Solosurveillance · 2013. 10. 13. · Politiekunde 20 | Solosurveillance 5.4 De uitvoering van de...

120
Solosurveillance bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 1

Transcript of Solosurveillance · 2013. 10. 13. · Politiekunde 20 | Solosurveillance 5.4 De uitvoering van de...

  • Solosurveillance

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 1

  • bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 2

  • Kosten en baten

    S.H. Esselink MScdrs. J. Broekhuizendr. F.M.H.M. Driessen

    Bureau DriessenSociaal Wetenschappelijk Onderzoek

    Solosurveillance

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 3

  • In opdracht van: Programma Politie en Wetenschap

    Omslagfoto: Jan Bogaerts/Hollandse Hoogte

    Opmaak en redactie:Vantilt-producties & Martien Frijns

    ISBN: 978 90 3524 311 8NUR: 800, 624

    Realisatie: Reed Business, Amsterdam

    © 2009 Bureau Driessen, Utrecht; Politie en Wetenschap, Apeldoorn

    Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enigevorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnameof enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

    Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van arti-kel 16b Auteurswet 1912 juncto het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewij-zigd bij Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dientmen de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Publicatie-en Reproductierechten Organisatie (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor hetovernemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en an-dere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgeverte wenden.

    No part of this publication may be reproduced in any form, by print, photo print orother means without written permission from the authors.

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 4

  • 1 Achtergrond en vraagstelling 71.1 Vraagstelling 11

    2 Onderzoek naar solosurveillance en ervaringen in het 13buitenland2.1 Onderzoek naar solosurveillance 132.2 Ervaringen in het buitenland 22

    3 De organisatie van solosurveillance 313.1 Brabant Zuid-Oost 313.2 Noord-Holland Noord 323.3 Zuid-Holland-Zuid 343.4 Utrecht 363.5 Noord- en Oost-Gelderland 373.6 IJsselland 393.7 Samenvatting en conclusie 41

    4 Onderzoeksopzet en veldwerk 434.1 Enquête 434.2 Respondenten 464.3 Samenvatting en conclusie 50

    5 De invoering van solosurveillance en de uitvoering in de 51praktijk5.1 Invoering van solosurveillance 515.2 De vrijwilligheid van de deelname aan solosurveillance 535.3 De ontvangst van de solosurveillance 56

    Inhoud

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 5

  • Politiekunde 20 | Solosurveillance

    5.4 De uitvoering van de solosurveillance 595.5 Combinatie met andere werkzaamheden 605.6 Samenvatting en conclusie 62

    6 Ervaringen met solosurveillance 656.1 Incidenten 656.2 Confrontatie met geweld 716.3 Solo- en duosurveillance in verschillende situaties 736.4 Visie op solosurveillance 776.5 Samenvatting en conclusie 79

    7 Waardering voor en bezwaren tegen solosurveillance 837.1 Tevredenheid met solosurveillance 837.2 De gevoelswaarde van solosurveillance 877.3 Verschillen in de waardering voor solosurveillance 88

    nader onderzocht 7.4 Samenvatting en conclusie 91

    8 Samenvatting en conclusie 938.1 Eerder onderzoek 938.2 De organisatie van solosurveillance 948.3 De ervaringen en de mening van de betrokken 96

    politiemedewerkers8.4 Conclusie 101

    Bijlagen 105

    Literatuur 111

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 6

  • 1Al van oudsher zijn politiemensen soms alleen aan het werk op straat. De mo-toragent is een bekend voorbeeld, maar ook de wijkagent en de rechercheurzijn vaak alleen op pad. Noodhulp daarentegen wordt meestal door een kop-pel uitgevoerd. Sinds een aantal jaren is daar verandering in gekomen. Eenvijftal Nederlandse politiekorpsen laat de noodhulp niet meer altijd door kop-pels uitvoeren, maar ook door solisten.

    Het voordeel van deze solosurveillance1 is evident. Met de helft van hetpersoneel2 kunnen dezelfde taken worden uitgevoerd en dergelijke besparin-gen op het personeel kunnen worden ingezet om bijvoorbeeld de ‘dekking’van de surveillance (vaker, groter gebied) te verhogen. Maar de besparing kanook voor geheel andere taken worden ingezet, bijvoorbeeld opsporing ofwijkgerichte acties. Een en ander kan zodoende leiden tot een grotere zichtba-re aanwezigheid van de politie en daarop aansluitend tot grotere tevredenheidbij de burgers, momenteel een belangrijk gegeven. Solosurveillance is voor depolitieorganisatie dus een aantrekkelijke optie.

    Nadelen zijn er ook. Het meest tot de verbeelding spreekt het grotere risi-co dat alleen opererende politiemedewerkers zouden lopen. Bij confrontatiemet dwarse burgers of criminele elementen zou de solist minder kans makener zonder kleerscheuren van af te komen, twee personen zijn immers weer-baarder dan één. In Amerikaans onderzoek kon de veronderstelling dat solo-surveillance riskanter is echter niet bevestigd worden. Solosurveillances leid-den juist tot veel mínder incidenten dan de duosurveillances. Het aantalslachtoffers van geweld zou tot drie keer lager liggen in de solosurveillances(Wilson, 1990).3 Wel zijn er aanwijzingen dat als er geweld plaatsvindt tegensolosurveillanten, dit ernstiger is dan tegen duosurveillanten (Wilson e.a.,

    Achtergrond en vraagstelling

    7

    ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––

    1 Ook vaak eenmenssurveillance of EMS genoemd.

    2 De besparingen bedragen niet precies de helft. Er zijn extra kosten door extra organisatie en door de hogere eisen die aan het

    doorlopend contact houden met de meldkamer gesteld worden, maar Wilson (1990) noemt toch een besparing van 45% op

    basis van onderzoek in San Diego.

    3 Er is hierbij niet gecontroleerd op verschillen in meldingen tussen solosurveillance en duosurveillance.

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 7

  • 8

    Politiekunde 20 | Solosurveillance

    1990; zie Fekkes, 1995). Dit is logisch, aangezien men in een uit de hand ge-lopen situatie met zijn tweeën sterker staat dan alleen.

    Het mag merkwaardig lijken dat solosurveillance volgens onderzoek veili-ger is; een nadere beschouwing maakt inzichtelijk hoe dit kan. Aangenomenwordt dat de alleen opererende politiemedewerker zich in moeilijke situatiestoelegt op de-escalerend gedrag, juist omdat hij weet dat hij geen onmiddel-lijke steun bij de hand heeft in de vorm van een collega. Door een positievebenaderingswijze te hanteren, zouden potentieel conflictueuze situaties min-der vaak op een incident uitlopen en vaker in der minne worden geschikt.Deze houding van de alleen opererende politiemedewerker is niet alleenfunctioneel om mogelijk geweld te voorkomen, ook kan hierdoor in bepaaldesituaties gezichtsverlies worden vermeden. Het heeft bijvoorbeeld weinig zinzich ‘flink’ op te stellen tegenover een groepje hangjongeren als de politieme-dewerker in kwestie weet dat hij bij een wat dreigender wordende situatiemet de staart tussen de benen zal moeten afdruipen.

    Het ontbreken van een hulpvaardige collega zal ook op andere manierentot een voorkeur voor ‘zachte’ oplossingsstrategieën leiden. De politiemede-werker hoeft zich immers niet te bekommeren om de indruk die hij op decollega maakt. Hij hoeft niet bang te zijn voor ‘softie’ uitgemaakt te wordenen bijvoorbeeld later in de kantine zijn ‘halfslachtige’ optreden nog eens uit-voerig onder de neus gewreven te krijgen.

    Uit onderzoek is bekend dat duosurveillanten uitzonderlijk star zijn in hunmanier van optreden (Bureau Driessen, 1997: 179). Als met een dominantehouding ten opzichte van de burgers wordt begonnen, dan loopt de interactietussen burger(s) en politiemedewerkers ook bijna altijd dominant af. Wordtdaarentegen coöperatief begonnen, dan wordt die houding eveneens tot heteind van de interactie, vaak zo’n 25 minuten later, volgehouden. Waarschijn-lijk speelt de gepercipieerde onderlinge sociale controle een belangrijke rolbij dit gebrek aan flexibiliteit. Op verandering van houding door de ene poli-tiemedewerker moet worden ingespeeld door de andere politiemedewerker,hetzij door mee te veranderen, hetzij door het contrast in aanpak uit te bui-ten. De politiemedewerker die overweegt van houding te veranderen, moetdus weten of de collega dit wel op prijs stelt en of hij bereid is er op in tespelen. Meestal zal het veel gemakkelijker zijn aan de eenmaal gekozen aanpakvast te houden. Het is derhalve aannemelijk dat de alleen opererende politie-medewerker ook aanzienlijk flexibeler zal zijn. Hij hoeft immers met nie-mand rekening te houden bij een verandering van strategie tijdens de interac-tie met de burger.

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 8

  • 9

    Achtergrond en vraagstelling

    De Amerikaanse bevinding dat alleen werkende politiemedewerkers min-der ‘brokken maken’ dan duo’s spoort ook met bevindingen uit de socialepsychologie. In de jaren zestig van de vorige eeuw werd in experimenten bijtoeval ontdekt dat proefpersonen aanzienlijk riskantere beslissingen nemen alszij die beslissing samen met anderen moeten nemen dan wanneer zij er al-leen voor staan (Insko en Schopler, 1972). In een reeks vervolgstudies werddit effect steeds bevestigd en het kwam bekend te staan als de risky shift. Aan-genomen wordt dat de gedeelde verantwoordelijkheid ertoe leidt dat mensenmeer risico’s durven te nemen. Men is niet als enige verantwoordelijk, ie-mand anders is óók verantwoordelijk. Er moet echter opgemerkt worden, datin dergelijke experimenten geen reële gevaren op de loer liggen; het verliezenvan een spel of een kleine geldelijke beloning is het ergste dat de deelnemerskan overkomen.

    Een verhoogd of verlaagd risico op incidenten is overigens niet de enigekosten- of batenpost die een rol speelt in de overwegingen om solosurveillan-ce al dan niet in te voeren. Tabel 1.1 geeft een overzicht van drie groepen be-langhebbenden. Op de eerste plaats zijn er kosten en baten voor de politie-organisatie. De baten voor de organisatie betreffen vooral besparingen op depersoneelsinzet, daar is hierboven al op ingegaan.

    Wat de kosten betreft kan opgemerkt worden dat een groter aantal inci-denten niet alleen vervelend is voor de betrokken politiemedewerkers, maarook gezien kan worden als een kostenpost voor de organisatie zelf, zowel indirecte zin (het zo mogelijk voorkomen van incidenten kan als een doelstel-ling van de politie beschouwd worden), als in indirecte zin, door bijvoor-beeld arbeidsonrust, ziekteverzuim en dergelijke.

    Verder zal per melding besloten moeten worden of deze afgehandeld zalworden door een individuele politiemedewerker of door een koppel, wat ex-tra organisatie vraagt. Enige training van het meldkamerpersoneel kan nodigblijken. Ook het contact houden met de individueel opererende politiemede-werker vereist extra oplettendheid en daar is aanpassing van het materieelvoor nodig (eenhandsbediening moet mogelijk zijn). Daarnaast zullen meerverzoeken om assistentie binnenkomen, wat logistiek een extra belasting be-tekent. Ten slotte is er enige differentiatie in het personeelsbeleid nodig; er zaleen onderscheid gemaakt moeten worden tussen politiemedewerkers die welen politiemedewerkers die niet geschikt zijn voor de solosurveillance en, af-hankelijk van het gevoerde beleid, vervolgens tussen politiemedewerkers diewel en politiemedewerkers die niet bereid zijn aan de solosurveillance deel tenemen. Een korps zou in bepaalde situaties ook kunnen besluiten enige com-

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 9

  • pensatie te geven voor de solosurveillance, in de vorm van extra vrije uren ofextra salaris, zoals in New York gebeurt.

    Voor de betrokken politiemedewerkers zelf kunnen, naast een eventueel feite-lijk risico, angstgevoelens een rol spelen. Uit onderzoek blijkt dat de politie-medewerkers, ondanks de objectieve veiligheid van de solosurveillance, tochmeer angstgevoelens ervaren wanneer zij alleen werken (Wilson, 1990).Daarnaast ontbreekt een sociale component in het werk, namelijk het contactmet de directe collega. Maar soms, zo blijkt uit rondvraag, wordt dit ook alseen voordeel gezien. Men beschouwt het alleen werken dan als een uitdaging,die afwisseling en een grote verantwoordelijkheid meebrengt, wat tot meerarbeidssatisfactie leidt.

    Voor de burgers is het meest opvallende voordeel van solosurveillance eenzichtbaardere aanwezigheid van de politie door een grotere dekking en doorkortere aanrijtijden. Indien de hierboven uiteengezette redenering klopt – datde solosurveillance leidt tot omzichtiger opererende politiemedewerkers –dan is het in principe mogelijk dat de burgers dit waarnemen en ook op prijsstellen. Klachten van burgers bleken bij solosurveillance dan ook significant inaantal af te nemen (Wilson, 1990). Het is echter ook mogelijk dat de burgerszich ergeren aan de zich terughoudend opstellende politiemedewerker.

    In de Verenigde Staten is het beleid ten aanzien van de solosurveillance

    Tabel 1.1: Mogelijke kosten en baten van de solosurveillance voor verschillende belanghebbenden

    Kosten/baten voor... netab ekjilegoM netsok ekjilegoM

    Politieorganisatie

    • meer incidenten

    • extra organisatie

    • meer assistentieverzoeken

    • differentiatie in personeelsbeleid

    • (eventueel) extra beloningen

    • weerstand personeel

    • ziekteverzuim

    • technische voorzieningen

    • extra surveillance

    • grotere dekking surveillance

    • meer personeel voor andere taken

    Surveillanten

    • meer (gepercipieerd) risico, angstgevoelens

    • minder gezellig, arbeidssatisfactie

    • minder risico

    • afwisselend werk, arbeidssatisfactie

    • (eventueel) compensatie uren/salaris

    Burgers • minder daadkrachtige politiemedewerkers

    • meer blauw op straat

    • kortere aanrijdtijden

    • minder assertieve politiemedewerkers

    10

    Politiekunde 20 | Solosurveillance

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 10

  • 11

    Achtergrond en vraagstelling

    wisselend. Soms voert men de solosurveillance in om er na een aantal jarenop terug te komen en haar vervolgens, na nog een aantal jaren, opnieuw in tevoeren. De achtergrond van dit golvende beleid is niet duidelijk. Het is nietonmogelijk dat incidentele gebeurtenissen een grote rol spelen (vergelijk LaCanna en Milovanivic, 2005).

    De keuze voor het al dan niet gebruikmaken van solosurveillance is eenzaak voor de individuele korpsen (Tweede Kamer, 2004). Momenteel wordter in Nederland in een aantal korpsen mee geëxperimenteerd (Utrecht,Noord-Holland Noord, Zuid-Holland-Zuid, Noord- en Oost- Gelderland, IJsselland). Sommige van deze proeven lopen al weer acht jaar, zodat ook vaneen gedeeltelijke implementatie gesproken kan worden.

    De Nederlandse Politiebond zegt gematigd positief te zijn over de solosur-veillance, mits voldaan is aan een aantal randvoorwaarden dat te maken heeftmet de uitrusting van de meldkamer, het wagenpark en de communicatie-middelen. Verder dienen protocollen te zijn opgesteld en de solosurveillancemoet ingebed zijn in het algemene beleid. Volgens de bond is in Noord-Hol-land Noord sprake van een goed voorbeeld van solosurveillance, omdat in de-ze regio het beleid er helemaal op is gericht. De Politiebond heeft geen actiesondernomen tegen de solosurveillance sinds er (pilot)projecten in Nederlandlopen en de bond heeft er niet veel klachten over ontvangen (Van Duijn,2006).

    1.1 Vraagstelling

    Om meer zicht te krijgen op de voor- en nadelen van de solosurveillance isdit onderzoek uitgevoerd, dat zich beperkt tot een inventarisatie van de erva-ringen bij de staf van de betrokken korpsen en een enquête onder executievepolitiemedewerkers met en zonder ervaring met solosurveillance. Het gaat indit onderzoek om de volgende vragen.1 Wat zijn de ervaringen met solosurveillance in Nederland en in het bui-

    tenland? 2 Waaruit bestaan de kosten en baten van de solosurveillance voor de poli-

    tieorganisatie en voor de politiemedewerkers?3 Hoe verhouden de kosten van solosurveillance zich tot de baten in ver-

    schillende situaties (tijdstippen, locaties, type melding)?4 Hoe verhouden deze kosten en baten zich bij de inzet van verschillende

    categorieën personeel (vaardigheden, bereidheid, rang, sekse, leeftijd, herkomst)?

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 11

  • 12

    Politiekunde 20 | Solosurveillance

    Deze vragen zijn beantwoord door middel van literatuuronderzoek, een inter-nationale rondvraag, gesprekken met leidinggevenden of stafleden van de be-trokken korpsen en door het afnemen van een enquête onder 523 politieme-dewerkers van de betrokken korpsen.

    Opbouw rapportIn het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de bestaande literatuur met betrekking tot solosurveillance en op de ervaringen in het buitenland. Inhoofdstuk 3 komt de organisatie van de solosurveillance in de vijf korpsendie solosurveillance hebben ingevoerd aan de orde. In hoofdstuk 4 tot en met7 worden de resultaten van de enquête besproken. Het rapport wordt afgeslo-ten met een samenvatting en conclusie in hoofdstuk 8.

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 12

  • In dit hoofdstuk wordt allereerst een overzicht gegeven van de bestaande lite-ratuur met betrekking tot solosurveillance. In het tweede deel van dit hoofd-stuk worden de ervaringen met solosurveillance in het buitenland besproken.Deze zijn verzameld via het netwerk van Europol.

    Hoewel een groot deel van de aangehaalde literatuur van voor 2000 da-teert, leidt dit niet tot onvergelijkbaarheid met de huidige situatie. Het gaatimmers telkens om het verschil tussen solo- en duosurveillance, en dezelfdeverschillen zullen ook in de huidige situatie optreden.

    2.1 Onderzoek naar solosurveillance

    Allereerst wordt gekeken naar het soort meldingen waar de solo- en duosurveil-lanten mee te maken hebben in de diverse onderzoeken. Vervolgens komt deverhouding tussen de kosten en de effectiviteit aan bod: in hoeverre is volgensverschillende onderzoeken solosurveillance in vergelijking met duosurveillanceefficiënt te noemen? Een aspect van solosurveillance dat vaak als nadeel wordtgezien is de veiligheid. Gekeken wordt naar wat uit onderzoek blijkt aangaandehet risico van solopolitiemedewerkers. Ten slotte komen de houding van de poli-tiemedewerkers en de tevredenheid van de burgers aan bod.

    Soort meldingenDe toewijzing van meldingen gebeurt vrijwel altijd vanuit de meldkamer vande politie. Hoewel de solosurveillant in kwestie in Nederland altijd het laatstewoord heeft bij de vraag of hij alleen op een bepaalde melding afgaat of sa-men met een collega, wordt in de meldkamer dus bepaald welke meldingennaar welke surveillancevorm gaan. In de toewijzing van de meldingen kan demeldkamer verschillende aspecten in overweging nemen, zoals de veiligheidvan de situatie en de vraag in hoeverre meerdere agenten ter plekke nodigzijn. Uit alle onderzoeken waarin dit onderwerp aan bod komt, blijkt dat solo-surveillanten met andere meldingen te maken hebben dan duosurveillanten.

    13

    2Onderzoek naar solosurveillance en ervaringen in het buitenland

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 13

  • 14

    Politiekunde 20 | Solosurveillance

    Boydstun e.a. (1977) deden gedurende twaalf maanden een experimenteelonderzoek naar de werkwijze van politiemedewerkers tijdens de solo- enduosurveillance. Zij vergeleken de werkwijze van vier groepen politiemede-werkers, die waren ingedeeld op basis van de veiligheid van het gebied (vei-lig versus onveilig) en de grootte van de unit (solo versus duo). Uit het on-derzoek blijkt dat solo’s meestal taken toegewezen krijgen waarbij de kans opcontact met een mogelijk gevaarlijke burger klein is (organisatorische taken,aangifte opnemen). Duo-units krijgen juist vaker criminele en ordeherstellen-de taken toegewezen. Ook worden zij vaker naar incidenten met een medischaspect gestuurd, maar dit komt grotendeels doordat een deel van de duo-units een combinatie is van politie- en ambulancemedewerkers.

    Ook uit de onderzoeken van Blake en Coupe (2001) en Wilson en Brewer(1991), die in de komende paragrafen nog nader worden toegelicht, komtnaar voren dat solosurveillanten andere meldingen toegewezen krijgen danduosurveillanten. Zo pakken duosurveillanten meer inbrekers op dan solosur-veillanten. Dit komt doordat solosurveillanten vooral naar inbraken gaan waarde dader al weg is (Blake en Coupe, 2001). Uit het onderzoek van Wilson enBrewer (1991) blijkt dat solosurveillanten niet meer confrontaties meemakendan duosurveillanten, maar dit is ook zo als solosurveillanten met even ge-vaarlijke meldingen te maken hebben.

    EfficiëntieSolosurveillance wordt vaak als een manier gezien om de verhouding tussenkosten en effectiviteit te verbeteren. Deze verhouding is op verschillende ma-nieren onderzocht, namelijk door na te gaan of de dekking van een bepaaldgebied toeneemt, of de reactietijd verbetert en door te kijken of de politieme-dewerkers meer incidenten afhandelen tijdens de solosurveillance dan tijdensde duosurveillance.

    Ten eerste is onderzocht of solosurveillance leidt tot een toename van dedekking. Door duo-units op te delen in solo-units, kunnen met minder poli-tiemedewerkers meer units in een gebied surveilleren. Voorstanders van solo-surveillance zijn van mening dat met de overgang van duo- naar solosurveil-lance de dekking van een gebied in principe kan verdubbelen, omdat het aantal units is verdubbeld. Het is echter de vraag of deze manier van werkendaadwerkelijk zo efficiënt is.

    Kaplan (1979) heeft dit met behulp van mathematische modellen nagere-kend en concludeert dat de toename niet lineair is. De toename van de dek-

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 14

  • 15

    Onderzoek naar solosurveillance en ervaringen in het buitenland

    king in een bepaald gebied neemt namelijk af naarmate meer units wordeningezet, omdat de dekkingsgebieden van de units elkaar steeds meer overlap-pen. Volgens Kaplan neemt de surveillancedekking van een gebied bij de inzetvan twee solo-units (in plaats van een duo-unit) wel toe, maar niet met tweekeer. Kaplan schat dat het een toename van ongeveer 70% betreft. Hoewelgeen verdubbeling van de dekking, is dit toch aanzienlijk.

    Ten tweede is de verhouding tussen de kosten en effectiviteit onderzochtdoor te kijken naar de reactietijd van de politiemedewerkers. De reactietijd isde tijd tussen de ontvangst van de melding en het moment dat de eenheid opde bestemming arriveert. Deze tijd is van grote invloed op de kwaliteit vanhet politiewerk. In geval van nood is het immers de bedoeling dat een politie-medewerker snel ter plekke is. Voorstanders van solosurveillance zijn van me-ning dat de reactietijd sterk afneemt bij solosurveillance, omdat er door degrotere dekking meer units in de buurt zijn van de plek waarover meldingwordt gedaan.

    Kaplan (1979) heeft met behulp van de eerdergenoemde mathematischemodellen ook de reactietijd van één duo-unit vergeleken met die van twee solo-units. Volgens deze modellen neemt de reactietijd wel af, maar niet bij-zonder sterk, als van het gebruik van één duo-unit wordt overgegaan op de in-zet van twee solo-units. Dit komt grotendeels doordat, zoals eerder gezegd, detoename van de dekking afneemt naarmate meer units worden ingezet. Eenvoordeel is echter dat de kans veel kleiner is dat een politiemedewerker ver-geefs moet wachten op assistentie, omdat relatief meer units beschikbaar zijn.

    Ook Blake en Coupe (2001) hebben de reactietijd onderzocht, maar dit-maal gebaseerd op gegevens uit door de surveillanten ingevulde vragenlijsten.Zij onderzochten het functioneren van solo- en duosurveillanten na een mel-ding van een op heterdaad betrapte inbreker. De aanrijtijd van de solosurveil-lant naar de plek van het misdrijf bleek langer te zijn dan de aanrijtijd van deduosurveillant (respectievelijk 8,4 en 6,1 minuut). Dit verschil werd echtervoor een groot deel veroorzaakt door andere variabelen, namelijk doordat deduosurveillanten over het algemeen in een snellere auto reden, vaker al bijhet incident in de buurt waren, vaker ’s nachts reden en vaker al op straat aanhet werk waren als ze opgeroepen werden en dus sneller op de plaats van hetincident konden zijn. Solosurveillanten waren vaker op het politiebureau ofbij een ander incident. Door deze grote verschillen in de omstandigheden vande solo- en duo-interventies zegt dit verschil in aanrijtijden dus niet zoveel.

    In het eerdergenoemde onderzoek in San Diego van Boydstun e.a. (1977)wordt de reactietijd anders gedefinieerd, namelijk als de tijd tussen de ont-

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 15

  • 16

    Politiekunde 20 | Solosurveillance

    vangst van de melding en het moment dat de eenheid weer beschikbaar isvoor een nieuwe melding. Ook uit dit onderzoek komt naar voren dat solosur-veillanten gemiddeld een langere reactietijd hebben dan duosurveillanten (respectievelijk 49 en 38 minuten), maar dit verschil is niet bij alle soortenmeldingen aanwezig. Bij criminele (bijvoorbeeld inbraak) of ordebewarende in-cidenten (bijvoorbeeld relschoppende jongeren) deden de solosurveillanten eriets langer over, maar bij andere meldingen (zoals verkeersincidenten en nood-gevallen) waren de solosurveillanten even snel of sneller dan hun col lega’s.

    Ten slotte kan de efficiëntie worden bepaald door het aantal incidenten tevergelijken dat solo- en duosurveillanten afhandelen. Bentley en Bardswell(1972; zie Fekkes, 1995) hebben dit onderzocht door de hoeveelheid uit-gevoerde werkzaamheden door enkel en dubbel bemande politiewagens tevergelijken. Zij komen tot de conclusie dat solo-units gemiddeld een kwartminder incidenten afhandelen dan duo-units. Dus als gekeken wordt naar hetaantal afgehandelde incidenten per individuele politiemedewerker, dan hande-len solosurveillanten anderhalf keer zo veel incidenten af als duosurveillanten.

    Boydstun e.a. (1977) vonden zelfs geen significant verschil in het aantalafgehandelde incidenten per unit, wat impliceert dat de solosurveillanten ge-middeld per individuele politiemedewerker twee keer meer incidenten afhan-delen dan de individuele duopolitiemedewerker. Zoals al vermeld bestondenin deze onderzoeken verschillen tussen het soort incidenten. De incidentendie de solosurveillanten afhandelden waren over het algemeen minder zwaaren dus vaak minder tijdrovend.

    In het onderzoek van Blake en Coupe (2001) naar inbrekers die op heter-daad betrapt werden, werd gekeken naar de productiviteit van de politieme-dewerkers. Hieruit komt naar voren dat duosurveillanten meer inbrekers op-pakken dan solosurveillanten. De duosurveillanten gaan echter vooral af opmeldingen waarbij de dader op heterdaad betrapt is en de pakkans dus grootis. Solosurveillanten gaan over het algemeen naar meldingen van inbraak diegedaan zijn als de dader al vertrokken is. De pakkans is in deze gevallen uiter-aard miniem. De pakkans is dus vooral afhankelijk van het soort melding datde politiemedewerkers binnenkrijgen en niet van de surveillancevorm.

    Uit het voorgaande blijkt dat de efficiëntie van solo- versus duosurveillan-ce sterk bepaald wordt door de werkomstandigheden van beide soorten sur-veillances. Solosurveillanten krijgen andere meldingen binnen, werken metander materiaal (bijvoorbeeld andere auto’s) en werken op andere tijdstippen.Als met deze factoren rekening wordt gehouden, blijkt dat solosurveillanceefficiënter is dan duosurveillance. Dit geldt onder de huidige omstandighe-

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 16

  • 17

    Onderzoek naar solosurveillance en ervaringen in het buitenland

    den, dus als solosurveillanten de ongevaarlijkere meldingen krijgen, vooraloverdag surveilleren, enzovoort. Over de effectiviteit van solosurveillance inandere situaties kunnen in dit verband geen conclusies worden getrokken.

    Veiligheid Een vaak genoemd nadeel van solosurveillance is de geringere veiligheid(Boydstun e.a., 1977). Politiemedewerkers zijn van mening dat zij, als zijzonder collega werken, vaker slachtoffer kunnen worden van geweld of dateen bepaalde gebeurtenis ernstigere gevolgen kan hebben.

    In een aantal onderzoeken is bekeken of politiemedewerkers daadwerkelijkte maken hebben met meer geweld tijdens de solosurveillance. In Australischonderzoek is dit gedaan door na te gaan in hoeverre zij weerstand van bur-gers ondervinden tijdens de solo- en tijdens de duosurveillance (N=629;Wilson & Brewer, 1991). De agenten kregen 32 activiteiten voorgelegd die zijtijdens de surveillance uitvoeren. Op een zespuntsschaal moesten de agenteninvullen hoeveel weerstand zij ervoeren tijdens de laatste keer dat ze de acti-viteit uitvoerden. Het verschil tussen de weerstand tijdens de solo- en de duo-surveillance blijkt vrijwel nooit significant te zijn. De onderzoekers conclude-ren dat ook de weerstand vooral afhankelijk is van het soort taak dat de poli-tiemedewerkers uitvoeren (bijvoorbeeld bekeuren of een inbraak afhandelen)en aanzienlijk minder van het soort surveillance dat toegepast wordt. Solosur-veillanten worden vaak niet naar bepaalde meldingen gestuurd als de kans opweerstand groot is.

    Volgens Boydstun e.a. (1977) ondervinden solosurveillanten zelfs minderweerstand bij arrestaties en worden zij minder vaak aangevallen door het pu-bliek dan duosurveillanten. Dit komt deels doordat de solosurveillanten min-der vaak worden blootgesteld aan risicovolle situaties, maar ook doordat risi-covolle situaties bij duosurveillanten daadwerkelijk vaker uit de hand lopendan bij solosurveillanten.

    Wilson e.a. (1990; zie Fekkes, 1995) onderzochten de kans op verwon-ding bij duo- en solosurveillanten indien zij worden aangevallen door eenburger. Zij concluderen dat solosurveillanten meer kans lopen op verwondin-gen dan duosurveillanten (46% en 39%). Deze kans op verwondingen hangtechter sterk samen met de hoeveelheid betrokken burgers. Wordt de solosur-veillant aangevallen door minder dan vier personen, dan loopt hij evenveelkans op verwondingen als een duosurveillant. Als een surveillant echter doorvier of meer burgers wordt aangevallen, dan loopt hij meer kans op verwon-

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:02 Pagina 17

  • ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––

    4 De volgende politiedistricten werkten mee aan het onderzoek: Genk (België), Deurne, Asten en Someren (DAS), Roosendaal,

    Uden/Veghel, Valkenswaard en Den Haag.

    5 Deze schaal, door Fekkes ‘welzijn’ genoemd, is samengesteld op basis van vier vragen met betrekking tot de mate waarin men

    de surveillancevorm ‘gezellig’, ‘bevredigend’, ‘uitdagend’ en ‘aangenaam’ vindt.

    18

    Politiekunde 20 | Solosurveillance

    dingen dan surveillanten uit een duo. Dit komt waarschijnlijk doordat solo-surveillanten op zo’n moment de dekking van een tweede politiemedewerkermissen.

    Samenvattend blijkt uit de buitenlandse onderzoeken dat solosurveillantenevenveel of zelfs minder risico lopen dan duosurveillanten. Dit komt doordatsolosurveillanten te maken hebben met minder gevaarlijke meldingen. Daar-naast lopen incidenten tijdens de solosurveillance minder vaak uit de hand,maar als de situatie uit de hand loopt, zijn de gevolgen soms ernstiger voorde solosurveillant dan zij voor duosurveillanten geweest zouden zijn.

    Houding van de politiemedewerkersNaast praktische overwegingen, zoals de efficiëntie en veiligheid van solosur-veillance, is in een aantal, voornamelijk Nederlandse, onderzoeken ook geke-ken naar de houding van de politiemedewerkers tegenover solosurveillance.

    Boydstun e.a. (1977) hebben in San Diego ook een vragenlijst afgenomenonder de politiemedewerkers om hun attitude tegenover solosurveillance teonderzoeken. Uit het onderzoek blijkt dat iets meer dan de helft van de medewerkers de voorkeur heeft voor duosurveillance (52%), omdat zij vanmening zijn dat de meeste politietaken efficiënter kunnen worden uitgevoerdmet z’n tweeën. Een groot deel van de politiemedewerkers blijkt echter geenvoorkeur te hebben voor solo- of duosurveillance. Daarnaast vindt 45% duo-surveillance veiliger dan solosurveillance en is 40% neutraal. Vooral politie-medewerkers met ervaring met duosurveillance in hoogrisicogebieden heb-ben een voorkeur voor duosurveillance.

    Onder politiefunctionarissen in Nederland en België is een onderzoek uit-gevoerd waarbij voornamelijk is ingegaan op de veiligheidsgevoelens van depolitiemedewerkers (N=88).4 De politiemedewerkers werd een vragenlijstvoorgelegd met situatieschetsen aan de hand waarvan hun houding ten op-zichte van solosurveillance onderzocht werd. Uit dit onderzoek blijkt dat depolitiemedewerkers met solo-ervaring solosurveillance ongeveer even vaakveilig en prettig vinden als duosurveillance.5 De agenten zonder solo-ervaringvinden solosurveillance echter veel vaker onveilig en onprettig. Alleen de solo-surveillanten in Genk schetsen een negatief beeld van solosurveillance. Dit

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 18

  • ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––

    6 Degenen die de noodhulp vanuit de meldkamer aansturen.

    7 Waarvan 74% belast met basispolitiezorg.

    8 Zie hoofdstuk 3 voor een beschrijving van het project DAS.

    19

    Onderzoek naar solosurveillance en ervaringen in het buitenland

    komt waarschijnlijk doordat vlak voor het onderzoek een incident met eenduosurveillant had plaatsgevonden (mishandeling) en doordat in Genk de in-voering van boven werd opgelegd zonder dat het uitvoerend personeel konmeebeslissen (Fekkes, 1995).

    De politie Noord- en Oost-Gelderland heeft met behulp van een enquêtein oktober 2006 een evaluatie laten uitvoeren van de noodhulp en van de solo-surveillance (Klaros, 2006a, 2006b, 2006c). Centralisten,6 wijkagenten en poli-tiemedewerkers die in de noodhulp werken, hebben de enquête ingevuld (resp.N=18, 113, 284). In dit onderzoek wordt echter geen onderscheid gemaakttussen werknemers die al dan niet ervaring hebben met solosurveillance.

    Uit het onderzoek blijkt dat slechts 32% van de politiemedewerkers hetprettig vindt overdag solosurveillance te draaien en eenzelfde percentage voeltzich overdag even veilig tijdens de solo- als de duosurveillance. Dit zal samen-hangen met het feit dat slechts een kwart van de medewerkers tevreden isover de snelheid van de ondersteuning en dat 74% van de politiemedewerkerszegt in overleg met de meldkamer te kunnen bepalen of hij alleen of samenmet een andere politiemedewerker naar een situatie toe gaat. Wel denkt 83%van de medewerkers voldoende ervaring en kennis te bezitten voor solosur-veillance overdag.

    Ook de ondernemingsraad van de politieregio IJsselland heeft een enquêteuitgezet onder zijn medewerkers over de solosurveillance in de noodhulp(N=244;7 Ondernemingsraad IJsselland, 2006). De meeste politiemedewerkerszeggen dat er is gecommuniceerd over solosurveillance en ook denkt een grootdeel van hen voldoende vaardigheden te bezitten voor solosurveillance (78%).Volgens de OR zien de meeste respondenten alleen nadelen aan solosurveillan-ce. Het grootste nadeel is volgens de respondenten de afgenomen veiligheid,maar men maakt zich ook wel zorgen over de kwaliteit van het politiewerk.

    Van 1994 tot 2004 werd er op de afdeling DAS (Deurne, Asten en Some-ren) van de politieregio Brabant Zuid-Oost alleen gesurveilleerd.8 Door reor-ganisatie is de solosurveillance in 2004 weer afgeschaft. De afdeling DASheeft in 1995 een zelfevaluerend en inventariserend onderzoek uitgevoerdnaar het proces van de invoering van de solosurveillance aan de hand van hetmodel van de Nederlandse Kwaliteitsprijs (NKP-model; Pijnappels & Van deVen, 1995). In het volgende hoofdstuk wordt geconstateerd dat er veel verzet

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 19

  • 20

    Politiekunde 20 | Solosurveillance

    tegen solosurveillance was onder de medewerkers. De medewerkers van de af-deling DAS concluderen echter een jaar na invoering van de solosurveillance:‘zowel de leiding als de medewerkers, het publiek en het Bevoegd Gezag vande afdeling DAS ervaren de vernieuwing als positief’. Positieve aspecten vansolosurveillance zijn volgens de medewerkers van DAS een bewustwordingvan het eigen functioneren en de komst van een lerende organisatie. Mogelij-kerwijs is het verzet in de loop van de tijd ontstaan, bijvoorbeeld doordat deervaringen met solosurveillance niet voldeden aan de verwachtingen.

    Uit de grotendeels Nederlandse onderzoeken blijkt dat de houding dieveel politiemedewerkers tegenover solosurveillance hebben vrij negatief is. Depolitiemedewerkers vinden solosurveillance onveiliger, minder prettig en bo-vendien minder efficiënt. Naarmate politiemedewerkers meer ervaring heb-ben met solosurveillance nemen ze een positievere houding aan ten opzichtevan solosurveillance.

    Effect burgerVolgens voorstanders van solosurveillance neemt met het aantal politiesurveil-lances de zichtbaarheid van de politiemedewerkers toe – en daarmee de tevre-denheid van de burger – als twee solo-units worden ingezet in plaats van éénduo-unit. Kaplan (1979) betwijfelt of de toename van de zichtbaarheid van depolitie op straat wel sterk toeneemt als het aantal surveillances toeneemt. Omzichtbaar te zijn, zijn immers kijkers nodig en het publiek is maar een kleindeel van de dag op straat. Het effect van het toegenomen aantal surveillances isvolgens Kaplan vrij klein en wellicht zelfs niet eens merkbaar voor de burger.

    In het onderzoek van Boydstun e.a. (1977) is de tevredenheid van de bur-ger rechtstreeks bepaald door te kijken naar het aantal klachten van de burgersover het politieoptreden tijdens de solo- en duosurveillance. Solosurveillantenbleken in een periode van twaalf maanden significant minder klachten te krij-gen dan duosurveillanten (duosurveillanten ontvingen 30% meer klachten dansolosurveillanten) en bovendien verschilde de inhoud van de klachten niet.

    Decker en Wagner (1982; zie Fekkes, 1995) hebben onderzoek gedaannaar de inhoud van de klachten over politiemedewerkers. Zij vonden wel eenverschil in de inhoud van klachten over solo- en duosurveillanten. De klach-ten over duosurveillanten gaan vaker over geweld dat de politiemedewerkershebben gebruikt (ongeacht het soort meldingen dat de surveillanten afhande-len). Duosurveillanten blijken dus een agressievere werkwijze te hebben, ter-wijl solosurveillanten vaker de-escalerend gedrag vertonen.

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 20

  • 21

    Onderzoek naar solosurveillance en ervaringen in het buitenland

    Samenvatting onderzoek naar solosurveillanceUit de verschillende onderzoeken komt naar voren dat solosurveillanten temaken hebben met andere meldingen dan duosurveillanten. De meldingendie solosurveillanten afhandelen zijn eenvoudiger en minder gevaarlijk dan demeldingen die de duosurveillanten afhandelen.

    Solosurveillance wordt altijd ingevoerd als een manier om efficiënter tewerken. In diverse onderzoeken is gekeken hoe efficiënt solosurveillance daad-werkelijk is. Ten eerste is nagegaan of de dekking toeneemt als de duo-unitsworden opgesplitst in solo-units. De dekking blijkt wel toe te nemen, maar de-ze toename neemt waarschijnlijk af naarmate meer units worden ingezet,doordat de dekkingsgebieden van de units elkaar steeds meer overlappen.

    Ten tweede is de reactietijd van de twee soorten surveillance-units vergele-ken. Volgens mathematische modellen neemt de reactietijd iets af als van duo-units op solo-units wordt overgegaan. In de praktijk blijkt de reactietijd vansolosurveillanten echter juist iets langer te zijn dan die van de duosurveillan-ten, maar dit komt vooral door andere variabelen – solosurveillanten zijn vaakniet in de buurt, hebben een langzamere auto, andere meldingen, enzovoort.

    Ten slotte is het aantal incidenten vergeleken dat solo- en duosurveillantenafhandelen. Over het algemeen handelt één solosurveillant meer incidenten afdan één duosurveillant. Wel is gebleken dat duosurveillanten meer inbrekersoppakken dan solosurveillanten, maar dit komt doordat duosurveillanten va-ker naar inbraken worden gestuurd waar de dader op heterdaad is betrapt ende pakkans veel groter is.

    Een veelgenoemd nadeel van solosurveillance is de veronderstelde onvei-ligheid. De solosurveillanten blijken echter evenveel of zelfs minder inciden-ten mee te maken dan duosurveillanten. Dit komt met name doordat de solo-surveillanten te maken hebben met andere (ongevaarlijkere) meldingen envermoedelijk ook door de-escalerend gedrag.

    Uit de grotendeels Nederlandse onderzoeken blijkt dat veel politiemede-werkers een negatieve houding hebben tegenover solosurveillance. Dit komtvooral doordat zij solosurveillance onveiliger en minder efficiënt vinden.Naarmate politiemedewerkers er meer ervaring mee hebben, nemen ze eenpositievere houding aan ten opzichte van solosurveillance.

    Een argument om voor solosurveillance te kiezen, is een grotere tevreden-heid van de burgers over de politie. Doordat er meer blauw op straat is, zoude burger zich veiliger moeten voelen. Aan het effect van meer blauw opstraat wordt door sommigen getwijfeld, omdat de burgers maar een kleindeel van de dag op straat zijn. De tevredenheid van de burgers kan ook wor-

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 21

  • 22

    Politiekunde 20 | Solosurveillance

    den vastgesteld aan de hand van het aantal klachten dat de burgers indienen.Solosurveillanten blijken inderdaad minder klachten te krijgen dan duosur-veillanten.

    2.2 Ervaringen in het buitenland

    In deze paragraaf worden de ervaringen van verschillende landen met solo-surveillance besproken. De gegevens zijn verkregen via het netwerk van Euro-pol. Achttien landen stuurden een reactie op.

    AustraliëBij de rijkspolitie in Australië werken de politiemedewerkers meestal in twee -tallen. In slechts enkele gevallen wordt ervoor gekozen dat een agent alleenop stap gaat. Dit is afhankelijk van de taak die een agent moet uitvoeren en demankracht die op dat moment aan het werk is.

    ’s Avonds en ’s nachts bestaat een surveillance-unit altijd uit twee perso-nen. Deze keuze is gebaseerd op de gedachte dat de politiemedewerkers ’s avonds en ’s nachts het meest blootstaan aan bedreigingen en gevaar.

    Dit is opmerkelijk, omdat in Australië in de jaren negentig uitgebreid on-derzoek is gedaan naar de risico’s van solosurveillance (door Wilson en Bre-wer, zie vorige paragraaf) en daaruit blijkt dat solosurveillance niet gevaarlij-ker is dan duosurveillance.

    BelgiëIn België is men vrij onbekend met solosurveillance. Wel is met solosurveil-lance geëxperimenteerd in de politie-zone Dilsen-Stokkem/Maaseik. Daar liephet personeelsbestand in 2004 sterk terug door reorganisatie. Om dit pro-bleem te ondervangen, werd solosurveillance frequent ingezet (Politie Maas-land, 2005). Zoals in de vorige paragraaf naar voren kwam, heeft ook de po-litiezone Genk ervaring met solosurveillance (Fekkes, 1995). Voor zover be-kend wordt er nu niet meer gewerkt met solosurveillance.

    BulgarijeIn Bulgarije is solosurveillance ongeschikt bevonden voor de dagelijkse werk-zaamheden van politiemedewerkers. De voorkeur gaat uit naar units van twee

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 22

  • 23

    Onderzoek naar solosurveillance en ervaringen in het buitenland

    of meer medewerkers – hoeveel dit er precies zijn, wordt bepaald door eenstafmedewerker. Voor deze manier van surveillance is gekozen uit veiligheids-overwegingen en om te voorkomen dat politiemedewerkers onnodige foutenmaken in gecompliceerde situaties.

    CanadaZoals bekend is Canada een uitgestrekt land en zijn er veel afgelegen, kleinegemeenschappen of dorpen. In sommige van deze kleine gemeenschappen iseen solosurveillant aan het werk.

    In Canada bestaat de laatste tijd veel aandacht voor de veiligheid van solo-surveillanten. Door de dood van twee politiemedewerkers, die overleden ter-wijl zij alleen aan het werk waren in een dorp, is in december 2007 metspoed een nieuw back-upbeleid ingevoerd voor solosurveillanten. Er is nauw-keurig omschreven bij welke meldingen een politiemedewerker back-up no-dig heeft. Zo vragen de volgende situaties om back-up van andere agenten:bij meldingen van (verwacht) geweld, bij huiselijk geweld, in situaties waareen wapen aanwezig is, enzovoort. Op deze manier probeert Canada de vei-ligheid van de politiemedewerkers te garanderen en tegelijkertijd solosurveil-lanten te kunnen blijven inzetten.

    DuitslandIn Duitsland valt de politie onder de verantwoordelijkheid van de zestien fe-derale staten, die allemaal andere regels hanteren. Het beeld dat onze infor-mant heeft geschetst, is gebaseerd op gegevens over de situatie in de deelstaatNordrhein-Westfalen. De situatie in deze deelstaat is grosso modo vergelijk-baar met de landelijke situatie.

    Indien mogelijk wordt in Duitsland met duosurveillance-units gewerkt.Uit veiligheidsoogpunt worden altijd duo-units ingezet als moet worden ge-reageerd op een melding door een burger, wat tevens het grootste deel van dewerkzaamheden van de politiemedewerkers is. Preventieve taken, zoals sur-veillance te voet of per fiets, worden wel vaak door solosurveillanten uitge-voerd. Zodra echter noodhulp moet worden verleend, wordt altijd ondersteu-ning naar de solosurveillant gestuurd.

    Momenteel wordt er in Keulen en Hildesheim geëxperimenteerd met demogelijkheden om solosurveillance in meer omstandigheden in te zetten.Hildesheim zegt het pilotproject te hebben opgezet om de zichtbaarheid vande politie voor de burger en het contact met de burgers te verbeteren.

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 23

  • 24

    Politiekunde 20 | Solosurveillance

    Finland Volgens de algemene regelgeving voor de politie bestaan politie-units in Fin-land uit meer dan één politiemedewerker. Solo-units kunnen dus uitzonderin-gen worden genoemd, maar in de praktijk komt het regelmatig voor dat poli-tiemedewerkers om praktische redenen zonder collega aan het werk gaan. Erzijn verschillende politietaken die geschikt worden bevonden voor solosur-veillance.

    Er is in Finland geen specifiek onderzoek naar solosurveillance uitgevoerd.In een ontwikkelingsonderzoek van de politieschool in Finland kwam welnaar voren dat er verschillende positieve kanten zitten aan solosurveillance.Speciale aandacht moet uitgaan naar de planning van de taken, de benodigdemiddelen en natuurlijk naar de veiligheid van de politiemedewerkers.

    GriekenlandDe reguliere surveillances (te voet en mobiel) worden in de regel door deGriekse politiedienst uitgevoerd door twee of meer agenten, overeenkomstigspecifieke orders van het ministerie.

    Als uitzondering op deze regels van hogerhand kan de korpsleiding, in ge-vallen van crisis of onderbezetting, besluiten bij verkeersverstoringen surveil-lancevoertuigen met één agent in te zetten om de gebruikelijke taken uit tevoeren. In deze gevallen is het de surveillance-units niet toegestaan ver vanbewoonde gebieden te gaan en in gevaarlijke situaties in te grijpen zonderhulp van collega’s. Zo worden onvoorziene en gevaarlijke situaties in verbandmet de veiligheid van de agenten vermeden.

    IerlandIn Ierland wordt surveillance te voet uitgevoerd door individuele politieme-dewerkers. Surveillanten te voet die elkaar opzoeken krijgen dan ook vaak eenafkeurende blik toegeworpen. Alleen bij bepaalde activiteiten wordt samenge-werkt door de politiemedewerkers. Zo wordt ’s nachts altijd in paren gesur-veilleerd.

    Overdag wordt de mobiele surveillance in plattelandsgebieden door éénsurveillant uitgevoerd, maar ’s nachts en in stedelijke gebieden wordt de mo-biele surveillance in paren uitgevoerd.

    De keuze om ’s nachts duosurveillance in te zetten, is gebaseerd op veilig-heidsoverwegingen. Ditzelfde geldt voor surveillance in risicovolle gebieden.

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 24

  • 25

    Onderzoek naar solosurveillance en ervaringen in het buitenland

    Het blijkt echter soms moeilijk om een onderscheid te maken tussen meldin-gen die geschikt zijn voor solo- of duosurveillance.

    LetlandIn Letland bestaat een surveillance-unit altijd uit twee of meer politiemede-werkers. Dit geldt vooral tijdens de nachtdiensten en tijdens de verkeerssur-veillance. Om een groter gebied te kunnen dekken, is op verschillende routesgeëxperimenteerd met solosurveillance. Men vond echter dat dit een onvol-doende resultaat opleverde voor de openbare orde en de verkeersveiligheid.

    Volgens de politieautoriteiten hadden solo-units bovendien meer tijd no-dig voor het uitvoeren van hun taken. Ook liepen de solopolitiemedewerkerstegen problemen aan tijdens het vervoeren van verdachten of tijdens het aan-houden en arresteren van mensen. De politiemedewerkers stonden in derge-lijke gevallen te veel bloot aan gevaar.

    Litouwen, Oostenrijk, RoemeniëIn deze landen heeft men geen ervaring met solosurveillance.

    SloveniëIn 2002 en 2003 zijn in twee politie-units pilotprojecten met solosurveillanceuitgevoerd. Deze pilots duurden een half jaar. De solosurveillance vond plaatstussen 7.00 en 19.00 uur. Voor de risicovolle taken werden duo-units ingezet.De solo-units voerden vooral taken uit als eenvoudige verkeersongevallen,diefstal, enzovoort. De volgende voordelen van solosurveillance kwamen naarvoren naar aanleiding van de pilots:• betere dekking van een gebied en een kortere reactietijd;• lichtere taken werden door de solo-units overgenomen van het ‘interven-

    tieteam’, het team dat zich bezighoudt met intensievere taken, waardoorde interventieteams sneller konden reageren op ernstigere meldingen;

    • efficiëntere inzet van de politiemedewerkers door een politiemedewerkersolo te laten surveilleren indien mogelijk;

    • politiemedewerkers konden meer tijd besteden aan elke te behandelen zaak.

    Het nadeel van solosurveillance bleek te zijn dat er een langere reactietijd wasals om veiligheidsredenen twee politiemedewerkers naar de melding moes-ten. Dit kwam vrij vaak voor. Daarnaast vraagt solosurveillance om ervaren en

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 25

  • 26

    Politiekunde 20 | Solosurveillance

    onafhankelijke medewerkers die voldoende kennis bezitten. Verder klaagdende politiemedewerkers over een hoge werklast. Dit kan komen doordat demedewerkers nu alle verschillende taken zelf moeten doen, terwijl dit voor-heen over de medewerkers werd verdeeld (wagen ophalen, klaarmaken, te-rugbrengen, rapporteren, enzovoort).

    De politiemedewerkers voelden zich niet onveiliger, maar hadden wel hetgevoel dat zij voorzichtiger moesten zijn en tactvoller moesten optreden.Sommige medewerkers hadden het gevoel dat burgers agressiever waren te-gen de solosurveillant dan tegen duosurveillanten.

    Om veiligheidsredenen en vanwege de onvoorspelbaarheid van het werk isuiteindelijk gekozen voor het inzetten van duosurveillanten. Wanneer tochwordt besloten surveillanten alleen op pad te sturen, moet het hoofd van deafdeling rekening houden met de omstandigheden.

    SlowakijeIn Slowakije bestaat een surveillance-eenheid uit één of meer surveillanten.Dit is afhankelijk van de veiligheid van de situatie en de mogelijke risico’s diede politiemedewerkers in een bepaalde situatie lopen. Om te bepalen of eensituatie geschikt is voor solosurveillance wordt een risicotaxatie gedaan. Dezetaxatie is de taak en de verantwoordelijkheid van de leidinggevende van hetpolitiedepartement.

    Desalniettemin komt solosurveillance in Slowakije vrijwel nooit voor.Meestal bestaan de surveillance-units uit meerdere agenten, omdat dit veiligerwordt gevonden.

    SpanjeIn Spanje bestaan de surveillance-units traditiegetrouw uit twee politiemede-werkers. Uitzondering was het project ‘Policia 2000’ (1996-2004), toen inhistorische en commerciële stadsdelen geëxperimenteerd is met solosurveil-lance. Deze solo-units werden door een mobiele unit ondersteund.

    Ondanks alle operationele voordelen (mits ondersteund door een mobieleunit en in relatief veilige buurten), werd solosurveillance niet positief ontvan-gen bij de politiekorpsen, omdat men vond dat er te weinig mankracht wasom te reageren in geval van een terroristische aanslag of bij een crimineel in-cident. Ook speelt mee dat de agenten zich veiliger voelen als ze samen meteen collega werken. In 2004 is de Spaanse politie om deze reden gestopt metsolosurveillance.

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 26

  • 27

    Onderzoek naar solosurveillance en ervaringen in het buitenland

    TsjechiëIn Tsjechië wordt surveillance omschreven in de politiestatuten als ‘een syste-matische, gekwalificeerde en over het algemeen individuele politieactiviteit, geba-seerd op lokale en persoonlijke kennis en nauwe samenwerking met publiekeautoriteiten, lokale autoriteiten, gemeentepolitie en organisaties en individu-en’. In Tsjechië is surveillance dus een activiteit die de politiemedewerkers inprincipe alleen uitvoeren. Alleen in situaties die als onveilig worden be-schouwd (’s nachts of bij risicovolle omstandigheden), surveilleren de poli-tiemedewerkers samen. De belangrijkste taken van de surveillant zijn hethandhaven van de publieke orde en de preventie en detectie van criminaliteit.

    De surveillanten krijgen meestal een bepaald gebied of een bepaalde plaatstoegewezen waar zij moeten surveilleren. Bij de toewijzing wordt rekeninggehouden met de veiligheid van dat gebied; naar onrustige gebieden wordenbijvoorbeeld meer surveillanten gestuurd.

    Verenigd KoninkrijkSolosurveillance komt nog weinig voor in het Verenigd Koninkrijk. Momen-teel is overdag 75% van de wagens dubbel bemand en ’s nachts is dit 89%, zoblijkt uit gegevens die agenten zelf leverden. Geconstateerd wordt dat eengroot deel van de politiekorpsen uit veiligheidsoverwegingen weinig solo -surveillances draait, maar deze beslissing is vrijwel nooit gebaseerd op enigwetenschappelijk bewijs. Slechts in één geval, in Essex, wordt op basis van in-cidentgegevens een risicotaxatie gemaakt van welke situaties en momentengeschikt zijn voor solo- dan wel duosurveillance (Povey, 2001).

    Ook uit onderzoek van PA Consulting Group (2001) onder politiemede-werkers uit Engeland en Wales blijkt dat solosurveillance vrij weinig voorkomt(79% duosurveillance overdag). Deels komt solosurveillance weinig voordoor een gebrek aan voertuigen, maar deels ook uit veiligheidsoverwegin-gen.9 Ook merken de onderzoekers op dat het aantal duosurveillanten net zosterk bepaald wordt door gewoonte en routine als door de vraag in hoeverrehet daadwerkelijk nodig is dat een unit uit meerdere agenten bestaat (PA Con-sulting Group, 2001).

    Solosurveillance wordt in het Verenigd Koninkrijk veel besproken in rela-tie tot reassurance policing. Reassurance policing houdt in dat het vertrouwen van

    ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––

    9 Op de feitelijke en ervaren veiligheid van solo- en duosurveillance wordt in dit onderzoek verder niet ingegaan.

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 27

  • 28

    Politiekunde 20 | Solosurveillance

    de burger in de politie moet groeien. Het Home Office – het departementdat is belast met criminaliteitspreventie en bescherming tegen criminaliteit –stelt dat de criminaliteit in het Verenigd Koninkrijk de laatste jaren sterk isgedaald, maar dat het publiek deze daling niet heeft opgemerkt. Het publiekis namelijk juist van mening dat de criminaliteit sterk is gestegen. Ook hetvertrouwen in de politie is niet toegenomen, met als gevolg dat burgers min-der bereid zijn de politie informatie te verschaffen en mee te werken aan on-derzoek. Met reassurance policing probeert de regering het vertrouwen vande burger te wekken, waardoor die weer zal meewerken met de politie. Hier-door zou de politie beter de strijd tegen de criminaliteit kunnen aangaan,met nog sterker dalende criminaliteitscijfers tot gevolg, aldus het Home Office.

    Volgens het Home Office moet het vertrouwen gewekt worden met zicht-baarheid en toegankelijkheid van en bekendheid met de politie. Hierdoorkrijgen de burgers het idee dat er orde en veiligheid op straat is. Een manierom dit te bereiken is solosurveillance. De agenten zijn dan beter verspreid opstraat en zijn toegankelijker voor het publiek (Povey, 2001).

    IJslandIn 2005 en 2006 werd door de IJslandse politie geëxperimenteerd met solo-surveillance. Deze experimenten vonden plaats in Reykjavik (100.000 inwo-ners) en in een naastgelegen plaats (20.000 inwoners). Met solosurveillancewilde men beter gebruikmaken van politiewagens op tijdstippen dat eenzichtbare politie nodig was.

    Solosurveillance werd ingezet op spitsuren (voor verkeerscontroles ’s mor-gens en aan het eind van de middag), ’s avonds en ’s nachts, maar nooit inhet weekend. De solosurveillanten surveilleerden in een bepaald gebied vanuitburgerwagens (undercover). Deze surveillance was vooral gericht op diefstal-len, overvallen, onder invloed autorijden, drugshandel, enzovoort. Verder wer-den de solosurveillanten ingezet bij kleine verkeersongelukken en ter assisten-tie van collega’s.

    Naar aanleiding van dit experiment kwamen geen problemen boven water,maar men was zich erg bewust van de kwetsbaarheid van solosurveillanten,dus werd solosurveillance niet ingezet bij meldingen. Wel wordt solosurveil-lance nu permanent door de gemeentepolitie van Reykjavik ingezet bij ver-keerscontroles tijdens de spits.

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 28

  • 29

    Onderzoek naar solosurveillance en ervaringen in het buitenland

    Samenvatting ervaringen in het buitenlandVan de achttien landen die hebben gereageerd, wordt in elf landen incidenteelsolo gesurveilleerd. In Litouwen, Oostenrijk, Bulgarije en Roemenië heeftmen geen ervaring met solosurveillance. In Spanje, België en Letland heeftmen ermee geëxperimenteerd, maar komt solosurveillance nu niet meer voor.In de landen waar men wel ervaring heeft met solosurveillance, blijkt het als-nog geen gebruikelijke en veelvoorkomende vorm van surveillance te zijn.

    Alleen in Tsjechië, Duitsland en Ierland is het gebruikelijk dat de regulieresurveillance wordt uitgevoerd door solo-units. Bij taken die anders zijn danzuiver surveilleren (zoals noodhulp verlenen) en in situaties die als risicovolworden gezien (zoals ’s nachts surveilleren), worden altijd meerdere agenteningeschakeld. In Canada vindt solosurveillance plaats in sommige afgelegendorpen, maar door een tweetal incidenten met solosurveillanten is het veilig-heidsbeleid omtrent solosurveillance aangescherpt. In de andere landen kanin principe solo worden gesurveilleerd, maar in de praktijk gebeurd dit vrij-wel niet. Redenen hiervoor zijn dat men solosurveillance te gevaarlijk vindt,maar ook dat het surveilleren in paren of groepen een moeilijk te veranderengewoonte is. De overweging dat solosurveillance te gevaarlijk is, is slechts inéén zeer specifiek geval gebaseerd op wetenschappelijk bewijs. Met uitzonde-ring van twee incidenten in Canada komen ook uit deze internationale rond-vraag geen fatale incidenten naar voren.

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 29

  • Tabel 2.1: Overzichtstabel ervaring met solosurveillance in verschillende landen

    Land Solosurveillance?

    Wanneer wel/niet?

    aJ ëilartsuABij geschikte taak en voldoende personeelsbezetting wordt solo gesurveilleerd. Meestal wordt echter duo gesurveilleerd; ’s avonds en ’s nachts wordt niet solo gesurveilleerd.

    eeN ëigleB In twee politiezones is met solosurveillance geëxperimenteerd, maar er wordt nu voor zover bekend niet meer mee gewerkt.

    eeN ejiragluB Uit veiligheidsoverwegingen en om onnodige fouten te voorkomen.

    aJ adanaCIn kleine afgelegen gemeenschappen/dorpen wordt solo gesurveilleerd. In risicovolle situaties moet altijd back-up komen. Twee incidenten.

    aJ dnalstiuD Surveillance te voet of per fiets is vaak solo. Zodra het een melding van een burger betreft, gaan agenten altijd samen.

    aJ dnalniFOm praktische redenen vindt solosurveillance regelmatig plaats. Bepaalde taken worden geschikt gevonden voor solosurveillance.

    aJ dnalnekeirG In principe geen solosurveillance, maar in gevallen van onderbezetting of crisis kunnen solo-units worden ingezet.

    aJ dnalreI Surveillance te voet overdag is solo, evenals de mobiele surveillance in plattelandsgebieden.

    eeN dnalteLGebeurt nu nooit meer, in het verleden is ermee geëxperimenteerd. Om veiligheidsredenen heeft men afgezien van solosurveillance.

    Litouwen, Oostenrijk, Roemenië Nee --

    Slovenië Ja

    Is mee geëxperimenteerd, maar uit veiligheidsoverwegingen wordt solosurveillance vrijwel nooit gedaan.

    aJ ejikawolS In principe kan solo worden gesurveilleerd als de situatie veilig wordt geacht, maar in feite is dit zelden het geval.

    eeN ejnapSEr is geëxperimenteerd met solosurveillance, maar men vond dit te gevaarlijk. Tegenwoordig bestaat een surveillance-unit altijd uit meerdere politiemedewerkers.

    aJ ëihcejsTSurveillance is in principe altijd alleen, behalve bij taken anders dan surveilleren en in risicovolle situaties (’s nachts bijvoorbeeld).

    Verenigd Koninkrijk

    Ja Komt vrij weinig voor, uit veiligheidsoverwegingen.

    aJ dnalsJI Wordt in Reykjavik altijd ingezet bij verkeerscontroles tijdens spits, verder niet.

    Politiekunde 20 | Solosurveillance

    30

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 30

  • 3

    31

    De organisatie van solosurveillance

    In dit hoofdstuk komen eerdere ervaringen met solosurveillance aan de orde.Het gaat enerzijds om een project in de jaren negentig in Brabant Zuid-Oost enanderzijds om de ervaringen van leidinggevenden of staf van de vijf politiekorp-sen die momenteel solosurveillance in de noodhulp uitvoeren. In het voorjaarvan 2007 is met leidinggevenden of stafleden van deze zes korpsen gesprokenover de organisatorische aspecten. In sommige gevallen zijn ook beleidsstukkenen notities bekeken.10 Hieronder worden in kort bestek de belangrijkste puntenuit deze gesprekken behandeld, zodat een beeld ontstaat van de praktische enorganisatorische kanten van de invoering van de solosurveillance. Dit is hetbeeld dat bij de staf leeft. In de volgende hoofdstukken wordt uitvoerig inge-gaan op het beeld van solosurveillance dat de solisten zelf hebben.

    3.1 Brabant Zuid-Oost

    Bij de samenvoeging van Rijkspolitie en Gemeentepolitie moest in de nieuweregio Brabant Zuid-Oost worden bezuinigd op het personeel. Zodoende kwamhet idee op om solosurveillance in te voeren. Bij de Rijkspolitie was men im-mers al gewend alleen te werken. Ter voorbereiding werden alle incidentenvan de afgelopen vijf jaar nagezocht waarvan achteraf gezegd zou kunnenworden dat het beter was geweest als men met zijn tweeën was geweest. Datbleken er maar heel weinig te zijn, hooguit tien.

    In Deurne, Asten en Someren (DAS) is vervolgens van 1994 tot 2004 sologesurveilleerd. Er werd een nieuwe structuur opgezet, waarbij de buurtregis-seur kon worden ingezet om direct hulp te verlenen en op de drie bureaus inde drie plaatsen was steeds een man plus auto beschikbaar als achtervang. Allemedewerkers van DAS voerden solosurveillance uit. Jongere medewerkers kre-

    ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––

    10 Politie Noord-Holland Noord (2006); Ottens, K. (2001); Politie Noord-Holland Noord (1999); Politie Zuid-Holland-Zuid (2006);

    Klaros (2006a, 2006b, 2006c); Politie IJsselland (2007); Politie IJsselland (2005).

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 31

  • 32

    Politiekunde 20 | Solosurveillance

    gen in het begin een soort ‘schaduw’ mee waarop men direct kon terugval-len, maar hier is nauwelijks gebruik van gemaakt.

    De beslissing om alleen of als koppel te gaan, werd bij de solist gelegd. Deauto’s werden speciaal uitgerust en er werd van zeven tot zeven solo gedraaid,maar op eigen initiatief reden politiemedewerkers weleens tot elf uur ’s avondsalleen rond.

    Al die jaren heeft zich geen serieus incident voorgedaan, maar er was veelverzet bij de politiemedewerkers. Soms hing dit samen met een gebrek aancompetenties. Dat werd ondervangen door extra cursussen. Ook werd het solosurveilleren minder gezellig gevonden. Bij de staf bestond wel de indrukdat de kwaliteit van de medewerkers bij solosurveillance toenam; men nammeer verantwoordelijkheid. Dit werd door de medewerkers ook onderschre-ven, want men vond zichzelf meer ‘vakman’. Er werd veel tijd gestoken inpromotie bij andere korpsen en dit resulteerde in 1994 in de Politie-inno-vatieprijs voor het project.

    Sinds 2004 wordt in Brabant Zuid-Oost niet langer solo gewerkt. De oor-zaak is dat binnen het korps alleen in het DAS-gebied solosurveillance werdgereden. In de andere achttien afdelingen is solosurveillance nooit van degrond gekomen, hoewel bij sommige afdelingen wel solomotoren in de sur-veillancedienst reden. Bij de komst van een nieuwe korpschef kwam er regio-nale surveillance, de Directe Hulpverlening Politie (DHP). Er was een vastehoeveelheid auto’s inzetbaar, afhankelijk van de meldingsfrequentie, en dezeauto’s werden ook buiten het eigen bewakingsgebied ingezet. Wie het dichtstbij het incident zat, ging er naartoe, ook als dat buiten het ‘eigen’ gebied was.De DHP werd steeds gedraaid door twee medewerkers. Omdat er alleen in hetDAS-gebied solo werd gedraaid, kon de solosurveillance zodoende niet wor-den gecontinueerd.

    Omdat het wat langer geleden is dat in de regio Brabant Zuid-Oost solowerd gewerkt, is deze regio verder niet in dit onderzoek opgenomen. In hetvorige hoofdstuk is wel ingegaan op het onderzoek naar aanleiding van hetDAS-project (Pijnappels en Van de Ven, 1995).

    3.2 Noord-Holland Noord

    In Noord-Holland Noord is men in 1998 begonnen met de invoering van desolosurveillance. In de nasleep van de reorganisatie bij de regionalisatie vande politie, werden bureaus gesloten. Solosurveillance werd gezien als een mo-gelijkheid de nadelige gevolgen daarvan op te vangen.

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 32

  • 33

    De organisatie van solosurveillance

    Er werd veel zorg besteed aan de invoering en aan de wijze waarop een enander werd gebracht. Men koos voor een geleidelijke invoering en het planvan aanpak kreeg uit tactische overwegingen de titel ‘Solo is niet alleen’. Ver-der werden een soort ambassadeurs aangesteld, die in iedere basiseenheidprobeerden de mensen warm te krijgen voor solo. Ten slotte was er een Powerpoint-presentatie – destijds was dat nog niet zo standaard als nu. Een en ander werd dus vanaf de bodem opgebouwd. Ook aan de randvoorwaar-den, zoals noodknop, kooi, overal ontvangst (vóór 2000 was dat nog rele-vant), werd de nodige aandacht besteed.

    Solosurveillance is in Noord-Holland Noord, net als in de andere regio’sin dit onderzoek, gekoppeld aan de noodhulp en wordt in de hele regio toe-gepast. 57 voertuigen zijn geschikt voor solonoodhulp. Daarnaast zijn er 28motoren. Motorrijders worden veel ingezet voor de noodhulp. Er is dansteeds een auto beschikbaar, onder andere voor arrestanten. Sowieso wordt al-tijd gezorgd voor back-up in de nabijheid en niemand hoeft alleen naar eenmelding. Als het nodig wordt gevonden, kan even gewacht worden op eencollega en gaat men getweeën.

    De meldkamer heeft instructie gehad hoe om te gaan met solisten en aande roepnummers is zichtbaar of iemand op dat moment solist is. Er doet zichgeen wrijving voor met de meldkamer. Welk deel van de noodhulp momen-teel door solisten wordt uitgevoerd, is onduidelijk. Doordat het aantal studen-ten toeneemt, neemt de omvang af.

    Deelname aan solosurveillance is een tijdlang vrijwillig gebleven, maarlangzaamaan is de druk vanuit de organisatie toegenomen om solo te draaien.Vanaf 2002/3 werden degenen die geen solo wilden draaien op gesprek ge-vraagd. Een en ander werd steeds scherper geregeld. De chef bepaalt momen-teel of iemand geschikt is, maar er zijn geen expliciete criteria. Er zijn nogsteeds mensen die altijd met z’n tweeën rijden, maar meestal is niet meedoeneen tijdelijke kwestie. Solosurveillance wordt inmiddels beschouwd als eenintegraal onderdeel van het functiepakket van een hoofdagent.

    Aanvankelijk was solosurveillance geen instituut, het was niet vanzelfspre-kend, zoals wijkagent en motoragent, die immers ook alleen werken, dat welzijn. De reacties zijn nog steeds wisselend. Sommigen zijn graag alleen, wantje zit er ook maar voor niks bij als de ander een klusje doet. Anderen vindenhet ook wel ongezellig om alleen te zijn, en er is angst voor incidenten. Watdat laatste betreft: er heeft zich geen enkel serieus incident in Noord-HollandNoord voorgedaan met solosurveillance. De kleinere incidenten komen inhoofdstuk 6 aan de orde.

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 33

  • 34

    Politiekunde 20 | Solosurveillance

    Soms gaat een dominante collega dwarsliggen over solosurveillance en eenteam kan dan met zo iemand meelopen. Over de professionele uitdaging diesolosurveillance ook kan zijn, hoor je de collega’s maar weinig. Zo wordt eenIBT ‘solo’ aangeboden, maar daar is geen belangstelling voor.

    De OR was wel voor solosurveillance, mits voldaan werd aan randvoor-waarden en een risicoanalyse werd uitgevoerd. De OR wou onafhankelijk on-derzoek, maar heeft ingestemd met de reeds geplande procesaudit. Deze werdmet inbreng en participatie van de OR in februari 2008 uitgevoerd.

    De OR lag dwars toen het plan opkwam de tijdsperiode voor solosurveil-lance op te rekken van 7.00 tot 17.00 uur naar ‘bij daglicht’. De criteria,waaronder de tijdstippen (daguren), geven de ruimte om ’s avonds (op eigeninitiatief) solo te rijden. Er is in Noord-Holland Noord ook geen striktescheiding tussen noodhulp en wijkgebonden politiezorg.

    De sturing is een aandachtspunt en de mogelijkheden van solosurveillancezouden vaker benut kunnen worden. De planner van de diensten houdt geenrekening met competenties en de wachtcommandant deelt daarom ter plekkein en bepaalt wie solo en wie duo gaan. De invloed van de medewerkers isdaardoor groot. Als er op een bureau geen wachtcommandant is, delen demedewerkers zelf in. De staf zou wat dat betreft graag meer grip hebben opde indeling.

    Al met al is men in Noord-Holland Noord positief over solosurveillance.Men wil er zeker mee door en voor de toekomst is de uitslag van de proces-audit medebepalend.

    3.3 Zuid-Holland-Zuid

    In Zuid-Holland-Zuid is men in 2004/5 in de Hoekse Waard begonnen metsolosurveillance. Er werd gestart met de facilitaire voorwaarden, zoals eenspuugschot, een noodknop en voorrang bij de meldkamer. In de HoekseWaard werd gekozen voor invoering door veel overleg, en dat heeft gewerkt.Bij de invoering in andere districten is deze benadering niet doorgezet. Deboodschap werd gebracht als: ‘er is nu EMS, nu moet het ook’. Dat is enigs-zins verkeerd uitgepakt. Achteraf bezien had meer nadruk gelegd moetenworden op het solo mogen rijden, een soort beloning of erkenning van ie-mands competenties.

    In Zuid-Holland-Zuid wordt een combinatie gemaakt van een solobus eneen motor. Deze twee solisten ondersteunen elkaar, maar er is ook steun van

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 34

  • 35

    De organisatie van solosurveillance

    de duobussen. Dit wordt langzaam verder opgebouwd. Momenteel rijden erbijvoorbeeld in de vier gebieden van district 2 drie duobussen, één solobusen één motor; dit zijn vijf eenheden en acht personen. Op den duur moet ditworden: vier solobussen en vier motoren, dus acht eenheden. Aldus wordteen verbetering bereikt in de dekking en aanrijtijden bij dezelfde personeels-inzet. De burgers zien zo ook meer politie op straat. Het aantal motorrijdersmoet hiervoor gefaseerd worden opgevoerd van twintig naar veertig.

    Solosurveillanten dreigen soms wel de minste klusjes te krijgen. In Dor-drecht spreekt men onder collega’s soms smalend van de aangiftebus, omdateen solist vaak de eenvoudige aangiftes voor zijn rekening moet nemen.

    De meldkamer heeft de regie en geeft voorrang aan solosurveillanten bijhet toewijzen van assistentie. De uiteindelijke beslissing of er geassisteerd zalworden, ligt bij de solist zelf. Als er een kans is dat gevaar dreigt, dan gaanmotor en de solobus er altijd samen op af en wachten op elkaar.

    In de communicatie met de medewerkers wordt nu de nadruk gelegd op‘motorrijden is leuk’ en wordt niet gefocust op een eindeloze rij voorwaar-den waaraan voldaan zou moeten worden. Zo krijgt dit minder nadruk engaat het ongemerkt. Solosurveilleren speelt momenteel een rol bij de functie-differentiatie. Iemand kan alleen naar schaal 7 (hoofdagent) als hij ook solokan rijden. Minimaal drie dienstjaren is momenteel het criterium voor solorijden. Er zijn een paar collega’s die geen solo doen, circa 5 à 10%. Meestal iszoiets tijdelijk van aard, ontstaat er geen tweedeling en de medewerkers diegeen solo draaien ervaren er dan ook geen problemen mee met de collega’s.

    In de Hoekse Waard was en is er geen weerstand tegen solosurveillance,mede ten gevolge van de omzichtige wijze van invoering. Er is meer weer-stand in Gorinchem en Dordrecht. Men heeft vooral het gevoel dat het onvei-lig is, hoewel er geen ernstige incidenten in Zuid-Holland-Zuid bekend zijn.Ook de gezelligheid wordt gemist. De wrijving is allengs minder geworden,er zijn nu ook positieve geluiden en men begint het ook leuk te vinden: eeneffectievere en productievere manier van optreden, prima! Maar sommigenvinden het nog steeds niks.

    Solosurveillance blijft gehandhaafd en leidt eventueel op den duur totminder personeelsinzet.

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 35

  • 36

    Politiekunde 20 | Solosurveillance

    3.4 Utrecht

    In de regio Utrecht is solosurveillance in 2005/6 geïntroduceerd en sindsmaart 2006 doen alle districten hieraan mee. Er zijn meer dan voldoende fa-ciliteiten en er is goed aan de randvoorwaarden voldaan.

    De invoering heeft district voor district plaatsgevonden en langzaamaan ishet aantal uren opgevoerd. In het district Rijn en Venen, een uitgestrekt lande-lijk gebied, bestaat al heel lang solosurveillance, allemaal op de motor – nage-noeg alle surveillance is er solosurveillance. Bij de invoering heeft geen spe-ciale training plaatsgevonden. Wel is men overal langs geweest om tekst enuitleg te geven.

    Voorheen waren er aparte afdelingen Noodhulp en Wijkpolitie. Bij achtvan de tien districten zullen die geïntegreerd worden. De verschillende takenworden dan door elkaar heen uitgevoerd. Iedereen meldt zich aan voor denoodhulp. Wijkpolitiemedewerkers zijn zodoende ook beschikbaar voor denoodhulp. Door deze wijze van werken is er in Utrecht geen achtervang.

    Momenteel is circa 30% solosurveillance. Volgens de registratie (via deurenregistratie) is er een lichte terugval in het aantal uren solo. Er is een aan-tal mogelijke verklaringen voor deze teruggang. Momenteel zijn er erg veelwerkstudenten. Die draaien nooit solo en als er een werkstudent bij zit, draaitde politiemedewerker dus ook niet solo. Uitzondering zijn de politiemede-werkers die surveilleren met werkstudenten die de module noodhulp nogniet hebben gehaald – dan draait de politiemedewerker wel solo. Men blijftde eerste vier jaar ‘werkstudent’, daarna wordt men pas reguliere politieme-dewerker. Ook is het niet uitgesloten dat het aanvankelijk niet duidelijk washoe de uren solo geschreven moesten worden (bijvoorbeeld als stukje alleen,stukje niet alleen), waardoor meer uren solo zijn geschreven dan er feitelijkzijn gedraaid. Tegenwoordig is dit duidelijker en daardoor zou het aantal ge-registreerde uren solo gedaald kunnen zijn. Het registreren van solo is ook in-gewikkeld door de integratie van wijkpolitie en noodhulp. Als je voor wijk-werk met z’n tweeën bent en je wordt opgeroepen voor noodhulp, wordt dusgeen solo geschreven.

    Routenavigatie is op alle auto’s beschikbaar, maar nog niet op de motoren.Er is weliswaar geen ‘kooi’ voor het opbrengen van verdachten, maar zonodiggaan twee (solo-)auto’s achter elkaar naar het bureau, en dat functioneertgoed. Als een solosurveillant een arrestant heeft, wordt er een tweede voer-tuig bij geroepen om de arrestant te vervoeren. Beschikbare assistentie in debuurt wordt niet op voorhand georganiseerd. Aanvankelijk werd ’s nachts niet

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 36

  • ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––

    11 Zie §3.1 ‘Brabant Zuid-Oost’ eerder in dit hoofdstuk.

    37

    De organisatie van solosurveillance

    solo gedraaid, maar dat gebeurt nu wel. De toewijzing van de melding aansolo of duo gebeurt door de meldkamer; een protocol is er niet, wel eenrichtlijn. Solisten vinden de meldkamer te terughoudend, alleen de gemakke-lijke meldingen zou de meldkamer door solisten laten doen.

    Voordat iemand solo gaat draaien, wordt een selectiegesprek gevoerd. Opgrond van dit gesprek kan men worden aangesteld als solosurveillant. Het criterium voor de selectie is grofweg ‘elke melding aankunnen’. Een solosur-veillant draait in principe zo veel mogelijk solo, maar dat impliceert geen ex-tra beloning. Het wordt dus gebracht als ‘een stap in de ontwikkeling’.

    Men ziet over het algemeen wel in dat het veel oplevert voor de eigen ont-wikkeling en de indruk is dat de professionaliteit is toegenomen door de so-losurveillance. Er zijn dan ook geen echte weerstanden, wel wordt soms dekat uit de boom gekeken. Er is in het korps alleen gemopper over het teveelaan werkstudenten. Het is onbekend of er mensen zijn afgehaakt. Er zijn weleen paar mensen die geen solosurveillance willen doen. Er is ook een apartetraining ontwikkeld (IBT), maar die is nooit gebruikt want er is geen vraagnaar. Ook in Utrecht zijn er geen incidenten geweest. Solosurveillance blijft,ten slotte, absoluut gehandhaafd in het Utrechtse korps.

    3.5 Noord- en Oost-Gelderland

    Rond oktober 2005 is in Noord- en Oost-Gelderland begonnen met de in-voering van solosurveillance in de noodhulp. Als voorbeeld diende het DAS-project, dat halverwege jaren negentig in Brabant liep.11 Een van de argumen-ten voor de invoering van solosurveillance was de grotere gerichtheid van desolist op de omgeving. Verder waren de kortere aanrijtijden een belangrijkpunt. Deze dubbele spreiding is vooral in landelijk gebied heel belangrijk.Daarnaast werd gestreefd naar een efficiëntere personeelsinzet in verband metde 5%-maatregel van BZK.

    Er is veel energie gestoken in de conceptuele fase. Er vond een brede con-sultatie plaats, waaruit bleek dat er veel begrip was, maar ook heftige weer-stand. In de IJsselstreek, de Achterhoek en Noordwest Veluwe was er minderweerstand, maar in Apeldoorn veel. Dit hing samen met een eigen systeemvoor de noodhulpmelding tot dan toe in Apeldoorn. Solosurveillance werd te-gelijkertijd ingevoerd met een kringsystematiek voor de meldkamer. Dit sys-

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 37

  • 38

    Politiekunde 20 | Solosurveillance

    teem gaat over de districtsgrenzen heen. Die kringen kwamen van de tekenta-fel en dat gaf soms frictie met de praktijk. Achteraf bezien is het niet handiggeweest solosurveillance, kringsystematiek én C2000 tegelijkertijd in te voe-ren als een soort big bang. Ook was niet goed nagedacht over de overige niet-noodhulpmeldingen. Die gaan inmiddels ook naar noodhulp. Ten slotte waser een probleem met de afstemming met het horecatoezicht. Zo haddennoodhulp en horeca gescheiden kanalen op C2000 en de scheiding van toe-zicht en noodhulp leidde soms tot problematische situaties. Inmiddels hebbenbijstellingen plaatsgevonden.

    Aan de randvoorwaarden is voldaan wat betreft de competenties van desolosurveillanten, de auto-uitrusting en de beschikbaarheid van IBT. Er wordtgewerkt met een Opel Vectra, die door alle extra uitrusting twee keer zo duuris geworden (gepantserd, navigatie, maar geen kooi).

    Er zijn geen gebieden waar geen solo wordt gereden. Oorspronkelijk werd‘bij daglicht’ solo gereden, maar in de onderhandelingen met de OR, die geengroot voorstander was, is dit van zeven tot zes geworden. In de praktijk wordtook na zessen nog wel solo gewerkt. In principe worden bij prio-1 altijd tweeauto’s gestuurd, tenzij uit overleg blijkt dat dit niet nodig is. Maar als de solistniet wil, gaan er altijd twee. De politiemedewerker heeft in die zin dus het laat-ste woord, maar dat heeft hij niet altijd ‘tussen de oren’. De cultuur bij de poli-tie is meestal ‘direct erheen’, maar vaak kan het ook even wachten.

    De meldkamer stelt zich soms terughoudend op. Dat gaat misschien terugop de Rijkspolitieperiode. In de grote steden was (en is) de meldkamer meersturend, die heeft de regie. Landelijk worden de meldkamers gereorganiseerd.De brandweer komt erbij en het systeem wordt meer toegesneden op eenwerkbare structuur bij rampen. Een en ander is verbeterd door ervoor te zor-gen dat de officier van dienst minimaal een inspecteur is, ook ’s nachts.

    Er wordt aan gewerkt om de politiemedewerkers competent te makenvoor solosurveillance. Dit is ook opgenomen in de functieomschrijving. Er isin Noord- en Oost-Gelderland geen personeel dat niet aan de solosurveillancemeedoet.

    Uit een medewerkerstevredenheidonderzoek komen twee belangrijke pun-ten naar voren: er is geen begrip voor de invoering van solosurveillance en destraatangst is toegenomen door de grote hoeveelheid agressie. In de politie-cultuur is het vaak moeilijk dit te bespreken. Maar de weerstand is toch vooraliets voor de oudere collega’s, zo is de indruk. De jongere generatie heeft erminder moeite mee, zeker als er mooie auto’s aan te pas komen.

    Er zijn in Noord- en Oost-Gelderland wel incidenten geweest, maar diezijn niet gerelateerd aan solosurveillance.

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 38

  • 39

    De organisatie van solosurveillance

    3.6 IJsselland

    In IJsselland is in 2003 voor het eerst besloten solosurveillance te gaan draaien.Er waren natuurlijk al wel solosurveillanten, op de motor, met hond en wijkpo-litiemedewerkers, maar solo in de noodhulp was nieuw. De motorrijders zijntoch vooral op verkeer gericht, terwijl de wijkagent z’n pappenheimers kent enbekend is in de buurt. Het verschil met solo in de noodhulp is dat de meldka-mer je ergens op afstuurt en dat je in eerste instantie niet zelf kunt beslissen. Erwas destijds veel weerstand en de OR worstelde ermee. De discussie richtte zichvooral op de randvoorwaarden, er was weinig inhoudelijke discussie. Solonood-hulp ging naar de achtergrond en ook het draagvlak bij de teamleiding was nietheel groot. Alleen hier en daar werd nog solo gewerkt.

    In het kader van doelmatigheidsmaatregelen, in 2005, moesten er fte’s be-spaard worden op het proces van noodhulp. De inzet voor noodhulp lag des-tijds boven de 100 fte. Daardoor is de solosurveillance erdoor gekomen, eenjaar geleden. Er zijn momenteel 570 politiemedewerkers werkzaam in denoodhulp en 80% van hen draait solosurveillance. Er is inmiddels 14 ftewinst gemaakt ten gevolge van solosurveillance.

    In een aantal teams loopt de solosurveillance nu dusdanig goed dat hetbijna geen thema meer is, maar in andere teams is er onvoldoende sturinggeweest, waardoor het daar minder gaat. De leiding van deze teams ging teveel uit van de vrijwillige basis en interpreteerde dit als ‘als je wilt, dan maghet’. In Deventer is men bovendien later gestart. Dit is vooral problematischals andere teams, waar ook aardig wat weerstand is, horen dat in Deventernauwelijks solo wordt gereden. Dit verschil is inmiddels voor een groot deelweggewerkt.

    In IJsselland heeft de solosurveillant een achtervanger die andere taken op-pakt, zoals wijkwerk, ondersteuning van de wijkagent, verkeerscontroles, ad-ministratie, milieu en soms opsporing. Als de achtervanger nodig is, ontmoethij de solosurveillant op een trefpunt, ongeveer twee straten van de meldingof hij wordt door de surveillant opgepikt.

    De solosurveillance vraagt veel extra planning. Vroeger konden op een een-heid twee willekeurige mensen geplaatst worden, maar nu moet rekening ge-houden worden met wie competent is voor solo en moet ook de achtervan-ger worden ingepland. In ieder geval is de achtervanger zinvoller bezig danwanneer hij als bijrijder meegaat. Verder moeten de planners ook rekeninghouden met het al dan niet draaien van nachtdiensten. IJsselland is een grijskorps en ouderen dan 55 jaar vragen vaak ontheffing van nachtdiensten aan.

    bw.politiekunde20A:deel 30.5 9-3-09 14:03 Pagina 39

  • 40

    Politiekunde 20 | Solosurveillance

    Er zijn geen speciale voorzieningen voor solosurveillance. Zo is er geenschot in de auto’s, dus bij arrestantenvervoer moet gewacht worden op ver-sterking, tenzij het een huisvrouw betreft die verdacht wordt van winkeldief-stal of iets dergelijks. De standaard noodknop op de portofoon is natuurlijkzinvol bij solosurveillance. Alle politiemedewerkers hebben bovendien eenvest aan, want het zwaardere geweld komt meestal onverwacht, en de voer-tuigen die gebruikt worden voor solosurveillance zijn uitgerust met AVLS (au-tomatisch voertuiglocatiesysteem). Solosurveillance wordt van 7.00 uur tot17.00 uur gedraaid; in Zwolle wordt zomers tot 23.00 uur doorgedraaid.

    De prioriteit van de meldingen speelt geen rol bij toewijzing aan solo ofduo. Een prio-1-melding kan immers gaan om een zwaar ongeluk waar jewel alleen heen kunt, terwijl er bij een prio-2-melding een geweldsrisico kanzijn waardoor je niet alleen kunt gaan.

    De meldkamer maakt de eerste selectie voor solo of duo. De meldkamerkan ook altijd zien om wat voor soort eenheid het gaat. Als een solist twijfelsheeft, bijvoorbeeld door een bepaald adres, kan meteen achtervang gestuurdworden. De meldkamer mag hier geen discussie over aangaan. Na afloopwordt geëvalueerd waarom de agent om back-up heeft gevraagd. Er wordtoverigens niet heel vaak om achtervang gevraagd. Mogelijk speelt hierin eenrol dat een agent niet snel durft toe te geven dat hij niet alleen durft te gaan.Voor zover bekend komt het niet voor dat de meldkamer een koppel wil stu-ren, terwijl de solosurveillant er alleen op af wil.

    Met het meldkamerpersoneel is vooraf het protocol doorgenomen en er isdroog geoefend. Dit was van belang omdat er op de meldkamer verschillenbestonden in de interpretatie van bepaalde meldingen. Politiemedewerkers opstraat voelen zich niet door alle medewerkers van de meldkamer op dezelfdewijze gesteund. Zij horen al snel wie er op de meldkamer dienst doen enhouden daar in hun gedrag rekening mee. Om deze reden is veel geïnvesteerdin de meldkamer, waardoor het probleem nu binnen de perken blijft. Op demeldkamer is een aantal jaren geleden de scheiding tussen aanname en uitgif-te doorgevoerd, ook in de functies. Daarmee kan gerichter worden opgele