Stichting Consortium Beroepsonderwijs Zorg, Welzijn en …scb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA...
Transcript of Stichting Consortium Beroepsonderwijs Zorg, Welzijn en …scb.deheer-groep.nl/Portals/12/AA...
Stichting Consortium Beroepsonderwijs Zorg, Welzijn en
Assisterenden in de gezondheidszorg serie 2010, 2011 en 2012
Januari 2013
2 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Verantwoordingsdocument t.b.v. de series 2010, 2011, 2012 Januari 2013
Colofon
Deze uitgave is gerealiseerd onder verantwoordelijkheid van
de Stichting Consortium Beroepsonderwijs – Zorg, Welzijn en Assisterenden in de
gezondheidszorg.
Dagelijks bestuur en managementteam
L. Fine
B. Huijberts
A. Pijnenburg
I. Rabelink
M. Wouters
Regiegroep Zorg, Welzijn en Assisterenden in de gezondheidszorg
S. Borkus
A. Liem-Rosekrans
I. Rabelink
Redactie
M. Brok
3 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Verantwoordingsdocument t.b.v. de series 2010, 2011, 2012 Januari 2013
Inhoudsopgave pag.nr
Inleiding 4
1. Visie 5
2. Methodemix 6
3. Ontwikkelgericht en kwalificerend beoordelen
en ondersteunende materialen 8
4. De kwalificerende beoordelingsprocedure 9
5. De rol van de assessor 14
Bijlagen
Bijlage 1 Beoordelingsproces 16
Bijlage 2 Toelichting op de tabel ‘Moeilijkheidsgraad’ 17
4 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Verantwoordingsdocument t.b.v. de series 2010, 2011, 2012 Januari 2013
Inleiding
Dit verantwoordingsdocument is bestemd voor allen die betrokken zijn bij de begeleiding en
beoordeling van studenten die een mbo-opleiding volgen binnen Zorg, Welzijn of Assisterenden
in de Gezondheidszorg (ZWAG) en werken met de sturingsmaterialen van het Consortium
Beroepsonderwijs1.
Betrokkenen zijn: (praktijk)begeleiders, (praktijk)opleiders, docenten, assessoren, managers,
toetsconstructeurs, leden van de vaststellingscommissie en examencommissie die vanuit hun
specifieke taak direct dan wel indirect de student ondersteunen bij het leerproces en bij de
toetsing en examinering op weg naar het diploma.
De sturingsmaterialen van het Consortium komen tot stand in samenwerking met de scholen
en in toenemende mate met praktijkbiedende instellingen. Met sturingsmaterialen wordt
bedoeld: ontwikkelgerichte en kwalificerende toetsen en ondersteunende producten en
diensten. Het gezamenlijk werken aan de kwaliteit van de inhoud en opzet van de materialen
wordt onder meer zichtbaar door het beschikbaar stellen van:
- ontwikkelaars vanuit de aangesloten scholen en de praktijk;
- structureel beleidsoverleg tussen betrokken partners;
- netwerkbijeenkomsten;
- veldraadpleging in klankbordgroepen;
- feedback van kritische meelezers en gebruikers.
Het Consortium is examenleverancier en garandeert in die hoedanigheid volledige dekking van
de examenstandaarden van de onderwijsinspectie. Dit houdt in dat alle materialen en
producten voldoen aan - of afgeleid zijn van - de eisen die gesteld worden aan de drievoudige
kwalificering: de beroepsspecifieke eisen, de generieke eisen voor taal, rekenen en de eisen
voor loopbaan en burgerschap. Hoewel iedere school zelf verantwoordelijk is voor inhoud en
afname van examens, legt het Consortium als examenleverancier verantwoording af aan de
toegewezen onderwijsinspecteur(s). Het doel daarvan is meervoudig, namelijk: borging van de
wettelijke eisen, beoordeling van de kwaliteit en standaardisering van de examens. Met het
oog op het belang van standaardisering van de examenkwaliteit doet de inspectie periodiek en
steekproefsgewijs onderzoek bij de examenleveranciers om de kwaliteit van de
exameninstrumenten te beoordelen. De uitkomsten van dit onderzoek publiceert de
onderwijsinspectie in een overzicht op haar website.
Dit verantwoordingsdocument beschrijft de visie op en de inhoud, structuur en
beoordelingswijze van de materialen van het Consortium ZWAG.
Achtereenvolgens komen aan bod:
1.Visie
2.De methodemix
3.Ontwikkelgericht en kwalificerend beoordelen en ondersteunende materialen
4.De kwalificerende beoordelingsprocedure
5.De rol van de assessor
Samenstellers van het Verantwoordingsdocument:
Stella Borkus
Annemieke Liem
Irma Rabelink
1 Hierna te noemen: Consortium
5 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Verantwoordingsdocument t.b.v. de series 2010, 2011, 2012 Januari 2013
1. Visie2
Het sturingsmateriaal van het Consortium voor ZWAG wordt gekenmerkt door integrale
opdrachten die gebaseerd zijn op concrete, realistische beroepssituaties. Het gaat steeds om
drie uitgangspunten:
1. Integratie van theoretische kennis, praktische vaardigheden en houding in een reeks
van concrete beroepsprestaties en proeven in opklimmende moeilijkheidsgraad.
Taal, rekenen (beroepsspecifiek) en loopbaan en burgerschap vormen aparte prestaties,
maar kunnen eenvoudig toegepast worden in andere leeractiviteiten en toetsvormen.
2. De wettelijke eisen zijn leidend voor de vormgeving en opbouw van alle integrale
opdrachten.
3. Het begeleiden en beoordelen zijn duidelijk te onderscheiden en staan steeds ten
dienste van het leerproces en het leerresultaten.
Studenten leren beter en zijn gemotiveerder wanneer zij werken aan betekenisvolle,
integratieve opdrachten. Die opdrachten zijn ontleend aan de beroepspraktijk en aan de
persoonlijke situatie van de student (loopbaan en burgerschap). Overeenkomstig de
beroepspraktijk is vereiste kennis, vaardigheden en houding te onderscheiden, maar niet te
scheiden. In die samenhang wordt bij beginnende studenten gestart met eenvoudige, maar
wel realistische, beroepsprestaties waarin alle essentiële aspecten aanwezig zijn. Hierdoor
leren studenten van meet af aan te combineren en kennis, vaardigheden en houding te
integreren die nodig zijn om in het beroep bewust en bekwaam te handelen. Met het vorderen
van de opleiding neemt de complexiteit van de beroepsprestaties toe en leert de student
zelfstandig te handelen en verantwoordelijkheid te dragen overeenkomstig de eisen van het
beroep.
Studenten leren alle belangrijke facetten van de beroepsprestatie met elkaar te verbinden.
Bijvoorbeeld voor een beroepsprestatie ´Het opstellen van een begeleidingsplan´ heeft de
student kennis nodig over de methodiek en systematiek van het planmatig werken in het
algemeen en in de BPV en deze te verbinden met de mogelijkheden, beperkingen, wensen en
behoeften van de cliënt. De student ontwikkelt vaardigheden als het voeren van gesprekken
met de cliënt, mantelzorgers, collega´s, het raadplegen van andere bronnen en het schrijven
van een plan van aanpak. Tevens stelt het eisen aan de beroepshouding van de student
(ethisch handelen, afspraken nakomen). De student wordt er zich van bewust dat al deze
facetten nodig zijn voor een op de cliënt afgestemd begeleidingsplan. Door deze aanpak wordt
het leren een samenhangend geheel dat betekenisvol en herkenbaar is voor de student.
Een integrale benadering past bij competentiegericht leren en examineren.
Het begrip competentie heeft betrekking op te ontwikkelen vermogens waarmee de student in
voorkomende beroepssituaties adequaat, gemotiveerd, proces- en resultaatgericht gedrag
aantoont dat leidt tot bewust bekwaam handelen. Een competentie staat niet op zichzelf, maar
is ingebed in werkprocessen en kerntaken die bij de kwalificatie van het beroep horen.
Competentiegericht leren en examineren is een kwestie van nauwe samenwerking tussen de
school en de praktijk. Het traditionele onderscheid vervaagt waarin de school theorie aanbiedt
en in de praktijk het vak geleerd wordt. De student kan in de praktijk een aantal competenties
binnen werkprocessen beter en sneller ontwikkelen. Teamsamenwerking, overleg met
vakgenoten, aanpassen aan wisselende eisen en omstandigheden, het hanteren van
geavanceerde apparatuur, zijn op school nooit volledig te simuleren. De sterke kant van de
school is de tijd en rust om kennis tot zich te nemen en vaardigheden te oefenen met
studenten van hetzelfde niveau en veelal dezelfde leeftijd.
Beide leeromgevingen kunnen elkaar versterken in het competent opleiden van
gekwalificeerde beroepskrachten.
2 Uitgebreide tekstversie in: Visiedocument: ‘Competentieontwikkeling in het Beroepsonderwijs’. Visie op leren en kwalificeren in CGO. Dr. Ellen Klatter e.a. www.consortiumbo.nl
6 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Verantwoordingsdocument t.b.v. de series 2010, 2011, 2012 Januari 2013
2. Methodemix3
Het sturingsmateriaal van het Consortium Beroepsonderwijs brengt een leerproces op gang
waarin een student doelgericht en bewust competenties kan ontwikkelen en zich kan
kwalificeren binnen de werkprocessen van de kerntaken, zoals in het kwalificatiedossier is
vastgelegd.
De beoordeling van ontwikkelde competenties binnen werkprocessen sluit hierop aan. Omdat
het gaat om kennis, vaardigheden en houding in onderlinge samenhang, is één toetsvorm niet
voldoende om op kwalificerend niveau competent gedrag van de student binnen
werkprocessen vast te stellen. Een mix van verschillende toetsvormen is nodig om een
betrouwbare en valide beoordeling te geven.
Beroepsspecifiek
De beoordeling van competent gedrag van de student gebeurt d.m.v. de methodemix en dekt
100% het kwalificatiedossier van de betreffende opleiding.
De vaste onderdelen van de methodemix van het Consortium voor ZWAG, bestaan uit
meerdere beroepsprestaties of een proeve, een verantwoordingsverslag en een
assessmentgesprek. Een proeve is de optelsom van alle kwalificerende beroepsprestaties
binnen een of twee fasen. De school beslist, vaak in overleg met de student en de praktijk, of
voor beroepsprestaties of voor de proeve wordt gekozen. Inhoudelijk is er geen verschil, wel in
omvang. De uitvoering in de praktijk staat in ieder onderdeel centraal. Wanneer uitvoering in
de praktijk niet haalbaar blijkt, kiest de school voor een simulatiesetting.
Het verantwoordingsverslag wordt na uitvoering van de kwalificerende beroepsprestaties of
een proeve uitgewerkt, ingeleverd en beoordeeld. Hierna volgt het assessmentgesprek.
Iedere school kan de vaste onderdelen van de methodemix aanvullen met kennis- en of
vaardigheidstoetsen. Afhankelijk van het niveau en de duur van de opleiding is de methodemix
een of twee keer opgenomen. Conform het competentiegericht toetsen en examineren wordt
de student d.m.v. de methodemix beoordeeld met verschillende toetsvormen, op verschillende
tijdstippen door verschillende beoordelaars.
De onderdelen en frequentie van de methodemix en eventuele aanvullende toetsvormen zijn
door de school opgenomen in een transparant examenplan, voor iedere opleiding afzonderlijk.
3 Uitgebreide tekstversie in: Handleiding voor begeleiders, Consortium Beroepsonderwijs ZWAG, 2012. www.consortiumbo.nl Download.
Beroepsprestatiesmet specifieke bewijsstukken
Verantwoordingsverslag
Assessmentgesprek
Proeve met specifieke bewijsstukken
Verantwoordingsverslag
Assessmentgesprek
registratie van niveau van competentiebeheersing
( in de competentiescoretabel)
Portfolio
Methodemix
7 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Verantwoordingsdocument t.b.v. de series 2010, 2011, 2012 Januari 2013
Beroepsgeneriek
De beoordeling van de instellingsexamens Nederlands, Engels (niveau 4) en Loopbaan en
burgerschap (LB) vindt plaats aan de hand van afzonderlijke taal-, reken- en LB-prestaties;
d.m.v. afzonderlijke beoordelingslijsten met criteria uit de wettelijk vastgestelde
referentiekaders taal, rekenen en de LB-eisen. Deze generieke prestaties zijn zowel
ontwikkelgericht als kwalificerend en kunnen geïntegreerd worden in de beroepsspecifieke
onderdelen van de methodemix. De student kan bijvoorbeeld een schriftelijk plan van aanpak
vanuit een beroepsspecifiek examenonderdeel ook inzetten bij de beoordeling van de
taalvaardigheid schrijven. Hierbij dient echter opgemerkt te worden dat bij een kwalificerende
beoordeling een duidelijke scheiding vereist is tussen de beroepsspecifieke beoordelingslijsten
en de generieke taal- en LB-beoordelingslijsten en de beoordeling door de beroepsspecifieke
assessor en de taalassessor. De eindverantwoordelijkheid voor de vorm, de inhoud en de
afnamecondities van de beoordelingen ligt bij de school waar de student de opleiding volgt. Dit
geldt ook voor de deskundigheid(sbevordering) van de beoordelaars/assessoren4.
Fragment uit een competentiescoretabel
4 Hierna te noemen: assessor
TOTAALOVERZICHT (ontwikkelingsgericht en kwalificerend)
2011 Competentiescoretabel Persoonlijk Begeleider Gehandicaptenzorg (2011-pbgz-cst)
Naam student: Datum:
KT 1 BP BP BP BP BP BP BP BP BP PR VV AG BP BP BP BP PR VV AG
WP Beschrijving werkproces competentie 1.1 1.2 1.3 1.4 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 3.1 3.2 3.3 3.4
1.1 Inventariseert hulpvragen van de cliënt D Aandacht en begrip tonen p P P P P
N Onderzoeken r R R R R R R
1.2 Schrijft het plan van aanpak E Samenwerken en overleggen t T T T T
J Formuleren en rapporteren p P P P P
M Analyseren t T T T T T
1.3 Specificeert het plan van aanpak tot J Formuleren en rapporteren p P P
een activiteitenplan K Vakdeskundigheid toepassen t T T
Q Plannen en organiseren t T T
R Op de behoeften en verwachtingen van p P P
de klant richten
werkproces 1.1 en 1.2 cruciaal
BP BP BP BP BP BP BP BP BP PR VV AG BP BP BP BP PR VV AG
KT 2 1.1 1.2 1.3 1.4 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 3.1 3.2 3.3 3.4
2.1 Ondersteunt de cliënt bij persoonlijke verzorging C Begeleiden T T
D Aandacht en begrip tonen P P P
F Ethisch en integer handelen P P P
K Vakdeskundigheid toepassen T T
2.2 Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden C Begeleiden t T T T
L Materialen en middelen inzetten r R R
R Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten p P P
T Instructies en procedures opvolgen p P P
2.3 Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding C Begeleiden t T T T
D Aandacht en begrip tonen p P P
L Materialen en middelen inzetten r R R
Q Plannen en organiseren t T T
Opstellen van een plan van aanpak
Bieden van ondersteunende, activerende begeleiding en zorg
fase 1
fase 1
fase 3
fase 3
fase 2
fase 2
8 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Verantwoordingsdocument t.b.v. de series 2010, 2011, 2012 Januari 2013
3. Ontwikkelgericht en kwalificerend beoordelen en ondersteunende materialen5
Het sturingsmateriaal van het Consortium voor ZWAG wordt gekenmerkt door een
fasestructuur voor iedere opleiding met een duidelijke scheiding in ontwikkelgerichte en
kwalificerende toetsen. De fasen zijn opgebouwd van eenvoudig naar complex. In het begin
ligt binnen het sturingsmateriaal meer de nadruk op het HOE en in latere fasen meer de
nadruk op WAT.
Ontwikkelgerichte beroepsprestaties zijn herkenbaar:
door de letter O op het voorblad van het betreffende toetsonderdeel (serie 2011);
aan de contextrijke opdrachten met structuur en instructie;
door de aansturing waarbij de student onder begeleiding aan de opdracht kan werken.
Bij de ontwikkelgerichte beroepsprestaties gaat het om de vraag of de student zich in de juiste
richting ontwikkelt. Gedrag kan nog bijgestuurd worden.
De begeleider heeft een belangrijke rol bij ontwikkelgerichte beroepsprestaties. Hij geeft
instructies, stuurt de student bij in de uitvoering en geeft hierop feedback, zowel schriftelijk in
de beoordelingslijst als in een persoonlijk gesprek met de student. Vervolgens formuleert de
student hieruit leerdoelen of stelt deze bij.
Kwalificerende onderdelen zijn herkenbaar:
door de letter K op het voorblad van het betreffende toetsonderdeel (serie 2011);
aan de contextrijke opdrachten die op het vereiste eindniveau zijn geformuleerd;
door de aansturing die op het vereiste eindniveau is vermeld.
Bij kwalificeren gaat het om gedragsbeoordeling van de student op het niveau van beginnend
beroepsbeoefenaar. De student voert werkprocessen uit zoals is vastgelegd in het
kwalificatiedossier. De assessor voert een onafhankelijke beoordeling uit met onderbouwing.
De finale beoordeling is de eindverantwoordelijkheid van de examencommissie van de school.
Ondersteunende materialen en middelen
Het Consortium biedt studenten, begeleiders en beoordelaars ondersteuning d.m.v. diverse
materialen en middelen.
De leercyclus volgens de stappen van de Wegwijzer
De student doorloopt bij elke prestatie steeds weer de
methodische stappen binnen de leercyclus volgens de
Wegwijzer. Deze stappen komen in meer of mindere mate
overeen met de methodische stappen die ook in de praktijk
gebruikelijk zijn. Op deze manier leert de student
planmatig te werken. De stappen zijn: 1. Oriënteren
2. Plannen 3. Uitvoeren 4. Controleren 5. Reflecteren.
De STAR(RT)-methode.
Dit is een hulpmiddel voor de student bij het reflecteren. Ook biedt het begeleiders en
beoordelaars structuur bij het voeren van reflectie- en verantwoordingsgesprekken met de
student.
Het Kompas is een handleiding voor studenten bij het uitvoeren van de methodemix.
De Competentiewijzer geeft een overzicht van kennis, vaardigheden en houding per
competentie binnen de bijbehorende werkprocessen en onderdelen van de methodemix.
De student kan de competentiewijzer goed gebruiken bij het opstellen van een POP/PAP.
De Handleiding voor begeleiders bevat gerichte handvatten voor het aansturen van
studenten op school en in de BPV.
De Beoordelaarsinstructie biedt assessoren achtergrondinformatie en een methode om tot
een betrouwbare en valide beoordeling te komen.
5 Uitgebreide tekstversie in:
Het Kompas, een handleiding voor studenten ZWAG, afgestemd op iedere fase-indeling. Te bestellen via www.consortiumbo.nl . Handleiding voor begeleiders, Consortium ZWAG, 2012 www.consortiumbo.nl Download.
9 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Verantwoordingsdocument t.b.v. de series 2010, 2011, 2012 Januari 2013
De Competentiescoretabel en de Monitor zijn instrumenten die een totaalbeeld geven van
de fase-indeling met bijbehorende ontwikkelgerichte en kwalificerende onderdelen en
kunnen gebruikt worden bij het vastleggen en volgen van de beoordelingen per student.
Digitalisering van de materialen
Naast paper based zijn de sturingsmaterialen van het Consortium gedigitaliseerd. Voorbeelden
hiervan zijn:
. digitale versies van alle onderdelen van de methodemix;
. invulbare beoordelingslijsten met mogelijkheden voor digitale handtekeningen;
. flipboekjes;
. digitale loopbaan– en burgerschapsprestaties, taal en rekenprestaties;
. in ontwikkeling: digitale kennistoetsen.
In verband met de digitale kwalificerende materialen zijn de invulbare beoordelingslijsten met
digitale handtekening afgeschermd om fraude te voorkomen. Vanwege die beveiliging heeft de
onderwijsinspectie goedkeuring verleend aan de digitalisering van de kwalificerende
bewijsstukken met bijbehorende beoordelingslijsten.
4. De kwalificerende beoordelingsprocedure6
Per opleidingsfase hebben alle examenonderdelen binnen de methodemix steeds dezelfde,
samenhangende vorm en structuur.
1. Overzicht van werkprocessen en competenties*
De competenties die de student binnen werkprocessen aantoont
2. Typering Inleidende tekst met voorbeelden
3. Tabel Moeilijkheidsgraad* Mate van: complexiteit, zelfsturing en verantwoordelijkheid
4. De integrale opdracht, passend bij de vereisten in het kwalificatiedossier
Inhoud van de opdracht A. met specifieke opdrachten B., C. etc.
Aanvullende of vervangende opdrachten
5. Het resultaat De resultaten uit de opdrachten d.m.v. relevante bewijsstukken die de student aanlevert op basis van de opdrachten
Aanvullende of vervangende bewijzen Alle bewijsstukken zijn gerelateerd aan de werkprocessen en bijbehorende competenties
6. De beoordelingslijst De prestatie-indicatoren resp. criteria die in verband staan met de kerntaken, werkprocessen en competenties met componenten
Beheersingsniveau R, P of T
Overzicht van bewijsstukken
Cesuur
Onderbouwing van de beoordeling
* Niet opgenomen in de taal-, reken- en LB-prestaties.
Ieder onderdeel van de methodemix begint met een tabel waarin de werkprocessen en
competenties staan, vervolgens de typering en de opdracht. Deze vormen de inhoud van het
examen. De student wordt uitgedaagd om relevante kennis, vaardigheden en houding optimaal
te benutten.
Tabel Moeilijkheidsgraad: mate van complexiteit, begeleiding en
verantwoordelijkheid7
6 Uitgebreide tekstversie in: Beoordelaarsinstructie, gericht op de rol van assessor, ZWAG 2013. www.Consortiumbo.nl Download. 7 In bijlage 2 staat een toelichting op de verschillende begrippen.
10 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Verantwoordingsdocument t.b.v. de series 2010, 2011, 2012 Januari 2013
Voorafgaand aan de beoordeling raadpleegt de assessor de tabel Moeilijkheidsgraad waarvan
hieronder een voorbeeld is opgenomen. Deze tabel staat in ieder examenonderdeel en geeft
drie factoren aan waarbinnen de beoordeling plaatsvindt.
De gekleurde blokjes in de tabel geven aan wat in de desbetreffende beroepsprestatie/proeve
van toepassing is.
11 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Verantwoordingsdocument t.b.v. de series 2010, 2011, 2012 Januari 2013
Tabel Moeilijkheidsgraad De mate van complexiteit van de beroepssituatie
De mate van zelfsturing
De mate van verantwoordelijkheid voor
gesloten context open context complexe context
geleid begeleid zelfstandig
uitvoering van eigen takenpakket
samenwerking met collega’s aansturing medewerkers op
lager niveau de hele zorg- of
begeleidingscyclus
De beoordeling gebeurt bij voorkeur steeds binnen of vanuit een rijke context: de praktijk
(BPV) en als dit niet mogelijk is, een simulatiesetting op school. De praktijk varieert in
complexiteit, in zelfsturing en verantwoordelijkheid. Het maakt bijvoorbeeld heel veel uit of de
student een beroepsprestatie uitvoert in een redelijk voorspelbare situatie en bij twijfel terug
kan vallen op de begeleider, of in een hectische situatie en zelf oplossingen voor problemen
moet bedenken.
De mate van complexiteit, snelheid van afnemende sturing en het dragen van
verantwoordelijkheden verschillen uiteraard per opleidingsniveau en binnen dat niveau per
student. Bijvoorbeeld bij het afsluiten van de opleiding op niveau 4 wordt van de student een
grotere mate van complexiteit, zelfsturing en verantwoordelijkheid vereist dan bij niveau 1
en 2. Dit is in het kwalificatiedossier vastgelegd.
GO / NO GO
Voordat tot de beoordeling wordt overgegaan is door de begeleider(s) op basis van het
POP/PAP voor de planning en oriëntatie een GO gegeven. De assessoren kunnen dit
controleren doordat de GO is omcirkeld.
Bewijsstukken
Bewijsstukken zijn tastbare resultaten die uit de opdracht(en) voortkomen en gedekt zijn
vanuit het kwalificatiedossier. De vereiste bewijsstukken staan in ieder examenonderdeel
vermeld onder het kopje ‘Resultaten’ en in de beoordelingslijst. Achter ieder bewijsstuk staat
het werkproces en de bijbehorende competenties die de student met het betreffende
bewijsstuk aantoont. Eén van de bewijsstukken is altijd de afgetekende beoordelingslijst. Dit is de uitvoering van
het totaal van het betreffende examenonderdeel. Dit is aangegeven met A.
De letters B., C. etc. zijn de specifieke bewijsstukken waarmee de student specifieke
opdrachten binnen een beroepsprestatie of proeve aantoont. Een specifiek bewijsstuk is een
verdieping van een gedeelte uit de beroepsprestatie/proeve. Hierin is het (toegepaste)
kennisdomein verankerd. De beoordeling wordt gegeven aan de hand van de prestatie-
indicatoren (criteria) die horen bij het werkproces en de competenties die achter ieder
specifiek bewijsstuk staan.
Aanvullende of vervangende bewijsstukken
Om verschillende redenen kan het zijn dat de student, de school en/of de praktijk kiest voor
een aanvullend of vervangend bewijsstuk. Bij een aanvullend bewijs heeft de assessor bepaald
dat de student de oorspronkelijke opdracht niet voldoende heeft aangetoond en een extra,
aanvullend bewijs daarvoor aanlevert. Bij een vervangend bewijs wisselt de student het ene
bewijs in voor het andere.
Aanvullende of vervangende bewijsstukken vereisen, evenals alle andere bewijsstukken,
dekking vanuit het kwalificatiedossier. Na keuze wordt het aanvullende of vervangende
bewijsstuk vermeld in de desbetreffende beroepsprestatie/proeve, onder het kopje ‘Resultaat’
en in de beoordelingslijst onder het kopje ‘Aanvullende of vervangende bewijsstukken’, met de
titel van het bewijsstuk, het betreffende werkproces en de competenties die de student met
het bewijsstuk wil aantonen. Zodoende kan de assessor beoordelen of het aanvullende of
vervangende bewijsstuk daadwerkelijk de betreffende opdracht in de beroepsprestatie/proeve,
het werkproces, bijbehorende competenties en prestatie-indicatoren afdekt.
12 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Verantwoordingsdocument t.b.v. de series 2010, 2011, 2012 Januari 2013
De beoordelingslijst met de driepuntsschaal: onvoldoende-voldoende-goed
Iedere toetsvorm vraagt om een passende beoordelingslijst met expliciete verwijzing naar de
eisen die zijn vastgelegd in het kwalificatiedossier. In het Toezichtkader BVE (2012) dat de
inspectie hanteert bij het beoordelen van de examenkwaliteit, worden twee typen
beoordelingslijsten onderscheiden:
1. een antwoordmodel
2. een beoordelingsschema
Een antwoordmodel bevat het juiste antwoord (op gesloten vragen) of de strekking van het
juiste antwoord (op open vragen) en past daarom goed bij kennis- en
vaardigheidstoetsen(skills).
Een beoordelingsschema is geschikt voor een gedragsbeoordeling in de praktijk, voor een
beoordeling van een schriftelijk verslag, plan of onderzoek, presentatie en gesprek omdat bij
deze beoordelingsvormen van tevoren niet exact het vereiste gedrag kan worden vastgelegd,
maar wel de indicaties of criteria die daarnaar verwijzen.
Bij de beoordeling van de vaste onderdelen in de methodemix past een beoordelingsschema.
Indien een school kiest voor bijvoorbeeld een aanvullende kennistoets, dan is een bijbehorend
antwoordmodel nodig.
De assessor moet uit de beoordelingslijsten kunnen opmaken om welke competenties, binnen
welke werkprocessen en prestatie-indicatoren het gaat. De beoordeling vindt altijd plaats
binnen een werkproces met bijbehorende competenties en vooraf vastgestelde
moeilijkheidsgraad (zie Tabel Moeilijkheidsgraad). Een competentie kan bestaan uit
verschillende componenten. Deze componenten geven de kern van de competentie weer en
richting aan de prestatie-indicatoren of criteria.
Het beheersingsniveau is kwalificerend uitgedrukt in R(eproductief), P(roductief) of
T(ransfer)8. De prestatie-indicatoren zijn herleidbaar naar het kwalificatiedossier.
Fragment uit een beoordelingslijst
Competenties - componenten
Beh
eers
ing
sn
iveau
s
Prestatie-indicatoren
onvold
oende a
angeto
ond (
o)
vold
oende a
angeto
ond (
v)
goed a
angeto
ond (
g)
2.2 Begeleidt een cliënt op psychosociaal gebied
F. Ethisch en integer handelen - integer handelen - verschillen tussen mensen respecteren
P Dit betekent dat:
je handelt volgens de ethische maatstaven van de beroepsgroep (beroepscode) en de organisatie
je eerlijk en betrouwbaar bent
je verschillen tussen mensen accepteert en respecteert
je vertrouwelijkheid respecteert
je verbaal en non-verbaal duidelijk communiceert zodat:
je de cliënt respectvol behandelt.
Bij het beoordelen gaat het om een samenhangende beoordeling. Dit wil zeggen dat een
competentie met de bijbehorende componenten, het beheersingsniveau en prestatie-
indicatoren tezamen één beoordeling oplevert.
Dit betekent voor de beoordeling dat:
8 Zie de uitwerking in bijlage 2.
13 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Verantwoordingsdocument t.b.v. de series 2010, 2011, 2012 Januari 2013
het getoonde gedrag van de student plaatsvindt binnen of vanuit de beroepscontext
waarin is vastgelegd: de mate van complexiteit, de mate van begeleiding (zelfsturing) en
de mate van verantwoordelijkheid.
het getoonde gedrag van de student, binnen de betreffende kerntaak/werkproces met de
bijbehorende competenties en de prestatie-indicatoren tezamen op het vereiste
beheersingsniveau R, P of T, wordt vastgesteld.
Onvoldoende aangetoond
De student toont het gedrag niet of onvoldoende op het vereiste beheersingsniveau aan binnen
de vastgestelde moeilijkheidsgraad, zoals in de beoordelingslijst is vastgelegd. De assessor zet
in dit geval een vinkje in de kolom ‘Onvoldoende aangetoond’. Wanneer het vereiste niet van
toepassing is in de betreffende context, geeft de assessor dit in de beoordelingslijst aan met:
niet van toepassing.
In voorkomende gevallen is de student via het examenplan geïnformeerd over de
herkansingsregeling. De assessor verwijst de student naar de opleiding om de consequenties
van de onvoldoende voor de voortgang van het leerproces te bespreken.
Voldoende aangetoond
De student toont gedrag op het vereiste beheersingsniveau voldoende aan binnen de
vastgestelde moeilijkheidsgraad zoals aangegeven is in de beoordelingslijst. De assessor zet
een vinkje in de kolom ‘Voldoende aangetoond’.
Goed aangetoond
Als een student een of meerdere onderdelen uit de beoordelingslijst goed (boven de norm)
heeft uitgevoerd binnen de vastgestelde moeilijkheidsgraad, waardeert de assessor dit met
‘Goed aangetoond’. Bijvoorbeeld wanneer de student meer of beter presteert dan in de
beoordelingslijst geëist wordt.
Tabel Onvoldoende - Voldoende - Goed
Onvoldoende Voldoende Goed
De student voldoet niet of onvoldoende aan: het werken binnen de
complexiteit van de beroepssituatie
de mate van zelfsturing de mate van
verantwoordelijkheid de eisen in de
beoordelingslijst.
De student voldoet voldoende aan: het werken binnen de
complexiteit van de beroepssituatie
de mate van zelfsturing de mate van
verantwoordelijkheid de eisen in de beoordelingslijst.
De student voldoet uitstekend* aan:
het werken binnen de complexiteit van de beroepssituatie
de mate van zelfsturing de mate van
verantwoordelijkheid de eisen in de
beoordelingslijst.
* excellente student
Hulpvragen voor het beoordelen van ‘GOED’
Handelt de student bewust bekwaam door inzicht te tonen in de situatie en
verantwoording van het eigen handelen?
Is de student proactief door zelf initiatieven te nemen en adequaat te handelen?
Deelt de student relevante kennis en inzicht?
Is de student een gelijkwaardige collega?
Geeft de student constructieve feedback met als doel de kwaliteit van het werk te
verbeteren?
Onderbouwing van de beoordeling
De assessor verantwoordt de beoordeling met concrete voorbeelden van aantoonbaar gedrag
van de student. Wanneer de student een onderdeel niet of onvoldoende heeft aangetoond, dan
vermeldt de assessor in de beoordelingslijst ook wat de oorzaak hiervan is. De assessor
onderbouwt dit met concrete bewoordingen en/of voorbeelden.
14 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Verantwoordingsdocument t.b.v. de series 2010, 2011, 2012 Januari 2013
Cesuur
Binnen alle onderdelen van de methodemix ligt de cesuur op het niveau waarop de student
voldoet aan de eisen die in de beoordelingslijsten zijn vastgelegd. Wanneer de student alles in
de beoordelingslijst voldoende en/of goed heeft aangetoond, dan vinkt de assessor de
cesuurbepaling ‘Ja’ aan. In geval van een onvoldoende vinkt de assessor ‘Nee’ aan.
Fragment uit een beoordelingslijst
Cesuur
In deze beroepsprestatie zijn de competenties binnen de werkprocessen
op het vereiste beheersingsniveau aangetoond.
Het eindresultaat is een optelsom van alle kwalificerende beoordelingen binnen de methodemix
1 en 2. In de opleidingen Zorghulp en Helpende is de methodemix 1x opgenomen. Indien een
opleiding kwalificerende toetsen toevoegt aan de methodemix, dan worden de resultaten
hiervan meegenomen in de weging van het eindresultaat.
De onderwijsinspectie hanteert de regel dat meer dan 75% van de werkprocessen in de
examens is opgenomen, met minimaal voldoende als eindresultaat.
De methodemix van het Consortium is een optelsom van alle verplichte examenonderdelen en
geeft een 100% dekking van het kwalificatiedossier. Een voldoende of goed voor al deze
examenonderdelen leidt tot het diploma.
Waardering per kerntaak
De wet verplicht met ingang van het cohort 2012-2013 tot een eindwaardering per kerntaak,
tenminste op een 3-puntsschaal, uitgedrukt in: onvoldoende, voldoende of goed. Scholen
kunnen ook voor cijfers kiezen. Het Consortium kiest hier echter niet voor.
Binnen de methodemix kan er sprake zijn van kerntaakoverstijgende waarderingen. Dit kan de
eindwaardering per kerntaak complex maken. Advies is om de omzetting van integrale
beoordelingen in een waardering per kerntaak zo eenvoudig en transparant mogelijk te
houden.
Binnen de methodemix gelden de volgende uitgangspunten die van invloed zijn op de
waardering per kerntaak, namelijk:
alle kwalificerende beoordelingen moeten minimaal met voldoende zijn beoordeeld;
alle kwalificerende beoordelingen hebben een gelijke weging;
registreren vindt plaats op het niveau van een werkproces en/of competentie binnen een
werkproces;
het werkproces is de eenheid om tot een waardering per kerntaak een waardering per
kerntaak te komen.
Advies
Elke kwalificerende beoordeling wordt geregistreerd op de betreffende
kruispunten: competentie binnen een werkproces.
De eindwaardering van een kerntaak is de optelsom van alle kwalificerende
beoordelingen van competenties binnen de werkprocessen.
Indien 55% van het totaal aantal beoordelingen per kerntaak met GOED is
beoordeeld, is de eindwaardering per kerntaak GOED.
Waardering taal, rekenen en loopbaan en burgerschap
De generieke examens Nederlands, Engels en rekenen worden uitgedrukt in een cijferreeks 1
t/m 10. Bij loopbaan en burgerschap is de eindwaardering ‘niet voldaan’ of ‘voldaan’.
Ja
Nee
15 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Verantwoordingsdocument t.b.v. de series 2010, 2011, 2012 Januari 2013
4. De rol van de assessor9
De assessor is primair verantwoordelijk voor het uitvoeren van kwalificerende beoordelingen
van de student. Dit kan betrekking hebben op beroepsspecifieke beoordelingen (waaronder
rekenen) en de generieke beoordelingen van de taalvaardigheden: Nederlands schrijven,
spreken, gesprekken voeren en Engels (niveau 4). De school legt in het examenplan vast
welke examenonderdelen wanneer, waar, met welke middelen en onder welke condities
worden geëxamineerd. Op basis daarvan stelt de school assessoren aan die verantwoordelijk
zijn voor de deskundige uitvoering van de beoordeling. Dit kunnen praktijkopleiders zijn,
docenten van de school of onafhankelijke (externe) assessoren.
Een assessor:
beschikt over competenties die de examencommissie stelt aan assessoren;
is op de hoogte van de werkwijze en procedures van het assessment;
kent het examenplan;
is op de hoogte van de inhoud en het beheersingsniveau van het kwalificatiedossier en
van het assessment;
is bekend met de afnamecondities en procedures op de afnamelocatie.
Kwaliteitseisen
Onafhankelijk oordeel
De assessor is in staat om een onafhankelijk, kwalificerend oordeel te geven over de prestaties
van de student. Dit brengt met zich mee dat de assessor bij voorkeur onafhankelijk is t.o.v. de
student. In principe is de assessor niet de begeleider van de student. Het inschakelen van een
onafhankelijke assessor is soms een belemmering voor de uitvoering van een kwalificerende
beoordeling in de BPV. In veel kleine instellingen is dit niet haalbaar i.v.m. de bezetting. Ook is
soms de privacy in het geding bij de inzet van ‘vreemde’ mensen op de werkvloer. Instellingen
vinden soms handige oplossingen door bijvoorbeeld een collega die de student niet kent bij de
beoordeling te vragen of een uitruil van beoordelaars tussen verschillende units. Belangrijk is
het onderscheid tussen de begeleidings- en beoordelingssituatie. De student heeft recht op een
eerlijk en onafhankelijk oordeel. Via het examenplan (van de opleiding) is de student tijdig en
volledig geïnformeerd over wie haar beoordeelt en wat, waar, wanneer, met welke middelen
en onder welke afnamecondities beoordeeld wordt.
Transparantie
Voordat de assessor tot de beoordeling overgaat, is eenduidig vastgesteld om welke opleiding
het gaat en welke kerntaken, werkprocessen, competenties en criteria door de student
aangetoond (moeten) worden.
Iedere beoordeling is gerelateerd aan de eisen van het beroep en, waar van toepassing in de
examinering, aan de eisen taalvaardigheden Nederlands (schrijven, spreken en gesprekken) en
Engels (alle taalvaardigheden, niveau 4).
Authenticiteit
Voor de assessor is duidelijk dat de bewijsstukken afkomstig zijn van de desbetreffende
student en in verband staan met het beroep (contextrijk). Alle opdrachten in de methodemix
zijn contextrijk, dit wil zeggen: geformuleerd binnen de beroepspraktijk. In iedere
beoordelingslijst staat een tabel met ruimte voor zakelijke gegevens: naam van de student,
naam en functie van de beoordelaar, naam van de instelling/beroepscontext en
handtekeningen. Hierdoor is de beoordeling naspeurbaar en rechtmatig.
9 Uitgebreide tekstversie met instructie voor de uitvoering van de beoordeling in: Beoordelaarsinstructie, gericht op de rol van assessor, ZWAG 2013. www.consortiumbo.nl Download.
16 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Verantwoordingsdocument t.b.v. de series 2010, 2011, 2012 Januari 2013
Betrouwbaarheid en eerlijkheid
Het beroepshandelen van de student wordt door verschillende assessoren beoordeeld. Nadere
afspraken op basis van het examenplan zijn vereist, bijvoorbeeld:
wanneer beoordelen
de tijdsduur van het examen
de observatiemethode
het gebruik en interpretatie van de beoordelingslijst.
De assessoren stemmen hun waarneming af en geven onderling vergelijkbare beoordelingen.
Verschillende studenten binnen eenzelfde opleidingstraject worden evenredig en gelijkwaardig
beoordeeld. De beoordelingslijst geeft sturing aan de waarneming van de assessoren. De
criteria zijn direct afgeleid van de prestatie-indicatoren in het kwalificatiedossier (deel C). Deze
zijn soms voor meerdere uitleg vatbaar. I.v.m. de betrouwbaarheid en eerlijkheid pleit dit voor
een beoordeling door meerdere (onafhankelijke) assessoren. In dit verband wordt ook wel
gesproken over ‘intersubjectieve’ beoordeling. Twee of meer in principe subjectieve
beoordelingen worden objectiever als deze tot één beoordeling wordt samengesmeed. Door dit
‘meerogen’ principe is de beoordeling betrouwbaarder en eerlijker.
Validiteit
Doel en middelen sluiten aan. Meten wat gemeten moet worden. De toetsen zijn passend qua
vorm en inhoud. Om de competenties binnen werkprocessen goed te kunnen beoordelen, zijn
meerdere en relevante toetsvormen nodig. Dit komt omdat een competentie binnen een
werkproces samenhangende kennis, vaardigheden en beroepshouding omvat binnen een rijke
(beroeps)context. Met de verschillende beoordelingsinstrumenten binnen de methodemix
wordt gemeten wat er gemeten moet worden.
De mate waarin de bovenstaande kwaliteitseisen een rol spelen, hangt af van de toetsvorm.
Bijvoorbeeld de controle op authenticiteit speelt bij de beoordeling van een beroepsprestatie of
proeve in de BPV een minder grote rol omdat de beoordeling plaatsvindt tijdens het handelen
van de student in de context van het beroep.
Bij het beoordelen van een verantwoordingsverslag gaat de assessor voorafgaand aan het
beoordelen eerst na:
of het document daadwerkelijk afkomstig is van de desbetreffende student (opleiding,
naam, context, schrijfstijl, feedback van de begeleider etc.)
of de situaties die beschreven zijn, zich daadwerkelijk hebben voorgedaan
(waarheidsgehalte).
Het assessmentgesprek versterkt de authenticiteit van de student. Dit omdat hierin de
verantwoording van het eigen handelen (met kennis en inzicht) vanuit persoonlijke kwaliteiten
en visie (identiteit) centraal staat.
17 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Verantwoordingsdocument t.b.v. de series 2010, 2011, 2012 Januari 2013
Bijlage 1
Stappenplan van het examenproces met consortiummateriaal
Tijdens het gehele examenproces (voorbereiden, uitvoeren en beoordelen) worden verschillende stappen doorlopen met verantwoordelijkheden van betrokkenen.
S T A P
Activiteit
Stu
den
t
Beg
ele
ider s
ch
oo
l
Beo
ord
ela
ar s
ch
oo
l
Prakti
jkb
eg
ele
ider
Prakti
jkb
eoo
rd
ela
ar
Exam
en
co
mm
issie
sch
oo
l
Informatie en
documenten
student
Informatie en
documenten
begeleider/ beoordelaar
1.
Inrichten van de examencondities
X
Examenplan opstellen en introduceren bij betrokkenen
2.
Voorlichten over examinering
X
X
X
X
X
Examenplan Kompas Competentie-wijzer Monitor
Examenplan Verantwoordingsdocument Handleiding begeleiders Beoordelaarsinstructie Fase-indeling Competentiescoretabel
Competentiewijzer Monitor
3.
Oriënteren: BP’s/Proeve Verantwoordingsverslag Assessmentgesprek
X
X
X
X
X
BP’s/Proeve
Verantwoordingsverslag Assessmentgesprek
4.
Plannen: Afspraken wat, wanneer, waar uitvoeren en beoordelen
X
X
X
X
X
BP’s/Proeve Verantwoordingsverslag
Assessmentgesprek zie ook stap 9 en 13
5.
Het geven van een ‘GO’ voor het uitvoeren van BP’s/Proeve,
Verantwoordingsverslag en Assessmentgesprek
X X
POP / PAP van student
6.
Beoordelen: - BP’s/Proeve
- Verantwoordingsverslag - Assessmentgesprek
X
X
BP’s/Proeve
Verantwoordingsverslag Assessmentgesprek
7.
Invullen van de
beoordelingslijst met onderbouwing
X
X
Ingevulde
beoordelingslijst10 met handtekeningen
10 m.i.v. cohort 2012 beoordelen met de 3 puntsschaal
18 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Verantwoordingsdocument t.b.v. de series 2010, 2011, 2012 Januari 2013
S T A
P
Activiteit
Stu
den
t
Beg
ele
ider s
ch
oo
l
Beo
ord
ela
ar s
ch
oo
l
Prakti
jkb
eg
ele
ider
Prakti
jkb
eoo
rd
ela
ar
Exam
en
co
mm
issie
sch
oo
l
Informatie en documenten
student
Informatie en documenten
begeleider/
beoordelaar
8.
Rapporteren van de beoordeling ter verwerking in de cijferadministratie van de school
X
Competentiescoretabel
9.
Bij onvoldoende beoordeling herkansing bepalen en afspraken hierover vastleggen
X
X
X
terug naar stap 4
Examenplan
10.
Verzamelen van bewijsstukken voor het examendossier en inleveren
op school
X
zie voetnoot11
Alle examendocumenten (zie examenplan)
11.
Controleren of alle
bewijsstukken in het examendossier van de student zijn opgenomen
zie voetnoot12
Examendossiers van de studenten
12.
Vaststellen eindbeoordeling: - per examenonderdeel op basis van vastgestelde cesuur - waardering per kerntaak
X
Examenplan
13.
Diploma niet behaald: bepalen van het recht op
herkansen en afspraken hierover vastleggen
X
X
X
terug naar stap 4
Examenplan
14.
Diploma behaald
X Examenplan
15.
Administratieve verwerking: diploma, cijferlijst wettelijke vereisten
zie voetnoot³
Examenplan
11 De school bepaalt bij wie de bewijsstukken/het portfolio moet worden ingeleverd 12 De school bepaalt door wie dit wordt uitgevoerd
19 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Verantwoordingsdocument t.b.v. de series 2010, 2011, 2012 Januari 2013
Bijlage 2 Toelichting Tabel Moeilijkheidsgraad
Complexiteit van de beroepssituatie
Mate van zelfsturing Mate van verantwoordelijkheid
Een gesloten context is eenvoudig en redelijk voorspelbaar. Binnen de opdrachten werkt de student volgens regels, procedures en protocollen. De student past praktische kennis en vaardigheden toe zoals ze voorgeschreven zijn. Er is veelal sprake van reproductief gedrag (r R).
Geleid: de student kan altijd op de begeleider terugvallen. Er is sprake van individuele aansturing en veelal wordt er samen met de begeleider gewerkt. De begeleider geeft gerichte instructie, waarna de student de opdracht uitvoert en nabespreekt (voordoen – nadoen).
Verantwoordelijkheid voor het eigen takenpakket is van toepassing op iedere student in een zorg- of welzijnsopleiding, ongeacht het opleidingsniveau. Dit geldt ook voor de samenwerking met collega’s.
Een open context is minder voorspelbaar. Er is sprake van middencomplexe problematiek in de zorg- en dienstverlening. Voor een deel kan de student terugvallen op regels, procedures en protocollen en voor een ander deel wordt het werk uitgevoerd naar eigen inzicht. De student lost problemen in de beroepspraktijk creatief op. De student heeft inzicht in de beroepssituatie en past kennis en vaardigheden uit zichzelf toe. De student heeft een actieve houding. Er is sprake van productief gedrag (p P).
Begeleid: de student vraagt raad en advies aan de begeleider en valt zo nodig tijdens en na de uitvoering terug op de begeleider. Er is een coachende manier van begeleiden. De student vraagt raad en advies en valt zo nodig tijdens en na de uitvoering terug op de begeleider. De begeleider stuurt de student op afstand aan. Praktisch gezien zal er een voorbespreking zijn, waarna de student de opdracht nagenoeg zelfstandig uitvoert. Vraagt advies aan de begeleider of eigen oplossingen ook de juiste oplossingen zijn.
Het aansturing van medewerkers op een lager opleidingsniveau geldt
voor opleidingen op niveau 3 en 4. Bijvoorbeeld het begeleiden van een stagiaire of het inwerken van een nieuwe medewerker.
In een complexe context is er sprake van onvoorspelbare en midden- tot hoogcomplexe problematiek in de zorg- en dienstverlening. De student is in staat om zelf oplossingen en strategieën voor problemen te bedenken binnen de grenzen van het beroep. De student benut kennis en vaardigheden die in andere beroepssituaties zijn opgedaan. De student is proactief. Er is sprake van transfergedrag (t T).
Zelfstandig: de student voert de opdracht volgens plan en/of afspraken zonder begeleiding uit. Naderhand rapporteert de student over het handelen. De student legt uit zichzelf verantwoording af. Bij transfergedrag voert de student in uiteenlopende beroepssituaties opdrachten zelfstandig uit. De student ziet verbanden en kan deze uitleggen. Oplossingen voor problemen zijn juist, origineel en deskundig binnen de grenzen van het beroep.
Aansturing en verantwoordelijkheid voor de hele zorg- en begeleidingscyclus geldt voor
opleidingen op niveau 3 en 4 in een latere fase van de opleiding. De student is in staat om de verantwoordelijkheid te dragen voor een groep(je) cliënten of deelnemers binnen een werkeenheid.