SCHELDETOPICS: ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN · Voor concrete resultaten is het nog...

13
MEI 2016 – JAARGANG 1, EDITIE 1 © Edwin Paree, Rijkswaterstaat Meer weten over monitoringresultaten? Benieuwd wat het onderzoek van de Agenda voor de Toekomst oplevert? Met Scheldetopics, het nieuwe e-zine van de VNSC, volgt u alles over onderzoek en monitoring in het Schelde- estuarium op de voet. Wat is Scheldetopics? Een gloednieuw, viermaandelijks e-zine, toegespitst op onderzoek en monitoring in het Schelde-estuarium: dat is Scheldetopics. De Agenda voor de Toekomst vormt de rode draad. Scheldetopics is de ideale aanvulling op de drie- maandelijkse Scheldenieuwsbrief. Wat komt aan bod? We werpen een blik op het terreinwerk, geven inzicht in de laatste metingen, brengen verslag uit van workshops en seminaries en berichten over tussentijdse onderzoeks- resultaten. Een greep uit de thema’s? Natuur, zoetwater, getij-indringing, monitoring en sediment. Met Scheldetopics volgt u onderzoek en monitoring in het Schelde-estuarium op de voet. Waar kan ik Scheldetopics lezen? Elke editie van Scheldetopics is volledig beschikbaar op www.vnsc.eu/publicatie/nieuwsbrief-scheldetopics. Ontvangt u Scheldetopics nog niet als nieuwsbrief in uw mailbox? Schrijf dan snel online in. SCHELDETOPICS: ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN > Nieuw e-zine zet onderzoek binnen VNSC in de kijker. Scheldetopics: een nieuw e-zine over onderzoek en monitoring in het Schelde-estuarium. © Edwin Paree, Rijkswaterstaat

Transcript of SCHELDETOPICS: ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN · Voor concrete resultaten is het nog...

Page 1: SCHELDETOPICS: ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN · Voor concrete resultaten is het nog te vroeg. De gegevens worden eerst in een rapport opgenomen dat wordt ingebracht

MEI 2016 – JAARGANG 1, EDITIE 1

© E

dwin

Par

ee, R

ijksw

ater

staa

t

Meer weten over monitoringresultaten? Benieuwd wat het onderzoek van de Agenda voor de Toekomst oplevert? Met Scheldetopics, het nieuwe e-zine van de VNSC, volgt u alles over onderzoek en monitoring in het Schelde- estuarium op de voet.

Wat is Scheldetopics?Een gloednieuw, viermaandelijks e-zine, toegespitst op onderzoek en monitoring in het Schelde-estuarium: dat is Scheldetopics. De Agenda voor de Toekomst vormt de rode draad. Scheldetopics is de ideale aanvulling op de drie-maandelijkse Scheldenieuwsbrief.

Wat komt aan bod?We werpen een blik op het terreinwerk, geven inzicht in de laatste metingen, brengen verslag uit van workshops en seminaries en berichten over tussentijdse onderzoeks-resultaten. Een greep uit de thema’s? Natuur, zoetwater, getij-indringing, monitoring en sediment.

Met Scheldetopics volgt u onderzoek en monitoring in het Schelde-estuarium op de voet.”

Waar kan ik Scheldetopics lezen?Elke editie van Scheldetopics is volledig beschikbaar op www.vnsc.eu/publicatie/nieuwsbrief-scheldetopics. Ontvangt u Scheldetopics nog niet als nieuwsbrief in uw mailbox? Schrijf dan snel online in.

SCHELDETOPICS: ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN> Nieuw e-zine zet onderzoek binnen VNSC in de kijker.

Scheldetopics: een nieuw e-zine over onderzoek en monitoring in het Schelde-estuarium.

© E

dwin

Par

ee, R

ijksw

ater

staa

t

Page 2: SCHELDETOPICS: ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN · Voor concrete resultaten is het nog te vroeg. De gegevens worden eerst in een rapport opgenomen dat wordt ingebracht

ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN

MEI 2016 – JAARGANG 1, EDITIE 1

© Edwin Paree, Rijkswaterstaat

VELDONDERZOEK MOET KENNIS WESTERSCHELDE VERFIJNEN> Medewerkers van Rijkswaterstaat doen terreinbezoeken aan de platen en slikken van de

Westerschelde om de kennis te vergroten.

Stappen en metenMarco Schrijver, adviseur morfologie en waterveiligheid bij Rijkswaterstaat: “We gebruiken allerlei methodes om de platen en de geulen in de gaten te houden, zoals bodemme-tingen en monstername. Met remote sensing volgen we de gebieden ook op via luchtbeelden. Ieder jaar worden de kwa-liteitsparameters uit de vergunning getoetst. Verder is er ook het tweejaarlijkse voortgangsrapport. Toch merken we dat er hier en daar nog blinde vlekken in onze kennis zitten. Monitoring kan arbeidsintensief zijn: in het verleden hebben we vooral lokaal detailmetingen gedaan. Nu voegen we daar kwalitatieve onderzoeken over een groter gebied aan toe. Als je een gebied beloopt, kan je het immers op een heel andere manier observeren dan met gerichte metingen.”

Hoe goed kennen we de Westerschelde eigenlijk? Er wordt jaarlijks gemeten, geanalyseerd en gerapporteerd. En toch zijn we nog niet op de hoogte van alle details. Daar willen medewerkers van Rijkswaterstaat nu verandering in bren-gen - met nog meer veldbezoeken.

Baggerspecie afzetten langs plaatranden in de Wester-schelde, maar dan op zo’n manier dat het meergeulenstelsel en het ecosysteem in stand gehouden worden: dat is flexi-bel storten. Daarvoor moeten keuzes worden gemaakt in deelgebieden binnen grote stortvakken in hoofd- en neven-geulen. De werkgroep Flexibel Storten binnen de kerngroep Onderzoek en Monitoring evalueert voortdurend de stand van zaken op de platen en in de geulen van de Wester-schelde. Dat is belangrijk, want alleen zo weten we zeker of flexibel storten ook echt werkt.

De Zimmermangeul op de Plaat van Valkenisse.

© M

arco

Sch

rijv

er, R

ijksw

ater

staa

t

Page 3: SCHELDETOPICS: ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN · Voor concrete resultaten is het nog te vroeg. De gegevens worden eerst in een rapport opgenomen dat wordt ingebracht

ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN

MEI 2016 – JAARGANG 1, EDITIE 1

© Edwin Paree, Rijkswaterstaat

En dus trokken de medewerkers hun waadpakken aan. Marco Schrijver: “Voor dit jaar zijn er vier veldverkenningen gepland. We trekken er telkens met een beperkt aantal mensen op uit, verdeeld over één à twee groepjes. Dan letten we vooral op morfologische parameters als waterbeweging en sediment, maar waar het zich aandient, noteren we ook de aanwezig-heid van vogels en bodemdieren. Die gegevens worden samen met de gelopen routes vastgelegd op een veldcomputer. Daarnaast nemen we foto’s, die eenvoudig aan de meetpun-ten en de route kunnen worden gekoppeld.”

PlatenOndertussen zijn er al twee veldverkenningen achter de rug. Marco Schrijver: “Op 8 april hebben we de Plaat van Valke-nisse bezocht, en op 22 april de Plaat van Walsoorden. De laatste kennen we op bepaalde delen vrij goed, omdat er daar aan flexibel storten wordt gedaan. Maar de Plaat van Val-kenisse is voor een groot deel onbekend terrein. Omdat het geheel van beide platen de laatste jaren erg aan het verande-ren is, wilden we daar een kijkje gaan nemen.”

Het werd een indrukwekkende ervaring. “De Plaat van Val-kenisse zelf is erg omvangrijk, en de Zimmermangeul, die er bovenlangs loopt, is aan het verondiepen”, vertelt Marco Schrijver. “We wilden dus vooral bekijken wat het effect is van die verandering op en rond de plaat. Op delen van die plaat is een grootschalige zandbeweging zichtbaar. Bovendien hadden we op de luchtfoto’s gezien dat er diverse vloedscha-ren ontstaan. Die hebben we bezocht om de ontwikkeling te bekijken en vast te stellen of er mogelijk een nieuwe geul kan ontstaan. Dat laatste lijkt niet het geval te zijn.”

LaagdynamischMaar dat is niet alles. De verkenners bekeken op de platen ook de dynamiek van de bodem om de ecologische toestand ervan te beoordelen. Marco Schrijver legt uit: “In gebieden met een hoge dynamiek, of hoogdynamisch areaal, is de bodem door golven of getijstroming veel en vaak in bewe-ging. Die wordt veroorzaakt door sedimenttransporten en verplaatsingen van (mega)ribbels. Door die bewegingen krij-gen bodemdieren er minder kans. Met andere woorden: de aanwezigheid van bodemleven staat in direct verband met de beweeglijkheid van de bodem. In gebieden met laagdyna-misch areaal is die beweeglijkheid van de bodem veel beperk-ter. Die gebieden worden gekenmerkt door een rijk bodem-leven. Ecologisch gezien zijn ze erg waardevol. Want al dat bodemleven is – letterlijk – de voedingsbodem voor vissen en vogels in het gebied. Door de dynamiek ter plaatse te bekijken en te combineren met waarnemingen van bodemdieren in de

diverse gedeelten van de plaat of het slik, krijgen we dus een algemene indruk van de toestand van de plaat.”

De verkenners wisten precies waar ze heen moesten. Marco Schrijver: “We hebben fotobeelden van 2015 en 2012 ver-geleken en daaruit bleek dat een groot deel van de Plaat van Valkenisse laagdynamisch was geworden. Daarom zijn we ter plaatse de dynamiek, het sediment en de aanwezigheid van bodemdieren gaan controleren. Onze bevindingen kwamen overeen met de resultaten van de fotobeelden. Conclusie: de laatste drie jaar heeft de Plaat van Valkenisse er inderdaad een stuk laagdynamisch areaal bijgekregen. Uit dit soort vaststellingen blijkt dat de combinatie van reguliere metingen met veldverkenningen een prima methode is om een goed inzicht te krijgen in de ontwikkelingen van een locatie. Als we het op regelmatige basis doen, kunnen we een gedegen gebiedskennis opbouwen en in stand houden.”

RapportageVoor concrete resultaten is het nog te vroeg. De gegevens worden eerst in een rapport opgenomen dat wordt ingebracht in het overleg van de projectgroep Flexibel Storten. “Maar onze informatie is ook nuttig voor andere projectgroepen, zoals Slib, Natuur en Storten en Meergeulenstelsel. We zullen onze resultaten dus ook zeker met hen delen, én met de vol-ledige kerngroep Onderzoek en Monitoring.”

De datums voor de volgende veldbezoeken zijn nog niet bekend. Marco Schrijver: “Dat hangt af van de beschikbaar-heid van de mensen en van lopende vragen binnen de pro-jecten. Zoals het er nu naar uitziet doen we dit jaar nog een veldverkenning op de Hooge Platen. Hoe dan ook blijven we de komende jaren veldverkenningen doen in diverse gebieden. Zo houden we onze veldkennis up-to-date en brengen we de evoluties op het terrein beter in kaart.”

We zijn ter plaatse de dynamiek, het sediment en de aanwezigheid van bodemdieren gaan controleren.”

MARCO SCHRIJVER

Page 4: SCHELDETOPICS: ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN · Voor concrete resultaten is het nog te vroeg. De gegevens worden eerst in een rapport opgenomen dat wordt ingebracht

ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN

MEI 2016 – JAARGANG 1, EDITIE 1

© Edwin Paree, Rijkswaterstaat

AGENDA VOOR DE TOEKOMST: DE TUSSENBALANS > Het eerste onderzoeksprogramma voor de

Agenda van de Toekomst is halverwege. In 2016 is het tijd voor een stand van zaken.

Twee jaar intensief onderzoek achter de rug, nog twee jaar voor de boeg: hoe gaat het intussen met het eerste onderzoeksprogramma van de Agenda voor de Toekomst? Dit jaar brengt de VNSC de stand van zaken onder de aandacht met diverse communicatie-initiatieven. Met bijzondere aandacht voor de wensen en belangen van de stakeholders.

Eind 2013 stelde de Vlaams-Nederlandse Scheldecom-missie haar Agenda voor de Toekomst op. Uit onderzoek was immers gebleken dat het Schelde-estuarium duur-zame oplossingen nodig heeft om de uitdagingen van de toekomst aan te pakken. Zo stond het ook in de aan-bevelingen van de eerste evaluatie van het verdrag Beleid en Beheer. Dat verdrag hadden Nederland en Vlaanderen in 2005 opgesteld om hun samenwerking in het Schelde- estuarium nog beter op elkaar af te stemmen. Het trad eind 2008 in werking en wordt om de vijf jaar geëvalueerd.

SchelderaadDe Agenda voor de Toekomst ging in 2014, na die eerste evaluatie, van start met een eerste onderzoeksprogramma voor vier jaar. Anno 2016 zijn we halverwege. De kerngroep Onderzoek en Monitoring van de VNSC, die instaat voor het integrale onderzoeksprogramma binnen de VNSC, grijpt die gelegenheid aan om een tussenbalans op te maken. Een heel jaar lang zijn er bijzondere communicatieacties gepland met als doel om de resultaten van het onderzoek toegankelijk te maken: voor het brede publiek, maar vooral ook voor de belanghebbenden in de Schelderaad.

De Schelderaad, het officiële adviesorgaan van de VNSC, is het forum voor alle stakeholders in het Schelde-estua-rium. Ze brengt onafhankelijke adviezen uit, waarmee de VNSC rekening houdt in haar werking. Voordat de VNSC verdere beslissingen neemt over het beleid en beheer van het Schelde-estuarium, wil ze het met haar stakeholders eens raken over de feiten. Daarvoor is de Schelderaad het ideale forum.

Tussentijdse resultaten“Het eerste onderzoeksprogramma van de Agenda voor de Toekomst neemt zeker vier jaar in beslag”, zegt Joost Backx, senior adviseur bij Rijkswaterstaat en Nederlands voorzitter van de kerngroep Onderzoek en Monitoring. “De onderzoeken lopen nog volop, maar eind vorig jaar kregen we al enkele resultaten binnen. Dit jaar verwachten we nog meer resultaten. Daar willen we nu al over communiceren, zelfs al zijn nog niet alle bevindingen definitief. Dat hebben we zo afgesproken met de Schelderaad toen we het onder-zoeksprogramma lanceerden.”

De afgelopen jaren heeft de VNSC flink aan het draagvlak voor haar onderzoek gebouwd. De Schelderaad werd regel-matig geïnformeerd over belangrijke onderzoeksthema’s, en experts uit de kerngroep Onderzoek en Monitoring kwamen toelichting geven tijdens de vergaderingen. Onderzoek is ook een vooraanstaand thema op het jaarlijkse Schel-desymposium, waar de VNSC een nog breder publiek bereikt. Waarom dan nog meer communiceren? Youri Meersschaut, celhoofd Milieu en Informatica bij het departement Mobili-teit en Openbare Werken en Vlaams voorzitter van de kern-groep Onderzoek en Monitoring: “We merken toch dat heel wat belanghebbenden concretere info en snellere updates verwachten. Omgekeerd is de VNSC ook vragende partij om meer input te ontvangen vanuit de Schelderaad. Net daarom hebben we beslist de communicatie over het onderzoek in 2016 fors op te schroeven.”

Eind 2016 maakt de VNSC een tussenbalans op in het kader van de Agenda voor de Toekomst.

© C

hris

Lou

wer

se

Page 5: SCHELDETOPICS: ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN · Voor concrete resultaten is het nog te vroeg. De gegevens worden eerst in een rapport opgenomen dat wordt ingebracht

ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN

MEI 2016 – JAARGANG 1, EDITIE 1

© Edwin Paree, Rijkswaterstaat

Informatie uit de eerste handZo organiseert de kerngroep Onderzoek en Monitoring vanaf dit jaar twee vergaderingen waar stakeholders aan kunnen deelnemen. Op die manier krijgen ze de belangrijke informatie over onderzoek en monitoring uit de eerste hand. Een eerste bijeenkomst, in maart, is intussen ach-ter de rug. De volgende zal plaatsvinden in het najaar. De tussenbalans zal centraal staan tijdens de vergaderingen van de Schelderaad dit jaar en wordt ook het thema van het Scheldesymposium in november. Maar er is meer. Youri Meersschaut: “Op de website van de VNSC komen projectfiches met de stand van zaken van de projecten. En de nieuwe digitale publicatie Scheldetopics, die expliciet focust op onderzoek, is natuurlijk ook een manier om de tussenbalans onder de aandacht te brengen.”

De eerste samenkomst voor de leden van de Schelderaad vond plaats op 17 maart. Luc Willems, voorzitter van de Schelderaad, is positief: “De VNSC heeft een eerste tus-senbalans gegeven bij de lopende projecten. Het was een geanimeerd gesprek met de stakeholders, die aangaven op welke onderdelen zij een meerwaarde kunnen bieden. Ze schoven drie grote thema’s naar voren: de invloed van de getijslag, zoetwater en natuur. Op de volgende verga-deringen gaan de experts van de VNSC en de stakeholders daarover in gesprek. De resultaten van de studies dienen zich binnenkort aan. Die moeten dan vertaald worden in beleidsmaatregelen. Een goede communicatie tussen de VNSC en de Schelderaad blijft cruciaal als we onze rol als adviesplatform naar behoren willen vervullen.”

De stap naar maatregelenDe eerste echte maatregelen zal de VNSC pas uitstippelen bij de volgende evaluatie van het verdrag Beleid en Beheer in 2018. Youri Meersschaut: “Die maatregelen zullen gestoeld zijn op het onderzoek dat we nu voeren. De nauwe betrokkenheid van de Schelderaad bij de onderzoeken vergroot de kans op een breed draagvlak: niet alleen voor het onderzoek, maar ook voor de maatregelen die eruit voortvloeien.”

Getijslag, zoetwater en natuur: dat zijn de thema’s die de stakeholders behandeld willen zien in de tussenbalans.”

LUC WILLEMS

MAART JUNI JUNI SEPTEMBER/OKTOBER NOVEMBER DECEMBER

Voorbereidende vergadering Schelderaad

Kerngroep Onderzoek

en Monitoring

Schelderaad Kerngroep Onderzoek en Monitoring

Scheldesymposium Schelderaad

DE TUSSENBALANS 2016

Page 6: SCHELDETOPICS: ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN · Voor concrete resultaten is het nog te vroeg. De gegevens worden eerst in een rapport opgenomen dat wordt ingebracht

ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN

MEI 2016 – JAARGANG 1, EDITIE 1

© Edwin Paree, Rijkswaterstaat

TWEEDE EVALUATIE VAN HET SCHELDE-ESTUARIUM OPGESTART> Hoe natuurlijk, veilig en toegankelijk is het Schelde-estuarium?

De T2015-evaluatierapportage zoekt het uit.

T2015 is het tweede evaluatierapport van het Schelde-estuarium.

De veiligheid, toegankelijkheid en natuurlijkheid van het Schelde-estuarium worden om de zes jaar gewikt en gewo-gen met een rapportage. Met T2015 is die rapportage aan haar tweede editie toe. Het is nu al een onmisbare bouw-steen voor het beleid en beheer in het estuarium.

Een duurzaam en dynamisch beheer van de Schelde: dat is het doel van een hele reeks afspraken die Nederland en Vlaan-deren maakten onder de hoede van de VNSC. Om na te gaan of die afspraken het gewenste effect hebben, laat de VNSC

om de zes jaar een evaluatierapport opmaken. De beheer-ders Rijkswaterstaat, de afdeling Maritieme Toegang van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, het Agentschap voor Natuur en Bos en de Vlaamse Milieumaatschappij bege-leiden de opdracht in samenwerking met onderzoeksinstel-lingen Deltares, het Waterbouwkundig Laboratorium en het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek. Dat rapport geeft aan waar het goed en minder goed gaat in het estuarium en is een cruciaal instrument voor de beheerders.

Page 7: SCHELDETOPICS: ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN · Voor concrete resultaten is het nog te vroeg. De gegevens worden eerst in een rapport opgenomen dat wordt ingebracht

ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN

MEI 2016 – JAARGANG 1, EDITIE 1

© Edwin Paree, Rijkswaterstaat

Eerste rapportHet eerste evaluatierapport, T2009, werd opgeleverd in 2011 en geldt als de referentie voor de vervolgevaluaties. Het rapport beschrijft de toestand van het Schelde- estuarium met het oog op de drie hoofddoelstellingen uit het verdrag Beleid en Beheer: natuur, veiligheid en toegankelijkheid. Dat gebeurde aan de hand van zeven parameters, zoals vastgelegd is in de ‘evaluatiemetho-diek Schelde-estuarium’. Het gaat om dynamiek van de waterbeweging, bevaarbaarheid, plaat- en geulsystemen, leefomgeving, waterkwaliteit, ecologisch functioneren en flora en fauna.

Kirsten Beirinckx van de afdeling Maritieme Toegang van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken: “In T2009 scoorden de meeste globale indicatoren nog negatief, al merkten we voor waterkwaliteit wel een dui-delijke positieve trend. Voor flora en fauna was het beeld gemengder. De trend bij zeehonden was positief, maar een aantal andere dieren en planten namen juist af in aantal of diversiteit. De oorzaken zijn niet altijd even gemakkelijk te achterhalen. Een aantal elementen analyseren we nog nauwkeuriger in afzonderlijke studies.”

Verbeterd en verfijndT2015 zal data over het Schelde-estuarium analyseren van 2010 tot en met 2015. “De methodiek is grotendeels dezelfde als bij T2009”, zegt Kirsten Beirinckx. “Maar we hebben ze wel verbeterd en verfijnd op basis van onze ervaringen. Zo merkten we bijvoorbeeld dat de parameters voor het onderdeel leefomgeving de na te streven kwaliteit nog niet goed konden weergeven. Die hebben we dus aan-gepast.”

“We houden ook rekening met de gewijzigde omstandig-heden. Neem de derde Scheldeverruiming, waardoor sche-pen met een diepgang tot 13,10 meter vlot de haven van Antwerpen kunnen bereiken. Die verruiming is afgerond in 2010, dus T2015 is de eerste evaluatierapportage sinds de uitvoering van dat project. Maar die projecten worden natuurlijk ook afzonderlijk geëvalueerd en opgevolgd.”

“De opmaak van T2015 werd onlangs gegund door mid-del van een Europese aanbesteding”, zegt Inger van den Bosch, adviseur mariene ecologie bij Rijkswaterstaat. “De selectie gebeurde aan de hand van een Economisch Meest Voordelige Inschrijvingsbeoordeling. Het consortium van HKV, Bureau Waardenburg en Antea Group België kwam als beste uit de bus.”

We hebben de parameters voor het onderdeel leefomgeving aangepast ten opzichte van 2009.”

KIRSTEN BEIRINCKX

Vijf stappenT2015 moet afgerond zijn tegen midden 2018. “Momen-teel zitten we in de eerste van vijf fasen: het bundelen van de data. Die komen uit het monitoringprogramma MONEOS, dat Vlaanderen en Nederland samen hebben opgezet. In de tweede stap, de analysefase, worden bere-keningen op de parameters uitgevoerd. Daarna komt de evaluatiefase, waarbij alle resultaten aan elkaar worden gelinkt en het consortium op zoek gaat naar verklarin-gen. Net als in T2009 is de vierde fase de evaluatie van de methodiek. Als de evaluatie volledig achter de rug is, kan het consortium nagaan welke elementen van de evaluatie-methodiek goed werkten en welke niet, en wat er verbeterd kan worden tegen T2021.”

Tot slot maakt het consortium een samenvatting van het evaluatierapport. “Zo’n rapport telt algauw 400 pagina’s. Vandaar de samenvatting: die maakt het geheel behapbaar voor het VNSC-bestuur en de stakeholders in de Schelde-raad. Zo weten zij snel waar het goed gaat en waar het minder goed gaat, en hoe daar dynamisch mee kan worden omgegaan in het beleid en beheer van het gebied”, zegt Inger van den Bosch.

“Eventuele vragen of onderzoekswensen die voortkomen uit T2015 behandelen we binnen de Agenda voor de Toe-komst.”

Page 8: SCHELDETOPICS: ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN · Voor concrete resultaten is het nog te vroeg. De gegevens worden eerst in een rapport opgenomen dat wordt ingebracht

ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN

MEI 2016 – JAARGANG 1, EDITIE 1

© Edwin Paree, Rijkswaterstaat

SYSTEEMOMSLAG: ONDERZOEKERS VERGELIJKEN EEMS EN SCHELDE> Wetenschappers zijn de oorzaken van een ‘systeemomslag’ in riviermondingen op het spoor.

Tijdens een workshop wisselden ze kennis uit.

We kunnen heel wat leren van de Eems voor het onderzoek van de Schelde.

Op 11 en 12 februari 2016 kwamen zo’n zestig experts uit Duitsland, Nederland en Vlaanderen samen in Amersfoort voor de vierde workshop Eems- en Scheldeonderzoek. Samen bogen ze zich over de laatste ontwikkelingen van het onderzoek naar water- en slibbeweging in de Eems en het Schelde-estuarium.

De Eems, een rivier in het noorden van Duitsland die in aantal opzichten op de Schelde lijkt, heeft te maken gekregen met een systeemomslag. Daarbij neemt het slib op korte tijd zeer sterk toe, zodat het water ‘hyper-

troebel’ wordt. Het zonlicht dringt niet meer voldoende in het water door en de zuurstofconcentratie neemt af. Dat betekent de doodsteek voor het leven in de rivier. Boven-dien moet het slib geregeld weggebaggerd worden om de rivier bevaarbaar te houden. Onderzoekers zoeken nu uit welke mechanismen deze systeemomslag in de hand hebben gewerkt. Op 11 en 12 februari deelden ze tijdens een workshop hun kennis met onderzoekers en beheerders uit Duitsland, Nederland en Vlaanderen. Dat was de vierde workshop over dit onderzoek.

Page 9: SCHELDETOPICS: ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN · Voor concrete resultaten is het nog te vroeg. De gegevens worden eerst in een rapport opgenomen dat wordt ingebracht

ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN

MEI 2016 – JAARGANG 1, EDITIE 1

© Edwin Paree, Rijkswaterstaat

Kijk en vergelijkDe workshop werd georganiseerd door wetenschappers van de Universiteit Utrecht en de Technische Universiteit Delft. Professor Huib De Swart van Universiteit Utrecht doet al jaren onderzoek naar de ontwikkeling van slib en troebelheid in de Schelde. “De workshop paste in het project Future Ems en sluit aan bij een onderzoeksproject in het Schelde-estuarium”, vertelt De Swart. “In het project Future Ems bestuderen we de problematiek van hypertroebelheid en de systeemomslag in de Eems aan de hand van diverse doctoraatsstudies en diverse deelprojecten. De focus van de workshop lag op de Eems en de Schelde, maar andere rivieren met vergelijkbare problemen, zoals de Guadalquivir in Zuid-Spanje, kwamen ook aan bod. Door al die data en kennis samen te brengen, kunnen we het probleem beter in kaart brengen. Dat helpt ons om oplossingen voor de Eems te vinden en soortgelijke problemen in de Schelde te voor-komen.”

GetijslagFrederik Roose, projectcoördinator Onderzoek en Moni-toring bij het Departement van Mobiliteit en Openbare Werken, is nauw betrokken bij het onderzoek naar hyper-troebelheid in de Schelde. Hij heeft de workshop met belangstelling bijgewoond. “Het is goed om meer inzicht te krijgen in de mechanismen die tot een systeemomslag kunnen leiden. Met die kennis kunnen we kijken of een systeemomslag werkelijk aan de orde is in de Schelde. Door gegevens te vergelijken die een systeemomslag in de hand kunnen werken en de achterliggende processen te modelleren, willen we meer inzicht krijgen in de situatie. Concreet bestuderen we de waterbeweging en slibproble-matiek, inclusief zoutuitwisseling en de rol van de getijslag in dit alles.”

We willen meer inzicht krijgen in de mechanismen die tot een systeemomslag kunnen leiden.”

FREDERIK ROOSE

Die getijslag, of het verschil tussen de hoog- en laagwa-terstand, is de afgelopen eeuw zowel in de Eems als in de Schelde almaar toegenomen. In Tielrode is het verschil tussen hoog- en laagwater zelfs met 30 % gestegen. Géén goede zaak, volgens experts. De toegenomen getijslag zou een van de oorzaken kunnen zijn voor een systeemom-slag. Hoe meer getijslag, hoe groter de veranderingen in de stroming. Bovendien kan er extra slib het estuarium binnenkomen. Dan is de link met hypertroebelheid snel gelegd. Een ontwikkeling om in de gaten te houden.

Projectgroep SlibHet Future Ems-project loopt af in 2016, maar veel onder-zoekers zijn geïnteresseerd in nieuwe workshops om hun onderzoeksresultaten te delen en te vergelijken. Ook voor de beheerders zijn de sessies interessant. Frederik Roose: “De onderwerpen die tijdens de workshops aan bod komen, sluiten aan bij het eerste onderzoeksprogramma van de Agenda voor de Toekomst. De projectgroep Slib van de werkgroep Onderzoek en Monitoring houdt zich bezig met slibproblematiek en het risico op een systeemomslag. We bekijken nu of we in het kader van volgende estuariene projecten geen vergelijkbare workshops op touw kunnen zetten.”

Page 10: SCHELDETOPICS: ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN · Voor concrete resultaten is het nog te vroeg. De gegevens worden eerst in een rapport opgenomen dat wordt ingebracht

ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN

MEI 2016 – JAARGANG 1, EDITIE 1

© Edwin Paree, Rijkswaterstaat

“OUDE EN NIEUWE MAATREGELEN ZIJN SUCCESFORMULE VOOR DUURZAAM NATUURBEHEER”> Aan de natuur in Westerschelde &

Saeftinghe wordt hard gewerkt. Met bestaande maatregelen én met het nieuwe Natura 2000-beheerplan.

Samen met zes andere Deltawateren maakt Wester-schelde & Saeftinghe deel uit van Natura 2000, het Euro-pese netwerk van beschermde natuurgebieden. Onder-tussen is een Natura 2000-beheerplan opgesteld voor de Deltawateren. Dat beschrijft welke nieuwe maatregelen nog nodig zijn om de bijzondere natuur te beschermen.

Aan de basis van Natura 2000 ligt de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, die lidstaten verplicht om waardevolle natuurgebieden te beschermen. Joost Backx, senior adviseur bij Rijkswaterstaat, legt uit hoe Nederland dat aanpakt: “Voor elk beschermd gebied stelt het Ministerie van Economische Zaken een aanwijzingsbesluit op. Daarin is vastgelegd welke soorten en habitats een behoud- of hersteldoelstelling nodig hebben. Op basis van het aan-wijzingsbesluit stellen we het Natura 2000-beheerplan op met daarin maatregelen die nodig zijn om de gestelde natuurdoelen in het gebied te realiseren. Zo’n beheerplan wordt om de zes jaar opnieuw opgemaakt.“

ZesjarenplanNaast Westerschelde & Saeftinghe zijn ook voor Greve-lingen, Haringvliet, Hollands Diep, Oosterschelde, Veerse Meer en Oude Maas beheerplannen opgesteld. Daarnaast is er één overkoepelend beheerplan Deltawateren. “De eerste planperiode duurt zes jaar, van 2016 tot 2022. In die tijd moet de achteruitgang in elk gebied een halt worden toegeroepen”, vertelt Joost Backx. “We gaan na welke doelstellingen uit het aanwijzingsbesluit wor-den gehaald, maar ook welke niet, en waar dat aan ligt.

Dankzij de maatregelen van het Natuurherstelpakket Westerschelde, een van de drie pijlers van de Ontwikke-lingsschets 2010 Schelde-estuarium, en bijvoorbeeld ook door maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water gaat de natuurkwaliteit erop vooruit en wordt een aantal van de Natura 2000-doelstellingen nu al bereikt. Dat is onder meer het geval voor de bruine kiekendief en de groen-knolorchis, een soort orchidee. Bij die soorten letten we erop dat het goed blijft gaan.”

Dankzij het Natura 2000-beheerplan kunnen we de natuurdoelstellingen realiseren.

© C

hris

Lou

wer

se

Page 11: SCHELDETOPICS: ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN · Voor concrete resultaten is het nog te vroeg. De gegevens worden eerst in een rapport opgenomen dat wordt ingebracht

ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN

MEI 2016 – JAARGANG 1, EDITIE 1

© Edwin Paree, Rijkswaterstaat

Zeehonden en kustbroedvogelsMaar sommige soorten gaan erop achteruit of hebben een verbeterdoelstelling gekregen. Die hebben dan bijkomende maatregelen nodig. Joost Backx: “Voor zeehonden worden bijvoorbeeld maatregelen vastgesteld. Zeehonden heb-ben voldoende rust nodig om hun pups groot te brengen. Daarom hebben we in het beheerplan op verschillende platen rustgebieden aangewezen. Dat wil bijvoorbeeld zeggen dat wandelaars of boten niet binnen een bepaalde straal rond de plaat mogen komen. Die maatregel moet ertoe leiden dat de populatie van zeehonden met minstens 200 exemplaren uitbreidt tegen het einde van de beheer-planperiode.”

“Ook voor kustbroedvogels hebben we al maatregelen opgenomen. Om voor hen voldoende broedgebied te creë-ren, willen we bijvoorbeeld vegetatie verwijderen, broedei-landjes inrichten en oevers verlagen. Met het totale pakket maatregelen, inclusief deze die we al nemen in het kader van het Natuurherstelpakket Westerschelde, stoppen we de verslechtering van het leefgebied van kustbroedvo-gels in de eerste beheerplanperiode. We analyseren ook of activiteiten zoals visserij, recreatie en scheepvaart de doelstellingen in het gedrang brengen. Als dat zo is, onder-zoeken we hoe we dat kunnen vermijden.”

Onderzoek en monitoringIn heel wat gevallen is het duidelijk welke maatregelen nodig zijn, maar soms is er meer informatie nodig. Joost Backx: “We hebben bijvoorbeeld gemerkt dat het aantal steltlopers in het gebied afneemt. De precieze oorzaak kennen we niet, dus doen we daar eerst onderzoek naar. Vervolgens gaan we op zoek naar mogelijke oplossingen om het tij te keren en houden we via monitoring de vinger aan de pols. Als de oorzaak van een negatieve trend niet gekend is, gaan we daar in de eerste beheerplanperiode naar op zoek zodat we in de volgende periode gepaste maatregelen kunnen nemen.”

In het Natura 2000-beheerplan staan de maatregelen die nodig zijn om de gestelde natuurdoelen in het gebied te realiseren.”

JOOST BACKX

OverlegAls grootste beheerder van het gebied neemt Rijkswa-terstaat het voortouw bij het opstellen van het natuur-beheerplan. Samen met het ministerie van Economische Zaken en de provincie Zeeland legt het plan vast wie welke maatregelen uitvoert en wie ze financiert. Joost Backx: “Het beheerplan is het resultaat van grondig overleg tussen Rijkswaterstaat, het Ministerie van Economische Zaken, de provincies Zuid-Holland, Zeeland en Noord-Bra-bant en stakeholders. De provincies, de waterschappen, de gemeenten en terreinbeheerders in het gebied vormen samen de stuurgroep. Samen met de bevoegde instan-ties blijven ze tijdens het hele traject betrokken, van het opstellen tot de vaststelling en uitvoering van het beheer-plan.”

“Op dit moment zijn we bezig met het verwerken van de zienswijzen op het ontwerpbeheerplan. Die zijn vorig jaar ingediend toen het beheerplan ter inzage werd gelegd, onder andere door de Vlaamse overheid en de haven van Antwerpen. We zoeken zo veel mogelijk naar goede oplos-singen voor alle partijen. Daarbij speelt ook de VNSC een belangrijke rol: formeel heeft ze geen rol bij het vaststellen van het beheerplan, maar veel betrokken partijen zijn ook vertegenwoordigd in de VNSC. En natuurlijk blijft ook de VNSC alle instanties in het Schelde-estuarium continu bij het dossier betrekken via de diverse werkgroepen en pro-jecten en de Schelderaad.”

Page 12: SCHELDETOPICS: ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN · Voor concrete resultaten is het nog te vroeg. De gegevens worden eerst in een rapport opgenomen dat wordt ingebracht

ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN

MEI 2016 – JAARGANG 1, EDITIE 1

© Edwin Paree, Rijkswaterstaat

INTEGRAAL PLAN MOET BOVEN-ZEESCHELDE VEILIGER, BEVAARBAARDER EN NATUURLIJKER MAKEN> Met welke problemen kampt de Boven-

Zeeschelde? Hoe kunnen we die aanpakken? Onderzoekers zoeken het uit in het kader van het Integraal Plan Boven-Zeeschelde.

Almaar meer schepen varen de Boven-Zeeschelde op. Maar hoe garanderen we de doorvaart in de toekomst? En hoe houden we het rivierdeel tussen Gent en Hoboken tegelijkertijd ook natuurlijk veerkrachtig en veilig? Voor die uitdagingen zoeken wetenschappers oplossingen in het kader van het Integraal Plan Boven-Zeeschelde.

De binnenvaart boomt, en dat betekent dat de Boven-Zee-schelde heel wat trafiek te slikken krijgt. Maar kunnen we de veiligheid en toegankelijkheid op het rivierdeel tussen Gent en Hoboken wel garanderen? Zo blijkt uit monitoring dat er de slibconcentraties in de rivier toenemen, en dan vooral in de Boven-Zeeschelde. Wat zijn de gevolgen voor het ecologische evenwicht? En hoe beïnvloedt de situatie de rest van het estuarium? Die uitdagingen worden nu onderzocht in het kader van het Integraal Plan Boven-Zee-schelde.

Integrale visieMet het Integraal Plan Boven-Zeeschelde wil de Vlaamse waterwegbeheerder Waterwegen en Zeekanaal NV (W&Z) de Boven-Zeeschelde opnieuw inrichten op basis van een integrale visie. Zo moeten alle functies van de rivier op een duurzame manier met elkaar verzoend worden: veiligheid, natuur, bevaarbaarheid en recreatie. Vanaf juni zal W&Z daarvoor mogelijke strategieën en alternatieven uitwer-ken. Op basis daarvan maakt de waterwegbeheerder in samenspraak met de stuurgroep en de klankbordgroep het Integraal Plan op. Dat plan zal tegen midden 2017 afge-rond zijn.

Onder de radarMichaël De Beukelaer-Dossche, projectingenieur bij W&Z, heeft het project onder zijn hoede: “In het onderzoek naar het Schelde-estuarium bleef de Boven-Zeeschelde wat onder de radar. Met het onderzoek voor het Integraal Plan Boven-Zeeschelde willen we een beter inzicht krijgen in de werking van de processen in dat deel van het estuarium. Met die informatie gaan we een strategie uitwerken om de diverse uitdagingen in de Boven-Zeeschelde krachtig aan te pakken. Dat willen we doen met respect voor de ver-schillende functies van de rivier.”

Getijslag“Uit onderzoek blijkt dat de Boven-Zeeschelde voor grote uitdagingen staat, onder meer op vlak van de veiligheid. In het kader van het Sigmaplan zijn de afgelopen jaren al heel wat ingrepen uitgevoerd in de regio. Maar we moeten rekening houden met nog meer kans op wateroverlast. Denk maar aan de getijslag, het verschil tussen hoog- en laagwaterstand. Die is de afgelopen eeuw alleen maar toe-genomen. Dat kan negatieve effecten hebben op de veilig-heid en het ecologische evenwicht, dus dat moeten we in de gaten houden. Een systeemomslag zou bijvoorbeeld het gevolg kunnen zijn van de toegenomen getijslag.”

© E

lisab

eth

Verw

aest

De toenemende slibconcentraties kunnen een probleem vormen in de Boven-Zeeschelde.

Page 13: SCHELDETOPICS: ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN · Voor concrete resultaten is het nog te vroeg. De gegevens worden eerst in een rapport opgenomen dat wordt ingebracht

ONDERZOEK OVER DE SCHELDE VANDAAG EN MORGEN

MEI 2016 – JAARGANG 1, EDITIE 1

© Edwin Paree, Rijkswaterstaat

VAN DUURZAAM BEHEERPLAN NAAR INTEGRAAL PLANEerder maakte W&Z al een Duurzaam Beheer-plan voor de Boven-Zeeschelde op: een plan om onderhoudsbaggerwerken van de vaargeul structureel aan te pakken en schorrand- en slik-beheer met een beslisschema te ondersteunen. Dit duurzamere beheer moet voorzien in kwali-tatievere ruimte voor natuur naast de vaargeul. De werken worden nu stap voor stap uitgevoerd met financiële steun van Europa via het pro-gramma Connecting Europe Facility. Michaël De Beukelaer-Dossche: “Vroeger baggerden we pas wanneer er problemen opdoken, bijvoorbeeld als schippers ons lokale ondieptes meldden. Maar dan is het eigenlijk al te laat. Voor zandwinning werd ook regelmatig buiten de vaargeul gebag-gerd. Die werken hadden nadelige effecten op de kwaliteit van de slikken. Vandaar het Duurzaam Beheerplan: dat stippelt de onderhoudsbagger-werken voor de komende twintig jaar uit in een vastgelegd vaargeulprofiel. In augustus star-ten we met de initiële baggerwerken en enkele pilootprojecten om baggerwerken in de toe-komst te verminderen. Daarna zijn er enkel nog af en toe onderhoudsbaggerwerken nodig.”

“Daarbij houden we voortdurend rekening met de natuur. Zo volgen we binnen het monitoring-programma MONEOS de natuurwaarden in het gebied zorgvuldig op. En om een globale visie op het beheer van de getijdennatuur te ontwikkelen, hebben we een beroep gedaan op experts van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. ”

“Met het Duurzaam Beheerplan hebben we de eerste stap gezet om natuur en binnenvaart in de Boven-Zeeschelde te verzoenen. Met de ontwikkeling van het Integraal Plan Boven-Zee-scheldegaan we verder op die ingeslagen weg.”

Stap voor stapVoor het onderzoek doet W&Z een beroep op gespeciali-seerde partners, zoals het Waterbouwkundig Laborato-rium, de Universiteit Antwerpen, het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek en de studiebureaus IMDC en Tractebel. Ze worden bijgestaan door EGIPUS, een werkgroep met internationale experts. Michaël De Beukelaer-Dossche: “De onderzoekers gaan de werking van dit gedeelte van de rivier eerst nauwkeurig bestuderen. Daarvoor hebben ze verschillende computermodellen ontwikkeld die gevoed worden met de vele monitoringdata die de afgelopen jaren zijn verzameld. Ze willen te weten komen welke impact de ingrepen in de toekomst zullen hebben. Bestaat er echt een risico op een systeemomslag? En welke ingrepen zijn er nodig om de Boven-Zeeschelde op lange termijn duur-zaam in te richten en te beheren?”

KlankbordDe onderzoekers koppelen hun bevindingen regelmatig naar elkaar terug. Er is ook een stuurgroep ingesteld, met vertegenwoordigers van de Vlaamse overheidsinstellingen, en een klankbordgroep waarin belanghebbenden uit het maatschappelijke middenveld feedback kunnen geven. “Die uitwisseling is cruciaal voor het welslagen van het project”, zegt Michaël De Beukelaer-Dossche. “We willen terugvallen op een breed draagvlak. Dat bereiken we enkel door open te communiceren en de betrokkenen te laten meedenken tijdens het traject.”

Veiligheid, natuur, bevaarbaarheid: de Boven-Zeeschelde staat voor grote uitdagingen.”

MICHAËL DE BEUKELAER-DOSSCHE