plaats komt voor scholieren van de tweede en derde graad. Er zouden dan 660 plaatsen beschikbaar zijn. Op dit moment zijn er al 90 leerlingen ingeschreven. 1. In het artikel wordt een maatregel besproken op het macroniveau van het

onderwijskundig referentiekader. 2. De beslissing komt er na een vraag op het macroniveau in het onderwijskundig

referentiekader. 3. De regering van de Franse Gemeenschap treedt hier op als instructieverantwoordelijke in

het onderwijskundig referentiekader. 4. De “islamitische” school verwijst naar kenmerken van de actor instructie-

verantwoordelijke in het onderwijskundig referentiekader. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 7: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 7 van 24

Vraag 6 Je vindt bij vrijwel alle behavioristische auteurs de associatiewetten onder een of andere vorm terug. Lees en beoordeel de volgende voorbeelden en beoordeel in welke mate de verwijzing naar een concrete associatiewet juist is. 1. Een mnemonic waarbij leerlingen de elementen uit het periodiek systeem (Mendeljev)

onthouden door ze te verstoppen op een specifieke plaats in hun studeerkamer (de loci-methode), is een toepassing van het principe van de contrasten.

2. Wanneer een leerkracht wetenschappen bij het aanleren van de betekenis van scheikundige symbolen in de linker kolom de symbolen plaatst en in een rechterkolom de betekenis, dan past hij/zij het principe van de gelijkheid toe.

3. Wanneer een leerkracht bij een bespreking van de zelfmoordaanslagen in Istanbul, verwijst naar de aanval op de Twin Towers in New York (9/11), dan past deze leerkracht het principe van de contiguïteit toe.

4. Bij een zelfevaluatie van de antwoorden op een Latijnse spellingstoets, verwijst de leerkracht naar vergelijkbare fouten bij de schrijfwijze van werkwoordvervoegingen. We herkennen hier het principe van de gelijkenissen.

Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct. Vraag 7 Feedback is één van de meest effectieve instructieaanpakken die worden besproken in de meta-analyses van Hattie (2009). Investeren in feedback zou leiden tot significant hogere leerprestaties. Maar feedback wordt dikwijls verkeerd begrepen. Het wordt meestal ingeperkt tot wat instructieverantwoordelijken NA een evaluatiemoment op het einde van een instructieproces aanpakken. Recente visies schetsen hierover een complexer beeld. Beoordeel hierover de volgende stellingen: 1. Feedback kan de feitelijke eindprestaties van leerlingen negeren. 2. Feedback wordt het best door de instructieverantwoordelijke zelf gegeven. 3. Feedback kan onder andere gericht zijn op de zelfregulatie. Deze heeft namelijk het

grootste positieve effect op leerprestaties. 4. Correcties door leerkrachten in hun feedback beperken zich tot de taakuitvoering van een

evaluatieopdracht. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 8: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 8 van 24

Vraag 8 De wetten van Thorndike beschrijven mechanismen die verklaren waarom sommige leerprocessen meer succesvol verlopen. De wetten sluiten nauw aan behavioristische principes en visies op leren van andere auteurs. Beoordeel hierover de volgende stellingen. 1. “Associative shifting” bij Thorndike is hetzelfde als “Shaping” bij Skinner. 2. “Associative Shifting” is een continue toepassing van de “Law of Exercise”, zonder de

“Law of effect”. 3. “Shaping“ is ook effectief zonder een toepassing van de “Law of Effect”. 4. De effectiviteit van feedback (Hattie, 2009) kunnen we lezen als een directe toepassing

van de “Law of Effect” bij Thorndike. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 9: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 9 van 24

Vraag 9 In de cursus werd zeer sterk de nadruk gelegd op het “operationeel” formuleren van leerdoelen. Dit betekent dat leerdoelen op een observeerbare manier moeten beschreven worden. We legden ook de nadruk op het hiërarchisch karakter van de taxonomie om deze leerdoelen te ordenen. We gebruikten daarbij de recente versie van de taxonomie van Bloom. Beoordeel de stellingen en selecteer de enige correcte situering van een leerdoel binnen de taxonomie van Bloom. 1. Samenvatten van een tijdschriftartikel over de crisis in de wisselkoersen tussen de

Amerikaanse dollar en de Chinese Yuan. Dit verwijst naar het TOEPASSEN van CONCEPTEN.

2. Een oorzaak-gevolg schema uitwerken bij de beschrijving van de processen en variabelen die een rol spelen bij het ontstaan van vulkaanuitbarstingen. Dit verwijst naar het ANALYSEREN van CONCEPTEN.

3. Een vergelijking uitwerken tussen de migratiestromen en de stijging/daling in een economische conjunctuur. Dit verwijst naar het zich BEGRIJPEN van FEITEN.

4. Het uitwerken van een stappenplan om een leerbedrijf op te zetten op school. Dit verwijst naar het CREËREN van BEGRIPPEN.

Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 10: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 10 van 24

Vraag 10 Op de vraag waarom het gebruik van wandplaten, posters, … nog steeds populair zijn in het onderwijs worden sterk verschillende antwoorden gegeven. Maar meestal zijn die antwoorden toch gebaseerd op de cognitivistische visie op leren en instructie. Beoordeel de volgende stellingen die gaan over een wandplaat die in gaat op de samenstelling van menselijk bloed.

http://www.leermiddelen.be/nl/wandplaat-bloedsamenstelling---v2031m-1001183

1. De visuele representaties ondersteunen de schemavorming omdat de wandplaat het

werkgeheugen ondersteunt bij het sneller verwerken van de gerelateerde kennis. 2. Wandplaten zijn effectief omdat ze expliciet en direct een externe kennisrepresentatie

helpen ontwikkelen als een interne kennisrepresentatie in het lange termijn geheugen. 3. Het voorbeeld bij deze wandplaat versterkt de elaboratie van de kennis bij de

schemaconstructie in het lange termijn geheugen. 4. Het aanbieden van non-linguïstische representaties is feitelijk nefast omdat ze de

lerenden geen kansen geven om zelf een dergelijk schema te construeren. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 11: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 11 van 24

Vraag 11 De “cognitive theory of multimedia learning” (CTML) van Mayer is een zeer hanteerbare uitwerking van de cognitivistische visie op leren en instructie. Hieronder zie je twee voorstellingen (modellen) van een watermolecule (H20). Model A is een schermafdruk van een 3D animatie van de moleculestructuur die je bovendien kunt laten roteren op het scherm. Model B is door de leerlingen zelf “gebreid” naar aanleiding van een klasbespreking. Beoordeel over deze “modellen” de volgende stellingen m.b.t. de CTML.

Model A Model B

1. De leerlingen zelf model B laten breien sluit aan op het CTML-modaliteitsprincipe. 2. Beide modellen - A en B - respecteren het CTML-spatial contiguity principe. 3. Zowel model A als B respecteren het CTML-multimedia-principe. 4. Een afdruk van model B op papier, sluit niet meer aan op het CTML-multimedia-principe. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 12: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 12 van 24

Vraag 11 Lees volgende tekst die is overgenomen van een populariserende website over de “social learning theorie” (SLT), ook soms aangeduid als de “social cognitive theory”. (http://www.leren.nl/cursus/sociale-vaardigheden/overtuigen-beinvloeden/model-leren.html). Herinner je juffrouw Kracht en haar leerling, “Slechte Sam”? Slechte Sam overtrad een regel en juffrouw Kracht gebruikte straf om Sams gedrag te beïnvloeden. (Behalve dat Slechte Sam de straf wel wilde om zo de klas uit te kunnen en daarom bleef hij zich slecht gedragen, wat juffrouw Kracht in verwarring bracht.) Er gebeurde ook iets anders in juffrouw Krachts klas. Alle andere kinderen zagen het gebeuren en ze werden er, volgens de principes van model-leren, door beïnvloed. Elk van de kinderen leerde, door simpele observatie, meerdere belangrijke lessen. Veel leerlingen leerden dat stoute kinderen straf krijgen. Dat is goed. Als je als docent een straf oplegt, dan wordt iedereen in de klas, niet alleen het kind waar het op gericht is, beïnvloed, via model-leren. Maar slechte dingen worden ook geleerd. Sommige kinderen leerden dat als ze zich gedragen als Slechte Sam, ze uit de klas van juffrouw Kracht weg kunnen komen. Weer anderen leerden (doordat ze zagen wat er gebeurde voordat Sam eruit gestuurd werd) dat ze allerlei dingen kunnen uithalen en toch niet in de problemen komen. Sommigen, tot slot, leerden hoe ze juffrouw Kracht op de kast konden jagen. Het punt van dit voorbeeld is duidelijk. Als dingen gebeuren, kunnen mensen er een voorbeeld aan nemen. Beoordeel de volgende stellingen in relatie tot dit tekstfragment: 1. “Dat ze allerlei dingen kunnen uithalen en toch niet in de problemen komen” betekent dat

er “expectations” ontstaan over de gevolgen die de andere kinderen zouden ondervinden wanneer ze het gedrag zelf tonen.

2. Doordat de juf Sam wegstuurt uit de klas, ontstaat er bij Sam een “vicarious experience”. 3. In dit voorbeeld zal er – uitgaande van de zuivere SLT-principes – weinig geleerd worden

omdat er enkel ingegaan wordt op negatief gedrag. 4. In dit fragment leren de andere kinderen - volgens de SLT – omdat er straf gegeven

wordt: “Slechte Sam overtrad een regel en juffrouw Kracht gebruikte straf om Sam zijn gedrag te beïnvloeden”.

Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 13: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 13 van 24

Vraag 12 Volgens de taxonomie van Brown houdt metacognitie ook in dat er een regulatieactiviteiten worden opgezet door een “lerende”. We geven hieronder wat voorbeelden van dergelijke regulatieactiviteiten en vragen je aan te geven welke correct is getypeerd volgens de taxonomie van Brown. 1. Ik dacht bij mezelf “Wat is hier een aanpak die best bij de opdracht past?”

Dit verwijst naar de metacognitieve strategie “plannen”. 2. Ik vroeg mezelf af: “Heb ik nog wel een overzicht van wat ik tot nog toe heb gelezen?”

Dit verwijst naar de metacognitieve strategie “evalueren”. 3. Ik had de bedenking: “Ik ben niet goed in het aanpakken van scheikunde-opdrachten”.

Dit verwijst naar de metacognitieve strategie “monitoren”. 4. Ik dacht bij mezelf “Hoe kan ik straks m’n aandacht bij die lange lezing houden?”

Dit verwijst naar de metacognitieve strategie “evalueren”. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 14: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 14 van 24

Vraag 13 We hebben twee verschillende maar toch sterk verwante taxonomieën bestudeerd bij het begrip metacognitie. Ook bespraken we enkele modellen voor probleemoplossend denken. Beoordeel de volgende stellingen die de verschillende taxonomieën en de modellen op elkaar betrekken. 1. De kennisdimensie die we zowel in de taxonomie van Flavell als van Brown terug vinden

overlappen elkaar volledig. 2. De regulatiestrategieën die we in de taxonomie van Anne Brown terugvinden, volgen

eigenlijk stap voor stap de fasen in het probleemoplossingsproces zoals Polya dat bie beschrijft.

3. “Metacognitive experiences” bij Flavell komen eigenlijk overeen met wat Brown verstaat onder “metacognitieve kennis over de eigen persoon”.

4. De strategische variabelen in de taxonomie van Flavell komen volledig overeen met de metacognitieve strategieën in de taxonomie van Brown.

Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 15: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 15 van 24

Vraag 14 Mnemonics zijn gekende evidence-based instructieaanpakken die aansluiten bij het cognitivisme. Hoe onthoud je bijvoorbeeld het getal PI. Een mnemonic die je hierbij helpt is gebaseerd op een oud-Nederlandse zin: Eva o lief, o zoete hartedief, uw blauwe oogen zyn wreed bedrogen. Tel de letters in elk woord en je kent meteen een groot aantal cijfers: 3.14159265358 1. Mnemonics zijn het meest effectief wanneer ze door een instructieverantwoordelijke

worden uitgewerkt en aangeleerd. 2. In het voorbeeld hierboven wordt de acrostic-methode toegepast om een mnemonics te

creëren en te onthouden in het lange termijn geheugen. 3. Met dit soort mnemonics construeren we een nieuw schema op basis van beschikbare

informatie in het lange termijn geheugen. 4. Dit soort mnemonics is effectief omdat declaratieve kennis gekoppeld wordt aan beelden

in een schema over het getal PI. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 16: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 16 van 24

Vraag 15 Lees volgend uittreksel uit De Standaard Avond van 22 november 2014 en beoordeel vervolgens de daarop aansluitende stellingen: Hoorcolleges gaan te snel Voor bijna de helft van de eerstejaarsstudenten gaat een hoorcollege te snel. Dat zeggen Howest, CVO Kisp en de Arteveldehogeschool, die het luistergedrag en de notitievaardigheid van meer dan duizend studenten onderzochten. De helft van eerstejaarsstudenten wil graag alles noteren maar heeft daar naar eigen zeggen te weinig tijd voor. Zes op de tien studenten vinden dat het secundair onderwijs hen onvoldoende voorbereidde op de vaardigheid om tegelijk te noteren en te luisteren. ‘Jongens hebben ook meer last van een ochtendlijke start dan meisjes, die meer gehinderd worden door een koud lokaal’, zegt Kristine De Smet van Arteveldehogeschool. Studenten die noteren, blijken een stapje voor te hebben. Ze geven aan thuis minder tijd te moeten investeren om de leerstof te verwerken (58,3 procent), minder snel afgeleid te zijn tijdens de les (64 procent) en de leerstof langer te onthouden (87,1 procent). Voor 90 procent van de studenten zijn hun notities een noodzakelijke aanvulling op hun studiemateriaal. 1. Notities zijn op te vallen als externe representaties van de schema’s uit het lange termijn

geheugen. 2. Notities zijn enkel effectief onmiddellijk na een les en helpen niet voor het succesvol

afleggen van een examen op een later tijdstip. 3. Bekijken we notities dan sluiten die aan op alle kenmerken van een schema dat wordt

opgeslagen in het lange termijn geheugen. 4. Het nemen van notities garandeert het onmiddellijk elaboreren en organiseren van kennis

via het werkgeheugen. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 17: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 17 van 24

Vraag 16

Deze simulatie helpt je schakelingen te construeren en te testen via een “virtuele bouwdoos” (https://phet.colorado.edu/nl/simulation/legacy/circuit-construction-kit-dc).

Beoordeel de volgende stellingen in verband met dit soort onderwijstechnologische toepassingen.

1. Het gebruik van een dergelijke simulatie betekent niet automatisch dat er positieve leereffecten zijn. Het ontbreekt de meeste leerkrachten namelijk aan technological pedagogical content knowledge.

2. Het gebruik van een dergelijke simulatie door lerenden zorgt er voor dat kennis “enactive” wordt opgebouwd.

3. Het gebruik van een dergelijke simulatie helpt alvast algemene VOETen te bereiken zoals voorgeschreven in de eindtermen.

4. Het gebruik van een dergelijke simulatie garandeert dat leerlingen leren via de experiential learning cyclus.

Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 18: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 18 van 24

Vraag 17 Lees volgend uittreksel uit De Standaard Avond van 3 december 2014 en beoordeel vervolgens de stellingen: Provincie wil taalachterstand en kansarmoede aanpakken De provincie Limburg wil kinderen van een tot zes jaar in dertien Limburgse gemeenten beter Nederlands leren en klaarstomen voor een vlotte(re) start op school. Zo wordt de taalachterstand aangepakt en zullæen er hopelijk minder jongeren zonder diploma afzwaaien. ‘Kind en Taal’ werd gisteren afgetrapt en mag de volgende vier jaar rekenen op zes miljoen euro steun. ‘In sommige Limburgse gemeenten verlaten vier op de tien jongeren de schoolbanken zonder diploma. Taalachterstand is één van de oorzaken daarvan. Er is ook nog steeds een onderparticipatie van Limburgers aan de hogeschool of unief. (…) zegt gouverneur Herman Reynders. Hij lanceerde twee projecten, samengevoegd in de vzw ‘Kind en Taal’, op het raakvlak van kinderarmoede en taalachterstand. ‘Want die twee gaan vaak samen: door taalproblemen of een lage scholing raken gezinnen vaak niet uit die vicieuze cirkel.’ (…) Zo’n dertig professionelen en honderd vrijwilligers zullen er jonge gezinnen begeleiden. Beoordeel hierover de volgende stellingen. 1. We weten uit performance-indicatoren onderzoek dat er een direct verband bestaat

tussen SES (waarnaar wordt verwezen in dit artikel) en leerprestaties. 2. De aanpak in dit krantenartikel werkt in op actoren in de context op het microniveau van

het onderwijskundig referentiekader. 3. De provincie Limburg treedt op als de actor instructieverantwoordelijke op het

microniveau van het onderwijskundig referentiekader. 4. Taalachterstand wordt hier beschreven als een kenmerk van lerenden op het microniveau

van het onderwijskundig referentiekader. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 19: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 19 van 24

Vraag 18 Bij het beoordelen van de kwaliteit van een evaluatie kijken we naar verschillende dimensies. Lees en beoordeel hierover de volgende stellingen. 1. Wanneer leerlingen niet akkoord gaan met de opzet van een examen Aardrijkskunde

omdat het examen bestaat uit slechts één enkele vraag die ook slechts één les van het volledige schooljaar betreft, dan verwijst dit protest naar het kwaliteitscriterium validiteit bij evaluatie.

2. Wanneer een leerkracht wiskunde het volledige examen baseert op het onderdeel Matrixrekenen, dan is de recentheid van dit examen aan de orde.

3. Wanneer de evaluatie van een vak Frans enkel gebaseerd is op de beoordeling van een boekbespreking, dan staat de betrouwbaarheid van de toetsing ter discussie.

4. Wanneer een leerkracht Lichamelijke Opvoeding bij het beoordelen van de snelheid waarmee leerlingen 100 meter afleggen, zeer regelmatig de voortgang in de loopsnelheid toetst gedurende het trimester, dan versterkt deze leerkracht de validiteit van zijn evaluatie.

Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct. Vraag 19 Lees en beoordeel de volgende stellingen die op een generieke manier kijken naar “Peer Tutoring” als instructie-aanpak in het onderwijs. 1. Peer tutoring is een toepassing van de CIS-principes die naar voren geschoven worden in

het constructivisme. 2. Peer tutoring negeert de condities die voor effectief samenwerkend leren werden naar

voren geschoven in de literatuur. 3. Bij peer tutoring kunnen we een groter leereffect verwachten wanneer de tutor een

oudere leerling is. 4. Peer tutoring past – volgens een constructivistische theorie - mediation toe in de setting

van de “Zone of proximate development”. A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 20: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 20 van 24

Vraag 20 In de volgende schermafdruk zie je een (deel van een) rubric bij het vak “lichamelijke opvoeding” waarbij leerlingen beoordeeld worden over hun vaardigheid in het verspringen (http://histoforum.net/2015/rubrics.html). Beoordeel de volgende stellingen over de evaluatieaanpak bij deze complexe opdracht.

1. Rubrics tonen vooral hun nut bij formatieve evaluatie. 2. Rubrics zijn betrouwbaar en valide. 3. In het voorbeeld wordt (1) gemeten”, (2) geëvalueerd en (3) gescoord. 4. Rubrics zijn jammer genoeg niet bruikbaar bij ipsative assessment. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 21: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 21 van 24

Vraag 21 Lees volgend uittreksel uit De Standaard van 11 juli 2015 en beoordeel vervolgens de stellingen: Rijbewijs op school niet langer gratis Vanaf volgend schooljaar is de opleiding Rijbewijs Op School niet langer gratis. De Vlaamse Stichting Verkeerskunde zal 20 euro per leerling aanrekenen. De Stichting denkt niet dat veel adolescenten zullen afhaken. ‘Ze krijgen daar veel voor in de plaats’, zegt Werner De Dobbeleer van de VSV. ‘Als je op eigen houtje studeert, moet je ook 15 euro betalen voor het examen, terwijl je dat examen nu gewoon op school kan afleggen. Ook worden de leerlingen beter voorbereid, omdat ze acht tot twaalf uur les krijgen.’ De opleiding ging van start in 2008 en gaf zesdejaars in het middelbaar onderwijs de kans op school de theorie voor het rijbewijs te leren en het examen af te leggen. Van de 40.000 leerlingen die zich jaarlijks inschrijven voor het examen, slaagt 60 procent. Beoordeel de volgende stellingen in verband met de vakoverschrijdende eindtermen: 1. Het toevoegen van eindtermen rond “rijopleidingen” aan het curriculum is een typisch

voorbeeld van de invloed van de context op het macroniveau in het onderwijskundig referentiekader.

2. Kijken we naar de VOETen van het secundair onderwijs – ingevoerd in 2010 - dan sluiten leerdoelen over rijopleidingen hier naadloos op aan.

3. Het toevoegen van eindtermen rond “rijopleidingen” aan het curriculum is een typisch voorbeeld van een humanistische visie op een schoolcurriculum.

4. Het krantenuittreksel situeert de discussie over leren rijden in de context van het onderwijs op het microniveau van het onderwijskundig referentiekader.

Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 22: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 22 van 24

Vraag 22 Lees volgend uittreksel uit het recente rapport over de PISA 2012 resultaten (http://www.pisa.ugent.be/uploads/assets/103/1387279942103-Brochure_finaal.pdf, p.12). en beoordeel naar aanleiding van het artikel en de overige info over PISA vervolgens de stellingen.

1. Performance indicatorenstudies zoals PISA zijn een typisch voorbeeld van centrale

toetsing, maar dan opgezet vanuit een internationaal perspectief. 2. De toetsing opgezet in het kader van het PISA onderzoek is een vorm van norm-

gebaseerde toetsing. 3. In het PISA-onderzoek, als schoolvoorbeeld van performance indicatoren onderzoek -

gaat men verder dan de “O” in het CIPO-model. 4. Het PISA-onderzoek is in de Vlaamse context een schoolvoorbeeld van summatieve

performance gerichte toetsing. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 23: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 23 van 24

Vraag 23 Lees dit kort fragment uit een recent doorlichtingsverslag van een school in Brussel (http://data-onderwijs.vlaanderen.be/onderwijsaanbod/adres.aspx?sn=45922). Beoordeel vervolgens de stellingen.

1. In een doorlichting kijkt de inspectie alleen of scholen er in slagen dat zij bij de leerlingen

de eindtermen bereiken. 2. Een doorlichting wordt in het Vlaamse onderwijs opgezet op het meso- en het

microniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De tekst in het uittreksel gaat in op alle processen en variabelen in het CIPO model

centraal staan. 4. De doorlichtingen koppelen verantwoordingsplicht van scholen aan de grote autonomie

die ze krijgen in de Vlaamse onderwijscontext. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 24: ex OWK 1415 Z2...2. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. De katholieke onderwijskoepel

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

20 augustus 2015 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 24 van 24

Even nadenken?

• Heb je bij alle vragen voldoende nagedacht over de kennisbasis bij kernbegrippen,

theorieën en voorbeelden?

• Heb je eventueel die kennisbasis wat gereconstrueerd aan de hand van schema’s of tabellen in dit antwoordboekje?

• Heb je het juiste antwoord overgebracht op het roze scoreformulier? Bij ALLE vragen?

• Heb je ALLES ook in het net overgeschreven in de tweede kolom van je roze scoreformulier?

• Ben je niet vergeten op elk blad je studentennummer in te vullen?