Sekse van de leerkracht en probleemgedrag bij leerlingen · 2018-04-02 · tie tussen sekse van de...

14
59 PEDAGOGISCHE STUDIËN 2011 (88) 59-72 Samenvatting In dit onderzoeksartikel wordt verslag gedaan van een grootschalig onderzoek onder leer- lingen binnen het Nederlandse primaire on- derwijs. Aanleiding voor dit onderzoek is de maatschappelijke discussie omtrent de femi- nisering van het onderwijs. Er wordt gesug- gereerd dat deze feminisering gepaard gaat met een verandering in schoolcultuur waar- door jongens minder goed tot hun recht zou- den komen. De hoofdvraag van het onderzoek is of mannelijke en vrouwelijke leerkrachten jongens en meisjes anders beoordelen met betrekking tot gedragsproblemen. Deze rela- tie tussen sekse van de leerkracht en ge- dragsproblemen bij kinderen is onderzocht door analyse van vragenlijstgegevens van kinderen op 7-, 10- en 12-jarige leeftijd. De vragenlijstgegevens zijn verstrekt door moe- der, vader en de leerkracht. De combinatie van deze gegevens maakt het mogelijk om een eventueel beoordelaarseffect aan te tonen. De resultaten geven aan dat jongens meer aandachtsproblemen en externaliserende ge- dragsproblemen vertonen dan meisjes, op elke leeftijd. Deze hogere score is niet gerela- teerd aan de sekse van de leerkracht. De aan- wezigheid van een vrouwelijke leerkracht zorgt niet voor meer probleemgedrag bij jon- gens. Dit resultaat wordt bevestigd door be- oordelingen van zowel moeders als vaders. 1 Inleiding De feminisering van het onderwijs verwijst naar de toename van het aantal vrouwelijke leerkrachten in het onderwijs en de mogelijke effecten van deze toename. De discussie om- trent de feminisering raakt een breed publiek, van wetenschappelijke publicaties (Veen- drick, Tavecchio, & Doornenbal, 2004) tot vakliteratuur (Niemantsverdriet, 2006; Sik- kes, 2004) en bijdragen in de meer populaire media (Bouma, 2008; Den Brok, 2008; Tim- merman & Van Essen, 2008; Truijens, 2007b). Niet alleen in Nederland wordt deze discussie gevoerd, ook in het buitenland wordt met grote regelmaat over dit onder- werp geschreven (Carrington, Tymms, & Merrell, 2008; Dee, 2006; Klein, 2004; Marsh, Martin, & Cheng, 2008; Martin & Marsh, 2005; Skelton, 2001; Skelton & Read, 2006). Het huidige artikel is een ver- slag van een onderzoek naar de effecten van de feminisering van het onderwijs op het ge- drag van leerlingen op de Nederlandse basis- scholen. Er bestaat geen twijfel ten aanzien van de kwantitatieve interpretatie van de feminise- ring van het onderwijs. Cijfermatige rappor- ten verwijzen naar de groei van het aantal vrouwelijke leerkachten en de daling van het aantal mannelijke leerkrachten. Vanaf 2001 naar 2006 en 2008 is het aandeel vrouwelijke leerkrachten in het basisonderwijs toege- nomen van 70% naar respectievelijk 77% en 80%. De verwachting is dat de komende jaren het aandeel vrouwen toe zal nemen (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2007, 2008a & 2009). Deze toename komt deels door de uittrede van mannen vanwege de vergrijzing van het mannelijke leerkrachten- korps. De vrijgekomen posities worden in toenemende mate ingenomen door vrouwen. Het zijn vooral de vrouwen die de opleiding aan de pabo’s volgen, de lerarenopleidingen basisonderwijs in Nederland. Niet alleen is de instroom van vrouwen veel hoger dan die van mannen (HBO raad, 2008), het zijn ook vooral de vrouwen die de opleiding met een diploma afronden. In de jaren vanaf 2002/ 2003 was ruim 90% van de afgestudeerden vrouw (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2008b). In tegenstelling tot de kwantitatieve inter- pretatie geeft de kwalitatieve interpretatie van de feminisering van het onderwijs wel aanleiding tot discussie. Vooral in de popu- laire media wordt gesproken over een ver- andering van schoolcultuur waarin feminiene Sekse van de leerkracht en probleemgedrag bij leerlingen M. J. H. Rietveld, C. E. M. van Beijsterveldt en D. I. Boomsma

Transcript of Sekse van de leerkracht en probleemgedrag bij leerlingen · 2018-04-02 · tie tussen sekse van de...

Page 1: Sekse van de leerkracht en probleemgedrag bij leerlingen · 2018-04-02 · tie tussen sekse van de leerkracht en ge-dragsproblemen bij kinderen is onderzocht door analyse van vragenlijstgegevens

59PEDAGOGISCHE

STUDIËN

2011 (88) 59-72

Samenvatting

In dit onderzoeksartikel wordt verslag gedaan

van een grootschalig onderzoek onder leer-

lingen binnen het Nederlandse primaire on-

derwijs. Aanleiding voor dit onderzoek is de

maatschappelijke discussie omtrent de femi-

nisering van het onderwijs. Er wordt gesug-

gereerd dat deze feminisering gepaard gaat

met een verandering in schoolcultuur waar-

door jongens minder goed tot hun recht zou-

den komen. De hoofdvraag van het onderzoek

is of mannelijke en vrouwelijke leerkrachten

jongens en meisjes anders beoordelen met

betrekking tot gedragsproblemen. Deze rela-

tie tussen sekse van de leerkracht en ge-

dragsproblemen bij kinderen is onderzocht

door analyse van vragenlijstgegevens van

kinderen op 7-, 10- en 12-jarige leeftijd. De

vragenlijstgegevens zijn verstrekt door moe-

der, vader en de leerkracht. De combinatie van

deze gegevens maakt het mogelijk om een

eventueel beoordelaarseffect aan te tonen.

De resultaten geven aan dat jongens meer

aandachtsproblemen en externaliserende ge-

dragsproblemen vertonen dan meisjes, op

elke leeftijd. Deze hogere score is niet gerela-

teerd aan de sekse van de leerkracht. De aan-

wezigheid van een vrouwelijke leerkracht

zorgt niet voor meer probleemgedrag bij jon-

gens. Dit resultaat wordt bevestigd door be-

oordelingen van zowel moeders als vaders.

1 Inleiding

De feminisering van het onderwijs verwijstnaar de toename van het aantal vrouwelijkeleerkrachten in het onderwijs en de mogelijkeeffecten van deze toename. De discussie om-trent de feminisering raakt een breed publiek,van wetenschappelijke publicaties (Veen-drick, Tavecchio, & Doornenbal, 2004) totvakliteratuur (Niemantsverdriet, 2006; Sik-kes, 2004) en bijdragen in de meer populairemedia (Bouma, 2008; Den Brok, 2008; Tim-

merman & Van Essen, 2008; Truijens,2007b). Niet alleen in Nederland wordt dezediscussie gevoerd, ook in het buitenlandwordt met grote regelmaat over dit onder-werp geschreven (Carrington, Tymms, &Merrell, 2008; Dee, 2006; Klein, 2004;Marsh, Martin, & Cheng, 2008; Martin &Marsh, 2005; Skelton, 2001; Skelton &Read, 2006). Het huidige artikel is een ver-slag van een onderzoek naar de effecten vande feminisering van het onderwijs op het ge-drag van leerlingen op de Nederlandse basis-scholen.

Er bestaat geen twijfel ten aanzien van dekwantitatieve interpretatie van de feminise-ring van het onderwijs. Cijfermatige rappor-ten verwijzen naar de groei van het aantalvrouwelijke leerkachten en de daling van hetaantal mannelijke leerkrachten. Vanaf 2001naar 2006 en 2008 is het aandeel vrouwelijkeleerkrachten in het basisonderwijs toege-nomen van 70% naar respectievelijk 77% en80%. De verwachting is dat de komendejaren het aandeel vrouwen toe zal nemen(Centraal Bureau voor de Statistiek, 2007,2008a & 2009). Deze toename komt deelsdoor de uittrede van mannen vanwege de vergrijzing van het mannelijke leerkrachten-korps. De vrijgekomen posities worden intoenemende mate ingenomen door vrouwen.Het zijn vooral de vrouwen die de opleidingaan de pabo’s volgen, de lerarenopleidingenbasisonderwijs in Nederland. Niet alleen isde instroom van vrouwen veel hoger dan dievan mannen (HBO raad, 2008), het zijn ookvooral de vrouwen die de opleiding met eendiploma afronden. In de jaren vanaf 2002/2003 was ruim 90% van de afgestudeerdenvrouw (Centraal Bureau voor de Statistiek,2008b).

In tegenstelling tot de kwantitatieve inter-pretatie geeft de kwalitatieve interpretatievan de feminisering van het onderwijs welaanleiding tot discussie. Vooral in de popu-laire media wordt gesproken over een ver-andering van schoolcultuur waarin feminiene

Sekse van de leerkracht en probleemgedragbij leerlingen

M. J. H. Rietveld, C. E. M. van Beijsterveldt en D. I. Boomsma

Page 2: Sekse van de leerkracht en probleemgedrag bij leerlingen · 2018-04-02 · tie tussen sekse van de leerkracht en ge-dragsproblemen bij kinderen is onderzocht door analyse van vragenlijstgegevens

60PEDAGOGISCHE

STUDIËN

kwaliteiten gepropagandeerd worden (Truij-ens, 2007a, 2007b). Samenwerking, taalvaar-digheid en communicatie worden genoemdals kwaliteiten die door vrouwelijke leer-krachten worden uitgedragen en gestimu-leerd onder leerlingen. De toename van hetaandeel vrouwelijke leerkrachten geldt hier-bij als verklaring voor een schoolcultuurwaarin vrouwelijke eigenschappen domine-ren. Deze verklaring suggereert dat vrouwe-lijke leerkrachten een andere stijl hanterendan mannelijke leerkrachten. Er is echter nogweinig empirisch onderzoek naar kwalitatie-ve verschillen in het handelen tussen de vrou-welijke en mannelijke leerkracht. Onderzoeknaar de opvattingen ten aanzien van didactiektoont aan dat vrouwen en mannen hierin nietvan elkaar verschillen (Johannesson, 2004;Timmerman, 2009). Met betrekking tot deontwikkeling van het onderwijscurriculum,de beleidsvoering, het dragen van de(eind)verantwoordelijkheid en het schrijvenvan publicaties, zijn de mannen in de meer-derheid bij het uitvoeren van deze taken(Geerdink, 2007; Timmerman, 2008). Voor-alsnog levert het beperkt aantal onderzoekengeen overtuigend bewijs voor de aanwezig-heid van een kwalitatief verschil in het han-delen tussen mannelijke en vrouwelijke leer-krachten (Stone, 2010). De suggestie dat detoename van het aandeel vrouwelijke leer-krachten de feminiene schoolcultuur ver-klaart, wordt genuanceerd door Volman(2004). Zij stelt dat een verschuiving in di-dactiek en curriculum gekoppeld dient teworden aan een veranderende maatschappijen niet aan de sekse van de leerkracht (zieook, Leraar24, 2009).

Naast de feminisering van het onderwijswordt de laatste jaren gesproken over de ver-schillen tussen jongens en meisjes wat betrefthun ontwikkeling op het gebied van cognitieen gedrag. De positie van jongens wordt hetmeest nadrukkelijk beschreven. Binnen deinternationale literatuur wordt gesprokenover the boys’ problem (Driessen & Van Lan-gen, 2007); jongens zijn slechter af dan meis-jes wat betreft schoolprestaties (Roeleveld & Van der Veen, 2007), schooluitval en ge-dragsproblemen. Het huidige artikel beperktzich tot gedragsproblemen. Met betrekkingtot gedragsproblemen is een duidelijk sekse-

verschil aanwezig in het nadeel van jongens.Jongens vertonen meer externaliserend pro-bleemgedrag zoals agressie, druk en impul-sief gedrag. Dit verschil tussen jongens enmeisjes wordt bevestigd door beoordelingenvan ouders (Bartels et al., 2003; Rescorla etal., 2007a), door kinderen zelf in de leeftijdvan 11 tot en met 18 jaar (Verhulst, Prince,Vervuurt-Poot, & De Jong, 1989) en leer-krachten (Rescorla et al., 2007b).

Binnen de discussie omtrent de feminise-ring van het onderwijs wordt een koppelinggelegd tussen de toename van het aandeelvrouwelijke leerkrachten en de aanwezigheidvan the boys’ problem (Timmerman & VanEssen, 2004). De jongens missen een manne-lijk rolmodel en dat is schadelijk voor hunontwikkeling (Carrington & Skelton, 2003;Skelton, 2003). De huidige situatie waarineen leerling vooral met vrouwelijke leer-krachten te doen heeft, geldt als een verkla-ring voor de problemen die jongens ervarenop school. Binnen deze context speelt devraag of jongens meer gedragsproblemenvertonen bij vrouwelijke dan bij mannelijkeleerkrachten. Dit is niet eerder onderzocht. Ineen interview met het dagblad Trouw sugge-reert Delfos (Pronk, 2008) dat een vrouwelij-ke leerkracht het jongensgedrag wel eens alslastiger zou ervaren dan een mannelijke leer-kracht. Het fysieke, naar buiten toe gerichtegedrag van jongens zou botsen met de voor-keur van de vrouwelijke leerkracht (Delfos,2004a; 2004b). Deze uitspraak wordt beaamddoor Woltring (2003, 2007) en Tavecchio(2008).

Wanneer deze uitspraak waar is dan wordtverwacht dat vrouwelijke leerkrachten jon-gens meer als problematisch beoordelen danhun mannelijke collega’s doen. Doet deze si-tuatie zich voor, dan wordt gesproken overeen beoordelaarseffect. Dit betekent dat debeoordeling afhankelijk is van eigenschap-pen van de beoordelaar, in dit geval de seksevan de leerkracht. De sekse van de leerkrachtis dan bepalender voor de mate van gedrags-problemen bij jongens dan de daadwerkelijkeaanwezigheid van gedragsproblemen. Hetonderscheid tussen een beoordelaarseffect enhet daadwerkelijk aanwezig zijn van ge-dragsproblemen kan verhelderd worden alsonafhankelijke informatie beschikbaar is (bij-

Page 3: Sekse van de leerkracht en probleemgedrag bij leerlingen · 2018-04-02 · tie tussen sekse van de leerkracht en ge-dragsproblemen bij kinderen is onderzocht door analyse van vragenlijstgegevens

61PEDAGOGISCHE

STUDIËN

voorbeeld gedragsbeoordelingen van oudersof andere verzorgers). Als de beoordelingdoor ouders van het gedrag van hun kinderensamenhangt met de sekse van de leerkracht,is er mogelijk sprake van een causaal effect.Binnen de discussie the boys’ problem en defeminisering van het onderwijs betekent dezesituatie dat vrouwelijke leerkrachten, in te-genstelling tot mannelijke leerkrachten, eennadelig effect op het gedrag van jongens inhun groep hebben.

Driessen en Doesborgh (2004) hebbenbinnen het PRIMA-cohortonderzoek de mo-gelijke samenhang bekeken tussen de seksevan de leerkracht en diverse kenmerken vande leerlingen. Driessen en Doesborgh hebbenhun gegevens geanalyseerd zowel per jaar-groep(en) als longitudinaal. In deze laatsteserie analyses hebben zij een zogenaamd cu-mulatieve benadering gehanteerd; het aantalmannelijke leerkrachten waarvan de kinderengedurende de basisschool les hebben gehad.Voor zowel cognitieve competenties als meerpsychosociale competenties bleek de seksevan de leerkracht geen rol te spelen, niet perjaargroep(en) en niet als cumulatief effect.Onder psychosociale competenties vallenzelfvertrouwen, welbevinden, werkhouding,gedrag en de relatie met de leerkracht. Dries-sen en Doesborgh hebben niet gekeken naarprobleemgedrag dat typerend is voor jongensen meisjes. Volgens de uitspraken van Del-fos, Woltring en Tavecchio is de grootstekans op het vinden van een effect als gekekenwordt naar typisch probleemgedrag van jon-gens met een vrouw als groepsleerkracht.Aan ADHD gerelateerd probleemgedrag enexternaliserend probleemgedrag zijn vormenvan gedrag waarbij verwacht mag worden dater een verschil tussen jongens en meisjesaanwezig is. Deze gedragsproblemen vormende dataset die is gebruikt voor deze publi-catie, aangevuld met informatie over inter-naliserend probleemgedrag zoals verlegen,teruggetrokken en angstig gedrag. Met hetouder worden lijken het vooral de meisjes tezijn die meer internaliserend probleemgedraglaten zien (Rescorla et al., 2007c).

Er zijn vijf onderzoeksvragen geformu-leerd waarop in deze publicatie een antwoordwordt gegeven. De onderzoeksvragen wor-den elk kort toegelicht.

a) Is er een effect van sekse van het kind opgedragsproblemen? Het antwoord op dezevraag geeft aan of jongens en meisjes ver-schillen in de aard en ernst van gedrags-problemen.

b) Is er een effect van sekse van de leerkrachtop gedragsproblemen van het kind? Dezevraag is gericht op een mogelijk verschilin beoordeling tussen een vrouwelijke eneen mannelijke leerkracht.

c) Is er een interactie tussen sekse van deleerkracht en sekse van het kind als gedragsproblemen worden beoordeelddoor de leerkracht? Een mogelijk verschilin beoordelingen tussen vrouwelijke enmannelijke leerkrachten wordt gekoppeldaan het verschil in sekse van de leerlin-gen.

d) Is er een interactie tussen sekse van deleerkracht en sekse van het kind als ge-dragsproblemen worden beoordeeld doorde ouders? De gegevens die zijn verstrektdoor ouders geven inzicht in een mogelijkcausaal effect van de sekse van de leer-kracht op het gedrag van het kind.

e) Hebben jongens met gedragsproblemenop de voorschoolse leeftijd vaker eenvrouwelijke leerkracht? Met deze vraagwordt onderzocht of jongens het pro-bleemgedrag al vertoonden voor zij bijeen vrouwelijke leerkracht in de groepkwamen.

De onderzoeksvragen a) tot en met d) zijnopgesteld naar aanleiding van de literatuur endiscussie over the boys’ problem en de femi-nisering van het onderwijs. De onderzoeks-vraag e) betreft een analyse waarbij selectie-ve plaatsing van leerlingen wordt onderzocht.Aanvullende analyses zijn uitgevoerd om teachterhalen of de gevonden effecten ver-klaard kunnen worden door verschillen inleeftijd van de leerkracht. Vrouwelijke leer-krachten zijn gemiddeld jonger dan manne-lijke leerkrachten. Mogelijk vormt het aspectleeftijd een achterliggende factor bij het ver-klaren van eventuele seksespecifieke verban-den. Het onderzoek is uitgevoerd met gege-vens van het Nederlands Tweelingen Register(Boomsma et al., 2006; NTR, 2008) waarbijgedragsproblemen van kinderen op drie tijd-stippen in de basisschool zijn onderzocht.

Page 4: Sekse van de leerkracht en probleemgedrag bij leerlingen · 2018-04-02 · tie tussen sekse van de leerkracht en ge-dragsproblemen bij kinderen is onderzocht door analyse van vragenlijstgegevens

62PEDAGOGISCHE

STUDIËN

2 Methode

2.1 OnderzoeksgroepVoor dit onderzoek zijn gegevens gebruiktover 8.959 kinderen (48% jongens, 52%meisjes) uit de geboortecohorten 1988 t/m1998. Informatie over het gedrag van de kin-deren is op 7-jarige, 10-jarige en 12-jarigeleeftijd verstrekt door de leerkracht van debasisschool en door één of twee ouders.Omdat de kinderen gevolgd zijn in hun ont-wikkeling zijn van de meeste kinderen ge-gevens van ouders beschikbaar op twee(2.472) of drie (3.160) leeftijden. De kinde-ren zijn tweelingen die ingeschreven staan bijhet Nederlands Tweelingen Register, verbon-den aan de Vrije Universiteit (NTR, 2008).Het NTR is opgericht ten behoeve van we-tenschappelijk onderzoek naar de invloed vangenen en omgeving op, onder andere, gedrag,persoonlijkheid en leefgewoonten. Een rele-vante vraag binnen tweelingonderzoek is oftweelingen meer of minder problemen verto-nen dan eenlingen. In een NTR studie (Vanden Oord, Koot, Boomsma, Verhulst, & Orle-beke, 1995) naar gedragsproblemen op voor-schoolse leeftijd blijkt dat tweelingen verge-lijkbaar zijn met eenlingen.

Op het moment dat kinderen de schoolseleeftijd bereiken en ouders hun tweelingenaanmelden bij de basisschool, kunnen ouderste maken krijgen met de keuze om hun kin-deren in een aparte of dezelfde groep te plaat-sen. Voor de steekproef in dit onderzoekgeldt dat het merendeel van de tweelingen bijelkaar in de groep is geplaatst, zowel op 7-,10- als 12-jarige leeftijd (55% - 60%). Omdathet huidige onderzoek zich richt op gedrags-problemen is het belangrijk om na te gaan ofhet wel of niet scheiden van tweelingen vaninvloed is op deze variabelen. Uit onderzoekvan het NTR blijkt dat tweelingen die inaparte groepen zijn geplaatst meer interna-liserende gedragsproblematiek vertonen op7-jarige leeftijd dan tweelingen die in dezelf-de groep zijn geplaatst. Dit verschil is tijde-lijk (Van Leeuwen, Van den Berg, Van Beijs-terveldt, & Boomsma, 2005). Dit resultaat isgebaseerd op gegevens van de geboortecohor-ten 1986-1996; deze cohorten overlappen gro-tendeels met de cohorten van dit onderzoek.

Indicatie van de sociaaleconomische ach-

tergrond van de onderzoeksgroep is verkre-gen middels informatie over het niveau vanhet beroep van de ouders. Er is uitgegaan van het hoogste niveau van de moeder en/ofde vader. De indeling heeft geresulteerd ineen 5-puntsschaal; elementair (0,9%), lager(16,4%), middelbaar (45,6%), hoger (27,3%)en wetenschappelijk (9,8%). De verdelingvan de onderzoeksgroep over de vijf niveaushangt niet samen met de sekse van de leer-kracht van de kinderen. Er is geen sprake vanselectieve plaatsing op basis van het niveauvan het beroep van de ouders.

2.2 MeetinstrumentenEr is gekozen voor drie gedragsvariabelen:ADHD index, externaliserend probleemgedragen internaliserend probleemgedrag. Voor elkvan de drie gedragsvariabelen geldt dat hetom een continue eigenschap gaat, en nietzoals bij een klinische diagnose, een kwalita-tieve (wel/niet) eigenschap. Van elke respon-dent en op elke leeftijd van de kinderen zijndeze drie variabelen verzameld.

ADHD indexDeze variabele is verzameld middels de Con-ners’ Parent Rating Scale – Revised (CPRS-R;Conners, Sitarenios, Parker, & Epstein,1998a) bij de ouders en de Conners TeacherRating Scale-Revised (CTRS-R; Conners,Sitarenios, Parker, & Epstein, 1998b) bij deleerkrachten. Deze vragenlijsten zijn ontwik-keld om ADHD en gerelateerd gedrag vankinderen in de leeftijd 3 tot 17 jaar in kaart tebrengen. De ouders en de leerkracht beoor-delen in welke mate een bepaald gedrag vantoepassing is op hun kind en leerling. Dezebeoordeling vindt plaats op een 4-punts-schaal, variërend van helemaal niet waar (0)tot heel erg waar (3). Voor zowel de leer-krachten als de ouders is de ADHD-index gebruikt. Deze schaal is samengesteld uit 12items die het beste onderscheid maken tussenkinderen mèt de klinische diagnose ADHDen kinderen zonder de klinische diagnoseADHD (Conners, 2001).

Externaliserend en internaliserend probleemgedragDeze twee variabelen zijn gemeten met de Child Behavior Checklist (CBCL/4-18;

Page 5: Sekse van de leerkracht en probleemgedrag bij leerlingen · 2018-04-02 · tie tussen sekse van de leerkracht en ge-dragsproblemen bij kinderen is onderzocht door analyse van vragenlijstgegevens

63PEDAGOGISCHE

STUDIËN

Achenbach, 1991a) voor de ouders en de Teacher Report Form (TRF; Achenbach,1991b) voor de leerkrachten. Beide vragen-lijsten zijn ontworpen om emotionele en ge-dragsproblemen te meten in kinderen in deleeftijd 4 tot 18 jaar (Verhulst, Van der Ende,& Koot, 1996). De ouders en de leerkrachtgeven aan of een aspect niet (0), eenbeetje/soms (1) of duidelijk/vaak (2) op hunkind en leerling van toepassing is. In totaalzijn er 118 vragen en deze worden gecatego-riseerd in 8 probleemschalen. Deze 8 schalenzijn weer in te delen in 2 bredere schalen. Deinternaliserende schaal bestaat uit de schalenTeruggetrokken gedrag, Angstig/Depressiefgedrag en Lichamelijke klachten. De inter-naliserende schaal van de CBCL/4-18 is sa-mengesteld uit 31 vragen, diezelfde schaalvan de TRF is samengesteld uit 35 vragen.De externaliserende schaal bestaat uit deschalen Normafwijkend gedrag en Agressiefgedrag. De externaliserende schaal van deCBCL/4-18 is samengesteld uit 33 vragen,diezelfde schaal van de TRF is samengestelduit 34 vragen. De CBCL is tevens afgenomenop 3-jarige leeftijd van de kinderen (CBCL/2-3; Achenbach, 1992) en is vergelijkbaarmet de CBCL/4-18.

2.3 LeerkrachtenInformatie over de schoolsituatie is verkre-gen middels een vragenlijst gericht aan deleerkracht van de tweeling. De ouders zijnschriftelijk benaderd met de vraag of de leer-kracht van hun kinderen betrokken mag wor-den bij het onderzoek. Nadat ouders hiertoetoestemming hebben verleend, wordt de leer-kracht rechtstreeks aangeschreven door hetNTR met het verzoek tot medewerking aanhet onderzoek. In de vragenlijst zitten deTRF en de CTRS-R, vragen over de sekse,leeftijd, functie van de leerkracht en hoe goedde leerkracht de leerling kent. Vragenlijstenwaarbij de sekse van de leerkracht ontbreekt,worden niet meegenomen in dit onderzoek.

Voor de leerkrachten zijn er twee selectiestoegepast. Er is voor gekozen om alleen dievragenlijsten te gebruiken die daadwerkelijkingevuld zijn door leerkrachten en niet doorrespondenten met een andere functie binnende school. Daarnaast is geselecteerd op vra-genlijsten die zijn ingevuld door leerkrachten

die hebben aangegeven de kinderen gemid-deld tot goed kennen. Deze twee selectieshebben geresulteerd in een reductie van hetaantal vragenlijsten van leerkrachten metminder dan 2,5%. De leerkrachtgegevens zijnbeschikbaar voor 4136 7-jarige kinderen,3346 10-jarige kinderen en 2337 12-jarigekinderen.

De verhouding vrouwelijke versus man-nelijke leerkrachten verschuift met het ouderworden van de leerlingen. Op 7-jarige en 10-jarige leeftijd zijn er meer vrouwelijke leer-krachten (91,10% en 66,35%), terwijl op 12-jarige leeftijd de vrouwelijke leerkracht in deminderheid is (46,05%). In deze dataset is demannelijke leerkracht ouder (gemiddeld45,57 jaar) dan zijn vrouwelijke collega (ge-middeld 38,64 jaar). Het leeftijdsverschiltreedt op in alle drie de leeftijdsgroepen.

2.4 OudersIn dit onderzoek zijn de vragenlijsten van ouders toegevoegd indien informatie over desekse van de leerkracht bekend is. De oudersvan de tweelingen die staan ingeschreven bijhet NTR ontvangen tweejaarlijks een vragen-lijst met de CBCL/4-18. Pas sinds 2000wordt ook de CPRS-R opgestuurd. Wanneerfinanciën en personele middelen het toelaten,worden de gezinnen die niet hebben gere-ageerd nogmaals aangeschreven en eventueelop een later tijdstip gebeld. De volgende aan-tallen zijn berekend op de aanwezigheid vande CPRS-R, tussen haakjes staat het aantalwaarvan de CBCL/4-18 beschikbaar is. Moe-ders hebben voor 4.136 kinderen van 7-jarigeleeftijd de CPRS-R ingevuld (3.928). Dezeaantallen bedragen 3.175 op 10-jarige leeftijd(3.170) en 2.189 op 12-jarige leeftijd (2.195).Ten opzichte van de moeders is de responsvan de vaders gemiddeld 75% op 7- en 10-jarige leeftijd en 84% op 12-jarige leeftijdvan hun kinderen. In onderzoeksvraag e) wordtgerefereerd aan de voorschoolse leeftijd vande kinderen. Op 3-jarige leeftijd van de kin-deren zijn 4.022 vragenlijsten van de moe-ders en 3.349 vragenlijsten van de vaders beschikbaar (CBCL/2-3).

2.5 Data-analyseIn de inleiding van dit artikel staan de vijf on-derzoeksvragen gerangschikt. Het antwoord

Page 6: Sekse van de leerkracht en probleemgedrag bij leerlingen · 2018-04-02 · tie tussen sekse van de leerkracht en ge-dragsproblemen bij kinderen is onderzocht door analyse van vragenlijstgegevens

64PEDAGOGISCHE

STUDIËN

op de onderzoeksvragen is verkregen doortoepassing van de statistische procedureMixed Models. De dataset is samengestelduit informatie van verschillende personenvan eenzelfde gezin. Dit houdt in dat dewaarnemingen onderling niet onafhankelijkzijn. De statistische procedure Mixed Modelshoudt rekening met deze afhankelijkheiddoor gelijktijdig verschillen tussen gemiddel-den en covarianties te modelleren. De analy-ses van deze dataset hebben plaatsgevondenper leeftijdscohort.

Als kritische grens voor het bereiken vansignificantie wordt een α van 5 procent ge-handhaafd. Omdat we meerdere toetsen opdezelfde dataset uitvoeren, is het significantie-niveau aangepast tot 0,0013 door toepassingvan een Bonferroni-correctie (Field, 2000).

3 Resultaten

De onderzoeksvragen a) t/m d) betreffen detoetsing van gemiddelden en varianties vande drie gedragsvariabelen: ADHD index, in-ternaliserend en externaliserend probleem-gedrag. In Tabel 1 staan deze gegevens ver-meld, opgesplitst naar respondent, sekse vanhet kind en leeftijd.

Indien de gemiddelden tussen de verschil-lende respondenten vergeleken worden danvalt op dat ouders meer gedragsproblemengerelateerd aan ADHD rapporteren dan deleerkrachten. Dit geldt voor elke leeftijd van

de kinderen. Een soortgelijk patroon is zicht-baar bij externaliserend probleemgedragmet uitzondering van 12-jarige jongens. Voorinternaliserend probleemgedrag geldt datvrouwelijke leerkrachten en moeders meerproblemen rapporteren dan mannelijke leer-krachten en vaders, respectievelijk. Ook ditpatroon blijft stabiel over de drie leeftijdenvan de kinderen.

Met behulp van statistische toetsen zijn dehoofd- en interactie-effecten getoetst waarbijsekse van het kind en van de leerkacht de on-afhankelijke variabelen vormen. De afhanke-lijke variabelen zijn de gedragsvariabelen.De bespreking van resultaten gebeurt per on-derzoeksvraag.

3.1 a) Is er een effect van sekse van het kind op gedragsproblemen?Deze vraag behelst de toetsing van eenhoofdeffect waarbij gekeken wordt of seksevan het kind bepalend is voor de mate waar-in het kind gedragsproblemen vertoont. Erwordt nog geen onderscheid gemaakt tussenvrouwelijke en mannelijke leerkrachten. Deresultaten zijn eenduidig: Jongens scoren sig-nificant hoger op de ADHD index en verto-nen meer externaliserend probleemgedragdan meisjes op 7-, 10- en 12-jarige leeftijd.Dit geldt zowel voor de rapportage door leer-krachten (ongeacht sekse), moeders en va-ders. Dit significante verschil is niet aanwezigbij internaliserend probleemgedrag. De toet-singsgrootheden staan vermeld in Tabel 2.

Tabel 1

Gemiddelden (standaarddeviaties) voor jongens en meisjes op 7-, 10- en 12-jarige leeftijd

Page 7: Sekse van de leerkracht en probleemgedrag bij leerlingen · 2018-04-02 · tie tussen sekse van de leerkracht en ge-dragsproblemen bij kinderen is onderzocht door analyse van vragenlijstgegevens

65PEDAGOGISCHE

STUDIËN

3.2 b) Is er een effect van sekse vande leerkracht op gedragsproblemenvan het kind?Deze vraag wordt beantwoord door wèl onderscheid te maken tussen vrouwelijke enmannelijke leerkrachten maar géén onder-scheid te maken tussen jongens en meisjes.Het blijkt dat er twee significante effectenzijn: internaliserend probleemgedrag op 10-jarige (F = 22,96; p < 0,001) en 12-jarigeleeftijd (F = 16,88; p < 0,001). De vrouwelijkeleerkrachten rapporteren méér problemen bijde kinderen dan de mannelijke leerkrachten.Vrouwelijke en mannelijke leerkrachten rap-porteren geen verschil in de mate van ADHDen externaliserend probleemgedrag, op geenenkele leeftijd.

Het effect van leeftijd van de leerkrachtis onderzocht in een aanvullende serie vananalyses. Na toepassing van de Bonferroni-correctie is geen significant leeftijdseffectgevonden, niet voor vrouwelijke en niet voormannelijke leerkrachten. De rapportage vangedragsproblemen door leerkrachten is nietafhankelijk van de leeftijd van diezelfde leer-krachten.

3.3 c) Is er een interactie tussen seksevan de leerkracht en sekse van hetkind als gedragsproblemen worden beoordeeld door de leerkracht? Deze vraag gaat na of vrouwelijke leerkrach-ten het gedrag van jongens en meisjes andersbeoordelen dan mannelijke leerkrachten. Detoetsing betreft een interactie-effect. Om hetinteractie-effect inzichtelijk te maken zijn de

resultaten grafisch weergegeven, Figuur 1. Na inspectie van Figuur 1 blijkt dat jon-

gens een hogere score hebben voor gedrags-problemen wanneer de beoordeling door eenvrouwelijke leerkracht is gedaan. Echter, natoetsing blijkt dat voor geen enkele gedrags-variabele een significant interactie-effectaanwezig is. Het verschil in de rapportagevan gedragsbeoordelingen tussen vrouwelijkeen mannelijke leerkrachten zoals zichtbaar is,blijkt te klein om van significante betekeniste spreken1. Figuur 1 bevestigt een eerdereuitkomst waarover wordt gesproken bij on-derzoeksvraag a). Jongens scoren significanthoger op de ADHD index en vertonen signi-ficant meer externaliserend probleemgedragdan meisjes.

3.4 d) Is er een interactie tussen seksevan de leerkracht en sekse van hetkind als gedragsproblemen worden beoordeeld door de ouders? De analyses zijn identiek aan de analyses bijvraag c), echter de gedragsvariabelen zijn nu afkomstig uit de vragenlijsten die door ouders zijn ingevuld. Hiermee kunnen we devraag beantwoorden of er sprake is van eencausaal effect: gedraagt een kind met eenvrouwelijke leerkracht zich anders dan eenkind met een mannelijke leerkracht? Het gaathier om gedrag zoals dat wordt ervaren doorde ouders. De resultaten staan gepresenteerdin Figuur 2.

In Figuur 2 staan per sekse van het kindvier beoordelingen gerangschikt. De eerstetwee beoordelingen zijn afkomstig van de

Tabel 2

Toetsing van het hoofdeffect sekse van het kind

Page 8: Sekse van de leerkracht en probleemgedrag bij leerlingen · 2018-04-02 · tie tussen sekse van de leerkracht en ge-dragsproblemen bij kinderen is onderzocht door analyse van vragenlijstgegevens

66PEDAGOGISCHE

STUDIËN

Figuur 1. Gedragsproblematiek op drie leeftijden, opgesplitst naar sekse van het kind en sekse van de

leerkracht (LK). De vragenlijsten zijn ingevuld door de leerkrachten.

Page 9: Sekse van de leerkracht en probleemgedrag bij leerlingen · 2018-04-02 · tie tussen sekse van de leerkracht en ge-dragsproblemen bij kinderen is onderzocht door analyse van vragenlijstgegevens

67PEDAGOGISCHE

STUDIËN

Figuur 2. Gedragsproblematiek op drie leeftijden, opgesplitst naar sekse van het kind en sekse van de

leerkracht (LK). De vragenlijsten zijn ingevuld door de moeders en de vaders.

Page 10: Sekse van de leerkracht en probleemgedrag bij leerlingen · 2018-04-02 · tie tussen sekse van de leerkracht en ge-dragsproblemen bij kinderen is onderzocht door analyse van vragenlijstgegevens

68PEDAGOGISCHE

STUDIËN

moeder, waarbij de eerste beoordeling geldtvoor kinderen met een vrouwelijke leerkrachten de tweede beoordeling geldt voor kinde-ren met een mannelijke leerkracht. De derdeen vierde beoordeling zijn afkomstig van devader, idem dito opgesplitst naar de sekse vande leerkracht. Een vergelijking tussen detwee beoordelingen door de moeder en eenvergelijking tussen de twee beoordelingenvan de vader geeft inzicht of deze gedrags-beoordelingen afhankelijk zijn van de seksevan de leerkracht van hun kinderen. Terwijlmoeder doorgaans meer gedragsproblemenrapporteren dan vaders, is deze rapportageniet afhankelijk van de sekse van de leer-kracht. Dit patroon is consistent voor jongensen meisjes. Aansluitende Mixed Models-analyses wijzen op de afwezigheid van eensignificant interactie-effect. Dit geldt voorelk gedragsprobleem op elke leeftijd2.

3.5 e) Hebben jongens met gedrags-problemen op de voorschoolse leeftijdvaker een vrouwelijke leerkracht?Deze analyse beantwoordt de vraag naar se-lectieve plaatsing van kinderen met gedrags-problemen. De gegevens zijn aangeleverddoor de ouders. Het antwoord op onder-zoeksvraag c) geeft aan dat de mate van ge-dragsproblemen bij jongens en meisjes op 7-jarige leeftijd niet samenhangt met desekse van de leerkracht. Dit maakt selectieveplaatsing onwaarschijnlijk. De analyses vande gedragsvariabelen zoals die op 3-jarigeleeftijd zijn verzameld bevestigen dit. Op 3-jarige leeftijd hebben kinderen die later op7-jarige leeftijd bij een vrouwelijke leer-kracht zijn geplaatst ongeveer evenveel pro-blemen als kinderen die bij een mannelijkeleerkracht zijn geplaatst. Hierbij is geen ver-schil tussen jongens en meisjes. Dit geldtvoor internaliserende en externaliserendeproblematiek en volgens rapportage doorzowel de moeder als vader. De gedragsvaria-bele ADHD index is niet gemeten op voor-schoolse leeftijd. In Nederland gaan de groe-pen vanaf 7-jarige leeftijd (groep 3) stabieldoor de basisschool. Selectieve plaatsing isdaarom niet onderzocht met de gegevensover 10- en 12-jarige kinderen.

4 Conclusie

Aanleiding tot dit onderzoek is de maat-schappelijke discussie waarin gesuggereerdwordt dat de toenemende feminisering vanhet onderwijs negatieve gevolgen heeft voorkinderen, in het bijzonder voor jongens. Dezediscussie is tot heden weinig gebaseerd opwetenschappelijke resultaten. De resultatenvan dit onderzoek zijn in lijn met de bevin-dingen van Driessen en Doesborgh (2004). Inhet onderzoek van Driessen en Doesborgh isgekeken naar cognitieve competenties enpsychosociale competenties zoals zelfver-trouwen, welbevinden, werkhouding, gedragen de relatie met de leerkracht. Het huidigeonderzoek heeft zich meer gericht op pro-bleemgedrag waarvan bekend is dat het ge-drag vaker door jongens wordt vertoond,zoals gedrag gerelateerd aan ADHD en exter-naliserend probleemgedrag. Het verschil inprobleemgedrag tussen jongens en meisjeswordt bevestigd door het hoofdeffect vansekse van de leerling. Jongens vertonen pro-bleemgedrag gerelateerd aan ADHD en ex-ternaliserend probleemgedrag vaker en inmeer ernstige mate dan meisjes, op elke leef-tijd en volgens elke respondent. De literatuurmet betrekking tot internaliserende gedrags-problemen schetst een ander, minder eendui-dig beeld. Indien er gesproken wordt overeen verschil tussen jongens en meisjes danblijkt dit voornamelijk te gelden voor meisjesop een leeftijd na de basisschool (Rescorla etal., 2007b). De beschrijvende statistiek vanhet huidige onderzoek laat zien dat vrouwe-lijke leerkrachten meer internaliserende ge-dragsproblemen rapporteren dan mannelijkeleerkrachten op 10- en 12-jarige leeftijd vande kinderen. Er bleek echter geen sprake vaneen interactie-effect tussen sekse van de leer-kracht en sekse van de leerling. Dit betekentdat voor zowel jongens als meisjes, de vrou-welijke leerkracht meer internaliserende pro-blemen rapporteert dan de mannelijke leer-kracht.

Voor geen van de gedragsproblemen von-den we een significant effect tussen sekse vande leerkracht en sekse van het kind. Toch issprake van een eenduidig beeld dat naarvoren komt uit Figuur 1: de vrouwelijke leer-kracht rapporteert meer gedragsproblemen

Page 11: Sekse van de leerkracht en probleemgedrag bij leerlingen · 2018-04-02 · tie tussen sekse van de leerkracht en ge-dragsproblemen bij kinderen is onderzocht door analyse van vragenlijstgegevens

69PEDAGOGISCHE

STUDIËN

bij jongens dan de mannelijke leerkracht. Ditbeeld geldt niet voor meisjes: de mannelijkeleerkracht rapporteert een hogere score op de ADHD index en meer externaliserendeproblemen dan zijn vrouwelijke collega. Degrafieken suggereren een beoordelaarseffectvoor vrijwel alle leeftijden. Hierbij dient teworden opgemerkt dat de steekproef deelsbestaat uit een longitudinaal cohort wat zorgtvoor enige stabiliteit in resultaten (Verhulst& Van der Ende, 1995). Terwijl de grafiekeneen patroon suggereren, wordt dit door destatistische analyses níet bevestigd. Hierdooris het lastig om betekenis te geven aan de ten-dens die zichtbaar is. Er kan hooguit gesteldworden dat als er sprake is van een interactietussen sekse van de leerling en sekse van deleerkracht, deze interactie zwak is.

Om meer duidelijkheid te krijgen over hetbeoordelaarseffect van de sekse van de leer-kracht, is gekozen voor een aanvullende benadering: ouders. Door deze extra infor-matiebron te gebruiken, wordt het beoorde-laarseffect getoetst. Net zoals de leerkrachtenhebben de ouders het gedrag van hun kinde-ren beoordeeld op problematiek gerelateerdaan ADHD, internaliserende en externali-serende gedragsproblemen. Het gaat hier omde beleving van ouders van het gedrag vanhun kinderen in de thuissituatie en of dezebeleving afhankelijk is van de sekse van deleerkracht. Uit de resultaten blijkt dat oudersevenveel gedragsproblemen rapporteren bijhun kinderen met een vrouwelijke als meteen mannelijke leerkracht. De gesuggereerdenegatieve gevolgen voor jongens door de fe-minisering van het onderwijs zijn niet aan-toonbaar, volgens de beoordeling van het ge-drag door ouders. Dit geldt zowel volgens debeoordeling door de moeder als de beoorde-ling door de vader. Dit resultaat vormt eensterk argument tegen de vermeende negatievegevolgen van een vrouwelijke leerkracht.Volgens ouders, ervaringsdeskundigen bijuitstek, hangt het probleemgedrag van hunkinderen in de thuissituatie niet samen met desekse van de leerkracht van hun kinderen.

Een beperking van het onderzoek betrefthet dichotome onderscheid tussen mannelijkeen vrouwelijke leerkrachten (Frosh, Phoenix,& Pattman, 2002). Het biologische begripsekse is niet toereikend in een discussie

waarbij de kwalitatieve interpretatie van defeminisering van het onderwijs wordt gehan-teerd. Het sociaalcultureel bepaalde begripgender lijkt binnen deze context passender;gedrags- en identiteitsaspecten van de leer-kracht die van invloed kunnen zijn op demate waarin kinderen gedragsproblemen ver-tonen. Een inventarisatie van deze kwalitei-ten van de leerkracht heeft in dit onderzoekniet plaats kunnen vinden.

De resultaten van dit onderzoek zijn ver-kregen middels gedegen analyses van eenomvangrijke dataset waarbij gekozen is voortwee verschillende benaderingen van de rela-tie tussen sekse van de leerkracht en proble-men bij kinderen. Terwijl de beoordelingendoor de leerkracht nog enige ruimte laten totspeculatie, is speculatie niet mogelijk als ge-dragsbeoordelingen door de ouders wordengebruikt. Concluderend geldt dat de getals-matige dominantie van vrouwelijke leer-krachten niet leidt tot aan ADHD gerelateerdgedrag, externaliserende en internaliserendegedragsproblemen. Vice versa geldt ook datde aanwezigheid van een mannelijke leer-kracht niet leidt tot een vermindering van ge-noemde gedragsproblematiek bij kinderen.

Noten

1 De tabel met toetsingsgrootheden is op te

vragen bij de eerste auteur.

2 De tabel met toetsingsgrootheden is op te

vragen bij de eerste auteur.

Literatuur

Achenbach, T. M. (1991a). Manual for the Child

Behavior Checklist/4-18 and 1991 profile. Bur-

lington, VT: University of Vermont, Depart-

ment of Psychiatry.

Achenbach, T. M. (1991b). Manual for the Teacher’s

Report Form and 1991 profile. Burlington, VT:

University of Vermont, Department of Psy-

chiatry.

Achenbach, T. M. (1992). Manual for the Child Be-

havior Checklist/2-3 and 1992 profile. Burling-

ton, VT: University of Vermont, Department of

Psychiatry.

Bartels, M., Hudziak, J. J., Boomsma, D. I., Riet-

Page 12: Sekse van de leerkracht en probleemgedrag bij leerlingen · 2018-04-02 · tie tussen sekse van de leerkracht en ge-dragsproblemen bij kinderen is onderzocht door analyse van vragenlijstgegevens

70PEDAGOGISCHE

STUDIËN

veld, M. J. H., Beijsterveldt, C. E. M. van, &

Oord, E. J. C. G. van den. (2003). A study of

parent ratings of internalizing and externali-

zing problem behavior in 12-year-old twins.

Journal of the American Academy of Child

and Adolescent Psychiatry, 42, 1351-1359.

Boomsma, D. I., Geus, E. J. C. de, Vink, J. M.,

Stubbe, J. H., Distel, M. A., Hottenga, J. J., et

al. (2006). Netherlands Twin Register: from

twins to twin families. Twin Research and

Human Genetics, 9, 849-857.

Bouma, J. (2008, 24 november). De juf mag wel

wat mannelijker zijn. NRC Handelsblad.

Brok, Y. den. (2008, 15 oktober). Wereld wordt al-

leen maar beter van verjuffing. Trouw.

Carrington, B., Tymms, P., & Merrell, C. (2008).

Role models, school improvement and ‘the

gender gap’ – do men bring out the best in

boys and women the best in girls? British

Educational Research Journal, 34, 315-327.

Carrington, B., & Skelton, C. (2003). Re-thinking

‘role models’: equal opportunities in teacher

recruitment in England and Wales. Journal of

Education Policy, 18, 253-265.

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2007). Jaar-

boek onderwijs in cijfers [Elektronische ver-

sie]. Voorburg/Heerlen, Nederland: CBS.

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2008a).

Webmagazine 1 oktober. Opgehaald op 11

november 2008, van http://www.cbs.nl/nl-NL/

menu/themas/arbeid-sociale-zekerheid/publi-

caties/artikelen/ archief/.

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2008b).

Hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk

onderwijs; geslaagden. Opgehaald op 11 no-

vember 2008, van http://statline.cbs.nl/Stat

Web/publication/.

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2009).

Banen van werknemers; economische activi-

teit en geslacht. Opgehaald op 7 september

2010, van http://statline.cbs.nl/StatWeb/publi-

cation/?VW=T&DM=SLNL&PA=71814NED&

D1=a&D2=804-807&D3=l&HD=100901-1100&

HDR=T&STB=G1,G2.

Conners, C. K. (2001). Conners’ Rating Scales-

Revised. New York and Toronto: Mutli-Health

Systems, Inc.

Conners, C. K., Sitarenios, G., Parker, J. D., & Ep-

stein, J. N. (1998a). The revised Conners’ Pa-

rent Rating Scale (CPCR-S): factor structure,

reliability and criterion validity. Journal of Ab-

normal Child Psychology, 26, 257-268.

Conners, C. K., Sitarenios, G., Parker, J. D., & Ep-

stein, J. N. (1998b). The revision and restan-

dardization of the Conners’ Teacher Rating

Scale (CTCR-S): factor structure, reliability

and criterion validity. Journal of Abnormal

Child Psychology, 26, 257-268.

Dee, T. (2006). The why chromosome: How a

teachers’ gender affects boys and girls. Edu-

cation Next, 4, 69-75.

Delfos, M. (2004a). De schoonheid van het ver-

schil. Amsterdam: Harcourt Book Publishers.

Delfos, M. (2004b). Een jongen is geen meisje.

De Wereld van Het Jonge Kind, 31, 183-186.

Driessen, G., & Langen, A. van. (2007). Sekse-

verschillen in het onderwijs. Mens & Maat-

schappij, 82(2), 109-131.

Driessen, G., & Doesborgh, J. (2004). De femini-

sering van het basisonderwijs. Nijmegen, Ne-

derland: Instituut van Toegepaste Sociale

wetenschappen (ITS), Stichting Katholieke

Universiteit, Nijmegen.

Field, A. (2000). Discovering Statistics. Using

SPSS for Windows. Wiltshire, Verenigd Ko-

ninkrijk: The Cromwell Press Ltd.

Frosh, S., Phoenix, A., & Pattman, R. (2002).

Young Masculinities – Understanding boys in

contemporary society. Hampshire, Verenigd

Koninkrijk: Palgrave Macmillan.

Geerdink, G. (2007). Diversiteit op de pabo. Sekse-

verschillen in motivatie, curriculumperceptie

en studieresultaten. Dissertatie. Radboud

Universiteit Nijmegen, Nijmegen, Nederland.

HBO raad. (2008). Instroom Detail 2007 – draai-

tabel. Opgehaald op 11 november 2008, van

http://www.hbo-raad.nl/publicaties/.

Johannesson, I. J. (2004). To teach boys and

girls: a pro-feminist perspective on the boys’

debate in Iceland. Educational Review, 56(1),

33-42.

Klein, J. (2004). Who is most responsible for gen-

der differences in scholastic achievements:

pupils or teachers? Educational Research,

46(2), 183-193.

Leeuwen, M. van, Berg, S. M. van den, Beijster-

veldt, C. E. M. van, & Boomsma, D.I. (2005).

Effects of twin seperation in primary school.

Twin Research and Human Genetics, 8, 384-

391.

Leraar24. (2009). Gesprek: Feminisering van het

onderwijs. Opgehaald op 31 augustus 2010,

van http://www.leraar24.nl/video/1182/gesprek-

feminisering-van-het-onderwijs.

Page 13: Sekse van de leerkracht en probleemgedrag bij leerlingen · 2018-04-02 · tie tussen sekse van de leerkracht en ge-dragsproblemen bij kinderen is onderzocht door analyse van vragenlijstgegevens

71PEDAGOGISCHE

STUDIËN

Marsh, H. W., Martin, A. J., & Cheng, J. H. S.

(2008). A multilevel perspective on gender in

classroom motivation and climate: potential

benefits of male teachers for boys? Journal of

Educational Psychology, 100, 78-95.

Martin, A., & Marsh, H. (2005). Motivating boys

and motivating girls: does teacher gender

really make a difference? Australian Journal

of Education, 49, 320-334.

NTR. (2008). Opgehaald op 2 december 2008,

van http://www.tweelingenregister.org/.

Niemantsverdriet, J. (2006). Meer juffen dan

meesters. JSW, 90, 6-9.

Oord, E. J. C. G. van den, Koot, H. M., Boomsma,

D. I., Verhulst, F. C., & Orlebeke, J. F. (1995).

A twin-singleton comparison of problem beha-

viour in 2-3-year-olds. Journal of Child Psy-

chology and Psychiatry, 36, 449-458.

Pronk, I. (2008, 2 oktober). De meester verdwijnt

ook op de middelbare school: Effecten van

‘verjuffing’ onderwijs nog onduidelijk. Trouw.

Rescorla, L. A., Achenbach, T. M., Ginzburg, S.,

Ivanova, M., Dumenci, L., et al. (2007b). Con-

sistency of teacher-reported problems for

students in 21 countries. School Psychology

Review, 36, 91-110.

Rescorla, L. A., Achenbach, T, Ivanova, M. Y., Du-

menci, L., Almqvist, F., Bilenberg, N., et al.

(2007a). Behavioral and emotional problems

reported by parents of children ages 6 to 16 in

31 societies. Journal of Emotional and Beha-

vioral Disorders, 15, 130-142.

Rescorla, L. A., Achenbach, T. M., Ivanova, M. Y.,

Dumenci, L. Almqvist, F., Bilenberg, N., et al.

(2007c). Epidemiological comparisons of pro-

blems and positive qualities reported by ado-

lescents in 24 countries. Journal of Consulting

and Clinical Psychology, 75, 351-358.

Roeleveld, J., & Veen, I. van der. (2007). Kleuter-

bouwverlenging in Nederland: Omvang, ken-

merken en effecten. Pedagogische Studiën,

84, 448-462.

Sikkes, R. (2004). Poen, status en de tere jon-

gensziel. Het Onderwijsblad, 7.

Skelton, C. (2001). Schooling the boys: Mascu-

linities and primary education, Buckingham,

Verenigd Koninkrijk, Open University Press.

Skelton, C. (2003). Male primary teachers and

perceptions of masculinity. Educational Re-

view, 55, 195-209.

Skelton, C., & Read, B. (2006). Male and female

teachers’ evaluative responses to gender and

the implications of these for the learning envi-

ronments of primary age pupils. International

Studies in Sociology of Education, 16, 105-

120.

Stone, K. (2010). Dealing with gender disparity in

education. More men and only boys (‘Missing

men’ background paper). Victoria, New Zea-

land: Institute of Policy Studies, School of

government, Victoria University of Wellington.

Tavecchio, L. (2008). Kinderopvang als opvoe-

dingsmilieu: Wat zijn de effecten en wat bete-

kent het voor jongens? In W. Koops, B. Leve-

ring, & M. de Winter (red.), Opvoeding als

spiegel van de beschaving (pp. 180-193). Am-

sterdam: SWP.

Timmerman, G. (2008). De mythe van de vrou-

welijke didactiek. In S. Goorhuis-Brouwer, M.

van Essen & B. Levering (red.), Mythes in het

Onderwijs (pp. 96-108). Amsterdam: SWP.

Timmerman, G. (2009, mei). Feminisering van

het praktijkonderwijs: verschilt de professio-

nele deskundigheid van mannelijke en vrou-

welijke leerkrachten? Paper gepresenteerd

op de Onderwijs Research Dagen, Leuven.

België.

Timmerman, G., & Essen, M. van. (2004). De

mythe van het ‘vrouwengevaar’. Pedagogiek,

24(1), 57-71.

Timmerman, G., & Essen, M. van. (2008, 29 ja-

nuari). Mannen vernielden onderwijs. NRC

Handelsblad.

Truijens, A. (2007a, 17 november). Er staat nog

maar zelden een meester voor de klas. De

Volkskrant.

Truijens, A. (2007b, 24 november). Kraaltjes rij-

gen versus bomen klimmen. De Volkskrant.

Veendrick, L., Tavecchio, L., & Doornenbal, J.

(2004). Jongens als probleem. Pedagogiek

themanummer 24(1), 12-22.

Verhulst, F. C., Ende, J. van der, & Koot, H. M.

(1996). Handleiding voor de CBCL/40-18.

Rotterdam, Nederland: Afdeling Kinder- en

jeugdpsychiatrie, Sophia Kinderziekenhuis/

Academisch Ziekenhuis Rotterdam/ Erasmus

Universiteit Rotterdam.

Verhulst, F. C., & Ende, J. van der. (1995). The

eight-year stability of problem behavior in an

epidemiologic sample. Pediatric Research,

38, 612-617.

Verhulst, F. C., Prince, J., Vervuurt-Poot, C., &

Jong, J. de. (1989). Mental health in Dutch

adolescents: Self-reported problems for ages

Page 14: Sekse van de leerkracht en probleemgedrag bij leerlingen · 2018-04-02 · tie tussen sekse van de leerkracht en ge-dragsproblemen bij kinderen is onderzocht door analyse van vragenlijstgegevens

72PEDAGOGISCHE

STUDIËN

11-18. Acta Psychiatrica Scandinavica, 80,

supplement 356.

Volman, M. (2004). Jongens en juffen: Wat is het

probleem? Pedagogiek, 24, 107-111.

Woltring, L. (2003). Jongenspedagogiek? Opvoe-

den met gevoel voor sekseverschillen. Peda-

gogiek, 23, 175-181.

Woltring, L. (2007). Kinderen zijn prikkelverwer-

kende wezens. De wereld van het Jonge Kind,

34(6), 167-170. Erratum (2007).

Opgehaald op 2 december 2008, van

www.laukwoltring.nl.

Manuscript aanvaard op: 17 december 2010

Auteurs

Marjolein Rietveld is werkzaam als opleidings-

docent bij de Pabo Almere/Windesheim Flevoland.

Toos van Beijsterveldt en Dorret Boomsma

zijn werkzaam bij de Afdeling Biologische Psy-

chologie van de Faculteit der Psychologie en Pe-

dagogiek, Vrije Universiteit Amsterdam.

Correspondentieadres: M.H.J. Rietveld, Pabo

Almere, Landdroststraat 2, 1315 RG Almere.

E-mail: [email protected].

Abstract

The sex of the teacher and behaviourproblems in children

Today, many raise concerns about the over-repre-

sentation of females in teaching. It is said that the

increase in female teachers leads to a dominant

teaching style with a focus on communication,

literacy and cooperation. This style is assumed to

favour girls. The prevalence of behaviour pro-

blems and underachievement in boys is sugge-

sted to be related to feminisation of education.

This hypothesis is investigated by the analyses of

data from nearly 9,000 children attending prima-

ry school. Parents and teachers evaluated the be-

haviour of children at 7, 10 and 12 years of age

by use of questionnaires. The analysis of data

took place by cohort. Boys exhibit more beha-

viour problems related to ADHD and externali-

sing behaviour than girls. The difference in beha-

viour between boys and girls was found to be

unrelated to the sex of the teacher. This outcome

is consistent, the relation between sex of the

teacher and behaviour problems of children is

insignificant at each age and according to

teachers, mothers and fathers. In contrast with

popular views, the relationship between female

teachers and behaviour problems in boys is too

small to be detected.