Schoolplan ’t Genseler 2016 - 2020 · Met sociaal maatschappelijke veranderingen, veranderingen...
Transcript of Schoolplan ’t Genseler 2016 - 2020 · Met sociaal maatschappelijke veranderingen, veranderingen...
Schoolplan ’t Genseler 2016 - 2020
onderdeel van OSG Hengelo
Laatste aanpassing: 31 mei 2017
Schoolplan 2016-2020 ‘t Genseler 2
Inleiding ‘t Genseler is een school voor Praktijkonderwijs in Hengelo. De school maakt deel uit van de
Openbare Scholengemeenschap (OSG) Hengelo. De OSG biedt onderwijs van VWO tot
Praktijkonderwijs. VWO tot VMBO wordt verzorgd door een drietal vestigingen (20CS),
Praktijkonderwijs door ’t Genseler (23EJ).
Tegenwoordig een schoolplan vervaardigen betekent zeker voor het Praktijkonderwijs een forse
uitdaging. Met sociaal maatschappelijke veranderingen, veranderingen op de arbeidsmarkt
waaronder subsidieregelingen, participatiewet alsook (informatie)technologische ontwikkelingen,
heeft de school te maken gekregen met tal van nieuwe factoren die om een oplossingsgerichte
benadering vragen. Kansen dus.
De komende jaren zullen voor wat betreft het bovenstaande een voorbode, wellicht een blauwdruk
vormen voor wat er aan veranderingen op het Praktijkonderwijs aankomen. Een meer en meer
terugtredende overheid, een enorme ontwikkeling op informatietechnologisch gebied, andere wijzen
van informatievergaring, multitasking, meer eigen verantwoordelijkheid; het komt allemaal op onze
doelgroep af. Een doelgroep die zonder meer moeite heeft met tempo, piekbelasting en, met name,
mentale denkhandelingen.
Van deze doelgroep wordt verwacht dat ook zij meegaat in de (letterlijke) vaart der volkeren en dit
tempo (de komende 50 jaar gaat er even veel veranderen als de afgelopen 500 jaar, zeggen
deskundigen) zal kunnen volgen. Wij zullen onze leerlingen moeten leren minder afhankelijk van
anderen te hoeven zijn, zowel praktisch als sociaal. Ze moeten meer flexibel worden en meer creatief
leren omgaan met de mogelijkheden die er liggen, zowel ten aanzien van werk als ten aanzien van
wonen, vrije tijd en burgerschap.
21e-eeuws onderwijs dus (juist) ook in het Praktijkonderwijs. Maar hoe ziet dat er uit?
- Welke kansen moeten we onze leerlingen bieden?
- Wat mogen we vragen van onze leerlingen?
- Hoe verhoudt zich dit tot de gevolgen van passend onderwijs?
Middels een schoolplan leg je als school vast waar je staat, waar je met elkaar naar toe wilt en hoe
die route er uit moet zien. Het is een levend document, onderhevig aan bijstellingen en
verbeteringen.
Het komend schooljaar zijn er door de schoolleiding formatieve middelen vrijgemaakt om een
kwaliteitsslag te maken. Achtereenvolgens zal de school haar collectieve ambities herijken en
vaststellen. Op basis van dit gezamenlijke vertrekpunt zullen werkgroepen zich gaan bezighouden
met het taakbeleid; doorontwikkeling van ons LVS (Leerlingvolgsysteem Presentis) met hierin het
portfolio; het onderwijsbeleid; de zorgstructuur met daarbinnen de rol van het mentoraat; het
kwaliteitsbeleid en het doorontwikkelen van de netwerken waarbinnen de school participeert. De
resultaten van genoemd proces zullen worden vastgelegd in het bijgestelde schoolplan van 2017.
Henk Nijenkamp (directeur)
Eric Wennink (teamleider onderbouw)
Gerard Löbker (adjunct directeur/ teamleider bovenbouw)
Schoolplan 2016-2020 ‘t Genseler 3
Inhoud Inleiding ................................................................................................................................................... 2
1. Algemene schoolgegevens .............................................................................................................. 5
1.1 Wettelijk kader Openbare Scholengemeenschap (OSG)......................................................... 5
1.2. Bevoegd gezag ......................................................................................................................... 5
1.3 Schoolleiding ........................................................................................................................... 5
1.4 School voor praktijkonderwijs ’t Genseler ............................................................................. 5
1.5 Schoolgrootte .......................................................................................................................... 5
2. Collectieve ambitie .......................................................................................................................... 5
2.1 Collectieve ambitie .................................................................................................................. 6
2.2 Collectieve ambitie nader uitgewerkt ..................................................................................... 6
3. Kernkwaliteit van de school ............................................................................................................ 8
3.1 Leerlingen met aanvullende problematiek ............................................................................. 8
3.2 Oplossingsgericht werken ....................................................................................................... 9
3.3 Pedagogisch klimaat ................................................................................................................ 9
3.4 Coachingsgesprekken .............................................................................................................. 9
3.5 OPP (OntwikkelingsPespectiefPlan) ........................................................................................ 9
3.6 Zelfstandig werken ................................................................................................................ 10
3.7 Leerlingbemiddeling .............................................................................................................. 10
4. Onderwijsbeleid ............................................................................................................................ 10
4.1 Werken in twee clusters ....................................................................................................... 10
4.2 Onderbouw............................................................................................................................ 11
4.2.1 Algemeen ............................................................................................................................... 11
4.2.2 De jaargroepen ...................................................................................................................... 11
4.3 Bovenbouw ............................................................................................................................ 12
4.3.1 Algemeen .............................................................................................................................. 12
4.3.2 De jaargroepen ...................................................................................................................... 12
4.4 Wet en regelgeving overheid ................................................................................................ 13
5. Zorgstructuur ................................................................................................................................. 14
5.1 Mentoraat............................................................................................................................. 14
5.2 Basiszorg/ speciale zorg ........................................................................................................ 14
5.3 Samenstelling ondersteuningsteam ..................................................................................... 14
5.4 De opdracht van het ondersteuningsteam .......................................................................... 14
5.5 Het zorgadviesteam (ZAT) .................................................................................................... 14
5.6. Passend Onderwijs ................................................................................................................ 15
5.7 Arrangementen ..................................................................................................................... 15
Schoolplan 2016-2020 ‘t Genseler 4
6. Personeelsbeleid ........................................................................................................................... 15
6.1 Doelstellingen integraal personeelsbeleid ............................................................................ 15
6.2 Professionalisering in het kader van Passend Onderwijs ...................................................... 16
6.3 Functioneringsgesprekken .................................................................................................... 16
6.4 Nieuwe collega’s .................................................................................................................... 16
7. Kwaliteitsbeleid ............................................................................................................................. 17
7.1 Presentis ................................................................................................................................ 17
7.2 Stimulans ............................................................................................................................... 17
7.3 Ouderplatform....................................................................................................................... 17
7.4 Leerlingenraad ....................................................................................................................... 18
7.5 Uitstroommonitor ................................................................................................................. 18
7.6 Managementverantwoording ............................................................................................... 18
7.7 Scholen op de kaart ............................................................................................................... 18
8. Financieel beleid en huisvestingsbeleid ’t Genseler ..................................................................... 19
8.1 Financieel beleid .................................................................................................................... 19
8.2 Huisvestingsbeleid ................................................................................................................. 19
8.3. Europees Sociaal Fonds (ESF) ................................................................................................ 19
9. Netwerken ..................................................................................................................................... 20
9.1 Ouders (*) .............................................................................................................................. 20
9.2 Stagebedrijven ....................................................................................................................... 20
9.3 Collega-scholen ..................................................................................................................... 20
9.3.1 Toeleverende scholen: ......................................................................................................... 20
9.3.2 Scholen waarnaar wij verwijzen: .......................................................................................... 20
9.3.3 Scholen voor Praktijkonderwijs in de regio .......................................................................... 20
9.4 Overig .................................................................................................................................... 20
N.B.: Daar waar we spreken over ouders, bedoelen we de wettelijke vertegenwoordigers van
de leerling (*)
Bijlagen:
Lijst van afkortingen
Ondersteuningsplan, inclusief beschrijving RESET
Meldcode
Schoolplan 2016-2020 ‘t Genseler 5
1. Algemene schoolgegevens
1.1 Wettelijk kader Openbare Scholengemeenschap (OSG)
De gemeente heeft de grondwettelijke verplichting om zorg te dragen voor voldoende aanbod van
openbaar onderwijs. De gemeente Hengelo heeft, in het geval van de OSG, een stichting in het leven
geroepen die de statutaire taak heeft om openbaar onderwijs aan te bieden. De gemeente houdt
toezicht op de stichting om daarmee te garanderen dat de stichting daadwerkelijk onderwijs
verzorgt.
De OSG valt onder de Wet op het Voortgezet Onderwijs. Deze wet stelt eisen aan de inhoud van het
onderwijs en regelt de bekostiging. Daarnaast zijn andere specifieke wetten van toepassing, zoals de
Wet medezeggenschap scholen. Naast de specifiek op het onderwijs gerichte wetten zijn er ook
andere wetten die op het onderwijs van toepassing zijn, o.a.: de Arbowetgeving, de Wet Inkomen en
Arbeid (WIA), de Algemene Wet Bestuursrecht(AWB) en het Burgerlijk Wetboek.
1.2. Bevoegd gezag
Binnen de OSG is er een institutionele scheiding aangebracht tussen de bestuurlijke en de
toezichthoudende functie. De voorzitter college van bestuur (hierna te noemen voorzitter CvB)
fungeert als bevoegd gezag. De Raad van Toezicht houdt toezicht op de voorzitter college van
bestuur en de algemene gang van zaken van de OSG.
De medezeggenschap is op twee niveaus georganiseerd. De overkoepelende medezeggenschapsraad
en de deelraden op de aparte scholen.
1.3 Schoolleiding
’t Genseler maakt deel uit van de OSG. Naast ’t Genseler zijn er nog drie scholen die deel uitmaken
van de OSG. In de notitie “Bestuur en directievoering OSG” zijn de taken en verantwoordelijkheden
van de algemeen directeur/ bestuurder, de directeuren van de aparte scholen en de directeur van
het bestuursbureau beschreven en zijn persoonlijke mandaten uitgewerkt.
1.4 School voor praktijkonderwijs ’t Genseler
’t Genseler wordt geleid door een directeur, met ondersteuning van een adjunct-directeur, (tevens
teamleider bovenbouw) en een teamleider onderbouw. In het document “Directievoering/ MT ’t
Genseler” staan alle specifieke taken en verantwoordelijkheden van deze functionarissen benoemd.
1.5 Schoolgrootte
’t Genseler is een school van rond de 225 leerlingen. Het leerlingenaantal is de afgelopen jaren
redelijk stabiel geweest. De school heeft ongeveer 50 medewerkers bestaande uit schoolleiding,
docenten, en ondersteunend personeel.
2. Collectieve ambitie
In december 2015 is met het personeel van de OSG tijdens een gezamenlijke bijeenkomst de
ingrediënten geïnventariseerd die de basis zullen gaan vormen voor het Strategisch beleidsplan
2016-2020. Richtinggevende begrippen binnen dit plan zijn:
BETROUWBAARHEID
CREATIVITEIT
RESPECT
Schoolplan 2016-2020 ‘t Genseler 6
Elke vestiging zal, uitgaande van deze drie begrippen, haar visie en missie opnieuw verwoorden en
middels het schoolplan inhoud geven.
Uitgangspunt is “ander onderwijs”, onderwijs dat zich durft te ontwikkelen los van de gebruikelijke
vormen en uitgangspunten. We zullen ons moeten beraden op hetgeen de toekomstige (21e -
eeuwse) maatschappij aan vaardigheden en kennis veronderstelt van leerlingen die nu onze scholen
bezoeken. Is er nog een toekomst voor het leerstofjaarklassensysteem, hoe kunnen we leerlingen
voorbereiden op beroepen waarvan we niet weten of ze blijven bestaan of wat ze aan vaardigheden
en kennis veronderstellen. Wat te denken van nieuwe beroepen?
Moeten we niet meer inzetten op vaardigheden als digitale geletterdheid, flexibiliteit en creativiteit?
Het is de cultuur van het Praktijkonderwijs voortdurend “ naar buiten” te kijken; welke
ontwikkelingen doen zich voor in maatschappelijk opzicht, hoe ontwikkelt zich de arbeidsmarkt en
wat betekent dit dan voor het curriculum. In ieder geval is aan ons de opdracht het betekenisvol
leren verder te ontwikkelen; het leren door te doen, levensecht. Een voorbeeld hiervan is de interne
stage welke dit schooljaar zal worden geïmplementeerd.
2.1 Collectieve ambitie
Het schooljaar 2016-2017 zal worden gebruikt om een kwaliteitsslag te maken, o.a. ten aanzien van
onze opdracht. Daartoe zullen we op teamniveau een ontwikkelingstraject doorlopen, welke moet
leiden tot een herijkte collectieve ambitie, waarin rekening is gehouden met de hierboven genoemde
ontwikkelingen en binnen de OSG geformuleerde uitgangspunten.
De huidige collectieve ambitie van ’t Genseler is uitgewerkt in zes thema’s. Hieronder staan ze
dikgedrukt. In paragraaf 2.2 zijn ze verbijzonderd.
’t Genseler wil een school zijn die:
oog heeft voor kwaliteiten en mogelijkheden van elke leerling;
ouders/ verzorgers erkent in hun primaire opvoedingsverantwoordelijkheid en kennis van
hun kind;
in de begeleiding van de leerling het team van medewerkers als meest belangrijke
instrument ziet;
het onderwijs afstemt op de kansen en mogelijkheden van elke leerling op weg naar werk;
in de omgang met elkaar en de omgeving respect toont in woord en gedrag;
naar de veranderende maatschappij gericht is.
2.2 Collectieve ambitie nader uitgewerkt
De leerlingen in het praktijkonderwijs zijn leerlingen:
die hulp nodig hebben bij het leren;
die in hun denken vooral gericht zijn op het concrete en het praktische;
waarvan het denken sterk gebonden is aan het hier en nu, aan het waarneembare;
waarvoor positieve belevingen en gebeurtenissen belangrijk zijn, die je vast moet houden;
die je steunt in hun ontwikkeling van zelfvertrouwen en zelfwaardering.
’t Genseler heeft de opdracht om samen met deze leerling op zoek te gaan naar zijn talenten en
capaciteiten, uitgangspunten hierbij zijn:
de leerling het gevoel te geven er te mogen zijn en dat hij/zij er toe doet;
zorgen voor een veilige omgeving;
Schoolplan 2016-2020 ‘t Genseler 7
respect tonen voor elkaar en naar elkaar;
de begeleiding erop te richten dat de leerling uiteindelijk zelf keuzes gaat maken en zichzelf
hiervoor ook verantwoordelijk voelt;
de participatie van medeleerlingen in het ontwikkelingsproces van de individuele leerling,
waarbij kennis, ervaring en sociale competenties van oudere leerlingen worden gebruikt bij
het zogenaamde “tutor” leren. Leerlingen leren aan en van elkaar.
De ouders
’t Genseler erkent de ouders in hun primaire opvoedingsverantwoordelijkheid en deskundigheid.
Vanaf de aanmelding worden de ouders betrokken bij het ontwikkelingsproces. Samenwerking is een
belangrijke voorwaarde voor dit proces.
Daarom zorgt de school:
voor goede informatie;
voor een intensief en op maat gesneden contact;
voor afstemming met de wensen van leerlingen en ouders;
dat de “taal” van de ouders wordt gesproken en begrepen;
dat rekening gehouden wordt met ieders cultuur en achtergrond.
Het team
Het team van de school bestaat uit medewerkers met verschillende opleidingsachtergronden,
deskundigheid en ervaring. De medewerkers zijn gekwalificeerd voor de taken waarvoor ze ingezet
worden. Permanente educatie (in de breedste zin van het woord) is van wezenlijk belang binnen
onze school om de deskundigheid te vergroten en vervolgens te borgen. Onze school kent
generalisten en specialisten. Elk praktijkvak kent een specialist die inhoudelijk verantwoordelijk is
voor betreffende sector. Dit is de sectorvoorzitter.
’t Genseler wil een professionele organisatie zijn met kenmerken als lerend vermogen, eigenaarschap
en taakvolwassenheid.
Het team is in staat om te leren van ervaringen en deze ervaringen toe te passen in nieuwe situaties.
Iedere medewerker van het team is vakman en/of professional en laat dat zien door gevoel van
verantwoordelijkheid, identiteit, aanspreekbaarheid, eigenwaarde en verbondenheid. Medewerkers
zijn bekwaam en bereid om taken zelfstandig uit te voeren.
Een positief leef- en werkklimaat binnen de school begint bij de medewerkers. Zij gaan op
respectvolle wijze met elkaar om en vervullen hiermee een voorbeeldfunctie voor leerlingen. De
benadering van leerlingen heeft een coachend karakter en is oplossingsgericht van aard.
Het is aan de schoolleiding de verschillende kwaliteiten te erkennen, deze zo optimaal mogelijk in te
zetten, ze verder te ontwikkelen en het personeel te motiveren en kansen te geven zich te scholen.
Binnen deze processen wordt rekening gehouden met de belastbaarheid van de individuele
medewerkers.
Onderwijskundige uitgangspunten
Voor de inrichting van de onderwijsleerprocessen gelden de volgende uitgangspunten:
de interesse en motivatie van de leerling is het startpunt van het onderwijsleerproces;
Schoolplan 2016-2020 ‘t Genseler 8
afstemming van het onderwijs op de maatschappelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen op
de arbeidsmarkt;
aanbod van uitdagend onderwijs waarin de leerlingen tot initiatief komen, zelfstandig
opereren en minder afhankelijk worden van hulp;
ervoor zorgen dat de leerling in toenemende mate verantwoordelijkheid neemt voor het
eigen leer- en ontwikkelingsproces;
het aanbieden van een breed onderwijsaanbod dat zich richt zich op de sociale, emotionele,
creatieve en verstandelijke ontwikkeling;
er is samenhang tussen theorie en praktijk, alsook met betrekking tot zorg,
arbeidsvoorbereiding en arbeidstoeleiding;
de mentor is de spil binnen het gehele onderwijsproces rondom de leerling. Hij coacht,
informeert, initieert en organiseert volgens de principes van het oplossingsgericht werken.
In de omgang met elkaar
In de omgang met elkaar wordt uitgegaan van de volgende waarden en normen:
respect voor elkaar is een basishouding;
de schoolregels zijn beperkt, zodat leerlingen uitgedaagd worden zelf na te denken over wat
wel en niet kan. Dit doet een appel op de eigen verantwoordelijkheid;
grensoverschrijdend gedrag wordt niet getolereerd;
er wordt gedaan wat wordt gezegd en er wordt gezegd wat er wordt gedaan, dit zorgt voor
veiligheid.
De maatschappij
De maatschappij wordt gekenmerkt door dynamiek. Dat betekent dat de maatschappij voortdurend
verandert en daarmee wijzigen eveneens de verwachtingen ten aanzien van onze leerlingen.
De school houdt rekening met deze veranderingen en concretiseert dat in de onderwijsprogramma’s,
die het mogelijk maken op maat, per individuele leerling, te werken. Hierbij is het OPP (Onderwijs
PerspectiefPlan) leidend.
3. Kernkwaliteit van de school
3.1 Leerlingen met aanvullende problematiek
Bij vrijwel alle leerlingen binnen de school is sprake van een grote achterstand in de ontwikkeling in
vergelijking met leeftijdsgenoten. Het betreft daarbij niet alleen een achterstand in leerbaarheid
maar ook een achterstand in persoonlijkheidsontwikkeling. Daarnaast hebben milieuspecifieke
factoren een grote invloed op bovenstaande. Ook is er vaak sprake van aanvullende problematiek:
een combinatie tussen geringe leerbaarheid en/of zwakke persoonlijkheidsontwikkeling en andere
belemmeringen als stoornissen in het autistisch spectrum, ADHD, lichamelijke beperkingen ( o.a.
epilepsie, motorische belemmeringen, slechtziendheid) en hechtingsstoornissen.
Bepalend bij plaatsing is de mate waarin aanpassingen (formatief, gebouw en toerusting) worden
gevraagd en de omvang van de begeleidingsbehoefte. Ook van belang is of de leerling zich in
groepsverband kan handhaven, manifesteren en ontwikkelen. Ten slotte is het van belang dat de
leerlingen zich met elkaar kunnen identificeren. Dat betekent dat gedrag en intelligentieniveau
passend moeten zijn bij de doelgroep.
Schoolplan 2016-2020 ‘t Genseler 9
3.2 Oplossingsgericht werken
Om met elkaar om te gaan wordt de methodiek “oplossingsgericht werken” gebruikt. Omgang tussen
leerkrachten en leerlingen is gericht op oplossingen. Collega’s leren op theoretische en praktische
wijze gespreksvaardigheden die erop gericht zijn om beter naar elkaar te luisteren. De leerlingen
worden begeleid in het zelf vinden van oplossingen (op zo’n breed mogelijk gebied). Daarnaast
impliceert het oplossingsgericht werken dat ’t Genseler uitgaat van de kansen van leerlingen in plaats
van de beperkingen.
Leerlingen worden toegelaten op basis van hetgeen niet of onvoldoende wordt beheerst. Het is onze
opdracht direct in te gaan op de kwaliteiten van de individuele leerlingen en deze ook naar hem/haar
te benoemen. Deze oplossingsgerichte houding in combinatie met wederzijds respect en erkenning
van elkaar is een voorwaardelijke basis van waaruit gewerkt gaat worden.
Oplossingsgericht werken is onderdeel van de schoolcultuur maar blijft niet in stand zonder aandacht en onderhoud. Om die reden worden nieuwe collega’s intern uitgebreid geschoold en vinden van tijd tot tijd extra trainingen plaats.
3.3 Pedagogisch klimaat
’t Genseler is voor leerlingen en ouders niet altijd de eerste keus. Daarom wordt in het begin veel tijd
besteed aan het informeren van leerling en ouders om te laten zien wat allemaal kan en welke
mogelijkheden er in het verschiet liggen. Vanaf de aanmelding van de leerling gaan we een relatie
aan met de leerling maar ook met diens ouders/verzorgers. Dit proces vraagt om intensief
onderhoud. Om die reden hebben we de ouders nadrukkelijk benoemd binnen onze collectieve
ambitie. Hun zoon/dochter kan zich pas ontwikkelen, wanneer hij/zij van hun sociale omgeving ook
hier mogen zijn.
De pilot “Ouders voor ouders” is één van de initiatieven om de overgang naar het praktijkonderwijs
zo goed mogelijk te laten verlopen. Ouders van leerlingen coachen nieuwe ouders in een voor hen
nieuwe en onwennige wereld.
Het pedagogisch klimaat is de kracht van de school. Binnen de school leeft een klimaat van
vertrouwen, rust en regelmaat op basis van relatie.
3.4 Coachingsgesprekken
Op ’t Genseler wordt de leerling door de mentor gecoacht. Coaching is een vorm van persoonlijke
begeleiding op basis van een gelijkwaardige één-op-één relatie. De leerling leert en de coach, de
leerkracht binnen de school, ondersteunt en begeleidt dit leerproces. Binnen het coachingsproces
worden concrete doelen van te voren bepaald en vastgelegd in het OPP. Daarbij gaat het erom dat
de leerling een reëel maar positief zelfbeeld krijgt.
3.5 OPP (OntwikkelingsPespectiefPlan)
In het praktijkonderwijs kan rendement niet worden gemeten aan eindtermen of centrale examens.
Er wordt onderwijs geboden op maat van de leerling. De resultaten en vorderingen worden
vervolgens vastgelegd in het OPP.
Het OPP is een ontwikkelingsplan van en voor de leerling. In het plan wordt het ontwikkelings-
perspectief vastgelegd en de manier waarop de leerling hier met begeleiding van de school en de
ouders aan gaat werken.
Het OPP is zinvol vanwege het maatschappelijke (zorg, maatschappij, arbeid)- en leerrendement
(basis-, AVO- en praktijkvakken) van elke leerling. De bewijzen zijn voor een belangrijk deel
vastgelegd in het LVS(leerlingvolgsysteem) en het portfolio.
Schoolplan 2016-2020 ‘t Genseler 10
De leerling krijgt één OPP, dat is opgebouwd uit drie fasen: een deel onderbouw, middenbouw en
bovenbouw. De mentor vult het OPP in. De gegevens van het maatschappelijk rendement zijn
afkomstig van de gedragsdeskundige. Voor de bovenbouw zijn ook de gegevens van het stageteam
belangrijk. De gegevens van het leerrendement zijn van het team en de mentor zelf. De
verantwoordelijkheid voor het OPP verschuift in de loop van de tijd van de mentor, in de onderbouw,
naar de leerling, in de bovenbouw.
Het schooljaar 2016-2017 zal worden gebruikt om een verdiepingsslag binnen het LVS te realiseren.
Naast het curriculum PrO zullen ook de vakspecifieke doelen worden vastgelegd en zal ingezet
worden op het ontwikkelen van het leerlingportfolio.
3.6 Zelfstandig werken
Binnen de school is een aandachtsfunctionaris aangesteld die als ambassadeur van het zelfstandig
werken optreedt. Hij adviseert collega’s, organiseert overleg tussen parallelgroepen en probeert
hierdoor het zelfstandig werken als een rode draad de school in te krijgen. Naast zelfstandig werken
tijdens de AVO-lessen worden ook de mogelijkheden van koppeling tussen praktijk en theorie
onderzocht (zelfstandig werken gecombineerd met denken-doen-nakijken). Zelfstandig werken doet
een appel op het zelfoplossend vermogen van leerlingen en biedt de mogelijkheid tot het werken in
niveaus.
3.7 Leerlingbemiddeling
Binnen ’t Genseler kennen we al jaren de leerlingbemiddeling. Dit houdt in dat leerlingen zelf kleine
conflicten oplossen, zonder tussenkomst van volwassenen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om kleine
ruzies, milde vormen van pesten, roddels en misverstanden. De bemiddelaars helpen bij het oplossen
van deze conflicten volgens een vast protocol. Ze werken daarbij altijd in duo’s. Naast het oplossen
van de conflicten is het doel hierbij ook de betrokkenheid bij en de verantwoordelijkheid voor school
bij de leerlingen te vergroten.
Leerlingen en leraren zijn opgeleid middels het programma van het APS. Leerlingen hebben
gesolliciteerd om voor deze cursus en het werk als bemiddelaar aan de slag te kunnen.
Jaarlijks worden nieuwe leerlingen opgeleid. De begeleiding wordt verzorgd door een vaste groep
van medewerkers. Wie de leerlingbemiddelaars zijn kunnen de leerlingen zien aan een foto van hen
die in de hal van de school hangt.
4. Onderwijsbeleid
4.1 Werken in twee clusters
De school is overzichtelijk georganiseerd in een onder- en een bovenbouwcluster. Hoewel de
agenda’s op elkaar zijn afgestemd, vergaderen beide clusters apart.
Per cluster komen o.a. de volgende zaken aan de orde:
opbouw van het curriculum in de onderbouw;
de inhoud van de verschillende vakken;
scholing en ontwikkeling;
introductie van nieuwe leerlingen;
bespreking van speciale problemen rond leerlingen;
assessment;
cluster gebonden activiteiten.
Schoolplan 2016-2020 ‘t Genseler 11
Beide clusters hebben een teamleider die o.a. verantwoordelijk is voor:
de doorlopende leerlijn;
het leerstofaanbod;
het bieden van een optimale leersituatie voor leerlingen;
de zorg voor de medewerkers;
(doen) coachen en begeleiden van nieuwe medewerkers;
de begeleiding van stagiaires;
het invoegen van nieuwe leerlingen.
4.2 Onderbouw
4.2.1 Algemeen
In de onderbouw zijn veiligheid en structuur kernbegrippen. Het leren vindt vooral plaats binnen de
muren van het schoolgebouw. De leerlingen krijgen een brede oriëntatie op het onderwijsaanbod,
dat gericht is op algemene, praktische, sociale en communicatieve vaardigheden. De mentor is het
vaste aanspreekpunt voor de leerling en voor zijn/haar ouders. Hij/zij is de spil in de zorg rondom de
leerling. De mentor is verantwoordelijk voor de oudercontacten en de rapportages rondom de
leerlingen. Hij/zij verzorgt de meeste algemeen vormende vakken (AVO).
De helft van de lessen bestaat uit AVO-vakken, zoals: Nederlands, Engels, rekenen/wiskunde, cultuur
en maatschappij, verkeer, informatiekunde, gezondheidskunde en sociale vaardigheden (leefstijl).
Binnen de vakgebieden taal en rekenen wordt gedifferentieerd gewerkt. Het lesrooster is
opgebouwd vanuit dit principe. De dag begint met een lesblok rekenen, taal en lezen.
De andere vakken zijn praktijkvakken, zoals: koken, verzorging, techniek, CKV, bouw, metaaltechniek,
textiele werkvormen, tuinbouw, muziek en lichamelijke opvoeding. Bij deze lessen is er aandacht
voor de persoonlijke loopbaanoriëntatie van de leerling.
4.2.2 De jaargroepen
Onderbouw 1 (OB1): Er wordt aanvankelijk veel tijd gestoken aan gewenning, je veilig voelen en aan
groepsvorming. De lessen die gegeven worden staan hierboven beschreven. Het vak techniek is
onder anderen de voorloper van de vakken bouw- en metaaltechniek. Deze twee vakken komen de
leerlingen in een later stadium (tweede leerjaar) tegen. De week wordt afgesloten met de
hobbymiddag. Leerlingen maken onder schooltijd kennis met verschillende activiteiten waarmee ze
op een zinvolle manier hun vrije tijd kunnen vullen.
Onderbouw 2 (OB2): staat vooral in het teken van praktische sector oriëntatie (PSO.)Naast eerder
genoemde vakken oriënteren de leerlingen zich dit jaar dankzij de praktijkvakken binnen de PSO op
wat ze willen en wat ze kunnen. Aan het eind van dit tweede jaar worden er aan de hand van de
ervaringen binnen het PSO en meerdere gesprekken rondom het OPP, beslissingen genomen rondom
de (voorlopig) te kiezen richting van de leerling en worden de keuzevakken voor het derde jaar
vastgesteld.
Onderbouw 3 (OB3): de leerlingen gaan aan de slag met de keuzevakken: twee specialisaties waar ze
vier lesuren per week aan werken. Niet gekozen praktijkvakken vallen af. In plaats daarvan krijgen ze
beroepenoriëntatie en het vak arbeid. Halverwege het jaar vervangt de oriënterende stage het
laatstgenoemde vak. Zowel de beroepenoriëntatie als het vak arbeid wordt verzorgd door de
stageleraar. De stageleraar wordt in OB3 aan de leerlinggroepen gekoppeld en volgt/begeleidt de
leerlingen tot het eind van de opleiding.
Schoolplan 2016-2020 ‘t Genseler 12
Het doel van de oriënterende stage is het in praktijk brengen van sociale vaardigheden, zoals het
leggen van nieuwe contacten, het nakomen van afspraken en het ontwikkelen van een goede
werkhouding. Daarnaast leren de leerlingen iets voor hun leefomgeving of voor anderen te doen,
zonder daar een vergoeding voor te krijgen. De leerlingen lopen stage in een gezin of in een niet-
commerciële instelling.
Tijdens het derde leerjaar wordt bij elke leerling een assessment afgenomen. Het assessment is een
instrument dat bijdraagt aan de vaststelling van het voorlopige uitstroomprofiel van de
leerling. Het assessment bevat verschillende testen en onderzoeken waaronder een (fictief)
sollicitatiegesprek.
4.3 Bovenbouw
4.3.1 Algemeen
’t Genseler kiest ervoor om leerlingen voor te bereiden op de toekomstige maatschappij ten aanzien
van de aspecten wonen, werken, vrije tijd en burgerschap. De school is er vooral op gericht om
leerlingen toe te leiden naar werk. Dit betekent uiteraard niet dat leerlingen kansen wordt ontnomen
om zelf de stap naar het MBO te maken.
Leerlingen stromen de bovenbouw in wanneer ze 16 jaar worden en beschikken over een voorlopig
uitstroomprofiel in het kader van het OPP. Dit uitstroomprofiel is gebaseerd op de resultaten van
schoolvorderingen, het OPP en het in Onderbouw 3 uitgevoerde assessment.
In het voorlopig uitstroomprofiel wordt aandacht besteed aan:
de bevindingen van het assessment;
sociaal-emotionele componenten;
burgerschap, wonen en vrije tijd;
het niveau van de schoolse vaardigheden en mogelijkheden voor een vervolgopleiding;
de voorlopige beroepsrichting;
mogelijk certificeringtraject;
voorlopige stage keuze.
4.3.2 De jaargroepen
De bovenbouw is opgebouwd uit drie opvolgende jaargroepen. Elke jaargroep bestaat uit twee of
drie parallelgroepen. Hieronder een karakteristiek van elke jaargroep, met de opmerking dat elke
jaargroep een zogenaamde A-groep heeft. Deze groep bestaat uit leerlingen die meer structuur en
zorg nodig hebben. Het aantal contacten met de mentor is gemiddeld meer dan in de reguliere
groepen. Daarnaast is de groep kleiner en zijn de perspectieven op reguliere arbeid of (aanvullende)
scholing kleiner dan in de reguliere groepen. (zie ook 5.7 Arrangementen)
Bovenbouw 1 (BB1)
In bovenbouw 1 ziet het weekprogramma er als volgt uit:
twee dagen AVO;
twee dagen keuzevakken (twee verschillende) als voorbereiding op certificeringtraject(en) in
BB2;
één dag oriënterende stage in een door de leerling gekozen beroepsrichting.
Aan het einde van dit schooljaar kiest de leerling de beroepsrichting en de praktijkvakrichting zodat
in BB2 hiervoor een branche erkend certificaat behaald kan worden.
Schoolplan 2016-2020 ‘t Genseler 13
De mentor verzorgt het AVO. De aan de groep gekoppelde stageleerkracht is op de hoogte van
leerlingspecifieke informatie.
Bovenbouw 2 (BB2)
In bovenbouw twee ziet het weekprogramma er als volgt uit:
twee dagen AVO;
twee dagen stage;
één dag certificeringtraject.
Omdat we proberen onderwijs op maat te verzorgen, zijn er vele leerlingen die een ander patroon
van lessen volgen dan hierboven aangegeven. De rol van de mentor is er één van begeleider in plaats
van instructeur.
Bovenbouw 3 (BB3)
In bovenbouw 3 ziet het weekprogramma er als volgt uit:
drie (of vier) dagen stage;
een halve dag AVO;
één dag keuzevak/ certificeringtraject.
Nazorgtraject
Na het verlaten van de school wordt elke leerling nog twee jaar door de stageleraar gevolgd en zo
nodig begeleid. In die periode organiseert de school ook een terugkomavond om zo de relatie in
stand te houden, leerlingen te kunnen volgen en de schoolloopbaan te evalueren.
4.4 Wet en regelgeving overheid
Het kabinet kiest er nadrukkelijk voor om in te zetten op het versterken van ambities en betere
prestaties van leerlingen in het voortgezet onderwijs. In het actieplan “Beter Presteren:
opbrengstgericht en ambitieus”, wordt hier aandacht aanbesteed. In dit licht worden uiteenlopende
nieuwe maatregelen getroffen.
Voor ’t Genseler betekent dit:
de lijn voortzetten van het OPP;
het invulling geven aan en het vormgeven van de taken van taal- en rekencoördinator en
dyslexiecoach;
voortzetten van de samenwerking tussen scholen en bedrijven m.b.t. stages;
En verder ook:
doorgaan met kwaliteitsbeleid zijnde het regelmatig via enquêtes (Stimulans) bevragen van
leerlingen, ouders, personeel en externen om op basis van deze bevindingen een
kwaliteitsslag te kunnen maken (PDCA cyclus);
doorgaan met scholing met een individueel scholingsplan (kwalitariamodel);
ontwikkelen kwaliteitscriteria leerlingvolgsystemen (curriculum PrO) ;
verminderen regeldruk en administratieve lasten;
passend onderwijs, profiel en scholing;
OPP.
Naast bovenstaande regelgeving, geldt ook voor het praktijkonderwijs:
Schoolplan 2016-2020 ‘t Genseler 14
leerlingen met een Pro-beschikking zijn toelaatbaar;
leerlingen die de school verlaten worden gedurende twee jaren gevolgd (uitstroommonitor).
5. Zorgstructuur
5.1 Mentoraat
Binnen het pedagogisch klimaat is een belangrijke rol weggelegd voor de mentor. Hij/zij is het
aanspreekpunt voor de leerlingen en de ouders. De mentor verzorgt de AVO vakken en het
mentoruur. Vier keer per jaar voert de mentor een coachingsgesprek met elke leerling.
Andere functionarissen als de zorgcoördinator, de intern begeleider, het ondersteuningsteam, de
schoolleiding en het onderwijs ondersteunend personeel, ondersteunen en faciliteren de mentor
zodat deze zo optimaal mogelijk invulling kan geven aan het mentoraat.
5.2 Basiszorg/ speciale zorg
Het praktijkonderwijs, nu voortgezet onderwijs maar met wortels, historie en traditie in het speciaal
onderwijs, is een onderwijsvorm met extra bekostiging. Hierdoor is de school in staat haar onderwijs
zodanig te individualiseren, dat zij inhoud kan geven aan het begrip ‘onderwijs op maat’.
In pakweg 10 procent van de gevallen blijkt dat deze basiszorg onvoldoende is. Bij deze leerlingen is,
naast een leer- en of ontwikkelprobleem, sprake van aanvullende problematiek of handicaps.
5.3 Samenstelling ondersteuningsteam
Het ondersteuningsteam bestaat uit:
zorgcoördinator,
schoolmaatschappelijk werker,
orthopedagoog,
twee intern begeleiders,
teamleiders bovenbouw en onderbouw,
medewerker Passend Onderwijs,
medewerker interculturele communicatie.
5.4 De opdracht van het ondersteuningsteam
Op verzoek van de mentor, of geïnitieerd door de zorgcoördinator of intern begeleider, wordt een
leerling op de agenda van het zorgoverleg geplaatst. De verschillende disciplines bepalen met elkaar
wie welke hulp kan bieden. In eerste instantie wordt gezocht naar hulp binnen de school. Daarnaast
is het mogelijk aanvullend onderzoek te laten verrichten. Ook is het mogelijk dat het
ondersteuningsteam tot de conclusie moet komen dat een andere onderwijsvorm mogelijk meer
passend is.
5.5 Het zorgadviesteam (ZAT)
Naast een ondersteuningsteam beschikt de school ook over een ZAT. Het ZAT koppelt de interne zorg
van de school aan de externe. Voor leerlingen die in het ZAT worden besproken geldt dat zij vaak ook
bekend zijn bij andere hulpverleningsinstanties. De opdracht van het ZAT is met elkaar af te stemmen
om tot één plan van aanpak te komen. Soms worden leerlingen besproken die dreigen uit te vallen
door grensoverschrijdend gedrag, multi-probleem thuissituatie of veelvuldig verzuim.
Het ZAT bestaat uit:
de leerplichtambtenaar;
Schoolplan 2016-2020 ‘t Genseler 15
de schoolarts;
Wijkracht;
zorgcoördinator ’t Genseler;
schoolmaatschappelijk werker ’t Genseler;
lid MT ’t Genseler met zorg in de portefeuille (voorzitter);
jeugdagent politie Twente Midden.
5.6. Passend Onderwijs
’t Genseler heeft in samenwerking met samenwerkingsverband VO23.02 het ondersteuningsprofiel
ingevuld. De uitkomsten zijn vertaald naar een actief scholingsbeleid voor de komende jaren. ’t
Genseler heeft het ondersteuningsteam uitgebreid met een medewerker Passend Onderwijs. Deze
medewerker adviseert collega’s in het handelingsgericht werken met leerlingen met aanvullende
problematiek.
5.7 Arrangementen
De school heeft de lichte ondersteuningsmiddelen van het Samenwerkingsverband ingezet om een
voorziening te creëren voor leerlingen die zich tijdelijk (vanwege aanvullende problematiek) niet tot
een groepsgewijze aanpak kunnen zetten, worden opgevangen door de RESET-medewerker. Aan het
begin en eind van de dag vinden individuele gesprekken met de leerling plaats, aan het begin om de
leerling “in de goede stand te zetten”, aan het eind om de dag te evalueren en de leerpunten te
verzamelen. Naast deze vaste momenten volgt de begeleider de processen in de klas. Hij/zij
adviseert de leerkracht m.b.t. diens handelen. Waar nodig stemt de begeleider opnieuw af met de
leerling. Meer over deze reboundvoorziening, binnen de school RESET genoemd, is te vinden in de
bijlage.
Naast RESET kennen we binnen de school mentorgroepen voor leerlingen die voor hun ontwikkeling
gebaat zijn bij meer mentorcontact, minder leerkrachtwisselingen, kleine groepen, meer ervaren van
veiligheid en structuur. Dit zijn niet per definitie de leerlingen die op een lager dan gemiddeld niveau
functioneren; het gaat vooral om leerlingen met internaliserende problematiek. Deze groepen staan
bekend als de A-groepen (arrangementsgroep). Plaatsing binnen deze groepen vindt plaats op basis
van de individuele hulpvraag van de leerling.
6. Personeelsbeleid
6.1 Doelstellingen integraal personeelsbeleid
De taak van de school en de geformuleerde onderwijskundige doelstellingen vragen aandacht voor
het personeelsbeleid. Het personeelsbeleid is gericht op het realiseren van;
goede arbeidsvoorwaarden binnen de CAO-VO;
een goed werkklimaat waarin de medewerkers zich geaccepteerd voelen;
een goede sfeer en onderlinge samenwerking;
een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de school.
In de uitvoering van het personeelsbeleid zorgt de schoolleiding voor:
Schoolplan 2016-2020 ‘t Genseler 16
duidelijkheid in taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van medewerkers
(jaartaakgesprekken, taakbeleid);
afstemming tussen schooldoelen en individuele doelen van medewerkers;
evenwichtig taakbeleid, waarbij rekening gehouden wordt met het bekwaamheidsdossier en
taaktoedelingsformulier van de individuele medewerkers;
een scholingsprogramma met als speerpunten:
1. ontwikkeling van competenties op individueel, team-, en schoolniveau. Het gaat dan om:
2. kwaliteitsverbetering van het onderwijs;
3. verbetering van de professionele cultuur. Dan gaat het om:
- het nemen van eigen verantwoordelijkheid door medewerkers van de school,
waarover zij ook verantwoording moeten kunnen afleggen aan de schoolleiding;
- het stimuleren van een veilig en open klimaat, waarbinnen het vanzelfsprekend moet
zijn elkaar gerichte feedback te geven;
- erkenning van het gegeven dat de kwaliteiten van medewerkers niet gelijk zijn en dat
deze “erkende ongelijkheid” een kans biedt;
- het toewerken naar een proactieve houding van de medewerkers;
6.2 Professionalisering in het kader van Passend Onderwijs
Voor het slagen van passend onderwijs zijn betrokkenheid en toerusting van docenten essentieel.
Een goed toegeruste docent in het regulier onderwijs beschikt over vaardigheden waarmee:
leer- en ontwikkelingsproblemen bij kinderen vroegtijdig worden gesignaleerd;
ondersteuningsbehoeften van ouders bij opvoeding en in gezin vroegtijdig worden
gesignaleerd;
ouders vroegtijdig bij de zorgvraag worden betrokken;
effectieve interventies worden gehanteerd bij beginnende (gedrags)problematiek;
gebruik wordt gemaakt van en wordt deelgenomen aan de zorgstructuur in en om de school;
planmatig wordt gewerkt aan verbetering van de ontwikkelingskansen van de leerling;
wordt gestreefd naar zo hoog mogelijke opbrengsten;
en wordt geëvalueerd welke opbrengsten behaald zijn.
6.3 Functioneringsgesprekken
Jaarlijks heeft ieder personeelslid een functioneringsgesprek met de direct leidinggevende. Tijdens
de functioneringsgesprekken van het onderwijzend personeel worden in ieder geval het pedagogisch
en didactisch handelen besproken. Er worden afspraken gemaakt m.b.t. professionele ontwikkeling
en bijscholing.
De professionele ontwikkeling van elk personeelslid wordt vastgelegd in een Persoonlijk
Ontwikkelingsplan (POP). In het POP worden jaarlijks ontwikkelingsdoelen en scholingswensen
vastgelegd. Tijdens het functioneringsgesprek wordt hierover verantwoording afgelegd.
De verslagen van de functioneringsgesprekken en de jaarlijkse POP formulieren, maken deel uit van
het bekwaamheidsdossier, dat de school in de komende jaren verder gestalte wil gaan geven. Dit
dossier wordt beheerd door de leidinggevende.
6.4 Nieuwe collega’s
Elke nieuwe aangestelde collega wordt als volgt gefaciliteerd:
een persoonlijke coach; een ervaren leerkracht die in sommige gevallen de taak van co-
mentor op zich neemt;
Schoolplan 2016-2020 ‘t Genseler 17
het “ handboek nieuwe collega’s “, met veel informatie over de gang van zaken op school;
gedurende de inwerkperiode 20 procent van de aanstellingsomvang vrijstelling van lessen;
periodiek (4 keer per jaar) “overleg nieuwe collega’s”;
gesprekken met de teamleider van het cluster.
De duur van het begeleidingstraject is 1 jaar.
7. Kwaliteitsbeleid
7.1 Presentis
Teambreed is gekozen voor Presentis als het nieuwe leerlingvolgsysteem. Een werkgroep bestaande
uit collega’s van verschillende disciplines heeft een plan voor implementatie ontwikkeld. De
bedoeling is het OPP vanuit Presentis te presenteren aan ouders en leerlingen tijdens het OPP-
gesprek.
Ondertussen zetten leerlingen hun eerste stappen in de ontwikkeling van hun eigen portfolio.
Wanneer de onderdelen algemene competenties (op basis van het nieuwe curriculum
praktijkonderwijs), gesprekken, tips en tops en doelen zijn verwerkt in het OPP, zal de volgende slag
worden gemaakt, waardoor het systeem zich langzaamaan kan ontvouwen.
7.2 Stimulans
Scholen voor Praktijkonderwijs ontwikkelen samen met het Platform Praktijkonderwijs “Stimulans”.
Dit is een traject waarmee gericht wordt gewerkt aan betere kwaliteitszorg, aan het in beeld brengen
van opbrengsten en aan een goede verslaglegging.
In 2007 is ’t Genseler van start gegaan met de kwaliteitszorgmeter van Stimulans. Dit systeem van
kwaliteitszorg is ontwikkeld voor het praktijkonderwijs en onderzoekt en bevraagt vijf doelgroepen:
management en personeel;
leerlingen;
ouders;
relaties;
stagebedrijven.
De kwaliteitszorgmeter wordt elke twee tot drie jaar afgenomen. De cyclus wordt afgesloten met een
analyse. De aanbevelingen die hier uit komen, worden omgezet in acties in de ontwikkel- en
scholingsagenda. Daarnaast kunnen de resultaten van de verschillende jaren met elkaar worden
vergeleken waardoor tendensen zichtbaar worden. Ook is het mogelijk de resultaten te vergelijken
met die van andere PrO-scholen.
7.3 Ouderplatform
Naast de opbrengsten van de kwaliteitszorgmeter(de “harde” gegevens) zijn er ook opbrengsten te
halen uit andere contacten met onze “klanten”. Een voorbeeld daarvan is het ouderplatform waar
besproken wordt wat goed gaat en wat verbetering nodig heeft.
Twee keer per jaar nodigen de leden van de ouderraad 25 ouders uit om op school met elkaar en de
schoolleiding van gedachten te wisselen. De thema’s worden door de ouders zelf aangedragen en
door de gespreksleiders van de avond verder uitgewerkt en voorbereid.
Schoolplan 2016-2020 ‘t Genseler 18
Besproken thema’s zijn o.a. :
samenwerking tussen ouders en school: waar liggen de kansen?
ouders en puberteit;
toekomstmogelijkheden van onze leerlingen;
acceptatieproblematiek.
7.4 Leerlingenraad
De school heeft twee leerlingenraden, samengesteld uit de klassenvertegenwoordigers; één voor de
onderbouw en één voor de bovenbouw. Elke raad wordt door twee docenten begeleid.
De leerlingenraad vergadert maandelijks. In de week voorafgaand aan de vergadering bespreken de
klassenvertegenwoordigers de agendapunten met hun groepsgenoten, zodat ze gevoed worden met
meningen en tips vanuit de groep.
Onderwerpen die aan de raden zijn voorgelegd zijn bijvoorbeeld:
kledingvoorschriften voor leerlingen en personeel;
het gebruik van mobiele telefoons binnen de school;
de herinrichting van het plein en de kantine;
aanleg draadloos wifi-netwerk.
7.5 Uitstroommonitor
Elke schoolverlater van het praktijkonderwijs wordt bij uitschrijving van de school ingevoerd in de
uitstroommonitor.
Het gaat om:
leerlingen die met succes zijn bemiddeld naar werk (eventueel aangevuld met scholing);
leerlingen die zijn verhuisd of naar een andere school zijn gegaan.
Doel van de monitor:
bijhouden waar de leerlingen naar toe gaan en bekijken of er iets moet worden bijgesteld,
bijvoorbeeld de plaatsingscriteria;
bekijken of de leerlingen in een bestendige situatie terecht komen, of dat er nazorg moet
worden geleverd.
7.6 Managementverantwoording
In het “Handboek Governance” zijn de volgende aspecten uitgewerkt:
de interne besturingsfilosofie;
het managementstatuut;
de mandaten van de algemeen directeur/bestuurder en de directeuren.
7.7 Scholen op de kaart
’t Genseler is aangesloten bij ”Scholen op de kaart” van de VO-raad. Vanuit school maar ook vanuit
Duo worden kwalitatieve en kwantitatieve gegevens aangeleverd zodat ouders, leerlingen en
externen de school kan vergelijken met andere scholen voor PrO.
Schoolplan 2016-2020 ‘t Genseler 19
8. Financieel beleid en huisvestingsbeleid ’t Genseler
8.1 Financieel beleid
De stichting OSG Hengelo ontvangt de financiering, op basis van aantallen en soorten leerlingen, van
de overheid. De toedeling van financiële middelen bestaat uit een personele en een materiële
component.
Naast de gelden van de overheid heeft de school de beschikking over andere financiële middelen.
Dit zijn:
de PrO-bekostiging; dit extra geld wordt gebruikt om de zorgstructuur in te richten;
de ouderbijdrage, voor o.a.: de werkkleding, kopieerkosten, bedrijfsbezoeken, excursie en
werkweken;
scholingsmiddelen;
inkomsten vanuit het samenwerkingsverband;
ESF.
Jaarlijks wordt er een begroting, een meerjarenbegroting en een financieel jaarverslag opgesteld.
8.2 Huisvestingsbeleid
De afgelopen jaren zijn financiële reserveringen gedaan om het schoolgebouw een “update“ te
geven. Hoewel er een programma van eisen is opgesteld, kunnen uiteraard niet alle wensen direct
gerealiseerd worden.
In het schooljaar 2016 is een nieuwe entree gerealiseerd waarbinnen we de interne stage
gepositioneerd is. Daarnaast zijn de theorielokalen opnieuw ingericht en is een langgekoesterde
wens van de leerlingen in vervulling gegaan: kluisjes.
Belangrijke aandachtsgebieden binnen het programma van eisen zijn verder:
het klassenmanagement en de onderwijskundige inrichting van de theorielokalen
de positionering van de sectoren en de vakken daarbinnen;
de plaats van de interne stage;
de beheersbare logistiek van de school;
de rol van ICT in de school;
veiligheid;
hygiëne.
8.3 Europees Sociaal Fonds (ESF)
Al jaren maakt de school gebruik van de subsidiemogelijkheden van het Europees Sociaal Fonds. In ieder geval tot 2020 zullen er voor het PrO mogelijkheden zijn om middelen ten behoeve van arbeidstoeleiding medegefinancierd te krijgen. Voor het traject 2016-2017 zijn subsidiabel:
Praktijklessen en (certificerings)cursussen;
Groepsstages in een leerwerkbedrijf; (bv Flexwerf en Aksept);
Stagebegeleiding; De school moet zelf 50 procent financieren – de overige 50 procent is subsidiabel.
Schoolplan 2016-2020 ‘t Genseler 20
9. Netwerken
9.1 Ouders
De ouders vormen voor ons een belangrijk netwerk. Door middel van verschillende vormen van
ouderavonden wordt hun medewerking gevraagd in het meedenken met hun kind op school.
Daarnaast zijn de ouders vertegenwoordigd in de ouderraad. Zij vervullen hier een actieve rol in de
activiteiten van de school en de leerlingenraad.
In het project “ouders voor ouders” begeleiden een groep “oude” ouders een groep “jonge” ouders.
Zij maken hen wegwijs in de school en bespreken kwesties die specifiek ouders van
praktijkschoolkinderen meemaken en beleven.
9.2 Stagebedrijven
Een goede communicatie met de stagebedrijven is van groot belang voor de school. Zij zijn het
immers die onze leerlingen de gelegenheid geven het op school geleerde in de praktijk toe te passen.
Binnen de oriënterende stage maken leerlingen kennis met het fenomeen stage en alles wat daar bij
hoort: aan afspraken houden, op tijd komen, het vervoer, wat te doen als je ziek bent, etc. Bij de
vervolgstage gaat het meer om een keuze te maken uit de verschillende beroepsrichtingen en te
kijken wat voor de leerling de meest passende is. Bij de eindstage gaat het om in te groeien in een
bedrijf en met werk de school te verlaten.
De bedrijven worden in het kader van de stagebegeleiding regelmatig bezocht.
9.3 Collega-scholen
9.3.1 Toeleverende scholen:
scholen voor speciaal basisonderwijs;
de clusterscholen;
scholen voor vmbo;
basisscholen;
internationale schakelklas.
9.3.2 Scholen waarnaar wij verwijzen:
VMBO;
de clusterscholen voor VSO.
9.3.3 Scholen voor Praktijkonderwijs in de regio
Er zijn intensieve contacten met de collega praktijkscholen in de regio. Directeuren spreken elkaar
regelmatig tijdens het regionale directeurenoverleg Salland-Twente. Vakgroepen komen op gezette
tijden bij elkaar. Ook kennen we de regio studiedagen waar alle scholen aan de hand van thema’s bij
elkaar komen.
9.4 Overig
De school participeert in de regio in tal van overleggen die incidenteel of structureel gehouden
worden. De school ziet zich zelf als maatschappelijke partner en probeert dit betekenis te geven door
middel van sociale betrokkenheid. De school participeert o.a. in het Sociaal Café in de Berflo Es,
PAOO en is lid van de Slinger( Hengelo’s Platform voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen).
Bijlage
Lijst van afkortingen
Arbo: Arbeidsomstandigheden
AVO: Algemeen vormend Onderwijs
CAO-VO: Collectieve Arbeidsovereenkomst Voortgezet Onderwijs
CKV: Culturele en Kunstzinnige vorming
CPS: Christelijke Pedagogisch Studiecentrum
CVB: College van Bestuur
ESF: Europees Sociaal Fonds
MBO: Middelbaar Beroep Onderwerp
MT: Managementteam
OPP: Ontwikkelingsperspectiefplan
POP: Persoonlijke Ontwikkelingsplan
Pro: Praktijk Onderwijs
PSO: Praktische Sector Oriëntatie
PAOO: Platform Allochtone Ouders en Onderwijs
VMBO: Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs
VSO: Voortgezet Speciaal Onderwijs
VWO: Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
ZAT: Zorgadvies Team
Bijlage
Onderwijsondersteuningsplan:
Onderwijsondersteuningsplan ’t Genseler 2016-2020
Praktijkonderwijs 't Genseler
onderdeel van OSG Hengelo
Laatste aanpassing: juni 2016
Voor u ligt de nota “onderwijs ondersteuningsplan” van praktijkonderwijs ’t Genseler. Met deze nota
wordt alle aanbod in onderwijsondersteuning, procedures en processen in beeld gebracht.
’t Genseler heeft een specifieke doelgroep waarvoor extra aandacht en zorg hoog in het vaandel
staat. Rondom de leerling is de mentor de spil in de zorg. De mentor wordt daarbij ondersteund door
het onderwijsondersteuningsteam voor basis en extra ondersteuning. Daar waar wenselijk doet het
onderwijsondersteuningsteam een beroep op externe instanties.
Doel van deze nota is om de onderwijsondersteuning te verhelderen, te expliciteren en toe te
lichten.
Onderwijsondersteuningsplan 2016-2020 ‘t Genseler
1. Toelating
't Genseler is praktijk onderwijs, dat betekent dat het eindonderwijs is voor een specifieke doelgroep.
Deze doelgroep bestaat uit jongeren die moeite hebben met theoretisch leren en gericht zijn op het
leren in de praktijk. Deze jongeren hebben leerachterstanden ten opzichte van leeftijdgenoten.
Daarnaast is er vaak sprake van een achterstand in de sociaal emotionele ontwikkeling. Deze
jongeren zijn aangewezen op extra begeleiding. De toelaatbaarheid van jongeren wordt vastgesteld
door de plaatsingscommissie.
1.1 Criteria wettelijk kader
Voor de toelaatbaarheid voor het Praktijkonderwijs geldt:
Het intelligentieniveau is minimaal 55 en maximaal 75/80.
Uit het didactisch profiel blijkt dat er leerachterstanden zijn van 50 procent t.o.v. de
didactische leeftijd op twee of meer domeinen van schoolse vaardigheden: technisch
lezen, begrijpend lezen, spelling en inzichtelijk rekenen/wiskunde.
Eén van de twee domeinen moet in ieder geval begrijpend lezen of inzichtelijk
rekenen/wiskunde zijn.
De leeftijd is tussen de 12 en 18 jaar
Op basis hiervan wordt door de school voor Praktijkonderwijs een toelaatbaarheidsverklaring (TLV)
aangevraagd bij het samenwerkingsverband (SWV).
1.2 Schoolspecifieke criteria
Naast de wettelijke criteria hanteert de school ook schoolspecifieke criteria. Door de
plaatsingscommissie wordt gekeken naar:
De sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling.
De thuissituatie van de leerling.
De zelfredzaamheid van de leerling.
Of de leerling in staat is zelfstandig van en naar school te reizen.
Overige belemmerende factoren die het functioneren binnen de kaders van de school
bemoeilijken.
Bepalend bij plaatsing zijn de mate waarin aanpassingen (pedagogisch, formatief, gebouw en
toerusting) worden gevraagd en de omvang van de begeleidingsbehoefte. Ook is het van belang of de
leerling zich in groepsverband kan handhaven, manifesteren en ontwikkelen, zoals blijkt uit het
ontwikkelingsperspectiefplan(OPP) van de verwijzende school en het verslag van de 10-14 commissie
als dat aanwezig is.
1.3 Toelatingsprocedure bij reguliere aanmelding
Leerlingen met een advies Praktijkonderwijs van de (speciale) basisschool kunnen aangemeld worden
door de wettelijk vertegenwoordigers op de daarvoor bestemde aanmeldingsdagen (meestal in
maart van het schooljaar voorafgaand van de start van de leerling in het Voortgezet Onderwijs). Na
de aanmelding beoordeelt de plaatsingscommissie het dossier en wordt de jongere die voldoet aan
de criteria ingeschreven. Voor alle ouders, leerkrachten en intern begeleiders van potentiële
leerlingen is het mogelijk een afspraak te maken om ‘t Genseler te bezoeken. Aanvragen voor
(individuele) bezoeken lopen via de teamleider onderbouw.
Onderwijsondersteuningsplan 2016-2020 ‘t Genseler
1.4 Toelatingsprocedure bij tussentijdse aanmelding
In bijzondere gevallen wordt een leerling tussentijds aangemeld. Dit kan zijn vanwege een verhuizing
of door een verwijzing van een andere school voor voortgezet onderwijs. Ook dan vraagt de
plaatsingscommissie na aanmelding een volledig dossier op (inclusief verslag 10-14 commissie) en
beoordeelt dit op basis van bovengenoemde criteria. Pas na een positief advies van de
plaatsingscommissie wordt tot inschrijving overgegaan.
1.5 Bezwaarprocedure
Zijn ouders het, na alle zorgvuldig doorlopen procedures, niet eens met de beslissing van school dan
kunnen zij bezwaar aantekenen bij de algemene directeur van de O.S.G.
1.6 Bezwaarprocedure
De plaatsingscommissie bestaat uit de teamleider onderbouw, de zorgcoördinator en de
orthopedagoog. Vanuit hun diverse deskundigheid beoordelen zij de aanmeldingen en doen waar
nodig extra onderzoek. Een leerling wordt geplaatst na een positief advies van de
plaatsingscommissie.
1.7 Commissie 10-14 jarigen
Binnen het SWV 23-02 PO en VO zijn drie commissies voor 10-14 jarigen in het leven geroepen. Deze
commissies houden zich bezig met de overgang van primair onderwijs (PO) naar voortgezet
onderwijs (VO), voor leerlingen met extra onderwijsbehoeftes. De commissie adviseert de
aanvragende school bij de juiste keuze. Dit advies is niet bindend.
De commissie bespreekt leerlingen die de overgang maken van SBO naar VSO, PO naar VSO en SO
naar VO/PRO en waar de verwijzende school vragen heeft over de overgang.
Het gaat hierbij nadrukkelijk niet over een advies m.b.t. het niveau, dat advies geeft de basisschool
en is bindend. Het gaat hierbij on het in kaart brengen van de onderwijsbehoeftes van de leerling.
1.8 Het kan zijn dat er na aanmelding twijfels zijn over de keus voor Praktijkonderwijs. In dat
geval kan de plaatsingscommissie de aanmeldende school vragen om de leerling aan te melden bij de
commissie 10-14. Ook kan de plaatsingscommissie zelf de aangemelde leerling aanmelden bij de 10-
14 commissie. Hiervoor moeten de ouders dan eerst geïnformeerd worden.
2. Basisondersteuning
Definitie: Het geheel van preventieve en lichte curatieve interventies binnen de
onderwijszorgstructuur van de school.
2.1 De mentor
Binnen het pedagogisch klimaat is een belangrijke rol weggelegd voor de mentor. Hij is het eerste
aanspreekpunt voor de leerlingen en de ouders. De mentor verzorgt de meeste AVO-vakken en het
mentoruur. Drie keer per jaar voert de mentor een coachingsgesprek met elke leerling. De
uitkomsten hiervan spelen mede een rol in de doelen die de mentor samen met de leerling opstelt.
De mentor bewaakt de leer- en de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling.
Andere functionarissen zoals de leden van het onderwijsondersteuningsteam, de schoolleiding en
het onderwijsondersteunend personeel, ondersteunen en faciliteren de mentor, zodat deze zo
optimaal mogelijk invulling kan geven aan het mentoraat.
Onderwijsondersteuningsplan 2016-2020 ‘t Genseler
2.2 Het OPP
Het OPP is een ontwikkelingsperspectiefplan voor de leerling. In het plan wordt het
uitstroomperspectief en de manier waarop de school hier -samen met de leerling en de ouders-
aan gaat werken, vastgelegd. De ontwikkeling van de leerling zijn voor een belangrijk deel
vastgelegd in het leerlingvolgsysteem Presentis.
De bewijzen van de ontwikkeling zullen in de toekomst worden vastgelegd in het portfolio. Het
portfolio is in ontwikkeling en wordt een overzicht van de bekwaamheden van de leerling. Hierin
wordt weergegeven wat een leerling kan en is te zien wat een leerling nog moet doen om een
volgende vaardigheid/competentie te beheersen.
In Presentis staan de doelen die door de leerling, de ouders en de school geformuleerd zijn. De
doelen in Presentis zijn voor de korte termijn, de doelen voor de lange termijn staan in het OPP.
Het werkdocument en de overdracht van de vorige school, wordt de start van het OPP.
2.3 Inzet van de intern begeleider
In tegenstelling tot de zorgcoördinator, die ook werkzaamheden verricht die extern gericht zijn
(hulpverlening), is de intern begeleider primair gericht op processen binnen de mentorgroepen en
op individuele leerlingen.
De intern begeleider is ‘het maatje’ van de mentor. Hij/zij ondersteunt, coacht en adviseert de
mentor in diens handelen naar de groep en naar de individuele leerling.
De intern begeleider zit de leerlingbespreking voor en is aanwezig bij de groepsbespreking.
2.4. Ondersteuning dyslexie en taalzwakke leerlingen
Leerlingen met dyslexie of met zeer zware leesproblemen krijgen extra hulp met:
Claroread; een digitaal programma dat kan voorlezen en ondersteuning biedt bij
tekstverwerking.
(Lees-)luisterboeken; leerlingen kunnen een boek luisteren i.p.v. zelf te lezen.
Leerlingen met een laag leesniveau bieden we extra ondersteuning middels Ralfi lezen; een
remediërende vorm van lezen die iedere dag gedaan wordt in een klein groepje, met als doel het
technisch leesniveau omhoog te krijgen.
2.5 Fysieke toegankelijkheid tot de school en inzet hulpmiddelen
Het gebouw waarin de school is gevestigd, dateert uit de jaren vijftig. Na een ingrijpende
verbouwing en uitbreiding in 1997 doet het sindsdien dienst als school voor Praktijkonderwijs. Deels
is er bij de laatste aanpassing rekening gehouden met de toegankelijkheid voor iedereen. Zowel de
toiletten in beide gymkleedkamers, als één toilet in het gebouw zijn aangepast voor mindervaliden.
Ook zijn, waar dat kon, drempels verwijderd. Bij de ingang zijn aanpassingen gedaan om de toegang
te vergemakkelijken.
Daarnaast is de keuken voorzien van werkplekken met verschillende hoogten en beschikt het lokaal
kantoor/magazijn over in hoogte verstelbare werktafels.
Recent is de entree van de school aangepast en de AVO-lokalen voorzien van nieuw meubilair
Naast de school staat het voormalig buurtcentrum dat in 2011 is verbouwd tot leslocatie en
sedertdien door de school gebruikt wordt . Ook deze locatie heeft de beschikking over een toilet
voor mindervaliden.
Onderwijsondersteuningsplan 2016-2020 ‘t Genseler
2.6 Protocol medisch handelen
De school heeft belangrijke, op schoolniveau vastgelegde afspraken vastgelegd middels protocollen.
De school beschikt over een protocol medicijnen, medicijngebruik en het bewaren ervan. Daaraan
toegevoegd is een registratielijst medicijngebruik.
Meerdere collega’s zijn geschoold als EHBO’er en negen collega’s beschikken over het BHV-diploma
(Bedrijfshulpverlening). Omdat gewerkt wordt met gevaarlijke machines en het ontwikkelingsniveau
van de doelgroep lager dan gemiddeld is, heeft de school veiligheid van mens en omgeving hoog in
het vaandel. De school kent een eigen Arbo- werkgroep die zich met genoemde materie bezig houdt.
Op dit moment werk het ondersteuningsteam en de ARBO-werkgroep samen een veiligheidsplan op
te stellen conform de eisen die de wet op de sociale veiligheid op school aan de school stelt.
2.7 Inzet van (ortho) pedagogische programma’s
2.7.1. Sociale vaardigheden
Op ’t Genseler wordt in de gehele school gewerkt met de lesmethode Leefstijl. 1 à 2 lesuren per
week wordt er aan de hand van deze methode systematisch gewerkt aan het ontwikkelen en
vergroten van de sociale vaardigheden. Het team heeft hiervoor en teambrede scholing gevolgd.
Het lesprogramma sociale vaardigheden is geïntegreerd in de lessen. Het doel van deze lessen is om
jongeren sociale vaardigheden aan te leren die hen in staat stellen op een betere manier contacten
aan te gaan en te onderhouden met leeftijdgenoten en volwassenen.
2.7.2 Weerbaarheidstraining
In de tweede klas krijgen de meisjes een weerbaarheidstraining van tien lessen. Het doel van de
weerbaarheidstraining is het vergroten van de weerbaarheid van de leerlingen. D.m.v.
groepsgesprekken, fysieke oefeningen, rollenspelen en (huiswerk) opdrachten, leren ze situaties van
machtsmisbruik (pesten, seksuele intimidatie en mishandeling) herkennen en leren ze hoe ze hier
mee om kunnen gaan.
Leerlingen leren hun eigen grenzen en die van de ander te herkennen. Ze ontwikkelen de sterke
kanten van zichzelf, leren eigen zwakke kanten herkennen en indien mogelijk compenseren. Ze leren
op komen voor zichzelf, hun daadkracht te vergroten, lichaamstaal aan te voelen en te zorgen voor
eigen veiligheid.
De jongens werken tegelijkertijd aan de module Wensen en Grenzen uit de methode Lang leve de
Liefde.
2.7.3 Intercultureel medewerker
Specifiek ten behoeve van de allochtone leerlingen en hun ouders kan de school een intercultureel
deskundige inzetten. Interculturele communicatie is net als ‘gewone’ communicatie, een zeer
complex proces. Het wordt door verschillende etnisch-culturele factoren beïnvloed. Voor een
effectieve (interculturele) communicatie is het van groot belang bewust te zijn van de verschillende
culture achtergronden en zich tevens bewust te zijn van de misverstanden die hieruit kunnen
voortvloeien.
De medewerker is er niet alleen voor ouders en leerlingen, maar ook voor de mede werkers van de
school. Door de specifieke kennis is de organisatie in staat om tijdig en adequaat in te spelen op
problemen met een interculturele kenmerk en/of achtergrond.
Onderwijsondersteuningsplan 2016-2020 ‘t Genseler
De intercultureel medewerker adviseert het MT en de zorgcoördinator bij interculturele
vraagstukken, is aanwezig bij de kennismaking met nieuwe allochtone leerlingen en hun familie,
geeft stagevoorlichting/omgaan met cultuurverschillen op de Nederlandse arbeidsmarkt aan
leerlingen in onderbouw 3, ondersteunt bij leerlingenzorg, ondersteunt mentoren bij gesprekken met
allochtone ouders en zorgt voor deskundigheidsbevordering van het team middels
voorlichtingsbijeenkomsten.
2.8 Lokaal 112
De school beschikt over een ruimte voor leerlingen waar het even niet mee lukt in de groep. Zij
krijgen van de docent een zogenaamde time-out en melden zich vervolgens bij de pedagogisch
medewerker in 112. Zij stelt zich neutraal op naar de leerling en informeert naar de reden van de
time-out. De leerling krijgt vervolgens opdracht een vragenformulier in te vullen, waarin wordt
gevraagd naar de toedracht, hoe het probleem kan worden opgelost en hoe betreffende leerling een
volgende keer het probleem kan voorkomen. Aan het eind van het lesuur gaat de leerling terug naar
de groep. Na lestijd wordt het ontstane probleem met de leerkracht besproken. Eventueel volgt een
kortdurende praktische en passende straf welke dezelfde dag wordt uitgevoerd. Zo kan er de
volgende dag een frisse start gemaakt worden.
2.9 Leren op maat
De school wil zoveel mogelijk onderwijs op maat aanbieden. Daarbij vormen de leerlingbesprekingen,
het OPP en de coachingsgesprekken met de leerling het uitgangspunt. Soms is een leerling meer
gebaat bij leren op de werkvloer, dan bij het schoolse leren. In dat geval kan, na overleg in het
onderwijsondersteuningteam en met de ouders het lesprogramma worden aangepast en dus meer
“op maat gemaakt worden”.
Afhankelijk van de onderwijsbehoeftes van de leerling kan dan meer dagen stage worden
aangeboden en/of meer praktijkvakken, waarbij rekening gehouden worden me het
uitstroomperspectief van de leerling.
Voor het schoolse leren (de theorie) kent de school een zogenaamde AVO-commissie (Algemeen
Vormend Onderwijs) bestaande uit deskundige docenten die methodeonderzoek doen en het MT
adviseren in de keuze en aanschaf van het juiste lesmateriaal. Op basis van dit lesmateriaal wordt per
leerjaar de leerlijn vastgesteld.
In de leerlijn staat omschreven welke methodes en materiaal in betreffend leerjaar dient te worden
aangeboden. Voor rekenen en taal betekent dit dat deze vakken op drie niveaus kunnen worden
aangeboden, waardoor leerlingen binnen het zelfstandig werken op eigen niveau kan werken.
Ook is er aandacht voor Engels, sociale vaardigheden, burgerschap, cultuur en maatschappij,
gezondheidskunde en verkeer.
Naast bovengenoemd aanbod, aangeboden binnen de klassikale setting, is er ook verdiepings- en
verbredingsstof. De school biedt mogelijkheden leerlingen met een achterstand of een voorsprong
op individueel niveau te begeleiden op het gebied van taal-, en rekenonderwijs.
2.10 Arrangementen in het kader van Passend Onderwijs
In het kader van passend onderwijs en het verdwijnen van de leerlinggebonden financiering voor
leerlingen met een cluster 3 of 4 beschikking, heeft de school twee arrangementen ontwikkeld om
tegemoet te komen aan specifieke onderwijsbehoeftes van leerlingen waarmee het in de reguliere
groepen (tijdelijk) niet lukt. Daarnaast wordt bij de indeling van de groepen gekeken naar een
evenwichtig spreiding van, met name externaliserend, probleem gedrag.
Onderwijsondersteuningsplan 2016-2020 ‘t Genseler
In het onderwijskundig concept van waaruit de school werkt, noemen we dat de plannen voor
sommigen (arrangement A) en de plannen voor enkelen (arrangement B).
2.10.1 Arrangement A
Als een leerling meer behoefte heeft aan veiligheid en structuur kan hij/zij geplaatst worden in de
zgn. A-groep (arrangement A). Deze klassen zijn bedoeld voor leerlingen met internaliserende
problematiek, soms ook voor leerlingen met een laag (ZML) niveau, en voor leerlingen die extra
kwetsbaar zijn hun sociaal-emotionele ontwikkeling.
In deze klassen is meer dan in de andere klassen mentorcontact en is er in het lesprogramma meer
aandacht voor de sociale vaardigheden en zelfredzaamheid. De klassen worden klein gehouden
(streven is niet meer dan 12/13 leerlingen) om zo de leerkrachten in staat te stellen aan de specifieke
begeleiding die de leerling nodig heeft, tegemoet te kunnen komen.
2.10.2 Arrangement B; de RESET
Voor een enkele leerling lukt het tijdelijk niet zich te voegen in een groepsgewijze aanpak. Deze
leerlingen zorgen, vaak onbewust, voor onrust en een gevoel van onveiligheid in de eigen groep. Om
deze leerling in staat te stellen weer te kunnen profiteren van het onderwijs is het volgende
arrangement bedacht:
De leerling wordt aan het begin van de dag opgevangen door één van de twee RESET medewerkers.
(Op dit moment de begeleider passend onderwijs of één van de intern begeleiders). Met de leerling
wordt dan aan de hand van een Check in - check out lijst (CICO) de doelen voor de dag besproken.
Aan het eind van de dag wordt met de leerling teruggekeken naar het verloop van de dag. In de
lesuren daartussen volgt de RESET medewerker de leerling in het werken in de klas en stuurt bij waar
nodig. Ook richt de medewerker zich op coaching van de klas en de leerkracht en op
deskundigheidsbevordering.
Het doel van de RESET is het bewust werken aan een gedragsverandering op basis van aandacht en
relatie, inventarisatie en observatie, met als doel de leerling weer in staat te stellen te profteren van
het onderwijsaanbod en een groepsgewijze aanpak.
Het interne onderwijsondersteuningsteam plaatst een leerling in de RESET en evalueert op gezette
tijden de voortgang. Ouders worden geïnformeerd over plaatsing in en evaluatie van de RESET. Bij de
start van het RESET traject wordt een intakeformulier ingevuld en wordt er een vragenlijst
afgenomen SDQ-Dut (=Sterke kanten en moeilijkheden: vragenlijst voor jongeren) en de vragenlijst
zelfwaardering. Het onderwijsondersteuningsteam besluit wanneer de leerling niet meer
aangewezen is op dit arrangement.
De RESET komt alleen in beeld wanneer alle reguliere mogelijkheden onvoldoende effect hebben
gehad. Wanneer mentoren en leerkrachten zelf tot voldoende effectief handelen kunnen komen
(met gebruikmaking van de ondersteuningsmogelijkheden van de school), heeft dat te allen tijde de
voorkeur.
2.11 De ontwikkelingen van leerlingen worden gevolgd door:
2.11.1 Leerlingvolgsysteem Presentis
De school maakt gebruik van het leerlingvolgsysteem Presentis, dat speciaal ontwikkeld is voor het
Praktijkonderwijs. In Presentis staan de doelen waar de leerling aan werkt, de Tips en Tops (wat gaat
goed, wat kan beter) welke doelen zijn behaald en/of afgesloten, verslagen van coachingsgesprekken
Onderwijsondersteuningsplan 2016-2020 ‘t Genseler
en de ontwikkeling op stage. Presentis is van en voor de leerling die er zelf in kan werken en kan ook
door ouders bekeken worden middels een eigen toegangscode.
De verzuimregistratie wordt bijgehouden door de administratief medewerker van de school in
Magister. Op termijn is het de bedoeling dat ook het verzuim in Presentis wordt bijgehouden.
2.11.2 Leerlingbesprekingen
Twee keer per jaar in de periode oktober/november en in de periode maart/april zijn er
leerlingenbesprekingen voor elke groep. Aanwezig zijn dan: de mentor(en), de intern begeleider, de
stageleraar en andere professionals die betrokken zijn bij de leerling ( bijvoorbeeld de
schoolmaatschappelijk werkster, de orthopedagoog, de zorgcoördinator of de vakleerkracht)
Elke leerling wordt apart besproken en de ontwikkeling wordt gevolgd. Aanpassingen in OPP, doelen
of acties rond de leerling en eventueel rond de ouders/verzorgers worden dan vastgesteld.
Daarnaast wordt gezamenlijk het advies besproken rond onderwijsbehoeften, keuzevakken en
afspraken naar ouders.
De doelen uit Presentis, aangevuld met de bevindingen van de mentor (en vakleerkrachten) rond het
verloop van de schoolvaardigheden, sociaal-emotionele ontwikkeling en stage zijn onderliggend om
de leerling goed te kunnen bespreken. De bevindingen van de bespreking worden met ouders en
leerling besproken tijdens de rapportbesprekingen.
Vanuit de leerlingbespreking kan een leerling worden voorgedragen voor bespreking in het interne
onderwijsondersteuningsteam van de school. Dat gebeurt als problematiek op een hoger niveau aan
de orde moet komen.
2.11.3 Groepsbesprekingen
Naast de periodieke leerlingbesprekingen, zijn er in de onderbouw twee groepsbesprekingen per
jaar, één keer in september en één keer in april. Hiervoor vult de mentor aan het begin van het
schooljaar het groepsplan in. De bouwstenen voor dit groepsplan komen vanuit de overdracht van
het schooljaar daarvoor. Bij de eerste klassen wordt het groepsplan gebaseerd op de bevindingen
vanuit de overdracht van de vorige school.
In het groepsplan worden de doelen aangeven m.b.t. groepsprocessen, didactische aanpak en
pedagogisch klimaat. In april wordt geëvalueerd of de doelen zijn behaald en wordt de volgende stap
gezet. In het groepsplan staan de plannen voor alle leerlingen geformuleerd, de plannen voor
sommigen en de plannen voor enkelen.
2.11.4 Assessment
In onderbouw 3 vindt een assessment plaats van alle leerlingen in dat leerjaar. Klassikaal worden de
TOA-toetsen afgenomen (rekenen, Nederlands lezen en Nederlands kijken en luisteren) om te
bepalen wat het referentieniveau van de leerling is.
Daarnaast worden de LVT, de SDQ vragenlijst voor ouders en leerling en een beroepsvragenlijst
(SIWIT) afgenomen en voeren de leerlingen allemaal een sollicitatiegesprek. Hieruit blijkt de stand
van zaken rond vaardigheden: arbeids- en werknemersvaardigheden, sociale vaardigheden en
didactisch niveau.
De mentor verzamelt van alle vakleerkrachten de eigen bevindingen en vorderingen van de leerling.
Al deze informatie samen wordt besproken in een uitgebreide bespreking onder voorzitterschap van
de zorgcoördinator. Aanwezig zijn: de mentor(en), de stageleraar, de intern begeleider, de
orthopedagoog en de schoolmaatschappelijk werkende.
Onderwijsondersteuningsplan 2016-2020 ‘t Genseler
Vanuit de bespreking volgen de adviezen over beroepsrichting, keuzevakken en wordt een uitspraak
gedaan over het uitstroomperspectief van elke leerling. Van elke leerling wordt bepaald waar nog
extra aan gewerkt kan en moet worden en welke aandachtspunten er zijn. Dat kan gaan om verdere
ontwikkeling van de schoolvaardigheden, extra aandacht voor de sociaal-emotionele ontwikkeling of
eventueel nader onderzoek door de orthopedagoog van de school.
Vanuit deze bespreking kan besloten worden een leerling voor te dragen voor het interne
onderwijsondersteuningsteam.
De bevindingen vanuit het assessment overleg worden met de ouders en de leerling besproken,
tijdens een extra gesprek met ouders in de maand maart.
3. Extra ondersteuning
Extra ondersteuning omvat alle vormen van onderwijs en onderwijsondersteuning die de
basisondersteuning overschrijden. Ze is georganiseerd in onderwijszorgarrangementen van licht tot
intensief, van tijdelijk tot langdurig of structureel.
Het gaat hierbij meestal om plannen voor enkelen.
3.1 Extra onderwijsondersteuning intern, het intern onderwijsondersteuningsteam
De mentor van elke klas is de eerst aangewezen persoon om leerlingen te ondersteunen, ook
wanneer er zich problemen voordoen. Sommige problemen van leerlingen vragen om meer dan de
basisondersteuning die binnen het pakket van taken van de mentor valt. Voor de extra
onderwijsondersteuning die in zo’n geval nodig is, kan de mentor terecht bij de intern begeleider.
Deze beslist of er een vraag neergelegd moet worden bij het onderwijsondersteuningsteam. Het
onderwijsondersteuningsteam bestaat uit: de zorgcoördinator, de schoolmaatschappelijk werkende,
de orthopedagoog, twee intern begeleiders, een begeleider passend onderwijs en de teamleiders
(bovenbouw en onderbouw). Het onderwijsondersteuningsteam bepaalt in overleg met de mentor
welke stappen er ondernomen moeten worden en wie dat gaat doen.
In eerste instantie wordt gezocht naar hulp binnen de school, dit kan bestaan uit maatregelen in de
klas of een onderzoek door de maatschappelijk werkende of de orthopedagoog. Wanneer de vraag
complex is, wordt doorverwezen naar externe hulpverlening. Wanneer de inzet van alle
mogelijkheden die de school biedt niet oplevert dat de leerling functioneert binnen de school en de
ontwikkeling van de leerling in het gedrang komt, of de veiligheid in gevaar komt, kan tot verwijzing
naar een andere vorm van onderwijs worden overgegaan.
3.1.1 Samenstelling en taken van de verschillende leden van het onderwijsondersteuningsteam
De zorgcoördinator:
De zorgcoördinator neemt deel aan het wekelijkse zorgoverleg van de school, aan het overleg van
het zorgadviesteam en aan het zorgplatform.
Onderwijsondersteuningsplan 2016-2020 ‘t Genseler
Hij of zij onderhoudt de contacten met de zorgcoördinatoren van de andere OSG vestigingen en van
andere scholen voor voortgezet onderwijs, met externe hulpverleners zoals de Jeugdbescherming
Overijssel, het zorgloket van de gemeente, leerplicht, politie, Wijkracht en de GGD.
Bovendien houdt hij/ zij zich op de hoogte van het ondersteuningsaanbod en de
scholingsmogelijkheden in het kader van de professionalisering van collega’s.
Zaken betreffende TLV VSO worden door hem of haar gecoördineerd en/of georganiseerd.
De zorgcoördinator neemt deel aan de plaatsingscommissie.
De schoolmaatschappelijk werkende
De school heeft een eigen maatschappelijk werkende in dienst. De taken van de
schoolmaatschappelijk werkende bestaan onder andere uit psychosociale hulpverlening aan
leerlingen en ouders; informatieve hulpverlening aan leerlingen, ouders en collega’s; verwijzing van
leerlingen en ouders naar externe hulpverlening, preventie en consultatie; signalering en
belangenbehartiging met betrekking tot het schoolklimaat.
De orthopedagoog
De orthopedagoog adviseert het onderwijsondersteuningsteam en voert intelligentie- en
persoonlijkheidsonderzoek uit naar aanleiding van vragen van het onderwijsondersteuningsteam.
Daarnaast is de orthopedagoog betrokken bij verwijzingen van en naar andere scholen. De
orthopedagoog neemt deel aan de plaatsingscommissie en verzorgt de aanvragen voor de
toelaatbaarheid voor Praktijkonderwijs. Daarnaast verzorgt de orthopedagoog individuele
begeleidingstrajecten voor leerlingen.
De intern begeleider
De intern begeleider is gericht op processen binnen de mentorgroep en op individuele leerlingen. In
principe volgt de intern begeleider de leerling gedurende zijn of haar gehele schoolloopbaan. De
intern begeleider ondersteunt, coacht en adviseert de mentor bij de uitvoering van zijn of haar taken.
Daarnaast signaleert hij/zij problemen die de normale taken van de mentor te boven gaan en
ondersteunt de mentor bij het formuleren van de hulpvraag naar het onderwijsondersteuningsteam.
De begeleider passend onderwijs
De begeleider passend onderwijs richt zich primair op de ondersteuning van leerkrachten waar het
gaat om het werken met en begeleiden van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeftes. De
medewerker is vooral gericht op deskundigheidsbevordering, coaching en ondersteuning in de klas.
In een enkel geval is het zo dat de medewerker voor een bepaalde periode in een individueel
begeleidingstraject zit met een leerling.
De teamleider
De teamleider onderbouw is voorzitter van het onderwijsondersteuningsteam. De teamleider
bovenbouw woont alleen dat deel van het zorgoverleg bij waarin leerlingen uit het eigen cluster
worden besproken en de beleidsvergaderingen in hun geheel. Wanneer de adviezen van het
onderwijsondersteuningsteam ingrijpend zijn en goedkeuring van de schoolleiding nodig is, neemt de
teamleider het voorstel mee naar de MT-vergadering of wordt de directeur uitgenodigd voor de
vergadering.
3.1.2 Extra onderwijsondersteuning intern
Deze kan bestaan uit intelligentie- en/of persoonlijkheidsonderzoek door of extra ondersteuning van
Onderwijsondersteuningsplan 2016-2020 ‘t Genseler
de orthopedagoog of inzet van het schoolmaatschappelijk werk, bijvoorbeeld in de vorm van
huisbezoeken of ondersteuning naar diverse instanties.
3.1.3 Inbreng in ondersteuningsteam
Een hulpvraag van een mentor wordt door de intern begeleider aangemeld bij de zorgcoördinator.
Deze plaatst de betreffende leerling op de agenda van het zorgoverleg. De intern begeleider
ondersteunt de mentor bij het aanleveren van het verslag in het juiste format.
3.2 Extra onderwijsondersteuning extern
3.2.1 leerlingen met een arrangement vanuit cluster 1 en 2
Een leerling kan de school binnenkomen met een light of medium arrangement vanuit een
clusterbeschikking. In dat geval zal de ambulant begeleider met de zorgcoördinator overleggen. De
ambulant begeleider heeft contact met de vorige scholen en overlegt binnen de ambulante dienst
over de vorderingen en aandachts- en ontwikkelingspunten van de leerling.
De school heeft met de REC’s van de cluster 1 (Bartiméus) en 2 (Kentalis) de afspraak gemaakt dat er
vanuit de beide clusters een vaste ambulant begeleider gekoppeld is aan de school. De
zorgcoördinator heeft periodiek overleg met de ambulant begeleiders over de stand van zaken rond
leerlingen en over de adviezen vanuit de ambulant begeleiders richting de school. De ambulant
begeleider neemt contact op met de ouders voor een kennismakingsgesprek en formuleert samen
met de mentor doelen. Daarnaast vindt er regelmatig overleg plaats tussen mentor, stageleraar,
praktijkdocent en zorgcoördinator. De orthopedagoog formuleert handelingsadviezen voor de
docenten, de ambulant begeleider helpt met het goed toepassen daarvan. De zorgcoördinator
organiseert overleg met alle betrokken leerkrachten om de handelingsadviezen toe te lichten, te
evalueren en bij te stellen en wordt door de mentor en de ambulant begeleider op de hoogte
gehouden van het proces.
Vier keer per jaar wordt met de ouders het proces besproken en worden de doelen geëvalueerd en
bijgesteld. In deze bespreking is naast de mentor en de ambulant begeleider ook de zorgcoördinator
of de intern begeleider betrokken. Bij elke leerling wordt vastgesteld wie vanuit het interne
onderwijsondersteuningsteam betrokken is op het proces, de intern begeleider of de
zorgcoördinator.
Voor de begeleiding van cluster 1 leerlingen geldt dat dit zich vooral richt op het aanpassen van
leermiddelen en leeromgeving, adviezen rond slechtziendheid voor het team en begeleiding van
ouders en leerling rond de uitstroom.
De zorgcoördinator van de school coördineert zaken die betrekking hebben op de cluster leerlingen,
de contacten met de ambulante begeleiders, het REC, de ouders en de leerling. Dat betekent niet dat
hij/zij bij alle besprekingen aanwezig is.
3.2.2 Externe hulpverlening
Wanneer een vraag van een leerling en/of ouders de mogelijkheden van school te boven gaan, kan
verwezen worden naar externe hulpverlening. Dit gebeurt altijd in samenwerking met de leerling en
zijn ouders. Voordat tot verwijzing naar externe hulpverlening wordt overgegaan, wordt intern
binnen de school de situatie besproken in het onderwijsondersteuningsteam. In dit team worden de
Onderwijsondersteuningsplan 2016-2020 ‘t Genseler
te volgen stappen bepaald en een verantwoordelijk persoon aangewezen die de leerling en/ of zijn
ouders gaat begeleiden naar de juiste weg.
Voor externe hulpverlening is vanaf 2015 een verwijzing nodig van de huisarts en/of vindt er
aanmelding plaats via de jeugdregisseur/jeugdconsulent bij het Zorgloket van de gemeente. Indien
van toepassing geven zij een indicatie af.
Ouders kunnen voor begeleiding en ondersteuning ook een beroep doen op Wijkracht. Zij bieden
speciale zorg en cliëntondersteuning in wijken en dorpen. Is er echter sprake van complexe
problematiek dan kan dit worden gemeld bij de jeugdregisseur/jeugdconsulent van de gemeente. Zij
kijken dan samen met ouders naar passende hulpverlening.
Daarnaast maakt de school gebruik van de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld. Dit is
een stappenplan dat gebruikt wordt bij eventuele meldingen bij het advies en meldpunt
kindermishandeling en/of het steunpunt voor huiselijk geweld (zie bijlage).
De belangrijkste hulpverlenende instellingen waar school mee samenwerkt zijn: Accare, Ambiq,
Equitrust, Aveleijn, van den Bent, Jeugdbescherming Overijssel, William Schrikker Stichting, UWV, het
zorgloket en de afdelingen WMO en Participatie van de gemeente, leerplicht, politie, Wijkracht en de
GGD.
3.2.3 Zorg Advies Team
Leden van het onderwijsondersteuningsteam vormen samen met deskundigen van buiten de school
het Zorgadviesteam (ZAT). Het ZAT bestaat uit een MT-lid, de zorgcoördinator en de maatschappelijk
werkende van ’t Genseler, de schoolarts, de maatschappelijk werkende van Wijkracht, de politie en
leerplichtambtenaar. Het ZAT vergadert elke zes weken op school. Na overleg in het
onderwijsondersteuningsteam van de school kan een leerling besproken worden in het ZAT. De
ouders worden hierover geïnformeerd. Voor leerlingen die in het ZAT besproken worden, geldt dat zij
vaak bekend zijn bij andere hulpverleningsinstanties; zij dreigen uit te vallen door
grensoverschrijdend gedrag, multi-problem thuissituatie en/of veelvuldig verzuim. Vanuit de
verschillende invalshoeken wordt met elkaar afgestemd om zo tot één plan van aanpak te komen.
Binnen het ZAT wordt afgesproken wie welke taken op zich neemt en wie dit terugkoppelt aan
ouders.
4. Ketenpartners bij verwijzingen
De ketenpartners bij verwijzing zijn VSO scholen (Korhoen ZML, OCR lz, Penta college, de
Leerwerktrajecten van de Kapstok, De Bouwsteen en Het Fundament ), Cluster 2 scholen ( Het
Maatman), ROC/ AOC en andere scholen voor Praktijkonderwijs en dagactiviteiten centra (DAC)
5. Positie ouders
5.1 Zorgplicht van de school
Ouders mogen verwachten dat scholen zorgen voor deskundig personeel. Omgekeerd mag van
ouders verwacht worden dat zij de school en de docent steunen in de gekozen aanpak en dat zij thuis
zo mogelijk complementair handelen.
De versterking van de positie van ouders, zowel op individueel als op collectief niveau, is een van de
speerpunten van passend onderwijs. Ouders kiezen een school en melden hun kind daar aan. Het
samenwerkingsverband moet zorgen voor een passende plek. De uitwerking van de zorgplicht
Onderwijsondersteuningsplan 2016-2020 ‘t Genseler
concentreert zich voor ouders op vier aspecten: informatie, communicatie, ondersteuning en
medezeggenschap.
5.2 Informatie bij de schoolkeuze
Ouders moeten inzicht hebben in de onderwijszorg die op de scholen in de buurt, stad of regio
wordt geboden. In het regionaal onderwijszorgplan zijn de profielen van de scholen beschikbaar en
voor ouders toegankelijk gemaakt.
5.3 Schriftelijke aanmelding en informatieplicht
De school zal na schriftelijke aanmelding door de ouders, na overleg met ouders, beoordelen of de
school -eventueel samen met haar ketenpartners- de noodzakelijke zorg kan bieden. Een
schriftelijke aanmelding betekent dat ouders toestemming geven voor het aanvragen van een TLV
voor Praktijkonderwijs of voor het bespreken van de leerlingen in de 10-14 commissie. Ouders
informeren de school daarbij over alle relevante zaken die de zorg rond hun kind betreft. De school
informeert de ouders over de basisonderwijsondersteuning en mogelijke extra
onderwijsondersteuning die zij kan bieden.
5.4 Proces van aanmelden en toelating
Als de school een passend aanbod kan bieden, wordt de leerling ingeschreven. Als dit niet het geval
is, is de school ervoor verantwoordelijk dat de leerling elders een passende plek krijgt. Ouders
worden in dit proces betrokken en desgewenst ondersteund. Afhankelijk van de afspraken hierover
binnen het samenwerkingsverband, biedt de school deze ondersteuning zelf, of maakt zij daarbij
gebruik van een dienst van het samenwerkingsverband (arrangementen). Uitgangspunt is dat ook in
deze periode onderwijs wordt geboden en dat dit waar mogelijk aansluit bij de wens van de ouders.
Ouders kunnen voor begeleiding en ondersteuning ook een beroep doen op instanties als Wijkracht
of de jeugdregisseur /jeugdconsulent.
5.5 Betrokkenheid ouders
De rol van ouders en de school bij onderwijs en opvoeding is niet gelijk, maar wel gelijkwaardig.
Vanuit deze grondhouding vindt de communicatie tussen school en ouders plaats. Ouders zijn
primair verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind, scholen zijn primair verantwoordelijk
voor het onderwijs. In de communicatie tussen ouders en scholen betekent dit onderscheid dat
ouders voor de school de rol van pedagogisch partner vervullen en dat de school voor de ouders de
onderwijskundige partner is. Daarbij zijn zij beiden gericht op hetzelfde doel: kinderen maximale
kansen bieden. Onderwijs en opvoeding zijn zo nauw met elkaar verbonden dat scholen en ouders
als partners moeten optrekken om deze gezamenlijke doelstelling te bereiken.
Partnerschap en heldere communicatie over rollen en verantwoordelijkheden bij onderwijs en
zorgtoewijzing helpen om vroegtijdig problemen in onderwijs en opvoeding te signaleren en daar
met een passende interventie op te reageren. Het is uiteindelijk de school die over de aard van de
interventie beslist, maar dit in overleg met ouders vastlegt. Eventuele ondersteunende taken van
ouders in de thuissituatie worden bij het planmatig handelen van de leerkracht betrokken en
vastgelegd. Voor het ontwikkelingsperspectief geldt dat dit na overleg met ouders door de school
wordt vastgesteld. Het leerlingvolgsysteem Presentis is een open systeem dat ook voor ouders
inzichtelijk is.
Ook als ouders vroegtijdig en volledig over de zorg rond hun kind zijn geïnformeerd en de
communicatie tussen school en ouders met respect voor beider rollen is verlopen, kan het zijn dat
Onderwijsondersteuningsplan 2016-2020 ‘t Genseler
ouders zich niet in het besluit van de school kunnen vinden. In gevallen waarbij het finale besluit
van de school vergaande gevolgen heeft voor kind en gezin, is er de mogelijkheid van een second
opinion door een onafhankelijke instantie, bijvoorbeeld een voorziening van een ander
samenwerkingsverband.
De second opinion betreft de kwaliteit van de onderbouwing voor het besluit van zorgtoewijzing.
Toch kan het dan nog voorkomen dat ouders het besluit niet accepteren.
Er is dan sprake van een conflict. In een dergelijke situatie kan mediation helpen om de
communicatie weer op gang te brengen en tot een geaccepteerde uitkomst te komen.
5.6 Inspraak van ouders
Naast het recht op individuele ondersteuning van ouders bij zorgtoewijzing aan hun kind is er ook
collectieve belangenbehartiging in de vorm van medezeggenschap.
Ouders hebben er belang bij om mee te beslissen over het onderwijszorgprofiel van de school en
over de toewijzing van (extra) onderwijszorgmiddelen. Het schoolbestuur zal daartoe een
transparant beleid voeren en ouders zullen daarbij als volwaardig gesprekspartner hun rol in de
medezeggenschap vervullen.
5.7 Professionele informatie-uitwisseling
Bij aanmelding op een school conformeren ouders zich aan de bepalingen zoals die in Wpo, Wvo en
Wec zijn opgenomen over informatie-uitwisseling door scholen met anderen over hun kind. Als de
noodzaak zich voordoet informeert de school de ouders hierover. De toestemming van ouders
wordt schriftelijk vastgelegd.
In het geval van informatie-uitwisseling over de vorderingen en resultaten van de leerling naar de
ouders toe, wordt gebruik gemaakt van de informatie uit het OPP, Presentis en op termijn het
Portfolio.
5.8 Informatie bij zorgtoewijzing
Als leerlingen in de loop van de schoolloopbaan een zorgvraag ontwikkelen die de
basisonderwijsondersteuning van de school overstijgt, worden ouders bij eerste signalering
daarover geïnformeerd. Samen met de ouders bekijkt de school welke extra
onderwijsondersteuning noodzakelijk is en hoe die gerealiseerd kan worden met extra hulp of
arrangementen, eventueel buiten de school. De inbreng van ouders over de thuissituatie en de
vraag hoe zij de problemen rond hun kind ervaren is voor de school vanaf de eerste signalering van
belang om tot een goede keuze van zorgtoewijzing te komen. De school ziet ouders hierbij als een
gelijkwaardige gesprekspartner. Ouders moeten er op kunnen vertrouwen dat de school in het
belang van hun kind handelt en op basis van wederzijds gedeelde informatie tot een passend
aanbod komt.
6. Scholing en deskundigheidsbevordering medewerkers in algemene zin
6.1 Met betrekking tot: omgaan met verschillen
Regelmatig worden studiedagen/werkmiddagen georganiseerd waaraan, afhankelijk van het thema,
het gehele team of een deel daarvan deelneemt. Vanwege een steeds veranderende
teamsamenstelling blijven kennis, ervaring en erfgoed niet voor langere tijd schoolbreed
gewaarborgd. Dit betekent dat er ook op individueel niveau scholing op maat moet worden
aangeboden. Daarvoor is er het individuele scholingsplan. Middels dit plan verantwoordt de
individuele collega zijn deskundigheidsbevordering. In samenspraak met de teamleider wordt 50
procent van de voor scholing beschikbare uren vastgelegd in het individuele scholingsplan.
Onderwijsondersteuningsplan 2016-2020 ‘t Genseler
6.2 Met betrekking tot: oplossingsgericht werken
De school heeft gekozen voor de methodiek “oplossingsgericht werken”, als wijze waarop wij binnen
de school met elkaar om willen gaan. Omgang tussen leerkrachten en leerlingen is gericht op
oplossingen en het in de toekomst voorkomen van problemen. Collega’s leren op theoretische en
praktische wijze gespreksvaardigheden die erop gericht zijn om beter naar elkaar te luisteren. De
leerlingen worden begeleid in het zelf vinden van oplossingen (op zo’n breed mogelijk gebied). De
school pakt kwesties professioneel aan; de leerlingen en ouders hebben een stem en worden
veelvuldig bij schoolzaken betrokken.
7. Positie van het ’t Genseler binnen het samenwerkingsverband Hengelo 2302 VO
’t Genseler participeert in de sub-regio Hengelo van het samenwerkingsverband 2302 VO, naast
Noord Oost Twente en Enschede.
De zorgcoördinator heeft in dat kader zitting in het zorgplatform Hengelo. In dit overleg wordt de
leerling problematiek gesignaleerd. Besproken worden de school overschrijdende zorg, de sluitende
aanpak van zorg in de sub-regio Hengelo en kenmerken van zorgleerlingen. Regelmatig sluit de
directeur van het SWV 2302 VO aan bij dit overleg, zodat steeds geanticipeerd kan worden op de
actualiteit en de besluitvorming binnen 2302 VO.
Onderwijsondersteuningsplan 2016-2020 ‘t Genseler
Bijlage
Meldcode
Stappenplan m.b.t melding bij het Advies- en meldpunt Kindermishandeling(AMK) of het steunpunt
Huiselijk Geweld.
Definitie kindermishandeling
Kindermishandeling is elke vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige
interactie van fysieke, psychische of seksuele aard die de ouders of andere personen ten opzichte
van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of onvrijheid staat, actief of passief
opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de
minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.
Onder deze definitie vallen alle vormen van mishandeling: lichamelijke mishandeling en
verwaarlozing, psychische mishandeling en verwaarlozing en seksueel misbruik van kinderen.
Onder kindermishandeling wordt ook verstaan als het kind getuige is van huiselijk geweld tussen
andere huisgenoten.
Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer gepleegd is. De
huiselijke kring bestaat uit: gezin, familie, huisvriend, (ex)partner. Onder huiselijk geweld valt;
partnergeweld, oudermishandeling, ouderenmishandeling (65+) eergerelateerd geweld en
kindermishandeling.
Dit stappenplan is gebaseerd op de huidige procedure.
Stap 1: Het in kaart brengen van de signalen
De leerkracht brengt de signalen, die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling
bevestigen of ontkrachten, in beeld en legt deze vast. Hij probeert zich bij de feiten te houden en legt
de contacten over de signalen vast.
Stap 2: Collegiale consultatie
De leerkracht bespreekt met de intern begeleider zijn vermoedens en bespreekt de signalen. Er
worden meerdere collega’s gevraagd naar signalen. Deze signalen worden verzameld, vastgelegd en
de intern begeleider geeft bij de zorgcoördinator aan dat de leerling besproken moet worden in het
onderwijsondersteuningsteam.
Stap 3: Overleg onderwijsondersteuningsteam
De leerling wordt ingebracht bij het onderwijsondersteuningsteam. Het
onderwijsondersteuningsteam bestaat uit: teamleider onderbouw, (tevens voorzitter zorgoverleg),
teamleider bovenbouw (als het over bovenbouw leerlingen gaat), zorgcoördinator, twee intern
begeleiders, orthopedagoog, schoolmaatschappelijk werker en een notulist. Er wordt een plan van
aanpak opgesteld. Het is belangrijk te weten wie welke taken op zich neemt. Dat wordt tijdens dit
overleg afgesproken en vastgelegd in de notulen. Er wordt een datum afgesproken waarop de
leerling opnieuw in het onderwijsondersteuningsteam besproken wordt en waar de betrokkenen zijn
bevindingen inbrengt. In deze fase kan besloten worden de leerling in te brengen bij het Zorg Advies
Team (ZAT)van de school. Het ZAT bestaat uit: teamleider onderbouw (voorzitter), zorgcoördinator ’t
Genseler, schoolmaatschappelijk werker ’t Genseler, politie, maatschappelijk werker van Wijkracht,
leerplichtambtenaar, schoolarts en notulist. In beide overleggen kan besloten worden advies te
vragen bij het AMK of steunpunt Huiselijk Geweld. Advies vragen kan anoniem.
Onderwijsondersteuningsplan 2016-2020 ‘t Genseler
Stap 4: Nader onderzoek
In deze fase wordt het plan van aanpak uitgevoerd. Er wordt met de leerling en de ouders gesproken.
In deze fase is het van belang dat het doel van het gesprek wordt uitgelegd, de feiten besproken
worden, de leerling en ouders worden uitgenodigd om hier een reactie op te geven, en geef zo
mogelijk een interpretatie van hetgeen er gehoord, gezien en waargenomen is.
Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden
De uitkomsten van het onderzoek wordt besproken in het onderwijsondersteuningsteam. In deze
fase wordt beslist of er hulp in het vrijwillig kader ingezet kan worden. Is dit niet het geval dan kan er
advies gevraagd worden bij het AMK of steunpunt Huiselijk Geweld wanneer dit al niet in een eerder
stadium gedaan is. In alle gevallen waarbij er overwogen wordt om te melden, wordt eerst advies
gevraagd bij het AMK of steunpunt Huiselijk Geweld. Er wordt niet gemeld op persoonlijke titel, maar
onder verantwoording van de directie van de school.
Het doen van een melding zonder dat de signalen met de leerling en zijn ouders besproken zijn, is
alleen mogelijk als de veiligheid van de leerling, jezelf, of anderen in het geding is.
Aandachtsfunctionarissen met betrekking tot de meldcode zijn mevr. Hamburg, zorgcoördinator en
mevrouw Rakers, schoolmaatschappelijk werker.