Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbranche...trend in de zakelijke dienstverlening, die er in...
Transcript of Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbranche...trend in de zakelijke dienstverlening, die er in...
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 1
Voorwoord
In het Sociaal Akkoord van 11 april 2013 hebben Kabinet en Sociale Partners in de
Stichting van de Arbeid afspraken gemaakt die de Nederlandse arbeidsmarkt bestand
moeten maken voor de uitdagingen van de toekomst. Er is afgesproken dat het Kabinet
door cofinanciering van sectorplannen ondersteuning zal bieden bij inspanningen om
mensen die hun baan dreigen kwijt te raken via (inter-)sectorale mobiliteit en scholing
aan de slag te houden. Omdat niet alle sectoren in dezelfde mate en op dezelfde wijze
door de crisis worden getroffen, zijn gerichte stimuleringsmaatregelen en een
(inter-)sectorale en regionale aanpak nodig. Ook het bieden van kansen aan mensen met
een afstand tot de arbeidsmarkt kan rekenen op steun, evenals het bieden van kansen
aan jongeren om werkervaring op te doen. Daarnaast moeten sectorplannen bijdragen
aan duurzame inzetbaarheid van werknemers en een betere werking van de
arbeidsmarkt.
Het kabinet stelt 600 miljoen euro ter beschikking om maatregelen, die zijn opgenomen
in een sectorplan, te cofinancieren. Deze maatregelen moeten dan bijdragen aan het
behoud van werkgelegenheid en het voorkomen van werkloosheid.
Voor u ligt het Sectorplan van de Schoonmaak- en Glazenwassersbranche 2014-2015
waarin een analyse staat van de sector, de werkzaamheden en de werknemerspopulatie.
Uitgaande van de sectorale knelpunten en de visie van sociale partners dat de komende
jaren de uitdaging moet worden opgepakt om te komen tot een toekomstbestendige en
duurzame inzetbaarheid van de werknemers, wordt er cofinanciering aangevraagd voor:
opleidingen en projecten gericht op bredere inzetbaarheid van de werknemers,
urenuitbreiding om te komen tot arbeidscontracten met meer uren om zo een bijdrage te
leveren aan versterking van de financiële draagkracht van werkenden, en een
verzuimbeleid dat tot doel heeft dat leidinggevenden en werknemers samen werken aan
duurzame inzetbaarheid tot de pensioengerechtigde leeftijd.
In dit Sectorplan gaat de aandacht met name uit naar de inzetbaarheid van werknemers,
met als doel dat zij aan het werk blijven en het liefst met een urencontract waarmee zij
voldoende verdienen om in hun levensonderhoud te voorzien. Dit is een behoorlijke
uitdaging omdat, zoals blijkt uit de analyse, er in de sector veel mensen werken die
laaggeschoold zijn en de Nederlandse taal slecht beheersen. Werknemers zonder
startkwalificatie die bij crisis te maken krijgen met verdringing op de arbeidsmarkt, maar
ook door de taakstellingen op social return van de (lagere) overheden te maken krijgen
met baanverlies. Tegelijkertijd ook een uitdaging omdat de schoonmaakmarkt mede door
de crisis al jaren krimpend is en de bedrijven te maken hebben met sobere contracten en
minder uren voor de schoonmaak. Daarom is bredere inzetbaarheid voor andere
werkzaamheden bij een zgn. multi-service contract essentieel.
De Stichting Ras (Raad voor de Arbeidsverhoudingen in de Schoonmaak- en
Glazenwassersbranche) treedt op als aanvrager van de cofinanciering van dit sectorplan.
De Ras is in 1991 opgericht en wordt bestuurd door vertegenwoordigers van sociale
partners in de sector: de Ondernemersorganisatie Schoonmaak en – Bedrijfsdiensten en
de vakbonden FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen.
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 2
SECTORPLAN SCHOONMAAK- EN GLAZENWASSERSBEDRIJF 2014-2015
Inhoudsopgave
1. Inleiding 4
2. Algemene schets van de schoonmaak- en glazenwassersbranche 5
2.1 Algemeen 5
2.2 Bedrijven in de branche 6
2.3 Personeel in de schoonmaak- en glazenwassersbranche 10
2.4 Logistiek proces 10
2.5 Laagdrempelige sector 12
2.6 Toekomstige ontwikkelingen 12
3. Kenmerken van de werkzaamheden 14
3.1 Diversiteit van werkzaamheden 14
3.2 Schoonmaken is een vak 14
3.3 Fysieke belasting 14
3.4 Werken op locatie 15
3.5 Werkdruk 16
3.6 Werktijden 16
3.7 Omvang dienstverbanden 17
3.8 Andere eisen aan schoonmakers 18
3.9 (Direct) Leidinggevenden: Spil van het bedrijf 19
3.10 Toekomstige ontwikkelingen 20
4. Kenmerken van de werknemerspopulatie 22
4.1 Verhouding man/vrouw, allochtoon/autochtoon 22
4.2 Leeftijdsopbouw 23
4.3 Driedeling in type schoonmaker 24
4.4 Arbeidsovereenkomsten in de branche 24
4.5 Laagopgeleid 26
4.6 Laaggeletterdheid en geringe beheersing Nederlandse taal 27
4.7 Gezondheid 27
4.8 Schuldenproblematiek 28
4.9 Toekomstige ontwikkelingen 29
5. Wat heeft de sector al gedaan 31
5.1 Opleidingen 31
5.2 Arbeidsomstandigheden 32
5.3 Werkdruk 33
5.4 Ziekteverzuim 33
5.5 Code Verantwoordelijk Marktgedrag 34
5.6 Aanbieden van totaalconcepten 34
6. Investering in duurzame inzetbaarheid 35
7. Aanpak/oplossing waarvoor subsidie wordt gevraagd 36
Overzicht maatregelen 36
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 3
8. Tabellen 38
9. Gebruikte bronnen 39
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 4
1. Inleiding
De crisis heeft de laatste jaren op de schoonmaaksector zijn invloed gehad, hoewel de
gevolgen tot nog toe onder de oppervlakte zijn gebleven. Voor werkgevers in de
schoonmaak- en glazenwassersbranche betekent de crisis dat opdrachtgevers moeten
bezuinigen op het schoonmaakcontract. Dit betekent sobere contracten, minder uren en
ook tussentijdse aanpassingen in bestaande contracten. Ook krijgen de werkgevers te
maken met opdrachtgevers die failliet gaan en is het aantal in gebruik zijnde vierkante
meters kantooroppervlak afgenomen. Aan de andere kant betekent een hoge
werkloosheid dat de werkgevers minder moeite hebben om nieuw personeel te werven.
Voor de werknemers in de schoonmaaksector betekenen sobere schoonmaakcontracten
en minder uren een vergrote kans op werkloosheid en/of uren- en inkomensverlies. De
kans op langdurige werkloosheid in onze branche is hoog omdat werknemers vaak niet
over een startkwalificatie beschikken en de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig
zijn. In soberder contracten wordt enerzijds minder schoonmaak ingekocht. Anderzijds
blijft de bezetting van de schoon te maken locatie hetzelfde of neemt zelfs toe.
Opdrachtgevers stoten locaties af, voegen diensten samen en zetten het zgn. nieuwe
werken in om te bezuinigen op huisvestingskosten. Dit betekent een toename van de
werkdruk. Dit maakt dat maatregelen nodig zijn om werknemers aan het werk te
houden, dus uit een (gedeeltelijke) uitkering (en armoede) te houden en duurzamer en
breder buiten de branche inzetbaar te maken. Daarnaast zijn structurele maatregelen
nodig om de arbeidsmarkt en werknemers binnen de sector bestand te maken voor de
toekomst. Beide soorten maatregelen worden in dit sectorplan genoemd. Het sectorplan
heeft een looptijd van 1 juni 2014 tot en met 31 mei 2016.
In dit sectorplan komen achtereenvolgens aan de orde:
� Algemene schets van de schoonmaak- en glazenwassersbranche (hoofdstuk 2)
� Kenmerken van de werkzaamheden (hoofdstuk 3)
� Kenmerken van de werknemerspopulatie (hoofdstuk 4)
� Wat heeft de sector al gedaan? (hoofdstuk 5)
� Investering in duurzame inzetbaarheid (hoofdstuk 6)
� Aanpak/oplossing waarvoor subsidie wordt gevraagd (hoofdstuk 7)
� Er wordt afgesloten met een overzicht van de gebruikte tabellen en geraadpleegde
bronnen (hoofdstuk 8 en 9).
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 5
2. Algemene schets van de schoonmaak- en glazenwassersbranche
2.1 Algemeen
De schoonmaak- en glazenwassersbranche in Nederland is goed voor een omzet van
4,3 miljard euro (1% van het Bruto Nationaal Product).1 De branche is een relatief
jonge branche en ontstaan toen organisaties overstapten van zelfstandige
schoonmaakactiviteiten naar uitbestede professionele schoonmaak. Schoonmaakwerk
is belangrijk: iedereen wil in een schone omgeving werken en het is bekend dat een
schone werkomgeving bijdraagt aan een betere productiviteit en een gezonder
werkklimaat.
De branche valt onder de sector zakelijke dienstverlening. De laatste jaren heeft de
schoonmaaksector flink geleden door de crisis. Sinds 2008 krimpt de
schoonmaakbranche. Bedrijven die wel omzetverhoging genereren, realiseren dit door
het (in beperkte mate) kunnen doorberekenen van CAO loonstijgingen en stijgingen
van sociale lasten en overnames. Gecorrigeerd voor prijsstijgingen en inflatie is er
sprake van krimp; in 2010 met ca. 1,5%, in 2011 met ca. 1,1% en in 2012 met
0,5%. Met name in 2011 wijkt de schoonmaaksector met de omzetdaling af van de
trend in de zakelijke dienstverlening, die er in 2011 1,5% op vooruit ging.2
2.2 Bedrijven in de branche
De schoonmaakbranche kent de volgende werkterreinen3:
A. In de algemene schoonmaak richten de schoonmaakbedrijven zich op het
schoonmaken van het interieur in diverse sectoren. Hiermee bedoelen we
kantoorschoonmaak, schoonmaak van hotels en recreatiebungalows, schoonmaak
in zorginstellingen, schoonmaak in onderwijsinstellingen en schoonmaak bij
particulieren (7.150 bedrijven per 01-01-13);
B. Glazenwassersbedrijven die zich met name bezighouden met glasbewassing en de
uiterlijke verzorging van gebouwen (3.375 bedrijven per 01-01-13);
C. Gespecialiseerde schoonmaakbedrijven die zich richten op de industriële reiniging,
gevelreiniging, reiniging na calamiteiten (brand, overstroming) en reiniging van
vervoermiddelen, zoals treinen, bussen, trams en vliegtuigen (1.085 bedrijven per
01-01-13).
1 osb.nl
2 Gegevens van Servicemanagement en CBS
3 http://www.osb.nl/flipbook/osb-branchebrochure-2013/
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 6
Tabel 1: aantal bedrijven en omzet in de sector
Bron: Rabobank Cijfers & Trends. Een visie op branches in het Nederlandse bedrijfsleven. 38e jaargang editie
2013/2014
De meeste bedrijven richten zich op de algemene schoonmaak. Het merendeel van de
werknemers is ook in dit terrein werkzaam, namelijk 71%.4 Veel bedrijven houden
zich bezig met beide werkterreinen; specialistische bedrijven leveren vaak meer dan
één van de specialistische werkzaamheden.
De branche wordt gekenmerkt door een aantal grote en middelgrote bedrijven en vele
kleine ondernemingen. Zo heeft 85% van de ondernemingen minder dan
5 personeelsleden en groeit het aantal (kleine) ondernemingen de laatste jaren.
Er zijn veel startende ondernemers. De toetredingsdrempel is laag doordat er veelal
weinig investeringen en kosten nodig zijn en er geen specifieke opleidingseisen van
toepassing zijn.
Tabel 2: Aantal schoonmaakbedrijven naar grootteklassen
Grootteklasse 2010 2011 2012 mutatie 2010-2012
in %
1 werkzaam persoon 6.245 6.345 7.060 13%
2 - 10 werkzame personen 2.270 3.010 3.050 34%
10 - 100 werkzame personen 800 835 825 3%
100+ werkzame personen 70 70 85 21%
totaal 9.885 10.260 11.020 11%
Bron: De schoonmaak Sectorbeschrijving UWV Juli 2013
Daarnaast is er ook sprake van een grote concentratie in de branche, want de top 5
van grootste bedrijven heeft een marktaandeel van 64% van de omzet en heeft
samen ca. 55.550 werknemers in dienst.5 In de onderstaande tabel is de verhouding
tussen veel kleine bedrijven en enkele grote bedrijven met veel omzet goed te zien.
4
UWV Sectorbeschrijving, tabel op pag. 7, interieurschoonmaak 5 Service Management nummer 3 maart 2013, cijfers 2012, website Asito http://www.asito.nl/
0
20
40
60
80
aantal bedrijven in % omzet in %
algemene schoonmaakbedrijven
glazenwassersbedrijven
gespeicaliseerde
schoonmaakbedrijven
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 7
Tabel 3: personeelsomvang per bedrijf en marktaandeel
Bron: Rabobank Cijfers & Trends. Een visie op branches in het Nederlandse bedrijfsleven. 38e jaargang editie
2013/2014
Uit het marktoverzicht 2012 van Service Management blijkt dat er een sterke stijging
is van het aantal zzp’ers. In 2012 werden 760 nieuwe schoonmaakbedrijven
opgericht, waaronder 95% eenmansbedrijven (zzp’ers). Bij de glazenwassers is zelfs
driekwart van de bedrijven eenmanszaken (zzp’ers).
De stijging van de omzet van de Tabel 4: omzetmutatie in %
schoonmaakdienstverlening6 schommelt
de laatste jaren rond de nul7 of krimpt.
Hiervoor zijn verschillende oorzaken aan
te wijzen. Er is krimp door:
1. Toenemende leegstand
kantoorpanden
Door de crisis (faillissementen,
opheffing, inkrimping van
opdrachtgevers van
schoonmaakdienstverlening) staan
steeds meer kantoorpanden leeg.
Hierdoor loopt algemeen
schoonmaakonderhoud terug, maar ook het specialistisch onderhoud van deze
gebouwen. In 2013 staat bijna 17% van de kantoorpanden in Nederland te huur
of te koop.8
2. Het nieuwe werken
Daarnaast zorgt ook het concept van het nieuwe werken ervoor dat er efficiënter
6 http://www.servicemanagement.nl/files/pdf/ServMan%202013-03%20-%20Marktoverzicht%202012.pdf 7 Rabobank Cijfers & Trends, 27 januari 2014
8 Stand van Zaken Kantorenmarkt, NVM Business, maart 2014
64%
36%
Marktaandeel
5 grootste bedrijven: CSU, ISS Nederland, Hago
Nederland, Asito en Gom Schoonhouden
overige bedrijven
-2
0
2
4
6
8
2008 2009 2010 2011 2012
omzetmutatie in % tov vorige jaar
85%
15%
personeelsomvang
per bedrijf
1 tot 5 werknemers 6 of meer werknemers
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 8
gebruik wordt gemaakt van beschikbare kantoorruimte en stimuleert dat
werknemers thuis gaan werken. Het gevolg hiervan is dat er meer kantoorruimte
wordt afgestoten door opdrachtgevers. De rijksoverheid is een van de
belangrijkste partijen, die minder kantoorruimte nodig heeft.
3. Versobering van bestaande en nieuwe contracten
De laatste jaren is er sprake van een verharding van de marktverhoudingen door
teruglopende schoonmaakbudgetten, scherpe prijsconcurrentie en kortlopende
contracten. De contracttermijn is de afgelopen jaren gedaald van 7 – 10 jaar naar
circa 3 jaar. Opdrachtgevers willen eens per 2 à 3 jaar het aanbod van
schoonmaakbedrijven opnieuw inventariseren. Korte looptijd van contracten
belemmert investeringen in personeel (scholing) en arbeidsomstandigheden, maar
ook het verbeteren van de kwaliteit. Verder moet elke keer weer een
inwerkperiode doorgelopen worden alvorens efficiency bereikt kan worden.9
Door de economische crisis hebben opdrachtgevers voor schoonmaak minder
budget beschikbaar. Schoonmaak is letterlijk de sluitpost van de begroting.
Nieuwe contracten worden vaak met een bezuiniging in de markt gezet. De winst
voor opdrachtgevers wordt gehaald uit de vermindering van de frequentie van
schoonmaak of het schrappen van schoonmaakwerkzaamheden. Naast frequentie
van de schoonmaakwerkzaamheden worden de schoonmaakkosten ook bepaald
door onder andere het aantal m2.
4. Meer aanbieders
Het aantal schoonmaakbedrijven is de afgelopen 2 jaar met 11% toegenomen.10
Bovendien treden er meer bedrijven uit aanpalende bedrijfstaken toe tot de
schoonmaakmarkt. Hierbij gaat het om catering-, beveiligings- en
schildersbedrijven die full- of multi-service aanbieden, waarvan schoonmaak een
onderdeel is.11
5. Inbesteding
De rijksoverheid heeft zich voorgenomen over te gaan tot inbesteding door de
oprichting van een eigen schoonmaakbedrijf. Inmiddels is het plan van
inbesteding al overgenomen door verschillende gemeenten. Bij een groot aantal
andere gemeenten wordt de discussie hierover gevoerd. Overgaan tot inbesteding
zal voor de schoonmaaksector consequenties hebben voor de grootte van het
personeelsbestand, niet alleen bij de uitvoerend schoonmakers maar bij alle
andere afdelingen van schoonmaakbedrijven. De eerste ramingen wijzen op
termijn op een verlies van 50.000 arbeidsplaatsen.
Deze krimpscenario’s hebben direct invloed op de schoonmaakbedrijven en hun
personeel. Bezuiniging door opdrachtgevers betekent per definitie minder werk en
inkomsten bij het schoonmaakbedrijf en dus minder personeel. Werknemers wordt
gevraagd vrijwillig uren in te leveren, vakantiedagen op te nemen, op meer
verschillende objecten werkzaam te zijn, om de contractueel overeengekomen uren te
vullen of een langere reistijd woon-werkverkeer voor lief te nemen. Bij
uitdiensttreding vindt geen vervanging plaats. In voorkomende gevallen volgt ontslag
9 https://www.rabobankcijfersentrends.nl/index.cfm?action=print.printPdf&id=25e8a02a-d95d-47b2-b6e6-02b04a1a2310 10 De schoonmaak. Sectorbeschrijving UWV juli 2013 11 Rabobank Cijfers & Trends, 27 januari 2014
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 9
voor alle uren dan wel voor een deel van de uren met vaak werkloosheid en
(gedeeltelijke) uitkering (en armoede) tot gevolg.
Binnen de schoonmaakbranche wordt er dan ook gezocht naar mogelijkheden om de
omzet en dus de werkgelegenheid op peil te houden of te laten groeien. Deze
mogelijkheden zijn:
1. Uitbreiding van diensten
De grote schoonmaakbedrijven in de branche kennen al jaren een full- of multi-
service concept (ook wel facilitair totaalconcept genoemd) voor hun
opdrachtgevers. Ook kleine bedrijven zien hier kansen door gezamenlijk
combinaties te vormen, zodat zij ook een full- of multi-service concept kunnen
bieden. Het gaat dan niet alleen om schoonmaak, maar ook om
conciërgewerkzaamheden, andere onderhoudswerkzaamheden, catering, receptie-
en beveiligingsdiensten, groenvoorziening, enz.
Ook zien kleinere bedrijven de kans om zich juist te specialiseren, door zich
bijvoorbeeld te onderscheiden op het gebied van hoge kwaliteit of flexibiliteit.
Werken binnen zo’n totaalconcept vraagt andere vaardigheden en competenties
van schoonmakers dan wanneer men alleen in de schoonmaak werkt. Zo wordt
flexibiliteit gevraagd om te switchen van het ene soort werk naar het andere, en
om de bijbehorende kennis, procedures en regels van de diverse soorten
werkzaamheden (bijvoorbeeld hygiëneregels bij de catering) te leren. Daarnaast
worden in een totaalconcept meer eisen gesteld aan de communicatieve
vaardigheden van de schoonmakers. Niet alle schoonmakers, aan wie werken in
zo’n totaalconcept in de nabije toekomst wordt gevraagd, zijn op dit moment
daarvoor geschikt. Ze missen de benodigde competenties en vaardigheden.
Een goed voorbeeld van uitbreiding van diensten is te vinden in het Erasmus
Medisch Centrum. Op instigatie van de opdrachtgever nemen de schoonmaak-
bedrijven niet alleen de schoonmaak voor hun rekening maar ook het ‘handlen’
van de spoelkeuken en de uitgifte van goederen als borden en bestek. Alle
schoonmakers is gevraagd waar hun affiniteit ligt en of een opleiding nodig is.
2. Uitbreiding werkzaamheden naar de zorg
De zorg is van oudsher een branche waar schoonmaakwerk door eigen
medewerkers werd gedaan. De zorgmarkt biedt de schoonmaakbranche mogelijk
kansen. Binnen ziekenhuizen is er een verstrekte toename van het besef dat
schoonmaak een wezenlijke bijdrage levert voor het primaire proces, o.a. door de
strengere hygiëneregels. Uitbesteding van de schoonmaakwerkzaamheden
(geheel of gedeeltelijk) vindt steeds meer plaats. Maar ook uitbreiding van andere
diensten verricht door de schoonmaakbedrijven.
Schoonmaakbedrijven die zich bezighouden met algemene schoonmaak richten
zich meer en meer op schoonmaken bij particulieren die zorg nodig hebben
(extramuraal) en op schoonmaken in zorginstellingen (intramuraal).
Het UWV constateert in haar sectorbeschrijving dat de schoonmaakbranche haar
werkterrein verbreedt naar de zorg. Onder de druk van bezuinigingen besteedt de
zorg meer dan voorheen uit. Hiervan profiteert de schoonmaakbranche.
In hoeverre deze kansen zich in de zorgsector zullen voordoen is nog onduidelijk.
Het aantal ziekenhuizen zal, onder grote druk van verzekeraars, afnemen, wel zal
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 10
mogelijk het aantal locaties toenemen. Verder is er een overschot in vastgoed in
de zorg (afstoten van verzorgingshuizen).
3. Resultaatgericht werken
Een andere trend is het aanbieden van resultaatgerichte contracten aan de
opdrachtgever. De focus ligt op outputspecificaties. Het schoonmaakbedrijf, en
dus ook het personeel, krijgt meer verantwoordelijkheid voor haar eigen
prestaties. Regie van het schoonmaakwerk wordt belangrijker dan het doorlopen
van een schoonmaakprogramma.
2.3 Personeel in de schoonmaak- en glazenwassersbranche
De schoonmaak- en glazenwassersbranche is een relatief grote branche. In de
sectorbeschrijving van het UWV wordt het aantal werknemers geschat op ruim
119.000 (zie onderstaande tabel). Het BedrijfstakPensioenFonds (BPF) spreekt
over 113.000 werknemers.12 Het BPF registreert werknemers pas vanaf 21 jaar.
Tabel 5: werkzame personen in de schoonmaak naar branche (2012)
Branche Werkzame personen
Interieurverzorging 101.300
Glasbewassing 4.500
Industriële reiniging 2.100
Brand- en roetreiniging 1.500
Gevelreiniging 1.200
Reiniging vervoersmiddelen 1.800
Overig 6.800
Totaal (2012) 119.200 Bron: De schoonmaak, Sectorbeschrijving UWV juli 2013
2.4 Logistiek proces
Schoonmaakdiensten worden ingekocht door opdrachtgevers. Hier zitten grote en
kleine opdrachtgevers bij met ieder zijn eigen schoonmaakvraag. Er zijn dus grote en
kleine opdrachten (bijvoorbeeld Schiphol en een tennisvereniging). Daarbij hebben al
die opdrachtgevers eisen over wanneer er moet worden schoongemaakt. Het vergt
dus nogal wat planning van schoonmaakbedrijven om al die opdrachten ‘bezet’ te
krijgen met de juiste werknemers en juiste middelen en materialen op het
afgesproken tijdstip en op de afgesproken plaats (de locatie van de opdrachtgever).
2.5 Laagdrempelige sector
Als werkzoekende is het makkelijk om in de schoonmaaksector te beginnen.
Sociale partners zien dat de sector functioneert als opstap- en doorstroomsector, en
ondersteunen dit door budget beschikbaar te stellen voor opleidingen. De sector is
laagdrempelig en schoonmaak vormt voor velen een eerste entree tot werk en
opleiding én daarmee tot integratie en participatie in de Nederlandse samenleving.
12 BPF: Analyse populatie BPF Schoonmaak versie 5 september 2013
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 11
Grote groepen werkzoekenden kunnen participeren in de samenleving door te werken
in de sector. Het gaat hierbij niet alleen om laagopgeleiden, maar ook mensen met
een afstand tot de arbeidsmarkt en werknemers die de Nederlandse taal nog
onvoldoende machtig zijn om in hun eigen vak aan het werk te komen.
Uit een rapportage van Kenwerk blijkt dat veel mensen die langer dan 6 maanden
werkzoekend zijn zichzelf bij het UWV hebben laten inschrijven als geschikt voor
facilitaire dienstverlener (zie onderstaande tabel 6).
Tabel 6: mensen die ingeschreven zijn bij het UWV als geschikt voor facilitaire
dienstverlener en langer dan 6 maanden werkzoekend zijn
Bron: Trends&cijfers, facilitaire dienstverlening. Zicht op arbeidsmarkt en onderwijs 2013-2014. Kenwerk
De sector kenmerkt zich door grote door- en uitstroom. Grote doorstroom, doordat
werknemers over het algemeen op een object werkzaam blijven als de opdracht
overgaat naar een concurrent-schoonmaakbedrijf. Anderzijds is sprake van feitelijke
uitstroom uit de branche. Er is met name in het eerste arbeidsjaar in de branche veel
verloop. Per jaar zijn er ruim 30.000 wijzigingen in- en uitstroom bij het BPF. Dit
betekent voor werkgevers in de branche dat ze steeds weer op zoek moeten naar
nieuw personeel.
Van oudsher worden schoonmaakwerkzaamheden ook door SW-organisaties verricht.
Via de verplichting in aanbestedingen tot social return is dit aandeel gegroeid. Maar
ook doordat het arbeidsintensief en laagdrempelig werk is.
De overheid (landelijk en regionaal) geeft nu meer dan voorheen voorrang aan
moeilijk bemiddelbare groepen bij aanbestedingen vanwege de financiële
verantwoordelijkheid van de overheid voor deze groepen. Door bezuinigingen bij de
overheid en een naar de gemeenten verlegde verantwoordelijkheid (met een
verminderd bijbehorend budget) komt het steeds vaker voor dat
schoonmaakopdrachten bij de overheid exclusief aan de SW-sector worden gegund.
De verwachting is dat dit zal toenemen met de nieuwe Participatiewet.
Dit betekent dat schoonmaakbedrijven na een aanbesteding nieuw werk moeten
vinden voor werknemers die al jarenlang op één en dezelfde locatie werkzaam waren.
Helaas wordt dit regelmatig pas een paar weken voor het einde van het contract
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 12
bekend. In de praktijk leidt deze situatie in een krimpende markt vaak tot ontslag
omdat binnen deze korte periode geen passende functie beschikbaar is met een
acceptabele reisafstand voor de schoonmaker.
De schoonmaak- en glazenwassersbranche is laagdrempelig om mensen met een
afstand tot de arbeidsmarkt te kunnen laten participeren, om ze in de sector te
behouden of te laten doorstromen naar een andere sector. De schoonmaak wordt dan
een leerwerkbedrijf voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Bedrijven
moeten voor een kans van slagen dan wel activiteiten daartoe ontplooien. Sociale
innovatie is daarbij nodig.13
2.6 Toekomstige ontwikkelingen
De schoonmaak- en glazenwasserssector zal de komende jaren een krimpende sector
blijven, waar de winstmarges klein zijn. Een krimpende sector door onder andere een
afname van het vloeroppervlak in overheidskantoorgebouwen (als gevolg van de
beleidslijn te komen tot een kleinere overheid), een herstructurering en verdergaande
digitalisering van de financiële sector (met meer online bankieren en minder kantoren
dichtbij cliënten) en een krimpende zorgsector voor wat betreft verzorgingshuizen en
ziekenhuizen en verschuiving van de zorg in verzorgingshuis of ziekenhuis naar
verzorging thuis.
Het volume van het schoonmaakwerk zal de komende jaren dan ook niet stijgen, is
de verwachting. Sterker nog: voor bepaalde objecten wordt eerder krimp dan stijging
verwacht. Dit onder andere door toename van leegstand van kantoorpanden (en dus
afname van kantooroppervlak) en het nieuwe werken. Alleen de overheid al raamt tot
2020 een vermindering van vierkante meters kantoorruimte van 30% voor
rijksoverheid en provincies. Het gaat daarbij om 1,75 miljoen m2 vloeroppervlak. De
daling wordt veroorzaakt door enerzijds een vermindering van vierkante meters per
werkplek en anderzijds minder werkplekken als gevolg van een kleinere overheid.14
Het is lastig te kwantificeren welke gevolgen dit heeft voor het aantal werknemers dat
schoonmaakt in een kantooromgeving.
Daarbij is de sector laat-cyclisch: de performance van de sector loopt achter bij de
ontwikkeling van de conjunctuur. Nu de algemene economie de weg naar boven
heeft gevonden betekent dit niet dat dit ook voor deze sector van toepassing is. Het
is dan ook niet te verwachten dat in de eerste jaren van stijging van de economie de
prijzen van schoonmaakwerk (veel) zullen stijgen. Als bedrijven dus al een
omzetstijging weten te genereren als gevolg van prijsstijgingen dan zal deze klein
zijn. De versobering van bestaande contracten zal de komende jaren nog niet ten
einde komen. Zolang er crisis is zullen overheid en particulieren zoeken naar
mogelijkheden tot bezuiniging en versobering van het schoonmaakcontract is een van
deze mogelijkheden.15 De prijzen van schoonmaakdienstverlening blijven daarmee
onder druk staan.
13 Het verschil maken, A. Smit, C. Wevers, H. Kooij-de Bode, J. van der Wolk, TNO rapport, Hoofddorp 2010 14 Kamerbrief Totaalbeeld masterplannen kantoorhuisvesting dd 28 juni 2013 15 Onderzoek besparingsmogelijkheden begroting 2014-2017, gemeente OuderAmstel
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 13
Daarnaast zullen twee ontwikkelingen hun eigen invloed hebben, te weten
inbesteding door de overheid en social return. Bij beide ontwikkelingen zal de wijze
waarop beide onderwerpen tot uitvoer worden gebracht bepalend zijn voor de
gevolgen voor de (schoonmakers in de) schoonmaak- en glazenwasserssector.
Als de overheid bij inbesteding de huidige schoonmakers overneemt en in dienst
neemt, ontstaat er voor de schoonmakers geen arbeidsmarktknelpunt. Zij worden
immers overgenomen en houden een dienstverband. Er is dan alleen sprake van
afkalving van de sector met alle gevolgen van dien. Een arbeidsmarktknelpunt zal
voor schoonmakers pas ontstaan als de overheid eigen mensen inzet of mensen met
een afstand tot de arbeidsmarkt aanneemt voor schoonmaakdienstverlening. De
schoonmakers die nu in of aan overheidsgebouwen schoonmaken zullen dan
herplaatst moeten worden. Dit zal niet in alle gevallen succesvol kunnen zijn
waardoor een aantal schoonmakers werkloos zal worden.
Voor social return geldt grosso modo dezelfde redenatie. De manier waarop social
return zal worden uitgevoerd zal in grote mate bepalend zijn voor de gevolgen voor
de schoonmakers en de branche. Als social return wordt ingevuld door schoonmakers
en SW-geindiceerden samen te laten werken zullen de gevolgen minder vergaand zijn
dan wanneer schoonmakers worden vervangen door SW-geindiceerden. In het tweede
geval zal een relatief grote groep schoonmakers herplaatst moeten worden met het
risico dat dit niet voor iedereen succesvol zal zijn. Deze schoonmakers zullen dan
werkloos worden.
De schoonmaakbedrijven zullen, waar mogelijk, hun dienstverlening uitbreiden naar
de zorgsector. Het is onduidelijk welke omvang hiermee gemoeid is: bezuinigingen,
reductie van personeel, fusies en afstoten van locaties in de zorgsector zullen daarbij
richtinggevend zijn. Daarnaast zullen schoonmaakbedrijven zich meer gaan richten op
uitbreiding van diensten.
Een deel van de werknemers, die deels of geheel werkloos worden, zullen naar
verwachting hun toevlucht zoeken in het oprichten van een eigen bedrijf. Het is
immers relatief makkelijk om een eigen bedrijf op te starten in de sector. Daarbij kan
werken in het eigen bedrijf vaak gezien worden als een poging om rond te kunnen
komen. Al met al betekent dit extra concurrentie voor de bestaande
schoonmaakbedrijven.
Hoe groot het arbeidsmarktknelpunt voor werknemers als gevolg van de hierboven
beschreven toekomstige ontwikkelingen zal zijn en welke gevolgen dit knelpunt zal
hebben, is nog onduidelijk, onder andere omdat de invloed van een aantal
ontwikkelingen zal afhangen van hoe deze worden uitgevoerd.
Het is niet te verwachten dat de eerste vijf jaar een tekort aan personeel in de sector
zal ontstaan. Er zal naar de mening van de sector dan ook geen schaarste optreden.
Wel zal het aantal werknemers verminderen. Deze vermindering is al een aantal jaren
te zien. Voor een deel wordt dit veroorzaakt doordat de beschikbare uren verspreid
worden over minder werknemers. De verwachting is dat dit fenomeen zich de
komende jaren zal voortzetten.
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 14
3. Kenmerken van de werkzaamheden
In dit hoofdstuk worden de kenmerken van de werkzaamheden in de schoonmaak- en
glazenwasserbranche beschreven en bijzonderheden die daarbij voorkomen.
3.1 Diversiteit in werkzaamheden
De sector kenmerkt zich door zeer uiteenlopende werkzaamheden. De algemene
schoonmaak kenmerkt zich door schoonmaak van interieur met repeterende
werkzaamheden, veel lopen, strekken en soms het tillen van materiaal. De glaswas-
en gevelreiniging daarentegen heeft veel te maken met werken op hoogte, tillen van
ladders en werken met de tuckerpool. Het schoonmaken van vervoermiddelen (zoals
trams, bussen, treinen en vliegtuigen) heeft weer zijn eigen kenmerken met
veiligheidseisen en werken in kleine ruimtes onder tijdsdruk. De calamiteitenreiniging
is vooraf niet te plannen: schoonmakers worden ingeschakeld na een calamiteit, zoals
brand of overstroming.
3.2 Schoonmaken is een vak
Schoonmaken is een vak. Iedereen kan schoonmaken maar niet iedereen kan
professioneel (onder andere kwalitatief goed en ergonomisch verantwoord)
schoonmaken. Daar is een vakopleiding voor nodig. In de opleiding wordt onder
andere aandacht besteed aan de verschillende methodieken en hun eisen, de
ergonomie, de werkvolgorde, veiligheid en eventueel gebruik van machines als
vlakschuurmachines, hoogwerker en hogedrukreiniger.
3.3 Fysieke belasting
Schoonmaak is mensenwerk. 80-90% van de kosten binnen de schoonmaak betreft
personeelskosten. Er worden relatief weinig machines ingezet en deze machines
worden bediend door mensen. Er worden vrijwel geen machines gebruikt die zonder
sturing van mensen kunnen functioneren. Dit heeft gevolgen voor de fysieke belasting
voor de werknemers. Al het schoonmaakwerk wordt als (redelijk tot) zwaar fysiek
ervaren. Werknemers in de reguliere schoonmaak hebben te maken met repeterende
werkzaamheden, strekken, veel lopen (met stofzuiger, stofwisser of mop) en soms
het tillen van materiaal (rugstofzuiger). De specialistische schoonmakers hebben te
maken met onder andere werken op hoogte, werken met de hoge drukreiniger, tillen
van ladders, werken met de tuckerpool, oplosmiddelen en onregelmatige werktijden.
Het fysiek zware werk (al dan niet in combinatie met de redelijk hoge gemiddelde
leeftijd in de branche16) heeft onder andere tot gevolg dat het ziekteverzuim in de
branche rond de 5,1% ligt. Dit is relatief hoog, vergeleken met het gemiddelde van
Nederland. In 2012 was het gemiddeld ziekteverzuimpercentage in Nederland 4%. In
2013 lag het ziekteverzuim landelijk op 3,9%.17 Door de fysiek zware werkzaamheden
is het niet altijd mogelijk om zonder ziekte-uitval de pensioengerechtigde leeftijd te
behalen. Dit probleem doet zich met name voor bij de oudere werknemers. Sociale 16 Zie ook paragraaf 4.2 17
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/arbeid-sociale-zekerheid/publicaties/artikelen/archief/2014/2014-4047-wm.htm
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 15
partners vinden het van groot belang dat het schoonmaakpersoneel fit en gezond de
pensioengerechtigde leeftijd kan halen. Het verhogen van de pensioengerechtigde
leeftijd en het schrappen van de vroeg-pensioenregelingen enkele jaren geleden
zorgen voor een aanscherping van deze problematiek.
Voor de uitvoering van veel van de wettelijke taken rondom de
loondoorbetalingsverplichting wordt door schoonmaakbedrijven een Arbo-dienst
ingehuurd. Dit heeft (naast de wettelijke verplichting) ook te maken met het feit dat
de eigen werkgever (schoonmaakbedrijf) niet dagelijks contact heeft met de
werknemer omdat deze immers op locatie werkt. De incentive die aan de meeste
Arbo-diensten is opgelegd is een laag ziekteverzuim. Dit werkt soms averechts. We
komen voorbeelden tegen van werknemers die 50 km moeten reizen om op het
spreekuur bij de Arbo-dienst te komen of die gesommeerd worden om de volgende
dag het werk te hervatten. Daarbij komt dat werknemers door hun verschillende
culturele achtergronden anders denken over ziekte. In een aantal culturen wordt ziek
zijn per definitie als arbeidsongeschikt zijn beschouwd (de Turkse en de Marokkaanse
cultuur) en wordt niet gedacht aan passende arbeid.
3.4 Werken op locatie
Het schoonmaakwerk wordt verricht bij de opdrachtgever, dus op locatie. De
werknemer (schoonmaker) voert per definitie zijn werkzaamheden uit op andere
locaties dan bij de eigen werkgever. Dit betekent dat de schoonmaker niet alleen met
zijn eigen werkgever een binding heeft, maar ook met de opdrachtgever. Soms is de
relatie met de opdrachtgever sterker dan die met de eigen werkgever.
Het inkopen van schoonmaak gebeurt via (openbare) aanbestedingen,
offerteprocedures of onderhandse afspraken. Of een organisatie aanbestedinsgplichtig
is, heeft onder andere te maken met de status van de organisatie (publiek of privaat).
Het inkopen van schoonmaak is jarenlang op de laagste prijs gedaan. Voor de
schoonmakers heeft dit tot gevolg dat de werkdruk oploopt, de kwaliteit van het werk
vermindert. Daardoor verslechtert de bejegening van schoonmakers door hun
superieuren en meer in het algemeen. Kortom een zwaardere druk op de prijs, dan op
kwaliteit, vakmanschap en betrokkenheid.
Door kortlopende contracten vindt regelmatig een heraanbesteding plaats. Met name
opdrachtgevers, die schoonmaak als commodity zien, zijn daarbij niet altijd even
loyaal naar de opdrachtnemer. Er wordt eenvoudig geswitcht tussen
schoonmaakbedrijven om een lagere prijs en/of soberder contract af te sluiten. En als
er alleen op prijs wordt geselecteerd is er in een verdringingsmarkt altijd wel een
partij te vinden die het werk goedkoper – en soms zelfs onder kostprijs – wil
uitvoeren. Sinds de invoering van de Code Verantwoordelijk Marktgedrag lijkt een
combinatie van kwaliteit-prijs evenwel een belangrijker criterium te worden voor
opdrachtgevers.
De druk op prijs is de laatste jaren door teruglopende schoonmaakbudgetten bij
opdrachtgevers, als gevolg van de economische malaise, niet verminderd.
Door contractswisselingen worden schoonmakers regelmatig geconfronteerd met een
wisseling van werkgever. In de CAO in het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf is
een contractswisselingsparagraaf opgenomen. Een groot deel van de schoonmakers
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 16
blijft daarmee op het object werkzaam, als een opdrachtgever wisselt van
dienstverlener. De schoonmakers krijgen te maken met een andere werkgever met
andere regels, andere procedures, andere leidinggevenden en een andere
bedrijfsvisie. Het komt voor dat schoonmakers in een aantal jaren tijd drie
verschillende werkgevers hebben.
3.5 Werkdruk
Druk op de prijs heeft consequenties voor de werkdruk van de
schoonmaakmedewerkers. Het aantal minuten dat een werknemer heeft voor
bepaalde werkzaamheden is drastisch verminderd de laatste 15 jaar. Een aantal
voorbeelden hiervan: een ziekenhuis vermindert in 2011 de tijd voor schoonmakers.
Per 1 april 2011 moeten schoonmakers 33 ziekenhuiskamers inclusief badkamer
schoonmaken in 3,5 uur, dit betekent 6,5 minuut per kamer. Na succesvolle acties
van schoonmakers heeft het ziekenhuis de vermindering van tijd teruggedraaid. Bij
een aanbesteding van een overheidsdienst wordt het aantal schoonmaakuren
verminderd met 25% terwijl het aantal vierkante meters daalt met 7%. Het aantal
schoon te maken vierkante meters stijgt van 400-500 m2 per uur naar 600 m2. De
schoonmakers gaan in staking. Daarna worden met de opdrachtgever afspraken
gemaakt over de meting van de werkdruk en dat de opdrachtgever actie zal
ondernemen als de werkdruk te hoog is.18 Voor het schoonmaken van sanitair krijgt
een schoonmaker steeds minder tijd beschikbaar, er staat nu in veel gevallen 90
seconden voor het schoonmaken van sanitair. Dit komt neer op 300-350 m2 sanitair
per uur.19
Schoonmakers zijn mensen die trots zijn op hun werk: ze willen graag een hoge
kwaliteit leveren. Maar, dit is niet in alle gevallen nog mogelijk (en ook niet ingekocht
door de opdrachtgever) en leidt tot frustratie bij schoonmakers.
Door de bezuinigingen van opdrachtgevers gebeurt het regelmatig dat bestaande
contracten vóór de eindtijd worden opengebroken. Er wordt dan een nieuw, soberder
contract afgesproken tegen vaak een lagere prijs. Schoonmaakbedrijven hebben
hierin weinig keus: acceptatie van het nieuwe contract of het verlies van een
opdrachtgever. Voor de schoonmakers loopt daarmee de werkdruk verder op: het
aantal handelingen of de frequentie wordt wel aangepast maar in de beleving moeten
er meer meters schoongemaakt worden in dezelfde tijd. Daarnaast is er verlies aan
inkomen. De gebruikers van de schoon te maken ruimten zijn vaak niet op de hoogte
van de wijzigingen en uiten hun klachten dan ook richting de schoonmaker die dan
moet uitleggen dat het programma is gewijzigd. Dit werkt uiteindelijk ook frustratie in
de hand en is dus werkdrukverhogend.
Werkdruk is al jarenlang een aandachtspunt voor sociale partners.
3.6 Werktijden
Veel schoonmaakwerk wordt nog in de randen van de werkdag uitgevoerd, d.w.z. in
de ochtend (van 7.00 tot 9.00 uur) en na sluiting van de kantoren (van 17.00 tot
20.00 uur). Dit betekent dat schoonmakers werken op basis van een klein
arbeidscontract of werkzaam zijn op meerdere locaties en daardoor geen 18 http://www.deperslijst.com/persbericht/Witboek_Schoonmaak_Lets_get_real.pdf 19
http://www.joop.nl/leven/detail/artikel/24919_schoonmakers_weer_in_actie_voor_betere_ werkomstandigheden/
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 17
aaneengesloten werktijden hebben.
Al jaren propageert de sector dagschoonmaak met als doel de schoonmaker zichtbaar
te maken en te zorgen voor aaneengesloten werktijden.
Sociale partners hebben in het Arboconvenant dagschoonmaak al opgenomen, om zo
de kwaliteit te verhogen én schoonmaak een gezicht te geven. Aan een schoonmaker
die overdag werkt, als gebruikers van een object aanwezig zijn, worden andere eisen
gesteld dan aan een schoonmaker, die alleen is als hij/zij werkt. Er wordt een appèl
gedaan op sociale en communicatieve vaardigheden en beheersing van het
Nederlands. Verder kan de schoonmaker ook direct aangesproken worden door de
opdrachtgever, als iets niet goed is en kan de schoonmaker de gebruikers attenderen
op bijzonderheden en vice versa.
3.7 Omvang van dienstverbanden
De schoonmaak is qua dienstverbanden geen ‘gewone’ branche. In de branche
komen:
1. veel parttime contracten,
2. veel kleine parttime contracten en
3. veel dubbele dienstverbanden voor.
De gemiddelde werktijdfactor in de branche is 0,5.20 Deze werktijdfactor is
samengesteld uit enerzijds de parttime contracten van met name vrouwen in de
interieurschoonmaak en anderzijds de fulltime contracten van met name mannen in
de specialistische reiniging. In tabel 7 is goed te zien dat vooral vrouwen veel (kleine)
parttime dienstverbanden hebben en mannen veelal fulltime dienstverbanden.
Tabel 7: werktijdfactor in de sector
Grafiek: Aantal deelnemers M/V – werktijdfactor (gegevens van BPF Schoonmaak)
Ruim 73.000 werknemers hebben een dienstverband van 50% of kleiner (60% van
het totaal aantal werknemers, maximaal 19 uur per week). Ruim 54.000 van hen
(44%) heeft een dienstverband tot 11 à 12 uur per week.
20 Een fulltimer werkt 38 uur.
0
2000
4000
6000
8000
10000
12000
14000
0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 1
Man
Vrouw
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 18
De contracten duren gemiddeld 4 jaar en 3 maanden. 52.000 Werknemers, die bij het
BPF geregistreerd staan, zijn korter dan twee jaar in dienst. Daarvan zijn 41.000
vrouw.
De vele parttime contracten en kleine parttime contracten maken dat het gemiddelde
inkomen per jaar in de branche relatief laag is: € 12.098,-. Dit ondanks dat het
uurloon in de branche op 120% van het minimumloon ligt. Voor mannen ligt dit,
vanwege het relatief hoge aantal fulltime contracten, hoger op € 17.633,-. Vrouwen
hebben een lager inkomen dan het gemiddeld inkomen, te weten € 9.652,-. Dit
verschil is volledig toe te schrijven aan het feit dat vrouwen meer werkzaam zijn in
kleine parttime contracten. Een vergelijking met het minimumloon21 over 2012 van
€ 18.747,- op jaarbasis toont aan dat het gemiddelde inkomen op jaarbasis onder het
minimumniveau ligt, vanwege het grote aantal parttime dienstverbanden. Gevolg is
dat werknemers vaak een tweede inkomen nodig hebben, ofwel van zichzelf via een
tweede dienstverband ofwel van hun partner. Schoonmakers zijn daardoor niet
economisch zelfstandig en lopen relatief veel risico op schulden (zeker als een
gezinslid inkomen verliest). Uit gegevens van het BPF blijkt dat in heel 2012 169.572
werknemers één of meer dienstverbanden hebben. Hiervan hebben 57.478
werknemers één dienstverband beëindigd en 5.094 werknemers hebben twee keer
een dienstverband beëindigd. Volgens het UWV22 hebben de werknemers in de
branche gemiddeld 1,2 banen en werken ze gemiddeld 23 uur per week.
3.8 Andere eisen aan schoonmakers
Al sinds de tijd van het Arboconvenant is er meer aandacht voor de rol van de
schoonmaker. Hij of zij wordt gezien als het visitekaartje van het schoonmaakbedrijf
en moet dus representatief zijn. Bedrijfskleding hoort daarbij, maar ook het correct te
woord staan van de opdrachtgever of de gebruikers van het object waar de
schoonmaker werkt.
Grote opdrachtgevers, zoals Schiphol, NS en ziekenhuizen zien de schoonmaker als
een verlengstuk van hun eigen dienstverlening, dus als iemand die bezoekers en
reizigers te woord moet kunnen staan en de weg moet kunnen wijzen. Een
behoorlijke beheersing van de Nederlandse taal hoort daarbij.
Ook de kwaliteit van het werk heeft al jarenlang de nodige aandacht gekregen. Door
onder andere verplichte opleidingen, ergonomisch betere werkhoudingen en
innovaties in de te gebruiken schoonmaakmethodes. Ook beschouwen sommige
opdrachtgevers de kwaliteit van schoonmaakdienstverlening als belangrijk. Werd
voorheen met name de prijs als belangrijkste criterium gezien, tegenwoordig nemen
steeds meer opdrachtgevers kwaliteit mee als gunningcriterium. Het kwaliteitsniveau
wordt dan contractueel vastgelegd. Dit stelt andere, verdergaande eisen aan de
schoonmaakbedrijven en de schoonmakers. Daarbij is men overgegaan van
inspanningsgerichte schoonmaak naar resultaatgerichte schoonmaak. Bij de eerste is
het van belang dat het schoonmaakprogramma conform schema wordt doorlopen, bij
de laatste telt het resultaat: een schoon object. Met minder tijd wordt er meer
21 Hier wordt het minimumloon 2012 genomen omdat de salarisgegevens ook van 2012 zijn. 22
De schoonmaak Sectorbeschrijving UWV Juli 2013
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 19
schoongemaakt en de schoonmaker bepaalt voor een groot deel wat er wordt
schoongemaakt.
Er worden dus andere en hogere eisen aan de schoonmakers gevraagd, zoals:
- meer communicatieve vaardigheden. Deze zijn nodig als men in dagschoonmaak
werkt: De schoonmaker moet goed kunnen communiceren met de klant en/of
gebruiker van het pand. De schoonmaker als visitekaartje, die met opdrachtgever
en gebruikers een goede relatie moet opbouwen en in stand houden, stelt ook
eisen aan de communicatieve vaardigheden.
- het stellen van hogere verwachtingen van schoonmakers op het terrein van
hospitality (gastvrij- en behulpzaam zijn). Dit is van toepassing bij
dagschoonmaak, maar ook bij contracten waarbij diensten als catering en
beveiliging worden gebundeld. Daarnaast kan er in de kantoorschoonmaak ook
worden afgesproken dat het schoonmaken wordt gecombineerd met planten
verzorgen, kleine serviceverzoeken opvolgen, klein reparatiewerk verrichten en
koffieautomaten en printers bijvullen en onderhouden.
- een betere beheersing van de Nederlandse taal
- meer eigen initiatief en keuzes over de uitvoering van het werk.
Niet alle schoonmakers hebben hiervoor de vereiste competenties en vaardigheden.
3.9 (Direct) Leidinggevenden: Spil van het bedrijf
Schoonmaakbedrijven kenmerken zich door een relatief kleine staf. Voor veel
werkzaamheden wordt geen aparte functionaris aangesteld, maar deze
werkzaamheden worden er door een functionaris in het bedrijf bij gedaan. De meeste
schoonmaakbedrijven kennen daarnaast verschillende soorten leidinggevenden: de
direct leidinggevende die voor de schoonmakers het eerste aanspreekpunt is
(voorvrouw, objectleider) en indirect de leidinggevenden met wie de schoonmakers
niet dagelijks contact hebben, zoals rayonleiding.
De direct leidinggevenden zijn verantwoordelijk voor het goed laten verlopen van het
uitvoerende werk. Voorvrouwen werken mee met de schoonmaakploeg en zijn vaak
eerst schoonmaakster geweest. Hun opleidingsniveau is laag. De meeste objectleiders
zijn laaggeschoold of hebben maximaal een MBO-niveau. Bij de grotere objecten waar
meer dan 100 schoonmakers werkzaam zijn in verschillende ploegen zien we
langzaamaan objectleiders komen die van buiten de sector zijn aangetrokken en soms
een opleiding op HBO niveau hebben gevolgd. Objectleiders zijn veelal het eerste
aanspreekpunt voor de opdrachtgevers, die steeds zwaardere eisen aan hen stellen
en steeds meer vaardigheden van hen vragen.
De rayonleiding of andere hogere leidinggevenden hebben andere leidinggevende
taken: zij zijn verantwoordelijk voor het managen van het bedrijf en niet belast met
het aansturen van uitvoerende werkzaamheden. Zij voeren dan ook geen uitvoerende
werkzaamheden uit.
Elke schoonmaker heeft een direct leidinggevende. Afhankelijk van de grootte van het
object, waar de schoonmaker werkzaam is, heeft de schoonmaker direct toegang tot
de direct leidinggevende of niet. Als het object groot is, zullen er één of meer direct
leidinggevenden op het object werkzaam zijn. Als objecten klein zijn, zal de direct
leidinggevende meerdere objecten onder zijn toezicht hebben. Dit betekent dat de
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 20
direct leidinggevende niet altijd op de locatie aanwezig is, waar zijn of haar
medewerkers werkzaam zijn. Dit heeft onder andere gevolgen voor het gemak
waarmee schoonmakers hun direct leidinggevende kunnen benaderen en aanspreken
en het houden van werkoverleg. Bij sleutelpanden, waar slechts één schoonmaker
werkzaam is en waarbij de schoonmaker ook zorgt voor het openen en/of sluiten van
het pand beperkt het contact met de direct leidinggevende zich veelal tot telefonisch
contact.
De werkzaamheden en verantwoordelijkheid van de direct leidinggevenden zijn de
laatste jaren sterk veranderd. Was de verhouding leidinggevende-schoonmakers circa
20 jaar geleden 1 op 20 en ging het met name om het inplannen van de
werkzaamheden, tegenwoordig komt een verhouding van 1 op 100 regelmatig voor
en wordt van de direct leidinggevende veel meer verwacht. Zo zijn de volgende taken
door de tijd heen bij de direct leidinggevende terecht gekomen:
- de werknemers op een coachende manier leiding geven;
- de werkzaamheden inplannen;
- toezien op de kwaliteit van het schoonmaakwerk binnen een bepaalde tijd;
- letten op de kosten (inzet van werknemers en het gebruik van materiaal en
middelen);
- als eerste contact de wensen en klachten van de klant opvangen en
- lichte administratieve taken (hierdoor wordt er meer gevraagd van de schriftelijke
vaardigheden van de direct lediginggevende. De noodzaak om schriftelijke
vaardigheden beter te beheersen wordt versterkt door het toenemend gebruik van
tablets en smartphones).
Deze uitbreiding van de taken maakt de direct leidinggevende de spil van het bedrijf
en dit vergt extra vaardigheden en competenties. Veel direct leidinggevenden zijn
naar deze functie doorgegroeid vanuit een functie van meewerkend
voorman/voorvrouw en hebben geen opleiding die aansluit bij de veranderde eisen.
Onderzoek bij een van de grote schoonmaakbedrijven heeft uitgewezen dat de
ontwikkeling van de competenties en vaardigheden van direct leidinggevenden is
achtergebleven. Aangezien dit in de hele branche gesignaleerd wordt vinden sociale
partners dat daarin de komende periode een inhaalslag moet worden gemaakt.
De huidige opleiding voor leidinggevenden is niet meer voldoende om hen goed toe te
rusten voor hun functie. Daarom willen sociale partners een nieuwe opleiding
ontwikkelen, die beter recht doet aan de competenties en vaardigheden van de direct
leidinggevenden die een leidinggevende (voorvrouwen en objectleiders) nodig hebben
om hun werk goed te kunnen uitvoeren.
3.10 Toekomstige ontwikkelingen
De toekomstige ontwikkelingen waar we in het kader van de werkzaamheden mee te
maken krijgen komen voor een deel voort uit de ontwikkelingen die bij hoofdstuk 2
zijn besproken.
In hoeverre technologische vernieuwingen kunnen worden ingezet, is nog
onduidelijk. De hoeveelheid werk zal niet toenemen en de nadruk zal nog meer
komen op efficiënte inzet van middelen en mensen. Maar ook de eisen en
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 21
vaardigheden die de opdrachtgever stelt, zullen nog meer toenemen. (bij)Scholing
van zowel de uitvoerende schoonmakers als hun direct leidinggevende is daarom
noodzakelijk om aan die eisen te kunnen voldoen.
Door bezuinigingen bij opdrachtgevers en versobering van contracten loopt de
werkdruk op. Aan de ene kant heeft dit te maken met een verhoging van het aantal
m2 dat per uur moet worden schoongemaakt. Aan de andere kant wordt door de
opdrachtgever niet voldoende tijd ingekocht om schoonmaakwerkzaamheden uit te
voeren, waardoor schoonmakers in eigen tijd doorwerken om de klus af te maken.
Dit zal op korte termijn, is onze inschatting, niet veranderen. Daarnaast zal de
werkdruk bij de schoonmakers oplopen door de onzekerheid over het werk en hun
baan die verschillende toekomstige ontwikkelingen met zich meebrengen.
Ook het resultaatgerichte schoonmaken wat door de schoonmakers vaak al
gedwongen door de beperkte tijd in praktijk werd toegepast, verhoogt de werkdruk.
Aan de ene kant omdat dit leidt tot inzet van minder personeel en aan de andere
kant omdat de schoonmakers, die trots zijn op hun werk, niet de kwaliteit die zij
voorstaan kunnen leveren.23
Onduidelijk is nog of en hoeveel schoonmakers hun werk gaan verliezen door
inbesteding van het schoonmaakwerk door de overheid, door afspraken ten
aangaande van het schoonmaakcontract betreffende social return en/of dat het
schoonmaakcontract volledig zal worden uitgevoerd door mensen met een SW-
indicatie. Wel is duidelijk dat opleidingen noodzakelijk zijn zodat werknemers breder
inzetbaar worden zowel binnen als buiten de schoonmaaksector.
De verwachting is dat de verandering van eisen, die worden gesteld aan
schoonmakers maar met name aan de direct leidinggevenden (voorvrouwen en
objectleiders), de komende jaren alleen maar sterker wordt. ‘Een leven lang leren en
zich ontwikkelen’ heeft sterk postgevat en zal naar onze inschatting niet meer
verdwijnen. Ook voor laagopgeleide werknemers als schoonmakers en hun direct
leidinggevenden.
Mogelijk dat de werktijden van schoonmakers de komende jaren wel aan
verandering onderhevig zijn. Steeds meer opdrachtgevers ontdekken de
dagschoonmaak en de voordelen daarvan. Uitbreiding van dagschoonmaak is dan
ook te verwachten.
23 Zie ook de documentaire van de NTR, Gonzo, Ersin en de schoonmakers, uitgezonden op 24 mei 2014.
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 22
4 Kenmerken van de werknemerspopulatie
In de schoonmaak- en glazenwassersbranche werkt een grote verscheidenheid aan
mensen met een verschillende culturele achtergrond en nationaliteit.
4.1 Verhouding man / vrouw, allochtoon/autochtoon
In de branche is van alle werknemers 70% vrouw en 30% man. Het percentage
vrouwen in de branche is groot ten opzichte van de beroepsbevolking, waar de
verhouding tussen man en vrouw gelijk verdeeld is.
Tabel 8: Verhouding man / vrouw
Met name in de algemene schoonmaak werken veel vrouwen in parttime
dienstverbanden. De mannen werken vooral in fulltime dienstverbanden in de
specialistische reiniging.
Daarnaast is het een branche waarin verhoudingsgewijs veel allochtonen werkzaam
zijn.
Tabel 9: Verhouding autochtoon / allochtoon
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
BPF 2012 CBS werkzame
Beroepsbevolking
Man
Vrouw
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
Sector gegevens UWV CBS Beroepsbevolking
Autochtoon
Allochtoon
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 23
4.2 Leeftijdsopbouw
Van de 113.000 deelnemers aan het BPF is de gemiddelde leeftijd van de deelnemers
42,2 jaar, twee derde van de deelnemers van het BPF is tussen de 31 en 54 jaar. De
gemiddelde leeftijd van de beroepsbevolking was in 2012 volgens het CBS 41,4
jaar.24
Tabel 10: Leeftijdsopbouw deelnemers BPF en CBS werkzame beroepsbevolking
In de afgelopen jaren is een afname te zien van het aandeel jongeren tot 24 jaar in
de sector. Het aandeel van jongeren ligt volgens de gegevens van het BPF
Schoonmaak in 2012 op 7% (zie bovenstaande tabel, 10).
Daartegenover staat een toename van het aandeel 45-54 jarigen in de afgelopen
jaren. Uit de bovenstaande tabel (tabel 10) wordt duidelijk dat het aandeel 41-55
jarigen bovengemiddeld ligt in vergelijking met de gegevens van het CBS over de
beroepsbevolking.25 Bij vergelijking van de hele middengroep, van 29 tot 55 jaar, van
de branche met de beroepsbevolking, dan blijkt dat in de branche 71% van het
personeel in deze leeftijdscategorie valt, ten opzichte van 43% van de
beroepsbevolking. Het aandeel jongeren en ouderen is in de branche duidelijk kleiner
dan dat van de gehele beroepsbevolking.
Het aandeel personen van 55 jaar en ouder is verder gestegen. In 1991 maakten zij
7% uit van het personeelsbestand in de sector, en in 2012 13%. In vergelijking met
de beroepsbevolking werken er wel duidelijk minder 55-plussers in de branche.
Hoewel met name vrouwen oververtegenwoordigd zijn in de middengroepen zet deze
trend zich niet voort bij de 55-plussers. Veel vrouwen stoppen met werken als hun
oudere partner een AOW-uitkering met partnertoeslag krijgt. Nu dit gaat veranderen
per 1 januari 2015 is de verwachting dat de leeftijd verder zal stijgen. Uit de
gegevens blijkt verder dat het aandeel werkenden in de branche vanaf 50 jaar veel
sterker daalt dan dat van de werkende beroepsbevolking.
24 http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/dossiers/vergrijzing/publicaties/artikelen/archief/2013/2013-3810-wm.htm 25 http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=71958NED&D1=12&D2=1-2&D3=2-11&D4=65&HDR=G3,T&STB=G1,G2&VW=T
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
15-20 21-28 29-40 41-50 51-55 56-65
BPF
CBS werkzame
beroepsbevolking
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 24
4.3 Driedeling in type schoonmaker
Schoonmakers hebben verschillende achtergronden en verschillende motieven om
een bepaald dienstverband aan te gaan. Maar wat de achtergronden en motieven ook
zijn, verreweg de meeste schoonmakers zijn trots op wat ze doen én willen elke dag
weer een goed resultaat achterlaten. Grofweg worden er drie groepen werknemers
onderscheiden:
� Bewust parttime werknemers
Een deel van de werknemers kiest er bewust voor om in een parttime baan te
werken. Bijvoorbeeld voor een tweede inkomen of naast een studie of opleiding.
De kenmerken van deze groep zijn:
- werken tussen 10 en 15 uur per week
- werken in werktijden die aansluiten bij het privéleven
- werken in de buurt van het woonadres
- zijn beschikbaar zijn gedurende een beperkt aantal uren per dag.
� ‘Gedwongen’ parttime werknemers
Deze werknemers zouden graag een groter dienstverband willen vervullen, maar
die mogelijkheid wordt hen niet of te weinig aangeboden. Daarom kiezen ze vaak
voor meerdere parttime dienstverbanden bij meerdere werkgevers in de branche.
Dit levert echter wel planningsproblemen op en soms ook problemen met de
Arbeidstijdenwetgeving. Het is bovendien voor hun werkgevers niet altijd
zichtbaar dat er sprake is van meerdere dienstverbanden. De kenmerken van deze
groep zijn:
- ze werken in meerdere dienstverbanden
- ze werken in de ochtend en/of avond
- ze hebben de wens om fulltime dan wel meer uren te werken, bij voorkeur bij
één werkgever.
� Fulltime werknemers
Deze groep werknemers werkt met name in de specialistische reiniging, zorg en
transport. Kenmerken van deze groep zijn:
- men is kostwinner
- de beloning vindt plaats boven loongroep 1
- het betreft een loyale groep werknemers.
4.4 Arbeidsovereenkomsten in de branche
Volgens de brancheorganisatie OSB heeft bijna 80% van de werknemers in de
branche een contract voor onbepaalde tijd. Toch kent het BPF veel beëindigingen van
deelnemers per jaar, zoals blijkt uit onderstaand overzicht over 2012 (tabel 11). Dit
blijken met name de deelnemers te zijn met een kort dienstverband.26 Door de vele
korte deelnemingen is de gemiddelde lengte van het dienstverband 4,25 jaar. De
gemiddelde werktijdfactor is volgens het BPF 0,5.27
26 BPF: Analyse korte dienstverbanden / deelnemingen in de Schoonmaak SCP 27 BPF: Analyse populatie BPF Schoonmaak versie 5 september 2013
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 25
In heel 2012 waren er volgens het BPF 169.572 deelnemers met één of meer
dienstverbanden. Hiervan hebben 57.478 deelnemers één dienstverband beëindigd en
5.094 deelnemers hebben twee keer een dienstverband beëindigd.
De werknemers in de branche hebben gemiddeld 1,2 banen en werken gemiddeld 23
uur per week.
Tabel 11: Aantal deelnemers: M/V - lengte deelneming
Bron: BPF: Analyse populatie BPF Schoonmaak versie 5 september 2013
De gegevens van het BPF sluiten aan bij de constatering van sociale partners, dat het
verloop in de branche hoog is. Uit de aanvragen tot individuele waardeoverdracht, die
het BPF krijgt, blijkt dat werknemers, die uitstromen veelal gaan werken in de
gezondheids- en welzijnszorg, de overige dienstverlening, de detailhandel en de
horeca. Oudere werknemers gaan in meerderheid met (vervroegd)pensioen (mogelijk
vanaf 60 jaar).
Via het BPF zijn gegevens bekend dat deelnemers, na beëindiging van hun deelname
aan het BPF, weer terugkeren. Op basis van deze gegevens zijn de volgende
grafieken gemaakt (tabel 12). De eerste grafiek geeft weer hoeveel deelnemers er in
2010 en 2011 gestopt en teruggekeerd zijn. In de tweede grafiek is opgenomen na
welke periode zij terug zijn gekomen.
0
5000
10000
15000
20000
25000
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
aa
nta
l d
ee
lne
me
rs
lengte deelneming (jaren)
Man
Vrouw
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 26
Tabel 12: Deelnemers BPF die stoppen en terugkeren
Uit het marktoverzicht van 2012 van Service Management blijkt dat samen met de
omzet ook het personeelsbestand bij de onderzochte bedrijven in dezelfde periode is
afgenomen van 94.509 tot 83.278 werknemers; een daling van bijna 12%. Dat
betekent dat de omzet per werknemer is gestegen van 18.825 euro in 2011 naar
21.270 euro in 2012, een stijging van 13%. Volgens Service Management is er sprake
van verdere toename van efficiëntie en hogere werkdruk voor het
schoonmaakpersoneel.
4.5 Laagopgeleid
In de schoonmaak- en glazenwassersbranche werken ten opzichte van de
beroepsbevolking veel laagopgeleiden.
Tabel 13: Opleidingsniveau in de sector en CBS beroepsbevolking
Zoals uit bovenstaande tabel blijkt, heeft het merendeel van de werknemers in de
sector geen start- of entreekwalificatie.
0
10000
20000
30000
40000
50000
60000
Terug keer na beëindiging dienstverband
2010
2011
0
500
1000
1500
2000
2500
3000
3500
4000
4500
Tijdsduur van terugkeer na beeindiging
2010
2011
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
Sector gegevens UWV
CBS Totale Beroeps-
bevolking
CBS werkende Beroeps-
bevolking
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 27
Laagopgeleide werknemers hebben vaak een kwetsbare arbeidsmarktpositie.
Daarnaast worden er steeds hogere eisen gesteld aan laagopgeleiden. In tijden van
economische malaise, zoals nu, vindt verdringing op de arbeidsmarkt plaats: Hoger
opgeleiden nemen de banen voor lager opgeleiden in, omdat ze in hun eigen richting
en op eigen niveau geen baan kunnen bemachtigen. Dit maakt de arbeidsmarktpositie
voor laagopgeleide schoonmakers nog kwetsbaarder dan ze al is.
4.6 Laaggeletterdheid en geringe beheersing Nederlandse taal
Vanwege het grote aandeel allochtonen en het lage opleidingsniveau in de branche, is
er sprake van laaggeletterdheid. Een groot aantal allochtone werknemers is de
Nederlandse taal niet machtig op het minimaal noodzakelijke A2-niveau. Dit is het
niveau dat aan het eind van de basisschool beheerst moet worden, ook wel het 1F
referentiekader niveau genoemd. Doordat nieuwe groepen allochtone werknemers in
de schoonmaaksector hun werk zoeken, blijft er sprake van laaggeletterdheid.
Daarnaast komt ook bij de autochtone werknemers in de sector laaggeletterdheid
voor.
Laaggeletterden hebben het moeilijk op de arbeidsmarkt. Hun afstand tot de
arbeidsmarkt is groot.
4.7 Gezondheid
Een aantal onderzoeken is geraadpleegd om uitspraken te kunnen doen over de
gezondheid en ervaring van gezondheid van mensen met laagopgeleide mensen.
Het is algemeen bekend dat tussen laag- en hoogopgeleiden een gezondheidskloof
bestaat. Er zijn grote verschillen in gezonde levensverwachting tussen hoog- en
laagopgeleiden: de levensverwachting van hoogopgeleiden ligt 6 tot 7 jaar hoger dan
die van laagopgeleiden. Daarnaast leven hoogopgeleiden ook veel langer in goede
gezondheid dan laagopgeleiden. Opleidingsniveau en gezondheid/levensverwachting
beïnvloeden elkaar dus.
In de Nationale Enquêtes Arbeidsomstandigheden met 23.000 deelnemers zijn
conciërges en schoonmaakpersoneel een aparte doelgroep (1,7%).28 Uit de enquête
blijkt dat ruim 25% van de deelnemers een opleiding heeft op of onder VMBO-niveau.
Van collega’s ervaren de deelnemers iets meer sociale steun dan van leidinggevenden
(resp. 3,25 en 2,87 op een schaal van 1 tot 4, waarbij 4 de meeste sociale steun is).
Maatregelen om de werkdruk te verminderen is volgens 40% van de deelnemers
noodzakelijk, om het lichamelijk zware werk te verminderen is volgens 15% van de
deelnemers actie nodig. 8.9% Van de deelnemers ervaart zijn gezondheid slecht of
matig. Of er een koppeling bestaat tussen laag opleidingsniveau en de hierboven
genoemde resultaten wordt uit de enquete niet duidelijk. Ook is niet bekend wat dit
betekent voor hoe men zijn of haar gezondheid ervaart.
De Volksgezondheidsmonitor Utrecht (VMU) geeft per wijk inzicht in de
gezondheidssituatie van Utrechtse volwassenen.29 Van de inwoners in de Wijk
Overvecht is 50% allochtoon en 47% laag opgeleid. 54% van de bevolking in de wijk
heeft 2 of meer chronische aandoeningen en 47% ervaart daarbij lichte of zware
28 Nationale Enquete Arbeidsomstandigheden 2013, TNO/CBS, Hoofddorp/Heerlen, 2014 29 Volksgezondheidsmonitor Utrecht (VMU) www.utrecht.nl/volksgezondheid
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 28
belemmeringen. 42% van hen heeft te maken met meervoudige problematiek van
een combinatie van 4 – 11 factoren. 38% heeft moeite om rond te komen.
Overgewicht en obesitas komt voor bij 51% van de volwassenen in deze wijk.
Het onderzoek Gezondheidsbeleving van werklozen30 toont aan dat verschillende
factoren van invloed zijn op de gezondheidsbeleving. Hoewel dit een onderzoek is
onder werklozen, verwachten we niet dat de resultaten onder werkenden heel anders
zullen zijn. Hierbij wordt aangetekend dat de ervaren gezondheid van werklozen wel
beduidend slechter is. Factoren waardoor mensen hun gezondheid zeker slechter
ervaren zijn: gebrek aan sociale steun, gebrek aan grip op het eigen leven, financiële
problemen, hogere leeftijd, lager opleidingsniveau, alleenstaand, langere
werkloosheidsduur en etniciteit. Voor de factoren stress en zorgen maken, sociale
omgeving, ontbreken van de latente functies van werk, en zwakke attitude ten
aanzien van betaald werk, bestaan er indicaties dat ze doorwerken op een negatief
ervaren van de gezondheid. Van de mensen met alleen een achtergrond met
basisonderwijs ervaart meer dan de helft (53%) de eigen gezondheid als minder dan
goed en van de mensen met een hbo- of universitair niveau is dat 14%.31 Mede als
gevolg van het minder bewegen, komen overgewicht en obesitas vaker voor als het
opleidingsniveau lager is.
Bij de laagopgeleiden komt obesitas ongeveer 1,5 keer vaker voor dan bij de
hoogopgeleiden.32
4.8 Schuldenproblematiek
Uit twee onderzoeken in de branche33 blijkt dat schoonmakers veel last hebben van
schuldenproblematiek. Zoals in paragraaf 3.7 is aangegeven, is het gemiddelde
inkomen laag, doordat er weinig fulltime arbeidscontracten kunnen worden
aangeboden.
Uit het ziekteverzuim onderzoek blijkt dat meer dan 15% van de schoonmakers
schulden heeft. Zoals uit de conclusie van het onderzoek van de FNV blijkt, kampt
ruim een derde (37%) van de onderzoeksgroep met schulden.
Werkgevers hebben hier op diverse manieren mee te maken. Enerzijds is de
verwachting dat werknemers zich soms door sociale problematiek in het algemeen en
schuldenproblematiek in het bijzonder ziekmelden in plaats van het te bespreken met
hun leidinggevende. Aan de andere kant hebben werkgevers te maken met
loonbeslag, maar bieden ze de werknemers met schulden ook trajecten aan tot
schuldsanering, schuldhulpverlening of om met geld om te gaan. De
werkgeversorganisatie OSB biedt aan haar leden al een aantal jaren cursussen aan
hoe zij om kunnen gaan met werknemers met schulden.
30 Gezondheidsbeleving van werklozen: wat is bekend en wat zijn witte vlekken?, Erasmusuniversiteit / Astri . Schuring, F.A. Reijenga, B. Carlier ... [et al.], 2011 31 http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/functioneren-en-kwaliteit-van-leven/ervaren-gezondheid/verschillen-sociaaleconomisch/ 32 http://www.loketgezondleven.nl/gemeente-en-wijk/gezonde-gemeente/overgewicht/cijfers-en-feiten/risicogroepen/ 33 Ziekteverzuim onderzoek en het onderzoek van de FNV, zoals opgenomen in Gewoon Schoon van december 2013
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 29
4.9 Toekomstige ontwikkelingen
De werknemerspopulatie zal niet veranderen, deze zal grosso modo hetzelfde blijven.
Ook de flinke doorstroom zal blijven. De populatie waar de sector uit moet putten, is
laaggeschoold. Een laagconjunctuur biedt iets meer mogelijkheden aan werkgevers,
in hoogconjunctuur wordt het steeds moeilijker om opgeleid personeel te vinden. De
populatie verandert dus niet, maar wel de omstandigheden waarbinnen ze moeten
functioneren. Dit geeft ook kansen voor onze werknemers, maar die kunnen ze
alleen pakken als ze opgeleid zijn.
Iedereen in Nederland moet een startkwalificatie hebben. Dit is voor onze populatie
vaak niet haalbaar. Het MBO onderwijs, dat voor de werknemers bereikbaar is, wordt
algemener zodat één opleiding voor meer sectoren toepasbaar is. Maar dit heeft als
consequentie dat (toekomstige) werknemers niet specifiek voor de sector opgeleid
worden. Ondanks dat ze breder opgeleid zijn, is het voor het werken in de sector niet
gunstig: als werknemers geen vakopleiding hebben gevolgd hebben ze minder kansen
op een baan in de sector of verlenging van een contract.
Dit maakt dat de sector moet blijven opleiden.
De samenleving verandert. Veel overheidsbeleid van de afgelopen en toekomende
jaren is erop gericht dat de samenleving wijzigt van een zorgstaat naar een staat met
meer eigen verantwoordelijkheid. Overheidsbeleid dat vaak ingewikkeld is en waarvan
gevolgen ook niet ineens duidelijk zijn. Hoewel de koopkrachtberekeningen anders
doen vermoeden, zal reeds ingezet overheidsbeleid of beleid dat het komende jaar
zijn beslag zal krijgen voor onze werknemerspopulatie niet goed uitwerken, is onze
verwachting. Zo zal in een sector waar veel fysieke werkzaamheden worden verricht
door een steeds ouder wordende populatie een beslissing om de pensioengerechtigde
leeftijd te verhogen niet voordelig uitpakken. Ook het geven van meer eigen
verantwoordelijkheid aan burgers om zaken te regelen (bijvoorbeeld het leren van de
Nederlandse taal), het anders en vaak met minder financiering beleggen van de zorg
voor ouderen en het afschaffen van gratis rechtshulp werkt nadelig uit voor onze
populatie.
Door de in hoofdstuk 2 geschetste toekomstige ontwikkelingen wordt de kans voor
werknemers om het werk te behouden kleiner. In hoeverre dit leidt tot werkloosheid
is nog niet te voorspellen, omdat dit mede afhankelijk is van het tempo van de
verschillende ontwikkelingen en de (on)mogelijkheid van de sector om de gevolgen
van deze ontwikkelingen op te vangen. Wel is zeker dat werkloosheid van onze
populatie de kans op participatie kleiner maakt. Hieraan ligt een aantal redenen ten
grondslag:
A. De meeste van de werknemers en een deel van de direct leidinggevenden in de
sector zijn laagopgeleid;
B. Een deel van de werknemers in de sector is laaggeletterd. De laaggeletterheid
zouden werknemers zelf moeten oplossen, volgens de overheid;
C. De eisen en vaardigheden die zowel aan schoonmakers als aan de direct
leidinggevenden worden gesteld nemen toe, zodat (bij)scholing noodzakelijk is;
D. Een deel van de schoonmakers heeft moeite rond te komen met hun salaris. Dit
wordt vooral veroorzaakt door het aantal uren dat gewerkt kan worden. Daarom is
uitbreiding van taken en uren per individuele schoonmaker één van de
doelstellingen waaraan sociale partners de komende jaren willen werken;
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 30
E. Bij werkloosheid zal in een aantal gevallen mogelijk omscholing aan de orde zijn.
In hoeverre dit mogelijk is zal, gelet op de vaardigheden, per werknemer moeten
worden bekeken en
F. Bij werkloosheid bemiddelt de UWV de werknemers niet direct naar andere arbeid
maar wordt in eerste instantie uitgegaan van de eigen kracht van de werknemers
om weer aan het werk te komen. Het risico dat onze werknemers na een (half)
jaar werkloosheid tot de doelgroep ‘moeilijk bemiddelbaar’ behoort is niet
denkbeeldig.
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 31
5 Wat heeft de sector al gedaan?
Sociale partners hebben al flink wat acties ondernomen om de knelpunten te
verminderen dan wel op te lossen. Een aantal van deze acties wordt in dit hoofdstuk
beschreven.
5.1 Opleidingen
Schoonmaken is een vak: sociale partners stellen jaarlijks een budget van minimaal 7
miljoen euro beschikbaar voor scholing. De Schoonmaaksector heeft zelf een
structuur met een grote verscheidenheid aan vakopleidingen opgezet sedert begin
90’er jaren. Sinds 2005-2006 is er ook beleidsmatig grootschalig geïnvesteerd. Op
eigen initiatief heeft de branche in samenwerking met het Kenniscentrum Savantis
kwalificatiedossiers ontwikkeld voor het Mbo-onderwijs op alle vier niveaus (Mbo 1 tot
en met 4).
In verband met de bevriezing van financiering van kenniscentra is een groot deel van
de ontwikkeling gefinancierd door sociale partners. Sinds een aantal jaren staat een
curriculum voor de Mbo-niveaus 1 tot en met 4 gereed. De ontwikkeling van het
beroepsonderwijs gaat verder. De curricula voor de niveaus 1 tot en met 4 zijn
inmiddels aangescherpt en er wordt samengewerkt met het Kenniscentrum Kenwerk
voor het integreren van schoonmaak in de Mbo-opleidingen facilitaire diensten.
Inmiddels is gebleken dat schoonmaak vooral in BBL-verband wordt geleerd.
Sinds 2006 zijn er ook specifiekere afspraken in de CAO opgenomen over scholing.
Baanbrekend was de afspraak dat iedere nieuwe medewerker een basis(vak)opleiding
aangeboden moest krijgen. Onafhankelijke toetsing is gewaarborgd via een examen
bij het RAS-Examenbureau. Tegelijk is aan werkgevers de mogelijkheid geboden deze
basis(vak)opleiding naar eigen keuze in te vullen aan de hand van de vastgestelde
eind- en toetstermen (inkoop bij een van de opleidingsinstituten of zelf verzorgen).
Het aantal opgeleide schoonmakers neemt jaarlijks substantieel toe:
Tabel 14: aantal diploma's Basisvakopleiding algemene schoonmaak
0
2000
4000
6000
8000
10000
12000
2009 2010 2011 2012 2013
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 32
Naast de (basis)vakopleiding voor de algemene schoonmaak zijn er ook
vakopleidingen of opleidingsmodules voor glazenwassers, gevelreinigers,
treinschoonmakers, schoonmaken in ziekenhuizen, recreatiebungalows, hotels,
operatieafdelingen, trappenhuizen, na waterschade en brand en in de foodsector, die
jaarlijks door ruim duizend medewerkers worden gevolgd.
In de CAO 2010-2011 is er de afspraak gemaakt dat een taaltraject wordt
aangeboden, als een werknemer de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. Het
beheersen van de Nederlandse taal is ook een voorwaarde om de verplichte
basisopleiding met goed gevolg te kunnen volgen. Financiering hiervoor is gezocht en
deels gevonden in de inburgeringsbudgetten van de gemeenten.
In de CAO 2012-2013 (looptijd tot 1-1-2014) is deze eis aangescherpt en wordt deze
afspraak helemaal door de sector zelf gefinancierd vanuit de RAS; een budget van 4
miljoen werd beschikbaar gemaakt voor de financiering van 1.000 taaltrajecten
tijdens werktijd. Deze afspraak is gecontinueerd voor 2014.
5.2 Arbeidsomstandigheden
De sector onderneemt al jaren activiteiten om de arbeidsomstandigheden van
schoonmakers te verbeteren. In de jaren 2003-2007 was er het Arboconvenant
Schoonmaak- en Glazenwassersbranche: er zijn maatregelen gerealiseerd ter
vermindering van de blootstelling aan de arbeidsrisico’s fysieke belasting, werkdruk,
gevaarlijke stoffen, biologische agentia, cytostatica, handeczeem en ongewenst
gedrag. Alle informatie over de maatregelen en informatiemateriaal (zoals
arbozakboekjes voor alle werknemers) wordt beschikbaar gemaakt via de website
www.zowerkjeprettiger.nl.34 Daarna zijn de convenantsresultaten in de Arbocatalogus
Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf opgenomen. Deze is op zijn beurt sinds 2012
opgenomen in de Arbo-CAO die onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van de CAO.
De afgelopen jaren hebben sociale partners aandacht besteed aan35:
1. Verbetering van de Risico Inventarisatie & Evaluatie (RI&E) Schoonmaak- en
Glazenwassersbedrijf met een digitale handleiding RI&E. Interactieve Pdf-
bestanden zijn ontwikkeld, beschikbaar gesteld en opgenomen in een beveiligde
omgeving in RIESchoonmaak.nl. Verder is in februari 2013 een RIESchoonmaak
applicatie voor Androidtoestellen ontwikkeld en beschikbaar gesteld. Met deze APP
kan men op de locatie een selectie maken van de vragen uit de RI&E of de gehele
vragenlijst invullen, zonder een internetverbinding.
2. Verbetering van de Stoffenmanager: om medewerkers op een goede manier met
stoffen te laten werken, zouden veilige werkwijzen ontwikkeld moeten worden en
moet de werkplekinstructiekaart (WIK) zoveel mogelijk met pictogrammen
gerealiseerd worden. Werken met pictogrammen zal naar verwachting de
veiligheid verhogen, zeker in een branche waar veel medewerkers werkzaam zijn
die de Nederlandse taal niet goed beheersen. De sector zal in de nabije toekomst
de stoffenmanager verder ontwikkelen, waarbij gekwantificeerde veilige
werkwijzen worden beschreven. Dan hoeven schoonmaakbedrijven voor relatief
ongevaarlijke dagelijkse schoonmaakactiviteiten met relatief ongevaarlijke
middelen niet meer de stoffenmanager schoonmaak te doorlopen. Dit scheelt de 34 Tegenwoordig heet de website www.arboschoonmaak.nl 35 Een deel van de activiteiten binnen het terrein van arbeidsomstandigheden en de Code Verantwoordelijk Marktgedrag is mede gefinancierd met ESF-gelden.
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 33
branche tijd en dus geld. Ook willen sociale partners een databank van
schoonmaakproducten in de stoffenmanager schoonmaak incorporeren.
3. Nieuwe website arbo: Inmiddels is een nieuwe website ontwikkeld waarbij de
layout van de ArboCAO wordt aangehouden36: Hierdoor komen de meest
voorkomende arborisico’s vooraan te staan. Naast de informatie uit de Arbo-CAO
en alle intussen ontwikkelde instrumenten, is de van toepassing zijnde wet- en
regelgeving vermeld en beschikbaar. Deze wet- en regelgeving is zoveel mogelijk
toegespitst op de branche.
5.3 Werkdruk
Om de werkdruk acceptabel te krijgen en te houden heeft de sector al de volgende
maatregelen genomen:
1. De werkdruk kan worden gemeten door middel van de werkdrukmeter. Deze
meter is de afgelopen periode verbeterd37: er zijn vertalingen gemaakt in de
meest voorkomende talen (Engels, Frans, Duits, Spaans, Arabisch en Turks). Dit
ondanks de mening van sociale partners dat medewerkers de Nederlandse taal
moeten (leren) kennen. De gedachte achter de vertalingen is dat
arbeidsomstandigheden niet moeten en mogen afhangen van het feit of iemand
de Nederlandse taal machtig is of niet. Bovendien is een stilstaand beeld
gerealiseerd, waarbij de vraag in tekst wordt weergegeven en wordt voorgelezen
in de taal naar keuze. Voor het begeleiden van het invullen van de werkdrukmeter
is een voorlichtingsfilm gemaakt. Voor de werknemers is een korte instructiefilm
gemaakt. Om een werkdrukmeting uit te zetten is een digitale handleiding
beschikbaar. Doelstelling van de werkdrukmeter is ook dat er een actieplan
opgesteld wordt in overleg tussen werkgever en werknemers indien blijkt dat er
knelpunten zijn.
2. In de CAO is opgenomen dat bij grote aanbestedingen (objecten met een waarde
van € 500.000,- of meer per jaar) 6 maanden voor het aflopen van het contract
en 6 maanden na de start van het nieuwe contract de werkdruk wordt gemeten.
5.4 Ziekteverzuim
Als gevolg van CAO afspraken in 2012 heeft onlangs een groot
branchebreedonderzoek plaatsgevonden naar het effect van wachtdagen op het
ziekteverzuim. In het onderzoek zijn bij een groep deelnemers de wachtdagen
afgeschaft en is een interventie gericht op verzuimbegeleiding uitgevoerd. Gebleken
is dat de regie op het ziekteverzuim niet altijd duidelijk was en bij verschillende
functionarissen in bedrijven lag.
In het onderzoek zijn de leidinggevenden van een onderzochte groep geschoold om
de regie te nemen bij het ziekteverzuim. Hen is geleerd anders naar ziekteverzuim te
kijken en anders, in samenspraak met de werknemer, met ziekteverzuim om te gaan:
ziek zijn is niet per definitie arbeidsongeschikt zijn. Verder hebben leidinggevenden
geleerd om door te vragen bij een ziekmelding en het gesprek aan te gaan met de
werknemer over de oorzaken van het ziekteverzuim. Er is een film gemaakt om het
gesprek met de werknemers over ziekteverzuim te kunnen voeren.
Het onderzoek wijst uit dat interventies het meeste effect sorteren op het verzuim,
36 http://www.arboschoonmaak.nl/ 37 De verbetering van de werkdrukmeter is mede gefinancierd met ESF-gelden.
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 34
als de direct leidinggevende en de hogere leidinggevende betrokken worden.
5.5 Code Verantwoordelijk Marktgedrag
Naar aanleiding van de maandenlange schoonmaakstakingen in 2010 is de Code
Verantwoordelijk Marktgedrag (verder de Code) ontwikkeld. Hoewel de stakingen
primair waren opgezet om CAO-eisen kracht bij te zetten, ging de aandacht uit naar
de schoonmakers: Zij verdienen respect en moeten zichtbaar zijn. De stakingen
kregen daarnaast een grote maatschappelijke impact: stations en treinen vervuilden,
kantoren en ziekenhuizen werden niet meer schoongemaakt.
Doel van de Code is de doorgeschoten marktwerking in de branche tegengaan. De
verhouding prijs, kwaliteit, vakmanschap en betrokkenheid moet weer in evenwicht
gebracht worden. Zo maken betrokkenen duidelijk dat zij hechten aan duurzaamheid,
respect en professionalisering van de schoonmaakwerkzaamheden.
Inmiddels hebben veel belanghebbenden inclusief de overheid zich achter het initiatief
van de Code geschaard. Daarmee nemen zij hun verantwoordelijkheid voor duurzame
marktcondities. Uiteindelijk zal dit niet alleen leiden tot verbetering van de
arbeidsverhoudingen, maar ook tot een hechtere relatie tussen opdrachtgevers en
opdrachtnemers schoonmaakbedrijven (partnership) en een grotere tevredenheid
over de kwaliteit van het werk. Het onderschrijven van de visie en uitgangspunten
van verantwoordelijk marktgedrag leidt tot een duurzame verankering op hoog
niveau van professionaliteit, kwaliteit en omgangsvormen in de branche, samengevat
als: ‘verantwoordelijk marktgedrag’. Hierbij is het samenspel van de verschillende
partijen essentieel. Een schakel is dan ook het beeldmerk van de Code.
5.6 Aanbieden van totaalconcepten
Om tegenwicht te bieden aan de verminderde omzet richten bedrijven zich meer en
meer op verbreding van het takenpakket. Via facilitaire totaalconcepten of multi-
service concepten worden naast schoonmaak ook andere diensten zoals beveiliging,
catering, receptie-, conciërge- en andere onderhoudswerkzaamheden aangeboden.
De verwachting is dat bedrijven, die toegevoegde waarde leveren door een
totaalconcept van facilitaire diensten, zullen groeien in de toekomst.38
38 ABN Cijfers en Trends Q1 2013, Zakelijke dienstverlening, branche schoonmaakbedrijven
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 35
6 Investering in duurzame inzetbaarheid
Sociale partners willen investeren in de duurzame inzetbaarheid van hun werknemers. Dit
is immers het kapitaal waarmee de schoonmaakbedrijven moeten werken. Naast de
reeds ondernomen activiteiten, die gecontinueerd zullen worden, wil de sector ook
insteken op verbreding van reeds bestaande activiteiten en een aantal nieuwe
activiteiten. Voor de verbreding van reeds bestaande activiteiten en deze nieuwe
activiteiten vraagt de sector cofinanciering sectorplannen aan.
Uitgaande van de sectorale knelpunten en de visie van sociale partners, dat de komende
jaren de uitdaging moet worden opgepakt om te komen tot een toekomstbestendige en
duurzame inzetbaarheid van de werknemers, wordt er cofinanciering aangevraagd voor
een aantal maatregelen om de duurzame inzetbaarheid van werknemers te vergroten.
Deze duurzame inzetbaarheid wordt vergroot door maatregelen:
Scholing
1. om het niveau Nederlandse taal te verhogen;
2. om werknemers, die in de multi-service dienstverlening werkzaamheden
verrichten of willen gaan verrichten hiervoor te scholen via de te ontwikkelen
vakopleiding facilitair medewerker;
3. om werknemers te scholen in communicatieve vaardigheden via een opleiding
Hospitality;
4. om een basisopleiding voor leidinggevenden te ontwikkelen en beschikbaar te
stellen aan de branche, waarmee leidinggevenden de competenties en
vaardigheden krijgen om hun functie als leidinggevende goed uit te kunnen
oefenen, gericht op het duurzaam inzetbaar houden van medewerkers;
5. training van de (direct) leidinggevenden om het gesprek met de werknemer aan
te gaan over (ziekte)verzuim en hervatting van werk, eventueel in aangepast
werk, zodat zij handvatten krijgen om op een nieuwe manier met (ziekte)verzuim
om te gaan. Zo kunnen leidinggevenden en werknemers samen werken aan
duurzame inzetbaarheid tot de pensioengerechtigde leeftijd.
Pilotprojecten met als doel nieuw beleid en aanpak te introduceren in de sector
6. om het aantal uren van de dienstverbanden te vergroten en werknemers op
andere werktijden dan de gebruikelijke te laten werken in multi-service
dienstverlening. Tijdens deze pilots zullen opdrachtgevers overtuigd moeten
worden dat dagschoonmaak tot de mogelijkheden behoort en de voorkeur heeft
boven schoonmaak gedurende een beperkt aantal uren in de avond. Zo kan een
bijdrage geleverd worden aan versterking van de financiële draagkracht van
werkenden;
7. Een website voor werknemers ontwikkelen waarop zij terecht kunnen voor tal van
onderwerpen, zoals arbeidsvoorwaarden, opleiding, bij ziekte en schulden.
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 36
7 Aanpak/oplossing waarvoor subsidie wordt gevraagd
In dit sectorplan wordt voor 7 maatregelen cofinanciering aangevraagd. Na een korte
weergave van de maatregelen (soort maatregel, doelgroep en doel) wordt elke maatregel
uitvoeriger beschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een samenvatting waarin
per maatregel de kosten en kostenverdeling is opgenomen.
Maatregel 1 Scholing Nederlandse taal
Thema Scholing
Doelgroep Werknemers binnen de sector die onvoldoende de Nederlandse taal beheersen. Per
werknemer zal bekeken worden welk soort taaltraject hij/zij nodig heeft. Hier wordt maatwerk
geboden. De werkgever heeft hierin samen met de werknemer de lead.
Doel Betere beheersing van de Nederlandse taal in de sector in het algemeen en door allochtone
schoonmakers en direct leidinggevenden in het bijzonder waardoor men kan blijven
participeren op de arbeidsmarkt (in de schoonmaaksector).
Aantal Er worden totaal 800 taaltrajecten en 500 schrijftrajecten uitgevoerd.
De sector kan door de bijdrage in de vorm van cofinanciering in totaal 2.050
taal/schrijftrajecten (mede)financieren.
Maatregel 2 Scholing Bredere inzetbaarheid in facilitaire werkzaamheden
Thema Duurzame inzetbaarheid
Doelgroep 60 schoonmakers die door het volgen van een opleiding bredere inzetbaarheid in facilitaire
werkzaamheden meer mogelijkheden krijgen tot een groter urencontract en een bredere en
duurzame inzetbaarheid (op de arbeidsmarkt).
Doel 60 werknemers die onvoldoende competenties en vaardigheden hebben om breder inzetbaar
te zijn en zo meer uren te kunnen werken en/of doorstromen naar andere werkzaamheden.
Aantal De maatregel wordt toegepast voor 60 schoonmakers. Deze maatregel 2 wordt in combinatie
met maatregel 6 ingezet waarin in pilotprojecten taakverbreding bij schoonmaakbedrijven en
opdrachtgevers wordt aangejaagd.
Maatregel 3 Scholing Hospitality
Thema Duurzame inzetbaarheid
Doelgroep Schoonmakers die bij voorkeur werkzaam zijn of worden in de dagschoonmaak en/of
gedurende een substantieel aantal uren per week andere werkzaamheden naast of in plaats
van schoonmaak (gaan) uitvoeren. Voorwaarde is dat de schoonmakers de vereiste
vaardigheden en competenties om duurzaam in de veranderende rol in de (dag)schoonmaak te
werken niet bezitten, en de motivatie hebben om zich deze vaardigheden en competenties
eigen te maken.
Doel 600 werknemers volgen een scholing hospitality om voorbereid te zijn op hun veranderende
rol, ook als men werkt in de dagschoonmaak en/of andere werkzaamheden naast of in plaats
van de schoonmaak uitvoert.
Aantal De scholing wordt voor 600 medewerkers ingezet.
Maatregel 4 Scholing Basisopleiding direct leidinggevenden
Thema Duurzame inzetbaarheid
Doelgroep Meewerkend voormannen/-vrouwen en (ambulant) objectleiders
Doel Leidinggevenden opleiden zodat ze de competenties hebben om hun medewerker goed leiding
te geven en een goede relatie hebben met de klant/gebruiker en hun werkgever.
Aantal 180 deelnemers volgen de opleiding (in 15 groepen met maximaal 12 en minimaal 6
deelnemers).
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 37
Maatregel 5 Scholing Module Omgaan met ziekteverzuim
Thema Goed werkgeverschap
Doelgroep Leidinggevenden uit schoonmaakbedrijven die in direct contact staan met schoonmakers.
Doel 150 Leidinggevenden hebben de Module ‘Omgaan met Ziekteverzuim’ gevolgd en kunnen als
gevolg daarvan regie nemen bij ziekteverzuim van hun schoonmakers. Ze kennen de wet- en
regelgeving en kunnen in hun gesprekken met de schoonmakers preventief optreden. Tevens
zijn ze in staat, samen met de schoonmaker, te bekijken wat de schoonmaker nog wel kan en
daarop actie te ondernemen als een ziekmelding is gedaan.
Aantal 150 leidinggevenden
Maatregel 6 Overig: pilotproject Uitbreiding van werkzaamheden
Thema Duurzame inzetbaarheid
Doelgroep 240 schoonmakers werkzaam bij 12 verschillende schoonmaakbedrijven, die werken op een
locatie en/of bij een opdrachtgever die naast schoonmaakwerk andere werkzaamheden c.q.
klussen wil uitbesteden.
Doel Door het uitvoeren van pilotprojecten ervaring opdoen met een combinatie van
werkzaamheden (schoonmaak en handyman en schoonmaak en lichte caterings-
werkzaamheden), achterhalen tegen welke knelpunten men daarmee aanloopt en hoe deze
opgelost zouden kunnen worden. Daarbij het bewerkstelligen van urenvermeerdering voor de
schoonmakers, doordat zij naast schoonmaakwerkzaamheden ook ingezet kunnen worden voor
andere taken zoals lichte catering- en andere verzorgende taken en/of conciërge c.q.
handymantaken.
Aantal Urenvermeerdering door verbreding van de werkzaamheden wordt voor 240 schoonmakers
ingezet in 12 pilotprojecten.
Maatregel 7 Overig: werknemerswebsite Duurzame inzetbaarheid
Thema Duurzame inzetbaarheid
Doelgroep Alle werknemers uit de schoonmaak- en glazenwasserssector
Doel Ondersteunend aan de andere maatregelen door een werknemerswebsite het bewustzijn
vergroten over duurzame inzetbaarheid, door werknemers de gelegenheid te geven om
onafhankelijk en neutraal die informatie te verkrijgen die zij nodig hebben bij vragen en
problemen. Het activeren van werknemers om zelf actie te nemen hun eigen duurzame
inzetbaarheid te vergroten.
Aantal 1 website wordt ontwikkeld
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 38
8 Tabellen
Tabel 1: Aantal bedrijven en omzet in de sector
Tabel 2: Aantal schoonmaakbedrijven naar grootteklassen
Tabel 3: Personeelsomvang per bedrijf en marktaandeel
Tabel 4: Omzetmutatie in %
Tabel 5: Werkzame personen in de schoonmaak naar branche
Tabel 6: Mensen die ingeschreven zijn bij het UWV als geschikt voor facilitaire
dienstverlener en langer dan 6 maanden werkzoekend zijn
Tabel 7: Werktijdfactor in de sector
Tabel 8: Verhouding man / vrouw
Tabel 9: Verhouding autochtoon / allochtoon
Tabel 10: Leeftijdsopbouw deelnemers BPF en CBS werkzame beroepsbevolking
Tabel 11: Aantal deelnemers: M/V - lengte deelneming
Tabel 12: Deelnemers BPF die stoppen en terugkeren
Tabel 13: Opleidingsniveau in de sector en CBS beroepsbevolking
Tabel 14: Aantal diploma's Basisvakopleiding algemene schoonmaak
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015 Versie 25-05-2014 39
9 Gebruikte bronnen
Bronnen
• ABN-Amro, Cijfers en Trends Q1-2013, zakelijke dienstverlening branche
schoonmaakbedrijven, 2013
• Stand van Zaken Kantorenmarkt, NVM Business, maart 2014
• BPF: Analyse korte dienstverbanden / deelnemingen in de Schoonmaak SCP
• BPF: Analyse populatie BPF Schoonmaak versie 5 september 2013
• Gezondheidsbeleving van werklozen: wat is bekend en wat zijn witte vlekken?,
Erasmusuniversiteit / Astri . Schuring, F.A. Reijenga, B. Carlier ... [et al.], 2011
• Rabobank Cijfers & Trends. Een visie op branches in het Nederlandse
bedrijfsleven. 38e jaargang editie 2013/2014
• Rabobank Cijfers & Trends, 27 januari 2014
• De schoonmaak Sectorbeschrijving UWV Juli 2013
• Servicemanagement nummer 3 maart 2013, cijfers 2012. Artikel:
Schoonmaakbranche 2012, CSU stoot ISS van de troon.
• Trends&cijfers, facilitaire dienstverlening. Zicht op arbeidsmarkt en onderwijs
2013-2014. Kenwerk
• Ziekteverzuim onderzoek en het onderzoek van de FNV, zoals opgenomen in
Gewoon Schoon van december 2013
• Artikel FD dd 2-5-2014 Slepend arbeidsconflict treft krimpende sector
Geraadpleegde websites
• asito.nl
• cbs.nl
◊ http://www.cbs.nl/nl-
NL/menu/themas/dossiers/vergrijzing/publicaties/artikelen/archief/2013/2013
-3810-wm.htm
◊ http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/dossiers/vergrijzing/publicaties/artikele
n/archief/2013/2013-3810-wm.htm
◊ http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/arbeid-sociale-
zekerheid/publicaties/artikelen/archief/2014/2014-4047-wm.htm
◊ http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=80072NED&D1=0&
D2=26,37&D3=4,24,49,80-82,84,l&HDR=T,G1&STB=G2&VW=T
• cnv.nl
• fnv.nl
• http://www.loketgezondleven.nl/gemeente-en-wijk/gezonde-
gemeente/overgewicht/cijfers-en-feiten/risicogroepen/
• http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/functioneren-en-kwaliteit-
van-leven/ervaren-gezondheid/verschillen-sociaaleconomisch/
• osb.nl
◊ http://www.osb.nl/flipbook/osb-branchebrochure-2013/
• http://www.stvda.nl
• http://www.uwv.nl
• https://www.rabobankcijfersentrends.nl/
• https://www.abnamro.nl
Colofon
Dit sectorplan is in opdracht van sociale partners opgesteld door RAS, stichting Raad voor Arbeidsverhoudingen
Voor meer informatie, kunt u contact opnemen met: Marianne Neuteboom, Ineke van Oostveen
Postbus 2216 5202 CE ’s-Hertogenbosch
© 2014, Stichting RAS. Alle rechten voorbehouden. Niets uitgegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, op
Dit sectorplan is in opdracht van sociale partners opgesteld door RAS, stichting Raad voor Arbeidsverhoudingen Schoonmaak- en Glazenwassersbranche.
Voor meer informatie, kunt u contact opnemen met: Marianne Neuteboom, Ineke van Oostveen-Roepers en Lilian Willekers.
T: 073 620 0460 E: [email protected]
© 2014, Stichting RAS. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, op
deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige