Strafrechtelijke relevantie van het Europees ......Het vrij verkeer heeft de bedoeling de deuren te...
Transcript of Strafrechtelijke relevantie van het Europees ......Het vrij verkeer heeft de bedoeling de deuren te...
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent
Academiejaar 2012-13
Strafrechtelijke relevantie van het Europees
migratiebeleid voor zowel de EU als haar lidstaten
Focus op de bestrijding van illegale immigratie
Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’
Ingediend door
Jill Danneels
Studentennr. 00701047
Promotor: Prof. Dr. Brice De Ruyver
Commissaris: Prof. Dr. Gert Vermeulen
I
WOORD VOORAF
Deze masterproef is het sluitstuk van mijn opleiding Master in de rechten. Reeds in de bachelorjaren
was ik geboeid door het strafrecht. Bovendien wekte ook het vreemdelingenrecht mijn belangstelling.
Zo kwam ik al vlug tot mijn keuze voor mijn masterproefonderwerp. De ‘Grondige Studie
Strafrechtelijk Beleid’, de ‘Bijzondere Studie Justitie en Binnenlandse Zaken in de EU’, de
‘Bijzondere Studie Vreemdelingenrecht’, mijn stage aan het Parket-Generaal bij het hof van beroep te
Gent en mijn stage bij de Belgische ambassade te Parijs hebben deze interesse verder aangewakkerd.
De lessen en stages boden tevens een uitstekende basis voor het schrijven van deze masterproef.
Enkele mensen betekenden een belangrijke steun bij het schrijven van deze masterproef. Ik wil hen
graag bedanken voor hun inspanningen.
Als eerste wens ik mijn promotor, Prof. Dr. Brice De Ruyver, te bedanken voor het aanreiken van het
onderwerp en zijn advies met betrekking tot de aanpak van deze masterproef. Ik wil hem ook
bedanken voor zijn enthousiasmerende lessen ‘Grondige Studie Strafrechtelijk Beleid’.
In het bijzonder wil ik mijn ouders, broer en vriend bedanken voor hun steun doorheen mijn studies.
Ook aan deze masterproef hebben ze elk op hun manier bijgedragen. Ze waren behulpzaam, kritisch
en bemoedigend.
Ten slotte ben ik mijn vrienden dankbaar om er ook dit jaar weer te staan met de nodige steun en de
onmisbare portie ontspanning.
II
INHOUDSTAFEL
WOORD VOORAF ............................................................................................................................... I
INHOUDSTAFEL................................................................................................................................. II
INLEIDING ............................................................................................................................................ 1
DEEL I: UITBOUW VAN HET EUROPEES MIGRATIEBELEID ... ............................................ 3
1. TOTSTANDKOMING VAN HET SCHENGENACQUIS ............. ........................................... 4
1.1. VOORAFGAANDE ONDERHANDELINGEN ............................................................................... 4
1.2. VERSCHILLENDE FASES IN DE REALISATIE VAN SCHENGEN ................................................. 4
1.2.1. Optekenen van afspraken .................................................................................................. 4
1.2.2. Praktische implementatie .................................................................................................. 5
1.2.3. Verdragsluitende staten ..................................................................................................... 5
1.3. INHOUDELIJKE KENMERKEN ................................................................................................. 6
1.3.1. Openstellen van binnengrenzen gepaard met versterking van de buitengrenzen ........ 6
1.3.2. Compenserende maatregelen ............................................................................................ 7
1.3.2.1. Gemeenschappelijk visumbeleid .......................................................................................... 8
1.3.2.2. Asielaanvragen ..................................................................................................................... 9
1.3.2.3. Politionele en gerechtelijke samenwerking ........................................................................ 10
1.3.2.4. Instelling en ontwikkeling van het Schengen Informatiesysteem ...................................... 10
1.3.3. Aard van de overeenkomst .............................................................................................. 12
1.3.4. Afwezigheid van supranationaal controlemechanisme ................................................. 13
1.4. CONCLUSIE ......................................................................................................................... 13
2. VORMING OP EUROPEES NIVEAU ...................................................................................... 16
2.1. PRINCIPE VAN HET VRIJ VERKEER VAN PERSONEN ............................................................. 16
2.2. EUROPESE AKTE ................................................................................................................. 16
2.3. CREATIE VAN TWEE NIVEAUS ............................................................................................. 17
2.4. VOORZIEN IN COMPENSATIEMAATREGELEN ...................................................................... 18
2.4.1. Overeenkomst van Dublin ............................................................................................... 18
2.4.2. Overeenkomst betreffende het overschrijden van de buitengrenzen .......................... 19
III
2.4.3. Europees Informatiesysteem ........................................................................................... 20
2.5. VERDRAG VAN MAASTRICHT ............................................................................................. 20
2.6. CONCLUSIE ......................................................................................................................... 22
3. CREATIE VAN EEN BELEID OP ÉÉN NIVEAU .............. .................................................... 23
3.1. VERDRAG VAN AMSTERDAM .............................................................................................. 23
3.1.1. Annexatie van het Schengenacquis ................................................................................. 23
3.1.2. Transfer van het asiel- en migratiebeleid ....................................................................... 24
3.2. OPEENVOLGING VAN VERSCHILLENDE PROGRAMMA’S ..................................................... 24
3.2.1. Programma van Tampere ................................................................................................ 24
3.2.2. Haags Programma ............................................................................................................ 26
3.2.3. Stockholm Programma .................................................................................................... 28
3.3. RESULTAAT VAN DE OPEENVOLGENDE PROGRAMMA’S ..................................................... 29
4. LANDEN MET EEN BIJZONDER STATUUT ........................................................................ 30
4.1.1. Het Verenigd Koninkrijk en Ierland .............................................................................. 30
4.2. VERBONDENHEID TUSSEN DE NOORDELIJKE STATEN ......................................................... 32
4.2.1. Denemarken, Noorwegen en IJsland .............................................................................. 32
4.2.2. Opt-out voor Denemarken ............................................................................................... 33
4.3. TOEKOMSTIGE VERANDERINGEN EN TOETREDINGEN ......................................................... 34
4.3.1. Bulgarije, Roemenië ......................................................................................................... 35
5. CONCLUSIE ................................................................................................................................ 37
DEEL II: STRAFRECHTELIJKE RELEVANTIE VOOR DE EUROP ESE UNIE ................... 39
1. BEGRIPSOMSCHRIJVING ...................................................................................................... 41
1.1. ILLEGALE IMMIGRATIE ....................................................................................................... 41
1.2. ONREGELMATIGE IMMIGRATIE ........................................................................................... 42
1.3. BURGER VAN DE UNIE ........................................................................................................ 42
1.4. ONDERDAAN VAN EEN DERDE LAND .................................................................................. 43
2. ORGANEN DIE RECHTSHANDHAVING MOGELIJK MAKEN ....... ................................ 44
2.1. VERDELING VAN BEVOEGDHEDEN ..................................................................................... 44
IV
2.1.1. EU-niveau .......................................................................................................................... 44
2.1.2. Nationaal niveau ............................................................................................................... 45
2.2. BESTAAN VAN VERSCHEIDENE ORGANEN OP VERSCHILLENDE NIVEAUS ........................... 46
2.2.1. Europol en Eurojust ......................................................................................................... 46
2.2.2. Immigratieverbindingsofficieren .................................................................................... 48
2.2.3. Migratieambassadeur ...................................................................................................... 49
2.2.4. One-stop-shop ................................................................................................................... 49
2.3. CONCLUSIE ......................................................................................................................... 50
3. INSTRUMENTEN DIE RECHTSHANDHAVING MOGELIJK MAKEN .. ........................ 51
3.1. VERSTERKING VAN DE BUITENGRENZEN ............................................................................ 51
3.1.1. Schengengrenscode ........................................................................................................... 51
3.1.1.1. Minimale of grondige controles? ........................................................................................ 52
3.1.1.2. Bestaan van interne controlemechanismen? ....................................................................... 54
3.1.1.3. Herinvoering toezicht aan binnengrenzen .......................................................................... 54
3.1.1.3.1. Europese aanpak noodzakelijk? .......................................................................... 55
3.1.1.3.2. Toevoeging van het begrip georganiseerde misdaad .......................................... 58
3.1.1.4. Evaluatie- en toezichtmechanisme ..................................................................................... 60
3.1.1.5. Toegangsweigering ............................................................................................................ 63
3.1.2. Gemeenschappelijk visumbeleid ..................................................................................... 65
3.1.2.1. Doelstelling ........................................................................................................................ 66
3.1.2.2. C, het uniform model .......................................................................................................... 66
3.1.2.3. Wie moet over een visum beschikken? .............................................................................. 69
3.1.2.4. Visumfacilitering en –liberalisering ................................................................................... 71
3.1.2.4.1. Visumfacilitering ................................................................................................ 71
3.1.2.4.1.1 Wat? ................................................................................................. 71
3.1.2.4.1.2 Verbonden aan readmissieakkoord .................................................. 72
3.1.2.4.2. Visumliberalisering ............................................................................................. 73
3.1.2.4.2.1 Wat? ................................................................................................. 73
V
3.1.2.4.2.2 Visumvrijgestelde derde landen ....................................................... 74
3.1.2.4.2.3 Monitoring- en schorsingsmechanisme............................................ 78
3.1.2.5. Visumweigering ................................................................................................................. 80
3.1.3. Frontex .............................................................................................................................. 81
3.1.3.1. Wat?.................................................................................................................................... 81
3.1.3.2. Risicoanalyse 2013 ............................................................................................................. 84
3.1.3.3. RABIT ................................................................................................................................ 86
3.1.3.4. Ondersteuning bij terugkeer ............................................................................................... 88
3.1.4. Fonds ter beheer van de Europese buitengrenzen ......................................................... 90
3.1.5. Conclusie ........................................................................................................................... 92
3.2. UITWISSELING VAN INFORMATIE ........................................................................................ 94
3.2.1. EMN ................................................................................................................................... 94
3.2.2. VIS ..................................................................................................................................... 96
3.2.2.1. België, beste leerling van de klas ....................................................................................... 97
3.2.2.2. Gefaseerde implementatie .................................................................................................. 97
3.2.3. SIS II .................................................................................................................................. 98
3.2.4. Eurosur ............................................................................................................................ 100
3.2.5. EES, RTP, ESTA ............................................................................................................ 102
3.2.6. Conclusie ......................................................................................................................... 104
3.3. EFFECTIEVE AFDWINGING VAN HET BELEID ..................................................................... 105
3.3.1. Verloop van de terugkeerprocedure ............................................................................. 105
3.3.1.1. Europese Terugkeerrichtlijn ............................................................................................. 105
3.3.1.2. Omzetting in het Belgisch recht ....................................................................................... 105
3.3.1.2.1. Toepassingsgebied ............................................................................................ 106
3.3.1.2.2. Vrijwillig en gedwongen vertrek in België ....................................................... 106
3.3.1.2.3. Detentie ............................................................................................................. 110
3.3.1.2.4. Garanderen van de grondrechten ...................................................................... 111
3.3.2. Ontradingscampagnes .................................................................................................... 113
VI
3.3.3. Aanpak van mensensmokkelaars, vervoerders en werkgevers .................................. 113
3.3.4. Nood aan strengere regularisatieregels ........................................................................ 116
3.3.5. Conclusie ......................................................................................................................... 117
CONCLUSIE ...................................................................................................................................... 118
FIGUREN EN TABELLEN .............................................................................................................. 122
BIBLIOGRAFIE ................................................................................................................................ 125
1. AKTEN VAN DE INSTELLINGEN VAN DE UNIE ............. ................................................ 125
2. RECHTSPRAAK ....................................................................................................................... 134
3. NATIONALE AKTEN .............................................................................................................. 135
4. NATIONALE RECHTSPRAAK .............................................................................................. 136
5. BOEKEN ..................................................................................................................................... 136
6. TIJDSCHRIFTEN ..................................................................................................................... 139
7. ANDERE ..................................................................................................................................... 142
1
INLEIDING
1. Deze masterproef onderzoekt de strafrechtelijke relevantie van het Europees migratiebeleid.
Met het begrip ‘strafrechtelijk relevantie’ willen we ons voornamelijk concentreren op het meest
concrete probleem waarmee de Europese Unie te kampen heeft bij de uitvoering van haar
migratiebeleid, met name de illegale immigratie. Iedere lidstaat wordt op één of andere manier, de één
al iets meer dan de ander, geconfronteerd met illegale immigranten. De vorming van een concreet
migratiebeleid zou hieraan een halt moeten kunnen toeroepen. Lidstaten trachten enerzijds samen te
werken door de regelgeving die hen wordt opgelegd, op te nemen in hun eigen wetgeving alsook
overige reglementering zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. Anderzijds stellen we vast dat het
wantrouwen tussen de lidstaten en derde landen alsook tussen de lidstaten zelf groot is, waardoor het
steeds moeilijker wordt te voorzien in concrete oplossingen. Het huidige migratiebeleid stelt zijn
grenzen open voor de burgers van de Europese Unie, maar biedt onvoldoende garantie dat illegale
immigranten zullen worden tegengehouden aan de grens. Slechts indien de lidstaten over de nodige
zekerheden zullen beschikken, zal het Europees migratiebeleid ten volle ten uitvoer kunnen gebracht
worden.
2. De implementatie van het Europees migratiebeleid heeft gevolgen op strafrechtelijk gebied.
Men krijgt te kampen met illegale immigratie en grensoverschrijdende criminaliteit. Illegale
immigratie en grensoverschrijdende criminaliteit spelen zich natuurlijk ook af zonder de vorming van
een beleid daaromtrent. Over de eeuwen heen, emigreren en immigreren mensen constant en zijn er
steeds personen met malafide bedoelingen. Bovendien is Europa steeds een populaire
immigratiebestemming geweest. Toch heeft de vorming van een vrij verkeer van personen binnen de
Europese Unie, dergelijke praktijken nog meer aangewakkerd. Het vrij verkeer heeft de bedoeling de
deuren te openen voor de burgers van de Unie, maar tegelijkertijd trachten ook derdelanders hier een
graantje van mee te pikken. Eenmaal men de Unie binnen is, kan men zich vrij bewegen in elke EU-
lidstaat. Dit is voor veel gelukzoekers een voldoende reden om hun kans te wagen er illegaal naartoe te
immigreren. Ook criminele netwerken zien hier een vorm van winstbejag in. Om die reden is het
belangrijk dat men de buitengrenzen van het grondgebied versterkt en secuur omgaat met de verlening
van toegang tot het grondgebied. De lidstaten dienen hiervoor op eenzelfde lijn te zitten en op elkaar
afgestemde maatregelen te nemen. Er dienen instrumenten opgericht te worden die door elke lidstaat
kunnen worden geraadpleegd en worden gebruikt in de strijd tegen illegale immigratie. Het Europees
migratiebeleid brengt dus niet alleen gevolgen teweeg op strafrechtelijk gebied, het tracht tegelijkertijd
die gevolgen aan te pakken.
2
3. Gezien we de strafrechtelijke relevantie van het begrip ‘illegale immigratie’ willen
onderzoeken, moeten we ons de vraag stellen hoe het Europees migratiebeleid tot stand is gekomen?
Welke invulling kreeg het illegale immigratieprobleem bij de oprichting ervan? Werden de
vooropgestelde doelstellingen uiteindelijk verwezenlijkt? Welke instrumenten worden aangereikt om
het probleem de wereld uit te helpen? Welke instanties zijn hiervoor bevoegd en hoe wordt het beleid
afgedwongen? Op deze en andere vragen wordt een antwoord gezocht. Aan de hand van de structuur
van deze masterproef wordt het opzet van dit werk verduidelijkt.
4. In deel I wordt de uitbouw van het Europees migratiebeleid weergegeven. We beginnen bij het
begin en dat is het Schengenacquis. De daaropvolgende relevante verdragen, overeenkomsten,
programma’s en daarbijhorende prioriteiten worden achtereenvolgens uiteengezet, met als afsluiter de
uiteindelijke verwezenlijking van één beleid op één niveau.
5. In deel 2 wordt de strafrechtelijke relevantie van het huidig Europees migratiebeleid uit de
doeken gedaan en dit met betrekking tot het bestrijden van het illegale immigratieprobleem. De
bevoegde organen en hun functies, de rechtsinstrumenten waarmee ze het beleid handhaven alsook de
instrumenten waarmee het beleid effectief wordt afgedwongen, worden er uiteengezet.
6. Aangezien de uitwerking van het Europees migratiebeleid ver gaat en op veel gebieden sporen
nalaat, zijn we verplicht ons te beperken tot de belangrijkste elementen. Om die reden focussen we ons
op de meest relevante aspecten, die in onderstaande uiteenzetting worden weergegeven en trachten we
hier zo volledig mogelijk bij te zijn.
3
DEEL I: UITBOUW VAN HET EUROPEES MIGRATIEBELEID
INLEIDING
7. Door eerst de uitbouw van het Europees migratiebeleid weer te geven, zal men zich een beter
beeld kunnen vormen omtrent het ontstaan en de daarbijhorende moeilijkheden waarmee het
migratiebeleid gedurende de jaren werd geconfronteerd.
8. De eerste sporen van een Europees migratiebeleid zijn terug te vinden in het Akkoord van
Schengen1. Een intergouvernementele overeenkomst gesloten buiten het wettelijk kader van de
Europese Gemeenschap.2 Aan de hand van dit Akkoord trachtte men binnen het gebied van de
verdragsluitende staten een gemeenschappelijk migratiebeleid te voeren door eerst en vooral de
controles aan de binnengrenzen af te schaffen. Ter compensatie van de opheffing van de
binnengrenscontroles, versterkte men de buitengrenzen en nam men maatregelen om illegale
immigratie te verhinderen en de veiligheid te garanderen, compensatiemaatregelen genoemd.
9. Éénzelfde beleid trachtte men te voeren op het niveau van de Europese Gemeenschappen. Men
bleef er in een tweestrijd vastzitten, daar er geen overeenkomst kon gesloten worden omtrent de
toepassing van het vrij verkeer van personen.
10. Het Verdrag van Amsterdam kwam met de oplossing op te proppen. Het Schengenacquis werd
opgenomen in het Verdrag betreffende de Europese Unie en de zaken omtrent justitie en binnenlandse
zaken werden overgeheveld van de derde naar de eerste pijler. Zo werd het migratiebeleid op EU-
niveau werkbaar en liet men de beslissing om al dan niet toe te treden tot deze nieuwe elementen over
aan de lidstaten. Kandidaat-lidstaten hebben deze keuze niet, zij moeten volledig toetreden.
11. Na Amsterdam werden enkele programma’s opgesteld die prioriteiten naar de toekomst toe
vaststelden. Deze moeten verwezenlijkt worden opdat het migratiebeleid ten volle de strijd zou kunnen
aangaan tegen de illegale immigratie. Het Verdrag van Lissabon zorgde daarbij voor een verbetering
van de werking van de instellingen van de EU.
1 Akkoord van 14 juni 1985 tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, van de Bondsrepubliek Duitsland en van de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, Pb. L 239/13-18 van 22 september 2000. Hierna: Akkoord van Schengen of Schengenakkoord 2 H. XANTHAKI , ‘Cooperation on justice and home affairs’, in J. GOWER, The European Union Handbook,
London, Fitzroy Dearborn Publishers, 2002, 234.
4
1. TOTSTANDKOMING VAN HET SCHENGENACQUIS
12. Het Schengenakkoord focuste zich voornamelijk op het afschaffen van binnengrenscontroles.
Ter compensatie versterkte men de buitengrenzen en zorgde men voor compensatiemaatregelen.
Daarnaast focuste men zich ook op de politionele samenwerking bij het voorkomen van strafbare
feiten, het zoeken naar middelen om gemeenschappelijk misdaad te bestrijden, de coördinatie van
onderlinge acties ter bestrijding van de handel in verdovende middelen en de harmonisatie van de
wetgeving op het gebied van verdovende middelen, wapens en explosieven.3
13. Daar deze masterproef de strafrechtelijke relevantie van het Europees migratiebeleid met
betrekking tot het illegale immigratieprobleem onderzoekt, zullen we ons voornamelijk concentreren
op de versterking en de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot de grenscontroles en het
nemen van maatregelen ter compensatie van het vrij verkeer van personen.
1.1. Voorafgaande onderhandelingen
14. Op 25 en 26 juni 1984 richtte de Europese Raad in Fontainebleau (Frankrijk) een ad hoc Comité
op voor het Europa van de Burgers.4 Het besprak de mogelijkheden om maatregelen te nemen die
zouden leiden tot de opheffing van de politie- en douaneformaliteiten aan de binnengrenzen van de
Europese Gemeenschappen. Op 13 juli 1984 werd een bilaterale overeenkomst daaromtrent
ondertekend in Saarbrücken. Frankrijk, Duitsland, België, Nederland en het Groothertogdom
Luxembourg namen deel aan dit initiatief.5
1.2. Verschillende fases in de realisatie van Schengen
1.2.1. Optekenen van afspraken
15. Op 14 juni 1985 kwamen vijf lidstaten in Schengen6 tot een akkoord om de controles aan de
gemeenschappelijke binnengrenzen volledig af te schaffen.7 De afschaffing zou een verbetering en
3 C. FIJNAUT, “Het Akkoord van Schengen”, Panopticon 1989, 1-5.
4 Het ad hoc Comité voor het Europa van de burgers werd genoemd naar z’n Italiaanse voorzitter, Adonnino. 5 K-P. NANZ, ‘Free Movement of Persons according to the Schengen Convention and in the Framework of the
European Union’, in A. PAULY , De Schengen à Maastricht: voie royale et course d’obstacles, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1996, 61-62. 6 Schengen is een gemeente in het Luxemburgse kanton Remich en ligt aan de oever van de Moezel. Daar het akkoord en de uitvoeringsovereenkomst in Schengen werden ondertekend, dragen de overeenkomsten de naam van die gemeente.
5
vereenvoudiging van de handel tussen de verdragsluitende staten met zich moeten meebrengen. Het
economisch aspect was de aanvankelijke stimulans, maar aangezien het Akkoord van Schengen zich
voornamelijk focuste op regelgeving met betrekking tot de grenscontrole van personen, het asielrecht
en vreemdelingen, werd het economisch onderdeel minder relevant.8 Het Schengenakkoord wordt
eerder aanzien als het begin van de vorming van het Europees migratiebeleid.
1.2.2. Praktische implementatie
16. De Schengen Uitvoeringsovereenkomst vult het Akkoord van Schengen aan door de
uitvoeringsvoorwaarden en de garanties voor de verwezenlijking van een grenscontrolevrij gebied vast
te leggen. In vergelijking met het Akkoord dat slechts 33 artikelen bedraagt, gaat het hier om een
complex en lijvig document van 142 artikelen.9 Er had zich nog niemand over deze materie had
gebogen, waardoor men als een pionier te werk moest gaan. Daarom duurde de omzetting van ruwe
afspraken in concrete regelgeving lang. De Schengen Uitvoeringsovereenkomst werd pas op 19 juni
1990 ondertekend en trad in 1995 in werking. Het Akkoord en de Uitvoeringsovereenkomst van
Schengen vormen samen met aanverwante overeenkomsten en voorschriften10 het Schengenacquis.11
1.2.3. Verdragsluitende staten
17. De protagonisten die dit beleid ondersteunden waren aanvankelijk België, Nederland, het
Groothertogdom Luxemburg, Frankrijk en Duitsland.12 De Schengengroep breidde in 1990 uit door de
aansluiting van Italië en in 1991 door de aansluiting van Spanje en Portugal. Deze uitbreiding werd
voortgezet toen Griekenland in 1992 en Oostenrijk in 1995 lid werden. In 1996 ondertekenden ook
7 K-P. NANZ, ‘Free Movement of Persons according to the Schengen Convention and in the Framework of the
European Union’, in A. PAULY , De Schengen à Maastricht: voie royale et course d’obstacles, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1996, 61-62. 8 D. O’KEEFFE, ‘The Schengen Convention: A suitable model for European integration’, in A. BARAV , D.
WYATT and J. WYATT, Yearbook of European Law, Oxford, Clarendon Press, 1992, 185-186. 9 D. O’KEEFFE, ‘The Schengen Convention: A suitable model for European integration’, in A. BARAV , D.
WYATT and J. WYATT, Yearbook of European Law, Oxford, Clarendon Press, 1992, 187-188. 10 Dit zijn bijvoorbeeld de toetredingsovereenkomsten van de nieuwe lidstaten en de verschillende besluiten genomen inzake grenstoezicht, visa, politionele samenwerking en SIS. 11
H. MEIJERS, “Schengen”, NJB 1991, 161-164. 12
J. SCHUTTE, ‘The incorporation of the Schengen Acquis in the European Union’, in P. CULLEN and W. GILMORE, Crime Sans Frontières: International and European Legal Approaches, Edinburgh, 1998, 124.
6
Denemarken13, Finland en Zweden het Akkoord. In 2004 werden Estland, Letland, Litouwen, Malta,
Polen, Slovenië, Tsjechië, Slowakije, Hongarije en Cyprus lid van het Schengengebied.14
18. Niet alle landen binnen Europa die tot de Europese Gemeenschappen behoorden, konden zich
vinden in het concept van Schengen.15 Op het ogenblik van de inwerkingtreding van het
Schengenakkoord traden slechts enkelen niet toe.16 Met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk,
Ierland, Bulgarije, Roemenië en Cyprus, is het Verdrag van Schengen ondertussen in alle
bovenvermelde lidstaten in werking getreden.
1.3. Inhoudelijke kenmerken
1.3.1. Openstellen van binnengrenzen gepaard met versterking van de buitengrenzen
19. Het Akkoord van 1985 wou ervoor zorgen dat, door de creatie van een interne markt, het voor
de onderdanen van de verdragsluitende staten eenvoudiger zou worden om zich binnen het gebied te
verplaatsen.17 De verwezenlijking van een open binnengrenzenbeleid ging gepaard met het verplaatsen
van de grenscontroles naar de buitengrenzen van het Schengengebied en het nemen van
compensatiemaatregelen. Dergelijke situatie werd reeds gecreëerd door het Benelux-Verdrag van 1
januari 1948. De controles aan de binnengrenzen van België, Nederland en het Groothertogdom
Luxemburg werden er afgeschaft. In plaats daarvan voerde men dergelijke controles uit aan de
buitengrenzen van het gebied.18
20. Om de controles te kunnen verplaatsen naar de buitengrenzen moesten de partijen alles in het
werk stellen om de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften die aan de controles ten grondslag
liggen, te harmoniseren.19 Elke lidstaat kreeg de opdracht om zijn buitengrensbeleid af te stemmen op
13 Denemarken is toegetreden met een aangepast statuut en mag in het kader van de Europese Unie zelf kiezen of het eventuele nieuwe besluiten die op basis van Schengen worden genomen, wel of niet toepast. 14
D. O’KEEFFE, ‘The Schengen Convention: A suitable model for European integration’, in A. BARAV , D. WYATT and J. WYATT, Yearbook of European Law, Oxford, Clarendon Press, 1992, 185-186. 15
J. SCHUTTE, ‘The incorporation of the Schengen Acquis in the European Union’, in P. CULLEN and W. GILMORE, Crime Sans Frontières: International and European Legal Approaches, Edinburgh, 1998, 125-126. 16 Infra 30, nr. 76 e.v. 17
D. O’KEEFFE, ‘The Schengen Convention: A suitable model for European integration’, in A. BARAV , D. WYATT and J. WYATT, Yearbook of European Law, Oxford, Clarendon Press, 1992, 187. 18 J. SCHUTTE, ‘The European Market of 1993: A test for a regional model of supranational criminal justice or of inter-regional cooperation?’, in A. ESER and O. LAGODNY, Principles and Procedures for a New Transnational Criminal Law, Freiburg, 1992, 407-412. 19 Artikel 17 van het Akkoord van 14 juni 1985 tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, van de Bondsrepubliek Duitsland en van de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, Pb. L 239/15 van 22 september 2000.
7
de geharmoniseerde standaarden die door het Schengenakkoord werden gehanteerd. Daarnaast moet
elke staat zowel in zijn eigen belang als in het belang van alle andere verdragsluitende staten handelen.
Beslissingen over de toegang tot het grondgebied brengen namelijk gevolgen teweeg voor alle staten,
aangezien iedere persoon die wordt toegelaten zich vrij mag bewegen binnen de Schengenruimte.
Naast de harmonisering van de controlemiddelen aan de buitengrens werd ook aandacht besteed aan
de versterking van belangrijke kruispunten zoals hoofdwegen, spoorwegen, zeehavens, luchthavens en
aan de versterking van de zee- en landgrenzen, de zogenaamde ‘green’ en ‘blue borders’. Een betere
controle aan deze grenzen zou ertoe moeten leiden dat illegale immigratie wordt voorkomen doordat
men mensen ontmoedigt om op deze manier het gebied binnen te komen.20
21. Aan de buitengrens werd een onderscheid gemaakt tussen twee groepen van personen, met
name de onderdanen van de verdragsluitende staten en de onderdanen van derde landen. Voor de
eerste groep werd de controle herleid tot het aantonen van de identiteit op basis van reisdocumenten.21
De onderdanen van de tweede groep vielen echter onder strengere voorwaarden.22
1.3.2. Compenserende maatregelen
22. Aangezien het artikel 17 van het Akkoord van Schengen bepaalt dat men op elk ogenblik de
binnengrenzen mag oversteken zonder dat men aan een controle wordt onderworpen23, moest men
tegelijk voorzien in maatregelen die de staten beschermen tegen de eventuele ongewenste gevolgen,
die hiermee gepaard kunnen gaan.24 Een land dat zijn nationale landsgrenzen openstelt voor anderen,
stelt zich kwetsbaar op en maakt het mogelijk dat er illegale immigratie en een verzwakking in het
nationale veiligheidssysteem optreedt. Daarom werd voorzien in compensatiemaatregelen. Op die
manier gaat het principe van het vrij verkeer van personen binnen de Schengenruimte niet ten koste
van de openbare orde.
20
K-P. NANZ, ‘Free Movement of Persons according to the Schengen Convention and in the Framework of the European Union’, in A. PAULY , De Schengen à Maastricht: voie royale et course d’obstacles, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1996, 64-65. 21 Artikel 7, 2 Verordening nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen, Pb. L 105/6 van 13 april 2006. 22 Infra 52, nr. 124 e.v. 23
J. SCHUTTE, ‘The incorporation of the Schengen Acquis in the European Union’, in P. CULLEN and W. GILMORE, Crime Sans Frontières: International and European Legal Approaches, Edinburgh, 1998, 125. 24
K-P. NANZ, ‘Free Movement of Persons according to the Schengen Convention and in the Framework of the European Union’, in A. PAULY , De Schengen à Maastricht: voie royale et course d’obstacles, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1996, 61-64.
8
1.3.2.1. Gemeenschappelijk visumbeleid
23. De verdragsluitende staten van Schengen namen de taak op zich om de diversiteit aan
regelgeving met betrekking tot de visumverplichting te harmoniseren. Het toenmalige gebruik van
verschillende visa per land bleek illegale praktijken in de hand te werken. Aan de hand van een
wettelijk bindende lijst van ongeveer 130 landen werd duidelijk welke derde landen niet vrijgesteld
waren van de visumplicht.25 De onderdanen van deze staten dienden een visum te bemachtigen
vooraleer ze zouden kunnen worden toegelaten tot de Schengenruimte. Men kon enkel wijzigingen
aanbrengen aan die lijst van visumverplichte landen, indien men over de overeenstemming beschikte
van alle verdragsluitende staten. Daarnaast waren er ook lijsten van landen die volledig vrijgesteld
waren van de visumplicht en lijsten van landen die afhankelijk van de staat waarvan ze toegang wilden
verkrijgen, al dan niet in het bezit moesten zijn van een visum.26
24. Er werd een grote stap voorwaarts genomen toen de verdragsluitende partijen zich bereid
verklaarden te streven naar het gebruik van een eenvormig visum. Dit visum zou geldig zijn voor het
ganse grondgebied van alle overeenkomstsluitende partijen.27 Aan de hand van een eenvormige
visumsticker die wordt aangebracht in het internationaal paspoort, zouden onderdanen van derde
landen gedurende 3 maanden vrij kunnen reizen binnen het grondgebied.28 Deze onderdanen hoeven
dan niet langer aan elk land een visum aan te vragen indien ze willen reizen binnen Europa. Dit houdt
een administratieve vereenvoudiging in en zorgt voor een betere controle op de uitgave van visums
voor de verstrekkende overheden.
25 Bijlage I van de Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, Pb. L 81/1-7 van 21 maart 2001. 26 Bijlage II van de Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, Pb. L 81/1-7 van 21 maart 2001. 27 Artikel 9 van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985 tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek, betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, Pb. L 239/22 van 22 september 2000. 28
K-P. NANZ, ‘Free Movement of Persons according to the Schengen Convention and in the Framework of the European Union’, in A. PAULY , De Schengen à Maastricht: voie royale et course d’obstacles, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1996, 65-66.
9
1.3.2.2. Asielaanvragen
25. Doordat er op het gebied van asiel geen gemeenschappelijke reglementering bestond, werden
asielzoekers vaak in elke staat waar zij een asielverzoek indienden, van het kastje naar de muur
gestuurd. Telkens verklaarden de staten zich onbevoegd en stuurden ze de asielzoeker door naar een
andere staat. Om dit ‘refugee in orbit’-fenomeen te vermijden, kondigde de Schengen
Uitvoeringsovereenkomst twee principes af. Ten eerste verbonden de overeenkomstsluitende partijen
er zich toe om elk, door een vreemdeling op het grondgebied van één der overeenkomstsluitende
partijen, ingediend asielverzoek te behandelen en ten tweede werd er bepaald welke lidstaat
verantwoordelijk was voor de behandeling van een asielaanvraag.29 Aan de hand van een lijst met
criteria werd bepaald welke lidstaat die verantwoordelijkheid draagt. De staat dat bijvoorbeeld een
visum had verstrekt aan de asielzoeker, moest het onderzoek naar eventueel asiel leiden.30 Met het
‘refugee in orbit’-fenomeen worden personen bedoeld aan wie, hoewel zij niet direct worden bedreigd
door uitzetting naar de staat waar zij vrezen voor vervolging, geen asiel wordt verleend en dit in elke
staat waar zij een asielverzoek indienen.31
26. Dergelijk systeem heeft tot gevolg dat de asielzoeker sowieso door een staat wordt geholpen.
Indien de staat waartoe de asielzoeker zich richt, onbevoegd is, wordt men in ieder geval
doorverwezen naar een bevoegde staat. Men wordt dus steeds gehoord. Daarnaast heeft het systeem
ook tot gevolg dat de beslissing die door de bevoegde staat werd genomen, geldt voor het grondgebied
van alle verdragsluitende staten. Bij een negatieve afloop zal de asielzoeker zijn aanvraag bij geen
enkele verdragsluitende staat nog kunnen indienen. De asielzoeker heeft namelijk geen recht op een
tweede asielprocedure bij een andere verdragsluitende staat.32
29 Artikel 29 van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985 tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek, betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, Pb. L 239/26 van 22 september 2000. 30 Artikel 30, 1, a) van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985 tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek, betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, Pb. L 239/26 van 22 september 2000. 31 J. BOLTEN, “From Schengen to Dublin: The new frontiers of refugee law”, NJB 1991, 170. 32
K-P. NANZ, ‘Free Movement of Persons according to the Schengen Convention and in the Framework of the European Union’, in A. PAULY , De Schengen à Maastricht: voie royale et course d’obstacles, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1996, 66.
10
1.3.2.3. Politionele en gerechtelijke samenwerking
27. De staten kwamen overeen om elkaar wederzijdse bijstand te verlenen ten behoeve van de
voorkoming en de opsporing van grensoverschrijdende strafbare feiten. Om die reden werd voorzien
in een meer intensieve politionele samenwerking, namelijk het recht om personen tot buiten het
nationale grondgebied te observeren of te achtervolgen. Samenwerking met betrekking tot ‘hot
pursuit’33 was moeilijk realiseerbaar, aangezien de nationale soevereiniteit hierdoor werd aangetast.
Om die reden besloot het Schengenacquis dat het tot de bevoegdheid van iedere verdragsluitende staat
behoort, te bepalen onder welke omstandigheden en volgens welke regelgeving ‘achtervolging op
heterdaad’ mogelijk blijkt te zijn op hun grondgebied. Dit heeft een variëteit aan regelgeving tussen de
staten als resultaat en moet in een verder stadium door het Schengenacquis worden geharmoniseerd.34
Politionele samenwerking zal er in de toekomst toe bijdragen dat bijvoorbeeld illegale immigratie
ontmoedigd worden.35
28. Op het gebied van justitiële samenwerking had het Schengenacquis de bedoeling om direct
contact tussen de gerechtelijke autoriteiten van de lidstaten vlotter te laten verlopen alsook te
versterken. Voornamelijk op het gebied van wederzijdse rechtshulp in strafzaken, uitlevering en
overdracht van tenuitvoerlegging van strafvonnissen, werden maatregelen voorzien om samenwerking
na te streven.36
1.3.2.4. Instelling en ontwikkeling van het Schengen Informatiesysteem
29. Het Schengen Informatiesysteem37 kan aanzien worden als de belangrijkste
compensatiemaatregel. Het betreft een geavanceerde databank waarmee de verantwoordelijke
33 ‘Hot pursuit’ houdt in dat ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij, die in hun eigen land een persoon achtervolgen die op heterdaad is betrapt bij het plegen van strafbare feiten, bevoegd zijn de achtervolging op het grondgebied van een andere overeenkomstsluitende partij zonder de voorafgaande toestemming voort te zetten (Artikel 41, 1 van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985 tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek, betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, Pb. L 239/30 van 22 september 2000.). 34
K-P. NANZ, ‘Free Movement of Persons according to the Schengen Convention and in the Framework of the European Union’, in A. PAULY , De Schengen à Maastricht: voie royale et course d’obstacles, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1996, 67. 35 Infra 58, nr. 133 e.v. 36 Artikel 48 tem 69 van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985 tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek, betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, Pb. L 239/30 van 22 september 2000. 37 Hierna: SIS
11
autoriteiten van de staten gegevens over bepaalde personen kunnen uitwisselen, indien ze dit nodig
hebben bij de uitoefening van grenscontroles aan de buitengrens en andere politie- en
douanecontroles.38 Lidstaten kunnen op die manier nagaan of de onderdaan al dan niet reeds voorwerp
is geweest van een weigering in een andere lidstaat en welke redenen hiervoor aan de basis lagen.
Indien een persoon door een lidstaat gesignaleerd werd in het SIS, omwille van het feit dat hij of zij
een gevaar vormde voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid, heeft dit als gevolg dat hij of
zij geen toegang kan verkrijgen tot het ganse gebied. Uitzonderlijk kan dergelijk persoon toch door
een andere lidstaat worden toegelaten, maar dan geldt het vrij verkeer van personen binnen het gebied
niet meer. Die persoon wordt dan enkel toegelaten tot het grondgebied van die ene lidstaat, die
hiervoor de volledige verantwoordelijkheid draagt.39 Voor zover het gaat over vreemdelingen die ter
fine van weigering van toegang worden gesignaleerd, wisselt het systeem ook gegevens uit ten
behoeve van de visumverleningsprocedure, de afgifte van verblijfstitels en de toepassing van het
vreemdelingenrecht.40 Iedere verdragsluitende staat kreeg de opdracht een nationaal gegevensbestand
in te richten, die op hun beurt worden overgerdragen naar het gemeenschappelijk Schengen
Informatiesysteem.41 Zo kan de uitwisseling van gegevens op een snelle en efficiënte manier verlopen.
30. De signalisatie in het SIS kende veel kritiek, aangezien het gebaseerd was op een nationaal
criterium van openbare orde en binnenlandse veiligheid. Iedere lidstaat hanteerde een andere invulling
van het begrip. In de ene lidstaat werd men voor de feiten A en B als een gevaar voor de openbare
orde aanzien, terwijl die feiten A en B in een andere lidstaat geen gevaar vormden. Dit zorgde voor
veel tegenstrijdigheden en bracht ook verwarring met zich mee. Tegen een vermelding in het SIS kon
men zich ook niet verdedigen en de vermelding werd niet onderbouwd met argumentatie. De persoon
in kwestie kon zich enkel beroepen op het nationale recht en in sommige gevallen was er in het
nationale recht geen regelgeving voorhanden. Daarbovenop werd men als onderdaan van een derde
land niet geïnformeerd over het feit dat men vermeld werd in het SIS.42
38 Artikel 92, 1 van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985 tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek, betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, Pb. L 239/42 van 22 september 2000. 39
D. O’KEEFFE, ‘The Schengen Convention: A suitable model for European integration’, in A. BARAV , D. WYATT and J. WYATT, Yearbook of European Law, Oxford, Clarendon Press, 1992, 190-191. 40 P. MORREE, “Signalering in het SIS: het individu op de laatste plaats?”, NJB 2011, afl. 12, 743-745. 41 Artikel 92, 2 van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985 tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek, betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, Pb. L 239/42 van 22 september 2000. 42
D. O’KEEFFE, ‘The Schengen Convention: A suitable model for European integration’, in A. BARAV , D. WYATT and J. WYATT, Yearbook of European Law, Oxford, Clarendon Press, 1992, 190-191.
12
31. Het meest frappante was dat men geen gevaar mocht vormen voor de openbare orde, de
binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van alle
verdragsluitende partijen. De Schengen Uitvoeringsovereenkomst liet alle voorwaarden die de
verschillende lidstaten stelden, cumulatief gelden binnen het ganse gebied. Indien een lidstaat een
strengere voorwaarde invoerde op zijn grondgebied en een onderdaan van een derde land die in een
andere lidstaat om toegang vroeg er niet aan voldeed, werd de toegang geweigerd. Sommige van die
criteria waren enkel en alleen gebaseerd op de nationale problematiek van een land en hadden op
Europees niveau weinig belang.43 Er bestond op het Schengenniveau geen supranationale instelling die
de criteria interpreteerde en controleerde op samenhang met de Europese belangen, terwijl een
samenhangend beleid precies de opzet was van de inrichting van het vrij verkeer van personen. Hieruit
kunnen we afleiden dat dergelijke situatie niet de bedoeling kan zijn geweest van de Schengen
Uitvoeringsovereenkomst en dus niet houdbaar was.
1.3.3. Aard van de overeenkomst
32. Alle verdragsluitende staten dienen op elkaar afgestemde compensatiemaatregelen te nemen,
opdat het systeem ten volle zou kunnen functioneren.44 Met het sluiten van het Akkoord van
Schengen, hebben de staten zich bereid verklaard om gelijkaardige maatregelen te treffen waarbij ze
hun regelgeving op elkaar afstemmen. De precieze bewoordingen klinken als volgt: ‘... zullen zij
vooraf alles in het werk stellen om, indien nodig, de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften
met betrekking tot de aan de controles ten grondslag liggende verboden en beperkingen te
harmoniseren en aanvullende maatregelen te treffen...’.45 De staten hebben zich daar slechts toe bereid
verklaard. Het gaat immers om een intergouvernementele overeenkomst, waardoor elke staat vrij blijft
in het al dan niet effectief nemen van dergelijke maatregelen.46
43
D. O’KEEFFE, ‘The Schengen Convention: A suitable model for European integration’, in A. BARAV , D. WYATT and J. WYATT, Yearbook of European Law, Oxford, Clarendon Press, 1992, 190-191. 44
K-P. NANZ, ‘Free Movement of Persons according to the Schengen Convention and in the Framework of the European Union’, in A. PAULY , De Schengen à Maastricht: voie royale et course d’obstacles, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1996, 65-66. 45 Artikel 17 van het Akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, van de Bondsrepubliek Duitsland en van de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, Pb. L 239/15 van 22 september 2000. 46
D. O’KEEFFE, ‘The Schengen Convention: A suitable model for European integration’, in A. BARAV , D. WYATT and J. WYATT, Yearbook of European Law, Oxford, Clarendon Press, 1992, 185-219.
13
1.3.4. Afwezigheid van supranationaal controlemechanisme
33. De Schengenuitvoeringsovereenkomst voorzag niet in een supranationaal controlemechanisme.
Nochtans had men nood aan zo’n onafhankelijk orgaan. Het zou belast worden met het doorvoeren
van een gerechtelijke controle op de nieuwe regelgeving. Op die manier zou de regelgeving op een
identieke wijze worden geïnterpreteerd door alle verdragsluitende staten en zou illegale immigratie
nog beter bestreden kunnen worden.
34. Het ontbreken van een toezichtmechanisme bracht veel kritiek met zich mee. Instellingen en
critici suggereerden om de interpretatie van de regelgeving toe te kennen aan het Europese Hof van
Justitie, aangezien dat de Europese integratie zou bevorderen en de harmonisatie binnen Europa
tegoed zou komen. Niettemin zou dit ook problemen opleveren en de beperkte capaciteit van het Hof
aantonen. De bevoegdheid zou dan hoogstwaarschijnlijk worden toegewezen aan het Gerecht van
eerste aanleg, dat in 1989 aan het Hof van Justitie werd toegevoegd. Dit Gerecht heeft als taak de
beroepen van particulieren en ondernemingen, waarbij een tot rechtsvragen beperkte hogere
voorziening bij het Hof mogelijk is, te onderzoeken. Door een eventuele toevoeging van een
controlebevoegdheid, zou dit rechtsprekend orgaan bedolven worden onder het werk.47 Daarom achtte
men het een beter idee om een nieuw hof op te richten die men op één of andere manier ook linkt aan
het Hof van Justitie. Dat hof zou dan over specifieke interpretatiebevoegdheden moeten beschikken
over regelgeving betreffende asiel, immigratie, internationale politionele samenwerking met
betrekking tot vreemdelingen, gegevensbescherming en andere thema’s die verband houden met het
vrij verkeer van personen.48
1.4. Conclusie
35. We kunnen gerust stellen dat de creatie van de Schengenzone het meest tastbare, populairste en
succesvolste verhaal is dat men in de 20ste eeuw heeft verwezenlijkt op Europees niveau. De
eensgezindsheid binnen Europa zorgde voor samenwerking tussen een aantal landen van de Europese
Gemeenschappen buiten het kader van de Europese Verdragen. De afschaffing van grenscontroles
voor personen aan de gemeenschappelijke binnengrenzen en de gemeenschappelijke regels voor het
overschrijden van de buitengrenzen van het Schengengebied, vormden de basis voor die
samenwerking. Door te voorzien in compensatiemaatregelen aan de buitengrenzen, toont men aan
47
D. O’KEEFFE, ‘The Schengen Convention: A suitable model for European integration’, in A. BARAV , D. WYATT and J. WYATT, Yearbook of European Law, Oxford, Clarendon Press, 1992, 212-213. 48 M. DEN BOER, ‘Travel Notes on a Bumpy Journey from Schengen via Maastricht to Amsterdam’, in M. DEN
BOER, The Implementation of Schengen: First the Widening, Now the Deepening, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1997, 147.
14
bezig te zijn met de versterking van het gebied. Het was namelijk niet de bedoeling dat iedereen van
het vrij verkeer van personen kan genieten. Dergelijke situatie zou niet houdbaar zijn, om die reden
moeten illegale immigranten vermeden worden.
36. Zoals blijkt uit de reeds aangehaalde feiten, bevatte het Schengenacquis nogal wat
tekortkomingen. Onvolmaaktheden zijn een typisch kenmerk van een nieuw systeem en moeten als
kinderziektes worden beschouwd, waarvoor men dringend een remedie moet vinden.49
37. De lidstaten verklaarden zich slechts bereid om de wettelijke en bestuursrechtelijke
voorschriften met betrekking tot de aan de controles ten grondslag liggende verboden en beperkingen,
te harmoniseren en aanvullende maatregelen te treffen. Met andere woorden, ze sloten slechts een
intergouvernementele overeenkomst. Dit wil zeggen dat het parlement van iedere lidstaat de regels
moet goedkeuren vooraleer zij rechtstreekse werking kunnen hebben voor de burgers van de
lidstaten.50 Zolang er sprake is van een intergouvernementele samenwerkingsvorm, blijft het bereiken
van een effectief geharmoniseerd grenscontrolebeleid uit. In plaats van een horizontale coöperatie is er
dus nood aan een verticale vorm van samenwerking om het migratiebeleid te kunnen verwezenlijken.51
De intergouvernementele manier neemt teveel tijd in beslag. Lidstaten delen soms dezelfde visie over
een bepaald onderwerp, maar willen het daarom niet op dezelfde manier tot uitvoering brengen.
Bovendien houdt iedere lidstaat daarbij rekening met z’n eigen nationale problemen en eigen politieke
beleidsstandpunten. Op die manier komt men niet tot een besluit dat door alle verdragspartijen wordt
gedragen en worden de regels door de staten verschillend geïnterpreteerd. De Schengenregels hebben
de bedoeling om differentiatie met betrekking tot de visumregeling weg te werken en administratieve
vereenvoudiging wat dat betreft na te streven, maar een intergouvernementele vorm van
besluitvorming staat een snelle verwezenlijking van deze doelstellingen in de weg.
38. Daarnaast beschikte het Schengenacquis niet over een onafhankelijk gerechtelijk orgaan die
belast was met de controle over het systeem. Het ontbreken van juridische bescherming op
supranationaal niveau zorgde voor een verzwakte positie van het individu, terwijl de macht van de
uitvoerende autoriteiten groeide. Regeringen konden namelijk controles uitvoeren op een persoon,
49 G. VERMEULEN, ‘Mutual legal assistance in Schengen and the EU: An update’, in M. DEN BOER, Schengen Still Going Strong: Evaluation and Update, Maastricht, European Institute of Public Administration, 2000, 51-69. 50 EUROPESE COMMISSIE, Europa antwoordt – 101 vragen over Europa, Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, Luxemburg, 2006, 37, http://www.europeesparlement.nl/ressource/static/files/pdf/101vragen.pdf (consultatie 2 maart 2013). 51
M. DEN BOER, ‘Travel Notes on a Bumpy Journey from Schengen via Maastricht to Amsterdam’, in M. DEN
BOER, The Implementation of Schengen: First the Widening, Now the Deepening, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1997, 152-153.
15
alsook informatie over hem opslaan en uitwisselen, zonder dat er in controle werd voorzien.52 Er zou
een rechtbank moeten worden opgericht die zich buigt over alle immigratieaanvragen. Aan de hand
van zo’n rechtbank zou men een uniforme toepassing en interpretatie van de Schengenregels creëren
binnen het gebied en kan men de strijd tegen illegale immigratie beter aanpakken.53
39. Het rapporteren van personen in het SIS is noodzakelijk voor de goede werking van een
gemeenschappelijk grenzenbeleid. Hoewel het om een vernuft systeem gaat, verhindert het SIS de
goede werking van het principe van het vrij verkeer van personen. Het SIS baseert zich op nationale
criteria bij het weerhouden van personen die een gevaar betekenen en gelden cumulatief voor
onderdanen van derde landen.54 Het recht van toegang of verblijf tot het grondgebied wordt op deze
manier afhankelijk gesteld van het nationale recht van iedere lidstaat.55
40. De nood aan harmonisatie en samenwerking blijft op het gebied van het migratiebeleid hoog.
Zowel op korte als lange termijn moet alles in het werk gesteld worden om de strijd tegen illegale
immigratie verder te kunnen aangaan.
52
D. O’KEEFFE, ‘The Schengen Convention: A suitable model for European integration’, in A. BARAV , D. WYATT and J. WYATT, Yearbook of European Law, Oxford, Clarendon Press, 1992, 217-219. 53
R. MCMAHON, “Maastricht’s third pillar: Load-bearing or purely decorative?”, Legal issues of European integration 1995, 58-60. 54
D. O’KEEFFE, ‘The Schengen Convention: A suitable model for European integration’, in A. BARAV , D. WYATT and J. WYATT, Yearbook of European Law, Oxford, Clarendon Press, 1992, 190-191. 55
R. MCMAHON, “Maastricht’s third pillar: Load-bearing or purely decorative?”, Legal issues of European integration 1995, 53-54.
16
2. VORMING OP EUROPEES NIVEAU
2.1. Principe van het vrij verkeer van personen
41. Ondertussen hield men zich op het niveau van de Europese Gemeenschappen ook bezig met het
voeren van een Europees migratiebeleid. De Europese Commissie stelde in 1985 een richtlijn op die
betrekking had op de afschaffing van de controle aan de binnengrenzen. In tegenstelling tot het
Verdrag van Schengen werd er niet voorzien in compensatiemaatregelen.56 Sommige lidstaten stonden
argwanend tegenover deze richtlijn, omdat ze zich op die manier zouden blootstellen aan de gevaren
die een grenzenloos gebied met zich meebrengt, zonder dat er in ruil enige waarborgen worden
aangeboden. De Commissie besefte dat de richtlijn compensatiemaatregelen moest bevatten, vooraleer
er sprake zou kunnen zijn van enige goedkeuring door de lidstaten.
42. Om die reden werd er een ad hoc groep omtrent immigratie opgericht in 1986. Men kreeg er de
opdracht om samen met de reeds bestaande Trevi57 groep verplichtingen op te stellen waaraan
personen moeten voldoen bij het overschrijden van een buitengrens. Deze ad hoc groep kon hun
opdracht moeilijk verwezenlijken. Het probleem lag voornamelijk in het feit dat ze slechts een paar
keer per jaar samenkwamen, waardoor er weinig ruimte was voor sterke initiatieven. Hun structuur
beschikte bovendien niet over een permanent leidinggevend kader, een vast secretariaat en een bepaald
budget.58
2.2. Europese Akte
43. Ook bij de inwerkingtreding van de Europese Akte in 1987, werd de nadruk gelegd op het
wegwerken van de barrières tussen lidstaten in functie van het principe van het vrij verkeer van
personen. Artikel 13 van de Europese Akte wijst het principe aan als één van de grondrechten van de
Europese Gemeenschappen, naast de principes van vrij verkeer van goederen, diensten en kapitaal.59
De precieze bewoordingen van het artikel zijn de volgende: ‘The EEC Treaty shall be supplemented
by the following provisions: Article 8a “The Community shall adopt measures with the aim of
56
K-P. NANZ, ‘Free Movement of Persons according to the Schengen Convention and in the Framework of the European Union’, in A. PAULY , De Schengen à Maastricht: voie royale et course d’obstacles, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1996, 63. 57 Trevi staat voor ‘Terrorism, radicalism, extrémisme, violence internationale’. 58
J. PEEK, ‘International Police Cooperation within justified political and juridical frameworks: Five Theses on Trevi’ in J. MONAR and R. MORGAN, “The Third Pillar of the European Union. Cooperation in the fields of justice and home affairs”, European Interuniversity Press 1994, 203-205. 59
K-P. NANZ, ‘Free Movement of Persons according to the Schengen Convention and in the Framework of the European Union’, in A. PAULY , De Schengen à Maastricht: voie royale et course d’obstacles, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1996, 63.
17
progressively establishing the internal market over a period expiring on 31 December 1992, in
accordance with the provisions of this Article and of Articles 8b, 8c, 28, 57(20), 59, 70(1), 84, 100a,
and 100b and without prejudice to the other provisions of this Treaty. The internal market shall
comprise an area without internal frontiers in which the free movement of goods, persons, services and
capital is ensured in accordance with the provisions of this Treaty”60.’
44. De manier waarop de lidstaten van de Europese Gemeenschappen dit artikel interpreteerden,
verschilde en dat zorgde voor problemen. Volgens de Europese Commissie en de meerderheid van de
lidstaten, waaronder de Schengenlanden, heeft het artikel 8a de bedoeling om de grenscontroles af te
schaffen voor alle reizigers. Zowel de burgers van de Europese Gemeenschappen als de onderdanen
van derde landen dienen niet langer aan de controles aan de binnengrenzen te worden onderworpen.
Andere lidstaten daarentegen, met in het bijzonder het Verenigd Koninkrijk, vonden dat het artikel
enkel van toepassing was op de burgers van het gebied zelf. Onderdanen van derde landen bleven
onderworpen aan de nationale binnengrenscontroles, waardoor het artikel volgens die lidstaten geen
volledige afschaffing van het eigen nationale controlesysteem inhoudt. Doordat men niet dezelfde
visie deelde, zorgde dit voor een vertraging in de verwezenlijking van het vrij verkeer van personen en
de vorming van een Europees migratiebeleid op het niveau van de Europese Gemeenschappen. De
landen die wel op dezelfde golflengte zaten sloten zich aan bij het Verdrag van Schengen.61
2.3. Creatie van twee niveaus
45. Het verschil in interpretatie van het artikel 8a had als gevolg dat er zich twee wetgevende
niveaus en twee gebieden vormden in Europa. Sommige lidstaten namen deel aan beide zones,
anderen slechts aan één zone. Enerzijds vormde er zich een Schengenzone, waarbij er een systeem
heerste die zowel de basisvrijheden van artikel 8a als de compensatiemaatregelen garandeerde.
Anderzijds vormde de Europese Gemeenschappen een zone, waarbij zowel de omvang van de
basisvrijheden van artikel 8a als de mate waarin er werd voorzien in compensatiemaatregelen, niet aan
de aanvankelijke verwachtingen voldeden. Doordat er geen consensus heerste over de interpretatie,
hadden de lidstaten nood aan een nieuwe benadering van het principe van het vrij verkeer van
personen, waarbij men wel tot een consensus kon komen.62
60 Artikel 8a van de Europese Economische Gemeenschap (ingevoerd door artikel 13 van de Europese Akte) 61
K-P. NANZ, ‘Free Movement of Persons according to the Schengen Convention and in the Framework of the European Union’, in A. PAULY , De Schengen à Maastricht: voie royale et course d’obstacles, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1996, 63. 62
K-P. NANZ, ‘Free Movement of Persons according to the Schengen Convention and in the Framework of the European Union’, in A. PAULY , De Schengen à Maastricht: voie royale et course d’obstacles, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1996, 68-69.
18
46. Men bleek het eens te zijn over het feit dat een grenscontrolevrij gebied enkel en alleen kon
bestaan indien er compensatiemaatregelen werden genomen.63 Men moest dus eerst voorzien in
compensatiemaatregelen, vooraleer de discussie met betrekking tot de reikwijdte van het artikel 8a
kon worden verdergezet. Bij het opstellen van die maatregelen maakte men gebruik van het werk dat
de ad hoc groep reeds had voorbereid in 1986. In tegenstelling tot het Verdrag van Schengen had men
geen basistekst om op terug te vallen. Het artikel dat de afschaffing van de controles aan de
binnengrenzen bepleit en belangrijk was voor het vormen van een basistekst, was het punt van
discussie. Iedere compensatiemaatregel diende om die reden apart te worden genomen en in aparte
juridische wetteksten te worden gegoten, terwijl men in het Verdrag van Schengen alles in één tekst
aan elkaar heeft kunnen linken.64 Deze manier van werken bemoeilijkte een effectieve en correcte
bestrijding van illegale immigratie.
2.4. Voorzien in compensatiemaatregelen
2.4.1. Overeenkomst van Dublin
47. Na intense onderhandelingen werd de eerste compensatiemaatregel met betrekking tot asiel
ondertekend in Dublin. De overeenkomst van Dublin van 15 juni 199065 bepaalde welke staat
verantwoordelijk was voor de behandeling van een asielaanvraag die bij één van de lidstaten van de
Europese Gemeenschappen werd ingediend. De regels hieromtrent worden uiteengezet in artikel 3 van
de Overeenkomst van Dublin. Aan de hand van deze overeenkomst wou men situaties voorkomen,
waarin de asielzoeker te lang in het ongewisse blijft over het gevolg dat aan zijn aanvraag wordt
gegeven.
48. Daarnaast verkreeg de asielzoeker de waarborg dat zijn aanvraag sowieso door één van de
lidstaten zou worden behandeld en dat men niet van de ene lidstaat naar de andere zou worden
gestuurd zonder dat één van hen zich bevoegd verklaart over de behandeling van de aanvraag. Zo
worden ‘refugees in orbit’ vermeden.66 Maar er kan over gediscussieerd worden of de overeenkomst
dergelijke garantie effectief biedt. Artikel 3, 5° stelt namelijk dat de lidstaten het recht blijven
63 Supra 16, nr. 41 64
K-P. NANZ, ‘Free Movement of Persons according to the Schengen Convention and in the Framework of the European Union’, in A. PAULY , De Schengen à Maastricht: voie royale et course d’obstacles, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1996, 69-70. 65 Overeenkomst van Dublin van 15 juni 1990 betreffende de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij een van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen wordt, Pb. L 254/1-12 van 19 augustus 1997. 66 J. BOLTEN, “From Schengen to Dublin: The new frontiers of refugee law”, NJB 1991, 170.
19
behouden om een asielzoeker naar een derde staat te verwijzen. De verwijzing naar een staat buiten het
gebied van de Europese Gemeenschappen toont aan dat het risico geen land te vinden om een
aanvraag in te dienen, ten aanzien van de asielzoeker, blijft bestaan. Er is dus geen zekerheid dat een
beslissing over de status van een asielzoeker wordt genomen. De Dublin overeenkomst wou ook de
tendens van het indienen van meerdere asielaanvragen ontmoedigen. Volgens de overeenkomst is er
namelijk één enkele staat bevoegd om zich over de aanvraag te buigen, dus kan men slechts één
aanvraag indienen bij die ene bevoegde staat. Al snel werd duidelijk dat de Overeenkomst niet
geslaagd was in zijn doel, aangezien de asielzoekers meerdere aanvragen bleven indienen door creatief
om te gaan met het geven van andere, licht gewijzigde namen.67
49. In vergelijking met de snelheid waarmee de overeenkomst werd ondertekend, verliep het
ratificatieproces enorm traag. Het duurde namelijk tot 1 september 1997 vooraleer de overeenkomst
door alle staten geratificeerd werd en in werking trad.68
2.4.2. Overeenkomst betreffende het overschrijden van de buitengrenzen
50. Een volledig ander verhaal deed zich voor bij het opstellen van een compensatiemaatregel met
betrekking tot de verlening van visa, de toegangsvoorwaarden en de controles aan de buitengrenzen.
Ook deze maatregel werd in een aparte overeenkomst opgesteld en was op veel punten gelijkaardig
aan het Verdrag van Schengen, maar de onderhandelingen over deze overeenkomst bleken veel
moeilijker te gaan dan de onderhandelingen bij de Overeenkomst van Dublin.69 De ‘(Draft)
Convention on the Crossing of External Borders’ behandelde namelijk het visumbeleid, een
onderwerp dat zeer gevoelig lag bij bepaalde lidstaten. De zienswijze van Schengen bleek op dat
gebied onverenigbaar met dat van onder andere het Verenigd Koninkrijk en Ierland.70 Er volgde geen
ondertekening en ratificatie van deze overeenkomst.71
67
D. O’KEEFFE, ‘The Schengen Convention: A suitable model for European integration’, in A. BARAV , D. WYATT and J. WYATT, Yearbook of European Law, Oxford, Clarendon Press, 1992, 196-201. 68
K-P. NANZ, ‘Free Movement of Persons according to the Schengen Convention and in the Framework of the European Union’, in A. PAULY , De Schengen à Maastricht: voie royale et course d’obstacles, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1996, 69-70. 69
D. O’KEEFFE, ‘The Schengen Convention: A suitable model for European integration’, in A. BARAV , D. WYATT and J. WYATT, Yearbook of European Law, Oxford, Clarendon Press, 1992, 197. 70
K-P. NANZ, ‘Free Movement of Persons according to the Schengen Convention and in the Framework of the European Union’, in A. PAULY , De Schengen à Maastricht: voie royale et course d’obstacles, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1996, 70. 71
W. DE LOBKOWICZ, ‘Intergovernmental Cooperation in the Field of Migration. From the Single European Act to Maastricht’ in J. MONAR and R. MORGAN, “The Third Pillar of the European Union. Cooperation in the fields of justice and home affairs”, European Interuniversity Press 1994, 112-113.
20
2.4.3. Europees Informatiesysteem72
51. Daarnaast heeft men bij het sluiten van zo’n overeenkomst nood aan uitwisseling van informatie
omtrent de personen die de buitengrenzen overschrijden. Aan welke personen werd de toegang reeds
verleend of geweigerd? Enkel indien men het antwoord op deze vraag kent, zullen de controles aan de
buitengrenzen hun nut kunnen bewijzen. Anders kunnen derdelanders alle lidstaten aflopen totdat ze
door één worden toegelaten. Het Schengenacquis beschikte reeds over dergelijk informatiesysteem73
en het bleek ideaal om op het niveau van de Europese Gemeenschappen ook te voorzien in een
gelijkaardig informatiesysteem. Daarom diende men een voorstel in om het EIS op te richten. Het EIS
kon slechts in werking treden, eens er consensus was over de interpretatie van artikel 8a. Anders
zouden er al compensatiemaatregelen bestaan vooraleer het vrij verkeer zou kunnen worden
gegarandeerd. Daarnaast had men ook de informatie nodig die het SIS reeds had verzameld, aangezien
men de bedoeling had het SIS naar de toekomst toe uit te breiden naar alle lidstaten.74 Het Uitvoerend
Comité van Schengen was slechts bereid de door hen verzamelde informatie uit te wisselen op
voorwaarde dat het EIS eerst in werking trad.75 Gezien er geen consensus was over de reikwijdte van
de interpretatie van het principe van het vrij verkeer van personen, trad het EIS niet in werking.
2.5. Verdrag van Maastricht76
52. Zowel externe factoren zoals de val van het communisme in Oost-Europa en het vooruitzicht op
een Duitse eenwording als interne factoren zoals de wil van de lidstaten om de door de Europese Akte
geboekte vooruitgang voort te zetten, hebben geleid tot het Verdrag van Maastricht. Dit had de
oprichting van de Europese Unie als resultaat.77
53. De samenwerking binnen de Europese Unie werd door het Verdrag van Maastricht opgedeeld in
een structuur die gebaseerd is op drie pijlers. De eerste pijler bestond uit de ‘Europese Gemeenschap’,
de ‘Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal’ en ‘Euratom’. Het betrof de gebieden waarin de
lidstaten, aan de hand van de communautaire instellingen, hun soevereiniteit gezamenlijk uitoefenen.
72 Hierna: EIS 73 Supra 10, nr. 29 e.v. 74
M. DEN BOER, ‘Travel Notes on a Bumpy Journey from Schengen via Maastricht to Amsterdam’, in M. DEN
BOER, The Implementation of Schengen: First the Widening, Now the Deepening, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1997, 151. 75
K-P. NANZ, ‘Free Movement of Persons according to the Schengen Convention and in the Framework of the European Union’, in A. PAULY , De Schengen à Maastricht: voie royale et course d’obstacles, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1996, 71-72. 76Verdrag betreffende de Europese Unie van 7 februari 1992, Pb. L 191 van 29 juli 1992. Het Verdrag van Maastricht trad op 1 november 1993 in werking. 77
M. MARESCEAU (2009-2010). Europees recht. Cursus. Gent, Universiteit Gent.
21
De tweede pijler werd gevormd door het ‘Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid’. Deze
pijler verving de bepalingen in de Europese Akte en stelde de lidstaten in staat gemeenschappelijke
acties te ondernemen op het gebied van het buitenlands beleid. De derde pijler betrof de samenwerking
op het gebied van ‘Justitie en binnenlandse zaken’. In een communautaire systeem wordt een voorstel
ingediend door de Europese Commissie, dat op zijn beurt moet worden goedgekeurd door de Raad en
het Europees Parlement en waarbij het toezicht op de naleving van het Gemeenschapsrecht aan het
Hof van Justitie wordt toevertrouwd. Zowel de tweede als de derde pijler berustten op een
intergouvernementeel besluitvormingsproces78. De Commissie en het Parlement speelden hierbij een
bescheiden rol. Het Hof van Justitie was op het terrein van de tweede en derde pijler niet bevoegd.79
54. Ook op het niveau van de Europese Gemeenschappen werd op het gebied van het migratiebeleid
dus niet voorzien in een onafhankelijk juridisch orgaan. Hetzelfde probleem stelt zich hier als bij het
Schengenacquis. Indien er gemeenschappelijke regels worden opgesteld met betrekking tot controles
die worden uitgevoerd op personen die de buitengrenzen van het gebied overschrijden, moet er ook
worden voorzien in een supranationaal orgaan die een oogje in het zeil houdt op de wijze van
uitvoering. Ook hier zou men een rechtbank moeten oprichten die zich buigt over alle
immigratieaanvragen. Op die manier kan men een uniforme toepassing en interpretatie van de
regelgeving verzekeren.80
55. Het asiel- en migratiebeleid werd ondergebracht in de derde pijler en weigerden het beleid te
laten functioneren via de communautaire methode.81 Nochtans zou dit wenselijk geweest zijn, omdat
het zou hebben bijgedragen tot de versterking van de Europese integratie. De intergouvernementele
structuur betrof vaak een zaak van lange adem en bleek teveel compromissen te vergen om de vereiste
unanimiteit te kunnen bereiken.82 Het ging hier om compromissen tussen enerzijds de aanhangers van
de communautaire methode, met name Duitsland, Frankrijk en de Beneluxlanden, en anderzijds de
aanhangers van de methode die het asiel- en migratiebeleid zo intergouvernementeel mogelijk wilden
78 Het betreft een vorm van samenwerking tussen de regeringen van de verschillende lidstaten. 79
S. VAN DEN BOGAERT, “The Treaty of Lisbon: The European Union’s own judgement of Solomon?”, Maastricht Journal of European and Comparative Law 2008, 8-9. 80
R. MCMAHON, “Maastricht’s third pillar: Load-bearing or purely decorative?”, Legal issues of European integration 1995, 59-61. 81 E. UCARER, ‘Cooperation on justice and home affairs matters’, in L. CRAM, D. DINAN and N. NUGENT, Developments in the European Union, Houndmills, Macmillan, 1999, 249-253. 82
S. PEERS, EU Justice and Home Affairs Law, Essex, Pearson Education Limited, 2000, 16-20.
22
houden, met name het Verenigd Koninkrijk en Denemarken.83 Het verkrijgen van unanimiteit zal naar
de toekomst toe nog meer worden bemoeilijkt, aangezien de EU zich nog verder uitbreid.84
2.6. Conclusie
56. Men heeft met het Verdrag van Maastricht de unieke kans laten liggen om het Europees
migratiebeleid te versterken en de illegale immigratie beter te bestrijden. Nu blijft het
intergouvernementeel van aard, wat voor vertraging zorgt in de vooruitgang van het beleid. Het is
kenmerkend dat intergouvernementele Europese samenwerking plaatsvindt in materies waar
supranationale samenwerking moeilijk te verwezenlijken is. Supranationale samenwerking houdt
namelijk in dat de lidstaten soevereine rechten overdragen aan instellingen van de Europese Unie,
waardoor er regels kunnen worden opgemaakt die rechtstreekse werking hebben voor de lidstaten
alsook voor de burgers van de lidstaten.85 Door dergelijke rechten over te dragen, verliest men de
bevoegdheid over bepaalde materies en de materie betreffende justitie en binnenlandse zaken ligt
nauw aan het hart van iedere nationale lidstaat. Deze zienswijze van de lidstaten valt te begrijpen.
Zolang de communautaire methode geen effectieve bestrijding van illegale immigratie kan verzekeren,
is het normaal dat lidstaten hun soevereiniteit niet willen afgeven. Toch blijkt een kentering
waarneembaar en groeit de vraag naar assimilatie met het communautair model.
57. Om een geharmoniseerd asiel- en immigratiebeleid te kunnen creëren op het niveau van de
Europese Gemeenschappen, heeft men nood aan eensgezindheid binnen de lidstaten. In tegenstelling
tot het Schengenacquis, komen de lidstaten van de Europese Gemeenschappen tot een verschillende
interpretatie van het basisartikel dat bepaalt wie mag genieten van het vrij verkeer van personen
binnen het grondgebied. Aan de ene kant kan men zich verder blijven focussen op een uniforme
interpretatie van het artikel 8a en blijft de verdeeldheid verder bestaan, met als gevolg dat men ter
plaatse blijft trappelen. Aan de andere kant kan men het artikel laten voor wat het is en overgaan tot
integratie van het Schengenacquis in de Verdragen van de Europese Unie. Op die manier tracht men
het probleem betreffende de uniforme interpretatie van het basisartikel te omzeilen en laat men de
keuze aan de lidstaten van de Europese Gemeenschappen om zich al dan niet akkoord te verklaren met
de toetreding van hun staat tot het Schengenacquis.
83
J. MONAR, ‘Justice and home affairs after Amsterdam: the Treaty reforms and the challenge of their implementation’, in J. MONAR and W. WESSELS, The European Union after the Treaty of Amsterdam, New York, 2001, 268-269. 84
R. MCMAHON, “Maastricht’s third pillar: Load-bearing or purely decorative?”, Legal issues of European integration 1995, 63-64. 85
EUROPESE COMMISSIE, Europa antwoordt – 101 vragen over Europa, Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, Luxemburg, 2006, 37, http://www.europeesparlement.nl/ressource/static/files/pdf/101vragen.pdf (consultatie 2 maart 2013).
23
3. CREATIE VAN EEN BELEID OP ÉÉN NIVEAU
3.1. Verdrag van Amsterdam
58. De tekortkomingen van het intergouvernementeel beleid maakten de weg vrij voor de
hervormingen die door het Verdrag van Amsterdam86 werden ingeluid. Een toenemend aantal lidstaten
waren er niet langer van overtuigd dat de derde pijler kon beantwoorden aan de gestelde uitdagingen.
De verwachtingen werden op het gebied van (onder andere illegale) immigratie niet meer ingelost.87
59. Het Verdrag van Amsterdam stelde wijzigingen voor aan de structuur en de bevoegdheden van
de Europese Unie. Men zorgde er voor dat de organen van de Europese Unie meer invloed konden
uitoefenen op de interne besluitvorming van de Europese Unie. Alsook beperkte men de ruimte voor
autonomie binnen de lidstaten met betrekking tot de samenwerking in strafrechtelijke zaken.88
Dergelijke grondige wijzigingen maakten het mogelijk maken dat de Europese samenwerking op
gebied van migratie een nieuwe start kon nemen. Te Amsterdam werd namelijk het Verdrag van
Schengen opgenomen in het Verdrag betreffende de Europese Unie en het asiel- en migratiebeleid
overgeheveld van de derde naar de eerste pijler.
3.1.1. Annexatie van het Schengenacquis
60. Na lang wachten werd het Schengenacquis opgenomen in het Verdrag betreffende de Europese
Unie. Deze annexatie vond plaats op 1 mei 1999 en werd aan de hand van een protocol ingelijfd in het
institutionele rechtskader van de Europese Unie. Kandidaat-lidstaten die in de toekomst zouden willen
toetreden tot de EU, zullen zich akkoord moeten verklaren met het Schengenacquis. Enkel die
automatische aanvaarding van het acquis biedt de mogelijkheid om nog lid te worden van de EU.89
Daarentegen hebben lidstaten die reeds lid waren van de Europese Unie, de keuze om al dan niet toe te
treden tot de bepalingen van het Schengenacquis.
86 Verdrag van Amsterdam van 2 oktober 1997 houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten, Pb. L 340 van 10 november 1997. Het Verdrag van Amsterdam trad op 1 mei 1999 in werking. 87
M. FOBLETS en D. VANHEULE, “Het federale vreemdelingenbeleid in België: enkele recente wetswijzigingen”, TBP 2007, afl. 7, 387-389. 88
G. VERMEULEN, ‘Where do we currently stand with harmonisation in Europe’, in A. KLIP and H. VANDER
WILT, Harmonisation and harmonising measures in criminal law, verhandeling Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen afdeling Letterkunde, Amsterdam, 2002, 1. 89
H. XANTHAKI , ‘Cooperation on justice and home affairs’, in J. GOWER, The European Union Handbook, London, Fitzroy Dearborn Publishers, 2002, 234.
24
61. Binnen het gebied van de Europese Unie verdwenen alle binnengrenzen voor de lidstaten. In
plaats daarvan, creëert men een buitengrens die het voorwerp uitmaakt van gemeenschappelijk
regelgeving omtrent paspoortcontrole, visa en asiel.90 Burgers van de Unie werden bij de toegang tot
het gebied aan minder strenge voorwaarden onderworpen dan onderdanen van derde landen.91
3.1.2. Transfer van het asiel- en migratiebeleid
62. Te Amsterdam zorgde men er ook voor dat het asiel- en migratiebeleid werd overgeheveld van
de derde naar de eerste pijler. Daar men in de derde pijler niet over de gewenste instrumenten
beschikte, was een verplaatsing naar de eerste pijler noodzakelijk. Relevante bepalingen zijn terug te
vinden in onder meer de artikelen 61, 62 en 63 van het door het Verdrag van Amsterdam
geamendeerde Verdrag betreffende de Europese Unie. Deze artikelen bevatten respectievelijk
maatregelen met betrekking tot de afschaffing van controles ten aanzien van alle personen die de
binnengrenzen overschrijden, gemeenschappelijke regelgeving voor het overschrijden van de
buitengrenzen en de harmonisatie van voorwaarden bij het uitreiken van documenten aan onderdanen
van derde landen die niet langer dan drie maanden in de Europese ruimte verblijven.92 Daarnaast
verklaarden de lidstaten zich akkoord mee te werken aan de verwezenlijking van de ‘Handhaving en
ontwikkeling van de Unie als een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid waarin het vrije
verkeer van personen gewaarborgd is in combinatie met passende maatregelen met betrekking tot
controles aan de buitengrenzen, asiel, immigratie en voorkoming en bestrijding van criminaliteit’93.
3.2. Opeenvolging van verschillende programma’s
3.2.1. Programma van Tampere94
63. Er werd een beleidsstrategie voor de periode 1999-2004 uitgetekend om de maatregelen van het
Verdrag van Amsterdam te implementeren.95 Met dit programma wou men ‘een ruimte van vrijheid,
90
H. XANTHAKI , ‘Cooperation on justice and home affairs’, in J. GOWER, The European Union Handbook, London, Fitzroy Dearborn Publishers, 2002, 235-236. 91 Infra 52, nr. 124 e.v. 92
P. KUIJPER, “De Communautarisering van visa-, asiel- en immigratiepolitiek krachtens het Verdrag van Amsterdam en de incorporatie van het Schengen acquis”, SEW 1999, 434-442. 93 Titel I, artikel 2, vierde streepje,Verdrag van Amsterdam van 2 oktober 1997 houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten, Pb. L 340 van 10 november 1997. 94 EUROPESE RAAD , ‘Conclusies van het voorzitterschap’, document 14 368/08, Brussel, 15 en 16 oktober 2008, http://www.consilium.europa.eu/ueDocs/cms_Data/docs/pressData/nl/ec/103444.pdf (consultatie 14 juli 2013).
25
veiligheid en rechtvaardigheid’ vestigen, waardoor het Europese asiel- en migratiebeleid een meer
concrete vorm zou krijgen.96 De lidstaten hebben er zich toe verbonden dit tijdschema te volgen en
tegen 1 mei 2004 de nodige maatregelen te nemen.97
64. Op de top te Tampere kreeg de Europese Commissie de opdracht om voorstellen te ontwikkelen
met betrekking tot de volgende vier thema’s: Partnerschap met de herkomstlanden van immigranten,
een gemeenschappelijk asielbeleid, een gelijke behandeling van onderdanen van derde landen en een
coördinatie van migratiestromen.98 Het asiel- en migratiebeleid moet in de eerste plaats gericht zijn op
de samenwerking met de herkomstlanden. Een volledige aanpak van het immigratieprobleem betekent
ook dat de aandacht moet uitgaan naar de politieke toestand, de mensenrechten en de ontwikkeling in
de herkomst- en transitlanden.99 Ten tweede moet het beleid respect hebben voor de personen die asiel
aanvragen. Het Europees asielstelsel zou een duidelijk hanteerbare bepaling moeten hebben voor
zowel de lidstaat die verantwoordelijk is voor het onderzoek van de asielaanvraag, als voor de
gemeenschappelijke criteria van een eerlijke en efficiënte asielprocedure, als voor de
gemeenschappelijke minimumvoorwaarden betreffende het onthaal van asielzoekers, als voor een
subsidiaire bescherming die een geschikte status verleent aan iedere persoon die nood heeft aan die
bescherming.100 Ten derde verklaarden de lidstaten zich akkoord om onderdanen van derde landen
rechten en verplichtingen toe te kennen, gelijkaardig aan deze die aan de burgers van de Europese
Unie werden toegekend.101 Tenslotte sprak men zich ook uit over de migratiestromen. Ze zijn
samengesteld uit een mix van verschillende beweegredenen: Het kan zowel gaan om personen die
bescherming zoeken, de hereniging met familieleden nastreven, economische verbetering zoeken,
95 G. VERMEULEN, ‘Where do we currently stand with harmonisation in Europe’, in A. KLIP and H. VANDER
WILT, Harmonisation and harmonising measures in criminal law, Amsterdam, Verhandeling Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen afdeling Letterkunde, 2002, 1. 96
M. BORGERS, ‘Functions and Aims of Harmonisation after the Lisbon Treaty. A European perspective’, in C.
FIJNAUT and J. OUWERKERK, The future of Police and Judicial Cooperation in the European Union, Leiden, Koninklijke Brill, 2010, 247-355. 97
G. MUYLLE en J. DE BOCK, ‘De Europese Unie als ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid: het algemene kader’, in M-C. FOBLETS, J. MEEUSEN en D. VANHEULE, Migratie- en migrantenrecht 11, Brugge, Die Keure, 2006, 9. 98
R. LEWIS and F. ROSCAM ABBING, “An asylum and migration policy for the European Union”, Rev.Aff.Eur. 2001-02, 502. 99 J. MONAR, ‘The integration of Police and Judicial Cooperation in Criminal Matters into EU External Relations. Achievements and problems’ in C. FIJNAUT and J. OUWERKERK, The future of Police and Judicial Cooperation in the European Union, Leiden, Koninklijke Brill, 2010, 65-69. 100 Deze doelstellingen werden ondertussen verwezenlijkt in de Kwalificatierichtlijn 2004/83/EG, Pb. L 304-12 van 30 september 2004, in de Opvangrichtlijn 2003/9/EG, Pb. L 31/18 van 6 februari 2003 en in de Procedurerichtlijn 2005/85/EG, Pb. L 326/13 van 13 december 2005. 101
R. LEWIS and F. ROSCAM ABBING, “An asylum and migration policy for the European Union”, Rev.Aff.Eur. 2001-02, 503-505.
26
etc.102 De Europese Raad wees erop dat de verschillende migratiestromen doeltreffender moeten
worden beheerst.103
65. Na de top heeft de Commissie de voorstellen ingediend bij de Raad. De Raad heeft vervolgens
een reeks richtlijnen aangenomen. Uiteindelijk bleken er veel verschillen te bestaan tussen de
oorspronkelijke voorstellen van de Commissie en de uiteindelijke richtlijnen die door de Raad werden
aangenomen. De onderliggende reden hiervan is dat de Raad bij unanimiteit richtlijnen aanneemt,
waardoor de uiteindelijk goedgekeurde teksten compromissen zijn.104 Tot 1 mei 2004 bleef die
unanimiteitsregel gelden. Met het Verdrag van Nice werd de gekwalificeerde meerderheid ingevoerd
voor een dertigtal bepalingen, waaronder de artikelen met betrekking tot het asiel- en migratiebeleid.
Zo werden de Europese instellingen voorbereid op een besluitvorming die bij de toekomstige
uitbreiding van de EU efficiënter zou verlopen. Gekwalificeerde meerderheid wordt bereikt wanneer
de meerderheid van de lidstaten voor een besluit stemt en zij ten minste drie/vijfde van de totale
bevolking van de Unie vertegenwoordigen.105
66. Sinds de Top van Tampere was het buitengrenzenbeheer een van de hoekstenen van de
ontwikkeling van de EU als een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Men had hierbij
de oprichting van enkele instellingen op het oog, met name Frontex, het Buitengrenzenfonds en de
oprichting van een Schengengrenscode. Na een periode van vijf jaar liep het programma van Tampere
af en werd het opgevolgd door het Haags programma.
3.2.2. Haags Programma
67. Hoewel niet alle aanvankelijke doelstellingen van de Europese Raad van Tampere werden
verwezenlijkt, boekte men toch een aanzienlijke vooruitgang. Op dit elan moest worden verdergegaan
in het Haags Programma. Ook de terreuraanslagen die in 2001 plaatsvonden in New York en in 2004
in Madrid hebben daar mede toe geleid. De migratiedruk nam toe en de georganiseerde criminaliteit
102
R. LEWIS and F. ROSCAM ABBING, “An asylum and migration policy for the European Union”, Rev.Aff.Eur. 2001-02, 508. 103 EUROPESE RAAD , ‘Conclusies van het voorzitterschap’, document 14 368/08, Brussel, 15 en 16 oktober 2008, http://www.consilium.europa.eu/ueDocs/cms_Data/docs/pressData/nl/ec/103444.pdf (consultatie 14 juli 2013). 104 Hieraan werd verandering gebracht door het Verdrag van Nice van 26 februari 2001. 105 Verdrag van Nice houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten van 26 februari 2001, Pb. L 80 van 10 maart 2001.
27
werd bedreigender. Europa had duidelijk behoefte aan een permanente strategie om
grensoverschrijdende uitdagingen aan te pakken.106
68. Net als het Programma van Tampere had het Haags programma een langetermijnperspectief,
maar het ging toch een stap verder doordat het vergezeld was van een gedetailleerd actieplan.107 Het
Haags Programma108 somt een tiental prioriteiten op ter versterking van de ruimte van vrijheid,
veiligheid en recht, waarvan het de bedoeling is dat ze gedurende de periode 2005-2010 zullen worden
verwezenlijkt. Met betrekking tot het voor ons relevante domein, waren er een drietal prioriteiten van
belang. Ten eerste had men als prioriteit de ontwikkeling van een nieuwe en evenwichtige aanpak van
het migratiebeleid voor ogen. Het betrof zowel de aanpak van legale als illegale immigratie.109
Hiervoor moest er meer geïnvesteerd worden in een betere samenwerking met derde landen,
voornamelijk op het gebied van terugname en terugkeer van immigranten.110 Ten tweede stond het
versterken van het buitengrenzenbeheer hoog op de agenda. De oprichting van het agentschap
Frontex111 was daarom van belang alsook de uitwerking van een doeltreffend visumbeleid. Het
visumbeleid zou in de toekomst moeten voorzien in een visuminformatiesysteem. Op korte termijn is
het belangrijk dat reis- en identificatiedocumenten biometrische identificatiemiddelen bevatten,
waardoor dergelijke documenten beter beveiligd zouden worden en namaak moeilijker wordt.112 Ten
derde moest er een gemeenschappelijk verwijderings- en terugkeerbeleid ontwikkeld worden.
69. De Europese Commissie stelde vast dat de doelstellingen inzake asiel-, immigratie- en
grensbeleid op voldoende wijze werden bereikt, in het bijzonder met betrekking tot illegale
immigratie.113 De grotere betrokkenheid van Frontex bij de grensbewaking, het netwerk van
immigratieverbindingsfunctionarissen en de overnameovereenkomsten met de herkomstlanden van de
106 Mededeling van de Europese Commissie van 10 juni 2009 betreffende ‘Justitie, vrijheid en veiligheid in Europa sedert 2005: een evaluatie van het Haags programma en het actieplan’, niet in het Pb. C verschenen. 107 Actieplan van de Raad en de Europese Commissie ter uitvoering van het Haags Programma houdende de versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie, Pb. C 198 van 12 augustus 2005. 108 Het Haags programma van 5 november 2004 houdende de versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie, Pb. C 53 van 3 maart 2005. 109 Mededeling van de Europese Commissie betreffende ‘Het Haags programma: tien prioriteiten voor de komende vijf jaar. Het partnerschap voor Europese vernieuwing op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht’, Pb. C 236 van 24 september 2005. 110 Mededeling van de Europese Commissie betreffende ‘Eén jaar algehele aanpak van migratie: naar een alomvattend Europees migratiebeleid’, Pb. C 735/3 van 30 november 2006. 111 Infra 81, nr. 174 e.v. 112 Mededeling van de Europese Commissie betreffende ‘Het Haags programma: tien prioriteiten voor de komende vijf jaar. Het partnerschap voor Europese vernieuwing op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht’, Pb. C 236 van 24 september 2005. 113 Mededeling van de Europese Commissie van 10 juni 2009 betreffende ‘Justitie, vrijheid en veiligheid in Europa sedert 2005: een evaluatie van het Haags programma en het actieplan’, niet in het Pb. C verschenen.
28
illegale immigranten hebben daartoe een steentje bijgedragen. Op het gebied van grensbeheer werd de
instelling van snelle grensinterventieteams als een grote stap vooruit gezien.114
3.2.3. Stockholm Programma
70. In juli 2009 nam Zweden het voorzitterschap van de Europese Unie van Tsjechië over en werd
er voorzien in een opvolger voor het Haags programma. Voor de periode 2010-2015 vond de Europese
samenwerking met betrekking tot immigratie plaats binnen het kader van het Stockholm
Programma.115
71. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is er een belangrijke rol weggelegd
voor het Europese parlement op het gebied van migratie.116 Het Europees parlement is namelijk
mederegelgever geworden en de nationale parlementen hebben een grotere betrokkenheid gekregen,
wat ervoor zal zorgen dat de Europese Unie meer verantwoording moet afleggen voor haar acties
tegenover de burger. Daarnaast gebeurt op het terrein van het immigratie- en asielbeleid de stemming
niet langer bij unanimiteit. Er wordt plaatsgemaakt voor een stemming bij gekwalificeerde
meerderheid, zo zal de besluitvorming makkelijker verlopen voor het migratiebeleid. Tenslotte zal er
een betere rechterlijke toetsing plaatsvinden aangezien het Europees Hof van Justitie bevoegd wordt
voor het rechterlijk toezicht op alle aspecten van het beleid inzake vrijheid, veiligheid en recht, terwijl
het Handvest van de grondrechten juridisch bindend wordt.117 Een Europese opleiding voor rechters,
officieren van justitie en politieagenten is ook van belang. Dit zou zorgen voor een uniforme
interpretatie van het Europees asiel- en migratiebeleid. De doelstelling van de Commissie is om tot en
met 2020 zeventigduizend personen professioneel opleiden in het Europees recht.
72. De toenemende grensoverschrijdende uitdagingen vergen een gecoördineerde aanpak. De
Commissie zal maatregelen moeten nemen om het beheer van de buitengrenzen verder te ontwikkelen.
Ze zien hier een belangrijke rol weggelegd voor de Frontex, die de operationele samenwerking tussen
lidstaten moet bevorderen.118 Daarnaast moeten er ook maatregelen, zoals wetgevingsvoorstellen,
114 Mededeling van de Europese Commissie betreffende een ‘Verslag over de uitvoering van het Haags programma’, Pb. L 373/5-7 van 2 juni 2008. 115 Het Programma van Stockholm van 11 december 2009 houdende een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger, Pb. C 115 van 4 mei 2010. 116 A. OTT, “Depillarisation: The entrance of intergovernmentalism through the backdoor?”, Maastricht Journal of European and Comparative Law 2008, 36-41. 117 A. LAQUIEZE, “ L’avenir de l’Europe : Le traité de Lisbonne et la relance institutionnelle de l’Union européenne”, La documentation Française-Questions Internationales 2008, 10-19. 118 Het Programma van Stockholm van 11 december 2009 houdende een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger, Pb. C 115 van 4 mei 2010.
29
genomen worden die verbeteringen aanbrengen aan de regelgeving betreffende de Schengengrenscode
en het Europees grensbewakingssysteem ‘Eurosur’. De Commissie zal ook een voorstel moeten
indienen tot instelling van een systeem voor in- en uitreis, het EES, en een programma voor
geregistreerde reizigers, het RTP. De ingebruikname van het SIS II en de lancering van
visuminformatiesystemen zijn prioritair. Dergelijke middelen zijn nodig om de mobiliteit te
vergemakkelijken en een hoog niveau van interne veiligheid te waarborgen binnen het grondgebied
van de EU. Deze doelstellingen kunnen enkel worden bereikt als partners in derde landen en
internationale organisaties daarbij effectief worden betrokken. In ruil voor hun medewerking zal men
moeten overgaan tot visumversoepelingen.119
73. Globaal gezien kunnen we stellen dat in het Stockholm Programma dezelfde doelstellingen
worden vooropgesteld als in het Haags Programma.
3.3. Resultaat van de opeenvolgende programma’s
74. Het opstellen van beleidsprioriteiten heeft duidelijk z’n vruchten afgeworpen. Door telkens een
programma op te stellen met de te verwezenlijken doelstellingen en de daar bijhorende actieplannen,
kon men gericht te werk gaan.
75. De doelstellingen van de verscheidene programma’s zijn nu over het algemeen gehaald. Het
agentschap Frontex werd opgericht. De Schengengrenscode is in werking getreden. Het
Buitengrenzenfonds en het Terugkeerfonds werden opgericht in uitvoering van het kaderprogramma
‘Solidariteit en beheer van migratiestromen’. Er werden biometrische identificatiemiddelen
opgenomen in reis- en identificatiedocumenten. Het SIS en het VIS traden in werking. Snelle
grensinterventieteams, een grensbewakingssyteem, een systeem voor in- en uitreis en een programma
voor geregistreerde reizigers werden opgesteld. Er werd voorzien in een netwerk van
immigratieverbindingsfunctionarissen, alsook werden er overnameovereenkomsten gesloten met de
herkomstlanden van de illegale immigranten.120 Een verdere uitwerking van de verwezenlijkingen van
deze programma’s zal hierna in deel II besproken worden.
119 Mededeling van de Europese Commissie van 20 april 2010 betreffende ‘Een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht voor de burgers van Europa. Actieplan ter uitvoering van het programma van Stockholm’, niet in het Pb. C verschenen. 120 Mededeling van de Europese Commissie betreffende ‘de versterking van het beheer van de zuidelijke maritieme grenzen van de Europese Unie’, Pb. C 733/2 van 30 november 2006.
30
4. LANDEN MET EEN BIJZONDER STATUUT
76. De Europese Unie telt ondertussen 27 lidstaten, waarvan er 5121 niet tot de Schengenruimte
behoren. De Schengenruimte bestaat uit 26 lidstaten, waarvan er 4122 niet tot de EU behoren. Sommige
landen behoren dus zowel tot het gebied van de Europese Unie als tot de Schengenruimte, andere
landen behoren slechts tot één van de twee ruimtes en nog andere landen beschikken over een opt-in-
of opt-out-mogelijkheid. Deze differentiatie bemoeilijkt het in de hand werken van een
geharmoniseerd migratiebeleid, maar maakt het tegelijk mogelijk om het proces van integratie verder
te zetten. Lidstaten die zich niet kunnen vinden in bepaalde maatregelen die het Schengenacquis
oplegt en niet van plan zijn zich te binden aan nieuwe Europese afspraken, kunnen zich aan de hand
van een opt-in- of een opt-out-mogelijkheid distantiëren.
77. De mogelijkheid om al dan niet toe te treden tot het Schengenacquis, werd gegeven aan de EU-
lidstaten bij de opname van het Schengenacquis in de Verdragen van de Europese Unie.123 Nu is het
maken van zo’n keuze niet langer mogelijk. De aanvaarding van het Schengenacquis is een
voorwaarde geworden om tot de Europese Unie toe te kunnen treden.
4.1.1. Het Verenigd Koninkrijk en Ierland
78. Zowel het Verenigd Koninkrijk als Ierland maken duidelijk dat ze niet willen toetreden tot het
Schengenacquis. Ze kunnen zich niet vinden in ‘de afschaffing van de controle aan de binnengrenzen’,
wat de eigenlijke doelstelling is van het acquis. De afschaffing van de controles aan de Kanaaltunnel,
de lucht- en de zeehavens is voor hen onaanvaardbaar.124 Deze houding kan zowel verklaard worden
door het verschil in de manier waarop deze landen hun immigratiecontrole organiseren als door de
geografische ligging van de landen.125 Ten eerste kennen het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet
voldoende interne controlemechanismen. Onderdanen van derde landen moeten er zich niet
registreren. Er wordt van hen niet verwacht dat ze zich bij de lokale overheid melden. Op die manier
kan men niet nagaan wie zich op het grondgebied bevindt en heeft men geen overzicht over de
121 Het betreft het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Cyprus, Bulgarije en Roemenië. 122 Het betreft Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein. 123
J. SCHUTTE, ‘The incorporation of the Schengen Acquis in the European Union’, in P. CULLEN and W. GILMORE, Crime Sans Frontières: International and European Legal Approaches, Edinburgh, 1998, 125-126. 124
D. O’KEEFFE, ‘Non-Accession to the Schengen Convention: The Cases of the United Kingdom and Ireland’, in A. PAULY , Schengen en panne, Maastricht, European institute of Public Administration, 1994, 147. 125
J. SCHUTTE, ‘The incorporation of the Schengen Acquis in the European Union’, in P. CULLEN and W. GILMORE, Crime Sans Frontières: International and European Legal Approaches, Edinburgh, 1998, 125-126.
31
samenstelling van de bevolking.126 Ten tweede gaat het om eilanden, waardoor de binnen- en
buitengrenzen gelijk zijn aan elkaar. Het afschaffen van de binnengrenzen betekent tegelijkertijd dat
ook de controle aan de buitengrens minder strikt wordt, wat niet te rijmen valt met de filosofie van
deze landen.127 De positie van Ierland is afhankelijk van dat van het Verenigd Koninkrijk. De
toetreding tot Schengen zou met zich meebrengen dat er een buitengrens moet worden opgericht
tussen Ierland en het Verenigd Koninkrijk, wat politiek niet realiseerbaar is.128
79. Daarnaast gaan het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet akkoord met de interpretatie dat aan het
artikel 8a van de Europese Economische Gemeenschap werd gegeven.129 Ze vonden dat het artikel
enkel van toepassing was op de burgers van het gebied zelf en niet op de onderdanen van derde
landen. Beide landen hebben er geen vertrouwen dat het migratiebeleid door alle lidstaten even goed
zal worden uitgevoerd. Daar het eilanden zijn, beschikken ze zelf over relatief makkelijk te
controleren buitengrenzen en voeren ze een strikt controlebeleid uit. Ze vrezen dat landen zoals
Griekenland, Spanje en Italië niet in staat zijn een strikte immigratiecontrole uit te voeren. Zij hebben
lange land- en zeegrenzen en worden geconfronteerd met een enorme toestroom van illegale
immigranten. Ze willen hun lot niet in de handen leggen van deze lidstaten.130
80. Beide landen hebben een opt-in- en opt-out-mogelijkheid met betrekking tot het
Schengenacquis kunnen bedingen. Artikel 4 van het protocol 19 dat is opgenomen in het kader van het
Verdrag van de Europese Unie voorziet in een mogelijkheid, waarbij het Verenigd Koninkrijk en
Ierland te allen tijde kunnen verzoeken om aan alle of aan enkele van de bepalingen van het
Schengenacquis deel te nemen. Artikel 5 van het protocol 19 bepaalt dat beide landen geacht worden
automatisch akkoord te gaan met de nieuwe maatregelen die worden genomen in de gebieden van het
Schengenacquis waarin men al participeert.131 Enkel indien men binnen een redelijke termijn na de
126
D. O’KEEFFE, ‘Non-Accession to the Schengen Convention: The Cases of the United Kingdom and Ireland’, in A. PAULY , Schengen en panne, Maastricht, European institute of Public Administration, 1994, 145-147. 127
R. MCMAHON, “Maastricht’s third pillar: Load-bearing or purely decorative?”, Legal issues of European integration 1995, 53. 128
J. SCHUTTE, ‘The incorporation of the Schengen Acquis in the European Union’, in P. CULLEN and W. GILMORE, Crime Sans Frontières: International and European Legal Approaches, Edinburgh, 1998, 125-126. 129 Supra 16, nr. 43 e.v. 130
D. O’KEEFFE, ‘Non-Accession to the Schengen Convention: The Cases of the United Kingdom and Ireland’, in A. PAULY , Schengen en panne, Maastricht, European institute of Public Administration, 1994, 148-152. 131 Artikel 4 en 5 Protocol 19 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht dat is opgenomen in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van 13 december 2007, Pb. C 326 van 26 oktober 2012.
32
indiening van een voorstel of een initiatief de Raad schriftelijk op de hoogte brengt, kunnen de landen
ontslaan worden van hun deelname. Zo niet, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.132
81. Daarnaast werd er voor beide landen ook voorzien in een opt-in-mogelijkheid met betrekking
tot Justitie en Binnenlandse Zaken.133 Het Verenigd Koninkrijk en Ierland mogen kiezen of ze wensen
deel te nemen aan de communautaire wijze van besluitvorming omtrent die zaken.134 Bij deelname is
er later geen mogelijkheid meer tot opting out. Ondertussen nemen beide landen deel aan de
politionele en justitiële samenwerking in strafzaken, de bestrijding van de drugshandel en het SIS. Ze
nemen niet deel aan de samenwerking met betrekking tot de immigratiecontroles aan de grenzen.135
4.2. Verbondenheid tussen de noordelijke staten
4.2.1. Denemarken, Noorwegen en IJsland
82. Toen de Europese Gemeenschappen met het Schengenacquis op de proppen kwam, leek het een
evidentie dat ook de noordelijke landen zich aan het acquis zouden toevoegen. Denemarken was het
eerste land die zich hiertoe bereid verklaarde. Gezien Denemarken deel uitmaakt van de Noordse
Paspoortunie, zou het vreemd zijn voor Denemarken om de grenscontroles af te schaffen op Europees
niveau en op hetzelfde ogenblik de grenscontroles terug in te voeren met de noordelijke landen.136
Daarom stelde Denemarken voor om de Noordse Paspoortunie te koppelen aan het Schengenacquis.137
Toen ook Zweden en Finland in 1995 de mening waren toegedaan het voorbeeld van Denemarken te
volgen, moest men enkel nog een manier zien te vinden om Noorwegen en IJsland te laten toetreden
tot het Schengenacquis. De toetreding zou zowel voor de burgers van Schengenlidstaten als voor
onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een door een ander Schengenland uitgegeven
132 M. O’NEILL, “EU Cross-Border Policing Provisions, the View from One of the Schengen Opt-out States”, Eur. Journ. Crime 2010, afl. 1, 73-89. 133 Protocol 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht dat is opgenomen in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van 13 december 2007, Pb. C 326 van 26 oktober 2012. 134 H. XANTHAKI , ‘Cooperation on justice and home affairs’, in J. GOWER, The European Union Handbook, London, Fitzroy Dearborn Publishers, 2002, 234. 135
M. DEN BOER, “Not merely a matter of moving house: Police co-operation from Schengen to the TEU”, Maastricht Journal of International Law 2000, 349. 136 Deze Unie maakte het voor de inwoners van de deelnemende landen mogelijk om van het ene land naar het andere te reizen zonder onderworpen te worden aan een paspoortcontrole en zonder dat men een paspoort bij zich diende te houden. (L. BAY LARSEN, ‘Schengen, the Third Pillar and Nordic Cooperation’, in M. DEN BOER, The Implementation of Schengen: First the Widening, Now the Deepening, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1997, 20-21.) 137
L. BAY LARSEN, ‘Schengen, the Third Pillar and Nordic Cooperation’, in M. DEN BOER, The Implementation of Schengen: First the Widening, Now the Deepening, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1997, 20.
33
visum, betekenen dat ze geen visum moeten aanvragen om naar één van de noordelijke staten te
reizen.
83. Zowel Noorwegen als IJsland waren geen lid van de Europese Gemeenschappen, waardoor ze in
principe niet konden toetreden tot Schengen.138 Door zich bereid te verklaren de verplichtingen die
voortvloeien uit het Schengenacquis op te volgen, werd er in december 1996 beslist om Noorwegen en
IJsland te laten toetreden.139 Twee van die verplichtingen waren onder andere het nemen van
maatregelen om de strijd aan te gaan tegen internationale misdaad en illegale immigratie.140 De
grenscontroles werden afgeschaft en alleen een nationale identiteitscontrole werd noodzakelijk. Op 25
maart 2001 trad het acquis effectief in werking in de vijf landen van de Noordse Paspoortunie.141
Noorwegen heeft twee keer geprobeerd toe te treden tot de Europese Unie, respectievelijk in 1972 en
in 1994, maar beide keren werd het lidmaatschap door de Noorse bevolking in een referendum
afgewezen. IJsland heeft daarentegen op 16 juli 2009 officieel het lidmaatschap van de EU
aangevraagd. Op 27 juni 2011 zijn deze onderhandelingen begonnen en ze verlopen positief. Uit de
toetredingsrapporten van de Europese Commissie van oktober 2011 blijkt dat IJsland vergevorderd is
in haar voorbereiding op het lidmaatschap. Hoewel het land in het verleden afwijzend stond tegenover
het lidmaatschap, bracht de wereldwijde economische crisis daar verandering in. IJsland kent namelijk
grote financiële problemen en heeft het Internationaal Monetair Fonds en de EU om financiële steun
gevraagd.142
4.2.2. Opt-out voor Denemarken
84. Naast het Verenigd Koninkrijk en Ierland, opteerde ook Denemarken voor een opt-out-clausule
met betrekking tot EU-afspraken op het gebied van vrij verkeer van personen, asiel en immigratie.
Hoewel Denemarken het Schengenacquis heeft ondertekend, kan het land binnen het rechtskader van
138 M. DEN BOER, ‘The incorporation of Schengen into the TEU: a bridge to far?’, in J. MONAR and W. WESSELS, The European Union after the Treaty of Amsterdam, New York, 2001, 300-301. 139 Samenwerkingsovereenkomst van 19 december 1996 tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Portugese Republiek, de Helleense Republiek, de Republiek Oostenrijk, het Koninkrijk Denemarken, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, Partijen bij het Akkoord en bij de Overeenkomst van Schengen, en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, betreffende de afschaffing van de personencontroles aan de gemeenschappelijke grenzen 140
L. BAY LARSEN, ‘Schengen, the Third Pillar and Nordic Cooperation’, in M. DEN BOER, The Implementation of Schengen: First the Widening, Now the Deepening, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1997, 19-21. 141
J. SCHUTTE, ‘The incorporation of the Schengen Acquis in the European Union’, in P. CULLEN and W. GILMORE, Crime Sans Frontières: International and European Legal Approaches, Edinburgh, 1998, 130-131. 142 X., ‘IJsland mag weer hopen op 159 miljoen dollar financiële steun’, De standaard, 9 april 2010, http://www.standaard.be/cnt/dmf20100409_121 (consultatie 2 april 2013).
34
de EU kiezen of het nieuwe maatregelen met betrekking tot de politionele en justitiële samenwerking
in strafzaken, al dan niet wil overnemen.143 Dit is zelfs het geval indien zo’n maatregel een uitbreiding
van het Schengenacquis inhoudt. Denemarken is echter wel gebonden aan bepaalde maatregelen op
het gebied van het gemeenschappelijk visumbeleid.144 Indien Denemarken wenst gebruik te maken van
zijn opt-out-clausule, moet het land binnen een termijn van zes maanden beslissen of het deze
maatregel in zijn nationale wetgeving zal omzetten.145 Denemarken blijft dus het recht behouden om te
beslissen of men wel of niet een beslissing zal omzetten naar nationaal recht. Een
intergouvernementele wijze van besluitvorming blijft op die manier bestaan, waardoor een
geharmoniseerd beleid uit blijft.146
4.3. Toekomstige veranderingen en toetredingen
85. Normaal gezien zou Kroatië op 1 juli 2013 de achtentwintigste lidstaat van de EU moeten
worden. Het land is reeds sinds juni 2004 kandidaat-lidstaat van de Europese Unie en de
onderhandelingen werden in oktober 2005 gestart. Belangrijke knelpunten voor Kroatië waren het
terugkeerbeleid voor vluchtelingen, de rechten van minderheden en het terugdringen van corruptie. In
2011 werd aan de toetredingscriteria voldaan en stemden de Europese Commissie, de lidstaten en het
Europees Parlement in met de toetreding van Kroatië. Ook de Kroatische bevolking stemde via een
referendum in met de toetreding.147 Op 26 maart 2013 bracht de Europese Commissie een rapport uit
met betrekking tot de toetreding, waaruit blijkt dat Kroatië klaar is om toe te treden tot de EU op 1 juli
2013. Daar Nederland, Denemarken, Duitsland en België het toetredingsverdrag nog niet hebben
geratificeerd, blijft de datum van toetreding nog onzeker.148
86. Aan zowel de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Turkije, IJsland, Montenegro
als Servië werd de status toegekend van kandidaat-lidstaat, respectievelijk in 2005, 2005, 2010, 2010
en 2012. Als het van de Europese Commissie afhangt, kunnen de onderhandelingen met Servië over
EU-toetreding zelfs beginnen. Servië en Kosovo hebben namelijk op 19 april 2013 een akkoord
143 W. NICOLL and T. SALMON , ‘The reformed version of cooperation in justice and home affairs’, in W. NICOLL and T. SALMON , Understanding the European Union, Harlow, Pears Education Limited, 2001, 392-393. 144 M. DEN BOER, ‘The incorporation of Schengen into the TEU: a bridge to far?’, in J. MONAR and W. WESSELS, The European Union after the Treaty of Amsterdam, New York, 2001, 304-305. 145 Artikel 4 Protocol 22 betreffende de positie van Denemarken dat is opgenomen in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van 13 december 2007, Pb. C 115/299-303 van 9 mei 2008. 146 M. DEN BOER, ‘The incorporation of Schengen into the TEU: a bridge to far?’, in J. MONAR and W. WESSELS, The European Union after the Treaty of Amsterdam, New York, 2001, 304-305. 147 M. DE KONING, ‘Europese Unie zal geen gouden bergen brengen’, De Standaard, 13 april 2013, http://www.standaard.be/cnt/dmf20130412_00538701 (consultatie 13 april 2013). 148 Verslag Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 7 en 8 maart 2013 te Brussel (consultatie Belgische Ambassade te Parijs).
35
gesloten over de normalisering van hun bilaterale relaties. Hiermee hebben beide landen bewezen dat
ze zich op de toekomst focussen en raadt de Commissie de EU-lidstaten aan groen licht te geven voor
de toetreding van Servië.149
87. Voor de Oost-Europese landen, Bosnië-Herzegovina, Kosovo en Albanië, werd er nog geen
traject tot toetreding opgestart, maar ze worden wel aanzien als potentiële kandidaten voor het
lidmaatschap van de Europese Unie.150 De Kosovaarse minister van Buitenlandse zaken, Enver
Hoxhaj, beseft dat Kosovo nog een lange weg heeft af te gaan, maar hoopt dat het land ooit deel zal
kunnen uitmaken van de EU.151
4.3.1. Bulgarije, Roemenië
88. Bulgarije en Roemenië zijn lid van de Europese Unie sinds 2007, maar volledige aansluiting bij
de Europese ruimte zonder binnengrenzen bleef al die jaren een verre droom. Er vinden nog steeds
grenscontroles plaats tussen de desbetreffende landen en de Schengenruimte. Beide landen hebben
voldaan aan alle technische voorwaarden, maar over de volledige toepassing moeten alle lidstaten
unaniem beslissen. Eenmaal alle landen akkoord gaan, zullen er geen controles meer plaatsvinden. Op
dit ogenblik willen enkele lidstaten hun onvoorwaardelijke steun nog niet uitspreken.152
89. In juni 2011 werd geconstateerd dat Bulgarije en Roemenië voldeden aan alle technische
criteria.153 In tegenstelling tot hetgeen men zou verwachten, hebben deze conclusies er niet toe geleid
dat de interne grenscontroles daadwerkelijk konden worden opgeheven. Op de Raad van Justitie en
Binnenlandse Zaken van 22 en 23 september 2011 vonden een aantal lidstaten, waaronder Duitsland,
Frankrijk, Nederland en Finland, dat de aanhoudende corruptie in beide landen ervoor zorgt dat de
rechtstaat niet kan worden gewaarborgd.154 Corruptie binnen overheidsfuncties komt er nog steeds
voor en de angst voor een ongereguleerde toestroom van onderdanen van derde landen blijft bestaan.
Bulgarije wijst op de bepalingen in het toetredingsverdrag, de positieve technische en juridische
evaluaties en het politieke engagement van de Europese Raad, waarin werd gesteld dat de uitbreiding 149 X, ‘Kosovo-Serbie: un “accord historique” mais contesté’, Le Monde, 19 april 2013. 150 M. FOUCHER, “ L’avenir de l’Europe : Dynamiques et blocages de la construction européenne”, La documentation Française-Questions Internationales 2008, 28. 151 Mondelinge uiteenzetting ‘Le Kosovo : Relations avec la Serbie et intégration européenne’ door E. HOXHAJ, minister van buitenlandse zaken van Kosovo, Parijs (Sciences Po), 27 maart 2013. 152 M. FOUCHER, “ L’avenir de l’Europe : Dynamiques et blocages de la construction européenne”, La documentation Française-Questions Internationales 2008, 28. 153 Resolutie van het Europees Parlement van 13 oktober 2011 over ‘de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot Schengen’, Pb. C 94 E/13-14 van 3 april 2013. 154 Verslag Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 22 en 23 september 2011 te Brussel (consultatie Belgische Ambassade te Parijs).
36
van de Schengenruimte niet zou worden verbonden aan de hervorming van het
Schengenevaluatiesysteem. Ook Roemenië wijst op de grote investeringen die het land heeft gedaan
om zich in tijden van economische crisis klaar te maken voor de toetreding tot Schengen. Ze vinden
het onaanvaardbaar dat ze strenger worden beoordeeld en dat lidstaten zich op bijkomende criteria
baseren.155 Op deze manier worden de spelregels veranderd tijdens het spel, terwijl beiden kandidaten
voldeden aan de gestelde vereisten.
90. Op de Raad van Justitie en Binnenlandse Zaken van 13 en 14 december 2011156 werden
opnieuw pogingen ondernomen om de binnengrenzen af te schaffen. Uit een evaluatierapport over
beide landen bleek het onmogelijk voor Duitsland, Nederland en Finland om op korte termijn over te
gaan tot de volledige toetreding tot de Schengenruimte. Het rapport deed wat betreft Roemenië, vragen
rijzen over het respect voor de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, en stelde wat betreft
Bulgarije blijvende lacunes vast betreffende de grenscontroles. Uit de Raad van Justitie en
Binnenlandse Zaken van 7 en 8 maart 2013, kan men afleiden dat Bulgarije en Roemenië dit jaar niet
meer zullen toetreden tot de Schengenruimte.157 In de aanloop naar die bijeenkomst heeft, na
Nederland, ook Duitsland z’n veto gesteld. De Duitse minister van Binnenlandse zaken, Hans Peter
Friedrich, vindt dat de twee Balkanlanden meer actie moeten ondernemen om te voorkomen dat
migranten het systeem misbruiken. Eenmaal ze tot de Schengenruimte zullen behoren, zullen er
namelijk geen of nauwelijks nog grenscontroles zijn.158 Ook België blijkt nu terughoudend te zijn en is
het eens met de beslissing om een verder besluit uit te stellen. De Ierse minister, Alan Shatter, die de
vergadering leidde, meldde dat de kwestie ten laatste in december 2013 opnieuw wordt besproken.
Dan zou er gepraat worden over een gefaseerde toetreding. In de eerste fase zouden de grenscontroles
aan luchthavens en havens vervallen. In een tweede fase zouden de controles aan de binnengrenzen
verdwijnen. Waarschijnlijk zal pas in 2014 een beslissing worden genomen over een eventuele
onvoorwaardelijke toepassing van de Schengenregels.159
155 Verslag Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 22 en 23 september 2011 te Brussel (consultatie Belgische Ambassade te Parijs). 156 Verslag Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 13 en 14 december 2011 te Brussel (consultatie Belgische Ambassade te Parijs). 157 Verslag Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 7 en 8 maart 2013 te Brussel (consultatie Belgische Ambassade te Parijs). 158 X., ‘Geen Schengen voor Bulgaren en Roemenen’, De Standaard, 5 maart 2013, http://www.standaard.be/cnt/dmf20130304_00491691 (consultatie 2 april 2013). 159 Verslag van de Commissie aan het Europees parlement en de Raad van 31 mei 2013 inzake ‘het derde halfjaarlijks verslag over het functioneren van het Schengengebied van 1 november 2012 tot en met 30 april 2013’, COM/2013/0326, volledige tekst gepubliceerd op de website van de Europese Commissie.
37
5. CONCLUSIE
91. Het is gelukt om het Schengenacquis te laten integreren in het Verdrag betreffende de Europese
Unie en het asiel- en migratiebeleid te laten transfereren van de derde naar de eerste pijler. Deze
verwezenlijkingen zijn van groot belang voor het Europees migratiebeleid. Op die manier kan men een
gemeenschappelijk grenzenbeleid opbouwen met degene die zich daartoe bereid voelen en is men op
het gebied van het migratie niet langer gebonden aan de wil van iedere lidstaat. De keuze ligt bij de
lidstaten van de Europese Unie om zich al dan niet akkoord te verklaren met de toetreding van hun
staat tot het Schengenacquis. Zo creëert men een soort van Schengen à la carte.160 Aan de ene kant kan
men stellen dat het aanbieden van de toetredingskeuze (voor de lidstaten die op het ogenblik van de
annexatie lid waren van de Europese Unie) en het aanbieden van opt-in- en opt-out-mogelijkheden
ervoor zorgen dat een geharmoniseerd beleid uit blijft. Maar mijns inziens biedt deze manier van
werken meer mogelijkheden. Zo blijft men niet ter plaatse trappelen indien een bepaalde lidstaat niet
wil meewerken. Het valt ook te begrijpen dat niet iedere lidstaat staat te springen om zich volledig te
onderwerpen aan de uitvoering van de regelgeving die voorvloeit uit het Schengenacquis. Het voeren
van een strikt migratiebeleid is belangrijk en indien de nodige waarborgen niet kunnen worden
geboden, is het normaal dat landen zoals het Verenigd Koninkrijk en Ierland zich niet geroepen voelen
toe te treden tot het Schengenacquis. Ze beschikken niet over voldoende interne controlemechanismen
om bij een open binnengrenzenbeleid zich te weren tegen illegale immigranten en ze op te sporen. De
praktijk toont aan dat de Europese Unie nog onvoldoende kan garanderen dat alle lidstaten hun
grenzen kunnen en zullen beschermen tegen illegale immigranten. De vrees voor een massale
toestroom van illegale immigranten in de EU is dus gegrond. Lidstaten die een strikter en beter
gecontroleerd grenzenbeleid uitoefenen, kiezen ervoor hun eigen systeem te behouden om op die
manier niet blootgesteld te worden aan de gevaren van een open binnengrenzenbeleid. Eenmaal de
Europese Unie een strikter beleid kan verzekeren, bestaat de kans dat het Verenigd Koninkrijk en
Ierland zich misschien zullen aansluiten.
92. Om die reden blijft de verdere ontwikkeling van informatiesystemen en instellingen ter
versterking van de buitengrenzen van groot belang. Na de inwerkingtreding van het Verdrag van
Amsterdam volgden verscheidene programma’s elkaar op. Deze programma’s werden opgesteld met
onder andere als doel het creëren van een correct en gecontroleerd migratiebeleid binnen een bepaalde
tijdspanne. De Europese Unie moest alles in het werk stellen om binnen een bepaald tijdschema zoveel
160 K-P. NANZ, ‘Free Movement of Persons according to the Schengen Convention and in the Framework of the European Union’, in A. PAULY , De Schengen à Maastricht: voie royale et course d’obstacles, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1996, 72 en 77.
38
mogelijk tegemoet te komen aan de prioriteiten die werden opgesteld door de programma’s.161 Welke
rechtsinstrumenten in het leven werden geroepen en hoe ze bijdragen tot de beperking van de illegale
immigratie, zal in het volgende deel worden uiteengezet.
93. Vroeger werd niet voorzien in een supranationaal onafhankelijk juridisch orgaan voor de
interpretatie en afdwinging van de regelgeving met betrekking tot het Europees migratiebeleid. Het
Schengenacquis kende geen eigen juridisch orgaan en het asiel- en migratiebeleid bevond zich in de
derde pijler van de Europese Unie, waar het Hof van Justitie niet bevoegd was. Ook het Europees
Parlement en de Europese Commissie kenden slechts beiden een bescheiden rol. De inwerkingtreding
van het Verdrag van Lissabon bracht hier verandering in. Het Europees Hof van Justitie werd bevoegd
voor het rechterlijk toezicht op alle aspecten van het migratiebeleid, terwijl het Handvest van de
grondrechten juridisch bindend werd. Op die manier hoopt men dat een betere rechterlijke toetsing zal
kunnen plaatsvinden naar de toekomst toe. Het Stockholm Programma legde ook de nadruk op het
belang van een Europese scholing en training voor rechters, officieren van justitie en politieagenten.
Opdoen van kennis en ervaring in andere rechtssystemen zou bijdragen tot de uniforme interpretatie
van het Europees migratiebeleid. Ook het Europees Parlement kreeg een belangrijkere rol. Ze werd
mederegelgever en de nationale parlementen kregen een grotere betrokkenheid, wat ervoor zorgt dat
de Europese Unie meer verantwoording zal moet afleggen voor haar acties tegenover de burger.162
Daarnaast zal de invoering van de stemming bij gekwalificeerde meerderheid in de Raad ervoor
zorgen dat de besluitvorming makkelijker zal verlopen. Een verdere benadering van de instellingen die
het beleid moeten handhaven en afdwingen, wordt in het volgende deel weergegeven.
161 M. BORGERS, ‘Functions and Aims of Harmonisation after the Lisbon Treaty. A European perspective’, in C.
FIJNAUT and J. OUWERKERK, The future of Police and Judicial Cooperation in the European Union, Leiden, Koninklijke Brill, 2010, 247-355. 162 Het Programma van Stockholm van 11 december 2009 houdende een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger, Pb. C 115 van 4 mei 2010.
39
DEEL II: STRAFRECHTELIJKE RELEVANTIE VOOR DE EUROP ESE UNIE
INLEIDING
94. Na het opstellen van een beleid, is het de bedoeling dat het geïmplementeerd wordt door de
staten die zich daartoe hebben verbonden. Om uitwerking te verkrijgen, heeft men nood aan zowel
Europese instellingen als Europese instrumenten die de rechtshandhaving in goede banen kunnen
leiden en afdwingen. Deze masterproef wil de strafrechtelijke relevantie van het Europees
migratiebeleid onder de loep nemen. Hierbij zullen we ons concentreren op het meest concrete
probleem waarmee het beleid te kampen heeft, met name de illegale immigratie. We stellen ons de
vraag hoe het illegale immigratieprobleem door het Europees migratiebeleid wordt gehandhaafd en
welke instellingen hiertoe de opdracht krijgen? Met welke instrumenten dienen de bevoegde
instellingen de strijd tegen illegale immigranten vorm te geven? Het opstellen van een beleid is één
ding, het implementeren is een andere zaak.
95. Om illegale immigratie te voorkomen en te bestrijden, dient men gemeenschappelijke organen
en instrumenten in het leven te roepen. Samenwerking is namelijk uitermate belangrijk. Door de
samenwerking tussen de instellingen op EU-niveau te verbeteren en gezamenlijk een
gemeenschappelijk beleid uit te tekenen, wijzen alle neuzen in dezelfde richting. De reeds aangehaalde
beleidsstrategieën, met name het programma van Tampere, het Haags programma en het programma
van Stockholm werden door de Commissie opgesteld met de bedoeling zo’n beleid te kunnen
verwezenlijken.
96. Dankzij de in de programma’s vastgestelde prioriteiten konden belangrijke instrumenten
worden uitgewerkt zoals bijvoorbeeld de Schengengrenscode, de Visumcode, Frontex, het
Buitengrenzenfonds, het EMN, het VIS, het SIS, het Eurosur, het EES en het RTP. Deze instrumenten
dragen bij tot de bestrijding van de illegale immigratie doordat ze de buitengrenzen versterken en
ervoor zorgen dat informatie betreffende illegale immigranten kan worden uitgewisseld tussen de
verschillende lidstaten. De Schengengrenscode en de Visumcode geven bijvoorbeeld de bevoegdheid
aan de EU om de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog
op werk, studie of gezinshereniging vast te stellen.163 Immigranten die langs de buitengrenzen het
gebied binnenkomen, dienen aan deze gemeenschappelijke regelgeving te voldoen opdat ze legaal op
163 EUROPESE RAAD , ‘Conclusies van het voorzitterschap’, document 14 368/08, Brussel, 15 en 16 oktober 2008, http://www.consilium.europa.eu/ueDocs/cms_Data/docs/pressData/nl/ec/103444.pdf (consultatie 14 juli 2013).
40
het grondgebied zouden kunnen verblijven. De lidstaten behouden hierbij wel het recht vast te stellen
hoeveel al dan niet werkzoekende derdelanders ze willen toelaten.164
97. Naast de oprichting van instrumenten die het buitengrenzenbeleid versterken en instrumenten
die ervoor zorgen dat informatie kan worden uitgewisseld tussen de verschillende lidstaten, zorgen
richtlijnen en passende sancties op hun beurt voor de correcte afdwinging van het beleid. Daar een
volledige opsomming van de afdwingingsinstrumenten ons te ver zou leiden, concentreren we ons in
deze masterproef tot de meest relevante verwezenlijkingen die betrekking hebben op de bestrijding
van illegale immigratie en de strafrechtelijke relevantie ervan: Europa heeft gedurende de jaren enkele
asiel- en migratierichtlijnen opgesteld en geeft aan de lidstaten de ruimte omtrent de implementatie
ervan. De Terugkeerrichtlijn is hier een voorbeeld van. Ook werden akkoorden gesloten met derde
landen om de terugname van derdelanders te verzekeren, werden ontradingscampagnes opgezet in de
hoop derdelanders hun droom op een beter leven in het westen aan diggelen te slaan en werden
straffen opgelegd aan mensensmokkelaars, vervoerders en werkgevers van illegale immigranten opdat
zij naar de toekomst toe dergelijke handelingen niet meer zouden stellen. Aangezien deze
afdwingingsinstrumenten slechts hun nut kunnen bewijzen door een correcte toepassing van het
regularisatiebeleid op nationaal niveau, wordt ook hier bij stilgestaan.
164 Artikel 79 en 80 Verdrag van 13 december 2007 betreffende de werking van de Europese Unie, Pb. C 83/77-78 van 30 maart 2010.
41
1. BEGRIPSOMSCHRIJVING
1.1. Illegale immigratie
98. Binnen de context van de Europese Unie betekent immigratie dat een persoon zijn gewone
verblijfplaats vestigt op het grondgebied van een lidstaat van de EU, terwijl hij of zij voorafgaand aan
die vestiging zijn gewone verblijfplaats had in een andere lidstaat of een derde land.165 De immigratie
is illegaal, wanneer een onderdaan van een derde land niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden
voor de toegang tot of het verblijf op het grondgebied van de EU.166 De immigratie kan slechts illegaal
zijn als het om een onderdaan van een derde land gaat, een burger van de Unie geniet namelijk van het
vrij verkeer van personen binnen de EU.
99. De meest voorkomende situaties waarbij men als onderdaan van een derde land in de illegaliteit
vertoeft, zijn de volgende: Ofwel komt men het grondgebied van een lidstaat illegaal binnen door
illegaal de grens over te steken of gebruik te maken van valse documenten. Vaak zijn dit individuele
gevallen, maar het kan evengoed gaan om georganiseerde reizen waarbij reisagenten zorgen voor
vervoer, tijdelijk onderkomen, reisdocumenten, informatie, etc. De prijzen die hiervoor gevraagd
worden zijn ontzettend hoog. Veel illegale immigranten komen terecht in de handen van
mensensmokkelaars om zo hun reiskosten terug te kunnen betalen.167 Ofwel komt men het
grondgebied binnen aan de hand van legale documenten, maar blijft men langer blijven dan dat de
geldigheidsduur van een visum C toelaat, overstay genaamd. Ofwel wordt men geboren in de
illegaliteit. Ofwel verliest men de status door de niet-hernieuwing van een titel omdat men niet langer
voldoet aan de verblijfsvoorwaarden of de verblijfsvoorwaarden niet langer nakomt.168 Doordat een
aantal van deze personen onder de radar het grondgebied zijn binnengekomen, is het onmogelijk een
schatting van de precieze verhoudingen tussen de verschillende categorieën personen te maken.
165 COMMISSION EUROPEENNE en RESEAU EUROPEEN DES M IGRATIONS, Glossaire 2.0 sur l’asile et les migrations. Un outil pour une meilleure comparabilité, Luxembourg, Office des publications de l’Union Européenne, 2012, 85. 166 Artikel 1, 4° Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, BS 31 december 1980. (Hierna: Vreemdelingenwet) 167 Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende een gemeenschappelijk beleid inzake illegale immigratie, COM/2001/0672, volledige tekst gepubliceerd op de website van Eur-Lex. 168 C. MOREHOUSE en M. BLOMFIELD, Irregular migration in Europe, Washington D.C., Migration Policy Institue, 2011, 4.
42
1.2. Onregelmatige immigratie
100. Men kan als derdelander legaal op het grondgebied van een EU-lidstaat verblijven en
tegelijkertijd onregelmatig zijn.169 Onregelmatige immigratie doet zich namelijk voor, wanneer men de
administratieve voorwaarden van een bepaalde lidstaat niet naleeft. Indien een derdelander
bijvoorbeeld niet over een paspoort of een geldig reisdocument beschikt bij een controle of zich bij het
betreden van het grondgebied van bepaalde lidstaten niet aanmeldt bij de gemeente van vestiging,
bevindt die persoon zich in een onregelmatige toestand.170 Dit wil daarentegen niet zeggen dat die
persoon illegaal in het land verblijft, hij kan perfect beschikken over een legale titel. De begrippen
illegaliteit en onregelmatigheid zijn duidelijk verschillend en men dient hier rekening mee te houden.
1.3. Burger van de Unie
101. Iedere burger die de nationaliteit heeft van één van de lidstaten van de EU, is een burger van de
Unie.171 Stel bijvoorbeeld dat een persoon met de Franse nationaliteit zich begeeft naar België, dan
wordt deze persoon daar aanzien als een burger van de Unie en niet als een vreemdeling of een
derdelander. Ook bepaalde familieleden kunnen als burger van de Unie aanzien worden. Het gaat
slechts om enkele gevallen: een echtegenoot of gelijkgestelde partner, het geregistreerd partnerschap
met een bewijs van duurzame en stabiele relatie, bepaalde bloedverwanten in neergaande lijn en
bepaalde bloedverwanten in opgaande lijn.172 Ten slotte zijn ook de onderdanen en familieleden van
de Europese Economische Ruimte173 en de onderdanen en familieleden van Zwitserland burgers van
de Unie.174 De familieleden moeten hun familieband aantonen. De familieband met bijvoorbeeld de
vader kan bewezen worden aan de hand van de geboorteakte, waarvan de geldigheid niet wordt
betwist. Als de juridische afstamming hieruit blijkt, kan het feit dat men biologisch niet afstamt van de
vader geen invloed hebben op het hebben van een familieband. De persoon moet enkel bewijzen dat
men nog een effectieve band met het familielid, in dit geval de vader, heeft behouden.175
169 G. DEBERSAQUES (2011-2012). Vreemdelingenrecht. Cursus. Brussel, Vrije Universiteit Brussel. 170 COMMISSION EUROPEENNE en RESEAU EUROPEEN DES M IGRATIONS, Glossaire 2.0 sur l’asile et les migrations. Un outil pour une meilleure comparabilité, Luxembourg, Office des publications de l’Union Européenne, 2012, 107. 171 COMMISSION EUROPEENNE en RESEAU EUROPEEN DES M IGRATIONS, Glossaire 2.0 sur l’asile et les migrations. Un outil pour une meilleure comparabilité, Luxembourg, Office des publications de l’Union Européenne, 2012, 30. ; Artikel 9 Verdrag betreffende de Europese Unie van 7 februari 1992, Pb. C 83 van 30 maart 2010. 172 Artikel 40bis, §2 Vreemdelingenwet. 173 Dit zijn de onderdanen en familieleden van Liechtenstein, Noorwegen en IJsland. 174 Artikel 69bis en 69ter Koninklijk Besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, BS 27 oktober 1981. 175 Rb. Brussel, 31 maart 2011, T.Vreemd. 2012, afl. 3, 229.
43
102. Een burger van de Unie geniet van het vrij verkeer van personen. Dit wil zeggen dat men vrij
mag reizen binnen het grondgebied van de EU en slechts aan een minimale controle wordt
onderworpen bij het overschrijden van de buitengrenzen.176
1.4. Onderdaan van een derde land
103. Een onderdaan van een derde land of derdelander is eenieder die geen burger van de Unie is en
die geen persoon is die onder het gemeenschapsrecht inzake vrij verkeer valt, als bepaald in artikel 2,
punt 5 van de Schengengrenscode.177 In tegenstelling tot een burger van de Unie, wordt een
derdelander onderworpen aan een grondige controle bij de binnenkomst en uitreis van het
Schengengebied.178
104. Het begrip vreemdeling is wat verouderd. Volgens de Belgische vreemdelingenwet betekende
dit “Al wie niet het bewijs levert dat hij de Belgische nationaliteit bezit”.179 Maar sinds de EU het
begrip burger van de Unie heeft ingevoerd, is men ofwel een burger van de Unie, ofwel een
derdelander. Het begrip wordt wel nog steeds gebruikt in de Belgische wetgeving.
176 Artikel 7, 2 Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen, Pb. L 105/5 van 13 april 2006. 177 COMMISSION EUROPEENNE en RESEAU EUROPEEN DES M IGRATIONS, Glossaire 2.0 sur l’asile et les migrations. Un outil pour une meilleure comparabilité, Luxemburg, Office des publications de l’Union Européenne, 2012, 118 en 182. ; Artikel 1, 3° Vreemdelingenwet. 178 Artikel 7, 3 Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen, Pb. L 105/5 van 13 april 2006. 179 Artikel 1, 1° Vreemdelingenwet.
44
2. ORGANEN DIE RECHTSHANDHAVING MOGELIJK MAKEN
105. Illegale immigratie kan enkel en alleen bestreden worden indien zowel de instellingen van de
Europese Unie als de nationale autoriteiten van de verschillende lidstaten samenwerken en hun beleid
op elkaar afstemmen. Ze dienen concrete afspraken te maken over hoe die samenwerking precies moet
verlopen. In het Verdrag van Lissabon werd afgesproken dat de EU haar bevoegdheden met
betrekking tot migratie moet delen met de lidstaten. Er wordt dus zowel een beleid op Europees niveau
als een beleid op ieder nationaal niveau uitgetekend. De lidstaten moeten wel steeds rekening houden
met het Europees niveau, hun nationaal beleid mag het Europese namelijk niet tegenspreken.180 Ook
verordeningen en richtlijnen moeten correct worden omgezet in het nationale recht.
2.1. Verdeling van bevoegdheden
2.1.1. EU-niveau
106. De besluitvorming op Europees niveau met betrekking tot legale en illegale immigratie verloopt
via de gewone wetgevingsprocecdure.181 Volgens deze procedure kan een wetgevingsvoorstel enkel
worden ingediend door de Europese Commissie. Het moet op z’n beurt worden goedgekeurd door de
Raad met een gekwalificeerde meerderheid en het Europees Parlement dat optreedt als medewetgever.
Gekwalificeerde meerderheid zorgt ervoor dat beslissingen sneller kunnen worden genomen,
unanimiteit werkte de vorming van het migratiebeleid in het verleden soms tegen. Dankzij het Verdrag
van Lissabon werd het Europees Parlement actiever betrokken bij het migratiebeleid.182 De Commissie
en de EU-lidstaten staan vervolgens in voor de uitvoering van het beleid. Hierbij ziet de Commissie
erop toe dat de regels in het nationale recht worden omgezet en toegepast. Het toezicht op de naleving
van de EU-wetgeving wordt aan het Hof van Justitie toevertrouwd. Het Hof houdt zich ook bezig met
het geven van de juiste interpretatie aan regels uit de Verdragen.183 Indien de Commissie merkt dat de
EU-regelgeving niet correct wordt omgezet of wordt geschonden, meldt ze dat aan het Hof.
180 M. FOUCHER, “ L’avenir de l’Europe : Dynamiques et blocages de la construction européenne”, La documentation Française-Questions Internationales 2008, 24-25. 181 Artikel 13 e.v. Verdrag van 13 december 2007 betreffende de Europese Unie, Pb. C83/22-27 van 30 maart 2010. 182 Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van 13 december 2007, Pb. C 306/16-22 van 17 december 2007. 183 A. LAQUIEZE, “ L’avenir de l’Europe : Le traité de Lisbonne et la relance institutionnelle de l’Union européenne”, La documentation Française-Questions Internationales 2008, 10-19.
45
2.1.2. Nationaal niveau
107. In België worden de migratiebevoegdheden met betrekking tot de wetgevende macht verdeeld
over de federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen. Op federaal niveau is men zowel
bevoegd voor nationaliteit als asiel en migratie.184 Ook regelgeving met betrekking tot de normen en
het toezicht van tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten behoren tot de federale bevoegdheid,
maar de toepassing van die normen is een gewestelijke aangelegenheid.185 Sociale zekerheid en
aspecten omtrent het OCMW zijn ook een federale aangelegenheid, maar het beleid inzake het onthaal
en de integratie van inwijkelingen, zoals inburgeringscursussen en woonwagenbewoners, behoren tot
de bevoegdheid van de Gemeenschappen.186 In de federale regering anno 2013, worden alle
bevoegdheden van de uitvoerende macht die verband houden met het asiel- en migratiebeleid
samengebracht en aangepakt door één regeringslid, met name Maggie De Block, en haar
medewerkers. Haar taak bestaat eruit tijdens haar legislatuur een snellere behandeling uit te voeren
van de aanvragen, de voorwaarden voor migratie te verstrengen en een strikt terugkeerbeleid uit te
tekenen.187 De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen188 is sinds 2007, als enigste rechtscollege,
bevoegd om kennis te nemen van de beroepen ingesteld tegen individuele administratieve beslissingen
genomen met toepassing van de wetten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de
vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. De rechtsmacht van de RvV is natuurlijk niet van
toepassing indien de wetgever een beroep heeft ingesteld bij de gewone rechtbanken.189 De Raadkamer
van de bevoegde correctionele rechtbank van de verblijfplaats van de derdelander blijft om die reden
bevoegd en moet zich bijvoorbeeld uitspreken over een maatregel van vrijheidsberoving.190
Cassatieberoep tegen beslissingen van de RvV moet worden ingesteld bij de Raad van State.191
108. In België wordt de bevoegdheid met betrekking tot het afgeven van visa kort en lang verblijf, en
de bevoegdheid om alle asielaanvragen die op het Belgisch grondgebied of aan de grens worden
ingediend te registreren, toegekend aan de Dienst Vreemdelingenzaken192. Deze dienst ressorteert
184 J. CLEMENT en M. VAN DE PUTTE, Burgerschap, inburgering, migratie: De bevoegdheidsverdeling inzake vreemdelingen en allochtonen, s.l., Larcier, 2007, 27-36. 185 Artikel 6, §1, IX, 3° 1ste lid BWHI 8 augustus 1980, BS 15 augustus 1980, 9 434. 186 Artikel 5, §1, II, 3° BWHI 8 augustus 1980, BS 15 augustus 1980, 9 434. 187 MAGGIE DE BLOCK, ‘Maatschappelijke integratie en armoedebestrijding’, Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, http://www.deblock.belgium.be/nl/mijn-engagement (consultatie 8 juli 2013). 188 Hierna: RvV 189 G. DEBERSAQUES en F. DE BOCK, Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, Brussel, Faculteit Recht en Criminologie VUB, 2007, 4-6. 190 Artikelen 71 tem 74 Vreemdelingenwet. 191 G. DEBERSAQUES en F. DE BOCK, Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, Brussel, Faculteit Recht en Criminologie VUB, 2007, 3. 192 Hierna: DVZ
46
onder de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. Daarnaast moet DVZ ook nagaan of
derdelanders de reglementering inzake immigratie en verblijf naleven. Indien nodig, levert het bevelen
tot verlating van het grondgebied af, ziet het erop toe dat terugkeer effectief plaatsvindt en beheert het
de detentiecentra. Deze dienst houdt zich dus bezig met het nemen van individuele administratieve
beslissingen, waartegen beroep kan worden ingesteld bij de RvV. Indien de beslissingen worden
betwist, volgt DVZ de gerechtelijke procedures daaromtrent op en geeft het de nodige advies.193 DVZ
beschikt ook over een bureau die alle dossiers opvolgt, waarin een bevel om het grondgebied te
verlaten werd afgeleverd. Dit informatiebureau SEFOR geeft informatie over de terugkeer in 22
verschillende talen.194
2.2. Bestaan van verscheidene organen op verschillende niveaus
109. Naast de supranationale organen en de autoriteiten die bevoegd zijn op nationale niveaus
bestaan nog enkele andere organen die meewerken aan het in kaart brengen, het voorkomen en
bestrijden van illegale immigratie. Illegale immigratie kan slechts worden aangepakt door op zoveel
mogelijk gebieden samen te werken met elkaar.
2.2.1. Europol en Eurojust
110. Één van de taken van Europol is het ondersteunen van de rechtshandhavingsautoriteiten in de
EU in hun strijd tegen illegale immigratie.195 Ze bieden een platform aan voor de uitwisseling en de
analyse van inlichtingen over bepaalde misdaden en trachten hiermee de Europese Unie veiliger te
maken. Het faciliteren van illegale immigratie is een voorbeeld van zo’n misdaad.196 Criminele
netwerken helpen mensen toegang te verkrijgen tot een bepaalde lidstaat van de EU en dit puur uit
financieel winstbejag. Ze verkopen vervalste reisdocumenten aan die mensen of verkopen
vergunningen die onder valse voorwendselen zijn verkregen en trachten op die manier illegale
immigratie te vergemakkelijken. In 2011 gaf Europol ondersteuning aan negen grote Europese
operaties die gericht waren op dergelijke criminele netwerken. ‘Operatie Cestia’ is hiervan een
voorbeeld. De operatie richtte zich op de smokkelroute van Afghaanse onderdanen via Pakistan, Iran
193 DIENST VREEMDELINGENZAKEN, ‘De bevoegdheden’, https://dofi.ibz.be/sites/dvzoe/NL/Over-ons/Pages/Bevoegdheden.aspx (consultatie 5 augustus 2013). 194 H. VAN VRECKOM, “De omzetting van de Terugkeerrichtlijn in het Belgisch recht”, T.Vreemd. 2012, afl. 4, 260. 195 A. DE MOOR en G. VERMEULEN, “The Europol Council Decision Transforming Europol into an agency of the European Union”, CML Rev. 2010, 1111-1112. 196 M. COOLS, B. DE RUYVER et. al., EU and International Crime Control: Topical Issues. Governance of Security Research Paper Series, Volume 4, Antwerpen, Maklu, 2010, 26-27.
47
en Turkije. Ze kwamen het Schengengebied binnen via Griekenland en werden dan naar Rome
gesmokkeld. Eenmaal in Rome kozen de Afghanen zelf hun lidstaat voor verder verblijf: De
populairste bestemmingen waren het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen en Zweden. De kostprijs van
dit plaatje bedroeg tussen de 3500 en 5000 euro per persoon voor de reis Afghanistan-Italië. Er wordt
geschat dat tussen 2008 en 2011 ongeveer 200 migranten op deze manier de Europese Unie zijn
binnengekomen. Slechts 26 mensen werden gearresteerd, maar dankzij deze internationale
samenwerking waren deze arrestaties toch al mogelijk.197
111. Het Stockholm Programma had het ook over het voorzien in een Europese opleiding voor
rechters, officieren van justitie, grenswachters en politieagenten. Deze opleiding zou moeten zorgen
voor een uniforme interpretatie en uitvoering van het Europees migratiebeleid. Op dit ogenblik
voorzien alle lidstaten in nationale structuren voor de opleiding van rechtshandhavingsambtenaren. De
meeste opleidingen vinden nog steeds op nationaal niveau plaats. De behoefte van een gelijkaardige
opleiding op EU-niveau blijkt groot. Op Europees niveau organiseert Cepol reeds talrijke klassikale
cursussen en ontwikkelde het deskundigheid met betrekking tot het opleiden van rechters. Ook
Europol en Frontex werken samen met Cepol en bieden ondersteuning bij het organiseren van die
klassieke cursussen. Maar dit opleidingsaanbod voldoet niet aan de verwachtingen.198 Er worden
bijvoorbeeld niet voldoende financiële middelen vrijgemaakt voor uitwisselingsprogramma’s voor
politieagenten, grenswachters en douaniers met onderzoeksbevoegdheden, alsook zijn er nog te weinig
rechtshandhavingsambtenaren die een voldoende kennis hebben van het Engels, de voertaal van de
opleidingen.199 De Commissie stelde daarom een nieuwe verordening op, waarbij opleiding en
ondersteuning bij operationele samenwerking nauwer bij elkaar moeten betrokken worden. Om die
reden fuseert de Europese Politieacademie Cepol met Europol en wordt Europol verantwoordelijk
voor de gezamenlijke opleidings- en uitwisselingsprogramma’s voor politie en ander
rechtshandhavingsinstanties.200
197 EUROPOL, ‘Europol overzicht 2011: Algemeen verslag van de activiteiten van Europol’, Den Haag, 2012, 44-46, https://www.europol.europa.eu/sites/default/files/publications/nl_europolreviewdutch.pdf (consultatie 2 augustus 2013). 198 EUROPESE COMMISSIE, “Europol: Spil bij samenwerking en opleiding op het gebied van rechtshandhaving in de EU”, persbericht, IP/13/284, Brussel, 27 maart 2013. 199 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s tot vaststelling van een Europees opleidingsprogramma voor rechtshandhaving, COM/2013/0172, volledige tekst gepubliceerd op de website van Eur-Lex. 200 Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking en opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot intrekking van Besluiten 2009/371/JBZ en 2005/681/JBZ, COM/2013/173, volledige tekst gepubliceerd op de website van Eur-Lex.
48
112. Terwijl Europol zich voornamelijk bezighoudt met het uitwisselen van informatie tussen
politiediensten, bestaat er ook een orgaan die zich bezighoudt met het bevorderen van de
samenwerking tussen justitiële autoriteiten in de lidstaten. Eurojust ondersteunt lidstaten in het
efficiënter plaatsvinden van hun onderzoek en vervolging op het gebied van grensoverschrijdende
criminaliteit.201 Op die manier draagt Eurojust ook bij tot het in kaart brengen van illegale immigratie.
Criminele netwerken houden zich bezig met het illegaal binnenbrengen van derdelanders. Eenmaal
men de criminele netwerken vat, heeft men een zicht op de illegale grensoverschrijdingen die
plaatsvinden.
2.2.2. Immigratieverbindingsofficieren
113. Deze officieren zijn vertegenwoordigers van een lidstaat die in een derde land contacten leggen
met de plaatselijke autoriteiten, teneinde strafbare feiten te voorkomen of aan het licht te brengen.202
Het opzetten van zo’n netwerk van verbindingsofficieren heeft verschillende doelstellingen voor ogen:
Zo kan men illegale immigratie beter voorkomen en bestrijden doordat men meer te weten komt over
het derde land, men kan de terugkeer van illegale immigranten beter voorbereiden en men kan de
legale immigratie beter beheren.203 Op 28 mei 2001 had de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken
conclusies aangenomen betreffende de oprichting van zo’n netwerk van nationale
immigratieverbindingsfunctionarissen in de Westelijke Balkan. Deze functionarissen kregen de
opdracht de illegale immigratiestromen door de Westelijke Balkan mee te helpen controleren door na
te gaan wat de behoeften en verwachtingen waren van de derdelanders die hun land van herkomst
wouden verlaten. België had bij deze operatie het voortouw genomen.204 De informatie waarover de
immigratieverbindingsofficieren beschikken, is afkomstig van de landen van herkomst zelf en heeft
om die reden een enorme waarde. De samenwerking tussen deze officieren zou naar de toekomst toe
vergemakkelijkt moeten worden en geïntensiveerd om beter gebruik te kunnen maken van de
informatie.205 In alle regio’s waar Belgische verbindingsofficieren actief zijn, werden ondertussen
initiatieven genomen om deze samenwerking efficiënter te kunnen laten verlopen. Één van die regio’s
omvat West-Afrika: Er zijn namelijk enorm veel illegale immigranten die vanuit Afrika de EU
201 N. TWAITES, “Eurojust: Beacon in EU judicial cooperation”, Revue Internationale de Droit Pénal 2006, 295. 202 Gemeenschappelijk Actie 96/602/JAI van 14 oktober 1996, Pb. L 19/268 van oktober 1996. 203 Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad van 19 februari 2004 betreffende de oprichting van een netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen, Pb. L 64/1-4 van 2 maart 2004. 204 G. PAPAGIANNI, Immigration and asylum law and policy in Europe: Institutional and Policy Dynamics of EU, Leiden, Koninklijke Brill, 2006, 188-189. 205 Mededeling van de Europese Commissie inzake de beleidsprioriteiten bij de bestrijding van illegale immigratie van onderdanen van derde landen, COM/2006/402, volledig tekst gepuliceerd op de website van Eur-Lex.
49
binnenkomen. Men hoopt op die manier de samenwerking met de Afrikaanse landen te verbeteren en
meer informatie te krijgen over de migratiepatronen van hun onderdanen.206
2.2.3. Migratieambassadeur
114. Met de aanstelling van een migratieambassadeur voor België had Melchior Wathelet Junior de
sluiting van terugnameovereenkomsten met bepaalde landen voor ogen. Een migratieambassadeur zou
ervoor moeten zorgen dat terugnameovereenkomsten makkelijker kunnen worden gesloten. Daarnaast
kreeg hij ook de taak gesprekken te voeren met de ambassadeurs van de landen van herkomst van
onderdanen die naar België immigreren en moet hij erop toezien dat het systeem van terugkeer correct
wordt uitgevoerd.207 In 2010 werd de migratieambassadeur uit Wenen teruggeroepen om disciplinaire
redenen en had hij na negen maanden migratieambassadeurschap geen terugnameovereenkomsten met
Marokko en Algerije gesloten.208 Veel nut heeft zo’n migratieambassadeur niet gehad.
2.2.4. One-stop-shop
115. Een soort van eenheidsloket, guichet unique of one-stop-shop is een orgaan die het leven van
veel immigranten zou moeten vergemakkelijken. Veel lidstaten maken het immigranten moeilijk door
de integratiemogelijkheden te verspreiden over verschillende instanties. Een one-stop-shop zou ervoor
moeten zorgen dat een immigrant zich maar naar één instantie moet begeven en daar allerlei diensten
ter beschikking heeft.209 In België zou bijvoorbeeld de functie van SEFOR kunnen worden
overgeheveld naar zo’n eenheidsloket.210 Dergelijk systeem werd reeds uitgetest in Portugal en goed
bevonden.211 De informatie die ter beschikking wordt gesteld dankzij zo’n one-stop-shop zou ook
aanvullend gebruikt kunnen worden in de situering en de bestrijding van illegale immigratie.
206 P. ZANDERS, “De operationele EU-politiesamenwerking in West-Afrika”, Orde van de dag 2011, afl. 53, 57-63. 207 X., ‘Un nouvel ambassadeur chargé de l’asile et de la migration’, La Libre, 3 september 2011, http://www.lalibre.be/actu/belgique/un-nouvel-ambassadeur-charge-de-l-asile-et-de-la-migration-51b8d977e4b0de6db9c2f679 (consultatie 6 augustus 2013). 208 T. FRANCKEN en S. SMEYERS, België, land zonder grens. Hoe moet het verder met ons asiel- en migratiebeleid?, Leuven, Davidsfonds Uitgeverij, 2012, 105-106. 209 C. OLIVEIRA , M. ABRANCHES en C. HEALY , Handbook on how to implement a one-stop-shop, Lisbon, António Coelho Dias, 2009, 9-12 en 17-18. 210 Supra 45, nr. 108 211 Mondelinge uiteenzetting ‘Les dispositifs d’acceuil des primo-arrivants mis en place au sein de l’Union européenne’ door C. OLIVEIRA , behorend tot het Commissariaat van immigratie en interculture dialoog in Portugal, Parijs (Europees seminarie), 19 april 2013.
50
2.3. Conclusie
116. Hoe meer organen de samenwerking trachten te verbeteren tussen de lidstaten, hoe meer
informatie er wordt uitgewisseld en hoe beter men kan optreden tegen de toestroom van illegale
immigranten.
117. Hierbij moet wel steeds rekening gehouden worden dat het aanbod van organen overzichtelijk
blijft. Indien er teveel actoren in het leven geroepen worden, bestaat de mogelijkheid dat ze zich met
dezelfde taken bezighouden. Overlapping moet dus vermeden worden, aangezien dit ook geld kost.212
Het is de bedoeling dat de organen functioneel werken en ook effectief een bijdrage leveren, wat niet
het geval blijkt te zijn bij de migratieambassadeur. Hun taken moeten afgebakend zijn, zoals dit nu het
geval is op EU-niveau. Dankzij het Verdrag van Lissabon is er voldoende transparantie en worden alle
organen betrokken bij de besluitvorming. Door het invoeren van een gekwalificeerde meerderheid met
betrekking tot het migratiebeleid loopt de besluitvormingsprocedure niet meer vast, wat van groot
belang is in een steeds groter wordend gebied.
118. De lidstaten blijven over enige discretionaire bevoegdheid beschikken bij het voeren van hun
beleid. Ze kunnen steeds nationale accenten toevoegen, maar hun beleid mag nooit in strijd zijn met
hetgeen door de EU wordt opgelegd. Mijns inziens is het geven van enige discretionaire bevoegdheid
aan de lidstaten noodzakelijk. Nationale organen moeten steeds over de mogelijkheid kunnen
beschikken eigen accenten toe te passen. De richtlijn als instrument is een typisch voorbeeld van hoe
men een resultaat bindend kan maken voor alle lidstaten, terwijl men de keuze van uitvoering overlaat
aan de lidstaten zelf. Niet iedere lidstaat binnen de EU kampt met dezelfde migratieproblemen. Het
voeren van één beleid die van toepassing zou zijn op alle lidstaten en zich dus slechts op bepaalde
problemen zou focussen, zou dan ook absurd zijn.
212 H. NILSSON, ‘Proliferation or concentration of the actors in the JHA area?’ in G. DE KERCHOVE et A. WEYEMBERGH, L’espace penal européen: enjeux et perspectives, Bruxelles, Editions de l’Université de Bruxelles, 2002, 63-79.
51
3. INSTRUMENTEN DIE RECHTSHANDHAVING MOGELIJK MAKEN
119. Bij de versterking van de buitengrenzen speelt het grenstoezicht- en het visumbeleid een
belangrijke rol. Deze twee instrumenten zijn namelijk van toepassing op iedereen die de buitengrenzen
van het Schengengebied overschrijdt. Frontex en het Buitengrenzenfonds trachten steun te bieden bij
het uitvoeren van de regelgeving omtrent de versterking van de buitengrenzen, opdat illegale
immigratie voorkomen en bestreden kan worden.
120. Het uitwisselen van informatie over de grenzen heen is geen doelstelling op zich. Het heeft met
betrekking tot het migratiebeleid onder andere als doel een overzicht te geven van de migratiestromen
en duidt de regio’s aan die te kampen hebben met illegale immigratie, in de hoop oplossingen te
kunnen aanbieden. Door te voorzien in informatie-uitwisselingsystemen kan men sneller reageren op
onregelmatigheden en blijft men op de hoogte van de problemen die zich voordoen op het veld. Men
tracht op die manier illegale immigratie aan de buitengrenzen te voorkomen en te bestrijden.
121. Afdwingingsinstrumenten zijn hiervoor noodzakelijk. Enkel door het opleggen van richtlijnen,
het sluiten van overnameakkoorden, het opzetten van ontradingscampagnes, het opleggen van sancties
aan overtreders en het voorzien in een streng regularisatiebeleid, zal men naar de toekomst toe illegale
immigranten kunnen weren.
3.1. Versterking van de buitengrenzen
3.1.1. Schengengrenscode
122. De Schengengrenscode herschikt het acquis op gebied van personencontroles aan de grens. Het
bepaalt de modaliteiten waaronder personen de binnen- en buitengrenzen van het Schengengebied
mogen overschrijden. De code bevat enkel en alleen regels omtrent de toegang en het kort verblijf213
tot het grondgebied van de EU. Deze regels moeten in acht genomen worden door de
grensbewakingsautoriteiten van iedere lidstaat. Toegang verkrijgen betreft een feitelijk geografisch
gegeven en gaat louter om de binnenkomst. Bij het verkrijgen van een verblijf daarentegen, moet men
een toelating of machtiging krijgen van de nationale autoriteiten.214
213 Dit betekent dat een onderdaan van een derde land slechts voor een verblijf van ten hoogste drie maanden per periode van zes maanden, kan blijven. (Artikel 5, 1 Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen, Pb. L 105/5 van 13 april 2006.) 214 G. DEBERSAQUES (2011-2012). Vreemdelingenrecht. Cursus. Brussel, Vrije Universiteit Brussel.
52
123. De controle aan de buitengrenzen heeft als doel het voorkomen van onrechtmatige
grensoverschrijding, het bestrijden van grensoverschrijdende criminaliteit en het nemen van
maatregelen tegen illegaal binnengekomen personen. Aan de hand van vaste en mobiele eenheden
tracht men ontwijking van de controles te voorkomen en te ontmoedigen.215
3.1.1.1. Minimale of grondige controles?
124. Er is niet langer sprake van controle aan de binnengrenzen van de EU. Doordat men een Unie
wou creëren met een vrij verkeer van personen, werd deze controles verschoven naar de
buitengrenzen. Daar wordt een onderscheid gemaakt tussen personen die onderworpen worden aan
ofwel een minimale controle, ofwel een grondige controle, afhankelijk van wie de buitengrens
overschrijdt.216 De vrijheid van reizen binnen het grondgebied geldt zowel voor de eigen onderdanen
als voor onderdanen van derde landen die een verblijfsrecht217 hebben op het grondgebied van een
overeenkomstsluitende partij. Dit heeft tot gevolg dat personen die illegaal de EU zijn binnengeraakt,
niet langer aan binnengrenscontroles worden onderworpen en hij of zij zich ongemerkt van de ene
lidstaat naar de andere lidstaat kunnen begeven. Om die reden is een strenge en correcte controle aan
de buitengrenzen noodzakelijk. Gelukkig heeft de EU de mogelijkheid laten bestaan voor de lidstaten
om te voorzien in interne controlemechanismen, waardoor men immigranten die de EU illegaal zijn
binnengeraakt, toch nog kan vatten.218
125. Elke burger van de Unie en personen die onder het Gemeenschapsrecht inzake vrij
personenverkeer vallen, worden bij de in- of uitreis slechts onderworpen aan een minimale controle.
Zo’n minimale controle houdt in dat men op basis van getoonde reisdocumenten de identiteit kan
vaststellen, aan de hand van een eenvoudig onderzoek de geldigheid van het reisdocument kan nagaan
en dat men op niet-systematische manier nationale en Europese databanken kan raadplegen om te
kijken of er een actueel gevaar bestaat voor de openbare orde.219 Het resultaat van zo’n raadpleging
kan een negatief beeld naar boven brengen, maar doet niets af aan het recht van binnenkomst. Aan een
burger van de Unie kan de toegang niet geweigerd worden.220
215 Artikel 12 Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen, Pb. L 105/5 van 13 april 2006. Hierna: Schengengrenscode. 216 G. DEBERSAQUES (2011-2012). Vreemdelingenrecht. Cursus. Brussel, Vrije Universiteit Brussel. 217 Met name een nationaal reisdocument of een verblijfstitel 218 Infra 54, nr. 128 219 Artikel 7, 2 Schengengrenscode. 220 G. DEBERSAQUES (2011-2012). Vreemdelingenrecht. Cursus. Brussel, Vrije Universiteit Brussel.
53
126. Het is natuurlijk normaal dat een derdelander bij de in- en uitreis van het grondgebied strenger
wordt gecontroleerd. Hij of zij wordt onderworpen aan een grondige controle. Bij de inreis bestaat de
grondige controle uit het verifiëren van de toegangsvoorwaarden, het verifiëren van een eventuele
verblijfs- en werkvergunning en, indien van de derdelander wordt verwacht dat hij houder is van een
visum, het nagaan van de echtheid van het visum. De toegangsvoorwaarden waaraan een onderdaan
van een derde land moet voldoen zijn: in het bezit zijn van een geldig reisdocument en dus een visum
(indien vereist), het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden kunnen staven
en beschikken over voldoende levensmiddelen. Deze derdelander mag niet met het oog op weigering
van toegang in het Schengen Informatiesysteem zijn gesignaleerd en niet beschouwd worden als een
bedreiging voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid of de internationale
betrekkingen van één van de lidstaten.221 Bij de uitreis gaat men onder andere na of de maximale
verblijfsduur al dan niet is overschreden.222 Op die manier kan men controleren of iemand zich houdt
aan de toegangsvoorwaarden. Zo niet, kan men bij een volgende inreis de toegang voor dergelijke
personen weigeren op grond van overstay.
127. De Schengengrenscode voorziet in een extra vorm van versterking van de buitengrenzen door
aan derdelanders de verplichting op te leggen hun reisdocument te laten afstempelen bij hun in- en
uitreis.223 Indien bijvoorbeeld een derdelander in België verblijft en niet beschikt over een
inreisstempel in z’n reisdocument, mogen de Belgische autoriteiten ervan uitgaan dat de derdelander
niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden met betrekking tot de verblijfsduur die in België van
toepassing zijn. Het vermoeden kan alleen door de derdelander worden weerlegd door de overlegging
van geloofwaardige bewijsmiddelen, waaruit de naleving blijkt.224 Wanneer de derdelander het
vermoeden niet kan weerleggen, kunnen de Belgische autoriteiten hem van het grondgebied
verwijderen. Het is geen verplichting voor de lidstaat, maar men beschikt wel over de mogelijkheid
om die persoon te verwijderen.225 Mijns inziens zou het beter zijn de lidstaten te verplichten illegalen
te verwijderen. Zodra illegale immigranten merken dat de lidstaten hen consequent terugsturen, zullen
ze ontmoedigd worden en minder geneigd zijn zich te vestigen in die lidstaat. Wanneer elke lidstaat
van de EU consequent illegale immigranten verwijderd, zal die ontmoediging gelden voor het ganse
grondgebied van de EU. Een gedoogbeleid zorgt daarentegen dat ze hun kans blijven wagen.
221 Artikel 5 Schengengrenscode. 222 Artikel 7, 3 Schengengrenscode. 223 Artikel 10 Schengengrenscode. 224 Artikel 11 Schengengrenscode. 225 HvJ, 22 oktober 2009, C-261/08 en C-348/08, Garcia en Cabrera/Delegado del Gobierno en la Région de Murcia, Jur. 2009, I-10143.
54
3.1.1.2. Bestaan van interne controlemechanismen?
128. Hoewel de binnengrenscontroles werden afgeschaft, werd er geen afbreuk gedaan aan de
politiebevoegdheid van de lidstaten, voor zover deze niet hetzelfde effect hebben als grenscontroles.226
Zo kunnen politieagenten bijvoorbeeld tijdens een verkeersinbreuk vaststellen dat een persoon illegaal
in het land verblijft en hem op die manier aanhouden. Ook een veiligheidscontrole blijft mogelijk,
voor zover deze controle ook wordt toegepast op personen die binnen de lidstaat reizen.227 Daarnaast
kan een lidstaat personen wettelijk verplichten om in het bezit te zijn van een bepaalde titel of een
bepaald document en om dit constant bij zich te dragen.228 Dit is het geval in België: Er wordt in
België verwacht dat je een identiteitskaart op zak hebt, zodat je jezelf bij een (politie-)controle kenbaar
kan maken. In andere lidstaten zoals Nederland eist men dit niet van de burger en kan men dan ook
niet verwachten dat een onderdaan van een andere lidstaat wel een identiteitskaart of paspoort moet
voorleggen om zijn identiteit te bewijzen.229 Ten slotte zijn de onderdanen van derde landen verplicht
om hun aanwezigheid op het grondgebied van bepaalde lidstaten te melden en dit telkens wanneer ze
zich naar een andere lidstaat begeven.230 Deze interne controlemechanismen maken het mogelijk om
illegale immigranten die door de mazen van het net zijn geglipt, toch tegen te houden en terug te
sturen naar hun land van herkomst.231 Ze compenseren het feit dat binnengrenscontroles zijn
afgeschaft. De interne controlemechanismen dragen hun steentje bij tot de beperking van illegale
immigratie en moeten om die reden zeker blijven bestaan. Het ontbreken van een soort van meldings-
of registratiemechanisme in het Verenigd Koninkrijk en Ierland, vormt één van de redenen waarom
deze landen niet toetreden tot het Schengengebied. Eenmaal deze landen het Acquis zouden uitvoeren,
zouden ze niet langer over voldoende controlemogelijkheden beschikken binnen hun grondgebied.
3.1.1.3. Herinvoering toezicht aan binnengrenzen
129. De Schengengrenscode voorziet in de mogelijkheid om het grenstoezicht aan de binnengrenzen
tijdelijk opnieuw in te voeren. Deze uitzondering kan door een contractspartij slechts tijdelijk opnieuw
ingeroepen worden, indien de openbare orde of de binnenlandse veiligheid dit vereisen.232 Dit kan het
geval zijn, wanneer er een onhandelbare toestroom is van illegale immigranten. De herinvoering van 226 Artikel 21, a) Schengengrenscode. 227 Artikel 21, b) Schengengrenscode. 228 Artikel 21, c) Schengengrenscode. 229 HvJ, 17 februari 2005, C-215/03, Salah Oulane/Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, Jur. 2005, I-1245. 230 Artikel 21, d) Schengengrenscode. 231 G. DEBERSAQUES (2011-2012). Vreemdelingenrecht. Cursus. Brussel, Vrije Universiteit Brussel. 232 Artikel 23 Schengengrenscode.
55
grenscontroles komt dan tegoed aan de bestrijding van illegale immigranten. Gedurende bijvoorbeeld
de periode tussen november 2011 en mei 2012, zijn de controles aan de binnengrenzen twee keer
opnieuw ingevoerd. Een eerste keer door Frankrijk aan de grens met Italië voor de G-20 van 3 en 4
november 2011, een tweede keer door Spanje aan de grens met Frankrijk en op de luchthavens van
Barcelona en Girona voor de vergadering van de Europese Centrale Bank.233 Gedurende de periode
van 1 november 2012 tot en met 30 april 2013 werd het toezicht slechts één keer opnieuw ingevoerd,
ter gelegenheid van de ceremonie voor de uitreiking van de Nobelprijs voor de vrede in Oslo op 10
december 2012.234 In het totaal werd van deze mogelijkheid een dertigtal keer gebruikt gemaakt over
gans de EU.235 De herinvoering is dus zeker en vast geen alledaags gegeven.
3.1.1.3.1. Europese aanpak noodzakelijk?
130. Volgens de aanvankelijke tekst met betrekking tot deze herinvoering, lag de beslissing
grotendeels bij de lidstaat die geconfronteerd werd met een ernstige bedreiging van de openbare orde
of de binnenlandse veiligheid. In het geval dat een lidstaat overwoog om het grenstoezicht opnieuw in
te voeren omwille van voorzienbare gebeurtenissen, diende die lidstaat de andere lidstaten en de
Europese Commissie daarvan zo spoedig mogelijk in kennis te stellen.236 In het geval dat er vereist
werd om met spoed op te treden, kon de betrokken lidstaat bij wijze van uitzondering onmiddellijk het
grenstoezicht aan de binnengrenzen opnieuw invoeren, zonder de andere lidstaten en de Commissie
daarvan onmiddellijk op de hoogte te brengen.237 De soevereiniteit hieromtrent lag dus grotendeels bij
de lidstaat zelf. Maar indien een bepaalde lidstaat niet langer de illegale immigratiestroom kan
tegenhouden en niet overgaat tot de herinvoering van het grenstoezicht, heeft dit ook gevolgen voor de
andere lidstaten van de EU. Eenmaal een persoon de EU binnengeraakt is, geldt namelijk het vrij
verkeer van personen voor hem of haar. U voelt het al aankomen, de samenwerking op
Schengenniveau hieromtrent was nodig. Lidstaten, zoals bijvoorbeeld Frankrijk, vonden het belangrijk
dat ook zij kunnen beslissen over de herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen van
bijvoorbeeld Italië, aangezien een hoge migratiedruk op Italië rechtstreekse gevolgen heeft voor
233 EUROPESE COMMISSIE, “Commissie verricht eerste check-up van Schengen”, persbericht, IP/12/481, Brussel, 16 mei 2012. 234 Verslag van de Commissie aan het Europees parlement en de Raad van 31 mei 2013 inzake ‘het derde halfjaarlijks verslag over het functioneren van het Schengengebied van 1 november 2012 tot en met 30 april 2013’, COM/2013/0326, volledige tekst gepubliceerd op de website van de Europese Commissie. 235 I. BELET, Aanpassing Schengen: Open grenzen verzoenen met veiligheid, 12 juni 2013, http://www.cdenv.be/actua/aanpassing-schengen-open-grenzen-verzoenen-met-veiligheid (consultatie 28 juli 2013). 236 Artikel 24 Schengengrenscode. 237 Artikel 25 Schengengrenscode.
56
Frankrijk.238 Na het uitbreken van de Arabische lente ontstond er een vluchtelingenstroom uit Noord-
Afrika naar Italië toe. De vluchtelingen waren grotendeels afkomstig uit Tunesië en strandden op het
Italiaanse eiland Lampedusa. Italië kon de stroom aan immigranten niet dragen en zowel Berlusconi
als Sarkozy lieten op dat ogenblik weten dat ze het Schengenverdrag wilden wijzigen.239
131. De Europese Raad van 23 en 24 juni 2011 stelde aan de Europese Commissie de vraag om het
artikel met betrekking tot de tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen te
wijzigen. De wijziging zou ervoor zorgen dat een besluit zal kunnen genomen worden op niveau van
de Europese Unie, wat zou moeten bijdragen tot samenwerking op Schengenniveau. Het voorstel tot
wijziging dat door de Commissie op tafel werd gelegd, stelt dat het besluit tot herinvoering van
grenstoezicht moet worden genomen door de Europese Commissie zelf, op verzoek van een of meer
lidstaten.240 De Commissie zou onder meer de evenredigheid van de maatregel van herinvoering
moeten bekijken en ook de mogelijkheid van technische of financiële ondersteunende maatregelen
moeten onderzoeken, zoals hulp verstrekt Frontex of Europol. Het herinvoeringssysteem zal slechts als
laatste redmiddel kunnen worden ingezet. Het voorstel kent daarnaast een specifieke procedure voor
gevallen die onmiddellijk optreden vereisen. De betrokken lidstaat kan dan bij wijze van uitzondering
direct overgaan tot herinvoering van het grenstoezicht voor een beperkte periode van ten hoogste vijf
dagen. Indien de ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid langer duurt
dan deze vijf dagen, dan besluit de Europese Commissie over de verlenging van het grenstoezicht. De
bevoegdheid omtrent de herinvoering zou deels bij de lidstaten, deels bij de Commissie liggen,
waardoor de samenwerking op Schengenniveau verbeterd kan worden.241
132. De rol en de bevoegdheid die de Commissie aan zichzelf toebedeelde omtrent de herinvoering,
bleek lange tijd een discussiepunt geweest te zijn in de Raad. Het merendeel van de lidstaten was
tegen de primaire rol en de bevoegdheid die de Commissie zichzelf toekent.242 Mijns inziens zou een
wijziging zoals de Europese Commissie voorstelt, ervoor zorgen dat de EU langzaam maar zeker een
238 X., ‘Sarkozy en Berlusconi willen grenscontrole herinvoeren’, De Standaard, 26 april 2011, http://www.standaard.be/cnt/dmf20110426_070 (consultatie 3 april 2013). 239 X., ‘Sarkozy en Berlusconi willen grenscontrole herinvoeren’, De Standaard, 26 april 2011, http://www.standaard.be/cnt/dmf20110426_070 (consultatie 3 april 2013). 240 Artikel 24 Voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen, COM/2011/0242, Brussel, 16 september 2011. 241 Artikel 25 Voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen, COM/2011/0242, Brussel, 16 september 2011. 242 EUROPEES PARLEMENT, Position of the European Parliament, COD/2011/0051, 12 juni 2013, http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-%2F%2FEP%2F%2FNONSGML%2BTC%2BP7-TC1-COD-2011-0051%2B0%2BDOC%2BPDF%2BV0%2F%2FEN (consultatie 28 juli 2013).
57
voet tussen de deur krijgt om zich te bemoeien met zaken die eigenlijk een aangelegenheid vormen
van iedere staat. Indien Schengen onvoldoende garanties kan bieden, moet een staat nog steeds kunnen
terugvallen op de herinvoering van z’n binnengrenzen. Uiteindelijk werd gekozen voor het voorstel
waarbij de lidstaten verantwoordelijk blijven voor de beoordeling van de noodzakelijkheid van een
tijdelijke herinvoering van de binnengrenscontroles.243 Feit is wel dat de lidstaten slechts unilateraal
actie kunnen ondernemen in de situaties waarin onmiddellijk optreden wordt vereist en dit slechts voor
de duur van maximaal vijf dagen. Daarna moet de Commissie beslissen of de maatregelen kunnen
voortgezet worden. Na vijf dagen moet de lidstaat dus toestemming vragen aan de Commissie om het
grenstoezicht verder uit te voeren.244 Ondertussen heeft het Comité van Permanente
Vertegenwoordigers van de Lidstaten op 13 mei 2013 ingestemd met het akkoord dat is bereikt over
het verordeningsvoorstel.245 Het Europees Parlement stemde op 12 juni 2013 in met het akkoord.246
Het voorstel dient nu nog officieel te worden goedgekeurd door de Raad. De oorspronkelijk bedoeling
om de tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht volledig op Europees niveau aan te pakken, zal dus
niet helemaal verwezenlijkt worden. Wel voorziet de aangepaste Schengengrenscode in een
opgevoerde Europese samenwerking, daar de lidstaten en de Commissie tijdig op de hoogte moeten
gebracht worden van de herinvoering en er overleg moet worden opgestart op EU-niveau.247 Het lijkt
mij belangrijk dat zowel de lidstaat die problemen ondervindt, als de andere lidstaten kunnen beslissen
over een eventuele herinvoering van grenscontroles. De toestroom van illegale immigranten in die ene
lidstaat, heeft namelijk ook gevolgen voor alle andere lidstaten. Maar dit mag niet impliceren dat de
staat geen zeggenschap meer zou hebben over een eventuele noodzakelijke herinvoering van z’n eigen
grenzen. Indien een lidstaat het zelf nodig acht de binnengrenzen opnieuw in te voeren en dit kan
beargumenteren, moet men daartoe gemachtigd kunnen blijven. Ook voor een periode langer dan vijf
dagen. Dergelijke beslissing enkel en alleen overlaten aan de Europese Commissie gaat ver en geeft de
EU misschien teveel bevoegdheid. Zelfs uit de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 7 en 8 juni
2013 blijkt dat deze benadering niet in goede aarde van de lidstaten zelf valt en dat het geven van 243 Verslag Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 7 en 8 juni maart 2013 te Brussel (consultatie Belgische Ambassade te Parijs). 244 Verslag van een schriftelijk overleg van 14 juli 2013 inzake tijdelijke herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen - EU-voorstellen inzake het Evaluatie- en toezichtmechanisme Schengen, COM/2011/559, en het Noodmechanisme herinvoering binnengrenstoezicht Schengen, COM/2011/560, http://www.parlementairemonitor.nl/9353000/1/j9vvij5epmj1ey0/vivwkabf66zr (consultatie 28 juli 2013). 245 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, “Council and the European Parliament reach a provisional agreement on the Schengen Governance legislative package”, document 10239/13, presse 221, Brussel, 30 mei 2013, http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/jha/137348.pdf. (consultatie 29 juli 2013). 246 I. BELET, Aanpassing Schengen: Open grenzen verzoenen met veiligheid, 12 juni 2013, http://www.cdenv.be/actua/aanpassing-schengen-open-grenzen-verzoenen-met-veiligheid (consultatie 28 juli 2013). 247 I. BELET, Aanpassing Schengen: Open grenzen verzoenen met veiligheid, 12 juni 2013, http://www.cdenv.be/actua/aanpassing-schengen-open-grenzen-verzoenen-met-veiligheid (consultatie 28 juli 2013).
58
dergelijke bevoegdheden aan de Commissie de meningen van de lidstaten eerder uit elkaar drijft dan
dat er geharmoniseerd zal opgetreden worden.248
3.1.1.3.2. Toevoeging van het begrip georganiseerde misdaad
133. Aan de wetgeving met betrekking tot de tijdelijke herinvoering werd ook toegevoegd dat een
dreiging het gevolg kan zijn van georganiseerde misdaad. Deze toevoeging is van belang voor België,
met betrekking tot hun strijd tegen de grenscriminaliteit in Zuid-West-Vlaanderen. De laatste tijd
wordt men er geconfronteerd met een verhoging van het aantal gewelddadige overvallen. Personen
afkomstig uit Noord-Frankrijk plegen deze overvallen in de grensstreek en vluchten dan terug naar
Frankrijk. Op die manier ontlopen ze de politie, aangezien de Belgische politie hen niet kon oppakken.
Door de toevoeging van het begrip georganiseerde misdaad in de wetgeving, zal men nu bij
grenscriminaliteit tijdelijk opnieuw de grenscontroles kunnen invoeren.249
134. Sinds enkele jaren worden de Vlaamse arrondissementen en politiediensten van Kortrijk, Ieper
en Veurne en de Waalse arrondissementen en politiediensten van Bergen en Doornik blootgesteld aan
strafbare feiten die gepleegd worden door personen afkomstig uit Noord-Frankrijk. Het gaat
voornamelijk om autodiefstallen, home-jackings, inbraken, gewapende overvallen, drugshandel, etc.250
De gemeenschappelijke grens met Frankrijk leent zich ertoe, aangezien de politiediensten tot voor kort
machteloos stonden. Er was geen mogelijkheid tot arrestatie door Belgische politieagenten op het
grondgebied van Frankrijk. Een situatie die onhoudbaar was en vooral voor triestige taferelen zorgde.
Het was dweilen met de kraan open. Naast de toevoeging van het begrip georganiseerde misdaad aan
het artikel in de Schengengrenscode om tijdelijke herinvoering van de grenscontroles te kunnen
verkrijgen, was er ook nood aan een betere politionele samenwerking tussen Frankrijk en België. Er
was een akkoord tussen beide landen omtrent politionele samenwerking, maar deze was te zwak. Om
die reden vond er een nieuwe ontmoeting plaats tussen de ministers van Binnenlandse Zaken van
beide landen om het akkoord te herzien. Op 25 februari 2013 werd het akkoord dat in de plaats kwam
afgerond en op 18 maart 2013 werd het officieel ondertekend.251
248 Verslag Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 7 en 8 juni maart 2013 te Brussel (consultatie Belgische Ambassade te Parijs). 249 I. BELET, Aanpassing Schengen: Open grenzen verzoenen met veiligheid, 12 juni 2013, http://www.cdenv.be/actua/aanpassing-schengen-open-grenzen-verzoenen-met-veiligheid (consultatie 28 juli 2013). 250 JOËLLE M ILQUET, ‘Ontmoeting tussen Joëlle Milquet en Manuel Valls: een nieuw Frans-Belgisch akkoord ter bestrijding van de grenscriminaliteit’, Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, http://www.milquet.belmagium.be/nl/ontmoeting-tussen-jo%C3%ABlle-milquet-en-manuel-valls-een-nieuw-frans-belgisch-akkoord-ter-bestrijding (consultatie 10 juli 2013). 251 Manuel Valls en Joëlle Milquet, zie D. VANDERBRUGGE, ‘Joëlle Milquet et Manuel Valls ont signé l’acte II des accords de Tournai’, L’avenir, 19 maart 2013.
59
135. Het gewijzigde akkoord zorgt zowel voor een uitbreiding van de operationele capaciteiten, voor
een betere uitwisseling van gegevens, voor een uitbreiding van het territoriale toepassingsveld van het
akkoord als voor een versterkt en overlegd gebruik van ANPR-camera’s.252 Dankzij de uitbreiding van
de operationele capaciteiten zullen de politiediensten niet langer een mal figuur slaan. Ze zullen
voortaan arrestaties kunnen uitvoeren op het grondgebied van de andere partij en het voertuig dat ze
gebruiken bij een gemengde patrouille253 zal langs beide kanten kunnen worden ingezet. Er wordt
daarbij uitdrukkelijk voorzien dat de Belgische en Franse politiemensen op het territorium van de
andere partij iemand zullen mogen arresteren, die op heterdaad betrapt wordt. Ook indien de
politieagent handelt zonder de aanwezigheid van agenten van het betreffende territorium.254 Het is
vreemd waar te nemen dat dergelijke bevoegdheden nog niet eerder bestonden. Het Akkoord van
Doornik voorziet ook in een betere uitwisseling van gegevens en versterkt het kader van de
gegevensverwerking. Er wordt voorzien in gemeenschappelijke werkbestanden en een
gemeenschappelijke operationele analyse in de onderzoeken of criminaliteitssectoren.255 Ook het beter
gebruik van de ANPR-camera’s die zorgen voor een automatische nummerplaatherkenning, speelt
een belangrijke rol in de strijd tegen zowel criminaliteit als illegale immigratie. Het kan aanzien
worden als een soort van intern controlemechanisme. De binnengrenscontroles mogen dan wel zijn
afgeschaft, als men aan de hand van automatische nummerplaatherkenning gestolen voertuigen kan
opsporen, is er veel kans dat illegale immigranten die zijn ondergedoken en op die manier de kost
trachten te verdienen, ook worden gevat. De politiecontrole betreft een controle die toegelaten is, zelfs
op onderdanen van derde landen, daar het niet hetzelfde effect heeft als grenscontroles.256 De controle
gebeurt namelijk omdat men op heterdaad betrapt wordt bij het plegen van een strafbaar feit en betreft
een pure politietaak.257 Dergelijke personen mag men aanhouden en controleren.
136. Op nationaal niveau is men dus goed bezig met het sluiten van akkoorden om
grensoverschrijdende criminaliteit aan te pakken en te zorgen voor een betere samenwerking over de
landsgrenzen heen. Politionele samenwerking is namelijk van groot belang in de strijd tegen illegale
252 L. DUPUIS, ‘Un pas en Avant, mais encore insuffisant’, La Dernière Heure, 19 maart 2013 (consultatie 29 juli 2013). 253 Dit is een patrouille die bestaat uit zowel Franse als Belgische patrouilles. 254 JOËLLE M ILQUET, ‘Ontmoeting tussen Joëlle Milquet en Manuel Valls: een nieuw Frans-Belgisch akkoord ter bestrijding van de grenscriminaliteit’, Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, http://www. milquet.belmagium.be/nl/ontmoeting-tussen-jo%C3%ABlle-milquet-en-manuel-valls-een-nieuw-frans-belgisch-akkoord-ter-bestrijding (consultatie 10 juli 2013). 255 Manuel Valls en Joëlle Milquet, zie D. VANDERBRUGGE, ‘Joëlle Milquet et Manuel Valls ont signé l’acte II des accords de Tournai’, L’avenir, 19 maart 2013. 256 Artikel 21, a) Schengengrenscode. 257 Verslag van de Commissie aan het Europees parlement en de Raad van 31 mei 2013 inzake ‘het derde halfjaarlijks verslag over het functioneren van het Schengengebied van 1 november 2012 tot en met 30 april 2013’, COM/2013/0326, volledige tekst gepubliceerd op de website van de Europese Commissie.
60
immigratie. De versterking van het uitwisselen van gegevens en de controles die de politiediensten
uitvoeren op grond van deze overeenkomst, helpen namelijk een handje bij het beperken van de
illegale immigratie.
3.1.1.4. Evaluatie- en toezichtmechanisme
137. Het Schengenacquis moet correct worden toegepast aan zowel de binnen- als buitengrenzen.
Daarom is het belangrijk dat er voorzien wordt in een mechanisme die de handelingen evalueert, die
gesteld worden in uitvoering van het Acquis. Het huidige evaluatiemechanisme kent talrijke
tekortkomingen: Het is intergouvernementeel van aard, het is niet juridisch bindend, het behelst
slechts een peer-evaluatie, het evalueert enkel de handelingen gesteld aan de buitengrenzen en het
Europees Parlement heeft geen enkele toegang tot documenten in verband met Schengenevaluaties.258
In juni 2011, naar aanleiding van de vluchtelingencrisis in het Middellandse Zeegebied, heeft de
Europese Raad vastgesteld dat er nood was aan een meer doeltreffend en betrouwbaar toezicht- en
evaluatiesysteem van de Schengensamenwerking. Zo’n systeem moest ervoor zorgen dat zowel de
samenwerking en het wederzijds vertrouwen zou worden versterkt als de gemeenschappelijke
voorschriften die voortvloeien uit het Schengenacquis beter zouden worden gehandhaafd.259 Om die
redenen werd de Verordening betreffende de instelling van een evaluatie- en toezichtmechanisme voor
de controle van de toepassing van het Schengenacquis aangenomen.260
138. Het nieuwe evaluatiemechanisme dat het huidige zal vervangen houdt rekening met de
inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, waardoor het een meer Europees karakter krijgt. Het
zal beschikken over mechanismen die efficiënter zijn en een meer afschrikkende werking hebben dan
het huidige systeem. Het mechanisme zal ervoor zorgen dat men kan reageren op werkelijk kritieke
situaties, wanneer het functioneren van het gebied zonder binnengrenstoezicht gevaar loopt. De
lidstaten worden dan verplicht om dergelijke situaties op te lossen. Zo tracht men elke schijn van
straffeloosheid te vermijden. Het huidig evaluatiemechanisme volgt de ontdekte tekortkomingen van
een lidstaat niet verder op. Er bestaan daaromtrent geen formele regels. Het voorzien van strikte
bepalingen over het toezicht op de uitwerking van een oplossing van een tekortkoming was dan ook
258 Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998 betreffende de oprichting van een Permanent Comité voor de evaluatie en implementatie van Schengen, COM/98/26, tekst gepubliceerd op de website van het Europees Parlement. 259 Verslag Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 7 en 8 juni 2012 te Luxemburg (consultatie Belgische Ambassade te Parijs). 260 Verslag van 10 juni 2013 over het ontwerp van verordening van de Raad over de instelling van een evaluatiemechanisme om de toepassing van het Schengenacquis te controleren, 10273/13 – C7-0160/2013 – 2010/0312, tekst gepubliceerd op de website van het Europees Parlement.
61
één van de belangrijkste innovaties. De lidstaten die aanbevelingen hebben gekregen om
tekortkomingen te corrigeren, moeten een actieplan uitwerken om de tekortkomingen binnen drie
maanden op te lossen. Dit actieplan moet worden geëvalueerd en op de voet gevolgd, en indien nodig
moeten er opnieuw bezoeken ter plaatsen worden uitgevoerd, om te controleren of het actieplan
correct is uitgevoerd. De mogelijkheid om bezoeken ter plaatse aan de binnengrenzen uit te voeren
zonder voorafgaande kennisgeving en de uitvoering van evaluaties aan de binnengrenzen, werden ook
door dit systeem gecreëerd. Naast een evaluatiemechanisme werd ook een toezichtmechanisme
geïntroduceerd.261 Als uit een evaluatie blijkt dat een lidstaat het toezicht aan zijn buitengrenzen niet
correct uitvoert, kan er een mechanisme worden opgesteld om de lidstaat verder in de gaten te houden.
Bij aanhoudende problemen kan besloten worden om de grenscontroles tijdelijk aan de binnengrenzen
her in te voeren.262
139. Het nieuwe evaluatiemechanisme maakt ook een einde aan de bestaande situatie van ongelijke
behandeling van landen. Zowel kandidaat-lidstaten als landen die reeds lid zijn van Schengen zullen
nu op grond van dezelfde regels worden geëvalueerd.263 Het is belangrijk dat de lidstaten zowel bij
hun toetrede tot het Schengenacquis als bij hun verdere lidmaatschap blijven voldoen aan wat
Schengen hen oplegt. Op die manier wordt het belang van de lidstaten en de burgers beter
gewaarborgd alsook wordt beter opgetreden tegen grensoverschrijdende criminaliteit, waaronder
illegale immigratie. Bulgarije en Roemenië vinden het niet eerlijk dat ze nu plots onder een strikter
evaluatiemechanisme vallen. Hun toetredingsonderhandelingen waren reeds begonnen vooraleer er
sprake was van een nieuw toezicht- en evaluatiesysteem en ze waren toen in orde met de gestelde
technische vereisten.264 Maar gezien het nieuwe evaluatiesysteem zowel van toepassing zal zijn op
kandidaat-lidstaten als op lidstaten die reeds lid zijn, is de commotie van Bulgarije en Roemenië niet
te begrijpen. Ze zullen sowieso door het nieuwe systeem geëvalueerd worden eenmaal ze zijn
toegetreden. Daarom is het beter om, zoals nu het geval is, te wachten tot men effectief in orde is met
de vereisten gesteld door het nieuwe systeem, vooraleer beide landen volledig toetreden tot het
Schengenacquis.265 Het is namelijk beter om te voorkomen dan te genezen.
261 TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL, ‘Brief aan de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken inzake nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie’, Parlementaire Monitor, nr. KST221121238, 18 oktober 2011, http://www.parlementairemonitor.nl/9353000/1/j9vvij5epmj1ey0/vitohg38qcn4 (consultatie 25 juli 2013). 262 Supra 54, nr. 129 263 Verslag Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 22 en 23 september 2011 te Brussel (consultatie Belgische Ambassade te Parijs). 264 Supra 35, nr. 88 265 Gesprek met J. BAYART, Ministre-Conseiller à l’ambassade de Belgique, Parijs, 22 april 2013.
62
140. Oorspronkelijk was het de bedoeling om de medebeslissingsprocedure als rechtsgrondslag in te
stellen voor het nieuw mechanisme. Deze rechtsgrondslag zou voorzien in een gewone
wetgevingsprocedure, waardoor het Europees Parlement medezeggenschap zou hebben bij het
evalueren van hoe lidstaten het Schengenacquis uitvoeren op personen die de binnengrenzen
overschrijden.266 Een meerderheid van de lidstaten had bezwaar tegen de door de Commissie gekozen
rechtsgrondslag en opteerden voor artikel 70 VWEU. De Raad besloot de rechtsgrondslag te wijzigen
en artikel 70 VWEU aan te nemen, met als argument dat dit artikel specifiek in het Verdrag
betreffende de Werking van de Europese Unie is opgenomen om regelgeving over wederzijdse
evaluaties goed te keuren.267 De piste van medebeslissing van het Europees Parlement werd verlaten.
Het zou volgens de lidstaten geen hoofd kunnen bieden aan noodsituaties. Deze wijziging leidde tot
een conflict tussen de verschillende Europese instellingen.268 Na intensieve onderhandelingen kon het
conflict worden opgelost.
141. Het meer Europese karakter van het toezicht- en evaluatiesysteem uit zich voornamelijk in de
rol die wordt toebedeeld aan de Europese Commissie. Haar rol is niet meer beperkt tot die van
waarnemer, maar werd uitgebreid tot het coördineren van de evaluatie en de opvolging. Ze wordt
verantwoordelijk voor de meeste beslissingen in het evaluatieproces met betrekking tot het jaarlijkse
en meerjarige programma, de voorbereiding en het uitvoeren van bezoeken ter plaatse en het opstellen
van evaluatieverslagen en aanbevelingen. Na de opstelling van een evaluatie is het aan de Commissie
om het verslag daaromtrent goed te keuren, wat op zijn beurt moet worden goedgekeurd door de
Raad.269 De positie van de Commissie wordt dus versterkt, maar de uiteindelijke goedkeuring ligt nog
steeds bij de Raad.270 Volgens het artikel 70 VWEU moeten het Europees Parlement en de nationale
parlementen nog steeds op de hoogte gebracht worden van de inhoud en de resultaten van die
evaluatie.271 Het Europees Parlement zal tijdens de ganse evaluatie geïnformeerd worden en toegang
266 Artikel 77, lid 2, e) van het Verdrag van 13 december 2007 betreffende de werking van de Europese Unie, Pb. C 83/47-199 van 30 maart 2010. 267 Verslag Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 7 en 8 juni 2012 te Luxemburg (consultatie Belgische Ambassade te Parijs). 268 TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL, ‘Brief aan de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken inzake nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie’, Parlementaire Monitor, nr. KST221121238, 18 oktober 2011, http://www.parlementairemonitor.nl/9353000/1/j9vvij5epmj1ey0/vitohg38qcn4 (consultatie 25 juli 2013). 269 Verslag van 10 juni 2013 over het ontwerp van verordening van de Raad over de instelling van een evaluatiemechanisme om de toepassing van het Schengenacquis te controleren, 10273/13 – C7-0160/2013 – 2010/0312, tekst gepubliceerd op de website van het Europees Parlement. 270 Verslag Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 7 en 8 juni 2012 te Luxemburg (consultatie Belgische Ambassade te Parijs). 271 Verslag Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 13 en 14 december 2011 te Brussel (consultatie Belgische Ambassade te Parijs).
63
verkrijgen tot alle relevante documenten, waaronder de risicoanalyse van Frontex, het meerjarig en
jaarlijks evaluatieprogramma, de evaluatierapporten, de aanbevelingen voor corrigerende maatregelen
en de actieplannen voor de aanpak van ontdekte tekortkomingen. Hoewel het artikel niet voorziet in
deelname van het Parlement in de besluitvorming, wordt de verordening de facto behandeld volgens
de medebeslissingsprocedure. Door deze zekerheden toe te kennen aan het Parlement, kon het conflict
omtrent de rechtsgrondslag worden opgelost en is het Parlement er zeker van dat het wordt betrokken
bij de evaluatie. Deze zekerheden werden voornamelijk verkregen doordat het Europees Parlement
haar standpunt is blijven innemen gedurende het ganse onderhandelingsproces.272
3.1.1.5. Toegangsweigering
142. Burgers van de Unie hebben een recht van binnenkomst.273 Ze dienen enkel een identiteitskaart
of een geldig nationaal paspoort voor te leggen of ze moeten op een andere manier kunnen laten
vaststellen dat ze het recht van vrij verkeer en verblijf genieten.274 Er mogen geen andere vragen aan
hen gesteld worden met betrekking tot hun reisdoel, de duur van hun reis of hun financiële
middelen.275 Familieleden van burgers van de Unie die zelf geen burger zijn276, genieten ook van een
recht op binnenkomst. Ze dienen enkel houder te zijn van de documenten die krachtens artikel 2 van
de Vreemdelingenwet vereist zijn, dan wel op een andere wijze laten vaststellen of bewijzen dat ze het
recht van vrij verkeer en verblijf genieten. Ook dienen ze hun familieband met de burger van de Unie
en het EU-burgerschap van die burger te bewijzen. Het recht van binnenkomst waarover familieleden
van een burger van de Unie beschikken, vloeit voor uit het arrest Brax die reeds werd besproken.277
143. Er hangen sancties verbonden aan het niet-voldoen aan de toegangsvoorwaarden. De sancties en
de precieze documenten waarvan men in het bezit moet zijn, worden door de lidstaat zelf bepaald. In
België moet bijvoorbeeld iedere burger een identiteitskaart op zak hebben, terwijl dit in Nederland niet
het geval is.278 Een sanctie kan inhouden dat men geweigerd wordt aan de grens doordat er ofwel een
272 Verslag van 10 juni 2013 over het ontwerp van verordening van de Raad over de instelling van een evaluatiemechanisme om de toepassing van het Schengenacquis te controleren, 10273/13 – C7-0160/2013 – 2010/0312, tekst gepubliceerd op de website van het Europees Parlement. 273 G. DEBERSAQUES (2011-2012). Vreemdelingenrecht. Cursus. Brussel, Vrije Universiteit Brussel. 274 HvJ, 17 februari 2005, C-215/03, Salah Oulane/Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, Jur. 2005, I-1245. 275 HvJ, 30 mei 1991, C-68/89, Commissie/Nederland, Jur. 1991, I-2637. 276 De personen die worden bedoeld in artikel 40bis §2 Vreemdelingenwet. 277 J. LEROY, “Toezicht: weigering visum blijft uitzonderlijk”, Lokaal 2009, afl. 20, 43-45. ; HvJ, 25 juli 2002, C-459/99, VZW Beweging tegen Rassenhaat, Antisemitisme en Xenofobie (BRAX)/Belgische staat, Jur. 2002, I-6630. 278 G. DEBERSAQUES (2011-2012). Vreemdelingenrecht. Cursus. Brussel, Vrije Universiteit Brussel.
64
bevel tot terugdrijving wordt uitgevaardigd ofwel een bevel om het grondgebied te verlaten. De aard
van het bevel is afhankelijk van het feit of men respectievelijk aan de grens wordt geweigerd of men
zich reeds op het grondgebied bevindt en dan wordt geweigerd. Een bevel tot terugdrijving gebeurt
steeds in een status van vasthouding aan de grens. Een bevel om het grondgebied te verlaten kan zowel
in status van vrijheid als status van aanhouding plaatsvinden. Aanhouding kan plaatsvinden in een
gesloten centrum, een woonunit of een eigen huis.279 Administratieve sancties worden in België ook
uitgevaardigd.
144. Indien een burger van de Unie of een familielid van die burger in België niet beschikt over de
opgesomde documenten en wel het bewijs van EU-burgerschap of verwantschap met een burger van
de Unie kan voorleggen, kan er hen enkel een administratieve geldboete van 200 euro worden
opgelegd. Hun binnenkomst of verblijf kan dan enkel geweigerd worden om redenen van openbare
orde, van nationale veiligheid of volksgezondheid.280 Indien daarentegen een familielid van een burger
van de Unie niet kan bewijzen dat men een familielid van een burger is, zal hem of haar de toegang
wel worden geweigerd. Hij of zij zal tegengehouden worden aan de grens en teruggestuurd worden.
Het gaat om een bevel tot terugdrijving, waartoe de met grenscontrole belaste overheden voor bevoegd
zijn.281
145. Toegang kan dus in principe, met uitzondering van bovenstaande gevallen, enkel geweigerd
worden aan onderdanen van derde landen die geen familielid hebben die een burger van de Unie is282.
Weigering van toegang aan de grens houdt in dat men niet voldoet aan de toegangsvoorwaarden en
niet behoort tot de in artikel 5, lid 4 genoemde personen in de Schengengrenscode.283 Dergelijke
weigering wordt genomen door een naar nationaal recht bevoegde instantie en moet steeds met
redenen omkleed worden. De met reden omklede beslissing somt de precieze weigeringsgronden op.
De onderdaan van een derde land kan in beroep gaan, naar Belgisch recht wordt dit beroep ingesteld
bij de RvV.284 Het beroep leidt niet tot een schorsing van de beslissing: Bij een bevel tot terugdrijving
blijven de grenswachters er namelijk op toezien dat de persoon het grondgebied niet betreedt.285
Eenmaal een onderdaan van een derde land die geen familie is van een burger van de Unie het
279 G. DEBERSAQUES (2011-2012). Vreemdelingenrecht. Cursus. Brussel, Vrije Universiteit Brussel. 280 Binnen de perken van artikel 43 Vreemdelingenwet. 281 Artikel 47, §2 Koninklijk Besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, BS 27 oktober 1981. 282 In de Belgische vreemdelingenwet wordt dergelijk persoon een vreemdeling genoemd. 283 COMMISSION EUROPEENNE en RESEAU EUROPEEN DES M IGRATIONS, Glossaire 2.0 sur l’asile et les migrations. Un outil pour une meilleure comparabilité, Luxembourg, Office des publications de l’Union Européenne, 2012, 66. 284 G. DEBERSAQUES (2011-2012). Vreemdelingenrecht. Cursus. Brussel, Vrije Universiteit Brussel. 285 Artikel 13, 4 Schengengrenscode.
65
grondgebied heeft betreden, kan men deze persoon nog steeds weigeren. De minister kan een bevel
uitvaardigen om het grondgebied binnen een bepaalde termijn te verlaten. Dit is in België het geval
wanneer de vreemdeling niet beschikt over de vereiste documenten, wanneer hij langer in het Rijk
blijft dan de bepaalde termijn, wanneer hij ter fine van weigering van toegang gesignaleerd staat,
etc.286
3.1.2. Gemeenschappelijk visumbeleid
146. Één van de voorwaarden om als onderdaan van een derde land toegang te kunnen verkrijgen tot
de Europese Unie, is houder zijn van een geldig visum.287 De verstrekking van een visum geeft nooit
automatisch recht op toegang tot het grondgebied.288 Er wordt enkel een machtiging gegeven door een
lidstaat.289 Daarnaast dient de onderdaan van een derde land nog aan andere voorwaarden te voldoen.
147. In uitvoering van het Schengenacquis werden talrijke besluiten genomen inzake visa. Deze
besluiten werden gegroepeerd en vervangen door de Gemeenschappelijke Visumcode van 13 juli
2009. Sinds de inwerkingtreding van de Gemeenschappelijke Visumcode wordt de ganse
visummaterie geregeld door vier rechtsintrumenten: Verordening 539/2001 die de landen vastlegt wier
onderdanen visumplichtig zijn290, Verordening 1683/95 betreffende het Uniform Visummodel291,
Verordening 333/2002 over het blad waarop visums kunnen worden aangebracht bij niet-erkende
reisdocumenten292 en uiteraard de Gemeenschappelijke Visumcode zelf293. Doordat alle personen zich
binnen de Schengenruimte vrij mogen verplaatsen, worden de zaken in verband met visumvereisten
ten aanzien van derde landen op Europees niveau geregeld.
286 Alle mogelijke gevallen zijn terug te vinden in artikel 7 Vreemdelingenwet. 287 Artikel 5, 1, a) Schengengrenscode. 288 Artikel 30 Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode, Pb. L 243/15 van 15 september 2009. Hierna: Visumcode 289 G. DEBERSAQUES (2011-2012). Vreemdelingenrecht. Cursus. Brussel, Vrije Universiteit Brussel. 290 Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, Pb. L 81/1 van 21 maart 2001 291 Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel, Pb. L 164/1 van 14 juli 1995. 292 Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad van 18 februari 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend, Pb. L 53/4 van 23 februari 2002. 293 Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode, Pb. L 243/1-58 van 15 september 2009.
66
3.1.2.1. Doelstelling
148. Deze compensatiemaatregel werd ingevoerd om de lidstaten te beschermen tegen de
ongewenste gevolgen die voortvloeien uit het Europees migratiebeleid en het principe van het vrij
verkeer van personen. Door de visumplicht op te leggen aan derdelanders, is het mogelijk voor de
lidstaten van de EU een idee te hebben welke derdelanders zich legaal op hun grondgebied bevindt.
Het is een vereiste die wordt opgelegd vooraleer de eigenlijke toegangsprocedure begint. Derdelanders
worden namelijk gecontroleerd op het in het bezit zijn van een visum bij het betreden van het
grondgebied. Vooraleer een lidstaat van de EU de andere voorwaarden tot binnenkomst bekijkt, wordt
eerst nagegaan of een visumplichtige derdelander over het vereiste visum beschikt. De derdelander
kan hiermee slechts gedurende een bepaalde periode op het grondgebied van de EU verblijven,
afhankelijk van het visum waarover men beschikt. Daarna dienen ze terug te keren naar hun land van
oorsprong. Derdelanders die niet over een visum beschikken, worden geweigerd aan de buitengrenzen.
Het opleggen van een uniform visummodel zorgt er bovendien voor dat het voor lidstaten makkelijker
wordt om vervalsing van visa op te sporen. Vervalsing van visa gebeurt voornamelijk door criminele
netwerken die uit puur financieel winstbejag trachten mensen de EU binnen te smokkelen.294 Het
visumbeleid draagt dus in belangrijke mate bij tot het voorkomen van illegale immigratie, maar het
beleid op zich kan de illegale immigratie niet tegengaan. Het beleid biedt geen antwoord op
bijvoorbeeld derdelanders die de EU legaal binnenkomen en langer blijven dan dat hun visum
toelaat.295
3.1.2.2. C, het uniform model
149. Er bestaan vier soorten visa, met name het luchthaventransitvisum A296, het doorreisvisum
vanuit een derde land naar nog een andere lidstaat B297, het visum kort verblijf C en het visum lang
verblijf D298.299 In deze uiteenzetting beperken we ons tot het visum C, het meest voorkomende
294 G. VERMEULEN, “Visa: een instrument in de strijd tegen mensensmokkel en mensenhandel”, T. Vreemd. 2007, afl. 3, 194-200. 295 Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende een gemeenschappelijk beleid inzake illegale immigratie, COM/2001/0672, volledige tekst gepubliceerd op de website van Eur-Lex. 296 Met dit visum verkrijgt men enkel de doorreis door de internationale transitzones van de luchthavens op het grondgebied van de lidstaten (Artikel 26 Visumcode.). 297 Dit visum bestaat nog altijd, maar de Visumcode heeft het enkel nog over visum A, C en D. 298 Visum D wordt verstrekt met het oog op het verkrijgen van een tijdelijke of permanente verblijfstitel. Het is minder dan één jaar geldig en is geschikt voor mensen die wensen herenigd te worden met hun gezin, wensen samen te wonen met iemand uit de EU of wensen te studeren of te werken in een lidstaat. 299 G. DEBERSAQUES (2011-2012). Vreemdelingenrecht. Cursus. Brussel, Vrije Universiteit Brussel.
67
visum300. Zoals uit onderstaande tabel blijkt, betreffen meer dan 90% van de jaarlijks aangevraagde
visa, het visum C. Het betreft een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten
hoogste drie maanden binnen een periode van zes maanden vanaf de datum van eerste binnenkomst op
het grondgebied van de lidstaten.301
2007
2008
2009
2010
2011
% van
het totaal
% verschil met
het jaar ervoor
Visum A
79 140
41 998
29 107
14 591
11 456
0,1%
-21%
Visum C
11 921 256
11 203 043
10 241 000
11 842 761
13 510 250
98%
14%
Visum D
1 311 963
1 516 101
1 516 096
1 483 019
322 034
2,3%
-78%
Totaal
13 312 359
12 761 142
11 786 203
13 340 371
13 843 740
100%
3,8%
Tabel 1: Weergave van het aantal verstrekte visa gedurende de jaren 2007 tot en met 2011.302
150. De lidstaten hebben zich bereid verklaard om een eenvormig visum te gebruiken voor het visum
C. Dit eenvormig visum, het Schengenvisum genaamd303, wordt verleend voor de volledige
Schengenruimte, met uitzondering van de gevallen vermeld in artikel 25 van de Visumcode.304
Doorgaans wordt het afgegeven voor een familiebezoek, toerisme, beroepsafspraken, korte stages of
opleidingen. De verstrekking van zo’n visum houdt voor de verstrekkende overheidsinstellingen zowel
een administratieve vereenvoudiging als een betere controle op de uitgave van visums in.305 De
vervalsing van visa kan op die manier gemakkelijker worden opgespoord. Het is dus een belangrijk
instrument in de strijd tegen illegale immigratie.
151. Ten eerste moet het Schengenvisum door de derdelander worden aangevraagd bij een
ambassade of consulaat van de bevoegde lidstaat in het ambtsgebied waarvan de aanvrager
300 Dit visum wordt ook wel toeristenvisum genoemd, maar het kan ook aangevraagd worden omwille van medische of zakelijke redenen. 301 Artikel 2, 2, a) Visumcode. 302 FRONTEX, ‘Annual Risk Analysis 2013’, Warschau, april 2013, 17, www.frontex.europa.eu (consultatie 15 juli 2013). 303 Voorbeeld van een Schengenvisum: zie figuur 1. 304 De gevallen beschreven in artikel 25 van de Visumcode, hebben een territoriaal beperkte geldigheid. 305 Artikel 9 Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985 tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek, betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, Pb. L 239/22 van 22 september 2000.
68
woonachtig is.306 Door gebruik te maken van visa externaliseren de lidstaten hun immigratiebeleid in
zekere mate, omdat ze het voor een deel aan hun diplomatieke en consulaire posten overlaten om te
bepalen wie al dan niet het land binnen mag. Uitzonderlijk kan een visum aan een grensdoorlaatpost
worden afgegeven, bijvoorbeeld in het geval dat de aanvrager niet de gelegenheid heeft gehad om op
voorhand een visum aan te vragen.307 Door visumverstrekking te externaliseren voorkomt men op een
bepaalde manier reeds illegale overstay.308 Het is namelijk aan de consulaten om op voorhand
(vooraleer de derdelander de eigenlijk reis naar de EU maakt) te bepalen of de derdelander een risico
van illegale immigratie of een risico voor de veiligheid van de lidstaten vormt, en met name, of de
aanvrager het voornemen heeft het grondgebied van de lidstaten te verlaten voor de geldigheidsduur
van het aangevraagde visum verstrijkt.309 De beoordeling hiervan gebeurt door het bevoegde consulaat
ter plaatse, maar de eigenlijke beslissing wordt (in België) genomen door de minister van
Binnenlandse Zaken.310 Vervolgens wordt bij een positieve beoordeling een visumsticker aangebracht
in het internationaal paspoort. Hiermee kunnen onderdanen van derde landen drie maanden vrij reizen
binnen het grondgebied van de Schengenlidstaten.311 Indien het internationaal paspoort niet wordt
erkend, wordt het aangebracht op een afzonderlijk document. Dan moet men zowel in het bezit zijn
van het afzonderlijk document als het identiteitsbewijs of het reisdocument dat in de visumverklaring
wordt genoemd.312
152. Door de voorwaarde ‘binnen een periode van zes maanden vanaf de binnenkomst op het
grondgebied’ toe te voegen, wou men ervoor zorgen dat de onderdanen van derde landen effectief de
lidstaat moeten verlaten om eventueel daarna, vanuit een land buiten het Schengengebied, de
visumprocedure opnieuw aan te vatten.313 Zo kan men niet even de grens oversteken en opnieuw een
visum aanvragen. De toevoeging van deze voorwaarde is opnieuw een manier om illegale immigratie
te bestrijden en een betere controle te hebben op de verstrekking van de visa. Men kan slechts voor
drie maanden per semester dergelijk visum verkrijgen en deze periodes kunnen niet aan elkaar
306 Artikel 12, 1 Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985 tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek, betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, Pb. L 239/23-24 van 22 september 2000. 307 Voor andere uitzonderingsgevallen, zie artikel 35 Visumcode. 308 FRONTEX, ‘Annual Risk Analysis 2013’, Warschau, april 2013, 14-19, www.frontex.europa.eu (consultatie 15 juli 2013). 309 Artikel 21, 1 Visumcode. 310 Gesprek met J-P. DRICOT, Premier secrétaire et consul à l’ambassade de Belgique, Parijs, 24 april 2013. 311
K-P. NANZ, ‘Free Movement of Persons according to the Schengen Convention and in the Framework of the European Union’, in A. PAULY , De Schengen à Maastricht: voie royale et course d’obstacles, Maastricht, European Institute of Public Administration, 1996, 65-66. 312 Artikel 29 Visumcode. 313 J. TROCH, “Toegang tot en kort verblijf in België”, T.Vreemd. 2011, 107-108.
69
verbonden worden door in het eerste semester de laatste drie maanden te nemen en in het tweede
semester de eerste drie maanden te nemen.314 Er moet telkens sprake zijn van een nieuwe binnenkomst
op het grondgebied.315 Deze voorwaarde is enkel van toepassing op derdelanders die geen familielid
zijn van een EU-burger. Voor familieleden geldt namelijk geen maximale wachtperiode.
3.1.2.3. Wie moet over een visum beschikken?
153. Burgers van de Unie moeten niet beschikken over een visum, het principe van het vrij verkeer
van personen geldt voor deze personen.
154. Een onderdaan van een derde land daarentegen, die al dan niet een familielid heeft die een
burger van de Unie is, dient wel over een visum te beschikken.316 De verstrekking van visa biedt
eigenlijk een extra beschermingsniveau, dat zich uit in twee risicoafwegingen. Ten eerste wordt er een
een selectie gemaakt op basis van nationaliteit.317 Op basis van de nationaliteit maakt men een
afweging in welke mate bevolkingsgroepen een risico uitmaken voor de interne veiligheid. De
afweging op grond van nationaliteit is niet langer een aangelegenheid geregeld door de lidstaten, maar
wel door de EU. In Verordening 539/2001 vindt men immers een lijst terug van derde landen waarvan
de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en een
lijst van derde landen waarvan de onderdanen van de visumplicht zijn vrijgesteld, respectievelijk
bijlage I en bijlage II.318 319 Bijlage I telt ongeveer 130 staten, bijlage II met de visumvrijgestelde derde
landen telt 24 staten en 2 speciale administratieve regio’s van de Volksrepubliek China. Volgens deze
verordening zijn er drie belangrijke criteria om te bepalen of een land al dan niet op de lijst moet staan
van de visumplichtige landen: het risico op illegale immigratie, het gevaar voor de openbare orde en
de veiligheid en de relatie van de EU met het derde land.320 Deze visumverplichtingen en -
314 Gesprek met J-P. DRICOT, Premier secrétaire et consul à l’ambassade de Belgique, Parijs, 24 april 2013. 315 HvJ, 3 oktober 2006, C-241/05, Nicolae Bot/Préfet du Val-de Marne, Jur. 2006, I-9627. 316 G. DEBERSAQUES (2011-2012). Vreemdelingenrecht. Cursus. Brussel, Vrije Universiteit Brussel. 317 E. GUILD , ‘Danger – Borders under construction: assessing the first five years of border policy in an area of freedom, security and justice’ in J. DE ZWAAN en F. GOUDAPPEL, Freedom, Security and Justice in the European Union: Implementation of the Hague Programme, Den Haag, Asser Press, 2006, 52-55. 318 Artikel 1, lid 1 en 2 Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, Pb. L 81/2 van 21 maart 2001. 319 Overzicht van visumvrije en visumplichtige landen: zie figuur 2 320 D. DUEZ, L’Union européenne et l’immigration clandestine : de la sécurité intérieure à la construction de la communauté politique, Brussel, Éditions de l’Université de Bruxelles, 2008, 123-125.
70
vrijstellingen slaan enkel op het Schengenvisum.321 Ten tweede schenkt de Visumcode bijzondere
aandacht aan de toetsing van de vraag of de aanvrager een risico van illegale immigratie of een risico
voor de veiligheid van de lidstaten vormt, en met name, of de aanvrager het voornemen heeft het
grondgebied van de lidstaten te verlaten voor de geldigheidsduur van het aangevraagde visum
verstrijkt.322 Deze beoordeling wordt, zoals reeds werd aangehaald, door de consulaten verricht.
Overstay is namelijk één van de belangrijkste vormen van illegale immigratie. Het gaat om
vreemdelingen die aan de visumvereiste voldoen en op legale wijze een lidstaat zijn binnengekomen,
maar langer blijven dan hun visum toelaat. Door aan personen die een groot risico vormen op een
illegale overstay geen visum te verlenen, wordt deze vorm van illegale immigratie in zekere mate
beperkt. Er zijn geen concrete gegevens hierover beschikbaar in de Europese Unie. Landen zoals
Australië en Thailand houden hier wel gegevens over bij en daaruit blijkt dat veel meer personen dan
dat je aanvankelijk zou denken langer blijven dan dat hun visum toelaat. Ook binnen de EU is overstay
vaak voorkomend en blijken een groot deel van de illegale immigranten zich hieraan schuldig te
maken.323
155. Daarnaast mag een lidstaat een onderdaan van een derde land, die gehuwd is met een onderdaan
van een lidstaat en die zonder visum het grondgebied tracht binnen te komen, niet aan de grens
terugwijzen. De onderdaan van het derde land moet wel het bewijs kunnen leveren van zijn identiteit
en huwelijksband, en uit niets mag blijken dat hij een gevaar is voor de openbare orde, de nationale
veiligheid of de volksgezondheid.324 Er blijft voor deze derdelander een visumplicht bestaan, maar de
lidstaat moet aan deze familieleden van de burger van de Unie alle faciliteiten verlenen voor het
verkrijgen van een visum. Het Arrest Brax325 heeft er met andere woorden voor gezorgd, dat het recht
van een derdelander, die familielid is van een burger van de Unie, om het grondgebied van een lidstaat
binnen te komen en er te verblijven, uitsluitend wordt ontleend aan de familieband.
156. Uit de jaarlijkse risicoanalyse 2013 van Frontex blijkt dat de meeste visa worden aangevraagd
door derdelanders met de Russische nationaliteit. Deze cijfers zijn een weergave van het jaar 2011,
321 Artikel 2 Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, Pb. L 81/2-3 van 21 maart 2001. 322 Artikel 21, 1 Visumcode. 323 FRONTEX, ‘Annual Risk Analysis 2013’, Warschau, april 2013, 18, www.frontex.europa.eu (consultatie 15 juli 2013). 324 HvJ, 25 juli 2002, C-459/99, VZW Beweging tegen Rassenhaat, Antisemitisme en Xenofobie (BRAX)/Belgische staat, Jur. 2002, I-6630. 325 HvJ, 25 juli 2002, C-459/99, VZW Beweging tegen Rassenhaat, Antisemitisme en Xenofobie (BRAX)/Belgische staat, Jur. 2002, I-6630.
71
daar men nog niet over definitieve cijfers beschikt van 2012. 41% van het aantal verstrekte visa, type
C, worden aan de Russische Federatie uitgegeven, gevolgd door respectievelijk Oekraïne en China.326
3.1.2.4. Visumfacilitering en –liberalisering
157. Veel landen die door de EU aan de visumvereisten onderworpen zijn, dringen aan op een
versoepeling of een afschaffing voor het Schengenvisum, type C. De EU onderhandelt daarover met
elk land afzonderlijk, omdat elk land aan bepaalde voorwaarden moet voldoen vooraleer het daarop
aanspraak kan maken.327 Met het toekennen van dergelijke versoepeling of afschaffing stelt men
opnieuw de deur open voor illegale immigratie. Om die reden is het noodzakelijk dat de landen aan
wie men dergelijk voordeel toekent, voldoen aan de vereiste voorwaarden. Mijns inziens dient men
hier zeer nauwkeurig op toe te zien.
3.1.2.4.1. Visumfacilitering
3.1.2.4.1.1 Wat?
158. Bij visumfacilitering gaat men over tot een versoepeling van de modaliteiten bij afgifte van visa.
Deze versoepeling wordt toegekend ten voordele van personen die in het kader van een bepaalde
beroeps- of familiale situatie of met een specifiek omschreven doel naar de EU reizen. De facilitering
houdt bijvoorbeeld de vermindering van de kost van een visum in of in sommige gevallen zelfs de
afschaffing van deze kost, een vermindering van het aantal vereiste documenten met betrekking tot het
doel van de reis voor een visumaanvraag, een groter gebruik van multiple-entryvisa voor bepaalde
categorieën van personen of de afschaffing van de visumplicht voor de houders van een diplomatiek
paspoort.328 De personen aan wie een diplomatiek paspoort wordt verstrekt, verschilt van land tot land,
afhankelijk van de culturele achtergrond die het land kent. In landen zoals de Voormalige
Joegoslavische Republiek Macedonië worden kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders hieronder
begrepen, terwijl dit in België niet het geval is. België verstrekt diplomatieke paspoorten aan de
koninklijke familie, terwijl landen zonder koninkrijk dit niet doen.329
326 Zie tabel 2 327 BELGISCH VOORZITTERSCHAP VAN DE RAAD VAN DE EU, ‘Het externe beleid van de EU inzake visumregime’, www.eutrio.be/files/bveu/media/documents/Het_externe_beleid_van_de_EU_inzake_Visabeleid.pdf. (consultatie 15 maart 2013). 328 BELGISCH VOORZITTERSCHAP VAN DE RAAD VAN DE EU, ‘Het externe beleid van de EU inzake visumregime’, www.eutrio.be/files/bveu/media/documents/Het_externe_beleid_van_de_EU_inzake_Visabeleid.pdf. (consultatie 15 maart 2013). 329 Gesprek met J. BAYART, Ministre-Conseiller à l’ambassade de Belgique, Parijs, 22 april 2013.
72
159. De kost die wordt geheven bij een visumaanvraag moet overeenkomen met de administratieve
kosten.330 Het standaardbedrag bedraagt normaal gezien 60 euro. Met bijvoorbeeld Rusland is men tot
een versoepeling gekomen en bedraagt het legesrecht slechts 35 euro meer. Houders van een
diplomatiek paspoort met de Russische nationaliteit zijn bovendien vrijgesteld van de visumplicht. Op
aandringen van België werden deze visumfaciliteringen verbonden aan een readmissieakkoord, dat op
zijn beurt verbonden is aan een clausule van opschortende voorwaarde. Indien Rusland de readmissie
van personen uit Rusland of uit vierde landen die via het grondgebied van Rusland de EU zijn
binnengekomen, niet zou nakomen, kan men de afgifte van visa terug verbinden aan strengere
modaliteiten.331 In bijvoorbeeld Oekraïne leveren de Belgische ambtenaren 40% van de aangevraagde
visa gratis af.332 Er zijn dus talrijke verschillen tussen de verscheidende overeenkomsten
waarneembaar, afhankelijk van het derde land waarmee men de overeenkomst heeft gesloten.
3.1.2.4.1.2 Verbonden aan readmissieakkoord
160. Alle visumfaciliteringsovereenkomsten worden via een clausule van opschortende voorwaarde
verbonden aan een readmissieakkoord. De samenhang tussen facilitering en readmissie is heel
belangrijk voor de strijd tegen illegale immigratie. Zo’n readmissieakkoord houdt namelijk in dat het
derde land zich met de EU verbindt tot samenwerking bij het terugnemen van illegaal verblijvende
personen, die via dat derde land de EU zijn binnengekomen. Dit gebeurt volgens overeengekomen
bepalingen met betrekking tot de procedure, bewijsvoering, etc.333 Sommige van deze
readmissieakkoorden zijn zowel van toepassing op de eigen onderdanen van het derde land, als op de
onderdanen van vierde landen die via het grondgebied van dit derde land de EU binnenkwamen, voor
zover dit kan worden aangetoond. Door zo’n readmissieakkoord als opschortende voorwaarde te doen
gelden, kan de EU de visumfacilitering opschorten en tijdelijk opnieuw strengere modaliteiten
toepassen voor de afgifte van visa. De gunst die wordt verleend ten aanzien van een derde land wordt
dus onlosmakelijk verbonden met een verplichting die dat derde land in ruil moet nakomen.
161. De combinatie van visumfaciliterings- en readmissieakkoorden werd ondertussen bereikt met
alle Balkanlanden, Rusland, Oekraïne, Moldavië en Georgië. Ook met landen zoals Azerbeidzjan,
Armenië en Wit-Rusland worden dergelijke onderhandelingen in het vooruitzicht gesteld. Deze landen
330 Beschikking 2006/440/EG van de Raad van 1 juni 2006 houdende wijziging van bijlage 12 bij de Gemeenschappelijke Visuminstructies en van bijlage 14 a bij het Gemeenschappelijk Handboek met betrekking tot de legesrechten ter dekking van de administratieve kosten van de behandeling van visumaanvragen, Pb. L 175/77-80 van 29 juni 2006. 331 Gesprek met J. BAYART, Ministre-Conseiller à l’ambassade de Belgique, Parijs, 22 april 2013. 332 Gesprek met J. BAYART, Ministre-Conseiller à l’ambassade de Belgique, Parijs, 22 april 2013. 333 BELGISCH VOORZITTERSCHAP VAN DE RAAD VAN DE EU, ‘Het externe beleid van de EU inzake visumregime’, www.eutrio.be/files/bveu/media/documents/Het_externe_beleid_van_de_EU_inzake_Visabeleid.pdf. (consultatie 15 maart 2013).
73
behoren tot het Oostelijk partnerschap en met dit partnerschap beoogt men de nodige voorwaarden te
scheppen om de politieke associatie en de verdere economische integratie tussen de EU en de leden
van het partnerschap te versnellen.334 Geografische elementen, zoals de uitvalshoek naar het Midden-
Oosten en Azië, en de energiebevoorradingen waarover deze landen beschikken, zijn ook redenen
waarom de samenwerking met deze landen zo belangrijk is. Het draagt namelijk allemaal bij tot het
Europees nabuurschapsbeleid, wat een positieve invloed heeft op de gezamenlijke doelstellingen van
stabiliteit, veiligheid en welvaart in zowel de EU als de partnerlanden.335 De verwachtingen voor het
najaar van 2013 zijn dat de onderhandelingen over de overeenkomsten inzake visumfacilitering en
readmissie met Armenië en Azerbeidzjan kunnen worden afgerond. De EU staat ook klaar om met
Wit-Rusland te onderhandelen over dergelijke overeenkomsten.336
3.1.2.4.2. Visumliberalisering
3.1.2.4.2.1 Wat?
162. Visumliberalisering gaat een stap verder dan visumfacilitering. Visumliberalisering is de term
die gebruikt wordt voor de afschaffing van de visumplicht. Zoals bij facilitering, heeft deze regeling
enkel en alleen betrekking op het Schengenvisum.337
163. Daar visumliberalisering veel ingrijpender is, dienen de landen die dit wensen te verkrijgen ook
aan strengere voorwaarden te voldoen. Eenmaal de visumplicht is afgeschaft, bestaat er geen
mogelijkheid meer om illegale immigratie door paspoorthouders van dat derde land tegen te houden,
zoals het geval is bij facilitering. Door de visumvrijstelling te verbinden aan een waaier van
voorwaarden, wil men dus vermijden dat de afschaffing ervan zou leiden tot een opstoot van
ongefundeerde asielaanvragen, illegale immigratie uit landen waarvoor er nog steeds een visumplicht
bestaat en de ontplooiing van internationale criminaliteit. De toekomst wijst helaas anders uit.338
Daarnaast vindt België dat de verlening van de visumliberalisering afhankelijk is van het hebben van
een readmissieakkoord met een derde land. Slechts indien men zo’n akkoord heeft, kan de visumplicht
334 Gezamenlijke mededeling aan het Europees parlement, de Europese raad, het Europees economisch en sociaal comité en het comité van de regio’s betreffende het Oostelijk partnerschap: een routekaart voor de top in het najaar van 2013, volledige tekst gepubliceerd op de website van Eur-Lex, http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=JOIN:2012:0013:FIN:NL:HTML. 335 Gesprek met J. BAYART, Ministre-Conseiller à l’ambassade de Belgique, Parijs, 22 april 2013. 336 Gezamenlijke mededeling aan het Europees parlement, de Europese raad, het Europees economisch en sociaal comité en het comité van de regio’s betreffende het Oostelijk partnerschap: een routekaart voor de top in het najaar van 2013, volledige tekst gepubliceerd op de website van Eur-Lex, http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=JOIN:2012:0013:FIN:NL:HTML. 337 BELGISCH VOORZITTERSCHAP VAN DE RAAD VAN DE EU, ‘Het externe beleid van de EU inzake visumregime’, www.eutrio.be/files/bveu/media/documents/Het_externe_beleid_van_de_EU_inzake_Visabeleid.pdf. (consultatie 15 maart 2013). 338 Infra 75, nr. 166
74
worden afgeschaft. Er zou dus eerst sprake moeten zijn van visumfacilitering met een derde land
vooraleer men overgaat naar visumliberalisering.
3.1.2.4.2.2 Visumvrijgestelde derde landen
164. Na een grondige evaluatie bleek de visumplicht voor de landen gelegen in de westelijke Balkan
weinig succesvol te zijn. Het weerhield de criminele netwerken er niet van om de grenzen illegaal over
te steken en het vormde een obstakel voor het Europees integratieproces van de Balkanlanden.
Vandaar dat de vraag naar de afschaffing van de visumplicht zich stelde. Sinds 19 december 2009
kunnen burgers van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Servië en Montenegro, die
in het bezit zijn van een biometrisch paspoort, zonder visum naar de lidstaten van de EU reizen.339
Ook burgers van Albanië en Bosnië-Herzegovina kunnen sinds 15 december 2010 onder dezelfde
voorwaarden zonder visum naar de lidstaten van de EU reizen.340
165. Vooraleer de visumplicht werd afgeschaft, hadden deze landen de opdracht gekregen bepaalde
hervormingen door te voeren. Elk land kreeg een eigen roadmap toegewezen, waarin hervormingen
waren opgenomen met betrekking tot vier thema’s: Paspoorten moesten beter beveiligd worden,
illegale immigratie moest bestreden worden aan de hand van versterkte grenscontroles, grondrechten
moesten gegarandeerd worden en georganiseerde misdaad en corruptie moesten bestreden worden.341
Slechts indien de Balkanlanden inspanningen hadden geleverd met betrekking tot deze thema’s, kon er
sprake zijn van visumafschaffing. Ten eerste moesten dus de reisdocumenten beter beveiligd worden.
De officiële instanties die verantwoordelijk waren voor het afleveren van reisdocumenten waren
allesbehalve betrouwbaar in die landen. De corrupte instanties overhandigden documenten volgens de
regels van de kunst, maar de ambtenaar werd in feite omgekocht of bedreigd. Eenmaal men niet langer
onderworpen zou zijn aan de visumplicht, zou de EU overspoeld worden met mensen die in het bezit
zijn van een vals reisdocument. Op die manier zou controle op illegale immigratie onmogelijk worden.
Dergelijke situaties moesten vermeden worden en om die reden hervormde men het systeem van de
verstrekking van reisdocumenten. Het was niet langer mogelijk dat een dossier door één enkele
339 Dit is mogelijk op grond van ‘Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, Pb. L 81 van 21 maart 2001.’. 340 X., “Visumvrijstelling voor Albanië en Bosnië en Herzegovina vanaf 15 december 2010”, T.Vreemd. 2011, afl. 2, 181-182. ; Verslag van de Commissie aan het Europees parlement en de Raad van 28 augustus 2012 inzake het derde verslag over de controle na de visumliberalisering voor de landen van de westelijke Balkan overeenkomstig de verklaring van de Commissie van 8 november 2010, COM/2012/0472, volledige tekst gepubliceerd op de website van The platform for EU Interparliamentary Exchange. 341 BELGISCH VOORZITTERSCHAP VAN DE RAAD VAN DE EU, ‘Het externe beleid van de EU inzake visumregime’, www.eutrio.be/files/bveu/media/documents/Het_externe_beleid_van_de_EU_inzake_Visabeleid.pdf. (consultatie 15 maart 2013).
75
ambtenaar werd afgehandeld. Het werk moest verdeeld worden over meerdere ambtenaren. De
burgerlijke stand moest opnieuw een betrouwbare instantie worden.342 Daarnaast was de
visumvrijstelling enkel mogelijk voor houders van een biometrisch paspoort. De opname van
dergelijke gegevens zorgde ervoor dat het paspoort gesofisticeerder werd en beter beveiligd werd
tegen vervalsing. Ook werd het systeem van paspoortverstrekking gemoderniseerd en onderworpen
aan betere controlemechanismen. België speelde hier een voortrekkersrol. Het was namelijk België die
deze veranderingen belangrijk vond en een verbeterde beveiliging van de paspoorten als een
belangrijke voorwaarde voor de visumvrijstelling vooropstelde.343 Als tweede themapunt werd de
illegale immigratie uit de Balkanlanden aangehaald. Vooraleer de visumliberalisering een feit zou
worden, moest de EU zeker zijn dat dergelijke toekenning geen nieuwe immigratiegolven met zich
mee zou brengen. De readmissieakkoorden die men met de Balkanlanden had gesloten, moesten
effectief worden uitgevoerd. Aan de hand van zo’n akkoord werden de Balkanlanden verplicht mensen
terug te nemen die via hun grondgebied de EU illegaal zijn binnengekomen. Deze
terugnameverplichting slaat zowel op de terugname van de eigen onderdanen als op de terugname van
de onderdanen van een vierde land, voor zover bewezen kan worden dat de illegale immigranten via
dat derde land de EU zijn binnengekomen. Deze terugnameverplichting mocht geen dode letter
blijven. Om die reden was het belangrijk na te gaan of er een wettelijk en administratief kader werd
geconstrueerd om de terugname te kunnen verwezenlijken. De Balkanlanden moesten voorzien in
opvangmogelijkheden, een uitwisselingsbeleid en dergelijke meer.344 Het derde themapunt betrof de
bestrijding van georganiseerde misdaad en corruptie. De Balkan is een aanvoerroute van zowel
mensen-, wapen- als drugsmokkel. Om die reden is het belangrijk dat deze landen een streng
grensbewakingssysteem uitvoeren. De nood aan samenwerking tussen de verscheidene politie- en
gerechtelijke systemen van de EU en de Balkanlanden, dringt zich hier op.345
166. De roadmaps werden volgens de Europese Commissie naar behoren uitgevoerd. Naast het feit
dat de nodige aanpassingen aan het visumsysteem werden aangebracht en controle- en
beveiligingsmaatregelen werden genomen, moest men ook rekening houden met de concrete invulling
in het werkveld. In de praktijk heeft men ook budget en personeel nodig. Het stemmen van wetten is
één zaak, maar een effectieve verandering brengen in de praktijk is iets anders. De moeilijkheid van de
opgave bestond er in dat men bekwaam personeel in dienst moest nemen, in landen waar misdaad
beter betaalt dan legale arbeid. Dat personeel moest correct kunnen functioneren in een corrupte
342 Gesprek met J. BAYART, Ministre-Conseiller à l’ambassade de Belgique, Parijs, 22 april 2013. 343 Gesprek met J. BAYART, Ministre-Conseiller à l’ambassade de Belgique, Parijs, 22 april 2013. 344 Gesprek met J. BAYART, Ministre-Conseiller à l’ambassade de Belgique, Parijs, 22 april 2013. 345 Gesprek met J. BAYART, Ministre-Conseiller à l’ambassade de Belgique, Parijs, 22 april 2013.
76
samenleving. De Europese Commissie besloot dat de Balkanlanden hun best hadden gedaan en de
roadmaps in de mate van het mogelijke hadden opgevolgd.346 Achteraf gezien, kan men stellen dat de
Commissie veeleisender mocht zijn geweest bij zowel de opstelling als de beoordeling van de
roadmaps. Het zou geen overbodige luxe zijn geweest om de Balkanlanden wat langer opgevolgd te
hebben. Achteraf bleek namelijk dat Zweden, Duitsland en België last hadden van een toestroom van
asielzoekers uit de Balkanlanden. Roma-minderheden en minderheden uit Albanië vroegen, vaak
ongegrond, asiel aan. Ze meenden verkeerdelijk dat ze politiek asiel konden aanvragen op grond van
het feit dat ze achtergesteld waren en het leven beter was in West-Europa. De geruchtenmolen vertelde
verkeerdelijk dat ze bescherming zouden krijgen, wat ervoor zorgde dat een groot aantal asielzoekers
hun land van herkomst verliet. De ambassades van de EU-lidstaten in de landen van de westelijke
Balkan kregen de opdracht het doel en de voorwaarden voor asielbescherming er duidelijker te maken
aan de bevolking.347 Uit waarschuwingsrapporten van Frontex blijkt dat de meeste mensen dezelfde
EU-lidstaten als bestemming blijven kiezen, omdat ze er informatie over krijgen van vrienden en
verwanten die daar al naartoe geweest zijn. De reden waarom precies deze drie landen te kampen
hadden met de talrijke asielaanvragen, is terug te vinden in het feit dat deze landen een laks en
onrealistisch opvangbeleid hanteren.348 Hun wetgeving voorziet in een recht op opvang, wat een
aanzuigeffect creëert voor asielzoekers. Zelfs de autoriteiten van de Balkanlanden erkennen het
probleem en trachten de EU hierbij te helpen, maar zolang het beleid van die landen zo gul is, blijft het
dweilen met de kraan open.349 De Belgische overheid ziet een oplossing in het opzetten van
ontradingscampagnes.350
167. Visumliberalisering gaat verder dan enkel de Balkanlanden. De EU onderhandelt hierover ook
met Rusland, Turkije en landen van het Oostelijk Partnerschap, zoals bijvoorbeeld Georgië,
Azerbeidzjan en Armenië.351 Met Georgië ligt er zelfs al een actieplan op tafel, waarin alle technische
voorwaarden duidelijk worden omschreven. Als Georgië aan deze voorwaarden voldoet, kan een
regeling worden vastgesteld omtrent het visumvrij-reizen. Met zo’n actieplan zet men een verdere stap
in de richting van volledige visumliberalisering.352
346 Gesprek met J. BAYART, Ministre-Conseiller à l’ambassade de Belgique, Parijs, 22 april 2013. 347 Gesprek met J-P. DRICOT, Premier secrétaire et consul à l’ambassade de Belgique, Parijs, 24 april 2013. 348 Infra 116, nr. 244 349 Gesprek met J. BAYART, Ministre-Conseiller à l’ambassade de Belgique, Parijs, 22 april 2013. 350 Infra 113, nr. 238 351 BELGISCH VOORZITTERSCHAP VAN DE RAAD VAN DE EU, ‘Het externe beleid van de EU inzake visumregime’, www.eutrio.be/files/bveu/media/documents/Het_externe_beleid_van_de_EU_inzake_Visabeleid.pdf. (consultatie 15 maart 2013). 352 EUROPESE COMMISSIE, “Commissaris Malmström presenteert actieplan over visumliberalisering met Georgië”, persbericht, IP/13/156, Brussel, 25 februari 2013.
77
168. Men kan stellen dat de EU ver gaat in het sluiten van overeenkomsten met betrekking tot
visumliberalisering. Rusland, Turkije, Georgië, etc., zijn landen die niet meer tot Europa behoren en
naar de toekomst toe waarschijnlijk nooit deel gaan uitmaken van de EU.353 Men kan zich dan de
vraag stellen waarom men overgaat tot de visumliberalisering met deze landen. Het afschaffen van het
visum kan namelijk negatieve gevolgen met zich meebrengen, bijvoorbeeld die toestroom van
asielzoekers. Helaas heeft men vaak geen andere keuze dan dergelijke toegeving te doen. Sommige
landen, zoals Turkije, stellen het verkrijgen van de visumliberalisering als voorwaarde om samen te
werken op strafrechtelijk gebied. Slechts indien ze visumvrij mogen reizen naar de EU, zijn ze van
plan readmissieakkoorden te sluiten. De EU heeft nood aan zo’n readmissieakkoord en zeker met
Turkije. De grens tussen Griekenland en Turkije staat namelijk onder hoge druk. Slechts indien men
een readmissieakkoord heeft gesloten met Turkije, zal de EU de illlegale immigratie vanuit Turkije
een halt kunnen toeroepen. Eigenlijk zet Turkije de EU het mes op de keel.354 België is niet gelukkig
met deze evolutie. Ze vreest voor een toestroom van asielzoekers, gelijkaardig aan die sinds de
liberalisering met de Balkanlanden. 80% van de illegale immigranten komen de EU binnen via de
Turkse grens. De Turken willen enkel overgaan tot readmissie als de visumplicht voor hun burgers
wordt afgeschaft. Ze willen geen onderhandelingen starten over een eventuele visumfacilitering,
omdat ze weten dat de mogelijkheid om later liberalisering te krijgen klein zal zijn. Daarin schuilt ook
wel enige waarheid. Dankzij België werden enkele interpretatieve verklaringen toegevoegd aan de
tekst omtrent de visumliberalisering met Turkije: Het proces zal pas kunnen starten na effectieve
ondertekening en volledige inwerkingtreding van het overnameakkoord. Turkije moet zowel de eigen
onderdanen als de onderdanen van vierde landen die via Turkije de EU zijn binnengekomen,
terugnemen. Alsook moet Turkije inspanningen leveren om migratiestromen doeltreffend aan zijn
grenzen tegen te houden en dit zowel aan de grens met de EU als aan de grenzen met z’n andere
buurlanden. Visumliberalisering zal dus enkel mogelijk zijn op lange termijn.355 Dialogen met
betrekking tot visa moeten namelijk gevoerd worden met voorzichtigheid en kunnen niet automatisch
leiden tot de vrijstelling, zoals het geval was bij de Balkanlanden.356 Niet alleen België stelt zich
kritisch op, ook andere lidstaten staan argwanend ten aanzien van de visumafschaffing met Turkije.
Helaas durft niemand zich expliciet uitspreken. Eenmaal men via gekwalificeerde meerderheid zal
moeten stemmen, zullen de meeste landen uit eigen belang pro liberalisering moeten stemmen. De
353 C. BUANI, “ L’avenir de l’Europe : La Turquie, une candidature en question”, La documentation Française-Questions Internationales 2008, 20-21. 354 Gesprek met J. BAYART, Ministre-Conseiller à l’ambassade de Belgique, Parijs, 22 april 2013. 355 Verslag van de Commissie aan het Europees parlement en de Raad van 31 mei 2013 inzake het derde halfjaarlijks verslag over het functioneren van het Schengengebied van 1 november 2012 tot en met 30 april 2013, COM/2013/0326, volledige tekst gepubliceerd op de website van de Europese Commissie. 356 Gesprek met J. BAYART, Ministre-Conseiller à l’ambassade de Belgique, Parijs, 22 april 2013.
78
Turken zullen namelijk te weten komen wie tegen de afschaffing heeft gestemd en dit zal economische
gevolgen met zich mee brengen. De Turken zullen niet langer handel willen drijven met de landen die
contra de liberalisering hebben gestemd, wat nadelige gevolgen tot gevolg kan hebben voor de export
en import van die lidstaten.357
3.1.2.4.2.3 Monitoring- en schorsingsmechanisme
169. Het is belangrijk dat de landen die visumliberalisering hebben verkregen, alle maatregelen en
hervormingen waartoe zij zich hebben verbonden, daadwerkelijk blijven uitvoeren. Om de consistentie
en duurzaamheid van de betrokken hervormingen te beoordelen, heeft de Europese Commissie een
monitoringmechanisme in het leven geroepen. Het is een mechanisme dat alle gebieden van de
stappenplannen evalueert en de Commissie in staat stelt de vooruitgang van de landen op te volgen.358
Het bestaan ervan is noodzakelijk. De Commissie moet de situatie op de voet kunnen blijven volgen
en is van mening dat het huidige monitoringmechanisme na visumliberalisering goed functioneert. Het
biedt de nodige instrumenten aan die erop toezien dat de landen van de westelijke Balkan blijven
voldoen aan de criteria voor de visumvrijstelling. Alsook kan men op die manier toezicht houden op
de migratiestromen tussen de Balkanlanden en de EU. Op basis van het toezicht dat men uitoefent en
de werkdocumenten die worden samengevat in een verslag, kan men dan conclusies nemen naar een
volgende periode toe.359 Het Frontex-verslag van 31 december 2012 tot en met 3 februari 2013 toonde
aan dat het aantal asielverzoeken van onderdanen uit de Westelijke Balkan in de vijf Schengenlanden
met de meeste asielverzoeken in januari 2013 44% lager lag dan in januari 2012. Het aantal
asielzoekers uit Servië, Montenegro en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië is
gedaald, maar het aantal uit Albanië en Bosnië-Herzegovina is daarentegen toegenomen. Duitsland
blijft de topbestemming, gevolgd door Zweden, België, Zwitserland en Luxemburg.360
170. Bovenop een monitoringmechanisme, werd aan de EU gevraagd om te voorzien in een
schorsingsmechanisme op vlak van visumvrijstelling. Door een gemeenschappelijk instrumentarium
van zowel een evaluatie- als schorsingsmechanisme ter beschikking te stellen, zou men makkelijker tot
357 Gesprek met J. BAYART, Ministre-Conseiller à l’ambassade de Belgique, Parijs, 22 april 2013. 358 Verslag van de Commissie aan het Europees parlement en de Raad van 28 augustus 2012 inzake het derde verslag over de controle na de visumliberalisering voor de landen van de westelijke Balkan overeenkomstig de verklaring van de Commissie van 8 november 2010, COM/2012/0472, volledige tekst gepubliceerd op de website van The platform for EU Interparliamentary Exchange. 359 Verslag van de Commissie aan het Europees parlement en de Raad van 28 augustus 2012 inzake het derde verslag over de controle na de visumliberalisering voor de landen van de westelijke Balkan overeenkomstig de verklaring van de Commissie van 8 november 2010, COM/2012/0472, volledige tekst gepubliceerd op de website van The platform for EU Interparliamentary Exchange. 360 Verslag van de Commissie aan het Europees parlement en de Raad van 31 mei 2013 inzake het derde halfjaarlijks verslag over het functioneren van het Schengengebied van 1 november 2012 tot en met 30 april 2013, COM/2013/0326, volledige tekst gepubliceerd op de website van de Europese Commissie.
79
structurele en communautaire oplossingen kunnen komen.361 Een schorsingsmechanisme moet de
lidstaten de kans geven doeltreffender te reageren wanneer ze een uitzonderlijk hoge druk ervaren op
hun eigen asielsysteem. Het zou de lidstaten ook verzekeren dat het readmissiebeleid effectief wordt
uitgevoerd. Aangezien men dan een stok achter de hand zou hebben voor het geval de derde landen de
readmissie niet correct uitvoeren. Landen zoals Duitsland, Frankrijk, het Groothertogdom Luxemburg,
Nederland, Zweden en België, die na de visumliberalisering met de Balkanlanden geconfronteerd
werden met een toestroom van asielzoekers, verzochten de Europese Commissie om te voorzien in
dergelijk systeem.362 De Commissie stelde daaromtrent een tekst op die Verordening (EG) nr.
539/2001363 moest herzien. Volgens de amendering mag het schorsingsmechanisme enkel als laatste
redmiddel worden gebruikt. Het moet daarbij gaan om situaties waarin er een ‘substantiële en
onverwachte toename’ gedetecteerd wordt van het aantal illegale immigranten, het aantal ongegronde
asielaanvragen of het aantal geweigerde terugnameverzoeken. Lidstaten die geconfronteerd worden
met dergelijke situaties, moeten de Europese Commissie verwittigen. Het is aan de Commissie om te
bepalen of de schorsing van de visumliberalisering met een bepaald derde land noodzakelijk is. Zo’n
schorsing kan voor één of meerdere jaren geactiveerd worden en kan, in geval van aanhoudende
problemen, leiden tot een volledige herinvoering van de visumvereiste voor dat derde land. Men wordt
dan opnieuw op de lijst van visumverplichte landen geplaatst. Het amendement werd door het Comité
aangaande burgerlijke vrijheden van het Europees Parlement aangenomen, er waren 33 stemmen voor,
7 tegen en 3 onthoudingen.364 Helaas komt men niet tot een compromis komen binnen het Europees
Parlement zelf. Daar vreest men dat eenmaal de visumverplichting terug wordt ingevoerd, het
onmogelijk zal worden (of toch zeer moeilijk) voor het desbetreffende derde land om er opnieuw van
vrijgesteld te worden. Er moet volgens het Europees Parlement meer solidariteit zijn met de westelijke
Balkanlanden die enorm veel moeite steken in het voeren van een correct beleid die voldoet aan de
voorwaarden voor visumliberalisering. De toenmalige president Sarkozy reageerde negatief op het
migratiebeleid dat door de EU gevoerd wordt. Hij vindt dat de toestroom van illegale immigranten
moet ophouden: Frankrijk had te kampen met een toestroom van Tunesiërs ten gevolge van de
361 Verslag Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 7 en 8 juni 2012 te Luxemburg (consultatie Belgische Ambassade te Parijs). 362 EUROPEES PARLEMENT, ‘EU must be enabled to enforce visa reciprocity, say Civil Liberties MEPs’, 8 april 2013, http://www.europarl.europa.eu/news/en/pressroom/content/20130408IPR07104/html/EU-must-be-enabled-to-enforce-visa-reciprocity-say-Civil-Liberties-MEPs (consultatie 12 april 2013). 363 Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, Pb. L 81/2-3 van 21 maart 2001. 364 EUROPEES PARLEMENT, ‘EU must be enabled to enforce visa reciprocity, say Civil Liberties MEPs’, 8 april 2013, http://www.europarl.europa.eu/news/en/pressroom/content/20130408IPR07104/html/EU-must-be-enabled-to-enforce-visa-reciprocity-say-Civil-Liberties-MEPs (consultatie 12 april 2013).
80
Arabische lente.365 Iedere lidstaat moet zijn buitengrenzen voldoende beschermen en de derde landen
die genieten van visumliberalisering moeten hun readmissieakkoorden correct uitvoeren.366 Zolang de
EU zich niet beter wapent tegen illegale immigratie, door bijvoorbeeld in bepaalde gevallen de
visumliberalisering op te schorten, kan er volgens Sarkozy geen doeltreffend beleid gevormd worden.
Hij dreigde ermee het Franse lidmaatschap van de Schengenzone op te schorten als er geen nieuwe
regels komen om de illegale immigratie in Europa beter te bestrijden.367 Nu François Hollande als
nieuwe president van Frankrijk werd verkozen, is er van dergelijke dreiging geen sprake meer.
3.1.2.5. Visumweigering
171. Een visum kan geweigerd worden om verschillende redenen: ofwel heeft de aanvrager een vals,
nagemaakt of vervalst reisdocument overgelegd, ofwel heeft hij het doel en de omstandigheden van
zijn voorgenomen verblijf niet aangetoond, ofwel heeft hij niet aangetoond dat hij beschikt over
voldoende middelen van bestaan, ofwel heeft hij in de lopende periode van zes maanden reeds drie
maanden op het grondgebied van de lidstaten verbleven, ofwel staat hij ter fine van weigering van
toegang in het SIS gesignaleerd, ofwel wordt hij beschouwd als een bedreiging van de openbare orde,
de nationale veiligheid of de volksgezondheid, ofwel heeft hij niet aangetoond dat hij beschikt over
een toereikende en geldige medische reisverzekering.368 Ook in het geval dat er redelijke twijfel
bestaat over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aanvrager of zijn voornemen om het
grondgebied van de lidstaten te verlaten voor het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde
visum of de echtheid van de overgelegde bewijsstukken of over de geloofwaardigheid van de inhoud
ervan, kan het visum geweigerd worden.369 Aanvragers van het visum kunnen op hun beurt in beroep
gaan tegen een visumweigering. Het beroep moet worden ingesteld tegen de lidstaat die de definitieve
beslissing over de aanvraag heeft genomen. In België is de RvV verantwoordelijk voor de behandeling
van dergelijke beroepen. Zoals bij het instellen van een beroep tegen toegangsweigering370, leidt het
beroep niet tot een schorsing van de beslissing.371 Alle informatie over een visumweigering wordt
opgenomen in het Visum Informatiesysteem.372 Daarom wordt bij elke visumaanvraag eerst en vooral
365 X., ‘Sarkozy en Berlusconi willen grenscontrole herinvoeren’, De Standaard, 26 april 2011, http://www.standaard.be/cnt/dmf20110426_070 (consultatie 3 april 2013). 366 Gesprek met J. BAYART, Ministre-Conseiller à l’ambassade de Belgique, Parijs, 22 april 2013. 367 N. NIELSEN, ‘Sarkozy threatens to end EU passport-free travel’, 12 maart 2012, http://euobserver.com/justice/115556 (consultative 12 april 2013). 368 Artikel 32, a) Visumcode. 369 Artikel 32, b) Visumcode. 370 Supra 64, nr. 145 371 G. DEBERSAQUES (2011-2012). Vreemdelingenrecht. Cursus. Brussel, Vrije Universiteit Brussel. 372 Artikelen 21, 2 en 32, 5 Visumcode.
81
het Visum Informatiesysteem geraadpleegd. Zo kan men nagaan of er reeds gegevens over de
aanvrager bekend zijn en voorkomt men dubbel werk.373
172. Een familielid van een burger van de Unie die zijn verwantschap kan bewijzen, kan enkel
geweigerd worden omwille van het feit dat hij een gevaar vormt voor de openbare orde, de nationale
veiligheid of de volksgezondheid.374 Indien dit niet het geval is, moet de bevoegde lidstaat volgens het
arrest Brax alle mogelijkheden tot visumfacilitering aan het familielid verlenen.375
173. Uit de jaarlijkse risicoanalyse 2013 van Frontex blijkt dat er geen gegevens beschikbaar zijn
over de redenen waarom een visum wordt geweigerd, maar dat er daarentegen wel kan worden
weergegeven aan welke nationaliteit van derdelanders het visum het meest wordt geweigerd. Het land
waarvan de derdelanders de nationaliteit dragen en ten aanzien van wie het meeste aantal weigeringen
worden uitgesproken, kan worden aanzien als het land met het hoogste risico op illegale immigratie. In
2011 werden de meeste visumweigeringen uitgesproken ten aanzien van landen uit West-Afrika en de
Caraïben.376 Dankzij Frontex beschikt men over dergelijke gegevens en weten de lidstaten naar de
toekomst toe, dat onderdanen uit West-Afrikaanse landen en uit de Caraïben extra goed moeten
worden gescreend. Het aantal visumweigeringen verschilt ook van lidstaat tot lidstaat: België heeft
bijvoorbeeld in 2011 17% (wat gelijk staat aan 242 857 weigeringen) van het totaal aantal
visumweigeringen voor haar rekening genomen, terwijl dit in Finland slechts 1% bedraagt.377
3.1.3. Frontex
3.1.3.1. Wat?
174. Buitengrenscontroles worden uitgevoerd door de nationale autoriteiten van het land wiens
buitengrenzen worden overschreden. Elke lidstaat dient bij deze controle zijn eigen buitengrenzen
optimaal te beschermen, aangezien de mate waarin ze hun grenzen beschermen ook rechtstreekse
gevolgen heeft voor de andere lidstaten van het Schengengebied. Het gaat om een enorme last die op
de schouders van de lidstaten valt. Om die reden vond men het raadzaam een soort van agentschap op
373 Infra 96, nr. 198 e.v. 374 RvV 20 september 2010, nr. 48259. ; Artikel 43 Vreemdelingenwet. 375 HvJ, 25 juli 2002, C-459/99, VZW Beweging tegen Rassenhaat, Antisemitisme en Xenofobie (BRAX)/Belgische staat, Jur. 2002, I-6630. 376 FRONTEX, ‘Annual Risk Analysis 2013’, Warschau, april 2013, 18, www.frontex.europa.eu (consultatie 15 juli 2013). 377 FRONTEX, ‘Annual Risk Analysis 2013’, Warschau, april 2013, 19, www.frontex.europa.eu (consultatie 15 juli 2013).
82
te richten die zich erop toelegt de samenwerking tussen de EU-lidstaten met betrekking tot de
controles aan de buitengrenzen te leiden. Op de top te Tampere was men hier reeds plannen over aan
het maken.378 Het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de
buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie werd opgericht, beter gekend als Frontex wat een
afkorting is van het Franse ‘Frontières extérieures’. Iedere lidstaat heeft er namelijk voordeel bij dat er
op dit gebied wordt samengewerkt. De oprichting van Frontex vond plaats in 2004379 en het werd
actief op 3 oktober 2005. Het hoofdkwartier van het agentschap werd gevestigd in Warschau in Polen,
de hoofdstad van de lidstaat met de grootste EU-buitengrens.380
175. De opdracht van Frontex bestaat uit het helpen van lidstaten bij de uitvoering van de Europese
voorschriften die het heeft gekregen inzake controles van de buitengrenzen, het coördineren van de
operationele samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van het beheer van de buitengrenzen, het
helpen van lidstaten bij het opleiden van nationale grenswachten, het uitvoeren van risicoanalyses en
de nodige ondersteuning bieden aan lidstaten bij de organisatie van gezamenlijke terugkeeroperaties
van niet-EU-burgers naar hun land van herkomst.381 Het blijft nog steeds de bedoeling dat de lidstaten
zelf instaan voor de controle aan hun eigen grenzen, maar Frontex helpt hen daarbij. Het agentschap
zorgt ervoor dat dit overal op dezelfde manier gebeurt.382 Het gaat dus voornamelijk over een
technisch orgaan, dat niet over directe macht beschikt. Die macht ligt namelijk nog steeds bij de
lidstaten zelf. Maar zoals de auteurs Pollack en Slominski stellen, haalt Frontex zijn kracht uit de schat
aan informatie en kennis waarover het beschikt. Deze zaken vormen de basis voor het
buitengrenzenbeleid dat wordt gevoerd en gebaseerd is op coöperatie, coördinatie en
overtuigingskracht.383 Onder het begrip buitengrenzen worden zowel de land- en zeegrenzen van de
lidstaten gerekend, als hun lucht- en zeehavens, die vallen onder de bepalingen van de EU-wetgeving
378 Supra 24, nr. 63 e.v. 379 Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, Pb. L 349 van 25 november 2004. 380 Besluit 2005/358/EG van de Raad van 26 april 2005 tot vaststelling van de vestigingsplaats van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, Pb. L 114 van 4 mei 2005. 381 Artikel 2 Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, Pb. L 349 van 25 november 2004. 382 R. VERDONK, “Council Regulation no 2007/2004 of 26 October 2004 establishing a European Agency for the Management of Operational Cooperation at the External Borders of the Member States of the European Union”, Official Journal of the European Union 2004, 3. 383 J. POLLACK and P. SLOMINSKI, “Experimentalist but not accountable governance? The role of Frontex in managing the EU’s external borders”, West European Politics 2009, 904-924.
83
inzake de overschrijding van de buitengrenzen door personen.384 Het Schengengebied telt in het totaal
ongeveer 42 000 km aan zeegrenzen en 9000 km aan landgrenzen die moeten worden bewaakt.385 Een
helse taak. Daarnaast vormen niet enkel land- en zeegrenzen een probleem. Ook op lucht- en
zeehavens heeft men te kampen met illegale immigranten die de EU trachten binnen te komen. Op
luchthavens zijn het voornamelijk personen uit de Balkan die het op die manier willen proberen, wat
voornamelijk te wijten is aan de low cost vluchten die worden aangeboden door bijvoorbeeld Ryanair
of Wizz Air.386
176. Het probleem dat het agentschap ondervindt bij het uitvoeren van deze taken, is dat men
afhankelijk is van de goodwill van de lidstaten en de derde landen waarmee men in contact komt. Men
wordt geconfronteerd met politieke, economische en geografische problemen die allemaal eigen zijn
aan bepaalde lidstaten. Als men een samenwerkingsbeleid wil uitstippelen voor de
buitengrenscontroles moet men daartoe alle lidstaten kunnen overtuigen en iedereen op dezelfde lijn
krijgen.387 Een goede band tussen de lidstaten zelf en met derde landen is daarom van belang.
Daarnaast blijft het moeilijk voor het agentschap zich voor te bereiden op wat gebeuren zal. Waar zal
migratiedruk zich in de toekomst situeren? De politieke verschuiving in de Arabische landen had
bijvoorbeeld een enorme migratiedruk naar Europa toe tot gevolg, maar dit was moeilijk te
voorspellen. Men moet dus voldoende flexibel zijn. Hieraan werd tegemoet gekomen doordat er
ondertussen werd voorzien in meer personeelsleden, van 43 in 2005 naar 300 in 2011, er werd
voorzien in een groter budget, van 6 miljoen euro in 2005 naar 86 miljoen in 2011, en er werd in de
mogelijkheid voorzien om snelle interventieteams op te stellen, zoals het RABIT388 wat zoveel
betekent als ‘Rapid Border Intervention Team’.389
177. In functie van de strafrechtelijke relevantie die Frontex heeft voor het illegale
immigratieprobleem, staan we stil bij de resultaten die voortvloeien uit de risicoanalyses die worden
384 Artikel 1, 4 Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, Pb. L 349 van 25 november 2004. 385 G. APOSTOLOU, ‘Frontex: Tasks and Roles. Activities in Greece’, Powerpoint, Athene, Frontex Operational Office, 5 april 2013 en http://www.tsomokos.gr/sites/default/files/apostolou_general_presentation_frontex.pdf. (consultatie 27 juli 2013). 386 Verslag Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 27 en 28 oktober 2011 te Luxemburg (consultatie Belgische Ambassade te Parijs). 387 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, “Frontex Programme of Work 2012”, document 6514/12, front 21, comix 95, Brussel, 22 februari 2012, http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/12/st06/st06514.en12.pdf. (consultatie 25 juli 2013). 388 Infra 86, nr. 181 e.v. 389 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, “Strengthening the European external borders agency Frontex - Political Agreement between the Council and Parliament”, document 11916/11, presse 192, Brussel, 23 juni 2011, http://www.statewatch.org/news/2011/jun/eu-council-frontex-prel.pdf. (consultatie 25 juli 2013).
84
opgesteld, de inzetting van de snelle interventieteams en de ondersteuning van lidstaten bij de
gezamenlijke terugkeeroperaties. Ook de taak om data en informatie met betrekking tot de
buitengrenzen op te slaan is van belang, maar wordt verder besproken onder Eurosur.390
3.1.3.2. Risicoanalyse 2013
178. Risicoanalyses vormen de kern van Frontex. Aan de hand van deze analyses stellen ze hun
operaties op en weten ze waar het schoentje precies wringt: Welke landen hebben nood aan training en
hulp bij de uitvoering van het buitengrenzenbeleid? Waar situeren zich de problemen? De analyses
kunnen zowel vierjaarlijks, halfjaarlijks als jaarlijks zijn en kunnen zowel algemeen als specifiek op
een bepaalde regio gericht zijn.391 De bedoeling van deze analyses is dat men grensoverschrijdende
criminaliteit kan voorkomen door de gegevens waarover men beschikt te gebruiken alsook de
veiligheid kan garanderen door toekomstige problemen en eventuele oplossingen te voorspellen.392
Hun informatie halen ze zowel van de grensautoriteiten van lidstaten en niet-lidstaten, Europese
instellingen en agentschappen zoals Europol en Eurostat en andere internationale organisaties. Hun
belangrijkste bron aan informatie blijft de statistische gegevens die de nationale autoriteiten van de
EU-lidstaten maandelijks doorgeven aan het FRAN-kader. Dit kader, voluit ‘Frontex Risk Analysis
Network,’ werd dan ook opgericht met de bedoeling Frontex te voorzien van de nodige informatie.393
179. Uit de risicoanalyse van 2013 kan allerhande nuttige informatie worden gehaald met betrekking
tot de aanpak van illegale immigratie aan de grenzen.394 De gegevens vertellen namelijk meer over
hoeveel personen de grenzen oversteken, hoeveel personen daarvan illegaal de EU binnenkomen,
hoeveel personen geweigerd worden aan de grens, hoeveel terugkeerprocedures plaatsvinden en
hoeveel terugkeerprocedures effectief worden uitgevoerd. De laatste twee punten worden verder
uiteengezet.395 Met betrekking tot de passagierstroom die plaatsvindt aan de land- en
zeebuitengrenzen, is het correcte aantal moeilijk te bepalen. Dergelijke gegevens worden niet
390 Infra 100, nr. 204 e.v. 391 J. PARKIN , EU Home Affairs Agencies and the Construction of EU Internal Security. No. 53/December 2012, CEPS paper, Liberty and Security in Europe, 2012, 12-17 en www.ceps.eu. 392 FRONTEX, ‘Annual Risk Analysis 2013’, Warschau, april 2013, 9-11, www.frontex.europa.eu (consultatie 15 juli 2013). 393 J. PARKIN , EU Home Affairs Agencies and the Construction of EU Internal Security. No. 53/December 2012, CEPS paper, Liberty and Security in Europe, 2012, 12-17 en www.ceps.eu. 394 De informatie en gegevens die worden weergegeven in randnummer 179 werden gehaald uit de jaarlijkse risicoanalyse 2013 van Frontex. De vermelde verwijzing in deze voetnoot is dus van betrekking op het ganse randnummer: FRONTEX, ‘Annual Risk Analysis 2013’, Warschau, april 2013, 19-34, www.frontex.europa.eu (consultatie 15 juli 2013). 395 Infra 88, nr. 183 e.v.
85
systematisch opgeslaan aan land- en zeegrenzen. De grensposten die het meest te maken krijgen met
passagiers die de EU via het land willen binnenkomen, zijn de grensposten tussen Slovenië en Kroatië,
de grensposten tussen Spanje en Marokko en de grensposten tussen Polen en Oekraïne. De
verwachtingen zijn dat de passagierstromen over land zullen toenemen aan de grensposten met
Turkije, Oekraïne en Rusland. Aan de luchthavens daarentegen worden dergelijke gegevens wel
correct opgenomen en kan men er zich wel een idee van vormen. Uit de analyse blijkt dat er zich in
2012 zo’n 125 miljoen derdelanders naar de EU hebben begeven, waarvan de luchthaven van London
Heathrow, de luchthaven van Paris-Charles De Gaulle en de luchthaven van Frankfurt op jaarbasis het
drukst bezocht worden, respectievelijk op de 1ste, 2de en 3de plaats.396 Deze cijfers bevatten zowel
legale als illegale grensoverschrijding. Daarnaast wijdt de jaarlijkse risicoanalyse van Frontex ook een
belangrijk hoofdstuk aan illegale immigratie. Daaruit blijkt dat er in 2012 een daling plaatsvond van
het aantal illegale immigranten: Er werden er 72 437 gedetecteerd, een daling van 49% in vergelijking
met 2011. Dit was het gevolg van het feit dat er beter werd opgetreden aan de Grieks-Turkse grens
alsook van het feit dat de Arabische lente in 2011 zorgde voor een enorme toestroom aan derdelanders
uit Noord-Afrika en die toestroom in 2012 verminderd was. Politieke factoren spelen dus een grote
rol. Dit blijkt opnieuw uit de burgeroorlog die uitbrak in Syrië. Dit had namelijk als gevolg dat illegale
immigranten met de Syrische nationaliteit in 2012 enorm waren toegenomen in vergelijking met het
jaar 2011, van 1 616 in 2011 naar 7 903 in 2012 wat een stijging van 389% inhoudt. Ze probeerden
voornamelijk de EU binnen te komen via de Grieks-Turkse grens. De onderdanen met de Afghaanse
nationaliteit vormen in 2012, net zoals in 2011, de grootste groep illegale immigranten. Frontex stelde
ook vast dat er zich bepaalde migratieroutes vormen. Ten eerste heb je de Oost-Middellandse route
(Griekenland, Bulgarije en Cyprus), waarlangs zowel over land als zee, de meeste illegale
immigranten de EU-buitengrens overschrijden.397 Het gaat voornamelijk om onderdanen van
Afghanistan, Syrië en Bangladesh. De route die daaropvolgend het meest wordt genomen, is de
Centraal-Mediterrane route via de zee (Italië en Malta). De landen die daar de kroon spannen in het
illegaal overschrijden van de grens zijn onderdanen uit Somalië, Tunesië en Eritrea. De derde route die
wordt genomen is de West-Mediterrane, waar voornamelijk onderdanen uit Algerije, Marokko en
Tsjaad illegaal het grondgebied betreden. Deze drie routes zijn de belangrijkste, maar daarnaast zijn er
nog enkele andere waarneembaar, zoals de Westelijke Balkanroute (die in opmars is), de route van
Albanië naar Griekenland, de route via de regio’s Apulia en Calabria in het zuiden van Italië, de
oostelijke landgrensroute en de West-Afrikaanse route.398 In vergelijking met 2011 zijn het aantal
396 Overzicht van de posten die hoofdzakelijk te maken krijgen met illegale grensoverschrijdingen: zie figuur 3 397 EUROPESE COMMISSIE, “Commissie verricht eerste check-up van Schengen”, persbericht, IP/12/481, Brussel, 16 mei 2012. 398 Overzicht van de belangrijkste illegale migratieroutes: zie figuur 4
86
illegale grensoverschrijdingen overal gedaald met uitzondering van de grensoverschrijdingen aan de
westelijke Balkanroute, de route van Albanië naar Griekenland en de oostelijke landgrensroute.
Personen die worden geweigerd aan de EU-buitengrens zijn voornamelijk Oekraïners en Albanezen.
Oekraïners worden meestal geweigerd omwille van het niet in het bezit hebben van een visum C en
Albanezen omwille van het feit dat ze gesignaliseerd staan in het SIS en valse documenten
voorleggen. Aan de luchthavengrenzen worden voornamelijk Brazilianen geweigerd.
180. De terbeschikkingstelling van deze gegevens maakt het mogelijk om preventief op te treden
tegen illegale immigratie. De risicoanalyse die werd opgesteld met betrekking tot de westelijke
Balkanroute bracht bijvoorbeeld in december 2011 een aantal waarschuwingsrapporten uit. Deze
boden een gedetailleerde analyse van de migratietendensen die op dat ogenblik plaatsvonden in die
regio. De rapporten waarschuwden de Europese beleidmakers voor de huidige situatie en waren nuttig
voor een beter begrip van het misbruik van visumliberalisering399, van de aard van de situatie, van de
beoordeling van de ontwikkelingen van de situatie en van de eventuele toekomstige maatregelen die
moeten worden voorbereid of genomen.400 Op basis van onder andere één van die
waarschuwingsrapporten werd besloten nog niet over te gaan tot de volledige uitvoering van het
Schengenacquis ten aanzien van Bulgarije en Roemenië.401 Eenmaal de binnengrenzen van deze
landen zouden worden afgeschaft, zal de migratiestroom via de buitengrenzen van deze landen in hoge
mate toenemen. Illegale immigratie wordt op die manier vermeden.
3.1.3.3. RABIT
181. Frontex voorziet in verschillende soorten van operaties. Ze kunnen zowel plaatsvinden op het
land, op de zee als in de lucht of hebben enkel als doel de terugkeer van derdelanders te ondersteunen.
Ze zijn talrijk en daarom is het onmogelijk hier een volledige weergave van te geven. In Griekenland
bijvoorbeeld lopen er verschillende operaties, met name de Joint Operation Poseidon Land en de Joint
Operation Poseidon Sea, terwijl Italië de Joint Operation Hermes en de Joint Operation Aeneas kent.402
Aan de hand van deze operaties tracht men de continuïteit van de controles aan buitengrenzen te
399 FRONTEX, ‘Annual Risk Analysis 2013’, Warschau, april 2013, 16-21, www.frontex.europa.eu (consultatie 15 juli 2013). 400 Verslag van de Commissie aan het Europees parlement en de Raad van 28 augustus 2012 inzake ‘het derde verslag over de controle na de visumliberalisering voor de landen van de westelijke Balkan overeenkomstig de verklaring van de Commissie van 8 november 2010’, COM/2012/0472, volledige tekst gepubliceerd op de website van The platform for EU Interparliamentary Exchange. 401 Verslag Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 13 en 14 december 2011 te Brussel (consultatie Belgische Ambassade te Parijs). 402 De volledige weergave van elke operatie en hun functie zijn raadpleegbaar in het archief van Frontex op hun website, http://www.frontex.europa.eu/operations/archive-of-operations/.
87
verzekeren en illegale immigratie te voorkomen. Er worden meer agenten ingezet, waardoor de
grensbewaking kan worden verbeterd en het aantal grenscontroles kan worden verhoogd: Afhankelijk
van de regio en de problemen stelt men deze gezamenlijke operaties op. Daarnaast werd er sinds 2007
ook voorzien in de oprichting van snelle interventieteams.403 Het gaat hierbij om een groep van
grenswachters uit de verschillende lidstaten die ter beschikking worden gesteld indien een lidstaat
hierom verzoekt.404 De lidstaat kan hierom verzoeken in het geval dat ze zich in een situatie bevindt
van uitzonderlijke druk: Dit is het geval wanneer er aan de buitengrenzen van de lidstaat een massale
toestroom van derdelanders plaatsvindt.405
182. Zo’n Rapid Border Intervention Team werd in 2010 ingeroepen door Griekenland die zelf
onvoldoende weerstand kon bieden aan de toestroom van derdelanders op dat ogenblik. Het land kent
een enorm veel eilanden, waardoor het correct uitvoeren van een grensbeleid bemoeilijkt wordt.
Ondanks de Griekse inspanningen en de samenwerking met Frontex sinds 2006, werd Griekenland
geconfronteerd met een uitzonderlijke migratiedruk van derdelanders die er dagelijks de Griekse EU-
buitengrens met Turkije trachtten over te steken.406 Door een RABIT in te schakelen probeerde men
assistentie te verlenen aan Griekenland. Gedurende de periode van 2 november 2010 tot en met 2
maart 2011, hebben 200 getrainde gastofficieren uit de verschillende lidstaten hun Griekse collega’s
geholpen met de controle van personen aan de buitengrenzen en met het identificeren van illegale
immigranten.407 Dankzij deze operatie kon men ook veel informatie bemachtigen over de
migratieroutes die worden afgelegd richting de EU. Zo kwam men te weten dat de haven van Evros de
toegangspoort was voor immigranten uit Azië en dat de grootste groep immigranten in januari 2011 uit
Afghanistan kwam, gevolgd door Pakistan en Bangladesh. De tweede grootste groep immigranten was
afkomstig uit Noord-Afrika.408 De toewijzing van een RABIT aan de Grieks-Turkse grens heeft ervoor
gezorgd dat de situatie stabiliseerde en toestroom daalde. Vooraleer het interventieteam begon aan zijn
403 Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle-grensinterventieteams en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad wat betreft dat mechanisme en de regeling van de taken en bevoegdheden van uitgezonden functionarissen, Pb. L 199/30 van 31 juli 2007. 404 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité van de regio’s betreffende het Verslag over de evaluatie en de toekomstige ontwikkeling van het Frontex-agentschap van 13 februari 2008, COM/2008/67, volledige tekst gepubliceerd op de website van Eur-Lex. 405 J. PARKIN , EU Home Affairs Agencies and the Construction of EU Internal Security. No. 53/December 2012, CEPS paper, Liberty and Security in Europe, 2012, 12-17 en www.ceps.eu. 406 EUROPESE COMMISSIE, “Frontex and the RABIT operation at the Greek-Turkish border”, persbericht MEMO/11/130, Brussel, 2 maart 2011. 407 EUROPESE COMMISSIE, “Frontex and the RABIT operation at the Greek-Turkish border”, persbericht MEMO/11/130, Brussel, 2 maart 2011. 408 X., Greek-Turkish land border JO Poseidon Land: Situational update January 2012, Warschau, 2 februari 2012, volledige tekst beschikbaar op de website van Frontex.
88
opdracht, telde men in oktober 2010 7 607 personen die de EU waren binnenkomen. In november
daalde dit aantal naar 4 616 personen, in december naar 3 413, in januari 2011 naar 2 266 en in
februari 2011 waren het er slechts 632 meer. In vergelijking met het aantal waargenomen
binnenkomsten van personen in het jaar 2010 via de Grieks-Turkse grens dat in het totaal 47 706
bedraagt, kan men spreken van een serieuze daling door de terbeschikkingstelling van een RABIT.409
Toen de opdracht van het RABIT er op 2 maart 2011 op zat, werd ze opnieuw overgenomen door het
Joint Operation Poseidon Land 2011 en de Joint Operation Poseidon Sea 2011. Deze operaties waren
reeds actief vooraleer de RABIT werd ingeschakeld en oefenen nu nog steeds hun opdracht verder
uit.410 Helaas kwam men onvoldoende tegemoet aan de migratiedruk met deze operaties, want op het
einde van 2011 telde men opnieuw 55 000 personen die de grenzen waren overgestoken.411 In
uitoefening van de operatie Poseidon Sea stelde men extra agenten ter beschikking voor de
grensbewaking aan de zeehaven van Evros, wat leidde tot een verbetering van de migratiedruk aan die
haven. Maar in 2012 kreeg men met een nieuwe groep vluchtelingen te kampen, met name de Syrische
bevolking. De burgeroorlog brak uit in Syrië en leidde tot een nieuwe golf van immigranten die
opnieuw de migratiedruk aan de Grieks-Turkse grens verhoogden, alsook aan de Bulgaars-Turkse
grens.412 Frontex blijft de autoriteiten in Griekenland en Bulgarije steunen, maar het is duidelijk dat er
beter moet samengewerkt worden met Turkije. Het sluiten van een readmissie-akkoord zou geen
overbodige luxe zijn. Helaas zijn de eisen die Turkije in weerwil stelt groot, waardoor een definitief
antwoord op dit moment nog uit blijft. Onderhandelingen zijn volop bezig.413
3.1.3.4. Ondersteuning bij terugkeer
183. Één van de opdrachten van Frontex bestaat eruit ondersteuning te bieden aan lidstaten bij
operaties omtrent terugkeer van derdelanders. Indien een lidstaat beslist om derdelanders die illegaal
op het grondgebied verblijven en die er niet in geslaagd zijn vrijwillig terug te keren, terug te sturen
naar hun land van herkomst, kan Frontex die lidstaat daarbij helpen. Ze helpen de lidstaat om efficiënt
en kostenbesparend op te treden bij de de verwijdering van die illegale derdelanders. Daarnaast kan
409 EUROPESE COMMISSIE, “Frontex and the RABIT operation at the Greek-Turkish border”, persbericht MEMO/11/130, Brussel, 2 maart 2011. 410 G. APOSTOLOU, ‘Frontex: Tasks and Roles. Activities in Greece’, Powerpoint, Athene, Frontex Operational Office, 5 april 2013 en http://www.tsomokos.gr/sites/default/files/apostolou_general_presentation_frontex.pdf. (consultatie 27 juli 2013). 411 X., Greek-Turkish land border JO Poseidon Land: Situational update January 2012, Warschau, 2 februari 2012, volledige tekst beschikbaar op de website van Frontex. 412 R. TURINA, ‘Migratory Situation at the Greek-Turkish border’, AlYunaniya, 19 oktober 2012, http://www.alyunaniya.com/migratory-situation-at-the-greek-turkish-border/ (consultatie 24 juli 2013). 413 Supra 77, nr. 168
89
Frontex ook voorzien in communautaire financiële middelen die op het gebied van terugkeer
beschikbaar worden gesteld.414
184. Frontex heeft reeds ondersteuning geboden bij de organisatie van verschillende gezamenlijke
terugkeeroperaties. Deze gezamenlijke terugkeeroperaties worden uitgevoerd voor zowel de lidstaten
van de EU en de Schengen-geassocieerde staten IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein, als
voor Ierland en het Verenigd Koninkrijk.415 In bijvoorbeeld 2007 heeft het agentschap ondersteuning
geboden aan twaalf gezamenlijke terugkeervluchten, in 2008 aan vijftien, in 2009 aan tweeëndertig en
in 2010 aan achtendertig vluchten.416 In 2012 waren er 269 949 derdelanders die door een
administratieve of rechterlijke beslissing werden verplicht het grondgebied te verlaten, een stijging in
vergelijking met het jaar 2011.417 Gegevens omtrent terugkeerbeslissingen van Frankrijk, Nederland
en Zweden zijn hier zelfs niet bij opgeteld, daar ze niet beschikbaar waren. Het eigenlijke cijfer ligt
dus veel hoger dan 269 949. Meer dan de helft van deze beslissingen werden genomen in Griekenland,
het Verenigd Koninkrijk en Italië. Bijvoorbeeld in Griekenland worden beslissingen tot terugkeer
voornamelijk genomen ten aanzien van Pakistanen en Afghanen. Het Verenigd Koninkrijk vaardigt
dergelijke beslissingen voornamelijk uit tegen Indiërs en Pakistanen, terwijl België voornamelijk te
kampen heeft met Algerijnen, Marokkanen en Tunesiërs.418 Van die 269 949 werden slechts 159 490
personen effectief uit de EU gezet. De helft gebeurt vrijwillig, de andere helft gebeurt gedwongen.
Gedwongen terugkeer is natuurlijk duurder dan vrijwillig, maar het heeft ook zijn voordelen. Indien
men illegale derdelanders gedwongen uit de EU zet, is men er ook effectief zeker van dat ze buiten de
EU zijn. Vliegtuigen worden ingezet die ze naar hun land van herkomst terugbrengen. Alsook heeft
het een soort van ontmoedigend effect naar toekomstige illegale immigranten toe. Het toont namelijk
aan de buitenwereld dat men effectief overgaat tot uitzetting, indien men dit niet uit eigen beweging
doet. Het is een maatregel die bijdraagt tot de vermindering van illegale immigratie. Bepaalde lidstaten
zoals Noorwegen voorzien in een soort van geldelijke bijdrage, indien een derdelander te kennen heeft
414 Artikel 9 Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, Pb. L 349 van 25 november 2004. 415 Artikel 12 lid 2 Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, Pb. L 349 van 25 november 2004. 416 FRONTEX, ‘Annual Risk Analysis 2013’, Warschau, april 2013, 44-45, www.frontex.europa.eu (consultatie 15 juli 2013). 417 FRONTEX, ‘Annual Risk Analysis 2013’, Warschau, april 2013, 44-45, www.frontex.europa.eu (consultatie 15 juli 2013). 418 FRONTEX, ‘Annual Risk Analysis 2013’, Warschau, april 2013, 44-45, www.frontex.europa.eu (consultatie 15 juli 2013).
90
dat hij vrijwillig het grondgebied van Noorwegen zal verlaten.419 Ook deze manier van werken heeft
de bedoeling om personen tegen wie een terugkeerbeslissing werd uitgevaardigd, te doen inzien dat
het beter is over te gaan tot vrijwillige terugkeer in plaats van verder te blijven leven in illegaliteit.
3.1.4. Fonds ter beheer van de Europese buitengrenzen
185. Met de oprichting van Frontex zette men een belangrijke stap in de richting van de ontwikkeling
van het gemeenschappelijk geïntegreerd en versterkt grensbeheer. Naast Frontex had men ook nood
aan een financieel solidariteitsinstrument ter ondersteuning van de lidstaten die een zware financiële
last dragen.420 Het Buitengrenzenfonds kreeg de taak solidariteit te vertalen in financiële bijstand aan
de lidstaten die het nodig hebben bij het toepassen van het Schengenacquis aan de buitengrenzen.
Voor de periode van 2007-2013 kan het Buitengrenzenfonds beschikken over een bedrag van 1 820
miljoen euro. De bedoeling is om met het geld bijvoorbeeld de personenstromen aan de buitengrenzen
doeltreffender te beheren, door de raadpleging van informatiesystemen zoals het SIS en het VIS
efficiënter te maken of om bijvoorbeeld moderne technologie voor de bewaking van de buitengrenzen
te financiëren of om bijvoorbeeld de door de consulaten georganiseerde activiteiten te verbeteren door
gebruik te maken van een netwerk van immigratieverbindingsofficieren of gemeenschappelijke
consulaten te openen.421
186. Alle lidstaten dragen in het kader van gemeenschappelijke regels bij aan een hoog en uniform
niveau van personencontroles en bewaking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese
Unie, maar sommige lidstaten dragen een zwaardere last dan andere. Dit verschil in bijdrage komt
doordat de lidstaten verschillen van elkaar: de geografie van hun buitengrenzen, het aantal
aangewezen en functionerende grensdoorlaatposten, de migratiedruk, zowel van de legale als van de
illegale migratie, de risico's en bedreigingen en tenslotte de werkdruk van de nationale diensten voor
de behandeling van visumaanvragen en de afgifte van visa.422 De beschikbare EU-
financieringsmiddelen die over de lidstaten worden verdeeld, gebeurt dan ook op grond van specifieke
419 FRONTEX, ‘Annual Risk Analysis 2013’, Warschau, april 2013, 44-45, www.frontex.europa.eu (consultatie 15 juli 2013). 420 Beschikking nr. 574/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma ‘Solidariteit en beheer van de migratiestromen’, Pb. L 144/22-23 van 6 juni 2007. 421 Beschikking nr. 574/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma ‘Solidariteit en beheer van de migratiestromen’, Pb. L 144/30-44 van 6 juni 2007. 422 Beschikking nr. 574/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma ‘Solidariteit en beheer van de migratiestromen’, Pb. L 144/22-23 van 6 juni 2007.
91
en objectieve criteria betreffende de situatie van de lidstaat ten aanzien van de verplichtingen die op
het betrokken beleidsterrein namens de EU zijn aangegaan. Het gaat onder meer om de lengte van de
te beschermen buitengrenzen en het aantal personen dat deze overschrijdt, het aantal illegaal
verblijvende onderdanen van derde landen dat in de samenleving moet worden geïntegreerd en het
aantal uit te voeren terugkeerbesluiten.423 De EU-financiering moet het meest ten goede komen aan die
lidstaten die het meest te maken krijgen met het beheer van de migratiestromen. Iedere onderdaan van
een derde land moet namelijk op een humane en waardige manier worden behandeld en geherbergd.
Zes landen, met name Hongarije, Roemenië, Letland, Portugal, Ierland en Griekenland, hebben
verzocht om financiële bijstand in het kader van het Buitengrenzenfonds. Het zijn ook deze landen die
het meest zijn getroffen door de crisis.424 Griekenland bijvoorbeeld heeft het moeilijk met zijn
buitengrenzenbeleid en beschikt over onvoldoende middelen om het aantal illegale immigranten en
asielzoekers in deftige omstandigheden te kunnen herbergen.425 De regio Evros die te kampen heeft
met een enorme toestroom aan illegalen staat gekend om z’n erbarmelijke detentiecentra, waar de
humanitaire omstandigheden niet om over naar huis te schrijven zijn. De Europese Commissie had de
opdracht gegeven aan Griekenland deze situatie te verhelpen. De Griekse regering stelde in 2010 een
nationaal actieplan voor asielhervorming en migratiebeer op. Daarin worden de stappen beschreven
die dienen te worden gezet om te komen tot een situatie waarin Griekenland zelf z’n grenzen zal
kunnen bewaken en de instroom van immigranten zal kunnen verwerken. Ondertussen werd het plan
in januari van 2013 herzien en werd aangegeven dat de nieuwe asieldienst en opvangdienst
operationeel zullen worden in 2013 en nieuwe opvangcentra in 2013 à 2014 gebruiksklaar zullen
worden. Een groot deel van de maatregelen wordt gefinancierd vanuit het algemeen programma
423 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende ‘De toepassing van de criteria voor de verdeling van de middelen over de lidstaten in het kader van het Buitengrenzenfonds, het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen en het Europees Terugkeerfonds’, COM/2011/0448, volledige tekst gepubliceerd op de website van Eur-Lex. 424 Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Beschikking nr. 574/2007/EG om het cofinancieringspercentage van het Buitengrenzenfonds te verhogen voor bepaalde lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden op het gebied van hun financiële stabiliteit, COM/2012/0253, Brussel, 20 september 2012, volledige tekst gepubliceerd op de website van Eur-Lex. 425 EUROPESE COMMISSIE, “Commissie verricht eerste check-up van Schengen”, persbericht, IP/12/481, Brussel, 16 mei 2012.
92
‘Solidariteit en beheer van de migratiestromen’.426 Voor de jaren 2011-2013 ontvangt Griekenland
hiervoor 132, 8 miljoen euro uit het Buitengrenzenfonds.427
3.1.5. Conclusie
187. De Schengengrenscode, de visumcode, Frontex en het Buitengrenzenfonds werden ingevoerd en
opgericht om een antwoord te bieden op de gevolgen die voortvloeien uit het Europees migratiebeleid.
Men tracht aan de hand van deze instrumenten de buitengrenzen te versterken om zo illegale
immigratie te kunnen bestrijden.
188. De Schengengrenscode voorziet in een systeem om de binnengrenzen, indien nodig, opnieuw in
te voeren. De nieuwe regeling heeft als gevolg dat lidstaten een stuk van hun soevereiniteit afgeven
aan de EU, maar in ruil nu ook kunnen beslissen over de herinvoering van de binnengrenzen van een
andere lidstaat. De Europese aanpak houdt een soort van geven en nemen in. Mijns inziens is het
belangrijk dat iedere lidstaat nog steeds bevoegd is om over de herinvoering van z’n eigen
binnengrenzen te beslissen. Het Europees migratiebeleid biedt op dit ogenblik nog onvoldoende
zekerheid. Er is nog teveel sprake van illegale immigratie om de eigen staat volledig uit handen te
geven. Daarnaast blijft de uitwerking van een goed evaluatie- en toezichtsmechanisme ook van groot
belang. Het spreekt voor zich dat een situatie waarin de ene lidstaat de regels omtrent de binnen- en
buitengrenscontroles uitvoert zoals ze door de Schengengrenscode worden opgelegd, terwijl de andere
lidstaat dit niet doet, ridicule is. De betere uitwerking en nieuwe functies van het evaluatie- en
toezichtmechanisme zullen zeker hun nut bewijzen. Eigenlijk doen ze dit al, door Bulgarije en
Roemenië te onderwerpen aan die nieuwe mechanismen. Eenmaal ze volledig toetreden tot Schengen
zullen ze er toch aan onderworpen worden.
189. Bij de verstrekking van visa weegt men twee risico’s af. Het afwegen van risico’s is een
mogelijkheid om illegale immigratie te beperken. Men gaat op voorhand na of iemand een gevaar
vormt. Indien een onderdaan van een derde land bijvoorbeeld al zijn bezittingen in een derde land
verkoopt en er ook zijn werk opzegt om daarna een visum C aan te vragen in België, is het duidelijk
dat de vreemdeling van plan is langer te blijven dan de geldigheidsduur van het aangevraagde visum
426 Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement tot vaststelling van een kaderprogramma voor solidariteit en beheer van de migratiestromen voor de periode 2007/2013, COM/2005/123, volledige tekst beschikbaar op de website van Eur-Lex. 427 F. TEEVEN, ‘Rapport 'Migration and Asylum' en Grieks Nationaal Actieplan’, Ministerie van Veiligheid en Justitie, Den Haag, 10 april 2013, http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2013/04/12/rapport-migration-and-asylum-en-grieks-nationaal-actieplan.html (consultatie 28 juli 2013).
93
toelaat. Door aan risicoafweging te doen, tracht men op een preventieve manier illegale immigratie te
bestrijden. Deze manier van handelen is succesvol, maar houdt niet alle malafide derdelanders tegen.
De cijfers tonen duidelijk aan dat overstay één van de belangrijkste vormen van illegale immigratie
blijft. Het is ook moeilijk te bepalen of iemand op voorhand de bedoeling heeft langer te blijven dan
het visum toelaat.
190. Een streng visumbeleid moet gepaard gaan met het sluiten van overeenkomsten met derde
landen die verplicht worden om hun onderdanen, die zich illegaal op het grondgebied van de EU
bevinden, terug te nemen. De nood aan readmissieovereenkomsten is dus hoog. Met sommige derde
landen wordt de clausule uitgebreid tot onderdanen van vierde landen. Indien onderdanen uit vierde
landen de EU illegaal zijn binnengekomen via dat specifieke derde land, moet het derde land ze ook
terugnemen. Dit is een goed zaak en zou het geval moeten zijn met alle overeenkomsten die gesloten
worden met derde landen omtrent terugname. Helaas worden readmissieakkoorden niet zomaar
gesloten. Het derde land verwacht daar in ruil ook iets voor. Ze laten het sluiten van zo’n akkoord
afhangen van visumversoepelingen voor hun onderdanen en in sommige gevallen eisen ze
visumliberalisering. Naar mijn mening kan visumfacilitering door de beugel, maar visumliberalising
gaat te ver en strookt niet met het voeren van een correct en streng migratiebeleid. Het bemoeilijkt de
bestrijding van illegale immigratie. De impact van visumfacilitering is niet zo groot voor de EU. Men
beschikt nog steeds over een schorsingsmechanisme wanneer het readmissieakkoord niet wordt
uitgevoerd. Bij visumliberalisering is zo’n schorsingsmechanisme nog niet in werking getreden. Er
kan dus niet opgetreden worden tegen derde landen die de terugname van hun eigen onderdanen niet
naar behoren uitvoeren. De eis van Turkije om het sluiten van een readmissieakkoord te laten
afhangen van het verkrijgen van visumliberalisiring gaat dan ook te ver. Turkije wil niet overgaan tot
visumfacilitering, daar ze vrezen nooit meer visumliberalisering te zullen verkrijgen. De Turken zetten
de EU het mes op de keel, daar ze weten dat de EU een readmissieakkoord met hen nodig heeft. De
grens tussen Turkije en de EU staat namelijk onder druk. Griekenland kan de migratiedruk aan de
Turkse grens onvoldoende dragen en precies die grens zou worden vrijgesteld van visumvereisten
voor de onderdanen van Turkije. Daar de EU geen andere keuze zal hebben dan visumliberalisering
toe te staan aan Turkije, zou men dit beter uitstellen totdat er een deftig schorsingsmechanisme is
uitgewerkt en in werking is getreden. Dan zal men kunnen optreden tegen derde landen die hun
verplichtingen niet nakomen en zal er meer zekerheid kunnen geboden worden aan de lidstaten. Het
Europees Parlement moet dus zo vlug mogelijk tot een consensus komen, opdat het
schorsingsmechanisme in werking kan treden. Zolang dit niet het geval is, is het beter te wachten om
over te gaan tot visumliberalisering met Turkije.
94
191. Bij zowel weigering van toegang als weigering van visum, moet men een consequent beleid
uitvoeren. De weigeringcijfers met betrekking tot toegang, kort verblijf en visa geven ook weer welke
derdelanders extra in het oog moeten worden gehogen. Ze moeten extra goed gescreend worden
vooraleer ze tot het Schengengebied worden toegelaten, daar ze een risico vormen op illegale
immigratie.
192. De job van Frontex en het Buitengrenzenfonds bestaat eruit de lidstaten de ondersteunen door
respectievelijk operationele en financiële steun te geven. Het is normaal dat lidstaten die meer last
ondervinden dan andere lidstaten, hulp krijgen bij het uitvoeren van het buitengrenzenbeleid. De door
Frontex opgesteld risicoanalyses bieden een enorme bijdrage aan het migratiebeleid. Ook hier weer het
voorbeeld van Bulgarije en Roemenië: Uit de waarschuwingsrapporten van Frontex bleek namelijk dat
beide landen nog niet klaar waren voor de volledige toepassing van Schengen en een te groot gevaar
betekenen wat betreft de toestroom van illegale immigranten.
193. De snelle interventieteams waarin Frontex voorziet, dragen bij tot een effectief terugkeerbeleid.
Ze assisteren de lidstaten namelijk in gedwongen terugkeeroperaties met het vliegtuig. Hoewel
vrijwillige terugkeer geprefereerd wordt, is er meer zekerheid bij een gedwongen terugkeer. Men is er
zeker van de illegale derdelanders naar hun land van herkomst zijn verwijderd en dat ze niet ergens
zijn ondergedoken op het grondgebied van de EU.
3.2. Uitwisseling van informatie
194. Enkele belangrijke voorbeelden van nuttige informatie-uitwisselinginstrumenten worden
hieronder uiteengezet in volgorde van oprichting.
3.2.1. EMN
195. Het Europees migratienetwerk werd opgericht op 14 mei 2008 om informatie over het asiel- en
immigratiebeleid te verstrekken aan de communautaire instellingen en de nationale autoriteiten van de
lidstaten.428 De behoefte aan uitwisseling van informatie over alle aspecten van migratie was groot en
met de oprichting van het EMN hoopte men die behoefte te kunnen invullen. Deze informatie moet
actueel, objectief, vergelijkbaar en betrouwbaar zijn, zodat het ondersteunend kan werken bij het
vormen van het Europees migratie- en asielbeleid. Het EMN analyseert de informatie die het
verzamelt en produceert dus eigenlijk geen nieuwe gegevens. Een computersysteem wordt opgezet
428 Beschikking 2008/381/EG van de Raad van 14 mei 2008 betreffende het opzetten van een Europees migratienetwerk, Pb. L 131/7-12 van 21 mei 2008.
95
voor de uitwisseling van de informatie, zo vervult het EMN ook haar taak om het publiek in te lichten
over het asiel- en immigratiebeleid.429
196. De activiteiten waarmee het Europees Migratienetwerk zich bezighield in 2012 waren
uiteenlopend. Het gaat van het opstellen van een jaarlijks beleidsrapport over immigratie en asiel, tot
het uitwerken van bepaalde thematische studies en tot de ontwikkeling van een glossarium in vele
talen.430 Één van de thematische studies ging over de uitdagingen van nationaliteitsbepalingen in de
praktijk. Aan de hand van deze studie wil men een overzicht weergeven van de uitdagingen waar
nationale autoriteiten mee te maken krijgen bij het bepalen van de nationaliteit van personen die het
grondgebied willen binnenkomen. Vaak beschikken deze personen over gebrekkige of valse
informatie en is het moeilijk voor de lidstaten om de waarheid te achterhalen. Het nemen van
vingerafdrukken is hierbij van belang, zo kunnen biometrische gegevens worden opgesteld en wordt
de mogelijkheid om bijvoorbeeld meerdere visumaanvragen in te dienen onder verschillende
nationaliteiten bemoeilijkt.431 De ontwikkeling van het gemeenschappelijk woordenboek met
betrekking tot begrippen uit de migratiecontext werd in september 2012 uitgebreid met een Franstalige
versie. Nu is de woordenlijst beschikbaar in het Duits, Italiaans, Portugees, Spaans en het Frans.432
197. Het Europees Migratienetwerk op Belgisch niveau wordt verzekerd door een gemengd
contactpunt van vier instellingen, met name de DVZ, het Commissariaat-generaal voor de
vluchtelingen en de staatlozen, het Observatorium voor migraties van het Centrum voor gelijkheid van
kansen en voor racismebestrijding en de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie.433
429 Artikel 2 Beschikking 2008/381/EG van de Raad van 14 mei 2008 betreffende het opzetten van een Europees migratienetwerk, Pb. L 131/9 van 21 mei 2008. 430 Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 1 augustus 20080 betreffende de ontwikkeling van het Europees Migratienetwerk, COM/2012/427, http://www.emnbelgium.be/sites/default/files/attachments/com_2012_427_final_0.pdf (consultatie 431 EUROPEES MIGRATIENETWERK, ‘Third National Conference of the French Contact Point of the European Migration Network. Towards a Common European Asylum System: Challenges and Opportunities’, Parijs, 29 november 2012, 11. 432 COMMISSION EUROPEENNE en RESEAU EUROPEEN DES M IGRATIONS, Glossaire 2.0 sur l’asile et les migrations. Un outil pour une meilleure comparabilité, Luxembourg, Office des publications de l’Union Européenne, 2012, 217 p. 433 EMN BELGISCH CONTACTPUNT, ‘Programma’s en strategieën in België betreffende begeleide vrijwillige terugkeer en herintegratie in derde landen’, Brussel, 2009, 19-20, http://www.emnbelgium.be/sites/default/files/publications/02c._belgium_national_report__assisted_return__reintegration_study_final_version_10dec09_nl.pdf (consultatie 20 mei 2013).
96
3.2.2. VIS
198. In navolging van het Haags programma en de programma’s die daarop volgden434, vormt het
opzetten van het Visuminformatiesysteem een van de belangrijkste initiatieven in het kader van het
beleid van de Europese Unie om een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te
brengen.435 Het heeft als doel de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visumbeleid, de
samenwerking tussen de consulaten en de raadpleging tussen centrale visumautoriteiten te verbeteren.
Hiervoor dienen personen bij hun visumaanvraag bepaalde gegevens af te geven die door het VIS
worden opgeslaan, met name een foto en vingerafdrukken. Opgeslagen vingerafdrukken worden vijf
jaar bewaard, waardoor het niet nodig is bij elke nieuwe visumaanvraag opnieuw vingerafdrukken af
te geven.436 Andere gegevens die door het systeem worden opgeslaan zijn koppelingen naar andere
visumaanvragen en de aanvraagdossiers van personen die samen reizen en alfanumerieke gegevens
betreffende de aanvrager en de aangevraagde, afgegeven, geweigerde, nietigverklaarde, ingetrokken of
verlengde visa.437 De geschiedenis van de visumaanvraag kan op die manier worden gecontroleerd en
bij inreis wordt geverifieerd of de persoon die in het bezit is van het visum, dezelfde persoon is als
degene aan wie het visum is verstrekt. Het voorzien in zo’n informatie-uitwisselingssysteem zorgt ook
voor de vereenvoudiging van de visumaanvraagprocedures, de vergemakkelijking van controles aan
doorlaatposten aan de buitengrenzen en de voorkoming van visumshopping. Bij een eventueel verlies
of diefstal van een paspoort met visum, kan er nu effectief gecontroleerd worden of er een geldig
visum was afgegeven. De gegevens zijn dus in de eerste plaats toegankelijk voor grenscontroles en het
toezicht op binnenkomsten. Slechts in tweede instantie zijn ze voor raadpleging toegankelijk in het
kader van de politiële samenwerking, mits het voornaamste gebruik daardoor niet in het gedrang
komt.438
434 Supra 26, nr. 67 e.v. 435 Beschikking 2004/512/EG van de Raad van 8 juni 2004 betreffende het opzetten van het Visuminformatiesysteem, Pb. L 213 van 15 juni 2004. 436 Het Eurodac informatiesysteem houdt vingerafdrukken bij. Het is belangrijk om de identiteit van zowel de asielzoekers te kunnen vaststellen als van de personen die illegaal de buitengrens hebben overschreden en zijn aangehouden. Om die identiteit met zekerheid te kunnen vaststellen, zijn vingerafdrukken. De opdracht van de lidstaten bestaat eruit om van elke asielzoeker en van elke in verband met de illegale overschrijding van de buitengrens van een lidstaat aangehouden vreemdeling, vingerafdrukken te nemen (Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van Eurodac voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin, Pb. L 316/1-2 van 15 december 2000). 437 Artikel 2 Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf, Pb. L 218/63 van 13 augustus 2008. 438 HvJ, 26 oktober 2010, C-482/08, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland/Raad van de Europese Unie, Pb. C 346/09 van 18 december 2010.
97
3.2.2.1. België, beste leerling van de klas
199. Het Europese VIS voorziet in een centrale databank, waar iedere lidstaat een nationale databank
op moet aansluiten. België had hier 9 miljoen euro aan gespendeerd en bleek als eerste land klaar te
zijn met haar nationaal databanksysteem, Belvis genaamd. Voor België was het nu enkel wachten op
de andere Schengenlidstaten tot zij in orde zijn met het oprichten van hun databank.439
200. Door het opnemen van alle nationale databankgegevens in één centraal systeem, gaat men het
systeem van visumshopping tegen en op die manier ook illegale immigratie. Iemand die probeert van
bij verschillende Schengenlanden tegelijk een visum aan te vragen, zal op die manier ontmaskerd
kunnen worden. Het tegengaan van visumshopping is van groot belang, daar één goedkeuring volstaat
om zich vrij binnen het Schengengebied te bewegen.
3.2.2.2. Gefaseerde implementatie
201. Het VIS wordt in verschillende fases geïmplementeerd in regio’s.440 De implementatie wordt
afhankelijk gesteld van bepaalde criteria, met name het risico van illegale immigratie, bedreigingen
voor de binnenlandse veiligheid van de lidstaten en de haalbaarheid van het verzamelen van
biometrische gegevens op alle locaties in de regio’s.441 Op 11 oktober 2011 werd het
Visuminformatiesysteem met succes in de eerste regio in gebruik genomen. Deze regio betreft de
landen Algerije, Egypte, Libië, Mauritanië, Marokko en Tunesië.442 Sinds die ingebruikname maken
alle ambassades en consulaire posten van alle Europese landen gebruik van het VIS.443 Alle
visumaanvragen van alle Schengenlanden worden er bij elkaar opgeslagen, waardoor de landen
informatie over eerdere en lopende visumaanvragen met elkaar uitwisselen. Het Midden-Oosten was
als tweede regio aan de beurt, met uitzondering van het bezette Palestijnse gebied.444 De derde regio
439 S. GROMMEN, ‘België als eerste klaar met Visum Informatiesysteem’, Knack, 13 oktober 2010, http://datanews.knack.be/ict/nieuws/belgie-als-eerste-klaar-met-visum-informatie-systeem/article-1194834992387.htm (consultatie 22 mei 2013). 440 X., “VIS gaat van start”, T.Vreemd. 2012, afl. 1, 99. 441 Artikel 48, lid 4 Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf, Pb. L 218/63 van 13 augustus 2008. 442 Uitvoeringsbesluit 2011/636/EU van de Commissie van 21 september 2011 tot vaststelling van de datum waarop de werkzaamheden van het Visuminformatiesysteem in een eerste regio beginnen, Pb. L 249/18-19 van 27 september 2011. 443 EUROPESE COMMISSIE, “Commissie verricht eerste check-up van Schengen”, persbericht, IP/12/481, Brussel, 16 mei 2012. 444 Uitvoeringsbesluit 2012/233/EU van de Commissie van 27 april 2012 tot vaststelling van de datum waarop de werkzaamheden van het Visuminformatiesysteem in een tweede regio beginnen, Pb. L 117/9-10 van 1 mei 2012.
98
betrof de Golfregio.445 Op 14 maart 2013 werd het VIS gelanceerd in de vierde en vijfde regio,
respectievelijk West-Afrika en Centraal-Afrika.446 Op 6 juni 2013 werd het operationeel in Oost-
Afrika en Zuidelijk Afrika. Op 5 september 2013 zal het operationeel worden in de achtste regio
‘Zuid-Amerika’ en op 14 november 2013 in een negende, tiende en elfde regio, respectievelijk
Centraal-Azië, Zuidoost-Azië en bezet Palestijns gebied. Uit een halfjaarlijks verslag over het
functioneren van het Schengengebied blijkt dat het VIS goed werkt. Het systeem heeft ondertussen al
2,9 miljoen visumaanvragen verwerkt, waarbij 2,4 miljoen visa zijn afgegeven en 348 000 visa zijn
geweigerd. Hoewel het systeem goed functioneert en de lidstaten voortdurende inspanningen leveren,
worden nog vaak gegevens van niet-optimale kwaliteit ingevoerd in de databank. Met het effect
hiervan op termijn zal rekening moeten gehouden worden.447
3.2.3. SIS II
202. Het SIS is een geautomatiseerd register dat de politionele en justitiële autoriteiten in elk van de
Schengenlidstaten inzicht verschaft in internationale opsporingsinformatie van de andere
Schengenlidstaten. Het systeem kwam tot stand ter compensatie van de afgeschafte
binnengrenscontroles. De eerste versie van het Schengen Informatiesysteem kende problemen. Nieuwe
lidstaten konden niet langer toetreden tot het SIS door de gewijzigde juridische context van het
Verdrag van Amsterdam en de technologie van het toenmalige SIS liet het afweten.448 Het werd
ondertussen vervangen door SIS II, dat op 9 april 2013 in gebruik werd genomen.449 Het vernieuwt en
verbetert de functies en signaleringscategorieën, en zorgt ervoor dat nieuwe lidstaten kunnen
toetreden tot het systeem.450 In het oude SIS werd het principe van het vrij verkeer van personen
beperkt door het nationale recht van de lidstaten. Men mocht namelijk geen gevaar vormen voor de
445 Uitvoeringsbesluit 2012/512/EU van de Commissie van 21 september 2012 tot vaststelling van de datum waarop de werkzaamheden van het Visuminformatiesysteem in een derde regio beginnen, Pb. L 256/21-22 van 22 september 2012. 446 Uitvoeringsbesluit 2013/122/EU van de Commissie van 7 maart 2013 tot vaststelling van de datum waarop de werkzaamheden van het Visuminformatiesysteem in een vierde en vijfde regio beginnen, Pb. L 65/35-36 van 8 maart 2013. 447 Verslag van de Commissie aan het Europees parlement en de Raad van 31 mei 2013 inzake het derde halfjaarlijks verslag over het functioneren van het Schengengebied van 1 november 2012 tot en met 30 april 2013, COM/2013/0326, volledige tekst gepubliceerd op de website van de Europese Commissie. 448 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de ontwikkeling van het Schengen Informatiesysteem II van 18 december 2001, COM/2001/720, volledige tekst gepubliceerd op de website van Eur-Lex. 449 EUROPESE COMMISSIE, “Questions and Answers: Schengen Information System”, persbericht, MEMO/13/309, 9 april 2013. 450 Verslag van de Commissie aan het Europees parlement en de Raad van 31 mei 2013 inzake het derde halfjaarlijks verslag over het functioneren van het Schengengebied van 1 november 2012 tot en met 30 april 2013, COM/2013/0326, volledige tekst gepubliceerd op de website van de Europese Commissie.
99
openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van
alle lidstaten, wat wil zeggen dat de verschillende voorwaarden cumulatief van toepassing waren.451
SIS II harmoniseert de voorwaarden van de lidstaten met betrekking tot het weigeren van toegang.452
Daarnaast zorgt het SIS II ervoor dat individuen beter geïdentificeerd kunnen worden in de toekomst,
doordat er meer concrete en onveranderlijke biometrische gegevens zoals een foto en vingerafdrukken
worden opgeslaan in de databank.
203. In het geval dat een lidstaat een vreemdeling signaleert in het SIS als ter fine van weigering van
toegang, zijn alle andere lidstaten in principe verplicht aan die vreemdeling de toegang te weigeren.
Volgens de Schengenregels kan de reden voor zo’n signalering een veroordeling tot een vrijheidsstraf
van tenminste 1 jaar of een overtreding van de nationale regels inzake binnenkomst en verblijf zijn.
Het EU-Gemeenschapsrecht heeft daar een andere visie over, zij stellen dat de lidstaten onderdanen
van derde landen en hun familieleden slechts kunnen weigeren in het geval ze een gevaar vormen voor
de openbare orde of veiligheid. Een strafrechtelijke veroordeling kan volgens het Hof van Justitie
nooit automatisch leiden tot de conclusie dat er een gevaar bestaat voor de openbare orde. Het Hof
heeft ook steeds benadrukt dat deze begrippen strikt geïnterpreteerd moeten worden.453 Door de
spanning tussen de Schengenregels en het EU-Gemeenschapsrecht, heeft het Hof de verhouding tussen
beiden verduidelijkt in een arrest.454 De Schengenlidstaten mogen een persoon slechts in het SIS
signaleren wanneer wordt vastgesteld dat die persoon een werkelijke, actuele en genoegzaam ernstige
bedreiging vormt voor de samenleving. Zo kan een signalering in het SIS gerechtvaardigd worden en
kan men geweigerd worden. Maar daarnaast moet de lidstaat die het SIS raadpleegt, ook steeds nagaan
of de aanwezigheid van die persoon in het Schengengebied wel degelijk een bedreiging vormt. De
raadplegende lidstaat moet steeds bijkomende informatie vragen aan de signalerende lidstaat. Doordat
men sinds de uitspraak van dat arrest verplicht wordt om als lidstaat bijkomende informatie in te
winnen, wordt duidelijk hoe belangrijk het is om een vreemdeling al dan niet toe te laten tot het
Schengengebied. Illegale immigratie moet worden bestreden, maar hierbij moet men ook fair zijn ten
aanzien van de derdelander. Indien een derdelander wordt vermeld in het SIS, moet men nog steeds de
effectieve gevaarlijkheid controleren alvorens men overgaat tot weigering. Het vrij verkeer van
personen heeft dus voorrang op Schengen. In de praktijk ging de politie in België altijd al na of de
reden waarom iemand op de lijst werd opgenomen, ook voor België een weigeringsgrond uitmaakt.
451 M. MARESCEAU (2009-2010). Europees recht. Cursus. Gent, Universiteit Gent. 452 EUROPESE COMMISSIE, “Schengen: from SIS tot SIS II”, persbericht, MEMO/05/188, Brussel, 1 juni 2005. 453 C. JANSSENS, “Hof van Justitie 31 januari 2006”, RW 2006-07, afl. 22, 934. 454 HvJ, 31 januari 2006, C-503/03, Commissie van de Europese Gemeenschappen/Koninkrijk Spanje, Jur. 2006, I-1097.
100
Indien die persoon geen gevaar vormde, liet België hem of haar toe tot het grondgebied. In feite ging
België dus in concreto al na of een persoon een werkelijk gevaar vormde voor de openbare orde.455
3.2.4. Eurosur
204. De bedoeling van de oprichting van het Europees grensbewakingssysteem456 is het toezicht aan
de buitengrenzen van het Schengengebied versterken. Grenstoezicht omvat de controles die aan de
grensdoorlaatposten worden verricht, de eigenlijke grenscontroles, en de bewaking van de grenzen
buiten de grensdoorlaatposten, de grensbewaking.457 Eurosur zal zich hoofdzakelijk concentreren op
de versterking van de grensbewaking. Autoriteiten van lidstaten die zich bezighouden met
grensbewakingsactiviteiten en Frontex458 zullen dankzij Eurosur, operationele informatie kunnen
uitwisselen en onderling kunnen samenwerken om het aantal illegale immigranten en het verlies van
levens op zee terug te dringen.459 Het is de bedoeling dat de effectieve implementatie van Eurosur zal
starten op 2 december 2013.460
205. Voor de ontwikkeling en de implementatie van Eurosur is het belangrijk dat er een
gemeenschappelijk technisch kader wordt opgericht. Een kader dat bestaat uit nationale
grensbewakingssystemen die reeds in gebruik zijn genomen en worden gekoppeld aan een
communicatienetwerk op Europees niveau.461 Men moet zich wel nog bezighouden met de verdere
verbetering en uitbreiding van de nationale grensbewakingssystemen. Toespitsing op het onderzoek en
de ontwikkeling op de verbetering van de werking van bepaalde bewakingsintrumenten zoals
satellieten of onbemande vliegtuigen, is hier ook van belang. Uiteindelijk zou men alle relevante
informatie uit nationale bewakingssystemen, nieuwe bewakingsinstrumenten, Europese en
internationale rapportagesystemen en inlichtingenbronnen systematisch moeten verzamelen,
analyseren en verspreiden teneinde een gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur tussen de
455 A. VAN BOSSUYT, “Vrij verkeer van personen heeft voorrang op Schengen”, Juristenkrant 2006, afl. 125, 13. 456 Hierna: Eurosur 457 Artikelen 2 en 12 Schengengrenscode. 458 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité van de regio’s betreffende het verslag over de evaluatie en de toekomstige ontwikkeling van het Frontex-agentschap van 13 februari 2008, COM/2008/67, volledige tekst gepubliceerd op de website van Eur-Lex. 459 Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur), COM/2011/0873, volledige tekst beschikbaar op de website van Eur-Lex. 460 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, “Council and the European Parliament reach a provisional agreement on the Eurosur system”, document 10317/13, presse 226, Brussel, 23 juni 2011, http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/jha/137471.pdf (consultatie 26 mei 2013). 461 J. BURGESS EN S. GUTWIRTH, A Threat Against Europe?: Security, Migration and Integration, Brussel, VUBPRESS, 2011, 134-135.
101
bevoegde nationale autoriteiten tot stand te brengen.462 Slechts dan zal men illegale immigratie kunnen
terugdringen. Zo zullen de autoriteiten in staat zijn de illegalen op te sporen, te identificeren en te
onderscheppen, met als gevolg een vermindering van het aantal illegale grensoverschrijdingen aan de
buitengrenzen.463
206. Daarnaast dient men de mogelijkheden te verbetern om boten op open zee op te sporen.464
Talrijke illegale immigranten proberen nu via niet-zeewaardige en overvolle boten naar de EU te
reizen. De enorme risico’s die hiermee gepaard gaan, heeft geleid tot een toename van het aantal
illegalen die gestorven zijn aan verdrinkingsdood.465 Dit gebeurde voornamelijk in de Atlantische
Oceaan tussen Afrika en de Canarische Eilanden en in de Middellandse Zee nabij Lampedusa. Door
actiever op zoek te gaan naar dergelijke immigrantenboten zou men levens kunnen redden alsook
illegale immigratie kunnen voorkomen. Het grensbewakingssysteem wordt met betrekking tot het
zoeken naar boten ook bekritiseerd. Er wordt geopperd dat men een soort van Europees fort creëert,
waarbij het onmogelijk wordt voor personen die werkelijk in moeilijkheden verkeren en om de juiste
redenen asiel willen aanvragen, het grondgebied binnen te geraken. Lidstaten schenden vaak de
fundamentele mensenrechten van personen die trachten het water over te steken met een bootje.466
Italië werd hiervoor onlangs nog veroordeeld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Italië had 200 bootvluchtelingen uit Somalië en Eritrea, die vanuit Libië Italië wouden bereiken,
onderschept en teruggedreven in de handen van hun vervolgers. Het non-refoulement-beginsel
verbiedt deze handeling, waardoor de zaak voor het EHRM kwam. De bootvluchtelingen die asiel
hadden gevraagd in Italië, werden volgens de rechters blootgesteld aan de kans om bij aankomst in
Afrika mishandeld te worden. Italië werd veroordeeld tot schending van artikel 3 en 4 van het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en moest aan elke migrant een bedrag van 15 000
euro aan schadevergoeding betalen.467
462 COMMISSION OF THE EUROPEAN COMMUNITIES, “Examining the Creation of a European Border Surveillance System: Impact Assessment: Commission Staff Working Paper Accompanying Document to the Communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions”, Office for Official Publications of the European Communities 2008, 32-36. 463 Mededeling van de Commissie en het Europees Parlement aan de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende onderzoek naar de mogelijkheden tot instelling van een Europees grensbewakingssysteem (Eurosur) van 13 februari 2008, COM/2008/68, volledige tekst beschikbaar op de website van Eur-Lex. 464 J. BURGESS EN S. GUTWIRTH, A Threat Against Europe?: Security, Migration and Integration, Brussel, VUBPRESS, 2011, 136-137. 465 EUROPESE COMMISSIE, “Eurosur: New tools to save migrants’lives at sea and fight cross-border crime”, persbericht, MEMO/13/578, Brussel, 19 juni 2013. 466 EUROPESE COMMISSIE, “Eurosur: New tools to save migrants’lives at sea and fight cross-border crime”, persbericht, MEMO/13/578, Brussel, 19 juni 2013. 467 EHRM, 23 februari 2012, nr. 27 765/09, Hirsi Jamaa en anderen/Italië.
102
3.2.5. EES, RTP, ESTA
207. Reeds sinds het programma van Stockholm had men de oprichting van een soort inreis-
uitreissysteem voor ogen. Zo’n systeem zou de datum en plaats van inreis en uitreis moeten bijhouden
van iedere derdelander die is toegelaten voor kort verblijf. Visumplichtige derdelanders worden dan
geregistreerd aan de grens. Zo kan men nagaan of ze al dan niet hun toegestane verblijfsduur hebben
overschreden. De nationale autoriteiten zouden dan op hun beurt aan de hand van automatische
waarschuwingen op de hoogte kunnen gesteld worden, zodra de verblijfsduur is overschreden en er
geen uitreisgegevens zijn vastgesteld.468 Op dit ogenblik wordt een derdelander enkel aan een grondige
controle onderworpen bij inreis, een stempel in het reisdocument is daarbij de enige aanwijzing van de
datum van inreis en van uitreis. Het is het enige instrument waarmee grenswachters en
immigratieautoriteiten de verblijfsduur van onderdanen van derde landen kunnen achterhalen.469
Vandaar dat illegale overstay zo voorkomend is. Bovenstaande informatiesystemen, zoals het SIS en
het VIS, bieden geen soelaas: Ze worden enkel geraadpleegd bij de inreis en krijgen geen functie bij
de uitreis. Op het niveau van de Europese Unie beschikt men dus niet over een betrouwbaar
instrument die de overschrijding van de toegestane verblijfsduur van een derdelander kan detecteren.
Enkele lidstaten470 beschikken wel over zo’n eigen inreis-uitreissysteem, maar de gegevens die zij
vaststellen kunnen niet worden gekoppeld als iemand het Schengengebied verlaat via een andere
lidstaat dan die via welke hij het gebied is binnengekomen en waar zijn gegevens zijn geregistreerd.
Het is dus uitermate belangrijk dat het EES471 zo vlug mogelijk in werking treedt op Europees niveau,
zodat de belangrijkste vorm van illegale immigratie eindelijk eens effectief kan worden aangepakt.
Volgens schattingen zijn er tussen de 1,9 en 3,8 miljoen personen die illegaal in de EU verblijven. Ze
zijn de EU legaal binnengekomen voor een kort verblijf, maar zijn langer gebleven dan dat de
geldigheidsduur van hun visum toeliet.472 In het jaar 2010 zijn slechts 505 220 van die illegalen
opgepakt, wat dus maar een klein deel is van het geschatte aantal.473 In 2013 werd een voorstel tot
468 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende ‘De voorbereiding van de volgende stappen in het grensbeheer in de Europese Unie van 13 februari 2008’, COM/2008/69, 8-10, volledige tekst gepubliceerd op de website van Eur-Lex. 469 Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een inreis-uitreissysteem voor de registratie van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van de Europese Unie overschrijden, COM/2013/095, volledige tekst beschikbaar op de website van Eur-Lex. 470 Bulgarije, Estland, Spanje, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije en Finland. 471 Afkorting van ‘Entry-Exit-System’ 472 Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een inreis-uitreissysteem voor de registratie van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van de Europese Unie overschrijden van 28 februari 2013, COM/2013/095, volledige tekst beschikbaar op de website van Eur-Lex. 473 Gegevens Eurostat (consulteerbaar op http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/eurostat/home/)
103
verordening ingediend, waarin de oprichtingsfase werd uiteengezet. Gedurende de periode 2015-2017
is het de bedoeling dat de verschillende componenten van het project ontwikkeld worden, met name
het centrale systeem, de systemen van de lidstaten, de netwerken en de infrastructuur in de lidstaten. In
2017 zou een tussentijdse evaluatie plaatsvinden waarbij men het verdere beheer van het netwerk zal
bekijken.
208. De ingebruikname van het inreis-uitreissysteem kan daarnaast perfect gekoppeld worden aan
een programma voor geregistreerde reizigers, afgekort RTP474. Zo’n programma zou ervoor kunnen
zorgen dat ongevaarlijke reizigers uit derde landen die visumplichtig zijn, in staat zouden kunnen
worden gesteld om op een vrijwillige basis een voorafgaande controleprocedure te doorlopen om zo de
status van geregistreerde reiziger te kunnen verwerven. Een geregistreerde reiziger kan bij aankomst
gebruikmaken van een vereenvoudigde en automatische grenscontrole.475 Tijdens zo’n voorafgaande
controleprocedure moet men dan een grondige controle doorlopen. Eenmaal de status wordt
toegewezen zou een regelmatige registreerde reiziger aan de hand van biometrische kenmerken zoals
een gezichtsopname en een vingerafdruk het gebied kunnen betreden langs automatische poorten. Zo
wordt het eenvoudiger voor zowel de reiziger als de grenswachter. De tijd die grenswachters hierbij
winnen, kunnen ze steken in het controleren van personen met malafide bedoelingen. Minder
grenswachters moeten worden ingezet en de totale kosten nemen af. Hiertoe werd ook een voorstel tot
verordening ingediend.476
209. Het EES en RTP betreft visumplichtige personen, maar voor de nationale autoriteiten zou het
handig zijn ook van niet-visumplichtige personen te weten wanneer ze het grondgebied in- en
uitreizen.477 Voor hun vertrek uit hun derde land zouden ze een elektronische aanvraag moeten
indienen, waarbij ze hun paspoort- en reisgegevens verstrekken. Aan de hand van deze gegevens kan
een lidstaat van het Schengengebied dan controleren of de persoon voldoet aan de voorwaarden voor
binnenkomst. Uit verder onderzoek bleek dat de voordelen die de invoering van het systeem met zich
mee zouden brengen, niet opwogen tegen de nadelen. De kosten voor de inzameling van de gegevens
474 Afkorting van ‘Registered Traveller Programme’ 475 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende de voorbereiding van de volgende stappen in het grensbeheer in de Europese Unie van 13 februari 2008, COM/2008/69, 6-8, volledige tekst gepubliceerd op de website van Eur-Lex. 476 Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een programma voor geregistreerde reizigers van 28 februari 2013, COM/2013/97, volledige tekst beschikbaar op de website van Eur-Lex. 477 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende de voorbereiding van de volgende stappen in het grensbeheer in de Europese Unie van 13 februari 2008, COM/2008/69, 10, volledige tekst gepubliceerd op de website van Eur-Lex.
104
zou te hoog oplopen, terwijl de veiligheid en de vereenvoudiging in weerwil niet evenveel zouden
verbeteren.478
3.2.6. Conclusie
210. Het uitwisselen van informatie is essentieel voor autoriteiten die bevoegd zijn met de
rechtshandhaving van het Europees migratiebeleid. In een persbericht van de Europese Commissie
werd onlangs nog geconcludeerd dat de uitwisseling van informatie goed werkt.479 De bestaande en
reeds voorgestelde EU-instrumenten zouden echter beter ten uitvoer moeten worden gebracht en de
uitwisseling van informatie zou consistenter moeten worden georganiseerd, door bijvoorbeeld de
oprichting van één enkel contactpunt voor bevoegde instanties per lidstaat.480
211. Om de praktische samenwerking met betrekking tot deze informatie-uitwisselingsinstrumenten
te verbeteren, dienen alle mogelijkheden op het gebied van de moderne technologie en
telecommunicatie aangewend te worden. Nu men over de technologische mogelijkheden beschikt,
moet men er ook gretig gebruik van maken. Het VIS die aan de hand van vingerafdrukken en foto’s de
controles aan de grenzen vereenvoudigd, het oprichten van automatische poorten voor bonafide
derdelanders, het verzamelen van biometrische gegevens, een soort van programma die nagaat of men
bij uitreis de verblijfsduur heeft overschreden, etc. Al deze systemen kunnen helpen in de strijd tegen
illegale immigratie. De verdere uitbouw ervan is van groot belang, maar het kostenplaatje is navenant.
Bij de oprichting van dergelijke elektronische systemen zullen de kosten hoog zijn, maar op termijn
zal men er de vruchten van plukken. Deze zware investeringen om de doorlaatposten in te richten met
de nieuwe technologie alsook de zware investeringen betreffende het SIS en VIS zullen worden gedekt
door het Buitengrenzenfonds. Zo dragen de lidstaten die geen drukbezochte of lange buitengrens
hebben ook bij en zijn ze solidair met andere lidstaten.
212. De intelligente grenzen, met name het EES en het RTP, zullen er voor zorgen dat er minder
grenswachters moeten worden ingezet, men beter voorbereid is op toekomstige migratiestromen en de
lidstaten over meer informatie zullen beschikken doordat de moderne technologie de samenwerking
tussen hen heeft vergemakkelijkt. Met andere woorden, intelligente grenzen laten het toe om de strijd
tegen illegale immigranten nog doordachter aan te gaan. Misschien een kleine kanttekening bij dit
478 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende Smart borders – options ant the way ahead, COM/2011/680, 7, volledige tekst beschikbaar op de website van Eur-Lex. 479
EUROPESE COMMISSIE, “Beoordeling van de instrumenten voor rechtshandhaving: geen nieuwe gegevensbanken op EU-niveau nodig”, persbericht, IP/12/1330, Brussel, 7 december 2012. 480 Supra 49, nr.115
105
alles: Zou het niet beter zijn om deze intelligente systemen te integreren in de systemen die reeds
bestaan? Bijvoorbeeld in het SIS of in het VIS. Op die manier zou men tot dezelfde positieve
resultaten komen, maar gaat men in tegenstellling tot wat nu op tafel ligt, kostenbesparend te werk.
3.3. Effectieve afdwinging van het beleid
3.3.1. Verloop van de terugkeerprocedure
3.3.1.1. Europese Terugkeerrichtlijn
213. Één van de prioriteiten van het Haags programma bestond uit het ontwikkelen van een
gemeenschappelijke terugkeerrichtlijn op Europees niveau. Deze richtlijn werd in het leven geroepen
en voorziet in gemeenschappelijke normen en procedures met betrekking tot de terugkeer van illegaal
verblijvende personen naar hun land van herkomst.481 De lidstaten zijn opgeroepen de richtlijn vanaf
24 december 2010 uit te voeren. Uit het eerste verslag over de tenuitvoerlegging dat ingediend moet
worden voor december 2013, zal blijken in hoeverre de omzetting correct is gebeurd.
3.3.1.2. Omzetting in het Belgisch recht
214. Door de beperkte bevoegdheden van de regering in lopende zaken in 2010, kon België de
richtlijn niet tijdig omzetten. Het was pas een jaar en enkele maanden later dat de nieuwe wet werd
aangenomen en gepubliceerd. Deze wet van 19 januari 2012 voegde een nieuwe Titel IIIquater toe aan
de Vreemdelingenwet met betrekking tot de terugkeer van illegale derdelanders.482 Het beginsel van
zowel de Terugkeerrichtlijn als van de nieuwe Belgische wet is dat de Staat verplicht is om een bevel
om het grondgebied te verlaten483 af te leveren en dat illegale vreemdelingen ook effectief moeten
worden uitgewezen.484 Een duidelijke boodschap met de bedoeling illegale immigratie doeltreffend
aan te pakken.
481 Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, Pb. L 348/98 van 24 december 2008. 482 Wet 12 januari 2012 tot wijziging van de Vreemdelingenwet, BS 17 februari 2012. 483 Hierna: BGV 484 H. VAN VRECKOM, “De omzetting van de Terugkeerrichtlijn in het Belgisch recht”, T.Vreemd. 2012, afl. 4, 260-261.
106
3.3.1.2.1. Toepassingsgebied
215. De regels omtrent terugkeer zijn van toepassing op derdelanders die illegaal in België
verblijven: Dit zijn personen die niet of niet langer recht hebben op een verblijf, een gevaar voor de
openbare orde zijn, in het SIS gesignaleerd staan, breken met het familiaal leven en op basis daarvan
verblijfsrecht hadden verkregen, en door middel van fraude of vervalsing verblijfsdocumenten hadden
verkregen. Tegen dergelijke personen kan een terugkeerbesluit worden uitgevaardigd. Hij of zij dient
dan de lidstaat te verlaten. Vreemdelingen aan wie de toegang tot het grondgebied wordt geweigerd
aan de lands-, zee- of luchtgrens vallen niet onder het toepassingsgebied van de Belgische wet,
bijvoorbeeld asielzoekers die in de luchthaven asiel aanvragen, opgesloten worden en nadien een
weigeringsbeslissing krijgen betreffende hun asielaanvraag. Dit zou als gevolg hebben dat de
beginselen van wettigheid, effectiviteit, subsidiariteit en proportionaliteit niet van toepassing zouden
zijn bij detentie en verwijdering van asielzoekers, wat onrechtvaardig is. Een asielzoeker kan wel
dezelfde rechten afdwingen, maar hiervoor moet men zich richten tot de Opvangrichtlijn en de
Procedurerichtlijn.485 Artikel 74/17 Vreemdelingenwet is daarentegen wel van toepassing op
asielzoekers: In het geval dat asielzoekers bij een beslissing tot terugkeer of verwijdering zouden
worden blootgesteld aan de schending van het non-refoulement beginsel486, kan hij beroep doen op het
artikel en wordt de verwijdering tijdelijk uitgesteld. Met betrekking tot asielzoekers beperken we ons
tot de vermelding van de Opvangrichtlijn en de Procedurerichtlijn487, daar deze masterproef zich niet
over alle migratiekanalen kan uitspreken. De ruimte bij het schrijven van een masterproef verhindert
ons hiertoe.
3.3.1.2.2. Vrijwillig en gedwongen vertrek in België
216. De persoon tegen wie een terugkeerbesluit werd uitgevaardigd, beschikt steeds over de
mogelijkheid om vrijwillig het land te verlaten. Vrijwillige terugkeer wordt georganiseerd door de
International Organisation for Migration in samenwerking met de terugkeercoaches van Fedasil en
DVZ. Er wordt voorzien in een vliegtuig die de illegalen terugbrengt naar hun land van herkomst.
Zo’n vliegtuigticket is gratis. Daarbovenop krijgt een illegaal een terugkeerpremie ter waarde van 250
euro per volwassene en 125 euro per kind tussen de 4 en 18 jaar en indien het gaat om een kwetsbaar
gezin komen ze nog in aanmerking voor een reïntegratiepremie van 700 euro per volwassene en 300
485 H. VAN VRECKOM, “De omzetting van de Terugkeerrichtlijn in het Belgisch recht”, T.Vreemd. 2012, afl. 4, 269-270. 486 Infra 111, nr. 224 487 Respectievelijk ‘Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten, Pb. L 6 februari 2003, afl. 31, 18.’ en ‘Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus, Pb. L 13 december 2005, afl. 326, 13.’
107
euro per kind.488 Dergelijke reïntegratiepremie wordt ook uitgereikt in Noorwegen en heeft de
bedoeling de illegalen te doen inzien dat het beter is over te gaan tot vrijwillige terugkeer in plaats van
verder te blijven leven in illegaliteit.489 In België zijn de Brazilianen de grootste groep vrijwillige
terugkeerders. Uit hun manier van handelen kan er afgeleid worden dat ze eigenlijk nooit de bedoeling
hebben gehad zich blijvend in België te vestigen. Ze komen hier werken, verdienen enkele jaren goed
hun brood en vertrekken daarna met een gratis ticket van het International Organisation for Migration
en een eventuele extra premie terug naar huis. Iedere illegale Braziliaan weet namelijk dat men via
vrijwillige terugkeer gratis terug huiswaarts kan. Het ‘gratis’-gegeven van de vrijwillige
terugkeerprocedure werkt misbruik in de hand.490 Daarom moet men een betere controle uitvoeren op
de personen die er gebruik van maken. Indien bijvoorbeeld een Braziliaan nooit verblijf of
bescherming heeft aangevraagd in België en kapitaalkrachtig terugkeert naar Brazilië, kan hij zelf zijn
terugkeer bekostigen. Dan mag er geen financiële tussenkomst gebeuren door het International
Organisation for Migration.
217. De termijn die men krijgt om vrijwillig terug te keren bedraagt zeven tot dertig dagen.491 DVZ
kan op grond van objectieve criteria de termijn verminderen. Dit kan het geval zijn wanneer er sprake
is van een risico op onderduiken.492 Uit de rechtspraak zal nog moeten blijken welke aanwijzingen
beschouwd moeten worden als een risico op onderduiken.493 De vreemdelingenwet voorziet wel in
preventieve maatregelen om het onderduiken te voorkomen. Maatregelen zoals het regelmatig
aanmelden bij de burgemeester of de DVZ, het storten van een financiële waarborg die dan kan
worden teruggestort op het rekeningnummer van de vreemdeling als hij het bewijs kan verleggen het
grondgebied te hebben verlaten en het overhandigen van kopieën van identiteitsdocumenten.
218. Indien de persoon niet of niet binnen de gestelde termijn is vertrokken, kan hij of zij gedwongen
uitgezet worden naar het land van herkomst. Een gedwongen uitzetting kan enkel plaatsvinden indien
de landen van herkomst de onderdanen daadwerkelijk terugnemen. Om die reden zijn naast het
488 T. FRANCKEN en S. SMEYERS, België, land zonder grens. Hoe moet het verder met ons asiel- en migratiebeleid?, Leuven, Davidsfonds Uitgeverij, 2012, 87-107. 489 Supra 89, nr. 184 490 T. FRANCKEN en S. SMEYERS, België, land zonder grens. Hoe moet het verder met ons asiel- en migratiebeleid?, Leuven, Davidsfonds Uitgeverij, 2012, 101-102. 491 Artikel 7 Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, Pb. L 348/98 van 24 december 2008. ; Artikel 74/14, §1, 1ste lid Vreemdelingenwet, BS 17 februari 2012. 492 X., “Omzetting Terugkeerrichtlijn maakt nieuw beleid inzake uitwijzing en vrijwillige terugkeer mogelijk”, T.Vreemd. 2012, afl. 3, 239. 493 H. VAN VRECKOM, “De omzetting van de Terugkeerrichtlijn in het Belgisch recht”, T.Vreemd. 2012, afl. 4, 262-263.
108
voorzien in een gemeenschappelijke terugkeerrichtlijn, ook het sluiten van terug- en
overnameovereenkomsten met derde landen van groot belang.494 Hoe zit het met de politieke
stabiliteit, de mensenrechten, de vrede, de democratische beginselen en de economische, sociale
ontwikkeling in de landen van herkomst? Als het vormen van een migratiebeleid een effect wil
hebben, is het sluiten van overeenkomsten met derde landen noodzakelijk. Door deze partnerschappen
krijgt men een beter begrip van de problemen die zich stellen in het derde land en spoort men op die
manier bepaalde trends op.495 Zoals reeds aangehaald bij het visumbeleid zijn er al talrijke
overnameovereenkomsten gesloten.496 Eigenlijk is ieder land verplicht om zijn eigen onderdanen terug
te nemen: Het is een beginsel van internationaal gewoonterecht. Op dit ogenblik zijn er reeds een
aantal overnameovereenkomsten gesloten met derde landen, met name met Albanië, Kroatië, Servië,
Montenegro, Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Bosnië-Herzegovina, Moldavië,
Oekraïne, Wit-Rusland, Rusland, Georgië en de Verenigde Staten van Amerika. In februari 2013 werd
ook een overnameovereenkomst met Kaapverdië ondertekend.497 Met Marokko, Libië, Egypte,
Turkije, Mauritanië, Senegal en Brazilië zijn de onderhandelingen volop bezig.498
219. Het is aan de lidstaten zelf om te beslissen hoe een gedwongen uitzetting plaatsvindt. Dit kan
over land, over zee en door de lucht. Aangezien het meestal over serieuze afstanden gaat, worden de
meeste illegalen door middel van een vliegtuig terug naar hun land van herkomst gebracht. De kosten
voor uitzettingen door de lucht zijn natuurlijk hoger. Daarom worden er meestal chartervliegtuigen
ingezet, waarin meerdere personen kunnen plaatsnemen en die worden ingeleid door meerdere
lidstaten.499 Het Terugkeerfonds dat zoals het Buitengrenzenfonds werd opgericht in uitvoering van
het kaderprogramma ‘Solidariteit en beheer van migratiestromen’ ondersteunt de lidstaten hierbij,
waardoor de kosten van zowel vrijwillige als gedwongen terugkeer gedrukt kunnen worden.500
494 Artikel 79, lid 3 Verdrag van 13 december 2007 betreffende de werking van de Europese Unie, Pb. C 326 van 26 oktober 2012. 495 Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende een gemeenschappelijk beleid inzake illegale immigratie, COM/2001/0672, volledige tekst gepubliceerd op de website van Eur-Lex. 496 Supra 72, nr. 160 497 Verslag van de Commissie aan het Europees parlement en de Raad van 31 mei 2013 inzake het derde halfjaarlijks verslag over het functioneren van het Schengengebied van 1 november 2012 tot en met 30 april 2013, COM/2013/0326, volledige tekst gepubliceerd op de website van de Europese Commissie. 498 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de evaluatie van de EU overnameovereenkomsten van 23 februari 2011, COM/2011/0076, volledige tekst gepubliceerd op de website van Eur-Lex. 499 Beschikking van de Raad inzake het organiseren van gezamenlijke vluchten voor de verwijdering van onderdanen van derde landen tegen wie individuele verwijderingsmaatregelen zijn genomen van het grondgebied van twee of meer lidstaten van 29 april 2004, Pb. L 261/29, van 6 augustus 2004. 500 KB van 5 juni 2013 tot toekenning van subsidies door het Europees Terugkeerfonds als onderdeel van het algemeen programma “Solidariteit en beheer van de migratiestromen”. Jaarprogramma 2012, BS 24 juni 2013.
109
220. De Commissie Vermeersch voerde een vierstappenplan in voor de gedwongen repatriëringen in
België. De eerste stap geeft aan elke illegale immigrant of sans-papiers de mogelijkheid het land of de
Schengenzone te verlaten. Dit kan via een BGV te verlaten of via de overbrenging naar een gesloten
centrum voor illegalen of rechtstreeks naar de luchthaven. De eerste vraag die men steeds stelt aan de
illegale persoon, is of men vrijwillig wenst te vertrekken. Indien hierop positief wordt geantwoord,
vertrekt hij of zij met een commerciële lijnvlucht huiswaarts. Indien dit niet het geval is, wordt hij of
zij overgebracht naar één van de vijf gesloten centra voor illegalen in ons land. Vier daarvan situeren
zich in Vlaanderen, met name in Brugge, in Merksplas en twee in Steenokkerzeel (127bis en
Caricole), en eentje situeert zich in Wallonië, met name in Vottem bij Luik. Stap twee bestaat uit het
uitoefenen van lichte politionele dwang. Illegalen die weigeren te vertrekken mogen licht gedwongen
worden.501 Opnieuw worden ze dan op een gewone lijnvlucht gezet en wordt er niet voorzien in
politie-escorte op het vliegtuig zelf. Als de illegaal ook hierbij zich hevig verzet, wordt hij
teruggebracht naar het gesloten centrum en wordt de derde stap voorbereid. Personeel wordt
gereserveerd, vliegtuigtickets worden geboekt, etc. voor de politie-escorte die bij deze poging moet
worden voorzien. Bij deze verwijderingspoging mag wel gebruik gemaakt worden van de voorziene
dwangmiddelen en mogen ze proportioneel opgebouwd worden. De eigenlijke vlucht gebeurt nog
steeds met een lijnvlucht. Bij het mislukken van de derde poging komt de vierde en laatste stap aan de
beurt. Er wordt een beveiligde vlucht voorzien met een militair toestel via de luchthaven in Melsbroek
of met een speciaal gecharterd vliegtuig in samenwerking met de andere EU-lidstaten.502 Zoals reeds
aangehaald, kan zo’n vlucht mede bekostigd worden door Frontex.
221. De aanleiding van de invoering van het vierstappenplan was het verdachte overlijden van
Semira Adamu tijdens de zoveelste rapatriëringspoging naar Lomé in Togo op 22 september 1998.503
De kritiek die toen werd gespuwd, was dat het terugkeerbeleid humaner moest worden. Bij gebruik
van geweld moet de politie voorschriften naleven, maar in de praktijk blijkt dat dit niet altijd even
simpel uit te voeren is.504 Aan de ene kant verzetten de illegalen zich hevig tegen de
dwangmaatregelen en mag men als politieagent niet te ver gaan in het uitoefenen van die
dwangmaatregelen, maar aan de andere kant werd er een BGV afgeleverd en moet men de illegaal van
501 T. FRANCKEN en S. SMEYERS, België, land zonder grens. Hoe moet het verder met ons asiel- en migratiebeleid?, Leuven, Davidsfonds Uitgeverij, 2012, 87-107. 502 T. FRANCKEN en S. SMEYERS, België, land zonder grens. Hoe moet het verder met ons asiel- en migratiebeleid?, Leuven, Davidsfonds Uitgeverij, 2012, 87-107. 503 VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN, 'Evaluatie van het eindverslag van de Commissie Vermeersch II, 2005, http://www.google.be/#bav=on.2,or.r_qf.&fp=1cc9dfe11d2ac696&q=Evaluatie+van+het+eindverslag+van+de+Commissie+Vermeersch+II. (consultatie 11 augustus 2013). 504 H. VAN VRECKOM, “De omzetting van de Terugkeerrichtlijn in het Belgisch recht”, T.Vreemd. 2012, afl. 4, 264-265.
110
het grondgebied verwijderen. Het beleid is ondertussen humaner geworden, maar leven in de
illegaliteit is er met de jaren aantrekkelijker op geworden. België is te soepel in het regulariseren van
mensen zonder papieren, wat leidt tot steeds meer illegalen die hun kans wagen om illegaal naar
België te immigreren in de hoop ooit papieren te verkrijgen. Gedwongen repatriëringen hebben dus
slechts nut indien men ook het lakse regularisatiesysteem aanpakt. Ook voor het personeel die zich
bezighoudt met deze terugkeerprocedures is het frustrerend te zien, hoe weinig effect hun werk
heeft.505
3.3.1.2.3. Detentie
222. Detentie mag slechts worden opgelegd als allerlaatste middel om de verwijderingsmaatregel uit
te voeren. Er zal enkel toe worden overgegaan in het geval dat andere, minder dwingende maatregelen
niet doeltreffend genoeg zijn.506 Zo’n vrijheidsberoving is dus enkel verantwoord indien het
noodzakelijk is voor de uitvoering van de Terugkeerrichtlijn, met name wanneer er een risico op
onderduiken bestaat of wanneer de vreemdeling de voorbereiding op terugkeer of de
verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert.507 Het Hof van Justitie veroordeelde onlangs Italië
voor het disproportioneel toepassen van de vrijheidsberoving.508 Italië legde de vrijheidsstraf op aan
een illegale vreemdeling om de enkele reden dat die persoon zijn illegaal verblijf op het grondgebied
verderzet na het verstrijken van een toegekende termijn om het grondgebied te verlaten, wat verboden
is volgens het Hof.509 Dit betekent niet dat het Hof de bevoegdheid ontneemt om strafrechtelijke
bepalingen aan te nemen. Het betekent wel dat men enkel mag voorzien in strafrechtelijke bepalingen,
wanneer geen enkele van de genomen verwijderingsmaatregelen succes heeft gehad.510 Deze uitspraak
van het Hof is ook relevant voor België. De Belgische Vreemdelingenwet voorziet ook in een artikel
waarbij een gevangenisstraf en/of geldboete wordt toegekend aan de vreeemdeling die verplicht werd
het grondgebied te verlaten en deze verplichting niet nakomt. België heeft bij het implementeren van
de Terugkeerrichtlijn geen rekening gehouden met het arrest van het Hof van Justitie en laat het artikel
505 T. FRANCKEN en S. SMEYERS, België, land zonder grens. Hoe moet het verder met ons asiel- en migratiebeleid?, Leuven, Davidsfonds Uitgeverij, 2012, 87-107. 506 Artikel 27 §3 Vreemdelingenwet. 507 X., “Vage grens tussen proportionaliteit en opportuniteit van detentie wordt belangrijker”, T.Vreemd. 2013, afl. 2, 195-196. 508 HvJ, 28 april 2011, nr. C-61/11, PPU/Hassen El Dridi (niet gepubliceerd in de jurisprudentie). 509 X., “Strafsanctie voor louter illegaal verblijf in strijd met Terugkeerrichtlijn”, T.Vreemd. 2011, afl. 3, 306-307. 510 K. WEIS, “Gevangenisstraf voor negeren uitwijzingsbevel niet conform terugkeerrichtlijn”, Juristenkrant 2011, afl. 229, 2.
111
verder bestaan.511 Daarnaast moeten autoriteiten ook te goeder trouw zijn. Ze mogen een vreemdeling
niet uitnodigen onder valse voorwendsels met de bedoeling hem van z’n vrijheid te beroven.512
223. Wat bij detentie van minderjarigen? België werd veroordeeld voor de detentie van de niet-
begeleide minderjarige Tabitha. Sindsdien bepaalt de Belgische wet dat een niet-begeleide
minderjarige vreemdeling onthaald moet worden in een observatie- en oriëntatiecentrum en niet langer
dan zes werkdagen kan worden opgesloten in de gesloten centra aan de grens.513 Hoewel het EHRM in
de zaak omtrent de minderjarige Tabitha oordeelde dat de detentie van de kinderen een schending
uitmaakt van de artikelen 3 en 5, §1 EVRM en dat het feit dat de kinderen vergezeld waren van hun
moeder, de Belgische overheid er niet van ontsloeg de kinderen te beschermen en hun rechten te
waarborgen, werd de detentie van gezinnen niet uitdrukkelijk verboden. De zaak Tabitha heeft wel
geleid tot het oprichten van terugkeerwoningen, waar de gezinnen in een soort van bewaakte vrijheid
kunnen leven. Ze zijn er vrij om boodschappen te doen, een advocaat te raadplegen, etc., maar er moet
wel minstens één volwassene van het gezin in de woning blijven. Dit wil dus zeggen dat als een ouder
niet meewerkt en de terugkeerwoning verlaat zonder toestemming, de kinderen hiervoor gestraft
worden en nog altijd kunnen opgesloten worden in een gesloten centrum. Hun fundamentele rechten
worden afhankelijk gesteld van het gedrag van hun ouders, wat absurd is en helemaal niet te rijmen
valt met het EVRM.514
3.3.1.2.4. Garanderen van de grondrechten
224. Zoals uit de voorgaande randnummers blijkt, schiet de richtlijn en de omgezette Belgische
wetgeving soms tekort in het waarborgen van een aantal grondrechten aan illegalen.515 Bij het nemen
van een terugkeerbesluit moet steeds het beginsel van non-refoulement in acht genomen worden.516
Men moet namelijk het nationale recht en de waarborgen uit het internationale recht in acht nemen,
wat wil zeggen dat men niemand uit een lidstaat mag zetten indien hij of zij een ernstig risico loopt
voor vervolging, foltering of andere mishandeling in het land waarnaar hij of zij wordt uitgezet te
511 X., “Strafsanctie voor louter illegaal verblijf in strijd met Terugkeerrichtlijn”, T.Vreemd. 2011, afl. 3, 306-307. 512 EHRM, 5 februari 2002, nr. 51 564/99, Conka/België. 513 EHRM, 12 oktober 2006, nr. 13 178/03, Mubilanzila Mayeka en Kaniki Mitunga/België. 514 H. VAN VRECKOM, “De omzetting van de Terugkeerrichtlijn in het Belgisch recht”, T.Vreemd. 2012, afl. 4, 273-274. 515 M. MAES, “De Terugkeerrichtlijn en onverwijderbare vreemdelingen”, T.Vreemd. 2011, afl. 3, 253-254. 516 G. DEBERSAQUES (2011-2012). Vreemdelingenrecht. Cursus. Brussel, Vrije Universiteit Brussel.
112
moeten vrezen.517 Hieronder enkele belangrijke rechtspraak waarbij de grondrechten worden
geschonden.
225. In 2011 werd België nog veroordeeld door het EHRM voor het schenden van het beginsel
omwille van het feit dat ze een Afghaanse asielzoeker die via Griekenland naar België was gereisd,
teruggestuurd had naar Griekenland om daar zijn asielaanvraag in te dienen.518 De Dublin II-
Verordening bepaalt namelijk dat een asielzoeker zijn aanvraag moet indienen in de lidstaat waar hij
eerst voet aan wal heeft gezet. De Belgische autoriteiten schonden artikel 3 en 13 van het EVRM.
Artikel 3 EVRM werd geschonden, omdat België de asielzoeker had blootgesteld aan de gebrekkige
asielprocedure die Griekenland hanteert. De omstandigheden in Griekenland waren algemeen geweten
en België wist of had dus moeten weten dat de asielzoeker in slechte detentieomstandigheden ging
terechtkomen. Het Hof veroordeelde België ook tot het schenden van artikel 13 EVRM, omdat België
geen effectief rechtsmiddel heeft geboden tegen het BGV te verlaten. Het indienen van een gewoon
annulatieberoep bij de RvV leidt namelijk niet tot een schorsing van het terugkeerbesluit. Om
schorsing te bekomen, dient men een procedure in uiterst dringende noodzakelijkheid op te starten,
waarbij de RvV zich enkel beperkt tot het verifiëren of de persoon voldoende bewijs heeft voorgelegd
van de onherstelbare schade die zou voorvloeien uit de potentiële schending van artikel 3 EVRM.
Daar de bewijslast dus zo hoog ligt, vindt er geen nauwkeurig onderzoek plaats en gaat het niet om
een daadwerkelijk rechtsmiddel.519 Ook Griekenland werd in hetzelfde arrest op grond van dezelfde
artikelen veroordeeld. De Griekse autoriteiten hebben tot op heden de asielaanvraag van de Afghaan
nog niet beoordeeld.
226. Ook het Verenigd Koninkrijk werd veroordeeld tot schending van artikel 3 EVRM voor de
uitzetting van twee Somaliërs. De mate van geweld in Mogadishu was dermate ernstig dat voor
iedereen in Mogadishu een risico op onmenselijke behandeling in strijd met artikel 3 EVRM bestaat
en dat uitzetting naar het land dus onmogelijk is.520
227. In 2012 werd de Belgische overheid ook op de vingers getikt met betrekking tot het niet naleven
van artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn die in het nationale recht werd omgezet via artikel 74/13
Vreemdelingenwet. Deze artikelen stellen dat bij het geven van een BGV, waarbij een persoon van
517 G. GOODWIN-GILL and J. MCADAM , The Refugee in International Law, Oxford, Oxford University Press, 2007, 201. ; M. MAES, “De Terugkeerrichtlijn en onverwijderbare vreemdelingen”, T.Vreemd. 2011, afl. 3, 258-260. 518 EHRM, 21 januari 2011, nr. 30 696/09, M.S.S./België en Griekenland. ; X., “Overdracht asielzoekers aan Griekenland tijdelijk stopgezet”, T.Vreemd. 2011, afl. 1, 61. 519 EHRM, 2 oktober 2012, nr. 1 948/04, Singh en anderen/België. ; H. VAN VRECKOM, “De omzetting van de Terugkeerrichtlijn in het Belgisch recht”, T.Vreemd. 2012, afl. 4, 265-267. 520 EHRM, 28 juni 2011, nrs. 8 319/07 en 11 449/07, Sufi en Elmi/Verenigd Koninkrijk.
113
zijn vrijheid wordt beroofd, rekening moet worden gehouden met de gezondheidstoestand van die
persoon. In deze zaak werd een ernstig zieke Congolees die vruchteloos een asielaanvraag indiende en
later zonder succes een machtiging tot verblijf vroeg, vrijgelaten omdat er geen rekening werd
gehouden met zijn ziekte.521
3.3.2. Ontradingscampagnes
228. De bedoeling van een ontradingscampagne is het ontmoedigen van kandidaat-vluchtelingen die
geen kans op asielerkenning hebben, met de bedoeling dat er minder aanvragen zullen worden
ingediend. Er worden talrijke verhalen rondgebazuind in de landen van herkomst, waarbij West-
Europa als een paradijs op aarde wordt voorgesteld. Deze verhalen komen voornamelijk uit de mond
van mensensmokkelaars die uit zijn op de centen van de onfortuinelijke mensen die zich laten
overhalen. Daarom is het belangrijk volgens staatssecretaris Maggie De Block de verhalen te gaan
ontkrachtigen door naar de landen van herkomst te trekken. In juni 2012 bevond De Block zich in
Kosovo, waar ze jongeren op een muziekfestival trachtte te overtuigen van haar campagne. De
Balkanlanden behoren nu ook tot de lijst van veilige landen, waardoor een verkorte asielprocedure op
hun onderdanen van toepassing is.522 De ontrading in onder andere Kosovo is dus van groot belang. In
januari 2013 liepen er (door België) ontradingscampagnes in Kameroen, Armenië en Rusland.523
3.3.3. Aanpak van mensensmokkelaars, vervoerders en werkgevers
229. In de strijd tegen mensensmokkel en illegale immigratie voerde de EU aan de hand van een
richtlijn een systeem in ter bescherming van slachtoffers van mensenhandel en mensensmokkel.524
Wat betreft mensenhandel was er reeds zo’n regeling uitgewerkt in België. De Europese richtlijn had
zich dan ook voornamelijk gebaseerd op de rondzendbrieven en ministeriële richtlijnen die in België
521 KI Brussel, 9 maart 2012 (X., “Uitwijzing met vrijheidsberoving die geen rekening houdt met ernstige ziekte is onregelmatig”, T.Vreemd. 2012, afl. 3, 241. ; X., “Detentie derdelander zonder rekening te houden met gezondheid schendt Terugkeerrichtlijn”, T.Vreemd. 2012, afl. 3, 248.) 522 DE OCHTEND RADIO 1, ‘Maggie De Block op ontradingscampagne naar de Balkan’, radiobericht, 11 juni 2012, http://www.radio1.be/programmas/de-ochtend/maggie-de-block-op-ontradingscampagne-naar-de-balkan (consultatie 15 augustus 2013). 523 Y. DELEPEIRE, ‘Maggie De Block trekt naar Kameroen’, De Standaard, 26 mei 2012, http://www.standaard.be/cnt/3b3qjb2n (consultatie 15 augustus 2013). ; T. FRANCKEN en S. SMEYERS, België, land zonder grens. Hoe moet het verder met ons asiel- en migratiebeleid?, Leuven, Davidsfonds Uitgeverij, 2012, 14-15. 524 Richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie, Pb. L 261/19 van 6 augustus 2004.
114
circuleerden.525 Nieuw voor België was dat nu ook slachtoffers van mensensmokkel werden
beschermd. Een mensensmokkelaar is iemand die ertoe bijdraagt dat een derdelander illegaal het
grondgebied van de EU binnenkomt, erdoor reist of er verblijft en dit met het oog op winstbejag.526
Indien de vreemdeling wil samenwerken met de autoriteiten en na het doorlopen van een onderzoek
als slachtoffer wordt bestempeld, wordt hij of zij in het bezit gesteld van een verblijfstitel voor
onbepaalde duur. De opzet van deze richtlijn bestaat erin de politionele diensten en gerechtelijke
autoriteiten te helpen bij het ontmaskeren van criminele netwerken die illegale immigratie organiseren
en derdelanders op die manier uitbuiten.527 Het toekennen van verblijfsvergunningen aan die illegale
derdelanders vormt de ommezijde van de medaille. Het kadert namelijk in een groter geheel: Het
vatten van de mensensmokkelaars die de oorzaak van het probleem vormen, is van groter belang dan
het toekennen van enkele verblijfstitels aan illegale immigranten. De sanctie die naar Belgisch recht
wordt opgelegd aan mensensmokkelaars verschilt naargelang de omstandigheden. In beginsel worden
deze daders bestraft met een gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar en met een geldboete van
vijfhonderd euro tot vijftigduizend euro. Naargelang de aard van de verzwarende omstandigheden, kan
deze straf oplopen.528 De boete wordt evenredig toegepast met het aantal slachtoffers.
230. Vervoerders die passagiers naar het nationale grondgebied vervoeren, zonder dat deze
passagiers beschikken over de vereiste inreisdocumenten kunnen zowel strafrechtelijk als
administratief bestraft worden. Aanvankelijk bepaalde de Vreemdelingenwet dat aan zo’n vervoerders
enkel een strafrechtelijke geldboete van 3 000 euro kon worden opgelegd, maar deze sanctie bleek in
de praktijk dode letter.529 Daarom werd er in de Vreemdelingenwet een extra artikel ingevoerd die ook
een administratieve geldboete van 3 750 euro oplegt. Het kon onmiddellijk worden opgelegd bij het
vaststellen van het niet in bezit zijn van de vereiste documenten.530 Het werd gekwalificeerd als een
administratieve geldboete, maar het ging in feite ook om een strafrechtelijke boete. Het strekte er
effectief toe om herhaling te voorkomen. Het probleem dat zich bij dit artikel stelde was dat er niet in
dezelfde procedurele en materiële waarborgen van rechtsbescherming werd voorzien, wat wel het
525 Omzendbrief 1 juli 1994 betreffende de afgifte van verblijfs- en arbeidsvergunningen aan vreemdelingen, slachtoffers van mensenhandel, BS 7 juli 1994. ; Richtlijnen 13 januari 1997 aan de Dienst Vreemdelingenzaken, parketten, politiediensten, inspectie van de sociale wetten en de sociale inspectie omtrent de bijstand aan slachtoffers van mensenhandel, BS 21 februari 1997, gewijzigd op 17 april 2003, BS 27 mei 2003. 526 G. VERMEULEN, “Mutual instrumentalization of criminal and migration law from an EU perspective”, European Journal of Migration and Law 2007, 347-349. 527 M. FOBLETS en D. VANHEULE, “Het federale vreemdelingenbeleid in België: enkele recente wetswijzigingen”, TBP 2007, afl. 7, 396-398. 528 Artikel 77bis, ter en quater Vreemdelingenwet. 529 Rb. Brussel, 15 april 1993, RDE 1993, 344-348. 530 Artikel 74/4bis Vreemdelingenwet.
115
geval moet zijn bij een strafrechtelijke boete.531 Aan het Grondwettelijk Hof werd gevraagd of het
artikel een discriminatie inhoudt, daar het beroep dat bij de rechtbank zou worden ingediend geen
beroep met volle rechtsmacht zou zijn, de rechter geen verzachtende omstandigheden in aanmerking
zou kunnen nemen en het bedrag van de boete niet zou kunnen aanpassen naargelang de ernst van de
inbreuk. Uit het artikel leidt het Hof af dat de appreciatiebevoegdheid omtrent het al dan niet opleggen
van de geldelijke boete bij de minister ligt. Het is aan de minister om te stellen of de boete al dan niet
wordt opgelegd, bijvoorbeeld omdat de vervoerder geen schuld treft. Aan het bedrag van 3 750 euro
daarentegen kan de minister geen wijzigingen aanbrengen.532 Het Hof stelt dat de rechter binnen
dezelfde grenzen van appreciatie de mogelijkheid moet hebben de boete al dan niet op te leggen, opdat
het artikel geen discriminatie zou uitmaken.533
231. Personen die zich als borg garant stellen voor een illegale derdelander en vervoerders die een
illegale derdelander het land binnenbrengen, worden door de Belgische wet verplicht van de passagier
terug te vervoeren of te laten vervoeren naar zijn land van oorsprong of naar elk ander land waar hij
toegelaten wordt.534 Indien onmiddellijke terugbrenging onmogelijk is, wordt de borg of vervoerder
hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de betaling van de kosten die door de overheid werden gemaakt.
Het gaat om kosten voor verblijf, huisvesting en gezondheidszorgen in detentiecentra.535 Voor de
wijziging van het KB daaromtrent werden de kosten geraamd op zo’n 30 euro per dag per persoon,
maar sinds de wijziging gaat het om een forfait van 180 euro per dag per persoon.536 Dit nieuwe
bedrag stemt overeen met de werkelijke verblijfskosten van een vreemdeling in een gesloten centrum.
Daarnaast kan het forfait nog worden vermeerderd met de kosten die specifiek werden gemaakt voor
de vreemdeling en draaien de borg en vervoerder op voor de kosten van de repatriëring van de
vreemdeling.537
531 P. HANNES, “Immigratiewetgeving: Bijzondere wettelijke rechten een halt toeroepen”, NJW 2002, afl. 15, 529-531. 532 F. JUDO en G. GEUDENS, Burgerschap, inburgering, migratie, Gent, Larcier, 2007, 122. 533 GwH, 24 september 2003, nr. 125/2003, RW 2003-2004, 1337-1343. 534 Artikel 74/4 Vreemdelingenwet. 535 X., “Illegale vreemdelingen”, NJW 2012, afl. 270, 668. 536 KB van 20 september 2012 tot wijziging van het KB van 14 januari 1993 tot bepaling van de nadere regels voor de terugbetaling van de kosten van huisvesting, verblijf en gezondheidszorgen bedoeld in artikel 74/4, § 3-4, van de Vreemdelingenwet, van het KB van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, BS 1 oktober 2012. 537 X., “Binnenbrengen illegale vreemdeling: 180 euro/dag”, Juristenkrant 2012, afl. 257, 2.
116
232. Recentelijk werd er een Europese richtlijn met betrekking tot het sanctioneren van werkgevers
van illegaal verblijvende derdelanders omgezet in de Belgische wetgeving.538 De sanctierichtlijn legt
de werkgevers van illegale derdelanders zowel financiële als strafrechtelijke sancties op. Op die
manier tracht de EU illegale immigratie te bestrijden door zowel de illegaal als de werkgever af te
schrikken. Voor de illegale derdelander wordt het onmogelijk zich illegaal tewerk te stellen in de
EU.539 Een illegaal leven waarin de mogelijkheid om werk te vinden wordt ontnomen, is
afschrikwekkend en werkt ontmoedigend. Bovendien geldt die afschrikking ook voor werkgevers,
daar men geldelijk en strafrechtlijk bestraft kan worden. Deze sancties kunnen zelfs leiden tot een
exploitatie- of beroepsverbod en de oplegging van een bedrijfssluiting. De wet trad op 4 maart 2013 in
werking in België.540
233. De financiële voordelen die gepaard gaat met bovenstaande feiten vormen de voornaamste
drijfveer voor bijna alle personen die illegale immigratie bevorderen. Het is dan ook van belang om
financiële gevolgen toe te kennen aan dergelijke misdrijven, juridische straffen op zich volstaan niet.
België komt hieraan tegemoet en verplicht de mensensmokkelaars, vervoerders en werkgevers van
illegalen (naast de toepassing van het strafrecht) tot terugbetaling van alle kosten die verband houden
met de terugkeer. Daarnaast kunnen de concurrentievoordelen van werkgevers teniet gedaan worden
en kan het zelfs leiden tot de stopzetting van hun bedrijf. Enkel door streng op te treden, kan men hen
ontmoedigen naar de toekomst toe nog dergelijke daden te stellen.541
3.3.4. Nood aan strengere regularisatieregels
234. Tenslotte dient nog gewezen te worden op het lakse regularisatiebeleid in België. De
inspanningen die worden geleverd tegen de illegale immigratie door te voorzien in terugkeerregels, in
ontradingscampagnes en in de aanpak van mensensmokkel, vervoerders en werkgevers, verdwijnen
allemaal in het niets, zolang België blijft regulariseren zoals ze nu bezig is. Buiten de EU is het alom
bekend dat het regularisatiebeleid in België laks is. Zodra een zaak aandacht in de media krijgt,
bezwijkt de regering en wordt de illegale toestand geregulariseerd. De uitwijzing van Scott Manyo die
538 Richtlijn 2009/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot vaststelling van minimumnormen inzake sancties en maatregelen tegen werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, Pb. L 168/24-32 van 30 juni 2009. 539 X. “Sanctierichtlijn voor werkgevers van illegaal verblijvende derdelanders omgezet in Belgische wet”, T.Vreemd. 2013, afl. 2, 194. 540 Wet van 11 februari 2013 tot vaststelling van sancties en maatregelen voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, BS 22 februari 2013. 541 Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende een gemeenschappelijk beleid inzake illegale immigratie, COM/2001/0672, volledige tekst gepubliceerd op de website van Eur-Lex.
117
nu toch mag blijven om zijn studies af te maken, is daar het voorbeeld bij uitstek van.542 Ook personen
die plots in hongerstaking gaan, krijgen een verblijfsrecht van enkele maanden om hun medische
toestand terug normaal te krijgen.543 Regularisatie houdt in dat een illegale derdelander een
verblijfrecht krijgt in België. Men komt in aanmerking als men zich sinds maart 2009 op Belgisch
grondgebied bevindt en in een situatie verkeert van ofwel een ‘onredelijk lange procedure’, een
‘prangende humanitaire situatie’ of ‘duurzame lokale verankering’.544 Het stellen van zo’n ruim
geformuleerde criteria kan natuurlijk niet anders dan misbruik in de hand werken en heeft een massale
vervalsing van documenten tot gevolg gehad. Daarnaast hebben asielzoekers in België recht op een
bed, bad en brood. Het tekort aan opvangmogelijkheden in 2009, zorgde ervoor dat sommigen op
straat moesten slapen. Hiervoor werd Fedasil veroordeeld door een arbeidsrechtbank van Brussel:
Fedasil mocht een dwangsom ophoesten van 500 euro per dag/per asielzoeker die op straat moest
slapen.545 Hiervoor moest enkel een procedure opgestart worden met behulp van een pro-deoadvocaat
die door de burger wordt betaald. Een ander idee dat volgens de overheid soelaas moest bieden, was
het onderbrengen van illegalen in hotels. Alsook organiseert België tienjaarlijks een generaal pardon
en jaarlijks worden talrijke illegale derdelanders geregulariseerd via de humanitaire 9bis- en medische
9ter-procedure. “België is niet enkel hotel en OCMW, maar ook ziekenhuis van de wereld.”546 Zelfs
illegale criminelen kunnen geregulariseerd worden, indien de gepleegde feiten niet al te ernstig zijn.547
3.3.5. Conclusie
235. België werkt zichzelf in de miserie. Met haar laks regularisatiebeleid stuurt ze de verkeerde
signalen de wereld in, wat een aanzuigeffect creëert van illegale immigranten die hun weg naar België
vinden. Regularisatie had ooit de bedoeling een uitzonderingsprocedure te zijn, maar vandaag is het
een evenwaardig migratiekanaal geworden, zoals gezinshereniging, arbeidsmigratie, asiel- en
studiemigratie dat zijn. Het moet dringend verstrengd worden. Zolang dit beleid niet strenger wordt
afgedwongen, gaaan alle andere inspanningen met betrekking tot afdwinging zo goed als verloren.
542 C. LAGAST, ‘Verblijf Scott Manyo met jaar verlengd’, De Standaard, 26 juni 2013, http://www.standaard.be/cnt/dmf20130626_006 (consultatie 14 augustus 2013). 543 X., ‘Één jaar verblijfsvergunning voor hongerstakers’, Brussel Nieuws, 13 november 2007, http://www.brusselnieuws.be/artikel/e%C3%A9n-jaar-verblijfsvergunning-voor-hongerstakers (consultatie 15 augustus 2013). 544 T. FRANCKEN en S. SMEYERS, België, land zonder grens. Hoe moet het verder met ons asiel- en migratiebeleid?, Leuven, Davidsfonds Uitgeverij, 2012, 63-65. 545 Arbrb. Brussel, 27 mei 2010, AR 7 542/09. 546 T. FRANCKEN en S. SMEYERS, België, land zonder grens. Hoe moet het verder met ons asiel- en migratiebeleid?, Leuven, Davidsfonds Uitgeverij, 2012, 66. 547 T. FRANCKEN en S. SMEYERS, België, land zonder grens. Hoe moet het verder met ons asiel- en migratiebeleid?, Leuven, Davidsfonds Uitgeverij, 2012, 58-66.
118
CONCLUSIE
236. Één van de doelstellingen van het Europees migratiebeleid is het komen tot een evenwichtige
aanpak van de illegale immigratie. Een enorme bijdrage werd hiertoe geleverd door het
Schengenacquis op te nemen in het Verdrag betreffende de Europese Unie en het asiel- en
migratiebeleid te transfereren van de derde naar de eerste pijler. De effectieve opbouw van een
gemeenschappelijk grenzenbeleid kon beginnen en dankzij de besluitvormingsprocedure met
gekwalificeerde meerderheid was men niet langer gebonden aan de wil van iedere lidstaat.
237. De verscheidene organen en de informatie-uitwisselingssystemen zijn in het leven geroepen om
de afdwinging van het migratiebeleid te vergemakkelijken en te verbeteren. Hoe meer organen worden
ingezet om de samenwerking tussen de lidstaten te verbeteren en hoe meer systemen worden opgezet
om informatie tussen die lidstaten gemakkelijker uit te wisselen, hoe beter men zich zal kunnen
wapenen tegen het illegale immigratieprobleem. Men moet er steeds op toezien dat ieder orgaan en
ieder informatiesysteem op zich een individuele bijdrage blijft leveren. Dit is bijvoorbeeld niet het
geval bij de functie van ‘migratieambassadeur’. Het oprichten van informatiesystemen is kostelijk,
waardoor deze kosten beter worden uitgespaard als er reeds andere systemen dezelfde taken uitvoeren.
Met betrekking tot het EES en het RTP, kan men stellen dat hun taken nog door geen enkel ander
systeem worden uitgevoerd en dat ze sowieso een enorme bijdrage zullen leveren aan het bestrijden
van illegale immigratie. Maar het zou misschien nuttiger zijn om deze systemen op te nemen in een
reeds bestaand systeem, zoals bijvoorbeeld het SIS II. Zo kan men de kosten drukken, terwijl dezelfde
positieve bijdragen zullen geleverd worden.
238. Er worden enorm veel inspanningen geleverd met betrekking tot het versterken van de
buitengrenzen. Zowel de Schengengrenscode als de Visumcode hebben daaromtrent
gemeenschappelijk regelgeving opgesteld. Iedere lidstaat moet deze verordeningen naleven, zowel qua
methode als resultaat. Frontex en het Buitengrenzenfonds krijgen daarbij de taak de lidstaten die het
moeilijk hebben, hierbij te helpen. De uitwerking van een beter evaluatie- en toezichtmechanisme
zorgt voor transparantie. Zo krijgt men een beeld van de goede en minder goede uitvoerders van het
migratiebeleid en kan Frontex zich toeleggen op het ondersteunen van die lidstaten. Ook de
mogelijkheid om de binnengrenzen her in te voeren bij onrustwekkende omstandigheden, creëert een
veiliger gevoel. Lidstaten die een strikt beleid uitvoeren en zien hoe een andere lidstaat er niet in slaagt
illegalen tegen te houden, kunnen hun stem laten horen. In samenspraak met de Commissie en de
lidstaten kan dan besloten worden om de binnengrenzen van een bepaald land her in te voeren.
119
239. De oprichting van de Visumcode bezorgt de illegale immigranten een extra hindernis. Ze
worden nu reeds gescreend alvorens ze naar de Europese Unie komen. Bij die screening worden
risico’s afgewogen, er wordt nagegaan of men al dan niet de bedoeling heeft langer te blijven dan de
drie maanden die een visum C toelaat. De cijfers van visumweigering geven bovendien een beeld van
de nationaliteiten van derdelanders waarvoor men waakzaam moet zijn. Die derdelanders kunnen dan
naar de toekomst toe extra in het oog gehouden worden. Het visumbeleid op zich is onvolmaakt om
illegale immigratie te bestrijden. Daarom moet het samen met de andere voorwaarden die door de
Schengengrenscode wordt opgelegd, strikt worden toegepast.
240. Daarbovenop zijn instrumenten die voor een correcte afdwinging zorgen noodzakelijk. Het
algemene beginsel waarop het terugkeerbeleid steunt, wijst op het belang van een effectieve aanpak
van illegale immigratie: ‘Iedere lidstaat is verplicht een BGV af te leveren aan de personen die illegaal
op het grondgebied verblijven en zij moeten ook effectief van het grondgebied verwijderd worden’.
Duidelijker kan de boodschap niet zijn. De voorkeur gaat uit naar een vrijwillige terugkeer. In België
wordt vrijwillige terugkeer aangemoedigd door aan de illegalen een gratis vliegtuigticket en een soort
van terugkeerpremie aan te bieden. Dit leidt natuurlijk tot misbruik. Het voorbeeld bij uitstek zijn de
Brazilianen die er al te gretig gebruik van maken. Daarom zou het beter zijn dat België eerst een
onderzoek zou uitvoeren naar de achtergrond van de persoon die vrijwillig terugkeert. Indien men niet
de bedoeling had in België te blijven en kapitaalkrachtig is, kan men zelf de terugvlucht bekostigen en
ontvangt men beter geen premie.
241. Met betrekking tot de gedwongen terugkeer wordt vaak kritiek geuit. Bij de uitvoering ervan is
men niet humaan genoeg, luidt het. Mijn inziens blaast de media dit soms wat op. Zolang de lidstaten
de mensenrechten niet schenden en gewoon hun verplichting om illegalen die een BGV hebben
gekregen het land uit te zetten, kan er niet gezegd worden dat het beleid onhumaan is. Veel personen
zoals Scott Manyo proberen hun kans en geluk te vinden in België, dus bestaat de kans ook dat ze
terug moeten keren. De enige fout die de lidstaat hierbij begaat, is dat deze mensen meestal al
geïntegreerd zijn op het ogenblik dat ze worden teruggestuurd. Te lange procedures moeten dus
aangepakt worden, maar dit kan enkel en alleen als men zich kan focussen op het voeren van een
beleid en niet telkens op de vingers wordt getikt door de media. Mensen zoals Scott Manyo en
bijvoorbeeld de hongerstakers krijgen nu een verlenging van hun illegaal verblijf, maar zullen eenmaal
hun titel afloopt opnieuw moeten verwijderd worden. Met andere woorden, men moet zich opnieuw
met dezelfde zaak bezighouden. Het beleid wordt op die manier vertraagd en andere zaken stapelen
zich op. De media-aandacht creëert bovendien een soort van angst bij de uitvoerende macht. Het lijkt
alsof regeringsleden vrezen om bepaalde mensen uit te zetten omwille van de kritiek die erop zal
120
volgen. Daarbij is het frustrerend voor bijvoorbeeld politieagenten om te zien hoe weinig nut hun werk
heeft bij gedwongen uitzettingen. Eenmaal men moeilijkheden ondervindt, gaat men toch gewoon over
tot regularisatie.
242. België voorziet nog steeds in de mogelijkheid dat kinderen, bij het wachten op verwijdering van
het grondgebied, van hun vrijheid kunnen beroofd worden. Dit is het geval wanneer de ouders niet
meewerken en zich niet houden aan de regels die gelden voor terugkeerwoningen. België blijft op dit
gebied te kort schieten en moet in overeenstemming komen met het EVRM.
243. De aanpak van mensensmokkelaars, vervoerders en werkgevers is van groot belang. Zelfs
indien men hier voor in ruil enkele verblijfstitels dient toe te kennen aan illegale immigranten die
meewerken met de nationale overheden. Het zijn namelijk de mensensmokkelaars, de vervoerders en
de werkgevers die de oorzaak vormen van een groot deel van het illegale immigratieprobleem. Ze
houden de verhalen over het Westen in stand en overhalen heel wat mensen naar hier te komen en
alles in hun land van herkomst achter te laten. Door hen te sanctioneren en dit voornamelijk op
financieel gebied, kan men deze praktijken een halt toeroepen. Naar de toekomst toe zal het dan ook
noodzakelijk zijn de bestraffing verder uit te bouwen en ze ook te verzwaren. Het opstellen van
ontradingscampagnes kan daarbij ook helpen. De vraag is natuurlijk in welke mate ze effectief effect
hebben. Kan men jongeren op een muziekfestival overtuigen van het feit dat België geen paradijs op
aarde is? Het voeren van deze campagnes is natuurlijk een goed initiatief, maar het is moeilijk te
meten in welke mate ze bijdragen tot de beperking van het illegale immigratieprobleem. Het voeren
van deze campagnes door ter plaatse de boodschap te gaan overbrengen, kost natuurlijk ook geld. Of
de voordelen opwegen tegen de kosten die gemaakt worden, blijft moeilijk om na te gaan.
244. Regularisatiecampagnes zoals ze gehouden worden in België geven de indruk naar de
buitenwereld dat illegaliteit wordt beloond in België. Zo lang je blijft volhouden, een negatieve
beslissing naast je neer laat liggen, een BGV niet opvolgt en hier dus gewoon lang genoeg illegaal
woont, krijgt je uiteindelijk wel een verblijfsrecht toegewezen. België kan niet anders dan zijn laks
regularisatiebeleid verstrengen, opdat ook andere afdwingingsmaatregelen hun nut kunnen bewijzen.
Zelfs de autoriteiten van de Balkanlanden wijzen ons op het feit dat ontradingscampagnes weinig nut
hebben, zolang men de poorten laat openstaan. Zo blijft het dweilen met de kraan open.
245. Algemeen kunnen we dus stellen dat het Europees migratiebeleid voorziet in voldoende
initiatieven om illegale immigratie te bestrijden. Nu is het aan de lidstaten om de regelgeving verder
correct en strikt uit te voeren en daar wringt het schoentje. Het invoeren van nieuwe bepalingen of
bestaande bepalingen op EU-niveau harmoniseren heeft pas zin als de bestaande regelingen met de
121
nodige vastbeslotenheid en standvastigheid worden nageleefd. Alle lidstaten dienen de
gemeenschappelijke bepalingen daadwerkelijk toe te passen. Het systeem is slechts zo sterk als de
zwakste schakel. Het lakse regularisatiebeleid van België is hier het perfecte voorbeeld van. Zolang
men een beeld van nalatigheid en mogelijkheid tot misbruik de wereld instuurt, zal het systeem falen.
De cijfers met betrekking tot de illegale immigranten in België drukken ons met de neus op de feiten.
Er is nog werk aan de winkel. De theorie zit goed, maar de uitvoering van de lidstaten hinkt achterop.
De voortdurende uitbreiding van de Europese Unie staat daarbij een goed werkend migratiebeleid in
de weg en helpt ons allesbehalve vooruit.
246. Immigranten zullen zich steeds illegaal proberen te vestigen in de EU met valse of zonder
papieren. Ze wagen hun kans op een beter leven en hopen dit hier te vinden, wat begrijpbaar is.
Daarom is het belangrijk ervoor te zorgen dat de mogelijkheden daartoe beperkt worden. Illegale
immigratie moet dus verder ontmoedigd worden en dit kan enkel door streng en consequent op te
treden naar de buitenwereld toe.
122
FIGUREN EN TABELLEN
Figuur 1: Kopie van een bestaand Schengenvisum, verkregen op de Belgische ambassade te Parijs
Figuur 2: Overzicht van visumvrije en visumplichtige landen
(FRONTEX, ‘Annual Risk Analysis 2013’, Warschau, april 2013, 16, www.frontex.europa.eu.
(consultatie 15 juli 2013).)
123
Figuur 3: Posten die hoofdzakelijk te maken krijgen met illegale grensoverschrijdingen
(FRONTEX, ‘Annual Risk Analysis 2013’, Warschau, april 2013, 15, www.frontex.europa.eu.
(consultatie 15 juli 2013).)
Figuur 4: Overzicht van de belangrijkste illegale migratieroutes
(FRONTEX, ‘Annual Risk Analysis 2013’, Warschau, april 2013, 22, www.frontex.europa.eu.
(consultatie 15 juli 2013).)
124
Tabel 1: Supra 67, nr. 149
Tabel 2: Verhoging van het aantal verstrekte visa aan Rusland in 2010 en 2011
(FRONTEX, ‘Annual Risk Analysis 2013’, Warschau, april 2013, 18, www.frontex.europa.eu.
(consultatie 15 juli 2013).)
Lidstaat
Derde land
2010
2011
% van het totaal
Finland
Russische Federatie
952 056
1 182 876
8.8%
Spanje
Russische Federatie
461 367
699 815
5.2%
Italië
Russische Federatie
456 209
579 492
4.3%
Griekenland
Russische Federatie
374 558
513 223
3.8%
Bulgarije
Russische Federatie
315 948
393 816
2.9%
Duitsland
Russische Federatie
350 002
375 103
2.8%
Polen
Oekraïne
302 266
369 893
2.7%
Frankrijk
Russische Federatie
295 421
339 253
2.5%
Tsjechië
Russische Federatie
267 266
339 083
2.5%
Polen
Wit-Rusland
148 891
244 037
1.8%
Frankrijk
China
198 898
237 679
1.8%
Italië
China
151 547
230 166
1.7%
Polen
Russische Federatie
155 846
210 926
1.6%
Duitsland
China
184 374
208 287
1.5%
Bulgarije
Oekraïne
102 505
157 162
1.2%
Frankrijk
Algerije
125 934
154 180
1.1%
Frankrijk
Marokko
136 575
147 884
1.1%
Litouwen
Russische Federatie
120 464
147 760
1.1%
Litouwen
Wit-Rusland
106 451
144 328
1.1%
Duitsland
Turkije
124 130
141 114
1.0%
Andere
Andere
6 512 053
6 694 173
50%
Totaal
11 842 761
13 510 250
100%
125
BIBLIOGRAFIE
1. AKTEN VAN DE INSTELLINGEN VAN DE UNIE
Akkoord van 14 juni 1985 tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, van
de Bondsrepubliek Duitsland en van de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van
de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, Pb. L 239/13-18 van 22 september 2000.
Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985 tussen de
regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de
Franse Republiek, betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke
grenzen, Pb. L 239/22 van 22 september 2000.
Overeenkomst van Dublin van 15 juni 1990 betreffende de vaststelling van de
staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij een van de lidstaten van
de Europese Gemeenschappen wordt, Pb. L 254/1-12 van 19 augustus 1997.
Verdrag betreffende de Europese Unie van 7 februari 1992, Pb. C 83/13-45 van 30 maart 2010.
Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform
visummodel, Pb. L 164/1 van 14 juli 1995.
Gemeenschappelijk Actie 96/602/JAI van 14 oktober 1996, Pb. L 19/268 van oktober 1996.
Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998 betreffende de oprichting van een
Permanent Comité voor de evaluatie en implementatie van Schengen, COM/98/26, tekst gepubliceerd
op de website van het Europees Parlement.
Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van
Eurodac voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van
de Overeenkomst van Dublin, Pb. L 316/1-2 van 15 december 2000.
Verdrag van Nice houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen
tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten van 26 februari
2001, Pb. L 80 van 10 maart 2001.
Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde
landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van
een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, Pb. L
81/1 van 21 maart 2001.
126
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende een
gemeenschappelijk beleid inzake illegale immigratie, COM/2001/0672, volledige tekst gepubliceerd
op de website van Eur-Lex.
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de ontwikkeling
van het Schengen Informatiesysteem II van 18 december 2001, COM/2001/720, volledige tekst
gepubliceerd op de website van Eur-Lex.
Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad van 18 februari 2002 betreffende de invoering van een
uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt
afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt
erkend, Pb. L 53/4 van 23 februari 2002.
Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de
opvang van asielzoekers in de lidstaten, Pb. L 6 februari 2003, afl. 31, 18.
Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad van 19 februari 2004 betreffende de oprichting van een
netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen, Pb. L 64/1-4 van 2 maart 2004.
Besluit 2005/358/EG van de Raad van 26 april 2005 tot vaststelling van de vestigingsplaats van het
Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de
lidstaten van de Europese Unie, Pb. L 114 van 4 mei 2005.
Richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor
samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het
slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie, Pb. L 261/19 van 6
augustus 2004.
Beschikking van de Raad inzake het organiseren van gezamenlijke vluchten voor de verwijdering van
onderdanen van derde landen tegen wie individuele verwijderingsmaatregelen zijn genomen van het
grondgebied van twee of meer lidstaten van 29 april 2004, Pb. L 261/28-35, van 6 augustus 2004.
Beschikking 2004/512/EG van de Raad van 8 juni 2004 betreffende het opzetten van het
Visuminformatiesysteem, Pb. L 213 van 15 juni 2004.
Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees
agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten
van de Europese Unie, Pb. L 349 van 25 november 2004.
127
Het Haags programma van 5 november 2004 houdende de versterking van de ruimte van vrijheid,
veiligheid en recht in de Europese Unie, Pb. C 53 van 3 maart 2005.
EUROPESE COMMISSIE, “Schengen: from SIS tot SIS II”, persbericht, MEMO/05/188, Brussel, 1 juni
2005.
Actieplan van de Raad en de Europese Commissie ter uitvoering van het Haags Programma houdende
de versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie, Pb. C 198 van 12
augustus 2005.
Mededeling van de Europese Commissie betreffende ‘Het Haags programma: tien prioriteiten voor de
komende vijf jaar. Het partnerschap voor Europese vernieuwing op het gebied van vrijheid, veiligheid
en recht’, Pb. C 236 van 24 september 2005.
Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de
procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus, Pb. L 13
december 2005, afl. 326, 13.
Verordening nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling
van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen, Pb. L 105/6
van 13 april 2006.
Beschikking 2006/440/EG van de Raad van 1 juni 2006 houdende wijziging van bijlage 12 bij de
Gemeenschappelijke Visuminstructies en van bijlage 14 a bij het Gemeenschappelijk Handboek met
betrekking tot de legesrechten ter dekking van de administratieve kosten van de behandeling van
visumaanvragen, Pb. L 175/77-80 van 29 juni 2006.
Mededeling van de Europese Commissie betreffende ‘de versterking van het beheer van de zuidelijke
maritieme grenzen van de Europese Unie’, Pb. C 733/2-3 van 30 november 2006.
EUROPESE COMMISSIE, Europa antwoordt – 101 vragen over Europa, Bureau voor officiële
publicaties der Europese Gemeenschappen, Luxemburg, 2006, 37,
http://www.europeesparlement.nl/ressource/static/files/pdf/101vragen.pdf (consultatie 2 maart 2013).
Mededeling van de Europese Commissie inzake de beleidsprioriteiten bij de bestrijding van illegale
immigratie van onderdanen van derde landen, COM/2006/402, volledig tekst gepuliceerd op de
website van Eur-Lex.
128
Beschikking nr. 574/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling
van het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma
‘Solidariteit en beheer van de migratiestromen’, Pb. L 144/22-23 van 6 juni 2007.
Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot instelling
van een mechanisme voor de oprichting van snelle-grensinterventieteams en tot wijziging van
Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad wat betreft dat mechanisme en de regeling van de taken
en bevoegdheden van uitgezonden functionarissen, Pb. L 199/30 van 31 juli 2007.
Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot
oprichting van de Europese Gemeenschap van 13 december 2007, Pb. C 306/16-22 van 17 december
2007.
Protocol 19 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte
van vrijheid, veiligheid en recht dat is opgenomen in het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie van 13 december 2007, Pb. C 326 van 26 oktober 2012.
Protocol 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte
van vrijheid, veiligheid en recht dat is opgenomen in het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie van 13 december 2007, Pb. C 326 van 26 oktober 2012.
Protocol 22 betreffende de positie van Denemarken dat is opgenomen in het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie van 13 december 2007, Pb. C 115/299-303 van 9 mei 2008.
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en
Sociaal Comité van de regio’s betreffende het verslag over de evaluatie en de toekomstige
ontwikkeling van het Frontex-agentschap van 13 februari 2008, COM/2008/67, volledige tekst
gepubliceerd op de website van Eur-Lex.
Mededeling van de Commissie en het Europees Parlement aan de Raad, het Europees Economisch en
Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende onderzoek naar de mogelijkheden tot
instelling van een Europees grensbewakingssysteem (Eurosur) van 13 februari 2008, COM/2008/68,
volledige tekst beschikbaar op de website van Eur-Lex.
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en
Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende de voorbereiding van de volgende stappen
in het grensbeheer in de Europese Unie van 13 februari 2008, COM/2008/69, volledige tekst
gepubliceerd op de website van Eur-Lex.
129
Beschikking 2008/381/EG van de Raad van 14 mei 2008 betreffende het opzetten van een Europees
migratienetwerk, Pb. L 131/7-12 van 21 mei 2008.
Mededeling van de Europese Commissie betreffende een ‘Verslag over de uitvoering van het Haags
programma’, Pb. L 373/5-7 van 2 juni 2008.
Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende
het Visuminformatiesysteem en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van
visa voor kort verblijf, Pb. L 218/63 van 13 augustus 2008.
Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 1 augustus 2008 betreffende
de ontwikkeling van het Europees Migratienetwerk, COM/2012/427,
http://www.emnbelgium.be/sites/default/files/attachments/com_2012_427_final_0.pdf
EUROPESE RAAD , ‘Conclusies van het voorzitterschap’, document 14 368/08, Brussel, 15 en 16
oktober 2008, http://www.consilium.europa.eu/ueDocs/cms_Data/docs/pressData/nl/ec/103444.pdf
(consultatie 14 juli 2013).
Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over
gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde
landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, Pb. L 348/98 van 24 december 2008.
Mededeling van de Europese Commissie van 10 juni 2009 betreffende ‘Justitie, vrijheid en veiligheid
in Europa sedert 2005: een evaluatie van het Haags programma en het actieplan’, niet in het Pb. C
verschenen.
Richtlijn 2009/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot vaststelling van
minimumnormen inzake sancties en maatregelen tegen werkgevers van illegaal verblijvende
onderdanen van derde landen, Pb. L 168/24-32 van 30 juni 2009.
Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot
vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode, Pb. L 243/15 van 15 september 2009.
Het Programma van Stockholm van 11 december 2009 houdende een open en veilig Europa ten
dienste en ter bescherming van de burger, Pb. C 115 van 4 mei 2010.
Mededeling van de Europese Commissie van 20 april 2010 betreffende een ruimte van vrijheid,
veiligheid en recht voor de burgers van Europa. Actieplan ter uitvoering van het programma van
Stockholm, niet in het Pb. C verschenen.
130
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling van
een evaluatiemechanisme voor de controle van de toepassing van het Schengenacquis,
COM/2010/0624, volledige tekst beschikbaar op de website van Eur-Lex.
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de evaluatie van
de EU overnameovereenkomsten van 23 februari 2011, COM/2011/0076, volledige tekst gepubliceerd
op de website van Eur-Lex.
EUROPESE COMMISSIE, “Frontex and the RABIT operation at the Greek-Turkish border”, persbericht
MEMO/11/130, Brussel, 2 maart 2011.
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, “Strengthening the European external borders agency Frontex -
Political Agreement between the Council and Parliament”, document 11916/11, presse 192, Brussel,
23 juni 2011, http://www.statewatch.org/news/2011/jun/eu-council-frontex-prel.pdf. (consultatie 25
juli 2013).
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, “Council and the European Parliament reach a provisional agreement
on the Eurosur system”, document 10317/13, presse 226, Brussel, 23 juni 2011,
http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/jha/137471.pdf (consultatie 26
mei 2013).
Voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees
Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de
overschrijding van de grenzen door personen, COM/2011/0242, Brussel, 16 september 2011.
Uitvoeringsbesluit 2011/636/EU van de Commissie van 21 september 2011 tot vaststelling van de
datum waarop de werkzaamheden van het Visuminformatiesysteem in een eerste regio beginnen, Pb.
L 249/18-19 van 27 september 2011.
Verslag Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 22 en 23 september 2011 te Brussel (consultatie
Belgische Ambassade te Parijs).
Resolutie van het Europees Parlement van 13 oktober 2011 over de toetreding van Bulgarije en
Roemenië tot Schengen, Pb. C 94 E/13-14 van 3 april 2013.
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011
betreffende Smart borders – options ant the way ahead, COM/2011/680, 7, volledige tekst beschikbaar
op de website van Eur-Lex.
131
Verslag Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 27 en 28 oktober 2011 te Luxemburg (consultatie
Belgische Ambassade te Parijs).
Verslag Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 13 en 14 december 2011 te Brussel (consultatie
Belgische Ambassade te Parijs).
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en
Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende ‘De toepassing van de criteria voor de
verdeling van de middelen over de lidstaten in het kader van het Buitengrenzenfonds, het Europees
Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen en het Europees Terugkeerfonds’,
COM/2011/0448, volledige tekst gepubliceerd op de website van Eur-Lex.
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Europees
grensbewakingssysteem (Eurosur), COM/2011/0873, volledige tekst beschikbaar op de website van
Eur-Lex.
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, “Frontex Programme of Work 2012”, document 6514/12, front 21,
comix 95, Brussel, 22 februari 2012,
http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/12/st06/st06514.en12.pdf. (consultatie 25 juli 2013).
Uitvoeringsbesluit 2012/233/EU van de Commissie van 27 april 2012 tot vaststelling van de datum
waarop de werkzaamheden van het Visuminformatiesysteem in een tweede regio beginnen, Pb. L
117/9-10 van 1 mei 2012.
EUROPESE COMMISSIE, “Commissie verricht eerste check-up van Schengen”, persbericht, IP/12/481,
Brussel, 16 mei 2012.
Verslag Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 7 en 8 juni 2012 te Luxemburg (consultatie
Belgische Ambassade te Parijs).
Verslag van de Commissie aan het Europees parlement en de Raad van 28 augustus 2012 inzake ‘het
derde verslag over de controle na de visumliberalisering voor de landen van de westelijke Balkan
overeenkomstig de verklaring van de Commissie van 8 november 2010’, COM/2012/0472, volledige
tekst gepubliceerd op de website van The platform for EU Interparliamentary Exchange.
132
Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad van 20 september 2012 tot
wijziging van Beschikking nr. 574/2007/EG om het cofinancieringspercentage van het
Buitengrenzenfonds te verhogen voor bepaalde lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of
dreigen te ondervinden op het gebied van hun financiële stabiliteit, COM/2012/0253, volledige tekst
gepubliceerd op de website van Eur-Lex.
Uitvoeringsbesluit 2012/512/EU van de Commissie van 21 september 2012 tot vaststelling van de
datum waarop de werkzaamheden van het Visuminformatiesysteem in een derde regio beginnen, Pb. L
256/21-22 van 22 september 2012.
EUROPESE COMMISSIE, “Beoordeling van de instrumenten voor rechtshandhaving: geen nieuwe
gegevensbanken op EU-niveau nodig”, persbericht, IP/12/1330, Brussel, 7 december 2012.
EUROPESE COMMISSIE, “Commissaris Malmström presenteert actieplan over visumliberalisering met
Georgië”, persbericht, IP/13/156, Brussel, 25 februari 2013.
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een
programma voor geregistreerde reizigers van 28 februari 2013, COM/2013/97, volledige tekst
beschikbaar op de website van Eur-Lex.
Uitvoeringsbesluit 2013/122/EU van de Commissie van 7 maart 2013 tot vaststelling van de datum
waarop de werkzaamheden van het Visuminformatiesysteem in een vierde en vijfde regio beginnen,
Pb. L 65/35-36 van 8 maart 2013.
Verslag Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 7 en 8 maart 2013 te Brussel (consultatie Belgische
Ambassade te Parijs).
EUROPESE COMMISSIE, “Europol: Spil bij samenwerking en opleiding op het gebied van
rechtshandhaving in de EU”, persbericht, IP/13/284, Brussel, 27 maart 2013.
EUROPEES PARLEMENT, ‘EU must be enabled to enforce visa reciprocity, say Civil Liberties MEPs’, 8
april 2013, http://www.europarl.europa.eu/news/en/pressroom/content/20130408IPR07104/html/EU-
must-be-enabled-to-enforce-visa-reciprocity-say-Civil-Liberties-MEPs (consultatie 12 april 2013).
EUROPESE COMMISSIE, “Questions and Answers: Schengen Information System”, persbericht,
MEMO/13/309, 9 april 2013.
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, “Council and the European Parliament reach a provisional agreement
on the Schengen Governance legislative package”, document 10239/13, presse 221, Brussel, 30 mei
133
2013, http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/jha/137348.pdf.
(consultative 29 juli 2013).
Verslag van de Commissie aan het Europees parlement en de Raad van 31 mei 2013 inzake het derde
halfjaarlijks verslag over het functioneren van het Schengengebied van 1 november 2012 tot en met 30
april 2013, COM/2013/0326, volledige tekst gepubliceerd op de website van de Europese Commissie.
Verslag van 10 juni 2013 over het ontwerp van verordening van de Raad over de instelling van een
evaluatiemechanisme om de toepassing van het Schengenacquis te controleren, 10273/13 – C7-
0160/2013 – 2010/0312, tekst gepubliceerd op de website van het Europees Parlement.
EUROPEES PARLEMENT, Position of the European Parliament, COD/2011/0051, 12 juni 2013,
http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-
%2F%2FEP%2F%2FNONSGML%2BTC%2BP7-TC1-COD-2011-
0051%2B0%2BDOC%2BPDF%2BV0%2F%2FEN (consultatie 28 juli 2013).
EUROPESE COMMISSIE, “Eurosur: New tools to save migrants’lives at sea and fight cross-border
crime”, persbericht, MEMO/13/578, Brussel, 19 juni 2013.
Verslag van een schriftelijk overleg van 14 juli 2013 inzake tijdelijke herinvoering van grenstoezicht
aan de binnengrenzen - EU-voorstellen inzake het Evaluatie- en toezichtmechanisme Schengen,
COM/2011/559, en het Noodmechanisme herinvoering binnengrenstoezicht Schengen,
COM/2011/560, http://www.parlementairemonitor.nl/9353000/1/j9vvij5epmj1ey0/vivwkabf66zr
(consultatie 28 juli 2013).
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een inreis-
uitreissysteem voor de registratie van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van de
Europese Unie overschrijden, COM/2013/095, volledige tekst beschikbaar op de website van Eur-Lex.
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en
Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s tot vaststelling van een Europees opleidingsprogramma
voor rechtshandhaving, COM/2013/0172, volledige tekst gepubliceerd op de website van Eur-Lex.
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Agentschap
van de Europese Unie voor samenwerking en opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Europol)
en tot intrekking van Besluiten 2009/371/JBZ en 2005/681/JBZ, COM/2013/173, volledige tekst
gepubliceerd op de website van Eur-Lex.
134
Gezamenlijke mededeling aan het Europees parlement, de Europese raad, het Europees economisch en
sociaal comité en het comité van de regio’s betreffende ‘het Oostelijk partnerschap: een routekaart
voor de top in het najaar van 2013’, volledige tekst gepubliceerd op de website van Eur-Lex,
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=JOIN:2012:0013:FIN:NL:HTML.
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement tot vaststelling van een
kaderprogramma voor solidariteit en beheer van de migratiestromen voor de periode 2007/2013,
COM/2005/123, volledige tekst beschikbaar op de website van Eur-Lex.
2. RECHTSPRAAK
HvJ, 30 mei 1991, C-68/89, Commissie/Nederland, Jur. 1991, I-2637.
EHRM, 5 februari 2002, nr. 51 564/99, Conka/België.
HvJ, 25 juli 2002, C-459/99, VZW Beweging tegen Rassenhaat, Antisemitisme en Xenofobie
(BRAX)/Belgische staat, Jur. 2002, I-6630.
HvJ, 17 februari 2005, C-215/03, Salah Oulane/Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, Jur.
2005, I-1245.
HvJ, 31 januari 2006, C-503/03, Commissie van de Europese Gemeenschappen/Koninkrijk Spanje,
Jur. 2006, I-1097.
HvJ, 3 oktober 2006, C-241/05, Nicolae Bot/Préfet du Val-de Marne, Jur. 2006, I-9627.
EHRM, 12 oktober 2006, nr. 13 178/03, Mubilanzila Mayeka en Kaniki Mitunga/België.
HvJ, 22 oktober 2009, C-261/08 en C-348/08, Garcia en Cabrera/Delegado del Gobierno en la Région
de Murcia, Jur. 2009, I-10143.
HvJ, 26 oktober 2010, C-482/08, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland/Raad
van de Europese Unie, Pb. C 346/09 van 18 december 2010.
EHRM, 21 januari 2011, nr. 30 696/09, M.S.S./België en Griekenland.
HvJ, 28 april 2011, nr. C-61/11, PPU/Hassen El Dridi (niet gepubliceerd in de jurisprudentie).
EHRM, 28 juni 2011, nrs. 8 319/07 en 11 449/07, Sufi en Elmi/Verenigd Koninkrijk.
EHRM, 23 februari 2012, nr. 27 765/09, Hirsi Jamaa en anderen/Italië.
135
EHRM, 2 oktober 2012, nr. 1 948/04, Singh en anderen/België.
3. NATIONALE AKTEN
BWHI 8 augustus 1980, BS 15 augustus 1980, 9 434.
Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de
verwijdering van vreemdelingen, BS 31 december 1980.
Koninklijk Besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de
vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, BS 27 oktober 1981.
Omzendbrief 1 juli 1994 betreffende de afgifte van verblijfs- en arbeidsvergunningen aan
vreemdelingen, slachtoffers van mensenhandel, BS 7 juli 1994.
Richtlijnen 13 januari 1997 aan de Dienst Vreemdelingenzaken, parketten, politiediensten, inspectie
van de sociale wetten en de sociale inspectie omtrent de bijstand aan slachtoffers van mensenhandel,
BS 21 februari 1997, gewijzigd op 17 april 2003, BS 27 mei 2003.
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL, ‘Brief aan de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
inzake nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie’,
Parlementaire Monitor, nr. KST221121238, 18 oktober 2011,
http://www.parlementairemonitor.nl/9353000/1/j9vvij5epmj1ey0/vitohg38qcn4 (consultatie 25 juli
2013).
Wet 12 januari 2012 tot wijziging van de Vreemdelingenwet, BS 17 februari 2012.
KB van 20 september 2012 tot wijziging van het KB van 14 januari 1993 tot bepaling van de nadere
regels voor de terugbetaling van de kosten van huisvesting, verblijf en gezondheidszorgen bedoeld in
artikel 74/4, § 3-4, van de Vreemdelingenwet, van het KB van 8 oktober 1981 betreffende de toegang
tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, BS 1 oktober
2012.
Wet van 11 februari 2013 tot vaststelling van sancties en maatregelen voor werkgevers van illegaal
verblijvende onderdanen van derde landen, BS 22 februari 2013.
F. TEEVEN, ‘Rapport 'Migration and Asylum' en Grieks Nationaal Actieplan’, Ministerie van
Veiligheid en Justitie, Den Haag, 10 april 2013, http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-
publicaties/kamerstukken/2013/04/12/rapport-migration-and-asylum-en-grieks-nationaal-
actieplan.html (consultatie 28 juli 2013).
136
KB van 5 juni 2013 tot toekenning van subsidies door het Europees Terugkeerfonds als onderdeel van
het algemeen programma “Solidariteit en beheer van de migratiestromen”. Jaarprogramma 2012, BS
24 juni 2013.
4. NATIONALE RECHTSPRAAK
Rb. Brussel, 15 april 1993, RDE 1993, 344-348.
GwH, 24 september 2003, nr. 125/2003, RW 2003-2004, 1337-1343.
Arbrb. Brussel, 27 mei 2010, AR 7 542/09.
RvV, 20 september 2010, nr. 48259.
Rb. Brussel, 31 maart 2011, T.Vreemd. 2012, afl. 3, 229.
KI Brussel, 9 maart 2012 (X., “Uitwijzing met vrijheidsberoving die geen rekening houdt met ernstige
ziekte is onregelmatig”, T.Vreemd. 2012, afl. 3, 241.)
5. BOEKEN
BAY LARSEN, L., ‘Schengen, the Third Pillar and Nordic Cooperation’, in DEN BOER, M., The
Implementation of Schengen: First the Widening, Now the Deepening, Maastricht, European Institute
of Public Administration, 1997, 17-23.
BORGERS, M., ‘Functions and Aims of Harmonisation after the Lisbon Treaty. A European
perspective’, in FIJNAUT, C. en OUWERKERK, J., The future of Police and Judicial Cooperation in the
European Union, Leiden, Koninklijke Brill, 2010, 247-355.
BURGESS, J. en GUTWIRTH, S., A Threat Against Europe?: Security, Migration and Integration,
Brussel, VUBPRESS, 2011, 134-137.
CLEMENT, J. en VAN DE PUTTE, M., Burgerschap, inburgering, migratie: De bevoegdheidsverdeling
inzake vreemdelingen en allochtonen, s.l., Larcier, 2007, 27-36.
COMMISSION EUROPEENNE en RESEAU EUROPEEN DES MIGRATIONS, Glossaire 2.0 sur l’asile et les
migrations. Un outil pour une meilleure comparabilité, Luxembourg, Office des publications de
l’Union Européenne, 2012, 217p.
COOLS, M., DE RUYVER, B., et. Al., EU and International Crime Control: Topical Issues. Governance
of Security Research Paper Series, Volume 4, Antwerpen, Maklu, 2010, 26-27.
137
DEBERSAQUES, G. en DE BOCK, F., Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen, Brussel, Faculteit Recht en Criminologie VUB, 2007, 3-6.
DEBERSAQUES, G., (2011-2012). Vreemdelingenrecht. Cursus. Brussel, Vrije Universiteit Brussel.
DEN BOER, M., ‘The incorporation of Schengen into the TEU: a bridge to far?’, in MONAR, J. en
WESSELS, W., The European Union after the Treaty of Amsterdam, New York, 2001, 296-318.
DEN BOER, M., ‘Travel Notes on a Bumpy Journey from Schengen via Maastricht to Amsterdam’, in
DEN BOER, M., The Implementation of Schengen: First the Widening, Now the Deepening, Maastricht,
European Institute of Public Administration, 1997, 147-154.
DUEZ, D., L’Union européenne et l’immigration clandestine : de la sécurité intérieure à la
construction de la communauté politique, Brussel, Éditions de l’Université de Bruxelles, 2008, 123-
125.
FRANCKEN, T. en SMEYERS, S., België, land zonder grens. Hoe moet het verder met ons asiel- en
migratiebeleid?, Leuven, Davidsfonds Uitgeverij, 2012, 127p.
GOODWIN-GILL , G. en MCADAM , J., The Refugee in International Law, Oxford, Oxford University
Press, 2007, 786p.
GUILD , E., ‘Danger – Borders under construction: assessing the first five years of border policy in an
area of freedom, security and justice’ in DE ZWAAN , J. en GOUDAPPEL, F., Freedom, Security and
Justice in the European Union: Implementation of the Hague Programme, Den Haag, Asser Press,
2006, 52-55.
HAYES, B. en Vermeulen, M., Borderline: The EU’s New Border Surveillance Initiatives. Assessing
the Costs and Fundamental Rights Implications of EUROSUR and the ‘Smart Borders’ Proposals,
Berlijn, Heinrich Böll Foundation, 2012, 82p.
JUDO, F. en GEUDENS, G., Burgerschap, inburgering, migratie, Gent, Larcier, 2007, 122.
MARESCEAU, M. (2009-2010). Europees recht. Cursus. Gent, Universiteit Gent.
MONAR, J., ‘Justice and home affairs after Amsterdam: the Treaty reforms and the challenge of their
implementation’, in MONAR, J. en WESSELS, W. The European Union after the Treaty of Amsterdam,
New York, 2001, 267-295.
138
MONAR, J., ‘The integration of Police and Judicial Cooperation in Criminal Matters into EU External
Relations. Achievements and problems’ in FIJNAUT, C. en OUWERKERK, J., The future of Police and
Judicial Cooperation in the European Union, Leiden, Koninklijke Brill, 2010, 65-69.
MOREHOUSE, C. en BLOMFIELD, M., Irregular migration in Europe, Washington D.C., Migration
Policy Institue, 2011, 4.
MUYLLE , G. en DE BOCK, J., ‘De Europese Unie als ruimte van vrijheid, veiligheid en
rechtvaardigheid: het algemene kader’, in FOBLETS, M-C., MEEUSEN, J. en VANHEULE, D., Migratie-
en migrantenrecht 11, Brugge, Die Keure, 2006, 9
NANZ, K-P., ‘Free Movement of Persons according to the Schengen Convention and in the Framework
of the European Union’, in PAULY , A., De Schengen à Maastricht: voie royale et course d’obstacles,
Maastricht, European Institute of Public Administration, 1996, 61-79.
NICOLL, W. en SALMON , T., ‘The reformed version of cooperation in justice and home affairs’, in
NICOLL, W. en SALMON , T., Understanding the European Union, Harlow, Pears Education Limited,
2001, 385-402.
NILSSON, H., ‘Proliferation or concentration of the actors in the JHA area?’ in DE KERCHOVE, G. en
WEYEMBERGH, A., L’espace penal européen: enjeux et perspectives, Bruxelles, Editions de
l’Université de Bruxelles, 2002, 63-79.
O’KEEFFE, D., ‘Non-Accession to the Schengen Convention: The Cases of the United Kingdom and
Ireland’, in PAULY , A., Schengen en panne, Maastricht, European institute of Public Administration,
1994, 145-153.
O’KEEFFE, D., ‘The Schengen Convention: A suitable model for European integration’, in A. BARAV ,
WYATT, D. en WYATT, J., Yearbook of European Law, Oxford, Clarendon Press, 1992, 185-219.
OLIVEIRA , C., ABRANCHES, M. en HEALY , C., Handbook on how to implement a one-stop-shop,
Lisbon, António Coelho Dias, 2009, 96p.
PAPAGIANNI , G., Immigration and asylum law and policy in Europe: Institutional and Policy
Dynamics of EU, Leiden, Koninklijke Brill, 2006, 188-189.
PARKIN , J., EU Home Affairs Agencies and the Construction of EU Internal Security. No.
53/December 2012, CEPS paper, Liberty and Security in Europe, 2012, 43p.
PEERS, S., EU Justice and Home Affairs Law, Essex, Pearson Education Limited, 2000, 16-20.
139
SCHUTTE, J., ‘The European Market of 1993: A test for a regional model of supranational criminal
justice or of inter-regional cooperation?’, in ESER, A. en LAGODNY, O., Principles and Procedures for
a New Transnational Criminal Law, Freiburg, 1992, 387-413.
SCHUTTE, J., ‘The Incorporation of the Schengen Acquis in the European Union’, in CULLEN, P. en
GILMORE, W., Crime Sans Frontières: International and European Legal Approaches, Edinburgh,
1998, 124-132.
UCARER, E., ‘Cooperation on justice and home affairs matters’, in CRAM, L., DINAN , D. en NUGENT,
N., Developments in the European Union, Houndmills, Macmillan, 1999, 247-9-265.
VERMEULEN, G., ‘Mutual legal assistance in Schengen and the EU: An update’, in M. DEN BOER,
Schengen Still Going Strong: Evaluation and Update, Maastricht, European Institute of Public
Administration, 2000, 51-69.
VERMEULEN, G., ‘Where do we currently stand with harmonisation in Europe’, in A. KLIP and H.
VANDER WILT, Harmonisation and harmonising measures in criminal law, verhandeling Koninklijke
Nederlandse Akademie van Wetenschappen afdeling Letterkunde, Amsterdam, 2002, 1-10.
XANTHAKI , H., ‘Cooperation on justice and home affairs’, in J. GOWER, The European Union
Handbook, London, Fitzroy Dearborn Publishers, 2002, 234-242.
6. TIJDSCHRIFTEN
BOLTEN, J., “From Schengen to Dublin: The new frontiers of refugee law”, NJB 1991, 170.
BUANI , C., “ L’avenir de l’Europe : La Turquie, une candidature en question”, La documentation
Française-Questions Internationales 2008, 20-21.
DEBERSAQUES, G., “De (volle) rechtsmacht van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen”, TBP
2012, afl. 5, 275-296.
DE LOBKOWICZ, W., ‘Intergovernmental Cooperation in the Field of Migration. From the Single
European Act to Maastricht’ in MONAR, J. en MORGAN, R., “The Third Pillar of the European Union.
Cooperation in the fields of justice and home affairs”, European Interuniversity Press 1994, 99-122.
DE MOOR, A. en VERMEULEN, G., “The Europol Council Decision Transforming Europol into an
agency of the European Union”, CML Rev. 2010, 1089-1121.
140
DEN BOER, M., “Not merely a matter of moving house: Police co-operation from Schengen to the
TEU”, Maastricht Journal of International Law 2000, 336-357.
EUROPESE COMMISSIE, “Examining the Creation of a European Border Surveillance System: Impact
Assessment: Commission Staff Working Paper Accompanying Document to the Communication from
the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social
Committee and the Committee of the Regions”, Office for Official Publications of the European
Communities 2008, 32-36.
FIJNAUT, C., “Het Akkoord van Schengen”, Panopticon 1989, 1-5.
FOBLETS, M-C. en VANHEULE, D., “Anno 2006: de Belgische wetgever brengt het vreemdelingenrecht
in lijn met de Europese regelgeving. Een tussentijdse stand van zaken”, RW 2006 - 07, 903.
FOBLETS, M-C. en VANHEULE, D., “Het federale vreemdelingenbeleid in België: enkele recente
wetswijzigingen”, TBP 2007, afl. 7, 387-408.
FOUCHER, M., “ L’avenir de l’Europe : Dynamiques et blocages de la construction européenne”, La
documentation Française-Questions Internationales 2008, 22-32.
HANNES, P., “Immigratiewetgeving: Bijzondere wettelijke rechten een halt toeroepen”, NJW 2002, afl.
15, 529-531.
JANSSENS, C., “Hof van Justitie 31 januari 2006”, RW 2006-07, afl. 22, 934.
KUIJPER, P., “De Communautarisering van visa-, asiel- en immigratiepolitiek krachtens het Verdrag
van Amsterdam en de incorporatie van het Schengen acquis”, SEW 1999, 434-442.
LAQUIEZE, A., “ L’avenir de l’Europe : Le traité de Lisbonne et la relance institutionnelle de l’Union
européenne”, La documentation Française-Questions Internationales 2008, 10-19.
LEROY, J., “Toezicht: weigering visum blijft uitzonderlijk”, Lokaal 2009, afl. 20, 43-45.
LEWIS, R. en ROSCAM ABBING, F., “An asylum and migration policy for the European Union”,
Rev.Aff.Eur. 2001-02, 501-512.
MAES, M., “De Terugkeerrichtlijn en onverwijderbare vreemdelingen”, T.Vreemd. 2011, afl. 3, 253-
267.
MCMAHON, R., “Maastricht’s third pillar: Load-bearing or purely decorative?”, Legal issues of
European integration 1995, 51-64.
141
MEIJERS, H., “Schengen”, NJB 1991, 161-164.
MORREE, P., “Signalering in het SIS: het individu op de laatste plaats?”, NJB 2011, afl. 12, 743-745.
O’NEILL, M., “EU Cross-Border Policing Provisions, the View from One of the Schengen Opt-out
States”, Eur. Journ. Crime 2010, afl. 1, 73-89.
OTT, A., “Depillarisation: The entrance of intergovernmentalism through the backdoor?”, Maastricht
Journal of European and Comparative Law 2008, 36-41.
PEEK, J., ‘International Police Cooperation within justified political and juridical frameworks: Five
Theses on Trevi’ in J. MONAR and R. MORGAN, “The Third Pillar of the European Union. Cooperation
in the fields of justice and home affairs”, European Interuniversity Press 1994, 201-207.
POLLACK , J. en SLOMINSKI , P., “Experimentalist but not accountable governance? The role of Frontex
in managing the EU’s external borders”, West European Politics 2009, 904-924.
TROCH, J., “Toegang tot en kort verblijf in België”, T.Vreemd. 2011, 90-110.
TWAITES, N., “Eurojust: Beacon in EU judicial cooperation”, Revue Internationale de Droit Pénal
2006, 410p.
VAN BOSSUYT, A., “Vrij verkeer van personen heeft voorrang op Schengen”, Juristenkrant 2006, afl.
125, 13.
VAN DEN BOGAERT, S., “The Treaty of Lisbon: The European Union’s own judgement of Solomon?”,
Maastricht Journal of European and Comparative Law 2008, 8-9.
VAN VRECKOM, H., “De omzetting van de Terugkeerrichtlijn in het Belgisch recht”, T.Vreemd. 2012,
afl. 4, 260-276.
VERDONK, R., “Council Regulation no 2007/2004 of 26 October 2004 establishing a European
Agency for the Management of Operational Cooperation at the External Borders of the Member States
of the European Union”, Official Journal of the European Union 2004, 3.
VERMEULEN, G., “Mutual instrumentalization of criminal and migration law from an EU perspective”,
European Journal of Migration and Law 2007, 347-361.
VERMEULEN, G., “Visa: een instrument in de strijd tegen mensensmokkel en mensenhandel”, T.
Vreemd. 2007, afl. 3, 194-200.
142
WEIS, K., “Gevangenisstraf voor negeren uitwijzingsbevel niet conform terugkeerrichtlijn”,
Juristenkrant 2011, afl. 229, 2.
ZANDERS, P., “De operationele EU-politiesamenwerking in West-Afrika”, Orde van de dag 2011, afl.
53, 57-63.
X., “Binnenbrengen illegale vreemdeling: 180 euro/dag”, Juristenkrant 2012, afl. 257, 2.
X., “Detentie derdelander zonder rekening te houden met gezondheid schendt Terugkeerrichtlijn”,
T.Vreemd. 2012, afl. 3, 248.)
X., “Illegale vreemdelingen”, NJW 2012, afl. 270, 668.
X., “Omzetting Terugkeerrichtlijn maakt nieuw beleid inzake uitwijzing en vrijwillige terugkeer
mogelijk”, T.Vreemd. 2012, afl. 3, 239.
X., “Overdracht asielzoekers aan Griekenland tijdelijk stopgezet”, T.Vreemd. 2011, afl. 1, 61.
X., “Sanctierichtlijn voor werkgevers van illegaal verblijvende derdelanders omgezet in Belgische
wet”, T.Vreemd. 2013, afl. 2, 194.
X., “Strafsanctie voor louter illegaal verblijf in strijd met Terugkeerrichtlijn”, T.Vreemd. 2011, afl. 3,
306-307.
X., “Vage grens tussen proportionaliteit en opportuniteit van detentie wordt belangrijker”, T.Vreemd.
2013, afl. 2, 195-196.
X., “VIS gaat van start”, T.Vreemd. 2012, afl. 1, 99.
X., “Visumvrijstelling voor Albanië en Bosnië en Herzegovina vanaf 15 december 2010”, T.Vreemd.
2011, afl. 2, 181-182.
7. ANDERE
APOSTOLOU, G., ‘Frontex: Tasks and Roles. Activities in Greece’, Powerpoint, Athene, Frontex
Operational Office, 5 april 2013 en
http://www.tsomokos.gr/sites/default/files/apostolou_general_presentation_frontex.pdf. (consultatie 27
juli 2013).
143
BELET, I., Aanpassing Schengen: Open grenzen verzoenen met veiligheid, 12 juni 2013,
http://www.cdenv.be/actua/aanpassing-schengen-open-grenzen-verzoenen-met-veiligheid (consultatie
28 juli 2013).
BELGISCH VOORZITTERSCHAP VAN DE RAAD VAN DE EU, ‘Het externe beleid van de EU inzake
visumregime’,
www.eutrio.be/files/bveu/media/documents/Het_externe_beleid_van_de_EU_inzake_Visabeleid.pdf.
(consultatie 15 maart 2013).
DE KONING, M., ‘Europese Unie zal geen gouden bergen brengen’, De Standaard, 13 april 2013,
http://www.standaard.be/cnt/dmf20130412_00538701 (consultatie 13 april 2013).
DELEPEIRE, Y., ‘Maggie De Block trekt naar Kameroen’, De Standaard, 26 mei 2012,
http://www.standaard.be/cnt/3b3qjb2n (consultatie 15 augustus 2013).
DE OCHTEND RADIO 1, ‘Maggie De Block op ontradingscampagne naar de Balkan’, radiobericht, 11
juni 2012, http://www.radio1.be/programmas/de-ochtend/maggie-de-block-op-ontradingscampagne-
naar-de-balkan (consultatie 15 augustus 2013).
DIENST VREEMDELINGENZAKEN, ‘De bevoegdheden’, https://dofi.ibz.be/sites/dvzoe/NL/Over-
ons/Pages/Bevoegdheden.aspx (consultatie 5 augustus 2013).
DUPUIS, L., ‘Un pas en Avant, mais encore insuffisant’, La Dernière Heure, 19 maart 2013
(consultatie 29 juli 2013).
EMN BELGISCH CONTACTPUNT, ‘Programma’s en strategieën in België betreffende begeleide
vrijwillige terugkeer en herintegratie in derde landen’, Brussel, 2009, 19-20,
http://www.emnbelgium.be/sites/default/files/publications/02c._belgium_national_report__assisted_re
turn__reintegration_study_final_version_10dec09_nl.pdf (consultatie 20 mei 2013).
EUROPEES MIGRATIENETWERK, ‘Third National Conference of the French Contact Point of the
European Migration Network. Towards a Common European Asylum System: Challenges and
Opportunities’, Parijs, 29 november 2012, 11.
EUROPOL, ‘Europol overzicht 2011: Algemeen verslag van de activiteiten van Europol’, Den Haag,
2012, 44-46, https://www.europol.europa.eu/sites/default/files/publications/nl_europolreviewdutch.pdf
(consultatie 2 augustus 2013).
144
FRONTEX, ‘Annual Risk Analysis 2013’, Warschau, april 2013, 17, www.frontex.europa.eu
(consultatie 15 juli 2013).
FRONTEX, ‘Western Balkans Annual Risk Analysis 2012’, Warschau, april 2012, 16-21,
www.frontex.europa.eu. (consultatie 15 juli 2013).
Gesprek met BAYART, J., Ministre-Conseiller à l’ambassade de Belgique, Parijs, 22 april 2013.
Gesprek met DRICOT, J-P., Premier secrétaire et consul à l’ambassade de Belgique, Parijs, 24 april
2013.
GROMMEN, S., ‘België als eerste klaar met Visum Informatiesysteem’, Knack, 13 oktober 2010,
http://datanews.knack.be/ict/nieuws/belgie-als-eerste-klaar-met-visum-informatie-systeem/article-
1194834992387.htm (consultatie 22 mei 2013).
JOËLLE MILQUET, ‘Ontmoeting tussen Joëlle Milquet en Manuel Valls: een nieuw Frans-Belgisch
akkoord ter bestrijding van de grenscriminaliteit’, Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse
Zaken en Gelijke Kansen, http://www. milquet.belmagium.be/nl/ontmoeting-tussen-jo%C3%ABlle-
milquet-en-manuel-valls-een-nieuw-frans-belgisch-akkoord-ter-bestrijding (consultatie 10 juli 2013).
LAGAST, C., ‘Verblijf Scott Manyo met jaar verlengd’, De Standaard, 26 juni 2013,
http://www.standaard.be/cnt/dmf20130626_006 (consultatie 14 augustus 2013).
MAGGIE DE BLOCK, ‘Maatschappelijke integratie en armoedebestrijding’, Staatssecretaris voor Asiel
en Migratie, http://www.deblock.belgium.be/nl/mijn-engagement (consultatie 8 juli 2013).
Mondelinge uiteenzetting ‘Le Kosovo : Relations avec la Serbie et intégration européenne’ door
HOXHAJ, E., minister van buitenlandse zaken van Kosovo, Parijs (Sciences Po), 27 maart 2013.
Mondelinge uiteenzetting ‘Les dispositifs d’acceuil des primo-arrivants mis en place au sein de
l’Union européenne’ door OLIVEIRA , C., behorend tot het Commissariaat van immigratie en
interculture dialoog in Portugal, Parijs (Europees seminarie), 19 april 2013.
NIELSEN, N., ‘Sarkozy threatens to end EU passport-free travel’, 12 maart 2012, http://euobserver.com/justice/115556 (consultative 12 april 2013).
TURINA, R., ‘Migratory Situation at the Greek-Turkish border’, AlYunaniya, 19 oktober 2012, http://www.alyunaniya.com/migratory-situation-at-the-greek-turkish-border/ (consultatie 24 juli 2013).
VANDERBRUGGE, D., ‘Joëlle Milquet et Manuel Valls ont signé l’acte II des accords de Tournai’,
L’avenir, 19 maart 2013.
145
VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN, 'Evaluatie van het eindverslag van de Commissie Vermeersch
II, 2005,
http://www.google.be/#bav=on.2,or.r_qf.&fp=1cc9dfe11d2ac696&q=Evaluatie+van+het+eindverslag
+van+de+Commissie+Vermeersch+II. (consultatie 11 augustus 2013).
X., ‘Één jaar verblijfsvergunning voor hongerstakers’, Brussel Nieuws, 13 november 2007,
http://www.brusselnieuws.be/artikel/e%C3%A9n-jaar-verblijfsvergunning-voor-hongerstakers
(consultatie 15 augustus 2013).
X., ‘Geen Schengen voor Bulgaren en Roemenen’, De Standaard, 5 maart 2013,
http://www.standaard.be/cnt/dmf20130304_00491691 (consultatie 2 april 2013).
X., Greek-Turkish land border JO Poseidon Land: Situational update January 2012, Warschau, 2
februari 2012, volledige tekst beschikbaar op de website van Frontex.
X., ‘IJsland mag weer hopen op 159 miljoen dollar financiële steun’, De standaard, 9 april 2010,
http://www.standaard.be/cnt/dmf20100409_121 (consultatie 2 april 2013).
X., ‘Kosovo-Serbie: un “accord historique” mais contesté’, Le Monde, 19 april 2013.
X., ‘Un nouvel ambassadeur chargé de l’asile et de la migration’, La Libre, 3 september 2011,
http://www.lalibre.be/actu/belgique/un-nouvel-ambassadeur-charge-de-l-asile-et-de-la-migration-
51b8d977e4b0de6db9c2f679 (consultatie 6 augustus 2013).
X., ‘Sarkozy en Berlusconi willen grenscontrole herinvoeren’, De Standaard, 26 april 2011,
http://www.standaard.be/cnt/dmf20110426_070 (consultatie 3 april 2013).