SITUERING VAN DE VLAAMSE TOERISTISCHE SECTOR OP … · De intermediaire leveringen en de primaire...

18
SITUERING VAN DE VLAAMSE TOERISTISCHE SECTOR OP BASIS VAN DE INTERREGIONALE INPUT-OUTPUTTABEL 2010 Dirk Festraets, Thierry Vergeynst en Karolien Weekers Studiedienst Vlaamse Regering Leden Stuurgroep en Begeleidingscomité: Jan Van Praet, Hans Hemelaer en Steven Valcke, Toerisme Vlaanderen Jan Korthoudt, Departement Internationaal Vlaanderen Josée Lemaitre, Pieter De Maesschalck, Thierry Vergeynst en Karolien Weekers Studiedienst Vlaamse Regering

Transcript of SITUERING VAN DE VLAAMSE TOERISTISCHE SECTOR OP … · De intermediaire leveringen en de primaire...

SITUERING VAN DE VLAAMSE TOERISTISCHE SECTOR

OP BASIS VAN DE INTERREGIONALE

INPUT-OUTPUTTABEL 2010

Dirk Festraets, Thierry Vergeynst en Karolien Weekers Studiedienst Vlaamse Regering

Leden Stuurgroep en Begeleidingscomité:

Jan Van Praet, Hans Hemelaer en Steven Valcke, Toerisme Vlaanderen

Jan Korthoudt, Departement Internationaal Vlaanderen Josée Lemaitre, Pieter De Maesschalck, Thierry Vergeynst en Karolien Weekers

Studiedienst Vlaamse Regering

Festraets, Vergeynst en Weekers – Situering Vlaamse toeristische sector obv RIOT 2010 1

INLEIDING In 2014 sloot het Federaal Planbureau (FPB) een overeenkomst met de statistiekinstellingen van de drie gewesten om een interregionale input-outputtabel (RIOT) voor het jaar 2010 op te stellen. De concrete werkzaamheden gebeurden door het FPB; de gewesten waren co-financiers en werkten ook mee aan de samenstelling van sommig bronnenmateriaal. Het FPB is in het kader van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) verantwoordelijk voor de aanmaak van de vijfjaarlijkse nationale input-outputtabellen. Deze instelling kan dus op heel wat expertise en ervaring rekenen. Al in het verleden waren er regionale uitwerkingen van een input-outputtabel (voor 2003 en 2007). De RIOT voor 2010 omvat belangrijke verbeteringen, waarvan de voornaamste zijn:

• Gebruik van het BTW Leveranciersbestand om de handelsstromen tussen de gewesten in kaart te brengen.

• Gebruik van de output van de Werkgroep Statistiek bij de Nationale Bank van België (NBB). Uit dit project – met actieve deelname van de gewesten – kwam nuttige info met betrekking tot de buitenlandse handel van goederen en ook diensten coherent met de nationale rekeningen en de regionale consumptie.

Al bij al kan gesteld worden dat de kwaliteit van de RIOT 2010 duidelijk verbeterd is door het gebruik van deze nieuwe bronnen en de eerder opgedane ervaring. De RIOT biedt vele mogelijkheden voor analyse van de structuur van de Vlaamse economie, de relaties met de andere gewesten en simulaties (zoals het effect van een verhoging van de consumptie, de investeringen,…). Ook voor de toeristische sector is de RIOT een interessant instrument. Een economische analyse van de toeristische sector is immers niet zo eenvoudig. In de eerste plaats is de toeristische sector geen eenvoudig afgebakende of duidelijk zichtbare economische sector, maar eerder een amalgaam van (delen van) verschillende bedrijfstaken. Daarnaast zijn er weinig instrumenten voorhanden om de economische betekenis van het toerisme in kaart te brengen. Er is de Satellietrekening Toerisme, die voor Vlaanderen sinds 2008 tweejaarlijks wordt opgesteld, maar deze geeft geen informatie over de doorwerking van toerisme in andere bedrijfstakken en andere gewesten. Ook simulaties van de evolutie in consumptie en investeringen in de sector kunnen veel accurater in kaart gebracht worden op basis van de RIOT. Vandaar dat we de RIOT in dit rapport willen gebruiken om de directe en indirecte effecten van de toeristische sector in beeld te brengen. In wat volgt zal eerst enige duiding gegeven worden bij de RIOT 2010. Daarna worden de toeristische bedrijfstakken afgelijnd. Daarop zullen in de volgende punten immers de analyses gebeuren. Eerst is er een overzicht van de inputstructuur, of wat nodig is om een product of dient te maken. Het daaropvolgende punt geeft het belang weer van de toeristische sectoren voor de economie volgens de bruto toegevoegde waarde en volgens de werkgelegenheid. Ten slotte wordt de impact op het vlak van bruto toegevoegde waarde en werkgelegenheid van een verhoging van de Belgische gezinsconsumptie en van de Vlaamse investeringen in toerisme gesimuleerd.

Festraets, Vergeynst en Weekers – Situering Vlaamse toeristische sector obv RIOT 2010 2

1. ENIGE VERDERE DUIDING BIJ DE RIOT 2010 Een input-outputtabel (IOT) beschrijft de stroom van goederen en diensten tussen alle bedrijfstakken en de finale vraag (consumptie, investeringen, export) in een economie. Dit gebeurt voor een gegeven tijdsperiode, doorgaans een jaar (Eurostat, 2008, 479). Elke IOT is in 4 kwadranten opgesteld (figuur 1). Het eerste kwadrant geeft de intermediaire leveringen weer tussen de bedrijfstakken en de import. Het tweede kwadrant geeft de levering weer van de bedrijfstakken aan de finale vraag (consumptie van gezinnen, VZW’s, overheid, investeringen, uitvoer van goederen en diensten). De som van intermediaire leveringen en finaal verbruik is de output. Het derde kwadrant omvat de primaire inputs: dit zijn de vergoedingen voor de productiefactoren die nodig zijn om de toegeleverde goederen en diensten te verwerken tot een eindproduct. De intermediaire leveringen en de primaire inputs vormen dan de totale input. Het vierde kwadrant is blanco. De som van de totale input is uiteindelijk gelijk aan de som van de totale output.

Figuur 1:Figuur 1:Figuur 1:Figuur 1: Schematische voorstelling van een input-outputtabel

Bron: SVR, eigen verwerking.

In een interregionale input-outputtabel (RIOT) worden de diverse bedrijfstakken weergegeven per gewest. Specifiek voor de RIOT 2010 zijn ook de werkgelegenheidsdata per gewest en bedrijfstak toegevoegd (figuur 2).

Figuur 2:Figuur 2:Figuur 2:Figuur 2: Schematische voorstelling van de interregionale input-outputtabel 2010

Bron: SVR, eigen verwerking.

Landbouw Industrie Diensten Consumptie Investeringen Export OUTPUT

Landbouw

Industrie

Diensten

Binnenlandse productie Intermediaire leveringen Finaal verbruik

Import

Intermediair verbruik

Lonen

Afschrijvingen

Winsten Primaire inputs \

Bruto toegev. waarde

INPUT

Intermediair verbruik Finaal verbruik

BHG VLG WG BHG VLG WG Output

Brussels Hfdst. Gewest

Vlaams Gewest

Waals Gewest

Buitenland

Primaire inputs

(elementen bruto

toegevoegde waarde)

Werkgelegenheid

Festraets, Vergeynst en Weekers – Situering Vlaamse toeristische sector obv RIOT 2010 3

We willen in deze nota niet ingaan op alle technische details van de RIOT. Toch zijn er een aantal dingen die belangrijk zijn om te vermelden of die nadere uitleg behoeven om de resultaten van de analyse goed te interpreteren:

• De RIOT 2010 is een stelsel van interregionale tabellen, wat wil zeggen dat de intermediaire relaties (toelevering) betrekking heeft op 3² tabellen, die de relaties tussen de drie gewesten onderling beschrijven1. Het gaat om een geïntegreerd systeem. Belangrijk is dat hierbij de internationale invoer van goederen toegewezen wordt aan het gewest dat die goederen uiteindelijk gebruikt, ook als de goederen door een ander gewest ingevoerd worden (Avonds e.a., 2015, 5).

• De RIOT 2010 werkt met de NACE rev.2 bedrijfstakindeling, maar is nog gebaseerd op het ESR95 raamwerk voor de nationale rekeningen. Updates van de RIOT zullen het nieuwe ESR 2010 gebruiken.

• De RIOT 2010 werkt met heterogene bedrijfstakken. Dat wil zeggen dat een bepaalde bedrijfstak niet enkel goederen of diensten produceert die ‘eigen’ zijn aan de bedrijfstak, maar ook nevenproducten. De financiële stroom van bedrijfstak i naar bedrijfstak j in de RIOT 2010 kan dus over meerdere producten of diensten gaan. Het gaat om de zogenaamde SUT bedrijfstakken, 143 in aantal. Deze zijn gedetailleerder dan het NACE 2-digit niveau. De verspreiding aan derden dienen de SUT bedrijfstakken enigszins geaggregeerd te worden tot 122 in aantal.

• De financiële stromen in de RIOT 2010 zijn gewaardeerd tegen basisprijzen. Dat is de opbrengstprijs die een producent ontvangt. De indirecte belastingen (voornamelijk btw) zijn niet inbegrepen, maar eventuele productsubsidies wel. Ook maken distributiemarges geen deel uit van de prijzen. Deze worden apart geregistreerd als productie van de distributiesector (Avonds e.a., 2015, 3).

• Ten slotte nog een belangrijke opmerking over de consumptie als element van het finaal verbruik: de consumptieve bestedingen zijn opgesteld volgens het zogenaamde residentieel principe. Het gaat dan om de consumptie van alle inwoners van een regio ongeacht waar (in de eigen regio of daarbuiten). Omgekeerd maken de consumptieve uitgaven van buitenlanders in de regio geen deel uit van het aggregaat consumptie in de RIOT 2010. Het beschikbare bronnenmateriaal is de reden hiervoor.

2. OMSCHRIJVING VAN DE TOERISTISCHE SECTOR Voor de beschrijving van de toeristische sector, in termen van NACE 2008 codes, vertrekken we van de internationale definiëring van de sector in de IRTS 2008, de International Recommendations on Tourism Statistics, gecombineerd met de afspraken met Toerisme Vlaanderen. In het IRTS wordt overzicht van de ISIC (rev.4) bedrijfstakkencodes gegeven die worden gezien als toeristische bedrijfstakken. Deze ISIC-4 codes kunnen we omzetten naar de corresponderende NACE 2008 en SUT codes (= verdere desaggregatie), waarin ook de RIOT 2010 werd opgesteld. Toch is deze omzetting van NACE codes naar de SUT-bedrijfstakkencodes uit de RIOT niet zo eenvoudig. De bedrijfstakkencodes in de RIOT geven immers niet altijd juist de te coveren groep

1 Eigenlijk is er ook een extraregionaal gebied (ambassades, bunkering,…). Maar dat is heel beperkt en het bemoeilijkt de statistische analyses. De economische data voor dat gebied werden daarom pro rata verdeeld over het Vlaamse, Waalse en Brusselse Hoofdstedelijke gebied.

Festraets, Vergeynst en Weekers – Situering Vlaamse toeristische sector obv RIOT 2010 4

van toeristische bedrijfstak weer. Meestal overspannen de SUT-bedrijfstakkencodes een te groot veld van bedrijfstakken. In dat geval bestaat de oplossing erin om op basis van de cijfers van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) te zoeken naar een verdeelsleutel waarmee we een ratio bekomen die we dan toepassen op het aanbod in die code. Omdat de RIOT is opgesteld in 2010, werken we ook met RSZ-cijfers situatie juni 2010. Daarnaast hebben we voor de accommodatie voor tweede verblijven een ratio bepaald aan de hand van twee componenten. In de eerste plaats hebben we gekeken welk codes we mochten opnemen, maar deze codes hebben we enkel opgenomen a rato van het belang van de tewerkstelling in de kustgemeenten. We willen immers enkel de vakantiewoningen aan de kust meenemen en niet de handel, verhuur en bemiddeling van eigen onroerend goed in heel Vlaanderen.

Figuur 3:Figuur 3:Figuur 3:Figuur 3: Overzicht van de toeristische bedrijfstakken op SUT-niveau.

CATEGORIE NACE 2008

SUT- CODE

Wat is teveel in deze SUT-code

RESULTAAT

1. 1. 1. 1. AccommodatieAccommodatieAccommodatieAccommodatie

Hotels en motels 55.100

Overig logies voor kortstondig verblijf

55.201

55A

100% van 55A

55.202

55.203

55.204

55.209

55.300

55.900

2. 2. 2. 2. Accommodatie mbt tweede verblijven (enkel Accommodatie mbt tweede verblijven (enkel Accommodatie mbt tweede verblijven (enkel Accommodatie mbt tweede verblijven (enkel in de kustgemeenten)in de kustgemeenten)in de kustgemeenten)in de kustgemeenten)

Handel in verhuur van onroerend goed

68.101

68A

Alles wat niet aan de kust is is teveel, daarnaast ook: 68.202, 68.203 en 68.204: Verhuur en exploitatie van sociale woningen, niet-residentiele gebouwen en terreinen; 68.312 Schatten en evalueren van onroerend goed 68.322 Beheer niet-residentieel onroerend goed

12,54% van 68A

68.201

Beheer en bemiddeling onroerend goed

68.311

68.321

3. 3. 3. 3. Voeding en drankverstrekkersVoeding en drankverstrekkersVoeding en drankverstrekkersVoeding en drankverstrekkers

Restaurants, fast-food zaken, snackbars, frituren

56.101

56A 56.21 Catering 91,60% van

56A

56.102

56.290

Cafés, discotheken, dancings e.d.

56.301

56.302

56.309

4.4.4.4.Personenvervoer over land en waterPersonenvervoer over land en waterPersonenvervoer over land en waterPersonenvervoer over land en water

Personenvervoer per spoor 49.100 49A 49.20 Personenvervoer per spoor 88,05% van

49A

Personenvervoer over de weg

49.310

100% van 49B

49.320

49B

Overig personenvervoer te land, n.e.g.

49.390

Personenvervoer over water

50.100 50A 50.20 Personenvervoer over zee- en kustwateren 14,20 van

50A

50.300 50B 50.40 Personenvervoer over binnenwateren 4,06% van

50B

Huur van transportuitrusting

77.110 77A 77.12 Verhuur en lease van vrachtauto's 87,15% van

77A

5.5.5.5.Personenvervoer door de luchtPersonenvervoer door de luchtPersonenvervoer door de luchtPersonenvervoer door de lucht

Personenvervoer door de lucht

51.100 51A 51.20 Personenvervoer door de lucht 91,74% van

51A

Festraets, Vergeynst en Weekers – Situering Vlaamse toeristische sector obv RIOT 2010 5

6.6.6.6.Reisbureaus, reisorganisatoren, reserveringsbureaus en Reisbureaus, reisorganisatoren, reserveringsbureaus en Reisbureaus, reisorganisatoren, reserveringsbureaus en Reisbureaus, reisorganisatoren, reserveringsbureaus en aanverwante activiteitenaanverwante activiteitenaanverwante activiteitenaanverwante activiteiten

Reisbureaus, reisorganisatoren, reserveringsbureaus en aanverwante activiteiten

79.110

79A 100% van

79A

79.120

79.901

79.909

7.7.7.7.Diensten voor cultuurDiensten voor cultuurDiensten voor cultuurDiensten voor cultuur

Productie, exploitatie, beheer en diensten verwant aan scheppende en uitvoerende kunst

90.011

90A 100% van

90A

90.012

90.021

90.022

90.023

90.029

90.031

90.032

90.041

90.042

Musea en monumentenzorg, botanische tuinen, dierentuinen e.d.

91.020

91A 91.01 Bibliotheken en archieven 49,36% van

91A

91.030

91.041

91.042

8.8.8.8.Diensten voor sportDiensten voor sportDiensten voor sportDiensten voor sport---- en recreatieen recreatieen recreatieen recreatie

Verhuur van sport- en kampeerartikelen

77.210 77B 77.22 Verhuur van video, dvd's en cd's 77.29 Verhuur en lease van andere consumentenartikelen

13,69% van 77B

Beheer en exploitatie van sportcentra en overige activiteiten ivm sportbeoefening

93.110

93A 91.12 Activiteiten van sportclubs 86,34% van

93A1

93.110

93.130

93.191

93.199

Kermisattracties, pretparken en overig amusement

93.211

93.212

Kansspelen, recreatieparken en overige activiteit ivm recreatie

93.291

93.292

93.299

92.000 92A 100% van

92A

9.9.9.9.Kleinhandel van landspecifieke, Kleinhandel van landspecifieke, Kleinhandel van landspecifieke, Kleinhandel van landspecifieke, karakteristieke toerismegoederenkarakteristieke toerismegoederenkarakteristieke toerismegoederenkarakteristieke toerismegoederen

Kleinhandel in sport en kampeerartikelen, souvenirs, ambachtelijke producten e.d.

47.640

47A Bijna alles is te veel, enkel deze twee codes opnemen.

2,00% van 47A 47.786

10.10.10.10.Niet toerisme karakteristieke bedrijvenNiet toerisme karakteristieke bedrijvenNiet toerisme karakteristieke bedrijvenNiet toerisme karakteristieke bedrijven: : : : organisatie van congressen en beurzenorganisatie van congressen en beurzenorganisatie van congressen en beurzenorganisatie van congressen en beurzen

Organisatie van congressen en beurzen

82.300 82A 82.1 Administratieve en ondersteunende activiteiten voor kantoren 82.2 Callcenters82.9 Zakelijke dienstverlening, n.e.v

7,30% van 82A

Bron: SVR, eigen verwerking.

In de rechterkolom van Figuur 3 kunnen de aandelen afgelezen worden, die per SUT-code in de RIOT gebruikt worden om de deelsectoren en de totale toeristische sector in beeld te brengen aan de hand van de RIOT. Uit de RIOT kunnen we bijvoorbeeld een aantal economische indicatoren halen, zoals werkgelegenheid en toegevoegde waarde. Figuur 4 geeft het belang binnen de toeristische sector weer van de diverse subsectoren volgens bruto toegevoegde waarde en werkgelegenheid.

Festraets, Vergeynst en Weekers – Situering Vlaamse toeristische sector obv RIOT 2010 6

Figuur 4:Figuur 4:Figuur 4:Figuur 4: Spreiding van de toeristische subsectoren volgens bruto toegevoegde waarde en werkgelegenheid in het Vlaamse Gewest, 2010, in %

Bron: Federaal Planbureau, verwerking SVR.

Het personenvervoer over land en water is de belangrijkste bedrijfstak volgens bruto toegevoegde waarde. Volgens werkgelegenheid staat de tak van de voeding- en drankverstrekkers aan de top. Samen vormen deze twee bedrijfstakken 62% van de totale bruto toegevoegde waarde en 68% van de totale werkgelegenheid in het Vlaamse toerisme. De overige bedrijfstakken van het toerisme zijn een stuk minder belangrijk.

3. KOSTENSTRUCTUUR TOERISTISCHE SECTOR De RIOT 2010 geeft inzicht in de inputstructuur van de Vlaamse toeristische sectoren. Om producten en diensten voort te brengen hebben bedrijven nood aan toelevering van grondstoffen en hulpfabricaten. Deze leveringen vanuit de andere sectoren worden de intermediaire leveringen genoemd. Ze kunnen toegeleverd worden vanuit het eigen gewest, maar ook uit andere gewesten of het buitenland. Om te komen tot een eindproduct of –dienst moeten de grondstoffen en hulpfabricaten nog samengesteld worden tot een eindproduct of –dienst. Daarvoor zijn zogenaamde ‘productiefactoren’ nodig, of primaire inputs: arbeid, kapitaal en overheidsdiensten. Deze worden in de RIOT 2010 opgenomen door de vergoedingen te tellen die ervoor betaald worden, samen de bruto toegevoegde waarde genoemd. De intermediaire leveringen en de bruto toegevoegde waarde vormen samen met de btw en een aantal andere productgebonden belastingen min subsidies de totale input die bedrijven nodig hebben om een product of dienst te maken.

Festraets, Vergeynst en Weekers – Situering Vlaamse toeristische sector obv RIOT 2010 7

Tabel 1 geeft dit weer voor de Vlaamse toeristische sectoren. Figuur 5 illustreert.

Tabel 1:Tabel 1:Tabel 1:Tabel 1: Inputstructuur van de Vlaamse toeristische sectoren in 2010, in % van de totale input, tenzij anders aangegeven

Bron: Federaal Planbureau, verwerking SVR.

61,2% van de totale input van alle toeristische sectoren samen, bestaat uit intermediaire leveringen. Deze komen voornamelijk uit het Vlaamse Gewest zelf (33,0%), in tweede instantie uit het buitenland (20,0%) en in mindere mate uit de twee andere gewesten (8,2%). De diverse componenten van de bruto toegevoegde waarde maken samen 37,5% uit van de input van de Vlaamse toeristische sectoren. De voornaamste post hier zijn de lonen (19,5%), gevolgd door de afschrijvingen op de vaste activa (11,2%). De winsten vormen één post met het inkomen van zelfstandigen en het inkomen uit vermogen. Zij zijn relatief minder belangrijk (6,3%). De inputstructuur van de Vlaamse toeristische sectoren wijkt niet sterk af van deze voor de hele Vlaamse economie. De import uit het buitenland is iets belangrijker voor de ganse Vlaamse economie (22,0%) dan voor de toeristische sector, ten nadele van toelevering uit het Vlaamse en de andere gewesten, die belangrijker zijn in de toeristische sector dan in de gehele Vlaamse economie. Verder zijn de lonen (22,7%) en de winsten en het inkomen van zelfstandigen en uit vermogen (9,7%) belangrijker in de hele Vlaamse inputstructuur, ten nadele van de afschrijvingen. Binnen het totaal van de toeristische sectoren zijn er soms wel grote verschillen: het intermediair verbruik weegt zwaar door in de sector van de reisagentschappen, touroperators en gidsen en in het personenvervoer door de lucht (telkens tussen 80% en 90%). De import uit

Acc

om

mo

da

tie

Acc

om

mo

da

tie

m.b

.t.

twe

ed

e

ve

rblij

ve

n

Vo

ed

ing

- e

n d

ran

kv

ers

tre

kk

ers

Pe

rso

ne

nv

erv

oe

r o

ve

r la

nd

en

wa

ter

Pe

rso

ne

nv

erv

oe

r d

oo

r d

e lu

cht

Re

isa

ge

nts

cha

pp

en

, to

uro

pe

rato

rs e

n

gid

sen

Cu

ltu

rele

be

dri

jve

n

Sp

ort

- e

n r

ecr

ea

tie

be

dri

jve

n

Kle

inh

an

de

l in

lan

d-s

pe

cifi

ek

e

ka

rak

teri

stie

ke

to

eri

sme

-go

ed

ere

n

Lan

d-s

pe

cifi

ek

e t

oe

rism

eb

ed

rijv

en

TO

ER

ISM

E

Toelevering uit het Vlaams Gewest 37,9 37,2 47,6 24,5 24,0 9,4 43,0 41,1 29,7 48,6 33,0

Import uit de andere gewesten 7,8 3,9 6,6 15,6 1,9 3,5 6,9 8,0 10,7 7,5 8,2

Import uit het buitenland 4,0 2,4 6,5 11,3 57,7 71,6 5,9 5,0 6,4 6,4 20,0

Intermediair verbruik 49,8 43,6 60,7 51,3 83,6 84,5 55,8 54,1 46,8 62,5 61,2

Productgebonden belastingen min

subsidies 0,7 3,1 2,8 0,1 0,8 0,5 1,2 2,0 0,5 0,2 1,4

Lonen 30,7 4,5 18,5 25,5 14,8 9,7 19,6 22,8 28,5 27,3 19,5

Winsten, inkomen van

zelfstandigen en inkomen uit

vermogen 4,3 14,7 11,9 1,9 -4,4 4,0 11,1 9,9 16,1 7,0 6,3

Afschrijvingen van vaste activa 12,1 29,9 5,5 21,5 5,6 1,3 11,2 11,1 7,6 6,8 11,2

Niet-productgebonden belastingen

min subsidies 2,4 4,2 0,6 -0,4 -0,4 -0,1 1,1 0,1 0,5 -3,8 0,4

Bruto toegevoegde waarde 49,6 53,3 36,6 48,5 15,6 15,0 43,0 43,9 52,7 37,3 37,5

Totale input 1.200 1.000 6.200 5.300 2.000 2.500 900 1.100 300 200 20.700

Werkgelegenheid (in personen) 11.500 1.400 67.100 29.200 3.800 5.700 7.400 10.200 3.400 2.000 141.600

Festraets, Vergeynst en Weekers – Situering Vlaamse toeristische sector obv RIOT 2010 8

het buitenland vormt in deze subsectoren een heel belangrijke post. Aan de andere kant vormt de vergoeding voor de bruto toegevoegde waarde een vrij belangrijke kostenpost in de sectoren van de accommodatie (lonen), de accommodatie met betrekking tot tweede verblijven (afschrijvingen), de betrokken kleinhandel (lonen) en het personenvervoer over land en water (lonen en afschrijvingen).

Figuur Figuur Figuur Figuur 5555:::: Inputstructuur van de Vlaamse toeristische sectoren in 2010, in % van de totale input

Bron: Federaal Planbureau, verwerking SVR.

4. BETEKENIS VAN DE TOERISTISCHE BEDRIJFSTAKKEN IN DE ECONOMIE De RIOT geeft heel wat informatie over de werkgelegenheid en bruto toegevoegde waarde van verschillende bedrijfstakken. In de eerste plaats wordt hieronder stilgestaan bij de totale (directe en indirecte) werkgelegenheid en bruto toegevoegde waarde van de toeristische bedrijfstakken. Daarna wordt de werkgelegenheid en de toegevoegde waarde van de toeristische bedrijfstakken verdeeld naar bedrijfstak en gewest. 4.1. Overzicht van de totale werkgelegenheid en bruto toegevoegde waarde (direct + indirect) De regionale input-output-tabellen maken een raming van de totale werkgelegenheid en bruto toegevoegde waarde in het Vlaamse Gewest mogelijk. Onder ‘totaal’ wordt hier verstaan de som van de directe en indirecte werkgelegenheid en toegevoegde waarde. Bedrijven en instellingen produceren immers niet enkel voor de Belgische finale vraag (consumptie, investeringen, export) maar leveren ook toe aan andere bedrijven binnen de eigen sector en aan andere sectoren. Dit gebeurt bovendien ook binnen en tussen de gewesten. Omgekeerd zijn bedrijven ook afnemer van producten en diensten die door andere sectoren gemaakt worden, in het eigen gewest, en elders. Een bedrijf werkt dus niet louter voor de eigen bedrijfstak. Door dit te verrekenen via de RIOT brengen we de indirecte werkgelegenheid in kaart, of dat deel van de werknemers dat per saldo voor andere bedrijfstakken werkt.

Festraets, Vergeynst en Weekers – Situering Vlaamse toeristische sector obv RIOT 2010 9

4.1.1. Totale werkgelegenheid Tabel 2 geeft een overzicht van de directe en de totale werkgelegenheid van de 10 gegroepeerde toeristische deelsectoren. De laatste kolom geeft de verhouding van de totale werkgelegenheid over de directe werkgelegenheid weer. Als die groter dan 100% is, dan is de indirecte werkgelegenheid, het verschil van de totale en de directe werkgelegenheid, groter dan nul. In het omgekeerde geval: als de verhouding lager is dan 100%, dan is de indirecte werkgelegenheid negatief. De directe werkgelegenheid werd hiervoor reeds besproken2 en is de conventionele maat voor de werkgelegenheid in een sector, die in de officiële statistieken van het INR wordt vermeld.

Tabel 2:Tabel 2:Tabel 2:Tabel 2: Directe en totale werkgelegenheid (in personen), verhouding totale en directe werkgelegenheid (in %) naar toeristische sector, Vlaams Gewest, in 2010

Toeristische sectorenToeristische sectorenToeristische sectorenToeristische sectoren Directe werkDirecte werkDirecte werkDirecte werk----gelegenheidgelegenheidgelegenheidgelegenheid

Totale Totale Totale Totale werkgelegenheid werkgelegenheid werkgelegenheid werkgelegenheid (direct+indirect)(direct+indirect)(direct+indirect)(direct+indirect)

Totale/directe Totale/directe Totale/directe Totale/directe werkgelegenheidwerkgelegenheidwerkgelegenheidwerkgelegenheid

Accommodatie 11.500 13.600 118,7%

Accommodatie - tweede verblijven 1.400 2.400 170,7%

Voeding- en drankverstrekkers 67.100 80.100 119,3%

Personenvervoer over land en water 29.200 30.500 104,6%

Personenvervoer door de lucht 3.800 6.600 171,7%

Reisagentschappen, touroperators en gidsen 5.700 5.100 90,9%

Culturele bedrijven 7.400 9.100 123,4%

Sport- en recreatiebedrijven 10.200 9.600 94,8%

Kleinhandel in land-specifieke karakteristieke toerismegoederen

3.400 4.400 128,0%

Land-specifieke toerismebedrijven: organisatie van congressen en beurzen

2.000 600 27,9%

TOTAAL 141.600 161.900 114,4%

Bron: Federaal Planbureau, verwerking SVR.

De totale (directe en indirecte) werkgelegenheid van de toeristische sectoren in het Vlaamse Gewest bedraagt circa 161.900 personen, of 14% meer dan wanneer enkel de directe werkgelegenheid geteld wordt. Deze 14% of ruim 20.000 jobs vertegenwoordigen dus de (netto) indirecte werkgelegenheid die veroorzaakt wordt door de (netto) bestellingen van de toeristische sectoren bij de andere sectoren. In verhouding tot de directe werkgelegenheid is de indirecte werkgelegenheid het grootst in de subsectoren ‘Personenvervoer door de lucht’ en ‘Accommodatie tweede verblijven’ (72% en 71% van de directe werkgelegenheid). Aangezien beide vrij kleine sectoren zijn is de indirecte werkgelegenheid in absolute cijfers tamelijk beperkt. Drie sectoren hebben een kleiner totaal voor de directe en indirecte werkgelegenheid samen dan voor de directe werkgelegenheid alleen. Dit betekent dat er naar verhouding een groter deel van de personen aan de slag in die bedrijfstakken werkt voor andere sectoren dan dat er werkenden uit andere sectoren actief zijn voor die betrokken toeristische bedrijfstakken. Het gaat om: ‘Organisatie congressen en beurzen’ en, in mindere mate, ‘Reisagentschappen, touroperators en gidsen’ en ‘Sport- en recreatiebedrijven’. Zes sectoren zijn verantwoordelijk voor 90% van de totale directe en indirecte werkgelegenheid (zie figuur 6). ‘Voeding- en drankverstrekkers’ (80.000 personen of 49% van de totale werkgelegenheid), ‘Personenvervoer over land en water’ (19%) en ‘Accommodatie’ (8%) nemen

2 Ook in de satellietrekening toerisme komt de directe werkgelegenheid in de sector Toerisme aan bod. Voor de meest recente versie: De Maesschalck, P. en Weekers, K (2016). De economische betekenis van Toerisme in Vlaanderen: TSA 2014 voor het Vlaamse Gewest (incl. schatting voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering.

Festraets, Vergeynst en Weekers – Situering Vlaamse toeristische sector obv RIOT 2010 10

hiervan het leeuwendeel in. Ook naar indirecte werkgelegenheid alleen spant ‘Voeding- en drankverstrekkers’ met bijna 13.000 personen of 64% van de indirecte werkgelegenheid de kroon, gevolgd door ‘Personenvervoer door de lucht’ (13%) en ‘Accommodatie’ (11%).

Figuur 6:Figuur 6:Figuur 6:Figuur 6: Directe en indirecte werkgelegenheid naar toeristische sector, Vlaams Gewest, in 2010, in personen

Bron: Federaal Planbureau, verwerking SVR.

4.1.2. Totale bruto toegevoegde waarde Analoog met tabel 2 geeft tabel 3 de directe en totale (direct + indirect) bruto toegevoegde waarde van de 10 toeristische subsectoren weer, alsook de verhouding van de totale tot de directe bruto toegevoegde waarde. Ook hier is de indirecte bruto toegevoegde waarde het verschil van de totale en de hierboven reeds besproken directe bruto toegevoegde waarde3.

Tabel 3:Tabel 3:Tabel 3:Tabel 3: Directe en totale bruto toegevoegde waarde (in miljoen euro), verhouding totale en directe bruto toegevoegde waarde (in %) naar toeristische sector, Vlaams Gewest, in 2010

Toeristische sectorenToeristische sectorenToeristische sectorenToeristische sectoren

Directe Directe Directe Directe toegevoegde toegevoegde toegevoegde toegevoegde

waardewaardewaardewaarde

Totale toegevoegde Totale toegevoegde Totale toegevoegde Totale toegevoegde waarde waarde waarde waarde

(direct+indirect)(direct+indirect)(direct+indirect)(direct+indirect)

Totale/directe Totale/directe Totale/directe Totale/directe toegevoegde toegevoegde toegevoegde toegevoegde

waardewaardewaardewaarde

Accommodatie 600 800 135,5%

Accommodatie - tweede verblijven 500 400 71,4%

Voeding- en drankverstrekkers 2.300 3.600 158,1%

Personenvervoer over land en water 2.600 2.300 90,4%

Personenvervoer door de lucht 300 500 157,5%

Reisagentschappen, touroperators en gidsen 400 300 90,6%

Culturele bedrijven 400 500 129,9%

Sport- en recreatiebedrijven 500 600 110,0%

Kleinhandel in land-specifieke karakteristieke toerismegoederen

200 200 148,7%

Land-specifieke toerismebedrijven: organisatie van congressen en beurzen

100 30 32,3%

TOTAAL 7.800 9.200 118,8%

Bron: Federaal Planbureau, verwerking SVR.

3 Ook in de satellietrekening toerisme komt de directe bruto toegevoegde waarde van de sector Toerisme aan bod. Voor de meest recente versie: De Maesschalck, P. en Weekers, K (2016). De economische betekenis van Toerisme in Vlaanderen: TSA 2014 voor het Vlaamse Gewest (incl. schatting voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering.

-10.000 0 10.000 20.000 30.000 40.000 50.000 60.000 70.000 80.000 90.000

Voeding- en drankverstrekkers

Personenvervoer over land en water

Accommodatie

Sport- en recreatiebedrijven

Culturele bedrijven

Personenvervoer door de lucht

Overige

Directe werkgelegenheid Indirecte werkgelegenheid

Festraets, Vergeynst en Weekers – Situering Vlaamse toeristische sector obv RIOT 2010 11

De totale (directe en indirecte) bruto toegevoegde waarde van de toeristische sectoren bedraagt circa 9,2 miljard euro, of 19% meer dan de directe bruto toegevoegde waarde. Deze 19% komt overeen met de indirecte bruto toegevoegde waarde. De indirecte bruto toegevoegde waarde is met 19% in verhouding tot de directe bruto toegevoegde waarde, iets groter dan de 14% indirecte werkgelegenheid in verhouding tot de directe werkgelegenheid. In verhouding tot de directe bruto toegevoegde waarde is de indirecte bruto toegevoegde waarde het grootst in de subsector ‘Voeding en drankverstrekkers’ (58% van de directe bruto toegevoegde waarde), ‘Personenvervoer door de lucht’ (57%) en ‘Kleinhandel in land-specifieke karakteristieke toerismegoederen’ (49%). In het geval van de ‘Voeding- en drankverstrekkers’ leidt dit ook tot een aanzienlijke indirecte bruto toegevoegde waarde in absolute cijfers; voor de andere sectoren geldt dit minder door hun kleinere omvang. Een viertal subsectoren hebben een negatieve indirecte bruto toegevoegde waarde. Dit betekent dat de activiteit van de toeristische sectoren in termen van bruto toegevoegde waarde relatief meer andere sectoren ten goede komen dan andersom. Het gaat om: ‘Organisatie van congressen en beurzen’ en, in mindere mate, ‘Accommodatie - tweede verblijven’, ‘Personenvervoer over land en water’ en ‘Reisagentschappen, touroperators en gidsen’. Merk op dat de ‘accommodatie – tweede verblijven’ deficitair is volgens de bruto toegevoegde waarde (tabel 3), maar in het geheel niet volgens de werkgelegenheid (tabel 2). Dat betekent dat er relatief meer mensen vanuit andere subsectoren werken voor ‘accommodatie – tweede verblijven’ en dat de bruto toegevoegde waarde relatief meer ten goede komt aan de andere subsectoren dan aan de eigen subsector.

Figuur 7:Figuur 7:Figuur 7:Figuur 7: Directe en indirecte bruto toegevoegde waarde naar toeristische sector, Vlaams Gewest, in 2010, in personen

Bron: Federaal Planbureau, verwerking SVR.

Een zevental sectoren genereren 90% van de totale bruto toegevoegde waarde (inclusief indirecte bruto toegevoegde waarde) onder de toeristische sectoren (zie figuur 7). De ‘Voeding- en drankverstrekkers’ genereren 39% van de totale bruto toegevoegde waarde, gevolgd door ‘Personenvervoer over land en water’ (25%) en ‘Accommodatie (9%). Ook binnen de indirecte bruto toegevoegde waarde van de toeristische sectoren neemt ‘Voeding- en drankverstrekkers’ met 90% een dominante positie in. Op de tweede en derde plaats komen ‘Accommodatie (14%) en ‘Personenvervoer door de lucht’ (12%).

-500 0 500 1.000 1.500 2.000 2.500 3.000 3.500 4.000

Voeding- en drankverstrekkers

Personenvervoer over land en water

Accommodatie

Sport- en recreatiebedrijven

Culturele bedrijven

Personenvervoer door de lucht

Accommodatie - tweede verblijven

Overige

Directe toegevoegde waarde Indirecte toegevoegde waarde

Festraets, Vergeynst en Weekers – Situering Vlaamse toeristische sector obv RIOT 2010 12

4.2 Verdeling van de totale werkgelegenheid en bruto toegevoegde waarde (direct + indirect) naar bedrijfstak en gewest We kunnen de totale (directe en indirecte) werkgelegenheid en bruto toegevoegde waarde die wordt gegenereerd voor de Vlaamse toeristische sectoren verdelen naar het gewest waar de bedrijfsvestigingen zijn gelegen. Er wordt rekening gehouden met de concrete locatie van bedrijfsvestigingen in voorkomend geval (een bedrijf kan immers vestigingen hebben in meerdere gewesten) en niet met de locatie van de hoofdzetel. Figuur 8:Figuur 8:Figuur 8:Figuur 8: Regionale verdeling van de totale werkgelegenheid (in personen) en de totale bruto toegevoegde

waarde voor de Vlaamse toeristische sectoren (in miljoen euro), in 2010

Bron: Federaal Planbureau, verwerking SVR.

Het overgrote deel van de totale werkgelegenheid en bruto toegevoegde waarde van de Vlaamse toeristische sector wordt gegenereerd in het Vlaamse Gewest. De totale werkgelegenheid (direct en indirect) komt voor 92% voor rekening van het Vlaamse Gewest. Het Waalse en Brusselse Hoofdstedelijke Gewest staan elk in voor slechts 4% van de totale werkgelegenheid. Een soortgelijk beeld biedt de bruto toegevoegde waarde. Die komt voor 89% voor rekening van het Vlaamse Gewest. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest doet het met een aandeel van 7% iets beter dan het Waalse Gewest (4%). Een verdere opsplitsing van de regionale verdeling naar de individuele toeristische sectoren bevestigt het zeer grote overwicht van het Vlaamse Gewest in werkgelegenheid en bruto toegevoegde waarde. Hoeveel mensen werken er voor het Vlaamse toerisme, en uit welke bedrijfstak en regio komen deze mensen? Het gaat om een verdeling van de directe én indirecte werkgelegenheid samen naar ‘toeleverende sector’ (of inputsector). Dat kunnen toeristische sectoren, maar ook andere sectoren zijn, en uit het Vlaamse of de andere gewesten. Al hun input is immers nodig om tot een eindproduct te komen. De eerste niet-Vlaamse bijdrage heeft een aandeel in de totale werkgelegenheid van minder dan 1% (tabel 4a). Opvallend is ook dat de 5 belangrijkste bedrijfstakken van herkomst, op ‘Terbeschikkingstelling van personeel’ na, tot de toeristische sectoren behoren.

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

7.000

8.000

9.000

0

20.000

40.000

60.000

80.000

100.000

120.000

140.000

160.000

Vlaams Gewest Waals Gewest BrusselsGewest

Totale werkgelegenheid (linkeras) Totale toegevoegde waarde (rechteras)

Festraets, Vergeynst en Weekers – Situering Vlaamse toeristische sector obv RIOT 2010 13

Tabel 4Tabel 4Tabel 4Tabel 4aaaa:::: Verdeling van de totale werkgelegenheid voor de Vlaamse toeristische sectoren naar bedrijfstak en gewest, in 2010, in personen en in % totaal

Inputsectoren GewestGewestGewestGewest Werkgelegenheid (in Werkgelegenheid (in Werkgelegenheid (in Werkgelegenheid (in

personenpersonenpersonenpersonen)))) Werkgelegenheid Werkgelegenheid Werkgelegenheid Werkgelegenheid

(in %)(in %)(in %)(in %)

Voeding- en drankverstrekkers Vlaams Gewest 55.200 34,1%

Personenvervoer over land en water Vlaams Gewest 21.300 13,2%

Accommodatie Vlaams Gewest 9.300 5,8%

Sport- en recreatiebedrijven Vlaams Gewest 6.900 4,2%

Terbeschikkingstelling van personeel Vlaams Gewest 6.300 3,9%

Culturele bedrijven Vlaams Gewest 5.800 3,6%

Activiteiten van hoofdkantoren; adviesbureaus op het gebied van bedrijfsbeheer

Vlaams Gewest 5.400 3,3%

Reisagentschappen, touroperators en gidsen Vlaams Gewest 4.400 2,7%

Kleinhandel in land-specifieke karakteristieke toerismegoederen

Vlaams Gewest 3.700 2,3%

Personenvervoer door de lucht Vlaams Gewest 3.000 1,9%

Groothandel en handelsbemiddeling, met uitzondering van de handel in motorvoertuigen en motorfietsen en in vaste, vloeibare en gasvormige brandstoffen en aanverwante producten

Vlaams Gewest 2.200 1,4%

Reiniging Vlaams Gewest 1.700 1,0%

Overige 36.700 22,6%

Totaal 161.900 100,0%

Bron: Federaal Planbureau, verwerking SVR.

Alle toeristische inputsectoren samen (alle gewesten) hebben een aandeel van 70% (tabel 4b). Tabel 4Tabel 4Tabel 4Tabel 4bbbb:::: Verdeling van de totale werkgelegenheid voor de Vlaamse toeristische sectoren, naar toeristische

en andere bedrijfstakken, in 2010, in personen en in % totaal

Inputsectoren

Werkgelegenheid (in

personen)

Werkgelegenheid

(in %)

Toeristische sectoren (alle gewesten) 113.900 70,3%

Niet-toeristische sectoren (alle gewesten) 48.000 29,7%

Waarvan:

Terbeschikkingstelling van personeel 7.500 4,6%

Activiteiten van hoofdkantoren; adviesbureaus op het gebied van bedrijfsbeheer

6.400 4,0%

Opslag en vervoerondersteunende activiteiten 2.900 1,8%

Groothandel en handelsbemiddeling, met uitzondering van de handel in motorvoertuigen en motorfietsen en in vaste, vloeibare en gasvormige brandstoffen en aanverwante producten

2.600 1,6%

Reiniging 2.200 1,4%

Groot- en detailhandel in en onderhoud en reparatie van motorvoertuigen en motorfietsen

1.900 1,2%

Teelt van gewassen, veeteelt, jacht en diensten in verband met deze activiteiten

1.800 1,1%

Geldscheppende financiële instellingen 1.400 0,8%

Vervaardiging van bakkerijproducten en deegwaren 1.300 0,8%

Rechtskundige en boekhoudkundige dienstverlening 1.300 0,8%

Overige 18.600 11,5%

Totaal 161.900 100,0%

Bron: Federaal Planbureau, verwerking SVR.

Festraets, Vergeynst en Weekers – Situering Vlaamse toeristische sector obv RIOT 2010 14

Een vrijwel identieke vaststelling geldt voor de bruto toegevoegde waarde. De eerste niet-Vlaamse bijdrage komt pas op de 13de plaats (‘Opslag en vervoerondersteunende activiteiten’ uit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest). Die heeft een aandeel van 1,4% (tabel 5a). Hier behoren alle 5 de belangrijkste bedrijfstakken van herkomst tot de toeristische sectoren.

Tabel 5Tabel 5Tabel 5Tabel 5aaaa:::: Verdeling van de totale bruto toegevoegde waarde van de Vlaamse toeristische sectoren naar bedrijfstak en gewest, in 2010, in miljoen euro en in % totaal

Inputsectoren GewestGewestGewestGewest

Toegevoegde Toegevoegde Toegevoegde Toegevoegde waarde (in waarde (in waarde (in waarde (in

miljoen euro)miljoen euro)miljoen euro)miljoen euro) Toegevoegde Toegevoegde Toegevoegde Toegevoegde waarde (in %)waarde (in %)waarde (in %)waarde (in %)

Voeding- en drankverstrekkers Vlaams Gewest 1.900 20,1%

Personenvervoer over land en water Vlaams Gewest 1.600 17,2%

Accommodatie Vlaams Gewest 500 5,2%

Accommodatie - tweede verblijven Vlaams Gewest 400 4,4%

Sport- en recreatiebedrijven Vlaams Gewest 400 3,8%

Activiteiten van hoofdkantoren; adviesbureaus op het gebied van bedrijfsbeheer

Vlaams Gewest 300 3,5%

Culturele bedrijven Vlaams Gewest 300 3,4%

Reisagentschappen, touroperators en gidsen Vlaams Gewest 300 3,1%

Personenvervoer door de lucht Vlaams Gewest 300 2,7%

Groothandel en handelsbemiddeling, met uitzondering van de handel in motorvoertuigen en motorfietsen en in vaste, vloeibare en gasvormige brandstoffen en aanverwante producten

Vlaams Gewest 200 2,4%

Terbeschikkingstelling van personeel Vlaams Gewest 200 2,0%

Kleinhandel in land-specifieke karakteristieke toerismegoederen

Vlaams Gewest 200 1,9%

Opslag en vervoerondersteunende activiteiten Brussels Gewest 100 1,4%

Geldscheppende financiële instellingen Vlaams Gewest 100 1,3%

Opslag en vervoerondersteunende activiteiten Vlaams Gewest 100 1,2%

Geldscheppende financiële instellingen Brussels Gewest 100 1,1%

Groot- en detailhandel in en onderhoud en reparatie van motorvoertuigen en motorfietsen

Vlaams Gewest 100 1,1%

Overige 2.200 24,2%

Totaal 9.200 100,0%

Bron: Federaal Planbureau, verwerking SVR.

Alle toeristische inputsectoren samen (alle gewesten) hebben een aandeel van 64% (tabel 5b).

Tabel 5Tabel 5Tabel 5Tabel 5bbbb:::: Verdeling van de totale bruto toegevoegde waarde van de Vlaamse toeristische sectoren naar toeristische en andere bedrijfstak, in 2010, in miljoen euro en in % totaal

Inputsectoren

Toegevoegde

waarde (in

miljoen euro)

Toegevoegde

waarde (in %)

Toeristische sectoren (alle gewesten) 5.900 63,9%

Niet-toeristische sectoren (alle gewesten) 3.300 36,1%

Waarvan:

Activiteiten van hoofdkantoren; adviesbureaus op het gebied van bedrijfsbeheer

400 4,1%

Opslag en vervoerondersteunende activiteiten 300 3,4%

Groothandel en handelsbemiddeling, met uitzondering van de handel in motorvoertuigen en motorfietsen en in vaste, vloeibare en gasvormige brandstoffen en aanverwante producten

300 2,8%

Geldscheppende financiële instellingen 200 2,5%

Terbeschikkingstelling van personeel 200 2,4%

Groot- en detailhandel in en onderhoud en reparatie van motorvoertuigen 100 1,4%

Festraets, Vergeynst en Weekers – Situering Vlaamse toeristische sector obv RIOT 2010 15

en motorfietsen

Rechtskundige en boekhoudkundige dienstverlening 100 1,2%

Vervaardiging van dranken, excl. mineraalwater en frisdranken 100 1,0%

Productie en distributie van elektriciteit, stoom en gekoelde lucht 100 0,9%

Teelt van gewassen, veeteelt, jacht en diensten in verband met deze activiteiten

100 0,8%

Overige 1.400 15,7%

Totaal 9.200 100,0%

Bron: Federaal Planbureau, verwerking SVR.

5. SIMULATIES De RIOT 2010 laat ook toe om simulaties uit te voeren. In het voorgaande punt over de betekenis van de Vlaamse toeristische bedrijfstakken werd uitgegaan van de Belgische finale vraag. Dat wil zeggen dat, om aan die Belgische vraag te voldoen, er een bepaald bedrag aan bruto toegevoegde waarde en een bepaald aantal arbeidskrachten werkzaam zijn in bedrijfstakken die voor het Vlaamse toerisme werken. Dit kan dus in de geëigende toeristische branches zijn, of in toeleverende bedrijfstakken. Anderzijds werd ook dat deel van de activiteit in de toeristische branches dat feitelijk voor andere bedrijfstakken werkt geëlimineerd. Daar bovenop komen ook de interrelaties tussen de gewesten onderling. Het ijken ten aanzien van de Belgische finale vraag is geschikt voor een vergelijking met de officiële geregistreerde cijfers (de ESR data uit de regionale rekeningen) over de bruto toegevoegde waarde en de werkgelegenheid. Immers, de officiële bronnen geven de data over een bedrijfstak weer, ongeacht voor wie de output bedoeld is. Dat kan gaan over de eigen regio, andere gewesten of het buitenland. In een aantal simulaties kan dat ook een goed uitgangspunt zijn. Als er zich bijvoorbeeld een algemene schok voordoet die alle gewesten evenredig treft, bijvoorbeeld onder invloed van de internationale conjunctuur, dan kunnen simulaties uitgevoerd worden vertrekkende van de Belgische finale vraag. Dit is bijvoorbeeld het geval om de impact te schatten van een verhoging van de Belgische consumptieve vraag op de bruto toegevoegde waarde en de werkgelegenheid in de Vlaamse toeristische sectoren. Maar de RIOT biedt ook de mogelijkheid om de effecten van een vraagschok te simuleren die zich slechts in één regio voordoet. Zo kan de Vlaamse overheid een maatregel nemen met betrekking tot haar beleidsbevoegdheid. Dit is bijvoorbeeld het geval als de impact geschat wordt van een verhoging van de investeringen in de Vlaamse toeristische sectoren (dus niet Belgisch) op de bruto toegevoegde waarde en de werkgelegenheid in deze sectoren. Dat is een andere werkwijze dan bij het voorbeeld over de consumptie hiervoor waar de Belgische finale vraag het uitgangspunt was. Bij simulaties moet steeds rekening gehouden worden met een aantal belangrijke opmerkingen: eigen aan de RIOT 2010 (en aan alle input-outputanalyses) is dat deze de toestand in een welbepaald jaar beschrijft. De technologie nodig om een product of dienst te maken is daarbij een gegeven en kan niet veranderen door bijvoorbeeld nieuwe investeringen (zo blijft de verhouding arbeid – kapitaal steeds dezelfde). Verder leidt een uitbreiding van de productie niet tot capaciteitsproblemen. Een en ander betekent dat het niet aangewezen is om zomaar een input-outputtabel te gebruiken bij het simuleren van ‘extreme’ schokken.

Festraets, Vergeynst en Weekers – Situering Vlaamse toeristische sector obv RIOT 2010 16

BESLUIT De nieuwe interregionale input-outputtabel voor 2010 biedt heel wat mogelijkheden om het belang van de Vlaamse toeristische sector in kaart te brengen. Dit omdat de relaties tussen de bedrijfstakken en de gewesten onderling verrekend worden. De belangrijkste vaststellingen:

• Volgens de officiële INR-statistieken zijn de voornaamste subsectoren in termen van bruto toegevoegde waarde en werkgelegenheid het personenvervoer over land en water en de voeding- en drankverstrekkers.

• De kostenstructuur van de Vlaamse toeristische sector in zijn geheel wijkt niet veel af van deze voor de hele Vlaamse economie. Maar er zijn belangrijke verschillen over de toeristische subbedrijfstakken heen.

• De Vlaamse toeristische sector is belangrijker voor de economie dan uit de officiële, directe statistieken blijkt. Zo werkten anno 2010 161.900 personen voor het Vlaamse toerisme, of 14% meer dan de direct getelde werkgelegenheid in die sector. En in totaal werd circa 9.200 miljoen euro bruto toegevoegde waarde gecreëerd door activiteiten voor het Vlaamse toerisme (om aan de Belgische finale vraag te voldoen). Dat is 19% meer dan de directe bruto toegevoegde waardecreatie.

Festraets, Vergeynst en Weekers – Situering Vlaamse toeristische sector obv RIOT 2010 17

LITERATUURLIJST Avonds, L. & Van den Cruyce, B. (2015). Monetaire regionale input-outputtabellen voor België. Een interregionaal input-outputsysteem voor het jaar 2010. Federaal Planbureau Rapport. Brussel. Eurostat (2008). Eurostat manual of supply, use and input-output tables. In: Eurostat methodologies and working papers. Luxemburg. Office for official publications of the European communities. Federaal Planbureau (2015). Economische vooruitzichten 2015-2020. Brussel. Federaal Planbureau (2015). Regionale economische vooruitzichten 2015-2020. Brussel.