Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

67
2013 Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen

description

De Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen (editie 2013) is een uitgave van de studiedienst van het Huis van de economie.

Transcript of Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

Page 1: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

2013Sociaal-economische situatieschetsvan Oost-Vlaanderen

Page 2: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

De Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen (editie 2013) is een uitgave van de studiedienst van het Huis van de economie.

Huis van de economieSeminariestraat 29000 Gent

Provinciale Dienst Economie, Europese en Internationale samenwerkingtel. +32 9 267 86 [email protected]

Provinciale Ontwikkelingsmaatschappijtel. +32 9 267 86 [email protected]

Economische Raad voor Oost-Vlaanderentel. +32 9 267 86 [email protected]

RedactiePascal de MeyerKathy GillisJos Saerens

Dataverzameling en -verwerkingPascal de MeyerKathy GillisJos Saerens

SecretariaatSabina De Roeck

OntwerpKarakters

Verantwoordelijke uitgeverGeert Versnick, gedeputeerdep/a Gouvernementstraat 19000 Gent

Wettelijk depotnummerD/2013/5139/9

Gedrukt op gerecycleerd papier (1 500 ex.)

Inhoudsopgave

Voorwoord 1

Deel 1 : Oost-Vlaanderen in de kijker 3

De conjunctuurindicatoren in 2012 5

De bouwsector: analyse en evolutie 17

Sectorale analyse van de economie 23

Deel 2 : Oost-Vlaanderen doorgelicht 33Overzichtskaart gemeenten 34Overzichtstabel gemeenten per arrondissement 35Bevolking 36Inkomen 40Werkgelegenheid 42Ondernemingsweefsel 46Werkloosheid 49Onderwijs 52Toegevoegde waarde 55Export 56Zeehavens 57Bedrijventerreinen 63

Overname van cijfergegevens is toegelaten mits bronvermelding.

Page 3: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

1

Dit voorwoord is reeds het vijfde op rij in de Sociaal-economische situatieschetsen van Oost-Vlaanderen waar we niet om de gevolgen van economische crisis heen kunnen.

Binnen de 27 landen van de Europese Unie blijft België een middenmoter qua groei van het bruto binnenlands product, met een groei van -0,2%, +0,2% en +1,5% gemeten of voorspeld voor 2012, 2013 en 2014. Nederland, een land waaraan we ons graag spiegelen, doet het heel wat minder goed, met cijfers van -1,0%, -0,6% en +1,1%.

Maar onze economie vertoont nog altijd alle teke-nen van een recessie, met onder meer stijgende werkloosheid maar ook dalende consumptie en de daarmee gepaard gaande oppotting van spaar-geld en de vrees voor deflatie.

Momenteel telt België zowat 475 000 niet-wer-kende werkzoekenden. Daarnaast zijn er ook nog 254 000 personen ingeschreven als tijdelijk werk-loos en 185 000 bruggepensioneerde werklozen die niet meer ingeschreven zijn als werkzoekende. Tel daarbij nog de werklozen op die wegens het volgen van een activeringstraject tijdelijk niet ingeschreven zijn als werkzoekende en we komen

Jozef Dauwegedeputeerde bevoegd voor middenstand

Geert Versnickgedeputeerde bevoegd voor economie

uit op zo’n miljoen personen op de arbeidsmarkt die niet werken. Dit staat tegenover zo’n 4,5 mil-joen werknemers en zelfstandigen.

Oost-Vlaanderen doet het onder meer op het vlak van werkloosheid beter dan Vlaanderen en België. De stijging was iets minder uitgesproken in onze provincie.

Wat vooral opvalt in de werkloosheidscijfers, is de omkering van de genderverhouding. Waar tot zowat tien jaar geleden de vrouwen de meerder-heid uitmaakten bij de werkzoekenden, zijn dit nu de mannen. Dit heeft wellicht te maken met het feit dat de crisis harder heeft toegeslagen in de industrie en de bouw, met een overwegend mannelijke tewerkstelling. Daarnaast zorgt het dienstenchequesysteem er voor dat werkzoekende vrouwen makkelijker een job vinden.

De desindustrialisering van onze economie is een van de aandachtspunten van de Vlaamse over-heid, waarbij een ‘nieuw industrieel beleid’ wordt uitgewerkt. In deze publicatie wordt hieraan aan-dacht besteed. De provincie zal waar mogelijk meewerken in het kader van dit nieuw industrieel beleid.

Voorwoord

1

Page 4: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013
Page 5: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

Oost-Vlaanderen in de kijker

deel 1

Page 6: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013
Page 7: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

5

De Oost-Vlaamse conjunctuurindicatoren in 2012

De conjunctuurindicator langs de aanbodzijde is de conjunctuurenquête van de Nationale Bank van België (NBB) die gebaseerd is op een maan-delijkse enquête bij meer dan 5.000 bedrijfslei-ders uit België. Een negatief cijfer wil zeggen dat het aantal pessimistische ondernemers groter is dan het aantal optimistische, en omgekeerd. Maar aangezien er een systematische pessimis-tische vertekening is – die bedraagt gemiddeld ongeveer 10 punten –is de evolutie van de indicator belangrijker dan de precieze stand.

De conjunctuurindicator van de NBB wordt een maand na de enquête bekendgemaakt. Hij is een licht voorlopende indicator – maximaal drie maanden – die het vertrouwen van de onder-nemers weergeeft. Dit vertrouwen is van belang met betrekking tot beslissingen omtrent toekom-stige investeringen en aanwervingen.

Het meest wordt de synthetische conjunctuur-indicator gevolgd, die de toestand en verwachte evolutie van de productie, bestellingen, werk-gelegenheid, voorraden en prijzen van de hele economie weerspiegelt. Daarnaast berekent de NBB ook een afgevlakte indicator die de fundamentele economische tendens weergeeft. Voorts berekent de NBB ook deelindicatoren voor de verwerkende nijverheid, handel, bouw-nijverheid en dienstverlening aan bedrijven.

De gezamenlijke conjunctuurcurve (figuur A.1) is een synthese van de vier genoemde deelindicatoren.

Figuur A.1: Synthetische conjunctuurcurve Oost-Vlaanderen (2004-2013)

-30

-25

-20

-15

-10

-5

0

5

10

2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

CSP41

bron: Nationale Bank van België

Page 8: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

66

Langs de vraagzijde wordt de economie gemeten via het consumentenvertrouwen.

De index van het consumentenvertrouwen is een begrip waarmee men de particuliere con-sumptie probeert te voorspellen aan de hand van enquêtes. De vragen uit de enquête zijn onderverdeeld in vijf categorieën: (1) de financiële situatie van huishoudens; (2) vooruitzichten voor de financiële situatie van de huishoudens; (3) de huidige algemene economische situatie; (4) vooruitzichten voor de algemene economische situatie; (5) de wenselijkheid om duurzame aankopen te doen. De vragen slaan op een periode van één jaar.

De brutowaarde van de synthetische conjunctuur-curve voor Oost-Vlaanderen, die sinds begin 2008 geen positieve waarde meer heeft vertoond, bereikte in 2012 waarden die schommelden tussen -10,3 en -15,2 in december 2012. De afgevlakte curve is minder uitgesproken en situeert zich rond de -12.

Wanneer de deelcurven voor Oost-Vlaanderen bekeken worden, dan blijkt het grootste pessi-misme in de “handel” te noteren. Vanaf begin 2011 (waarde -10) naar begin 2012 (waarde -24) daalde het ondernemersvertrouwen in deze sector het sterkst en dit bleef zo over gans het jaar 2012.

De sectoren “bouw” en “verwerkende nijver-heid” kenden een even grote spanwijdte. Onge-veer -2 begin 2011 naar ongeveer -14 eind 2012, maar blijven daarmee duidelijk minder pessimis-tisch dan de “handel”.

Tabel A.1: Indicatoren van het consumentenvertrouwen in België (2012-2013)

Vooruitzichten voor de volgende twaalf maanden Indicator van het

consumenten-vertrouwenEconomische situatie

in BelgiëWerkloosheid

in België1

Financiële situatie van de gezinnen

Spaarvermogen van de gezinnen

2012 maart -10 33 -4 -1 -12

april -8 35 -3 -1 -12

mei -9 31 -3 3 -10

juni -5 35 -1 2 -10

juli -7 39 -2 -4 -13

augustus -11 46 -3 -3 -16

september -11 40 -3 -1 -14

oktober -16 50 -3 3 -17

november -28 62 -5 -2 -24

december -27 57 -5 -10 -25

2013 januari -23 59 -3 -7 -23

februari -10 52 -3 -4 -17

maart -22 63 -3 -7 -24

bron: Nationale Bank van België

1 Wat de vraag over de werkloosheidsvooruitzichten betreft, wijst een stijging op een minder gunstige ontwikkeling en een daling op een gunstiger ontwikkeling.

Page 9: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

77

Naast de conjunctuurcurves, die de globale econo-mische toestand weergeven, worden ook de inflatie (op niveau België) , die het (on)evenwicht op de goe-derenmarkt weergeeft en de werkloosheidsgraad (op niveau Oost-Vlaanderen), die het (on)evenwicht op de arbeidsmarkt weergeeft, geanalyseerd.

De inflatie is de monetaire waardevermindering door de loon- en prijsspiraal tengevolge van het voordurend toenemen van lonen en prijzen door hun wederzijdse beïnvloeding.

De inflatie in België bedroeg 2,85% in 2012 tegenover 3,53% in 2011 en 2,19% in 2010. In januari 2013 bedroeg ze 1,46%.

De consumptieprijsindex van de maand januari 2013 bedraagt 121,63 punten. De index daalt deze maand met 0,03 punt. De inflatie bedraagt

In navolging van het ongunstige bedrijfsnieuws vertoonde de indicator van het consumenten-vertrouwen eenzelfde pessimisme naar het einde van 2012 in België. Vooral omtrent de macro-economische ontwikkelingen was er een sterke pessimistische inschatting. De verwachtingen ten aanzien van de economische situatie ver-anderden na de zomer 2012 van ongeveer -10 naar -27 in december 2012.

Eenzelfde negatieve inschatting gaven de huis-houden ten aanzien van de vooruitzichten van de werkloosheid.

De micro-economische vooruitzichten met betrek -king tot de financiële situatie en het spaarvermogen van de huishoudens vertoonden ook negatieve waarden, maar minder pessimistisch dan de macro-economische.

Page 10: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

88

nu 1,46% tegenover 2,23% vorige maand. De inflatie berekend op basis van de gezondheids-index daalt van 2,16% naar 1,48%. Er werden vooral prijsdalingen genoteerd voor kleding en schoeisel, vakantiedorpen, aardgas, buiten-landse reizen, motorbrandstoffen en vers fruit. Deze dalingen werden echter nagenoeg volledig gecompenseerd door prijsstijgingen voor verse groente, huisbrandolie, alcoholhoudende dran-ken, brood en granen, sociale huur, medische en paramedische diensten en brandverzekeringen.

Het indexcijfer onderging twee methodologi-sche aanpassingen om het beter te laten aan-sluiten bij het werkelijk koopgedrag van de consument. Vanaf januari 2013 wordt rekening gehouden met het prijseffect van de solden. Bovendien wordt overgestapt op een twaalf-maandelijks voortschrijdend gemiddelde bij de berekening van de consumptieprijsindexen voor huisbrandolie.

Tot nu toe werd in de consumptieprijsindex geen rekening gehouden met de solden, terwijl de soldenmaanden belangrijke bestedingsmaan-den zijn voor de consument. Vanaf januari 2013 worden echter ook koopjesprijzen genoteerd

en doorgerekend in het indexcijfer. Het gemeten prijseffect van de wintersolden wordt in de consumptieprijsindex evenredig gespreid over de maanden januari tot juni. Het prijseffect van de zomersolden wordt analoog gespreid over de maanden juli tot december. De spreiding gebeurt omwille van de sociale gelijkheid en rechtvaardigheid. Zonder deze spreiding is er immers een groot onevenwicht inzake de impact op de indexeringen, louter op basis van de maand waarin de indexering plaatsvindt.

Bovendien wordt vanaf januari 2013 overgestapt op een gewogen twaalfmaandelijks voortschrij-dend gemiddelde bij de berekening van de consumptieprijsindexen voor huisbrandolie. Voor de bepaling van het voortschrijdend gemiddelde worden de maandprijzen gewogen aan de hand van de laatst beschikbare cijfers inzake aankoopvolumes. Hier door wordt reke-ning gehouden met het seizoenspatroon in de aankoop van huisbrandolie.

Zonder de twee maatregelen zou de inflatie in januari teruggevallen zijn tot 1,65% in plaats van 1,46%. De maatregel in verband met de solden heeft een verlagend effect van 0,24 procentpunt.

Page 11: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

99

Figuur A.2: De consumptieprijsindexen in België (2012-2013)

bron: Nationale Bank van België

De gewijzigde methodologie voor de huisbrandolie heeft een verhogend effect van 0,05 procentpunt.

De gezondheidsindex waarbij 4 types producten (tabak, alcohol, benzine en diesel) worden geschrapt uit de korf van goederen en diensten die wordt gebruikt om de consumptieprijsindex (CPI) te bepalen bedroeg 120 punten in januari 2013.

Het gemiddelde van de gezondheidsindexen van de laatste 4 maanden geeft de afgevlakte index weer die gebruikt wordt om te bepalen of de spilindex overschreden is.

In januari 2013 bedroeg deze 119,97 punten. De spilindex, die gebruikt wordt om de indexering van lonen, sociale uitkeringen en huur te bepalen, bedraagt 122,01 punten en werd dus niet over-schreden. De spilindex werd in 2012 twee maal overschreden, namelijk in januari en november.

Spilindex 122,01

Page 12: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

1010

Tabel A.2: Kengetallen werkloosheid in Oost-Vlaanderen (gemiddelden 2012)

2012 % 2011 verschil 2010 verschil

NWWZ 45.709 100,0% 43.980 +3,9% 47.512 -3,8%

Werkloosheidsgraad

Totaal 6,59% 6,39% +0,20 6,98% -0,39

Mannen 6,46% 6,08% +,038 6,72% -0,26

Vrouwen 6,75% 6,75% - 7,30% -0,55

Kenmerken van de niet-werkende werkzoekenden (NWWZ)

Categorie WZUA 33.881 74,1% 33.138 +2,2% 36.343 -6,8%

BIT 3.845 8,4% 3.352 +14,7% 3.611 +6,5%

Vrij ingeschreven 3.923 8,6% 3.514 +11,6% 3.785 +3,6%

Andere 4.060 8,9% 3.976 +2,1% 3.773 +7,6%

Geslacht Mannen 24.202 52,9% 22.702 +6,6% 24.877 -2,7%

Vrouwen 21.507 47,1% 21.278 +1,1% 22.635 -5,0%

Leeftijd < 25 jaar 10.286 22,5% 9.441 +9,0% 10.332 -0,4%

25 tot 50 jaar 24.655 53,9% 23.334 +5,7% 25.496 -3,3%

>= 50 jaar 10.768 23,6% 11.205 -3,9% 11.684 -7,8%

Studieniveau Laaggeschoold 22.989 50,3% 22.757 +1,0% 24.885 -7,6%

Middengeschoold 15.027 32,9% 14.028 +7,1% 14.951 +0,5%

Hooggeschoold 7.693 16,8% 7.195 +6,9% 7.676 +0,2%

Werkloosheidsduur < 1 jaar 26.168 57,2% 24.104 +8,6% 25.937 +0,9%

1 tot 2 jaar 7.467 16,3% 7.232 +3,3% 8.752 -14,7%

>= 2 jaar 12.074 26,4% 12.644 -4,5% 12.823 -5,8%

Nationaliteit Niet-EU 4.221 9,2% 3.761 +12,2% 3.855 +9,5%

Origine Allochtonen 10.873 23,8% 9.926 +9,5% 10.205 +6,5%

Arbeidsgehandicapten 6.155 13,5% 6.919 -11,0% 7.760 -20,7%

WZ in een kansengroep 33.157 72,5% 32.432 +2,2% 34.360 -3,5%

bron: Arvastat-VDAB

Ook de arbeidsmarkt is een belangrijke con-junctuurindicator. De Vlaamse werkloosheid steeg tussen januari 2012 en januari 2013 met 11.608 werkzoekenden, een toename met 5,7%.

Voor Oost-Vlaanderen betrof de stijging over dezelfde periode 6,8% of een absolute toename met 3.060 werkzoekenden, zodat Oost-Vlaanderen 48.233 werkzoekenden heeft in januari 2013. Het stijgingsritme dat in januari 2012 slechts +0,2% en in februari, maart en april +1,7% bedroeg in Vlaanderen, liep slechts gestaag op

vanaf de herfst 2012. Zo gaven oktober (+9,9%), november (+11,2%) en december (+9,4%) heel hoge stijgingsritmes die het grote jaarverschil verklaren. In de analyse van de arbeidsmarkt die volgt, zal dan ook telkens het gemiddelde over 2012 gehanteerd worden.

Gemiddeld over 2012 waren er in Oost-Vlaanderen 45.709 niet-werkende werkzoekenden, wat 3,9% meer was dan in 2011 – tegenover +4,8% voor het Vlaams Gewest – en -3,8% tegenover 2010.

Page 13: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

1111

Oost-Vlaanderen telt meer mannelijke (24.202) dan vrouwelijke werkzoekenden (21.507). Het snellere stijgingsritme van de mannelijke werk-loosheid vergroot de genderkloof: mannen staan nu voor 52,9% van de Vlaamse werkzoekenden. Een decennium terug waren er steevast meer vrouwen dan mannen werkzoekend. De crisis zorgde voor een snelle ommekeer, onder andere doordat mannen vaker werken in de

conjunctuur gevoelige industrie. Deze ommekeer kondigde zich al vroeger aan: veel ‘mannelijke’ banen gingen de voorbije decennia verloren door de desindustrialisering terwijl vooral vrouwen profiteerden van de groei van de dienstensector en het succes van de dienstencheques.De stijging van de werkloosheid tegenover 2011 bedroeg 6,6% bij de mannen tegenover slechts 1,1% bij de vrouwen.

Figuur A.3: Evolutie van de werkloosheid naar leeftijd (2011-2012)

bron: Arvastat-VDAB

De evolutie verschilt sterk naar leeftijd:De jeugdwerkloosheid (minder dan 25 jaar ) groeit met 9%; 9,4% in Vlaanderen . De neer-gaande conjunctuur remt de jongeren af in het vinden van een (eerste) baan. Ook de krimpende uitzendmarkt is slecht nieuws voor de arbeids-marktintrede van jongeren.De middenleeftijdsgroep kent een beperktere stijging (+5,7%) en de werkzoekende 50-plussers

Figuur A.4: Evolutie van de werkloosheid naar doelgroepen (2011-2012)

bron: Arvastat-VDAB

tekenen zelfs een daling op tegenover 2011 (-3,9% tegenover -1,7% in Vlaanderen). Het aandeel van de 50-plussers komt uit op 23,6%. Het aandeel van de 50-plussers schoot de voorbije jaren omhoog door hun zwakke uit-stroom uit de werkloosheid, de voortschrijdende ver grijzing en de stijgende vrouwelijke arbeidsmarkt deelname.

Page 14: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

1212

Qua studieniveau tekenen de laaggeschoolde werkzoekenden voor 50,3% van de Oost-Vlaamse werkzoekenden. Op jaarbasis groeien de laag-geschoolden met slechts 1%. Dat is trager dan de middengeschoolden (+7,1%) en de hoog-geschoolde werkzoekenden (+6,9%). De tragere toename van de laaggeschoolde werkzoekenden is onder andere het gevolg van de wisseling van de gene raties: de oudere leeftijdsgroepen die de arbeidsmarkt verlaten hadden toendertijd minder studiekansen dan de generaties die hun volgden.

57,2% van de Vlaamse werkzoekenden is kort durig – minder dan 1 jaar – werkzoekend, 16,3% is langdurig – tussen 1 en 2 jaar – werk-zoekend en 24,3% is zeer langdurig – meer dan 2 jaar – werkzoekend, hetgeen toch 12.074 werkzoekenden betreft in Oost-Vlaanderen.

De kortdurige werkloosheid (+8,6%) en de werkloosheidsduur van 1 tot 2 jaar (+3,3%) stijgt door de conjuncturele verzwakking. De zeer langdurige werkloosheid (-4,5%) daarentegen noteert eindelijk lager.De evolutie van het ondernemingslandschap werd in 2012 gekenmerkt door een record aantal falingen. In Vlaanderen noteerde men 5.411 faillissementen wat een stijging met 11,4% is in vergelijking met

2011. Oost-Vlaanderen telde 1.257 falingen hetgeen 17,4 % meer was dan in 2011. Het arrondissement Aalst kende zelfs een toename met 50% ,van 136 naar 204falings uitspraken.Een groot deel van deze toename aan falingen kan toegeschreven worden aan de gevolgen van de crisis die onze economie sinds 2008 over-heerst en die als een katalysator werkte voor de ondergang van ondernemingen die reeds structu-rele moeilijkheden, zoals een zwakke solvabili-teit, vertoonden. Het handelsinformatiekantoor Graydon stelt vast dat veel bedrijven voor de crisis systematisch hun schuldgraad verhoogden. Er werd uiterst goed koop geleend, waardoor met het geleende geld gemakkelijk mooie winsten konden worden gerea liseerd (effect van de financiële hefboom). Een ontstellend groot aantal bedrijven bereikte zo een schuldgraad van meer dan 95 %. Hierbij valt op dat vooral kortetermijn-schulden werden aangegaan die op korte termijn moeten worden heronder handeld. Vele bedrijven worden geconfronteerd met hogere schuldenlas-ten of zelfs met een intrek ken van de kredietlij-nen. Er ontstaan hierdoor acute rentabiliteits- en zelfs liquiditeitsproblemen, waardoor de boeken moeten worden neergelegd.

Page 15: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

1313

Ook wijst Graydon ze op de hausse aan falingen sinds midden 2007 als gevolg van de oprichting van vele jonge ondernemingen van zwakke kwaliteit. De ‘boom’ van jonge starters is in 2004 ingezet en vertoont een scherp stijgende curve sedert 2006. Hoewel we in 2009 een knik in deze curve waarnamen, bleef ook toen het aantal nieuw opgerichte ondernemingen bijzonder hoog en dit tot in 2011.

Bijna 30 % van de starters stopt binnen de eerste vijf jaren van hun bestaan. Tevens is meer dan 36 % van alle failliete ondernemingen jonger dan vijf jaar met een piek voor het derde en vierde levensjaar.

Het hoge aantal falingen is ook het gevolg van het feit dat een hoger aantal bedrijven gebruik maakt van de Wet betreffende de Continuïteit van Ondernemingen en dan na verloop van tijd, toch failliet gaat. Bovendien is er de vaststelling dat meer en meer bedrijven die in WCO gaan kettingreacties veroorzaken, waarbij ze – door de ver kregen opschorting van betaling en door soms extreme schuldherschikkingen – leveran-ciers op hun beurt in moeilijkheden brengen.

Tevens was er een nieuwe hausse binnen de consu mentgevoelige sectoren als gevolg van de koopkracht- en grondstofprijsproblematiek die zich vanaf begin 2011 opnieuw manifesteerde. Door het record aantal falingen in 2012 gingen in België direct toewijsbaar 22.008 arbeidsplaat-sen verloren. Voor Vlaanderen gaat het over 10.617 jobs en voor Oost-Vlaanderen 2.916.

Het merendeel van de verloren tewerkstelling werd in de kmo’s genoteerd. In Oost-Vlaanderen waren er vier falingen met meer dan 50 werk-nemers: JLF (ex-Santens) in Oudenaarde (-422 jobs), Toodo Food in Gent (-161 jobs) , Trition in Wette-ren (-108 jobs) en Aknar in Wondelgem (-75 werk -nemers).

Naast falingen zijn er evenwel tal van andere redenen om de onderneming stop te zetten, zoals overlijden van de zaakvoerder, geen opvolger of andere vormen van “ongedwongen” ver effening.

Jaar na jaar verhoogt het aantal bedrijven dat de activiteiten stopzet. In 2006 telden we nog 46.902 bedrijven die hun activiteiten beëindig-den, in 2009 totaliseerde zich dat op 58.656 ge -vallen, in 2010 op 62.145 cases. Op enkele jaren tijd (van 2006 tot 2010) steeg dus op federaal niveau het aantal stopzettingen met ruim 32,5%. Voor het Vlaams Gewest is dat +32,6%.

Page 16: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

1414

plaats met 3,1% van het totaal aantal stopzettin-gen. De eetgelegenheden met een volledige bediening staan op een vierde plaats met 2,0%.

De sector van de adviesbureaus op vlak van bedrijfsbeheer vinden we terug op een tweede plaats met 3,5% van alle stopzettingen - de aan -verwante sector overige zakelijke dienstverlening vinden we op een 18de plaats met 1,2%.

De top-5 wordt afgesloten door de gemengde bedrij ven die vooral in de agrarische sector actief zijn. Met 1,94% van alle in 2012 stopgezette bedrijven doet de sector wel nadrukkelijker beter dan de vorige jaren waar het percentage toch wel wat hoger uitviel (in 2011 nog 2,56%, in 2010 was dat 2,90% ).Ondanks de hausse van falingen en stopzettingen steeg het aantal actieve ondernemingen met een handelsactiviteit in Oost-Vlaanderen eind 2012 met 1.819 entiteiten zodanig dat er volgens de BTW-statistieken 112.587 bedrijven en eenmans-zaken waren.

De waarnemingen tot eind november tonen dat deze trend zich ook in 2012 zowel op federaal als op de verschillende regionale niveaus verderzet. Ten opzichte van het aantal bedrijven dat in 2011 hun activiteiten stopzette, verwacht Graydon voor het bijna afgelopen jaar 2012 een verdere stijging met nog eens ruim 5%.

Hoewel in absolute getallen het netto-aantal ondernemingen verder stijgt, neemt verhoudings-gewijs het aantal stopzettingen sneller toe dan het aantal oprichtingen.

Bij de top-5 stopgezette activiteiten vinden we uiteraard dezelfde sectoren die jaar na jaar ook de meeste starters leveren.

De sector van de cafés en de bars neemt met 4,3% van het totaal aantal stopzettingen het grootste aantal op zijn actief. De sector voert al jaren het peloton aan van ondernemers die hun activiteiten staken. De sector van de eetgelegen-heid met beperkte bediening staat op een derde

Tabel A.3: Evolutie van het aantal ondernemingen in Oost-Vlaanderen (2011-2012)

Act. Onder-

nemingen Einde T-1

Primo-onder-

werpingen

Weder -onder-

werpingen

Schrap-pingen /

Stop-zettingen

Immi- gratie

Emi- gratie

Act. Onder-

nemingen Einde T

Oprichtings- graad

Stop-zettings-

graadTurbu lentie

2011

dec 110858 416 55 589 95 67 110768 0,43% 0,53% 0,96%

2012

januari 110768 1378 143 1087 149 150 111201 1,37% 0,98% 2,35%

februari 111201 777 103 630 128 103 111476 0,79% 0,57% 1,36%

maart 111476 621 83 738 132 147 111427 0,63% 0,66% 1,29%

april 111427 898 139 800 97 115 111646 0,93% 0,72% 1,65%

mei 111646 611 83 516 96 93 111827 0,62% 0,46% 1,08%

juni 111827 410 58 492 91 129 111764 0,42% 0,44% 0,86%

juli 111764 862 120 699 94 133 112008 0,88% 0,62% 1,50%

augustus 112008 501 46 379 113 122 112167 0,49% 0,34% 0,83%

september 112167 406 59 452 117 116 112181 0,41% 0,40% 0,82%

oktober 112181 1062 141 637 118 118 112747 1,07% 0,57% 1,64%

november 112747 591 69 407 125 115 113010 0,58% 0,36% 0,95%

december 113010 289 49 740 53 74 112587 0,30% 0,33% 0,96%

2012 8406 1093 7577 1313 1415 - 7,70% 6,70% 14,40%

bron: FOD Economie

Tabel A.3 geeft aan dat volgens de BTW-admini-stratie het totaal aantal schrappingen en stop-zettingen, waarvan de falingen slechts een deel zijn, 7.577 bedroeg in 2012. Daartegenover staan de eerste- en wederonderwerpingen aan het BTW-statuut, namelijk 9.499 in 2011.

Over 2012 geeft dit een oprichtingsgraad (pro-centueel het aantal onderwerpingen tegenover het aantal actieve ondernemingen) van 7,7%. De stopzettingsgraad bedroeg echter 6,7%, waardoor de nettogroei net geen 1% haalde.

Page 17: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013
Page 18: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013
Page 19: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

De bouwsector: analyse en evolutie

17

Na de uitstekende resultaten in 2011 met een groei van meer dan 4% eindigt de bouw in 2012 met een quasi-nulgroei (0,8%).

Ook de volgende jaren ziet het ernaar uit dat de stagnatie niet doorbroken wordt. Het echte herstel zou pas vanaf 2015 tot de mogelijkheden behoren. Toch houdt de bouw redelijk goed stand in deze crisistijden.

Zo bleef de werkgelegenheid in de bouw rela-tief stabiel, dit in tegenstelling tot andere sectoren waar er massale ontslagen te betreuren vielen.

De toenemende werkloosheid in België en even -tuele nieuwe budgettaire overheidsmaat regelen vormen ernstige toekomstige gevaren voor de sector. De striktere voorwaarden die de banken hanteren voor hypothecaire kredieten wegen op de investeringen.

Vanaf 2013 is een bijkomende factor van belang: er komt dan een aanzienlijke terugval van de

overheidsinvesteringen. Het Federaal Planbureau gaat uit van een daling met 8 à 9% in 2013 en nog eens 5 à 6% in 2014.Dat is het gevolg van de steeds terugkerende cyclus, met een stijging van overheidsinvesteringen in de aanloop naar verkie-zingen (2012 was een ver kiezingsjaar) en een abrupte daling na de stembusslag.

Gelukkig zijn er ook ondersteunende ele men-ten. De federale regering slaagde erin om het budget binnen de Europese normen te houden, wat een positief effect heeft op het vertrouwen van de markten in ons land. België is zo een van de weinige landen die geld kunnen ophalen tegen een negatieve interestvoet. Het spaarbedrag van de Belgen zit nog altijd op een recordniveau.

De regering nam ook een aantal maatregelen om de concurrentiekracht in ons land te verster-ken. Het valt af te wachten wat de werkelijke impact daarvan is.

Tabel B.1.: Bouwvergunningen in Oost-Vlaanderen (1996-2012)

RESIDENTIEEL NIET-RESIDENTIEEL

NIEUWBOUW RENOVATIE NIEUWBOUW RENOVATIE

Aantal gebouwen

Aantal woningen

Aantalflats

Aantal gebouwen

met één woning

Bewoonbare oppervlakte

(m2)

Aantalgebouwen

Aantalgebouwen

Volume (m2)Aantal

gebouwen

1996 5.647 8.208 2.955 5.253 1.048.532 3.941 1.338 8.492.514 1.058

1997 5.563 7.659 2.455 5.204 991.563 3.426 984 6.307.764 914

1998 3.987 5.635 1.944 3.691 751.280 4.128 1.126 9.614.395 957

1999 4.529 6.769 2.518 4.251 907.467 4.046 1.156 8.243.440 1.111

2000 4.261 6.285 2.300 3.985 810.697 4.692 977 7.987.387 1.141

2001 4.139 6.567 2.742 3.825 792.084 4.659 924 10.676.124 1.073

2002 3.979 6.486 2.873 3.613 753.968 4.939 742 6.210.643 1.155

2003 4.213 7.326 3.551 3.775 865.018 5.064 606 5.393.381 1.262

2004 4.590 8.080 4.000 4.080 928.005 4.805 797 7.854.471 1.193

2005 5.635 10.495 5.515 4.980 1.130.142 4.633 836 8.244.227 1.142

2006 5.164 10.566 6.082 4.484 1.130.141 4.882 950 7.595.712 1.122

2007 4.608 8.547 4.527 4.020 960.601 4.524 997 14.467.824 1.166

2008 4.459 7.870 3.908 3.962 908.622 4.754 1.060 12.969.277 1.061

2009 4.444 7.278 3.245 4.033 892.919 4.648 982 10.942.835 928

2010 5.042 8.755 4.179 4.576 999.964 4.808 1.068 11.251.821 871

2011 4.132 7.542 3.832 3.710 823.830 4.218 978 9.122.724 851

2012 4.562 8.201 4.148 4.053 888.163 4.254 949 8.767.516 841

bron: FOD Economie - Directie Statistiek

Page 20: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

1818

Nieuwbouwwoningen

België heeft een stabiele woningmarkt. Doordat de productie van nieuwbouw de laatste jaren de demografische groei niet kan volgen, is er geen overaanbod aan woningen. Ter illustratie: tussen 2008 en 2012 zijn de prijzen van eengezinswo-ningen met 9% en die van appartementen met 12% toegenomen. Bovendien geven prognoses aan dat de Belgische bevolking in de komende twintig jaar sterk zal blijven toenemen. In 2030 zou het aantal inwoners in België 12,2 miljoen bedragen. Dat is 12,6 procent meer dan in 2010.Ook het aantal personen per gezin daalt. Die steeds groter wordende groep mensen gaat in de komende twintig jaar op zoek naar een woning. De vraag zal dus ook zeker hoog blijven, wat de waardevastheid van investeringen in vastgoed verzekert.

Toch hebben de reële prijsstijgingen en de demografische evolutie er niet voor kunnen zorgen dat de nieuwbouw in ons land voldoende gestimuleerd werd. Het aantal vergunde wonin-gen daalde in de periode 2010-2011 met 10% in vergelijking met 2008. Met slechts 44.115 ver-gunningen werden we in 2011 geconfronteerd met het laagste peil in 10 jaar tijd. En de voor-uitzichten zijn al niet veel beter. De gezinnen

Figuur B.1: Nieuwe niet-woongebouwen in België (2010-2015)

6

Top Bouw

“Sinds het uitbrekenvan de financiële crisis isde burgerlijke bouwkunde

de echte sterkhoudergeweest.”

jaar) en een abrupte daling na de stem-busslag.

Gelukkigzijn erookondersteunendeele-menten: de regering slaagde erin om hetbudget binnen de Europese normen tehouden, wat een positief effect heeft ophet vertrouwen van de markten in onsland. België is zo één van deweinige lan-den die geld kunnen ophalen tegen eennegatieve interestvoet. Het spaarbedragvandeBelgenzitnogaltijdopeenrecord-niveau. En de regering nam een aantalmaatregelenomdeconcurrentiekracht inons land te versterken. Het valt natuur-lijkaf tewachtenwatdewerkelijke impactdaarvan is.

Blijvend tekort aan nieuwbouw-woningen

België heeft een stabiele woningmarkt.Doordatdeproductie vannieuwbouwdelaatste jaren de demografische groei nietkan volgen, is er geen overaanbod vanwoningen.Hierdoor is ons landgespaardgebleven van grote prijsdalingen. Terillustratie: tussen 2008 en 2012 zijn deprijzen van eengezinswoningen met 9%en die van appartementen met 12% toe-genomen. De volgende jaren zullen deprijsstijgingen waarschijnlijk beperkterzijn en moeite hebben om de inflatie te

volgen,maardegrote crashwaar sommi-gen van spreken is in België dus heelonwaarschijnlijk.

Bovendien geven prognoses aan dat deBelgischebevolking indekomende twin-tig jaar sterkzalblijven toenemen. In2030zalhet aantal inwoners inBelgië 12,2mil-joen bedragen. Dat is 12,6 procent meerdan in 2010. Ook het aantal personen pergezin daalt. Die steeds groter wordendegroep mensen gaat in de komende twin-tig jaaropzoeknaareenwoning.Devraagzal dus ook zeker hoog blijven, wat dewaardevastheidvan investeringen invast-goed verzekert.

Toch hebben de reële prijsstijgingen ende demografische evolutie er niet voorkunnen zorgen dat de nieuwbouw in ons

land voldoende gestimuleerd werd. Hetaantal vergunde woningen daalde in deperiode2010-2011met 10%invergelijkingmet 2008.Met slechts 44.115 vergunnin-gen werden we in 2011 geconfronteerdmet het laagste peil in 10 jaar tijd. En devooruitzichten zijn al niet veel beter.

De gezinnen stellen duidelijk hun bouw-plannenuit door eengebrek aanvertrou-wenendestrikterevoorwaardenvoorhetbekomenvaneenhypothecairkrediet.Debankengevenzelf toedat ze strenger toe-zienophetontleenbaarbedragende loop-tijd van een lening. Dat wasmet name inBelgiëhetgeval.Gelukkigwordennietalleprojecten 100% gefinancierd door eenlening en staat er een recordbedragopdeBelgische spaarrekeningen.

Van groot belang in dat opzichtwordt decontinuïteitvandewoonbonus.Vanaf2014zullendegewestenhiervoorbevoegdzijn.Maar voorlopig blijft het koffiedik kijkenhoedie overgang zal gebeuren.Onzeker-heid isnooit goed, zekerniet voordevast-goedmarkt. Gelukkig wordt de fiscaleonzekerheid nog voor een stuk gecom-

State of theUnion

Vergunde woningen

Aan

talw

onin

gen

Brutocijfers (seizoengezuiverd)

Trend

Driemaandelijks gemiddelde

5.500

5.000

4.500

4.000

3.500

3.000

2.50010/1207/1204/1201/1210/1107/1104/1101/1110/10

108

Nieuwe niet-woongebouwenJaarlijkse variatie in %

Gebouwen voor onderwijs

Gebouwen voor gezondheid

Industriële gebouwen

Gebouwen voor stockage

Kantoorgebouwen

Commerciële gebouwen

Landbouwgebouwen

Divers

5%

2%

31%

0%

18%

24%

15%

6%

6420-2-4-6

%(Gemiddelde van

2010-12)2013-152010-12

“De renovatie zal pas vanaf2014 opnieuw aanknopen

met de groei.”

Bron: Confederatie Bouw

bron: Confederatie Bouw

Page 21: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

1919

Ter herinnering: op het einde van 2011 besliste de regering dat de federale belastingverminde-ring voor energiebesparende maatregelen werd afgebouwd voor de isolatie van daken en volle-dig afgeschaft voor alle andere investeringen. Ook de groene lening verdween eind 2011. Het gevolg was dat heel wat mensen nog snel die werken lieten uitvoeren in 2011.

Gelukkig hebben de gewesten, in meer of mindere mate, de schok van het verdwijnen van de federale belastingvermindering proberen op te vangen. In Vlaanderen werden de premies verhoogd, in Brussel zelfs meer dan verdubbeld en in Wallonië kunnen gezinnen rekenen op de tegemoetkoming van het ‘ecopack’.

Zelfs wanneer duidelijk is dat dit soort investeringen zichzelf nog steeds op vrij korte termijn terugbetalen, zal het schrappen van fiscale stimuli er toe leiden dat de renovatiesector het in 2013 een stuk slechter zal doen. De daling van activiteit zal zich voordoen gedurende twee jaar en de renovatie zal pas vanaf 2014 opnieuw aanknopen met de groei.

Oost-Vlaanderen (tabel B.1, zie blz. 17) kende een gelijkaardig verloop: een belangrijke daling in 2011, -12,3% tegenover 2010 en +0,9% in 2012 tegenover 2011.

stellen duidelijk hun bouwplannen uit door een gebrek aan vertrouwen en de striktere voorwaar-den voor het bekomen van een hypothecair kre-diet. De banken geven zelf toe dat ze strenger toezien op het ontleenbaar bedrag en de looptijd van een lening. Gelukkig worden niet alle projec-ten 100% gefinancierd door een lening en staat er een recordbedrag op de Belgische spaar-rekeningen.

Specifiek voor Oost-Vlaanderen (zie tabel B.1) was het aantal verleende bouwvergunningen relatief goed in 2010, maar was 2011 zeer slecht (met name -18,9% tegenover 2010) zodat 2012 iets betere cijfers toonde: +8,3% voor flats en +9,3% voor het aantal gebouwen met een woning tegenover 2011.

Renovatie van residentiële bouw

Het segment van de renovatie heeft het in 2012 even goed gedaan als in 2011 maar behoorlijk slechter dan de jaren daarvoor. Dat is het gevolg van het verdwijnen van de toen nog aan wezige fis-cale stimuli voor energiebesparende maatregelen.

Figuur B.2: Burgerlijke bouwkunde in België (2010-2015)

7

Top Bouw

penseerddoordehistorisch lage renteta-rieven,maarhet is vangrootbelangdat erzo snelmogelijk duidelijkheid komt overde situatie.

Renovatie valt terug

Het segment van de renovatie zal het in2012 eenpak slechter gedaanhebbendanin 2011. Dat is het gevolg van het ver-dwijnen van de toen nog aanwezige fis-cale stimuli voor energiebesparendemaatregelen. Ter herinnering: op heteinde van 2011 besliste de regering datde federale belastingvermindering voorenergiebesparende maatregelen werdafgebouwdvoor de isolatie vandaken envolledig afgeschaft voor alle andereinvesteringen.Ookde groene lening ver-dweeneind2011.Het gevolgwasdat heelwat mensen nog snel die werken lietenuitvoeren, wat in 2011 een extra boostbetekende voorhet segment vande reno-vatie, dat het al goed deed.

Gelukkig hebben de gewesten, in meerof mindere mate, de schok van het ver-dwijnen van de federale belastingver-mindering proberen op te vangen. InVlaanderenwerdendepremiesverhoogd,

in Brussel zelfsmeer dan verdubbeld enin Wallonië kunnen gezinnen rekenenopde tegemoetkomingvanhet “ecopack”.

Zelfs wanneer duidelijk is dat dit soortinvesteringen zichzelf nog steeds op vrijkorte termijn terugbetalen, zalhet schrap-pen van fiscale stimuli er dus toe leidendat de renovatiesector het in 2012 eenstuk slechter zal doen.Dedaling vanacti-viteit zal zich voordoen gedurende tweejaar en de renovatie zal pas vanaf 2014opnieuw aanknopen met de groei.

Niet-woningbouw: minder vraagnaar gebouwen met hoge waarde

Dat segment deed het iets beter in 2012.Het aantal bouwvergunningen kendegedurende het eerste halfjaar zelfs eenstijgende trend.Ookhetvolumekanweerpositieve cijfers voorleggen, maar zoalsvaak ligt deverklaringhiervoor indever-gunningvaneenpaargebouwenvanzeergrote omvang. Toch is er geen reden omzeer pessimistisch te zijn en lijkt de niet-woningbouw sinds 2011 uit de moeilijk-heden te geraken.

Natuurlijk zijn er verschillen voor watbetreft het soort gebouwen.We zien eenduidelijketoenamevanindustriëleenagra-rischegebouweneneendaling indevraagnaar commerciële gebouwenenbureaus.Inhetalgemeen isereenverschuivingvande vraag naar gebouwen met een hogewaarde naar gebouwenmet een kleinerewaarde per volume-eenheid. Globaal

gesprokenzaldeniet-woningbouwin2012een stijging met 3% hebben gekend enstagneren of zelfs licht dalen in de jaren2013-2014.

Burgerlijke bouwkunde daaltna verkiezingen

Sindshet uitbrekenvandefinanciële cri-sis is de burgerlijke bouwkunde de echtesterkhouder geweest binnen de bouw.Onder impulsvande lokalebesturenwerder–zoals altijd–eengrote toenamegeno-teerdvan investeringen indeaanloopnaardegemeenteraadsverkiezingenvanokto-ber 2012. Die cyclus bereikt zijn hoogte-punt in het verkiezingsjaar, waarna deinvesteringen zeer sterk terugvallen.

De terugval is in grote mate te wijten aandeinvesteringeninwegenwerken,waarbijdedalingtijdensdejaren2013-2014destij-ging in 2012 bijna volledig zal wegvegen.Andere transportinfrastructuur en niet-transportgerelateerde infrastructuurismin-der onderhevig aanhet forse jojo-effect.

De totale cijfers voor2012zijnnatuurlijkwel ergmooi:met eengroei van7,2%magde burgerlijke bouwkunde terugblikkenop een puik jaar. Spijtig genoeg moet dedeelsectorwel rekening houdenmet eendaling van meer dan 3% tijdens de jaren2013-2014 en zal ze pas weer aanknopenmet de groei in 2015,wanneer de invloedvan de gemeenteraadsverkiezingen van2018 in het vizier komt.

Statuut arbeiders-bediendenals zwaard van Damocles

Zonder twijfel is het meest hete hangij-zer voor 2013 het statutendossier arbei-ders-bedienden. Volgens een arrest vanhet Grondwettelijk Hof moeten de ver-schillen tussen de twee statutenworden

108

Burgerlijke bouwkundeJaarlijkse variatie in %

40%

19%

13%

0%

22%

7%

6420-2-4-6

%(Gemiddelde van

2010-12)2013-152010-12

Wegen

Spoorwegen

Ander vervoer

Telecommunicatie

Energie en waterwerken

Andere

Transport-gerelateerde infrastructuur

Niet transport-gerelateerde infrastructuur

Bron: Confederatie Bouw

“Een steeds groterwordende groepmensen gaatin de komende twintig jaar opzoek naar eenwoning.”

“Een eenheidsstatuutzonder compensatie doetde inspanning van de

regering op het gebied vanhet concurrentievermogen

teniet.”

State of theUnion

bron: Confederatie Bouw

Page 22: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

2020

Niet-residentiële woningbouw:

Dat segment deed het iets beter in 2012 in België. Het aantal bouwvergunningen kende gedurende het jaar zelfs een stijgende trend. Ook het volume kan weer groeicijfers voorleggen, maar zoals vaak ligt de verklaring hiervoor in de vergunning van een paar gebouwen van zeer grote omvang. Natuurlijk zijn er verschillen voor wat betreft het soort gebouwen. Er is een duidelijke toename van industriële en

agrarische gebouwen en een daling in de vraag naar commerciële gebouwen en bureaus. In het algemeen is er een verschuiving van de vraag naar gebouwen met een hoge waarde naar gebouwen met een kleinere waarde per volume-eenheid (figuur B.1).

Voor Oost-Vlaanderen liggen de cijfers echter minder positief (tabel B.1): na een daling met 8.4% van 2010 naar 2011 , tekenden we in 2012 nog -maals een daling op van 3% in 2012 tegenover 2011 in het aantal vergunde gebouwen.

Page 23: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

2121

Andere transportinfrastructuur en niet trans-port gerelateerde infrastructuur, zoals energie- en waterwerken zijn minder onderhevig aan het forse verkiezingseffect.

De totale cijfers voor 2012 in België zijn natuurlijk wel erg mooi: met een groei van 7,2% mag de burgerlijke bouwkunde terugblikken op een mooi jaar. Spijtig genoeg moet de deelsector wel rekening houden met een daling van meer dan 3% tijdens de jaren 2013-2014 en zal ze pas weer aanknopen met de groei in 2015, wanneer de invloed van de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 weer zal spelen.

Burgerlijke bouwkunde

Sinds het uitbreken van de financiële crisis is de burgerlijke bouwkunde de echte sterkhouder geweest binnen de bouw. Onder impuls van de lokale besturen werd er een grote toename genoteerd van de investeringen in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2012. Die cyclus bereikt zijn hoogtepunt in het verkiezingsjaar, waarna de investeringen zeer sterk terugvallen. De terugval is in grote mate te wijten aan de investeringen in wegenwerken, waarbij de daling tijdens de jaren 2013-2014 de stijging in 2012 bijna volledig zal wegvegen.

Tabel B.2.: Falingen in de bouwsector in Oost-Vlaanderen (2005-2012)

Soort bouwwerkzaamheden Jaren

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

Bouw van gebouwen 29 23 28 40 25 41 40 39

Weg- en waterbouw 7 8 10 9 13 3 8 8

Gespecialiseerde bouwwerkzaamheden 106 74 89 101 133 150 139 206

Slopen en bouwrijp maken 6 6 7 12 14 11 4 19

Elektrische installatie,loodgieterswerk 25 17 19 17 28 33 27 45

Afwerking van gebouwen 47 34 34 39 50 60 48 86

Overige gespecialiseerde bouwactiviteiten 28 17 29 33 41 46 60 56

Bouw totaal Oost-Vlaanderen 142 105 127 150 171 194 187 253

Bouw totaal Vlaams Gewest 587 502 553 594 762 806 774 949

bron: FOD Economie - Directie Statistiek

Wat de falingen betreft in de bouwsector, werden zowel in Oost-Vlaanderen als in Vlaanderen alle records van de voorgaande jaren gebroken. In Vlaanderen steeg het aantal falingen met 22,6%; in Oost-Vlaanderen zelfs met 35,3%. Vooral in de deelsector ‘gespeciali-seerde bouwwerkzaamheden’ was de evolutie spectaculair: 206 falingen in 2012 tegenover 139 in 2011, wat een relatieve toename van 48% betekende. Daarbij waren in hoofdzaak ‘elek-trische installatie en loodgieterswerk’ (+66,7%) en ‘afwerking van gebouwen’(+79,2%) de grote verliezers.

Tot slot

Het energiezuinige bouwen en renoveren biedt een potentieel dat ons de toekomst met vertrou-wen tegemoet kan doen zien. Bouwbedrijven zijn vandaag al bezig met het ontwikkelen van innovatieve technieken die nodig zullen zijn om deze uitdagingen aan te gaan.

De demografische groei zal van die aard zijn dat de nood aan woningen alleen maar groter zal worden. Er zal compacter gebouwd moeten worden, maar er moeten vooral meer wooneen-heden komen om de mensen ook in de toekomst te kunnen huisvesten.

Page 24: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013
Page 25: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

Sectorale analyse en evolutie van de Oost-Vlaamse economie (2003 – 2011)

23

Het gaat om “bruto” toegevoegde waarde, wat wil zeggen dat het verbruik van vaste activa (i.e. afschrijvingen) inbegrepen is.De waardering gebeurt tegen basisprijzen: niet-productgebonden belastingen (belastingen op gebruik van de grond, gebouwen, milieubelas-ting, ...) zijn niet inbegrepen. Wel zijn product-gebonden subsidies (importsubsidies, andere subsidies) inbegrepen. De gegevens worden in lopende prijzen opge-maakt, dit is niet gecorrigeerd voor inflatie.

Oost-Vlaanderen kent een beduidend sterkere groei (+ 37%) dan het Vlaams Gewest (+ 33,3%) over de negenjarige periode. Dit is vooral te danken aan een relatief sterkere stijging van de tertiaire sector - 2,6 procentpunt meer in Oost-Vlaanderen dan in Vlaanderen – en de bouwsector – 3,6 pro -centpunt meer in Oost-Vlaanderen. Anderzijds is de tertiaire sector met 46% minder sterk aanwe-zig in de totale Oost-Vlaamse bruto toegevoegde waarde dan de relatieve aanwezigheid (52,2%) in de totale Vlaamse bruto toegevoegde waarde.

Tabel C.1: Bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen, in lopende prijzen (in miljoen EUR) (2003-2011)

OOST-VLAANDERENbruto toegevoegde waarde verschil

% 2003 % 2011 absoluut %

Primaire sector 1,3 380 0,8 326 -54 -14,1Industrie 24,6 7.123 21,4 8.481 1.358 19,1Bouwnijverheid 7,4 2.143 8,4 3.316 1.173 54,7Tertiaire sector 44,1 12.788 46,3 18.357 5.569 43,6Quartaire sector 22,6 6.566 23,1 9.164 2.598 39,6

Totaal 100 29.000 100 39.645 10.646 37

VLAAMS GEWESTbruto toegevoegde waarde verschil

% 2003 % 2011 absoluut %

Primaire sector 1,3 1.799 0,8 1.565 -235 -13,0Industrie 23,7 33.635 19,5 36.871 3.237 9,6Bouwnijverheid 5,8 8.231 6,6 12.476 4.246 51,6Tertiaire sector 49,3 69.833 52,2 98.491 28.658 41,0Quartaire sector 19,9 28.173 20,9 39.434 11.262 40,0

Totaal 100 141.670 100 188.837 47.168 33,3

bron: INR, eigen berekeningen

De gegevens beslaan de voorbije negen jaar, namelijk de periode 2003 tot en met 2011. In wat volgt worden telkens de gebruikte statis-tieken omschreven (definities op basis van de metadatabank van de Studiedienst van de Vlaamse Regering).

Bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen, in lopende prijzen

De bruto toegevoegde waarde is een courante indicator om het economisch belang van een regio of een bedrijfstak aan te duiden.

De bruto toegevoegde waarde is het bedrag dat de drie productiefactoren natuur, arbeid en kapitaal aan de waarde van de verbruikte goederen en diensten toevoegen. Het is gelijk aan het verschil tussen de waarde van de geproduceerde goederen en diensten en de waarde van de in het productieproces verbruikte goederen en diensten.

Page 26: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

2424

verrichten voor een andere ingezeten institutio-nele eenheid en daarvoor loon ontvangen (geen dubbeltellingen voor meerdere jobs). Personen in loondienst worden alleen bij de werk-nemers ingedeeld indien ze niet in hoofdzaak als zelfstandige werkzaam zijn.

Een zelfstandige is ieder natuurlijk persoon die in België een beroepsbezigheid uitoefent, zonder hiervoor door een arbeidsovereen-komst of een statuut verbonden te zijn.

Tot de zelfstandigen behoren ook de niet-betaalde meewerkende gezinsleden, de thuis-werkers van wie het inkomen afhangt van de output van het productieproces waarvoor zij verantwoordelijk zijn en de werkenden die enkel voor eigen consumptie of eigen investeringen produceren.

Het aantal werkzame personen steeg met 10,9% in Oost-Vlaanderen – 55.869 personen – sterker dan in het Vlaams Gewest (+ 9,6%). Dit is ander-maal in hoofdzaak door de sterke toename van het aantal werkzame personen in de tertiaire sector (+19,6%) die in 2011 in Oost-Vlaanderen tekent voor bijna 42% van de tewerkstelling.Alhoewel er in Oost-Vlaanderen 1,3 procent-punt meer zelfstandigen zijn dan in Vlaanderen was de stijging over de beschouwde periode relatief zwakker: 4,2% tegenover 6,6% in Vlaanderen.

Werkzame personenHet aantal werkzame personen, uitgedrukt in vol-tijdse equivalenten, is de som van het aantal werknemers en het aantal zelfstandigen naar werkplaats.

Het aantal werknemers of de personen die werken in dienstverband zijn: de bezoldigde arbeiders, bedienden en ambtenaren. Het gaat om aantal personen, niet om aantal jobs.

Werknemers zijn personen die op grond van een arbeidsovereenkomst, al dan niet formeel, werk

Tabel C.2: Aantal werkzame personen (x 1.000) (2003-2011)

OOST-VLAANDERENaantal werkzame personen verschil

% 2003 % 2011 absoluut %

Primaire sector 2,4 12.527 1,7 9.497 -3.030 -24,2Industrie 19,3 98.999 15,7 89.461 -9.538 -9,6Bouwnijverheid 7,4 38.041 7,8 44.186 6.145 16,2Tertiaire sector 38,8 198.853 41,8 237.781 38.928 19,6Quartaire sector 32,0 164.245 33,0 187.609 23.364 14,2

Totaal 100,0 512.665 100,0 568.534 55.869 10,9

Werknemers 80,3% 411879 81,5% 463558 51679 12,5%Zelfstandigen 19,7% 100786 18,5% 104976 4190 4,2%

VLAAMS GEWESTaantal werkzame personen verschil

% 2003 % 2011 absoluut %

Primaire sector 2,2 53584 1,6 42842 -10742 -20,0Industrie 19,1 457386 15,4 404382 -53004 -11,6Bouwnijverheid 6,2 148907 6,5 171602 22695 15,2Tertiaire sector 43,2 1033911 45,9 1204679 170768 16,5Quartaire sector 29,2 699647 30,5 800789 101142 14,5

Totaal 100,0 2393435 100,0 2624294 230859 9,6

Werknemers 82,3% 1970531 82,8% 2173308 202777 10,3%Zelfstandigen 17,7% 422904 17,2% 450986 28082 6,6%

bron: INR, eigen berekeningen

Page 27: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

2525

ArbeidsproductiviteitDe arbeidsproductiviteit meet de economische performantie van een land of regio.

De arbeidsproductiviteit is in dit geval de verhouding tussen de bruto toegevoegde waarde en het aantal werkzame personen.

Alhoewel het verschil over de periode 2003-2011 kleiner is geworden ligt de arbeidsproductiviteit in Oost-Vlaanderen toch nog 2.225 euro lager dan die van het Vlaams Gewest.Dit verschil heeft te maken met de tertiaire sector waar 4.554 euro minder bruto toegevoegde waarde per werkzame persoon wordt gerealiseerd in Oost-Vlaanderen. Dit heeft dan weer te maken met de over- of onderaanwezigheid van bepaalde beroepscategorieën in de regio.

Tabel C.3: Arbeidsproductiviteit of Btw/werkzame personen (in 1.000 EUR) (2003-2011)

OOST-VLAANDEREN VLAAMS GEWESTverschil verschil

2003 2011 absoluut 2003 2011 absoluut

Primaire sector 30.303 34.327 4.024 33.581 36.525 2.944

Industrie 71.948 94.803 22.855 73.536 91.179 17.643

Bouwnijverheid 56.339 75.051 18.712 55.273 72.704 17.431

Tertiaire sector 64.309 77.203 12.894 67.542 81.757 14.215

Quartaire sector 39.977 48.848 8.871 40.267 49.244 8.977

Totaal 56.567 69.732 13.166 59.191 71.957 12.766

bron: INR, eigen berekeningen

Arbeidsproductiviteit en werkgelegenheid

De groei van de bruto toegevoegde waarde kan opgesplitst worden in de groei van de arbeids-productiviteit, de groei van de werkgelegenheid en een interactiefactor. De groei van de arbeids-productiviteit geeft aan welke de groei is van de bruto toegevoegde waarde per werknemer. Aldus wordt de toename van de bruto toegevoegde waarde voorgesteld als de som van de toename van de werkgelegenheid en de efficiëntiewinst. Deze laatste stijgt als er meer toegevoegde waarde wordt gerealiseerd met hetzelfde aantal werknemers of als dezelfde productie met minder werknemers wordt gerealiseerd.Het interactie-effect tussen de arbeidsproduc-tiviteitsverandering en de verandering in de werk-gelegenheid is het gevolg van het samenspel

tussen de verandering in de productiviteit, in de werkgelegenheid, in de productiewaarde en in de investeringen in materiële vaste activa, dat niet verklaard wordt in de drie andere facto-ren van de gelijkheid:

(btw) = (btw/wg) + (wg) + (btw/wg) (wg)

Of:de groei van de bruto toegevoegde waarde = arbeidsproductiviteit + de groei van de tewerk-stelling + de interactiefactor.

Waarbij btw = bruto toegevoegde waardewg = tewerkstelling

Page 28: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

2626

Deze realiseert 52% van de totale bruto toege-voegde waarde van Vlaanderen in 2011 wat in absolute cijfers 98.491 miljoen euro betekent. Binnen deze sector springt de subsector “Exploitatie van en handel in onroerend goed” eruit. Deze realiseert met slechts 0,45% van het aantal werkzame personen in Vlaanderen – 11.684 personen – zelfs 9,1% van de Vlaamse bruto toegevoegde waarde, hetgeen in een bruto toegevoegde waarde per werkzame persoon resulteert van 1.468.000 euro tegenover 71.960 euro voor het ganse Vlaams Gewest in 2011. In de sector “industrie” daalde het aantal werk-zame personen over de periode ‘03-’11 met 53.000 eenheden (-11%), met uitschieters zoals de textiel en kledingsector, -15.537 werkzame personen, en de “vervaardiging van transport-middelen” (-13.360 personen). Anderzijds is de industriële sector met 36 870 miljoen euro nog steeds goed voor een ruime 19% van de Vlaamse bruto toegevoegde waarde. De effi-ciëntie is groot, wat de 91.180 euro per werk-zame persoon bewijst.

Analyse over de negenjarige periode 2003-2011

Arbeidsproductiviteit in het Vlaams Gewest

Figuur C.1 geeft de evolutie voor het Vlaams Gewest over de periode 2003-2011 voor de drie variabelen: bruto toegevoegde waarde op de x-as, tewerkstelling op de y-as en de arbeidsproducti-viteit die weergegeven wordt door de grootte van de bellen.

Vooral de sterke positie en evolutie van de bouw-nijverheid valt op. Een toename van de tewerkstel-ling met 15,2%, wat 22.695 werkzame personen meer betekent, en een toename van de bruto toegevoegde waarde met 51,6% resulteerde dan ook nog in een efficiëntietoename van 31,5%.Ook de cijfers van de tertiaire en de quartaire sector overtreffen die van het Vlaams Gewest in zijn geheel. Vooral de tertiaire sector scoort hoog.

Figuur C.1: Evolutie arbeidsproductiviteit in het Vlaamse Gewest (2003-2011)

8,77

23,99

31,5421,05

22,29

21,57

-25,00

-20,00

-15,00

-10,00

-5,00

0,00

5,00

10,00

15,00

20,00

25,00

-20,00 -10,00 0,00 10,00 20,00 30,00 40,00 50,00 60,00

toen

ame

tew

erks

telli

ng (%

)

toename bruto toegevoegde waarde (%)

Landbouw

Industrie

Bouwnijverheid

Vlaams Gewest

Quartaire sector

Tertiaire sector

bron: INR, eigen berekeningen

Page 29: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

27

Arbeidsproductiviteit in Oost-Vlaanderen

Oost-Vlaanderen tekent voor de drie parameters betere cijfers op dan het Vlaams Gewest. Een toename van het aantal werkzame personen met 10,9% - 1,3 procentpunt meer dan Vlaanderen – of 55.870 meer dan in 2003. Een toename van de bruto toegevoegde waarde met 36,7% - 3 pro-centpunt meer dan in Vlaanderen – hetgeen 39.645 miljoen euro betekent in 2011 of 21% van de Vlaamse bruto toegevoegde waarde. Ook de arbeidsproduc tiviteit lag met 23,2% 1,6 procent-punt hoger dan die in Vlaanderen. Alhoewel figuur C.2 op het eerste zicht eenzelfde beeld geeft als figuur C.1 zijn die betere cijfers – behalve in de primaire sector – ook voor de deel-sectoren terug te vinden.Zo tekende de industrie voor een lichtere terugval qua tewerkstelling (- 9,6%) maar een beduidend sterkere toename van de bruto toege-voegde waarde. Deze nam over de periode ‘03-’11 toe met 19,1% tegenover +9,6 % in Vlaanderen.

Ook de in Vlaanderen reeds sterke bouwsector wordt door de Oost-Vlaamse bouwsector qua cijfers overtroffen. De groei van de bruto toe-gevoegde waarde overtreft met 54,7% deze van Vlaanderen met 3,1 procentpunt. Deze bedraagt in 2011 zelfs 75.050 euro per werk-zame persoon tegenover 72.700 euro in Vlaan-deren; De tewerkstelling nam met 16,2% toe (+6.145 werknemers en zelfstandigen) tegen -over +15,2% in Vlaanderen. Ook de arbeids-productiviteit (+33,2%) scoorde hoger dan in Vlaanderen (+31,5%). Ook in Oost-Vlaanderen is er het fenomeen in de sub sector “Handel in Onroerend goed”: 0,45% van de werkzame personen in Oost-Vlaanderen realiseren er 9,2% van de Oost-Vlaamse bruto toegevoegde waarde in 2011, hetgeen 1.428.755 euro per werkzame persoon betekent.

27

Figuur C.2: Evolutie arbeidsproductiviteit in Oost-Vlaanderen (2003-2011)

13,28

31,77

33,21

20,05

22,19

23,1721,57

-30

-20

-10

0

10

20

30

-20 -10 0 10 20 30 40 50 60

toen

ame

tew

erks

telli

ng (%

)

toename bruto toegevoegde waarde(%)

Landbouw

Industrie

Bouwnijverheid

Oost-Vlaanderen

Quartaire sector

Tertiaire sector

Vlaams Gewest

bron: INR, eigen berekeningen

Page 30: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

28

Arbeidsproductiviteit in de Oost-Vlaamse industrie

Figuur C3 geeft een visueel overzicht van de sub-sectoren binnen de sector industrie, maar geeft 2 deelsectoren niet weer omwille van hun extreme waarden. De subsector “kleding, textiel” heeft extreme waarden in negatieve zin. De afname van de tewerkstelling bedraagt 40% of in absolute cijfers - 6.196 eenheden ten opzichte van de 15.480 werkzame personen in 2003. Ook de bruto toegevoegde waarde daalde over de periode van 607 miljoen euro in 2003 naar 450 miljoen euro in 2011, een daling van 25,7%.De subsector “productie en distributie van elek-triciteit, gas en water” is omwille van positieve extreme waarden niet in de figuur opge nomen. De toename van de tewerkstelling bedroeg immers 37% wat een stijging van 1.310 werk -zame personen betekent. De toename van de bruto toegevoegde waarde was spectaculair, 66,4%. Dit betekent in 2011 een arbeids pro -duc tiviteit van 343.120 euro per werkzame persoon, tegenover 69.730 euro voor de totale Oost-Vlaamse economie.

De sector industrie tekent in totaal hier zelf ook voor 94.800 euro bruto toegevoegde waarde per werkzame persoon.De werkgelegenheid in de industrie nam over de periode af met 9,6%. Enkel de “vervaardiging van transportmiddelen” kende een positieve waarde, namelijk 8,4%.Nadat vroeger de sector “textiel, kleding” de belangrijkste werkverschaffer was, worden dit nu de voedingssector – 15.384 werknemers en zelf-standigen – en de sector “ vervaardiging van metalen”, met 13.888 werkzame personen in 2011. Maar voor de industriële sector dient wel rekening gehouden te worden met de opmerking van de sectorfederatie Agoria: “Outsourcing: een deel van de niet-kernactiviteiten (gaande van het uitbaten van bedrijfsrestaurants over onderzoek tot onderhoud) van de industriële bedrijven werd uitbesteed aan de dienstensectoren. Deze jobs gingen niet verloren, maar worden nu in andere sectoren meegerekend. In 1995 vertegenwoordig-den de aangekochte ondersteunde diensten 10% van de loonmassa. In 2008 was dit opgelopen tot 24%. Industrie schept dus steeds meer jobs buiten de eigen bedrijfsmuren.”

28

Figuur C.3: Arbeidsproductiviteit in de Oost-Vlaamse industrie (2003-2011)

-25,0

-20,0

-15,0

-10,0

-5,0

0,0

5,0

10,0

-5,0 0,0 5,0 10,0 15,0 20,0 25,0 30,0 35,0 40,0

toen

ame

tew

erks

telli

ng (%

)

toename bruto toegevoegde waarde(%)

Electr. apparatuur +26,0%

Industrie +31.8%

Prod. Machines +37.7%

Voeding +22.6%

Meubelsector +30.3%

Prod.transportmiddelen +12.5%

Electronische prod. + 34.9%

Hout, Papier +20,5%

Metaal +13,0%Kunststoffen +26.4%

Chemische prod. +40.8%

bron: INR, eigen berekeningen

Page 31: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

2929

tweede instantie schakelde men over naar goederen die ingevoerd werden uit landen waar de productie goedkoper was, zodat er nog meer netto-inkomen overbleef. De verdere toename van de consumptie verschoof grotendeels naar de tertiaire en quartaire sector, zoals naar uitgaven voor toerisme en vrije tijd. Ook de financiële sector deed gouden zaken. Het spaar-geld van de gezinnen nam toe, en de sector zocht naar steeds spitsvondiger manier om het “zo rendabel mogelijk maar toch veilig” te beleggen (met alle gevolgen van dien…). Zoals eerder al opgemerkt heeft ook ‘outsourcing’ – waarbij industriële bedrijven alles wat voor hen geen kerntaak is, afstoten, zoals personeels-beleid, ICT en poetsdiensten – voor een daling van de industriële werkgelegenheid gezorgd. De ‘gedesindustrialiseerde’ banen kwamen dan terecht in bedrijven geklasseerd onder de terti-aire sector. Het toenemend overheidsbeslag maar ook demografisch evoluties (vergrijzing maar tegelijk een extra nood aan onderwijs-aanbod) hebben de quartaire sector een enorme boost gegeven.

Het nieuw industrieel beleid

Sinds 2000 is de industriële werkgelegenheid (inclusief de bouwnijverheid) volgens de meest recente cijfers met 7% gedaald. Zowat 9.000 werkplaatsen verdwenen. En dit terwijl de totale werkgelegenheid toenam met 15%, of ongeveer 60.000 personen. Het aandeel van de industriële productie in het BBP daalde van 32% tot 30% tussen 2003 en 2011. Over langere termijnen zijn de verschuivingen enorm.1

De groei van de tertiaire en quartaire sector, begonnen in de jaren zestig, is overduidelijk een gevolg van de toenemende welvaart van onze bevolking, en economisch gezien dus een gunstig teken. Naarmate België rijker werd, bleef er meer over van het netto-inkomen na het bevredigen van de basisbehoeften (voeding, gezondheid, mobiliteit, huisvesting, kleding). In eerste instantie werd dit geïnvesteerd in meer duur-zame goederen zoals wasmachines, televisies, auto’s, meubels… die aanvankelijk nog lokaal werden geproduceerd of geassembleerd. In

Page 32: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

3030

Het NIB steunt op vier pijlers:

1. Economische pijler: de fabriek van de toekomst. De fabrieken van de toekomst worden onder

meer gekenmerkt door minder energie- en materiaalverbruik en emissies; een productie-apparaat dat tweemaal zo flexibel is; een drie keer hogere kennisinhoud van de jobs; pro-ducten en diensten met een twee keer hogere toegevoegde waarde.3

2. Innovatiepijler: transformatie door innovatie. Hierbij denkt de Vlaamse overheid onder meer

aan de vergroeningseconomie, de omschake-ling van de huidige economie in de richting van de groene economie. Daaromtrent stelde het departement EWI onlangs een studie voor over mogelijke beleidsinstrumenten.4

3. Sociale pijler: competentie-ontwikkeling en arbeidsorganisatie.

Levenslang leren en werk- of loopbaanzeker-heid staan hier centraal.

4. Infrastructuurpijler: ondersteunend infra-structuurbeleid.

In deze ietwat misleidend benoemde pijler focust Vlaanderen op op de rol van de financiele overheidsinstrumenten voor het stimuleren van een lange termijnaanpak voor transformaties.

In het kader van het bestuursakkoord werkt de Provincie Oost-Vlaanderen aan een klimaatplan, met als finaal doel een klimaatneutrale provincie tegen 2050. De vergroeningseconomie, zijnde het pad naar een groene economie, zal hierin een cru-ciale rol moeten spelen. Het spreekt voor zich dat de Provincie zal onderzoeken op welke manier het nieuw industrieel beleid zich kan vertalen op het provinciaal niveau.

1 Cijfers: RSZ, NBB.2 An Integrated Industrial Policy for the Globalisation Era.

Putting Competitiveness and Sustainability at Centre Stage: http://ec.europa.eu/enterprise/policies/industrial-competitiveness/industrial-policy/files/communication_on_industrial_policy_en.pdf

3 Zie bijvoorbeeld: DERACHE, Herman, “De transformatie van onze industrie tot fabrieken van de toekomst: belang en kritische succesfactoren voor West-Vlaanderen”, West- Vlaanderen Werkt, 2.2012, blz. 14-17.

4 Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI), Internationale vergelijkende analyse – Economisch beleids-instrumentarium gericht op vergroening van de economie, 2012, Brussel

Met de recente faillissementen, inkrimpingen en (aangekondigde) sluitingen van een aantal belangrijke industriële spelers in België (JLF = ex-Santens, Bekaert, Ford Gent, ArcelorMittal Luik, Caterpillar) werd de discussie over de desindus-trialisering de voorbije jaren verder op de spits gedreven. Vaak wordt er gewezen op de produc-tiviteitsverhoging die aan de basis ligt van de desindustrialisering, een productiviteitsver-hoging die onze hoge lonen zou relativeren. Anderen waarschuwen voor het ondergraven van onze welvaartsbasis door het verdwijnen van de industrie, ten gevolge van onder meer die hoge lonen. De tewerkstelling in (vooral) de ter-tiaire sector wordt door hen gezien als een afge-leid effect van de industriële tewerkstelling. Het ‘definitieve rapport’ hieromtrent is zeker nog niet geschreven. De desindustrialisering is geen eenduidig, eindig fenomeen en kan niet ver-geleken worden met de overgang van een agra-rische economie naar een industriële, zoals België die meemaakte in de 19e eeuw en de eerste helft van de 20e eeuw.

Wat er ook van zij, zowel de Europese Unie als de Vlaamse overheid besteedden de voorbije jaren volop aandacht aan de industrie als wel-vaartsmotor.

De Europese Unie heeft ‘industriebeleid in een tijd van globalisering’ als een van zijn ‘kerninitia-tieven’ voor het Europa 2020 beleid aangeduid: “Industry must be placed centre stage if Europa is to remain a global economic leader”. Dit is de essentie van de boodschap, met als belang-rijke beleidsinstrumenten het bevorderen van de creatie en de groei van KMO’s en de overgang naar een duurzame economie.2

De Vlaamse Regering heeft haar eigen EU 2020 vertaling in het Vlaams Hervormingsprogramma, op zich gebaseerd op Vlaanderen in Actie (VIA) en het Pact 2020. Het ‘nieuw economisch beleid’ (NIB) is een van instrumentenpakketten die uit dit alles voortvloeit, waarbij de Vlaamse overheid hierbij de essentie van het Europese industrie-beleid vertaalt als volgt: “Om een topregio te zijn in de wereld van morgen is industriele activiteit essentieel”.

Page 33: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013
Page 34: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013
Page 35: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

Oost-Vlaanderen doorgelicht

deel 2

Page 36: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

MELLE

BUGGENHOUT

SINT-LIEVENS-HOUTEM

WAASMUNSTER

HOREBEKE

SINT-MARTENS-LATEM WICHELEN

WAARSCHOOT

ZINGEM

3434

OverzichtskaartOverzichtskaart van Oost-Vlaanderen (gemeenten en arrondissementen)

Page 37: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

MELLE

BUGGENHOUT

SINT-LIEVENS-HOUTEM

WAASMUNSTER

HOREBEKE

SINT-MARTENS-LATEM WICHELEN

WAARSCHOOT

ZINGEM

3535

Arrondissement Aalst

Aalst

Denderleeuw

Erpe-Mere

Geraardsbergen

Haaltert

Herzele

Lede

Ninove

Sint-Lievens-Houtem

Zottegem

Arrondissement Dendermonde

Berlare

Buggenhout

Dendermonde

Hamme

Laarne

Lebbeke

Waasmunster

Wetteren

Wichelen

Zele

Arrondissement Eeklo

Assenede

Eeklo

Kaprijke

Maldegem

Sint-Laureins

Zelzate

Overzichtstabel: gemeenten per arrondissement

Arrondissement Gent

Aalter

Deinze

De Pinte

Destelbergen

Evergem

Gavere

Gent

Knesselare

Lochristi

Lovendegem

Melle

Merelbeke

Moerbeke

Nazareth

Nevele

Oosterzele

Sint-Martens-Latem

Waarschoot

Wachtebeke

Zomergem

Zulte

Arrondissement Oudenaarde

Brakel

Horebeke

Kluisbergen

Kruishoutem

Lierde

Maarkedal

Oudenaarde

Ronse

Wortegem-Petegem

Zingem

Zwalm

Arrondissement Sint-Niklaas

Beveren

Kruibeke

Lokeren

Sint-Gillis-Waas

Sint-Niklaas

Stekene

Temse

Page 38: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

36

verstedelijkte gemeenten met lage inkomens (Evergem, Hamme, Lokeren, Ronse, Temse, Zele, Zelzate);

• centrumgemeenten: middelgrote steden (Dendermonde, Eeklo, Geraardsbergen, Ninove, Oudenaarde, Wetteren, Zottegem); regionale steden (Aalst, Sint-Niklaas); grote steden (Gent).

Verouderingscoëfficiënt = bevolking +65 jaar / bevolking -20 jaarDe verouderingscoëfficiënt is een demografische indicator die de verhouding weergeeft van het aantal ouderen (65+) ten opzichte van het aantal jongeren (-20) en is een aanduiding van de bevolkingsvergrijzing. Het aantal jongeren zal een weerslag hebben op onder meer de behoefte aan kinderopvang en schoolinfra-structuur. Ouderen vormen dan weer de groep van gepensioneerden, en dit aandeel heeft onder meer gevolgen voor de behoefte aan woon- en gezondheidsinfra structuur.

Een verouderingsgraad van meer dan 100 betekent dat het aandeel van de bevolking boven de 65 groter is dan de groep onder de 20 jaar. Omgekeerd betekent een waarde kleiner dan 100 dat de groep 65-plussers kleiner is dan de groep onder de 20 jaar. Bij een indicator 100 zijn beide groepen even groot.

Vervangingscoëfficiënt = bevolking 20-39 jaar / bevolking 40-59 jaarDe vervangingscoëfficiënt is een indicator van de arbeidsmarkt en meet de verhouding tussen de groep van jong actieven (20-39) tegenover de groep van ouder actieven (40-59). Dit cijfer duidt aan in welke mate vervanging plaatsvindt binnen de actieve bevolking: de jong volwassenen bepalen de instroom op de arbeidsmarkt, terwijl de ouder actieven de groep uitmaken van diegenen die hun pensioen naderen.

Typologie van de gemeenten

Elke gemeente heeft haar eigen sociaal-econo-mische context die vooral wordt bepaald door de samenstelling en evolutie van de bevolking, het inkomensniveau van de inwoners en de economi-sche bedrijvigheid. Om diverse aspecten van de gemeenten te kunnen vergelijken, heeft Dexia Bank, op basis van een sociaal- economische database, een referentiekader uitgewerkt.

De gemeenten worden ondergebracht in clusters, waarbinnen ze gelijkaardige kenmerken vertonen op het gebied van levensstandaard en socio-professionele positie van de bevolking, demografische evolutie, samenstelling van het grondgebied, verstedelijkingsgraad of het belang van economische sectoren:

• woongemeenten: woongemeenten in landelijke zones (Buggenhout, Destelbergen, Erpe-Mere, Gavere, Lovendegem, Nevele, Oosterzele, Sint-Lievens-Houtem, Waasmunster, Zingem); woongemeenten in de stadsrand (Melle, Merelbeke, Nazareth); agglomeratiegemeenten met tertiaire activiteit; residentiële randgemeenten met hoge inkomens (De Pinte, Sint-Martens-Latem);

• landelijke gemeenten (of verstedelijkte plattelandsgemeenten): kleine agrarische gemeenten (Horebeke, Lierde, Maarkedal, Sint-Laureins, Wortegem-Petegem, Zwalm); erg landelijke gemeenten met sterke vergrijzing (Assenede, Kaprijke, Knesselare, Laarne, Maldegem, Moerbeke, Zomergem); landelijke gemeenten met sterke demo grafische groei (Lochristi, Stekene);

• gemeenten met een concentratie van economische activiteit: landelijke en agrari-sche gemeenten met industriële activiteit (Kluisbergen, Kruishoutem, Zulte); verstede-lijkte plattelandsgemeenten met industriële activiteit en demo grafische groei (Aalter, Deinze); steden en agglomeratiegemeenten met een industriële activiteit (Beveren);

• semistedelijke gemeenten of agglomeratie-gemeenten: weinig verstedelijkte gemeenten met demografische achteruitgang (Berlare, Brakel, Denderleeuw, Haaltert, Herzele, Kruibeke, Lebbeke, Lede, Sint-Gillis-Waas, Waarschoot, Wachtebeke, Wichelen); sterk

Bevolking

Page 39: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

3737

Tabel 1: bevolkingsaantal en -dichtheid, bevolkingsvergrijzing (01.01.2012)

01.01.2012dichtheid

inwoners/km2

oppervlakte km2

typologiegemeente (*)

verouderingscoëff. 65+ j. / -20 j.

vervangingscoëff. 20-39 j. / 40-59 j.

Aalst 81.853 1.048 78,1 V14 0,92 0,84Aalter 19.860 242 81,9 V13 0,81 0,82Assenede 13.942 160 87,2 V3 0,94 0,76Berlare 14.690 389 37,8 V6 0,79 0,80Beveren 46.752 311 150,2 V8 0,84 0,79Brakel 14.330 254 56,5 V6 0,98 0,78Buggenhout 14.237 563 25,3 V2 0,83 0,75De Pinte 10.204 567 18,0 V11 0,92 0,70Deinze 29.724 394 75,5 V13 0,86 0,86Denderleeuw 19.069 1.382 13,8 V6 0,73 0,85Dendermonde 44.484 799 55,7 V5 0,89 0,81Destelbergen 17.685 665 26,6 V2 0,94 0,75Eeklo 20.274 676 30,0 V5 0,99 0,88Erpe-Mere 19.475 573 34,0 V2 0,96 0,75Evergem 33.692 449 75,0 V7 0,87 0,79Gavere 12.529 400 31,3 V2 0,80 0,76Gent 248.242 1.589 156,2 V15 0,79 1,26Geraardsbergen 32.629 409 79,7 V5 0,87 0,78Haaltert 17.709 584 30,3 V6 0,93 0,78Hamme 24.436 608 40,2 V7 0,78 0,94Herzele 17.224 363 47,4 V6 0,84 0,81Horebeke 2.058 184 11,2 V9 1,06 0,66Kaprijke 6.318 187 33,7 V3 0,93 0,79Kluisbergen 6.446 212 30,4 V4 0,80 0,93Knesselare 8.216 220 37,3 V3 0,90 0,87Kruibeke 16.028 480 33,4 V6 0,79 0,83Kruishoutem 8.117 173 46,8 V4 0,79 0,77Laarne 12.290 383 32,1 V3 0,90 0,80Lebbeke 18.397 684 26,9 V6 0,82 0,84Lede 18.030 607 29,7 V6 0,88 0,82Lierde 6.542 251 26,1 V9 0,88 0,80Lochristi 21.779 361 60,3 V12 0,71 0,81Lokeren 39.882 591 67,5 V7 0,67 0,94Lovendegem 9.469 486 19,5 V2 1,04 0,69Maarkedal 6.428 141 45,6 V9 0,97 0,71Maldegem 23.126 244 94,6 V3 0,90 0,83Melle 11.016 725 15,2 V1 0,84 0,87Merelbeke 23.505 642 36,6 V1 0,81 0,82Moerbeke 6.162 163 37,8 V3 0,78 0,84Nazareth 11.351 322 35,2 V1 0,87 0,78Nevele 11.908 229 51,9 V2 0,78 0,81Ninove 37.295 514 72,6 V5 0,85 0,80Oosterzele 13.420 311 43,1 V2 0,76 0,75Oudenaarde 30.248 444 68,1 V5 0,92 0,87Ronse 25.403 736 34,5 V7 0,70 0,96Sint-Gillis-Waas 18.876 343 55,0 V6 0,74 0,83Sint-Laureins 6.640 89 74,5 V9 1,02 0,77Sint-Lievens-Houtem 9.985 374 26,7 V2 0,87 0,86Sint-Martens-Latem 8.378 586 14,3 V11 1,07 0,66Sint-Niklaas 72.883 870 83,8 V14 0,86 0,93Stekene 17.487 390 44,8 V12 0,81 0,79Temse 28.889 724 39,9 V7 0,69 0,86Waarschoot 7.980 364 21,9 V6 0,99 0,77Waasmunster 10.558 331 31,9 V2 0,83 0,75Wachtebeke 7.282 211 34,5 V6 0,90 0,78Wetteren 24.130 657 36,7 V5 0,90 0,85Wichelen 11.374 497 22,9 V6 0,85 0,81Wortegem-Petegem 6.275 149 42,0 V9 0,75 0,76Zele 20.762 627 33,1 V7 0,70 0,91Zelzate 12.491 912 13,7 V7 0,97 0,84Zingem 7.307 306 23,9 V2 0,74 0,86Zomergem 8.214 212 38,8 V3 0,98 0,76Zottegem 25.398 448 56,7 V5 1,06 0,79Zulte 15.288 470 32,5 V4 0,73 0,88Zwalm 8.045 238 33,8 V9 0,79 0,73

Arr. Aalst 278.667 594 468,9 - 0,89 0,81Arr. Dendermonde 195.358 570 342,5 - 0,83 0,83Arr. Eeklo 82.791 248 333,8 - 0,95 0,82Arr. Gent 535.904 568 943,6 - 0,82 0,99Arr. Oudenaarde 121.199 289 418,8 - 0,83 0,84Arr. Sint-Niklaas 240.797 507 474,6 - 0,78 0,87

Oost-Vlaanderen 1.454.716 488 2.982,2 - 0,84 0,89

Vlaams Gewest 6.350.765 470 13.522,3 - 0,85 0,85

België 11.035.948 362 30.527,9 - 0,77 0,91

(*) Typologie gemeenten: V1 = woongemeenten in de stadsrand; V2 = woongemeenten in landelijke zones; V3 = landelijke gemeenten met sterke vergrijzing; V4 = landelijke en agrarische gemeenten met industriële activiteit; V5 = middelgrote steden; V6 = weinig verstedelijkte gemeenten met demografische achteruitgang; V7 = sterk verstedelijkte gemeenten met lage inkomens; V8 = steden en agglomeratiegemeenten met industrieel karakter; V9 = kleine agrarische gemeenten; V11 = residentiële randgemeenten met hoge inkomens; V12 = landelijke gemeenten of verstedelijkte plattelandsgemeenten met sterke demografische groei; V13 = verstedelijkte plattelandsgemeenten met industriële activiteit en demografische groei; V14 = regionale steden; V15 = grote steden en regionale steden

bron: FOD Economie – Directie Statistiek, Rijksregister – bevolkingskubus, Dexia Bank, eigen berekeningen

Page 40: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

3838

Tabel 2: bevolkingsevolutie tussen 2000 en 2012 (1995 = 100)

2000 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

Arr. Aalst 100,7 101,3 102,0 102,6 103,4 104,2 105,0 106,1 107,0

Arr. Dendermonde 101,0 101,7 102,3 102,7 103,1 103,7 104,2 105,0 105,8

Arr. Eeklo 100,1 100,3 101,0 101,4 101,8 102,5 103,1 103,8 104,2

Arr. Gent 100,9 102,9 103,7 104,4 105,3 106,3 107,4 108,6 109,2

Arr. Oudenaarde 100,6 101,5 102,1 103,0 103,9 104,8 105,5 106,0 106,6

Arr. Sint-Niklaas 101,6 103,6 104,2 105,0 105,8 106,7 107,7 108,6 109,3

Oost-Vlaanderen 100,9 102,3 103,0 103,6 104,4 105,3 106,1 107,1 107,8

Vlaams Gewest 101,3 103,0 103,6 104,3 105,0 105,8 106,6 107,5 108,3

België 101,1 103,1 103,8 104,5 105,3 106,1 107,0 108,1 108,9

bron: FOD Economie – Directie Statistiek, Rijksregister – bevolkingskubus, Dexia Bank, eigen berekeningen

Figuur 1: leeftijdspiramide voor Oost-Vlaanderen (01.01.2012)

bron: Rijksregister – bevolkingskubus, Dexia Bank, eigen bewerking

Page 41: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

39

bevolkingsdichtheid 01.01.2012 (inw./km2)Kaart 1

89 – 339 340 – 589 590 – 839 840 – 1.089 1.090 – 1.339 1.340 – 1.589

Page 42: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

40

Gemiddeld inkomen 2010 (EUR)Kaart 2

13.000 – 15.00015.001 – 16.00016.001 – 17.00017.001 – 18.00018.001 – 20.00020.001 – 24.000

Inkomen

Interkwartiele coëfficiënt = (Q3-Q1) / mediaan

Een belangrijk gegeven is de spreiding van de inkomens over de bevolking, met andere woorden hoe groot is het verschil tussen het hoogste en laagste inkomen. Om de inkomensspreiding weer te geven, worden een aantal indicatoren berekend waarbij de inkomens eerst worden gerangschikt van laag naar hoog:

• laagste inkomen• Q1 = inkomen dat centrale plaats

inneemt tussen het laagste inkomen en het mediaaninkomen

• mediaan = middelste inkomen in de reeks• Q3 = inkomen dat centrale plaats

inneemt tussen het mediaaninkomen en het hoogste inkomen

• hoogste inkomen

Het verschil tussen Q3 en Q1, ook wel het interkwartiel verschil genoemd, geeft een idee van de inkomensspreiding rond de mediaan. Hoe kleiner het interkwartiel verschil, hoe dichter de inkomens rond de mediaan liggen; hoe groter het verschil, hoe groter de spreiding tussen de inkomens.

Door het interkwartiel verschil te delen door de mediaan, wordt de spreidingsmaat niet beïn-vloed door de hoogte van het mediaan inkomen. Dit is van belang wil men opeenvolgende jaren (i.e. evolutie van het inkomen) met elkaar ver-gelijken. Deze verhouding noemt men de inter-kwartiele coëfficiënt. Hoe hoger deze coëfficiënt, hoe groter de inkomens ongelijkheid.

Page 43: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

4141

Tabel 3: inkomen (2010)

Gemiddeld inkomen per inwoner 2009(aanslagjaar 2010)

Interkwartiele coëfficiënt (*)

In EUR Peil (Vlaanderen = 100) Per aangifte

Aalst 17.154 103,3 98Aalter 17.154 103,3 109Assenede 16.461 99,2 104Berlare 16.983 102,3 102Beveren 17.566 105,8 103Brakel 16.941 102,1 96Buggenhout 17.759 107,0 103De Pinte 21.566 129,9 134Deinze 17.094 103,0 106Denderleeuw 16.881 101,7 97Dendermonde 16.831 101,4 97Destelbergen 19.147 115,4 108Eeklo 15.675 94,4 93Erpe-Mere 18.298 110,2 103Evergem 17.208 103,7 101Gavere 18.120 109,2 108Gent 15.930 96,0 99Geraardsbergen 16.246 97,9 97Haaltert 17.943 108,1 98Hamme 15.484 93,3 90Herzele 17.240 103,9 101Horebeke 16.608 100,1 114Kaprijke 16.998 102,4 105Kluisbergen 15.713 94,7 101Knesselare 15.620 94,1 95Kruibeke 16.637 100,2 101Kruishoutem 17.000 102,4 113Laarne 18.105 109,1 104Lebbeke 16.553 99,7 99Lede 17.466 105,2 103Lierde 17.050 102,7 106Lochristi 17.936 108,1 115Lokeren 15.954 96,1 99Lovendegem 18.433 111,0 115Maarkedal 17.072 102,8 112Maldegem 15.598 94,0 98Melle 18.336 110,5 110Merelbeke 19.182 115,6 116Moerbeke 16.687 100,5 105Nazareth 18.160 109,4 118Nevele 16.931 102,0 120Ninove 16.518 99,5 98Oosterzele 17.944 108,1 113Oudenaarde 16.987 102,3 101Ronse 13.493 81,3 87Sint-Gillis-Waas 16.735 100,8 108Sint-Laureins 15.729 94,8 102Sint-Lievens-Houtem 17.052 102,7 101Sint-Martens-Latem 23.511 141,6 144Sint-Niklaas 15.840 95,4 95Stekene 16.253 97,9 100Temse 16.303 98,2 100Waarschoot 16.505 99,4 97Waasmunster 18.657 112,4 113Wachtebeke 16.537 99,6 104Wetteren 16.952 102,1 95Wichelen 17.181 103,5 97Wortegem-Petegem 17.964 108,2 121Zele 15.065 90,8 92Zelzate 15.699 94,6 95Zingem 16.723 100,7 100Zomergem 16.533 99,6 103Zottegem 18.044 108,7 103Zulte 16.301 98,2 100Zwalm 17.787 107,2 107

Arr. Aalst 17.177 103,5 100Arr. Dendermonde 16.741 100,9 98Arr. Eeklo 15.895 95,8 98Arr. Gent 16.983 102,3 105Arr. Oudenaarde 16.275 98,0 100Arr. Sint-Niklaas 16.403 98,8 100

Oost-Vlaanderen 16.770 101,0 101

Vlaams Gewest 16.599 100,0 101

België 15.598 94,0 102

(*) Interkwartiele coëfficiënt = (Q3-Q1) / mediaaninkomen

bron: FOD Economie – Directie Statistiek, eigen berekeningen

Page 44: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

4242

Werkgelegenheidsgraad = werkenden / bevolking 20-64 jaarDe werkgelegenheidsgraad is het totaal aantal arbeidsplaatsen (loon- en weddetrekkenden plus zelfstandigen) in een bepaalde regio gedeeld door het aantal inwoners van 20 tot en met 64 jaar in die regio. Deze indicator verwijst naar de tewerkstelling volgens de plaats van creatie en is dus een indicator in hoeverre een gemeente, arrondissement, provincie of gewest erin slaagt werk te verschaffen. Deze indicator wordt veelal als streefcijfer gebruikt in het werkgelegenheids-beleid, bij de vooropstelling om meer mensen aan het werk te krijgen.

Werkzaamheidsgraad = werkenden / totale bevolking

De werkzaamheidsgraad is het percentage werkenden ten opzichte van de totale bevolking.

Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstakDe concentratiecoëfficiënt geeft aan of een bedrijfs-tak over- dan wel ondervertegenwoordigd is, en in welke mate. De globale Vlaamse situatie geldt als referentiebasis. Voor Oost-Vlaanderen wordt de concentratiecoëfficiënt dus berekend door het Oost-Vlaamse procentuele tewerkstellingsaandeel van een bedrijfstak te delen door het Vlaamse aandeel van diezelfde bedrijfstak. Een concentratiecoëfficiënt groter dan 1 betekent dat de sector in Oost-Vlaanderen meer vertegenwoordigd is dan in Vlaanderen; een concentratiecoëfficiënt kleiner dan 1 betekent dat de sector in Oost-Vlaanderen ondervertegenwoor-digd is ten opzichte van Vlaanderen.

Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoeken-den) / bevolking 20-64 jaarDe activiteitsgraad is de verhouding tussen de actieve beroepsbevolking (werkenden en werk-zoekenden) en de bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar). De ratio is een weergave van de mate waarin de bevolking bereid is te werken, dus een baan heeft of zoekt.

Werkgelegenheid

Page 45: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

43

Tabel 4: Aantal beschikbare arbeidsplaatsen (werknemers en zelfstandigen) per gemeente (31.12.2010) (inclusief zelfstandigen en helpers actief op pensioenleeftijd, exclusief bijberoepen)

De werkgelegenheid in de Oost-Vlaamse gemeenten Sectorale werkgelegenheid

Werknemers Zelfstandigen(*) Totaal Primaire Secundaire Tertiaire QuartaireAbsoluut % Prov. Absoluut % Prov. Absoluut % Prov. sector sector sector sector

Aalst 29.881 6,4 4.930 4,7 34.811 6,1 0,7% 19,9% 38,5% 41,0%

Aalter 6.198 1,3 1.869 1,8 8.067 1,4 4,6% 42,0% 33,8% 19,6%

Assenede 2.460 0,5 1.163 1,1 3.623 0,6 10,7% 36,0% 30,1% 23,1%

Berlare 1.804 0,4 1.215 1,2 3.019 0,5 3,8% 29,7% 41,3% 25,1%

Beveren 16.633 3,6 3.281 3,2 19.914 3,5 3,1% 36,9% 39,8% 20,1%

Brakel 1.966 0,4 1.002 1,0 2.968 0,5 5,5% 16,1% 35,2% 43,2%

Buggenhout 3.110 0,7 938 0,9 4.048 0,7 2,5% 34,7% 32,5% 30,3%

De Pinte 1.201 0,3 881 0,8 2.082 0,4 3,1% 8,1% 54,5% 34,3%

Deinze 11.466 2,5 2.561 2,5 14.027 2,5 2,5% 21,4% 39,4% 36,6%

Denderleeuw 2.401 0,5 831 0,8 3.232 0,6 1,0% 20,5% 41,0% 37,5%

Dendermonde 14.944 3,2 2.690 2,6 17.634 3,1 1,0% 23,7% 36,0% 39,3%

Destelbergen 4.513 1,0 1.583 1,5 6.096 1,1 3,1% 17,1% 59,9% 19,9%

Eeklo 8.324 1,8 1.229 1,2 9.553 1,7 1,6% 24,0% 28,5% 46,0%

Erpe-Mere 3.543 0,8 1.326 1,3 4.869 0,9 2,8% 33,2% 38,5% 25,5%

Evergem 7.251 1,6 2.186 2,1 9.437 1,7 5,4% 26,1% 34,9% 33,6%

Gavere 2.473 0,5 968 0,9 3.441 0,6 3,1% 22,9% 36,9% 37,1%

Gent 149.105 32,1 15.607 15,0 164.712 29,0 0,3% 20,2% 38,9% 40,6%

Geraardsbergen 6.259 1,3 2.101 2,0 8.360 1,5 1,9% 15,6% 39,5% 43,0%

Haaltert 1.758 0,4 1.099 1,1 2.857 0,5 3,1% 22,8% 47,2% 27,0%

Hamme 4.637 1,0 1.674 1,6 6.311 1,1 3,1% 28,8% 35,6% 32,4%

Herzele 1.981 0,4 1.172 1,1 3.153 0,6 4,7% 17,9% 42,4% 34,9%

Horebeke 207 0,0 205 0,2 412 0,1 11,7% 12,6% 44,9% 30,8%

Kaprijke 1.015 0,2 712 0,7 1.727 0,3 12,2% 33,4% 33,9% 20,6%

Kluisbergen 1.726 0,4 542 0,5 2.268 0,4 3,5% 45,9% 28,7% 21,9%

Knesselare 1.086 0,2 816 0,8 1.902 0,3 8,4% 30,2% 39,9% 21,6%

Kruibeke 2.871 0,6 1.056 1,0 3.927 0,7 3,9% 32,5% 38,8% 24,8%

Kruishoutem 2.671 0,6 1.055 1,0 3.726 0,7 5,8% 43,0% 36,0% 15,2%

Laarne 1.695 0,4 1.098 1,1 2.793 0,5 7,6% 26,3% 45,7% 20,4%

Lebbeke 3.284 0,7 1.214 1,2 4.498 0,8 3,0% 32,8% 42,3% 21,9%

Lede 2.285 0,5 1.196 1,1 3.481 0,6 3,0% 12,0% 45,7% 39,2%

Lierde 586 0,1 466 0,4 1.052 0,2 6,6% 22,9% 40,8% 29,8%

Lochristi 4.290 0,9 2.061 2,0 6.351 1,1 16,9% 16,9% 42,7% 23,6%

Lokeren 13.763 3,0 2.589 2,5 16.352 2,9 2,1% 28,1% 35,5% 34,3%

Lovendegem 1.701 0,4 799 0,8 2.500 0,4 4,3% 20,9% 35,7% 39,1%

Maarkedal 751 0,2 737 0,7 1.488 0,3 11,0% 16,9% 37,7% 34,4%

Maldegem 5.080 1,1 2.254 2,2 7.334 1,3 6,2% 32,7% 37,8% 23,3%

Melle 4.073 0,9 738 0,7 4.811 0,8 1,6% 29,4% 34,8% 34,2%

Merelbeke 8.370 1,8 1.722 1,7 10.092 1,8 2,1% 22,7% 49,4% 25,8%

Moerbeke 586 0,1 444 0,4 1.030 0,2 15,8% 13,6% 40,8% 29,8%

Nazareth 5.977 1,3 1.020 1,0 6.997 1,2 2,2% 26,4% 50,1% 21,3%

Nevele 2.041 0,4 1.227 1,2 3.268 0,6 11,2% 24,2% 31,7% 32,9%

Ninove 8.894 1,9 2.615 2,5 11.509 2,0 1,7% 23,4% 50,6% 24,3%

Oosterzele 1.816 0,4 1.121 1,1 2.937 0,5 9,9% 20,0% 40,1% 29,9%

Oudenaarde 14.231 3,1 2.177 2,1 16.408 2,9 1,4% 30,9% 33,0% 34,7%

Ronse 7.458 1,6 1.371 1,3 8.829 1,6 0,8% 32,1% 30,9% 36,3%

Sint-Gillis-Waas 2.775 0,6 1.436 1,4 4.211 0,7 6,8% 23,9% 42,7% 26,6%

Sint-Laureins 694 0,1 733 0,7 1.427 0,3 20,4% 19,6% 35,6% 24,4%

Sint-Lievens-Houtem 1.807 0,4 744 0,7 2.551 0,4 4,4% 32,9% 42,7% 20,0%

Sint-Martens-Latem 2.179 0,5 1.430 1,4 3.609 0,6 1,6% 14,0% 66,6% 17,8%

Sint-Niklaas 29.629 6,4 4.519 4,3 34.148 6,0 0,9% 17,5% 41,7% 40,0%

Stekene 2.192 0,5 1.204 1,2 3.396 0,6 4,4% 17,8% 48,5% 29,2%

Temse 7.991 1,7 1.956 1,9 9.947 1,8 1,5% 30,8% 45,7% 22,0%

Waarschoot 1.264 0,3 566 0,5 1.830 0,3 8,1% 26,4% 38,3% 27,2%

Waasmunster 1.482 0,3 1.225 1,2 2.707 0,5 3,4% 17,6% 50,1% 29,0%

Wachtebeke 922 0,2 417 0,4 1.339 0,2 7,4% 6,6% 39,3% 46,7%

Wetteren 8.436 1,8 1.723 1,7 10.159 1,8 2,9% 28,2% 35,7% 33,2%

Wichelen 1.682 0,4 792 0,8 2.474 0,4 6,1% 34,2% 32,6% 27,2%

Wortegem-Petegem 1.444 0,3 714 0,7 2.158 0,4 6,2% 36,9% 41,4% 15,5%

Zele 6.204 1,3 1.477 1,4 7.681 1,4 2,3% 49,1% 27,3% 21,3%

Zelzate 3.449 0,7 504 0,5 3.953 0,7 0,9% 13,2% 45,5% 40,5%

Zingem 1.277 0,3 607 0,6 1.884 0,3 3,2% 35,5% 38,1% 23,2%

Zomergem 1.236 0,3 817 0,8 2.053 0,4 9,3% 18,8% 36,9% 35,1%

Zottegem 6.135 1,3 1.674 1,6 7.809 1,4 2,0% 17,0% 36,4% 44,5%

Zulte 3.656 0,8 1.305 1,3 4.961 0,9 3,5% 38,6% 42,1% 15,8%

Zwalm 975 0,2 678 0,7 1.653 0,3 5,7% 14,5% 38,4% 41,4%

Arr. Aalst 64.944 14,0 17.688 17,0 82.632 14,6 1,7% 20,6% 41,1% 36,7%

Arr. Dendermonde 47.278 10,2 14.046 13,5 61.324 10,8 2,7% 30,1% 36,2% 31,0%

Arr. Eeklo 21.022 4,5 6.595 6,3 27.617 4,9 5,5% 26,7% 34,3% 33,5%

Arr. Gent 221.404 47,7 40.138 38,6 261.542 46,1 2,1% 21,7% 40,2% 36,0%

Arr. Oudenaarde 33.292 7,2 9.554 9,2 42.846 7,5 3,1% 31,0% 34,1% 31,8%

Arr. Sint-Niklaas 75.854 16,4 16.041 15,4 91.895 16,2 2,2% 26,0% 40,8% 31,0%

Oost-Vlaanderen 463.794 100,0 104.062 100,0 567.856 100,0 2,3% 24,1% 39,3% 34,3%

Vlaams Gewest 2.146.956 - 451.184 - 2.598.140 - 2,1% 22,3% 43,7% 31,9%

België 3.761.016 - 724.479 - 4.485.495 - 1,8% 19,6% 42,9% 35,7%

(*) (*) zelfstandigen van wie niet gekend is tot welke sector zij behoren, zijn niet in deze statistieken opgenomen. Voor Oost-Vlaanderen gaat het om 1 377 zelfstandigen en helpers

bron: RSZ, RSVZ, eigen berekeningen

Page 46: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

44

Figuur 2: de grootste bedrijfstakken inzake werkgelegenheid (31.12.2010)

0

10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

60.000

70.000

80.000

90.000

100.000

Handel en reparatie

Gezondheid en sociale diensten

Diensten en huur Onderwijs Bouw Overheid Transport en verkeer

Basismetaal en metaalverwerking

Horeca Voeding, drank en tabak

Chemie en kunststoffen,

overig niet-metaal

Land- en tuinbouw

Hout en meubelen; papier

en drukkerij

bron: RSZ, RSVZ, eigen bewerking

Tabel 5: de totale werkgelegenheid naar bedrijfstakken (31.12.2010) (inclusief zelfstandigen en helpers actief op pensioenleeftijd, exclusief bijberoepen)

Aantal werknemers

Aantal zelfstandigen

Totale werk-gelegenheid

Provinciaal aandeel

Concentratie-coëfficiënt (*)

Primaire sector 2.227 11.102 13.329 2,35% 1,13

Secundaire sector 120.144 16.656 136.800 24,1% 1,08

Energie en water 4.994 232 5.226 0,9% 0,91

Winning van delfstoffen 16 7 23 0,0% 0,25

Industrie 80.626 5.301 85.927 15,1% 1,05

Basismetaal en metaalverwerking 29.309 438 29.747 5,2% 0,99

Chemie en kunststoffen 14.220 570 14.790 2,6% 0,86

Voeding, drank en tabak 14.758 1.733 16.491 2,9% 1,09

Textiel, leer en kleding 8.746 621 9.367 1,6% 1,63

Hout en meubelen, papier en drukkerij

9.129 1.423 10.552 1,9% 1,51

Diverse 4.464 516 4.980 0,9% 0,71

Bouw 34.508 11.116 45.624 8,0% 1,17

Tertiaire sector 161.598 61.336 222.934 39,3% 0,90

Handel en reparatie 58.117 29.551 87.668 15,4% 0,94

Horeca 10.690 9.614 20.304 3,6% 0,87

Transport, verkeer en communicatie 26.929 3.989 30.918 5,4% 0,70

Financiële instellingen 6.655 447 7.102 1,3% 0,65

Diensten en huur 59.207 17.735 76.942 13,5% 1,01

Quartaire sector 179.825 14.968 194.793 34,3% 1,07

Overheid 33.172 35 33.207 5,8% 0,99

Onderwijs 55.044 502 55.546 9,8% 1,13

Gezondheid en sociale diensten 77.899 6.501 84.400 14,9% 1,11

Overige 13.710 7.930 21.640 3,8% 0,97

Totaal 463.794 104.062 567.856 100,0% 1,00

(*) Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak

bron: RSZ, RSVZ, eigen berekeningen

aant

al w

erkn

emer

s +

zelf

stan

dig

en

Page 47: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

4545

Tabel 6: activiteits- , werkgelegenheids- en werkzaamheidsgraad (31.12.2010)

Activiteitsgraad (*)

Werkgelegen-heidsgraad (**)

Werkzaamheidsgraad (***)

totaal totaal mannen vrouwen totaal

Aalst 77,6 71,3 42,4 43,5 42,9Aalter 72,1 69,1 51,4 30,4 40,9Assenede 48,3 44,0 26,2 26,0 26,1Berlare 38,1 34,0 24,4 17,1 20,7Beveren 75,9 71,5 55,4 30,4 42,8Brakel 39,6 35,7 20,6 21,3 20,9Buggenhout 51,2 47,7 32,8 24,4 28,6De Pinte 37,0 34,5 22,6 18,0 20,3Deinze 83,7 80,4 50,5 44,8 47,6Denderleeuw 33,5 28,3 18,9 15,5 17,1Dendermonde 71,1 66,2 41,7 38,1 39,8Destelbergen 62,4 58,3 32,7 36,4 34,6Eeklo 87,9 81,3 46,1 48,5 47,3Erpe-Mere 45,5 41,3 28,7 21,6 25,1Evergem 51,7 48,0 30,0 26,8 28,4Gavere 48,4 45,0 32,8 22,6 27,6Gent 116,5 107,9 71,1 62,2 66,6Geraardsbergen 48,6 43,5 25,4 26,2 25,8Haaltert 30,5 26,4 18,0 14,4 16,2Hamme 48,9 44,0 31,3 20,9 26,1Herzele 33,9 30,1 20,7 16,0 18,3Horebeke 39,1 36,4 20,7 19,0 19,8Kaprijke 49,3 46,0 29,2 25,7 27,4Kluisbergen 64,3 60,8 46,0 24,2 35,0Knesselare 42,8 39,0 27,7 18,6 23,2Kruibeke 46,9 42,1 29,7 19,6 24,6Kruishoutem 80,7 77,6 60,5 30,7 45,8Laarne 40,8 37,7 27,9 18,0 22,9Lebbeke 44,8 41,4 28,6 20,8 24,7Lede 36,5 32,3 18,8 20,1 19,5Lierde 30,8 27,7 16,4 16,0 16,2Lochristi 52,1 49,0 32,4 26,4 29,4Lokeren 74,1 68,8 44,4 38,4 41,3Lovendegem 48,6 45,1 25,4 27,3 26,3Maarkedal 44,1 40,9 24,2 22,0 23,1Maldegem 58,2 54,0 37,2 26,6 31,9Melle 79,6 75,6 45,7 42,9 44,2Merelbeke 76,1 72,6 50,5 36,1 43,1Moerbeke 32,5 28,5 17,6 16,6 17,1Nazareth 107,7 104,5 69,8 54,8 62,2Nevele 50,1 47,1 31,6 23,3 27,4Ninove 56,4 51,6 36,0 26,2 31,0Oosterzele 40,6 37,2 24,4 19,6 22,0Oudenaarde 96,5 92,1 57,7 51,9 54,8Ronse 71,3 62,3 36,6 33,6 35,1Sint-Gillis-Waas 42,0 38,2 25,5 19,4 22,4Sint-Laureins 41,3 37,4 24,1 19,5 21,8Sint-Lievens-Houtem 47,1 43,5 34,7 17,3 25,9Sint-Martens-Latem 77,9 75,0 50,6 35,9 43,1Sint-Niklaas 88,0 81,6 45,1 49,1 47,2Stekene 36,6 32,3 21,1 17,9 19,5Temse 64,4 58,7 42,8 27,2 34,9Waarschoot 43,4 39,0 23,0 23,1 23,1Waasmunster 46,2 42,8 28,6 23,0 25,8Wachtebeke 37,0 32,3 5,3 5,9 5,6Wetteren 75,0 70,3 98,4 81,9 90,0Wichelen 39,5 35,6 19,7 24,1 21,9Wortegem-Petegem 59,8 57,1 48,0 20,7 34,4Zele 66,7 61,9 48,6 25,3 37,0Zelzate 59,5 53,3 29,7 33,2 31,4Zingem 47,5 44,2 30,1 22,3 26,2Zomergem 46,2 43,0 26,9 23,5 25,2Zottegem 55,7 52,2 29,1 33,1 31,1Zulte 57,3 54,1 40,6 25,0 32,8Zwalm 37,5 34,1 19,3 21,6 20,4

Arr. Aalst 54,6 49,7 31,0 28,8 29,9Arr. Dendermonde 56,8 52,5 35,8 27,6 31,6Arr. Eeklo 61,9 56,9 34,7 32,3 33,5Arr. Gent 87,1 81,2 53,1 45,2 49,1Arr. Oudenaarde 65,7 60,9 39,2 32,0 35,5Arr. Sint-Niklaas 70,3 65,1 42,4 34,6 38,4

Oost-Vlaanderen 70,9 65,6 42,6 36,1 39,3

Vlaams Gewest 74,8 69,5 46,1 37,1 41,6

België 75,3 69,1 45,8 37,3 41,5

(*) Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoekenden) / bevolking 20-64 jaar(**) Werkgelegenheidsgraad = aantal werkenden (= loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / bevolking 20-64 jaar(***) Werkzaamheidsgraad = aantal werkenden (= loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / totale bevolking

bron: FOD Economie - Directie Statistiek, RSZ, RSVZ, VDAB, ACTIRIS, FOREM, eigen berekeningen

Page 48: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

4646

Ondernemingsweefsel

Figuur 3: ondernemingen (exclusief eenpersoonszaken) opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2010)

bron: RSZ, eigen bewerking

Figuur 4: werknemers opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2010)

bron: RSZ, eigen bewerking

20–99 WKN

20–99 WKN

< 20 WKN

> 99 WKN2 %

11 %

87 %

> 99 WKN

< 20 WKN

26 %

41 %

33 %

Page 49: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

47

Tabel 7: aantal ondernemingen en werknemers naar dimensieklassen (31.12.2010) (exclusief eenpersoonszaken)

van 1 tot 19 werknemers

van 20 tot 99 werknemers

meer dan 99 werknemers

totaal

onder-nemingen

werknemersonder-

nemingenwerknemers

onder-nemingen

werknemersonder-

nemingenwerknemers

Aalst 1.730 6.887 188 7.642 62 15.352 1.980 29.881Aalter 466 1.666 65 2.538 8 1.994 539 6.198Assenede 240 717 13 662 4 1.081 257 2.460Berlare 284 1.014 12 568 2 222 298 1.804Beveren 936 3.728 145 5.889 32 7.016 1.113 16.633Brakel 219 785 25 997 1 184 245 1.966Buggenhout 261 1.148 31 1.217 3 745 295 3.110De Pinte 173 587 11 480 1 134 185 1.201Deinze 773 3.093 92 3.901 20 4.472 885 11.466Denderleeuw 190 696 28 1.279 3 426 221 2.401Dendermonde 948 3.948 118 4.770 29 6.226 1.095 14.944Destelbergen 345 1.258 33 1.180 7 2.075 385 4.513Eeklo 480 1.915 87 3.845 12 2.564 579 8.324Erpe-Mere 335 1.165 40 1.690 5 688 380 3.543Evergem 552 2.097 70 3.095 13 2.059 635 7.251Gavere 240 853 23 718 5 902 268 2.473Gent 6.106 25.532 870 37.336 268 86.237 7.244 149.105Geraardsbergen 551 2.152 66 2.899 7 1.208 624 6.259Haaltert 255 881 26 877 0 0 281 1.758Hamme 441 1.684 49 2.314 5 639 495 4.637Herzele 254 896 23 962 1 123 278 1.981Horebeke 32 107 2 100 0 0 34 207Kaprijke 115 387 7 312 1 316 123 1.015Kluisbergen 149 593 16 601 4 532 169 1.726Knesselare 169 532 15 554 0 0 184 1.086Kruibeke 265 1.034 31 1.168 5 669 301 2.871Kruishoutem 257 1.110 26 957 3 604 286 2.671Laarne 223 755 22 787 1 153 246 1.695Lebbeke 300 1.081 32 1.337 2 866 334 3.284Lede 242 806 22 934 2 545 266 2.285Lierde 107 349 5 237 0 0 112 586Lochristi 491 1.913 51 1.797 5 580 547 4.290Lokeren 833 3.556 149 6.426 21 3.781 1.003 13.763Lovendegem 163 611 14 422 2 668 179 1.701Maarkedal 100 300 10 331 1 120 111 751Maldegem 591 2.231 50 2.003 5 846 646 5.080Melle 252 1.031 37 1.708 3 1.334 292 4.073Merelbeke 492 1.969 68 2.510 19 3.891 579 8.370Moerbeke 107 386 4 200 0 0 111 586Nazareth 318 1.494 60 2.541 7 1.942 385 5.977Nevele 251 796 21 817 2 428 274 2.041Ninove 730 3.035 73 3.226 14 2.633 817 8.894Oosterzele 247 915 22 901 0 0 269 1.816Oudenaarde 788 3.488 117 5.312 24 5.431 929 14.231Ronse 453 1.816 68 2.695 14 2.947 535 7.458Sint-Gillis-Waas 391 1.321 33 1.272 1 182 425 2.775Sint-Laureins 141 424 7 270 0 0 148 694Sint-Lievens-Houtem 169 590 16 576 2 641 187 1.807Sint-Martens-Latem 346 1.151 24 895 1 133 371 2.179Sint-Niklaas 1.752 7.506 221 8.840 55 13.283 2.028 29.629Stekene 319 1.231 22 844 1 117 342 2.192Temse 670 3.117 82 3.101 9 1.773 761 7.991Waarschoot 147 499 13 515 2 250 162 1.264Waasmunster 223 879 16 603 0 0 239 1.482Wachtebeke 105 426 11 378 1 118 117 922Wetteren 535 2.049 83 3.560 13 2.827 631 8.436Wichelen 185 667 11 464 2 551 198 1.682Wortegem-Petegem 110 440 16 595 2 409 128 1.444Zele 439 1.803 59 2.605 13 1.796 511 6.204Zelzate 234 972 36 1.646 4 831 274 3.449Zingem 134 454 16 532 2 291 152 1.277Zomergem 147 613 14 457 1 166 162 1.236Zottegem 485 1.843 61 2.364 8 1.928 554 6.135Zulte 357 1.342 48 2.028 2 286 407 3.656Zwalm 128 466 8 326 1 183 137 975

Arr. Aalst 4.941 18.951 543 22.449 104 23.544 5.588 64.944Arr. Dendermonde 3.839 15.028 433 18.225 70 14.025 4.342 47.278Arr. Eeklo 1.801 6.646 200 8.738 26 5.638 2.027 21.022Arr. Gent 12.247 48.764 1.566 64.971 367 107.669 14.180 221.404Arr. Oudenaarde 2.477 9.908 309 12.683 52 10.701 2.838 33.292Arr. Sint-Niklaas 5.166 21.493 683 27.540 124 26.821 5.973 75.854

Oost-Vlaanderen 30.471 120.790 3.734 154.606 743 188.398 34.948 463.794

Vlaams Gewest 138.900 552.664 16.996 706.688 3.460 910.745 159.356 2.170.097

België 239.797 948.105 28.585 1.175.065 6.054 1.693.265 274.436 3.816.435

bron: RSZ

Page 50: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013
Page 51: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

4949

Werkloosheidscoëfficiënt 31.01.2013

2,4 – 2,82,9 – 3,53,6 – 5,05,1 – 7,57,6 – 9,3

Kaart 3

Werkloosheid

Werkloosheidscoëfficiënt = niet-werkende werkzoeken-den / bevolking 20-64 jaar

De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) definieert een werkloze als iemand die niet werkt, onmiddellijk beschikbaar is voor een passende betrekking en er actief naar zoekt.

In Vlaanderen wordt het dossier van de werkzoekende, ingeschreven bij de VDAB, als basis genomen. De niet-werkende werk-zoekenden (NWWZ) bestaan uit: werkzoekenden met recht op werkloosheidsuitkering, school-verlaters, vrij ingeschrevenen (hebben geen recht op een uitkering, zoals bijvoorbeeld werknemers in vooropzeg) en andere verplicht ingeschrevenen

(werkzoekenden ten laste van het OCMW, werkzoekenden geregistreerd bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, werkzoekenden in deeltijds onderwijs, van het recht op uitkering uitgesloten werkzoekenden).

Spanningsindicator = beschikbare werkzoekenden / beschikbare vacatures

Deze ratio meet de spanning op de arbeidsmarkt door het aantal werkzoekenden per vacature (zonder interim) weer te geven. Afhankelijk van de hoogte van deze ratio is er sprake van arbeids-reserve, dan wel arbeidskrapte.

Page 52: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

50

Tabel 8: Werkloosheid en vacatures (31.01.2013)

Niet-werkende werkzoekenden Werkloosheidscoëfficiënt (*)Open-

staande vacatures

Spannings-indicator

(**)

Mannen Vrouwen Totaal Mannen Vrouwen Totaal Totaal Totaal

Aalst 1.786 1.375 3.161 7,2 5,6 6,4 384 8,2Aalter 213 154 367 3,6 2,7 3,1 290 1,3Assenede 178 177 355 4,3 4,3 4,3 35 10,1Berlare 190 175 365 4,2 3,9 4,1 24 15,2Beveren 628 596 1.224 4,5 4,3 4,4 185 6,6Brakel 191 156 347 4,5 3,8 4,1 18 19,3Buggenhout 138 149 287 3,2 3,6 3,4 43 6,7De Pinte 73 69 142 2,5 2,3 2,4 19 7,5Deinze 296 276 572 3,3 3,1 3,2 488 1,2Denderleeuw 348 306 654 6,0 5,3 5,6 15 43,6Dendermonde 793 580 1.373 5,9 4,3 5,1 284 4,8Destelbergen 189 189 378 3,7 3,6 3,6 103 3,7Eeklo 435 366 801 7,3 6,2 6,8 155 5,2Erpe-Mere 264 212 476 4,4 3,7 4,0 151 3,2Evergem 419 367 786 4,2 3,7 3,9 98 8,0Gavere 98 115 213 2,5 3,0 2,8 40 5,3Gent 8.300 6.043 14.343 10,6 8,0 9,3 2.911 4,9Geraardsbergen 585 441 1.026 5,9 4,6 5,3 79 13,0Haaltert 215 189 404 3,9 3,5 3,7 71 5,7Hamme 389 328 717 5,4 4,6 5,0 194 3,7Herzele 221 202 423 4,2 3,9 4,0 22 19,2Horebeke 15 17 32 2,7 3,1 2,9 2 16,0Kaprijke 51 63 114 2,7 3,4 3,0 18 6,3Kluisbergen 70 64 134 3,6 3,6 3,6 11 12,2Knesselare 108 80 188 4,4 3,4 3,9 23 8,2Kruibeke 252 226 478 5,4 4,9 5,1 24 19,9Kruishoutem 72 66 138 2,9 2,8 2,9 49 2,8Laarne 107 114 221 2,9 3,1 3,0 30 7,4Lebbeke 234 194 428 4,3 3,6 3,9 15 28,5Lede 239 215 454 4,4 4,0 4,2 54 8,4Lierde 75 57 132 3,8 3,0 3,4 5 26,4Lochristi 207 194 401 3,2 3,0 3,1 89 4,5Lokeren 768 685 1.453 6,4 5,7 6,1 277 5,2Lovendegem 103 100 203 3,8 3,6 3,7 16 12,7Maarkedal 53 64 117 2,9 3,6 3,2 9 13,0Maldegem 319 280 599 4,6 4,2 4,4 69 8,7Melle 139 131 270 4,4 4,0 4,2 224 1,2Merelbeke 263 227 490 3,8 3,2 3,5 321 1,5Moerbeke 69 73 142 3,7 4,0 3,8 12 11,8Nazareth 108 92 200 3,2 2,8 3,0 82 2,4Nevele 100 108 208 2,9 3,1 3,0 31 6,7Ninove 646 547 1.193 5,7 4,9 5,3 102 11,7Oosterzele 123 109 232 3,1 2,8 2,9 51 4,5Oudenaarde 481 353 834 5,2 4,0 4,6 385 2,2Ronse 736 594 1.330 10,2 8,4 9,3 109 12,2Sint-Gillis-Waas 209 246 455 3,8 4,5 4,1 67 6,8Sint-Laureins 77 70 147 3,7 3,8 3,8 8 18,4Sint-Lievens-Houtem 126 97 223 4,1 3,4 3,8 14 15,9Sint-Martens-Latem 65 79 144 2,8 3,3 3,0 125 1,2Sint-Niklaas 1.662 1.296 2.958 7,8 6,1 7,0 658 4,5Stekene 211 240 451 4,0 4,6 4,3 37 12,2Temse 591 497 1.088 6,9 5,8 6,3 229 4,8Waarschoot 103 110 213 4,3 4,7 4,5 11 19,4Waasmunster 108 132 240 3,4 4,1 3,8 39 6,2Wachtebeke 96 85 181 4,4 4,1 4,3 12 15,1Wetteren 459 347 806 6,3 4,8 5,5 353 2,3Wichelen 149 148 297 4,2 4,2 4,2 14 21,2Wortegem-Petegem 49 57 106 2,6 3,1 2,8 68 1,6Zele 335 340 675 5,3 5,7 5,5 63 10,7Zelzate 253 227 480 6,6 6,4 6,5 49 9,8Zingem 83 89 172 3,9 4,2 4,0 30 5,7Zomergem 87 88 175 3,6 3,7 3,7 41 4,3Zottegem 314 252 566 4,1 3,3 3,7 110 5,1Zulte 149 159 308 3,1 3,5 3,3 25 12,3Zwalm 75 68 143 3,1 2,9 3,0 20 7,2

Arr. Aalst 4.744 3.836 8.580 5,6 4,6 5,1 1.002 8,6Arr. Dendermonde 2.902 2.507 5.409 6,4 5,6 6,0 1.059 5,1Arr. Eeklo 1.313 1.183 2.496 5,2 4,9 5,1 334 7,5Arr. Gent 11.308 8.848 20.156 6,9 5,5 6,2 5.012 4,0Arr. Oudenaarde 1.900 1.585 3.485 5,3 4,5 4,9 706 4,9Arr. Sint-Niklaas 4.321 3.786 8.107 6,1 5,3 5,7 1.477 5,5

Oost-Vlaanderen 26.488 21.745 48.233 6,2 5,2 5,7 9.590 5,0

Vlaams Gewest 117.277 97.914 215.191 6,1 5,2 5,7 44.371 4,8

België 305.708 271.829 577.537 9,2 8,3 8,8 n.b. n.b.

(*) Werkloosheidscoëfficiënt = aantal niet-werkende werkzoekenden tegenover bevolking tussen 20 en 64 jaar, in procent(**) Spanningsindicator = aantal beschikbare werkzoekenden tegenover aantal beschikbare vacatures

bron: VDAB, RVA, eigen berekeningen

Page 53: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

5151

Tabel 9: Kwalitatieve beschrijving van de niet-werkende werkzoekenden (31.01.2013)

1. Naar studieniveauAantal provincie Aandeel provincie Aandeel Vlaams Gewest

Lager onderwijs + 1ste graad secundair 11.530 23,9 23,22de graad secundair 10.119 21,0 21,03de en 4de graad secundair 15.760 32,7 34,8Hoger beroepsonderwijs 353 0,7 0,8Professionele bachelor 3.609 7,5 7,6Academische bachelor 503 1,0 1,1Master 3.828 7,9 6,8Leertijd (Syntra) 1.227 2,5 2,4Deeltijds beroepssecundair 1.304 2,7 2,3

Totaal 48.233 100 100

2. Naar leeftijdAantal provincie Aandeel provincie Aandeel Vlaams Gewest

Jonger dan 25 jaar 10.739 22,3 21,725 - 40 jaar 17.582 36,5 35,6Ouder dan 40 jaar 19.912 41,3 42,7

Totaal 48.233 100 100

3. Naar werkloosheidsduurAantal provincie Aandeel provincie Aandeel Vlaams Gewest

Minder dan 1 jaar 27.982 58,0 58,41 - 2 jaren 8.363 17,3 17,32 - 5 jaren 7.513 15,6 16,0Meer dan 5 jaren 4.375 9,1 8,4

Totaal 48.233 100 100

bron: VDAB. eigen berekeningen

Page 54: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

5252

Onderwijs

Tabel 10: schoolbevolking (2011–2012)

Schoolbevolking in het voltijds onderwijs per onderwijsniveau, schooljaar/academiejaar 2011-2012

arr. Aalst

arr. Dendermonde

arr. Eeklo

arr. Gent

arr. Oudenaarde

arr. Sint-Niklaas

prov. Oost-

Vlaanderen

VlaamsGewest

Totaal basisonderwijs (1)+(2)

28.260 19.718 8.057 58.325 12.894 27.246 154.500 652.402

Kleuteronderwijs (1) 10.938 7.687 3.151 22.772 5.151 10.751 60.450 252.661

Gewoon 10.889 7.633 3.151 22.528 5.120 10.667 59.988 250.796

Buitengewoon 49 54 0 244 31 84 462 1.865

Lager onderwijs (2) 17.322 12.031 4.906 35.553 7.743 16.495 94.050 399.741

Gewoon 16.233 11.248 4.625 33.063 7.260 15.309 87.738 371.808

Buitengewoon 1.089 783 281 2.490 483 1.186 6.312 27.933

Secundair onderwijs 21.122 11.195 6.513 35.208 7.341 18.096 99.475 426.722

Gewoon 20.352 10.804 6.513 33.015 7.097 17.106 94.887 407.565

Buitengewoon 770 391 0 2.193 244 990 4.588 19.157

Hoger onderwijs – BAMA en basisopleidingen (3) + (4) (exclusief gezamenlijke opleidingen)

- - - - - - 61.033 210.121

Hogescholenonderwijs (3) (*)

- - - - - - 34.609 128.045

Arteveldehogeschool (Gent)

- - - - - - 10.589 -

Hogeschool Gent (Gent) - - - - - - 17.002 -

Katholieke Hogeschool Sint-Lieven (Gent, Aalst, Sint-Niklaas)

- - - - - - 7.018 -

Universitair onderwijs (4) - - - - - - 26.424 82.076

Universiteit Gent - - - - - - 26.424 -

(*) De Hogeschool voor Wetenschap en Kunst (Wenk) is niet opgenomen in de cijfers voor Oost-Vlaanderen, gezien de school naast een campus in Gent, ook campussen heeft in Brussel, Leuven en Sint-Katelijne-Waver.

bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Tabel 11: aantal leerlingen in het gewoon secundair onderwijs, schooljaar 2011-2012

onderwijsvorm Oost-Vlaanderen Vlaams Gewest

onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers 669 2.956

1ste graad secundair onderwijs 30.404 128.724

2de en 3de graad ASO 27.585 109.781

2de en 3de graad BSO (incl. 4de graad + modulair) 15.521 73.033

2de en 3de graad KSO 1.496 5.741

2de en 3de graad TSO 19.212 87.330

totaal 94.887 407.565

bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Page 55: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

5353

Tabel 12: aantal studenten ingeschreven in de Associatie Universiteit Gent naar inrichting, academiejaar 2011-2012

Professioneel gerichte opleidingen

Academisch gerichte opleidingen

Totaal

Arteveldehogeschool 10.589 0 10.589

Hogeschool Gent 11.044 5.958 17.002

Hogeschool West-Vlaanderen 4.948 531 5.479

Universiteit Gent 0 26.424 26.424

Associatie Universiteit Gent 26.581 32.913 59.494

bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Tabel 13: aantal studenten ingeschreven in de Associatie Universiteit Gent per studiegebied, academiejaar 2011-2012

Mannen Vrouwen Totaal

Archeologie en kunstwetenschappen 193 471 664

Architectuur 497 431 928

Audiovisuele en beeldende kunst 354 481 835

Bewegings- en revalidatiewetenschappen 317 164 481

Biomedische wetenschappen 129 386 515

Biotechniek 465 515 980

Diergeneeskunde 346 1.088 1.434

Economische en toegepaste economische wetenschappen 1.558 1.000 2.558

Farmaceutische wetenschappen 224 687 911

Geneeskunde 663 960 1.623

Geschiedenis 564 281 845

Geschiedenis; Taal- en letterkunde 192 310 502

Gezondheidszorg 701 3.467 4.168

Gezondheidszorg; Onderwijs 84 21 105

Gezondheidszorg; Onderwijs; Sociaal-agogisch werk 4 125 129

Handelswetenschappen en bedrijfskunde 5.719 4.605 10.324

Industriële wetenschappen en technologie 4.464 995 5.459

Muziek en podiumkunsten 302 186 488

Onderwijs 1.605 3.414 5.019

Politieke en sociale wetenschappen 915 1.124 2.039

Psychologische en pedagogische wetenschappen 572 2.950 3.522

Rechten, notariaat en criminologische wetenschappen 1.429 2.033 3.462

Sociaal-agogisch werk 868 2.761 3.629

Sociale gezondheidswetenschappen 49 468 517

Taal- en letterkunde 395 989 1.384

Tandheelkunde 87 151 238

Toegepaste biologische wetenschappen 751 615 1.366

Toegepaste taalkunde 239 767 1.006

Toegepaste wetenschappen 1.754 478 2.232

Wetenschappen 1.142 693 1.835

Wijsbegeerte en moraalwetenschappen 195 101 296

Totaal (BAMA en basisopleidingen) 26.777 32.717 59.494

bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming , eigen berekeningen

Page 56: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

54

Tabel 14: aantal studenten ingeschreven in de Universiteit Gent per studiegebied, academiejaar 2011–2012

Mannen Vrouwen Totaal

Totaal academische basisopleidingen (1) 11.475 14.949 26.424

Archeologie en kunstwetenschappen 193 471 664

Bewegings- en revalidatiewetenschappen 317 164 481

Biomedische wetenschappen 129 386 515

Diergeneeskunde 346 1.088 1.434

Economische en toegepaste economische weten-schappen

1.558 1.000 2.558

Farmaceutische wetenschappen 224 687 911

Geneeskunde 663 960 1.623

Geschiedenis 564 281 845

Geschiedenis; Taal- en letterkunde 192 310 502

Politieke en sociale wetenschappen 915 1.124 2.039

Psychologische en pedagogische wetenschappen 572 2.950 3.522

Rechten, notariaat en criminologische wetenschappen 1.429 2.033 3.462

Sociale gezondheidswetenschappen 49 468 517

Taal- en letterkunde 395 989 1.384

Tandheelkunde 87 151 238

Toegepaste biologische wetenschappen 751 615 1.366

Toegepaste wetenschappen 1.754 478 2.232

Wetenschappen 1.142 693 1.835

Wijsbegeerte en moraalwetenschappen 195 101 296

Bijkomende opleidingen (2) 5.240 5.909 11.149

Master na master 431 664 1.095

Specifieke lerarenopleiding na master 148 393 541

Academische graad van doctor 2.106 1.959 4.065

Doctoraatsopleiding 1.911 1.793 3.704

Voorbereidingsprogramma 239 205 444

Schakelprogramma 405 895 1.300

Totaal Universiteit Gent (1) + (2) 16.715 20.858 37.573

bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Page 57: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

5555

Tabel 15: economische structuur op grond van de bruto toegevoegde waarde tegen basisprijs, in lopende prijzen (2011) – aandeel per bedrijfstak

Vlaams Gewest Oost- Vlaanderen

Concentratie-coëfficiënt

Landbouw, jacht, bosbouw en visserij

0,8 0,8 0,99

Energetische en industrie-producten, m.i.v. bouw

26,1 29,8 1,14

winning van delfstoffen 0,1 0,0 0,52

industrie 16,8 16,6 0,99voeding, drank en tabak 2,6 2,8 1,08 textiel en kleding 0,7 1,1 1,73schoenen en leer 1,1 1,2 1,11hout en artikelen van hout 0,5 0,0 0,05

papier en karton, uitgeverijen en drukkerijen

2,9 2,3 0,81

cokes en aardolieproducten 0,6 0,1 0,25 chemie, rubber en kunststof 1,5 1,9 1,29rubber en kunststof 2,8 3,3 1,20 overig niet-metaal 0,5 0,4 0,69 metallurgie en producten van metaal 0,5 0,5 0,86 machines, apparaten en werktuigen 1,2 0,6 0,53

elektrische en elektronische apparaten, precisie-instrumenten

1,2 1,8 1,47

transportmiddelen 0,8 0,5 0,67 overige industrie 1,8 3,7 2,01

productie en distributie van elektriciteit, gas en water

0,9 1,1 1,24

bouwnijverheid 6,6 8,4 1,27

Diensten 73,0 69,4 0,95

groothandel en kleinhandel 14,1 12,4 0,88

hotels en restaurants 1,7 1,4 0,84

vervoer en communicatie 7,6 6,2 0,82

uitgeverijen en audiovisuele diensten

0,7 0,2 0,31

informaticadiensten 1,7 1,3 0,77

financiële instellingen 3,4 3,1 0,91

exploitatie van en handel in onroerend goed, verhuur en zakelijke dienstverlening

9,1 9,2 1,02

rechts- en boekhoudkundige dienstverlening, architecten en ingenieurs, technische testen

8,0 7,4 0,93

wetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk

0,2 0,2 0,95

reclame en onderzoek; overige wetenschappelijke en technische activiteiten

0,7 0,6 0,91

administratieve en ondersteunende diensten

4,9 4,2 0,85

openbaar bestuur en defensie 5,2 5,3 1,01

onderwijs 6,5 7,6 1,18

gezondheidszorg 4,9 5,7 1,16

maatschappelijke dienstverlening 2,6 2,9 1,11

kunst, amusement en recreatie 0,5 0,5 0,86

overige gemeenschapsvoorzie-ningen en sociaal-culturele en persoonlijke diensten

1,0 1,0 1,06

particuliere huishoudens met werknemers

0,1 0,1 0,95

Totaal 100,0 100,0 -

bron: INR, eigen berekeningen

Toegevoegde waarde

Page 58: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

5656

Tabel 16: bruto toegevoegde waarde tegen basisprijs – in lopende prijzen (2011)

Arrondissementen Absolute cijfers in miljoen EUR

Provinciaal aandeel %

Bruto toegevoegde waarde per inwoner in EUR

Aalst 5.429 13,7 19.482

Dendermonde 4.084 10,3 20.905

Eeklo 1.770 4,5 21.379

Gent 18.589 46,9 34.687

Oudenaarde 3.099 7,8 25.570

Sint-Niklaas 6.675 16,8 27.720

Oost-Vlaanderen 39.645 100 27.253

Provincies Absolute cijfers in miljoen EUR

Aandeel in Vlaams Gewest

%

Bruto toegevoegde waarde per inwoner in EUR

Antwerpen 60.753 32,2 34.094

Limburg 20.950 11,1 24.664

Oost-Vlaanderen 39.645 21,0 27.253

Vlaams-Brabant 34.306 18,2 31.337

West-Vlaanderen 33.183 17,6 28.362

Vlaams Gewest 188.837 100 29.735

bron: INR

Export

Tabel 17: export (2011)

Arrondissementen Totaal exportbedrag in miljoen EUR

Provinciaal aandeel %

Export per inwoner in EUR

Exportquote (*)

Aalst 3.867 11,4 13.876 0,30

Dendermonde 5.492 16,2 28.115 0,45

Eeklo 861 2,5 10.400 0,23

Gent 17.409 51,2 32.485 0,36

Oudenaarde 2.097 6,2 17.304 0,33

Sint-Niklaas 4.263 12,5 17.703 0,23

Oost-Vlaanderen 33.989 100,0 23.365 0,34

Provincies Totaal exportbedrag in miljoen EUR

Aandeel in Vlaams Gewest%

Export per inwoner in EUR

Exportquote (*)

Antwerpen 150.760 59,7 84.606 0,53

Limburg 13.792 5,5 16.237 0,29

Oost-Vlaanderen 33.989 13,5 23.365 0,34

Vlaams-Brabant 29.170 11,5 26.645 0,29

West-Vlaanderen 24.985 9,9 21.355 0,30

Vlaams Gewest 252.696 100,0 39.790 0,41

België 589.843 - 53.447 0,46

(*) de exportquote geeft de verhouding weer tussen de export en de omzet vóór aftrek creditnota’s

bron: FOD Economie - Directie Statistiek, eigen berekeningen

Page 59: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

57

Zeehavens

Tabel 18: toegevoegde waarde haven van Gent (2010)

2010 2010/2009 2010

× 1 000 000 EUR

procentuele evolutie

aandeel

Maritieme cluster

Directe effecten

Scheepsagenten en expediteurs 50,8 -0,5 1,5

Goederenbehandeling 167,0 13,8 4,9

Rederijen 13,7 -1,7 0,4

Scheepsbouw en herstelling 5,1 6,1 0,1

Havenaanleg en baggerwerken -0,7 -37,6 0,0

Visserij 0,0 - 0,0

Maritieme handel 3,1 -9,0 0,1

Havenbedrijf 25,5 7,8 0,7

Openbare sector 19,9 1,0 0,6

Totaal directe effecten 284,5 8,4 8,3

Totaal indirecte effecten 340,9 -0,2

Totaal maritieme cluster 625,4

Niet-maritieme cluster

Directe effecten

Handel 804,5 2,1 23,4

Energiebedrijven 106,4 7,5 3,1

Brandstofproductie 52,2 58,7 1,5

Chemische bedrijven 336,0 32,2 9,8

Automobielnijverheid 674,4 18,4 19,6

Elektronica 70,9 12,8 2,1

Metaalverwerkende nijverheid 652,4 5,4 19,0

Bouw 101,7 17,4 3,0

Voedingsnijverheid 88,2 38,8 2,6

Andere industrieën 126,2 -22,0 3,7

Totaal industrie 2.208,4 13,3 64,3

Wegtransport 46,0 -8,6 1,3

Ander vervoer 17,9 -2,4 0,5

Totaal transport 63,9 -7,0 1,9

Andere logistieke diensten 73,5 4,4 2,1

Totaal directe effecten 3.150,4 9,5 91,7

Totaal indirecte effecten 3.626,6 -1,6

Totaal niet-maritieme cluster 6.777,0

Directe effecten 3.434,9

Indirecte effecten 3.967,5

Totaal toegevoegde waarde 7.402,4

bron: NBB

Er worden twee clusters onderscheiden: een maritieme en niet-maritieme cluster. De maritieme cluster omvat alle havengebonden bedrijfstakken die van essentieel belang zijn voor de haven (beheer en onderhoud, scheepvaart, overslag, bevrachting, loodsdienst, sluizen, goederenopslag, baggerwerken, visserij, maritieme diensten, enz.). De segmenten uit de niet-maritieme cluster hebben geen directe economische band met de havenactiviteiten, maar zijn er nauw en wederzijds van afhankelijk. Het gaat om industrie, groothandel, transport en logistiek.

Page 60: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

58

Page 61: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

5959

Tabel 19: maritiem goederenverkeer haven van Gent (2012)

Goederencategorie Aanvoer (in ton) Afvoer (in ton) Totaal (in ton) 2012/2011

Landbouwproducten 2.433.720 106.850 2.540.570 45,2%

Voedingsproducten en veevoeder 3.592.133 705.849 4.297.982 16,9%

Vaste minerale brandstoffen 2.623.111 258.471 2.881.582 -5,9%

Petroleumproducten 1.693.244 932.291 2.625.535 -28,6%

Ertsen en metaalresiduen 3.504.015 1.418.802 4.922.817 -3,2%

Producten van de metaalindustrie 1.721.693 1.332.323 3.054.016 -5,6%

Ruwe mineralen en bouwmaterialen 1.579.706 152.710 1.732.416 -32,3%

Meststoffen 733.489 535.646 1.269.135 -0,1%

Chemische producten 308.451 150.511 458.962 12,0%

Overige goederen 1.227.254 1.293.134 2.520.388 2,4%

Totaal maritiem goederenverkeer 19.416.816 6.886.587 26.303.403 -3,3%

bron: Havenbedrijf Gent agh

Tabel 20: binnenvaart haven van Gent (2012)

Goederencategorie Aanvoer (in ton) Afvoer (in ton) Totaal (in ton) 2011/2010

Landbouwproducten 366.100 1.074.930 1.441.030 27,5%

Voedingsproducten en veevoeder 945.368 1.754.626 2.699.994 -8,0%

Vaste minerale brandstoffen 1.948.800 1.116.145 3.064.945 -2,3%

Petroleumproducten 2.792.335 1.290.293 4.082.628 -3,5%

Ertsen en metaalresiduen 3.976.021 625.898 4.601.919 15,0%

Producten van de metaalindustrie 175.207 900.125 1.075.332 7,0%

Ruwe mineralen en bouwmaterialen 2.801.038 1.048.901 3.849.939 -9,9%

Meststoffen 954.822 446.156 1.400.978 38,4%

Chemische producten 523.502 198.959 722.461 -22,9%

Overige goederen 134.142 73.009 207.151 6,1%

Totaal maritiem goederenverkeer 14.617.335 8.529.042 23.146.377 1,3%

bron: Havenbedrijf Gent agh

Page 62: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

6060

Tabel 21: werkgelegenheid haven van Gent (2010)

2010 2010/2009 2010

absolute cijfers procentuele evolutie aandeel

Maritieme cluster

Directe werkgelegenheid

Scheepsagenten en expediteurs 551 -0,2 2,1

Goederenbehandeling 1.841 -4,1 7,0

Rederijen 78 6,5 0,3

Scheepsbouw en herstelling 79 2,9 0,3

Havenaanleg en baggerwerken 0 - 0,0

Visserij 0 - 0,0

Maritieme handel 31 -16,6 0,1

Havenbedrijf 160 3,0 0,6

Openbare sector 262 -1,9 1,0

Totaal directe werkgelegenheid 3.001 -2,6 11,5

Totaal indirecte werkgelegenheid 3.732 0,6

Totaal maritieme cluster 6.733

Niet-maritieme cluster

Directe werkgelegenheid

Handel 2.354 1,3 9,0

Energiebedrijven 285 0,6 1,1

Brandstofproductie 91 4,3 0,3

Chemische bedrijven 1.953 0,4 7,5

Automobielnijverheid 7.711 -4,6 29,4

Elektronica 614 -5,2 2,3

Metaalverwerkende nijverheid 5.575 -4,5 21,3

Bouw 1.272 3,7 4,9

Voedingsnijverheid 600 -0,6 2,3

Andere industrieën 989 -4,3 3,8

Totaal industrie 19.090 -3,3 72,9

Wegtransport 620 -8,7 2,4

Ander vervoer 295 -1,0 1,1

Totaal transport 915 -6,3 3,5

Andere logistieke diensten 825 -10,1 3,1

Totaal directe werkgelegenheid 23.183 -3,2

Totaal indirecte werkgelegenheid 38.424 3,4

Totaal niet-maritieme cluster 61.607

Directe werkgelegenheid 26.185 -3,2

Indirecte werkgelegenheid 42.155 3,1

Totale werkgelegenheid 68.340 0,6

bron: NBB

Page 63: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

6161

Tabel 22: investeringen haven van Gent (2010)

2010 2010/2009 2010

absolute cijfers (× 1 000 000 EUR)

procentuele evolutie aandeel (%)

Maritieme cluster

Scheepsagenten en expediteurs 10,3 236,1 2,0

Goederenbehandeling 53,5 -22,5 10,5

Rederijen 11,5 -1,2 2,3

Scheepsbouw en herstelling 3,5 328,3 0,7

Havenaanleg en baggerwerken 0,0 - 0,0

Visserij 0,0 - 0,0

Maritieme handel 0,0 - 0,0

Havenbedrijf 15,2 -29,4 3,0

Openbare sector 11,2 45,7 2,2

Totaal maritieme cluster 105,2 -7,6 20,6

Niet-maritieme cluster

Handel 34,5 -17,4 6,8

Energiebedrijven 115,4 -30,8 22,6

Brandstofproductie 3,0 -74,6 0,6

Chemische bedrijven 33,6 -5,3 6,6

Automobielnijverheid 52,7 -3,6 10,3

Elektronica 5,1 69,4 1,0

Metaalverwerkende nijverheid 58,8 7,3 11,5

Bouw 11,5 -44,7 2,2

Voedingsnijverheid 9,6 -54,3 1,9

Andere industrieën 54,8 -10,4 10,7

Totaal industrie 344,5 -19,8 67,4

Wegtransport 3,7 -62,8 0,7

Ander vervoer 5,7 398,2 1,1

Totaal transport 9,4 -15,0 1,8

Andere diensten 17,0 7,5 3,3

Openbare sector 405,4 -19,0 79,4

Andere logistieke diensten 29,4 -16,5 4,9

Totaal niet-maritieme cluster 514,8 -17,2 86,4

Totale investeringen 510,7 -16,9 100,0

bron: NBB

Page 64: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

6262

Tabel 23: maritiem goederenverkeer en scheepvaartbewegingen Waaslandhaven (2011)

Goederencategorie Aanvoer (in ton) Afvoer (in ton) Totaal (in ton) 2011/2010

Chemicaliën en gassen 3.104.059 1.027.902 4.131.961 13%

Ertsen, zand en grind 1.011.089 24.391 1.035.480 -53%

Metaalproducten 1.692.379 875.279 2.567.658 82%

Hout 137.830 2.575 140.405 144%

Houtcellulose 125.328 1.562 126.890 -73%

Papier 584.808 3.260 588.068 18%

Rollend materieel 880.919 2.078.723 2.959.642 15%

Containers 8.895.978 14.240.649 23.136.627 39%

Diverse goederen 625.356 1.252.006 1.877.362 125%

Totaal maritiem goederenverkeer 17.057.746 19.506.347 36.564.093 29%

Scheepvaartbewegingen Totaal (in ton) 2011/2010

Vrasenedok - - 7.113.521 15%

Verrebroekdok - - 4.822.941 13%

Scheldesteigers - - 735.683 3%

Zuidelijk Insteekdok - - 2.577.739 10%

Deurganckdok - - 20.183.527 46%

Andere dokken - - 1.130.682 6%

Totaal scheepvaartbewegingen - - 36.564.093 29%

bron: Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen

Tabel 24: evolutie van de werkgelegenheid in de Waaslandhaven (1990-2011)

1990 1995 2000 2005 2010 2011

Grondgebied Beveren 3.534 4.691 5.685 7.995 9.122 9.425

Grondgebied Zwijndrecht 3.184 2.992 3.282 3.895 4.922 5.170

Totaal 6.718 7.683 8.967 11.890 14.044 14.595

bron: Maatschappij Linkerscheldeoever

Page 65: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

6363

Bedrijventerreinen per gemeenteTabel 25: invulling van de bedrijventerreinen buiten de havengebieden (01.01.2013) (ha)

GemeenteInfra-

structuurBebouwd Onbebouwd Totaal

Bezet Leeg stand In (her) ontwik-keling

Totaal Actiefaanbod

Andere (*)

Totaal

Econo-mische functie

Af-wijkende functie

Aalst 47,0 266,7 29,7 27,9 0,0 324,2 13,9 147,2 161,0 532,2 Aalter 35,9 147,8 12,5 6,6 0,0 166,9 23,8 16,4 40,3 243,0 Assenede 4,9 27,1 1,4 0,9 0,0 29,4 3,7 4,1 7,8 42,1 Berlare 0,4 10,9 2,0 1,4 0,0 14,2 0,0 8,3 8,3 23,0 Beveren 69,5 146,6 10,5 7,2 0,0 164,3 5,8 49,5 55,3 289,1 Brakel 1,5 25,3 2,1 0,2 0,0 27,6 1,2 10,1 11,3 40,4 Buggenhout 3,0 55,6 4,1 4,7 0,0 64,4 1,9 15,8 17,7 85,1 De Pinte 1,6 5,8 0,9 0,9 0,0 7,7 0,0 9,7 9,7 19,0 Deinze 41,5 163,9 30,0 4,7 0,0 198,6 0,6 33,5 34,1 274,2 Denderleeuw 11,0 23,9 2,6 1,5 0,0 28,0 0,0 12,0 12,0 51,0 Dendermonde 34,9 243,6 25,8 14,3 0,0 283,7 12,0 47,9 59,9 378,6 Destelbergen 6,4 24,9 2,2 6,3 0,0 33,3 0,0 4,3 4,3 44,0 Eeklo 25,9 136,5 16,0 10,1 0,0 162,6 0,0 30,4 30,4 218,9 Erpe-Mere 9,5 64,9 5,5 1,1 0,0 71,5 0,3 10,2 10,5 91,4 Evergem 71,3 125,7 7,9 10,1 0,0 143,7 58,0 62,0 120,0 335,1 Gavere 7,9 41,1 8,3 2,9 0,0 52,2 1,1 16,3 17,3 77,5 Gent 209,7 567,5 133,6 39,7 9,5 750,4 16,9 258,9 275,8 1.235,9 Geraardsbergen 17,5 106,1 7,6 6,6 0,0 120,3 1,6 26,2 27,9 165,7 Haaltert 0,6 15,7 3,0 2,5 0,0 21,1 0,0 9,8 9,8 31,5 Hamme 6,6 99,0 6,7 4,2 0,0 110,0 0,6 9,3 10,0 126,5 Herzele 1,1 13,7 1,2 0,6 0,0 15,5 1,0 7,7 8,6 25,3 Horebeke 0,1 3,1 0,8 0,5 0,0 4,3 0,0 0,6 0,6 5,0 Kaprijke 0,3 8,8 0,2 0,0 0,0 9,0 0,0 5,2 5,2 14,5 Kluisbergen 19,9 36,7 46,2 2,1 0,0 85,0 3,1 50,4 53,5 158,4 Knesselare 0,2 18,1 0,3 0,1 0,0 18,5 0,0 8,0 8,0 26,7 Kruibeke 5,8 50,3 3,7 3,5 0,0 57,5 0,0 60,2 60,2 123,5 Kruishoutem 9,9 129,9 12,6 3,9 0,0 146,3 0,0 36,3 36,3 192,5 Laarne 5,5 29,9 1,9 0,1 0,0 31,9 4,2 1,2 5,4 42,8 Lebbeke 3,6 50,9 9,1 2,9 0,0 62,9 0,0 10,4 10,4 77,0 Lede 0,7 14,3 3,1 0,1 0,0 17,5 0,9 16,4 17,4 35,5 Lierde 1,7 4,1 1,9 0,6 0,0 6,6 0,0 4,5 4,5 12,7 Lochristi 3,5 64,8 7,5 2,8 0,0 75,1 0,3 13,0 13,3 91,9 Lokeren 88,6 248,9 16,2 18,4 0,0 283,5 6,1 33,7 39,9 412,0 Lovendegem 0,0 16,6 1,3 1,3 0,0 19,3 0,1 2,8 2,9 22,2 Maarkedal 0,2 2,3 1,2 0,0 0,0 3,5 0,0 0,4 0,4 4,2 Maldegem 17,4 115,7 12,4 4,6 0,0 132,7 0,0 69,8 69,8 219,8 Melle 13,2 33,4 9,4 0,0 0,0 42,9 0,0 8,3 8,3 64,3 Merelbeke 12,5 46,1 10,2 1,1 0,0 57,4 2,0 8,8 10,8 80,7 Moerbeke 0,8 12,7 5,9 0,6 0,0 19,1 0,0 0,5 0,5 20,4 Nazareth 14,9 107,5 2,8 3,8 0,0 114,1 1,4 10,8 12,2 141,2 Nevele 2,4 20,5 0,3 1,0 0,0 21,8 0,0 1,0 1,0 25,1 Ninove 20,8 123,3 13,0 8,5 0,0 144,8 7,5 20,8 28,3 194,0 Oosterzele 1,5 11,4 1,0 0,9 0,0 13,2 0,0 1,2 1,2 16,0 Oudenaarde 37,0 228,8 17,4 9,2 0,0 255,4 4,7 48,8 53,6 345,9 Ronse 21,0 136,1 8,6 6,6 0,0 151,3 2,6 14,5 17,1 189,4 Sint-Gillis-Waas 2,6 45,5 5,0 11,0 0,0 61,5 0,0 23,3 23,3 87,4 Sint-Laureins 0,0 9,3 1,0 1,9 0,0 12,2 0,0 5,8 5,8 18,0 Sint-Lievens-Houtem 0,1 25,1 0,8 0,5 0,0 26,4 0,0 9,8 9,8 36,4 Sint-Martens-Latem 0,3 9,0 0,3 0,5 0,0 9,9 0,0 0,4 0,4 10,6 Sint-Niklaas 81,4 357,1 26,8 11,9 5,3 401,2 23,6 125,0 148,6 631,2 Stekene 3,8 35,7 1,4 4,9 0,0 42,0 1,3 11,2 12,5 58,3 Temse 46,9 223,8 15,2 14,6 0,3 253,9 4,3 30,8 35,1 335,9 Waarschoot 1,8 25,6 3,2 3,0 1,2 33,0 0,0 17,1 17,1 52,0 Waasmunster 3,1 19,6 3,3 1,1 0,0 24,1 0,0 5,7 5,7 32,8 Wachtebeke 0,7 10,7 0,0 0,0 0,0 10,7 0,0 0,3 0,3 11,8 Wetteren 26,8 150,4 12,7 8,0 0,0 171,1 4,3 16,2 20,5 218,4 Wichelen 2,2 18,6 2,6 0,8 0,0 22,0 0,0 2,0 2,0 26,2 Wortegem-Petegem 3,6 30,4 0,8 0,5 0,0 31,7 0,0 5,1 5,1 40,3 Zele 22,7 128,1 11,2 3,2 0,0 142,5 0,0 44,1 44,1 209,3 Zelzate 6,5 32,0 3,2 4,3 0,0 39,5 0,0 9,0 9,0 55,0 Zingem 0,8 13,2 0,0 0,0 0,0 13,2 0,0 2,6 2,6 16,5 Zomergem 3,2 17,6 5,4 3,4 0,0 26,5 0,6 3,8 4,4 34,1 Zottegem 7,7 68,3 13,7 6,0 0,0 88,0 2,9 31,6 34,5 130,1 Zulte 10,2 74,6 9,8 7,3 0,0 91,6 1,7 18,4 20,1 121,9 Zwalm 0,1 2,5 0,4 1,5 0,0 4,3 0,0 0,7 0,7 5,2

Totaal 1.114,0 5.123,6 617,4 311,2 16,4 6.068,5 214,1 1.580,2 1.794,3 8.976,9

(*) Andere = onder meer reservegrond bedrijf; in ontwikkeling; tijdelijk niet realiseerbaar

bron: Agentschap Ondernemen, bewerking Studiedienst Huis van de economie

Page 66: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013
Page 67: Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

Provinciehuis Gouvernementstraat 1, 9000 Genttel. 09 267 82 15 • fax 09 267 82 97