Spoorwerk - Strukton Rail · software voor het spoor. ... gebaseerd op IGBT-choppertechnologie. ......
Transcript of Spoorwerk - Strukton Rail · software voor het spoor. ... gebaseerd op IGBT-choppertechnologie. ......
Spoorwerk17
Februari 2011
Mario van Maaren (p. 17)
Carry van der Maas (p. 9, 10, 40, 43)
Eva-Lotta Pettersson (p. 24)
Göran Prage (p. 28)
Vincenzo Rotolo (p. 34)
Ronald Tilleman (p. 36)
Martin Uitvlugt (cover, p. 12, 15, 19, 20, 23, 30, 39, 44)
VormgeVing/postproductie
The Public, Rotterdam
druk
Quadraat, Oud-Beijerland
AAn dit nummer werkten mee
Antoinette de Bes, Bart Beuving (HanzaRailTeam), Roland Bongenaar (Eurailscout),
Silvia Borghi, Vanessa Cannemeijer, Ann Claes, Jens Otto Daugaard, Joost den Decker,
Jo Derie, Pierre Emans, Lasse Fjell, Oskar Fröidh (TU Stockholm), Anders Gustafsson,
Jan Lucas van Koppenhagen, Leo Koster, Sven Kristiansen, Gert Kwikkers,
Léon Linders (Alstom), Mario van Maaren (Eurailscout), Jochen Meister, Werner Naar,
Gerrit Nieuwenhuis, Rob Redeker, Aike Schoots, Erik Schutte, Klaas Toet, Dennis Tuls,
Ron Velthuis, Patrick Vanhie, Truus van der Vegt, Harold Verbruggen,
Dominique Vleminckx, Ingmar Wijnoogst, Aad van der Zouwen (Eurailscout)
Inhoud
Spoorwerk 17, februari 2011
© Strukton Rail bv
colofon
Spoorwerk is een publicatie van Strukton Rail
en verschijnt eens per jaar
concept/redActie
Martin Uitvlugt, Den Haag
productie/coördinAtie
Irene van Dam-Aaldijk
redActionele AdViezen
Aike Schoots, Jacob Zeeman
redActionele bijdrAgen
Øystein Hagen, Oslo (p. 5)
Göran Prage, Stockholm (p. 26)
Paul Vreuls, Amsterdam (p. 14, 32)
fotogrAfie
Bombardier Transportation (p. 27)
Anna Groot (p. 33)
Øystein Hagen (p. 5, 6)
Jeroen Lange (p. 4)
Leo Koster (p. 4)
David Larsson (p. 29)
04
05
06
09
12
14
17
18
20
24
26
29
30
32
34
36
38
40
44
Toulouse, ChittaranjanWerk aan de winkel voor Strukton Rolling Stock.
De weg naar bovenOslo vernieuwt zijn oudste metrolijn vanwege een
wereldkampioenschap skiën.
“Werk genoeg en meer werk op komst”Lasse Fjell over een rijk land met een arm spoornet.
“Altijd samen met de klant”De vele mogelijkheden en die ene cruciale beperking
van POSS.
Een lastig werkDominique Vleminckx schetst haar onderhanden werk.
De naam is Diabolo.
De Hanzelijn, een tussenstandOp de fiets langs het spoor. Hoe het er bij staat.
MijlpaalEurailscout debuteert in Noorwegen.
Doorbraak in meetlandEurailscout komt met een meetsysteem dat de geometrie
van wissels vastlegt.
“Samen iets maken, dat is het mooiste”Pierre Emans, spoormens in hart en nieren, over de kantel-
punten in zijn bestaan.
De laatste lasVier seizoenen bouwde Strukton Rail aan de Botniëlijn.
Hogesnelheidstreinen op kruipsnelheid De Zweedse overheid schuift de aanleg van
hogesnelheidslijnen naar de toekomst.
Samen sterkerStrukton Rail en Balfour Beatty delen mensen en machines
in onderhoudscontract.
De tram komt!Van auto-auto-auto tot tram-tram-tram. Over een tramwerk
in Kassel.
“Dingen uitproberen, dat had ik als kind al”Veel geprezen, meermalen bekroond: Jo Derie ontwikkelde
software voor het spoor.
De jacht op groot wildClf stapt in een stevig driemanschap en schiet al bij
de eerste tender raak: een groot werk in Genua.
Alle elektra onder één dakStrukton Systems reorganiseerde.
De herordening in kaart gebracht.
“Zo betrouwbaar als een deur”De boel gaande houden, of het nu om roltrappen,
automatische deuren of vuurtorens gaat.
Zure appels, zoete vruchtenLéon Linders (Alstom) over hoe ERTMS in Nederland landde:
met horten en stoten.
Draadloos groenTrams en dieseltreinen op batterijen. Sporen zonder
bovenleiding. Strukton Rolling Stock begint aan een
lange veldtocht.
Toulouse, Chittaranjan
De weg naar boven
De Franse vervoerder Tisséo heeft Strukton
Rolling Stock de opdracht gegeven een
nieuw tractiesysteem te leveren voor de
renovatie van 28 VAL-voertuigen van de
metro in Toulouse. De ‘Vehicules
Automatique Léger’ – volautomatische
metrotreinen op rubberbanden – krijgen een
nieuwe aandrijving en besturingselektronica
gebaseerd op IGBT-choppertechnologie.
De opdracht is de tweede in zijn soort.
Eerder voorzag Strukton Rolling Stock de
onbemande shuttles op vliegveld O’Hare
in Chicago van dezelfde levensverlengende
technologie.
De opdracht uit Toulouse telt zwaar, want
deze is weggeplukt uit het hol van de leeuw.
Het VAL-systeem is gebaseerd op Franse
vindingen, in de praktijk ontwikkeld door
Franse machinebouwers en vindt – op hier
en daar een buitenland als Turijn, Taipeh en
Chicago na – vooral toepassing in Franse
steden. Ook de voornaamste concurrent
van Strukton Rolling Stock was Frans en
heel veel groter dan de Nederlanders.
Goede referenties uit de VS bleken zwaar te
wegen. “Eenvoudig is anders, maar Frankrijk
gaat open”, constateert Werner Naar, lid van
het verkoopteam. “Er komt een nieuwe
generatie managers die over de grens
kijkt naar prijs en kwaliteit.” Het eerste
VAL-voertuig zal in 2011 zijn omgebouwd,
het laatste in 2013.
Noorwegen, wintersportland bij uitstek, vierde in de rij van medaille-
winnaars bij de Olympische Winterspelen in Vancouver, heeft iets
om naar uit te kijken: de wereldkampioenschappen Nordic Ski in
februari en maart 2011. De plaats van handeling is legendarisch:
Holmenkollen. Zo heet de hoge heuvel ten westen van Oslo waarop
al negen keer eerder een wereldkampioenschap en, in 1952, de
Olympische Winterspelen werden gehouden. Evenementen met een
omvang als deze, waar ook ter wereld, zijn steevast aanleiding om
de infrastructuur op orde te brengen. Zo ook in Oslo. De metrolijn
Holmenkollbanan is er compleet voor vernieuwd, inclusief het rijdend
materieel.
De Holmenkollbanan is de oudste en steilste van alle Oslose light-
railverbindingen. Hij begon als tramlijn in 1898 en voert sinds 1916
de reiziger in 14 kilometer van het Centraal Station door steeds
dunner, steeds deftiger bevolkte gebieden naar eindstation
Frognerseteren op 478 meter hoogte. De vernieuwing van de lijn
was ingrijpend. De bovenleidingen maakten plaats voor een derde
stroomrail; de standaardlengte van de perrons onderweg werd
uitgebreid naar 120 meter. De oude rode metrotreinstellen verdwijnen
in de mist van de tijd. Zij maken plaats voor de nieuwe pantograafloze
MX3000 treinstellen van Siemens. Eenmaal gereed kunnen over de
lijn 9000 passagiers per uur worden vervoerd.
Strukton Rail was er één van een handvol gespecialiseerde aan-
nemers. Het bedrijf was verantwoordelijk voor de aanleg van de
nieuwe bovenbouw en de derde rail, alsmede die van gelijkrichter-
stations, kabelgoten en stroomvoorziening. De overwegen onderweg
vormden een verhaal apart. Strukton Rail had er maar voor te zorgen
dat ze, bij een stroomvoorziening die zo laag bij de grond is, veilig
waren voor voetgangers. De oplossing: geen doorgaande stroom-
voorziening bij de overwegen. De treinen, een stuk langer dan een
overweg breed is, werden voor en achter uitgerust met contact-
schoenen en passeren zo moeiteloos het stroomloze stuk.
In februari en maart 2011 zorgt de Holmenkollbanan voor een
goed bereikbaar sportfeest van internationale allure. Na het wereld-
kampioenschap zal de metrolijn weer zijn wat het altijd al was: de
rustigste van alle metroverbindingen van het hoofdstedelijke metronet
en de enige die nergens echt ondergronds gaat. Maar dat stads-
bewoners en toeristen er het hele jaar door met graagte gebruik van
zullen blijven maken is wel zeker. De lijn was altijd al een toeristisch
uitstapje op zich. Uitstappen bij halte Holmenkoll en een mooier
Iets verder weg, in Chittaranjan, India, verliet in
oktober 2010 een 6000 HP elektrische
locomotief met bloemen op de flanken de
locomotievenfabriek van Indian Railways.
Daar kreeg het als eerste van 115 locs een
nieuwe aandrijving en boordnetvoorziening
ingebouwd die in opdracht van industriegigant
BHEL waren ontwikkeld en gebouwd bij
Strukton Rolling Stock in Alblasserdam. Na de
feestelijke uitzwaai vertrok de locomotief naar
Hyderabad, waar hij drie maanden lang zijn
laatste tests bij maximumsnelheid en volle
belasting zal afwerken.
Tezelfdertijd kreeg Strukton Rolling Stock van
BHEL nog eens twee aanvullende opdrachten
voor aandrijf-, boordnet- en besturings-
systemen gegund voor respectievelijk 30 sets
apparatuur voor locomotieven en 40 sets voor
elektrische treinen. Beide opdrachten volgens
hetzelfde beginsel van de eerdere raam-
overeenkomsten, waarin stapsgewijze kennis-
overdracht een belangrijke rol speelt. Rolling
Stock levert aanvankelijk volledige sets.
Daarna stapt het over op opgebouwde en
geteste modules en beperkte sets bouw-
pakketten. In een laatste tranche zijn het
beperkte bouwpakketten die worden gecom-
plementeerd, samengesteld en getest in de
vestiging van BHEL in Bangalore.
In de wereldwijde refurbishmentmarkt wenken
nieuwe perspectieven. De positie van Strukton
Rolling Stock - die van een opgroeiende solist
in een niche - lijkt uit te gaan groeien naar die
van een prominente ensemblespeler in een
wereldorkest. Gert Kwikkers, directeur van
Strukton Rolling Stock: “De grote treinenbou-
wers zien ons nu als een zeer ter zake kun-
dige onderaannemer en als een mogelijk
vaste technologiepartner in refurbishment-
projecten. Gaandeweg zijn wij tot het inzicht
gekomen dat we als vaste subcontractor van
de groten veel effectiever in de markt kunnen
staan. We zijn met partijen in gesprek over
structurele samenwerking.”
Spoorwerk 17 I Februari 2011 54 Spoorwerk 17 I Februari 2011
Werk aan de winkel in Frankrijk en nog meer in India
Noorwegen maakt zich op voor de wereldkampioenschappen Nordic Ski in 2011.
Oslo vernieuwde daarvoor zijn oudste metrolijn.
uitzicht over Oslo en de Oslofjord is er niet. De nieuwe skischans is
ook ‘s zomers het architectonische aanzien waard. Even verderop is
er een museum dat vertelt over 5.000 jaar skigeschiedenis. Je kunt er
eten, drinken, slapen en conferenties houden. En vanaf hier kun je de
bossen in, is het niet om te langlaufen dan wel om aan Nordic Walking
te doen. Lopen alsof je skiet zonder ski’s en zonder sneeuw, maar nog
wel met de stokjes. Is het toch nog een klein beetje winter.
Spoorwerk 17 I Februari 2011 76 Spoorwerk 17 I Februari 2011
“Werk genoeg en meer werk op komst”
Wat hem het meest trof in de anderhalf jaar
dat hij nu directeur is van het Noorse Strukton
Rail AS, als iemand die daarvoor amper iets
met spoor van doen had. “Het enthousiasme
van de mensen. De liefde voor hun werk”,
zegt Lasse Fjell zonder aarzelen. “Werken aan
het spoor is kennelijk als een virus. Je wordt
erdoor getroffen of niet. Maar als het je pakt,
is er geen remedie.” Dat was de laatste vraag.
De eerste was hoe hij bij Strukton terechtkwam.
Noorwegen is een rijk land met een zwaar verarmd
spoornet. Een omgeving waarin Strukton Rail explosief
kon groeien. Lasse Fjell is er directeur. Dit is zijn visie
op verleden, heden en toekomst.
Lasse K. Fjell begon aan de andere kant van de tafel. Als management-
consultant en informatiemanager stond hij Gjermund Sogn bij, toen deze
in 2006 zijn spoorbedrijf Jernbaneservice aan Strukton Rail overdeed.
Dat Strukton Rail hem na nog een tweede overname in 2008 vroeg of
hij directeur van het jonge Strukton Rail AS wilde worden, kwam als een
verrassing. De spoorwereld had hij inmiddels een beetje leren kennen.
“Ik vond het een interessante wereld.”
Wat maakte het interessant?
“In Noorwegen hebben we te maken met Jernbaneverket, de spoor-
beheerder. Zij deden al het werk zelf; private ondernemingen waren
er niet. Toen Gjermund Sogn in 2003 zijn spoorbedrijfje begon,
werd er voor maar 12,5 miljoen euro aanbesteed, bijna niks. In 2005
besloot de toenmalige conservatieve regering dat ze wilde privatiseren.
Jernbaneverket moest kleiner; de spoormarkt groter. In datzelfde jaar
waren er nationale verkiezingen en nam een roodgroene coalitie de
macht over. Zij wilden de voorgenomen privatiseringen terugdraaien,
maar dat lukte niet meer. Veel mensen hadden Jernbaneverket al
verlaten, de beheerder had niet langer de capaciteit om al het werk
zelf te doen. Zo begon de markt voor spooraannemers te groeien en
de groei was geweldig. Die dynamiek maakt het interessant.”
Hoe zou u Noorwegen als spoorland schetsen? Vooral een land
van lange wegen?
“Het is een land van treinen en vliegtuigen. De doorgaande wegen zijn in
grote delen van het land in slechte staat. Wij hebben overal vliegveldjes.
En ter aanvulling hebben we ruim 4.000 kilometer spoor, duizenden
bruggen en honderden tunnels. Daar domineert het goederenvervoer.”
In die wereld groeide Strukton Rail op, in vier jaar tijd in omzet
van 6 naar 50 miljoen euro. Hoe kon dat gebeuren?
“Het onderhoud aan de infrastructuur is tientallen jaren heel mager
geweest. We werkten nog met systemen van vóór de Tweede
Wereldoorlog. Als je een monopolie hebt zoals Jernbaneverket dat
had, dan wordt je vroeg of laat slordig en lui. Het aantal storingen en
vertragingen nam toe. Het publiek raakte steeds geïrriteerder. Politici
maakten ruzie. Dat begon echt in 2004 en nam met het jaar toe.
De problemen groeiden met de dag. Alle politieke partijen raakten het
er over eens dat er iets aan het spoor moest worden gedaan. En van
het ene jaar op het andere verdubbelden de fondsen voor spooronder-
houd. Daar kwam vanwege de crisis vanaf 2009 nog eens het Nationale
Vervoers Plan bij, een extra injectie van 125 miljoen euro op jaarbasis.
In één klap was de onderhouds- en vernieuwingsmarkt met een factor
2,5 gegroeid. Dat is om verschillende redenen een interessante situatie.
Er is een markt, daarbuiten. Er zijn te weinig handen en hoofden om het
werk te doen. We komen net uit een situatie waarin geen enkele private
onderneming een rol speelde. We moesten vanuit vrijwel niets een
industrie opbouwen. En dat doen we nu.”
Hoe doe je dat?
“De manier waarop Strukton Rail het deed, was eerst Jernbaneservice
kopen, een kleine spooraannemer, en daarna Betonmast Bane, in feite
een uit twee firma’s bestaand spoorbedrijf met aanvullende expertise
in energie, seinwezen en telecom. Strukton kocht dus drie bedrijven
en voegde deze samen in een tijd dat er veel werk op de markt kwam.
Vanaf dat moment begon Strukton explosief te groeien.”
Hoe zat het met de concurrentie?
“De belangrijkste bleef het al bestaande Jernbaneverket, de beheerder
van het spoorwegnet. De tweede, Baneservice, was een nieuw bedrijf,
opgericht door Jernbaneverket. De derde, ook een nieuw bedrijf, Norsk
Jernbanedrift, was opgezet door mensen die Jernbaneverket hadden
verlaten. Dat is nu half zo groot als wij. Alle grote buitenlandse firma’s zijn
er ook. Balfour Beatty doet serieuze pogingen om in de Noorse markt te
blijven. En verder zijn er de Duitse firma’s met hun grote machines.
Wat je ziet, is een explosief groeiende concurrentie op een explosief
groeiende markt. Maar er is nog steeds meer werk op de markt dan wij
en onze concurrenten aankunnen. Ik ben niet bang van concurrentie in
termen van omzet; ik maak me wel een beetje zorgen over concurrentie
in termen van high output materieel. Daar is een harde strijd gaande.”
Hoe zou u de huidige markt omschrijven?
“Werk genoeg en nog meer werk op komst. We zijn een rijk land.
En alle politici, links en rechts, zijn het er inmiddels over eens dat we
onze railinfrastructuur moeten moderniseren. Het opmerkelijke is dat de
conservatieve partijen daar nu nog harder voor gaan dan Rood en Groen.
Ze zijn nu druk bezig met HSL-trajecten van Oslo naar Trondheim,
Bergen en Stockholm. Milieubesef speelt ook een rol. Noorwegen is nog
te zeer afhankelijk van vliegverkeer.”
Welke visie leeft er bij de politici voor, zeg, de komende
tien jaar?
“Zij willen vooral punctualiteit. Mensen moeten vertrouwen krijgen in de
spoorwegen. Vooral in en om de steden moeten mensen overstappen
van de auto naar treinen en trams. Verder moet de treinfrequentie
omhoog en moeten er meer stations komen. Daarvoor zullen we nieuwe
sporen moeten bouwen, passeersporen vooral, want veel bestaande
structuren zijn enkelsporig. Bovendien liggen er in onze sporen nogal
wat bogen, die moeten we zoveel mogelijk recht gaan trekken.”
Maar van structurele inbreng op de onderhoudsmarkt is in
Noorwegen nog geen sprake. Jernbaneverket doet het onder-
houd nog steeds zoveel mogelijk zelf.
“We moeten de grens tussen vernieuwing en onderhoud definiëren.
Die verschuift steeds meer in de richting van onderhoud. Wij doen
nu onderhoudswerk onder vernieuwingscontracten. Er zijn nog
geen aanbestedingen waarin iemand de verantwoordelijkheid krijgt
Spoorwerk 17 I Februari 2011 98 Spoorwerk 17 I Februari 2011
voor baanonderhoud. Dat is niet de politiek van Jernbaneverket, nog
niet. Maar kijk je naar de signalisatie, daarvoor kan weer wél een onder-
houdscontract op de markt komen. Wij hebben nu op één traject een
eenjarig contract voor onderhoud van het veiligheidsysteem. Het begint
dus te komen, en de politiek ziet dat het tot meer efficiëntie leidt.
Het voornaamste argument van Jernbaneverket om zoveel werk zelf te
doen, is dat ze cruciale kennis in eigen huis willen houden. Maar het
gaat er niet alleen om welke kennis je in huis hebt; veel belangrijker is
het wat je met die kennis doet. Er is reden genoeg om optimistisch te
zijn: linksom of rechtsom, er komt een structurele onderhoudsmarkt.”
Odd Erik Berg, directeur Onderhoud van Jernbaneverket,
zei vorig jaar in een interview in dit blad dat alle spelers op de
spoormarkt een bepaalde mate van voorspelbaarheid nodig
hebben. Dat bent u vast met hem eens.
“Ja natuurlijk. Dat willen we allemaal. Als je, zoals nu, met elkaar van het
ene jaar in het andere gaat, met maximaal een optie voor het volgende
jaar, dan kun je moeilijk vooruit kijken. Als je het ene jaar grote projecten
hebt, is het maar de vraag of dat een volgend jaar ook zo zal zijn.”
Wat betekent dat voor Strukton Rail? Goede vooruitzichten in
een bloeiende, maar instabiele markt?
“Dat het daarin moeilijk consolideren is, tenminste als je geen risico’s
wilt nemen. Je wilt enerzijds je kerncompetenties op niveau houden
en anderzijds, in de hectische maanden, gebruik kunnen maken van
inhuurkrachten. Flexibiliteit is het sleutelwoord. De contracten zullen
blijven komen, maar wanneer ze komen en hoe ze eruit zien, dat is de
vraag. Ik denk ook dat we veel meer werk in de winterperioden kunnen
doen dan nu nog het geval is. Wij hebben dik 700 tunnels. Daar kun je
de meeste winters goed in werken dus dat zou de markt al wat stabieler
maken. Maar dat gaat alleen lukken als Jernbaneverket erin slaagt tijdig
contracten op de markt te brengen.”
Wat staat u de komende jaren te doen?
“In de tijd dat we zo groeiden, zetten we waarschijnlijk meer mensen
in dan noodzakelijk, om er maar zeker van te zijn dat we op tijd konden
leveren. Onze centrale staven waren en zijn nog onderbemand en de
planning en de logistiek konden en kunnen beter. We gaan nu met een
fijne kam door onze routines. We doen als het ware een stap opzij om
naar onszelf te kijken. Ik denk dat we met onze huidige 200 mensen
meer werk aankunnen dan we nu doen. We kunnen ook nog wel wat
optimaler gebruik maken van onze machines. En we moeten investeren
in wat ik ‘het besef van zakelijke urgentie’ noem: explosieve omzetgroei
is mooi, maar we moeten ook geld verdienen.”
Strukton Rail in Noorwegen, hoe ziet dat er over vijf jaar uit?
“Ik hoop dat we tegen die tijd langjarige onderhoudscontracten hebben.
Ik hoop ook dat we meer gebruik kunnen maken van moderne techno-
logieën als POSS. Wat grootte aangaat, zullen wij tussen eenderde
tot een kwart van de markt hebben, met een omzet van rond de
100 miljoen euro, bijna een verdubbeling van nu. We zijn een efficiënt
bedrijf geworden. We doen het werk in één keer goed en niet in twee
keer. De relatie met Jernbaneverket is de joker in dit verhaal… Ik hoop
dat Jernebaneverket zich ontwikkelt tot een goede inkoper van diensten
en producten. Dat ze hun kennis beschermen door van de onze gebruik
te maken. Dat er eerlijke competitieregels gelden en dat zij, net als in
Zweden, niet alleen op prijs maar ook op ‘zachte issues’ aanbesteden.”
Eén ding is zeker: geld zal niet het probleem zijn.
“Nee. En de aswolken die we van IJsland kregen, hebben ons ongewild
nog een geweldige extra dienst bewezen. Toen bleek nog eens hoe
goed het is dat we in de spoorwegbusiness zitten. Er heeft in die tijd
geen trein stilgestaan, terwijl er op sommige dagen niet één vliegtuig in
Noorwegen de lucht in ging, zelfs geen ambulancevliegtuig.
Er was maar één echt goed antwoord: de trein.”
De aannemer wilde toe naar efficiënt, liefst preventief onderhoud - daar
begon het mee. Zo wilde hij graag dringend weten hoe je storingen in
wissels zoveel mogelijk vóór zou kunnen zijn. In 1999 publiceerde
Strukton Rail voor het eerst over een eigen ontwikkeling dat het POSS
had genoemd, acroniem voor Preventief Onderhouds- en Storings-
diagnosesysteem Strukton. Wissels kon je niet dicht genoeg op de huid
zitten - maar wel graag op afstand – ze waren immers verantwoordelijk
voor meer dan de helft van alle ‘Eenheden van bedrijfshinder’,
“Altijd samen met de klant”Gerrit Nieuwenhuis, projectleider Monitoring & Travel Systems, over de vele
mogelijkheden en die ene cruciale beperking van een succesvol monitoringsysteem
uit eigen koker, POSS
10 Spoorwerk 17 I Februari 2011 Spoorwerk 17 I Februari 2011 11
zeg maar gewoon storingen. Nieuweling
POSS, eigenlijk een eenvoudig multimetertje,
zou het gedrag van de bewegende delen van
wissels monitoren en dat vertalen in een
grafiekje. Het idee was dat als je maar vaak
genoeg zo’n melding kreeg, je daarmee een
geschiedenis opbouwde en op den duur het
toekomstig gedrag van het wissel aardig zou
kunnen voorspellen. Voldeed POSS aan die
verwachtingen, dan zou dat betekenen dat je
een wisselstoring ook werkelijk vóór kon zijn.
Daarmee kon je dan de beschikbaarheid van
het spoor misschien een heel stuk verbeteren.
Dat zou winst zijn, niet zuinig.
Zo bedacht en zelf gedaan. Nog datzelfde jaar
gingen bij wijze van pilot 22 wissels in verschil-
lende delen van Nederland aan de intensive
care, een proef die anderhalf jaar zou duren.
Vrijwel tegelijkertijd sloot Strukton uit urgent
eigenbelang 14 hogesnelheidswissels 1:34,7
op POSS aan. Nieuwe wissels waren dat,
maar technisch niet helemaal in orde.
Met hun lange tongbewegingen leverden ze
voortdurend problemen op. Strukton deed er
alles aan om ze te laten functioneren zonder
dat er budget tegenover stond. De beheerder
wilde eerst wel eens overtuigd worden van de
aard en de omvang van het probleem.
POSS moest helderheid brengen.
POSS bracht helderheid. In de Nederlandse
praktijk bewees het dat je er 50 tot 70 procent
van de wisselstoringen mee voor kon zijn.
En nu, 11 jaar na de geboorte van het
‘technisch dingetje’, is POSSonline 6.0 de
merknaam van een online monitoringsysteem
dat wereldwijde toepassing vindt. POSS waakt
in Nederland, Engeland, Duitsland, België,
Zweden, Zwitserland, Italië, Oostenrijk, Hongarije
en Australië over duizenden spoorgelateerde
objecten. In Nederland is het spoorbreed de
standaard waar beheerder en procesaannemers
mee werken. In Engeland sloot Network Rail de
600 belangrijkste wissels op de West Coast
Main Line aan op het systeem en in Stockholm
doet de metro er zijn voordeel mee. In de
andere landen is de toepassing vooralsnog wat
bescheidener, een kwestie van uitproberen op
vitale wisselconcentraties. Een opmerkelijk
neveneffect is dat POSS veel breder toepas-
baar is dan men aanvankelijk dacht.
techniek en domeinkennis
Gerrit Nieuwenhuis, projectleider bij Strukton
Systems, PMC Monitoring & Travel Systems,
heeft wel een verklaring voor het succes.
“Zijn eenvoud! Als wij POSS op zijn simpelst
omschrijven, dan zeggen we dat het een multi-
meter met pinnetjes is, waar we de display
hebben afgehaald en op internet hebben
gezet. En daar hebben we dan een database
tussen gezet en een applicatie die data naar
informatie vertaalt. Die informatie, actueel of in
een historische context, kunnen mensen via
internet tot zich nemen, waar ze maar zijn.
Dat is het concept in een notendop. Maar als
het alleen dát was, een ICT-ding, dan zou het
weinig betekenen. De toegevoegde waarde
is dat wij kennis meenemen die voor het
spoorse domein van belang is. Het is eigenlijk
heel eenvoudig, maar het heeft jaren geduurd
voordat we het zo simpel kregen.”
De combinatie van eenvoudige techniek en
vergaande domeinkennis zou bepalend blijken
voor de verdere ontwikkeling van POSS in
de breedte. Iedere nieuwe toepassing was
het antwoord op een vraag uit de bestaande
markt, die van exploitanten, beheerders en
aannemers op het spoor en in de trein.
Gerrit Nieuwenhuis: “Je bent voortdurend
met elkaar in gesprek. Drie voorbeelden.
Alle drie van ontwikkelingen die zich vrijwel
simultaan, onafhankelijk van elkaar en binnen
ons kennisdomein voltrokken. Je praat met
ProRail over wissels en het gesprek komt
op overwegen. ProRail wilde een proef doen
met spoorboekloos rijden op Amsterdam-
Eindhoven, zes intercity’s en zes stoptreinen
per uur. Zij wilden weten of die hogere trein-
frequentie niet zou leiden tot voor het weg-
verkeer onaanvaardbaar hoge ‘dichtligtijden’
van de overwegen onderweg. Dichtligtijden
meten met POSS moest kunnen, was de
conclusie. Het werd een succes.
Storstockholms Lokaltrafik (SL), beheerder van
de regionale metro, monitort 150 vitale wissels
met POSS. Daar waren onze gesprekspartners
vooral ook geïnteresseerd in de mogelijkheden
van POSS bij het meten van railtemperatuur en
treindetectie met askortsluiting. Ons beeld van
de multimeter had ze geïnspireerd; zij maakten
zelf de associaties. Zo gaat het dus, altijd
samen met de klant. In gesprekken van onze
collega’s van Strukton Rolling Stock met
mensen van het onderhoudsbedrijf NedTrain
en Lloyds Register kwam de vraag op of je het
elektrotechnische functioneren van een trein
met POSS zou kunnen meten. Wat op het
spoor kon, moest toch ook in de trein kunnen?
Die vraag ging over de status van trein-
systemen en was ook nu weer gericht op
preventief onderhoud. Zo drong POSS als
energiemeter door in treinen.”
op zoek nAAr energie
Aldus kreeg POSS in enkele jaren een mooi
rijtje bewakingsfuncties toebedeeld: wissels,
treindetectie, askortsluiting, stoorstromen,
aslast, wielkwaliteit, treinpassage, zelfmeting,
railtemperatuur, energieverbruik, camerasurveil-
lance, assenteller, retourstroom, brugtrilling en
bouwputbewaking. Gerrit Nieuwenhuis is de
eerste om de reeks te relativeren. “De markt
is er nog altijd een van 90 procent wissel-
monitoring. Maar de andere toepassingen
zullen ook gemeengoed worden; we krijgen
er steeds meer vragen over.
poss in 2010
■ Spoorbeheerder ProRail stapt over op POSSonline. Het eigen systeem ProPOSS, in feite de
allereerste versie van POSS en exclusief voor ProRail gemaakt, wordt stapsgewijs buiten gebruik
genomen. Met POSSonline gaan ProRail en de onderhoudsaannemers ruim 1300 wissels op
meer dan 110 locaties monitoren.
■ Net als in 2009 wordt POSS ingezet bij een proef ‘spoorboekloos rijden’ op het tracé
Utrecht-Eindhoven. POSS bewaakt er in opdracht van ProRail 25 spoorwegovergangen op
dichtligtijden. Zes overwegen worden extra bewaakt op aanrijdtijden. De inzet van POSS tijdens
de proefnemingen is een succes; het systeem blijft operationeel.
■ POSS krijgt de functie van analytisch instrument. Een aantal hogesnelheidswissels in de
omgeving van Amsterdam veroorzaakt al jaren problemen omdat geregeld een wisselsteller niet
in de controle komt. Om preciezer te kunnen duiden welke van de zeven of negen wisselstellers
per wissel de problemen veroorzaakt, wordt POSS ingezet om de boosdoeners te traceren.
■ Op het traject Harka – Szentgotthard in Hongarije moet aansluiting van POSS op 46 wissels
leiden tot een hogere beschikbaarheid van het spoor. Het traject maakt deel uit van de
Raaberbahn, een internationale verbinding voor zowel personen- als goederenvervoer. Exploitant
is de Oostenrijks-Hongaarse onderneming Gysev.
■ Op een private spoorlijn van mijnbouwer BHP Billiton Iron Ore in de omgeving van Port Hedland
in het noordwesten van Australië worden zes wissels op POSS aangesloten. De wissels liggen
zo ver van de bewoonde wereld dat onderhoudspersoneel er bij storing met het vliegtuig naartoe
moet om onderhoud te plegen. POSS moet er storingen vóór zijn en daarmee kostbare onder-
brekingen van de reguliere ijzerertstransporten voorkomen. De aansluitingen worden in 2011
operationeel.
Dat geeft in ieder geval aan dat wij tot nu toe
op elke additionele vraag uit de railmarkt een
antwoord hebben kunnen vinden, zowel
technisch als commercieel.”
Forse verwachtingen van de toepassings-
mogelijkheden van POSS heeft Nieuwenhuis
in een tweede, nog vrijwel braakliggend
kennisdomein. “Strukton Systems weet van
oudsher heel veel van energie, vooral in het
middenspanningsgebied. Wij bouwen tussen-
stations in binnen- en buitenland. Die markt is
enorm in beweging. Nu nog heb je te maken
met een paar leveranciers, de grote centrales.
Dat model gaat veranderen. Je praat over
zonnecellen op je dak, een windmolen op je
weiland. Het onderscheid tussen producenten
en consumenten gaat verschuiven. Dat heen
en weer gaan van stromen geeft een heel
andere dynamiek. Je wilt die precies in beeld
krijgen om onderling te kunnen afrekenen.
Maar je wilt ook en vooral de status van de
infrastructuur, de schakelelementen, in beeld
krijgen, want ook daar gaat het om de kern
van wat ons beweegt: preventief onderhoud
mogelijk maken. Dat vraagt om een ‘smart grid’
monitoringsysteem. Die toekomst is niet meer
ver weg.”
Zijn er grenzen aan POSS? “Ja,” zegt
Nieuwenhuis. “ Ik verwijs niet voor niets steeds
weer naar onderhoud. Technisch kan je met
POSS veel verbeelden, als ICT-toepassing
zit er geen einde aan. Maar POSS is een
groeiend succes omdat het gestoeld is op
domeinkennis. Daarin beperken wij POSS
dan ook. Als iets overal voor geschikt is,
is het eigenlijk nergens echt goed in.”
Spoorwerk 17 I Februari 2011 1312 Spoorwerk 17 I Februari 2011
Een lastig werk Ooit, in de tijd dat de auto nog de vervulling
leek van alle mobiele verlangens, kreeg een
deel van de vierbaansweg tussen Brussel en
Antwerpen een middenberm van jewelste.
Breed genoeg om, mocht het nodig worden,
met gemak van een vier- een zesbaansweg
te maken. Op dat moment een goede
gedachte van een vooruitziend bestuur.
Maar het liep anders. Niet de auto, maar
trein en tram bleken duurzamer beloftes van
mobiliteit in zich te dragen. Daarom ligt er nu
geen asfalt in de middenberm, maar liggen
er ballast en dwarsliggers en hier en daar al
spoorstaven, keurig vastgeklonken tot een
kilometerslange baan. Nog even en hier komen
treinen te rijden. Strukton Rail werkt er aan.
Het grote plan heet Diabolo en de plannen-
maker is spoorbeheerder Infrabel. Brussel
en de nabijgelegen nationale luchthaven
dreigden zich chronisch te verslikken in aan-
golvend autoverkeer. Vliegveld Zaventem,
zeg maar Brussels Airport, moest beter
bereikbaar worden. Dat zou te doen zijn met
nieuwe spoorverbindingen, aangesloten op
doorgaand verkeer, en tunnels tot onder het
vliegveld. Als Diabolo eenmaal gereed is,
kunnen de luchtvaartautoriteiten met recht
roepen dat zij rechtstreeks zijn aangesloten
op de assen Parijs-Brussel-Antwerpen-
Amsterdam en Parijs-Brussel-Luik-Frankfurt.
En eenmaal in vol bedrijf zal Diabolo zeker
de druk op het labyrint van autowegen in en
om het Brusselse doen afnemen.
Betere internationale verbindingen, tijdwinst
op landelijk niveau en regionaal een wat
frissere lucht, alledrie zijn ze even welkom.
Dominique Vleminckx is er de projectleider
van Strukton Rail. Acht jaar ervaring nam zij
mee naar een stalen bouwkeet, verscholen
in het groen tussen op- en afritten, even ten
zuiden van Mechelen. Met vaart, in zakelijke
lijnen, laag over laag, schetst ze een profiel
van het werk.
bAllAst en beton
“Wij bouwen 14 kilometer klassiek dubbel-
spoor in ballast temidden van de autobaan
E19, de verbinding met Mechelen. Daarnaast
leggen we in de nieuwe tunnels om en nabij
de zes kilometer betonspoor met chemische
verankering. Dat werk beginnen we bij
Zaventem, in een tunnel met twee sporen die
na 400 meter uiteengaan in twee kokers met
enkelspoor, de beide aftakkingen naar Brussel
en Mechelen.
De aanleg van de ballastsporen is in zekere
zin routinewerk, maar aan de andere kant
worden de kwaliteitseisen heel hoog gesteld,
te vergelijken met die aan de Hogesnelheids-
lijn tussen Rotterdam en Antwerpen. In het
bestek is nog voorzien in een maximum-
snelheid van 160 km/u, maar die wordt op
termijn opgedreven naar 220 km/u.
De toleranties zijn uiterst scherp. Al bij aanleg
moet het spoor binnen de twee centimeter in
rijrichting liggen, zonder dat er nog maar één
keer een stopmachine overheen is gegaan.
Daarna gaan we er met vier tot vijf onderstop-
gangen en twee tot drie keer de stabilisator
overheen om de boel tot op de millimeter te
krijgen. Het betonspoor in de tunnels is nieuw
voor ons. In het beton worden gleuven
gefreesd. Daarin komt de rails te liggen.
De grote uitdaging is in de gleuven de spoor-
breedte, de richting en de hoogte uiterst
nauwkeurig te handhaven. Daar staat elke
minuut van de dag en tot het laatste moment
een landmeter bij.
De logistiek is ingewikkeld. Je bent heel ver
uit elkaar. Het is een uitgestrekt werk met
zeer, zeer weinig toegangen. Soms moeten
mensen een stevig eind wandelen eer ze op
hun werkplek geraken. Dat geldt ook voor het
aanleveren van materieel. Voor het klassieke
spoor is er over een zone van bijna veertien
kilometer maar één toegang. Je zit aan
weerszijden langs de snelweg, je kan er niet
zomaar een inrit maken. In de tunnels kan
alleen ‘s nachts, vanuit de ingang Zaventem,
materieel ter plekke worden gebracht.
Dat vraagt een strakke planning. Noch in tijd,
noch in ruimte zijn er weinig mogelijkheden
om daarvan af te wijken.
We werken in fasen, 16 in totaal en niet altijd
opeenvolgend. Er komen steeds maar
bepaalde zones vrij. Eind 2010 waren we
op vier plaatsen tegelijk aan het werk. Wij zijn
afhankelijk van de oplevering van de civiele
werken die aan ons voorafgaan en achter ons
volgen weer de bovenleiding en het kabel-
werk. Er is veel werk in korte termijnen.
Al met Fase 1 begonnen we op achterstand;
wij konden pas drie maanden later effectief
beginnen dan oorspronkelijk gepland.
Sinds kort weten we dat Fase 4 twee weken
opschuift. Dat lijkt niet te combineren met het
lopende werk, maar we zullen toch moeten
opschuiven, opnieuw onze planning maken,
opnieuw onze machines inplannen. In oktober
2011 zouden we met dit werk klaar moeten
zijn. Voor ons is vertraging geen optie.
Van ons wordt verwacht dat we een inhaal-
slag maken als de civiele bouw vertraging
oploopt.”
eisen en omstAndigheden
Een lastig werk, zo vat Dominique Vleminckx
het opmerkelijk monter samen. Druk van tijd
en kwaliteit, een bouwplaats ingesloten door
verkeerswegen, afhankelijk zijn van ander-
mans planningen, de spanning tussen strak
en flexibel, te laat opleveren amper een optie.
Die ingrediënten in een veelheid van combina-
ties. Dominique kan het weten, na die acht
jaar spoor, overal in het land en in Nederland
op de Betuweroute. Zij koos ervoor na een
brede opleiding Industriële Bouwkunde.
Evengoed had ze fabrieken kunnen bouwen,
of kantoren of wegen kunnen aanleggen,
of bruggen en kanalen. Het werd spoor:
“Ik kreeg daar bij mijn eerste gesprek een
boeiend verhaal te horen en het boeit me
nog steeds.” Blijft de vraag wat er dan zo
boeiend is aan lastige werken. Zij veert op.
“Precies dat. Juist dát het zo ingewikkeld is
maakt het boeiend. De combinatie van eisen
en omstandigheden maakt het moeilijk, maar
juist daarin zit de uitdaging. Jezelf verder
drijven, het nóg beter willen doen. In de
bouwkunde wordt wel eens wat meewarig
over spoorwerk gedaan; het zou toch vrij
eenvoudig zijn. Vergeet het maar.”
Met het plan Diabolo wil de Belgische spoorbeheerder Infrabel de toegankelijkheid van
de nationale luchthaven bij Brussel verhogen. Strukton Rail bouwt eraan. Projectleider
Dominique Vleminckx schetst waar zij mee bezig is.
14 Spoorwerk 17 I Februari 2011 Spoorwerk 17 I Februari 2011 15
Enige trots kun je de man niet ontzeggen. Volgens planning moesten op woensdag
15 september 2010 de B- en C-laag van het spoorbed voor de Hanzelijn zijn voltooid.
En jawel, de dag ervoor “hebben we het laatste schip spoorballast leeggetrokken”,
zoals operationeel manager Harold Verbruggen het noemt. Een prestatie die telt.
Het werk wordt uitgevoerd in een samenwerkingsverband van vier partijen: HanzaRailTeam.
Naast Strukton Rail bestaat dit verband uit VolkerRail, Alstom en Arcadis. De tijd waarin dit
megaproject tot stand komt - pas in mei 2009 stonden er handtekeningen onder het
contract - dwingt respect af. Dit is tekenend voor de druk waaronder wordt gepresteerd:
terwijl HanzaRailTeam aan de bovenbouw werkt, zijn andere partijen nog aan het ontwerpen.
Wat dat aan coördinatie vergt, laat zich raden.
Vanuit Lelystad het traject van de Hanzelijn naar Zwolle volgend, wordt langzaam maar zeker
duidelijk hoe ‘strak’ de aanleg is georganiseerd. Terwijl in het westen al kabels liggen en
bovenleidingen hangen, ontbreken in het oosten, bij Zwolle, nog de spoorstaven. En toch
ontstaat nergens chaos. Wonderlijk voor wie bedenkt dat het hier toch om de aanleg van een
compleet nieuwe spoorlijn gaat van vijftig kilometer lengte en met een totaal van 88 kunstwerken.
Daaronder bevinden zich grote kunstwerken, zoals de tunnel onder het Drontermeer en de brug
over de IJssel. Totale kosten: één miljard euro.
Dat het HanzaRailTeam het contract voor de bovenbouw in de wacht sleepte, dankt het aan
zijn scherpe prijs in combinatie met een reeks van maatregelen ter bevordering van de duur-
zaamheid, zowel tijdens de bouw als tijdens de exploitatie. Voorbeelden daarvan zijn langs de
hele lijn te zien, zoals op het eerste emplacement vlakbij Lelystad, tegelijkertijd voorbouwlocatie
én logistiek centrum voor de hele bovenbouw.
“Hier hebben we onder andere een lijmlasbouwplaats ingericht voor ES-lassen”, vertelt
Verbruggen. “Normaal maakte een leverancier die, maar we doen het nu zelf. Ten eerste
vermijden we daarmee onnodige en lange transporten over de weg, namelijk de aanvoer van
die ES-lassen vanuit de werkplaatsen van de leverancier hierheen. En waar we vroeger stukken
spoor van acht meter eruit zaagden en als schroot afvoerden, hergebruiken we deze nu voor
het maken van diezelfde ES-lassen.”
een tekening AAn de horizon
De aanwezigheid van graafmachines laat zien dat er inmiddels flink wordt gewerkt aan kabels
en leidingen. Weliswaar liggen ze al voor een groot deel onder de grond, maar dat kan werk-
plekbeveiliger Bart Beuving niet snel genoeg gaan. “Ik ben pas gerust als alles onder zestig
centimeter aarde ligt.” Het spoor tussen Lelystad en Dronten is volgens hem grotendeels klaar.
Alleen de stomplassen moeten nog worden gemaakt. “Vandaar die SRW-kranen”, wijst hij,
duidend op een zijspoor.
De Hanzelijn, een tussenstandDe Hanzelijn moet het
noorden van het land en
de Randstad dichter bij
elkaar brengen.
De aanleg is volop aan de
gang. Spoorwerk pakte in
september 2010 de fiets,
volgde het tracé van zo
dichtbij mogelijk en sprak
met mensen op en langs
het spoor.
16 Spoorwerk 17 I Februari 2011 Spoorwerk 17 I Februari 2011 17
Richting Dronten fietsend verdampt de Hanzelijn als het ware in de
ruimte van Flevoland. Zoals alles hier lijkt hij ineens ver weg, niet meer
dan een fijne tekening aan de horizon. Het is op dit stuk dat de treinen
naar tweehonderd kilometer per uur kunnen accelereren, met dank aan
het ERTMS-systeem van partner Alstom. En hoe denken de omwonen-
den over de komst van deze spoorlijn? Kees Spronk uit Swifterbant vindt
het voor de ontsluiting van de provincie een goede zaak. “Vooral de
scholieren zullen er profijt van hebben. Die zijn bijna allemaal aange-
wezen op Zwolle. Daar heb je Windesheim, een heel groot scholen-
complex. Alleen jammer dat er geen station in Swifterbant komt.”
Iets verderop staat de melkveehouderij van de familie De Jong.
Boerin Annemiek vertelt dat ze twee hectare (van in totaal tachtig)
hebben moeten inleveren. “Op zich jammer, want het ging om grond
van onze huiskavel. Als we dan toch moeten verkopen, hadden we liever
een stuk grond verder weg afgestoten. Maar op zich valt het nog mee.
Onze buren hebben zeven hectare moeten verkopen. Voor de economie
in de polder is de komst van de Hanzelijn prima, maar voor ons was het
best een nadeel. Wat een boer verworven heeft, geeft hij liever niet prijs.
En de compensatie is altijd minder dan je wilt. Verder is het afwachten.
De trein passeert ons op een kilometer afstand. Wat betekent dat qua
lawaai, ook ‘s nachts? En hoe vaak gaan ze rijden? Wat doet de wind
met het geluid?”
Een van de plaatsen die zeker zal profiteren van de Hanzelijn is Dronten.
Vijftig jaar na stichting krijgt het eindelijk aansluiting op het spoorwegnet
en komt er een eind aan zijn relatieve isolement. Het station moet nog
worden gebouwd, maar de inwoners kijken er nu al naar uit.
Lettie Schimmel, ze laat net de hond uit, verwacht dat jonge mensen
makkelijker voor Dronten als woonplaats zullen kiezen, nu ze binnen
afzienbare tijd voor hun werk met de trein naar Lelystad of Kampen
kunnen reizen. Een buurvrouw komt erbij staan en vertelt dat de
Hanzelijn voor haar zelfs ‘ideaal’ is. “Ik werk in Diemen en straks ben
ik met de trein zo in Amsterdam. Ben ik eindelijk van die files af.”
in een Vloeiende lijn
Halverwege Dronten en Kampen is het ineens gedaan met de boven-
leiding en ook met de masten. Toch heeft Harold Verbruggen er alle
vertrouwen in dat de opleverdatum van zomer 2011 wordt gehaald.
“Dan is het bouwen klaar. Absoluut. Maar dat betekent nog niet dat we
meteen operationeel worden. Dat duurt nog anderhalf jaar, tot december
2012. Die tijd hebben we nodig om alle systemen te testen. Dat gebeurt
in drie fasen. Eerst testen we alleen wat we zelf hebben aangelegd.
Vervolgens testen we samen met andere betrokken partijen. En ten
slotte is ProRail aan de beurt, met testtreinen.”
Bij onderstation vijf – onderstations zetten de hoogspanning van de elek-
triciteitscentrales om in voeding voor de treinen – komt uit het niets een
bewaker aanrijden. Op de centrale in Diemen was een melding bin-
nengekomen en aangezien onderstations met hun inrichting goed
bewaakt moeten worden, komt hij poolshoogte nemen. Langs de hele
Hanzelijn staan wel dertig beveiligingscontainers, vertelt de man, vol met
camera’s én luidsprekers. “We kunnen bij wijze van spreken omroepen
dat die man met dat rode shirt het terrein ogenblikkelijk dient te verlaten.”
Richting Kampen maakt de Hanzelijn in een vloeiende lijn een bocht van
negentig graden naar het zuidoosten, om zo af te koersen op Hattem.
Daar wacht weer een bocht van negentig graden, nu naar het noordoosten,
over de IJssel naar Zwolle. We bevinden ons nu op het oude land, te
herkennen aan kronkeldijken als de Zwartendijk en T-huizen op eeuwenoude
terpen. Maar nog steeds snelt de Hanzelijn door de open ruimte - hier het
Kamperveen geheten - met net zulke vergezichten als in Flevoland.
Midden in die ruimte ligt station Kampen-Zuid, hoog op de spoordijk
die hier is verrezen. En ook hier weer omwonenden die blij zijn met de
komst van de Hanzelijn. Ton Kruithof, gewezen fotograaf, verheugt zich
er nu al op dat hij straks via Lelystad naar Schiphol kan treinen.
“Loop ik niet meer de kans te laat te komen als er bijvoorbeeld bij
Amersfoort problemen op het spoor zijn. En ik ben niet bang voor het
boevengilde dat volgens sommigen per trein deze kant op komt om
ons mooie Kampen leeg te roven. Die vrees bestaat. Net zoals de
vrees dat veel westerlingen staan te trappelen om onze huizen op te
kopen nu Kampen beter bereikbaar wordt.”
oVer de stAlen snelweg
Hoe dichter we bij Zwolle komen, hoe verder het spoor wordt ‘afgepeld’.
Ontbraken eerst nog alleen de masten en de bovenleiding, dichtbij het
eindpunt is het ook met de rails gebeurd, eerst aan één kant, later op
beide banen. Wel zijn de dwarsliggers al geplaatst, net als de bovenlei-
dingblokken. Hoe kan dat? Normaal komen deze blokken toch pas ná
het leggen van de spoorstaven. Het antwoord dient zich vanzelf aan als
we over de ontsluitingsweg richting Hattemerbroek rijden. Ineens wordt
de weg geblokkeerd door een truck met oplegger die bezig is grote stalen
platen van de bodem te rapen.
Harold Verbruggen desgevraagd: “Dat is nou de stalen snelweg.
Een innovatie die ook al bij de aanleg van de Betuwelijn is toegepast.
Hij maakt het mogelijk met zwaar materieel bij het baanlichaam te komen.
Je hoeft dus geen vracht over te laden op dumpers. Dat is één van onze
uitgangspunten geweest in de hele logistiek. We wilden alles maar één,
hooguit twee keer in handen hebben, dus af fabriek zo op de werkplek.
Door de stalen snelweg konden we ook de bovenleidingblokken vooraf
plaatsen. Met als voordeel dat je daarna niet nog eens in een pas gestort
ballastbed moet gaan graven. Dat betekent alleen maar verstoring.
Door de stalen snelweg wordt bovendien het brandstofverbruik enorm
teruggedrongen – rijden door mul zand is er niet meer bij.”
Van de vier jongens met wie de fietser op zijn eindpunt station Zwolle
in gesprek raakt, heeft er nog niet één van de Hanzelijn gehoord.
Veel interesse hebben ze er ook niet voor. Maar die houding verandert op
slag zodra ze horen dat ze vanaf eind 2012 zomaar 20 minuten sneller in
Amsterdam kunnen zijn. Ze blijken voetbalfans, niet van de lokale eerste
divisiespeler, maar van het hoofdstedelijke Ajax. “Cool dan, die
Hanzedinges. Hoe eerder ik in de Arena ben, hoe beter.”
“Geen probleem,” zei de Noorse pilot. En dus kwam de trein stil te
staan, in een kil en sober landschap, een niet zo vlakke hoogvlakte,
niet ingericht op een warm onthaal van mensen. Trein uitgestapt,
heuvel beklommen, foto gemaakt. Letterlijk en figuurlijk het beeld van
een mijlpaal. Links de mijlpaal zelf, rechts de ultrasoontrein UST 02
van Eurailscout die voor het eerst in zijn werkend bestaan de Poolcirkel
passeerde.
Noorwegen. In november 2009 kreeg Eurailscout Inspection & Analysis
van spoorbeheerder Jernbaneverket de opdracht landelijk de spoor-
staven te meten, zowel ultrasoon om inwendige gebreken te detect-
eren als met wervelstroom om gebreken op het oppervlak vast te leg-
gen. Om ruim 4.000 kilometer spoor zou het gaan. In juni en juli van
2010 was het zover. Er volgde een campagne van 30 dagen, van het
zuiden in Kristiansand tot het noorden in Bodø. Het was even wennen.
Noorwegen lijkt niet op Zwitserland, Duitsland en Nederland - bekend
terrein voor de ultrasoontrein - Noorwegen lijkt alleen op Noorwegen.
Een landschap van steile bergen en diepe valleien dicteert er het
karakter van de infrastructuur en dat, op zijn beurt, zou de loop van het
werk bepalen. Zwitserland mag net als Noorwegen voor een groot deel
uit rots gehouwen zijn, het heeft geen fjorden waar het spoor zich in
krappe bogen omheen vleit. Noorwegen heeft bijna 40 procent minder
spoorlengte dan Nederland, terwijl het negen keer zo groot is. Het
MijlpaalVermoedelijk is er geen andere monumentale plek in Europa waar Mario van Maaren
het had durven vragen: “Kunnen we hier even stoppen? Kan ik even een foto maken.”
Nederlandse spoornet heeft 2000 kilometer dubbelspoor, het Noorse
maar 200. Tunnels hebben ze allebei; Noorwegen heeft er 700,
Nederland 13. Enkelspoor na enkelspoor, krappe bogen en een reeks
kilometerslange tunnels om u tegen te zeggen. Daar begon het mee.
Mario van Maaren was er de meetritleider op de UST 02. Ruim halver-
wege de campagne, net terug in Oslo van weer een dag meten:
“Je krijgt te maken met enkelsporige baanvakken tussen stations die
op tientallen kilometers van elkaar kunnen liggen, waar je totaal geen
seinen hebt en dus op stations altijd moet wachten op een tegemoet-
komende trein. Dat kan zomaar twee uur duren. De combinatie van
enkelspoor met krappe bogen die afgesleten zijn, maakt dat risico nog
groter. Om dan goed te kunnen meten, moet je terug met je snelheid
terwijl je met een bepaalde baanvaksnelheid bent ingelegd - en ja, dan
word je misschien op het volgende station aan de kant gezet. Tunnels
hebben op de metingen geen invloed, wel op de plaatsbepaling omdat
het GPS-signaal er wegvalt. Dan moet je het alleen met de kilometrering
doen. Op emplacementen kom je nog spoorstaven tegen uit de jaren
dertig van de vorige eeuw; ik heb ze zelfs gezien uit 1916. Die hebben
profielen die wij niet meer kennen. Dan moet je, meestal onderweg,
je profielen opnieuw instellen. En heb je een gedraaide spoorstaaf
waarvan de kop half is afgesleten dan is er haast niet meer te meten.”
Daarom was het dus even wennen. Na een week was het gewend.
18 Spoorwerk 17 I Februari 2011
Jaren is er in de luwte van de wetenschap op gepuzzeld, wereldwijd, en voortdurend vergeefs.
Nu is de puzzel gelegd. Er is een meetsysteem ontwikkeld dat bij snelheden tot 40 kilometer per
uur de geometrie van wissels tot op minimaal een halve millimeter nauwkeurig vastlegt.
Het kreeg de naam SIM, acroniem voor Switch Inspection and Measurement. Met dank aan
een groep Italiaanse ingenieurs toonde Eurailscout Inspection & Analysis het in de loop van 2010
aan de markt. Zijn wereldpremière beleefde de SIM 09 in september op de InnoTrans in Berlijn.
Er is sprake van een doorbraak; handmatige meting en de camerablik van videoschouwtreinen
op wissels op stations en emplacementen waren tot nu toe het hoogst haalbare.
Het wisselmeetsysteem bestaat uit een met een lichte loc aan te drijven meetinstallatie op platte
wagen, een meetmethode en een beheer- en analysesysteem dat aansluit op de generieke
beheersystemen. De meetmethode is ontwikkeld door het Turijnse ingenieursbureau DMA.
De Italianen vestigden eerder een reputatie van precisie en betrouwbaarheid door in samen-
werking met Deutsche Bahn (DB) een systeem voor het meten van conische equivalentie en
alle daaraan gerelateerde wiel-/spoorparameters te ontwikkelen. Daar vloeide, alweer in samen-
werking met DB, een project uit voort dat tot de ontwikkeling van een wisselmeetsysteem voor
hoge snelheden moest leiden. Eurailscout, vooral geïnteresseerd in toepassing van het meet-
systeem bij snelheden lager dan 80 km/uur, trad toe als derde partner. Daarmee wist DMA zijn
vinding op twee, qua snelheid totaal verschillende markten getest te krijgen en aldus te doen verfijnen.
nieuwe technologie
Wat maakte de ontwikkeling van het wisselmeetsysteem tot zo’n moeizame kwestie? Waarom
moest het zo lang duren? Roland Bongenaar, projectleider Wisselmeting bij Eurailscout, zegt er
dit van. “Het was een combinatie van factoren. De belangrijkste was dat wij met de UFM
(Universal Spoorgeometrie Meetrein) uitgerekend op de locaties waar de meeste wissels voor-
komen géén metingen konden doen. De UFM is gebouwd voor hoge snelheden. Het meten van
wisselgeometrie bij lage snelheden vroeg om nieuwe technologie en die was er niet. De theorie
was al jaren bekend. Wil je contactloos profielen en geometrie meten, dan wil je precies weten
welke ruimtelijke baan het meetsysteem boven het spoor heeft afgelegd. Bovendien wil je weten
wat de afstand van die ruimtecurve tot de binnenkant van de twee spoorstaven is. Dat levert
je de relatieve ligging van het spoor op. Om dat te kunnen, had je een voldoende snel meet-
systeem nodig en een hoogfrequente profielmeter die twee dingen moest kunnen: hij moest
om de twee centimeter kunnen meten en hij moest breder kunnen meten dan tot dan toe
gebruikelijk, breed genoeg om naast de spoorstaaf ook strijkregels en puntstukken te kunnen
meten. Pas als je die problemen hebt opgelost - en dat heeft DMA nu gedaan - kun je een
meetsysteem gaan bouwen dat luistert naar de plaatsbepaling. Tot nu toe was men niet verder
gekomen dan slechte plaatsbepaling met nauwkeurige meting, of andersom.” Het systeem
van de Italianen kreeg definitief vorm en inhoud in de samenwerking met de ervaren
praktijkgeleerden van DB en Eurailscout.
Doorbraak in meetlandDe uitvinding kreeg
contouren in een samen-
werkingsprogramma van
Deutsche Bahn System-
tecknik (DB) en het
Italiaanse DMA. Eurailscout
komt er mee op de markt:
een door locs voortbewogen
meetsysteem dat de
geometrie van wissels
vastlegt. De voordelen zijn
evident. Minder buiten-
dienststellingen, grotere
veiligheid in het spoor en
toch exacte informatie voor
de onderhoudsmanagers.
Precies waar spoorbeheer-
ders al jaren op zaten te
wachten.
“Je hebt voor het meten van geometrie een
heel hoog niveau van kennis nodig op
het gebied van systeemintegratie”, zegt
Roland Bongenaar. “Je moet computers
op zo’n manier aan een stelsel van meet-
instrumenten koppelen dat ze, gegeven ruwe
omstandigheden, gezamenlijk functioneren.
Aan proefopstellingen heb je niet genoeg.
Je moet in de praktijk kunnen testen, en niet
alleen zien of het werkt maar ook of het blijft
werken. Daarnaast moet je weten wat geome-
trie in het spoor eigenlijk is en hoe dat zich
verhoudt tot de meetdata die je daarvan kunt
maken. Dat vraagt om een unieke combinatie
van disciplines.” Medio 2010 waren
Eurailscout en DMA zover met de fysieke
vertaling en praktische verfijning van het
meetsysteem, dat zij in Nederland en Italië
de eerste proefdemonstraties uitvoerden.
De komst van het meetsysteem is om een
combinatie van redenen van groot belang.
Het biedt grotere nauwkeurigheid, grotere
beschikbaarheid en meer veiligheid.
Tot nu toe kon de ligging van een wissel alleen
betrouwbaar gemeten worden met handappa-
ratuur. Iedere meting betekende mensen in het
spoor, dus onveilig, dus buitendienststelling,
dus minder beschikbaarheid van het spoor.
Nu kun je, zonder mensen in het spoor, door
het wisselmeetsysteem plus loc eenvoudig in
de treindienstregeling onder te brengen, met
gegevens over de geometrie van het wissel
komen van een precisie die de handmeting
overtreft. Daarmee levert het onderhouds-
managers tot op de gram afgewogen
argumenten voor efficiënt preventief beheer.
En dat, is de stellige verwachting, zal op
termijn zonder meer leiden tot een nog verdere
afname van het aantal wisselstoringen.
VAn uitVoering nAAr consultAncy
Eurailscout wil met het meetsysteem een
andere marktpositie gaan innemen dan tot
nu toe gebruikelijk. Anders dan met de grote,
internationaal opererende meettreinen en
met de videoschouwtreinen zoals die over
Nederlandse emplacementen gaan, wil
Eurailscout op verzoek van de klant het
feitelijke meetwerk aan hem overlaten.
Roland Bongenaar: “Wij gaan voor een
lease- of licentieconstructie van het systeem,
waarbij de beheerder alle operationele zorgen
op zich neemt. Wij blijven verantwoordelijk
voor de meettechnische zaken, het uitwerken,
ordenen en analyseren van data en de
kwaliteitsborging van die data. Ons zwaarte-
punt verschuift van uitvoering naar consul-
tancy. Dat kan bijvoorbeeld ook betekenen
dat we in andere landen voor klanten een
centrum voor dataprocessing opzetten en
bemannen. Ondertussen blijven we vanzelf-
sprekend ook ‘old school’ onze diensten
leveren: de klant belt en wij doen de rest.”
De eerste opdracht conform het leaseconcept
is binnen. In december begon de SIM 09 aan
een veertien weken durende meetcampagne
in opdracht van de Italiaanse spoorbeheerder
RFI, te beginnen op vier emplacementen in
Turijn. De Italianen leveren de trekkracht en
de bediening, medewerkers van Eurailscout
de expertise in het uitwerken en presenteren
van de beelden.
Spoorwerk 17 I Februari 2011 19
20 Spoorwerk 17 I Februari 2011 Spoorwerk 17 I Februari 2011 21
Er zijn data die je mag onthouden, vindt Pierre
Emans. En als je een stap zet waar je nu nog
plezier van hebt, dan mag je die datum ook
noemen. Andere data, daar leer je van en die
vergeet je. “Ik ben op 29 juni 1979 bij Strukton
begonnen.”
Spoorlegger, voorman, uitvoerder, hoofduit-
voerder, productiemanager – stap voor stap,
in meer dan dertig jaar, ging Pierre Emans
gelijk op met het bedrijf dat groeide van
“Samen iets maken, dat is het mooiste”Pierre Emans groeide gelijk op met Strukton Rail.
De een van spoorlegger tot productiemanager, de ander
van lokale leverancier van handjes tot fullservice-
provider in Europa. Een spoormens in hart en nieren
over de kantelpunten in zijn werkende bestaan.
gedienstig leverancier van spierbundels en
eelthanden, een paar honderd man, tot een
ambitieuze fullserviceprovider van Europese
allure, 3.000 man en vrouw sterk. Van handen
aan het hout tot grote machines in de hand
houden, van rugpijn naar kopzorg, van doen
wat je gezegd wordt tot zelf nadenken.
Mr Strukton? Ach welnee, dat zeggen
anderen. Maar veel scheelt het niet.
Struktonnees in hart en nieren, dat wel.
“Ik kwam in de ploeg Weert. Mijn eerste werk
was de voorbouw van een wissel. Ik mocht
de kraagschroeven bijbrengen. Dag één
leerde ik hardhandig dat er wel drie, vier
verschillende soorten kraagschroeven waren
en dat ik iedere keer de verkeerde bracht.
Groentje pesten, uitproberen. Hetzelfde
verhaal als dat van de vierkante schroeven-
draaier en het doosje rasterpunten. Tot ik
zei dat ik vlakbij woonde en ook wel naar
huis kon lopen als ze zo door wilden gaan.
De wereld was nog klein en de uitvoerder
was, kort samengevat, God zelve.”
Boerenzoon, heldere tenor, zacht van dichtbij,
met stembereik tot over grote putten, gulle
lach. Hij was al in die vroege tijd iemand van
het moest snel, het moest goed en je moest
niet meer terug hoeven komen. Dat je moest
werken en daarmee geld hoorde te verdienen,
niet alleen voor jezelf maar ook voor de baas
– hij kreeg het met de paplepel. En wat hij
toen had, heeft hij nog steeds: “Ik moet het
druk hebben. Er moet spanning zijn. Het moet
nèt iets teveel zijn.” De uitvoerder zag wel wat
in hem.
een uitstApje
Als je met iemand met grote stappen door de
tijd loopt, waar in spoorland zet hij dan zijn
voeten neer? Liever dan stappen noemt Pierre
Emans ze kantelpunten, want je weet maar
nooit hoe een voetstap uitvalt. De komst van
jonge mensen en het begin van de mecha-
nische vernieuwing. Dat waren de eerste
punten van belang. Dat moet in 1986, 1987
zijn geweest. “De verandering kwam met
jongens die scholing hadden gehad en een
andere kijk op het arbeidsproces hadden.
Er kwam echt een nieuwe generatie aan de
leiding. Je kreeg ineens meer inspraak.
Je werd meer in je waarde gelaten. Minder
werken was het niet. Het was evengoed
productie draaien. Maar je kreeg meer het
gevoel dat je een team was. Vóór die tijd
had de voorman een meetbandje. Daar mocht
je niet eens naar kijken, want er was er maar
eentje die het wist. Dat veranderde; je kon
naar het hoofdkantoor voor scholing.”
Een pauw roept au, een ezel balkt. Ze zijn
dichtbij, maar Emans lijkt ze niet te horen:
“Na het houtsteken kreeg je de mechanische
vernieuwing. Secties voorbouwen en op de
trein laden, spoorstaven langs het spoor
Spoorwerk 17 I Februari 2011 2322 Spoorwerk 17 I Februari 2011
inploegen en op afstand stellen en dan, in
het weekend, 25 tot 30 secties van 30 meter
vernieuwen met Donelli portalen. Dat bleef,
net als bij het houtsteken, een wedren welke
uitvoerder met zijn ploeg de meeste secties
kon leggen. Zij boden tegen elkaar op; niet
ouwehoeren en gaan.”
Pierre is dan inmiddels voorman. Iedereen
vindt hem geschikt als uitvoerder, maar hij
wordt het maar niet. Hij kiest voor zekerheid.
Met pijn in het hart maakt hij een uitstapje
dat drie jaar zal duren. Hij wordt ploegbaas
van 16 man op de industriële sporen van
DSM. Strukton blijft aan hem trekken, maar
hij is er helemaal de man niet naar om bij de
eerste de beste vraag weer terug te komen.
”DSM was een andere wereld. Wat ik daar
heb geleerd heeft me, denk ik, kunnen doen
uitgroeien tot wat ik nu ben. Met elkaar het
werk van tevoren goed doorspreken.
Altijd eerst een minuut stilstaan voor je werk
en je afvragen of je wel veilig bezig gaat.
Alle factoren ten opzichte van elkaar afwegen.
Partners zijn en niet bazen en knechten.”
Tijd voor een intermezzo, waarin Pierre
Emans met grote kalmte glaasjes melk
schenkt voor een clubje peuters, een splinter
uit een kinderhand haalt en twee dreumesen
naar de speeltuin leidt. Hij straalt, net zo in
zijn element als op de spoorbaan. Nog even
en hij gaat over Italië vertellen, het grootste
kantelpunt van alle. Over Italië en over zijn
eerste kennismaking met de vernieuwing-
strein, de échte mechanisatie. Alweer twee
kantelingen voor de prijs van een. Over hoe
Strukton brutaal Italië was binnengestapt en
zich een fiks, vierdelig vernieuwingswerk
had verworven, waarvan er een de Porrettana
was. Hoe hij binnen een week moest beslis-
sen of hij uitvoerder op die bouwstroom wilde
zijn. Ach, de Porrettana…een verarmde oude
dame, nog van 1862, van Bologna naar
Pistoia golvend, dwars door de Apennijnen.
Bijna 100 kilometer lang, 73 viaducten, 45
tunnels van bij elkaar meer dan 18 kilometer,
een van de mooiste en meest gedurfde
bouwsels van het Italiaanse spoorwegnet.
Emans, trots: “Ik heb van 25 februari tot
19 november 1996 in Italië gewerkt.”
een AVontuur
Opeens is het weer zomer 1996:
“Ik dacht: we gaan naar Italië, we maken er
een planning en we gaan volgens planning
aan het werk. Dat was algemeen de
gedachtegang. Het idee was: de Italianen
kunnen goed werken, zijn goed op machines,
kunnen prima improviseren. Wij hoeven alleen
maar te zorgen voor voorbereiding, planning en
controle en we moeten bijsturen als dat nodig
is. Maar we hadden toen ook nog niet het
inzicht in de problemen die wie hier vonden.
Want dat is heel anders dan we in onze
stoutste stromen hadden kunnen denken.”
(…)
Maar wat in de schoot van die tunnels
verborgen ligt, wat niet op twaalf meter lange
tekeningen uit 1892 staat, wat op het oog
niet zichtbaar is, en wat de baanbeheerders
van Ferrovie dello Stato ook niet weten al
vraag je het honderd keer, of misschien wel
weten maar liever niet zeggen, dat is iedere
dag een verrassing.
Horren die kapot slaan op rots die vlak onder
het spoorbed ligt. Het spoor in de Galleria
Pisanacco dat over een lengte van 475 meter
omhoog komt onder invloed van injecties
met sneldrogende cement. Een tunnel die
tussendoor nog even 20 centimeter moet
worden uitgehakt; 350 kuub beton, rots en
cement kwam eruit. De vorken van ombouw-
treinen die krom trekken tegen de rotsen en
het betoncement dat een paar centimeter
onder de dwarsliggers ligt. Watercunetten in
tunnels die poreus blijken. Water, soms tot
bovenkant dwarsligger, dat je blijft achter-
volgen omdat je bergafwaarts werkt.
Oude waterleidingen, soms links, soms
rechts, soms onder het spoor. Dwarsliggers
zo rot dat ze, eenmaal opgepikt door de
ombouwtrein, uit elkaar vallen, even goed nog
gedeeltelijk mee omhoog gaan en dan dwars
in de machine draaien. Zo verteerd zijn ze,
dat ze na een paar dagen buiten de tunnel
onder de zon uiteenvallen tot pulver.
Diagnose van een 132-jarige: aderverkalking,
incontinentie, beide knap verborgen gehouden.
Pierre Emans: “Zonder ons hebben de
Italianen dit werk niet aangedurfd, zonder de
Italianen hadden wij het niet gekund.”
(…)
De schema’s zijn bescheidener geworden en
ze overleggen wat gemakkelijker met elkaar,
daar komt het in het klein op neer.(1)
Terug in het nu, in de tuin van zijn woning bij
Weert. “In het begin heb ik zwarte sneeuw
gezien. Je kreeg tegenwerking van alle kan-
ten. Tot ik in plat Weerts een onderaannemer
zo hard heb uitgefoeterd dat hij precies
begreep wat ik bedoelde. Uiteindelijk de bijna
broederlijke manier van samenwerken.
Iemand die een stap achteruit deed, die
kwam ‘s anderendaags al niet meer. Samen
iets maken, dat is altijd het mooiste. En ja,
die wagenwielenpasta tussen de middag.
Ik ging met 82 kilo weg en kwam er terug met
93 en daar is nooit meer iets vanaf gegaan.”
Na een avontuur waar hij nog altijd van kan
nagenieten, komt Pierre Emans terug uit de
Apennijnen met een blijvende liefde voor land
en volk en een grondige kennis van het werk-
en met High Output machines. Strukton Rail
klaart het werk, verwerft zich een duurzaam
belang in de leidende Italiaanse spoorbouwer
Clf en introduceert als eerste de vernieuwings-
trein op het Nederlandse net. “De komst van
die trein”, zegt hij, “dat was wel het grootste
kantelpunt in de organisatie.” Het moest zo
gaan, vindt hij. Als je wilde meetellen in de
wereld van de grote aannemers, als je niets
liever wilde dan alles kunnen en de grootste
en beste aannemer van Europa worden, dan
moest wel je zo’n trein hebben. Maar hoe je
dan met zo’n machine omgaat, dat is nog een
ander verhaal. “Het gaat er bij ons anders aan
toe dan bij de Italianen en de Duitsers. Daar
zijn machines er om mee te werken; bij ons
kreeg ik vaak het idee dat hij mooi moest
blijven. Dat is nog een typisch restantje van
de oude NS-cultuur.”
een wAndeling
Er volgt een wandeling over zijn land. Paradijs-
jes bestaan, iets voorbij Weert een hele tijd
rechtdoor en dan links. Laatste kanteling:
“Het bedrijf is mij ontgroeid.” Niet meer dan
een droge constatering. Drie hectare grond
liggen als een schil om zijn woning. Hij wijst
naar de hoge lindebomen eromheen, zelf
geplant toen hij jong was. De buitenste ring
is voor de dieren, de ram, de ezels, de
zwijntjes, de pauwen, de kippen, de haan.
De middelste ring is groentetuin, vijver, Engelse
tuin, prieel, werkschuur, een warm afdak voor
de druivenranken. Dat alles keurig afgeperkt
met hekken en hagen, geordend volgens een
autonome, niet te weerleggen logica. Uit alles
spreekt zorg, toewijding en plezier.
“Het bedrijf is mij ontgroeid. Ik heb het alle-
maal kunnen volgen tot enkele jaren geleden.
In een reeks van reorganisaties en functiewis-
selingen kwam ik steeds meer binnen te zit-
ten. Andere taken, andere zaken. Eerst zou
ik alleen acquisitie en prijsvorming doen,
daarna bestekken begeleiden van calculatie
tot uitvoering. Mooi werk, maar toch een
beetje aan de zijlijn. Plotseling ben je iemand
van de oude stempel. Dan zit je toch niet
meer zo prettig. Ik ben iemand die naar
binnen gegaan is, maar niet alleen op binnen-
werk kan leven. Na de laatste reorganisatie
kon ik gelukkig weer meer naar buiten,
werken begeleiden waarbij ik ook nog in de
calculatie heb gezeten, het echte spoorwerk.
Nu heb ik het feitelijk weer te druk, maar dat
is precies wat ik moet hebben. Je moet ook
een beetje geluk hebben.”
In de binnenste ring van zijn land, vlak achter
het huis, naast een grasveld met kunstkoe,
staat het kinderdagverblijf van zijn vrouw Riet.
Je zou ieder kind zo’n plek toewensen.
Naast het dagverblijf de speeltuin, vlak er-
achter de boomhut. Op vrije dagen is Pierre
Emans voor iedereen opa. Dat er op zijn land
kabouters wonen is een ding dat zeker is.
Ze hebben aan weerszijden van een pad,
onder de beschutting van de boomhut, hun
berkenhouten stoeltjes neergezet.
Als de kinderen slapen, bepraten ze daar hoe
het verder moet en lachen ze net zo vaak en
zo graag als Pierre Emans.
Pierre, zou je weer bij het spoor gaan werken?
Zou je het weer doen? “Ik zou nooit drukker
zijn geweest en misschien had ik ook wel nooit
meubels gerestaureerd. Ik zou eerder begon-
nen zijn, echt waar. Als ik nu 18, 19 was en
ze zouden zeggen Pierre wat zullen we gaan
doen, dan zou ik zeggen: ik begin morgen bij
Strukton en zeg maar waar ik moet beginnen.”
Wanneer hij precies met pensioen gaat weet
hij dan nog niet. Maanden later, er is alweer
een seizoen vergleden, weet hij het wel.
“Ik ga van mijn pre-pensioen gebruikmaken.
Mijn laatste werkdag is 31 januari 2011.”
(1) Uit Spoorwerk 4, December 1996, fragment
Spoorwerk 17 I Februari 2011 2524 Spoorwerk 17 I Februari 2011
De laatste las
De Botniëlijn is klaar. Eind augustus 2010 werd de nieuwe
spoorverbinding door de Zweedse koning Carl XVI Gustaf in
gebruik gesteld. De passagiers- en goederenlijn voert langs de
oostkust van Nyland naar Umeå en is ingericht op snelheden
tot 250 km/uur. Van de 190 km bouwde Strukton Rail er 100,
verdeeld over drie korte zomerseizoenen. Hier, op de brug over
de rivier Umeälven, leggen Zweedse en Nederlandse mede-
werkers van Strukton Rail de laatste hand aan het spoor.
Spoorwerk 17 I Februari 2011 2726 Spoorwerk 17 I Februari 2011
Hogesnelheidslijnen op kruipsnelheidMooie woorden van een gaande Autoriteit, de Zweedse nationale spoorbeheerder,
neergeschreven in een laatste jaarverslag en ondertekend door zijn laatste algemeen
directeur Minoo Akhterzand: “Banverket heeft zijn taak volbracht en sluit zijn deuren
op 31 maart 2010.”
Een dag later neemt de nationale vervoersautoriteit Trafikverket de
verantwoordelijkheden van Banverket over. Trafikverket moet een nieuw
tijdperk in de Zweedse vervoerspolitiek inluiden en een gecoördineerde,
alomvattende aanpak van de verschillende vervoersmodaliteiten en hun
infrastructuren zekerstellen. “Ik denk dat er veel voordelen te behalen
zijn met een geïntegreerde vervoersautoriteit en een snellere en meer
integrale manier van planning. De klant zal profiteren van deze aanpak
en de spoorwegen zullen een sleutelrol spelen in het oplossen van
toekomstige vervoersproblemen. Trafikverket zal ongetwijfeld
uitgroeien tot een model voor andere landen en zet Zweden op de
map in de wereld van infrastructuren en transport.”
Van sectoraal naar holistisch, het geheel meer dan de som der delen -
Trafikverket geeft vorm aan een politiek-bestuurlijke perspectief-
wisseling. Na een aanloop van jaren vervangt Trafikverket de vier
bestaande vervoersautoriteiten voor weg, spoor, water en lucht.
Zij moet brede, samenhangende vervoersplannen voor de lange
termijn ontwikkelen en tegelijkertijd het dagelijkse handwerk doen:
de constructie, exploitatie en het onderhoud van infrastructuren ter
land, ter zee en in de lucht. Het optimisme van Minoo Akhterzand
inzake de voordelen van Trafikverket boven die van de vertrekkende
sectorale beheerders is niet algemeen. De combinatie van begrippen
als breed, samenhangend en lange termijn is een klassieker in de
politiek en roept zeer uiteenlopende reacties op. De een herkent er
evenwicht en zorgvuldigheid in, de ander waant zich op een zijspoor
en proeft stroop.
links en rechts
Zo speelt in het spoorse landschap de vraag of je de aanleg van hoge-
snelheidslijnen voortvarend moet aanpakken of rustig voor je uit kunt
schuiven. Veel trajecten in Zweden zijn al gebouwd op snelheden tot
200 of 250 km/uur. Dat roept twijfel op of de tijdwinst de investeringen
waard is. Bovendien is dienstverlening onevenredig duur op een netwerk
dat als voornaamste kenmerk heeft dat het klein is in relatie tot ‘s lands
omvang, maar groot in verhouding tot zijn inwonertal.
Er zijn twee HSL-kandidaten, de Götabanan en de Europabanan.
De Götabanan zou de twee grootste steden Stockholm en Göteborg,
de een aan de oost-, de ander aan de westkust dichterbij elkaar brengen:
500 kilometer in twee uur. De Europabanan is een aftakking zuidwaarts,
van Jönköping naar Kopenhagen - het mogelijk begin van een super-
snelle verbinding met Noordwest-Europa. Nog vóór de parlements-
verkiezingen van afgelopen jaar spraken de linkse en centrumrechtse
rivalen zich uit over beider toekomst. De Rood-Groene alliantie wilde
meer dan 12 miljard Euro in de lijnen investeren en had berekend dat je
daarmee tegelijkertijd de jaarlijkse uitstoot van CO2 met 100.000 kilo zou
verminderen. De aanleg moest liefst al in 2014 beginnen.
Meer asfaltgeoriënteerde critici wierpen tegen dat je die reductie ook
met veel goedkoper ingrepen in het wegverkeer kon bereiken. Toenmalig
minister Asa Torstensson, verantwoordelijk voor Infrastructuur in het
centrumrechtse kabinet, meldde dat zolang haar partij aan de macht
was, de aanleg van hogesnelheidslijnen niet eerder dan in 2021 zou
beginnen en dat ze daarmee dus niet eerder dan in 2027 operationeel
zouden kunnen zijn. Centrumrechts won de verkiezingen en bleef aan de
macht. De accenten bleven waren ze lagen: verbetering van groot-
stedelijke netwerken, opwaardering van bestaande sporen, elektrificatie
van diesellijnen en verbetering van de verbindingen met de zeehavens.
HSL? Zien we later wel. Een tracéverkenning van de Götabanan, daar
moesten de voorstanders het even mee doen.
Verschil in AAnpAk
Te weinig, vindt voorstander en wetenschapper Oskar Fröidh, een
Zweed die zag dat het elders in Scandinavië ook anders kon. Hij is lid
van een internationale groep experts die betrokken is bij een onderzoek
van de Noorse spoorbeheerder Jernbaneverket naar uitbreiding van het
netwerk, waarbij hogesnelheidslijnen tot de opties behoren.
In het onderzoek komen alternatieven naast elkaar te liggen, van een
prijskaartje voorzien. De Noren, signaleert hij, zijn wellicht wat ambitieuzer
dan de Zweden, omdat daar veel tijdwinst te boeken is. Oskar Fröidh is
onderzoeksleider aan het Koninklijk Instituut voor Technologie in
Stockholm, afdeling Transport en Logistiek. In 2005 publiceerde hij
een onderzoek naar de markteffecten van regionale hogesnelheids-
treinen op de Svealand lijn, een traject van 115 km tussen Stockholm
en Eskilstuna. Het bracht hem tot de algemene conclusie dat hoge-
snelheidstreinen grote invloed hebben op de vervoersmarkt en het
reizigersgedrag. In 2008 volgde ‘Perspectieven voor een toekomstige
hogesnelheidstrein in de Zweedse binnenlandse vervoersmarkt’.
Daarin stelde hij onder meer vast dat de hogesnelheidstreinen
op belangrijke Scandinavische routes als Stockholm-Kopenhagen,
Stockholm-Oslo en Oslo-Kopenhagen met een snelheid van tussen
de 350 en 400 km/uur moeten gaan, willen ze succesvol met het vlieg-
tuig kunnen concurreren. Maar zijn eerste conclusie tijdens een lezing
op een UIC-wereldcongres in Amsterdam, ook in 2008: “Foresighted
planning is essential to achieve future proof infrastructure”. Oskar Fröid
Zwedens snelste: een aangepaste Reginatrein van Bombardier
- in het dagelijks gebruik goed voor 200 km/uur - zette in
september 2008 het nationale snelheidsrecord op 303 km/uur
Spoorwerk 17 I Februari 2011 2928 Spoorwerk 17 I Februari 2011
Strukton Rail en Balfour Beatty gaan gezamenlijk 726 kilometer spoor
onderhouden in het noorden van Zweden. Beide partijen sloten daar-
toe in november 2010 een contract met infrastructuurbeheerder
Trafikverket. Het onderhoudsgebied ligt in het verlengde van de
nieuwe Botniabanan en behelst de verbinding tussen Holmsund en
Boden met twee aftakkingen naar de havensteden Skellefteå en Piteå
langs de Botnische Golf en een richting Noorse grens naar Storuman.
Het contract heeft een geldigheid van vijf jaar met een optie voor nog
eens twee jaar. Trafikverket sprak zijn waardering uit voor de kosten-
effectieve aanpak van de beide ondernemingen en de manier waarop
ze invulling gaven aan de onderhoudsvraag.
Al eerder, in juni 2010, spraken Strukton Rail en Balfour Beatty zich
uit voor praktische vormen van samenwerking per project of contract
om daarmee de operationele kosten voor beide partijen te drukken.
Magnus Jonasson, directeur van Balfour Beatty, zei daar toen het
volgende over: “Ik zie heel veel in deze vorm van samenwerking.
Wij gaan vooral gebruik maken van elkaars materieel waar dat dichtbij
voorhanden is. De kosten om onze machines in Zweden van hot
naar her te brengen zijn heel hoog. Daar gaan we nu efficiënter
mee om. Tegelijkertijd reduceren wij daarmee onze CO2-uitstoot.
Samen sterkerStrukton Rail en Balfour Beatty slaan in Zweden per geval de handen ineen.
Getweeën wonnen zij een groot onderhoudscontract in het noorden van het land.
Op vergelijkbare manier willen wij ook, afhankelijk van de locatie,
elkaars mensen inhuren. Dit is nou typisch een manier van samen-
werken waar beide partijen voordeel van hebben.”
Zowel Strukton Rail als Balfour Beatty zijn al jaren actief op de Zweedse
onderhoudsmarkt. Strukton Rail is er de grootste van de twee met de
zorg voor meer dan 1.800 kilometer trein-, lightrail- en metrospoor.
Beide partijen moeten sinds 2010 opboksen tegen de pasgeboren reus
Infranord, de onderhoudsafdeling van het voormalige Banverket dat bij
zijn geboorte begin 2010 ongeveer 65 procent van de onderhoudsmarkt
meekreeg.
Voor Strukton Rail betekent het nieuwe contract ook voortzetting van
bestaand werk. Zeven jaar lang had de organisatie de lijn Boden-Holmsun
zelfstandig in onderhoud, vanaf mei 2011 gebeurt dat nu samen met
Balfour Beatty. Daarmee is continuïteit van werkgelegenheid in die
regio voor vijf jaar verzekerd. Strukton Rail’s regiodirecteur Anders
Gustafsson: “Door in dit contract met Balfour Beatty samen te werken,
kunnen we onze vakmensen continuïteit bieden bij de werkgever die
ze goed kennen. Dat brengt veiligheid en stabiliteit en het stelt onze
beide bedrijven in staat zich lokaal verder te ontplooien.”
leerde het verschil in aanpak kennen tussen
Noorwegen en Zweden en wil nu dat ook
zijn landgenoten serieus in beweging komen
en investeren in de komst van hogesnelheids-
lijnen.
“Ik wil dat Trafikverket gaat kijken naar de
mogelijkheden van meer sporen langs
bestaande hoofdlijnen óf geheel nieuwe sporen
voor hogesnelheidstreinen. Bovendien moet er
rekening mee worden gehouden dat het ook
op hogesnelheidslijnen mogelijk is snel goe-
derentransport te combineren met personen-
vervoer. Wil je ruimte creëren voor een groot
aantal treinen, dan moeten die allemaal
ongeveer dezelfde snelheid hebben. Dat krijgen
we op de hoofdlijnen niet voor elkaar zolang
forensen-, regio-, goederen- en sneltreinen
hetzelfde spoor blijven gebruiken. We moeten
kostenefficiënte en verkeersveilige oplossingen
zien te vinden door naast het bestaande net-
werk infrastructurele corridors te creëren - zeg
maar kruisingsvrije snelwegen voor de trein.”
economische impulsen
Fröidh stelt vast dat hogesnelheidslijnen in de
meeste gevallen zorgen voor een economische
impuls. “Je zou kunnen zeggen dat hoge-
snelheidslijnen de actieradius van passagiers
vergroten. Je kunt immers grotere afstanden
afleggen dan met de auto of een langzamere
trein. De economische waarde van kortere
reistijden en grotere bereikbaarheid uiten zich
in een hoger arbeidsinkomen van de gemeen-
schap, een groter ontwikkelingspotentieel van
het bedrijfsleven en lagere kosten voor de
publieke sector.” Hij verwijst naar zijn studie
naar het effect van de snelle treinverbinding
tussen Stockholm en Eskilstuna. “Het aantal
treinpassagiers nam toe met een zevenvoud
en het marktaandeel spoor steeg van 6 naar
30 procent. Vóór de aanleg van de Svealand-
lijn nam de bevolking van Eskilstuna af.
Nu heeft de verbeterde bereikbaarheid geleid
tot een toename in de vestiging van diverse
bedrijven en diensten zoals Energymyndigheten,
de Zweedse autoriteit voor energiezaken.
Ook het aantal inwoners is toegenomen.
Een ander voorbeeld is de hogeschool van
Eskilstuna, die er in slaagde om hooggekwa-
lificeerde docenten uit Stockholm aan te
trekken.”
Grote investeringen als die voor hogesnel-
heidsverbindingen, zo stelt Oskar Fröidh vast,
passen niet in de huidige planningsmodellen.
“Aan de hand van de huidige economische
modellen is het moeilijk om met enige trefzeker-
heid de dynamische effecten te voorspellen
van hogesnelheidslijnen, bijvoorbeeld als het
gaat om de vraag in hoeverre het bedrijfsleven
tot ontwikkeling kan komen en de wijze waarop
de exploitatie van nieuwe gebieden voor indus-
trie en woningbouw een hele regio nieuw leven
kan inblazen. Maar het is aan ons om er voor
te zorgen dat Zweden niet achterop raakt bij
de ontwikkeling van het transportsysteem.
We moeten de hogesnelheidslijnen niet
alleen in Zweeds, maar ook in Scandinavisch
perspectief zien om een beeld te krijgen van
alle voordelen.”
De voorstanders van voortvarende aanleg,
Oskar Fröidh incluis, staan voorlopig even in
de wacht, ongeveer zolang de politieke wind
van centrumrechts komt. Tot die tijd beweegt
de ontwikkeling van hogesnelheidslijnen in
Zweden zich voort met de snelheid van een
kruipende.
Boden-Holmsund: een houttransport passeert de spoorbrug bij Vindeln
Spoorwerk 17 I Februari 2011 3130 Spoorwerk 17 I Februari 2011
In die paar kilometers zullen de trambanen twee keer de autowegen
oversteken. Eerst van de linkerweghelft naar de middenbaan: stoplichten.
Dan van de middenbaan over de rechter weghelft: alweer stoplichten.
Ooit gingen auto’s voor, vol gas naar Vellmar, binnenkort moeten ze
tot twee keer stoppen voor de tram. Van 1950 naar 2010, van auto-
auto-auto tot tram-tram-tram.
Kassel is nu gezegend met een benijdenswaardig openbaarvervoer-
systeem van stadstrams, regiotrams en bussen. Jaarlijks brengt het
50 miljoen mensen van diep in de regio tot hartje stad en weer terug.
Toch had het maar een haar gescheeld of de stad was de weg inge-
slagen van een heleboel Europese steden die in de eerste decennia
na de tweede wereldoorlog hun tramsporen afbraken. Weg ermee,
een weidse, open stad vol licht en lucht, voorbereid op grote stromen
autoverkeer; dat was het heersende ideaal in wederopbouwtijd.
Het summum van mobiliteit reed op luchtbanden. Alleen al in het
toenmalige West-Duitsland verdween in de jaren 50, 60 en 70 in
bijna 50 steden de tram volledig uit het stadsbeeld. Kassel ontsnapte
maar net.
Kassel was altijd een tramstad geweest, een cultuurstad en een stad
van zware industrieën als Henschel – nu Bombardier. Vanwege dat
laatste kreeg het in 1943 een vlucht Engelse bommenwerpers over
zich heen: een verwoeste stad, tienduizend doden. Na de oorlog de
politieke naschok: niet langer was Kassel een voorname stad in het
hart van een ongedeeld land, maar een steenwoestijn op dertig kilome-
ter van de Ostzone, omringd door Amerikaanse garnizoenen – geen
warme plek. Veel later dan menig Duitse stad verder naar het westen
begon Kassel weer aan de wederopbouw. En ook daar begon het met
brede wegen en grote pleinen. Een klein deel van het tramnet ging met
kunst- en vliegwerk in bedrijf. Het zou lang behelpen blijven. Toen
Jochen Meister als jongen van tien in 1965 met de tram naar school
reed, ging hij nog door straten met aan weerszijden ruïnes.
De echte omslag van auto naar tram kwam laat, in 1980. Twee jaar
was er hevig heen en weer gepraat, met en zonder actiegroepen.
Ja, in het kader van de vooruitgang moest maar eens gekapt worden
met de verdere uitbouw van dat tramgedoe en, beter nog, alles
afbreken wat er nog over was. En nee, omwille van diezelfde voor-
uitgang moest er eindelijk maar eens stevig worden uitgebreid.
De voorstanders van openbaar vervoer wonnen. De gemeente koos
voor de plannen van de Kasseler Verkehrs Gesellschaft (KVG).
“Die komen in de kern van de zaak neer op vervanging van de oude
stadstrams,” zei de burgemeester er toen van. Ruim tien jaar later
gingen de eerste nieuwe lijnen in gebruik. Traag maar gestaag zouden
andere volgen, dieper de regio in, met Kassel-Vellmar als voorlopig
sluitstuk.
Kassel zou om meer dan een reden een bezoek waard worden.
De stad gaf zijn oude rol als cultuurstad een nieuwe vorm.
De vijfjaarlijkse Documenta, voor het eerst gehouden in 1955, maakte
het een international befaamd bedevaartsoord voor liefhebbers van
beeldende kunst. Die mensen konden dan mooi met de tram overal
naar toe. Goede kans dat ze dan een al even bonte groep stads-
bestuurders, planologen en stedenbouwkundigen tegenkwamen.
Het regionetwerk van Kassel was inmiddels een voorbeeld voor
andere Europese steden geworden. Stad met 190.000 inwoners.
Negen tramlijnen, 28 buslijnen. Duaal gebruik van treinsporen,
naast de gewone trein bereden door iets tussen tram en trein in.
Directe aansluiting op het stadsnet, want voertuigen schakelden over
van gelijk- op wisselstroom en brachten je tot in het hart van de stad.
Die samenhang, de vloeiende verknoping tussen stad en land,
daar kon je als stad alleen maar sterker van worden. Kassel had het
helemaal, dat moest je gezien hebben. De Nederlandse stedenbouw-
kundige Rob van der Bijl, tot over de grenzen gekend als deskundige
op het gebied van lightrail, schreef over de Kasseler aanpak:
“Als regiotram vertegenwoordigt dit netwerk een nieuw icoon in de
wereld van tram-trein”. Landrat Udo Schlitzberger was ook niet
ontevreden over deze ‘investering in de toekomst’. “Waar de regiotram
rijdt worden nog nieuwe huizen gebouwd.”
Terug naar dat kruispunt aan de rand van de stad. De infrastructuur
naar Vellmar wordt er aangelegd door een werkgemeenschap van drie
civiele bouwers en twee spoorbouwers van wie er een Georg Reisse
is. Een werkzame band met de lokale spoor- en vervoersorganisaties
had Georg Reisse al in de tijd dat het spoorbedrijf nog ‘Kaiserlich’ was
en Kassel nog met een C werd geschreven. Vooral in de laatste twee
decennia van bloei bouwde het toenmalige Georg Reisse regelmatig
en op tal van plaatsen mee aan het netwerk. Wilhelmshöher Allee,
Holländischer Platz, ICE-station Wilhelmshöhe, Baunatal, Lossetalbahn
en nog zo wat, werk in eigen stad om trots op terug te kijken. Een van
de vragen aan Jochen Meister, daar op dat kruispunt, was of Kassel-
Vellmar er ook zonder slag of stoot was gekomen of zelfs door de
bewoners al van het begin af was omarmd. Een naïeve vraag,
zo bleek. Zo ideaal is het in Kassel ook weer niet. Jochen Meister
met een glimlach: “Eigenlijk wil iedereen hier met de tram of de trein
mee. Maar niemand wil een halte voor de deur, langs het spoor
wonen of uitkijken op een keerlus.”
Georg Reisse wordt Strukton RailMet ingang van 1 januari 2011 is de naam van Georg Reisse
Bauunternehmung GmbH & Co KG gewijzigd in Strukton Rail GmbH
& Co KG. Hierdoor wordt Strukton Rail ook in de Duitse markt beter
zichtbaar als onderdeel van Strukton Rail. De Duitse vestiging van
Strukton Rail werd in 1913 als familiebedrijf gevestigd onder de
naam Georg Reisse GmbH & Co KG. Drie generaties bleef Georg
Reisse in de familie, totdat het in 2007 door Strukton Rail
werd verworven.
De tram komt!Aan de noordrand van de stad staat Jochen Meister
op een kruispunt dat zomaar model kan staan voor
de geschiedenis van zestig jaar denken over openbaar
vervoer
Meister is een kind van Kassel en projectleider
bij spoorbouwer Georg Reisse GmbH & Co
KG, sinds 1913 verbonden met die stad en
sinds januari 2011 omgedoopt tot Strukton
Rail GmbH & Co KG. Kijkt hij in de richting
van de binnenstad dan ziet hij een keerlus -
tot daar gaat de tram en niet verder.
Keert hij zijn rug naar de stad dan ziet hij een
vierbaans provinciale weg met ventweg en
middenberm en daar, op het asfalt, een tram-
baan in wording. Nog even en er ligt een
snelle verbinding met acht haltes onderweg
tussen het grote Kassel en het kleinere
Vellmar, vier kilometer verderop.
Spoorwerk 17 I Februari 2011 3332 Spoorwerk 17 I Februari 2011
“Dingen uitproberen, dat had ik als kind al”
Veel geprezen,
meermalen bekroond.
Jo Derie ontwikkelde
software voor het spoor.
Bij een goed idee hoort eureka - Grieks voor ‘ik heb het gevonden’. Wanneer dacht Jo Derie:
‘Eureka!’? Wanneer kwam de projectleider Survey-afdeling van de Belgische vestiging van
Strukton Rail op het idee een gereedschapskist voor software te maken waarmee het spoor
sneller en beter is in te meten en te controleren?
Dat idee leverde hem, behalve 11.000 euro van de zaak, brons op in de landelijke Creativiteits-
prijs 2009 alsmede de Innovation Award bij de Belgian Building Awards. Weet hij nog wanneer dat
idee in hem opkwam? Thuis op de bank? In de auto misschien? ’s Ochtends bij het ontwaken?
Maar helaas, geen plotse geniale invallen. Terwijl de gezond ogende veertiger naar de bomen
buiten kijkt, zegt hij: “Zo werkt het niet. Het is iets dat groeit en groeit, op basis van de
problemen die je tegenkomt. Als ik al een reden kan aanwijzen dat ik deze vinding heb gedaan,
is het dat ik bij problemen op het spoor al snel zie welke oplossingen software biedt.
En het schrijven van software is één van mijn hobby’s.”
Wat Jo Derie er nog niet bij vertelt en wat pas aan het eind van het gesprek boven water komt,
is misschien nog wel veel belangrijker. Dat zijn hobby voortkomt uit een levenshouding die hem
in hoge mate typeert en die hij omschrijft als ‘dingen uitproberen, verkennen in de meest ruime
zin’.
Van huis uit is Jo Derie landmeetkundige. Na twaalf jaar Eurosense, maker van heel specialis-
tische topografische kaarten, vond hij het tijd voor wat anders. “Ik wilde wel eens iets tastbaars
zien van mijn werk. Zocht de uitdaging van de grote infrastructuurwerken. En omdat jullie bij ons
gekend zijn als het land van de grote infrastructurele werken, heb ik bij Strukton gesolliciteerd.
Daar zochten ze iemand voor de Survey-afdeling.” Het zou uitdraaien op wat Jo Derie een
‘confrontatie’ noemt. “Bij Eurosense was ik gewend met zeer geavanceerde technieken te
werken. Wat ik hier aantrof, was vanuit landmeetkundig oogpunt gezien zeer minimaal.
Alsof de tijd had stilgestaan. Tegelijkertijd zag ik de enorme uitdaging die op me wachtte,
om de dienst naar een ander niveau te brengen.”
nooit stilstAAn
Dat ging niet van een leien dakje, kijkt hij terug. “Zelfs nu nog merk ik af en toe een zekere huiver
om te vernieuwen. Zeker bij de landmeters, die we via een extern bedrijf inhuren. Verandering is
altijd lastig voor mensen. Terwijl mijn devies is: nooit stilstaan. Durven vernieuwen. Kijk eens
anders naar de zaak. Wat doen ze in de tunnel- en wegenbouw? Wat doen ze in de waterbouw?
Er zijn altijd raakvlakken. Altijd zaken waarmee je je voordeel kunt doen.”
Vanaf het begin was het zijn ambitie de wereld van de landmeetkunde dichter bij die van de
machines te brengen, die het spoor bouwen respectievelijk onderhouden. “Vroeger gingen
landmeters het terrein in, namen dat tweedimensionaal op en op basis van die handmatig
verkregen gegevens werden de machines aan
het werk gezet. Eenmaal klaar was het volgen-
de stuk aan de beurt. Maar je wist nooit zeker
of dat in hetzelfde stelsel was opgemeten als
het vorige. Je had nooit een volledig beeld van
de hele lijn van bijvoorbeeld dertig kilometer die
je moest aanleggen, altijd maar van een klein
deel.”
Het eerste wat Jo Derie beoogde te maken,
was een meetwagentje om sporen driedimen-
sionaal in te meten. “Dat is veel sneller en
betrouwbaarder dan wanneer landmeetkun-
digen met een meetlint het veld ingaan.”
Een uitstekend idee, alleen was het Zwitserse
Amberg Technologies in samenwerking met
Leica Geosystems hem net vóór, wat bij
Jo Derie twee reacties opriep: ‘Dat we goed
bezig waren, maar ook net te laat!’ Zijn volgen-
de zorg was: hoe krijg ik de meetwagen
geïntroduceerd in zo’n traditionele markt?
“Het bizarre is: binnen een jaar werd hier een
bestek uitgeschreven voor de HSL van
Antwerpen naar de Nederlandse grens, en in
dat bestek werd juist om die nieuwe techniek
van inmeten gevraagd. Dat was mijn kans!”
Inmiddels is het systeem van Jo Derie uitge-
groeid tot een platform waarbij enerzijds
meetapparatuur en anderzijds onderstop-
machines, kettinghorren en levelers hun
gegevens uitwisselen, óf om te bouwen óf
om te controleren. Slimme software is daarbij
het sleutelwoord en waar dat voor veel mensen
nog schrikken is, betekent het voor Jo Derie
niet meer dan de hamer en nijptang van deze
tijd. Als hij praat over zijn prijswinnende
concept, heeft hij het ook het liefst over een
gereedschapskist. “Vroeger investeerde je in
een nieuwe hamer en een nog mooiere
schroevendraaier. Tegenwoordig praat je dan
over software. Mijn gereedschapskist is gevuld
met allerhande softwaregereedschap en -hulp-
middelen. Die maken het mogelijk dat meet-
apparatuur en machines nu in één en dezelfde
wereld opereren en dezelfde taal spreken.”
Zijn concept biedt een aantal grote voordelen.
Zo is sprake van kostenreductie omdat de
machines die het werk moeten uitvoeren,
beter worden aangestuurd en dus minder vaak
hoeven te worden ingezet. Daardoor nemen
ook de faalkosten van niet goed functionerend
spoor af. Verder is sprake van gevaarreductie
omdat de tijd dat meetploegen in het spoor
bezig zijn, meer dan gehalveerd is. Jo Derie:
“Een groot deel van het werk in het terrein is
nu vervangen door software die het digitaal
oplost.”
het nut VAn een hobby
Dat hij in staat is geweest in zijn eentje software
te ontwikkelen die hele kantoortorens met IT’ers
het nakijken geeft, komt volgens Jo Derie
“doordat ik in mijn werk met problemen word
geconfronteerd die ik vanuit mijn hobby, het
schrijven van software, zo kan oplossen.”
Toch is hij met zijn 45 jaar van vóór de com-
puter. Hoe heeft hij zich die wereld eigen
gemaakt? “Toen die evolutie kwam, had ik wel
zoiets van: ik wil weten wat daarachter zit. Ik wil
weten hoe het werkt. Dat had ik als kind al.
Dingen verzinnen, dingen uitproberen.
Verkennen in de ruimste zin van het woord.”
Een voorbeeld. Toen Jo Derie amper tien
was, kwam hij op het idee in de garage een
carwash-installatie te bouwen, ‘voor de auto
van pa’. Zijn ouders, wijze mensen, lieten hun
zoon zijn gang gaan, waarna vader nog jaren
plezier had van een goed functionerende
wasstraat. Tientallen jaren later zou deze zelfde
inventiviteit tot volledige bloei komen binnen
de superstrakke grenzen van een program-
meertaal - de vergelijking met Bach dringt
zich op, die ook de strenge grenzen van zijn
compositorische taal nodig had om tot grootse
muziek te komen.
En overigens, wat heeft hij met die elfduizend
euro gedaan? “Een nieuwe uitrusting voor het
hardlopen gekocht - tijdens het lopen krijg ik
altijd de beste ideeën. En de rest wil ik in
zonnepanelen steken. Maar dat verkeert nog
in een verkennend stadium.” Bij Jo Derie
weten we wat dat betekent.
Spoorwerk 17 I Februari 2011 3534 Spoorwerk 17 I Februari 2011
Genua, station Sampierdarena, mei 2009.
Bulldozers beginnen met wat symbolische
graafgebaren aan een werk dat zeven jaar
zal duren. Het spooremplacement van Italië’s
grootste havenstad gaat volledig op de schop.
Het doel is tweeledig. Internationaal, door-
gaand, regionaal en stedelijk verkeer moeten
dringend uit een verstikkende knoop worden
gehaald en ieder moet zoveel mogelijk zijn
eigen rijpaden krijgen. Tegelijkertijd moet de
stad het efficiënte begin- en eindpunt worden
van de gedroomde ‘Corridor van de twee
zeeën’, de Europese transportverbinding
Genua-Rotterdam, waarvan de Betuweroute
het andere uiteinde vormt.
Het werk behelst de vernieuwing van de
sporen tussen Genua Voltri en Genua Brignole,
de uitbreiding naar vier sporen tussen Genua
Voltri en Genua Sampierdarena, verzesvou-
diging van de sporen tussen Genua Principe
en Genua Brignole, de vernieuwing van de
systemen op de verschillende stations en de
aanleg van nieuwe beveiliging- en bewakings-
installaties. Het feitelijke spoorwerk begon in
februari 2010. De tender werd voor een be-
drag van 363 miljoen euro gewonnen door
het consortium Eureca. De totale investering
bedraagt ruim 600 miljoen euro.
Het Consortio Stabile Eureca? Het leek er
op dat een drietal toch al forse partijen in
de bouw als ware musketiers hun krachten
hadden gebundeld in de jacht op groter wild.
De jacht op groot wild
En zo was het ook. En al bij de eerste poging
was het raak: ‘Genua’ was de eerste tender
waaraan Eureca meedeed.
Over de ambities van Eureca geen misver-
standen. “Wij zetten onze eerste stappen in
een complexe markt met enorme potenties,
binnen en buiten Italië,” zei Eureca’s bestuurs-
voorzitter Aldo Tognetti. “Ondernemingen
met een omvang als de onze moeten wel
internationaal gaan, ik denk aan Noord-Afrika,
de Golfstaten en zelfs Oost-Europa.” En vice-
president Stefano Immovilli: “In de publieke
en private markten willen wij een rol op de
eerste rij spelen. Wij zullen zelf met plannen
komen, inclusief financieringsmodellen.
Gedrieën willen wij concurreren op een niveau
dat we alléén niet halen.” Van de ene dag
op de andere was Eureca in grootte het derde
bouwconglomeraat van Italië. In juni 2010
verkreeg het van het Ministerie van Infrastructuur
en Transport het certificaat ‘General Contractor
Qualification - Grade III’, waarmee de organi-
satie groen licht kreeg om werken van méér
dan 700 miljoen euro aan te nemen. Zonder dat
certificaat mochten de individuele partijen alleen
werken aannemen onder dat bedrag.
de eerste stAppen
De drie partijen in Eureca zijn afkomstig uit
de coöperatieve traditie in de omgevingen van
Bologna en Modena. CMB Società Cooperativi
Muratori e Braccianti - een werkgemeenschap
van metselaars en arbeiders - werd in 1908 in
Carpi opgericht en behoort met een jaarlijkse
omzet van boven de 600 miljoen tot de top tien
van Italiaanse bouwbedrijven. Tweede partij
Unieco is ongeveer half zo groot als CMB en
begon in 1904 als ‘Cooperativa Muratori di
Campagnola’ - een coöperatief van uitsluitend
metselaars. De derde in het verbond is
Costruzione Linee Ferroviarie, kortweg Clf,
dat ooit Cooperativa Lavori Ferroviarie heette,
al jaren een van de leidende spoorbouwers van
Italië en zeker de bouwer met de meeste kilo-
meters hogesnelheidslijn achter zijn naam.
Gedrieën nemen ze ervaring mee in vrijwel alle
sectoren van de bouw.
Clf is sinds 1998 een deelneming van Strukton
Rail. In dat jaar verwierven de Nederlanders zich
40 procent van de aandelen in de toen - voor
Italiaanse begrippen - nog middelgrote spoor-
aannemer met 120 medewerkers en een omzet
van acht miljoen euro. De overige 60 procent
was en bleef in handen van Unieco. Clf inves-
teerde daarop in Arfer - ook spoorwerk - en met
de overname van Sifel in complementaire
spoordisciplines als signalisatie en bovenleiding-
bouw. Clf werd Clf Groep en vernieuwde ver-
volgens gaandeweg zijn machinepark. Nu is het
met 500 medewerkers de grootste spoorbouw-
er van het land, met hoofdkantoor in Bologna
en vestigingen in de omgeving van Alessandria.
Internationaal timmerde Clf altijd al aan de weg.
In het rode verleden bouwden de Italianen al
aan sporen in Polen en het voormalige
Joegoslavië. De laatste jaren sloeg Clf syste-
matisch aan het werven op de Balkan en in
Noord-Afrika, vaak in het kielzog van reus-
achtige civiele bouwers als Astaldi (11.000
medewerkers in 21 landen) en Condotte.
Dat bracht nieuw buitenlands werk binnen van
groot formaat.
Tot eind 2011 zal Clf in Bulgarije bezig zijn met
de vernieuwing en elektrificatie van de Plovdiv-
Slivengrad lijn. Dit 120 kilometer lange deel van
één van de historische Oriënt Express verbin-
dingen verandert van enkelsporig, niet-geëlek-
Strukton Rails’ Italiaanse deelneming Clf stapt met
partner Unieco en grote bouwer CMB in een drieman-
schap en schiet al bij de eerste tender raak
trificeerd en een maximaal toegestane snelheid
van 80 km/uur in dubbelsporig, geëlektrificeerd
en goed voor 160 km/uur. Bulgarije zal nog niet
opgeleverd zijn of Clf begint in Algerije met de
aanleg van de eerste hogesnelheidslijn in dat
land. Die gaat met 132 kilometer dubbelspoor
van Qued Tlélat, vlak onder Oran, naar de
Marokkaanse grens lopen. Het werk staat
gepland voor oplevering in 2013. De Algerijnse
overheid heeft grote plannen. In een nog
onbekend jaar ligt er 1.200 km hogesnelheids-
lijn, van Marokko naar Tunesië en terug, met
stops in de belangrijkste Algerijnse steden.
groei Als themA
‘Groei’ was het voor de hand liggende thema
bij de presentatie van de jaarcijfers van Clf over
2009. De verwachting is dat de omzet in 2012
verder zal zijn gestegen naar 140 miljoen euro.
Tegen die tijd zal ook meer dan 30 procent van
de omzet uit buitenlandse opdrachten komen,
tegen nog maar 4 procent in 2010. Het aantal
medewerkers zal dan tot 600 zijn gegroeid.
Aike Schoots, algemeen directeur van Strukton
Rail en vice-voorzitter van de Raad van Bestuur
van Clf: “Onze investering in Clf in 1998 blijkt
om meer dan alleen financiële redenen een
zeer goede te zijn geweest. Onze gezamenlijke
strategie – Strukton Rail concentreert zich op
Midden- en Noord-Europa en Clf op het zuiden
en het oosten en Noord-Afrika – blijkt te werken.
Met Clf hebben we hogesnelheidstechnologie
in huis. Daarnaast hebben we nog een enorm
potentieel verder te ontwikkelen in het over en
weer gebruiken van ons materieelpark en in het
zelf ontwikkelen van nieuwe machinetechno-
logie. Clf heeft zich een 50% aandeel verworven
in de Italiaanse machinebouwer Sorema.
Gezamenlijk hebben zij nu een ballastprofileer-
machine ontwikkeld die tegen een lagere prijs
en met een betere kwaliteit zijn werk doet dan
de machines van de gevestigde bouwers.
Daar zal het niet bij blijven en wij, in het noorden,
zullen daarmee ook ons voordeel doen: tegen
een scherpe prijs een goed product leveren.”
Spoorwerk 17 I Februari 2011 3736 Spoorwerk 17 I Februari 2011
“Een bundeling van krachten, daar was het om te doen. We hebben
nu acht troefkaarten in één hand die we in elke gewenste combinatie
kunnen uitleggen.”
Joost den Decker, adjunct-directeur van Strukton Systems, heeft
weinig woorden nodig om het waarom van de herinrichting van zijn
bedrijf - een van de pilaren onder het fullserviceproviderschap van
Strukton Rail - uit te leggen.
Sommige van de elektrotechnische activiteiten voeren al onder de
vlag van Systems, andere groeiden als zelfstandige bedrijven op
onder het vaandel van Strukton Rail. Een wat versnipperde bedoening,
historisch zo gegroeid en alleszins verklaarbaar, maar voor klant noch
medewerker niet altijd even duidelijk van in- en uit- en overgang.
Dat kon beter, en efficiënter vooral, ook intern, door stafafdelingen
waar mogelijk samen te voegen.
De reorganisatie kreeg in de loop van 2010 zijn beslag. De grote
lijnen lagen er in een oogwenk; de details vonden langzaam hun plek.
“De samenwerking was al goed; het was het juiste moment om die te
formaliseren. Op papier gaat dat heel snel - een harkje is zo getekend
- maar het ontvlechten van oude relaties en het vlechten van nieuwe,
dat kost energie. Over een heleboel schijnbaar eenvoudige dingen -
zoals bijvoorbeeld waar je je veiligheidskleding kunt halen - moet je
nieuwe afspraken maken.”
Wat Strukton Systems er beter van werd? Joost den Decker: “We zijn
er slagvaardiger op geworden. Vooral omdat we directer de kennis en
kunde op het gebied van elektrotechniek van elkaar kunnen gebruiken.
We kunnen vanzelfsprekender combinaties maken. Systems schaart
telkens alle elektrotechnische zaken die je in railbestekken tegenkomt
onder één vlag en kan ze vanuit één hand bedienen. Neem de
nieuwbouw van de Hanzelijn, daar komen vier van onze acht nieuwe
product/markt combinaties samen in één werk: Kabel, Electric,
Seinwezen & Voedingen en Installatie Services. Bovendien reiken we
met deze ordening van competenties nog hoger in de bedrijfskolom -
gecompliceerder en verantwoordelijker werk dus - en dat vooral ook
door onze nauwe samenwerking met Strukton Rail Consult.”
Alle elektra onder één dak Strukton Rail reorganiseerde zijn bedrijf
Strukton Systems. Eerst het waarom aan
de hand van adjunct-directeur Strukton
Systems Joost den Decker. Daarna de
herordening van activiteiten opnieuw in
kaart gebracht.
product en mArkt in Acht combinAties
Strukton Systems ordent nu zijn commerciële domeinen in acht
product/markt combinaties, kortweg PMC’s. Ieder voor zich vormen
ze een onderafdeling met een eigen naam die weliswaar de lading
redelijk dekt, maar weinig inzicht verschaft in werkniveau, veelzijdig-
heid en dagelijkse bezigheden. Daarom acht krachten op een rij.
De PMC Veiligheid & Meetdienst houdt zich bezig met spoorveilig-
heid, arboveiligheid, elektrotechnische veiligheid en technische metingen.
Levert hoog in de keten kennis en kunde en neemt handen mee om
dat waar te maken. Organiseert de veiligheid voor alle andere PMC’s.
Levert ook diensten aan andere bedrijfsonderdelen van Strukton Rail.
Zet breed opgeleide monteurs in, kind aan huis in zowel elektro-
techniek als veiligheid. Mensen die de status van werk- en installatie-
verantwoordelijke kunnen dragen. Zij geven aan of een installatie
voldoet. Veiligheid & Meetdienst levert ook externe diensten, bijvoor-
beeld als installatieverantwoordelijke aan Keyrail, de beheerder van
de Betuweroute. Daar kan niets aan een installatie gebeuren
zonder expliciete toestemming vooraf en goedkeuring achteraf van
Strukton Systems. Is ook sterk in het meten van kabeltracés en dat
lang niet alleen voor spoorgerelateerde structuren. Biedt bijvoorbeeld
de helpende hand in gemeenten als Rotterdam en Den Haag, die
veel te kampen hebben met storingen in de straatverlichting.
Energy Solutions is dagelijks in de weer met de transformatie
van hoog- naar laagspanning. Zit op het hele traject van ontwerp
en het maken van distributienetten richting gebruiker.
Compleet projectmanagement. Bouwer van onderstations en
schakelstations. Zeer internationaal georiënteerd. Werkte in Afrika
en werkt nu op grote schaal in Suriname. Spreidt de vleugels uit
richting windmolen- en zonne-energieparken. Kijkt daarbij vooral
naar België en Duitsland.
De PMC Kabel begon drie jaar geleden in de regio als kleine zelf-
standige. Klein begonnen en snel groot geworden vaart het nu verder
onder de vlag van Systems. Verricht alle denkbare kabelwerkzaam-
heden rondom het spoor. Doet ook persen en boren. Allemaal nieuw-
bouw. Had het vorig jaar nog knap druk op de Maasvlakte. Is nu
te zien op de Hanzelijn. Sterk op Nederland georiënteerd. Legt ook
grote delen van het glasvezelnet van ProRail aan.
Electric is de nieuwe naam waaronder het voormalige, toen nog
zelfstandige bovenleidingbouwbedrijf nu opereert. Doet nieuwbouw,
vernieuwing en onderhoud van de stroomvoorziening voor treinen,
trams en metro. Dat loopt uiteen van de montage van draagkabels,
rijdraad en aansluitingen tot het plaatsen van portalen, masten en
funderingen. Werkt in binnen- en buitenland, vaak in combinatie met
Strukton Rail, niet zelden met andere partijen. Doet de engineering
van globale bestekken in samenwerking met Strukton Rail Consult.
Neemt voor het uitvoerende werk een stevig stel machines mee,
van al dan niet railgebonden hefbordeswagens tot de draadtrek-
machine ‘Gemma’. Staat vooraan bij storingen en calamiteiten.
Installatie en onderhoud van informatiesystemen. Daarover gaat
Monitoring & Travel Systems. Twee systemen springen daarbij
in het oog. De installatie van reisinformatiesystemen voor trein,
tram en metro is vooral een landelijke aangelegenheid. Die van
het online monitoringsysteem POSS(1) een zeer internationale.
POSS kende de laatste jaren een spectaculaire uitbreiding van
toepassingsmogelijkheden.
Telecom & Technische Installaties maakt zich verantwoordelijk
voor nieuwbouw en vernieuwing van datastructuren rondom het
spoor, doorgaans in opdracht van ProRail. Dat kan over omroep-
installaties gaan, maar even goed over de besturingsinstallaties
voor de energievoorziening. Daarnaast verricht het onderhoud aan
de besturing van tunnel- en brugtechnische installaties.
Ontwerp, installatie, inbedrijfstelling, functietesten en storingsonder-
houd van zowel klassieke relaisbeveiligingssystemen als elektronische
stuursystemen die seinen, wissels en treindetectie met elkaar
verbinden. Dat werk valt onder de PMC Seinwezen & Voedingen.
Seinwezen ontpopte zich in enkele jaren tot specialist in de aanleg
van het Europese beveiligingssysteem ERTMS. Is vooral actief in
Nederland, Zweden, Denemarken en Turkije. Wie Voedingen zegt,
praat over ontwerp en bouw van onder- en schakelstations,
in spoorse kringen de verbinding tussen de voedingskabel van de
stroomleverancier en de bovenleiding van de spoorbeheerder.
PMC nummer acht heet Installatie Services. Werkt veel voor NS
Poort, de beheerder en exploitant van stationsgebieden. Verzorgt in
die omgevingen het dagelijks onderhoud aan liften, roltrappen en
automatische deuren. Doet aanleg en onderhoud van wisselverwar-
mingen, klimaatinstallaties en andere laagspanningsinstallaties op
stations en emplacementen. Werkt de laatste jaren ook steeds vaker
voor externe opdrachtgevers. Doet bijvoorbeeld voor Rijkswaterstaat
het preventief en correctief onderhoud van alle lichtopstanden langs
de kust, een hele rij van kribbakens, havenlichten en vuurtorens van
de Wadden tot in Zeeland(2).
(1) zie ook pag. 9 t/m 11
(2) zie ook pag. 38 t/m 39
Spoorwerk 17 I Februari 2011 3938 Spoorwerk 17 I Februari 2011
“Zo betrouwbaar als een deur”Installatie Services is een
van de acht product/markt
combinaties van Strukton
Systems. De boel gaande
houden is er de kern van
de zaak. Voor NS Poort op
stations, voor Rijkswater-
staat langs en op het
water.
Vandaag zijn de vuurtorens van IJmuiden aan de beurt. Ingmar Wijnoogst verschaft zich toegang
tot de grootste van de twee met een bos sleutels waar een cipier bang van zou worden. Hij is
monteur bij Installatie Services, een product/markt combinatie (PMC) van Strukton Systems.
In zijn auto heeft hij nog twee van die sleutelbossen. De vuurtoren heet het Hoge Licht en is
een klassieke schoonheid onder de ongeveer 1500 lichtopstanden langs de Nederlandse kust
die Rijkswaterstaat vanaf september 2009 bij Strukton Systems in onderhoud gaf.
Wijnoogst controleert de elektrische installatie, kijkt welke lampen er branden en welke niet meer,
vervangt een lamp van 2000 Watt en test de installatie. Stap voor stap werkt hij zijn onderhoudslijst
af, schakelingen, bedradingen, de sturing van de motor, de tandwielkasten, het noodaggregaat,
het lichtoog, de valbeveiliging, gebreken aan lenzen en ramen. De uren glijden voorbij. Hij neemt
een paar minuten om van het uitzicht te genieten. Ja, in dit werk kom je nog eens ergens. Daar de
zee, daar de Hoogovens, dat is Amsterdam en daarginds, in het groen, ligt Haarlem, zijn stad.
In gedachten maakt hij alvast melding van wat hij op zijn rondgang tegenkwam.
Een vuurtoren, dat is wat bijzonders. Maar wat Ingmar Wijnoogst en zijn collega’s van huis uit
doen is op 90 procent van alle treinstations in Nederland de boel gaande houden, klokje rond,
zeven dagen in de week. De boel bestaande uit honderden en honderden liften, roltrappen en
automatische deuren op knooppunten van verkeer, alsmede de verlichting daar en zo ook nog
de systemen op verkeersleidingposten. Strukton Systems, PMC Installatie Services, doet er wat
zijn naam zegt: een 24-uurs serviceorganisatie zijn, die systematisch onderhoud pleegt aan
elektrische, mechanische en gastechnische installaties die de dagelijkse mobiliteit en veiligheid
van honderdduizenden reizigers dienen.
een sluitend Antwoord
Ron Velthuis is er de bedrijfsleider. Zijn kenschets: “We zijn een echte serviceorganisatie.
We werken preventief, door volgens een vast stramien te inspecteren en de objecten schoon
te houden. Is er een storing dan zijn we binnen twee uur ter plekke. Storingen krijg je in alle
soorten en maten. Van een losse schroef tot een kudde voetbalfanaten die een stalen vuilcon-
tainer van een roltrap naar beneden duwen. We doen ook grote renovaties; alleen nieuwbouw
doen we niet. Het aantal storingen dat we per jaar behandelen, loopt tegen de 3.000 per jaar.
Dat vind ik weinig als je bijvoorbeeld bedenkt dat je alleen al aan de achterzijde van Amsterdam
CS een paar automatische deuren hebt waar dagelijks 200.000 mensen doorheen gaan.
De moeilijkheid van ons werk zit hem niet alleen in het technisch inhoudelijke maar vooral ook
in het besturingsproces, de logistiek, de coördinatie en de afhandeling. Wij bedrijven geen
ruimtevaarttechnologie, maar we zijn wel zo betrouwbaar als een deur.”
Met het vrijer worden van de markt kwam er ruimte voor expansie. De zorg die goed was
voor stationsomgevingen, bleek even welkom bij politiebureaus en een streekziekenhuis.
Vandaar was de stap richting Rijkswaterstaat
geen grote meer. Ron Velthuis: “In 2009 kwam
de aanbesteding ‘Onderhoud vaste markeringen
RWS’ op de markt, 1.500 lichtopstanden langs
de kust, van vuurtorens tot lichtbakens en
geleidelichten langs kanalen en riviermonding-
en - de hele veiligheids- en verkeersregel-
geving voor de scheepvaart. Onderdeel
daarvan was een contract voor een 24-uurs
storingsdienst. Wij schreven in op de tender
omdat we mechanisch en elektrotechnisch
aan de weg timmeren. Een vrijwel landelijke
dekking en een storingscoördinatiecentrum dat
voor aansturing, registratie en verantwoording
zorgt, dat hadden we al. Dit werk paste kortom
naadloos in onze competenties; we hadden
een sluitend antwoord op de vraag.”
in kAArt gebrAcht
Een paar deuren bij Velthuis vandaan zit Erik
Schutte. Aan de muur hangt een poster met
alle vuurtorens van Nederland. Erik Schutte
is werkvoorbereider. Toen Installatie Services
het werk van Rijkswaterstaat gegund kreeg,
richtte Erik in no time het hele besturingsap-
paraat voor het onderhoud in. Dat is al meer
dan een jaar geleden, maar hij is er nog
onverflauwd trots op. Alle lichtopstanden
bracht hij digitaal in kaart, ieder gekoppeld aan
zijn eigen karakteristiek, kleur, frequentie en
geo-coördinaten, de laatste omgezet in Google
Earth en tomtombestanden voor de monteurs.
Ingmar en zijn collega’s krijgen van hem een
maandplanning. Wie voor Rijkswaterstaat op
pad gaat, weet dat hij ruim van tevoren even
goed naar de karakteristiek van de objecten en
hun plaats op de kaart moet kijken. Anders
dan treinstations verblijven veel lichtopstanden
op over land wat moeilijker bereikbare plekken
en moet je vooraf een hoogwerker regelen,
een boot, of in een enkel geval een helikopter.
Erik Schutte weegt de resultaten van zijn werk.
“Je moet er met je neus bovenop zitten en niet
alleen storingen verhelpen, maar de installaties
zodanig verbeteren dat je alleen nog onder-
houd hoeft te doen. Bij goed onderhoud is
‘licht gedoofd’ er niet meer bij. Toen we
begonnen, in september 2009, hadden we
vier tot tien storingen per dag. Dat zijn er nu
nog drie tot vier per week.”
Vandaag nog zal Erik Schutte van Ingmar
Wijnoogst een rapportage over de gedane
zaken aan de hoge vuurtoren binnenkrijgen,
plus wat Ingmar al doende opviel voor een
volgende keer. “Het slot op de voordeur moet
waarschijnlijk vervangen worden, dat loopt
stroef. De bedrading van het noodlampje
vertoont zwakke plekken. Dat kan nog niet
zoveel kwaad, maar is wel een melding waard.
De koelunit voor de ruimte zou nagekeken
moeten worden. Voor de rest zag het er
netjes uit.”
Spoorwerk 17 I Februari 2011 4140 Spoorwerk 17 I Februari 2011
Zure appels, zoete vruchten
Het zou pas later ERTMS gaan heten, maar
de gesprekken erover, onder Europeanen
met tien hoofdletters, waren al in de latere
jaren tachtig begonnen in de grote eenheids-
smederijen van Brussel en Straatsburg.
Eén ‘European Railway Traffic Management
System’, een grensoverschrijdend besturings-
en signaliseringsysteem op het spoor, moest
het pad effenen voor een vrij verkeer van
mensen en goederen in de Europese Unie.
Wèg met al die nationale, soms regionale
treinbeveiligingen in het internationale trein-
verkeer. Je telde er zomaar twintig, even-
zoveel hindernissen op weg naar de ge-
droomde, gezamenlijke economische macht.
Léon Linders was op dat moment meer dan
gemiddeld geïnteresseerd in de techniek van
het spoor. Twintig jaar lang zou hij zich intensief
bemoeien met de uitbreiding en verbetering
van de infrastructuur van de regionale tram-
vervoerder HTM. Hij bekroonde er zijn carrière
met een plaats in de directie. Van afstand kon
hij volgen hoe ERTMS gestalte kreeg, eerst in
het razend ingewikkelde normencircuit, daarna
in richtlijnen en verplichtingen voor de Europese
lidstaten en ten slotte in de uitvoeringspraktijk.
De gesprekken over ERTMS zag hij discussies
worden die soms hoog opliepen en die
- zeker in Nederland - nog altijd niet helemaal
zijn verstomd.
Nederland was er vroeg bij. Na een prille
voorzet van NS in 1990 werd in 1998 met
de aanleg van de Betuweroute begonnen.
Bedoeld voor internationaal goederentransport,
dus te beveiligen met ERTMS. In hetzelfde jaar
besloot het toenmalige ministerie van Verkeer
en Waterstaat dat ERTMS op de HSL-zuid
moest komen, alléén ERTMS, zonder back-up
van het landelijke ATB-systeem. Er zou nog
een hoop heisa volgen, bij de Betuweroute
vooral in de eerste jaren van het bouwproces,
bij HSL-zuid van begin tot eind. En regelmatig
was er ‘gedoe’ over het nieuwe Europese
beveiligingsysteem.
Léon Linders wist dus vrij precies waar hij
instapte toen hij in 2004 de HTM vaarwel zei
en managing director van Alstom Transport in
Nederland werd. Alstom Transport, een inter-
nationale reus in treinen, trams, tractie, trein-
besturing en treinbeveiliging, deel van een nog
veel groter geheel met wereldwijd ruim 96.500
medewerkers. Van de ene dag op de andere
liep hij niet langer langs de lijn, maar was hij
medespeler geworden – en geen kleintje.
In Nederland ging Alstom de Betuweroute van
ERTMS voorzien, Siemens had de HSL-zuid tot
aan de Belgische grens gewonnen en Bom-
bardier leverde Amsterdam-Utrecht. En niet
onbelangrijk in dit verband: Alstom was ook
leverancier voor de Belgische tak van de HSL.
De aanleg van de Hanzelijn, ook Alstom, lag
toen nog in een ver verschiet. Internationaal
zou het Alstom voor de wind gaan. Anders dan
een aantal concurrenten investeerde de Franse
moedermaatschappij zwaar in een nieuwe
generatie hogesnelheidstreinen en de ontwik-
keling van ERTMS. Alstom zou Europees markt-
leider worden. Driekwart van alle in gebruik
zijnde ERTMS-gestuurde trajecten werken nu
met het product van de Fransen. En van het
materieel dat er op rijdt, maakt niet uit van
welke treinenbouwer, is 90% voorzien van een
ERTMS-kastje van dezelfde producent.
Europa is op hoofdlijnen nog steeds een lap-
pendeken van systemen. België en Zwitserland
zijn het verst, Italië en Nederland naderen.
De grote landen lopen achter. Dat komt vol-
gens Léon Linders omdat de grote landen
meer binnenland hebben en niet de urgentie
van kruispunten van transport als Nederland
en Zwitserland. Hij maakt zich er geen moment
zorgen over dat het allemaal zo lang duurt.
“Zo’n Europese infrastructuur aanleggen is
iets van lange adem. Maar het komt wel
gestaag aan. De economische motieven om
de ontbrekende stukken in te vullen zijn
immens groot. En dat is prima, want dat is
een uitstekende drijfveer.”
Met horten stoten, dat was hoe ERTMS in
Nederland landde en vaste voet in spoor en
treinen kreeg. Waar het begon? De verslag-
gever suggereert het moment dat een fiks aan-
tal potentiële leveranciers aan de slag gingen
voor de eerste opdrachten. Léon Linders denkt
er anders over.
“Nou ja… daar gaat natuurlijk wel iets aan
vooraf: de normering. Al die concurrerende
partijen hebben eerst een bijdrage aan de
normering geleverd. Als ik terugkijk… wat ik
zag, was dat het traject van normering nog
niet was afgelopen of bedrijven als Alstom
begonnen al aan het traject van ontwikkeling.
En de ontwikkeling was nog niet afgelopen of
er kwamen werken op de markt. In sommige
gevallen werd zelfs met de uitvoering begonnen
- de Betuweroute in 2003 - terwijl de normering
nog niet eens was afgesloten. En dan wordt
Met horten en stoten. Zo landde het Europese treinbeveiligingsysteem ERTMS op
Hollandse aarde en kreeg het vaste voet in spoor en trein. Léon Linders, managing
director van Alstom Transport, over hoe dat in zijn werk ging.
Spoorwerk 17 I Februari 2011 4342 Spoorwerk 17 I Februari 2011
er achteraf gevraagd waarom er nou zoveel
versies ERTMS level 2 zijn? Ja, als we alle-
maal geduldig hadden gewacht dan hadden
we zonder twijfel één versie gehad. Maar de
vraag is of dat reëel is en of je dat wilt.
Kijk naar computersystemen. De een werkt
met versie 5 en de ander met versie 7 en
toch kunnen ze met elkaar communiceren.
Sommige marktpartijen wachtten tot de
normering helemaal was afgerond. Die nor-
mering heeft anderhalf jaar klaargelegen om
goedgekeurd te worden door de EU omdat
er tussen landen nog wat discussie over was.
Wij wilden daar niet op wachten. Wij zijn
direct gaan doorontwikkelen, mét het risico
dat er tussendoor nog wel iets zou kunnen
veranderen.”
Een systeem toepassen waarvan
de normering nog niet rond en de
ontwikkeling nog niet af is, is dat
niet een rare figuur?
“Ja. Ik kan het ook alleen maar achteraf
verklaren. Toen we er middenin zaten en de
HSL-zuid en de Betuweroute op de markt
kwamen, hadden dat soort zaken al afgekaart
moeten zijn. Men dacht: we zijn er bijna,
maar dat zou nog 18 maanden duren.
De vraag was hoe je de generieke oplossing
van ERTMS vertaalde naar de specifieke
situatie in Nederland. Wij hadden, dachten
we, de goede keuze gemaakt door daar
alvast mee te beginnen. En de Nederlandse
overheid, het Ministerie van Verkeer en
Waterstaat en ProRail als opdrachtgever van
de Betuweroute, koos er bewust voor de
resterende ontwikkeling in de projecten te
doen plaatsvinden.”
Alle betrokken partijen hebben wel-
overwogen risico’s genomen.
“Er is zeker tot 2006 een discussie geweest
of we al dan niet een Nederlands back-up
systeem naast ERTMS moesten installeren.
De conclusie was dat, als we dat hadden
willen doen, we dat van het begin af aan
mee hadden moeten nemen. Het halverwege
invoeren van een back-up systeem gaf zoveel
aanvullende problemen dat de verwachting
was dat we het eerder op ERTMS level 2
werkend zouden krijgen. Die verwachting
bleek achteraf te kloppen. Maar daarvoor
moesten we de eerste twee jaar van het
werken aan de Betuweroute door heel wat
zure appels heen bijten, opdrachtgever en
opdrachtnemer gelijk. Het kostte heel veel
inspanningen om dat goed op de rit te krijgen.
Maar de laatste twee jaar zijn eigenlijk naar
ieders tevredenheid verlopen. We zagen:
dit komt goed. En nu weer even terugkijkend
vanuit 2010: het had ook niet veel zin om de
Betuweroute eerder klaar te hebben. Natuurlijk,
voor de publieke opinie en alle commotie was
het fijn geweest als het eerder klaar was geweest.
Maar toen hij klaar was, de Betuweroute,
waren er nog amper locomotieven uitgerust
met ERTMS boordsystemen! Dus was het
een half jaar eerder klaar geweest, dan had
het toch nog een tijd geduurd voordat er vol-
doende treinen waren geweest. Pas in 2009
zie je dat er voldoende elektrische locomo-
tieven met ERTMS zijn. Uiteindelijk is het hele
project uitgevoerd binnen het budget dat door
de Tweede Kamer beschikbaar is gesteld,
inclusief alle wijzigingen die het parlement
zelf wilde vanwege de omgeving. En was de
infrastructuur op tijd klaar voor het materieel.”
Had het anders en beter gekund?
“Op papier kan alles altijd anders en beter,
maar als we gewacht hadden tot de normering
en de ontwikkeling klaar waren geweest,
dan waren de projecten in Nederland die er
nu zijn en die nu succesvol zijn er misschien
nu nog niet eens geweest. Dan waren we in
ieder geval niet zo ver als nu.”
Klinkt bijna alsof het een ideaal model
was…
“Nee, natuurlijk was het geen ideaal proces.
Maar je ziet het niet alleen in onze wereld maar
ook in andere: als je aan iets nieuws begint is
deze gang van zaken nog zo vreemd niet.
Als je maar met elkaar beseft wat er kan
gebeuren als je aan nieuwe technieken begint,
dan hoeft het geen probleem te zijn.”
Marktpartijen als Alstom wilden er uit
eigenbelang maar liever zo snel mogelijk
aan beginnen om een zo groot mogelijk
marktaandeel te verwerven.
“Nee. Dat is het belang van iedereen. De politiek
wilde graag dat ERTMS zo snel mogelijk in
gebruik kwam. Daar zaten politiek gestuurde
en gewenste motieven van economische aard
achter. En daar speelt het bedrijfsleven op in.”
Op de Betuweroute mag het beveiligings-
systeem nu stabiel zijn en goed werken,
HSL-zuid is een ander verhaal. Daar
bleven zich rond de grens tussen België
en Nederland ‘technische problemen’
voordoen. Het ERTMS-systeem van
Amsterdam tot aan de grens, geleverd
door Siemens, werkte niet optimaal
samen met dat van de Belgische grens
tot Brussel, afkomstig van Alstom…
“Nee, het was anders. Het belangrijkste
probleem bij de grens was eigenlijk de
communicatie via GSM-R radiosignalen.
Als je over de grens reed, kreeg je - ik zeg het
in lekentermen - een onderbreking. Even een
heel klein stukje geen ontvangst. Dat was in
het begin een belangrijk probleem. En dat is
uiteindelijk prima opgelost.”
Dus, anders dan veel mensen denken,
was de concurrentie tussen marktpartijen
daar niet de remmende factor…
“Nee. Siemens en Alstom hebben zelfs heel
goed samengewerkt om de problemen in het
overloopgebied op te lossen. Daar was geen
sprake van concurrentie. Wél uiteraard bij het
verkrijgen van die twee opdrachten in de beide
landen. Maar goed, Nederland koos dan ook
wel voor de moeilijkste situatie: verschillende
infrastructuurleveranciers in twee landen,
een grensovergang precies in het midden en
dan vervolgens ook nog eens treinen met
daarin ERTMS-kastjes van weer een andere
leverancier, AnsaldoBreda. Dat is dan de
allereerste keer dat je zo’n grensoverschrijdend
project in Europa doet en hem dan zo inter-
operabel op de markt brengen…Daarvan zeg
ik achteraf dat ik het anders had gedaan.
Ik had de beveiliging van heel Brussel-
Amsterdam bij één partij gelegd. Niet de infra
en al die viaducten, dat doe je maar op de
klassieke manier, maar wél de beveiliging.
Die had, zowel op het spoor als in de treinen,
beter in een EU-tender op de markt kunnen
komen.”
Dat hadden België en Nederland dan
samen moeten doen. Maar die zaten
elkaar op dat moment op zo ongeveer
ieder bilateraal vervoersdossier in de
haren, de IJzeren Rijn, de Westerschelde,
de HSL-zuid, een treinverbinding voor
Breda. De verhoudingen waren niet
zodanig dat een gezamenlijke aanbe-
steding tot de opties behoorde…
“Klopt. En op dat moment waren de staats-
spoorwegbedrijven van Nederland, België
en Frankrijk ook nog eens met elkaar in
concurrentie over de vervoersconcessie op
de HSL-zuid. De constatering is terecht.”
Dan ERTMS in de treinen zelf, een bron
van vertraging. De treinexploitanten
hikken aan tegen de kosten van inbouw
van ERTMS in hun materieel.
Niet de techniek, maar geld is het grote
probleem.
“Dat is ook gebleken bij de goederenvervoer-
ders. Toen de Betuweroute na twee jaar een
stabiele planning kreeg en bekend was
wanneer hij zou worden opgeleverd, was
daarmee ook bekend wanneer de locomo-
tieven, diesel en elektrisch, van een ERTMS-
kastje voorzien moesten zijn. Wat volgde,
was een bedrijfseconomische discussie tussen
vervoerders en overheid. De goederenver-
voerders zeiden: leuk dat we van jullie ERTMS
moeten invoeren, maar we moeten al die
andere nationale beveiligingssystemen er ook
in hebben, want ERTMS is alleen maar bruik-
baar op dat stukje naar Duitsland en voor de
rest niet. Er komt gewoon een vierde systeem
bij en dat halen wij er niet uit. Dus overheden,
Europa of Nederland, kom maar over de brug.
Uiteindelijk hebben Europa en Nederland ook
toegegeven dat daar wel iets inzat. Dus is
er een subsidieregeling bedacht. Maar die
discussie duurde ook weer zo lang dat de
goederenvervoerders hun ERTMS-inbouw zó
laat bestelden dat zij niet meer op tijd waren
bij de opening van de Betuweroute. Ook dat
zijn weer economische keuzes geweest.
De techniek lag gewoon klaar.”
In 2012 gaat de Hanzelijn in bedrijf,
dubbel beveiligd door ATB en ERTMS.
Wat zou er daarna met de beveiliging
moeten gebeuren?
“ERTMS heeft in verschillende landen bewezen
stabiel te zijn en zonder back-up van nationale
systemen te kunnen. Ik zou nu zeggen:
NS, richt een kernvloot van je treinen in met
ERTMS en concentreer je op de vraag hoe je
het maximale uit ERTMS kunt halen. Kijk naar
de Zwitsers, die zijn daar nu mee bezig.
Zij vergroten de capaciteit van hun baanvakken
met ERTMS level 2. Zij werken aan opvolg-
tijden van twee minuten. Ze zijn nog niet zover,
maar de betekenis van hun inzet is wel dat
ze bereid zijn hun veiligheidsregels en hun
dienstregeling aan te passen aan de moge-
lijkheden die ERTMS biedt. Wij hebben in
Nederland nog steeds niet de vertaalslag
gemaakt die de Zwitsers nu maken.
Zij zeggen: wij hebben nu zo’n mooi en inherent
veilig systeem, we zijn eigenlijk wel gek als we
dat niet maximaal uitnutten.
In Nederland, ERTMS of niet, dreigen we
vooralsnog vast te houden aan alle bestaande
regels. Als je alle oude veiligheidsvoorzieningen
handhaaft, kom je bij de introductie van een
nieuw systeem bijna altijd uit op een verlaging
van je capaciteit. Soms moet je zeggen:
het nieuwe systeem is zo goed en betrouw-
baar, laten we eens kijken of we al die oude
protocollen van veiligheid en dienstregeling
nog wel nodig hebben.”
Spoorwerk 17 I Februari 2011 4544 Spoorwerk 17 I Februari 2011
Zeg 2025, dan is het gebeurd. De laatste dieseltrein is daarnet met vlaggen, fanfare en oude
jenever naar het Spoorwegmuseum in Utrecht overgebracht. Negentig jaar lang ronkten ze in
groten getale over het spoor, de brompotten, de laatste tientallen jaren vooral in Groningen,
Friesland en Gelderland. Nu rijdt er niet één meer. Veertien jaar was er nodig om ze definitief in
de ban te doen, nog snel eigenlijk. Stap voor stap, traject na traject, kreeg het hele dieselnet
een emissievrij vervoersysteem. En daarmee ging er jaarlijks alleen al in Gelderland in totaal
12 miljoen kilo minder aan koolstofdioxide de lucht in. Pure winst, plus nog verlossing van roet,
fijnstof, stank en lawaai.
Ooit, in 2011, gaf een pilot in de provincie Gelderland de aanzet tot een structureel vergroenings-
programma voor alle diesellijnen in het land. Provinciebesturen wilden wat graag af van vervuilend
vervoer; in dienstverlening en bedrijfsleven telde je nog amper mee als je niet bezig was met
‘groene oplossingen’. Wat die dieselsporen aanging leek volledige elektrificatie aanvankelijk de
Draadloos groen Trams en dieseltreinen op batterijen. Sporen zonder bovenleiding. Minder energie-
verbruik. Minder uitstoot van CO2. Bij elkaar vier ingrediënten voor een gezond idee.
Nu nog de praktijk: Strukton Rolling Stock begint aan een lange veldtocht.
enige oplossing. De prijs daarvoor was hoog,
dik een half miljoen per kilometer, te hoog in
verhouding tot de reizigersaantallen. Toen wist
een samenwerkingsverband van Strukton Rolling
Stock en Epyon de impasse te doorbreken door
de Gelderse bestuurders ervan te overtuigen dat
je met een combinatie van door batterijen aan-
gedreven voertuigen en partiële bovenleidingen
zowel in aanleg als exploitatie stukken goed-
koper, schoner en stiller uit was. Dus werd er
na enig touwtrekken een pilot gedaan. De rest
is geschiedenis.
Wishful thinking anno 2010? Ja, absoluut.
De zoveelste groene luchtballon? Geen sprake
van. Het idee dat vervoersorganisaties en
stedelijke en provinciale overheden in 2010
kregen voorgelegd was er een met handen en
voeten. Rust uw trams en dieseltreinen uit met
batterijen. Ga niet over tot volledige elektrifi-
catie, maar kies voor partiële bovenleiding,
alleen bij stations. Daaraan kunnen treinen de
stroompiek onttrekken die ze nodig hebben
om op te starten. En zijn ze eenmaal op gang
dan nemen batterijen in de trein de voeding
van de treinsystemen over. Zo eenvoudig als
wat - en haalbaar gemaakt door Epyon als
uitvinder van hoogvermogende batterijen die je
razendsnel kunt opladen en Strukton Rolling
Stock dat de touwtjes aan elkaar knoopte en
de markt zag.
een snelle bAtterij
In 2005 begon een groepje jonge ingenieurs
van TU Delft als spin-off van hun studie het
bedrijf Epyon. Zij hadden als eersten ter wereld
een ‘Ulta Fast Charge Technology’ ontwikkeld
waarmee je de huidige oplaadtijd van een
batterij met hoog vermogen van acht uur kon
terugbrengen tot maximaal 30 minuten.
De economische betekenis daarvan voor alles
wat ‘people movers’ en ‘cargo movers’ heet -
en liefst zeven dagen klokje rond beschikbaar
wil zijn - is haast onoverzichtelijk groot.
Epyon trok internationale investeerders aan
en kwam tot ontplooiing in de wereld op wie-
len, maar nog niet op het spoor. In 2009 was
er een klik tussen Epyon en Strukton Rolling
Stock. Trams op batterijen, dat zou 30 tot 40
procent energiebesparingen moeten kunnen
opleveren. Een voorlopige berekening had uit-
gewezen dat je voor een bovenleidingloze tram
een batterij nodig had van zo’n 1300 kilo en
700 liter.
Tot zover de techniek. Nu nog de markten.
Het was maar net waar je ging en wie je daar
het eerste tegenkwam, de vervoerders en
bezitters van de wagenparken of de beheerders
van infrastructuren, de provinciale en gemeen-
telijke bestuurders, tevens makers van beleid
met bijbehorende fondsen. Allen boden ze
perspectieven, de een weidser dan de ander.
Bij de één zag je Europa voor je: een wereld-
deel met 8.000 trams en 12.000 in 2020.
Op het ogenblik ondergingen daar 260 trams
per jaar een levensverlengende revisie.
Dat zouden er in 2020 zo’n 350 kunnen zijn.
Stel nou dat die vervoerders hun trams ook
graag tientallen procenten zuiniger zouden
zien… al waren het alleen al in eigen land het
GVB, de HTM of de RET. Bij de ander bleef
je voorlopig nog even in Nederland, bij 750
kilometer dieselspoor, een kwart van de totale
spoorlengte. Die liet zich opknippen in zestien
trajecten, drie in Groningen, drie in Friesland,
drie in Overijssel, zes in Gelderland en eentje
die zo’n beetje over de grens van Noord-
Brabant en Limburg liep. Met elkaar verbonden
ze tientallen steden en dorpen met hun be-
stuurlijke en economische provinciale kernen
en vormden ze de verbinding tussen het hoofd-
net van NS en fijnmaziger bus- en taxivervoer.
Op een paar na waren ze in handen van
vervoerders als Arriva, Syntus, Veolia en
Connexxion. Stel dat tenminste één van hen
het grotere belang zag en zou willen inhaken…
een welwillende mArkt
Geld, ook niet onbelangrijk. Geld voor een
proef. Het plan moest immers zo snel mogelijk
proven technology worden. En bij de provin-
cies, daar was geld. De provincies hadden of
kregen de regionale spoortrajecten in eigen-
dom en droegen zorg voor de uitbesteding
van de exploitatie. In inmiddels vrijwel alles
- en zeker in de vervoerssector - behoorden
de reductie van uitstootgassen, de verwerving
van duurzame energie maar ook blijvende
bereikbaarheid tot de toetsstenen van beleid.
Het jargon van de overheden suggereerde
structuur, urgentie en daadkracht. Er was
in interprovinciaal verband een klimaat- en
energieakkoord met Den Haag gesloten.
Overal lagen klimaatbeleidsplannen, waarin
gezocht werd naar ‘gestructureerde samen-
werking tussen verschillende stakeholders’.
Men versterkte er met ambitieuze plannen het
ecologisch kapitaal, hechtte waarde aan brede
draagvlakken, pleitte voor een adequate
monitor en deed aan aanpakken, terugdringen,
scheiden, verbinden en communiceren dat het
Spoorwerk 17 I Februari 2011 4746 Spoorwerk 17 I Februari 2011
een lust was. Klimaatneutraal worden behoorde
tot de grote provinciale ambities. Stel dat…
Conclusie van Strukton Rolling Stock, vanaf nu
te noemen stakeholder en van oudsher goed in
gestructureerde samenwerkingen, begin 2010:
er was een goed groen plan gesmeed, er was
omvangrijke markt en de mensen die het voor
het zeggen hadden liepen over van de goede
bedoelingen. Toch noemde Klaas Toet, senior
consultant bij Rolling Stock, op dat moment de
status van het plan ‘embryonaal’. Er was een
begin. Het praten en masseren kon beginnen.
een trAAg proces
Op het congres ‘Dag van de Rail’ op 23 juni
2010 in Scheveningen presenteerde Gert
Kwikkers, directeur van Strukton Rolling Stock,
de plannen voor ‘Draadloos Groen’ aan een
gehoor van tientallen branchegenoten.
Een vervoerder stak zijn vinger op.
Partijen raakten in gesprek. Een week later
volgde er een persconferentie. De pers rea-
geerde welwillend. Draadloos groen was op de
kaart gezet, ergens in de lucht, dat nog wel.
Een half jaar, veel visitekaartjes en nog meer
koppen koffie later was het tijd om een eerste
balans van al het veldwerk op te maken. Intern
was financiering van een stationaire proef ‘tram
op batterij’ bij de TU Delft aangekaart; daar lag
het nu op de weegschaal. In verband met de
aanbesteding van het dieselspoor Zutphen-
Almelo-Hengelo vroeg en kreeg Connexxion
een businesscase partiële elektrificatie.
De RET vroeg wat je per jaar per tram zou
kunnen besparen als je de bestaande rijtuigen
zou ombouwen en kreeg dat per omgaande
voorgerekend. ‘Eco-tunen’ in de praktijk, net
als in de autowereld. Op voorspraak van
ProRail mocht Rolling Stock een provinciale
‘activeringswerkgroep’ nog eens uitleggen wat
er met Draadloos Groen zoal te winnen viel.
Klaas Toet was er nu bijna een jaar mee in de
weer. Zijn antwoord op een gewetensvraag:
“Tja, het blijft een zaak van langzame rijping.
In één jaar tijd zijn we van niets naar beloftevol
gegaan. Dat is snel in een wereld waarin
iedere nieuwe ontwikkeling met argusogen
wordt bekeken en elk proces van besluit-
vorming aan de overheid is gerelateerd.”
Zijn ideaalbeeld voor 2011: “Dan hebben we
een trammetje of zes omgebouwd met batte-
rijen erin. En van een provincie hebben we de
opdracht om de engineering te doen voor de
partiële elektrificatie van een diesellijn.”
Een heel ander verhaal trouwens, maar het zou
hem helemaal niet verbazen als over een jaar
of vijf die batterij verplicht zou worden gesteld
in treinen, omdat het een fantastisch middel
zou zijn om tunnelveiligheid te garanderen.
Komt een trein onverhoopt in een tunnel tot
stilstand, kan hij altijd nog op eigen kracht zijn
passagiers naar een veiliger wijkplaats rijden…
(wordt vervolgd)
Strukton Rail
Westkanaaldijk 2, 3542 DA Utrecht
Telefoon +31 (0)30 240 72 00
e-mail: [email protected]
internet: www.struktonrail.com
Strukton Rail nv
Burg. Maenhautstraat 64, 9820 Merelbeke, België
Telefoon +32 (0)9 210 79 10
Strukton Rail AB
Uddvägen 7, 131 34 Nacka, Zweden
Telefoon +46 (0)10 480 50 00
internet: www.struktonrail.se
Strukton Rail AS
Nittedalsgata 7, 2000 Lillestrøm, Noorwegen
Telefoon +47 (0)22 64 02 00
internet: www.struktonrail.no
Strukton Rail GmbH & Co KG
Forstfeldstrasse 5, 34123 Kassel, Duitsland
Telefoon +49 (0)561 57047-0
internet: www.struktonrail.de
Construzioni Linee Ferroviarie s.p.a. (Clf)
Via della Cooperazione 34, 40129 Bologna, Italië
Telefoon +39 (0)51 32 34 24
internet: www.clfspa.com
Eurailscout Inspection & Analysis bv
Stationsplein 121, 3818 LE Amersfoort
Telefoon +31 (0)33 469 70 00
Markgrafendamm 24, Haus 16, 10245 Berlijn, Duitsland
Telefoon +49 (0)30 293 808-50
internet: www.eurailscout.com
Voor meer adressen en contactgegevens
(o.a. Strukton Systems, Strukton Rolling Stock,
Strukton Rail Consult, Strukton Rail Equipment,
regiobedrijven) kijk op de website van Strukton Rail:
www.struktonrail.nl
Strukton Rail is een fullserviceprovider van
railsystemen in Europa. Alle inspanningen
van de organisatie zijn gericht op het
ontwikkelen, bouwen, vernieuwen en
instandhouden van infrastructuur en elek-
trische systemen in railvoertuigen, met als
doel het spoorvervoer aantrekkelijk te maken.
Om dat te bereiken, verschaft Strukton
Rail systematisch inzicht in de status van
railcomponenten, zowel ten dienste van
beheersorganisaties als voor de eigen
uitvoerende disciplines. Uitgangspunt is
dat actuele kennis preventief handelen
mogelijk maakt. Storingen vóór zijn en
daarmee bijdragen aan de optimale
beschikbaarheid van railsystemen, daar
is het om te doen.
Strukton Rail voorziet in alle relevante
vakdisciplines en is in ieder stadium bij
projecten betrokken, van ontwerp tot
realisatie en onderhoud. Specialisten
binnen diverse afdelingen houden zich
bezig met de ontwikkeling van onder-
houdsconcepten, monitoringsystemen,
dataverwerking en datamanagement.
De organisatie is structureel actief in
Noorwegen, Zweden, Denemarken,
Duitsland, Nederland, België en Italië.
Op project- en productbasis voert ze werken
uit tot ver buiten Europa. Met het oog op
verdere internationalisering investeert
Strukton Rail in de kwaliteit van zijn
medewerkers en een omvangrijk, uiterst
modern materieelpark dat in alle betrokken
landen kan worden ingezet.
Strukton Rail is spoor. Niets meer,
niets minder, en dat al langer dan 75 jaar.
Bij Strukton Rail werken ruim 3000 mannen
en vrouwen. De organisatie maakt deel uit
van Strukton Groep.