STEUNPUNT’ BELEIDSRELEVAN T’ ONDERZOEK’ SPORT’...Dezepublicatieisbeschikbaarvia .!!...
Transcript of STEUNPUNT’ BELEIDSRELEVAN T’ ONDERZOEK’ SPORT’...Dezepublicatieisbeschikbaarvia .!!...
De rol van de volwassen status in het talent identificatieproces in sport
Martine Thomis, Matthieu Lenoir & Renaat Philippaerts
2016
STEUNPUNT
BELEIDSRELEVANT
ONDERZOEK SPORT
Deze publicatie is beschikbaar via www.steunpuntsport.be. Voor meer informatie over deze publicatie kan u contact opnemen met [email protected] Betrokken onderzoeksgroepen Fysieke Activiteit, Sport & Gezondheid KU Leuven Tervuursevest 101 -‐ bus 1500 3001 Leuven Biomechanica en Motorische Controle van de Menselijke Beweging Universiteit Gent Watersportlaan 2 9000 Gent Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Sport 2012-‐2015 Deze studie werd uitgevoerd in het kader van het Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Sport (samenwerkingsverband tussen de Vrije Universiteit Brussel, de KU Leuven en de Universiteit Gent) met steun van de Vlaamse overheid. In de teksten komt de mening van de auteurs naar voor en niet die van de Vlaamse overheid. Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Sport Pa. Onderzoeksgroep SASO Vrije Universiteit Brussel Pleinlaan, 2 1050 Brussel [email protected]
1
INHOUDSOPGAVE 1 Management-‐samenvatting ............................................................................................................. 3
2 Engelstalige samenvatting ................................................................................................................ 4
3 Inleiding ............................................................................................................................................ 5
4 Literatuurstudie ................................................................................................................................ 7
4.1 Invasieve en non-‐invasieve methoden voor bepaling van maturiteit ..................................... 7
4.2 Impact van maturiteit op antropometrie en fysiek prestatievermogen ................................. 7
4.3 Impact van maturiteit bij selectiemomenten op het carrièreverloop ..................................... 8
5 Methodiekomschrijving .................................................................................................................... 9
5.1 Maturiteit in het TD en TID proces in de Vlaamse Topsportfederaties ................................... 9
5.2 Relatie tussen invasieve en non-‐invasieve indicatoren voor maturiteit ............................... 10
5.2.1 Deelstudie zwemmers ................................................................................................... 10
5.2.2 Deelstudie voetballers ................................................................................................... 10
5.3 Relatie tussen maturiteit en fysiek prestatievermogen ........................................................ 10
5.3.1 Deelstudie zwemmers ................................................................................................... 12
5.3.2 Deelstudie volleybal ...................................................................................................... 12
5.4 Impact van maturiteit bij een selectiemoment op het carrièreverloop ................................ 12
5.4.1 Deelstudie zwemmers ................................................................................................... 12
5.4.2 Deelstudie gymnastiek .................................................................................................. 13
5.4.3 Deelstudie voetballers ................................................................................................... 13
6 Beschrijving van data en analyse .................................................................................................... 14
6.1 Maturiteit in het TD en TID proces in de Vlaamse Topsportfederaties ................................. 14
6.1.1 Sportfederaties die een gestandaardiseerde maturiteitsbepaling gebruiken en hiermee rekening houden bij de interpretatie van testresultaten .............................................................. 14
6.1.2 Federaties die gebruik maken van een gestandaardiseerde methode voor maturiteitsbepaling ....................................................................................................................... 15
6.1.3 Federaties die zich bewust zijn van de impact van maturiteit op testresultaten .......... 15
6.1.4 Federaties waar de maturiteit niet is opgenomen in het TID model ............................ 15
6.2 Relatie tussen invasieve en niet-‐invasieve indicatoren van maturiteit ................................. 17
6.2.1 Deelstudie zwemmers. .................................................................................................. 17
6.2.2 Deelstudie voetballers. .................................................................................................. 17
6.2.3 Vergelijken van de eindgestalte via invasieve en non-‐invasieve predicitemethoden. .. 17
6.3 Impact van maturiteit op het fysieke prestatievermogen .................................................... 20
6.3.1 Deelstudie zwemmers. .................................................................................................. 20
6.3.2 Deelstudie volleyballers. ............................................................................................... 21
6.4 Invloed van maturiteitsstatus op de prestatie-‐ontwikkeling ................................................ 22
6.4.1 Deelstudie zwemmers ................................................................................................... 22
6.4.2 Deelstudie gymnastiek .................................................................................................. 22
2
6.4.3 Deelstudie voetballers ................................................................................................... 22
7 Beleidsaanbevelingen en -‐relevantie .............................................................................................. 23
7.1 Bewustmaking van het effect van maturiteitsstatus op het actuele prestatievermogen van jonge sporters. .................................................................................................................................. 23
7.2 Bewust omgaan met de groeispurtproblematiek in de topsportscholen ............................. 23
7.3 Opmaak van een duidelijke strategie over hoe om te gaan met deze problematiek. .......... 23
7.4 Bepaling van maturiteit en eindlengte .................................................................................. 24
7.5 Overwegen om ruwe testresultaten te corrigeren ............................................................... 24
7.6 Focus op cruciale eigenschappen die minder door maturiteit worden beïnvloed ................ 24
8 Slot .................................................................................................................................................. 26
9 Literatuurlijst .................................................................................................................................. 27
10 Bijlage 1: SWOT analyses van de bestudeerde (top-‐)sportfederaties ............................................ 29
3
1 Management-‐samenvatting
Dit deelproject werd aangevraagd door Prof. R. Philippaerts (UGent), Prof. M. Lenoir (UGent) en Prof. M. Thomis (KU Leuven). Wegens buitenlands verblijf werd de supervisie door Prof. Philippaerts overgenomen door Prof. R. Vaeyens (UGent). In eerste instantie werd ervoor geopteerd om dit WP, dat een geplande duurtijd had van 12 maanden, in 2012 door te laten gaan. Naar aanleiding van interne verschuivingen binnen UGent werd dit project verplaatst naar 2015. Achtereenvolgens namen dr. Dieter Deprez en dr. Johan Pion de onderzoekstaken op zich. De klankbordgroep bestond uit: Paul Corteyn (Vlaamse Schermbond), Jan Vancompernolle (Vlaamse Wielerbond), Owen Malone (Vlaamse Atletiekliga), Koenraad Hoeyberghs (Vlaamse Volleybalbond), Johan Vandamme (Badminton Vlaanderen) en Paul Rowe (Bloso).
4
2 Engelstal ige samenvatting
Young athletes develop at different rates, resulting in differences in the age at which maturity occurs. Indeed, the growth spurt of an individual can take place several months earlier or later than his peers. The extent to which account is taken of the maturity status at the time of the selection, and the impact of it on the physical performance and the performance development of young athletes is the general aim of this study. First, this project indicated a large variation in how Flemish sports federations’ deal with the effect of the maturity offset on performance in young athletes. While some federations systematically reckon with maturity (estimated with a standardized method), others do not take this factor into account at all. Second, several invasive and non-‐invasive techniques that are used for the estimation of the age at peak height velocity (APHV) and the final height were compared. The degree of agreement between APHV and skeletal maturity was relatively low (71%) in swimmers, while the agreement between the different methods for estimating the final height high to very high (70 to 90%) in soccer. It was concluded that although a large degree of agreement was found, one has to bear in mind that each of these techniques remains an estimation of the maturity status rather than an exact mathematical determination. Third, we evaluated pre-‐elite athletes from the elite sports schools competing in 18 different sports by means of the non-‐invasive assessment of the APHV introduced by Mirwald et al (2002). The analyses clearly supported the notion that maturity status significantly affects anthropometry and physical performance of young athletes. Finally, the impact of maturity status at the time of selection on the future performance of swimmers and soccer players was studied. No clear evidence of a clear (dis-‐)advantage of being early/late mature at the time of selection was found.
5
3 Inleiding
In elk land met sport-‐ en topsportambities wereldwijd wordt het belang van een goed talentidentificatiesysteem ingezien (De Bosscher et al., 2008). Talentidentificatie (TID) is het proces waarbij in een populatie van jonge sporters de individuen met het grootste potentieel worden geïdentificeerd. Dit proces volgt op de fase van talentdetectie (TD), waarbij uit een groep die nog niet voor een specifieke sport heeft gekozen, de meest begaafde elementen voor een specifieke sport worden gekozen. Deze begaafdheid kan zich tot een talent ontwikkelen (TO) indien de juiste stimulansen worden aangeboden, zowel op vlak van trainingsplanning als op vlak van algemene omkadering (ouders, peers, mede-‐atleten,…; Buekers et al., 2014). Over het algemeen worden binnen een TID systeem potentiële topsporters op relatief jonge leeftijd geëvalueerd op hun antropometrische, fysieke, en motorisch-‐technische eigenschappen. De bedoeling van een dergelijk systeem is vroeg in te kunnen schatten welke atleten het meest potentieel hebben om succesvol door te kunnen groeien naar een hoger of zelfs topniveau. Vaak komen daar ook evaluaties bij van hun psychologische kenmerken, tactisch inzicht, en omgevingsfactoren die mogelijks van belang zijn in hun verdere ontwikkeling (Vaeyens et al., 2008). Deze laatste groep eigenschappen zijn moeilijker objectief te meten, en zijn daarom ook niet in elke sporttak in Vlaanderen even sterk uitgebouwd. Antropometrische en fysieke metingen zijn echter onderhevig aan schommelingen onder invloed van de biologische leeftijd van de atleten, zowel bij jongens als bij meisjes. Er is een grote interindividuele variatie in het tijdstip waarop de puberteit haar intrede doet, en de daarmee gepaard gaande hormonale schommelingen kunnen leiden tot zeer grote verschillen in antropometrie en fysiek prestatievermogen bij atleten met eenzelfde kalenderleeftijd. Het meten van prestatiekenmerken op een moment dat er grote verschillen in ontwikkeling vastgesteld worden, kan verregaande gevolgen hebben voor atleten met een groot potentieel, maar die benadeeld zijn door hun maturiteitsstatus.
Figuur 3: Piekgroeispurt bij vroeg, gemiddeld en laat-‐mature jongens (Sherar et al 2005). Verticale as: groeisnelheid; Horizontale as: leeftijd in jaar. Het globale voorwerp van deze studie is dan ook de mogelijke interferentie van biologische leeftijd op het moment van een selectiemoment op de slaagkansen voor die selectie enerzijds en op de latere carrièreontwikkeling anderzijds. De bepaling van deze biologische leeftijd kan zowel op een invasieve als een non-‐invasieve manier gebeuren. Beide methodes hebben hun voordelen en hun beperkingen. De accuraatheid van deze bepaling is van cruciaal belang om op basis van een bepaalde prestatie bij een jonge sporter zijn of haar echte potentieel in te kunnen schatten.
6
Deze problematiek vertaalt zich in de volgende onderzoeksvragen voor dit project: Op welke manier gaan de Vlaamse (Top-‐)sportfederaties om met het aspect maturiteit in hun TD en TID proces? Welke is de relatie tussen invasieve en non-‐invasieve methodes voor de bepaling van maturiteit bij jonge geïdentificeerde topsporters (JITs) of potentials? Welke invloed heeft de maturiteitsstatus op de antropometrische eigenschappen en fysieke prestatievermogen van JITs? Welke invloed heeft de maturiteitsstatus op de prestatie-‐ontwikkeling van deze JITs?
7
4 Literatuurstudie
4.1 Invasieve en non-‐invasieve methoden voor bepaling van maturiteit
Radiografie van de linker pols is de meest courante invasieve techniek om biologische maturiteit te evalueren. Bij deze techniek wordt de status van de sluiting van de groeischijven door een expert geëvalueerd. Deze radiografie van de linker pols wordt gekenmerkt door een goede betrouwbaarheid (Malina et al., 2012; Malina et al., 2013). De toepasbaarheid van deze techniek op grote aantallen zoals bij TD programma’s is echter beperkt wegens de kostprijs, de tijdsduur en de noodzaak van complexe apparatuur en expertise van de evaluator. Het klinisch bepalen van de maturiteit aan de hand van de secundaire geslachtskenmerken wordt als een invasieve methode beschouwd omwille van de invloed van de metingen op de persoonlijke levenssfeer. Recentere, niet-‐invasieve methodes laten echter een snelle en eenvoudige inschatting van de maturiteitsgraad toe. Een eerste methode is het gebruik van het percentage van de voorspelde volwassen leeftijd op basis van de kalenderleeftijd, actuele lengte en gewicht, en lengte van de biologische ouders (Malina et al., 2005). Een tweede methode die courant wordt gebruikt in het kader van talentprogramma’s is de predictie van het tijdstip van de groeispurt (Age at Peak Height Velocity of APHV) op basis van antropometrische metingen lengte, gewicht, zithoogte, beenlengte en kalenderleeftijd volgens de formule van Mirwald et al. (2002). De APHV staat centraal in verschillende wetenschappelijke modellen van talentontwikkeling waar de identificatie van een vroege, gemiddelde of een late maturiteit ook noodzakelijk is om geschikte trainings-‐ en wedstrijdprogramma’s uit te werken. Het zo nauwkeurig mogelijk bepalen van het begin en de piek van de groeispurt wordt steeds meer gebruikt in de sport (Malina et al. 2005).
4.2 Impact van maturiteit op antropometrie en fysiek prestatievermogen
Het verband tussen de biologische leeftijd, antropometrische kenmerken en scores op fysieke prestatietests werd reeds bij verschillende jonge atletenpopulaties aangetoond. Vooral in teamsporten maar ook in zwemmen en atletiek zullen er meer atleten geselecteerd worden die voordelen halen uit hun maturiteitsstatus (Malina et al, 2012). In het vorig Steunpunt onderzoek werd de link tussen kalenderleeftijd, antropometrie, fysiek prestatievermogen bij jonge Belgische handbalspelers (N = 168; Matthys et al., 2012) onderzocht. Hieruit bleek dat vroegmature atleten een gunstiger handbalprofiel vertonen op vlak van lengte en gewicht, maar daarnaast ook sneller, sterker en explosiever zijn. Dit impliceert dat zij hun vroegmaturiteit omzetten in een (tijdelijk) gunstiger profiel om succesvol te zijn in handbal. In dezelfde lijn werd jonge voetballers vastgesteld dat vroegmaturiteit een positieve impact heeft op de meeste prestatiebepalende factoren. Jonge voetballers met een voorsprong in biologische ontwikkeling zijn sneller, krachtiger, en vertonen een beter uithoudingsvermogen dan hun later mature leeftijdsgenoten (Deprez, 2015; Fragoso et al., 2015). De impact van maturiteit werkt echter niet altijd in het voordeel van vroegmature sporters. Onderzoek bij 330 jonge gymnastes tussen 5 en 12 jaar oud toonde aan dat zowel elite als sub-‐elite gymnasten een groeipatroon gelijkaardig aan dat van kleine, normaal traag ontwikkelende meisjes vertonen (Vandorpe et al, 2011). Zowel voor wat betreft de chronologische leeftijd als voor de APHV werden verschillen gevonden tussen de elite en sub-‐elite gymnasten. De elite gymnasten hadden een significant kleinere gestalte en zithoogte en tevens een lager lichaamsgewicht en een kortere beenlengte dan de sub-‐elite gymnasten. Een antropometrisch profiel dat de kenmerken vertoont van een (relatief) laatmature atlete is bijgevolg gunstig om als jonge gymnaste meer kans te maken op een selectie. De fysieke prestaties van deze elitegroep waren eveneens beter dan de sub-‐elites, hoewel in deze studie niet uitgemaakt kon worden in welke mate de trainingshistoriek deze verschillen veroorzaakte.
8
4.3 Impact van maturiteit bi j selectiemomenten op het carrièreverloop
Het staat vast dat een voorsprong in biologische ontwikkeling een tijdelijke voorsprong op vlak van antropometrie en fysiek prestatievermogen met zich meebrengt (Vaeyens et al., 2008). Vroegmaturiteit resulteert in de meeste sporttakken –maar niet alle, zie 4.2.-‐ tot een grotere kans op een mogelijke selectie tijdens de TID fase. Trainers zoeken in veel sporten naar grotere, sterkere en snellere atleten, eigenschappen die sterk gerelateerd zijn aan vroegmaturiteit. Een selectie gaat gepaard met toegang tot betere ontwikkelingsmogelijkheden: beter opleidingsprogramma met betere trainers, betere accommodaties, professionelere omkadering op paramedisch gebied, een financiële ondersteuning, het samen trainen met andere JITs, etc. Theoretisch zou dit moeten leiden tot een context waarin potentieel zich tot op een hoger niveau kan ontwikkelen in vergelijking met peers die omwille van hun laatmaturiteit de selectie niet haalden. Er is echter weinig onderzoek dat ook eenduidig aantoont in welke mate deze voorsprong in de latere carrière ontwikkeling behouden blijft dan wel teniet wordt gedaan, hetzij door trainingsarbeid, hetzij door een natuurlijke inhaalbeweging.
9
5 Methodiekomschri jving
5.1 Maturiteit in het TD en TID proces in de Vlaamse Topsportfederaties
In 2015 werden 24 Vlaamse (Top-‐)sportfederaties doorgelicht betreffende hun globale TID werking en de rol van maturiteit in dit proces (Tabel 5.1.). Daartoe werd in een eerste fase de beschikbare documentatie op de respectievelijke websites geraadpleegd en afgetoetst aan een vooraf opgemaakte checklist. Indien deze informatie ontoereikend was om de checklist af te werken, volgde een interview met de topsportcoördinator of een verantwoordelijke TID van de federatie. Op basis van deze informatie werd voor elke federatie een SWOT-‐analyse opgemaakt (samenvatting van SWOT-‐analyses als bijlage). Tabel 5.1. Overzicht van de (top-‐)sportfederaties in het onderzoek. Sport Federatie Afkorting Website Atletiek Vlaamse Atletiekliga VAL www.val.be
Badminton Badminton Vlaanderen -‐-‐-‐-‐ www.badmintonvlaanderen.be
Basketbal Vlaamse Basketballiga VBL www.vlaamsebasketballiga.be
Golf Vlaamse Vereniging voor Golf VVG www.golfvlaanderen.be
Gymnastiek Gymnastiekfederatie Vlaanderen GymFed www.gymfed.be
Hockey Vlaamse Hockey Liga VHL www.hockeyvl.be
Judo Vlaamse Judofederatie VJF www.vjf.be
Ju-‐Jitsu Vlaamse Ju-‐jitsufederatie VJJF www.vjjf.be
Kano/kajak Vlaamse Kano & Kajak Federatie VKKF www.nkv.be
Korfbal Koninklijke Belgische Korfbalbond – Vlaamse Liga KBKB www.korfbal.be
Paardensport Vlaamse Liga Paardensport VLP www.vlp.be
Parantee Parantee -‐-‐-‐-‐ www.parantee.be
Roeien Vlaamse Roeiliga VRL www.vlaamse-‐roeiliga.be
Rollen/skeeleren Vlaamse Rollerbond -‐-‐-‐-‐ www.rollerbond.be
Schermen Vlaamse Schermbond VSB www.vlaamseschermbond.be
Sneeuwsport Sneeuwsport Vlaanderen -‐-‐-‐-‐ www.sneeuwsportvlaanderen.be
Tafeltennis Vlaamse Tafeltennisliga VTTL www.vttl.be
Tennis Tennis Vlaanderen -‐-‐-‐-‐ www.tennisvlaanderen.be
Triatlon/duatlon Vlaamse Triatlon & Duatlon Liga VTDL www.vtdl.triathlon.be
Voetbal Voetbalfederatie Vlaanderen VFV www.voetbalfederatievlaanderen.be
Volleybal Vlaamse Volleybalbond VVB www.topvolleybelgium.be
Wielrennen Wielerbond Vlaanderen WBV www.competitie.dewielerbond.be
Yachting Vlaamse Yachting Federatie VYF www.vyf.be
Zwemmen Vlaamse Zwemfederatie ZwemFed www.zwemfed.be
Op basis van de verkregen informatie werden de federaties gegroepeerd in functie van de mate waarin tijdens het TID proces rekening wordt gehouden met maturiteit. Dit resulteert in vier categorieën: a) de federatie gebruikt een gestandaardiseerde methode voor maturiteitsbepaling en houdt hiermee rekening bij de interpretatie van testwaarden, b) de federatie gebruikt een gestandaardiseerde methode voor de bepaling van maturiteit, c) de federatie is zich bewust van de mogelijke impact van maturiteit, en d) de federatie houdt geen rekening met maturiteit.
10
5.2 Relatie tussen invasieve en non-‐invasieve indicatoren voor maturiteit
5.2.1 DEELSTUDIE ZWEMMERS
Deze onderzoeksvraag werd bestudeerd binnen een groep van 49 zwemmers uit de Vlaamse Topsportschool (16 jongens, 12.7 +/-‐ 1.1 jaar; 33 meisjes, 12.3 +/-‐ 0.7 jaar). Bij elk van deze atleten werden drie indicatoren voor biologische maturiteit geëvalueerd. Skeletale maturiteit werd bepaald door de RX-‐beelden van de linkerpols te beoordelen met de Tanner-‐Whitehouse II-‐methode (Tanner & Healy, 2001; invasieve methode). Als tweede bepaling werd de geschatte APHV (Mirwald et al., 2002), waarbij op basis van kalenderleeftijd, lengte, zithoogte, en gewicht de ‘afstand’ tot de groeispurt wordt ingeschat. Tenslotte werd ook het percentage van de bereikte volwassen lengte bepaald op basis van de Khamis & Roche formule (1994) als indicator voor maturiteit. Voor elk van de drie bepalingen werden de atleten gecategoriseerd als vroeg-‐, gemiddeld-‐, of laatmatuur.
5.2.2 DEELSTUDIE VOETBALLERS
In een gemengde groep van 160 Belgische en Braziliaanse elite voetballers werd de volwassen gestalte voorspeld voor drie leeftijdsgroepen, namelijk U12, U14 en U16. De overeenstemming tussen drie meetmethoden werd nagegaan door middel van de TWII-‐methode (Tanner et al., 1983), TWIII-‐methode (Tanner et al., 2001) en een niet invasieve manier, waarbij de maturatiestatus van jeugdspelers nagegaan werd aan de hand van het algoritme om de tijdsspanne voor of na de groeispurt te bepalen. Deze laatste methode werd afgeleid uit twee longitudinale studies bij Canadese jongeren en Belgische tweelingen (Mirwald et al, 2002). Deze valideringsstudie laat toe de nauwkeurigheid van het ijkpunt, namelijk de voorspelde eindlengte, na te gaan door een vergelijking met de reële eindlengte. Op die manier kan het percentage van de te bereiken eindlengte gebruikt worden als objectieve inschatting van de biologische leeftijd. Tenslotte werd van een beperkte sample jonge voetballers die tussen 1995 en 1999 werd gescreend op antropometrische en fysieke eigenschappen, de volwassen eindlengte in 2015 en de overeenkomst met de estimatie van deze eindlengte 20 jaar eerder nagegaan.
5.3 Relatie tussen maturiteit en fysiek prestatievermogen
Tabel 5.3.(a) Gemiddelde leeftijd Age at Peak Height Velocity (APHV) voor beloftevolle Vlaamse sporters in verschillende sportdisciplines
Sportdiscipline Aantal meisjes
APHV meisjes Aantal jongens
APHV jongens
Atletiek 84 12.6 ± 0.6 jaar 37 14.7 ± 0.4 jaar
Badminton 18 12.6 ± 0.7 jaar 39 14.6 ± 0.3 jaar
Basketbal 78 12.2 ± 0.7 jaar 119 14.2 ± 0.4 jaar
Golf 10 13.2 ± 0.8 jaar 28 14.6 ± 0.3 jaar
Gymnastiek 49 13.5 ± 0.6 jaar 57 15.0 ± 0.3 jaar
Handbal 44 12.5 ± 0.5 jaar 107 14.4 ± 0.3 jaar
11
Judo 23 13.0 ± 0.8 jaar 40 14.7 ± 0.3 jaar
Kunstschaatsen 4 12.7 ± 0.2 jaar 2 14.7 ± 0.1 jaar
Ski en snowboard - - 4 14.6 ± 0.3 jaar
Taekwondo 7 13.3 ± 0.5 jaar 3 14.3 ± 0.3 jaar
Tafeltennis 2 12.7 ± 0.5 jaar 18 14.4 ± 0.2 jaar
Tennis 18 11,9 ± 0.7 jaar 25 14.3 ± 0.3 jaar
Triatlon 7 13.3 ± 0.9 jaar 29 14.7 ± 0.4 jaar
Volleybal 33 12.1 ± 0.7 jaar 53 14.0 ± 0.3 jaar
Wielrennen 10 12.7 ± 0.5 jaar 52 14.3 ± 0.3 jaar
Zwemmen 19 12.2 ± 0.6 jaar 15 14.3 ± 0.3 jaar
Voor deze onderzoeksvraag werden fysieke en antropometrische gegevens van 1056 jonge beloftevolle sporters (644 jongens en 412 meisjes) uit acht Vlaamse Topsportscholen, verzameld tussen 2009 en 2015, geanalyseerd. In bovenstaande tabel zijn de aantallen per sporttak, gemiddelde leeftijd en geslacht weergegeven. De onderstaande tabellen geven een beschrijving van de verdeling van de JITs in functie van hun APHV per sporttak. Daarin wordt meteen duidelijk in welke sporten de sportbeoefenaars (meisjes tabel 5.3(b) en jongens tabel 5.3(c)) hun piekgroeispurt eerder vroeg dan laat halen. De sporten met minder dan 10 geteste deelnemers werden niet opgenomen in de tabellen. Tabel 5.3.(b) Frequentietabel per sport voor verschillende APHV-‐categorieën bij de meisjes APHV (meisjes) < 11.0 j < 11.5 j < 12.0 j < 12.5 j < 13.0 j < 13.5 j < 14.0 j < 14.5 j < 15.0 j Atletiek
21,4% 29,8% 16,7% 22,6% 8,3% 1,2%
Badminton
16,7% 27,8% 38,9% 11,1% 0,0% 11,1% Basketbal 3,8% 10,3% 30,8% 29,5% 11,5% 9,0% 1,3% 2,6% Golf
20,0% 20,0% 20,0% 30,0% 10,0%
Gymnastiek
2,0% 6,0% 10,2% 30,6% 30,6% 12,2% 4,0% Handbal
2,2% 15,9% 29,5% 34,1% 18,2%
Judo
13,0% 17,40% 30,3% 13,0% 13,0% 8,7% 4,3% Tennis 11,1% 16,7% 22,2% 38,9% 0,0% 5,6% 5,6%
Volleybal 3,0% 15,2% 27,3% 27,3% 21,2% 6,1% Wielrennen
10,0% 30,0% 30,0% 20,0% 10,0%
12
Tabel 5.3.(c) Frequentietabel per sport voor verschillende APHV-‐categorieën bij de jongens APHV (jongens) < 14.0 j < 14.5 j < 15.0 j < 15.5 j < 16.0 j Atletiek 2,7% 32,4% 40,5% 21,6% 2,7% Badminton 5,1% 41,0% 46,2% 7,7%
Basketbal 21,0% 52,1% 22,7% 1,7% Golf 3,6% 35,7% 39,3% 21,4% Gymnastiek
1,8% 43,9% 45,6%
Handbal 12,1% 49,5% 33,6% 4,7% Judo 2,5% 20,0% 65,0% 12,5% Tennis 12,0% 72,0% 12,0% 4,0% Tafeltennis
50,0% 50,0%
Triatlon
37,9% 27,6% 34,5% Volleybal 47,2% 43,4% 5,7%
Wielrennen 15,4% 69,2% 13,5% 1,9% Zwemmen 13,3% 66,7% 20,0%
5.3.1 DEELSTUDIE ZWEMMERS
De maturiteitsstatus van 49 leerlingen van de topsportschool zwemmen (10.3j tot 14.4j) werd bepaald met de invasieve methode TWIII (Tanner et al., 2001), en met de niet invasieve APHV techniek (Mirwald et al., 2002) en de methode van Khamis en Roche (1994). Tegelijk werden ook de beste zwemprestaties van deze atleten uitgedrukt in een Rudolph-‐score, waarbij absolute zwemtijden omgezet worden naar een leeftijdsgenormeerde score. Deze Rudolph-‐scores werden vergeleken tussen de vroeg-‐, gemiddeld, en laatmature zwemmers.
5.3.2 DEELSTUDIE VOLLEYBAL
Tijdens de testafnames van het VOLTIS project, het TID systeem van de Vlaamse Volleybalbond, werden antropometrische, fysieke, en coördinatieve karakteristieken gemeten bij 124 12-‐jarige jongens. Op basis van hun APHV werden zij opgedeeld in vier kwartielen (waarbij Q1 staat voor de 25% spelers met de meest gevorderde biologische ontwikkeling en Q4 voor de 25% meest laatmature spelers). De scores op een selectie van voor volleybal cruciale antropometrische en fysieke prestatieparameters werden vergeleken tussen de vier kwartielen.
5.4 Impact van maturiteit bi j een selectiemoment op het carrièreverloop
5.4.1 DEELSTUDIE ZWEMMERS
Verder bouwend op de onder 5.3.1. gebruikte methodiek werden de prestaties van de zwemmers gedurende maximaal 4 jaar opgevolgd. Op basis van de evolutie in Rudolph-‐scores werden drie profielen bepaald: zwemmers met een positief ontwikkelingstraject (toename van Rudolph-‐score), een niet-‐succesvol traject (stagnatie en/of dips), en een negatief ontwikkelingstraject (daling van de Rudolph-‐score). Er werd nagegaan of de maturiteitsstatus op het moment van de selectie verschilde tussen de zwemmers die later één van de drie ontwikkelingstrajecten zouden afleggen.
13
Figuur 5.4.1. Sportloopbaantrajecten in zwemmen gebaseerd op Rudolph scores
5.4.2 DEELSTUDIE GYMNASTIEK
Een survivalanalyse bij 3 cohorten meisjes die deelnamen aan de entreetests gymnastiek AGD gaf weer welke fysieke karakteristieken de overlevingskansen in de gymnastiek kunnen vergroten (Pion et al, 2015). Aan de hand van Cox regression hazard ratio’s werd nagegaan in welke mate fysieke parameters, onderhevig aan leeftijd en maturiteit, de overlevingskansen in de topsport kunnen beïnvloeden.
5.4.3 DEELSTUDIE VOETBALLERS
Evaluaties van antropometrie, fysiek prestatievermogen, en coördinatie werden verzameld bij 388 Belgische mannelijke voetballers tussen 8 en 16 jaar. Deze werden onderverdeeld als elite of drop-‐out in functie van hun speelniveau twee jaar na het eerste testmoment. Elite werd gedefinieerd als ‘deel uitmakend van een jeugdteam in een professionele club (minimaal 5 trainingseenheden / week)’, terwijl drop-‐out afgebakend werd als ‘gedaald in speelreeks of gestopt met voetbal twee jaar na het testmoment’. Antropometrische metingen omvatten lengte, gewicht, vet%, zithoogte en APHV. Voor het fysieke prestatievermogen werden de staande vertesprong, counter movement jump, YoYo Intermittent Recovery Test 1, 5m en 30m sprint, en de Ghent University Dribble test afgenomen. Voor de grootmotorische coördinatie werden drie items van de Körperkoordinationstest für Kinder afgenomen (Kiphard & Schilling, 2007). Er werd nagegaan in welke mate de maturiteitsstatus, antropometrie, fysiek prestatievermogen, coördinatie en techniek bepalend waren voor een positieve carrièreontwikkeling.
14
6 Beschri jving van data en analyse
6.1 Maturiteit in het TD en TID proces in de Vlaamse Topsportfederaties
Zoals besproken onder het hoofdstuk methodiek werden de bestudeerde federaties onderverdeeld in vier categorieën in functie van het belang dat tijdens het TID proces aan maturiteit wordt gehecht. De rol van maturiteit wordt hieronder samengevat. De SWOT-‐analyses per federatie zijn in bijlage 1 weergegeven.
6.1.1 SPORTFEDERATIES DIE EEN GESTANDAARDISEERDE MATURITEITSBEPALING GEBRUIKEN
EN HIERMEE REKENING HOUDEN BIJ DE INTERPRETATIE VAN TESTRESULTATEN
De Vlaamse Atletiekliga schakelt ervaren trainers in op provinciale testdagen. De maturiteit wordt bepaald aan de hand van de Mirwald methode bij de talentdetectie. Bij de interpretatie van de gegevens uit de testbatterij wordt rekening gehouden met de maturiteitsgraad. In de topsportschool atletiek wordt de maturiteit, bepaald aan de hand van de RX-‐methode, gebruikt als deliberatiefactor. Hoewel de Badminton Vlaanderen vzw maar over een kleine talentpool beschikt, wordt er gebruik gemaakt van een uitgestippeld talent ontwikkelingstraject. De instroom en doorstroomfiches houden rekening met de maturiteit van de jonge badmintonspelers. De Vlaamse Schermbond maakt gebruik van een selectiemodel waarbij jeugdschermers doorstromen van jeugdwerking naar de topsportschool. De selectie doorloopt drie fasen. Fase één omvat de generieke tests die rekening houden met de ontwikkelingsgraad en maturiteit van de jonge schermers. In fase twee komen de schermspecifieke tests aan bod en in de laatste fase volgen medische en psychologische tests. De Vlaamse Triatlon en Duatlon Liga voorziet in een longitudinale screening en opvolging van triatleten. Talent en ontwikkeling worden via gerichte testprocedures gemeten en ingeschat. Het selectiemodel is wetenschappelijk onderbouwd en houdt rekening met maturiteit, fysieke en motorische talentkenmerken. De Voetbalfederatie Vlaanderen houdt rekening met de maturiteit van de jeugdspelers. De future-‐teams zijn het schoolvoorbeeld voor een gemengde werking van korte termijn resultaat nastreven met de vroegmature spelers die gekoppeld is aan de lange termijn ontwikkeling van de laat mature spelers. Aan de basis op clubniveau komen er nog steeds minder laatmature spelers aan bod ten gevolge van de eerdere selecties. De Vlaamse Volleybalbond past op ruime schaal de Voltistestbatterij toe bij 12-‐jarige jongeren. Binnen de selectie wordt er gefocust op gestalte, sprongkracht en motoriek. Twee niet-‐invasieve methoden i.e. de groeicurven en de gestaltepredictie van Sherar 2005 worden op grote schaal toegepast en bij instroom in de topsportschool worden RX metingen uitgevoerd om de volwassen gestalte te voorspellen. De Wielerbond Vlaanderen voert een generieke testbatterij uit om de kwaliteiten van alle jonge wielrenners in kaart te brengen. Bij het bespreken van de resultaten wordt rekening gehouden met de maturiteit, die aan de hand van de APHV wordt bepaald. De Vlaamse Zwemfederatie richt elk jaar talentdagen in waar naast de actuele stand van antropometrische fysieke en motorische tests eveneens een bepaling van de APHV aan de hand van de Mirwald formule gebeurt. De federatie is er zich van bewust dat de maturiteit hier in het nadeel kan spelen van een aantal zwemmers en houdt hier ook rekening mee.
15
6.1.2 FEDERATIES DIE GEBRUIK MAKEN VAN EEN GESTANDAARDISEERDE METHODE VOOR
MATURITEITSBEPALING
De Vlaamse Basketballiga hanteert objectieve criteria en testbatterijen om selecties door te voeren. Er wordt een eindlengte predictie gemaakt waarmee rekening wordt gehouden, maar het is niet duidelijk in welke mate maturiteit een rol speelt bij selecties. De Gymfed hanteert verschillende testprocedures voor verschillende gymnastiekdisciplines. Er is een zeer duidelijk beleid met betrekking tot TID. De APHV van de gymnasten die participeren aan de instroomtests voor de topsportschool wordt bepaald aan de hand van de formule van Mirwald. Er wordt echter niet systematisch rekening gehouden met de maturiteitsgraad, hoewel de morfologie van de gymnastes een directe impact heeft op hun testscores.
6.1.3 FEDERATIES DIE ZICH BEWUST ZIJN VAN DE IMPACT VAN MATURITEIT OP TESTRESULTATEN
De Vlaamse Hockey Liga legt de nadruk op techniek en tactiek. De jeugdspelers worden via hun club doorverwezen naar provinciale selectietrainingen, die op die manier kunnen recruteren uit een brede basis. De federatie is zich bewust van het feit van er in de jeugdcategorieën grote verschillen in antropometrie en fysiek prestatievermogen zijn, maar brengt maturiteit niet in kaart omdat selecties in eerste instantie op basis van techniek en tactiek gebeuren. In de periode 2009-‐2012 werd een een talentidentificatiesysteem toegepast door de Vlaamse Judo Federatie dat afgeleid was van het Vlaams Sportkompas. De resultaten werden gekoppeld aan de maturiteitsstatus van de judoka’s. Door een gebrek aan budget werden de selecties in eigen beheer verdergezet met het accent op de technische kwaliteiten van de jonge sportbeoefenaars. De federatie is zich bewust van de impact van de maturiteit op de prestatie van jonge sportbeoefenaars en wil ook investeren in een wetenschappelijk onderbouwd talentidentificatiesysteem dat rekening houdt met de ontwikkeling van de jonge sportbeoefenaars. Voor Sneeuwsport Vlaanderen is er een duidelijk selectiebeleid met criteria, waarbij rekening gehouden wordt met riders die ‘voor’ of ‘achter’ liggen op de algemene ontwikkeling. Maturiteit wordt hierbij niet expliciet in kaart gebracht. De Vlaamse Yachting Federatie is zich bewust de verschillen in fysieke ontwikkeling van jeugdzeilers. Het detecteren van talentrijke zeilers gebeurt niet systematisch en hierdoor kunnen de vroegmature zeilers bevoordeeld worden bij selecties. Er is nood aan criteria die rekening houden met de fysieke vereisten en de ontwikkelingsstatus van de zeilers en windsurfers.
6.1.4 FEDERATIES WAAR DE MATURITEIT NIET IS OPGENOMEN IN HET TID MODEL
Binnen de Koninklijke Belgische Korfbalbond en bij de Vlaamse Rollerbond wordt lichamelijke maturiteit op geen enkel niveau gemeten of in rekening gebracht. Screening en selectie gebeuren in hoofdzaak door wedstrijdobservatie. Bij de Vlaamse Vereniging voor Golf worden duidelijke normen gehanteerd voor de selecties en de instroom voor de topsportscholen. Ondanks het feit dat de fysieke parameters voordelen bieden in deze sport wordt er geen rekening gehouden met de de maturiteit van de spelers. De scouting gebeurt door erkende coaches op basis van skills en drills. De Vlaamse Ju-‐Jitsu federatie selecteert op basis van tornooiresultaten. Er is nood om meer ontwikkelingsgericht te werken zodat rekening kan gehouden worden met de fysieke ontwikkeling en de maturiteit van de jonge sportbeoefenaars. Er is nood aan objectieve criteria die de subjectieve beoordelingen en deliberaties kunnen tegengaan. Er is een grote pool van toptrainers aanwezig binnen de Vlaamse Kano en Kajak Federatie die zich uitspreken over de selecties van jonge atleten. Er werden voor verschillende disciplines reeds ontwikkelingslijnen uitgewerkt, maar er is geen informatie beschikbaar over maturiteit.
16
De Vlaamse Liga Paardensport hanteert strikte criteria voor selecties. Er is momenteel geen informatie beschikbaar over eventuele ontwikkelingslijnen voor jeugdtoppers of de rol van maturiteit. Gezien de specificiteit van de sport lijkt dit niet noodzakelijk een zwakte te zijn Parentee maakt gebruik van wetenschappelijk onderbouwde testbatterijen. De selecties gebeuren op basis van de verschillende classificaties. Maturiteit komt niet voor in het screeningssysteem gezien de specificiteit van deze federatie: verfijnen naar maturiteit is weinig doeltreffend aangezien alle atleten voldoende kansen krijgen om door te stoten in hun sport. Er is een nauwe samenwerking met de clubs wat de doorstroom van toppers ook bevordert. De Vlaamse Roeiliga hanteert individuele trainingsprogramma’s vanaf de jeugd. Er wordt geen rekening gehouden met maturiteit bij de jongeren, onder andere omdat de talentpool al erg klein is om op basis hiervan te deselecteren. De Vlaamse Rollerbond organiseert geen testdagen waarop fysieke eigenschappen gemeten worden. Er zijn nog zeer veel groeimogelijkheden voor de talentidentificatie binnen deze federatie die nu enkel de prestaties van de jonge atleten als selectiecriterium hanteren. Het invoeren van een valide testbatterij waarbij techniek, kracht, snelheid en uithouding aan bod komen en afgetoetst worden aan de maturiteitsstatus is een noodzaak binnen deze sport, waar de laatmature atleten minder kans maken om door te stoten tot het eliteniveau. De Vlaamse Tafeltennisliga vzw. hanteert een selectiesysteem waarbij trainers de prestaties van atleten scoren. Er wordt echter geen gebruik gemaakt van een testbatterij waarin fysieke prestatiekenmerken worden gemeten. Met maturiteit van de jonge spelers wordt geen rekening gehouden. Tennis Vlaanderen heeft een duidelijke en open communicatie over talentbeleid, en een zeer goed uitgewerkt jeugdbeleid. Er bestaat een eigen testbatterij voor TID, maar daarin wordt het aspect maturiteit niet opgenomen.
17
6.2 Relatie tussen invasieve en niet-‐invasieve indicatoren van maturiteit
6.2.1 DEELSTUDIE ZWEMMERS.
Hoewel er significante correlaties tussen de drie methodes werden gevonden, is de mate van overeenkomst bij een twee-‐aan-‐twee vergelijking vrij laag. Er was 71% overeenkomst tussen de APHV methode en de skeletale maturiteit. De KR methodiek kwam minder goed overeen met de skeletale maturiteit (56% overeenkomst), terwijl de laagste overeenkomst werd gevonden tussen APHV en de KR methode (36% overeenkomst). Tabel 6.1.1. Frequentie en cross-‐tabs van classificaties van maturiteit tussen verschillende indicatoren van maturiteit in 10-‐14 jaar oude zwemmers.
6.2.2 DEELSTUDIE VOETBALLERS.
De verschillende interpretatietechnieken van de radiografieën van de linkerpols (TWII versus TWIII) kwamen zeer goed met elkaar overeen, waarbij over de leeftijden heen alle correlatiecoëfficiënten groter dan 0.95 waren. De overeenkomst tussen de invasieve en non-‐invasieve technieken voor de inschatting van de volwassen eindlengte was hoog tot zeer hoog, met correlatiecoëfficiënten tussen 0.70 en 0.95. De opdeling van de spelers over de categorieën vroeg/gemiddeld/laatmatuur op basis van deze skeletale leeftijd kwam matig tot goed overeen met de inschattingen op basis van antropometrische metingen of inschatting van het percentage van de bereikte eindlengte. Deze bevindingen impliceren dat er voorzichtig dient omgegaan te worden met de inschatting van de APHV van één individuele atleet.
6.2.3 VERGELIJKEN VAN DE EINDGESTALTE VIA INVASIEVE EN NON-‐INVASIEVE PREDICITEMETHODEN.
Indicatoren en categorieën Indicatoren en categorieën V G L Totaal %
overeenkomst
APHV
Skeletale maturiteit
V 2 2 0 4 G 3 32 9 44 L 0 0 1 1 Totaal 5 34 10 49 71% %Voorspelde Lengte Skeletale maturiteit
V 4 8 0 12 G 0 14 3 17 L 0 5 2 7 Totaal 4 27 5 36 56% APHV
%Voorspelde Lengte
V 3 1 0 4 M 9 16 6 31 L 0 0 1 1 Totaal
12
17
7
36 36%
18
Figuur 6.2.3a: Vergelijking van de predictie van de gestalte via de invasieve methode RX met de groeicurve van een vroeg mature voetballer waarvan de gestalte op volwassen leeftijd gekend is (Bron curves: VUB afdeling Antropogenetica ism KU Leuven Jeugdgezondheidszorg). De voorspelling van de eindgestalte is een belangrijk gegeven in verschillende sporten. De volwassen gestalte van voetballers werd vergeleken met de gestalte op jonge leeftijd uitgezet op de groeicurve en de predictie van de volwassen gestalte door middel van de invasieve RX-methode (zie figuur 6.2.3a voor een voorbeeld). Het verzamelen van gegevens op volwassen leeftijd ging echter gepaard met een zeer grote drop-out van de op jonge leeftijd gemeten sportbeoefenaars. Aangezien de betrouwbaarheid van de resultaten hierdoor in het gedrang kwam werd ervoor geopteerd deze analyses niet in detail te presenteren. Van de 10, opgemeten subjecten was er een zeer goede overeenkomst tussen de voorspelde en de eigenlijke eindlengte (afwijking minder dan 2.0 cm) voor 8 voetballers, maar erg slechte overeenkomst voor 2 spelers (afwijking > 10 cm). Door de beperkte sample size kunnen deze bevindingen niet veralgemeend worden. In volleybal is de predictie van de volwassen gestalte van zeer groot belang zoals blijkt uit figuur 6.2.3b. De aanvallers die op het hoogste internationaal niveau presteren zijn bij voorkeur groter dan 2 meter. Bij de selectie voor de topsportschool volleybal in Vlaanderen is de predictie van de volwassen lichaamslengte een belangrijke parameter.
19
Figuur 6.2.3b: Gestalte van topsportleerlingen vergeleken met de gemiddelde volwassen gestalte van volleybalspelers voor verschillende posities. Bij de VOLTIS-tests worden sinds 2013 twee niet invasieve gestalte predictie methoden toegepast. Enerzijds wordt de volwassen gestalte geëxtrapoleerd aan de hand van de groeicurven en anderzijds wordt de volwassen gestalte voorspeld via de formule van Sherar et al (2005). Deze predicties kunnen op vrij eenvoudige manier op grote schaal worden toegepast (meer dan 600 spelers per jaar). Hoewel de predicties soms meer dan 10cm uit elkaar lopen is deze eerste vorm van voorspellen van groot belang om de spelers verder uit te nodigen voor de provinciale werking.
20
Figuur 6.2.3c: Predictie van de volwassen gestalte bij jonge volleybalspelers (voorbeeld). Tot op heden is er geen patroon te herkennen waarbij een vroege of late maturiteit verantwoordelijk is voor de grote verschillen tussen de methoden. Aangezien de VOLTIS-testbatterij een eerste stap is naar de instroom in de topsportschool is het belangrijk dat de resultaten van beide methoden gekend zijn om richting te geven aan het potentieel van de volleybalspelers.
6.3 Impact van maturiteit op het fysieke prestatievermogen
6.3.1 DEELSTUDIE ZWEMMERS.
Bij zowel de mannelijke als de vrouwelijke zwemmers was er een duidelijke tendens tot grotere en zwaardere atleten naarmate zij een hogere skeletale leeftijd (als maat voor maturiteit) vertoonden. Door de beperkte steekproefgrootte werd echter niet overal het statistische significantieniveau bereikt. De zwemprestatie (uitgedrukt als Rudolph-‐score) vertoonde eenzelfde tendens op het selectiemoment, namelijk een betere score voor de vroeg-‐mature zwemmers, hoewel ook hier het significantieniveau niet werd bereikt.
21
Tabel 6.3.1:Antropometrische verschillen tussen vroeg, gemiddeld en laatmature zwemmers (Thomis et al, 2013)
6.3.2 DEELSTUDIE VOLLEYBALLERS.
Uit de resultaten van de VOLTIS-‐tests blijkt dat de maturiteitsstatus een grote impact kan hebben bij de selectie van 12-‐ jarige volleybalspelers. Wanneer de 124 deelnemers gerangschikt worden volgens APHV en de groep vervolgens in 4 kwartielen wordt verdeeld, zijn er duidelijke verschillen in bijvoorbeeld de score op de spikejump (hoogtesprong na aanloop), één van de prestatiebepalende kenmerken, op te merken. Vroegmature jongens springen gemiddeld 25 cm hoger op deze test in vergelijking met jongens die laatmatuur zijn (Q4 op basis van APHV). Dit verschil wordt niet enkel door een voorsprong in sprongkracht, maar ook door een grotere lichaamslengte veroorzaakt. Onafhankelijk van het effect van biologische maturiteit treedt ook een duidelijk verschil in prestatievermogen in functie van het geboortekwartiel op. Zo springen 13-‐jarige jongens die in het eerste kwartiel van een selectiejaar geboren zijn springen 15 cm verder dan hun peers uit het laatste kwartiel. Een gecumuleerd effect van een voorsprong in biologische ontwikkeling en een geboortedatum in het eerste kwartiel kan bij deze prestatietest leiden tot een (tijdelijke) voorsprong van ruim 20 cm of meer dan 10% van de te behalen prestatie op 13 jarige leeftijd. Tabel 6.3.2. Gemiddelde (SD) waarden voor gestalte, staande vertesprong en spike jump bij 12-‐jarige jongens volgens hun maturiteitsstatus.
Kwartiel APHV Q1 Gem (SD)
Q2 Gem (SD)
Q3 Gem (SD)
Q4 Gem (SD)
Gestalte (cm) 165.3 (5.4) 157.5 (4.3) 153.5 (4.4) 149.7 (3.4) Vertesprong (cm) 180.0 (20.7) 166.9 (15.8) 170.6 (20.6) 169.9 (22.1) Spike Jump (cm) 265.5 (13.5) 250.4 (11.1) 246.1 (10.0) 240.1 (8.5)
22
6.4 Invloed van maturiteitsstatus op de prestatie-‐ontwikkeling
6.4.1 DEELSTUDIE ZWEMMERS
In tegenstelling tot de tendens tot betere prestaties van vroegmature zwemmers op het moment van de testafname, werden er geen verschillen gevonden in maturiteitsstatus tussen de zwemmers met een positief, niet-‐succesvol of negatief ontwikkelingstraject. De respectievelijke verschillen tussen kalenderleeftijd en geschatte biologische leeftijd bedroegen 0.094 +/-‐ 0.4 jr (positief, N = 9), 0.075 +/-‐ 0.2jr (niet-‐succesvol, N = 29) en 0.029 +/-‐ 0.3 jr (negatief, N = 11).
6.4.2 DEELSTUDIE GYMNASTIEK
Uit de survivalanalyse die werd uitgevoerd bij 3 cohorten meisjes die deelnamen aan de entreetests gymnastiek (Pion et al, 2015) blijkt dat de kansen om verder door te groeien binnen het A-‐niveau afnemen naarmate de scores op 8 cruciale tests onder een bepaalde waarde vallen. Indien een 7-‐jarig meisje sneller dan 3.902 s loopt over een afstand van 20m verhoogt het haar kansen met 67,6% om vijf jaar later nog actief te zijn op het hoogste niveau in de AGD. In dezelfde studie wordt het belang van de kracht eveneens onderstreept met een grens voor de counter movement jump die op 23.8cm ligt, om de kansen met 53,4% te verhogen en de rompkracht (knee push ups) waarbij de kansen met 91.3% stijgen wanneer 7-‐jarige gymnastes deze test meer dan 31keer in 30 seconden kunnen uitvoeren. Voor deze drie snelheid-‐ en krachttests geldt dat naast het voordeel van de maturiteitsstatus de beter getrainde gymnasten hier een voordeel kunnen uit halen bij de selectie. In dezelfde studie werd tevens aangetoond dat kinderen die een goede basismotoriek vertonen hun kansen met 291% verhogen om te overleven in de topsport AGD.
6.4.3 DEELSTUDIE VOETBALLERS
Een eerste opmerkelijke vaststelling is dat er weinig interactie is tussen de maturiteitsstatus en de fysieke en antropometrische verschillen die bij voetballers van elite en sub-‐elite niveau werden gevonden. Het fysieke prestatievermogen op het testmoment bleek van weinig invloed te zijn op de kansen om op hetzelfde niveau (m.a.w. ‘elite’) te blijven spelen, dan wel om te dalen van spelniveau of zelfs te stoppen met voetballen. In alle leeftijdscategorieën werden verschillen gevonden tussen de spelers die in de sport actief bleven (contract) en de spelers die na verloop van tijd stopten met voetbal spelen (drop-‐out). Contractspelers sprongen verder (p = 0.011) en zijn sneller over een afstand van 5m (p = 0.041) dan de spelers die afhaakten. Hoewel er fysieke verschillen op het testmoment aan te duiden waren tussen spelers die later wel een positief ontwikkelingstraject zouden volgen, worden deze fysieke verschillen niet verklaard door verschillen in maturiteitsstatus op het testmoment. Dit impliceert dat deze fysieke verschillen ook, en waarschijnlijk in sterkere mate, veroorzaakt kunnen worden door verschillen in trainingshistoriek of het geboortekwartiel van de spelers (spelers geboren in het eerste kwartiel van een selectiejaar hebben per definitie een grotere kans op een fysieke voorsprong op hun jaargenoten die in het laatste kwartiel zijn geboren).
23
7 Beleidsaanbevelingen en -‐relevantie
7.1 Bewustmaking van het effect van maturiteitsstatus op het actuele prestatievermogen van jonge sporters.
Er is erg veel variatie in de mate waarin de Vlaamse (Top-‐)sportfederaties omgaan met de mogelijke impact van maturiteit. Dit betekent niet dat federaties per definitie anders moeten omgaan met dit aspect aangezien de maturiteitsgebonden verschillen in antropometrie en fysiek prestatievermogen niet in elke sport even cruciaal zijn. Slechts één derde van de onderzochte Vlaamse (Top)sportfederaties houdt rekening met de maturiteit bij de interpretatie van de testresultaten. Bij de federaties die momenteel geen rekening houden met de maturiteit van de jeugdspelers zijn toch een aantal sporten terug te vinden die steunen op lichamelijke en fysieke eigenschappen die aan maturiteit gerelateerd zijn (zoals bijvoorbeeld kajak, roeien, hockey). Hierbij kan aangenomen worden dat de invloed van de maturiteit een cruciaal gegeven is bij de talentontwikkeling van jonge sportbeoefenaars. De redenen waarom maturiteit niet aan bod komt zijn zeer divers: kleine talentpool waarbij er zo weinig mogelijk de-‐selectie wordt nagestreefd, overwegend belang van techniek en tactiek, logistieke drempels (RX kostprijs), laatspecialisatie sport. Toch drukken een aantal federaties de wens uit om meer in te zetten op de biologische verschillen tijdens de groei, hetzij door onderzoek naar de rol van maturiteit in een specifieke sport, hetzij door het relatieve leeftijdseffect onder controle te houden door de geboortemaand (ipv enkel het geboortejaar) in rekening te brengen bij het evalueren van hun sporters. Het verdient bijgevolg aanbeveling om deze federaties bewust te maken van de mogelijke optimalisatie van hun TID model wanneer ook de biologische leeftijd en het effect ervan in kaart wordt gebracht.
7.2 Bewust omgaan met de groeispurtproblematiek in de topsportscholen
Bij de geselecteerde meisjes in de topsportscholen merken we op dat de piekgroeispurt vroeg valt bij topsportleerlingen in de teamsporten. In basketbal en volleybal valt de piekgroeispurt bij ¾ van de topsportleerlingen vroeger dan in de meeste andere sporten. Bij de meisjes is dit voor ze 13 jaar en bij de jongens voor ze 14,5jaar worden. Wanneer de fysieke parameters mee bepalend zijn bij de selectie voor de topsportscholen zou hier nog meer aandacht moeten aan geschonken worden omdat het risico op het selecteren van vals positieve beloften te groot is. Beide sportfederaties zijn zich bewust van de kans op fout geselecteerde sportbeoefenaars. De bepaling van de maturiteit is hoe dan ook een belangrijk gegeven om doelgerichte trainingsprogramma’s uit te schrijven op maat van elke topsport leerling. Aan de andere kant van het continuüm vinden we sporten waaronder gymnastiek, judo en triatlon waar de piekgroeispurt laat komt. Bij de meisjes ligt de piekgroeispurt zelfs voorbij de leeftijd van 14,5 jaar. De kans dat er vals positieve beloften geselecteerd worden in het judo is zeer realistisch omdat er op het moment van de instroom in de topsportscholen het grootste deel van de meisjes in hun groeispurt zitten. De fysieke voordelen in deze krachtsport zijn mogelijk ook verantwoordelijk voor de vals positief geselecteerd judoka’s die na verloop van tijd niet meer aan de hoge topsportvereisten kunnen voldoen. De gymnastiek kan omschreven worden als een vroeg-‐specialisatie sport waarbij de piekgroeispurt bij de meisjes laat valt. In de gymnastiek worden de selecties zeer vroeg doorgevoerd en bij de entreetests in de AGD op 7-‐jarige leeftijd is de invloed van de maturiteit minder groot.
7.3 Opmaak van een duideli jke strategie over hoe om te gaan met deze problematiek.
Het vroegtijdig afhaken in de sport omwille van de nadelen verbonden aan de maturiteitsstatus, moet de selectiecommissies aanzetten om hun selectiepolitiek bij te sturen. Een mogelijke optie is te
24
werken met schaduwteams zoals dit momenteel gebeurt in de Voetbalfederatie Vlaanderen. Een alternatief is bij ‘deliberaties’ over selecties systematisch de maturiteitsstatus kwalitatief of kwantitatief in rekening te brengen. Hier is echter geen generieke oplossing voor over sporten heen, aangezien de APHV formules werden opgemaakt bij niet-‐atleten, en niet noodzakelijk even valide zijn in elke sporttak. Een APHV inschatting kan gebruikt worden om atleet te positioneren tegenover zijn peers in een bepaalde cohorte (dus ‘vroeger of later matuur’ dan zijn collega’s), eerder dan als een absoluut cijfer.
7.4 Bepaling van maturiteit en eindlengte
Het voorspellen van de volwassen eindlengte op basis van invasieve of niet-‐invasieve methoden heeft een vrij goede nauwkeurigheid, met een foutmarge van +/-‐ 5 cm op de volwassen eindlengte. Voor de meeste sportdisciplines is dit een voldoende grote nauwkeurigheid. In sporttakken waarin de eindlengte een sterke prestatiebepalende variabele is (zoals volleybal of gymnastiek) volstaat deze nauwkeurigheid echter niet. Bovendien zijn de formules voor de voorspelling van de volwassen eindlengte in hoofdzaak berekend op populaties met een ‘normale’ eindlengte, en is de toepasbaarheid naar extreem grote (volleybal) of extreem kleine atleten (gymnastiek) nog onvoldoende aangetoond. Onderzoek naar de betrouwbaarheid en validiteit van deze formules in specifieke sportieve populaties, meer bepaald in sporten waarin gezocht wordt naar extreem grote of erg kleine atleten, is aanbevolen.
7.5 Overwegen om ruwe testresultaten te corrigeren
Overwegen van objectieve correctie voor vroeg-‐ of laatmaturiteit is het meest aan de orde in die sportdisciplines waarin de cruciale identificatiefactoren heel sterk door maturiteit worden beïnvloed (spronghoogte bij volleybal, kracht bij judo). Dit geldt echter ook, en onafhankelijk van maturiteit, voor het relatieve leeftijdseffect (RAE). De impact van de maturiteit op de selectienormen van een krachttest is van die aard dat er moet overwogen worden om de normen te corrigeren voor zowel de chronologische leeftijd door de schaal niet af te ronden per leeftijdsjaar, maar de correcte actuele leeftijd te bepalen tot op 1/10 (vb. 13,4 jaar) of te werken met geboortekwartielen. Tegelijk is ook een correctie op basis van de maturiteit aan de orde. Deze correcties, en meer bepaald de correctie in functie van het de APHV, dient echter ook met de nodige nuance bekeken te worden gezien de onvolmaakte accuraatheid van de APHV methode.
7.6 Focus op cruciale eigenschappen die minder door maturiteit worden beïnvloed
De meeste sportfederaties schenken overwegend aandacht aan de fysieke prestatiefactoren. Deze worden vooral beïnvloed door training en maturiteitsstatus. Het atletisch potentieel is echter vooral te objectiveren aan de hand van generieke motoriektests die momenteel in weinig federaties worden afgenomen omwille van hun niet sport specifiek karakter. Het feit dat minder trainbare karakteristieken gemeten kunnen worden en een grotere impact hebben op de overlevingskansen zoals werd aangetoond in de gymnastiekstudie pleit voor de inclusie van motoriektests in talentidentificatie testbatterijen. De Vlaamse Volleybalbond heeft de oorspronkelijke VOLTIS-‐testbatterij herwerkt omdat er teveel werd gefocust op de fysieke parameters (gestalte en springen). Deze testbatterij wordt bij 12-‐jarige jongens en meisjes toegepast op het moment dat er grote verschillen in maturiteit zijn. Naast de fysieke parameters werden drie motorische tests toegevoegd aan de testbatterij die een aanvullend beeld geven over de motoriek van de volleybalspelers. Uit een retrospectieve studie die werd uitgevoerd bij leerlingen van de topsportschool (Pion et al, 2015) blijkt dat de generieke motoriektests minder onderhevig zijn aan de maturiteitsstatus van de sportbeoefenaars en dat ze
25
betrouwbare parameters zijn om het eliteniveau te voorspellen, omdat ze minder onderhevig zijn aan fysieke schommelingen.
26
8 Slot
In dit onderzoek werd nagegaan hoe de Vlaamse sportfederaties omgaan met het effect van de maturiteit op het prestatievermogen bij jonge sporters. De ontwikkeling van sporters verloopt verschillend met als gevolg dat de groeispurt bij de ene sporter vroeger dan bij de andere plaatsvindt. Minder dan de helft van de sportfederaties houdt rekening met de maturiteitsstatus op het ogenblik van de selectie en is zich bewust van de impact van de maturiteit op het fysiek prestatievermogen en de prestatie-‐ontwikkeling van de jonge sporters. De relatie tussen invasieve en niet-‐invasieve methoden werd onderzocht bij zwemmers en voetballers. Bij de zwemmers was de mate van overeenkomst vrij laag APHV en skeletale maturiteit (71%). Bij de voetbalstudie was de overeenkomst tussen de invasieve methoden voor de inschatting van de eindlengte hoog tot zeer hoog (70 tot 90%). Dat laat mature sportbeoefenaars een nadeel ondervinden op het moment dat er geselecteerd wordt blijkt uit de studies die werden uitgevoerd bij zwemmers, voetballers, volleybalspelers. Bij andere sporten zoals gymnastiek kan laatmaturiteit dan weer een voordeel zijn. Er is nood aan een duidelijke strategie om rekening te houden met de gevolgen van de maturiteitsstatus op het ogenblik van de selecties. Voor de predictie van de volwassen gestalte is er geen gouden standaard en kan men best een combinatie van verschillende non-‐invasieve methodes toepassen in de eerste fase van talentidentificatie. Naarmate de investeringen in de sport groter worden kan de predictie op invasieve manier bekrachtigd worden.
27
9 Literatuurl i jst
Buekers, M., Borry, P., & Rowe, P. (2014). Talent in sports. Some reflections about the search for future championships. Movement and Sports Sciences. Doi 10.1051/sm/2014002.
Deprez D, Fransen J, Lenoir M, Philippaerts RM & Vaeyens R. (2015). A retrospective study on anthropometrical, physical fitness and motor coordination characteristics that influence drop-‐out, contract status and first-‐team playing time in high-‐level soccer players, aged 8 to 18 years. Journal of Strength and Conditioning Research, 29, 6, 1692-‐1704.
Deprez, D., Coutts, A., Fransen, J., Deconcink, F., Vaeyens, R., Lenoir, M., & Philippaerts, R. (2013). Relative age, biological maturation and anaerobic characteristics in elite youth soccer players. International Journal of Sports Medicine, 34, 897-‐903
De Bosscher, V., Bingham, J., & Shibli, S. (2008). The global sporting arms race: An international comparative study on sports policy factors leading to international sporting success. Meyer & Meyer Verlag.
Fragoso, I., Massuca, L., & Ferreira, J. (2015). Effect of birth month on physical fitness of soccer players (Under 15) according to biological maturation. International Journal of Sports Medicine, 36, 1, 16-‐21.
Khamis, H. J., & Roche, A. F. (1994). Predicting adult stature without using skeletal age: the Khamis-‐Roche method. Pediatrics, 94(4), 504-‐507.
Malina, R., Cumming, S., Morano, P., Barron, M., & Miller, S (2005). Maturity status of youth football players: a non-‐invasive estimate. Medicine and Science in Sports and Exercise, 37, 1044-‐1052.
Malina, R., Coelho E Silva, M., Figueiredo, A., Carling, C., & Beunen, G. (2012). Interrelationships among invasive and non-‐invasive indicators of biological maturation in adolescent male soccer players. Journal of Sports Sciences, 30, 1705-‐1717.
Malina, R., Koziel, S. (2014). Validation of maturity offset in a longitudinal sample of Polish boys. Journal of Sports Sciences, 32, 5, 424-‐437.
Matthys, S. Vaeyens, R., Vandendriessche, J., Vandorpe, B., Lenoir, M., & Philippaerts, R. (2012). The contribution of growth and maturation in the functional capacity and skill performance of male adolescent handball players. International Journal of Sports Medicine, 33, 543-‐549
Mirwald, R, Baxter-‐Jones, A., Bailey, D., & Beunen, G. (2002). An assessment of maturity from anthropometric measurements. Medicine and Science in Sports and Exercise, 34, 4, 689-‐694.
Pion, J., Lenoir, M., Vandorpe, B., & Segers, V. (2015). Talent in female gymnastics: a survival analysis based upon performance characteristics. International Journal of Sports Medicine 36: 935-‐940, DOI/10.1055/s-‐0035-‐1548887
Pion, J. A., Fransen, J., Deprez, D. N., Segers, V. I., Vaeyens, R., Philippaerts, R. M., & Lenoir, M. (2015). Stature and Jumping Height Are Required in Female Volleyball, but Motor Coordination Is a Key Factor for Future Elite Success. The Journal of Strength & Conditioning Research, 29(6), 1480-‐1485.
Sherar, L. B., Mirwald, R. L., Baxter-‐Jones, A. D., & Thomis, M. (2005). Prediction of adult height using maturity-‐based cumulative height velocity curves. The Journal of pediatrics, 147(4), 508-‐514.
Tanner, J. M., Whitehouse, R. H., Marshall, W. A., Healty, M. J. R., & Goldstein, H. (1975). Assessment of Skeleton Maturity and Maturity and Prediction of Adult Height (TW2 Method).
28
Tanner, J. M., Healy, M. J. R., Goldstein, H., & Cameron, N. (2001). Assessment of skeletal maturity and prediction of adult height: TW3 Method Saunders.
Thomis, M., Ghekiere, A.,Rombauts, S., & Lenoir, M. (2013). The Proceedings of the 28th Pediatric Work Physiology Meeting: 2013-‐09-‐26, Pages: 247-‐251. Taylor & Francis Ltd.
Vandendriessche, J., Vandorpe, B., Coelho-‐e-‐Silva M.J., Vaeyens, R., Lenoir, M., Lefevre, J., & Philippaerts, R. (2012). Biological maturation, morphology, fitness and motor coordination as part of a selection strategy in the search for international youth soccer players (15-‐16 years). Journal of Sports Sciences, 30, 15, 1695-‐1703.
Vandorpe, B., Vandendriessche, J., Vaeyens, R., Pion, J., Lefevre, J., Philippaerts, R., & Lenoir, M. (2011). Factors discriminating gymnasts by competitive level. International journal of sports medicine, 32(8), 591.
29
10 Bij lagen : SWOT analyses van de bestudeerde (top-‐)sportfederaties
Badminton Vlaanderen vzw STRENGHTS 1) Uitgestippeld talent ontwikkelingstraject school / club : provinciale selectie / TSD selecties / TSS / ... 2) Uitgeschreven selectiecriteria rekening houdend met fysieke ontwikkeling en maturiteit 3) Deliberaties houden rekening met de maturiteit (APHV) 4) Gebruik van instroom en doorstroomfiches WEAKNESSES 1) Kleine talentpool OPPORTUNITIES 1) Jeugdwerking verder optimaliseren en verruimen zodat de instroom naar de TSS ruimer wordt. 2) Data van topsporters worden Meerdere keren per jaar aangevuld THREATS 1) Mindere prestaties van toppers kunnen de talentwerking aan de basis hypothekeren Gymnastiekfederatie Vlaanderen vzw STRENGHTS 1) Samenwerking KULeuven ifv groei en maturiteit, UGent ifv immuniteit en VUB ifv mentale aspecten 2) Testbatterij naar potentieel, niet naar trainingsstatus 3) Ontwikkeling van clubtrainers van potentiële talenten door middel van regiotrainingen 4) Opvolgen van potentiële talenten en betrekken van clubtrainer bij controletrainingen WEAKNESSES 1) Verschillende testprocedures voor verschillende disciplines 2) Maturiteit enkel bij talentidentificatie niet bij verdere selecties (behalve subjectieve beoordeling) OPPORTUNITIES 1) Interdisciplinaire samenwerking (AGD, AGH, ACRO) => tijdswinst, budget, transfer tussen disciplines 2) Opvolgen van proportionele en segment groei kan gebruikt worden om maturiteit te meten en in rekening te brengen. THREATS 1) Beperkt aantal clubs doet mee aan regiotrainingen/entreetesten Samenwerking UGent stopgezet Koninklijke Belgische Korfbalbond vzw STRENGHTS 1) Uitgebreide opvolging van de atleten door meerdere wedstrijden te observeren (eveneens weakness omdat dit een subjectieve inschatting is). WEAKNESSES 1) Geen gebruik van een objectieve testbatterij zodat fysieke eigenschappen gekwantificeerd kunnen worden. 2) Geen meerdere screeningsmomenten van de atleten. 3) Geen rekening gehouden met maturiteit van de spelers (geen kennis, geen meting, geen aparte ontwikkelingslijnen). OPPORTUNITIES 1) Nog zeer veel groeimogelijkheden voor hun talentidentificatie programma door in de eerste plaats het invoeren van een valide testbatterij.
30
2) Door veel wedstrijden te observeren zal de laatmature speler nog steeds opgemerkt kunnen worden en in aanmerking komen voor het nationale team (hoewel dit in veel van de gevallen al te laat zal zijn). THREATS 1) Desondanks het gemengde karakter zal er nog steeds een kans bestaan dat de laat mature spelers niet geselecteerd worden voor het nationale team en een beperkte opleiding krijgen. Parantee vzw STRENGHTS 1) Classificatie maakt eerlijke competitie 2) Testbatterijen zijn wetenschappelijk ondersteund K.U. Leuven 3) Talentscouts worden opgeleid over verschillende dagen om ‘talenten’ op te merken 4) Zowel recreatieve als topsporters worden begeleid en doorgestuurd naar de correcte omgeving/club 5) Screening en follow-‐up op 3 niveaus WEAKNESSES 1) Classificatie gebeurt veelal na de testmomenten, waardoor weinig aandacht gegeven wordt aan mate van beperking. 2) Niet voor alle G-‐sporten zijn testbatterijen gebaseerd op wetenschappelijke achtergrond. 3) Tot 2008 werd er enkel rekening gehouden met prestaties en niet met wetenschappelijke, medische,... parameters OPPORTUNITIES 1) Doorgroeien van topsporters of recreatieve sporters: er wordt kwaliteit aangeboden voor iedere G-‐sporter. 2) Goede samenwerking met de clubs waardoor de ontwikkeling van de sporter enkel bevorderd wordt. THREATS 1) Foute opname van topsporters doordat classificatie veelal gebeurt na de testmomenten. 2) Sommige sporten kunnen achterblijven doordat niet alle testbatterijen gebaseerd zijn op wetenschappelijke bevindingen. Sneeuwsport Vlaanderen STRENGHTS 1) De skidisciplines hebben pogingen ondernomen om talent te identificeren. De APHV van de deelnemers werd telkens bepaald 2) Talentontwikkeling via topsportwerking. WEAKNESSES 1) Verschillende snowboarddisciplines en skidisciplines 2) Het zoeken naar talent binnen de federatie maakt de pool kleiner OPPORTUNITIES 1) De talentpool uitbreiden door talent op te sporen in andere federaties en samenwerkingen op te zetten. Tennis Vlaanderen vzw STRENGHTS 1) Zeer gedetailleerde uitwerking van het jeugdtopsportbeleid met veel aandacht voor talentdetectie-‐, identificatie en –ontwikkeling 2) Duidelijke en open communicatie over talentbeleid met openbare toegang tot tal van documentatie via de info-‐theek van de website 3) Zeer duidelijke structuur binnen het talentbeleid met specifieke experten, coördinatoren en verantwoordelijken op elk niveau
31
4) Ruim aanbod aan ondersteuning voor speler, trainer en ouder i.f.v. een optimale ontwikkeling 5) Uitwerking van specifieke ontwikkelings-‐ en leerlijnen overheen de verschillende leeftijdscategorieën WEAKNESSES 1) Maturiteit van jeugdspelers wordt niet in rekening gebracht bij selectieprocedures overheen de verschillende ontwikkelingsniveaus 2) Geen informatie over ev. wetenschappelijk onderzoek m.b.t. validatie en onderscheidend vermogen van de gehanteerde (club)testen OPPORTUNITIES 1) Nood aan maturiteitsbepaling en onderzoek naar belang van maturiteit in jeugdtennis 2) Nood aan wetenschappelijk onderzoek over o.a. predictieve waarde van testen in de selectie van jeugdspelers. Vlaamse Atletiekliga vzw STRENGHTS 1) Verschillende testdagen: club, provinciale en federale 2) Inschakelen ervaren trainers vanaf de provinciale testdagen 3) Tests houden rekening met maturiteit en de VAL is zich bewust van het probleem maturiteit. 4) Na selectie wordt er ook rekening gehouden met de verdere ontwikkeling van de atleet d.m.v. het organiseren van talentontwikkelingsdagen. WEAKNESSES 1) Ervaren trainers worden pas vanaf de provinciale testdagen ingeschakeld. OPPORTUNITIES 1) Testdagen op de clubs kunnen verschillende malen per jaar worden afgenomen waardoor ook de progressie van de atleet in beeld komt en niet enkel het niveau waarop hij zich bevindt op dat moment. 2) Veelzijdige opleiding ongeacht discipline geeft een omnisportieve basis, wat ten goede komt voor de atleet. THREATS 1) Door de inschakeling van ervaren trainers vanaf de provinciale testdagen kunnen talenten tijdens de testdagen in de clubs gemist worden waardoor deze niet doorstromen. Vlaamse Basketballiga vzw STRENGHTS 1) Veel info terug te vinden over hoe talentdetectie/talentontwikkeling verloopt, welke testbatterijen gebruikt worden, wat de doelstellingen zijn,... 2) Om toegelaten te worden aan de topsportschool moet je een positieve evaluatie ontvangen. Hier speelt niet alleen maturiteit een rol maar ook technische, conditionele vaardigheden, leervaardigheid en mentaal profiel. WEAKNESSES 1) Nergens wordt vermeld welke methode of techniek gebruikt wordt binnen de VBL om het volwassen gestalte te voorspellen. OPPORTUNITIES 1) Welke technieken gebruikt worden om het volwassen gestalte te bepalen mogen duidelijk vermeld worden op de site of in het document met de selectiecriteria. THREATS 1) Maturiteit wordt opgenomen in de eindevaluatie van de topsporters. Maar dit gebeurt in de vorm van een score. Die maturiteit speelt een belangrijke rol in het basketbal dus moet dit in rekening gebracht worden zonder hieraan een score te koppelen. Vlaamse Hockey Liga vzw STRENGHTS
32
1) Ook spelers op provinciaal niveau krijgen de kans om deel te nemen aan selectietraining dit resulteert in een brede basis om de talenten eruit te halen. 2) Clubs beslissen zelf welke spelers ze sturen. Dit is sterk, aangezien de clubs hun eigen spelers door en door kennen. 3) Be Gold zorgt voor een hogere graad van professionalisering binnen de nationale selectie. 4) Op het interprovencial tournament geef je spelers meerdere wedstrijden de kans om zich te bewijzen. 5) Focus op techniek en tactiek belangrijker dan op fysiek aspect. WEAKNESSES 1) Er wordt weinig tot geen rekening gehouden met maturiteit, ondanks het fysieke aspect binnen hockey. 2) Spelers worden op basis van leeftijd geselecteerd voor trainingen en wedstrijden. 3) Tijdens de 1ste selectietrainingen zijn er 2 à 3 trainers aanwezig voor 40 tot 50 spelers. De trainers beslissen zelf welke spelers er verder gaan. 4) Spelers uit provinciale reeksen zijn niet gewoon om te spelen voor groot publiek op interprovencial tournament. 5) Gebruik van de Mirwald formule die onvoldoende betrouwbaar is. OPPORTUNITIES 1) U13 en U14 samenvoegen en selecties maken op basis van maturiteitsstatus. 2) Uitgebreidere scouting doorheen het jaar. Opstellen van scoutingskalender. 3) Spelers die geselecteerd zijn onderwerpen aan testen om maturiteit en fysiek/motorisch profiel te bepalen. THREATS 1) Vroeg mature spelers, die fysiek nog een achterstand hebben, zullen minder kans hebben om door te breken. 2) Relatieve leeftijdseffect bepaald op het tornooi... hier wordt geen rekening mee gehouden. Vlaamse Ju-‐Jitsu federatie vzw STRENGHTS 1) 3 competitievormen met topsportwerking in elke vorm zijn er drie onderverdelingen, elite, belofte topsportatleet WEAKNESSES 1) De tornooiresultaten worden omgerekend om topsportstatuut te behalen. 2) Deliberatie mogelijk of uitzonderlijke omstandigheden inroepen OPPORTUNITIES 1) Ontwikkelingsgericht werken rekening houdend met de fysieke ontwikkeling en maturiteit THREATS 1) Subjectieve beoordelingen om topsportstatuut te verdienen, uitzonderingen en afwijkingen verzwakken de objectieve selecties Vlaamse Judofederatie vzw STRENGHTS 1) Gelijk systeem voor jongens en meisjes 2) Ook uitnodigen van talenten zonder topsportambities: beter definiëren van talent bij andere deelnemers 3) Testen op basis van Vlaams Sport WEAKNESSES 1) Geen maturiteit: 2) talentvolle laat mature judoka’s vallen ertussen uit omdat ze nog niet sterk genoeg zijn
33
3) Samenwerking VSK stopgezet wegens financiële redenenkompas OPPORTUNITIES 1) Wedstrijdcategorieën o.b.v. APHV i.p.v. gewichtsklasse THREATS 1) Kostprijs + tijdsinvestering van talenten zonder ambitie Vlaamse Kano en Kajak Federatie vzw STRENGHTS 1) Grote pool van toptrainers aanwezig binnen de federatie 2) Deelname aan het BE-‐GOLD project, wat resulteert in een betere omkadering voor topatleten 3) Topsport is opgenomen als een duidelijk onderdeel in de missie-‐ en visietekst van de federatie WEAKNESSES 1) Maturiteit van jeugdspelers wordt niet in rekening gebracht bij selectieprocedures 2) Er is geen informatie beschikbaar over eventuele ontwikkelingslijnen voor de jeugdtoppers 3) Niet voor elke discipline binnen de sport zijn de ontwikkelingslijnen gedetailleerd opgesteld 4) Relatief kleine federatie waardoor beperkte mogelijkheden en beperkt budget OPPORTUNITIES 1) Nood aan maturiteitsbepaling en onderzoek naar de rol van maturiteit binnen de kano-‐ en kajaksport 2) Nood aan uitwerking van ontwikkelingslijnen per niveau en/of leeftijdscategorie THREATS 1) Selectiecriteria dienen opgemaakt te worden voor elke discipline binnen de federatie 2) Nood aan uitbreiding van de federatie via stijging ledenaantal en popularisering van de sport Vlaamse Liga Paardensport vzw STRENGHTS 1) Mogelijkheid tot doorstroming naar een hoger niveau. 2) Aanwezigheid van een ‘high-‐potential’ groep. 3) Duidelijke formulering van selectiecriteria voor elke discipline binnen de paardensport. 4) Aanwezigheid van een platform van experten. WEAKNESSES 1) Maturiteit van jeugdspelers wordt niet in rekening gebracht bij selectieprocedures. 2) Er is geen informatie beschikbaar over eventuele ontwikkelingslijnen voor de jeugdtoppers. 3) Geen concrete doelstellingen m.b.t. jeugdtopsport aanwezig in de missie-‐ en visietekst. OPPORTUNITIES 1) Nood aan maturiteitsbepaling en onderzoek naar de rol van maturiteit bij ruiters. 2) Nood aan uitwerking van ontwikkelingslijnen per niveau en/of leeftijdscategorie. Vlaamse Roeiliga vzw STRENGHTS 1) De eenvoudige roeistandaarden kunnen door iedereen gehanteerd worden. 2) TID start later zodat kinderen de sport niet te snel moe worden. 3) Individuele trainingsprogramma's vanaf de jeugd. 4) Talent-‐project 'Laurent Cape' uitbreiden van de talent-‐pool. WEAKNESSES 1) Er wordt geen rekening gehouden met maturiteit in het TID-‐programma.In het verleden werd bewezen dat iedereen het kan maken in het roeien. OPPORTUNITIES 1) Het talentprogramma is mooi uitgewerkt, de sport moet beter gepromoot worden (te weinig deelnemers). 2) De sport promoten op scholen, hogescholen en universiteiten (zoals momenteel het geval is) THREATS
34
1) Ondanks het goed uitgewerkte TID-‐programma is het moeilijk implementeerbaar, omdat de talentpool te klein is. Vlaamse Rollerbond vzw STRENGHTS Geen WEAKNESSES 1) Geen gebruik van een objectieve testbatterij zodat fysieke eigenschappen gekwantificeerd kunnen worden. 2) Geen meerdere screeningsmomenten van de atleten. 3) Geen rekening gehouden met maturiteit van de spelers (geen besef, geen meting, geen aparte ontwikkelingslijnen). OPPORTUNITIES 1) Nog zeer veel groeimogelijkheden voor hun talentidentificatie programma door in de eerste plaats het invoeren van een valide testbatterij: waarbij techniek, kracht, snelheid en uithoudingsvermogen bepalende eigenschappen zullen zijn. 2),Rekening houden met maturiteit in toekomstige selectieprocedures. THREATS 1) De laat mature atleten zullen niet opgemerkt worden tijdens de screening-‐momenten (wedstrijden) omdat zij wellicht nog zwakker zullen presteren als de overige atleten. Vlaamse Schermbond vzw STRENGHTS 1) De schermbond gebruikt een selectiemodel waarbij schermers doorstromen van jeugdwerking naar topsportschool 2) Selectie gebaseerd op drie fasen fase 1: generieke tests; fase 2: schermspecifieke tests en fase 3 medische en psychologische screening. Wetenschappelijke ondersteuning. 3) Leeftijdsgebonden ontwikkeling (rekening houdend met maturiteit) WEAKNESSES 1) De topsportschool is enkel toegankelijk voor de discipline sabel. OPPORTUNITIES 1) Andere disciplines opnemen in TSS wanneer dit structureel mogelijk is (trainers en atlete THREATS 1) Kleine pool van atleten. 2) Aanvoer van jong talent blijven opvolgen. Vlaamse Tafeltennisliga vzw STRENGHTS 1) Veel info over selectie, ontwikkeling, visie & missie. WEAKNESSES 1) De selectie is subjectief aangezien er scores gegeven wordt door trainers. 2) Er wordt niets vermeld over het bepalen van de maturiteit. 3) Als je slecht gescreend wordt daar zou het kunnen zijn dat je niet geselecteerd wordt OPPORTUNITIES 1) maturiteit moeten includeren. THREATS 1) Het al dan niet toewijzen in de topsport op ontwikkelingsleeftijd kan catastrofale gevolgen hebben. Het zou zonde zijn topsporters te negeren omdat ze laat matuur zijn. 2) Maturiteit speelt een belangrijke rol naar de fysiologische parameters van screening. Vlaamse Triatlon en Duatlon Liga vzw STRENGHTS 1) Talent en ontwikkeling worden via gerichte testprocedures gemeten en ingeschat.
35
De VTDL voorziet in een longitudinale screening van triatleten. 2) Het selectiemodel is wetenschappelijk onderbouwd en houdt rekening met maturiteit, fysieke en motorische parameters. 3) Wetenschappelijk aangetoond dat het motorisch quotiënt een sterk verband heeft met latere prestaties. 4) Sterke jeugdwerking WEAKNESSES 1) Kleine talentpool OPPORTUNITIES 1) De dataverzameling van triatleten wordt jaar na jaar uitgebreid, wat betere voorspellingen mogelijk zal maken. THREATS 1) De deliberatiemarge is zeer klein, waardoor er vals negatieven kunnen uitvallen bij de selectie Vlaamse Vereniging voor Golf vzw STRENGHTS 1) Duidelijk afgrenzende selectiecriteria voor selectie topsportschool 2) Scouting gebeurt door erkende, gediplomeerde coaches (professionele scouting op basis van skills en drills (beperking) 3) Dankzij US Kids VVG Tour is er een brede basis mogelijk aanwezig. Regionale wedstrijden worden hierdoor ook gescout (subjectiviteit) WEAKNESSES 1) Er wordt geen rekening gehouden met maturiteit (maar dit lijkt me niet noodzakelijk) 2) Scouting van 7 tot 12 jarigen, maar wat met oudere leeftijdscategorieën? 3) Winterstage is apart voor spelers uit topsportschool en spelers die geselecteerd werden uit de regionale trainingen OPPORTUNITIES 1) Spelers die geselecteerd zijn onderwerpen aan bepaalde testen om maturiteit en fysiek/motorisch profiel te bepalen THREATS 1) Wat is de invloed van maturiteit in golf? (wetenschappelijk aantonen) Vlaamse Volleybalbond vzw STRENGHTS 1) Voltis-‐testbatterij: selectie van spelers op basis van antropometrische, fysieke en motorische eigenschappen. 2) Binnen de selectieprocedure wordt er vooral op gestaltepredictie gefocust (maturiteit wordt in rekening genomen). 3) Twee predictiemethoden (groeicurven en formule van Mirwald) 4) In de Volleybalschool worden de spelers/speelsters geëvalueerd op individuele progressies. 5) Het feit dat het aantal spelers en speelsters die voldoen aan de normen niet altijd overeenkomt met het aantal geselecteerde volleyballers voor de topsportschool geeft aan dat de VVB eveneens de spelcompetenties in rekening neemt. WEAKNESSES 1) Vooral vroeg en gemiddel mature spelers en speelsters 2) De groeicurve houdt geen rekening met maturitiet en hierdoor krijgen spelers een grotere gestaltepredictie 3) De aanvalssprong is in het voordeel van vroeg mature spelers 4) Het percentage spelers in de Topsportschool dat geïdentificeerd werd met VOLTIS bedraagt 68% bij de meisjes en 58% bij de jongens OPPORTUNITIES
36
1) correctiefactoren voor spronghoogte op basis van maturiteit 2) Alle clubs betrekken bij VOLTIS-‐werking THREATS 1) De afwezigheid van laat mature spelers is vermoedelijk het gevolg van vroegere selectie in de clubs. De kans dat laat-‐mature spelers afhaken is hierdoor zeer groot. Vlaamse Yachting Federatie vzw STRENGHTS 1) Wetenschappelijke achtergrond (zeilbibliotheek) 2) Screening via verschillende erkende, gediplomeerde coaches WEAKNESSES 1) Geen duidelijke selectiecriteria 2) Verschillende sportdisciplines, enkel zeilen wordt besproken OPPORTUNITIES 1) Fysieke kenmerken werden besproken (Callewaert 2014) het belang van de invloed van maturiteit is gekend, maar voorlopig in de criteria nog niet merkbaar THREATS 1) Voor elke discipline criteria uitwerken rekening houdend met de fysieke vereisten en de ontwikkelingsstatus van de atleten Vlaamse Zwemfederatie vzw STRENGHTS 1) Duidelijke info over selectie, ontwikkeling, visie & missie. 2) Objectieve normen , aangezien de limieten die behaald moeten worden doorslaggevend zijn. WEAKNESSES 1) Er wordt niets vermeld over het bepalen van de ontwikkelingsleeftijd. 2) We veronderstellen dat er dan ook niet veel ruimte is voor maturiteit. Als je slecht gescreend wordt daar zou het kunnen zijn dat je niet geselecteerd wordt. Merk wel op dat zwemmers die deze limieten halen meestal lichamelijk bevoordeeld zijn. OPPORTUNITIES 1) De federatie mag op de site meer informatie geven over het bepalen van de ontwikkelingsleeftijd. Zo weten de geïnteresseerden meer. THREATS 1) Het al dan niet toewijzen in de topsport op ontwikkelingsleeftijd kan catastrofale gevolgen hebben. 2) Maturiteit speelt op zich geen bepalende rol in de zwemsport. Dus op basis van deze resultaten gaan beslissen of je geschikt bent of niet kan heel wat talent verloren gaan. Voetbalfederatie Vlaanderen vzw STRENGHTS 1) Grote talentpool dus geen noodzaak voor een testbatterij (selectie via scouting) 2) Future-‐elftal om maturiteit op te vangen 3) Zes speler-‐competenties voor selectie WEAKNESSES 1) De grote talentpool zorgt ook voor snelle dropout 2) grote pool is oorzaak van de wisselende kern gevolg is dat er moeilijk longitudinaal opgevolgd kan worden. 3) Objectieve metingen geven een onvolledig beeld 4) Slechts één kans om je te bewijzen (op de talentdag) OPPORTUNITIES
37
1) Ook in de clubs zou men future teams moeten inschakelen. 2) Meerdere testmomenten inlassen om goede spelers te scouten THREATS 1) Het minder voorkomen van laat mature spelers is gevolg van eerdere selectie in de clubs, waar vroeg mature spelers minder kansen krijgen. Wielerbond Vlaanderen vzw STRENGHTS 1) Samenwerking met Vlaams Sportkompas, Sportanova en Bakala 2) Testbatterij naar topsportmentaliteit 3) Wetenschappelijk gevalideerde testen WEAKNESSES 1) Maturiteit nog niet bruikbaar wegens onvoldoende data OPPORTUNITIES 1) Interdisciplinaire samenwerking (tijdswinst, budget, oriëntatie discipline, transfer) 2) Start ontwikkelen van database m.b.t. maturiteit: databank bruikbaar voor toekomstige selecties THREATS 1) Opsplitsing topsportschool en Be Gold (kan transfer en interdisciplinaire samenwerking bemoeilijken)