SLO Context VO

28
In dit nummer o.a. De economische kijk Europese niveaus geven taaldocent houvast Beter voorsorteren voor de bovenbouw Differentiatie derde leerjaar > context voor het voortgezet onderwijs sept. 2009

description

De magazines SLO Primair en VO Slogan zijn medio 2009 vervangen door SLO Context. SLO Context verschijnt twee keer per jaar in 3 uitgaven: één voor het PO, één voor het VO en één voor het BO. Met SLO Context willen we de onderwijssectoren informeren over de activiteiten van SLO en de waarde ervan voor de mensen in de praktijk. Ook willen we de doelgroepen wijzen op praktische zaken, zoals interessante publicaties, projectsites en congressen.

Transcript of SLO Context VO

In dit nummer o.a.

De economische kijk

Europese niveaus geven taaldocent houvast

Beter voorsorteren voor de bovenbouw

Differentiatie derde leerjaar

> contextvoor het voortgezet onderwijssept. 2009

Wiskunde, natuurkunde, biologie, scheikunde, science, informatica en aardrijkskunde

Doe mee(r) aan de Nationale Olympiades!

Kijk voor meer informatie op

www.slo.nl/voortgezet/olympiades

De olympiades zijn jaarlijkse wedstrijden in de exacte vakken voor scholieren van havo en vwo. De beste leerlingen van de Nationale Olympiades worden uitgezonden naar de Internationale Olympiades. In oktober ontvangt elke school een pakket met folder- en postermateriaal van de verschillende olympiades om leerlingen op de Nationale Olympiades te attenderen. Daag hen uit om te laten zien wat zij en uw school waard zijn!

4 Beter voorsorteren voor de bovenbouw

8 De Stelling

10 “Nederland is kampioen leerplanautonomie”

13 Hoe maak je een visie waar?

14 Kenniscentrum Leermiddelen

16 De economische kijk

19 Meesterstuk kroon op leerlijn competenties

20 Publicaties

22 ‘Samensmelting’ vo en mbo in VM2

23 Europese niveaus geven taaldocent houvast

26 Websites

27 Agenda

‘Tussen tafellaken en servet’ is zo’n uitdrukking waar ik in mijn puberteit van gruwelde. Als jong- volwassene voel je jezelf al heel wat, maar in de ogen van volwassenen ben je nog ‘piep’. Zo’n tussenfase is aan de ene kant soms frusterend, want je wilt al meer zijn. Aan de andere kant is het comfortabel: niemand verwacht al het uiterste van je.Ik moet hieraan denken als ik dit voorwoord voor het (ver)nieuw(d)e magazine van SLO schrijf. Eerst was er VO Slogan, een nieuwsbrief om de mensen in het voortgezet onderwijs te informeren over de producten en diensten van SLO. Langzaam maar zeker ontwikkelde deze nieuwsbrief zich en werden ook ontwikkelingen in het veld vanuit leerplan-kundig perspectief beschreven. En dan komt er die tussenfase, waarin VO Slogan geen nieuwsbrief meer is maar ook nog geen volwaardig magazine. Een fase waarin de bladformule onder druk komt te staan en geschoven wordt met teksten, vormgeving en fotografie.Anders dan bij een jongvolwassene, die zijn puberteit uit moet zitten, kunnen we als redactie het proces versnellen. Door opnieuw aan de tekentafel te gaan zitten en te brainstormen over een magazinereeks, met een editie voor zowel het primair, voortgezet als beroepsonderwijs. Zo werd SLO Context geboren, een magazine dat twee keer per jaar verschijnt en past bij de koers van SLO. Een magazine dat u op het gebied van leerplanontwik-keling hopelijk informeert, stimuleert en inspireert.

Veel leesplezier!Uw mening over het magazine of specifieke onderdelen horen we graag. Jessica van der VeenHoofdredacteur SLO [email protected]

Inhoud

SLOPostbus 20417500 CA Enschede

T 053 484 08 40F 053 430 76 92E [email protected]

www.slo.nl

SLO Context is een uitgave van SLO © 2009, Enschede.ISSN 1878-7444

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze opgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.

Redactie: Monique van der Hoeven, Hetty MulderEindredactie: Jessica van der VeenOntwerp: Axis Media-ontwerpers, EnschedeDruk: Te Sligte, Enschede

Met dank aan: Yvonne Balk, Jan Dijkshoorn, Nico van Egmond, Anne Evertsen, Esther Harbers, Jos Postma, Judith Richters, Dorine Smulders, Maartje Visser, Jacobien van Willigen.

Bestel- & informatieadres

Colofon

SLO heeft een zestal speerpunten van beleid, programmalijnen genoemd. Ze komen in SLO Context wisselend aan bod.

p

4

16

23

Foto

grafi

e: E

bo F

rate

rman

44

Differentiatie derde leerjaar

Problemen met de aansluiting onderbouw-bovenbouw zijn hardnekkig. Ze waren er al voordat de tweede fase werd ingevoerd en zijn daarna verergerd. “Voor die tijd konden leerlingen rustig wennen aan de bovenbouw, nu telt het eerste schoolexamencijfer dat ze halen in klas 4 al mee voor het eindcijfer”, zegt Lieke Meijs (SLO). Andere factoren zijn volgens Meijs dat onder- en bovenbouw tegenwoordig vaak op verschillende locaties zijn ondergebracht. “Dat docenten niet meer naast elkaar koffiedrinken heeft direct effect. Ook de nieuwe beloningsstructuur speelt mee. Vroeger gaf een eerstegrader ook les in de onderbouw, nu is dat strikter gescheiden. LB-docenten werken in de onderbouw, LC en LD’ers tref je vooral in de bovenbouw. De meeste scholen zijn zelf ook ontevreden over het ontbreken van een verbinding tussen programma’s en aanpak in de onder- en bovenbouw.”

AfstandelijkerDoor schoolleiders en docenten te interviewen, heeft SLO een aantal jaren geleden de aansluitingsproblemen in kaart gebracht. De problemen bleken zich op vrijwel alle terreinen voor te doen. De inhoud sluit niet aan, leerlingen moeten ineens zelfstandig werken, terwijl ze in de derde nog bij de hand genomen worden en extra overhoringen krijgen om hun cijfer op te krikken. Ze zijn gewend aan een zeer betrokken klassendocent en hebben moeite met de vaak veel afstandelijker mentor in de bovenbouw. Om scholen te ondersteunen, heeft SLO het pakket ‘Van drie naar vier’ samengesteld. Dat biedt instrumenten voor bijvoorbeeld het uitzetten van een doorlopende vaardighedenlijn en oriëntatieprogramma’s voor de

tweede fase. Online is een vragenlijst voor herontwerp beschikbaar (http://v3l.slo.nl), die scholen helpt nadenken over het doel van het derde jaar. Is het een schakeljaar? Een oriëntatiejaar? “Het gaat erom dat scholen een eigen, beargumenteerde invulling aan het derde leerjaar kunnen geven.”

Eén wiskundeboekDe pilot differentiatie derde leerjaar komt tegemoet aan de behoefte van scholen om naast de brede aanpak de lespraktijk zelf onder de loep te nemen. Voor het programma in het derde leerjaar ontbreekt een houvast, omdat er geen landelijke leerplankaders zoals kerndoelen of eindtermen voor 3 havo/vwo bestaan. “Het derde jaar is vlees noch vis”, zegt Meijs. “Echt de diepte in kan niet, want aan het eind van 3 havo/vwo moeten leerlingen nog alle vakken kunnen kiezen. Docenten hinken op twee gedachten. Ze willen alle leerlingen erbij houden en de mogelijkheid open laten dat ze hun vak kiezen. Tegelijkertijd beseffen ze, dat ze de leerlingen die doorgaan met het vak beter zouden kunnen voorbereiden op de tweede fase. Vooral bij een cruciaal vak als wiskunde kunnen de verschillen groot zijn en toch hebben docenten in principe één wiskunde-boek voor alle leerlingen.” Eenzelfde verhaal gaat op voor natuurkunde. Als derde vak is aardrijkskunde in de pilot opgenomen, al kiezen minder leerlingen dat vak sinds het een keuzeprofielvak is geworden.

AfbuigersSLO heeft voor de drie vakken nieuwe programma’s gemaakt, zodat docenten in de tweede helft van het derde jaar op verschillende niveaus kunnen lesgeven. Het nieuwe lesmateriaal is flexibel en sluit aan bij de diverse methodes die vaksecties gebruiken. Eén programma is voor de leerlingen die het vak kiezen, de doorstromers. Het andere programma voor de zogenaamde afbuigers, leerlingen die het vak na het derde jaar laten vallen. De leerlingen die nog niet weten wat ze willen, de wikkers en wegers, volgen het programma van de doorstromers en kunnen op die manier proefdraaien. Hopelijk maken ze daardoor aan

> slo programmalijn> diversiteit in het leerplan

De programmalijn ‘diversiteit in het leerplan’ heeft als doel om - binnen gemeenschappelijke leerplankaders - recht te doen aan de diversiteit in de leerlingpopulatie.

p

Beter voorsorteren voor de bovenbouw

Veel leerlingen voelen zich in havo/vwo 4 alsof ze in het diepe zijn gegooid. Ineens moeten ze zelfstandig werken en is de stof ingewikkelder. Met de pilot differentiatie derde leerjaar wil SLO deze leerlingen beter voorbereiden op de bovenbouw. In eerste instantie voor de vakken wiskunde, natuurkunde en aardrijkskunde.

Teks

t: Tr

uus G

roen

eweg

en •

Foto

grafi

e: E

bo Fr

ater

man

55

Beter voorsorteren voor de bovenbouw

Projectleider Lieke Meijs: “Scholen zijn ontevreden over de verbinding onderbouw - bovenbouw”

Teks

t: Tr

uus G

roen

eweg

en •

Foto

grafi

e: E

bo Fr

ater

man

66

het eind van het jaar een bewustere keuze. Niet alleen de inhoud, ook de didactiek verschilt. De doorstromers (en wikkers en wegers) maken intensief kennis met het niveau van het vak en de manier waarop het in de tweede fase wordt gegeven. De afbuigers krijgen een boeiend programma, met bij wiskunde bijvoorbeeld rekenmodules waar ze nog zoveel mogelijk van leren.

SwitchenNaar schatting is een op de tien havo/vwo-leerlingen in klas 4 ontevreden over zijn vakkenkeuze. Een foute keuze kan een heel jaar kosten. “We willen spijtoptanten eerder identificeren, maar ook iets doen aan de onderschatters, de leerlingen die een vak niet kiezen omdat ze verwachten dat het te moeilijk voor ze is”, zegt Meijs. “We hopen dat leerlingen zelfbewuster hun keuze gaan maken.” Zij hoopt ook dat scholen meer aandacht krijgen voor de leerlingenkant. “We willen een open sfeer creëren in het tweede deel van het derde jaar. Dat leerlingen weten dat ze kunnen proeven van een vak en zich vrijer voelen om te switchen.” Leerlingen delen zichzelf bij een van de groepen in. Na hun voorlopige profielkeuze bepalen ze zelf of ze doorstromer, wikker en weger of afbuiger zijn.”

BovenbouwdocentenDe pilotscholen experimenteren op verschillende manieren met de differentiatie. Twee scholen maken nieuwe, homogene groepen, doorstromers komen bij doorstromers in de klas, afbuigers bij afbuigers. Drie scholen bieden beide programma’s aan in één klas. Op het moment dat de ene groep zelfstandig aan het werk is, kan de docent uitleg geven aan de andere groep. Eén school zet de laatste periode van het jaar bovenbouwdocenten voor de klas met doorstromers. Leerlingen maken dan al echt kennis met de tweede fase-aanpak van deze docenten. De inzet van de vijf scholen is heel verschillend, de ene school doet mee met drie vakken en alle klassen in

homogene groepen, de andere begint met één vak binnen één klas. Meijs: “Die ruimte geven we bewust. Wel was onze voorwaarde dat van elke school niet alleen een docent maar ook iemand van de school-leiding bij de pilot betrokken is. Anders blijft het hobbyisme van één docent. Ook besteden we veel aandacht aan het goed informeren van alle deelnemende docenten. Iedereen moet op de hoogte zijn van de doelen en begrijpen hoe belangrijk het is de differentiatie scherp neer te zetten.”

Andere actiesHet rooster omgooien? Vakkenkeuze uitstellen? Dat kan wringen in de schoolorganisatie. Op het Arentheem College in Arnhem, een van de pilotscholen, was dat niet het geval. “We waren het er al snel over eens dat we de differentiatie voor alle drie vakken en met alle leerlingen van havo/vwo 3 wilden uitproberen”, zegt Yvonne Balk afdelingsleider 3-4 atheneum. “Toen we onze wensen aan de roostermaker voorleg-den, begon hij meteen te schetsen, hij zag het al voor zich. Wij voeren nooit uitgebreide discussies over eventuele blokkades, maar kijken eerst wat wel kan.” De pilot paste mooi bij andere acties om de aansluiting met de bovenbouw te verbeteren. De school heeft het mentoraat anders ingericht, heeft klas 3 bij de boven-bouw getrokken en profielgerichte projecten ingevoerd. “We willen in het derde leerjaar niet méér van hetzelfde. We geven nu in periodes steeds de vakken uit één profiel, zodat leerlingen kunnen ervaren hoe dat is. Eén week daarvan werken ze samen aan grotere opdrachten. Zo kunnen ze een beetje voorsorteren. Wij zijn benieuwd hoeveel leerlingen door de differen-tiatie hun keuze bijstellen en of ze beter weten wat van hen wordt verwacht.”

StudieresultatenOnderzoek doen naar de ervaringen is een belangrijk onderdeel van de pilot. Daarbij is de beleving van leerlingen van belang. Zijn ze geswitcht of niet? Waarom? Vonden zij het programma boeiend? Wat vonden ze van uitleg en tempo? Hoe gaat het met plannen, zelf informatie zoeken, samenwerken met anderen? Zien ze het vak anders dan eerst? Pakken ze hun vakkenkeuze anders aan? Maar ook: wat zijn de studieresultaten? “Het gaat ons niet om hard onderzoek maar om bewustwording. Dat scholen de verandering een kans geven en van te voren explicieter bepalen wat ze willen bereiken”, aldus Meijs. “Wanneer zijn ze tevreden over de pilot? Wat gaan ze meten? Hoeveel tijd nemen ze om te experimenteren? Na één jaar mag je echter nog geen conclusies trekken.” SLO gaat daarom leerlingen en docenten bevragen, lessen observeren en kijken naar verschillen tussen scholen met homogene en heterogene groepen. Scholen houden bij hoeveel leerlingen switchen. Ze bevragen leerlingen in de vierde klas, maar ook na het examen.

6

77

DenkstappenSLO test dit eerste jaar voor welke onderdelen van vakinhoud en didactiek differentiatie uitvoerbaar is. “We willen helder kunnen benoemen waar de differen-tiatie in zit en de verschillen tussen de twee program-ma’s zichtbaar maken”, zegt Meijs. Ingezet is op de mate van verdieping en abstractie, zelfstandig werken, het type opdrachten, de tijd die leerlingen krijgen om ze te maken, de manier waarop ze kennis verwerven en het niveau van feedback en reflectie. “Wanneer een leerling verder gaat met het vak moet die al veel meer denk-stappen zelfstandig kunnen maken.” De verschillen in didactiek en organisatie in homogene en heterogene groepen wil SLO letterlijk in beeld

brengen. Daarom wordt op de pilotscholen ook gefilmd. “We hopen dat we volgend jaar filmmateriaal beschik-baar hebben waarmee we andere scholen kunnen laten zien wat we bedoelen. Als je de kenmerkende verschillen in didactische aanpak kunt benoemen, is het zaak daarover heel goed met elkaar te communiceren. Als docenten de differentiatie gaan afzwakken, kan je geen effecten meten.”

Op de conferentie ‘De onderbouw onderweg’ die op 26 november in De Jaarbeurs in Utrecht wordt gehouden, kunnen scholen kennismaken met de gedifferentieerde programma’s en de aanpak.

RekenvaardighedenHarbers had goede ervaringen met differentiëren binnen de klas en wilde experimenteren in homogene groepen. “Als je meedoet aan een pilot moet dat wel toegevoegde waarde hebben, anders kun je net zo goed blijven doen wat je al doet”, vindt ze. “Eigenlijk was ik zelf eerst bang voor niveauverlaging. Maar leerlingen die het halverwege het derde jaar niet meer redden, halen het niveau toch niet meer. Als je met hen aan rekenvaardigheden werkt, kun je ze dat laatste half jaar meer meegeven. En de twijfelaars komen er misschien achter dat ze wiskunde A toch wel aankunnen. Ik hoopte vooral dat ze er weer plezier in zouden krijgen.” Initiatiefnemer Harbers vond bereidwillige collega’s in haar sectie.

Extra docentHet lukte om het rooster rond te krijgen. Wel was één extra groep nodig. “We hadden de directie bij voorbaat toestemming gevraagd een extra docent in te zetten. Voor mij was dat een voorwaarde. Je kunt veranderingen pas echt uitproberen als je daarvoor alle ruimte krijgt.”Bij zo’n verandering komt veel kijken, ontdekte Harbers. Bijvoorbeeld het organiseren van wiskundetoetsen vóór de toetsweek, zodat leerlingen eerder hun definitieve keuze kunnen maken en nog een periode in nieuwe groepen kunnen draaien. Of dilemma’s die zich aandienen. Wie is aanwezig bij vergaderingen? De eigen docent? Twee wiskundedocenten? Harbers: “Alles is

oplosbaar en alle organisatorische zaken kan ik aan de coördinator overlaten. Daar ben ik erg blij mee. Zelf mag ik me helemaal op de vakinhoud richten.” HaantjesgedragOf de pilot volgend jaar een vervolg krijgt, hangt niet alleen af van de directie maar ook van de leerlingen. Is hun beeld van wiskunde duidelijker geworden? Hebben ze er wat aan gehad? Volgens Harbers ziet het er voorlopig goed uit. “Zelf verwacht-te ik dat het husselen van de groepen zaken zou vertroebelen. Want je hebt het wél over havo 3-leerlingen. In zo’n nieuwe groep moeten ze weer hun plek bepalen, zie je haantjesgedrag. Maar dat was helemaal niet aan de orde. Degenen die wiskunde gaan kiezen, richten zich al meer op volgend jaar en leerlingen die het slecht deden, zijn aan het werk gegaan. Voor zover ik kan zien, zijn alle leerlingen serieuzer aan het werk.”

Esther Harbers, docentwiskunde Udens College

Leerlingen serieuzer aan het werk“Vorig schooljaar had ik een havo-3-klas met een paar leerlingen van wie je al weet dat ze wiskunde niet zullen kiezen. Ze móeten mee, terwijl je voortbouwt op kennis die ze niet beheersen”, vertelt Esther Harbers, docent wiskunde op het Udens College. “Dus halen ze onvoldoende op onvoldoende en als je opdrachten doordrukt, haken ze af. Terwijl de leerlingen die wiskunde B kiezen wel wat meer uitdaging en oefening kunnen gebruiken.” Toen ze las over de SLO-pilot was haar interesse daarom meteen gewekt.

88

Doorlopende leerlijn werkt pas als leerlingen dat ervarenHet Europees Referentiekader moderne vreemde talen brengt maatwerk in het onderwijs. Leerlingen leren op hun eigen

niveau en nemen hun digitale taalportfolio mee naar een volgende klas, andere docent of vervolgopleiding. De nieuwe

referentieniveaus voor taal en rekenen die ontwikkeld worden op advies van de commissie-Meijerink hebben een

vergelijkbaar doel. Doorlopende leerlijnen maken ‘doorleren’ mogelijk. Leerlingen hoeven niet meer ‘terug naar af’.

Maar ervaren zij dat ook al zo of is het allemaal nog toekomstmuziek? Drie meningen.

De senior consultant:

“Door multidiscipli naire teams komt vaksectie niet altijd tot zijn recht”

De Stelling

De docent:

“Het zou al fijn zijn als de leerlijnen voor docenten zichtbaar zijn”

De vakdidacticus:

“Wel verbanden, maar nog geen doorlopende leerlijnen”

Teks

t: Su

zann

e Vi

sser

• Fo

togr

afie:

Will

em Ja

n Ri

tman

, Ebo

Frat

erm

an, N

ico

van

Egm

ond

9

Anne EvertsenVakdidacticus Spaans Instituut voor de Lerarenopleiding Universiteit van Amsterdam / Docent Spaans Spinozalyceum

“Op het gebied van de moderne vreemde talen wordt wel gewerkt aan doorlopende leerlijnen. Scholen met tweetalig onderwijs of versterkt talenonderwijs gebruiken bijvoorbeeld vaak instaptoetsen voor leerlingen die van de basisschool komen, zodat die in het voortgezet onderwijs op hun eigen niveau kunnen starten. Natuurlijk zou dat eigenlijk op alle scholen en voor alle vakken moeten gebeuren, maar zover zijn we nog niet. Naast het Europees Referentiekader voor de moderne vreemde talen liggen er inmiddels referentieniveaus voor taal en rekenen, maar in de praktijk hebben scholen nog diverse stappen te zetten. Hoe vertalen we die referentieniveaus in de didactiek? Wat betekent dit voor de keuze van onze leermiddelen?

Mijn indruk is dat de ontwikkeling van veel scholen in de richting van matrixorganisaties het werken aan doorlopende leerlijnen niet gemakkelijker maakt: door de nadruk op multidisciplinaire teams rondom jaarlagen komt de verticaal georganiseerde vaksectie niet altijd meer tot zijn recht. Volgens het CPS is het daarom des te belangrijker dat scholen beleidslijnen ontwikkelen waarin ook doorlopende leerlijnen uitgewerkt zijn. Op mijn vakgebied is dat een beleidslijn talen in combinatie met taalbeleid voor alle vakken door de hele school heen. Scholen die een taalbeleid hebben, plaatsen dat vaak in het teken van bestrijding van achterstanden. Terwijl het ook van belang is om de moderne vreemde talen op één lijn te krijgen. Denk alleen al aan de vele strategieën die leer-lingen moeten aanleren. Het is toch mooi als ze de samenhang zien tussen de strategieën die ze bij Nederlands en de moderne vreemde talen leren, en bij andere vakken toepassen?”

Maartje VisserSenior consultant moderne vreemde talenCPS Onderwijsontwikkeling en advies

Nico van EgmondDocent en decaan Stedelijk Lyceum Enschede /Leerstofontwikkelaar Onderwijsvernieuwings-coöperatie

“Wat zou dat mooi zijn: een leerling die vanuit het basisonderwijs het voortgezet onderwijs instapt en dan gewoon verder kan waar hij was gebleven… Maar momenteel is dat absoluut nog niet zo. Leerlingen zien en voelen nog weinig van doorlopende leerlij-nen. Sterker nog: ik zou het al heel fijn vinden als die leerlijnen voor docénten zichtbaar en voelbaar zouden worden.

SLO is wel hard bezig met de uitwerking, maar voor een heleboel docenten is het Europees Referentiekader (ERK) bijvoorbeeld nog ver van hun bed. Het is niet dat ze ermee worstelen, ze weten er gewoon niets van. Ik zou je ook niet zomaar even drie scholen kunnen noemen die er in de praktijk al mee werken. Maar ja, er komt ook veel op docenten af. Onderwijsvernieuwing, zelfstandig werkende leerlingen, digitaal lesmateriaal, projectmatig werken… Ik denk dat de website www.erk.nl een groot verschil kan gaan maken. Vooral de videofilmpjes van leerlingen die in een moderne vreemde taal een gesprek voeren met hun docent zullen veel gebruikt gaan worden, denk ik. In zo’n filmpje krijg je een veel beter beeld van een beheersingsniveau dan je ooit uit een schriftelijke profielbeschrijving kunt halen. Aan good practice-voorbeelden zal veel behoefte zijn. Ik ben dus heel benieuwd wanneer erk.nl de lucht in gaat.”

“In mijn werk krijgen doorlopende leerlijnen vooral vorm in het Europees Taalportfolio: een instrument op basis van het Europees Referentiekader, waarin leerlingen al hun ervaringen met het leren van talen documen-teren. Hier in Nederland gebruiken we een digitaal portfolio. Ik gebruik dat in mijn lessen Spaans op het Spinoza Lyceum, maar ik geef er samen met anderen ook college over aan studenten van de lerarenopleiding. Het portfolio is een heel geschikt handvat om duidelijk te maken wat doorlopende leerlijnen zijn en kunnen betekenen. Maar het werkt vooral als het toegankelijk is én als er vraag naar is. Tegen mijn leerlingen kan ik wel roepen dat het nuttig is voor later, dat je iets kunt laten zien bij de intake in het vervolgonderwijs en bij sollicitaties, maar als niemand ernaar vraagt, is dat toch lastig.

Ook zittende docenten moeten eerst zien dat het taalportfolio de moeite waard is. Nu ervaren ze het als iets extra’s. Het is gewoon nog wachten op de olievlek. Er zijn wel verbanden vanuit het primair onderwijs en naar het vervolgonderwijs, maar van een doorlopende leerlijn is nog geen sprake. Naarmate er meer docenten afstuderen die in hun opleiding met het taalportfolio hebben kennisgemaakt, zal het gemakkelijker worden. Extra investeringen in de toegankelijkheid en het gebruiksgemak kunnen ook geen kwaad. Dan gaat het portfolio vanzelf meer leven.”

Idee voor een volgende stelling?Stuur uw tip naar [email protected]

Teks

t: Su

zann

e Vi

sser

• Fo

togr

afie:

Will

em Ja

n Ri

tman

, Ebo

Frat

erm

an, N

ico

van

Egm

ond

1010 “ Nederland is kampioen leerplanautonomie”

Ze omschrijven elkaar als ‘inhoudsmensen’ en kunnen uren praten over wat hen en hun werk verbindt. Een kennismaking met Monique van der Hoeven en Hetty Mulder, respectievelijk sectormanager onderbouw-vo en sector-manager tweede fase bij SLO. “Denken vanuit een leerplan gaat veel verder dan de inhoud van het curriculum. Het is een integrale manier van denken over de inrichting van het onderwijs.”

De interviewvragen hadden eigenlijk wel achterwege kunnen blijven. Monique van der Hoeven en Hetty Mulder zijn zo op elkaar ingespeeld dat hun antwoorden als pingpongballen heen en weer schieten. Hun takenpakketten hebben veel raakvlakken en de sectormanagers zelf ook, blijkt als ze praten over wat hen aantrekt in hun werk.Monique van der Hoeven (MvdH): “Werken met de inhoud geeft me vleugels. Dat miste ik in mijn vorige baan, een managementfunctie op een overigens erg leuke school. In deze functie komen management en inhoud samen en dat maakt het zo mooi.”Hetty Mulder (HM), instemmend: “Je doet non-stop verschillende dingen. Ik werk al bij SLO sinds 1984, ik hoor wat dat betreft echt bij de inboedel, maar in al die tijd heb ik nog geen twee jaren achtereen hetzelfde gedaan. Mijn werk nu is misschien wel het meest afwisselend van alles.”

Maak kennis met de sectormanagers voortgezet onderwijs

Teks

t: Su

zann

e Vi

sser

• Fo

togr

afie:

Cee

s Elz

enga

1111we waar over het algemeen de tekorten zitten, zowel vakinhoudelijk als in de algemene vaardigheden. Het is overigens raar dat het voortgezet onderwijs nog zo weinig in vaardigheden denkt. Competenties gelden nog als een vies woord, terwijl ze in het vervolgonder-wijs een sleutelrol spelen. Daar willen we graag iets aan doen. Verder zijn we op allerlei fronten druk met de programmalijn vakvernieuwing. Scholen kunnen bij ons terecht voor dossiers die per vak een state-of-the-art-overzicht van alle ontwikkelingen geven. Op basis van die dossiers kan het ministerie ook besluiten of er op een vakgebied iets moet gebeuren. Dikwijls spelen wij daar dan weer een rol in, bijvoorbeeld bij pilots voor het bètacluster, bij de vakvernieuwing van economie en geschiedenis en de ontwikkeling van het Europees Referentiekader voor de moderne vreemde talen.”

Wat zijn programmalijnen?HM: “Ook al is ons onderwijs verdeeld in sectoren, veel thema’s zijn dat niet. Net als de leerlingen lopen die onderwerpen door van de ene naar de volgende sector. Het is heel kunstmatig om ze dan wel per sector te ontwikkelen. Hoe kun je nu per sector werken aan doorlopende leerlijnen?! Daarom hebben we de belangrijkste thema’s gegroepeerd in zes programma-lijnen, die de sectoren doorsnijden. Ik ga hier niet alles noemen, dat wordt heel kunstmatig, maar ik doe een greep. Bij ‘leermiddelen’ moet je voor het voortgezet

MvdH: “In de trein op weg hiernaartoe dacht ik: niemand die tegenover me zit, kan uit de stukken die ik lees, afleiden wat ik doe. Het ene moment gaat het over de kwaliteitsagenda OCW, dan lees ik het wiskunde-curriculum, dan heb ik een notitie over het schoolexa-men te pakken, dan weer iets over de moderne vreemde talen of over mediawijsheid. Zo breed is het.”HM: “We hebben wel ieder een portefeuille: ik bovenbouw, Monique onderbouw. Thema’s die doorlopen, hebben we op een natuurlijke manier verdeeld. Moderne vreemde talen zit bijvoorbeeld meer bij mij, want ik ben van huis uit docente Frans, kunst en cultuur zit meer bij Monique, die van oorsprong classica is. Maar in geval van nood zouden we elkaars werk zo kunnen overnemen.”

Noem eens enkele trends in het voortgezet onderwijs waarmee SLO zich bezighoudt.MvdH: “Belangrijk is dat er sinds 2006 vrij globale kerndoelen voor de onderbouw liggen. Wij zien dat veel scholen op basis hiervan wel plannen op papier hebben gezet, maar in de praktijk toch worstelen met de toegenomen autonomie. Van oudsher is de onderbouw in scholen een vliegwiel voor ontwikkeling. Er kan iets meer, want je zit nog wat verder van het examen vandaan. Tegelijkertijd moet de aansluiting op de bovenbouw wel behouden blijven én worden scholen de laatste tijd steeds harder afgerekend op meetbare cijfers en resultaten. Onze zorg is dat scholen uit angst voor dat laatste gaan stoppen met ontwikkelen. Of dat ze stoppen omdat curriculum- en schoolontwikkeling soms een moeilijk en tijdrovend proces is. We signale-ren verder dat het moeilijk is om plannen echt tot op het niveau van de leerling zichtbaar te maken. Hoe zorgt een school dat ook in de klas de samenhang in het onderwijs zichtbaar blijft? Daar hopen wij als SLO vanuit onze expertise echt iets toe te voegen.”HM: “In de bovenbouw, en dan heb ik het over de tweede fase havo/vwo want het vmbo hoort bij onze sector beroepsonderwijs, ligt traditioneel meer vast dan in de onderbouw. De gedachten gaan meer richting examen. Zeg examen en je zegt Cito, dus onze rol bij het centraal examen is vrij beperkt. Maar het school-examen wordt nogal eens vergeten. Daar spelen scholen echter zelf een veel grotere rol en daar komen wij als SLO meer en meer in beeld. Eén van de taken van SLO is bijvoorbeeld het uitbrengen van handreikingen voor het schoolexamen voor alle vakken. Een paar maanden geleden hebben wij ook samen met de AOb een werkconferentie over het schoolexamen georganiseerd. Vooral de kwaliteitsborging is een issue. De VO-raad heeft een procedureel instrument ontwik-keld, maar wij kijken meer inhoudelijk: wat zou je moeten toetsen en wat is een goede toets? We hebben veel kennis in huis waarmee we docenten graag van dienst zijn.Heel actueel in de bovenbouw is daarnaast de aanslui-ting met het hoger onderwijs. Door onderzoek weten

Hetty Mulder, sectormanager tweede fase

“Zelfs de educatieve uitgevers vragen om meer houvast”

Teks

t: Su

zann

e Vi

sser

• Fo

togr

afie:

Cee

s Elz

enga

1212

“Als je scholen leerplanautonomie geeft, dan moet je hen ook ondersteuning bieden

bij het maken van die leerplannen”

onderwijs bijvoorbeeld denken aan voorbeeldlesmate-riaal of aan een screening van alle leerboeken op het thema gezonde leefstijl, die we in opdracht van het ministerie van VWS hebben gemaakt. Bij ‘diversiteit’ gaat het bijvoorbeeld om het onderwerp talentontwik-keling en bij ‘doorlopende leerlijnen’ om de uitwerking van de referentieniveaus voor taal en rekenen aan de hand van de adviezen van de commissie-Meijerink. Zo zijn er ook talloze voorbeelden te noemen voor ‘samenhang in het leerplan’, ‘vakontwikkeling’ en ‘leerplankundige professionalisering’.”

Even voor de duidelijkheid. We horen jullie niet zeggen: ‘wij maken leerplannen in opdracht van de overheid’. MvdH: “Nee, want centrale leerplannen kennen we niet in Nederland. Dat is vrij bijzonder, de meeste landen hebben die wel. In Nederland stelt de overheid alleen kerndoelen en eindtermen vast, de rest is aan de scholen. Ze mogen een schooleigen curriculum maken. Maar ze voelen zich daartoe veelal onvoldoende toegerust. Daar gaapt een vreemd gat.”HM: “Nederland is kampioen leerplanautonomie, maar de vraag is of de scholen daar zo blij mee zijn. De schoolleiding wil vooral autonomie op bestuurlijk gebied en docenten vragen om didactische autonomie. Maar leerplanautonomie?! Veel scholen zitten met leerplankundige vragen. Er staat het een en ander in de handreikingen bij de eindtermen, maar zelfs de educatieve uitgevers vragen om meer houvast.”MvdH: “Als je scholen leerplanautonomie geeft, dan moet je hen ook ondersteuning bieden bij het maken van die leerplannen zoals het aanreiken van kaders en voorbeeldmateriaal. Er zijn echter maar weinig spelers die het gat vullen. Het is voor scholen heel moeilijk om beleidsdoelstellingen te vertalen naar een samenhan-gend beleid op alle niveaus in de school. Ken je ons leerplankundig spinnenwebmodel?” (Hetty Mulder tovert een papier met het model tevoorschijn. Monique van der Hoeven wijst:) “In het midden staan je drijfveren, van daaruit geef je als school je onderwijs vorm. Dat heeft effect op alles: op je leerdoelen, je leerinhouden, de groeperingsvorm van leerlingen, de leermiddelen die je kiest, de toetsen die je gebruikt. Denken vanuit een leerplan gaat veel verder dan alleen de inhoud van het curriculum. Het is een integrale en stapsgewijze manier van denken over de inrichting van je onderwijs. Van macroniveau - kerndoelen en eindtermen - tot microniveau: de docent en de leerling in de klas. Die manier van denken hebben scholen nooit geleerd.”

Kunnen scholen met vragen dan SLO inschakelen?HM: “Dat hangt af van het onderwerp. Wij zijn geen onderwijsadviseurs, daarvoor moeten scholen bijvoorbeeld bij de landelijke pedagogische centra zijn. SLO is een taakorganisatie van de overheid en wij werken voor 90 procent van onze tijd in opdracht van OCW. Maar dat werk doen we wél grotendeels samen met scholen en daardoor hebben we met veel scholen intensief contact.”MvdH: “Daarnaast kunnen scholen bij ons gezamenlijk aanvragen indienen die bij onze leerplankundige expertise passen, de zogeheten veldaanvragen. Vervolgens zijn er bepaalde thema’s waarop we altijd al actief zijn, zoals burgerschapsvorming. En tot slot houden we ons bezig met leerplankundige professionali-sering van docenten en teamleiders die hun beleids-plannen systematisch handen en voeten willen geven. Dat doen we graag!”

Monique van der Hoeven, sectormanager onderbouw-vo

Teks

t: Re

né Le

verin

k • F

otog

rafie

: Hum

an To

uch

1313

De Kloof Gedicht

Hoe maak je een visie waar?

LeerlijnVaak blijft vernieuwing steken bij een veelbelovend begin. Hoe voorkom je dat? Hoe veranker je de nieuwe aanpak in een volwaardig curriculum? Het aan elkaar knopen van stukjes ontwikkelwerk tot een leerlijn of samenhangend programma is lastig. Samen met zes pilotscholen bracht SLO daarom in kaart welke vragen scholen tegenkomen bij het realiseren van hun visie. SLO heeft vervolgens een methodiek ontwikkeld die bestaat uit verschillende fasen, waarin scholen hun ontwikkelingen - bijvoorbeeld het invullen van een leergebied of vakoverstijgende projecten - planmatig en integraal kunnen vormgeven. Daar heb je ook overzicht voor nodig: wat moeten we in de complete onderbouw gerealiseerd hebben aan kerndoelen, en leerinhouden, en hoe passen onze projecten en modules daarin? Mede-projectleider Frans Resink: “SLO is daarom bezig die overzichtskennis hanteerbaar te maken; per fase worden instrumenten ontwikkeld die scholen kunnen gebruiken om de juiste keuzes te maken én uit te voeren. Een voorbeeld hiervan is een instrument waarmee scholen zelf onderwijsmodules kunnen ontwikkelen. Via een format met gerichte vragen kunnen docenten hun ideeën stapsgewijs uitwerken in lesactiviteiten, inclusief beoordeling en toetsing. Een ander voorbeeld is een scan waarmee een school kan vaststellen hoe de stand van zaken is op het gebied van samenwerking, samenhang en teambuilding. Dat geeft antwoord op de vraag in hoeverre zij haar visie daadwerkelijk waar kan maken.”

DoorzettenOm de uitwerking van een onderwijsvisie in de lespraktijk méér dan een incident te laten zijn, zou jeook eens kritisch moeten kijken naar je ontwikkelambi-tie en de weerslag daarvan op de schoolorganisatie, aldus Resink. “Ga je je eigen ideeën omzetten in concreet onderwijs, dan kun je ervoor kiezen dat je gaat kopiëren, overnemen en aanpassen wat er al is. Kies je echter voor eigen ontwikkeling, dan komt het aan op hoogwaardige ontwikkelingskracht en doorzettingsver-mogen.Dat kun je niet van elke docent verwachten. Als trekker van een ontwikkelteam of als schoolleider moet je niet alleen kijken naar gangmakers, maar ook naar volhou-ders. Onze methodiek helpt docenten en teams bij het op gang houden van nieuwe ontwikkelingen.”

PraktijkEen van de De Kloof Gedicht-scholen is het Pius X College in Almelo. Jos Postma: “In ons nieuwe gebouw

hebben we een prachtig scienceplein. Daar willen we optimaal gebruik van maken. De sciencevakken zochten al naar samenwerking. Alleen de richting waarin en de wijze waarop het zou kunnen, waren nog niet helder.” Postma en zijn collega’s gebruiken de methodiek en instrumenten van SLO om het leergebied science verder te ontwikkelen. Daarnaast maken ze gebruik gemaakt van persoonlijke ondersteuning op docentniveau door een science-deskundige van SLO. Postma: “De terugkop-peling van die deskundige en gesprekken met andere scholen in het project bieden de mogelijkheid het instrumentarium verder te ontwikkelen naar eigen omstandigheden; misschien is het zelfs een blauwdruk om andere leergebieden te ontwikkelen. Ons science-plein wordt in elk geval optimaal gebruikt.”

Bruikbare bouwstenenDe Kloof Gedicht heeft een methodiek met ruim twintig bruikbare bouwstenen opgeleverd. Deze is te downloaden van www.slo.nl/bouwstenen) en de losse instrumenten zijn deels ook te vinden in het handboek Verder met de onderbouw van de Projectgroep Onder-bouw_VO. Ze komen ook uitgebreid aan bod tijdens de conferentie ‘De Onderbouw Onderweg’ op 26 novem-ber in De Jaarbeurs in Utrecht.

Scholen krijgen de ruimte om het ‘hoe’ zelf in te vullen, met de schoolvisie als leidend principe. Maar er gaapt nogal eens een kloof tussen schoolvisie en lespraktijk. SLO helpt scholen bij het dichten van die kloof. Belangrijk: zoek niet alleen gangmakers, maar vooral ook volhouders.

Meer informatie: Frans Resink, (053) 4840 253, [email protected]

Teks

t: Re

né Le

verin

k • F

otog

rafie

: Hum

an To

uch

Samen werken aan digitaal leermateriaalSamen werken aan digitaal leermateriaal’, dat is het doel van de Stichting DigilessenVO.nl. Op dit moment werken 27 VO-scholen uit heel Nederland samen aan het ontwikkelen en uitwisselen van digitale leermateri-

14 Kenniscentrum Leermiddelen

Leermiddelenmonitor 08/09Eind 2008 heeft SLO voor de tweede keer het gebruik van leermiddelen onder leraren binnen het primair en voort - gezet onderwijs onderzocht. Daarmee wil SLO inzicht geven in trends, behoeftes en ontwikkelingen rond leer- middelen. Aan de Leermiddelenmonitor 08/09 werkten maar liefst 1750 leraren mee. Dit najaar vindt voor de derde keer de landelijke leermiddelenmonitor plaats. Wij stellen uw medewerking zeer op prijs. Bij de monitor staan vragen centraal als: welke leermiddelen zetten leraren in, waarom, welke ondersteuning hebben ze daarbij nodig en hoe tevreden zijn leraren over hun leermiddelen?

Kijk voor meer informatie en het downloaden van de publicatie op www.slo.nl/leermiddelenmonitor

Vergelijken van leermiddelen Met het leermiddelenplein wil SLO leraren ondersteu-nen in het kiezen van passende leermiddelen. Er zijn daarom niet alleen basisgegevens van de methoden en andere leermiddelen te vinden, maar ook onafhanke-lijke beschrijvingen, ervaringen van leraren, leermidde-lenanalyses en informatie over kosten. Nieuw op het leermiddelenplein is de mogelijkheid om leermiddelen op een eenvoudige manier te vergelijken. De gebruiker kan leermiddelen selecteren en dan in een tabel vergelijken. Daarbij kan de tabel heel eenvoudig aangepast worden en de informatie ook via een Excel document bewaard worden.

Zie www.leermiddelenplein.nl

Referentieniveaus in taal- en rekenmethodes De Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen heeft vier referentieniveaus voor taal en rekenen beschreven, niveau 1F tot en met niveau 4F. Het doel van deze niveaus is om de taal- en rekenvaardigheid van leerlingen op een hoger plan te brengen. SLO heeft onderzoek gedaan naar de manier waarop de referentie-niveaus in actuele taal- en rekenmethodes aan bod komt. In april 2009 is het rapport met de belangrijkste bevindin-gen gepubliceerd. In de rapportage vindt u een inventari-satie van actuele taal- en reken-methodes, zowel uit het primair- en voortgezet onderwijs als uit het middelbaar

Vinden wat u zoekt met leermiddelenlabelsOm het zoeken en vinden van leermiddelen te verge-makkelijken is in Nederland de open standaard Content Zoekprofiel (CZP) ontwikkeld. Deze standaard beschrijft welke labels aan leermiddelen gekoppeld kunnen worden. Denk aan aanduidingen voor niveau, vak, thema, kosten en aan het auteursrecht van leermiddelen. In opdracht van Kennisnet en in samenwerking met verschillende organisaties in het veld heeft SLO het Content Zoek-profiel aangevuld met negen ‘standaard’-lijsten met labels (vocabulaires genoemd) die voor het labelen (‘metadateren’) van leermiddelen voor het voortgezet onderwijs gebruikt kunnen worden. In een later stadium zal dat ook voor het primair en het beroeps-onderwijs gebeuren. U kunt alle goedgekeurde vocabulaires opvragen via de vocabulairebank op www.edustandaard.nl, de centrale plek met informatie over alle Nederlandse onderwijstechnologische afspraken.

Meer achtergrondinformatie over de vocabulaires is te vinden op http://vocabulaires.slo.nl.

Kenniscentrum Leermiddelen (KCL) heeft als doel overzicht te bieden in het aanbod en kennis te vergaren over de ontwikkeling, de invoering en het gebruik van leermiddelen. Op deze plaats voorziet het KCL u van informatie over recente ontwikkelingen. Voor de meest actuele informatie kunt u terecht op www.slo.nl of www.leermiddelenplein.nl.

beroepsonderwijs. Bij ieder taal- en rekendomein treft u de titels van bijbehorende leerstofparagrafen uit de methode aan. Zo kunt u snel zien op welke plaats een methode aandacht besteedt aan de referentieniveaus. Ook krijgt u een indruk van de hoeveelheid aandacht in pagina’s die een methode over de leerjaren heen aan een bepaald leerstofonderwerp besteedt. De inventarisatie is in ontwik-keling. Nieuwe methodes worden nog toegevoegd.

Kijk voor meer informatie op www.slo.nl/kcl onder ‘Onderzoeken’

alen. Zij maken gebruik van de online auteursomgeving van DigilessenVO.nl. Het programma bestaat uit een ‘lessenbouwer’ en een afzonderlijke ‘toetsenbouwer’. De gemaakte lessen en toetsen worden opgeslagen in een professionele database en van daaruit geëxpor-teerd om te gebruiken in elke willekeurige ELO. Alle materialen worden gemetadateerd (voorzien van kenmerken) volgens het Content Zoekprofiel, een Nederlandse standaard voor metadata van leermiddelen. SLO ontwikkelt voor de Stichting DigilessenVO.nl inhoudelijke metadata ofwel leermiddelenlabels voor het leergebied mens en maatschappij in de onderbouw. Deze leermiddelenlabels zeggen iets over:• het kerndoel waar het (deel van het) leermiddel bij

hoort;• het thema waar het (deel van het) leermiddel bij hoort;• het leerdoel dat met het (deel van het) leermiddel

bereikt kan worden;• de begrippen die in het (deel van het) leermiddel

uitgelegd worden.

Meer informatie vindt u op www.digilessenvo.nl

15> kijk ook op leermiddelenplein.nl

Deel uw ervaringenSinds het begin van dit jaar worden de leermiddelenbe-schrijvingen gemaakt door leraren die zelf praktijkerva-ring met het betreffende leermiddel hebben. Zij beschrijven de leermiddelen aan de hand van een aantal vaste criteria als ‘opbouw’, ‘didactische uitgangs-punten’ en ‘differentiatiemogelijkheden’. Naast de beschrijvingen treft u ook gebruikerservaringen aan. De criteria die bij ‘Beschrijving’ worden gebruikt, vindt u ook in ‘Ervaring’ terug. Zo kunt u lezen of een leermid-del in de praktijk biedt wat het in potentie in zich lijkt te hebben. Op www.leermiddelenplein.nl kunt u lezen welke leermiddelen dit jaar nog voor primair en voortgezet onderwijs worden beschreven.

Spreekt deze werkwijze u aan? Dan kunt u zelf ook een beschrijving of ervaring maken. Neem daarvoor contact met ons op via [email protected].

Screening methoden biologie en verzorging op gezonde en actieve leefstijlRecent verschenen methoden en lespakketten voor biologie, verzorging, mens en natuur in de onderbouw van het voortgezet onderwijs zijn gescreend op het thema gezonde en actieve leefstijl.Daarbij is gebruik gemaakt van een themalijst met onderwerpen en begrippen die betrekking hebben op voeding en beweging. Bij voeding is onder andere gezocht naar leerstof over: voeding en voedingsmidde-len, (on)gezonde voeding, functie van voeding, etikettering etc. En voor beweging is onder andere gezocht naar leerstof over: voldoende bewegen, dagelijks bewegen, sport en bewegen, de beleving van bewegen. Elk van deze onderwerpen is ten behoeve van de screening weer onderverdeeld in een aantal begrippen, waarnaar in de leerstof gezocht is. De gescreende methoden zijn:• Bekijk het! - Biologie/ verzorging (2006)

NijghVersluys • Biologie voor jou (onderbouw vmbo en havo/vwo

- 6e editie 2008-2009) - Malmberg

• Wijs! -methode verzorging voor de basisvorming (2003-3004) - ThiemeMeulenhoff

• Verzorging voor jou (3e editie 2003-2004)- Malmberg

• Kontakt, verzorging voor de onderbouw (3e editie 2006) - Noordhoff uitgevers

• Explora Biologie/ verzorging (2006) Noordhoff uitgevers

• Vita- (mens en natuur) (2006-2008) Malmberg.

Daarnaast zijn onderstaande lespakketten gescreend:• Het Voedingscentrum: De gezonde schoolkantine • Teleac/NOT (Schooltv): Over-gewicht • Het Voedingscentrum: Weet wat je eet • NISB: Dubbel30• Albert Sickler: Bewegen en Sport, onderbouw vmbo/

havo/vwo

De resultaten van de screening zijn te downloaden van www.slo.nl/kcl onder ‘Onderzoeken’.

Gebruikskosten methoden VO op rijOp http://prijzenmethodenvo.slo.nl kunt u snel zien welke methoden voor voortgezet onderwijs er leverbaar zijn en wat de jaarlijkse gebruikskosten per leerling zijn. Het is een hulpmiddel voor scholen die ook het kostenaspect bij de keuze van methoden willen laten meewegen.

RekenmodelBij de berekening van de gebruikskosten wordt gebruik gemaakt van een rekenmodel waarin diverse variabelen zijn meegenomen. Zo is bijvoorbeeld de verhouding tussen gebruiksmateriaal (dat jaarlijks opnieuw aangeschaft moet worden) en verbruiksmateriaal (dat enkele jaren meegaat) van invloed op de hoogte van de gebruikskosten. Ook zijn de gebruikskosten afhankelijk van de afschrijvingstermijn, die door de schoolleider zelf kan worden ingesteld. De gebruikskostenoverzich-ten op de website zijn grotendeels door de uitgevers op juistheid, actualiteit en volledigheid gecontroleerd.

BoekenlijstEen handige hulpmiddel op de website is bovendien de ‘boekenlijst’-functionaliteit; een rekenhulpmiddel waarmee snel kan worden bepaald welke gebruikskos-ten gepaard gaan met de aanschaf van een bepaalde boekenlijst. Schoolleiders kunnen zelf een boekenlijst voor een bepaalde doelgroep (bijvoorbeeld havo 4-5) samenstellen door voor elk vak een methode te selecteren. De module berekent de gebruikskosten voor de boekenlijst als geheel. Zo wordt snel duidelijk of het bedrag van € 316,- per leerling per jaar toereikend is. Ook kan de zelfgemaakte boekenlijst worden vergele-ken met de duurst en goedkoopst denkbare boekenlijst.

Aanvulling op www.leermiddelenplein.nlHoewel de gebruikskostenberekeningen zijn gebaseerd

op de catalogusprijzen -waardoor ze licht kunnen afwijken van de prijzen die schoolboekleveranciers hanteren - biedt de website de mogelijkheid om methoden ook op het aspect gebruikskosten met elkaar te vergelijken. Daarmee is de site een goede aanvulling op www.leermiddelenplein.nl, waarop inhoudelijke informatie over de methoden en gebruikerservaringen beschikbaar zijn gesteld.

Zie prijzenmethodenvo.slo.nl

De economische kijkSinds de invoering van de Mammoetwet in 1968 is het programma voor het economieonderwijs in hoofdlijnen niet veranderd. Terwijl ‘de economische wetenschap’ bepaald niet stil is blijven staan. Onder aanvoering van twee commissies Teulings is een nieuw economieprogramma tot stand gekomen, dat ingevoerd zal worden in 2010 (havo) en 2011 (vwo). Hoe dat programma in de klas gestalte kan krijgen, wordt momenteel onderzocht door middel van een SLO-pilot.

Teks

t: Re

né Le

verin

k • F

otog

rafie

: Joo

st G

rol

1717

In opdracht van het ministerie heeft SLO een pilot georganiseerd om antwoord te krijgen op de vraag of het nieuwe economieprogramma voor havo en vwo, ontwikkeld door de Commissie Teulings, ‘haalbaar, werkbaar en toetsbaar’ is. Aan de pilot nemen twintig havo- en vwo-scholen deel. Projectleider Eric Welp: “Voor je zo’n totaal nieuw programma landelijk gaat invoeren, moet je eerst zeker weten of het werkt in de klas. Daarom wordt het nu op deze twintig scholen in de praktijk uitgeprobeerd. Het project duurt drie jaar. Op basis van de bevindingen zal het ministerie van OCW het definitieve examenprogramma vaststellen. Het nieuwe programma zal op het havo worden ingevoerd in het schooljaar 2010-2011 en een jaar later op het vwo. Op deze manier hebben scholen, secties en docenten voldoende tijd om het nieuwe programma vorm te geven.”

Sociale wetenschapWat is er nieuw aan het nieuwe economieprogramma? Welp: “Vooral dat het vak nu meer verankerd is in de maatschappij. Economie is een ‘sociale wetenschap pur sang’ geworden, zoals de Commissie Teulings het zo mooi omschrijft in de inleiding van het nieuwe examenprogramma. Leerlingen moeten, meer dan vroeger, in praktische situaties hun kennis gebruiken. Natuurlijk blijft kennis belangrijk, maar het gaat er tevens om wat leerlingen met deze kennis kunnen. Niet alleen dingen uit je hoofd leren, maar er daad-werkelijk mee aan de slag gaan. Het doel is, en ik citeer opnieuw de publicatie van de Commissie Teulings, dat leerlingen een economische kijk aanleren, dat ze leren hoe ze economische concepten in steeds nieuwe contexten kunnen toepassen. En ook dat een veelheid aan praktische verschijnselen kan worden begrepen met een beperkt aantal economische concepten.”

MateriaalIn dit stadium van het vernieuwingsproces is er nog geen kant en klaar lesmateriaal van educatieve uitgevers voorhanden, omdat ze niet deel wilden nemen aan dit project. Daarom is het schrijven daarvan een noodzakelijk onderdeel van het pilotproject. Welp: “We zijn toen zelf aan de slag gegaan met een schrijfteam voor havo en een voor vwo. De docenten in die teams werken bijna allemaal op de pilotscholen. Het materiaal dat zij ontwikkelen op basis van het nieuwe programma, wordt in de klas toegepast. Docenten kunnen gebruik maken van dit materiaal, dit aanpassen of andere materialen inzetten. Maandelijks komen de

docenten van de pilotscholen bij elkaar om hun ervaringen uit te wisselen en samen met ons het verdere verloop van de pilot te bespreken.”

ConceptenKern van het ontwerp voor het nieuwe economie-programma is de gedachte dat het in de economie eigenlijk om een beperkt aantal concepten gaat, die in wisselende contexten steeds opnieuw hun waarde bewijzen: schaarste (behoeften zijn ongelimiteerd, middelen zijn beperkt, er moeten dus keuzes gemaakt worden), ruil (bijvoorbeeld van arbeid en goederen en geld), ruilen over de tijd (bijvoorbeeld sparen voor een pensioen), samenwerken en onderhandelen (belangen kunnen botsen!), risico en informatie (om bij het maken van keuzes grip te krijgen op onzekerheid is informatie nodig), welvaart en groei (waarom is het ene land zo rijk en het andere zo arm?) en ‘goede tijden, slechte tijden’ (schommelingen in economische activiteit). ‘Het nieuwe programma is erop gericht dat leerlingen de analogie tussen uiteenlopende situaties gaan inzien, bijvoorbeeld dat er vraag en aanbod is op de automarkt, maar dat er ook binnen een huishouden vraag en aanbod is. Of dat een onderneming investeert in kapitaalgoederen om daar later geld mee te verdienen, net zoals een mens op jonge leeftijd door onderwijs te volgen investeert in kennis om daarmee later op de arbeidsmarkt emplooi te vinden. Economie heeft daarmee ook relevantie voor domeinen die daar vroeger niet snel toe gerekend zouden worden.’ (The Wealth of Education).

InvesteringEen van de bij de pilot betrokken scholen is de Jacobus Fruytier Scholengemeenschap in Apeldoorn. De deelnemende docenten zijn Jacobien van Willigen en Jan Dijkshoorn. Ze zijn erin gestapt omdat het nieuwe programma economie “er hoe dan ook aankomt”, zoals Van Willigen aangeeft. “Dit is een manier om er zeer intensief in te duiken. Het is een investering van enkele jaren, waarbij je echt door het programma heen kruipt. Daarbij is ook nog mogelijk enigszins mee te denken over hoe het programma er straks definitief uit gaat zien. Contact en samenwerking met andere scholen is bij de pilot inbegrepen en dus mooi meegenomen.”

“Natuurlijk blijft kennis belangrijk, maar leerlingen moeten ook wat met die kennis kunnen”

> slo programmalijn> vakvernieuwing

De programmalijn ‘vakvernieuwing’ heeft als doel om voor de verschillende vakken onder andere kerndoelen, examenprogramma’s en voorbeeld-materiaal te ontwikkelen.

p

< Jacobien van Willigen

Teks

t: Re

né Le

verin

k • F

otog

rafie

: Joo

st G

rol

1818

FaciliterendWat houdt voor de docenten en de school de medewer-king aan de pilot concreet in? Dijkshoorn: “In de eerste plaats aan de hand van het pilotmateriaal lesgeven en experimenten uitvoeren in de klas. Verder het bijwonen van regionale en landelijke bijeenkomsten met andere pilotscholen, nascholing volgen en vanuit onze expertise bijdragen leveren aan het werk van CEVO en Cito. SLO speelt in dit alles een faciliterende rol. In het begin vooral coachend, nu meer op afstand, maar wel als aanspreekpunt.

Meer samenhangHoe verhoudt het nieuwe programma zich tot het oude? Van Willigen: “Jan geeft al jaren les op het havo, ik op het vwo. We zijn dus zeer vertrouwd met het oude programma. Dat was redelijk gevuld en je had je tijd hard nodig. Daarbij kon het op een aantal punten wel actualisering gebruiken en de samenhang was voor de leerling zeker niet altijd zichtbaar. Dat bracht je dat dan als docent zoveel mogelijk zelf aan. Een van de belangrijkste vernieuwingen aan het nieuwe programma is volgens ons de context-concept aanpak, waarin vanuit acht concepten de economische werkelijkheid benaderd wordt. Hierdoor ontstaat er meer samenhang in de stof. Didactische gezien zijn ook learning by doing en de klaslokaalexperimenten interessante vernieuwingen.”

Economische brilWat verwachten de docenten van de veranderingen? Dijkshoorn: “We hopen dat de leerlingen de economi-sche werkelijkheid ook als hun werkelijkheid gaan ervaren en dat ze in staat zullen zijn om door de economische bril economische verschijnselen daad-werkelijk te analyseren en te verklaren. En verder dat ze als economisch geschoolde burgers hun beslissingen kunnen nemen. Ten slotte streven we naar een grotere betrokkenheid van de leerlingen.”

Meer begripWat zijn de belangrijkste bevindingen bij het in de praktijk uitproberen van het nieuwe programma in de

praktijk? Van Willigen: “Onze ervaring is dat leerlingen relevantie en achtergronden beter snappen. Je past geen trucjes toe, maar het concept is relevant in verschillende contexten. Leerlingen krijgen meer begrip van onderwerpen als speltheorie, marktfalen en opofferingskosten. Bij andere onderwerpen is het materiaal soms nog te versnipperd en onaf. Heeft ook te maken met het experimentele karakter van het materiaal en de pilot zelf. Een ander punt is dat het pilotmateriaal niet de volledige stof afdekt. Daarom voeg ik op het vwo lesbrieven van de Landelijke Werkgroep Economie Onderwijs (LWEO) toe, omdat anders het theoretisch begrippenkader tekortschiet. Verder ontstaat er grotere tijdsdruk doordat je zelf te weinig overzicht hebt over het hele programma en de tijdsbesteding aan verschillende onderwerpen. Het lesgeven kost meer tijd, onder andere door experimenten en anderssoortige opdrachten. Verder zijn de toetsen buitengewoon lastig corrigeerbaar.”Wat vinden de leerlingen ervan? Dijkshoorn: “Vooral de havo-leerlingen hebben de neiging de stof te onderschatten. Het lijkt makkelijk, maar is toch moeilijk. De resultaten vallen op het havo dan ook tegen. Vwo-leerlingen geven aan dat ze de stof beter begrijpen. Leerlingen - en wij ook trouwens - klagen over de gefragmenteerdheid van de stof. Het losbladige modulesysteeem is een ramp. Zeker als je zelf lesbrieven toevoegt.”

Wat en hoeIn de pilot hebben de schrijfteams inderdaad gekozen voor een meer praktijkgerichte benadering met oog voor de inhoud en de betekenis die hieraan kan worden ontleend. De wisselwerking tussen context en concept, docent en leerling is van belang. De opdrachten in het pilotmateriaal zijn gericht om leerlingen actief aan het denken te zetten. Welp: “Dat is een lastige excercitie en vraagt veel van alle betrokken partijen. Uit de eerste evaluaties blijkt deze aanpak toch heel aardig aan te slaan bij de leerlingen. Leerlingen zijn gemotiveerd en geïnteresseerd, maar ook kritisch en dat is prima. Wat dat betreft is deze pilot een interessant object voor wetenschappelijk onderzoek naar de concept-context aanpak. Maar onze werkwijze is natuurlijk geen blauwdruk voor de manier waarop straks in Nederland economie moet worden gegeven. Elke educatieve uitgever zal straks haar eigen interpretatie geven aan het nieuwe programma. In de publicatie van Teulings staat alleen het ‘wat’. Het ‘hoe’ wordt bepaald door de scholen.”

Jan Dijkshoorn

Teks

t: Tr

uus G

roen

eweg

en •

Foto

grafi

e: H

ans O

ostr

om

1919

beoogt zo’n competentiegericht traject stapsgewijze te ontwikkelen in nauwe samenwerking met scholen. Zoals de scholen die in het project Havisten Competent al ervaring hebben opgedaan in speciale programma’s en nu aan de slag willen binnen de vakken. Het project is in januari gestart. Beginpunt is leerjaar 3. In de eerste fase gaat het erom te bepalen welke factoren invloed hebben op de complexiteit van opdrachten. Samen-werken bijvoorbeeld. Dat is anders met één of twee bekende medeleerlingen dan in een groep van vijf of zes, waar ook iemand van een externe instelling bij aanwezig is. Of de werkwijze. Is die voorgeschreven of bepalen leerlingen zelf hoe ze het aanpakken?

Naast ontwerpeisen vraagt zo’n leerlijn ook situatie-schetsen waarin competenties als onderzoeken, samenwerken en reflecteren vanzelfsprekend verweven zijn. De Vries: “Overigens gaat het nooit alleen om vaardigheden en houding, kennis is daar onlosmakelijk mee verbonden. De behoefte aan vaklessen zal altijd blijven en het is een grote misvatting dat scholen die competentiegericht werken, niet meer genoeg aan de inhoud doen. Wij hebben opdrachten voor ogen waardoor leerlingen nieuwe kennis verwerven en hun kennis toepassen en verdiepen. Misschien wel beter en intensiever.”

Bijna veertig kraampjes veranderden op de finaledag de ronde, hoge hal van de Haagse Hogeschool in een markt. Daar prezen alle deelnemers aan de wedstrijd Profielmeesterstuk hun werk aan. De tien finalisten hielden hun presentaties in de indrukwekkende collegezaal. Hans de Vries (SLO) zag ‘veel power en motivatie’ bij de scholieren. “De havo-winnares wist bij haar voorstel voor herinrichting van een schoolplein knap rekening te houden met zowel de eisen van de gemeente als met het bijzondere onderwijsconcept van de basisschool. En de school gaat haar ontwerp ook echt gebruiken. De drie vwo-leerlingen hadden hun ideeën voor de ontzilting van zeewater al voorgelegd aan verschillende bedrijven. Alle drie willen ze een opleiding voor technisch ontwerper gaan doen.”

CreatiefDie link met een vervolgopleiding of met een echte opdrachtgever is precies wat een profielwerkstuk tot profielmeesterstuk maakt. Daarnaast is het werk natuurlijk van uitstekende kwaliteit en tonen leerlingen ermee aan dat ze kunnen plannen en samenwerken en andere competenties bezitten die belangrijk zijn voor succes in het hoger onderwijs. Elke school kan een havo- en een vwo-kandidaat afvaardigen naar de jaarlijkse wedstrijd. Een onafhankelijke jury onder leiding van professor Wynand Wijnen beoordeelt de inzendingen. Wijnen, een van de grondleggers van de tweede fase, introduceerde het probleemgestuurd leren als impuls voor zelfstandig en creatief toepassen van kennis. “Nieuwe kennis ontwikkelen en creatieve toepassingen bedenken voor wat al bestaat, is essenti-eel voor ons soort samenleving”, zegt De Vries. “Het is een opgave voor het onderwijs daaraan bij te dragen.” Met de verkiezing van de beste profielmeesterstukken wil SLO docenten en leerlingen stimuleren meer werk te maken van het profielwerkstuk. Maar daar blijft het niet bij.

ComplexiteitHet profielwerkstuk, nu een afsluiting van de school-carrière, zou ook de bekroning kunnen zijn van een leerlijn. Gestructureerd en helder van opbouw. Met opdrachten van toenemende complexiteit, waarin leerlingen laten zien dat ze kennis en vaardigheden in bepaalde situaties optimaal kunnen inzetten. SLO

Meesterstuk straks kroon op leerlijn competenties

Van werkstuk naar meesterstuk

Voorjaar 2009. Tweede editie van de wedstrijd Profielmeesterstuk. Met als winnende werkstukken: het ontwerp voor een nieuw schoolplein (havo) en een techniek voor het ontzilten van zeewater (vwo). Dat smaakt naar meer vinden SLO en scholen. Volgend schooljaar zetten ze daarom de eerste stappen naar een leerlijn.

19

Prof. Wijnand Wijnen reikte de prijzen uit

Voor meer informatie: www.profielmeesterstuk.slo.nl

Teks

t: Tr

uus G

roen

eweg

en •

Foto

grafi

e: H

ans O

ostr

om

2020

Inclusive education in the Netherlands Door: B. van Leeuwen, E. Schram, M. CordangIn deze Engelstalige publicatie wordt het onderwijs-systeem in Nederland beschreven; van primair onderwijs tot en met hoger beroepsonderwijs. Centraal staan de ontwikkelingen binnen het onderwijs rondom leerlingen met specifieke onderwijsbehoeftes en de brede thematiek van sociaal-culturele diversiteit.

Werken aan de doorlopende leerlijn rekenen/wiskunde van po naar voOp zoek naar scenario’s die leerlingen helpen drempels te overwinnen bij de overgang rekenen van po naar voDoor: P. van der Zwaart, K. Buijs, P. van Scherpenzeel, M. ten Voorde.Op welke zaken stuit je als je de overgang van rekenen naar wiskunde bij de overstap van po naar vo gaat onderzoeken? Binnen het openbaar onderwijs in Zutphen is onderzocht welke drempels leerlingen ondervinden bij deze overgang. Vervolgens is gewerkt aan scenario’s die leerlingen kunnen helpen om deze drempels te overwinnen. Deze publicatie beschrijft de activiteiten en de ervaringen die zijn opgedaan binnen dit project. Verder worden mogelijkheden en voorwaar-den beschreven om tot verdere ontwikkeling van scenario’s te komen.

Het schoolvak Nederlands opnieuw onderzochtEen inventarisatie van onderzoek van 1997 t/m 2007 Door: H. Bonset en M. BraaksmaHet schoolvak Nederlands opnieuw onderzocht is een praktijkgerichte rapportage waarin het onderzoek naar het vak Nederlands uit de afgelopen tien jaar wordt beschreven en waarin wordt nagegaan wat we nu wel en niet weten over het onderwijs in dat vak. Dit heeft kennis opgeleverd over effectieve aanpakken, over de manier waarop leerlingen het vak waarnemen en over beoordelingsinstrumenten voor het vak. De publicatie is een vervolg op en een actualisatie van Het Schoolvak Nederlands onderzocht (Hoogeveen & Bonset, 1998), waarin het onderzoek naar het vak Nederlands van 1969-1997 is beschreven.

Referentieniveaus in taal- en rekenmethodesEen inventarisatie van leerstof uit actuele taal- en rekenmethodes voor po, vo en mboDoor: T. Ekens en R. JagerIn deze publicatie kunt u snel zien op welke plaats de actuele taal- en rekenmethodes aandacht besteden aan de referentieniveaus. Zowel de methodes uit het primair en voortgezet onderwijs als uit het middelbaar beroepsonderwijs worden behandeld. Bij ieder taal- en rekendomein treft u de titels van bijbehorende leerstofparagrafen uit de methode aan. Ook krijgt u een indruk van de hoeveelheid aandacht die een methode over de leerjaren heen aan een bepaald leerstofonder-werp besteedt. De inventarisatie is in ontwikkeling. Nieuwe methodes worden toegevoegd en de publicatie wordt maandelijks geactualiseerd.

Leren voor duurzame ontwikkeling; een praktische leidraadDoor: J. Bron, M. Haandrikman, M. LangbergWel of geen aandacht voor duurzame ontwikkeling is een vraag die op school-, docent- en zelfs leerlingen-niveau relevant is. Deze publicatie neemt het keuzepro-ces op school- en docentniveau als uitgangspunt. Ook is er aandacht voor het vereenvoudigen van het concept duurzame ontwikkeling om zo de drempel om met dit thema te starten, weg te nemen. Deze publicatie is gebaseerd op Duurzame ontwikkeling is leren vooruitzien. Kernleerplan Leren voor Duurzame Ontwikkeling, SLO, 2007.

Leren omgaan met culturele diversiteitAandachtspunten voor een kansrijke aanpakDoor: A.Thijs, M. Langberg, I. Berlet Aan de hand van een verkenning in de literatuur en op scholen zijn aandachtspunten opgesteld voor de ontwikkeling van de schoolvisie en schoolcultuur, schoolbeleid en schoolorganisaties, onderwijsinhouden, en onderwijsactiviteiten. De publicatie bevat een handreiking met richtlijnen evenals enkele portretten van po- en vo-scholen met een beschrijving van hoe zij omgaan met culturele diversiteit in de schoolpraktijk.

Kunstvakken en ict: waarom zou je?Door: D. Ebbers, C. Nieuwmeijer, P. Marsman, A. Rass, B. Trimbos, S. van TuinenSamen met vier scholen heeft SLO gekeken naar de mogelijkheden om ict in te bedden in de kunstvakken. Dat heeft geresulteerd in de publicatie Kunstvakken en ICT met leerplankundige handreikingen, lesvoorbeelden, lijsten met (gratis) ‘easyware’ voor alle kunstvakken en een uitwerking van kritische succesfactoren en scholingsadviezen. De resultaten zijn vrij beschikbaar op de website www.slo.nl/kvict. Op deze site staat tevens een interactief curriculair spinnenweb met richtvragen die als basis kan dienen voor een samen-hangend leerplan ‘Kunstvakken en ICT’.

PublicatiesMet enige regelmaat verschijnen er publicaties die geschreven zijn door SLO-medewerkers of waaraan zij een aanzienlijke bijdrage hebben geleverd. Deze publicaties worden uitgegeven door SLO en zijn - tenzij anders vermeld - gratis te downloaden op www.slo.nl, of te bestellen tegen kostprijs via [email protected]. Onderstaand een overzicht van de meest recente publicaties:

Het schoolvak Nederlands opnieuw onderzocht

SLO • nationaal expertisecentrum leerplanontwikkelingSLO

Piet Heinstraat 127511 JE Enschede

Postbus 20417500 CA Enschede

T 053 484 08 40F 053 430 76 92E [email protected]

www.slo.nl

SLO is het nationaal expertisecentrum voor leerplan-ontwikkeling. Al 30 jaar geven wij inhoud aan leren en innovatie in de driehoek tussen overheid, wetenschap en onderwijspraktijk. Onze expertise bevindt zich op het terrein van doelen, inhouden en organisatie van leren. Zowel in Nederland als daarbuiten.

Door die jarenlange expertise weten wij wat er speelt en zijn wij als geen ander in staat trends, ontwikkelingen en maatschappelijke vraagstukken te duiden en in een breder onderwijskader te plaatsen. Dat doen we op een open, innovatieve en professionele wijze samen met beleidsmakers, scholen, universiteiten en vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven.

Studies in leerplanontwikkeling

Een inventarisatie van onderzoek van 1997 tot en met 2007

Het schoolvak N

ederlands opnieuw onderzocht

Helge Bonset en M

artine Braaksma

SLO

Piet Heinstraat 127511 JE Enschede

Postbus 20417500 CA Enschede

T 053 484 08 40F 053 430 76 92E [email protected]

www.slo.nl

Inclusive educationin the Netherlands

INCLU

SIVE EDU

CATION

IN TH

E NETH

ERLAND

S - Annette Thijs, Berthold van Leeuwen and M

arjan Zandbergen

SLO • Netherlands institute for curriculum development

2121

Curriculair leiderschapOver curriculaire samenhang, samenwerking en leiderschap in het onderwijsDoor: R. Abbenhuis, M. Klein Tank, V. van Lanschot, G. van Mossel, N. Nieveen, A. Oosterloo, H. Paus, I. RoozenDeze publicatie gaat over de dynamiek van curriculum-vernieuwing, de verdeling van de verantwoordelijkheid voor die vernieuwing binnen scholen van verschillende onderwijstypen en de consequenties ervan voor de ontwikkeling en uitvoering van het curriculum van de school.Het doel van deze publicatie is het ontwikkelen van een begrippenkader over curriculair leiderschap in scholen voor primair, voortgezet en beroepsonderwijs en het beschrijven van schoolpraktijken waarin curriculair leiderschap vorm krijgt.

De koppeling van centrale examens Nederlands aan referentieniveausDoor: T. Meestringa, H. Bonset en H. de VriesIn dit rapport doen de auteurs verslag van een onder-zoek naar de relatie tussen de examens leesvaardigheid Nederlands in het voortgezet onderwijs en het Europees Referentiekader. Hun bevindingen leveren een waardevolle bijdrage aan de wijze waarop de doorlo-pende leerlijnen taal geïmplementeerd kunnen worden.

Handreiking Actieve leefstijlDoor: G. van Mossel en M. RodenboogDeze publicatie beschrijft een aantal mogelijkheden en randvoorwaarden om een actieve leefstijl bij jongeren van 12 tot 15 jaar te bevorderen vanuit een multidiscipli-naire aanpak in de schoolsituatie. Duidelijk wordt dat scholen moeten inspelen op verschillende persoonlijke, sociale en fysieke omgevingsdeterminanten van zowel binnen als buiten de school. Het bevorderen van een actieve leefstijl zou niet alleen een taak voor het vak lichamelijke opvoeding moeten zijn. Andere mogelijk-heden zijn het inzetten van leerlingen, collega-docenten en ouders als ‘sportambassadeurs’, het aangaan van samenwerkingsverbanden met partners uit de nabije omgeving zoals sportverenigingen, commerciële sportaanbieders en de afdeling sport en welzijn van de gemeente.

Van A tot Z, modelling software voor Nieuwe ScheikundeDoor: H. Driessen en J. van MechelenDeze publicatie geeft een beschrijving van software die aansluit bij het examenprogramma Nieuwe Scheikunde. Ook bevat de publicatie didactische tips voor het gebruik van de software. De beschreven software varieert van websites met vakkennis en simulaties van de scheikundeproeven tot animaties van chemische processen en chemisch onderzoek.

Learning Chinese at schoolProposal for a curriculum Chinese language and culture for pre-university educationDoor: A. Beeker, J. Canton, D. FasoglioDeze Engelstalige uitgave is een vertaling van de publicatie Chinees op school, die eind vorig jaar bij SLO verschenen is. In deze publicatie wordt eerst de situatie verkend rondom het schoolvak Chinees in sommige Europese landen. Vervolgens komen alle aspecten aan de orde die relevant zijn voor de plaats van Chinees in het Nederlandse voortgezet onderwijs, zoals positie in het curriculum, studielasturen, haalbare eindniveaus en mogelijke aansluiting op de competentieniveaus van het Europees Referentiekader. Ook praktische aspecten van het vak worden aangestipt, zoals de invulling van het onderdeel cultuur, de aanpak in de les en de invoeringsproblematiek.Het leerplanvoorstel beoogt het Ministerie van OCW van alle nodige informatie te voorzien om een besluit te nemen over de invoering van Chinees als officieel examenvak, hopelijk al vanaf schooljaar 2009-2010.

Een enkeltje CoCoErvaringen van biologiedocenten op weg naar concept-contextonderwijsDoor: A. LegierseDeze publicatie is de weerslag van een project waarbij drie docenten biologie onder begeleiding van SLO aan de slag zijn gegaan met concept-contextonderwijs in de bovenbouw havo. De docenten volgden daarbij het biologieprogramma zoals dat vanaf 2007 geldt. Ze concentreerden zich op een module bij het thema ‘Bouw van de cellen’. Bij het uitvoeren van het project werden de auteurs geïnspireerd door het artikel ‘ombouwen van reguliere lessen tot concept-context lessen in 5 stappen’ van Fred Janssen, lerarenopleider aan de Universiteit Leiden.

POUWERed by ArtDoor: P. Marsman en S. van TuinenHoe formuleer ik mijn visie op kunst- en cultuureducatie (KCE) in het praktijkonderwijs? Hoe verhoudt die visie zich met de algemene visie van de school? En welke consequenties heeft dat voor het programma KCE? Met deze vragen dienden twee docenten van POUWER (Praktijkonderwijs Utrecht) een veldaanvraag in en samen met SLO gingen zij aan de slag om antwoorden te vinden. In de publicatie Praktijkonderwijs: POUWERed by Art vindt u een doorkijkje naar de school en het ontwikkel-traject dat is afgelegd. De school heeft een beleidsplan KCE geformuleerd dat inmiddels heeft geresulteerd in een aantal lessuggesties. Ook voor andere scholen zijn deze lessuggesties bruikbaar en eenvoudig aan te passen aan de eigen schoolpraktijk!

Praktijkonderwijs: POUWERed by Art

Lessuggesties voor kunst- en cultuureducatie in samenhang

SLO • nationaal expertisecentrum leerplanontwikkelingSLO

Piet Heinstraat 127511 JE Enschede

Postbus 20417500 CA Enschede

T 053 484 08 40F 053 430 76 92E [email protected]

www.slo.nl

SLO is het nationaal expertisecentrum voor leerplan-ontwikkeling. Al 30 jaar geven wij inhoud aan leren en innovatie in de driehoek tussen overheid, wetenschap en onderwijspraktijk. Onze expertise bevindt zich op het terrein van doelen, inhouden en organisatie van leren. Zowel in Nederland als daarbuiten.

Door die jarenlange expertise weten wij wat er speelt en zijn wij als geen ander in staat trends, ontwikkelingen en maatschappelijke vraagstukken te duiden en in een breder onderwijskader te plaatsen. Dat doen we op een open, innovatieve en professionele wijze samen met beleidsmakers, scholen, universiteiten en vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven.

Chinees op school

Voorstel voor een leerplan Chinese taal en cultuur voor het vwo

SLO • nationaal expertisecentrum leerplanontwikkelingSLO

Piet Heinstraat 127511 JE Enschede

Postbus 20417500 CA Enschede

T 053 484 08 40F 053 430 76 92E [email protected]

www.slo.nl

SLO is het nationaal expertisecentrum voor leerplan-ontwikkeling. Al 30 jaar geven wij inhoud aan leren en innovatie in de driehoek tussen overheid, wetenschap en onderwijspraktijk. Onze expertise bevindt zich op het terrein van doelen, inhouden en organisatie van leren. Zowel in Nederland als daarbuiten.

Door die jarenlange expertise weten wij wat er speelt en zijn wij als geen ander in staat trends, ontwikkelingen en maatschappelijke vraagstukken te duiden en in een breder onderwijskader te plaatsen. Dat doen we op een open, innovatieve en professionele wijze samen met beleidsmakers, scholen, universiteiten en vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven.

Xiàoyuán Zhongwén jiàoyù

Chinees op school

Project VM2

‘Samensmelting’ vo en mboIn VM2 wordt de bovenbouw van de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo samengevoegd met een opleiding mbo-niveau 2. Er ontstaat daardoor één nieuwe geïntegreerde beroepsopleiding. Leerlingen krijgen op één locatie les, met één pedagogisch-didactische aanpak, met eenzelfde team vmbo- en mbo-docenten. Dat vergroot de kans dat ze een startkwalificatie halen (diploma op minimaal mbo-niveau 2) en verkleint de kans op voortijdig schooluitval. Op 1 augustus 2008 startten 20 vmbo-scholen en mbo-instellingen met 1139 leerlingen met dit experiment. In augustus is de tweede lichting van start gegaan. Het experiment duurt tot 2013.

In deze nieuwe leergang volgen leerlingen maximaal vier jaar onderwijs. Scholen mogen er zelf vorm en inhoud aan geven. De overheid geeft slechts de kaders aan. Binnen het experiment is het vmbo-examen niet verplicht. Voorwaarde is wel dat er een terugvalgaran-tie moet zijn voor leerlingen die dreigen uit te vallen in het experiment. Als ze de leergang niet halen, moeten ze worden begeleid naar een traject dat leidt tot een vmbo- of een mbo-diploma.De projectleiding van VM2 berust bij Balk Consultancy, SLO levert inhoudelijke ondersteuning. Het project wordt gemonitord door een extern instituut, het Max Goote Kenniscentrum. Dat zal antwoord moeten geven op vragen als ‘werkt dit, komen scholen tot goede resultaten, voldoen we aan de wens om minder schooluitval te hebben en maken we de kinderen er gelukkiger mee?’

SpinnenwebJan van Rooijen en Marjolein Haandrikman zijn namens SLO nauw bij het experiment betrokken. De afspraak is: als scholen vragen hebben, leggen ze die neer bij de projectleiding en die beslist of SLO ingezet moet worden. Haandrikman vertelt om welke vragen het zoal gaat: “Een school die met de docenten begint aan een VM2-traject, wil graag dat wij helpen om overzicht te krijgen: wat komt erbij kijken als je een doorlopende leerlijn ontwikkelt en als je een goed leerplan gaat maken? We verzorgen dan een workshop waarbij de school met de verschillende dimensies van dat leerplan aan de slag gaat om daar invulling aan te geven. Wij helpen door te kijken naar de keuzemogelijkheden en aan te geven hoe je die vorm kunt geven. Ook als scholen een vraag hebben over thema’s als ‘examine-

ring op het mbo’ of ‘burgerschap in het mbo,’ dan hebben we daar hulpmiddelen voor waarmee scholen zelf kunnen bepalen wat bij hen past.” Daarbij speelt het spinnenweb van SLO een belangrijke rol. “Scholen willen echt horen hoe zij aan de hand van het curriculair spinnenweb een invulling kunnen geven aan hun nieuwe programma”, zegt Van Rooijen. “Dat is ook logisch, want dan heb je bijna alle elementen die in een leerplan voorkomen te pakken. Als je aan één draad trekt, beweegt het hele spinnenweb mee. Je kunt niet alleen naar leerinhoud kijken, niet alleen naar het pedagogisch model, niet alleen naar de methode. Het is altijd een combinatie van factoren. Wij hebben dat overzicht; en voor hen is het vaak heel plezierig om in ieder geval op die manier hun eigen maatwerk voor elkaar te krijgen.”

Eigen oplossingsrichtingKomen Van Rooijen en Haandrikman dan met een koffertje met SLO-producten de school in stappen? Van Rooijen verwijst dat idee van een vertegenwoordiger met een tas vol spullen meteen naar de prullenbak. “We denken vooral mee in de oplossingsrichting. Maar we verwijzen wel eens naar concrete SLO-producten. Dat kunnen sites zijn, bepaalde softwarepakketten, methodes, een publicatie over maatwerk, van alles.”

Voor meer informatie: Jan van Rooyen, [email protected], of Marjolein Haandrikman, [email protected]

2222

Teks

t: Tr

uus G

roen

eweg

en •

Foto

grafi

e: R

ogie

r Vel

dman

Teks

t: Ja

cq Z

inke

n • F

otog

rafie

: Han

s Oos

trom

2323

Het Europees Referentiekader moderne vreemde talen is ijkpunt voor nieuwe lesmethodes en toetsen. Tegelijkertijd is het een instrument waarmee taaldocenten hun onderwijs kunnen versterken. Judith Richters (CPS) en Daniela Fasoglio (SLO) leggen uit waarom.

> slo programmalijn> doorlopende leerlijnen

De programmalijn ‘doorlopende leerlijnen’ heeft als doel de continuïteit van de leerstof tussen opeenvolgende leerjaren en sectoren in het onderwijs te bevorderen.

p

Europese niveaus geven taaldocent houvast

Instrument voor taaldocent

Op vakantie in Frankrijk een brood kunnen kopen of de weg vragen? Met collega’s of vrienden kunnen discussiëren over ingewikkelde, abstracte onder-werpen? Wie een paar eenvoudige vragen kan stellen in een vreemde taal is in termen van het Europees Referentiekader (ERK) een A1-taalgebruiker; de zeer taalvaardige ‘near native speaker’ heeft een C2-niveau.

Gesprekken voerenDe Raad van Europa publiceerde het ERK om een internationale vergelijking van taalvaardigheid mogelijk te maken. Universiteiten en bedrijven kunnen met het kader makkelijker bepalen of hun buitenlandse werknemers of studenten de taal op het gewenste niveau beheersen. Het ERK onderscheidt drie typen taalgebruiker: A (beginnend), B (onafhankelijk) en C (vaardig). Elk niveau is onderverdeeld in twee subniveaus. Voor elke vaardigheid - van luisteren en gesprekken

voeren tot schrijven - zijn doelen beschreven en daaronder hangen de taalniveaus. Voor elk niveau zijn zogenaamde ‘can do-statements’ geformuleerd. Bij spreekvaardigheid B1 is dat bijvoorbeeld: ‘Ik kan met enig detail vertellen wat ik heb gedaan in het weekend, wat ik ervan vond en waarom’. Met de ERK-niveaus kan van kerndoelen tot eindtermen een lijn worden getrokken, die oploopt in moeilijkheidsgraad.

Daniela Fasoglio (projectleider ERK Masterplan bij SLO): “Het ERK is een fantastisch instrument dat laat zien wat een leerling moet kunnen en kan. Ook kun je landelijk veel beter vergelijken. Een 7 kan op twee scholen naar verschillende niveaus verwijzen, het zegt veel meer dat een leerling B2 heeft voor lezen en B1 voor spreken. Omdat het ERK internationaal gevalideerd en erkend is, heeft certificering bovendien een groter civiel effect. Bedrijven kunnen in plaats van ‘enige kennis van het Duits is een pre’ precies aangeven welk niveau van taalbeheersing voor de functie gewenst is.”

Teks

t: Tr

uus G

roen

eweg

en •

Foto

grafi

e: R

ogie

r Vel

dman

Teks

t: Ja

cq Z

inke

n • F

otog

rafie

: Han

s Oos

trom

2424

Geweldige presentatieHet kader nodigt ook uit om leerlingen zelf inzicht te geven. Door de can do-statements kunnen ze zelf inschatten wat ze al kunnen en waaraan ze moeten werken om beter te worden.Fasoglio: “Open praten over niveaus is een eyeopener voor leerlingen, dat ze snappen waar ze op beoordeeld worden.” Zelf zag ze een matig presterende leerlinge, die onverwacht een geweldige presentatie hield. “Ineens gebruikte ze zinsconstructies die ik in de les nog niet behandeld had. Ze wist dat die op een hoger niveau van haar verwacht werden en was ze zelf gaan leren.”

Bij de invoering van het ERK werkt een reeks organisa-ties (verenigd in het Masterplan ERK) aan alle aspecten tegelijk: leerplanontwikkelaars, toetsdeskundigen, nascholingsinstituten en educatieve uitgeverijen. Deze partijen stemmen regelmatig af over basisbegrip-pen en producten. Via een veldaanvraag hebben zich bij SLO veel scholen gemeld voor assistentie bij het uitwerken van leerplannen. SLO begeleidt bovendien het proces waarin scholen het ERK opnemen in het schoolplan en een stappenplan maken. CPS geeft voorlichting aan scholen over het ERK, begeleidt hen bij de implementatie van het ERK in hun onderwijs en ontwikkelt onder andere een handleiding voor de inzet van het docententaalportfolio als middel voor het verbeteren van het MVT-onderwijs.

Het ERK schrijft doelen en inhouden voor, maar niet de manier van lesgeven. Wel is het raadzaam dat docenten meer vanuit communicatieve contexten werken. Richters: “Taaltaken zijn een mooi middel. Bij een taaltaak werken leerlingen toe naar een product zoals een presentatie, brief of boekrecensie. Stel dat de school voor een internationale uitwisseling gasten ontvangt. Leerlingen kunnen dan een presentatie over de school verzorgen. Daar hebben ze een bepaalde woordenschat en grammatica voor nodig. Dat motiveert.”

CultuurshockHet ERK is ‘een krachtig instrument’ om op allerlei niveaus samenhang te brengen. In de taalontwikkeling van de leerling, in het eigen curriculum, tussen deelcurricula, maar ook tussen onder- en bouwbouw, tussen basisschool en voortgezet onderwijs en tussen vmbo en mbo of vo en wo. Fasoglio: “Leerlingen komen uit een traditie van woordenlijsten en grammaticaregeltjes. Ze leren woordjes voor een overhoring en vergeten die daarna meteen weer. Maar als ze woorden nodig hebben om iets voor elkaar te krijgen, de samenhang snappen, is dat goed voor de echte verwerving.” Richters: “Voor veel vmbo’ers is de overgang naar het mbo nu een cultuurshock. In vmbo zijn ze vooral bezig met leesvaardigheid en grammatica, terwijl in het mbo ineens alle nadruk ligt op spreekvaardigheid. In het mbo

“ERK geeft helder aan wat een leerling kan, terwijl een cijfer naar verschillende niveaus kan verwijzen”

Fouten maken magHet ERK kan het taalonderwijs versterken en de docent een nieuwe rol geven. Als docenten ermee gaan werken, blijkt het kader houvast te geven.Fasoglio: “De filosofie erachter is dat de taalspreker een sociaal wezen is. Je hebt taal nodig om doelen te bereiken in de maatschappij. Taal heeft alleen zin als het een communicatief doel heeft. Dat brengt een andere manier van denken met zich mee.” Judith Richters (managing consultant bij CPS): “Vanuit het ERK kijkt de docent naar wat leerlingen kunnen en niet naar wat ze niet kunnen. Wat een leerling goed doet, bepaalt zijn niveau. Je hanteert niet het rode potlood, rekent leerlingen niet af op hun fouten, maar beloont ze voor wat ze kunnen. Je gaat uit van wat er al is.”

Fasoglio: “Bij elk niveau staat beschreven welke soort fouten ze nog mogen maken. Fouten maken mag, omdat het gaat om de communicatie. Wel neemt de foutentolerantie af als het niveau hoger wordt. B2 staat voor een vrij uitgebreide beheersing van de grammatica en gebruik kunnen maken van complexe zinsvormen.” Richters: “Wat de ervaren docent wel aanvoelt en onbewust doet, kan hij met het kader beter plaatsen. Hij kan onafhankelijk van de methode bepalen hoe ver leerlingen zijn en wat ze nodig hebben om op het volgende niveau te komen.” Fasoglio: “De niveaubeschrijvingen voegen iets toe aan de goede dingen die veel leraren al doen.”

Daniela Fasoglio (SLO)

2525

Dat alle toetsen en examens zijn afgestemd op het ERK is toe-komstmuziek. “Uitgangspunt is dat met het ERK binnen Europa, binnen Nederland en zelfs binnen Cito een mooie lijn naar meer uniformiteit uitgezet kan worden. Maar zover zijn we nog niet”, zegt Dorine Smulders, projectleider Europees Referentiekader bij Cito. Oud en nieuw materiaal blijven voorlopig naast elkaar bestaan.

Cito ontwikkelt een serie toetsen voor lezen en luisteren, die recht geven op een certificaat. Daarnaast heeft Cito ook toetsen voor schrijven en spreken, die leerling en docent inzicht geven in het

niveau dat een leerling heeft bereikt. Schrijf- en spreektoetsen zijn beschikbaar van A1- tot B2-niveau. De makkelijkste opgaven zijn al geschikt voor brugklasleerlingen, aan het hoogste niveau heeft ook een vwo 6-leerling nog een behoorlijke kluif.

Op verzoek van de CEVO heeft Cito de niveaus van de centrale examens afgezet tegen het ERK. In de constructieopdrachten wordt daarnaar verwezen. “De samenhang met het ERK zal steeds verder verfijnd worden. Zo kunnen docenten zich de ERK niveaus meer eigen maken.”

Meer informatie: www.cito.nl (zoekterm ‘Europees referentiekader’)

Toetsen en examens

beginnen ze weer van voren af aan. Hetzelfde zie je gebeuren met leerlingen die op de basisschool al Engels hebben gehad. Wil je doorlopende leerlijnen creëren tussen de sectoren, dan is het dus heel praktisch om uit te gaan van het ERK.”

Status examensToen bij de vernieuwde tweede fase de eindtermen globaler werden geformuleerd, zijn ze gekoppeld aan de ERK-niveaus en gepubliceerd in de Handreikingen Schoolexamens van SLO. Dit jaar zijn de eerste centrale examens vmbo afgenomen, voor havo gebeurt dat volgend jaar en voor vwo in 2011. Intussen heeft Cito het ERK-niveau vastgesteld van de centrale examens leesvaardigheid van voorgaande jaren. Dat onderzoek (uitkomsten staan op de website van Cito, red.) bracht duidelijk aan het licht dat het examenniveau voor bijvoorbeeld Frans lager lag dan dat voor Engels. Hoewel het ERK inzicht geeft in die verschillen, zijn ze daarmee niet meteen de wereld uit (zie kader).

Fasoglio en Richters stellen dat nog een belangrijke schakel mist. Fasoglio: “Alle domeinen van het eindexamenprogram-ma moderne vreemde talen zouden zichtbaar gekop-peld moeten worden aan het ERK, zoals in Frankrijk waar voor elke vaardigheid een verplicht eindniveau is vastgesteld dat landelijk wordt getoetst. Nu vermeldt het officiële programma alleen dat de CEVO het niveau van het centraal examen vaststelt in termen van het ERK. Voor de vaardigheden die in het schoolexamen worden getoetst, zijn alleen in de handreikingen streefniveaus aangegeven. Wij willen dat de status helder wordt, zodat docenten weten waar ze aan toe zijn.”

“Wil je doorlopende leerlijnen creëren tussen de sectoren, dan is het praktisch uit te gaan van ERK”

Judith Richters (CPS)

Richters: “Zo lang de overheid het bereiken van een ERK-niveau niet verplicht stelt, blijft het onduidelijk voor scholen.”

Vanaf eind juni zijn informatie, materialen en instru-menten beschikbaar via de website www.erk.nl De site bevat specifieke informatie voor docenten, schoolleiders, leerlingen/studenten, ouders en het bedrijfsleven.

2626

Websites

www.nieuwescheikunde.nl

Website met informatie over het ontwikkelproject examenprogramma Nieuwe Scheikunde, gevoed door de samenwerking van ruim honderd scholen met de projectgroep en deskundigen van andere organisaties.

www.cultuurindespiegel.nl

Website over het vierjarig onderzoekproject waarbij de RUG en SLO een theoretisch kader en raamleerplan ontwikkelen voor cultuur-onderwijs, gericht op leerlingen van 4 tot 18 jr.

www.taalenrekenen.nl

Website van het project Inhaalslag Taal en Rekenen met informatie over wat leerlingen moeten kennen en kunnen (referentieniveaus).

www.leerlijnwijzer.nl

Op deze site kunt u onderzoeken hoe uw school het doet op het gebied van doorlopende leerlijnen, zowel de verticale als de horizontale lijn.

www.betanova.nl

Digitaal trefpunt voor vernieuwd bètaonderwijs met informatie over de vakvernieuwingen van de exacte vakken in de tweede fase en voor alle deelnemende vakken de concept-examenprogramma’s, syllabi, handreikingen, verslagen over de gang van zaken in de klas en een overzicht van de diverse onderzoeken die met de vakvernieuwingen gepaard gaan.

www.erk.nl

Website met informatie over het Europees Referentiekader Talen.

tientijdvakken.slo.nl

(Gratis) digitaal instrument waarmee een eigen invulling kan worden gegeven aan de canon en aan de tien tijdvakken, op school- of op klassenniveau.

starterskitspaans.slo.nl

Website met informatie over eindexamenprogramma, internationale examens, streefniveaus volgens het Europees Referentiekader en praktische suggesties om efficiënt met het ERK te kunnen werken.

profielmeesterstuk.slo.nl

Website over jaarlijkse wedstrijd Profielmeesterstuk; profielwerkstukken met iets extra’s.

danstijd.slo.nl

Website over dans met dansgeschiedenis, opdrachten, fragmenten en een dansapedia.

economie.slo.nl

Website over de pilot rondom het nieuwe economie-programma. Achtergrondinformatie, ontwikkelingen, lesmateriaal en experimenten voor in de klas.

2727

1 en 2 oktober 2009De Onthulling; samen zicht op vaktaalleren

Taal speelt een cruciale rol bij het leren. Daarover bestaat weinig verschil van mening. Maar welke rol speelt taal precies? En hoe onderwijs je de taal van het vak? Op donderdag 1 en vrijdag 2 oktober vindt op Slot Zeist de 10e landelijke werkconferentie vanhet Platform Taalgericht Vakonderwijs plaats. Tijdens plenaire lezingen, presentaties uit het veld en verdiepende workshops ontwikkelen de deelnemers gezamenlijke inzichten en koppelen zij die aan eigen ervaringen en kennis. Met als doel een versterkte visie op de rol van taal in het onderwijs. Een visie waar de deelnemers en het Platform de komende jaren mee vooruit kunnen.

Plaats: Slot ZeistTijd: do. 13.00 - 17.00 uur vr. 9.30 - 16.30 uur

Kijk voor meer informatie op www.slo.nl/voortgezet/vmbo/agenda.

Agenda

1 oktober 2009Leermiddelen op drift

Maakt u als leraar regelmatig zelf lesmateriaal en gebruiken collega’s uw producten? De Vereniging van Educatieve Auteurs (VvEA) organiseert in samenwer-king met hogeschool Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT) en SLO op donderdag 1 oktober een landelijke conferentie over actuele ontwikkelingen in de wereld van leermiddelen voor leraar-auteurs en andere belanghebbenden.

Plaats: Fontys-Mollergebouw, TilburgTijd: Van 10.00 tot 16.30 uurKosten: e 120,-

Meer informatie en een aanmeldformulier vindt u op www.educatieveauteurs.nl.

11 novemberConferentie Burgerschap In Beeld

Op 11 november vindt de derde landelijke conferentie over burgerschapsvorming plaats. Tijdens de conferen-tie met als thema ‘Burgerschap In Beeld’ staan het wat en hoe centraal. Wat is de kern van actief burgerschap en sociale integratie? Wat doen scholen en instellingen aan democratie, mensenrechten en actieve participa-tie? Welke inspirerende voorbeelden zijn er? Omdat de

praktijk voorop staat, krijgen docenten en leerlingen een prominente rol op 11 november. Naar verwachting zal de Minister van OCW op de conferentie een inleiding verzorgen.

Plaats: Hofstad Heldring College (locatie vmbo), Den Haag

Tijd: 12.00 tot 18.00 uur

Meer informatie: secretariaat Maatschappelijke Thema’s, 053-4840 666 of [email protected]

26 november 2009 Conferentie De onderbouw onderweg

De schoolorganisatie op orde. Beleidskaders uitgestip-peld. Dan telt nu de inhoud. En de docent die samen met zijn teamleider het onderwijs vormgeeft. Vaak blijft vernieuwing steken bij een veelbelovend begin. Hoe voorkom je dat? Hoe veranker je de nieuwe aanpak in een volwaardig curriculum? Tijdens deze conferentie gaat u aan de hand van één thema de diepte in. U krijgt een inleiding op het thema, scholen delen hun ervaringen met u en daarna gaat u zelf aan de slag. Na afloop heeft u een concreet en tastbaar begin in handen waarmee u op school verder aan de slag kunt. En een pakket handige en praktische hulpmiddelen daarvoor. U kunt zich inschrijven op de volgende thema’s: Gedifferentieerd curriculum in 3h/v, Project-onderwijs, Talentontwikkeling, Herontwerpinstrument 3h/v, Mediawijsheid en Van visie naar praktijk, een integrale ontwikkelingsstrategie.

Plaats: Jaarbeurs UtrechtTijd: van 13.15 uur tot 18.00 uur

Kijk voor meer informatie op http://www.slo.nl/voortgezet/onderbouw/agenda.

Kijk voor meer informatie

op www.slo.nl

Donderdagmiddag 26 november 2009Congrescentrum Jaarbeurs Utrecht

De onderbouw onderwegSLO-conferentie voor onderbouw voortgezet onderwijs

De schoolorganisatie op orde. Beleidskaders uitgestippeld. Dan telt nu de inhoud. En de docent die samen met zijn teamleider het onderwijs vormgeeft. Vaak blijft vernieuwing steken bij een veelbelovend begin. Hoe voorkom je dat? Hoe veranker je de nieuwe aanpak in een volwaardig curriculum? Tijdens deze conferentie begeleiden we schoolteams aan de hand van een vooraf gekozen thema naar een volgend station. Van daaruit kunt u met de praktische instrumenten die wij u meegeven, de reis met uw team zelfstandig vervolgen.