ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009...

28
Studentennummer: ………………………………… Naam: ………………………………………… 28 augustus 2013 - Examen 2 de zittijd – Onderwijskunde p. 1 van 37 Examen Onderwijskunde Academiejaar 2012-2013 28 augustus 2013 - 2 de zittijd Lees het volgende vóór je start met het oplossen van de vragen: Dit examen voor de tweede zittijd bevat enkele vragen die gebaseerd zijn op de casuspositief uit het examen van de eerste zittijd. Let op. Bij deze vragen zijn de stellingen wel veranderd! Plaats op elk blad van deze examenbundel je naam en studentennummer! Heb je dat ook gedaan op je roze scoreformulier? Het permutatienummer (versienummer van het examen) wordt door ons ingevuld. Bij elke vraag is slechts één antwoordalternatief juist. Het aanduiden van een juist alternatief levert een positieve score op. Er wordt geen giscorrectie toegepast. Ongeveer de helft van de vragen peilt naar je beheersing op het weet- en inzichtsniveau. De andere helft peilt vooral de beheersing van de cursus op het toepassingsniveau. Let op met de stellingen. Ze zijn waar of onwaar. Gebruik de informatie uit de stellingen dus niet ondoordacht bij het beantwoorden van vorige of volgende vragen. Succes!

Transcript of ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009...

Page 1: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 1 van 37

Examen Onderwijskunde Academiejaar 2012-2013 28 augustus 2013 - 2de zittijd Lees het volgende vóór je start met het oplossen van de vragen:

• Dit examen voor de tweede zittijd bevat enkele vragen die gebaseerd zijn op de

casuspositief uit het examen van de eerste zittijd. Let op. Bij deze vragen zijn de stellingen wel veranderd!

• Plaats op elk blad van deze examenbundel je naam en studentennummer! • Heb je dat ook gedaan op je roze scoreformulier? • Het permutatienummer (versienummer van het examen) wordt door ons ingevuld. • Bij elke vraag is slechts één antwoordalternatief juist. • Het aanduiden van een juist alternatief levert een positieve score op. • Er wordt geen giscorrectie toegepast. • Ongeveer de helft van de vragen peilt naar je beheersing op het weet- en inzichtsniveau. De

andere helft peilt vooral de beheersing van de cursus op het toepassingsniveau. • Let op met de stellingen. Ze zijn waar of onwaar. Gebruik de informatie uit de stellingen dus

niet ondoordacht bij het beantwoorden van vorige of volgende vragen. • Succes!

Page 2: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 2 van 37

Vraag 1

Lees volgend uittreksel uit De Standaard van vrijdag 23 augustus 2013 en beoordeel vervolgens de stellingen.

Antwerpse onderwijsschepen nuanceert 'ruzie' met minister Smet

De Antwerpse onderwijsschepen Claude Marinower (Open Vld) ontkent dat hij niet meer wil antwoorden op de vragen van minister van Onderwijs Pascal Smet (sp.a). Gazet Van Antwerpen schreef vrijdag dat Marinower niet meer wil antwoorden tot er duidelijkheid is over het geld om het capaciteitstekort weg te werken.

De schepen ontkent gezegd te hebben dat hij op herhaaldelijke vragen aan de minister geen antwoord kreeg. Wel geeft Marinower aan dat er door de lokale taskforce nog geen standpunt wordt ingenomen over te realiseren projecten in 2014.

Dat gebeurt pas als duidelijk wordt of van het toegekende bedrag van 18,5 miljoen euro een deel moet gevrijwaard worden voor het terugbetalen aan de stad Antwerpen van projecten die door haar geprefinancierd werden.

Beoordeel in verband met dit artikel de volgende stellingen: 1. Het capaciteitstekort waarvan sprake in het artikel, is een verwijzing naar een probleem in de

organisatie op het microniveau in het onderwijskundig referentiekader. 2. De Antwerpse schepen van Onderwijs is een actor op mesoniveau in het onderwijskundig

referentiekader. 3. De Antwerpse schepen van Onderwijs is een actor in de context op het macroniveau van het

onderwijskundig referentiekader. 4. De onderwijsprojecten van het Stad Antwerpen zijn projecten opgezet op het macroniveau

van het onderwijssysteem in het onderwijskundig referentiekader. Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 3: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 3 van 37

Vraag 2 Lees volgend artikel uit De Standaard van zaterdag 24 augustus 2013 en beoordeel vervolgens de stellingen.

KHLim richt huis in voor Buso-leerlingen

Het departement Lerarenopleiding van de KHLim richt samen met tien scholen voor buitengewoon secundair onderwijs (Buso) een huis in Hasselt in als school.

De Katholieke Hogeschool Limburg (KHLim) zal een rijhuis, net naast het departement Lerarenopleiding, in Hasselt ter beschikking stellen van het Team Nieuwe Kansengeven (NKG). Dat is een gezamenlijk initiatief van de Limburgse Buso-scholen. De bedoeling van het huis is om jongeren die het moeilijk hebben in het buitengewoon onderwijs, extra kansen te geven om tijdens hun time out-periode toch school te kunnen lopen.

‘Het concept time out bestaat al langer in het onderwijs’, zegt Kris–tof Das, coördinator Onderzoek en Dienstverlening aan de KHLim. ‘Het heeft de bedoeling om leerlingen die problemen hebben, gedemotiveerd zijn of moeilijkheden veroorzaken op school door allerlei factoren, weer op de schoolbanken te krijgen. Ze worden na uitvoerig overleg enkele weken uit de school gehaald en apart begeleid, met als doel hen opnieuw te motiveren. Het is een middel om vroegtijdige schooluitval tegen te gaan. Bij het buitengewoon onderwijs werd het echter niet genoeg toegepast. Daarom werd het NKG opgericht. Er wordt op maat van de leerling een werkplek gezocht, zodat de jongere praktijkervaring kan opdoen buiten de school. Na zo'n time out kan de leerling weer terecht in de thuisschool.’

Beoordeel in verband met dit artikel de volgende stellingen: 1. Het Team Nieuwe Kansengeven (NKG) functioneert hier op het microniveau van de

organisatie in het onderwijskundig referentiekader. 2. De time-out aanpak is een aspect van het didactisch handelen – met een specifieke

organisatie - op het macroniveau in het onderwijskundig referentiekader. 3. Het KHLim is een actor in de context van het onderwijs op het macroniveau van het

onderwijskundig referentiekader. 4. Het NKG-initiatief wordt volledig opgezet in de context van het onderwijs en dit op het

macroniveau in het onderwijskundig referentiekader. Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 4: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 4 van 37

Vraag 3 Lees volgend uittreksel uit De Standaard van 22 augustus 2013 en beoordeel vervolgens de stellingen. 1.389 spijbelaars moeten schooltoelage teruggeven Het aantal spijbelaars blijft toenemen. 1.389 gezinnen moeten de schooltoelage van hun spijbelende zoon of dochter terugbetalen. Dat zijn er driemaal meer dan vijf jaar geleden. Het departement Onderwijs vordert studietoelagen terug als leerlingen te veel afwezig blijven. Voor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende leerlingen in het middelbaar onderwijs. Vanaf dat jaar konden ook kleuters en lagereschoolkinderen een schooltoelage aanvragen, maar dan moeten ze ook voldoende dagen aanwezig zijn. Dat is niet altijd het geval. Prompt stegen de terugvorderingen voor het schooljaar 2009-2010 tot bijna 900. Een jaar later breekt het cijfer al door de grens van 1.000 en het ziet er naar uit dat er voor het schooljaar 2011-2012 liefst 1.389 terugvorderingen zullen gebeuren. Die brieven zijn nog niet verstuurd. De cijfers moeten worden afgewogen op een jaarlijks totaal van 320.000 à 330.000 toekenningen van schooltoelages. Beoordeel in verband met dit artikeluittreksel de volgende stellingen: 1. De schooltoelage is een aspect van de organisatie in de context van het onderwijskundig

referentiekader. 2. Studietoelagen zijn gekoppeld aan kenmerken van de lerenden in het referentiekader. 3. Ouders worden hier besproken op het microniveau in het referentiekader. 4. De toename van het aantal spijbelaars wordt hier behandeld als een probleem op het

microniveau van het onderwijskundig referentiekader. Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 5: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 5 van 37

Vraag 4 Lees volgend uittreksel uit De Standaard van donderdag 22 augustus 2013 en beoordeel vervolgens de stellingen. Leerkrachten discrimineren ook Allochtonen blijven vaak zitten omdat ze allochtoon zijn. Dat zegt de Gentse onderzoeker Stijn Baert in zijn doctoraat. Marokkaanse en Turkse jongeren blijven vaker zitten dan Vlaamse jongeren en dat ligt alleen aan etnische factoren, het allochtoon zijn dus, zegt Baert. ‘Het gaat om de jongeren zelf: zij gaan liever sneller werken in plaats van te investeren in onderwijs, onder meer omdat ze denken op de arbeidsmarkt toch geen kans te maken en gediscrimineerd te worden. Maar het ligt ook aan factoren buiten de jongeren: omdat ze gediscrimineerd worden of ongelijk behandeld worden door leerkrachten’, aldus Baert. ‘Dat verbaast mij niks’, zegt Naima Charkaoui, directeur van het Minderhedenforum. ‘Racisme zit ook in de leraarskamer. Het is een groot taboe en ik heb het al vaker willen aankaarten, maar ik kan er nergens mee terecht. Wij horen regelmatig van ouders: de leraar gelooft niet in mijn kind, de lerares wil mijn kind geen kans geven. Er zijn leerkrachten met vooroordelen en sommigen zijn ronduit racistisch. Het is belangrijk dat directies dat toegeven en er een beleid rond voeren.’ Het is volgens Charkaoui ook niet onlogisch dat de jongeren zelf niet veel energie willen steken in onderwijs en gedemotiveerd raken. ‘Het is een manier om met de harde werkelijkheid om te gaan: de vooroordelen van leerkrachten, de discriminatie op de arbeidsmarkt. En de ouders weten ook niet hoe ze hun kinderen weerbaar moeten maken.’ De taal die de jongeren thuis spreken, speelt volgens het onderzoek geen significante rol bij het blijven zitten. ‘Wij zeggen al lang dat de thuistaal uit het verdomhoekje moet, maar het onderwijs luistert niet. Pedagogen weten al lang dat tweetaligheid geen negatieve impact heeft op de schoolprestaties. Wel dat die kinderen daarvoor met de vinger worden gewezen. Lees en beoordeel over dit krantenartikel de volgende stellingen: 1. Het Minderhedenforum is een actor in de context op het macroniveau van het onderwijskundig

referentiekader. 2. De etnische achtergrond van leerlingen is terug te voeren tot de context op het macroniveau

van het onderwijskundig referentiekader. 3. Leerkrachten met vooroordelen worden hier besproken op het mesoniveau van het

onderwijskundig referentiekader. 4. De hier besproken thuistaal is een aspect van de organisatie van het onderwijs op het

microniveau in het onderwijskundig referentiekader. Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 6: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 6 van 37

Vraag 5 Lees volgend uittreksel uit De Standaard van 21 augustus 2013 en beoordeel vervolgens de stellingen. Smet wil ouders en leerkrachten maximaal betrekken bij onderwijshervorming

Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet (sp.a) is van plan ouders en leerkrachten vanaf de start van het nieuwe schooljaar goed in te lichten over de hervorming van het secundair onderwijs, waarover de Vlaamse regering enkele maanden geleden een akkoord bereikte. Smet reageert daarmee op de enquête van het weekblad Knack, waaruit blijkt dat een groot deel van de ouders en leerkrachten die hervorming niet steunt. Van de 1.004 ondervraagde leerkrachten noemt bijna één leerkracht op de drie zich een virulent tegenstander van de hervorming. In het algemeen secundair onderwijs ligt de tegenstand zelfs op meer dan 85 procent. Volgens 59,5 procent van de leerkrachten heeft het secundair onderwijs überhaupt geen nood aan een grondige inhoudelijke hervorming. Bij de bijna 600 ondervraagde ouders is 65 procent tegen. Gevraagd om een reactie van de minister verwees zijn woordvoerster naar de verklaringen van Smet tijdens het VTM Nieuws. Daar wees de sp.a-minister op het belang van ouders en leerkrachten goed in te lichten, wat volgens hem bij de start van het schooljaar zal gebeuren. De maanden en jaren nadien moet de hervorming in de praktijk worden omgezet. “Daar zullen leerkrachten en ouders maximaal bij betrokken worden”, verzekerde Smet. 1. Betrokkenheid van leerkrachten en ouders is hier een aspect van de organisatie op het

macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 2. De hervorming van het secundair onderwijs gaat enkel over de organisatie van het onderwijs

op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 3. Het VTM nieuws treedt hier op als een actor op microniveau van het onderwijskundig

referentiekader. 4. De enquête van Knack is een fenomeen in de context op het microniveau van het

onderwijskundig referentiekader. Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 7: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 7 van 37

Vraag 6 Lees volgend uittreksel uit De Morgen van zaterdag 24 augustus 2013 en beoordeel vervolgens de stellingen. Exact 3.587 kandidaten voor toelatingsproef (tand)arts

Voor het toelatingsexamen voor arts en tandarts dat de Vlaamse Gemeenschap volgende week dinsdag (27 augustus) op de Heizel in Brussel organiseert, hebben zich 3.587 kandidaten ingeschreven. Dat is vergelijkbaar met de inschrijvingen van augustus 2012 (3.508), terwijl het aantal deelnemers in juli jaarlijks blijft toenemen, zo heeft de examencommissie vandaag meegedeeld. Het examen vindt tweemaal per jaar plaats, in juli en augustus. Verwacht wordt dat ongeveer 90 procent van de kandidaten effectief zal deelnemen aan het examen. Iets meer dan 43 procent neemt voor de eerste maal deel en ongeveer 20 procent van de kandidaten komt uit Nederland. Eén op zes uit vijfde jaar middelbaar Opnieuw nemen veel studenten uit het vijfde jaar van het secundair onderwijs deel aan de proef. Van de Belgische deelnemers (2.933) komt ongeveer één op de zes uit het vijfde jaar. Professor Bernard Himpens, de voorzitter van de examencommissie, wijst erop dat hun slaagkans "uiterst gering" is en dat ze volgens een besluit van de Vlaamse regering "een ongeldig toelatingsexamen" afleggen. 1. Het toelatingsexamen arts heeft een plaats in de organisatie van het onderwijs op het

macroniveau van het onderwijskundig referentiekader. 2. Het toelatingsexamen arts is een aspect van het didactisch handelen op het macroniveau van

het onderwijskundig referentiekader. 3. De functie van dit toelatingsexamen is gericht op formatieve toetsing op. 4. De functie van dit toelatingsexamen is gericht op de summatieve toetsing op het einde van

het secundair onderwijs. Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 8: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 8 van 37

Vraag 7 Lees volgend uittreksel uit De Morgen van 1 juli 2013 en beoordeel vervolgens de stellingen. 1.200 studenten doen mee aan ijkingstoets wetenschappen De universiteiten van Antwerpen, Brussel, Gent en Leuven organiseerden vandaag een ijkingstoets voor zesdejaars die een opleiding exacte wetenschappen willen aanvatten. Daaraan namen goed 1.200 studenten deel. "In totaal waren er 1.226 ingeschreven, en in de zalen die ik bezocht heb waren maar een paar afwezigen", zegt de Leuvense professor Joos Vandewalle. De Leuvense universiteit organiseerde vorig jaar al een eerste toets, en dit jaar werden ook de andere universiteiten uitgenodigd mee te werken. Alle universiteiten, behalve de Hasseltse, bieden dit jaar voor verschillende richtingen een toets aan. Die toets is geen oriënteringstoets, maar een ijkingstoets. "Veruit de meesten weten al welke richting ze gaan studeren, maar willen met deze toets nagaan of ze het niveau zullen aankunnen", zegt Vandewalle. Verplichte ijkingsproef De ijkingstoets is vrijblijvend. "Het lijkt ons geen goed idee om het model van de toelatingsproef geneeskunde te volgen", zegt Vandewalle. Dat is ook hoe Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet (sp.a) het ziet. Hij wil een verplichte ijkingsproef invoeren , die echter niet-bindend is. Daarover bereikte de minister vorige week een principeakkoord met de hoofden van het secundair en het hoger onderwijs in Vlaanderen. Een timing daarvoor is er echter nog niet. Op 16 september volgt een tweede toets. Studenten kunnen dan een tweede poging wagen, of een toets voor een andere opleiding proberen afleggen. 1. De ijkingsproef wetenschappen wordt hier ingevoerd op het mesoniveau in het

onderwijskundig referentiekader. 2. Vandewalle treedt op als een actor op het microniveau in het onderwijskundig referentiekader. 3. Ijkingstoetsen zullen – volgens Pascal Smet – een onderdeel worden van de organisatie van

het onderwijs op het mesoniveau in het onderwijskundig referentiekader. 4. De toelatingsproef waarvan sprake in de tekst is een element van het didactisch handelen op

het mesoniveau in het onderwijskundig referentiekader. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 9: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 9 van 37

Vraag 8 Je vindt bij vrijwel alle behavioristische auteurs de associatiewetten onder een of andere vorm terug. Lees en beoordeel de volgende voorbeelden en beoordeel in welke mate de verwijzing naar een concrete associatiewet juist is. 1. Wanneer een leraar Aardrijkskunde, secundair onderwijs, in zijn les over regels lengte- en

breedtegraden op een wereldbol, verwijst naar de kruisende lijnen op een schaakbord om een schaakpositie aan te duiden, dan past hij het principe van de gelijkheid toe.

2. Een lesgever brengt een mnemonic aan voor het begrip “contingency”. Hij suggereert te denken aan een “kosmonaut”, wat naar “ruimte” verwijst en naar “continu” wat naar tijd verwijst, dan past hij het principe van de contiguïteit toe.

3. Bij de oplossing van een scheikundige reactie met gas verwijst de leerkracht naar een arbeidsongeval met een goederentrein die gassen vervoert. Dit is een toepassing van het principe van de contiguïteit.

4. Bij het bespreken van de schrijfwijze van een Frans woord verwijst een stagiair naar de schrijfwijze van een gelijkaardig werkwoord. We herkennen hier het principe van de contrasten.

Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 10: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 10 van 37

Vraag 9 Examens en toetsen zijn een klassieke component van het didactisch handelen. Vanuit het onderwijskundig referentiekader is aangetoond dat afhankelijk van de visie op leren en instructie er andere keuzes gemaakt worden voor de centrale processen en variabelen. We focussen in deze vraag op de plaats van toetsing. Lees en beoordeel de volgende stellingen die de link met de visie op leren en instructie verkennen.

1. Feedback geven – zoals geconcipieerd door Hattie & Timperley – sluit aan op principes van

operante conditioneren. 2. Een klassiek eindexamen wordt door slechts één visie op leren en instructie ondersteund. 3. Een eindexamen sluit aan op het feedbackmodel van Hattie & Timperley omdat het zorgt

voor de noodzakelijke feed up. 4. Eindexamens geven kansen om de drie feedbackperspectieven te bereiken: feed back, up

and forward. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 11: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 11 van 37

Vraag 10 Thorndike – als één van de voorlopers van het behaviorisme - definieerde een aantal wetten die helpen verklaren waarom leren wordt bevorderd. Er is soms een duidelijke relatie tussen deze wetten en de visie van Skinner op leren. Beoordeel de volgende stellingen over deze twee behavioristische auteurs. 1. De “Law of Effect” – zoals geconcpieerd door Thorndike - is een onderdeel van “shaping“ bij

Skinner. 2. De “antecedenten” zoals Skinner die definieert, sluiten aan bij “Associative shifting” van

Thorndike. 3. “Shaping” zoals gedefinieerd door Skinner, is hetzelfde als “Associative shifting” bij Thorndike. 4. Associative Shifting” - volgens Thorndike – bouwt enkel verder op de “Law of Exercise”. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct. Vraag 11 Skinner is met zijn ideeën over leren en onderwijzen soms moderner dan heel wat hedendaagse auteurs. Heel wat moderne aanpakken zijn nieuwe wijn in oude zakken. Lees en beoordeel de volgende stellingen over de theoretische opvattingen van Skinner. 1 Skinner ziet “Chaining” als een instructieaanpak waarbij complex eindgedrag bereikt wordt

door deelstapjes aan elkaar te rijgen. 2 De werking van “shaping” is te verklaren door het stapsgewijs aanpassen van de stimulus om

zo uiteindelijk het complexe gewenste gedrag te bereiken. 3 Een individuele toets met open vragen die enkele lessen later samen met de leerlingen wordt

verbeterd, is een voorbeeld van “contingencies of reinforcement”. 4 Wanneer je fouten maakt bij het oplossen van een tweedegraads vergelijking, is dat volgens

Skinner geen probleem. De essentie is dat er bekrachtiging moet volgen op het gedrag. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 12: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 12 van 37

Vraag 12 Leerdoelen formuleren is een kritische vaardigheid voor leerkrachten. Ook Hattie (2009) benadrukt dat het helder formuleren van leerdoelen een meerwaarde heeft en een rechtstreeks – positief - effect op de leerprestaties. Leerdoelen worden vandaag-de-dag op een zeer operationele manier geformuleerd. In de volgende stellingen wordt telkens één leerdoel aangegeven. Daarbij wordt elk leerdoel ook geordend volgens de taxonomie van Bloom. Beoordeel de stellingen en haal de enige juiste typering van een leerdoel er uit. 1. Het schrijven van een nieuw gedicht, met het gedicht “Bagger” van Tom Lanoye als model.

Dit verwijst naar het TOEPASSEN van een PROCEDURE. 2. Het reconstrueren van de mechaniek van een klok aan de hand van een bouwdoos (bv.

Meccano). Dit verwijst naar het EVALUEREN van PROCEDURE.

3. Het bespreken van een simulatie van de optische effecten bij het gebruik van lenzen. Dit verwijst naar het zich ANALYSEREN van een CONCEPT

4. Het relateren van de bankencrisis aan de ineenstorting van de prijzen van woningen. Dit verwijst naar het BEGRIJPEN van FEITEN.

Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct. Vraag 13 Zoals beloofd, zijn er twee vragen opgenomen in het examen over de taxonomie van leerdoelen (Bloom). Beoordeel opnieuw de stellingen en selecteer de enige juiste typering van het leerdoel. 1. Een recensie schrijven bij het nieuwe boek van Stefan Hertmans: “Oorlog en terpentijn”.

Dit verwijst naar het EVALUEREN van FEITEN. 2. Het omvormen van het toneelstuk “De komedianten” van Hugo Claus tot een schilderij.

Dit verwijst naar het CREËREN van CONCEPTEN. 3. Een planning uitwerken voor het verbeteren van het tempo bij het uitvoeren van een concerto.

Dit verwijst naar BEGRIJPEN van een CONCEPTEN. 4. De kaloriewaarden van ingrediënten in voeding in rekening bij het uitbalanceren van een dieet

voor nierpatiënten. Dit verwijst naar het zich TOEPASSEN van FEITEN

Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 13: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 13 van 37

Vraag 14 Feedback is volgens Hattie (2009) één van de meest effectieve instructieaanpakken om schoolprestaties te verbeteren. Hij lag - samen met Timperley – aan de basis van het uitwerken van een nieuw feedbackmodel (2007). Beoordeel hierover de volgende stellingen. 1. Correctieve feedback moet beperkt blijven tot de taakuitvoering (het proces). 2. Volgens Timperley en Hattie moet feedback altijd gebaseerd worden op de gescoorde

antwoorden van toetsen of examens. 3. “Bekrachtigen” an sich is volgens Timperley en Hattie geen voldoende basis om

leerprestaties te verbeteren. 4. Feedback kan gericht zijn op verschillende zaken (bv. product, proces, regulatie, …). Uit

onderzoek blijkt dat feedback gericht op de zelfregulatie van de student, het meest effectief is. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct. Vraag 15 Elke theorie over leren en instructie vertrekt vanuit centrale assumpties. Dit is ook zo bij het cognitivisme. De volgende stellingen zijn gebaseerd op interpretaties van deze assumpties; met name deze met betrekking tot het informatieverwerkend model. Beoordeel deze stellingen. 1. Informatieverwerking gebeurt in interactie met kennis; daarbij is interactie met andere

lerenden essentieel. 2. Reeds aanwezige informatie in de geheugens beïnvloedt de manier waarop nieuwe informatie

via de zintuigen wordt opgepikt en verwerkt. 3. Na het verwerken van de informatie wordt deze informatie in één van de vele verschillende

geheugens opgeslagen. 4. De taakomgeving speelt geen rol bij de feitelijke verwerking van informatie volgens het

informatieverwerkend model. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 14: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 14 van 37

Vraag 16 Bij het cognitivisme werden een reeks evidence-based instructieaanpakken besproken. Eén succesvolle aanpak is het gebruik van “mnemonics”. Zo zie je hieronder een typische mnemonic die je helpt bij het onthouden van de namen van alle grote meren in het Noorden van de Verenigde Staten.

De volgende stellingen beoordelen de aanpak via mnemonics volgens de cognitivistische visie op leren en instructie. 1. Mnemonics zijn enkel succesvol wanneer ze door de instructieverantwoordelijke worden

uitgewerkt; dit vergemakkelijkt hun verwerking en opslag in het geheugen. 2. Wanneer lerenden deze mnemonic toepassen ontstaat in hun geheugen een volledig nieuw

schema dat los van andere kennis kan worden opgeslagen. 3. Het voorbeeld is een typisch voorbeeld van de acrostic-methode om nieuwe kennis beter te

kunnen onthouden in het geheugen. 4. De effectiviteit van deze mnemonic is gebaseerd op het leggen van relaties tussen het

gekende woord “homes” en nieuwe informatie in het lange termijn geheugen. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 15: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 15 van 37

Vraag 17 Wandplaten - zoals het historische voorbeeld hieronder over de “lijfeigenen” - zijn ook in innovatieve visies op leren en instructie opnieuw een succes geworden. Maar de nieuwe versies geven aan lerenden en instructieverantwoordelijke een interactief beeld waarmee gebruikers aan de slag kunnen (inzoomen, verschuiven, doorklikken, …).

http://biologiepagina.nl/Wandplaten/Planten/BLOEM%20EN%20BLOEIWIJZE.JPG

Beoordeel - vanuit een cognitivistische visie op leren en instructie - de volgende stellingen over instructie die terug valt op het gebruik van dit soort – interactieve - wandplaten: 1. Wandplaten zijn effectief omdat ze helpen een externe kennisrepresentatie direct als een

interne kennisrepresentatie op te slaan in het lange termijn geheugen. 2. Wandplaten zijn een directe vertaling van het concept “scripts” die lerenden gebruiken om de

schema-opbouw in het lange termijn geheugen te ondersteunen. 3. Interactieve wandplaten ondersteunen de schemavorming omdat ze non-linguïstische

representaties (NLR - “beelden”) aanbieden (beelden, aanraken, verschuiven, …) die mee opgeslagen in het lange termijn geheugen.

4. De kern van de effectiviteit van wandplaten is dat helpen “gelijkenissen en verschillen” te onderkennen bij de schemaopbouw over de specifieke kennis (hier “lijfeigenen”).

Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 16: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 16 van 37

Vraag 18 Op de foto hieronder zie je studenten die éérst - individueel - een complexe tekst hebben doorgenomen en voor hun tekstdeel een mindmap hebben getekend. Vervolgens integreren alle studenten hun mindmap in één samenhangende mindmap. Om beurt lichten ze dan hun mindmaponderdeel toe naar de andere studenten toe.

Beoordeel de volgende stellingen over deze instructie-aanpak vanuit de theoretische basis bij de cognitivistische visie op leren en instructie. 1. Het uitwerken van een mindmap ondersteunt de phonological loop in het werkgeheugen bij

het verwerken van complexe kennis en het opslaan in het lange termijn geheugen. 2. Een individueel uitgewerkte mindmap is een “frame” dat de opbouw van schema’s in het

werkgeheugen ondersteunt. 3. De verwachting is dat leerlingen die aan de slag gaan met de mindmap minder “extreneous

cognitive load” ervaren. 4. De mindmap is een directe weergave van de “interne representatie” van kennis zoals die is

opgeslagen in het lange termijn geheugen. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 17: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 17 van 37

Vraag 19 Het begrip “schema” staat centraal bij de opbouw en ontwikkeling van kennis in de cognitivistische visie op leren en instructie. Beoordeel hierover de volgende stellingen. 1. Schema’s blijven beperkt tot de ondersteuning van opbouw en opslag van declaratieve

kennis. 2. “Scripts” zijn actief bij de opbouw van schema’s voor procedurele kennis. 3. Schema’s hebben een context, wat verwijst naar de blijvende en beperkende band tussen

een schema en een initiële ervaringscontext. 4. “Personal theories” kunnen leiden tot misconceptions omdat deze laatste terug kunnen

vallen op foutieve scripts om complexe kennis te verwerken. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct. Vraag 20 Wanneer leerlingen zelf “vragen uitwerken” om zich te bevragen bij het verwerken van een stuk complexe leerstof over de werking van neuronen, dan passen ze een evidence-based instructiestrategie toe die aansluit bij de cognitivistische visie op leren en instructie (zie bv. Hattie, 2009). Je kan de vragen ordenen naar de taxonomie van Bloom. Meteen geeft dit aan dat vragen verschillen in de mate dat ze een effect hebben op kennisverwerking. Om lerenden te ondersteunen, worden dikwijls starters aangeboden; voorbeelden: Zoek verbetering van... Bedenk... Verzin... Wat denk je dat... Geef motieven... Geef mogelijke oorzaken... Vind aanwijzingen ter ondersteuning van ... Beoordeel in relatie tot deze aanpak de volgende stellingen: 1. Het is beter dat de leerkracht vragen aanbiedt dan dat lerenden ze zelf uitwerken omdat dan

meer garanties bestaan dat lerenden kennis elaboreren en organiseren. 2. Werken met “starters” garandeert dat lerenden gemakkelijker de juiste kennis ophalen uit het

lange termijn geheugen om de vraag direct te beantwoorden. 3. Zelf vragen uitwerken op basis van starters, dwingt lerenden schema’s op te halen uit het

lange termijn geheugen en deze in het werkgeheugen te (her)organiseren. 4. Het voordeel van “starters” is dat lerenden minder terug moeten vallen op hun voorkennis in

het lange termijn geheugen. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 18: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 18 van 37

Vraag 21 In de foto hieronder zie je hoe lerenden een complexe tekst over de aanpak van “kinderen met autisme”. Ze hebben eerst een introductietekst gelezen en leggen vervolgens uitgeknipte woorden op de juiste plaats in voorgestructureerd leeg schema.

Beoordeel de volgende stellingen die deze – veel gebruikte - aanpak situeren binnen een cognitivistische aanpak van leren en instructie: 1. De aanpak werkt omdat het lege schema de extreneous cognitive load verlaagt. 2. De aanpak werkt omdat ze de organisatie bevordert van complexe kennis in het

werkgeheugen. 3. Deze aanpak verrijkt het schemabegrip met beelden bij de opslag in het werkgeheugen. 4. Het is beter dat lerenden – vanaf het begin - zelf ook het lege schema opbouwen en

weergeven. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 19: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 19 van 37

Vraag 22 Voor wiskunde bestaan tal van simulatiepakketten om basisconcepten, theorieën en principes te illustreren en uit te testen. In het voorbeeld hieronder, kan je door meetkundige figuren te manipuleren, de stelling van Pythagoras “bewijzen” (http://www.rhombus.be/contents/nl/d462.html).

Beoordeel de volgende stellingen bij het gebruik van dergelijke simulaties: 1. Het manipuleren van de vierhoeken op het scherm bouwt verder op het werken met symbolic

en enactive representations. 2. Het manipuleren van de vierhoeken op het scherm betekent dat men werkt met iconic

representations. 3. Het manipuleren van de vierhoeken op het scherm is gelijk aan het werken met enactive

representations. 4. Het manipuleren van de vierhoeken op het scherm staat voor het werken met symbolic

representations. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 20: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 20 van 37

Vraag 23 “Collaborative learning” staat als een zeer effectieve instructieaanpak voorop in het overzichtswerk van Hattie (2009). In onderstaande foto zijn een groep lerenden van een Amerikaanse secundaire school aan de slag met het bouwen van een robot in samenwerking met experten van de NASA. De leerklingen bouwen zelf hun robot die ze voor ogen hebben. De NASA experten staan ter beschikking om - wanneer gevraagd – basiskennis en procedures aan te brengen. Beoordeel de volgende stellingen die samenwerkend leren benaderen vanuit de constructivistische visies op leren en instructie.

http://www.nasa.gov/centers/dryden/education/hs_robotics_team_unveils.html#.Uhs_eryX1p0

1. De experten van de NASA bevinden zich – volgens Vygotsky - in de “zone van naaste

ontwikkeling”. 2. Bij het bouwen van de robot zullen we veel “social speech” observeren: lerenden zeggen

luidop wat ze denken. Dit heeft als voordeel dat andere lerenden deze kennis direct kunnen internaliseren.

3. De lerenden gebruiken allerhande tools bij het ontwikkelen van de robot. Dit verwijst naar de technische hulpmiddelen zoals schroevendraaiers, tangen, klemmen, enz.

4. Bij het bouwen van deze robot staat interactie centraal. Bruner benadrukt bij dit begrip dat het niet alleen gaat om interactie tussen lerenden, maar ook om interactie met (kennis)objecten.

Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 21: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 21 van 37

Vraag 24 Met de onderstaande simulatie “Middeleeuwse handelaren” ga je aan de slag als handelaar en ervaar je de voor- en nadelen van handel voeren in en buiten de Hanze steden en dit in de 14de eeuw. Op de schermafdruk zie je de Duitse havenstad Lübeck die je thuishaven is. Afhankelijk van je strategie bij het kopen en verkopen, smeden van allianties, vermijden van concurrerende steden, kiezen van de meest lucratieve handel, omzeilen van kaperaanvallen, … kan je eindigen als schatrijke handelaar of eindig je in de kerkers van je schuldeisers. De vraag is hoe het spelen (leren) met deze simulatie aansluit bij de “experiential learning” cyclus van Kolb. https://itunes.apple.com/nl/app/medieval-merchants-historical/id588289374?mt=12

Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven: 1. In de summiere beschrijving kunnen we afleiden dat alle vier de stappen bij de

ervaringscyclus kunnen doorlopen worden. 2. De summiere beschrijving van het gebruik van de simulatie weerspiegelt de

experimenteerfase en de ervaringsfase in de ervaringscyclus. 3. De summiere beschrijving van het gebruik van de simulatie weerspiegelt de reflectiefase uit

de ervaringscyclus. 4. De summiere beschrijving van het gebruik van de simulatie weerspiegelt de abstracte fase in

de ervaringscyclus. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 22: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 22 van 37

Vraag 25 Een zeer succesvolle constructivistische toepassingen in het secundair onderwijs, is – wereldwijd - student tutoring. In de afbeelding hieronder zie je een toepassing ervan in een Amerikaanse school (Napa Valley College) bij het opvangen van leerachterstand bij leerlingen. Studenten kunnen voor alle mogelijke situaties tutoring aanvragen. Succesvol in deze school is de “drop-in tutoring” waarbij leerlingen met achterstand – vrijwel zonder afspraak aan de slag kunnen met een oudere medeleerling uit dezelfde school. Student tutoring gebeurt meestal in een één–op-één relatie of in een klein groepje.

http://www.napavalley.edu/STUDENTSERVICES/WORKABILITYIII/Pages/AcademicSupportServices.aspx Student tutoring is uitgewerkt als een vorm van samenwerkend leren waarbij studenten lerenden uit het secundair onderwijs helpen bij de verwerking van de leerstof. Beoordeel over deze constructivistische instructieaanpak de volgende stellingen. 1. Student tutoring is succesvol wanneer het voldoende ondersteund wordt met curriculum

scripts. 2. Onderzoek toont aan dat Student tutoring wel effect heeft, maar eigenlijk enkel op de attitudes

van lerenden. 3. De student tutoring zal enkel werken wanneer de tutor het volledige proces zelfstandig stuurt. 4. Student tutoring is enkel zinvol voor risicogroepen (schoolachterstand, anderstalig, allochtone

jongeren, …). Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 23: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 23 van 37

Vraag 26 Lees volgend uittreksel uit de Standaard van 20 oktober 2012 en beoordeel de stellingen over perspectieven op curriculumontwikkeling. Belg heeft geen economische basiskennis Meer dan de helft van de ondervraagde leerlingen kon rijksregisternummer, zichtrekeningnummer en SIS-kaartnummer niet van elkaar onderscheiden. Een onderzoek van de Arteveldehogeschool peilde via gesloten vragen naar de economische, maatschappelijke en financiële basiskennis bij 1.200 leerlingen van de derde graad aso in secundaire scholen in Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant. De resultaten zijn weinig bemoedigend. Zo kan meer dan de helft van de leerlingen rijksregisternummer, zichtrekeningnummer en sis-kaartnummer niet van elkaar onderscheiden. Slechts 40 procent weet wat een obligatie is. Amper drie op de tien leerlingen kennen het verschil tussen het vredegerecht, de burgerlijke rechtbank en de correctionele rechtbank. Volgens docente economie Greta Van De Velde is de basiskennis van 17- en 18-jarigen onvoldoende om met een gezonde, kritische houding te functioneren als burgers in de maatschappij. ‘Er zit een hiaat in de algemene vorming van onze leerlingen', zegt Van De Velde. ‘Nochtans bleek uit onze enquête ook dat de meerderheid van de ondervraagde leerlingen wel geïnteresseerd is in economie. De sociaal-economische dimensie in de vakoverschrijdende eindtermen speelt daar onvoldoende op in.' 1. In feite pleit de onderzoekster in dit artikel voor een sterkere sociale efficiëntiebenadering van

een schoolcurriculum. 2. De onderzoekster benadruk in dit uittreksel voor een sterkere melioristische en sociale

efficiëntiebenadering van een schoolcurriculum. 3. Vertrekken we vanuit deze onderzoeksresultaten, dan is de beste oplossing dat er voor alle

leerlingen een soort vak economie wordt ingevoerd. 4. De invoering van een specifieke VOET over economische basiskennis is een indicator van

een melioristische visie op het curriculum. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 24: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 24 van 37

Vraag 27 Lees volgend uittreksel uit de nieuwssite van het Departement Onderwijs van het Ministerie voor de Vlaamse Gemeenschap (http://www.ond.vlaanderen.be/nieuws/2010/1207-PISA.htm). Lees en beoordeel vervolgens de stellingen. Vlaanderen scoort opnieuw uitstekend in PISA-onderzoek en blijft vice-kampioen van Europa PISA is een driejaarlijks onderzoek (2000 – 2003 – 2006 - 2009) naar de prestaties van leerlingen in een hele reeks landen (70 landen of grote regio’s). Er zijn drie testen opgenomen: leesvaardigheid, wiskunde en wetenschappen. In PISA 2009 stond de leesvaardigheid in de kijker. Wiskunde en wetenschappen werd getest met een beperktere vragenlijst. De Vlaamse score is, zoals dat ook de vorige keren het geval was, uitzonderlijk hoog. Voor wat betreft leesvaardigheid, de belangrijkste meting bij deze PISA-golf, is Finland het enige Europese land dat een hogere score heeft dan Vlaanderen. De andere landen die een hogere score haalden dan Vlaanderen zijn Aziatische landen (Shanghai-China, Korea, Hongkong-China, Singapore en Japan), Canada en Nieuw-Zeeland. • Voor leesvaardigheid haalde Vlaanderen een score van 519 punten. Het gemiddelde van alle leerlingen die wereldwijd deelnamen was 500. Het gemiddelde van de leerlingen in de OESO landen was 493. De Franse Gemeenschap haalde 489. • Voor de toets wiskunde is het beeld zeer vergelijkbaar. De Vlaamse leerlingen doen het uitstekend. Finland is het enige westerse land dat hoger scoort dan Vlaanderen, maar dat verschil is zelfs niet meer statistisch significant. De andere landen die het beter doen dan Vlaanderen zijn: Shanghai-China, Singapore, Hongkong-China, Korea en Taipei-China. Voor wiskunde behaalde Vlaanderen een score van 537. Het gemiddelde van alle leerlingen is 500. Het gemiddelde van de leerlingen in de OESO-landen bedraagt 496. De Franse Gemeenschap haalde een score van 488, opnieuw onder het OESO-gemiddelde. • Het beeld voor wetenschappelijke geletterdheid is vergelijkbaar met dan van leesvaardigheid en dat van wiskunde. Finland en Estland zijn de enige Europese landen die Vlaanderen vooraf gaan. Voor het overige doen de Aziatische landen het beter, Nieuw-Zeeland, Canada en Australië. De Vlaamse score voor wetenschappelijke geletterdheid bedraagt 526. Het gemiddelde van alle leerlingen bedraagt 500, het OESO gemiddelde is 501. De score van de Franse Gemeenschap bedraagt 482. 1. PISA is een performance indicatorenstudie en dat beperkt zich tot het meten van

studieresultaten. 2. Performance indicatorenstudies zoals PISA zijn in de internationale context een vorm van

centrale toetsing. 3. In Vlaanderen worden indicatorenstudies zoals PISA gebruikt om de kwaliteit van het

onderwijssysteem in te schatten. 4. In het artikel wordt via PISA, de formatieve functie van performance toetsing benadrukt. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 25: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 25 van 37

Vraag 28 De kwaliteit van de evaluatie omvat verschillende dimensies. Lees en beoordeel de volgende stellingen over kwaliteitscriteria bij de evaluatie. 1. Wanneer leerlingen protesteren over de opzet van een examen Duits omdat het examen

alleen bestaat uit een dictee, dan verwijst dit protest naar het kwaliteitscriterium validiteit bij evaluatie.

2. Wanneer een leerkracht gedurende een volledig trimester, elke week een toets “vlotheid” van het Engels spreken afneemt, dan versterkt deze leerkracht de validiteit van zijn evaluatie.

3. Wanneer een leerkracht economie het volledige examen baseert op het begrip “inflatie” tijdens de recente economische crisis, dan is de recentheid van dit examen gegarandeerd.

4. Wanneer de evaluatie van een vak “voedingsleer” enkel gebaseerd is op de beoordeling van een projectactiviteit over voeding in bejaardentehuizen, dan staat de betrouwbaarheid van de toetsing ter discussie.

Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 26: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 26 van 37

Vraag 29 Lees volgend uittreksel uit de website van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) en beoordeel dan de stellingen (http://www.vib.be/nl/educatie/Science4Kids/Paginas/Wetenschap-in-de-klas.aspx). Wetenschap in de klas Sinds 2001 organiseert VIB schoolprojecten voor het secundair onderwijs (2de en 3de graad) om hun interesse in levenswetenschappen te stimuleren. Met project bloed kunnen nu ook 11- en 12-jarigen kennismaken met wetenschap. Internationale studies tonen aan dat de basis voor de interesse in wetenschappen reeds op jongere leeftijd (11-12 jaar) gelegd wordt. Indien zij op die leeftijd niet of weinig stimulerend met wetenschap in aanraking komen, zullen zij er geen interesse voor ontwikkelen en weinig geneigd zijn om te kiezen voor wetenschappelijke richtingen in het hoger onderwijs en als beroep. Een project over een actueel wetenschappelijk onderwerp, dat aansluit bij de leefwereld van kinderen en hen laat kennismaken met experimenteren in het lab blijkt ideaal om hun interesse op te wekken. Meteen krijgen de kinderen voorbeelden te zien van hoe belangrijk “wetenschappen” zijn voor onze maatschappij. Daarom startte VIB in 2006-2007 met een pilootproject voor leerlingen van de 3de graad lager onderwijs. Zowel bij leerkrachten als bij leerlingen werd science4kids bijzonder enthousiast onthaald. Ook dit jaar kunnen klassen deelnemen. 1. In het uittreksel wordt verwezen naar een humanistische visie op curriculumontwikkeling. 2. In het uittreksel wordt verwezen naar een melioristische visie op curriculumontwikkeling. 3. In het uittreksel wordt verwezen naar een social efficiency visie op curriculumontwikkeling. 4. In het uittreksel wordt verwezen naar een ontwikkelingspsychologische visie op

curriculumontwikkeling. Kies nu één van de volgende antwoordalternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 27: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 27 van 37

Vraag 30 Het beoordelen van procedures is voor veel leerkrachten een lastige klus. Daarom worden hiervoor dikwijls rubrics gebruikt. In het voorbeeld hieronder gebruikt een leerkracht Engels een rubric om de mondelinge presentatievaardigheden van een groep studenten te beoordelen.

http://www.sites4teachers.com/links/redirect.php?url=http://www.readwritethink.org/lesson_images/lesson960/Rubric.pdf

Beoordeel de volgende stellingen over deze aanpak van de evaluatie. 1. Rubrics kunnen enkel voor self, en peer assessment gebruikt worden. 2. Rubrics passen enkel bij performance evaluatie. 3. Rubrics geven garanties dat de evaluatie een grotere validiteit heeft. 4. Rubrics ondersteunen automatisch de toetsing van alle gedragsniveaus in de taxonomie van

Bloom. Kies één van de volgende alternatieven: A. Alleen stelling 1 is correct. B. Alleen stelling 2 is correct. C. Alleen stelling 3 is correct. D. Alleen stelling 4 is correct.

Page 28: ex OWK 1213 Z2mc - Universiteit Gentmvalcke/owk/voorbeeld24.pdfVoor het schooljaar 2008-2009 gebeurde dat, met terugwerkende kracht, 366 keer, en alleen bij gezinnen met spijbelende

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

28 augustus 2013 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde p. 28 van 37

Even nadenken?

• Heb je bij alle vragen voldoende nagedacht over de kennisbasis bij kernbegrippen, theorieën en voorbeelden?

• Heb je eventueel die kennisbasis wat gereconstrueerd aan de hand van schema’s of tabellen in dit antwoordboekje?

• Heb je het juiste antwoord overgebracht op het roze scoreformulier? Bij ALLE vragen?

• Heb je alles ook in het net overgeschreven in de tweede kolom?

• Ben je niet vergeten op elk blad je studentennummer in te vullen?