Sout beter als Gout

69
HOLLANDIA reeks 216 Sout beter als Gout, Een archeologische opgraving van een 17 e eeuwse zoutziederij aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

description

Sout beter als Gout, Een archeologische opgraving van een 17e eeuwse zoutziederij aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

Transcript of Sout beter als Gout

Page 1: Sout beter als Gout

HOLLANDIA reeks 216

Sout beter als Gout,Een archeologische opgraving van een 17e eeuwse zoutziederij aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

Page 2: Sout beter als Gout

COLOFON

Hollandia reeks nr. 216

Titel: Sout beter als Gout. Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

Toponiem: ‘t Prooyen 2-3 Gemeente: Waterland

Onderzoeksmeldingsnummer: 26098

Hoekcoördinaten: 131290/496928, 131313/496904, 131291/496885, 131274/496901

Auteurs: S. Gerritsen & G. van den Berg

In opdracht van: Leguit en Roos Aannemersbedrijf B.V. Contactpersoon opdrachtgever: Dhr. M. de Groot

Wetenschappelijke leiding: S. Gerritsen & G. van den Berg

Illustraties: S. Gerritsen & G. van den Berg

Defi nitieve versie: Februari 2009

Oplage: 7

ISSN: 1572-1351

© Hollandia, Zaandijk 2009

HOLLANDIA ARCHEOLOGENtuinstraat 27a1544 rs zaandijk

075 - 622 49 57 [email protected]

Page 3: Sout beter als Gout

INHOUD

1. Inleiding 4 1.1. Algemeen 1.2. Verwachtingsmodel 5 1.3. Het inventariserend veldonderzoek 5

2. Onderzoeksvraagstelling 7

3. Methode 11

4. De vindplaats 13

5. Sporen en structuren 18 5.1. Stratigrafi e/profi elen 18 5.2. Fasering structuren en reconstructie 21

Casestudy: Visrokerijen (naar Van ’t Hof 2004) 31

6. Synthese 32 6.1. Zouthandel en zoutziederij 32 6.2. Het zoutziedproces 33 6.3. Archeologie 34 6.4. De oranjeboom 36

7. Dateringsonderzoek 37

8. Conclusie en beantwoording vraagstelling 38

9. Samenvatting 42

Literatuur 43

Bijlage 1: werkput 3, schaal 1:50Bijlage 2: werkput 4, schaal 1:50Bijlage 3: werkput 5, schaal 1:50Bijlage 4: profi elenBijlage 5: profi el en sporen ivo-p, werkput 1Bijlage 6: profi el en sporen ivo-p, werkput 2Bijlage 7: Alle sporen, schaal 1:100Bijlage 8: vakverdeling aanlegvondsten, schaal 1:200Bijlage 9: SporenlijstBijlage 10: VondstenlijstBijlage 11: Vondstendeterminatielijst

Page 4: Sout beter als Gout

4Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

1. Inleiding

1.1. Algemeen

Tussen dinsdag 8 en woensdag 16 januari 2008 is in opdracht van Leguit & Roos door Hollandia Archeologen een opgraving uitgevoerd op het terrein aan ’t Prooyen 2-3 in Monnickendam, gemeente Waterland (afbeelding 1 en 2). Het veldwerk werd uitgevoerd in verschillende samenstelling door dhr. C. Ravesloot, dhr. J.P.L. Vaars, dhr. G.T.C. Van den Berg, dhr. R. Vanoverbeke, mevr. A. Médard en dhr. S. Gerritsen. De projectleiding lag tijdens de veldwerkfase bij dhr. G.T.C. Van den Berg. De uitwerking geschiedde onder leiding van de auteurs.De aanleiding tot het onderzoek werd gevormd door de sloop van een visverwerkingsbedrijf en het nieuw te bouwen restaurant met woonappartementen op het terrein. Het doel van het onderzoek was het behoud van het archeologisch bodemarchief (ex-situ). Waardestelling naar aanleiding van de resultaten van eerder uitgevoerd inventariserend veldonderzoek (onderzoeksmeldingsnummer: 23156) had geleid tot de conclusie dat het archeologisch bodemarchief behoudenswaardig was (Gerritsen 2007).Het bevoegd gezag werd vertegenwoordigd door de gemeente Waterland (mevr. A. Van Wijngaarden). Het programma van eisen (PvE) ten behoeve van dit onderzoek werd door Hollandia Archeologie B.V. opgesteld (Van den Berg 2007) en door dhr. W. Beex van BEEX, geautoriseerd. De onderzoeksdocumentatie wordt na afronding aangeleverd aan het Provinciaal depot van Bodemvondsten van de Provincie Noord-Holland; Veerdijk 32, 1531 MS, Wormer. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA 3.1).

130 131 132 133

495

496

497

498

Afbeelding 1. Monnickendam, ‘t Prooyen 2-3. In het rood is de onderzoekslocatie weergegeven.

Page 5: Sout beter als Gout

5Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

1.2. Verwachtingsmodel

Naar aanleiding van bureauonderzoek (Vanoverbeke 2007) werd een verwachtingsmodel opgesteld. Kort samengevat luidde de conclusie dat op het perceel aan ’t Prooyen 2-3 te Monnickendam een grote kans bestond op het aantreff en van sporen vanaf de 16e eeuw, vanaf een diepte van 40 cm onder het maaiveld. Deze zouden zich dan vertalen in bewonings- of ophogingslagen, funderingen van gebouwen, vondsten van huishoudelijke en ambachtelijke aard zoals: aardewerkfragmenten, metaal, glas, houten en lederen voorwerpen die gezien de natte omstandigheden waarschijnlijk goed bewaard zouden zijn gebleven, etc. Op de kaart van F. de Wit uit 1698 (afbeelding 11), zagen we dat de onderzoekslocatie in de buurt lag of zelfs deel uitmaakte van de stadstimmerwerf. Het lag in de lijn der verwachting dat van dergelijke ambachtelijke werkzaamheden vele archeologische resten in de ondergrond konden worden aangetroff en. Aan de hand van het bureauonderzoek kon ook niet worden uitgesloten dat sporen van vóór 1500 zich onder het oppervlak zouden kunnen bevinden. Deze zouden zich dan op een redelijke diepte bevinden waardoor deze bij eventuele nieuwbouwwerkzaamheden hoogstwaarschijnlijk niet verstoord zouden worden.

1.3. Het inventariserend veldonderzoek

Tijdens het inventariserend veldonderzoek werden met behulp van twee proefsleuven archeologische resten uit de Nieuwe Tijd aangetroff en (Gerritsen 2007). Er werden drie fases onderscheiden (afbeelding 4). De oudste fase werd gevormd door twee cirkelvormige structuren en een lange muur met twee poeren. De cirkelvormige structuren werden geïnterpreteerd als kalkovens. Deze interpretatie bleek tijdens de uitwerking van de opgraving onjuist.1 Er werden grote hoeveelheden as en houtskool aangetroff en. In de

1 Nadere beschouwing van de kaart van Frederik de Wit uit 1698 leert dat zich op de onderzoekslocatie een zoutkeet met stookplaatsen bevond (afbeelding 11). Deze stookplaatsen werden abusievelijk aangezien voor de resten van kalkovens. Hiervoor bleek historisch geen enkele aanwijzing te bestaanIn het onderstaande wordt daarom niet meer gerefereerd aan kalkovens.

Afbeelding 2. De onderzoekslocaties (in het rood) vanuit de lucht gezien. Bron: Google Earth.

Page 6: Sout beter als Gout

6Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

middelste fase leek er een huis op het terrein gestaan te hebben en van de laatste fase zijn twee muurresten teruggevonden die mogelijk bij een gebouw hebben gehoord waarvan tijdens de sloop de overige resten zijn verdwenen. De eerste fase werd op basis van een aantal fragmenten rood geglazuurd aardewerk en een stuk van een majolica-bord met het opschrift MRA2 in de 17e eeuw gedateerd. De 2e fase werd in de late 17e of 18e eeuw gedateerd, waarbij vermeld dient te worden dat de fasering vooral op relatieve stratigrafi e was gebaseerd. In deze fase had mogelijk een verschuiving plaats van industrieel gebruik van het terrein naar een woonfunctie. In de 19e eeuw werd het huis gesloopt en werd er een nieuw complex gebouwd. Hiermee begon de 3e fase. Mogelijk horen deze resten bij het gebouw met de afwijkende oriëntatie dat staat weergegeven op de kadastrale minuut uit de eerste helft van de 19e eeuw (afbeelding 5). De fase eindigt met de sloop van dit gebouw in de 21e eeuw.

2 Vergelijk Korf 1981, afbeelding 593.

Afbeelding 3a. De locatie voor aanvang van het onderzoek, de foto is richting het zuiden genomen.

Afbeelding 3b. De locatie voor aanvang van het onderzoek, de foto is richting het westen genomen.

Page 7: Sout beter als Gout

7Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

2. Onderzoeksvraagstelling

Dit onderzoek past in het onderzoek naar de stad in de Middeleeuwen en vroeg-moderne tijd. In een uitgebreid synthetiserend onderzoek (eventueel uit te voeren door een onderzoeksinstelling) kan de vindplaats bijdragen aan de beeldvorming van de ontwikkeling van de stad en de daarmee onlosmakelijk verbonden specialisatie en schaalvergroting van productieprocessen. Het feit dat er tijdens het inventariserend veldonderzoek twee stookplaatsen van een zoutkeet zijn aangetroff en weegt erg zwaar binnen de in de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA) geagendeerde aandachtspunten: “Archeologisch onderzoek levert belangrijke inzichten op over de inrichting van bedrijven en in technische voorzieningen. In die context wordt hier verwezen naar een recente publicatie over ovens uit stedelijke vindplaatsen. Veranderingen in de technologie en in de organisatie van de productie kunnen eventueel verbonden worden met de ontwikkeling van een ambachtelijke naar een vroegkapitalistische productiewijze, maar de archeologische bronnen kunnen evenzeer duiden op het uitblijven van deze ontwikkeling” (NOaA, hoofdstuk 24.2.2, versie 1.0 oktober 2006). Zoutketen waren essentieel voor de bereiding en conservering van voedsel, zoals vis, vlees en zuivel (kaas). De toegenomen houdbaarheid van deze en andere producten leidde tot een vergroting van de potentiële afzetmarkt. Mede hierdoor konden de Hollandse steden uitgroeien tot de belangrijkste exporteur van deze producten.

0 10 m

T Prooyen

N

Afbeelding 4. Mogelijke reconstructie van de aangetroff en archeologische resten uit het invantariserend onder-zoek. Naar: Gerritsen 2007. Blauw: fase 1, groen: fase 2, bruin fase 3. De onderste werkput is werkput 1, de bovenste werkput 2 (zie ook afbeelding afbeelding 6).

Page 8: Sout beter als Gout

8Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

In het programma van eisen staan de volgende onderzoeksvragen:3

• Tot welk(e) complextype(s) behoren de archeologische resten?• Wat is de algemene datering van de aangetroff en complextypes (uitsplitsen in

fasen)?• Kunnen aparte vindplaatsen onderscheiden worden en zo ja wat is hun begrenzing?• Zijn er delen van het terrein verstoord, zo ja waar en tot welke diepte? Wat is de

oorzaak van de verstoring?• Wat is de ouderdom van de zeewering en kade aan de zijde van de Gouwzee (=het

water tussen Marken en Waterland, waaraan ’t Prooyen gelegen is)?• Is de zeewering/kade in één keer aangelegd of is er sprake van een ontwikkeling

waarbij het maaiveldniveau van de kade geleidelijk is opgehoogd? Welke fase(n) (datering?) kunnen onderscheiden worden?

• Kan aan de hand van dit onderzoek aangegeven worden wanneer het terrein ontgonnen is en op welk moment het binnen het stedelijk gebied van Monnickendam is geraakt? Dit kan bijvoorbeeld blijken uit de demping of afdekking van ontginningssloten met bouwafval (baksteen- en mortelgruis) en/of huishoudelijk afval.

3 De veronderstelling dat zich op het terrein kalkovens zouden bevinden bleek tijdens de uitwerking van de opgraving onjuist, zoals eerder in dit rapport werd geconstateerd (voetnoot 1). Onderzoeksvragen die zich specifi ek op de veronderstelde kalkovens richten zijn zo mogelijk, met het oog op de leesbaarheid van het rapport, aangepast aan dit inzicht.

Afbeelding 5. De minuutplan uit 1827, met in het groen de huidige kadaster-gegevens. Het blauwe kader geeft globaal de onderzoekslocatie aan.

Page 9: Sout beter als Gout

9Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

• Tijdens het inventariserend veldonderzoek (Gerritsen 2007) zijn de funderingen van twee stookplaatsen van een zoutkeet aangetroff en op het terrein. Vergelijk –indien mogelijk – de constructiewijze en producten van deze zoutkeet met die van soortgelijke productiesites d.m.v. literatuuronderzoek.

• Zijn er naast de ovens nog andere aanwijzingen gevonden die kennis toevoegen over het productieproces van zout?

• Is het mogelijk de periode van de zoutkeet op basis van de resultaten van de opgraving te begrenzen? (Vergelijk met resultaten uit het bureauonderzoek en historisch kaartmateriaal).

• Zijn er binnen de periode van de zoutkeet zelf nog ontwikkelingen waar te nemen die licht werpen op ontstaan, groei, bloei en verval van de vroeg-industriële

activiteiten op het terrein?• De resultaten van het inventariserend veldonderzoek (Gerritsen 2007) wijzen in de

richting van een verschuiving van de functie van de te onderzoeken percelen van die van vroeg-industrieel complex naar die van ‘wonen’. Gerritsen (idem) dateert deze verschuiving in de late 17e of 18e eeuw. Is deze verschuiving door middel van stratigrafi sche positie en/of geassocieerd vondstmateriaal nog scherper te

dateren?

wp 3

wp 4

wp 5

496.

900

496.

910

496.

890

496.

920

131.100 131.110131.090

wp 1

wp 2

Afbeelding 6. De begrenzing van het onderzochte deel. In rood zijn de werkputten van het inventariserend onderzoek weergegeven. In blauw de werkputten van de opgraving. Schaal 1:250.

Page 10: Sout beter als Gout

10Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

• Hoe heeft het gebruik van de betreff ende percelen zich ontwikkeld? Kunnen meerdere archeologische fasen onderscheiden worden en, zo ja, in welke mate zijn

deze aaneensluitend?• Geven de resultaten van de opgraving een indicatie van de aard van de bewoning,

alsook van grootte en sociaal-economische positie van de bewonersgroep(en)?

Enkele vragen die betrekking hebben op specialistisch onderzoek zijn:• Wat is de ouderdom van sporen en/of spoorgroepen? • Hoe is de fysiek-landschappelijke ligging (controle van - en eventueel aanvulling

op - de geomorfologische kaart) en hoe ontwikkelde zich het grondgebruik vanaf de laat-middeleeuwse ontginning?

• Hoe vertalen zich de aangetroff en vondstgroepen (organisch en anorgisch) naar de sociaal-economische situatie van de gebruikers/bewoners van het onderzoeks- terrein.

Page 11: Sout beter als Gout

11Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

3. Methode

Er werden drie werkputten aangelegd (afbeelding 6) ter plaatse van de geplande nieuwbouw. De nummering van de gehele administratie volgt de nummering van het inventariserend veldonderzoek om zo dit onderzoek volledig bij het uitwerken van de opgraving te kunnen betrekken zonder dat er mogelijkheid tot verwarring ontstaat. Zo werd de eerste werkput van de opgraving werkput 3, aangezien er tijdens het inventariserend veldonderzoek eerder twee werkputten werden aangelegd. De zuidelijke begrenzing van werkput 1 en de noordelijke begrenzing van werkput 2 werden bepaald door de aanwezigheid van grote sloop- en saneringsverstoringen. De overige begrenzingen werden bepaald aan de hand van de bouwplannen.Er werd een vlak aangelegd op het hoogste niveau waarop zich een leesbaar archeologisch vlak bevond. Ter controle werd dit vlak verdiept tot een diepte van 0,2 m onder de door de bouw geplande verstoringsdiepte. Dit controlevlak lag zo’n 1 m onder het huidige maaiveld aan de straatzijde. Overige, dieper gelegen sporen werden niet verstoord en blijven zo (in-situ) bewaard.Tijdens het inventariserend veldonderzoek werden reeds twee profi elen haaks op de straat (’t Prooyen) gedocumenteerd. Hierdoor was het in ieder geval zaak tijdens de opgraving parallel aan de straat profi elen te documenteren, zo dicht mogelijk bij de straat en zover mogelijk daar van af. Het doel van deze profi elen was tweeledig: In de eerste plaats de koppeling met de reeds gedocumenteerde dwarsprofi elen en de archeologische vlakken. In de tweede plaats de documentatie van zoveel mogelijk ophogingslagen en/of vondsten in het te verwachten dijklichaam aan ’t Prooyen als bijdrage aan de kennis omtrent ouderdom en ontwikkeling van de zeewering in dit deel van Waterland. De intactheid van de bodem en de aanwezigheid van oude bodems werd onderzocht. Ter controle diende vanuit het

Afbeelding 7. De binnenstad van Monnickendam. In het zwart zijn de lokaties weergegeven waar in het begin van de 19e eeuw roke-rijen waren gevestigd. Ook op het adres van de onderzoekslocatie is dan een rokerij gevestigd (nr. 21). Tegenwoordig is alleen de rokerij van Firma de Boer (nr. 7), nog in bedrijf. Afbeelding uit: Van ‘T Hof 2004.

Page 12: Sout beter als Gout

12Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

onderste vlak aanvullend 3 boringen gezet tot 3,0 m onder het huidig maaiveld4 teneinde de natuurlijke ondergrond in beeld te brengen. De beschrijving van de profi elen geschiedde volgens de richtlijnen van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB/NEN 5104).In het oostprofi el van werkput 5 werd in relatief schoon zand onder het muurwerk van een van de ovens een OSL monster genomen, om een betere inzicht in de datering te krijgen. Hout van constructies of gebruiksvoorwerpen werden bekeken op geschiktheid voor het doen van dendrodateringen. Hiervoor werden enkele monsters genomen.

Sporen werden op de gebruikelijke wijze vastgelegd (op tekening schaal 1: 20), gewaterpast, beschreven en gefotografeerd volgens KNA 3.1 OS03 t/m OS09. Het vlak en de profi elen werden gefotografeerd. Het vlak werd om de drie meter gewaterpast, of vaker wanneer er niveauverschillen waren. Het vlak, de profi elen en de stort werden met de metaaldetector onderzocht. Vondsten werden per spoor en/of stratigrafi sche laag verzameld. Vlakvondsten werden per vak van 5 x 5 meter verzameld.Muren en funderingen werden schoongemaakt en gedocumenteerd. De structuren en grondsporen werden getekend, beschreven en gefotografeerd. Alle grondsporen werden gecoupeerd, getekend en afgewerkt om inzicht te verkrijgen in de aard, ouderdom, conservering en vondstenrijkdom van de vindplaats.

4 Uiteindelijk stuikten alle drie de boringen op een diepte van 1 m onder het vlak.

13e eeuw

oudste deel1357

1404

1573

Afbeelding 8. De vergrotingen van de stadsvrijheid zoals ze door De Cock (1975) zijn gerecon-strueerd met enkele aanpassingen (Van Overbeeke 2005). De rode pijl wijst richting ‘T Prooyen. Te zien is dat het onderzoeksgebied in het oudste deel van de stad valt, dat gedateerd wordt vóór de 13e eeuw.

Page 13: Sout beter als Gout

13Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

4. De vindplaats

’t Prooyen ligt in het oude centrum van Monnickendam. De middeleeuwse nederzetting is waarschijnlijk ontstaan op een aantal eilandjes rond de monding van de rivier de ‘Waterlandse Die’. Mogelijk mondde deze rivier via een delta-achtig gebied met kreken uit in de Zuiderzee. De nederzetting wordt voor het eerst genoemd in de tweede helft van de dertiende eeuw (Van Overbeeke 1980, idem 2005). Hoewel deze oorkonden niet met zekerheid aan Monnickendam zijn toe te schrijven, komt dit goed overeen met de oudste archeologische vondsten. Zo is er in 1979 een noodonderzoek uitgevoerd op de percelen Kerkstraat 49-53, in een samenwerkingsverband tussen de Archeologische Werkgemeenschap van Nederland (AWN), de vereniging Oud Monnickendam en het toenmalige Instituut voor Prae en Protohistorie (I.P.P.) van de Universiteit van Amsterdam. Op drie aangrenzende kavels werden de resten opgegraven van onderkomens van ambachtslieden die naast elkaar hetzelfde beroep uitoefenden. De bebouwing, gelegen op een langgerekte terpachtige ophoging, had vanaf het ontstaan aan het einde van de 13e eeuw al een stedelijk karakter (Bos 1989).In 1355 kreeg Monnickendam stadsrechten. Ondanks twee grote branden in 1499 en 1513 waarbij grote delen van de stad in de as werden gelegd en een pestepidemie in 1509 waarbij ongeveer een derde deel van de bevolking overleed, bloeide Monnickendam op in deze periode en groeide de stad gestaag. De vroeg-15e eeuwse uitbreiding aan de zuidzijde van de stad was echter tot in de 20ste eeuw afdoende om de behoefte aan woonruimte binnen de wallen op te kunnen vangen. Rond het midden van de 17e eeuw begon zelfs een lange periode van bevolkingsafname. Net als in de rest van Noord-Holland boven het IJ,

Afbeelding 9. Op de kaart van Jacob Van Deventer uit ca. 1565 is het onderzoeksgebied onbebouwd weergegeven.

Page 14: Sout beter als Gout

14Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

zette het verval in. Eén van de redenen was de bloeiperiode van Amsterdam als havenstad. Kleinere stadjes aan de Zuiderzee hadden zeer te lijden onder het succes van Amsterdam.Monnickendam is altijd sterk afhankelijk geweest van het omliggende water. Tot de aanleg van de Nieuwendam in de Purmer Ee in 1401, fungeerde de stad als doorvoerhaven met het achterland in het westen. Daarna wordt Monnickendam in de historische bronnen genoemd als handelsplaats met Scandinavië en de Oostzee en als reperatie- en bouwplaats voor (zee-)schepen. De visserij is nooit van groot belang geweest voor Monnickendam. Belangrijker voor de werkgelegenheid was de vishandel en visverwerking (Van ’t Hof 2004). De vis werd aangeleverd door vissers uit andere steden en dan met name Marken. In de 17e eeuw zijn er 10 rokerijen bekend in de stad.5 Na een neergang van de visverwerking in het begin van de 19e eeuw trok de markt weer sterk aan tot aan de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog verdween een groot deel van de rokerijen en zouterijen. Momenteel is er nog één in bedrijf.6

Met de rug naar ’t Prooyen kijkt men recht tegen het Galgeriet aan dat samen met het Hemmeland al in de Middeleeuwen zorgde voor een soort natuurlijke haven. Iets ten noorden van de vindplaats is de echte haven gelegen. Het lijkt erop alsof ’t Prooyen zelf tot in ieder geval de 16e eeuw onbebouwd is gebleven. De oudste kern ligt waarschijnlijk bij de Kerkstraat of de Middendam en het Zuideinde. Op de kaart van Van Deventer uit omstreeks 1565 is het gebied aangegeven zonder huizen of andere gebouwen (afbeelding 9). Iets ten zuidoosten van het plangebied, aan het einde van de huidige Zuideindermolensteeg staat een grote molen weergegeven, maar het plangebied zelf is leeg. Het is opvallend dat, hoewel er een aantal stadsuitbreidingen naar het zuiden en westen hebben plaatsgevonden in de 14e en begin 15e eeuw (afbeelding 8), het terrein van de vindplaats tot in de late 16e of vroege 17e eeuw niet in gebruik is genomen als bouwgrond. De kaart is natuurlijk een tijdsopname en het is mogelijk dat het gebied voorheen wel bewoond is geweest, maar het is waarschijnlijker dat het tot die tijd toch braakliggend terrein is geweest. Steden hadden

5 Deze bevonden zich vooral aan de oostzijde van de stad, ingeklemd tussen het Noordeinde en Zuideinde enerzijds en de Havenstraat en ’T Prooyen anderzijds. Dit in verband met de overheersende zuidwesterwind,.6 Firma de Boer aan de Havenstraat.

Afbeelding 10. De kaart van Monnickendam naar Joan Blaeu uit 1652 (≤ 1614?)1. Het onderzoeksgbied is vrij-wel leeg. Een gebouw staat net op de grens of net buiten het gebied. De rode pijl wijst richting de onderzoekslocatie.

1 Zie pagina 15 - 17 in dit rapport.

Page 15: Sout beter als Gout

15Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

in de late middeleeuwen, in vergelijking tot de moderne tijd, een veel meer agrarisch karakter. Mogelijk is het terrein dan ook lange tijd in gebruik geweest als tuin, boomgaard of weideland.Ook in de kaart van Blaeu zien we een vergelijkbare toestand (afbeelding 10). Bij de kaart van Blaeu hoort echter een bijzondere geschiedenis. In 1649 publiceerde hij zijn stedenatlas van de noordelijke en zuidelijke Nederlanden. Op het moment van publicatie had hij nog geen plattegronden van Purmerend, Edam en Monnickendam. De oplossing hiervoor zocht hij in de publicatie van oudere gravures van deze steden. Uit recent onderzoek blijkt dat Blaeu op een later tijdstip nog wel kans heeft gezien om deze steden in kaart te brengen in het door hem gebruikte folio-formaat. Hij heeft helaas geen kans gezien deze

Afbeelding 11. Een uit-snede van de kaart van Frederik de Wit uit 1698 (kaartbeeld gebaseerd op gravures door Blaeu, te dateren tussen ca. 1660 - 1672)1, geplot onder de huidige kadastergegevens. De onderzoekslocatie is rood omlijnd.

1 zie pagina 15-17 in dit rapport

Afbeelding 12. Een detail van het onderzoeksgebied in een uitsnede van de kaart van Frederik de Wit.

Page 16: Sout beter als Gout

16Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

alsnog te verwerken in zijn standaardedities. Een brand in 1672 verwoestte zijn atelier, waarna hij in 1673 zijn laatste adem uitblies. De koperplaten met de gravures van Edam en Monnickendam werden gerepareerd en hergebruikt voor de stedenatlas van Frederick de Wit. De koperplaat van Purmerend was waarschijnlijk niet meer bruikbaar. reden voor De Wit om een kopie te vervaardigen van een nog bestaande afdruk van Blaues plattegrond.7 Historisch onderzoek heeft uitgewezen dat de zoutkeet aan ‘t Prooyen in ieder geval in 1614 bestond. Daar in de plattegrond van Blaeu op de onderzoekslocatie niets van dien aard is terug te vinden, kan met enige voorzichtigheid worden geconcludeerd dat het kaartbeeld van afbeelding 10 de situatie van vóór 1614 voorstelt. Te zien is dat de molen aan de Zuideindermolensteeg inmiddels is verdwenen en dat het gebied vooral in gebruik is als tuin. Door het ietwat oblique perspectief is het lastig om de moderne kadastrale gegevens op de kaart te plaatsen. Hierdoor is het bijna onmogelijk vast te stellen of het langgerekte huis dat loodrecht op ’t Prooyen staat aangegeven, net binnen of net buiten het plangebied valt. Het lijkt er vooralsnog op dat het huis voor de helft aan de noordzijde of net buiten het plangebied valt. Dit laatste is het meest waarschijnlijk aangezien de huidige kadastrale grenzen veel overeenkomst vertonen met die van de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. De kaart van Blaeu geeft overigens een goed beeld van de stad aan het begin van de gouden eeuw. De stad maakte in deze periode een grote bloei door. Dit is onder andere terug te zien door het aantal schepen dat binnen vaart en voor anker ligt bij ’t Prooyen en de Haringburgwal. Een ander opvallend verschil met de kaart van Van Deventer is de

modernisering van verdedigingswerken rondom de stad.Een derde belangrijke historische kaart is de kaart van Frederik de Wit. De plattegrond is gepubliceerd in 1698. Uit het betoog in het bovenstaande kan echter afgeleid worden dat het kaartbeeld ontleent is aan een gravure door Blaeu. Het jaar waarin Blaeu deze situatie heeft vastgelegd kon niet exact worden vastgesteld. Dit is waarschijnlijk in de laatste jaren van zijn leven geweest, aangezien hij zelf niet meer in staat is geweest deze plattegronden in

7 bron: http://cartography.geog.uu.nl (Jan Werner, Joan Blaeu’s battle with the Waterland towns). In deze bron wordt niet vermeld welke oudere gravure van Monnickendam door Blaeu gebruikt is.

+0,5 m NAP

-0,5 m NAP

0,0 m NAP

Ks1 /Zkx brgr

Ks1 gr-dogr

insteekfundering

funderingenlate 19e/vroege20e eeuw.

Ks1-2 blgr-gr-gngr

Aslaag, or-rd+ hk3

oven

Ks1 gr

Zs1 gr wi

gestuikt

Afbeelding 13. Een ver-eenvoudigde weergave van de waargeomen bodemop-bouw. Het profi el wordt in de tekst (5.1) uitgebreid verklaard.

Page 17: Sout beter als Gout

17Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

zijn eigen atlas te verwerken. Een voorzichtige schatting in de jaren 1660 - 1672 lijkt dan ook gegrond. De kaart van De Wit biedt ons veel informatie omtrent de handel, ambacht en industriële activiteiten. Zo staat er bijvoorbeeld aangegeven waar binnen de stad zich de Lijn banen en de Haring droogerien zich bevinden. Bij een gedetailleerde beschouwing van de gebouwen en activiteiten binnen ons plangebied vallen een aantal zaken op (afbeelding 11 en 12). Op het terrein staat een groot rechthoekig gebouw afgebeeld, dat ongeveer parallel ligt met ’t Prooyen. Aan de straatzijde van het gebouw zijn twee paden of goten vanaf de kade tot aan de voorzijde weergegeven. Hiernaast is een steiger op palen afgebeeld die vanaf de kade tot aan een grote opening in een bovenverdieping loopt. Aan de achterzijde van het gebouw zijn een drietal puntdaken weergegeven van gebouwen die parallel met het pand lopen. Hiernaast is een tweetal uiterst langgerekte gebouwen afgebeeld die haaks op de richting van het pand lopen. Naast dit blok staat er Stadts Timmerwerf weergegeven. Vlak bij de kade wordt hier door twee fi guren aan een schip gewerkt. Aan de voorzijde van het pand staat een letter a weergegeven. Uit de legenda van de plattegrond blijkt dat het hier om Soutkeeten moet gaan.

ovenmuur

poer

muurwerk overig

palen

vloer

structuurnummers

plaveisel/vloerniveaus I

II

III

IV

VI

VI

V

X

XI

XII

XIII

VII

VIII

I

0 5

N

m

Afbeelding 14. Een vereenvoudigde weergave van de aangetroff en sporen en structuren. De structuurnummers (Romeinse cijfers) verwijzen naar de nummers in de tekst. Schaal 1:200.

Page 18: Sout beter als Gout

18Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

5. Sporen en structuren

5.1. Stratigrafi e/profi elen

Tijdens het inventariserend onderzoek bleek al dat de verstoring van de bodemopbouw tijdens de sloop minimaal was (Gerritsen 2007). Nadat het merendeel van het slooppuin en de sloopgrond was afgevoerd bleek dat de hoogste funderingsresten soms direct onder het maaiveld lagen. Dit beeld van een intacte stratigrafi e bleef tijdens de opgraving onveranderd. De hoogte van het maaiveld varieerde tussen de 0,4 en 0,7 m boven NAP. De bovenste laag bestond uit bruingrijs zand met klei of matig siltige klei met als bijmenging zand (afbeelding 13). De laag bevatte veel grof baksteenpuin en kan geïnterpreteerd worden als een slooplaag uit de late 20e eeuw, gerelateerd aan de sloop van de bebouwing voorafgaand aan het archeologisch onderzoek. Deze laag was niet overal aanwezig. De dikte varieerde tussen 0 en 0,5 m. Hieronder bevond zich een iets schonere laag van zwak siltige klei met af en toe wat grof baksteenpuin. Mogelijk kan deze laag gerelateerd worden aan de sloop van het gebouw in het zuiden van het terrein, met een fundering van ronde palen (fase 2; sloop ca. laatste kwart 19e eeuw). Hieronder bevond zich op een aantal lokaties een laag van stugge klei. Deze klei was zwak tot matig siltig en de kleur varieert van blauwgrijs tot grijs tot groengrijs. Mogelijk was dit een egalisatielaag voor de bouw van bovengenoemd gebouw (fase 2; aanleg ca. eerste kwart 19e eeuw). Onder deze kleilaag bevond zich over grote delen van het terrein een dikke aslaag van oranjerode as met veel houtskool. Deze laag bevatte vooral in de directe omgeving van de ovens veel baksteenpuin. De dikke aslaag kan worden gerelateerd aan het laatste gebruik en de sloop van de zoutkeet. Op basis van historisch onderzoek kan de sloop van de zoutkeet worden gedateerd in 1729.8 De ovenmuren waren direct op een grijs wit zwak siltig zandpakket opgericht. Tijdens het inventariserend onderzoek zorgde deze laag voor wat verwarring. Aangezien artefacten leken te ontbreken werd even gedacht aan een natuurlijke afzetting. Bij een nadere beschouwing bleek het zand hier en daar wel baksteenpuin te bevatten. De onderzijde van dit pakket, waarvan de dikte varieerde tussen 0,2 en 0,4 m, lag op een hoogte van –0,3 m NAP. Tijdens het defi nitief onderzoek werd een drietal boringen gezet om meer zicht te krijgen in de bodemopbouw onder het tweede opgravingsvlak. Onder het zandpakket werd een grijze, zwak siltige kleilaag aangetroff en. Hierin werden geen vondsten gedaan. Het is opvallend dat alle boringen op een diepte van 1,7 m onder het maaiveld (-1,0 m NAP) stuikten op een harde ondergrond van baksteen of plavuis. Heel waarschijnlijk bevinden er zich oude ophogingslagen en funderingen onder het opgegraven deel van de vindplaats. Vreemd genoeg komen de resultaten van de boringen niet overeen met het beeld dat tijdens het inventariserend veldonderzoek werd verkregen van de diepere ondergrond.9

8 § 6.4.9 Hier werd direct onder het vlak, dat ongeveer op dezelfde hoogte werd aangelegd als tijdens de opgraving, een laag aangetroffen van zwak kleiig donkerbruin veen met hier en daar een spoor baksteen. Hieronder, op een hoogte van –0,5 m NAP, lag een laag zwak siltig grijze klei met riet bovenop een pakket van grijs zwak siltige klei met een centimetergelaagdheid van zwak kleiig veen. Deze laag werd tijdens het inventariserend veldonderzoek als natuurlijk geïnterpreteerd. Naar aanleiding van de resultaten van de boringen tijdens de opgraving moet dit beeld worden herzien. De venige en kleiige vullingen met riet zouden vullings- en dempingslagen uit een sloot kunnen zijn.

Page 19: Sout beter als Gout

19Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

Afbeelding 15. Werkput 4 na een nacht regen. Op de voorgrond ligt oven nr. 1. De foto is richting het zuidoosten genomen. Door het regenwater is de verzakking aan de westzijde goed waarneembaar.

Afbeelding 16. Restant van het oostelijk stookgat van oven nr. 2. Op de bodem van het stookgat is een vloertje aangelegd van rode straatklinkers. De foto is richting het oosten genomen.

Page 20: Sout beter als Gout

20Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

Afbeelding 17. Profi eldoorsnede van oven 3, werkput 5. De as- en houtskoollagen wisselen elkaar af. Onder het rechterfoto-bordje zijn de resten van de op zand gefundeerde ovenmuur nog zichtbaar. De foto is richting het zuidwesten genomen.

Afbeelding 18. Mogelijke reconstructie van de sporen en structuren in fase 1. De palen worden bij deze en de tweede fase afgebeeld, aangezien niet voor alle palen de fasering kon worden aangetoond. Het noorden is boven. Afbeelding niet op schaal.

Page 21: Sout beter als Gout

21Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

5.2 Fasering structuren en reconstructie

In afbeelding 14, 18, 21 en 22 is een vereenvoudigde weergave van de aangetroff en sporen en structuren afgebeeld. De nummering van de structuren in beide afbeeldingen komt overeen met de nummering in het onderstaande. Uitwerking van de sporen en structuren heeft geleid tot de volgende fasering:

Fase 1: zoutkeet ‘De Oranjeboom’: ≤ 1614 - 1729.10

Fase 2: 1729 - derde kwart 19e eeuw. Fase 3: laatste kwart 19e eeuw - laatste kwart 20e eeuw.

Fase I: zoutkeet ‘De Oranjeboom’ : ≤ 1614 - 1729.11

Van de zoutkeet werden voldoende resten aangetroff en voor een reconstructie van de opgegraven delen. Er konden op basis van stratigrafi sche ligging en detailonderzoek van oude afbeeldingen twee bouwfasen worden vastgesteld. De oorspronkelijke bouw (fase 1a) bleek te klein geworden. De zoutkeet werd daarom vergroot en uitgebreid met diverse aanbouwen op het achtererf (fase1b). De exacte datum van deze verbouwing kon niet worden achterhaald. In de kaart van De Wit is deze verbouwing echter voltooid, waarmee vaststaat dat de verbouwing vóór 1672 gerealiseerd was. Fase 1a: ≤ 1614 - <1672.De oudste fase (fase 1a), structuur IV, bestond uit een min of meer vierkant, drie-beukig gebouw, waarbij de lengteas parallel lag aan ‘t Prooyen. De breedte van het pand bedroeg oorspronkelijk 16,5 m bij een lengte van 20 m. De beuk aan de straatzijde was 4,5 m diep. De middenbeuk 8,5 m en de beuk aan de achterzijde was 7 m diep. De beuken van het gebouw en de gevels waren herkenbaar aan de ligging van bakstenen poeren. Op de voorgevel aan de straatzijde na, waren de ruimtes tussen de poeren opgevuld met metselwerk in veel verschillende baksteenformaten en -kleuren.12 In het algemeen kan gesteld worden dat oranje-rode bakstenen met formaat 18,5 x 9 x 4 cm de boventoon voerden, zowel voor de wanden als voor de poeren.13 De poeren waren vierkant tot rechthoekig tot trapeziumvormig en de langste zijde had een afmeting die varieerde tussen 0,5 m tot 1,0 m. De poeren waren opgebouwd uit hergebruikte halve en hele bakstenen. Als mortel werd er een zachte schelpkalkmortel gebruikt. De poeren en de muren waren slordig opgebouwd. De poeren dienden als fundering voor het houtskelet van de wanden en de kapconstructie. De hoogte van de poeren bedroeg minimaal 0,8 m, waarbij de hoogst aangetroff en bovenzijden op +0,05 NAP lagen. Het is opvallend dat aan de voorzijde van het gebouw een bakstenen fundering ontbrak. De voorgevel van het pand lag net buiten het opgegraven terrein. Toch kan een indruk verkregen worden van het uiterlijk en het interieur door een blik te werpen op afbeelding 19. Deze bewerkte detailuitsnede uit de kaart van De Wit toont een voorgevel van verticale planken. De zoutkeet was voorzien van een pannendak. De knik ter hoogte van de dakkapellen komt overeen met de positie van de poerenrij die het dichtst bij ‘t Prooijen is aangetroff en. Vanaf de kade loopt een steiger naar de linker dakkapel op de eerste verdieping van het pand. De aanwezigheid van de steiger verraadt dat hier met grote regelmaat nieuwe voorraad werd opgeslagen. Meest

10 Zie § 6.4 in dit rapport voor de bouwgeschiedenis van de zoutkeet. 11 Afbeelding 18 en 19.12 Rode bakstenen (17-20 x 8-10 x 3-4 cm); oranje-rode bakstenen (18,5-23 x 9-11 x 4,5-5,5 cm); gele bakstenen (16 x 8 x 4 cm).13 Zie ook bijlagen 1 tot en met 3.

Page 22: Sout beter als Gout

22Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

waarschijnlijk was dit gedroogde turf voor de ovens. De andere grondstoff en (klipzout en zeewater) en het eindprodukt (geraffi neerd zout) hadden een groter soortelijk gewicht, hetgeen spoedig een te grote belasting zou vormen voor het houtskelet. Dat dit desondanks niet berekend was op deze taak, blijkt wel uit de aanwezigheid van vele secundair uitgehakte uitsparingen in de buitenmuren.14 Deze uitsparingen herbergden secundair toegevoegde staanders, waarmee de last van de verdieping, de opgeslagen producten en het dak moesten worden opgevangen. Centraal in de middenbeuk stonden twee ovens, structuur I en II. Elke oven stond in een aparte ruimte van 8 x 10 m. Vermoedelijk hield dit verband met de hitte die de ovens verspreidden. Dankzij deze compartimentering werd het in de overige ruimtes van de zoutkeet minder heet, vochtig en rokerig, hetgeen ten goede kwam aan zowel het werkklimaat als aan de kwaliteit van het eindprodukt, geraffi neerd droog zout.

14 Zie afbeelding 21.

Afbeelding 19. Een detail van het onderzoeksgebied in een uitsnede van de kaart van Frederik de Wit uit 1698 (kaartbeeld gebaseerd op gravures door Blaeu, te dateren tussen ca. 1660 - 1672). De oorspronkelijke zoutkeet is rood ingekleurd (fase 1a, bouwjaar in of vóór 1614). Geel ingekleurd is een aantal aanbouwen die (gedeeltelijk) werden opgegraven.1 Deze aanbouwen behoorden tot een latere uitbreiding die niet nader gedateerd kon worden (fase 1b). De Romeinse cijfers komen overeen met de structuurnummers in de tekst. De zoutkeet werd gesloopt in 1729. De niet ingekleurde bouwdelen vielen geheel buiten het opgegraven areaal. Het noorden is rechts.

1 Vergelijk afbeelding 18.

Page 23: Sout beter als Gout

23Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

Structuur I was een ietwat ovale oven.15 Gemiddeld had de ovenwand een breedte van 0,6 m. De ovale vorm is het resultaat van verzakking.16 Een verzakking die enerzijds veroorzaakt zal zijn door het grote gewicht van de constructie en anderzijd ook door de belading van de zoutpan, waarin honderden tot duizenden liters pekel ingedampt kon worden. De buitenste diameter varieërde tussen de 5,9 en 6,4 m. De structuur was opgebouwd uit gele tot oranje bakstenen met een afmeting van 17 x 8 x 3,5 cm. In plaats van mortel was grof geel zand gebruikt als voegmiddel. De muurresten van de oven waren globaal afgebroken tot een hoogte van +0,16 m NAP, met een uitschieter aan de oostzijde op +0,29 m NAP. De hoogte van de onderzijde verschilde nogal. Zo werd aan de zuid- en zuidwestzijde een hoogte van –0,18 m en aan de noordoostzijde een hoogte van +0,01 m NAP gemeten. De onderzijde was aan de zuidwestzijde verzakt. Dit is waarneembaar op afbeelding 15. Mogelijk had dit te maken met de manier van constructie, waarbij deze zijde meer gewicht te dragen kreeg. Het ligt echter meer voor de hand dat de verzakking werd veroorzaakt door lokale verschillen in de draagkracht van de ondergrond. De opbouw van de ovenwand was niet overal gelijk. Zo vertoonde de binnenzijde aan de zuidkant zes versnijdingen, terwijl de rest van de ovenwand niet of nauwelijks versnijdingen liet zien. Hierdoor werd aan de zuidzijde een soort komvorm gecreëerd, een vorm die doorliep richting het midden van de oven. Het grijswitte zand, waarop de ovens gefundeerd waren, was hier niet meer aanwezig. Vermoedelijk is dit vergraven tijdens het legen van de oven.Structuur II was ronder van vorm. De gemiddelde breedte van de ovenwand was 0,5 m. De buitenste diameter varieerde tussen de 6,2 en 6,3 m. De oven was opgebouwd uit oranje tot oranjerode baksteen met afmetingen van respectievelijk 18,5 x 9 x 5 cm en 18 x 8,5 x 4 cm. In plaats van mortel was ook bij deze oven geel grof zand gebruikt als voegmiddel. De onderzijde was eveneens aan de zuidwestzijde verzakt, waardoor een maximaal niveauverschil van 0,15 m kon worden genoteerd. De hoogst gemeten bovenzijde van de ovenwand ligt op +0,34 m NAP. Rondom de ovens werden hier en daar nog resten van rommelig gelegde vloeren aangetroff en. Doordat ze erg gefragmenteerd waren is er geen eenduidige uitspraak te doen of overal rondom de ovens vloeren hebben gelegen of dat ze zich beperkt hebben tot een aantal bepaalde plaatsen waar meer gewerkt werd (bijvoorbeeld in de buurt van de stookgaten).Over het gebruik van de achterste beuk van de oorspronkelijke zoutkeet, structuur IV, is niets bekend, maar in de meest noordelijke muur (spoor 113) werd een drietal uitsparingen in de onderste twee lagen van de muur aangetroff en. In een van de uitsparingen was nog een houten goot aanwezig. Mogelijk werd dit deel van het gebouw gebruikt als een denne, de opslag- en droogplaats van het zout. De uitsparingen zouden dan voor de aanvoer van warme lucht afkomstig van de ovens kunnen zorgen. Een restant van een gebogen, steens gemetseld muurfragment (Structuur XIV) tegen de binnenzijde van de achtergevel is lastig verklaarbaar. Gedacht kan worden aan de locatie van een trap naar de bovenverdieping.Binnen de beuk aan de voorzijde van het gebouw (de zijde van ‘t Prooyen) werd een bakstenen kelder, structuur VII aangetroff en. De kelder was opgemetseld in watervaste gele bakstenen met afmetingen van 18 x 8,5 x 4 cm. De kelder was 2 m breed bij 3 m lang. De kelderwanden waren tijdens de opgraving nog 40 cm hoog, waarmee duidelijk wordt dat de kelder oorspronkelijk een inhoud van meer dan 2,5 m3 heeft gekend. Meest waarschijnlijk heeft de kelder gediend voor de opslag van zeewater. Dit werd in de zoutkeet gebruikt als oplosmiddel voor het ruwzout.17

15 De term oven wordt doorgaans gebruikt voor een afgesloten structuur. In het geval van de zoutziederij was feitelijk sprake van een open, ommuurde stookplaats. Na plaatsing van de zoutpannen op deze stookplaats ontstond echter wel degelijk een afgesloten structuur. Ook in relevante, recente literatuur worden stookplaatsen en ovens behandeld als een vergelijkbare groep (bijvoorbeeld Van de Venne 2008). Zie ook afbeelding 26.16 Zie afbeelding 15.17 § 6.2.

Page 24: Sout beter als Gout

24Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

Aan de zuidoostzijde van de oorspronkelijke zoutkeet lag een steeg, structuur VIII. De steeg was bestraat met hergebruikte rode baksteen en geglazuurde plavuizen van verschillende afmetingen. Waarschijnlijk werd dit straatje gebruikt voor de toevoer van ruwzout en de afvoer van geraffi neerd zout. De toegang tot de steeg is in afbeelding 19 waarneembaar in de vorm van een poortje, links van de grootste dakkapel. De vloer van de steeg was minimaal 3 maal opgehoogd en vervangen. Dit gebeurde waarschijnlijk in reactie op verzakkingen in de slappe ondergrond.18

Fase 1b: <1672 - 172919

Achter de oorspronkelijke zoutkeet werden drie bijgebouwen gerealiseerd, waarvan de noklijn parallel lag aan het hoofdgebouw. Van deze bijgebouwen werden er twee aangesneden tijdens het inventariserend veldonderzoek en de opgraving, structuur X en XI.Bijgebouw X was bereikbaar via steeg VIII en lag tegen de oorspronkelijke achtergevel van de zoutkeet, structuur IV. Dit bijgebouw lag buiten de grenzen van het op te graven terrein. Tijdens het inventariserend veldonderzoek is van het bijgebouw echter wel een muur aangesneden. In combinatie met de bijzonder gedetailleerde afbeelding in de kaart van De Wit, bleek het mogelijk de ontbrekende delen van de omtrek te reconstrueren. Bijgebouw X deelde de noordoostelijke gevel met de oorspronkelijke zoutkeet, structuur IV. De zuidwestelijke gevel werd opgetrokken in steens metselwerk van voornamelijk rode en enkele gele bakstenen met formaat 18 x 9 x 3,5 cm en schelpkalkmortel als voegmiddel. Bijgebouw X had buitenwerks een breedte van 3 m. Afgaande op de afbeelding in de kaart van De Wit was de nokhoogte ongeveer gelijk aan de oorspronkelijke zoutkeet. Het dak van het bijgebouw was op dat moment gedekt met dakpannen.Bijgebouw XI lag achter bijgebouw X. Ook dit bijgebouw lag buiten de grenzen van het op te graven terrein. Tijdens het inventariserend veldonderzoek is van het bijgebouw echter wel een muur aangesneden. In combinatie met de bijzonder gedetailleerde afbeelding in de kaart van De Wit, bleek het ook in dit geval mogelijk de ontbrekende delen van de omtrek te reconstrueren.20 Bijgebouw XI deelde de noordoostelijke gevel met bijgebouw X. De zuidwestelijke muur werd opgetrokken in afwisselend gele en rode bakstenen met formaat 17 x 7 x 4 cm en schelpkalkmortel als voegmiddel. Deze muur lag wat uit het lood, waardoor bijgebouw XI geen rechthoekige maar een licht-trapeziumvormige plattegrond had. Gedetailleerde bestudering van de afbeelding in de kaart van De Wit leert dat ook deze situatie overeenkomt met de toenmalige situatie. Bestudering van de kaart van De Wit leidt tot de conclusie dat de nokhoogte lager was dan de bebouwing aan ‘t Prooyen. Het dak van het bijgebouw was op dat moment gedekt door middel van dakpannen. Ook is te zien dat de erfafscheiding, een schutting, langs de noordwestzijde van het erf doorloopt langs bijgebouw XI. Hieruit kan afgeleid worden dat zich tussen deze erfafscheiding en bijgebouw XI een open ruimte bevond. De afmetingen van deze open ruimte zijn niet te bepalen.De steeg (structuur VIII) werd opgenomen in een uitbreiding aan de zuidzijde van het driebeukige pand aan ‘t Prooyen (structuur IX). Een deel van de oudere vloerniveaus binnen de steeg werd overbouwd door de noordwestmuur van deze aanbouw. Het pand aan ‘t Prooyen kreeg door deze uitbreiding een lengte van 26 m langs ‘t Prooyen, bij een breedte van 20 m. De aanbouw is goed herkenbaar in de kaart van De Wit, door de afwijkende gevelbekleding.21 Uiterst links zien we dat deze bestaat uit dakpannen, vergelijkbaar met

18 Zie afbeelding 20.19 Vergelijk afbeelding 18 en 19.20 Vergelijk afbeelding 18 en 19.21 Zie afbeelding 19.

Page 25: Sout beter als Gout

25Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

Afbeelding 20. Foto van de vloerdelen tussen oven 2 en 3. De foto is richting het noordoosten genomen.

Afbeelding 21. Foto van de zuidwestelijke achtergevel van structuur IV. Te zien zijn de uitgehakte uitsparingen waarin houten palen werden gezet. De foto is richting het zuiden genomen.

Page 26: Sout beter als Gout

26Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

de gevelbekleding van nog bestaande kapschuren en -bergen in Noord-Holland. De gevelbekleding van de oorspronkelijke delen van het pand bleef bij deze verbouwing intact. Door de uitbreiding werd de voormalige steeg (structuur VIII) opgenomen binnen het pand, waardoor een gang met een breedte van 1,5 m ontstond. Binnen de aanbouw werd een derde oven gebouwd, structuur III. De exacte vorm van deze oven was niet te achterhalen, aangezien een groot deel buiten de werkput viel. De aangetroff en delen wijzen echter in de richting van een zeer vergelijkbare constructie als de ovens I en II. De breedte van de ovenwand lag tussen de 0,8 en 1,2 m. De hoogst gemeten bovenzijde was +0,47 m NAP. Het muurwerk leek naar binnen toe te zijn gedrukt door het gewicht van de zoutpannen. Aan de buitenzijde van de westkant is de onderzijde op +0,14 m gemeten. Aan de binnenzijde van de oven was de onderzijde op +0,01 m NAP gelegen.Er is geen sluitend archeologisch bewijs gevonden dat de aanbouw een vergelijkbare driebeukige constructie kende als het oorspronkelijke pand. Indirect zijn er wel aanwijzingen voor. De kapconstructie van de aanbouw wijkt namelijk niet af van het oorspronkelijke pand. Dit zou ook niet erg waarschijnlijk zijn geweest. Over het algemeen wordt bij de realisering van een aanbouw verder gegaan op de ingeslagen weg, met het oog op problemen bij de aanhechting tussen bouwdelen en het risico van plaatselijke verzakkingen door drukverschillen. In het zuiden van de aanbouw werd een muurfragment aangetroff en dat op 1 m afstand parallel liep aan de gang, structuur XIII. Wanneer men in gedachten een loodlijn over dit muurfragment plaatst, dan ziet men dat structuur XIII ruimtelijk niet verder noordelijk kon hebben gereikt dan de zuidwand van oven III. Het gaat dus om een lokaal bouwelement. De breedte van de ruimte tussen het wandje en de gangmuur was van dien aard dat het slechts geschikt was als verbindingselement tussen twee ruimten. Waarschijnlijk bevond zich in de ruimte tussen structuur XIII en de gang een trap naar de bovenverdieping. De oudere trap, structuur XIV, kan zijn afgebroken op het moment dat deze nieuwe verbinding met de bovenverdieping tot stand kwam.Achter de aanbouw van het hoofdgebouw verrees een langgerekte schuur of loods, structuur XII. Hiervan viel slechts de noordwesthoek binnen de begrenzingen van het op te graven terrein. De funderingen waren steens opgemetseld met rode bakstenen van formaat 18 x 8 x 4 cm en schelpkalkmortel als voegmiddel. Inpandig waren nog resten van een plankenvloer aanwezig. De planken waren in de lengterichting van het gebouw gelegd. Het vloerniveau lag op -0,18 m NAP. Afgaande op de weergave van structuur XII in afbeelding 19 was het dak gedekt met verticale planken. Een pannendak is niet weergegeven. In afbeelding 19 wordt structuur XII weinig gedetailleerd weergegeven. Men dient zich dan ook afvragen of de spaarzame detaillering voldoende accuraat is om er conclusies aan te verbinden aangaande het uiterlijk en de gebruiksmogelijkheden.

Archeologische aanwijzingen voor het productieproces van zoutkeet ‘De Oranjeboom’.Hoewel de ovens op het eerste gezicht op elkaar lijken, zijn er enige verschillen. Zo zijn voor oven I en II verschillende typen baksteen gebruikt, al dient hierbij te worden opgemerkt dat niet alle bakstenen zijn bekeken22. Van oven nr. III werden in het beste geval nog maar twee baksteenlagen aangetroff en. Deze waren geheel verpoederd door de hoge temperaturen in de oven, waardoor de formaten niet konden worden vastgesteld. Belangrijker dan de kleine arbitraire verschillen zijn de overeenkomsten tussen de ovens. Zo werd bij alle ovens zand in plaats van mortel gebruikt. Dit heeft mogelijk met het

22 Zo kan bijvoorbeeld voor de eerste drie lagen van de oven dezelfde baksteensoort zijn gebruikt. Ook is het mogelijk dat het een mengelmoes van verschillende formaten en soorten was. Dit laatste komt vaak voor aangezien baksteen meestal werd hergebruikt. Hier dient echter bij vermeld te worden dat er geen specieresten op de bakstenen zijn aangetroffen. Het lijkt er dan ook sterk op dat gebruik gemaakt is van ‘restpartijen’ van ongebruikte bakstenen.

Page 27: Sout beter als Gout

27Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

tegengaan van barsten te maken. Een gemetselde muur zal veel minder kunnen uitzetten en krimpen dan een waarbij zand is gebruikt. Een andere overeenkomst zijn de stookgaten (afbeelding 16 en 18). Bij ovens I en II werden vier stookgaten waargenomen, die de ovenwand verdeelden in vier min of meer gelijke parten. Oven III had op de westelijke helft twee stookgaten, waardoor het erg waarschijnlijk is dat deze er eveneens vier heeft gehad. De breedte van de opening mat 0,4 tot 0,5 m. Waar de bodem van het stookgat nog intact was werd een vloertje aangetroff en van één laag straatklinkers die op hun lange zijde, in de lengterichting, waren neergelegd. Het grootst gemeten verschil tussen de bodem van het stookgat en de bovenzijde van de muur bedroeg 0,45 m. Alle stookgaten waren opgevuld met zeer grof baksteenpuin en as. Waarschijnlijk werden de stookgaten aan het eind van het stookproces opgevuld met dit materiaal om zo het vuur te smoren. Bij geen enkele oven werden binnen de ronde muren resten van stookvloeren aangetroff en. Het lijkt erop alsof rechtsreeks op het grijswitte zand werd gestookt. Naast de ovens werden wel restanten van vloeren aangetroff en. Deze waren gemaakt van rode geglazuurde vierkante plavuizen van verschillende afmetingen.

0 10m

‘TProoyen

N

Afbeelding 22. Vereenvoudigde weergave van de sporen uit fase 2. De palen uit het zuidelijk deel zijn zeker aan deze fase toe te schrijven. Van de noordelijke palen kon de fasering niet worden vastgesteld. Voor de volledigheid zijn deze hier eveneens afgebeeld. Het noorden is boven.

Page 28: Sout beter als Gout

28Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

De bakstenen aan de binnenzijde van de oven waren -waarschijnlijke door de verhitting- in slechte staat van conservering. De bovenzijde van de muren waren in een nog slechtere staat. Hier waren de afzonderlijke bakstenen niet meer te onderscheiden.Een opvallende overeenkomst is de terugkerende verstoring van de muren aan de noordzijde van de drie ovens. Een blik op de profi elen leert dat deze vergraving heeft plaatsgevonden nadat de ovens buiten gebruik waren gesteld.23 Een interpretatie als uitgegraven werkplek of extra stookgat lijkt hiermee uitgesloten. Waarschijnlijk hebben de verstoringen te maken met de ontmanteling van de ovens, waarbij de zoutpannen werden afgevoerd voor hergebruik of als oud ijzer. Het aardewerk uit deze kuilen kon bij benadering worden gedateerd in de 17e/18e eeuw. Vondstnummer 72 uit spoor 112 (bijlage 2) kon zelfs in de eerste helft van de 18e eeuw gedateerd worden. Na de bedrijfsbeëindiging in 1729 werden de zoutkeet en de ovens afgebroken en het terrein geëgalisserd.

23 Zie bijlage 5 en 6.

muurwerk

0 10m

‘TProoyen

N

Afbeelding 23. Vereenvoudigde weergave van de structuren uit fase 3. In het zuiden is structuur VI weergegeven, een mogelijke drogerij of rokerij. Het noorden is boven.

Page 29: Sout beter als Gout

29Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

Afbeelding 24a (boven): Uitsnede uit de militaire ‘bonnebladen’ uit 1877 met de onderzoekslocatie (rood omlijnd). Afbeelding niet op schaal.

Afbeelding 24b (midden): Uitsnede uit de topografi sche kaart van 1969. De onderzoekslocatie ligt bij de punt van de zwarte pijl. Afbeelding niet op schaal.

Afbeelding 24c (onder): Uitsnede uit de topografi scche kaart van 1981. De onderzoekslocatie ligt bij de punt van de zwarte pijl. Afbeelding niet op schaal.

Page 30: Sout beter als Gout

30Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

Fase 2: 1729 - derde kwart 19e eeuw.De tweede fase werd vertegenwoordigd door een gebouw waarvan de muren en funderingen verdwenen zijn (structuur V, afbeelding 21). Na de sloop van de zoutziederij werd op het terrein een rechthoekig gebouw aangelegd waarvan de exacte afmetingen niet meer te achterhalen zijn. De oriëntatie van het gebouw was noordwest-zuidoost. Of de aanleg direct na de sloop plaatsvond of dat het terrein eerst een tijdje braak heeft gelegen is niet meer aan te tonen. Waarschijnlijk had het gebouw een breedte van 3 á 4 m en een lengte van 8 á 9 m. Vermoedelijk is dit het gebouw dat is afgebeeld op de kadastrale minuut van 1827 (afbeelding 5). Het gebouw werd in ieder geval grondig gesloopt, er werden geen muurresten teruggevonden. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor de functie van het gebouw.

Fase 3: laatste kwart 19e eeuw - laatste kwart 20e eeuw.Structuur V was een gebouw waarvan de afmetingen 5 bij 11,5 m bedroegen (afbeelding 23). Het gebouw was opgedeeld in vijf kamers met afmetingen van 2 m bij 5 m en een gang voor de achterste kamer van 1 m bij 5 m. De funderingen waren opgebouwd uit afwisselend rood en geel baksteen van verschillende afmetingen. Waarschijnlijk betreft het hier een visdrogerij of -rokerij. Uit historische bronnen is bekend dat er in 1832 4 rokerijen in Monnickendam stonden. In dat jaar wordt er echter nog geen rokerij op ’t Prooyen vermeld. In 1876 gebeurd dit voor het eerst. In de militaire ‘Bonnebladen’ van 1877 is in ieder geval een gebouw weergegeven met eenzelfde oriëntatie als structuur V (zie afbeelding 24a). In iets gewijzigde vorm blijft dit gebouw afgebeeld worden in de topografi sche kaarten van 1949, 1960 en 1969 (zie afbeelding 24b). In 1981 is het langgerekte pand vervangen of onherkenbaar verbouwd (zie afbeelding 24c).

Page 31: Sout beter als Gout

31Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

Visrokerijen (naar Van ’t Hof 2004)

‘Drogerijen of rokerijen bestonden uit bakstenen bouwsels, die men rook- of bokkinghangen noemde, kamers met of zonder deur en een opening in het dak om de rook door te laten. In de zijwanden waren richels gemaakt waarin de speten pasten waaraan de haringen werden gere-gen en opgehangen. De richels begonnen op manshoogte en gingen dan met een hoogteverschil van 30 cm door tot in de nok van de “hanger”. De breedte van de hangen (hangers) was meestal een meter, de diepte varieerde van een tot zes meter. Een rookhok van één bij één meter heette in Monnickendam een kub, was deze tweemaal zo breed, dan sprak men van een dubbele kub.Aan de speet (een grenen stok van 1½ cm doorsnede) werden 20 stuks haringen ge-stoken. Tien speten droegen dus 200 ha-ringen en werden een tal genoemd. 50 tal (10.000 haringen) noemde men een last. In een hangen van een meter breed, vier meter diep en vijf meter hoog kon een last haringen tegelijk worden gerookt.’

De rokerij die tijdens de opgraving werd aangetroff en bevatte 5 rijen van 5 dubbele kubs. Wanneer we er vanuit gaan dat het gebouw vijf meter hoog is geweest konden er in deze rokerij 125.000 haringen tegelijk worden gerookt. Dat staat ongeveer gelijk aan14.000 kilo haring!

Afbeelding 25 (hier-boven) geeft een kijkje in de 19e/20e eeuwse rokerij. Te zien zijn de speten waar de haringen aan hangen. Onder de haringen brandt het rook of droog-vuur.

Afbeelding 26 (links). Opgravingsfoto’s van de rokerij zoals deze werd aangetroff en tijdens het onderzoek. De bovenste foto is richting het zuid-westen genomen. De onderste richting het westen.

Page 32: Sout beter als Gout

32Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

6. Synthese

6.1 Zouthandel en zoutziederijHarteveld (1968) onderscheidt drie perioden in de ontwikkeling van de Nederlandse zoutindustrie. De eerste periode eindigde rond 1500 en werd gekenmerkt door het darinkdelven. Darink is het zouthoudende veen dat vooral in Zeeland en de Zuidhollandse Eilanden onder een sedimentdek aangetroff en werd. Deze turf werd verbrand totdat er een zouthoudende as overbleef die gemend werd met zeewater. Deze vloeistof, zel genaamd, werd in grote open pannen ingedampt, waarna een ietwat vuilgrijs zout, het zogenaamde zelzout overbleef. Deze open pannen stonden meestal in kleine, slecht opgeworpen houten gebouwen, de zoutketen. De oudste bronnen over deze manier van zoutwinning in Nederland gaan terug tot de 8e en de 9e eeuw (Leenders, 2003) waar de zoutketen werden genoemd als geschenk aan een abdij op schouwen. In de 14e eeuw begonnen de Hollanders in navolging van o.a. de Duitsers en de Fransen hun zout te halen uit de baai van Bourgneuf, circa 200 km boven Bordeaux. Dit was het zogenaamde ‘baaizout’. Het betrof hier ruwzout dat verkregen werd door zeewater in grote bassins te laten verdampen. In de 14e en 15e eeuw bestond het darinkdelven en het raffi neren van ruwzout naast elkaar. In de loop van de 15e eeuw probeerden de overheden het delven van darink te verbieden aangezien er veel land verloren ging en het gevaar van dijkdoorbraken en overstromingen toenam (Brugmans 1968). De tweede periode, die loopt van ca. 1500 tot 1900, werd dan ook vooral gekenmerkt door een nederlandse zoutindustrie die vooral aangewezen was op de import van ruw zeezout en steenzout. In het eerste kwart van de 15e eeuw werd voor het eerst zout aangevoerd uit Brouage en de omliggende eilanden Ile de Oléron en Ile de Ré (Brugmans 1968). In de loop van de 16e eeuw overvleugeld het zout uit deze streek het baaizout. In deze periode nam tevens de zouthandel uit Spanje (Cadiz en San Lucar) en Portugal (Lissabon en Setubal) sterk toe. De kwaliteit van het zout afkomstig van het iberisch schiereiland was van een betere kwaliteit dan het Franse zout en dus ook meer gewild.24

De derde periode gaat in met de vondst van de steenzoutformaties aan het einde van de 19e eeuw in Oost-Nederland. De kleine zoutziederijen die afhankelijk waren van geïmporteerd ruwzout konden niet meer concurreren met de grote zoutfabrieken en verdwenen vrijwel compleet.De zoutvaart in de tweede periode richtte zich in grote mate op de Oostzeesteden en Finland. In de 15e eeuw ontwikkelde de Nederlandse kustvisserij steeds meer tot een zeevisserij waarbij vooral gevist werd voor de kust van Engeland en Schotland. De grotere afstand tot de kust in combinatie met de bouw van grotere schepen waar gekaakt en gezouten kon worden, zorgde voor een toenemende vraag van zout binnen Nederland. In de 16e eeuw nam het aantal zoutketen sterk toe. In het begin groeide het aantal zoutketen vooral in Zeeland en Zuid-Holland, waar traditioneel door het darinkdelven al veel zoutketen aanwezig waren, maar nadat dit systeem in onbruik was geraakt kon het aantal ook elders groeien. De aanvoer van het ruwzout over zee maakte dat er in de havensteden veel zoutziederijen werden opgericht. Uit historische bronnen is bekend dat er in de eerste helft van de 17e eeuw ongeveer 80 zoutketen in Enkhuizen stonden (Brugmans 1968). Deze bevonden zich in een soort industriegebieden aan de rand van de stad zodat de inwoners minder last hadden van de rook en de stank die dit soort werkzaamheden met zich mee bracht. Er

24 Aan het einde van de 16e eeuw kwam zelfs een deel van het zout uit het Caribisch gebied. Eerst dolf men illegaal zout in Punta Araya (tegenwoordig Venezuela). Toen dit gebied door Spaanse acties onbereikbaar werd verlegde men de aandacht naar o.a. Sint Maarten, waar grote zoutpannen werden aangelegd.

Page 33: Sout beter als Gout

33Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

moest ook toevoer zijn van water i.v.m. de aanwezigheid van bluswater in geval van brand en de aanvoer van zeewater en ruw zout voor het raffi nage-proces.Aan het einde van de 17e eeuw en in de loop van de 18e eeuw nam de zoutindustrie en de zouthandel sterk af. De Hollandse zeevisserij beleefde in deze periode een achteruitgang door de toenemende concurrentie van bijvoorbeeld Engeland en Noorwegen. Dit in combinatie met een gewijzigd consumptiepatroon waarin meer plaats was voor vlees en aardappelen, zorgde voor een daling van de eigen zoutbehoefte (Brugmans 1968). Hiernaast nam de algemene betekenis van de Hollandse stapelmarkt in deze periode sterk af. De goederen werden steeds meer direct van het productiegebied naar het consumptieland geëxporteerd. Het aantal zoutketen nam sterk af. De overgebleven zoutketen richtten zich vanaf dit moment voornamelijk op de lokale behoefte.

6.2. Het zoutziedprocesHet proces van zoutzieden met ruwzout verschilt niet veel van het proces zoals dat bij darinkdelven plaatsvond. Aan zowel het zelzout als het ruwzout werd zeewater toegevoegd. De aldus onstane zoutoplossing werd ‘pekel’ genoemd. Het zeewater werd aangevoerd door een zoutwaterschip, een hektjalk. Langs de mast was een grote pomp gemonteerd waardoor het zeewater de kade op of direct de zoutkeet in gepompt kon worden (Appel 1989). De pekel werd in grote pannen verwarmd waarin zich door de indamping zoutkristallen begonnen te vormen. Het verwarmen vond plaats door het stoken van een turf- of kolenvuur onder de pannen. Het pekel werd verhit tot ruim 100 graden celsius. De onzuiverheden in de pekel, vormden een vlies aan het oppervlak. Dit vlies werd vlak voor het einde van het zoutziedproces verwijderd (Harteveld 1968). Wat overbleef was geraffi neerd zout, klaar voor gebruik in de voedselverwerkende industrie en in de keuken.

Afbeelding 27. Zoutbereiding in de 17e eeuw. Naar Van Beverwijck (1652).

Page 34: Sout beter als Gout

34Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

De temperatuur van de oven bepaalde de grootte van de zoutkristallen. Voor de bereiding van fi jn zout was een temperatuur dicht bij het kookpunt nodig, waardoor het mengsel continu in beweging beleef. Voor de productie van grof zout was een temperatuur tussen de 40 en de 70 graden voldoende. De bereiding van grof zout gebeurde meestal in het weekeinde. Het vuur hoefde niet opgestookt te worden, de restwarmte van het vuur zorgde ervoor dat de temperatuur van het mengsel hoog genoeg was voor de indamping (Van de Venne 2008). Het zout zette zich op de bodem van de pan af en werd met een schuif aan een lange steel, de zogenaamde aanhaler, naar de kant gesleept en uit de pan geschept. Hierna werd het zout op planken of in rieten manden gedroogd alvorens het werd opgeslagen in de bergplaatsen die bij de zoutketen hoorden, de zogenaamde dennen. Deze dennen hadden een hellende vloer. Het laatste vocht kon hier binnen enkele weken uit het geraffi neerde zout lekken. Volgens een historische bron (de keuren van Reimerswaal van 1566) moest het zout minimaal 8 dagen op de denne gelegen hebben om een offi ciële export-”zoutbrief ” te kunnen krijgen. Deze wachttermijn diende mogelijk om te garanderen dat het zout goed droog was (Leenders 2003).Door historici is tot op heden weinig aandacht geschonken aan de gebruikte hulpmiddelen in het productieproces van de zoutziederij, wat nogal vreemd is gezien het belang van deze industrietak in de nieuwe tijd. In de inleiding van het hoofdstuk ‘Chemie’ in de Geschiedenis van de techniek in Nederland (Lintsen et al (red.) 1993) bijvoorbeeld, wordt zout slechts terloops genoemd. Over de afmetingen van de pannen is weinig bekend. Harteveld (1968) noemt een breedte van 8 á 10 m en een lengte variërend tussen de 10 en 20 m met een diepte van 0,4 to 0,6 m. Hij noemt echter niet zijn bronnen of de periode waarin deze afmetingen voorkwamen. Waarschijnlijk gaat het om 19e eeuwse pannen. Forbes (1968) gaf als maten 7 à 8 voet en een halve voet diep, dat overeenkomt met 2,1 tot 2,4 m en een diepte van 0,15 m. Ook hier is niet duidelijk waar en wanneer deze maatvoering werd gehanteerd, al lijkt het over de 16e eeuw te gaan. In een beschrijving uit 1745 wordt melding gemaakt van een ronde ijzeren pan van “ettelijke” voeten en “enkele” duimen diep (Leenders 2003). Deze pan zou hebben gerust op een stenen muur van 1,2 m hoogte.

6.3 ArcheologieBlijkens vermeldingen in oud kaartmateriaal moet een groot deel van de (zee)havensteden in Holland in de 16e en 17e eeuw vol hebben gestaan met zoutketen. Desondanks is er archeologisch weinig bekend over deze vroeg-industriële complexen. In een publicatie van Van de Venne (2008) waarin 100 ovens in 24 steden in Nederland worden beschreven, worden er slechts twee lokaties genoemd. De eerste locatie is Den Bosch waar in 2007 op het terrein achter de Hinthamerheinde een zoutziederij werd opgegraven. Er werd een kleine ca 2,3 m lange sleutelgatvormige oven aangetroff en. Boven het ronde deel hing waarschijnlijk een ketel waar het zout werd ingedampt. Het langwerpige deel werd gebruikt als stookgat. Deze oven wordt op basis van het baksteen in de 19e eeuw gedateerd. Hoewel uit historische bronnen bekend was dat dit terrein al in 1654 als zoutziederij in gebruik moest zijn geweest, zijn geen oudere ovens aangetroff en. Mogelijk liggen de ovens op aangrenzende percelen.De tweede locatie is de Karperkuil in Hoorn (Jacobs 2001). Hier werden in 2000 drie stookvloeren van verbrande bakstenen aangetroff en. De ronde stookvloeren hadden een diameter van 6,8 tot 7,6 m en waren omgeven met een concentrisch muurtje van gele bakstenen. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een gebouw. Volgens de auteur wordt het waarschijnlijk geacht dat het stoken in de openlucht plaatsvond. De stookvloeren die als onderdeel van een zoutziederij werden geïnterpreteerd

Page 35: Sout beter als Gout

35Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

worden in de late 18e tot de vroege 20e eeuw gedateerd. Waarschijnlijk heeft de zoutziederij tot in de 20e eeuw kunnen functioneren doordat Hoorn een grote zuivelmarkt bezat. Zout speelde zowel bij boter- als kaasbereiding een belangrijke rol.In de Zeeuwse delta zijn er op een aantal plaatsen aanwijzingen gevonden voor het darinkdelven (Leenders 2003). Zo werd er in Axel tijdens een onderzoek in 1968-69 een meters dikke zel-aslaag op het Karolingisch niveau aangetroff en. Tijdens opgravingen te Hulst in 2007 kwamen eveneens zellagen tevoorschijn (Kraker, Wielinga & De Koning 2008). Hiernaast werden enkele gegraven ronde containers aangetroff en met een diameter van ca 3 m. Deze containers waren aan de binnenzijde bekleed met kleiplaggen en werden waarschijnlijk gebruikt om de pekel in op te slaan voor het indampingsproces.

Afbeelding 28. Locatiereconstructie van in historische bronnen genoemde scheepshellingen en zoutketen, gebaseerd op de kaart van De Wit. Naar Appel (1989).

Page 36: Sout beter als Gout

36Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

6.4. De Oranjeboom25

In historisch onderzoek, uitgevoerd door Appel (1989), is gepoogd om een reconstructie te maken van de locatie van de scheepshellingen en de zoutketen in de periode tussen de 15e en de 18e eeuw, in het havengebied en langs ‘t Prooyen in Monnickendam. De oudste aanwijzing voor de aanwezigheid van zoutketen in Monnickendam heeft toevalligerwijs betrekking op de door ons onderzochte zoutziederij. De opgegraven zoutkeet droeg de naam ‘De Oranjeboom’ en werd voor het eerst genoemd in een acte over huwelijkse voorwaarden die is uitgegeven in 1614. Gezien de hoeveelheid beschikbare bronnen en de frequentie waarmee ‘De Oranjeboom’ in latere geschriften wordt genoemd is het waarschijnlijk dat de zoutkeet in het begin van de 17e eeuw werd gebouwd. De zoutziederij wordt verschillende malen genoemd in verpondingsboeken, verkoopactes, transportactes, overeenkomsten e.d. Op 30 juni 1723 wisselde de zoutkeet voor de laatste maal van eigenaar. In de verkoopacte wordt de keet genoemd met zijn ‘erf, zelhuijs, turfschuur en rommelschuur’. De keet was voorzien van ‘drie zoutpannen, vier kuipen, pedt- en (h)oesvat, mistgaeders alle gereedschappen’. In januari 1729 werd de keet afgebroken. Dit is terug te vinden in het memoriaal van Burgemeesters, waarin wordt vermeld: ”Van de keet d’Oranjeboom aen Willem Molendijk gelevert 2496 pont loot à f8.2.8. ‘t hondert pont”.De Oranjeboom was een van de laatste zoutketen die werd gesloopt. Op een aantal locaties waar zoutketen werden gesloopt werden scheepstimmerhellingen gebouwd. Dit is frappant aangezien uit verschillende historische bronnen blijkt dat er in de 17e eeuw veel scheepshellingen juist plaats moesten maken voor zoutketen. Waarschijnlijk nam de vraag naar schepen en scheepsreperaties zo sterk af dat er werd gezocht naar een nieuwe lucratievere inkomstenbron. De afname van het aantal scheepshellingen hangt mogelijk samen met de sterke opkomst van de scheepsbouw in de Zaanstreek tussen 1609 en 1648 (Vanoverbeeke 2005, Dautzenberg, Floore & Kist 2001).Volgens historici is er een algehele economische achteruitgang in het eerste kwart van de 17e eeuw in Monnickendam. Zo wordt er bij een nieuwe aanvraag om ‘doleantie’ van de verponding in 1615 een beeld van de stad geschetst zonder veel handel en nijverheid. Men is de ‘groote zeevaert quyt, de timmeragye teniet, de hellingen gants vergaen, de lijnbanen aff gebroken ende bij naeste teniet ende dat meer is’ (Vanoverbeeke 2005, 68, Appel 1979, 46). In deze tijd van economische malaise trad er binnen de stadsgrenzen een bevolkingsafname op die de teruggang van het aantal bewoners in de rest van Noord-Holland benoorden het IJ overschreed. Mogelijk trokken veel handelaren en werklui weg naar het relatief dichtbij gelegen Amsterdam waar de economische groei sinds het begin van de 16e eeuw enorm was.Waarom een afname van de algehele handel zorgde voor een toename van het aantal zoutketen is onduidelijk. Opvallend genoeg werd deze periode juist gekenmerkt door een afname van de haringvangst. De toename van de zoutindustrie lijkt gedeeltelijk parallel te lopen met de toename in de visverwerking en dan met name de ansjovisverwerking. In de 18e eeuw nam de ansjovisverwerking echter verder toe terwijl het aantal het aantal zoutketen juist afnam. De onverklaarbare groei van de zoutketen was dus van korte duur. Aan het einde van de 17e en in de loop van de 18e eeuw neemt de landelijke zouthandel door verschillende oorzaken af. De zeevisserij nam onder druk van toenemende concurrentie van ander landen en het verder verdwijnen van de haring, sterk af. Hiernaast werd de handel directer tussen productieplaats en consumptieland, waardoor het belang van de Hollandse stapelmarkten afnam.

25 Zie afbeelding 26.

Page 37: Sout beter als Gout

37Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

7. Dateringsonderzoek

Dankzij historische bronnen (Appel 1989) kon zoutziederij d’ Oranjeboom bij benadering worden gedateerd in het eerste kwart van de 17e eeuw. In 1614 verscheen de zoutziederij voor het eerst in de geschriften en er zijn geen aanwijzingen dat het bedrijf al veel eerder werkzaam was. De materiële cultuur sloot hierop aan. Er werden enkele fragmenten aardewerk aangetroff en, die een vrij lange looptijd hadden en die gedateerd konden worden tussen de 15e en de 17e eeuw, maar het merendeel van het aardewerk behoorde aan de periode 17e tot en met de 18e eeuw. De oudste scherf die aan een relatief korte tijdspanne kon worden toegeschreven is de eerder genoemde scherf van het majolika bord, aangetroff en tijdens het inventariserend veldonderzoek (Gerritsen 2007, 15). Deze kon in de tweede helft van de 17e eeuw geplaatst worden. De door historische bronnen overgeleverde einddatering van de zoutziederij valt in de eerste helft van de 18e eeuw (1729) en sluit eveneens aan op de materiële cultuur. Er zijn ten noorden van de ovens een aantal kuilen aangetroff en die aan de hand van het aangetroff en aardewerk in de 17e of 18e eeuw kunnen worden gedateerd. Eén van de kuilen (spoor 112) kan zelfs door de aanwezigheid van een tweetal majolicaborden en een steengoed mineraalwaterkruik in de eerste helft van de 18e eeuw worden gedateerd. De kuilen konden op stratigrafi sche grond ná de buitengebruikstelling van de ovens en vóór verder gebruik van het terrein gedateerd worden. Het materiaal sluit hier dus wederom goed aan bij de historische bronnen.Het totaal aantal gevonden scherven is opvallend laag (n = 263). Het merendeel van de fragmenten valt in de periode 17e/18e eeuw. Er zijn slechts 5 fragmenten (2 %) die met zekerheid aan de 19e eeuw konden worden toegeschreven. Het overgrote deel (60 %) van het aardewerk bestond uit rood geglazuurd aardewerk (afbeelding 27). In afnemende percentages kwamen verder voor: fayence (17 %), wit groen of geel geglazuurd aardewerk (15 %), geglazuurd steengoed (4 %), industrieel wit (2 %), porselein (1 %) en majolica (1 %).

roodfayence

majolicaindustrieel wit

wit

steengoed geglazuurdporselein

Afbeelding 29. De relatieve verdeling van het tijdens de opgraving aangetroff en aardewerk.

Page 38: Sout beter als Gout

38Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

8. Conclusies en beantwoording vraagstelling

In het onderstaande worden de onderzoeksvragen uit hoofstuk 2 beantwoord.

• Tot welk(e) complextype(s) behoren de archeologische resten?

Er zijn resten blootgelegd van open ovens binnen een gebouw, de zogenaamde zoutketen. Beide vallen binnen de complextype: Economie, zoutwinning/moernering (EGZW). Hiernaast is mogelijk een woonhuis aangetroff en, deze valt binnen het complextype: Nederzettingstype, stad (NS). Als derde is er een haringrokerij gevonden, die valt binnen de complextype: Economie, visserij (EVX).

• Wat is de algemene datering van de aangetroff en complextypes (uitsplitsen in fasen)?

Fase 1: complextype: EGZW, datering: NTA-NTB, ≤ 1614 - 1729.Fase 2: complextype: NS, datering: NTB, 1729 - derde kwart 19e eeuw.Fase 3: complextype: EVX, datering: NTC, laatste kwart 19e eeuw - laatste kwart 20e eeuw.

• Kunnen aparte vindplaatsen onderscheiden worden en zo ja wat is hun begrenzing?

De ligging van het plangebied viel geheel binnen de belangrijkste vindplaats, de zoutkeet genaamd ‘d’Oranjeboom’ uit de 17e en 18e eeuw. • Zijn er delen van het terrein verstoord, zo ja waar en tot welke diepte? Wat is de oorzaak van de verstoring?

De achterzijde van het terrein was al voor aanvang van het proefsleuvenonderzoek uitgegraven. De reden hiervan is niet bekend (Gerritsen 2007). Waarschijnlijk is dit tijdens de sloop gebeurd. Aan de noordzijde van werkput 4 was een grote verstoring aanwezig. De uiteindelijke diepte is niet vastgesteld, maar de verstoring gaat dieper dan een meter. Deze verstoring is een gevolg van bodemsanering.

• Wat is de ouderdom van de zeewering en kade aan de zijde van de Gouwzee (=het water tussen Marken en Waterland, waaraan ’t Prooyen gelegen is)?

Deze vraag kan niet worden beantwoord. De interpretatie als dijk van de kleilaag, die werd waargenomen tijdens het ivo aan de noordzijde van het terrein, kon worden weerlegd. De kleilaag was over grotere delen van het terrein aanwezig en moet als ophogings- of egalisatielaag worden gezien.

• Is de zeewering/kade in één keer aangelegd of is er sprake van een ontwikkeling waarbij het maaiveldniveau van de kade geleidelijk is opgehoogd? Welke fase(n) (datering?) kunnen onderscheiden worden?

Deze vraag kan niet worden beantwoord. De kades liggen waarschijnlijk onder de huidige weg, buiten het bereik van de opgraving.

Page 39: Sout beter als Gout

39Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

• Kan aan de hand van dit onderzoek aangegeven worden wanneer het terrein ontgonnen is en op welk moment het binnen het stedelijk gebied van Monnickendam is geraakt? Dit kan bijvoorbeeld blijken uit de demping of afdekking van ontginningssloten met bouwafval (baksteen- en mortelgruis) en/of huishoudelijk afval.

Er wordt op basis van historische gegevens vanuit gegaan dat dit deel van Monnickendam reeds in de 13e eeuw binnen het stedelijk gebied viel. Er zijn echter geen vondsten en sporen uit deze of oudere perioden aangetroff en. Uit een aantal boringen blijkt dat dieper in de bodem nog wel oudere structuren aanwezig kunnen zijn.

• Tijdens het inventariserend veldonderzoek (Gerritsen 2007) zijn de funderingen van twee stookplaatsen van een zoutkeet aangetroff en op het terrein. Vergelijk - indien mogelijk - de constructiewijze en producten van deze zoutkeet met die van soortgelijke productiesites.

De constructiewijze van de drie aangetroff en stookplaatsen bestond uit een bakstenen, cirkelvormige muur. De buitendiameter was ca. 6 meter en de binnendiameter ca. 5 meter. Twee van de drie stookplaatsen hadden vier stookgaten. Hierlangs kon de stookplaats van brandstof worden voorzien, het vuur belucht en de as verwijderd. Tijdens het laatste stookproces, voorafgaand aan de buitengebruikstelling van de zoutkeet werden de stookgaten afgedicht met as en baksteenpuin. Vermoedelijk was dit de gebruikelijke methode om het vuur te smoren juist vóór het bereiken van het gewenste eindproduct. De derde stookplaats is niet volledig opgegraven, maar had zeer waarschijnlijk een vergelijkbare constructie. Voor de constructie van de stookplaatsen heeft men geen gebruik gemaakt van mortel. De reden lag waarschijnlijk in de grote temperatuursverschillen binnen de stookplaatsen. Een constructie zonder mortel kon vermoedelijk beter de uitzetting en krimp tijdens het stookproces opvangen, waardoor de constructie minder snel te lijden zou hebben van scheuren en barsten.Hoewel elke Hollandse stad vaak meerdere zoutketen moet hebben gekend, zijn deze industriële complexen tot op heden slechts zelden het onderwerp van archeologisch onderzoek geweest. De enige vergelijkbare vindplaats werd in 2000 opgegraven in Hoorn (Jacobs 2001). Hier waren drie ronde stookplaatsen van verbrande bakstenen aangetroff en, met een buitendiameter van 6,8 tot 7,6 m. De stookplaatsen werden geïnterpreteerd als onderdeel van een zoutziederij uit de late 18e tot de vroege 20e eeuw. De vloer van deze ovens was geheel geplaveid met verbrande bakstenen. De stookplaatsen aan ‘t Prooyen in Monnickendam hadden geen geplaveide vloeren. Dit verschil tussen beide vindplaatsen kan echter van ondergeschikt belang worden geacht.Zoutziederijen leverden producten voor vele verschillende toepassingen. De kwaliteit van het eindproduct werd bepaald door de mate waarin verontreinigingen werden afgeschept. De korrelgrootte werd bepaald door de stooktemperatuur. Een zoutkeet kon deze variatie in kwaliteit en korrelgrootte met gebruik van dezelfde productie-middelen bereiken. Het is daarom op basis van de archeologische gegevens onmogelijk gefundeerde uitspraken te doen over de kwaliteit en de toepassing (lees: de afzetmarkt)van de producten van de zoutkeet aan ‘t Prooyen in Monnickendam.

Page 40: Sout beter als Gout

40Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

• Zijn er naast de ovens nog andere aanwijzingen gevonden die kennis toevoegen over het productieproces van zout?

Met behulp van literatuuronderzoek en interpretatie van een afbeelding van de zoutkeet in een historische kaart kon een globale reconstructie worden gemaakt van de interne indeling en het gebruik van de verschillende ruimten van de zoutkeet.26

• Is het mogelijk de periode waarin het terrein deze functie had op basis van de resultaten van de opgraving te begrenzen? (Vergelijk met resultaten uit het bureauonderzoek en historisch kaartmateriaal).

Ja, dit is mogelijk gebleken. De dateringen van het archeologisch vondstmateriaal uit de aangetroff en gebruiksfasen van het terrein sluiten goed aan bij historisch kaartmateriaal en historische gegevens over het terrein.27

• Zijn er binnen de periode van de zoutkeet zelf nog ontwikkelingen waar te nemen die licht werpen op ontstaan, groei, bloei en verval van de vroeg-industriële activiteiten op het terrein?

Ja, vooral de aanvang, groei en bloei van de zoutkeet konden met behulp van archeologische gegevens en historische kaartbeelden worden gereconstrueerd.28 de ovens werden relatief kort gebruikt. Het economische verval van de zoutkeet was in archeologisch opzicht niet traceerbaar.

• De resultaten van het inventariserend veldonderzoek (Gerritsen 2007) wijzen in de richting van een verschuiving van de functie van de te onderzoeken percelen van die van vroeg-industrieel complex naar die van ‘wonen’. Gerritsen (idem) dateert deze verschuiving in de late 17de of 18de eeuw. Is deze verschuiving door middel van stratigrafi sche positie en/of geassocieerd vondstmateriaal nog scherper te dateren?

De veronderstelde verschuiving van vroeg-industrieel complex naar een woonfunctie in de late 17e of 18e eeuw kon niet worden bevestigd door de resultaten van de opgraving. Het terrein is vermoedelijk niet in gebruik geweest als woonplaats, al is dit niet geheel uitgesloten in de periode direct na de beëindiging van de zoutkeet in 1729.29

• Hoe heeft het gebruik van de betreff ende percelen zich ontwikkeld? Kunnen meerdere archeologische fasen onderscheiden worden en, zo ja, in welke mate zijn deze aaneensluitend?

Er konden drie fasen worden onderscheiden. In de eerste fase (≤ 1614 - 1729) werd het terrein gebruikt door zoutkeet ‘De Oranjeboom’.30 In de tweede fase (1729 - derde kwart 19e eeuw) werd een gebouw opgericht op de achterzijde van de percelen.31

Mogelijk is dit gebouw weergegeven in de kadastrale minuut van 1827.32

26 Hierover kunt u meer lezen in § 5.2.27 Hierover kunt u meer lezen in hoofdstuk 7.28 § 5.2.(fase 1a en 1b).29 § 5.2.(fase 2).30 Afbeelding 15 tot en met 21.31 Afbeelding 22.32 Afbeelding 5.

Page 41: Sout beter als Gout

41Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

In de derde fase (laatste kwart 19e eeuw - laatste kwart 20e eeuw) werd het terrein gebruikt door een visrokerij.33 Uit de opgravingsgegevens kon niet worden geconcludeerd of het terrein tussen de onderscheiden drie fasen braak heeft gelegen.

• Geven de resultaten van de opgraving een indicatie van de aard van de bewoning, alsook van de grootte en de sociaal-economische positie van de bewonersgroep(en)?

Het plangebied is door de eeuwen heen waarschijnlijk uitsluitend in gebruik geweest voor (vroeg-)industriële activiteiten. Ook is het aantal aangetroff en vondsten uit ophogingslagen te laag om algemene uitspraken over het welstandsniveau van de wijk of de stad mogelijk te maken. De aangetroff en vondsten van keramiek passen echter goed in de mogelijke huisraad van de lagere sociale klassen. • Wat is de ouderdom van sporen en/of spoorgroepen?

Alle tijdens het onderzoek aangetroff en sporen en/of spoorgroepen vielen binnen de fasering in § 5.2.

• Hoe is de fysiek-landschappelijke ligging (controle van - en eventueel aanvulling op - de geomorfologische kaart) en hoe ontwikkelde zich het grondgebruik vanaf de laat-middeleeuwse ontginning?

Hier kunnen geen aanvullende uitspraken over worden gedaan. Uit de grondboringen is komen vast te staan dat er zich waarschijnlijk nog archeologische resten onder de zoutziederij op grotere diepte bevinden. De natuurlijke ondergrond is tijdens de opgraving niet bereikt.

• Hoe vertalen zich de aangetroff en vondstgroepen (organisch en anorgisch) naar de sociaal-economische situatie van de gebruikers/bewoners van het onderzoeksterrein?

De hoeveelheid aangetroff en vondsten was zo gering dat er geen gefundeerde uitspraken gedaan kunnen worden over de sociaal-economische positie van de gebruikers.

33 Afbeelding 23 en 24.

Page 42: Sout beter als Gout

42Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

9. Samenvatting

Tussen dinsdag 8 en woensdag 16 januari 2008 is in opdracht van Leguit & Roos door Hollandia Archeologen een opgraving uitgevoerd op het terrein aan ’t Prooyen 2-3 in Monnickendam, gemeente Waterland. Tijdens het inventariserend veldonderzoek dat hieraan vooraf ging werden twee ronde ovens ontdekt. Tijdens de opgraving werd nog een derde oven blootgelegd, evenals het gebouw waarin de ovens stonden. Door een grondige bestudering van de opgravingsgegevens, gecombineerd met historisch kaartmateriaal en de uitkomsten van historisch onderzoek door Appel (1989) konden de ovens en het gebouw worden geïdentifi ceerd als de resten van zoutkeet ‘De Oranjeboom’ die werd opgericht in de vroege 17e eeuw. Binnen de archeologische resten van deze zoutkeet konden twee bouwfasen worden onderscheiden (fase 1a en fase 1b). De zoutkeet werd opgegeven in 1729.Tussen 1729 en het derde kwart van de 19e eeuw lag het plangebied grotendeels braak. Slechts achter op de percelen stond een gebouw, waarvan slechts de palenfundering werd aangetroff en (fase 2).In de late 19e eeuw werd het plangebied in gebruik genomen door een visrokerij. De bebouwing van deze visrokerij bleef tot diep in de 20e eeuw in min of meer ongewijzigde contouren bestaan. In de laatste kwart eeuw werd het pand vervangen óf onherkenbaar verbouwd.Onder het diepst opgegraven vlak lag een ophogingspakket van zand. Mogelijk zijn er nog oudere, archeologisch belangwekkende resten onder dit pakket aanwezig.

Page 43: Sout beter als Gout

43Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

Literatuur:

Appel, L. 1989: Scheepstimmerwerven en zoutketen te Monnickendam, in: Jaarverslag “Oud Monnickendam”.

Berg, G.T.C. van den, 2007: Programma van Eisen ’t Prooyen 2-3, Monnickendam, gemeente Waterland.

Beverwijck, J. van, 1652: Schat der Gesontheidt.

Brugmans, I.J., 1968: De zoutpilaar van nederlands economische ontwikkeling, in: R.J. Forbes, Het zout der aarde.

Bos, J.M., 1989: A 14th century industrial complex at Monnickendam (Prov. North Holland) and the preceding events, in: H.A. Heidinga & H.H. van Regteren Altena, Medemblik and Monnickendam, aspects of medieval urbanization in Northern Holland (Cingula 11).

Dautzenberg, M.J.J./Floore, P.M. & B. Kist, 2001: Zaanse Scheepsbouw, opgravingen aan de Hogendijk te Zaandam 1998-1999 (Hollandia reeks 4).

Dautzenberg, S, 2006: Archeologisch inventariserend veldonderzoek Rozendaal 10 te Monnickendam (Hollandia reeks 92).

Gerritsen, S., 2007: Inventariserend veldonderzoek (proefsleuven) aan ‘t Prooyen, Monnickendam, gemeente Waterland (Hollandia reeks 169).

Forbes, R.J., 1968: Zoutzieden door de tijden, in: R.J. Forbes (ed.), Het zout der aarde.

Forbes, R.J. (ed.), 1968: Het zout der aarde.

Haartsen, A. & C. ten Oever-van Dijk, 2001: De cultuurhistorie van Waterland en Zaanstreek (inclusief Beemster en Schermer).

Harteveld, R.B., 1968: Zoutwinning en zoutzieden in Nederland, in: Forbes (ed.), Het zout der aarde.

Heidinga, H.A. & H.H. van Regteren Altena, 1989: Medemblik and Monnickendam. Aspects of medieval urbanization in northern Holland, in: H.A. Heidinga & H.H. van Regteren Altena, Medemblik and Monnickendam, aspects of medieval urbanization in Northern Holland (Cingula 11).

Hof, P. van ‘t, 2004: Visserij en visverwerking in Monnickendam, in: H. Voogel/P. van “t Hof/C. Lagrand, Het ontstaan en de geschiedenis van Waterland en Monnickendam, Cursus ten behoeve van de stadsgidsen van de Vereniging Oud Monnickendam.

Jacobs, E., et al., 2002: Karperkuil, een 17e eeuwse scheepswerf te Hoorn (STAR-rapport 1).

Korf, D., 1981: Nederlandse majolica.

Page 44: Sout beter als Gout

44Archeologische opgraving aan ‘t Prooyen 2-3, te Monnickendam, gemeente Waterland

Kraker, A. de/R. Wielinga & D. de Koning, 2008: Middeleeuws proces van zoutzieden als experiment herhaald, in: Westerheem, jaargang 57.

Leenders, K.A.H.W., 2003: Middeleeuws zout uit de Delta. Status questiones als basis voor nader onderzoek.

Lintsen, H.W., et al. (eds.), 1993: Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800 - 1900, deel IV, Walburg Pers, Zutphen.

Overbeeke, A.P. van, 1980: De gemeente Monnickendam, kandidaatsscriptie sociale geografi e (niet gepubliceerd).

Overbeeke, A.P. van, 2005: Monnickendam in Waterland, landschap en stadsbeeld vanaf de Middeleeuwen.

Vanoverbeke, R.W., 2007: Archeologisch bureauonderzoek ‘t Prooyen 2-3 te Monnickendam, gemeente Waterland (Hollandia reeks 137).

Wullink A.J. & M. de Wit, in: Archeologische kroniek van Holland over 2005, Monnickendam-Bloemendaal 2, HOLLAND 38.

Venne, A. van de, 2008: Poken en stoken, brouwen en koken, Archeologie en geschiedenis van 100 ambachtelijke ovens (AWN-monografi e 4).

Page 45: Sout beter als Gout

(-0.08)

-0.00

-0.05

-0.02

-0.04

+0.05

-0.29-0.18

-0.17

-0.03

-0.02

-0.00

-0.20

-0.13

-0.06

-0.03

-0.06

-0.10

-0.03

(-0.33)

-0.21

-0.02

+0.12

+0.03

-0.04

-0.00

(-0.28)

-0.06

-0.18

-0.08

(-0.30)

-0.20

-0.10 -0.01

+0.11

-0.04

+0.13

-0.22

-0.13

ok-0.40

ok-0.26

(-0.28)

S 88

S 95 S 102

S 101

S 49

S 84

S 83

S 34

S 87

S 87

S 86 S 86

S 45

S 89

(S 85Zs1 ligegr)

S 34

S 89

S 90

S 96

S 107

S 91S 106

S 97

S 93

S 100

S 108

S 72 S 77

S 71

(S 82)S 73 S 78

S 75 S 81

S 70 S 79

S 74 S 80

S 99

S 98

S 94

S 104S 109

S 105

103

063

060

067

065

066

+0.46

+0.41

+0.20

+0.24

+0.20+0.20

+0.19+0.20

+0.20

+0.20

+0.20

+0.17

+0.24

+0.29+0.40

+0.20

+0.20

+0.20

+0.21

+0.19

+0.13

+0.42 +0.52

+0.41

+0.18

+0.46

+0.43

+0.47

+0.40

+0.49

+0.38

+0.28

ok -0.08

ok -0.31

ok -0.29ok -0.10

ok -0.00

ok +0.32

+0.41

+0.62

+0.13

+0.13

+0.08

+0.13

+0.60

ok +0.26

ok +0.22

ok +0.20

+0.60ok +0.20

+0.65

ok +0.27

ok +0.28+0.23

+0.33

+0.53

+0.38

S 51

S 50

S 56

S 55

S 54

S 60

S 59

S 61 S 63

S 66

S 65

S 67

S 68 = S 51Ks1 orgr+as +hk3

S 64

S 58

S 62

S 43

S 46

S 34

S 34

S 40

S 39

S 38

S 69

S 37

S 42

S 35

S 36

S 48

S 50

S 53

S 52

S 47

S 49

IVO PR. SLEUF

068

059

053

052

050

055

057

054

do 2do 5

S57

+0.16

ok -0.28

Ks2 brgr

(-0.29)

9 lagen

-0.09

ro bst 20x8x3

ok -0.19 3 lagen

+ 0.64

fragm maalsteen

Ks2 dogr/blgr gevl

ge+or bst 17x8x4

4 lagen

(Zs1 gegr-ligr+brokken Ks2 blgr)

ro bstn 16x7.5x3.5, sch mo

ro bstn 25x12x5, sch mo

ro bstn 18x8x4, sch mo

+0.18

orro bstn half en heel24x12x4.5

ZS1 gegr

S41

ro bstn 18x8x4, sch mo

x: 131.300,82y: 496.904,00

x: 131.306,96y: 496.896,12

Waterland, Monnickendam, 'T Prooyen 2-3 Omn: 26098Bijlage 1: Werkput 3, Vlak 1-2 Schaal 1 : 50Bij mogelijke onduidelijkheden zijn hoogtes en sporen van vlak 2 resp. afgebeeld met haakjes en stippellijnen

0 5 m

verstoring

vondst nr.

spoornr.spoornr. putwandS 454

vloer

muurwerk

n.a.p. n.a.p.- 0.92

kopshout

langshout065

Page 46: Sout beter als Gout

-0.31

-(0.36)

(-0.34)

(-0.29)

-0.37 (-0.33)

(-0.31)

-0.30

(-0.31)

-0.24

-0.28

(-0.33)

+0.01

-0.05

-0.12

-0.12

-0.12

-0.06

+0.10

+0.01

+0.10

+0.21, 5 lagen +0.16

+0.46

+0.42

-0.04

-0.04

+0.04

-0.02

+0.08

+0.13

-0.02

+0.12

-0.06

+0.12

-0.12

+0.17

+0.14

+0.12

+0.12

+0.12 , 1 laag

+0.29

+0.29

+0.09

+0.18

+0.05

+0.05

-0.02

+0.15

+0.12

+0.16

-0.01

-0.22

(-0.34)

-0.22-0.12

-0.25

+0.01

ok-0.03

ok-0.53

ok-0.18

ok-0.27

+0.28

+0.02

-0.16-0.12

-0.08

S 130S 153

S 119

S 119

S 136

S 135S 134

S 140

S 141

S 142

S 143

S 144

S 148

S 149

S 145

S 146

S 147

S 150

S 139

S 138

S 137

S 119

S 113

S 115

S 114

S 117

S 116

S 118

S 121

S 121

S 111

S 127

S 126

S 112

S 132

S 133

S 128

S 122

S 110

S 120

S 125

S 120

S 121

S 131S 123

S 124

IVO- P SLEUF

073

071072

076

081

080

069

079

do 7x: 131.302,57y: 496.918,05

do 8x: 131.294,68y: 496.911,91

-0.18

Zs1 wigegr(vlak 1 en 2)

-0.19

+0.28

onderste versn -0.03

do 9x: 131.282,85y: 496.902,68

orro bstn 18x8,5x4znd als mo

+0.17

S130

ok -0.30

(-0.29)

half bstn ?x15x3

S 113

S 113

079

+0.23+0.01

+0.12

ro bstn halfjes ?x10x4,5sch mo, 4 lagen max

ok -0.12

ro bstn 17x8x4

ge bstn 18x8,5x4

(Zs1 wigr +sch3)

Zs1 gr-brgr

ro bstn18,5x9x4geen mo 1 laag

orro gevlappelbloesem18,5x9x5

max 5lagenro bstn 19x9,5x4,5geen mo

orro bstn 18x9x4

orro bstn 23x11x5,5sch mo max 5 lagen

lige 2 lagen19x9x4geen mo

uitsparingin ond. 2 lagen

uitsparingin ond. 2 lagenmet houten goot

ok -0.06

+0.18

orro bstn 18x9x4 sch mo

do 6x: 131.288,98y: 496.894,80

orro bstn 18x9x4 sch mo

Zs1 wigr

Zs1 gegr (vleilaag)

Zs1 wigr

lm orro +as3

lm orro +as3

dogrzw hk3, as3

brgr en or verbr. mat-0.00

S122

dobr gr Zkx (verstoring sanering)S129

ok +0.01

8 lagen diepge or bst17x8x3,5znd als mo

ok -0.06

ok -0.22

bov. 2 lagen gedaarond. ro bst23x11,5x5,5

-0.05

Zkx brgr

or en ge bstn19x9x4 en 17x8x4znd als mo

ond. laag ro bstn 22,5x11,5x5

or bstn 18x9x4

ge en ro en or bstn16x8x4 en 19x8,5x4en 21x9x5 harde sch mo

140 lang

078

ro plvs geen glazuur15x15x2,5

ok minimaal -0.50 (ok niet waargenomen)

Waterland, Monnickendam, 'T Prooyen 2-3 Omn: 26098Bijlage 2: Werkput 4, Vlak 1-2 Schaal 1 : 50Bij mogelijke onduidelijkheden zijn hoogtes en sporen van vlak 2 resp. afgebeeld met haakjes en stippellijnen

0 5 m

verstoring

vondst nr.

spoornr.spoornr. putwandS 454

vloer

muurwerk

n.a.p. n.a.p.- 0.92

kopshout

langshout065

Page 47: Sout beter als Gout

(-0.29)

(-0.33)

(-0.33)

-0.30

(-0.27)

(-0.31)

S 175

-0.06+0.07

+0.21

+0.13

+0.05

+0.01

+0.19

+0.32

+0.30

+0.27

+0.27

+0.20

+0.24

ok-0.77

+0.32

ok-0.11

+0.34

+0.09

ok-0.15

ok-0.08

+0.31

+0.27

+0.30

+0.09

ok-0.10

+0.28ok-0.10

(-0.32)

+0.01ok-0.16

ok-0.17

+0.27

+0.09

+0.13

+0.13+0.06

+0.16

-0.10

+0.10

-0.06

-0.11

ok-0.23

+0.47

+0.29

+0.01

-0.09

-0.10

-0.10

+0.04

+0.04

-0.16

-0.01

-0.16

-0.03

+0.01

ok+0.14 ok+0.00

-0.04

S 165

S 176

S 167

S 168

S 177

S 171

S 172

S 172S 160

S 157

S 159

S 164

S 162

S 172

S 173

S 156

S 161

S 154

S 155

S 152 S 151

S 130

S 169

S 178

S 170

S 166

bstn ro en ge25x 12x5 ro? x 9x4,5 ge

rioolbuis

ivo-p sleuf

082

083

084

087

086173

076

M 075

-0.04

do 8x: 131.294,68y: 496.911,91do 9

x: 131.282,85y: 496.902,68

Zs1 wigr077

zw hk3orro as

orro as

zw hk3

(zw hk +as)

9lagenorro bstn

ivo-p sleuf

Ks2 gn gr

Zs1 wigr +bstn1+dakpan1

or bstn 18,5x9x5znd als mo

(-0,25)

Zs1 ligr wigr+bstnpuin

Ks2 blgr+Zkx brgr+bstnpuin1

(-0.30)

S 172(2e niv.)

+0.08

ZS1 lige

Zkx dobr gr

orro as dgrzw hk3 (zw hk3)orro as

as orge +hk vlekken(orro as +hk vlekken)

do 1x: 131.314,86y: 496.902,27

(Zkx dogr +bstn1)

ro bstn sch mo17x8,5x4

(Zs1 wigr +bstn1+dakpan1)

4 lagen or en ge bstn

ro plvs13x13x2,52-zijd glaz

rollaagdrempel

Zs1 ligr

(-0.30)

S158-0.06 2e niv.2e niv plvs

ro 16x16x3

Ks2 gr

ro plvs18x18x2

do 2x: 131.306,97y: 496.896,13

Waterland, Monnickendam, 'T Prooyen 2-3 Omn: 26098Bijlage 3: Werkput 5, Vlak 1-2 Schaal 1 : 50Bij mogelijke onduidelijkheden zijn hoogtes en sporen van vlak 2 resp. afgebeeld met haakjes en stippellijnen

0 5 m

verstoring

vondst nr.

spoornr.spoornr. putwandS 454

vloer

muurwerk

n.a.p. n.a.p.- 0.92

kopshout

langshout065

Page 48: Sout beter als Gout

Zs1 gr+hk Zs2 d.br h2

Zs1 gr+hkZkx br/gr Vk3 br/zw

Ks1 grKs2 d.gr+hk

Ks1 bl gr

or ro as + hk

or ro as + hk

do gr zwas + hk ?

Ks1 grKs1 bl/gr

Zk1 br/gr Ks1 ro/gr+ Sch3 Ks1 br/gr + Sch3

Ks3 br/gr zand(insteek muur)

Ks3 br/gr + puin+hkKs2 bl/gr

Ks1 gr

Ks2 brgr

Ks2 gl/grZs1 wit/gr + mo + bakstn

S 54

S 98S 75

S 61

S 64as

S 38

Ks1 gr+bakst+mo ?

verstoord(ivo-p sleuf)+0.50

zuid-profiel werkput 3 foto 44

Ks1 br/gr+schelp1+puin3

teer+kiezels+as

puinl.bakst. concentratie

Ks1 l.grKs1 l.gr+as+puintjes+mo

Ks1 d.gr+as+hk+puin

Ks1 d.br/gr+zand+puin

Ks1 gr+zand+puin+mo

Ks1 gr+zand+or ro as+mo1

Ks1 d.br/gr+zand

Ks2 br/gr+zand+mo1

Ks2 br/gr+hk2

Ks2 br/gr+hk2Ks1 br/zw+hk3+as

Zs1 gr/witZs1 l.br/gr

+0.50

oost-profiel werkput 3 foto 43

Zs1 l.gr Zs1 l.gr+schelp3Zkx d.gr Zkx d.br/gr+puin

grof puin (afbraak)Ks2 gr-gr/gr af en toe bstn puinZs1 gr Zs1 gr

Zs1 d.gr

Zs1 d.gr-grZs1 + schelp 3 Zs1 gr

Zkx d.br/gr hetrog. Zkx + Zkx gem.+mo+puin

Ks2 d.gr+hk+puinrioolbuis

Zs1 gr Ks1 bl/gr-grKs1d.gr+hk

Zs1 grZs1 gr+sch

Ks1 bl/gr-gr

Ks2 d.gr+mo2+puin

Ks1 bl/gr-grKs1d.gr+hk

Ks1+Zkx d.gr gemengd

Zs1 wi/gr

S 179?+0.20

noord-profiel werkput 5 en 6 foto 55

090

Zk? br/gr+puin Zs1 wi/gr

Zs1 wi/gr

Ks2 d.gr+zand

verbrand bkst

Zs? gr+puin

Ks? d.gr+puinZkx d.gr+brokken Ks2 bl/gr

oranje as+hk lagen

oranje as+puin(afbraak ovenm.)

verbrand materiaal?zw. as+hkKs1 zw/gr+hk+grof puin

zw.hk

as+hk+puin(afbraak ovenm.?)

as Ks2 d.gr+hk2+brokken as as+hk gelaagdheid Ks2 br/gr hetrogeen

Ks2 gr +puin

Ks2 gr+brokken Ks2 br/gr h2

+0.20

oost-profiel werkput 5 foto 53

S 176S 171

S 178

S 173S 169

Ks2 gr

schelpl.

M 089

Gem. Waterland, Monnickendam, 'T Prooyen 2-3 Omn: 26098Bijlage 4: Profielen do Schaal 1 : 50

0 2,5 m

vondst nr.

vloer

muurwerk

kopshout

langshout065

M 65 monster nr.

0,5 m van hml

Zkx brgr + grof bakst.

S91

or ro

Zkx brgr(insteek muur)

Ks1 br/gr+bakst1+aw1(slootje?)

S 34

4,2 m vanaf piket 3

piket 1

piket 1

Page 49: Sout beter als Gout

^ foto 9

^ foto 14 ^ foto 11 ^ foto 15 ^ foto 16

V2S2 S1

V3

Ks1 do gr

+0,68

2 lagen diep

Ks1 gr

Ks2 do brgr h2

Zs1 glgr

poer

V15

V4

S3V11

+0,15

+0,73+0,54

afwisselend gl en rdbkstn 17x7x4 cmlosse kalkmortel

Ks1 gr en sch

Ks1 do gr

+0,87

afwisselendgl en rd bkstnmeer rd 18x9x3,5

V12

V5

V13

+1,10

V7

V6

S4S6 S9

+0,01

Zs1 gl gr

+0,49

3 lagen diepafwisseldn rd en gl16x7,5x2,5

+0,48

+0,61

+0,61

+0,60

V10

V16 V17

V18

S7 S11 S12 S13

+0,97

+0,99

Ks1 do gr

+0,58

afwisselend gl en rdbkstn 19x7,5x4

V14

6 lagen diepok niet bereiktafwisseldn gl en rd

bkstn 16x7x2,53 lagen diep

+0,88

+0,01

+0,01

+0,95

+0,95

+0,01

S8

Zs1 gr

foto 4 ^

+0,12

Zs1 gr

+0,65

+0,73 +0,64

V25S20

Ks3 do grzw

+1,17

V24

+0,68

S19 +0,35

div. bkstn17,5x9x4vaste kalkmortel6 lagen diep okniet bereikt

bkstn rd23x11x5losse kalkmortel

Zkx or+as +hk

Zkx or+bkstn puin

V20S15

Ks1 lgrbr met fe vlekken

Ks2 gr schoonKs2 orbr

Vkm en Ks1grZs1 gr

foto 5 ^

S9

S7

S11

S12

^ foto 7

S14 V19

Ks1 do gr

V21 S15V22

Zs1 grS17

Ks2 grgn heterog.

Ks2 grgnheterog

Vkm br (hard) +Ks1^ foto 6

S4S2 Ks1 do gr

Ks2 orbrZs1 gr

Zs1 do gr + sch

131292,46496892,52

S1

+1,00 NAP

+0,99

+0,83

afwisselend gl en rdbkstn 9x8x3

+0,70

S9

Ks3 do grzw +puin

or rd appel-bloesem bkstn 18x8,5x4 zandals mortel

+0.61

+0,61

+0,66

V23

+0,35

S18

+0,26

Zs1 gr

<foto 8

foto 11^

foto 12 >

ok op +0,20V26

+0,56 S21 +0,56

< foto 12

rd bkstn18x9,5x4

Zs1 glgrKs1 lgrbr

+0,35

131311,80496908,36

+1,00 NAP+1,00 NAP Zkx brgr

Ks1 lgrbr

Zs1 gr + blgr

Ks1 blgr brokken+Zkx brgr heterogeen

hk zwV28 Ks2 brgr + zand +bkstn puin S23

S21Zs1 or/zw gelaagd

natuursteen

Ks1 do grzw +beetje zand als bijmenging

Ks1 do grzw +veel zand als bijmenging

Ks1 lgrbr

Ks1 zw h2 +bkstn puin (egalisatieniveau?)

richtingslaagjesZkx or +hk2

verbrbkstn

S18Zkx or+as +hk

Zkx or+bkstn puin

Zkx brgr met puin3 (sloopgrond)

7 lagen diep

+0,55

S19

boorlocatie boring 1

Vk1 do brveraardspoor bkstn

Ks1 grrietKs1 gr

met Vk1 gelaagd

Vk3 gn br

+0,08 NAP

Ks1 blgr brokken+Zkx brgr heterogeen

boring 1

Zs1 do gr en ro br as

^ foto 1

foto 2 >

< foto 3

S9

meer baksteenpuin

doorgang? op +0,22

Gem. Waterland, Monnickendam, 'T Prooyen 2-3 Omn: 26098Bijlage 5: Profielen en sporen werkput 1 ivo-p Schaal 1 : 40

0 2 m

archeologisch spoor/laag

S 19 spoornummer

V28 vondstnummer

recent gegravenR

rand werkput

natuurlijk of dagzoom

houten paal

Page 50: Sout beter als Gout

+0,10

V29

+0,10Ks1 do brgr +bkstn+aw houten plank

Ks1 gr

V30

+0,10

+0,00

Zs1 gr +sc3

V31

+0,09

o.k muur +0,39

b.k. muur +0,85

S27V33

stevige kalkmortel

131284, 85496901,78

131304,19 496917,64

Ks1 gr br (zie ook wp1)

Zs1 glgr + Ks1 gr gemengdS31

V40

V39

Zkx or + glcm gelaagdheidmet hk

S32

V41S30

S33

Zkx or + glcm gelaagdheidmet hk

Zs1 glgr

V42

Ks2 do grzw en ro, zand als bijmenginggelaagd pakket met as en baksteen

or rd bkstn23,5x11x5

V32

S26

bkstn ro en glfijne losse kalkmortel18x8,5x4 +0,35

plavuis ro15,5x15,5x3

V34S29

V35

S25

8 lagen diepbkstn ge or17x8x3,5gegr zand ipvmortel

ok muur +0,26

+0,63

+0,31+0,10

+0,08

houten plank

Zs1 gegr+0,15

S30V37 V38Ks1 do brgr+bkstnpuin

ok muur +0,46

natuursteen

S24

V36

3 lagen diep

bk muur +0,63

bkstn ro en gl18,5x9x3,5

houten plank

Ks1 brgrheterogeen

+0,28

S28

Zs1 gl gr

houten paal

houten paal

houten paal

+0,41

Zs1 glgr + Ks1 gr gemengdS31

Zkx or + glcm gelaagdheidmet hk

Ks1 grbr

+1,00 NAP

+1,00 NAP

+1,00 NAP

?Ks1 do gr met natuursteen+fe schroot +bkstn

Ks2 do grbr zand als bijmenging +bkstnspikkels +mortel

Ks1 brgr +veel baksteenpuin (sloopgrond)

onderin iets meer bkstnpuin en awKs2 dogr

ietwat meer verbrand materiaal Ks2 do gr tot zw met lensjes Zkx or en gl

Zkx or + glcm gelaagdheidmet hk

iets meer bkstn puin

S26S25Zkx or

Ks1 do grzw +hk3

Ks1 do grzw +hk3

Zkx or + glcm gelaagdheidmet hk

Ks2 do grbr zand als bijmenging +bkstnspikkels +mortel

Ks1 brgr +veel baksteenpuin (sloopgrond)

Ks1 do grpaalgaten

schelp

door grondwater is de onderkant van het profiel niet overal bereikt, de grens geeft hier de waterlijn aan.

Ks1 do brgr +bkstn+aw

Ks2 do grzw en ro, zand als bijmenging en as en baksteen

Zkx or en glmet veel hk

+0,55

+0,48

+0,48

Gem. Waterland, Monnickendam, 'T Prooyen 2-3 Omn: 26098Bijlage 6: Profielen en sporen werkput 2 ivo-p Schaal 1 : 40

0 2 m

archeologisch spoor/laag

S 19 spoornummer

V28 vondstnummer

recent gegravenR

rand werkput

natuurlijk of dagzoom

houten paal

Page 51: Sout beter als Gout

ivo-p 3

do 7

do 8

ivo-p 2

do 6

do 5

do 4

ivo-p 1

do 1

do 2

do 3

Gem. Waterland, Monnickendam, 'T Prooyen 2-3 Omn: 26098Bijlage 7: Alle sporen Schaal 1 : 100

0 5 m

verstoring

putwandvloermuurwerk

kopshoutlangshout

putwand ivo

(waar aanvullend, sporen uit het ivo-p in stippellijn toegevoegd)

131.300 131.310131.290

131.300 131.310131.290

496.

910

496.

900

496.

890

496.

910

496.

900

496.

890

Page 52: Sout beter als Gout

131.300 131.310131.290

131.300 131.310131.290

496.

910

496.

900

496.

890

496.

910

496.

900

496.

890

Gem. Waterland, Monnickendam, 'T Prooyen 2-3 Omn: 26098Bijlage 8: Aanlegvondsten SCHAAL 1 : 200

0 10 m

putwand definitief onderzoek (do)

V43V45

V44V46V64

V49V62

V47V48

aanlegvondsten per vak weergegeven

Page 53: Sout beter als Gout

Bijlage 9: sporenlijst Monnickendam ’t Prooijen 2-31

spoornr werkputnr vlaknr spoordefinitie boven spoor

onder spoor

associatie met spoor vondstnummer(s)? onderzoeksfase

001 1 1 muur/fundering 002, 011 IVO-P 002 1 1 ophogingslaag 003 IVO-P 003 1 1 ophogingslaag 004 IVO-P 004 1 1 muur/fundering 005, 012 IVO-P 005 1 1 muur/fundering 007, 013 IVO-P 006 1 1 ophogingslaag 006 IVO-P 007 1 1 muur/fundering 010 IVO-P 008 1 1 paalkuil IVO-P 009 1 1 muur/fundering 014 IVO-P 010 1 1 ? 015 IVO-P 011 1 1 muur/fundering 016 IVO-P 012 1 1 muur/fundering 017 IVO-P 013 1 1 muur/fundering 018 IVO-P 014 1 1 slooplaag 019 IVO-P 015 1 1 aslaag/brandlaag 020 IVO-P 016 1 1 ophogingslaag 021 IVO-P 017 1 1 aslaag 022 IVO-P 018 1 1 muur/fundering oven 021, 022 023 IVO-P 019 1 1 muur/fundering 020 IVO-P 020 1 1 poer IVO-P 021 1 1 muur/fundering IVO-P 022 1 1 muur/fundering IVO-P 023 1 1 uitbraaksleuf?/kuil? 028 IVO-P 1 Administratie inventariserend veldonderzoek (CIS: 23156) en opgraving (CIS: 26098) samengevoegd.

Page 54: Sout beter als Gout

Bijlage 9: sporenlijst Monnickendam ’t Prooijen 2-31

spoornr werkputnr vlaknr spoordefinitie boven spoor

onder spoor

associatie met spoor vondstnummer(s)? onderzoeksfase

024 2 1 muur/fundering oven 036 IVO-P 025 2 1 muur/fundering oven 035 IVO-P 026 2 1 muur/fundering 032 IVO-P 027 2 1 poer 033 IVO-P 028 2 1 kuil? IVO-P 029 2 1 plavuizenvloer 034 IVO-P 030 2 1 spoor naast muur S 024 037, 039 IVO-P 031 2 1 ophogingslaag 040 IVO-P 032 2 1 aspakket 041 IVO-P 033 2 1 gelaagde aspakket binnen cirkelvormige

structuur 042 IVO-P

034 3 1 muur/fundering OPGR 035 3 1 muur/fundering OPGR 036 3 1 muur/fundering 035 OPGR 037 3 1 muur/fundering 035 OPGR 038 3 1 muur/fundering OPGR 039 3 1 askuiltje OPGR 040 3 1 askuiltje OPGR 041 3 1 vlijlaag 068 OPGR 042 3 1 (vlij)laag OPGR 043 3 1 straatje 051 OPGR 044 3 1 vlijlaag OPGR 045 3 1 muur/fundering OPGR 046 3 1 insteek muur S 045 OPGR

Page 55: Sout beter als Gout

Bijlage 9: sporenlijst Monnickendam ’t Prooijen 2-31

spoornr werkputnr vlaknr spoordefinitie boven spoor

onder spoor

associatie met spoor vondstnummer(s)? onderzoeksfase

047 3 1 rioolkolk 052 OPGR 048 3 1 muur/fundering OPGR 049 3 1 ? 050 OPGR 050 3 1 ophogingslaag 061, 062 OPGR 051 3 1 ophogingslaag 053 OPGR 052 3 1 paaltje OPGR 053 3 1 paaltje OPGR 054 3 1 muur/fundering 054 OPGR 055 3 1 paal OPGR 056 3 1 insteek muur S 054 OPGR 057 3 1 muur/fundering OPGR 058 3 1 muur/fundering OPGR 059 3 1 muur/fundering OPGR 060 3 1 muur/fundering OPGR 061 3 1 muur/fundering OPGR 062 3 1 muur/fundering 066, 067 OPGR 063 3 1 ophogingslaag 055 OPGR 064 3 1 puinbaan 056 OPGR 065 3 1 ophogingslaag 057 OPGR 066 3 1 ophogingslaag 058 OPGR 067 3 1 ophogingslaag OPGR 068 3 1 ophogingslaag OPGR 069 3 1 ? 059 OPGR 070 3 2 paal 060 OPGR

Page 56: Sout beter als Gout

Bijlage 9: sporenlijst Monnickendam ’t Prooijen 2-31

spoornr werkputnr vlaknr spoordefinitie boven spoor

onder spoor

associatie met spoor vondstnummer(s)? onderzoeksfase

071 3 2 paal OPGR 072 3 2 paal OPGR 073 3 2 paal OPGR 074 3 2 paal OPGR 075 3 2 paal OPGR 076 3 2 paalkuil OPGR 077 3 2 paalkuil OPGR 078 3 2 paalkuil OPGR 079 3 2 paalkuil OPGR 080 3 2 paalkuil OPGR 081 3 2 paalkuil OPGR 082 3 2 ophogingslaag OPGR 083 3 2 ophogingslaag OPGR 084 3 2 ophogingslaag OPGR 085 3 2 vloerniveau OPGR 086 3 2 vloerniveau OPGR 087 3 2 ophogingslaag 063 OPGR 088 3 2 vloerniveau 065 OPGR 089 3 2 vloerniveau 085? OPGR 090 3 2 drainagemaatregel 034, 045 OPGR 091 3 2 bekisting keldervloer 038(?) OPGR 092 3 2 poer 045, 049 OPGR 093 3 2 poer 045, 049 OPGR 094 3 2 poer 045, 049 OPGR

Page 57: Sout beter als Gout

Bijlage 9: sporenlijst Monnickendam ’t Prooijen 2-31

spoornr werkputnr vlaknr spoordefinitie boven spoor

onder spoor

associatie met spoor vondstnummer(s)? onderzoeksfase

095 3 2 afvoergoot 062, 088 OPGR 096 3 2 muur/fundering 045 045? OPGR 097 3 2 vloerniveau 049, 088 OPGR 098 3 2 paal OPGR 099 3 2 paal OPGR 100 3 2 paal 074 OPGR 101 3 2 paal OPGR 102 3 2 paal OPGR 103 3 2 paal OPGR 104 3 2 paal OPGR 105 3 2 paal OPGR 106 3 2 paal OPGR 107 3 2 paal OPGR 108 3 2 paal OPGR 109 3 2 paal OPGR 110 4 1 brandlaag 069 OPGR 111 4 1 aslaag 070, 071 OPGR 112 4 1 puinkuil 072 OPGR 113 4 1 muntje OPGR 114 4 1 poer OPGR 115 4 1 poer OPGR 116 4 1 poer OPGR 117 4 1 poer OPGR 118 4 1 muur/fundering OPGR

Page 58: Sout beter als Gout

Bijlage 9: sporenlijst Monnickendam ’t Prooijen 2-31

spoornr werkputnr vlaknr spoordefinitie boven spoor

onder spoor

associatie met spoor vondstnummer(s)? onderzoeksfase

119 4 1 muur/fundering OPGR 120 4 1 vloerniveau OPGR 121 4 1 muur/fundering oven OPGR 122 4 1 ? 073 OPGR 123 4 1 paal OPGR 124 4 1 paal OPGR 125 4 1 paal OPGR 126 4 1 poer OPGR 127 4 1 ophogingslaag OPGR 128 4 1 insteek S 121 OPGR 129 4 1 ophogingslaag OPGR 130 4 1 muur/fundering oven OPGR 131 4 1 paal 081 OPGR 132 4 1 paal 080 OPGR 133 4 1 paal OPGR 134 4 1 paal OPGR 135 4 1 paal OPGR 136 4 1 paal OPGR 137 4 1 paal 078 OPGR 138 4 1 paal OPGR 139 4 1 paal OPGR 140 4 1 paal OPGR 141 4 1 paal OPGR 142 4 1 paal OPGR

Page 59: Sout beter als Gout

Bijlage 9: sporenlijst Monnickendam ’t Prooijen 2-31

spoornr werkputnr vlaknr spoordefinitie boven spoor

onder spoor

associatie met spoor vondstnummer(s)? onderzoeksfase

143 4 1 paal OPGR 144 4 1 paal OPGR 145 4 1 paal OPGR 146 4 1 paal OPGR 147 4 1 paal OPGR 148 4 1 muur/fundering OPGR 149 4 1 poer OPGR 150 4 1 paal OPGR 151 5 1 aslaag OPGR 152 5 1 aslaag 076, 077 OPGR 153 4 1 ophogingslaag 079 OPGR 154 5 1 muur/fundering oven OPGR 155 5 1 poer OPGR 156 5 1 poer OPGR 157 5 1 paal OPGR 158 5 1 vloerniveau 082 OPGR 159 5 1 muur/fundering 075 OPGR 160 5 1 muur/fundering 083 OPGR 161 5 1 muur/fundering OPGR 162 5 1 vloerniveau OPGR 163 5 1 vloerniveau OPGR 164 5 1 kuil OPGR 165 5 1 vloerniveau OPGR 166 5 1 muur/fundering OPGR

Page 60: Sout beter als Gout

Bijlage 9: sporenlijst Monnickendam ’t Prooijen 2-31

spoornr werkputnr vlaknr spoordefinitie boven spoor

onder spoor

associatie met spoor vondstnummer(s)? onderzoeksfase

167 5 1 paal OPGR 168 5 1 houten bak OPGR 169 5 1 muur/fundering oven OPGR 170 5 1 aslaag 086 OPGR 171 5 1 verstoring 087 OPGR 172 5 1 vloerniveau OPGR 173 5 1 ophogingslaag 088, 089 OPGR 174 5 2 kuil? OPGR 175 5 2 kuil OPGR 176 5 1 kuil 171, 176 OPGR

Page 61: Sout beter als Gout

Bijlage 10: Vondstenlijst Monnickendam ‘t Prooyen 2 – 31

vondstnr werkputnr vlaknr vaknr spoornr materiaalgroep vondstomstandigheden datum onderzoeksfase 001 - - - - KER oppervlaktevondsten van het hele terrein 27-6-2007 IVO-P 002 1 1 - 001 KER bij het muurtje 27-6-2007 IVO-P 003 1 1 - 002 KER uit spoor 002 27-6-2007 IVO-P 004 1 1 - 003 KER uit spoor 003 27-6-2007 IVO-P 005 1 1 - 004 KER bij het muurtje 27-6-2007 IVO-P 006 1 1 - 006 KER uit spoor 006 27-6-2007 IVO-P 007 1 1 - 005 KER bij het muurtje 27-6-2007 IVO-P 008 1 1 - - KER, GLS tijdens het verdiepen naar vlak 1, uit de grijze kleilaag tussen S 005

en S 007 27-6-2007 IVO-P

009 1 1 - - KER verdiepen vlak 1, uit de bruine zandlaag tussen S 005 en S 007 27-6-2007 IVO-P 010 1 1 - 007 BST baksteenmonster van het muurtje S 7 27-6-2007 IVO-P 011 1 1 - 001 BST baksteenmonster van muur S 001 27-6-2007 IVO-P 012 1 1 - 004 BST baksteenmonster van muur S 004 27-6-2007 IVO-P 013 1 1 - 005 BST baksteenmonster van muur S 005 27-6-2007 IVO-P 014 1 1 - 009 BST baksteenmonster van muur S 009 27-6-2007 IVO-P 015 1 1 - 010 BST baksteenmonster van muur S 010 27-6-2007 IVO-P 016 1 1 - 011 BST baksteenmonster van muur S 011 27-6-2007 IVO-P 017 1 1 - 012 BST baksteenmonster van muur S 012 27-6-2007 IVO-P 018 1 1 - 013 BST baksteenmonster van muur S 013 27-6-2007 IVO-P 019 1 - - 014 KER pijpekopje in het profiel, uit S 014 27-6-2007 IVO-P 020 1 - - 015 KER in het profiel, uit S 015 27-6-2007 IVO-P 021 1 - - 016 KER in het profiel, uit S 016 27-6-2007 IVO-P 022 1 - - 017 KER in het profiel, uit S 017 27-6-2007 IVO-P 023 1 1 - 018 BST baksteenmonster van S 018 27-6-2007 IVO-P 024 1 1 - 019 BST baksteenmonster van muur S 019 28-6-2007 IVO-P 025 1 1 - 020 BST baksteenmonster van muur S 020 28-6-2007 IVO-P 026 1 1 - 021 BST baksteenmonster van muur S 021 28-6-2007 IVO-P

1 Samengevoegde administratie proefsleufonderzoek (CIS 23156) en opgraving (26098).

Page 62: Sout beter als Gout

Bijlage 10: Vondstenlijst Monnickendam ‘t Prooyen 2 – 31

vondstnr werkputnr vlaknr vaknr spoornr materiaalgroep vondstomstandigheden datum onderzoeksfase 027 1 1 - 022 BST baksteenmonster van muur S 022 28-6-2007 IVO-P 028 1 1 - 023 KER, GLS in het profiel, uit S 023 28-6-2007 IVO-P 029 2 1 1 - KER aanleg 0-5 m 28-6-2007 IVO-P 030 2 1 2 - KER aanleg 5-10 m 28-6-2007 IVO-P 031 2 1 3 - KER aanleg 10-12 m 28-6-2007 IVO-P 032 2 1 - 026 BST baksteenmonster S 026 28-6-2007 IVO-P 033 2 1 - 027 BST baksteenmonster S 027 28-6-2007 IVO-P 034 2 1 - 029 KER plavuis uit S 029 28-6-2007 IVO-P 035 2 1 - 025 BST baksteenmonster S 025 28-6-2007 IVO-P 036 2 1 - 024 BST baksteenmonster S 024 28-6-2007 IVO-P 037 2 1 - 030 KER, GLS,

ODB, MXX uit S 030 28-6-2007 IVO-P

038 2 1 4 - ODB, GLS, KER

aanleg 20-25 m 28-6-2007 IVO-P

039 2 1 - 030 KER uit S 030 28-6-2007 IVO-P 040 2 1 - 031 KER uit S 031 28-6-2007 IVO-P 041 2 1 - 032 KER uit S 032 28-6-2007 IVO-P 042 2 1 - 033 KER uit S 033 28-6-2007 IVO-P 043 3 1 2 - KER aanleg wp 3, vlak 1, vak 2 8-1-2008 OPGR 044 3 1 1 - KER aanleg wp 3, vlak 1, vak 1 8-1-2008 OPGR 045 3 1 2 - MXX munt, aanleg wp3, vlak 1, vak 2 8-1-2008 OPGR 046 3 1 1 - MXX munt, aanleg wp3, vlak 1, vak 1 8-1-2008 OPGR 047 3 1 4 - KER aanleg wp3, vlak 1, vak 4 8-1-2008 OPGR 048 3 1 4 - MFE aanleg wp3, vlak 1, vak 4 8-1-2008 OPGR 049 3 1 3 - KER aanleg wp3, vlak 1, vak 3 8-1-2008 OPGR 050 3 1 - 049 KER bij aanleg vlak 8-1-2008 OPGR 051 3 1 - 043 KER bij aanleg vlak 8-1-2008 OPGR 052 3 1 - 047 KER bij aanleg vlak 8-1-2008 OPGR 053 3 1 - 051 KER bij aanleg vlak 8-1-2008 OPGR

Page 63: Sout beter als Gout

Bijlage 10: Vondstenlijst Monnickendam ‘t Prooyen 2 – 31

vondstnr werkputnr vlaknr vaknr spoornr materiaalgroep vondstomstandigheden datum onderzoeksfase 054 3 1 - 054 KER bij aanleg vlak 8-1-2008 OPGR 055 3 1 - 063 KER bij aanleg vlak 8-1-2008 OPGR 056 3 1 - 064 KER bij aanleg vlak 8-1-2008 OPGR 057 3 1 - 065 KER bij aanleg vlak 8-1-2008 OPGR 058 3 1 - 066 KER bij aanleg vlak 8-1-2008 OPGR 059 3 1-2 - 069 KER uitspitten S 069 9-1-2008 OPGR 060 3 2 - 070 KER metaaldetector 9-1-2008 OPGR 061 3 1-2 - 050 KER verdiepen vlak 1 naar vlak 2 in werkput 3 9-1-2008 OPGR 062 3 1-2 3 050 KER verdiepen vlak 1 naar vlak 2 in werkput 3 9-1-2008 OPGR 063 3 2 - 087 KER uit S 063 9-1-2008 OPGR 064 3 1-2 1 - KER tijdens verdiepen naar vlak 2 9-1-2008 OPGR 065 3 2 - 088 KER uit S 088 9-1-2008 OPGR 066 3 2 - 062 KER uit S 062 9-1-2008 OPGR 067 3 2 - 062 KER uit S 062 9-1-2008 OPGR 068 3 1 - 041 MXX munt 9-1-2008 OPGR 069 4 1 - 110 MXX munt 9-1-2008 OPGR 070 4 1 - 111 MXX munt 9-1-2008 OPGR 071 4 1 - 111 KER - 10-1-2008 OPGR 072 4 1 - 112 KER uit puinkuil 10-1-2008 OPGR 073 4 1 - 122 KER, MXX uit S 122 10-1-2008 OPGR 074 3 2 - 100 MHT houtmonster paal 11-1-2008 OPGR 075 5 1 - 159 MA monster algemeen 11-1-2008 OPGR 076 5 1 - 152 MA monster algemeen 11-1-2008 OPGR 077 5 1 - 152 MA bemonstering ijzerslak in aslaag oven 14-1-2008 OPGR 078 3 1 - 137 niet ingevuld - 14-1-2008 OPGR 079 3 1 - 153 MHT bewerkt hout 14-1-2008 OPGR 080 3 1 - 132 MHT houtmonster paal 14-1-2008 OPGR 081 3 1 - 131 MHT houtmonster paal 14-1-2008 OPGR 082 5 1 - 158 KER tegel 14-1-2008 OPGR

Page 64: Sout beter als Gout

Bijlage 10: Vondstenlijst Monnickendam ‘t Prooyen 2 – 31

vondstnr werkputnr vlaknr vaknr spoornr materiaalgroep vondstomstandigheden datum onderzoeksfase 083 5 1 - 160 KER Italiaanse faïence, omgeving Liguria 14-1-2008 OPGR 084 5 1 - - KER ter hoogte van S 160 14-1-2008 OPGR 085 5 1 - - MXX naast S 168 14-1-2008 OPGR 086 5 1 - 170 KER in ventilatiegat oven 14-1-2008 OPGR 087 5 1 - 171 KER uitbraak muur 14-1-2008 OPGR 088 5 1 - 173 KER uit S 173 (tussen de bakstenen) 15-1-2008 OPGR 089 5 - - 173 MTL monster Thermoluminescentie 16-1-2008 OPGR 090 5 - - - MFE bijl uit demping geplaveide steeg, in profiel aan straatzijde 16-1-2008 OPGR

Page 65: Sout beter als Gout

Bijlage 11: Vondstendeterminatielijst Monnickendam ’t Prooyen 2 – 3 (CIS 26098)1

vondstnr materiaal type deel datering aantal diverse 0 MCU 1 buisje/huls 0 KER KNIKKER 17/18 1 STG 0 MCU VINGERHD 1 0 MCU 1 pendant 0 MCU RING 1 0 MCU DUIT 2 0 MFE SLAK 1 0 MFE 3 indet 0 MFE 1 strip 0 MXX 4 pen/staafje 0 MFE SPIJKER 15 0 MPB 1 gesmolten 0 MFE MUSKET 1 musketkogel 0 MPB LAKENLD 3 0 MPB DAKLOOD 5 loodstrip 0 MPB DAKLOOD 3 glasstrip 0 MCU SCHARNR 1 43 KER FAYBORD B 18 1 43 KER PORKOP B 1722/1798 1 43 KER ROOD W 1 43 KER ROODGRAP R 17/18 1 43 KER WANDTGL 18 1 randtegel 43 XXX SLAK 2 43 ODS AFVAL 1 oester 43 KER PIJP S 1 43 GLS FLES W 17/18 1 kelderfles 43 GLS FLES W 18 1 43 KER FAYBORD R 1 43 KER ROODBAK R 17/18 2 pispot 43 KER WANDTGL 17 1 44 KER MAJBORD R 17 1 44 KER FAYKAN W 17B/18 1 44 KER ROODGRAP W, R 17/18 2 44 KER INDUSWIT W 18 1 kop 44 MFE -- -- 1 44 KER WITGRAPE W 17/18 1 45 MCU DUIT 17/18 1 46 MCU DUIT 17/18 1

1 Determinatie door S. Gerritsen en P.M. Floore.

Page 66: Sout beter als Gout

Bijlage 11: Vondstendeterminatielijst Monnickendam ’t Prooyen 2 – 3 (CIS 26098)1

vondstnr materiaal type deel datering aantal diverse 47 GLS INDET 23 gesmolten 48 MFE SCHARNR 1 ? 49 KER ROODPOT W, O 17 1 49 KER ROODPAN W, S 17 1 50 KER FAYBORD B 17B-18A 1 50 SKA BROK 1 brok kalk 50 KER ROODBKR/GRAP? W, B 1675-1750 3 51 KER PORBORD R 1722-1798 1 51 KER PIJP S 7 51 KER PIJP K 18A 1 1 51 KER PIJK K 1800-1860 1 pors 51 KER PLAVUISG 2 51 KER ROODGRAP B 17/18 1 51 KER ROODPOT W 17/18 1 51 KER WANDTGL ca1700 1 ossekop 51 GLS FLES W 18 1 51 MFE SPIJKER 1 51 KER WANDTGL 18 1 als speelschijf 52 KER NEDRIJN R 17-19 1 bord 53 KER PIJP S 17 1 53 KER ROODGRAP 17 1 54 KER ROODTEST R 1 54 KER ROOD R 1 54 KER PIJP Steel 2 54 KER ROOD W 2 54 KER ROODGIET R 1 55 KER WIT B 17/18 2 55 KER STGLKOM B 18 1 Westerwald 55 KER PLAVUISG 1 55 MFE SPIJKER 1 55 ODB BOT 1 Groot zoogdier bot afgezaagd

55 KER FAYBORD B, W 18 2 55 KER ROODGRAP W 17B/18A 5 slibvers 56 KER STGL B 17B/18 1 pot 56 KER ROODPOT W, O 17/18 1 56 KER INDUSWIT W, O 19B 1 56 KER PIJP K 17B 1 56 KER FAYENCE B 17B/18 1 tazza 56 KER PLAVUISG 17-19 1 56 KER WITKOM O 17/18 1 schaal

Page 67: Sout beter als Gout

Bijlage 11: Vondstendeterminatielijst Monnickendam ’t Prooyen 2 – 3 (CIS 26098)1

vondstnr materiaal type deel datering aantal diverse 58 KER PIJP K 19 1 59 KER ROOD R 2 59 KER ROOD W 4 61 KER PIJP K 18A 1 61 KER WITGRAPE B 17/18 2 61 KER ROODKAN W, R, B 17/18 3 schaal 62 KER WIT 3 62 KER ROODKAN R, W 17/18 2 62 KER WITGRAPE B, W 17/18 4 62 KER ROOD W 5 62 KER ROODBORD R 1650-1750 2 slibvers 62 XXX SLAK 2 62 KER ROODPAN S 17/18 2 62 KER PIJP St 17B 2 62 KER ROODBORD R 1650-1750 2 62 KER ROODGRAP B, R, W 17/18 10 62 KER ROODBORD B 1 63 KER PISPOT W, R, O 17 2 63 KER ROOD W -- 1 64 KER FAYZALF 17B/18A 1 64 KER KERGRAP Part 1 64 KER ROOD W 1 BAKJE 64 KER WIT R 17/18 2 64 KER WIT W 17/18 3 64 KER ROOD R 17/18 1 64 KER ROODBORD R 17B/18A 1 65 KER ROODGRAP W, R, B 18 15 65 KER FAYBORD B, R 18 4 bord 65 KER FAYBORD B, R 17/18 3 schotel 65 KER FAYBORD B 18 1 schotel 65 KER ROOD W 2 indet 65 KER DAKPAN 2 65 KER WIT W 17/18 3 65 KER INDUSWIT W 18/19 1 kop 65 KER TOOFBKR W 17B 5 kop (slib) 65 OXB INDET 1 bot/indet 65 KER ROODBKR R 18/19 1 slib 65 KER PIJP K 18B 1 65 KER ROODBORD R 18 3 schotel (slib, doorloop) 65 KER PIJP K 18A 1 66 OXB BOT 2 Groot zoogdier

Page 68: Sout beter als Gout

Bijlage 11: Vondstendeterminatielijst Monnickendam ’t Prooyen 2 – 3 (CIS 26098)1

vondstnr materiaal type deel datering aantal diverse 66 KER ROODBORD R, W 17/18 3 bord 66 KER PLAVUISG 5 66 KER WANDTGL Tegel ca1700 1 kinderspelen 66 PIJP PIJP S 4 66 PIJP PIJP K 1700-1730 1 66 PIJP PIJP K 19 1 66 PIJP PIJP K 1675-1690 1 66 KER INDUSWIT W 19 1 bord 66 KER PORKOP R 1722/1798 1 66 KER ROOD W 8 66 KER FAYKAN W 17/18 1 (import) 66 KER ROODKOM O 17/18 1 kom 66 KER POT O 17/18 2 66 KER ROOD R 4 indet 66 KER ROOD W 1 66 KER FAYENCE R 1675-1750 1 f-bor-z 66 KER FAYENCE W 18A 1 boerendelft 66 KER ROODBKR W, B 1675-1750 2 kop 66 KER WITKAN R 18A 11 nederrijns 67 KER ROOD W 1 67 KER ROODBORD R 1 68 MCU DUIT 17/18 1 69 SLAK 17 2 (monster) slak 71 KER ROOD 1 72 KER FAYBORD R 18 1 72 KER ROODGRAP R, W 17/18 5 72 KER STGLFLS 1700-1740 2 min.waterkruik 72 KER FAYBORD R, W, B 1675-1750 14 72 KER FAYBORD R, W, B 1675-1750 3 72 KER STGLKOM W, B 18 6 72 GLS FLES W 17/18 1 kelderfles 72 GLS FLES R, W 1700-1725 2 72 KER FAYBORD R 1675-1750 1 72 KER ROODKOM R 17/18 1 72 KER ROODPAN B 1 72 KER FAYBORD R 18 1 72 KER MAJBORD W 17 1 72 KER BAKSTEEN 1 72 KER FAYBORD W 18 3 72 KER FAYBORD R 18 1 72 KER WIT R 4 indet

Page 69: Sout beter als Gout

Bijlage 11: Vondstendeterminatielijst Monnickendam ’t Prooyen 2 – 3 (CIS 26098)1

vondstnr materiaal type deel datering aantal diverse 72 KER PIJP K Ca1750 1 72 KER PIJP S 1 72 KER WITGRAPE R, W 18 3 73 KER ROODBORD R 17B 1 73 KER ROODGRAP R 17/18 1 73 MPB LOOD 73 KER PLAVUISG 1 77 MFE INDET 1 82 KER PLAVUISG 1 13x13x2,5 83 KER FAYKOM W 17 1 ligurisch 84 MFE SPIJKER 1 85 MFE SPIJKER 1 86 KER STGLKAN O, R 19B 1 87 KER WITKOM R 17/18 1 87 KER INDUSWIT 19A 1 kop, 'Wheelturned' 87 KER PIJP S 2 88 MFE SPIJKER 1 90 MFE BIJL 2 ? 91 KER ROOD W 1