SBM - Verus › files › oud_besturenraad › redact... · Info Uitgever Besturenraad Postbus 381,...
Transcript of SBM - Verus › files › oud_besturenraad › redact... · Info Uitgever Besturenraad Postbus 381,...
SBMnr. 7, mei 2012
‘Toezichthouden blijft mensenwerk’
Dagboek van een Israëlganger
Christelijke scholen tegen het maatschappelijk tij
Kredietcrisis – lessen voor het onderwijs
Op leerreis in de sterrenschool
“Alleen goud telt”
Magazine van de Besturenraad voor managers, bestuurders en toezichthouders
InfoUitgeverBesturenraadPostbus 381, 3440 AJ Woerden
BezoekadresHouttuinlaan 5b, 3447 GM Woerden
T 0348 74 44 44 F 0348 41 14 56E [email protected]
BestellingenT 0348 74 44 70 F 0348 41 14 56E [email protected]
Mutaties namen/adressen/abonnementenT 0348 74 44 76E [email protected]
LedenserviceT 0348 74 44 00E [email protected]
Besturenraad AcademieT 0348 74 44 47 E [email protected]
Besturenraad AdviesT 0348 74 44 25E [email protected]
Besturenraad Advocaten & JuristenT 0348 74 44 48 E [email protected]
Juridische helpdeskE [email protected] 0348 74 44 60ma-vr: 9.00-15.00 uur
SBM digitaalDe artikelen van SBM kunt u als pdf bestand downloaden van onze site. Maakt u gebruik van onze teksten, wilt u daarbij dan de bron vermelden?
Digitale NieuwsbriefU kunt zich via onze site opgeven voor de wekelijkse gratis digitale nieuws-brief met het laatste nieuws uit het onderwijsveld en uit onze organisatie.
Producten en diensten Op www.besturenraad.nl treft u steeds de meest actuele nieuwsberichten en informatie over onze vereniging, onze diensten, producten, leergangen en cursussen. Ook vindt u hier een overzicht van onze medewerkers.
ColofonBesturenraad | De Besturenraad, centrum voor christelijk
onderwijs, verenigt christelijke onderwijs-
instellingen en geeft samen met hen stem aan
het christelijk onderwijs in onze samenleving.
Bij de Besturenraad zijn 540 besturen aan-
gesloten, met meer dan 2.200 scholen en bijna
800.000 leerlingen, deelnemers en studenten
in alle onderwijssectoren.
Redactie | Hester van de Kaa (redacteur)
Guido de Bruin (hoofdredacteur)
Corine de Reus (eind- en beeldredacteur/
productbegeleiding)
Redactieadres | Houttuinlaan 5b,
Postbus 381, 3440 AJ Woerden
Vormgeving | Ontwerpwerk, Den Haag
Foto omslag | iStockPhoto
Druk | Drukkerij Ten Brink, Meppel
Abonnementen | (excl. 6% btw)SBM/Thema voor leden gratis
SBM voor niet-leden € 37,00
SBM met Thema voor niet-leden € 51,00
Zonder schriftelijke opzegging voor
1 december van het lopende jaar worden
abonnementen automatisch verlengd voor het
daaropvolgende kalenderjaar. Voor informatie
en losse nummers: 0348 74 44 44.
Copyright | Voor overname van artikelen of
gedeelten daarvan graag voorafgaand contact
met de redactie.
Disclaimer | Aan de informatie in dit magazine
kunnen geen rechten worden ontleend.
De redactie is niet verantwoordelijk voor de
inhoud van de advertenties.
ISSN: 1570-2332
nr.7, mei 2012 Magazine van de Besturenraad voor managers, bestuurders en toezichthouders
AgendaDatum Activiteit Doelgroep Plaats Contactpersoon
14-5-2012 Netwerk Groningen PO Oude Pekela9.00 – 12.00 uur
Wob van Beek
22-5-2012 Netwerk bovenschools managers Overijssel
PO Nijverdal13.30 – 16.00 uur
Wob van Beek
31-5-2012 Netwerk bovenschools managers regio Utrecht
PO Nijkerk12.15 – 15.15 uur
Wob van Beek
31-5-2012 Netwerk bovenschools managers Zuid-Holland Zuid/Oost, Zeeland,
PO Bergen op Zoom14.00 – 16.30 uur
Hans Bruggeman
5-6-2012 Netwerk bovenschools managers Noord Gelderland/Flevoland
PO Nunspeet8.30 – 12.00 uur
Wob van Beek
12-6-2012 Netwerk bovenschools managers Drenthe
PO Hoogeveen13.00 – 16.00 uur
Wob van Beek
1-6-2012 Algemene Ledenvergadering Besturenraad
PO/VO/MBO/HO
Soesterberg Cora Tuitel
Meer informatie over de bijeenkomsten kunt u krijgen via onze ledenservice.
Gratis congres Slim inkopen bespaartDonderdag 14 juni 2012
Meld u nu aan voor dit congres in roc Landstede
in Harderwijk. Er zijn 75 plaatsen beschikbaar.
Ga voor meer informatie en aanmelden naar
www.besturenraad.nl/sliminkopen.
06 ‘Toezichthouden blijft mensenwerk’Perikelen rond bestuur en toezicht
08 ‘Alsof we met de Olympische Spelen bezig zijn’Excellentie in het onderwijs
14De deugd in ons midden…
18Dagboek van een Israëlganger
22Christelijke scholen tegen het maatschappelijk tijOnderzoek schooltypen
24Kredietcrisis – lessen voor het onderwijs
28Op leerreis in de sterrenschoolIn oprichting: De Ruimte in Almere
30Directeur leert besturen Leergang Bestuurlijk Leidinggeven
Rubrieken | 02 Agenda | 04 Uitgelicht | 04 Column voorzitter | 05 Nieuws
11 Column | 12 Wat mijn school mijn school maakt | 16 Inspiratie
21 Student aan het woord | 26 Juridische kwestie | 27 Nieuws Besturenraad
302220161208
Reageren? Mail Wim Kuiper op [email protected]
Het blijft een mooi en gevleugeld gezegde dat altijd aan Lea Dasberg wordt gekoppeld: pedagogiek van de hoop. Tijdens de recente reis van de Besturenraad naar Israël en de Palestijnse Gebieden was het, in het bijzonder bij het bezoek aan scholen in Bethlehem, logisch dat dit door mijn hoofd schoot. De kinderen op die scholen en ook de leerkrachten waren aanstekelijk enthousiast, hoewel de vooruitzichten achter de muur toch niet erg rooskleurig zijn en de omstandigheden, zeker in het openbaar onderwijs, ronduit primitief. Alleen dat is al een nuttige confrontatie als je vanuit het rijke en soms zo verzuurde Nederland ziet hoe in veel moeilijker omstandigheden toch met veel elan en bezieling les wordt gegeven. Vanuit de onverwoestbare hoop dat je met goed onderwijs aan een betere samenleving bouwt. Natuurlijk mogen wij hier best kwaad zijn over teruglopende budgetten, salarissen die op de nullijn zitten, allerlei vervelende regelingen en bureaucratie. Maar kinderen hebben hoe dan ook recht op onderwijs vanuit een positieve, hoopvolle bezieling. Israël is bij uitstek een plek om dichter bij de bron van ons geloof te komen en ook om ons te spiegelen aan de andere twee godsdiensten, het jodendom en de islam, die juist daar prominent bij elkaar komen. De interreligieuze dialoog zal ons in het onderwijs de komende jaren sterk bezig houden. Jonathan Sacks, opperrabijn in het Verenigd Koninkrijk, schreef het inspirerende boek The dignity of difference (De waardigheid van verschil), dat ik in Jeruzalem kocht en onderweg naar huis gelezen heb. Het is een sterk pleidooi voor behoud van de eigen, uitgesproken identiteit als basis voor de dialoog met de ander. Deze tijd van globalisering en consumentisme vraagt om bezielde verbanden met een sterk eigen profiel. Verbanden die staan voor waarden die een tegenwicht vormen tegen de macht van de staat en de wetten van de markt. Christelijke scholen (in Bethlehem en ons eigen land) hebben op dat punt sterke papieren. Goed dat de Onderwijsraad het belang daarvan voor Nederland nog eens heeft onderstreept in zijn advies over Artikel 23.
Column Wim Kuiper Voorzitter Besturenraad
Pedagogiek van de hoop
Waarachtige verticalisering
Het Vlaams katholiek onderwijs kent een actieve projectgroep die diepgaand en
vanuit een dynamische visie reflecteert op identiteitsvraagstukken. Ze heeft onder
de titel Identiteit in-zet alweer een derde bundel gepubliceerd. Die bevat artikelen
over de relatie tussen identiteit en een veelheid aan onderwerpen (zoals personeels-
beleid, arbeidsrecht, integratie) en vanuit uiteenlopende disciplines.
De samenstellers hebben gepoogd de veelheid aan invalshoeken bijeen te houden
door te vertrekken vanuit de “grondlijnen” van de projectgroep: de verbinding van
de professionele, persoonlijke en institutionele identiteit (de ‘identiteitsdriehoek’)
en het belang van een integrale visie op onderwijs en vorming.
TegenwichtIn een mooie beschouwing schetst Johannes Claeys, lid van de projectgroep en
stafmedewerker van het Vlaams Verbond van Katholieke Hogescholen (VVKHO),
de visie van waaruit de projectgroep werkt.
Als reactie op de ‘horizontalisering’ van samenleving en onderwijs – oftewel het
denken in termen van economisch nut – is onder onderwijsmensen volgens Claeys
een ‘verticalisering’ waarneembaar. Ze proberen de onder invloed van het economisch
en competentiedenken “afgevlakte professionele identiteit” nieuw leven in te blazen
door zich meer op hun persoonlijke identiteit te richten.
Claeys waardeert dat “afdalen in de persoonlijke identiteit” positief als tegenwicht
tegen de economisering van het onderwijs, maar plaatst terecht kritische kant-
tekeningen. Als het aanboren van de eigen bronnen van inspiratie en motivatie
alleen maar in het teken staat van “verhoogde werkkracht en verhoogd rendement”,
schiet de verticalisering haar doel voorbij.
De andere/AndereClaeys pleit voor een “verdiepte vorm van verticaliseren” die zich openstelt voor de
andere/Andere. “Vorming en onderwijs zijn in essentie het in contact komen met
een alteriteit die me uitdaagt, confronteert en openbreekt en het resultaat van de
vorming is hopelijk een openheid, vertrouwdheid of relationele gerichtheid ten
aanzien van die andere.”
Verder moet de derde hoek van de identiteitsdriehoek, de institutionele identiteit,
een plaats krijgen in een waarachtige verticalisering, betoogt Claeys. “Scholen
kunnen maar slagen in het aanbieden van een integrale vorming als ze zelf een
integrale en vruchtbare dialoog ontwikkelen tussen de professionele en persoonlijke
identiteit van de leraar en de institutionele identiteit van de school.”
Johannes Claeys en Kris Vanspeybroeck (redactie), Identiteit in-zet. Ontvangen, dialogeren, beslissen en handelen. Antwerpen/Apeldoorn: Garant, 2011, ISBN 978 90 441 2833 8.
4Uitgelicht
Uitgelicht
Het oordeel van de Onderwijsinspectie
over de kwaliteit van scholen is
slechts een deel van de werkelijkheid.
Dat standpunt over De staat van
het onderwijs, het Onderwijsverslag
2010-2011, kwam duidelijk
naar voren in de commissie
Maatschappelijke Agenda van de
Besturenraad. Met het beeld dat
de rendementsbenadering van de
Medezeggenschapsraad en school-
bestuur: overleg vooraf over de kosten
van een door de MR ingehuurde
advocaat en neem een realistisch
bedrag hiervoor op in de begroting.
Een uitspraak van de Ondernemings-
kamer onderstreept hoe vervelend
het is als advocatenkosten achteraf
niet ‘redelijk’ blijken.
Volgens de wet moet een school-
bestuur onder meer de redelijke
kosten van door de MR ingehuurde
adviseurs en advocaten vergoeden.
Ook al is het in een procedure tegen
het schoolbestuur zelf gericht.
Het plan om mbo-opleidingen te
beperken, gaat voorbij aan “de
essentie van onderwijs: jezelf
ontwikkelen, volwassen worden,
je talenten ontdekken”, reageert
Liesbeth Schöningh (Federatie
Christelijk MBO). “Het is vast een
politiek ouderwets standpunt, maar
onderwijs is naast kwalificatie ook
socialisatie en ontwikkeling van zelf-
bewustzijn. Wie ben ik? Wat kan ik?
Waar heb ik betekenis?”
De minister presenteerde in april
een plan dat erop neerkomt dat
mbo’s in de regio onderling moeten
uitzoeken wie welke opleiding aan-
biedt. Komen ze er niet uit, dan kan
de minister via ‘een escalatiemodel
en een licentiesysteem’ ingrijpen.
Het doel: kleine specialistische
opleidingen beschermen en het
aanbod van populaire opleidingen
waar weinig werk in is, beperken.
Volgend jaar nog geen verplichte centrale eindtoets
Ze drong er bij de Kamer op aan
haast te maken: al volgend schooljaar
moesten scholen de verplichte
centrale eindtoets afnemen. Maar de
Tweede Kamer vond de reactie van
minister Van Bijsterveldt op zijn
vragen niet volstaan. De Kamer wilde
meer tijd en een nieuwe schriftelijke
vragenronde en besloot het debat
over het wetsvoorstel Centrale
Eindtoets na het meireces te laten
plaatsvinden. Daardoor kan het niet
op tijd door de Eerste Kamer goed-
gekeurd worden om de verplichte
toets al in het voorjaar van 2013 in
te voeren.
In een door de advocaten van de
Besturenraad behartigde zaak deed
de Ondernemingskamer onlangs een
verregaande uitspraak. De kamer
gaf voor het eerst aan dat de MR
op zijn tellen moet passen bij het
inhuren van een advocaat.
MR en schoolbestuur zouden vooraf
moeten overleggen om een realistisch
bedrag voor de MR in de begroting
op te nemen, zodat daar achteraf, of
op het moment dat er een advocaat
wordt aangetrokken, geen discussie
over kan zijn.
Denk vooraf na over advocaatkosten medezeggenschapsraad
‘Mbo-plan minister mist vertrouwen in besturen’
Inspectie de gehele kwaliteit van
het onderwijs bevat, wordt het
christelijk onderwijs tekortgedaan.
Het christelijk onderwijs wil zijn leer-
lingen niet alleen voldoende kennis
en vaardigheden bijbrengen, maar
ook veel extra’s, zoals een brede
vorming en waarden en normen die
tot uiting komen in het schoolklimaat.
Deze aspecten worden door de
Oordeel Inspectie is slechts een deel van de werkelijkheid
Inspectie niet gemeten en maken dus
geen deel uit van het kwaliteitsoordeel.
Toch zit de Besturenraad niet te
wachten op een verbreding van het
toezichtkader van de Inspectie waar-
bij ook dit wordt meegenomen.
Scholen zullen zelfbewust moeten
zijn in hun communicatie en duidelijk
in wat ze te bieden hebben.
5
Nieuws
In de semipublieke dienstverlening is een belang-rijke rol weggelegd voor de raad van toezicht. Maar zo nu en dan loopt het mis en moet een bestuurder en soms ook de raad het veld ruimen. In de zorg, de huisvesting en ook in het onderwijs. Volgens de hoogleraren Goodijk en Koppenjan ligt dat niet zozeer aan het model. ‘Het blijft mensenwerk’.
‘Toezichthouden blijft mensenwerk’
Perikelen rond bestuur en toezicht
Tot pakweg twintig jaar geleden bemoeide de cen-
trale overheid zich rechtstreeks met het besturen
in de (semi-)publieke dienstverlening. Maar toen
kwam een ontwikkeling op gang om de verant-
woordelijkheid bij de organisaties zelf te leggen.
Die moesten hun eigen toezicht regelen. Eerst in
de volkshuisvesting, de zorg, het hoger onderwijs
en het mbo. En sinds twee jaar in het primair en
voortgezet onderwijs. De invoering van het raad
van toezichtmodel is niet onopgemerkt gebleven.
Zo nu en dan berichten de media over woning-
bouwcorporaties en zorg- en onderwijsinstellingen
die in grote problemen zijn gekomen door bestuur-
lijke missers en/of conflicten tussen bestuurders
en toezichthouders.
Deze incidenten kunnen voeding geven aan de
opvatting dat de overheid het heft weer in handen
moet nemen in het semipublieke domein, omdat
toezichthouders gefaald zouden hebben. Maar de
hoogleraren Rienk Goodijk (GITP en TiasNimbas
Business School Tilburg) en Joop Koppenjan
(Erasmus Universiteit Rotterdam), beiden gespecia-
liseerd in governance, zouden dat een slechte
zaak vinden. “We moeten het kind niet met het
badwater weggooien, er niet hyperig op reageren”,
zegt Goodijk. Koppenjan: “De publieke dienst-
verlening in ons land staat op een hoog peil, de
verwachtingen zijn hoog. We kunnen het kennelijk
niet accepteren dat het wel eens mis gaat. Maar
besturen blijft hoe dan ook mensenwerk”.
Risico’s Goodijk: “Het gedrag blijft toch ook heel bepalend.
We zijn geneigd om te denken dat je alle risico’s
kunt uitbannen, maar dat is een illusie. Je zult als
toezichthouder moeten accepteren dat je soms iets
niet goed inschat. Of dat je achteraf tot de conclusie
komt dat het anders had gemoeten. Maar je moet
je daarover wel goed verantwoorden.”
‘Toezichthouden blijft mensenwerk’ 6 Tekst Emmanuel Naaijkens | Fotografie iStockphoto
Wat wel moet gebeuren is dat toezichthouders
beter op hun taak worden toegerust, blijkt uit
Goodijks onderzoek. “Dat ze beter in staat zijn om
tegenspel te bieden aan de bestuurder, zonder op
diens stoel te gaan zitten.” Dat kan betekenen dat
toezichthouders niet alleen afgaan op informatie
van de bestuurder, zoals tot nu toe gebruikelijk,
maar ook zelf informatie verzamelen bij bijvoor-
beeld stakeholders.
Goodijk is van mening dat er hogere eisen aan
de kwaliteit van toezichthouders gesteld moeten
worden. Het is niet meer van deze tijd dat het
eigen netwerk dient als visvijver voor kandidaat-
toezichthouders. Dat maakt het lastig voor een
toezichthouder om een bestuurder kritisch te
bevragen. “Er kruipt al gauw iets in van gemoedelijk-
heid, van niet te moeilijk doen.” Een bestuurder
mag niet de ruimte krijgen om wat Goodijk noemt
‘zonnekoninggedrag’ te vertonen. “Als zo iemand
de hemel in wordt geprezen, dan moet je als
toezichthouder juist op je qui-vive zijn.”
Koppenjan vindt het van groot belang dat een
bestuurder in zijn directe omgeving krachtig
tegenspel krijgt. “Soms bestaat de raad van
bestuur zoals bij Vestia uit één persoon, die veel
vrijheid krijgt omdat intern checks and balances
niet op orde blijken. Formeel is er een raad van
toezicht, maar dat zegt niets over het wel of niet
functioneren daarvan. Het risico is dat bestuurders
jaknikkers om zich heen verzamelen en vriendjes
uit hun old boys network in de raad van toezicht
zetten die niet onafhankelijk zijn en weinig verstand
van zaken hebben. Een goede besluitvorming
waarbij voor- en tegenargumenten serieus worden
afgewogen, ontbreekt dan.”
DiversiteitEn raden van toezicht kunnen hun positie versterken
door meer oog te hebben voor diversiteit. “Er zijn
bijvoorbeeld nog steeds te weinig vrouwen in
raden van toezicht, dat percentage ligt nu op zo’n
25 tot 30%. Verder is er met name in het primair
en voortgezet onderwijs behoefte aan mensen
met juridische kennis, vastgoedkennis, enz.”
Kandidaten voor een raad van toezicht moeten
beseffen dat je zo’n functie er niet even bij doet.
“Het is een intensieve job. Je bent niet een soort
boekhouder die alleen op de financiën toeziet, dat
was vroeger. Nu moet je ook visionair mee kunnen
denken met de bestuurder.”
Ook volgens Koppenjan is er geen reden om het
toezichtmodel op de mestvaalt te gooien. “We
hebben een heleboel mooie bestuurlijke modellen,
maar als mensen niet handelen in de geest van
het model, dan gaat het mis.” Bij misstanden
blijkt volgens Koppenjan vaak dat de afstand
tussen bestuur en werkvloer erg groot is. Daarom
moeten bestuurders en toezichthouders niet alleen
onder managers of economen geworven worden.
Het is belangrijk dat zij verstand hebben van wat
zich op de werkvloer afspeelt. “Tegenwoordig hoor
je vaak dat bestuurders overbodig zijn en dat de
professionals het weer voor het zeggen moeten
krijgen. Dan komt het wel goed. Maar het besturen
van een onderwijsinstelling is vandaag de dag
complex. Toezichthouders, bestuurders en managers
zijn daarvoor onmisbaar. Voorwaarde voor goede
dienstverlening is wel dat de interactie tussen alle
betrokkenen een betere kwaliteit krijgt.”
‘Een raad van toezicht moet goed tegenspel kunnen bieden’
De Tilburgse hoogleraar heeft net een boek
geschreven over de vraag: zit er een constructie-
fout in het toezichtmodel? Zijn conclusie is dat het
model op zichzelf veel mogelijkheden biedt maar
dat er zwakke plekken in zitten.“Het raad van toe-
zichtmodel is in de jaren negentig vrij snel over-
genomen van het raad van commissarissenmodel
in de private sector. Aangezien er geen aandeel-
houders in de onderwijssector zijn, is er formeel
sprake van een verantwoordingvacuüm: de toezicht-
houders hoeven niet echt aan iemand of een orgaan
verantwoording af te leggen. Immers, wie heeft
het eigenaarschap van een onderwijsinstelling?
De ouders, de professionals, de samenleving?
Die vraag is niet zomaar te beantwoorden.”
Koppenjan maakt een vergelijking met een voet-
balclub als PSV. “Van wie is die club eigenlijk?
Als je de supporters hoort, dan zijn zij de club.
Zij investeren in de club door kaartjes te kopen.
Supporters hebben een spanningsvolle relatie
met de spelers. Die verdienen veel geld, en als
ze slecht presteren, zijn de supporters woedend,
maar als ze winnen zijn het helden. Trainer, bestuur
en ook toezichthouders moeten voortdurend
verantwoording afleggen over de prestaties, ook
aan de fans. Dat vindt niet iedereen leuk, maar
het laat zien hoe een gevoel van eigenaarschap
verantwoording kan bewerkstelligen.”
Nieuwe balansAls het in een organisatie flink spaak loopt, heeft
de overheid de neiging om direct op bestuurlijk
niveau in te grijpen en de raad van toezicht te
passeren. Mede onder druk van de maatschappelijke
en politieke verontwaardiging over het verkwisten
van overheidsgeld. Goodijk begrijpt dat wel,
maar vindt dat een verkeerd signaal. “Het toezicht
wordt in de eerste plaats uitgeoefend door de
interne toezichthouders. Maar we moeten toe naar
een betere afstemming met het externe toezicht
door de overheid. Er is nu onduidelijkheid over de
verantwoordelijkheid van de raad van toezicht,
die is niet wettelijk omschreven.”
7 ‘Toezichthouden blijft mensenwerk’
Presteren is geen vies woord. De lat moet omhoog. Haal het allerbeste uit jongeren. In allerlei toonaarden klinkt de roep om ‘excellentie’ in het onderwijs. Niet elke schoolleider is er blij mee. “Alleen goud telt.”
“Je wordt ermee doodgegooid”, moppert schoolleider
Wim van Deijk. De stroom rapporten, artikelen en boeken over
excellentie in het onderwijs houdt maar aan, tot grote irritatie
van locatiedirecteur van het Prisma College voor vmbo in
Amersfoort. “Iedereen moet excelleren. Het is alsof we met de
Olympische Spelen bezig zijn: alleen goud telt.”
Ook van de goudkleurige cover van het pas verschenen boek
‘Over de top’ spat het succes af. ‘Haal het allerbeste uit jongeren’
is het motto dat de auteurs Huub Nelis en Yvonne van Sark aan
hun pleidooi voor excellentie meegaven. “Uitblinken is voor veel
meer mensen weggelegd dan we heel lang dachten. Dat is het
goede nieuws. Het slechte nieuws is dat veel mensen dat nog
steeds niet geloven.”
De auteurs zijn beiden werkzaam bij YoungWorks, een communi-
catie- en reclamebureau dat zich sinds 1998 naar eigen zeggen
“op een creatieve manier verdiept in de jongeren cultuur”.
Ze schreven eerder een boek over het puberbrein en storten zich
nu dus op excellentie. Aandacht daarvoor is een noodzaak voor
de mensen die talent hebben, stellen ze. “Maar ook voor de
hele samenleving, die er als geheel van profiteert als potentiële
toppers ook echt in de top komen.”
‘Alsof we met de Olympische Spelen bezig zijn’
Excellentie in het onderwijs
8‘Alsof we met de Olympische Spelen bezig zijn’ Tekst Bert van der Kruk | Fotografie Hans Fijn van Draat
Geen vies woordWie zich met dit onderwerp inlaat, kan in Nederland al gauw
op afkeurend gemompel rekenen. Doe maar gewoon, luidt het
credo, dan doe je al gek genoeg. Ook Nelis en Van Sark merkten
tijdens hun onderzoek “hoe diep Nederland doordrongen is van
gelijkheidsdenken”. Ze stuitten op irritaties. “Lekker makkelijk
om te focussen om winners only”, hoorden ze. Of: “Word je
daar dan gelukkiger van?” Excellentiebevordering ligt gevoelig,
is volgens de auteurs zelfs “bijna een taboe”.
Tegelijkertijd zien zij de wind draaien. “Je mag er steeds meer
voor uitkomen dat je ergens goed in bent. De overheid bedenkt
actieplannen voor het onderwijs om juist boven in de top het
verschil te maken. En scholen beraden zich op nieuwe manieren
om juist hun best presterende leerlingen vooruit te stuwen.
Nederland staat aan het begin van een mentaliteitsverandering.”
De auteurs slaan het juichend gade en hopen aan die ontwik-
keling ook zelf een bijdrage te leveren.
Ze krijgen daarbij steun van het kabinet, dat in het regeerakkoord
schreef: “Presteren is geen vies woord, maar een noodzakelijke
voorwaarde. Iedereen in het onderwijs wordt hierop aange-
sproken: ouders, leraren, leerlingen en schoolbestuurders: de
basis op orde, de lat moet omhoog.” In ‘Over de top’ voegt
onderwijsminister Marja van Bijsterveldt daaraan toe: “Ik vind
het zonde als een kind meer kan, maar niemand ernaar vraagt
en het er niet uitgehaald wordt. Dat is zó kwetsend. Een kind
maak je gelukkiger door te zeggen: Hé, je kunt meer dan je
denkt, we gaan er samen voor zorgen dat jij je grenzen verlegt.”
Verwachtingsvol onderwijs noemt ze dat.
Wondere wereld“Ambitieus zijn is onze dure plicht”, vervolgt de minister.
“Anders leggen we het simpelweg af tegen landen als China
en India, waar per jaar tientallen miljoenen jongeren afstuderen
die staan te trappelen om aan de slag te gaan. Daar spat de
ambitie en prestatiedrang vanaf! Ik zeg niet dat onze kinderen
zo moeten worden. Wij hebben ook andere waarden, zoals
communicatie, presentatie en creativiteit. Maar we moeten
scherp in de gaten blijven houden dat we niet stil blijven staan.”
Het economisch motief speelt dus een belangrijke rol, geven
ook Nelis en Van Sark toe. “Geleidelijk sijpelt het besef door dat
we die toppers hard nodig hebben om als BV Nederland te
blijven innoveren.” Maar ook voor de toppers zelf is streven naar
excellentie een goede zaak. “Wij geloven oprecht dat het ontdekken
en uitbreiden van talenten mensen uiteindelijk gelukkiger maakt.
Je kunt in een flow raken door iets te doen wat je heel graag
doet en wat je daardoor steeds beter kunt.”
Probleem is alleen dat jongeren van nu liever ‘gewoon genieten’,
vaak gestimuleerd door ouders van wie ze geregeld te horen
krijgen dat ze ‘maar één keer jong’ zijn. Bovendien kunnen ze
zich lastig toewijden aan slechts één onderwerp. En dan
worden ze ook nog eens te weinig geprikkeld en geïnspireerd.
“Als niemand ze in contact brengt met klassieke muziek, een
oud ambacht, de achterkant van een computer of de wondere
wereld van de brulkikker, gaan ze hun talent in ieder geval niet
zoeken in die richtingen.”
Na het ontdekken is het een kwestie van trainen, trainen en nog
eens trainen. Talent is geen statisch gegeven, het is niet iets wat
je hebt of niet. Het gaat om ‘leerpotentie’, doceren de auteurs.
“Als je naar de maan wilt, heb je een lange weg te gaan”, stellen
ze in een van hun vele oneliners. “Maar het gegeven dat je
10.000 uur of meer moet studeren om als klassiek musicus
de top te bereiken, staat ronduit haaks op voorbeelden als
Esmee Denters, die enkele liedjes op Youtube zet en spreek-
woordelijk uit haar slaapkamer wordt opgepikt en plotsklaps
de top bereikt.”
Enkelvoudige zinnenDe lat hoger leggen, eruit halen wat er inzit – het zijn kreten
waarmee Wim van Deijk van het Prisma College in Amersfoort
niet uit de voeten kan. “Het zijn allemaal Twitterberichten;
politici zijn er heel bedreven in, in die oneliners van maximaal
140 tekens. Er is geen ruimte voor onderbouwing of nuan-
cering, want dat vraagt al om een mailbericht. Het gaat om
samenhang; die zie ik niet in het beleid van de minister.
Het moet niet te ingewikkeld, maar in enkelvoudige zinnen,
anders snapt de burger het niet meer.”
Het stoort hem dat de minister haar pijlen aanvankelijk alleen
op havo en vwo richtte, maar dat onderhand ook de leerlingen
op het vmbo moeten schitteren. “De nuance is helemaal
verdwenen, iedereen moet uitblinken, op elk niveau. Maar op
het vmbo zit een heel ander type leerling. Daar houdt de minister
geen rekening mee. De discussie over excellentie gaat helemaal
voorbij aan de specifieke kenmerken van het individu, met zijn
eigen achtergrond en mogelijkheden en beperkingen. Iedereen
wordt op dezelfde manier beoordeeld. En wie niet aan de norm
voldoet, is een loser.”
9 ‘Alsof we met de Olympische Spelen bezig zijn’
“Er zal altijd een onderkant zijn”, zegt Van Deijk. Sterker nog,
door zo te hameren op excellentie groeit die “onderlaag” alleen
maar. “Wij bieden op het Prisma College aantrekkelijk en uit-
dagend beroepsonderwijs. Maar we moeten wel realistisch zijn;
wij krijgen kinderen binnen vanuit groep 8 die bij de Cito taal-
en rekentoets op geen enkel onderdeel voldoende hebben
gescoord. Wij vangen alle leerlingen op, maar worden daar
vervolgens op afgerekend. Wat is excelleren in basis beroeps?”
Steriele benaderingDat leerlingen in het vmbo ook leren samenwerken, blijft bij de
Inspectie of de minister buiten beeld. Dat ze zich op een andere
manier ontplooien eveneens. Van Deijk: “De slagingsregeling
draait om taal en rekenen, niet om de vakrichting. De Inspectie
komt hier niet kijken hoe een toekomstige timmerman met zijn
vak bezig is, maar of hij voor taal en rekenen wel een voldoende
heeft gehaald.”
Een steriele benadering, vindt hij het. Iedere leerling moet voor
zichzelf bewijzen dat hij de beste is. Het bevordert haantjes-
gedrag, scoringsdrift – ook bij de scholen onderling; de concur-
rentiestrijd zal alleen maar heviger worden. De toelatingseisen
gaan omhoog. “Hoe ga je om met leerlingen die niet op het
standaardniveau excelleren, maar wel op hun eigen niveau?
Gerrit Rietveld heeft ook maar gewoon Ambachtschool gedaan.
Hij excelleerde nog niet toen hij 14 was. Zo zijn er veel meer
laatbloeiers. Een mens moet zich kunnen ontwikkelen, in zijn
eigen tempo. Daarvoor moet hem tijd gegund worden.”
Bovendien: waar gaat het nou om? Dat je gelukkig wordt of
altijd als beste scoort? “Ik had vroeger een meisje in de klas,
dat altijd ging huilen als ze lager dan een 8,5 had. Ik vraag me
af of ze gelukkig is geworden. Ik denk dat weinig mensen
bestemd zijn voor de top. Als alles draait om het halen van die
top, om scoren, hoe leer je dan je verlies te nemen? Ik las ooit
een mooi gedicht: wat zou er van Orpa geworden zijn? Hoe het
met Ruth verder ging in het Bijbelverhaal, is bekend. Over Orpa
gaat het nooit. Er moet ook belangstelling zijn voor degene die
een andere keus maakt of moet maken.”
Absolute prestatieschoolRald Visser, voorzitter van het college van bestuur van LMC
Voortgezet Onderwijs (met 27 vestigingen in Rotterdam), vindt
alle aandacht voor excellentie prima. “Al wekt het wel de
suggestie dat we daar in het verleden helemaal niet mee bezig
waren. En dat je zomaar een ander chipje in het hoofd van de
docent kunt plaatsen, waardoor het onderwijs in één klap
verandert. Maar de samenleving is een stuk sneller geworden;
we zitten met z’n allen op Twitter en kijken naar The Voice.
Ik wil niet zeggen dat we het onderwijs net zo moeten inrichten
als The Voice of Holland, maar dat er ook in het onderwijs meer
sprake zal zijn van het competitief element – daar ontkomen
we niet aan.”
LMC begint in augustus met een nieuwe havo/vwo-opleiding:
Highschool Rotterdam. “Nieuw, ambitieus en dankzij de bijzon-
dere en vernieuwende aanpak met een grotere kans op een
succesvolle hbo-/wo-aansluiting”, zo voorspelt het enthousiaste
persbericht alvast. De opleiding biedt in het eerste jaar plaats
aan 75 “geselecteerde” leerlingen. De eisen: een Cito-toetsscore
van minimaal 538, een taalpercentiel van minimaal 60 en een
goede beoordeling van een (praktijk)opdracht en een portfolio.
“We selecteren dus streng aan de poort”, vervolgt het bericht.
“We gaan voor super gemotiveerde en capabele leerlingen.
Die mogen ook wat van ons verwachten. We zijn een absolute
prestatieschool, met individuele begeleiding op maat, maar
bijvoorbeeld ook lessen Chinees. Naast het basislesprogramma
is er wekelijks tien uur ingeroosterd voor speciale lessen in het
kader van Business, Science of Art & Design.”
Met de inrichting van de opleiding wil de schooldirectie de
uitval in het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk
onderwijs van leerlingen afkomstig van havo en vwo een halt
toeroepen. Dat gebeurt volgens Visser onder meer door leer-
lingen al vroegtijdig kennis te laten maken met de manier van
lesgeven van de vervolgopleiding. “Zo zien ze welke kant het
op gaat. Ze worden eerder uitgedaagd en gaan daardoor
maatschappelijk volwaardiger en rijper door de opleiding heen.
Omdat ze gaandeweg al kennis hebben gemaakt met een
andere wereld, is de overstap naar de vervolgopleiding kleiner
en zal de uitval minder zijn.”
Excellent slagingspercentageRotterdam Highschool belooft nu al “een excellent slagings-
percentage”, maar aan een nadere invulling daarvan waagt
Visser zich niet. Vooralsnog gaat hij uit van “hoger dan het
landelijk gemiddelde”. Bij enkele andere gerichte opleidingen
binnen het LMC, zoals de Theaterschool, is het percentage
bijna 100. “Ook daar speelt motivatie een belangrijke rol, en
motivatie bevordert de prestatie. Als je in de eerste klas al leert
hoe je een kleine onderneming opzet of ziet wat er bij ING
allemaal gebeurt, dan groeit de motivatie. En als je goed gemoti-
veerd bent, komt de rest vanzelf wel.”
“We leven in een ander tijdsgewricht dan vijf jaar geleden”, zegt
Visser. “Vragen om doelmatigheid en efficiency in onderwijs
klinken steeds luider. De druk op universiteiten en hbo-oplei-
dingen neemt toe, dus ook op ons in het voortgezet onderwijs.
Je kunt van alles vinden van die grotere druk op opleidingen,
maar die is wel inherent aan het beleid van het ministerie.
Je kunt dan de barricaden op gaan en zeggen: ‘Daar doe ik niet
aan mee!’ Je kunt ook op zoek gaan naar oplossingen.”
Over de top, Haal het allerbeste uit jongeren,
door Huub Nelis en Yvonne van Sark,
uitgeverij Kosmos (www.kosmosuitgevers.nl)
10‘Alsof we met de Olympische Spelen bezig zijn’
Carla Schaap is senior
adviseur Kwaliteit bij de
Besturenraad
Wilt u reageren? Mail naar
Column
De kwaliteit benaderde die van de professionele
theaterwereld.
In het programmaboekje stond een veelzeggend citaat
van een leerling: “Wat veel mensen niet begrijpen is
dat de schoolmusical bij veel leerlingen voor zelf-
vertrouwen zorgt. Het zorgt ervoor dat ze zichzelf durven
laten zien en trots kunnen zijn op zichzelf.”
Aansluitend sprak ik met enkele ouders en grootouders
van de spelers. Trots op de prestaties van hun (klein)
kind en ook verrast bij het zien van het ongekende talent
en het lef om daar een rol neer te zetten. De docenten
die ik sprak, gaven aan dat zij de leerlingen hadden
zien veranderen, een team zien worden, en talenten van
leerlingen hadden leren kennen die zij in hun lessen
Engels of wiskunde niet hadden kunnen vermoeden.
De verscheidenheid aan talenten en de verschillen in
ontwikkelingsfase droegen bij aan een harmonieus en
krachtig geheel: verscheidenheid als meerwaarde.
In het onderwijs wordt in toenemende mate een
beroep gedaan op talentontwikkeling en differentiatie.
Dat vraagt van docenten dat zij verschillen tussen
leerlingen signaleren en het onderwijs daarop aan
laten sluiten, zodat talenten van welke aard dan ook
de ruimte krijgen en zich optimaal kunnen ontwikkelen.
Excellentie als uitdaging en niet langer als afwijking
van het gemiddelde.
Excelleren mag weer, maar er wordt nog wel vaak een
smalle definitie aan het woord gegeven. Is de excellente
leerling enkel die met de vermelding ‘cum laude’ op
de cijferlijst, of ook de leerling die op andere terreinen
talenten ontwikkelt? Talenten die niet altijd gezien
worden, tenzij de school contexten creëert die leerlingen
de mogelijkheid bieden om hun talenten te leren kennen
en te ontwikkelen. Zoals in de musical duidelijk het
geval was.
Contexten kunnen op het creatieve terrein liggen, maar
ook in sport, cultuur, maatschappelijk veld, arbeids-
markt, en dergelijke. Talenten leren kennen vraagt ook
herkenbare beelden. Beelden die in de maatschappij
niet altijd breed zichtbaar zijn.
Scholen hebben een kans en misschien wel een opdracht
om leerlingen beelden te laten zien waarmee zij zich al
dan niet kunnen identificeren. Beelden die de keuzes
in hun loopbaan kunnen vergroten. Beelden die hun
dagelijkse werkelijkheid soms te buiten gaan, en juist
daarin kansen bieden. Kansen voor hun eigen ontwik-
keling, maar ook voor de maatschappij.
Dit vraagt meer dan een goed LOB-programma.
Het vraagt ook bewustzijn van ouders en school om
jongeren breder te laten kijken, over de grenzen van
bestaande beelden en opvattingen heen. Dit gebeurt
bijvoorbeeld in het programma Bèta Excellent, waarin
meisjes worden uitgedaagd om hun exacte competenties
te leren kennen. Het gebeurt bij techniek, waar een
groot tekort aan personeel dreigt doordat heersende
beelden niet overeenstemmen met de werkelijkheid
en het brede scala aan mogelijkheden die de
techniek biedt.
Het ontdekken van eigen talent kan een verrassing
blijken, het ontwikkelen ervan plezier en zelfvertrouwen
geven en daarmee tot een onverwachte groei van
mogelijkheden leiden. Excellente leerlingen in een
school waarin docenten een podium aan talenten
bieden. Dat is voor mij de excellente school!
Talent in beeld!Afgelopen week mocht ik genieten van de musical Mamma Mia, die door leerlingen en medewerkers van het Ds. Pierson College in Den Bosch op de planken werd gebracht in een prachtig theater ontworpen door Anton Pieck. Ik genoot van zang en dans en was vooral verrast door de diversiteit aan talenten en het voelbare plezier dat de leerlingen en medewerkers aan het spelen en musiceren beleefden.
11 Tekst Carla SchaapColumn
Vijf velletjes papier kreeg Janita van Dorland
overhandigd van het bestuur van cbs Het Octaaf,
een basisschool in een buitenwijk aan de westkant
van Assen. De tekst omvatte het geheel vernieuwde
onderwijsconcept dat het bestuur na een aantal
nadenksessies samen met onderwijsspecialisten
had geformuleerd. Het plan ging over werken met
profielen, de invoering van Engels voor alle groepen
en andere voor de school vernieuwende zaken,
maar alles cirkelde rond het idee van meervoudige
intelligentie. De school was hard toe aan vernieu-
wing. Cbs Het Octaaf was in het slop geraakt
nadat er decennialang onveranderd en traditioneel
onderwijs was gegeven. De bevlogenheid was
teloor gegaan, het team ingedut, de inspiratie leek
vervlogen en het leerlingenaantal liep terug.
De centrale vraag die het bestuur zich destijds
stelde voor het herformuleren van de onderwijs-
visie was: 'Wat hebben kinderen in de toekomst
nodig'. Het bestuur koos ervoor daarbij de ideeën
rond meervoudige intelligentie (MI) als uitgangs-
punt te nemen.
“Ik was laaiend enthousiast”, blikt Van Dorland
terug, die kort ervoor kennis had gemaakt met MI
in het onderwijs. Ze had een baan als adjunct-
directeur op een school in de buurt en was toe
aan iets nieuws. “Ik hoorde dat men met MI aan
de slag wilde en heb gelijk gezegd ‘dat is de enige
school waar ik naar toe wil’.” Het nog niet heel
concrete schoolplan bood haar de ruimte om het
onderwijsprogramma van de grond af aan op te
bouwen.
PannenkoekenDe invoering ervan ging echter allerminst zonder
slag of stoot. “Vooral ouders waren sceptisch.
In die tijd speelde de discussie rond het Nieuwe
Leren, dat geen positieve associaties opriep.
Het programma rond MI werd er mee in verband
gebracht. Ouders vreesden dat we een onderwijs-
experiment met hun kinderen aangingen.”
Samengevat kwam de twijfel neer op de gedachte:
Leuk hoor, pannenkoeken bakken tijdens de les,
maar wat leren kinderen er van? “Het gaat echter
Mensenslim, beeldslim, muziekslim, techniekslim, woordslim of rekenslim. Ieder kind is slim op zijn eigen manier. Op cbs Het Octaaf in Assen is het gehele onderwijs programma rond dit idee van intelligentie gebouwd. “Het is heus geen onderwijs experiment.”
12 Tekst Loek Mulder | Fotografie Fotostudio KrügerSlim op vele manierenWat mijn school mijn school
maakt
Slim op vele manieren
cbs Het Octaaf
Meervoudige intelligentie controversieel
Grondlegger van het idee van meervoudige
intelligentie is de Amerikaanse psycholoog
Howard Gardner. Ruim twee jaar geleden
kreeg Janita van Dorland de kans een master-
class te volgen die Gardner gaf over MI.
“Enorm inspirerend. Hij biedt een diep-
gewortelde visie op de wereld. Het gaat over
hoe mensen denken en handelen en wat
kinderen nodig hebben voor hun toekomst.”
Gardner heeft weliswaar geen handleiding
opgesteld voor een onderwijsprogramma,
onderstreept Van Dorland, maar zijn ideeën
fungeren wel als inspiratiebron. Zo ook op
cbs Het Octaaf in Assen. Nederland kent
enkele scholen die MI als uitgangspunt voor
hun onderwijsprogramma hanteren, in de
VS is het meer ingeburgerd.
Het gedachtegoed van Gardner is echter
controversieel. Er is weinig wetenschappelijk
bewijs voor het bestaan van s ubvormen van
intelligentie. Zijn tegenstanders vinden dat
Gardner intelligentie verwart met vaardig-
heden. Bovendien is algemene intelligentie,
uitgedrukt in IQ, de beste voorspellende
factor van schoolsucces. In meerdere inter-
nationale studies wordt het gebruik van het
MI-concept in de onderwijspraktijk zelfs
afgeraden.
“Op grond waarvan dan wel?” vraagt
Van Dorland zich af. “Dat MI-scholen slechter
presteren is onzin. Je hebt goede en minder
goede, net als bij Dalton- of Jenaplanscholen.
Op onze school zijn de resultaten goed, de
school loopt lekker en alle betrokkenen zijn
enthousiast.” Van Dorland kent de vraag-
tekens rond de bewijsbaarheid van het
bestaan van meervoudige intelligentie en
het nut ervan voor het onderwijs. “Ik pleit
voor boerenverstand. Ik zie en voel dat het
hier werkt. Daar heb ik geen boekje voor
nodig. Talloze kinderen zijn in het verleden
jammerlijk niet tot leren gekomen omdat
hun eigen manier van leren niet tot recht
kwam op school. Dáár willen we hier wat
aan doen.”
niet om het ‘leuke’”, reageert Van Dorland.
“Een kookles is een middel om te leren over hoe-
veelheden, verhoudingen en kosten. We hebben
erg ons best gedaan om duidelijk te maken dat we
heel bewust met leren bezig zijn tijdens zo’n les.”
Door ouders bij de plannen te betrekken, door op
koffieochtenden, inloopochtenden en andere
momenten te informeren en door kritiek niet uit de
weg te gaan, slaagde de school er in de twijfel
bij de meeste ouders weg te nemen. Er ontstond
begrip en steun voor de aanpak en volgens
Van Dorland rees al vrij vlug na de herstart van
cbs Het Octaaf het vertrouwen in de aanpak.
“Het besef dat we op de goede weg waren, drong
snel door”, vat Van Dorland samen.
LeerstijlenHet is ook goed te begrijpen dat mensen moeite
hebben met het wat diffuse en ongrijpbare
concept van meervoudige intelligentie, vindt
Van Dorland (zie kader). En hoe wordt het
vertaald naar de dagelijkse onderwijspraktijk van
de leraren? “Meervoudige intelligentie is een wat
zware term”, zegt Van Dorland. “Ik vind het ook
niet een heel mooi woord.” MI gaat ook niet om
intelligentie uitgedrukt in harde IQ-getallen, het
betreft eerder leermogelijkheden. “Het heeft wat
mij betreft vooral betrekking op leerstijlen”, zegt
Van Dorland. “Ieder kind is knap op verschillende
manieren. Ieder heeft zijn eigen favoriete leerstijl.
Ons onderwijsidee biedt kinderen de mogelijkheid
om op verschillende manieren te leren. Er wordt
aansluiting gezocht bij de favoriete leerstijl en
interesses van de leerling. In het midden staat het
streven kinderen tot leren en tot ontwikkeling te
brengen.” Ouders begrijpen het vaak wanneer ze
twee of meer kinderen hebben en inzien dat die
heel verschillend leren.
Om elke leerling de ruimte te bieden om te leren,
hanteert de school een diversiteit aan werkvormen,
waarbij 'vorm volgt functie' als uitgangspunt geldt.
Dat wil zeggen dat het leerdoel centraal staat,
maar dat de manieren waarop dit doel wordt
bereikt, mogen verschillen.
DoelgerichtOp het eerste gezicht lijkt het allemaal nogal vrij
en ongedwongen, maar dat is gezichtsbedrog,
zegt Van Dorland. Ook al geschiedt de invulling
van de lessen vanuit de belangstelling van de leer-
ling, de manier waarop dat gebeurt is doordacht
en systematisch opgezet rond strakke didactische
structuren en leerplannen. Die gelden voor alle
lessen, want de structuren zijn inhoudsvrij.
Van iedere les is een MI-les te maken, vindt de
school. Daartoe zijn in alle klassen zogeheten
structuurkaarten opgehangen met daarop de
stappen en de werkvormen die het leerproces
moeten ondersteunen.
“Het is vrijheid in gebondenheid”, aldus
Van Dorland. “Ik krijg vaak te horen dat mensen
hun aanvankelijke oordeel dat het vooral speels
en spontaan is, moeten bijstellen. Laten we niet
vergeten dat de leerresultaten die we met ons
concept boeken keurig volgens de norm zijn en
dat we op taalgebied goed scoren. De school als
geheel is zelfs behoorlijk taalslim. Niet zo verwon-
derlijk, wanneer we bedenken dat ons onderwijs
zeer taalgericht is. We zijn niet voor niets in 2010
genomineerd voor de Drentse Onderwijsprijs.”
Weliswaar won de school de prijs niet, maar de
nominatie is wel een aanwijzing voor het wel-
slagen van de ideeën, stelt Van Dorland.
13 Slim op vele manieren
14
Dit artikel gaat over deugden. Nadat ze lange tijd zijn geassocieerd met braafheid en burgermansfatsoen, zijn ze terug van weggeweest. Een opmerkelijke revival. Het lectoraat Morele Vorming van de Gereformeerde Hogeschool in Zwolle heeft onlangs een praktijkboek voor leerkrachten en pabostudenten gemaakt waarin het vooral gaat over het leren van deugden en het scholen in deugdzaamheid. Reden om er aandacht voor te vragen.
Lange tijd was het onderwijs, zeker het christelijk onderwijs,
te typeren als een vorming in deugdzaamheid. Zo kreeg ik op
mijn lagere school cijfers voor netheid, ijver en goed gedrag.
De geest van de 19e-eeuwse Hieronymus van Alphen ken-
merkte het christelijk onderwijs tot in de jaren zestig van de
20e eeuw:
De ledigheid
Nimmer moet ik ledig wezen;Alles doen met lust en vlijt.Bidden, leeren, schrijven, leezen,Spelen, werken heeft zijn tijd.
Moeder lief kan ’t ook niet velen,Dat de tijd verwaarloosd wordt.Lui zijn, zegt ze, is tijd te steelen,En ons leven is zo kort!
TijdgeestIn die jaren zestig stierf echter de deugdzaamheid. De jongeling
kwam in verzet, eerst in de vorm van protest, later in de vorm
van assertiviteit. En nu staat het kind centraal en draait alles
om hem. Het individu is geboren en die laat zich gelden.
Wel wordt hem voorgehouden dat hij er goed aan doet zijn
eigen doelen te stellen, zichzelf onder controle te houden,
maar vooral ook bij zichzelf te blijven, wat men vangt in het
woord authenticiteit.
Vanuit christelijke kring kwam wel af en toe een reactie.
Zo predikte een christendemocraat: fatsoen moet je doen!
Hij vroeg aandacht voor waarden en normen in het onderwijs.
Het smaakmakende deel van Nederland reageerde spottend,
maar erkende enkele jaren later dat hij met zijn hameren op
waarden en normen de tijdgeest goed had aangevoeld.
Nu moeten scholen aandacht geven aan goed burgerschap
en aan sociale betrokkenheid en worden leerlingen op
De deugd in ons midden…
14De deugd in ons midden… Tekst Paul Boersma
De deugd in ons midden…
maatschappelijke stage gestuurd. En scholen drukken zichzelf
uit in voor hen belangrijke waarden en zijn zich bewust van hun
maatschappelijke relevantie.
PersoonsvormingWie waardegericht onderwijs wil geven, zal leerlingen leren hoe
zij in hun leven waarden een plek kunnen geven die hun keuzes
mede bepalen en hun handelen richting geven. Waarden als
respect tonen, verdraagzaam zijn, niet discrimineren, oog hebben
voor duurzaamheid, heeft bijna elke school in haar doelstellingen
opgenomen. Waarden zijn als het ware richtpunten voor het
handelen.
Een belangrijke waarde waar nu aandacht voor is, is deugd-
zaamheid. Die waarde betreft niet alleen de morele ontwikkeling
van kinderen, het besef van goed en verkeerd doen.
Deugdzaamheid is een waarde die de persoon zelf betreft. De
waarde richt zich op de vorming van de attitude, de gezindheid,
het karakter van de leerling. Het genoemde praktijkboek van het
lectoraat over deugdethiek werkt juist dat aspect van de morele
vorming uit. Het richt zich op de ontwikkeling van de persoon,
op de vraag hoe je bent, niet primair op het juiste handelen,
het goede gedrag.
Het lectoraat benadrukt daarbij dat je door opvoeding en
scholing iemand kunt worden. Als je goed gevormd bent, zul
je ook goed doen, is de gedachte van de deugdenbenadering.
Vandaar de titel van het boek: Doe me een deugd!
De auteurs werken negen deugden uit, laten leraren daarover
hun gedachten uiten en reiken praktische vormen aan om er
in de les mee te werken. Drie deugden voor de onderbouw –
matigheid, eerlijkheid, en geduld –, drie voor de middenbouw
– naastenliefde, vriendschap en zorgzaamheid –, en drie voor
de bovenbouw: tolerantie, verantwoordelijkheid en respect.
Kinderen leren vooral door gewoontevorming. Wezenlijk voor
een morele ontwikkeling is ook het leren van zelfcontrole en
van intrinsieke motivatie. In onze tijd, waarin de mens vooral
op zichzelf teruggeworpen wordt, zijn dat belangrijke eigen-
schappen.
Het midden houdenWie deze eigenschappen bezit, is daarmee nog niet deugdzaam.
Het zijn middelen om het midden te houden tussen extremen
en om te handelen overeenkomstig de morele standaards die
een mens zich eigen heeft gemaakt.
De deugdzame mens heeft echter die ‘zelfdwang’ niet nodig.
Hij is deugdzaam omdat hij daar juist gelukkig bij is. Hij is
intrinsiek gemotiveerd. Daarmee is opvoeden tot deugdzaamheid
een ultiem doel van onderwijs en opvoeding. Geen externe druk
of een gevormd geweten stuurt het gedrag, maar het komt voort
uit een samenhang van deugden die tot eigenschap geworden
zijn. Wie bijvoorbeeld moed toont, en achteraf pas beseft dat
hij ook ander gedrag had kunnen tonen, handelt niet op grond
van een moreel besef, maar handelt vanuit een verworven
eigenschap: je bent moedig.
De deugd ligt in het midden, tussen twee extremen. Moed
ligt tussen overmoed en lafheid. In de prachtige serie ‘voor-
treffelijk leven’ van het dagblad Trouw, begeleid door ethicus
prof. dr. Paul van Tongeren, die meerdere bijdragen leverde aan
een deugdethiek, werden soms juist extremen weer tot deugd
verheven. Zo herinner ik mij een bijdrage over de deugd der
onverschilligheid – ik kan me er iets bij voorstellen als reactie
op de krampachtige drang van velen om het verschil te willen
maken.
Overigens zou het zowel in Trouw als in het mooie boek van
lector Pieter Vos niet misstaan hebben wanneer trouw als deugd
aandacht zou hebben gekregen, een van de drie noties die de
profeet Micha zijn gehoor voorhoudt: “De Heer vraagt niet anders
van u dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en oot-
moedig te wandelen met uw God”.
Een jas die je pastHet boek reikt wel een aantal andere deugden aan: moed,
toewijding, vrijgevigheid, barmhartigheid, rechtvaardigheid
en verstandigheid. De eerste en de twee laatste vormen samen
met matigheid de vier klassieke deugden. Het boek noemt wel
de door Thomas van Aquino aangedragen bovennatuurlijke
deugden, ook wel goddelijke of theologale deugden genoemd
(geloof, hoop en liefde), maar werkt ze niet uit.
Op de dag dat ik dit artikel schreef, maakte ik een bezinnings-
moment van een collega mee die daarmee een vergadering
opende. Ze sprak over haar trouwtekst, waarmee zij uitdrukking
gaf aan haar geloof, haar hoop en haar leven vanuit liefde.
Toen trok ze een jas aan, waarbij ze een tekst van Paulus aan
de Kolossenzen citeerde: “omdat God u heeft uitgekozen, moet
u zich kleden in innig medeleven, in goedheid, bescheidenheid,
zachtmoedigheid en geduld; verdraag elkaar en vergeef elkaar
… en bovenal, kleed u in de liefde, dat is de band die u tot een
volmaakte eenheid maakt”. Het is een jas die haar past, die
haar identiteit onthult, zoals kleding, en dat geldt zeker voor
jongeren, uitdrukt wie je bent. Ik ken haar inderdaad zo: niet
braaf, maar ze deugt wel!. Ik zal haar nog vragen wat het
onderwijs daaraan voor haar heeft bijgedragen.
Wilma van der Jagt en Pieter Vos, Doe me een deugd.
Praktijkboek morele vorming voor de basisschool,
Zoetermeer: Boekencentrum, 2012.
15
VerbindingSome people see things as they are and say: why? I dream things that never were and say: why not?
Robert F. Kennedy (naar George Bernard Shaw), in een toespraak aan de Universiteit van Kansas, 18 maart 1968
Van de jaren zestig tot 1975 was het gebouw
gevuld met vele zenders: alle schepen en alle
KLM-vliegtuigen waar ook ter wereld werden
bediend via Radio Kootwijk. In 1999 werd de
zenderfunctie van het gebouw geschiedenis.
Het gebouw en zijn geschiedenis symboliseren
veel voor mij. Onder andere de voortschrijdende
techniek, waardoor veel verandert en veel snel
veroudert. Met je mobiele telefoon kun je nu
hetzelfde bereiken als in 1928 met een kolossaal
zendgebouw met enorme zendmasten.
Het gebouw werd midden tussen bos, heide en
zandverstuiving gebouwd, en nu keert langzamer-
hand de natuur weer terug.
Ook hier hebben vele mensen met hart en ziel
gewerkt om de verbindingen open te houden.
Zij offerden hun tijd op en deden vaak meer dan
van hen verlangd werd. De zenders mochten niet
uitvallen. Hun werk veranderde of verdween door
de komst van transistoren en digitale techniek.
Wat gelijk is gebleven, is dat we als mensen
verbinding met elkaar nodig hebben. Zodat we
samen dingen kunnen bereiken, ontwikkelen of in
stand houden. Waarbij we, vaak vanuit ons geloof,
een drive hebben om dat wat we doen, zo goed
mogelijk te doen. Samen met anderen en ten
dienste van anderen. Het is goed om ons te reali-
seren dat mensen met allerlei verschillende uit-
gangspunten uiteindelijk ontwikkelingen samen
tot stand brengen. Dat geldt in de techniek, dat
geldt ook voor onderwijs.
Ik ben een realist. Toch is het voor mij goed om te
durven dromen en mijn idealisme ruimte te geven.
Met de uitspraak van Robert Kennedy in mijn
achterhoofd, probeer ik voor kinderen het onderwijs
zo goed mogelijk vorm te geven, tussen droom en
realiteit.
Jan Huizinga
Directeur PCBS De Regenboog, Apeldoorn
Inspiratie
Inspiratie voor christelijk onderwijs
Vlak bij Apeldoorn ligt Radio Kootwijk.
Daar, midden op de hei, staat het imposante,
voor malige zendgebouw. In 1928 werd vanaf deze
plaats het eerste telefoongesprek gevoerd tussen
Nederland en Nederlands-Indië. Het liedje
‘Hallo Bandoeng’ gaf destijds het belang van deze
gebeurtenis aan. Het gebouw werd rond de zender
ontworpen. Een combinatie van realiteit en droom
maakte dit waar.
16 Samenstelling Guido de BruinInspiratie
Een student vertelde in een college dit verhaal.
Het raakte mij door de wijze waarop hij de olifant
en de blinden verbeeldde. Belangrijk is het
perspectief van waaruit je naar de dingen kijkt
en deze waarneemt. De tekst maakt dit duidelijk.
Er is nooit één waarheid. Al die waarheden bij
elkaar geven een beeld van de wereld. Je bent
niet alleen op de wereld en je kunt niet alles
naar je hand zetten. Maar met elkaar kom je
een stuk verder.
We hebben verschillende bronnen en tradities,
en deze moeten we van elkaar leren en weten.
Het verhaal vertelt over de open houding die
nodig is om je eigen ervaringen te onderzoeken,
zodat je in contact met jezelf en vervolgens met
de ander komt. Je creëert inzicht in je eigen
identiteit en leert dit onder woorden te brengen.
En dan begrijp je ook de ander en het grotere
geheel en de betekenis ervan. De mensheid op
deze wereld is mooi en heeft ons iets te bieden,
als we er maar open voor staan om dat te willen
zien en te delen.
Als lerarenopleider leer ik de studenten verschil-
lende vaardigheden om godsdienst/levens-
beschouwing te geven. Dit verhaal geeft aan hoe
je vanuit de verschillende perspectieven naar het
leven kan kijken. Wat neem jij waar en wat vind je
belangrijk? Wat wil je dan vervolgens de leerlingen
meegeven en aan hen overbrengen?
Loes Mulders
lerarenopleider en vakdidacticus godsdienst en
levens beschouwing, Onderwijscentrum Vrije Universiteit,
Amsterdam
De blinden en de olifantEr waren eens drie wijze, blinde Indiërs. Op een dag kwam de koning op een olifant de stad binnen. De blinden wilden weten wat een olifant was. De eerste voelde aan een poot en zei: “Een olifant is net als een boom”. De tweede voelde aan de slurf en sprong geschrokken achteruit. “Pas op voor dit beest. Het is net een slang.” “Welnee”, zei de derde vol wijsheid en voelde aan het oor. “Een olifant is als een waaier!”De koning sprak daarop slechts: “Jullie hebben alle drie gelijk, en toch heeft elk het mis”.
Soefiverhaal uit de 12e eeuw.
Inspiratie
In december 2010 verscheen onze uitgave Inspiratie voor christelijk onderwijs, een ‘schat-kistje’ met teksten die mensen inspireren in hun werk voor het christelijk onderwijs. Op deze pagina’s gaan we door met het verzamelen van teksten die u raken, bemoedigen of richting geven in uw werk als schoolleider, schoolbestuurder, toezichthouder, leraar of medewerker van een christelijke onderwijsinstelling. U kunt uw tekst met een korte toelichting (beide maximaal 200 woorden) sturen naar Guido de Bruin, e-mail [email protected].
17
Dagboek van
een Israelganger
Wanneer ik mijn collega’s vertel over The Wall, voel ik de emoties
weer door mijn lijf gieren. Die bizarre muur die, het land in tweeën
splijtend, tot doel heeft het veiligheidsgevoel van de Israëli’s te
vergroten. Ik vertel over de mensonterende effecten ervan op het
leven van deze Palestijnse mannen, vrouwen en kinderen. Terwijl ik
dit alles vertel, voel ik opnieuw die verbijstering bij mezelf over het
feit dat mensen blijkbaar bereid zijn de ander het leven onmogelijk
te maken, of het elkaar zelfs te ontnemen. Leren we dan niets van
het verleden? Hoe groot moet de angst dan wel niet zijn! Of hoe
intens de haat! Hoe voed je in godsnaam kinderen op in zo’n
om geving? Hoe kun je ze onderwijzen in vredelievend burgerschap?
Maar ik wil mijn collega’s ook vertellen over die Palestijnse vrouwen.
Die prachtige, bescheiden, hoopvolle vrouwen, die ondanks alles
wat hen is overkomen, toch vanuit hun harten blijven zingen voor
de vrede. Voor iedereen. Voor Israëli’s en Palestijnen. Voor joden,
moslims en christenen. In alle soorten en maten! Deze vrouwen
willen de onderlinge muren, die volken en religies zo van elkaar
scheiden, steen voor steen afbreken, om er vervolgens bruggen mee
te bouwen. Deze vrouwen kennen de werkelijke waarde van Bijbelse
begrippen als barmhartigheid, naastenliefde en vooral vergeving.
Zij weten dat zij het niet van de ander moeten verwachten, maar
dat zij als eersten deze waarden in praktijk moeten brengen.
Deze krachtige vrouwen, hun onverzettelijke geloof in dezelfde
God en hun niet aflatende hoop op betere tijden, staan op mijn
netvlies gebrand.
Woensdagavond 4 april, tegen tienenTweeëndertig onderwijsmensen nemen afscheid van elkaar bij de
bagageband. Intiem. Intens. Hier gaan mensen uiteen die samen
iets hebben beleefd!
Als eerste van ons reisgezelschap passeer ik de schuifdeuren van
de aankomsthal, om direct het verwachtingsvolle gezicht van mijn
vrouw te ontdekken tussen de wachtenden. Na een snelle liefde
volle knuffel, draai ik ons met het gezicht naar de schuifdeuren.
“Schat, laten we nog even blijven hangen, dan kan ik je al die gave
mensen aanwijzen waar ik zo gesteld op ben geraakt! Kijk, daar
loopt vriend Theo. Ik ben zo blij dat wij deze reis samen hebben
gemaakt. En zie je die kleine daar met die grote grijns? Da’s onze
moslimbroeder Mohamed. Hij heeft me de hele terugreis wakker
gehouden. Oh ja, die ene daar met die cowboyhoed… dat is nou
Paul. En daar lopen ‘Toeter & Toeter’, onze beide Dicks, die liepen
steeds met zo’n cameratoeter voor hun snuit. Die grote daar, da’s
Willem Jelle, je weet wel: die van CNV Onderwijs.
En daar, kijk, daar loopt Gerrit. Tijdens onze avond bij het gastgezin
heeft hij alle wereldproblemen voor ons op een rijtje gezet en
binnen een half uurtje opgelost! Daar in de hoek zie je nog net
Meindert weglopen. Met hem heb ik de slaapkamer gedeeld. Leuke
vent, snurkt amper! En die lange daar, die heet ook al Dick. En die
snelle? Die heet Jelle. We hadden nog zo’n snelle, maar die heet
Jules. Daar loopt hij met z’n coole zonnebril! Kijk, daar komt Arjan
zich even voorstellen, de voetballer van het stel. En ik had je toch
gesms’t over Arie, onze poëet? Nou, daar gaat hij. En oh ja, daar
loopt Suzan. Die heeft me toch een lach! En dat is… En die daar…”
Donderdagochtend 5 april, net na negenen. Een teamkamer vol collega’s luistert naar mijn reisverslag. Vol
aandacht. Dat is bijzonder, omdat ik zelf het idee heb dat ik veel te
veel uitweid. Ik heb me in het in het vliegtuig wel voorbereid, maar
er is zoveel wat ik wil delen! Mijn mond stroomt vooral over van de
ervaringen die ik heb opgedaan tijdens onze twee dagen in
Bethlehem. De bezoeken aan de scholen daar en aan het Sumudhuis
(het Verhalenhuis). De gesprekken met de kinderen, de leerkrachten
en schoolleiders. De overnachting bij die lieve, zorgzame en dappere
Palestijnse mensen, zoals Jack en Mary.
18 Tekst Freek ten Klooster | Fotografie Dick den Bakker Dagboek van een Israëlganger
maken over onrecht als ik. Zie ik dan wellicht toch wat over het
hoofd? Normaal geniet ik van mijn ontmoetingen met mijn schoon
vader, omdat hij mijn gedachten vaak weet te scherpen. Vandaag
bemerk ik echter teleurstelling bij mezelf. Niet zozeer door zijn
opmerkingen, maar meer door het feit dat ik me er (opnieuw) door
in verwarring voel raken. Dacht ik het allemaal net een beetje te
gaan begrijpen… Wat een verrekt ingewikkelde, uitzichtloze toestand
is het daar toch in Israël!
Woensdagavond 11 april, na half negenDe eerste fotobestanden zijn over het web verzonden. Kinderen zijn
naar bed, vrouw van huis, dus even tijd voor mezelf. Dankzij al het
beeldmateriaal loop ik al snel weer rond in Jeruzalem. Ik wandel
door de Graftuin en volg de Via Dolorosa. Een paar foto’s verder
daal ik de Olijfberg af, langs de tuin van Gethsemane om uiteinde
lijk weer ‘op te gaan’ naar de Heilige Stad.
Even later wandel ik ‘in de voetsporen van Jezus rond het meer van
Tiberias. Ik hoor opnieuw Jezus’ zaligsprekingen en zie Hem een
mensenmassa voorzien van vis en brood. De prachtige woorden
en liederen tijdens onze zondagse dienst in de boot op het meer
grijpen me opnieuw aan.
Een achtdaagse reis van ruim dertig onderwijsmensen naar Israël en de Palestijnse Gebieden heeft veel losgemaakt, blijkt uit een dagboek van Freek ten Klooster, directeur van SBO De Regenboog in Ede. De thema’s leiderschap, onderwijs en spiritualiteit stonden centraal tijdens deze reis, die de Besturenraad voor het eerst organiseerde.
Zondagmiddag 8 april, tegen vierenHet penthouse van mijn schoonouders in Amsterdam is gezellig
gevuld. Traditioneel vieren we als gezin het paasfeest. Ik beschouw
mijn schoonvader als een wijs man. Voor mij past hij in hetzelfde
rijtje als rabbijn Awraham Soetendorp, van wiens wijsheid,
naastenliefde en kennis wij als Israëlgangers hebben mogen leren
en genieten tijdens de eerste helft van de reis.
Mijn schoonvader, emeritus predikant, heeft zelf drie reizen naar
het Heilige Land geleid. De ideale gesprekspartner dus, en ik heb
ernaar uitgezien om mijn ervaringen met hem te delen. Wanneer ik
hem echter vertel over mijn meest recente overwegingen ten aan
zien van de IsraëlischPalestijnse kwestie, plaatst hij daar direct
een aantal kritische kanttekeningen bij – vooral met betrekking tot
de oprichting van The Wall, de legitimering en de positieve effecten
ervan. Die muur die ik zo ben gaan verafschuwen. Ik ben er zelf
geweest en heb gezien wat die muur doet met mensen! Maar ja,
mijn schoonvader is er ook geweest en hij kan zich net zo kwaad
19 Dagboek van een Israëlganger
Het zijn de dagen van ‘hetzoukunnen’. Dit graf
zou van Jezus kunnen zijn geweest, hier zou Jezus
geweend kunnen hebben, hier zou Hij de
zaligsprekingen uitgesproken kunnen hebben…
Het zit me totaal niet dwars dat bijna niets met
zekerheid aan te wijzen is. Het idee alleen al
dat ik daar mag zijn, waar Hij tweeduizend jaar
geleden Zijn genadewerk heeft verricht, geeft
mij een bevoorrecht en geliefd gevoel.
Jesus once was buried,
that’s for sure.
But was it under the church,
or behind the garden door?
Does the answer matter to my belief?
Will it change His love, I receive?
I don’t have to seek,
I only have to listen;
“For He’s not here,
He’s not there,
He is risen!”
In 2013 organiseert de Besturenraad opnieuw een reis naar Israel en de Palestijnse gebieden. U kunt nu al v rijblijvend uw belangstelling kenbaar maken aan Dick den Bakker, directeur Besturenraad Academie, e-mail [email protected], mobiel 06 23 63 38 49. U wordt dan op de hoogte gehouden van de vorderingen en kunt op enig moment def initief beslissen of u mee wilt gaan.
Zondag 15 april, rond tweeenIk zou zo graag een paar dagen mezelf willen terugtrekken, om in alle
rust te kunnen denken, voelen en schrijven. Mijn gezin, baas en collega’s
zien me echter al aankomen… Ik verzoen me daarom met de gedachte
dat ik hiervoor tijd kan maken in de meivakantie. Maar gelukkig weet
Paul (Boersma, adviseur bij de Besturenraad en medereiziger) mij toch
te stimuleren alvast iets van het verhaal op een rij te zetten. Op vermake
lijke doch indringende wijze heeft Paul ons tijdens de avondsessies
deelgenoot gemaakt van zijn absolute overtuiging dat één van ons nog
tijdens de reis zou aanbieden om bij terugkeer in Nederland een stuk te
schrijven voor SBM… in ongeveer 1000 woorden.
De reis werd in de mailing aangekondigd als ‘inspirerende studiereis’.
Een verslag daarvan zou inderdaad te doen moeten zijn in ongeveer
duizend woorden. Voor een verslag van de unieke reis die ik heb mogen
meemaken, samen met een even uniek reisgezelschap, schieten duizend
woorden ernstig tekort! Zelfs de 1269 die ik nu heb gebruikt…
Weg van de vredeUit de bundel gedichten die Arie de Bruin, voormalig
voorzitter van het college van bestuur van Kind en
Onderwijs in Rotterdam, tijdens de reis schreef:
Een reis naar Israel en Palestina zal niemand onberoerd
laten. Een bezoek aan het land van shalom en de stad van
de vrede: eeuwenoude woorden die een schril contrast
vormen met wat je kunt ervaren als je je oren en ogen niet
wilt sluiten. Van 28 maart tot en met 4 april 2012 mocht ik
met een groep mensen uit het Nederlandse onderwijs door
Jeruzalem wandelen, we bezochten Yad Vashem, hoorden
de zaligsprekingen bij het meer van Galilea en liepen langs
de muur in Bethlehem. We kwamen ogen en oren tekort,
vooral toen we in gesprek kwamen met prachtige mensen
wier verlangen naar shalom wel heel erg op de proef wordt
gesteld. Eén ding is duidelijk: ik kan nooit meer zeggen dat
ik het niet wist, ik ben er geweest.
Weg van de vrede
Verkeer raast naar de oude stad
met ronkende motoren
een file met toeristenbus
op zoek naar vredessporen
er klinkt een oude grijze stem
tussen asfalt en kabaal
opgang naar Jeruzalem
een eeuwenoud verhaal
verlangen naar eeuwig shalom
van een leeuw en van het lam
verlangen naar die mooie droom
de vrede die niet kwam
de herder leidt de kudde voort
met schapen op de loop
de rabbi spreekt het zachte woord
de mens leeft van de hoop.
Jeruzalem, 28 maart 2012
20Dagboek van een Israëlganger
21 Tekst Marijke Nijboer | Fotografie Ruben SchipperStudent aan het woord
Hanneke Wansink (21), vierdejaars pabo Windesheim in Zwolle‘Ik wilde op de basisschool al lerares worden. Met jonge kinderen werken vind ik interessanter dan met pubers. Bovendien vind ik het fijn om met één klas een heel jaar op te trekken. Ik woonde in Winterswijk, dus lag de pabo in Doetinchem voor de hand. Maar omdat ik uit huis wilde werd het Zwolle. Ook praktisch omdat mijn ouders uit elkaar zijn en Zwolle zo’n beetje tussen hun woonplaatsen in ligt. Ik heb door belijdenis te doen bewust gekozen voor het christendom en het moest zeker ook een christelijke pabo zijn.Ik doe dit jaar twee onderzoeken. Voor het ene heb ik een lessenserie gemaakt over het Bijbelboek Micha. Micha was een boerenprofeet en de teksten zijn af en toe best heftig, maar ik wilde bewijzen dat het kan. Mijn afstudeeronderzoek gaat over kindertheologie. Ik heb bestudeerd hoe je kinderen vanuit Bijbelteksten dingen zelf kunt laten verwoorden. Door hun onderlinge gesprek krijgen ze meer mee dan wanneer ze alleen luisteren.’
Student aan het woord
In weerwil van de politieke en maatschappelijke druk om zich te concentreren op scholing in basisvaardigheden, profileren veel christelijke basisscholen zich op de brede persoonsvorming van hun leerlingen. Dat blijkt uit een onderzoek in opdracht van de Besturenraad. Het leverde drie ‘schooltypen’ op. Daarmee is het een nuttige “aanjager van het gesprek over identiteit vandaag de dag”, concludeert algemeen pedagoog en godsdienstpedagoog prof. dr. Siebren Miedema.
Christelijke scholen tegen het maatschappelijk tij
Onderzoek schooltypen
Een van de vragen van het huidige onderzoek was
of deze indeling recht doet aan de hedendaagse
onderwijspraktijk.
In deze tijd blijken behalve de plaats van de chris-
telijke traditie vooral de omgang met pluriformiteit
(onder leerlingen, ouders en docenten) en de visie
op vorming de onderscheidende aspecten te zijn.
Die komen terug in de drie typen christelijke
scholen die de onderzoekers op inductieve wijze
uit de antwoorden van 166 schoolleiders op een
brede vragenlijst en uit elf verdiepende interviews
hebben gedestilleerd.
de manieren waarop een representatieve groep
schoolleiders van christelijke basisscholen zich
vandaag de dag positioneert.”
Omgang met pluriformiteitVoor hemzelf was het onderzoek extra interessant,
omdat Miedema eind jaren negentig aan de wieg
stond van een in opleiding voor schoolleiders en in
identiteitsondersteuning veelgebruikte maar nooit
empirisch getoetste indeling van het christelijk
primair onderwijs in zuilscholen, programscholen,
ontmoetingsscholen en interreligieuze scholen.
“Het is lastig dat in de politiek nog steeds wordt
geroepen dat christelijke scholen ‘er niets meer
aan doen’ en dat hun bestaansrecht voortdurend
in twijfel wordt getrokken”, verzucht Miedema,
hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
“Een kritische houding is prima, maar fact-free
politics en niet onderbouwde mantra’s verdienen
stevig weerwoord.” Het onderzoek dat hij samen
met dr. Gerdien Bertram-Troost (VU) en dr. Ina
ter Avest en Cees Kom MA (beiden Inholland)
uitvoerde, bewijst wat hem betreft het tegendeel.
“Het is een goede, actuele bestandsopname van
22 Tekst Guido de Bruin | Fotografie Thomas SchlijperChristelijke scholen tegen het maatschappelijk tij
Drie typenScholen van type 1 zou je traditiescholen kunnen
noemen. Zij willen leerlingen in aanraking brengen
met het evangelie van Jezus Christus. Er is veel
aandacht voor godsdienstige vorming. Op deze
scholen zitten ook onkerkelijke leerlingen, maar de
leraren zijn overwegend protestants. De school-
leider is meestal actief betrokken bij een kerkelijke
gemeenschap.
Scholen van type 2 zou je diversiteitsscholen
kunnen noemen. Zij willen leerlingen voorbereiden
op de multiculturele samenleving. Belangrijk is dan
ook de overdracht van vaardigheden die ze daar-
voor nodig hebben. Levensbeschouwelijke diversi-
teit is voor deze scholen een positief gegeven.
Leerlingen maken kennis met het christelijk geloof
omdat belangrijke waarden in onze samenleving
daaruit voortkomen. Er is ruimte voor de ontmoe-
ting van de diverse levensbeschouwingen op basis
van gelijkwaardigheid. De levensbeschouwelijke
achtergrond van zowel leerlingen als leraren is
divers.
Scholen van type 3 zou je zingevingsscholen of
misschien nog beter vormingsgerichte scholen
kunnen noemen. Zij vinden de vorming van leer-
lingen op alle gebieden belangrijk. De persoonlijke
ontplooiing van het individuele kind staat centraal,
ook bij levensbeschouwelijke vorming. Zingeving
op basis van christelijke waarden staat daarin
voorop. Op deze scholen zitten christelijke kinde-
ren, maar ook andersgelovige en onkerkelijke
kinderen. Veel leraren hebben een christelijke
achtergrond, maar ook leraren met een andere
levensbeschouwelijke achtergrond kunnen er
werken.
Uit een peiling onder 479 schoolleiders van
christelijke basisscholen blijkt 41% zich het
meest te herkennen in de ‘traditieschool’,
49% in de ‘zingevingsschool’ en 10% in de
‘diversiteitsschool’ (10%).
Brede vormingIn de typebeschrijvingen komt de levensbeschouwe-
lijke dimensie van de schoolidentiteit sterk naar
voren, omdat daarin vooral het onderscheid tussen
de drie typen te vinden is. Het onderzoek is echter
breed opgezet en brengt ook in beeld welke thema’s
schoolleiders het meest bezighouden, welke
motieven een rol spelen bij hun afwegingen en wat
voor hen de belangrijkste onderwijsdoelen zijn.
Voor de groep schoolleiders als geheel zijn de
belangrijkste actuele thema’s: toenemende aan-
dacht voor opbrengstgericht werken, de eis
om resultaten zichtbaar te maken, toenemende
werkdruk en bezuinigingen. Motieven die gericht
zijn op brede vorming voor alle leerlingen, zijn
voor hen het belangrijkst bij het omgaan met
die thema’s.
Opvallend is dat motieven die samenhangen met
het christelijk karakter van de school, hier het
laagst scoren. Dat zou er volgens Miedema op
kunnen wijzen dat schoolleiders het zat zijn om
de vraag te beantwoorden naar het typisch
christelijke van hun scholen, die in het maat-
schappelijk debat steeds weer wordt gesteld.
Zo’n smalle opvatting strookt ook niet met een
ander voor Miedema verrassend punt: het grote
belang dat de respondenten hechten aan brede
vorming. Dat geldt voor alle typen maar het
sterkst voor type 3. “Dat zijn echt vormings-
gerichte scholen met een doordachte visie op
vorming vanuit christelijke waarden.
Levensbeschouwelijke vorming wordt niet geïso-
leerd, maar is onderdeel van de totale vormings-
theoretische visie. Zij zoeken het christelijke
karakter van de school in het dienen van de
persoonsvorming van de leerling, zonder dat dit
leidt tot doorgeschoten individualisme. Persoon en
gemeenschap worden in samenhang met elkaar
gezien, en dat is zeker in deze tijd broodnodig.”
Onder drukOok bij type 2-scholen ziet Miedema een visie
op vorming terug. Het zijn volgens hem “actief
pluriforme scholen” die veel aandacht besteden
aan de kennismaking met verschillende levens-
beschouwingen. Het christendom heeft daarbij
wel een streepje voor, op grond van een “cutuur-
christelijk argument”: kinderen moeten het
christelijk geloof leren kennen omdat belangrijke
waarden in onze samenleving nu eenmaal op het
christendom zijn geënt.
Tegelijk leggen deze scholen, zeker als ze in de
grote steden staan, grote nadruk op de verwerving
van ‘instrumentele vaardigheden’ (rekenen, taal,
sociale vaardigheden). “Het risico is wel dat ze in
het kielzog van het ministeriële beleid om vooral
de basisvaardigheden aandacht te geven, zoveel
nadruk leggen op scholing in instrumentele
vaardigheden dat de praktische invulling van hun
pluralistische visie onder druk komt te staan”,
signaleert Miedema. “Dan dreigt het gevaar van
eenzijdige scholing in plaats van brede vorming.”
Maar zo lang juist ook de sociale basisvaardig-
heden op deze scholen veel aandacht krijgen,
is die dreiging volgens Miedema niet zo groot.
“Als de aandacht voor sociale redzaamheid over-
eind blijft, schieten deze scholen niet door in een
smalle opvatting van instrumentele vaardigheden,
en wordt ook hier de samenhang van persoon en
gemeenschap gewaarborgd.”
Bij type1-scholen ligt de nadruk meer op over-
dracht dan op vorming, concludeert de hoogleraar.
“Daar is het toeleiden naar het christelijk geloof
een belangrijk onderwijsdoel. De christelijke
traditie lijkt meer vanzelfsprekend te zijn.
Uit vormingstheoretisch oogpunt is het de vraag
of kinderen op deze scholen gaandeweg voldoende
worden uitgedaagd om zich ook in kritische
zelfstandigheid tot die christelijke traditie te
verhouden.”
Politiek en overheidHet onderzoek heeft volgens Miedema niet alleen
wetenschappelijke waarde, maar is ook maat-
schappelijk en politiek van belang. Niet alleen
omdat het de nog geregeld opduikende opvatting
logenstraft dat de christelijke identiteit niet veel
meer voorstelt dan een bordje aan de gevel, maar
ook omdat het laat zien hoezeer het huidige
onderwijsbeleid haaks staat op de vormingsvisie
in het veld.
“Het feit dat bijna de helft van de schoolleiders
zich het meest herkent in type 3, dat de meeste
nadruk legt op brede vorming, betekent dat veel
christelijke scholen grote problemen hebben met
het huidige beleid waarin het vooral gaat om
eenzijdige output bij rekenen en taal, en waarin
het doel van onderwijs vooral gezocht wordt in
het nut voor kenniseconomie en markt. Politiek en
overheid mogen het zich aantrekken dat het beleid
zo zwaar inzet op scholing, terwijl de scholen
zoveel belang hechten aan brede vorming.”
Bestellen onderzoeksrapportLeden van de Besturenraad kunnen
het onderzoeksrapport Typen van
protestants-christelijk basisonderwijs
in een seculiere tijd gratis bestellen via
www.besturenraad.nl/bestelschooltypen.
Op basis van het onderzoek is een
film gemaakt die de drie schooltypen
in beeld brengt. De film is bedoeld om
in schoolteams, directies en besturen
het gesprek over de eigenheid van
christelijk onderwijs te stimuleren.
Wij komen hem graag vertonen. Meer
informatie: Guido de Bruin, adviseur
Identiteit, [email protected],
06 15 90 44 26.
23Tekst Guido de Bruin | Fotografie Thomas Schlijper Christelijke scholen tegen het maatschappelijk tij
Dat de kredietcrisis niet alleen een probleem voor de banken is, heeft iedereen in de porte-monnee gevoeld. Maar dat de mechanismen, die veel banken aan de rand van afgrond brachten, ook in de publieke sector voorkomen, is voor velen nieuw. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling onderzocht hoe goedbedoelde werkwijzen kunnen leiden tot contraproductieve uitkomsten. Wat betekent dit voor het onderwijs?
Perverse effecten voorkomenDe NINJA-hypotheken en de bankbonussen zijn typisch van die
goedbedoelde sturingsmechanismen met een vervelende bijwer-
king, constateert de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling
(RMO). Hypotheekverstrekking aan NINJA’s stimuleert immers
vermogensvorming van deze groep. En bonussen prikkelen
medewerkers om meer winst te maken voor de organisatie.
Maar hoe kan het dan dat die positieve sturingsinstrumenten
soms het tegenovergestelde bewerkstelligen van wat ze beogen,
vroeg de RMO zich af. De Raad zocht ook naar handvatten om
die perverse effecten te voorkomen in de publieke sector.
De subtitel van de publicatie Tegenkracht organiseren luidt niet
voor niets Lessen uit de kredietcrisis. De RMO koos dit onder-
werp omdat het past binnen zijn opdracht. “Wij adviseren de
regering en het parlement over de participatie van burgers en
de stabiliteit van de samenleving”, licht adviseur Lotte van Vliet
toe. “De kredietcrisis heeft op alle vlakken consequenties voor
onze samenleving.”
In de publicatie noemt u voorbeelden uit het onderwijs.
De alternatieve afstudeertrajecten bij Hogeschool Inholland
leidden ertoe dat het vereiste niveau niet werd gehaald.
De Cito-toets wordt een doel op zich. Krijgen we na de
kredietcrisis een onderwijscrisis?
“We willen geen crisis voorspellen of publieke sectoren aan de
schandpaal nagelen. Het gaat niet om intrinsiek slecht gedrag
van mensen. We wilden onderzoeken hoe de financiële sector
ontspoord is. En zijn die handelingen uniek voor die sector of
komen ze ook in het publieke domein voor? We ontdekten dat
ook daar productieve werkwijzen omslaan in perverse effecten.
Dat geldt voor een groot aantal sectoren, ook voor onderwijs.
Het is ons erom te doen dat mensen de mechanismen uit de
financiële sector herkennen in hun eigen omgeving.”
Ooit gehoord van NINJA’s? Het is Amerikaans bankjargon voor
niet-kredietwaardige gezinnen: No Income, No Job or Assets.
Ondanks hun beroerde financiële situatie konden de NINJA’s
vóór de kredietcrisis volop hypotheken krijgen. Ze hoefden de
eerste jaren geen rente te betalen: de banken rekenden erop dat
de huizenprijzen zouden stijgen. Huizenbezitters financierden
hun woning met de verwachte opbrengst van dat huis.
Toen de huizenmarkt instortte, was de ellende niet te overzien.
Of neem de bonuscultuur, ook een notoire aanjager van de
financiële crisis. Banken stimuleerden hun personeel om zoveel
mogelijk financiële producten te verkopen. De nadruk lag op de
kwantiteit: hoe meer hoe beter, zowel voor de winstcijfers van
de bank als voor de loonstrookjes van de verkopers. Niemand
keek of er ook zekerheden tegenover deze leningen stonden.
We weten hoe het is afgelopen.
Kredietcrisis – lessen voor het onderwijs
24Kredietcrisis – lessen voor het onderwijs Tekst Peter Louwerse | Fotografie Ineke Oostveen / iStockphoto
Lotte van Vliet
Penta Primair laat zich niet verrassen
Welke perverse neveneffecten bent u in het onderwijs
tegengekomen?
“We komen tot drie observaties: goede bedoelingen kunnen
falen, financiële prikkels hebben een verkeerde uitwerking en
een model pakt niet altijd gunstig uit in de werkelijkheid.
De problemen binnen het hbo zijn een voorbeeld van de eerste
twee observaties. Hogeschool Inholland had goede bedoelingen
met de alternatieve afstudeertrajecten, maar uiteindelijk
studeerden studenten af zonder het vereiste niveau te hebben
gehaald.
Dit proces werd versterkt door de financiële prikkel: hbo-instel-
lingen worden betaald per afgestudeerde student. Het halen van
het diploma werd een hoger doel dan goed onderwijs geven.
Een voorbeeld van de derde observatie is de Cito-toets. Op zich
is de Cito-toets een prima instrument. Ze geeft een goed beeld
van de prestaties van de leerling en is een mooi middel om
kinderen uit achterstandsmilieus te verheffen.
Maar omdat de score op de toets voor zoveel belanghebbenden
belangrijk is, neemt het model gaandeweg de sector over.
Scholen worden beoordeeld op de Cito-scores van hun leerlingen
en gaan daarop sterk sturen. Uitgevers van onderwijsmethodes
marketen op de Cito-score. Docenten worden getraind op het
halen van Cito-scores, en dat is iets anders dan het nastreven
van onderwijsdoelen. Het kind wordt de score, als we niet uit-
kijken, al is dat nooit de bedoeling. De bezwaren worden alleen
maar sterker als de centrale eindtoets in het primair onderwijs
wordt ingevoerd. De Besturenraad onderschrijft dat.”
Methodische armoedeDe vraag is dan hoe scholen kunnen voorkomen dat hun
sturingsmechanismen averechts werken. Van Vliet waarschuwt
tegen methodische armoede. Daarmee bedoelt de RMO dat
een organisatie of sector meerdere sturingssystemen naast
elkaar kan laten bestaan. Het komt voor dat één belang gaat
domineren, waarna alle betrokkenen, om maar te scoren in
dat systeem, ongunstig strategisch gedrag gaan vertonen dat
niet is ingecalculeerd.
“Als de hele sector één systeem gebruikt, moet je niet verbaasd
zijn dat iedereen zich daarnaar richt, of dat nou een verant-
woordings- of beoordelingssysteem is”, meent Van Vliet.
“Wij pleiten ervoor om meerdere systemen naast elkaar te laten
bestaan. De Montessorischolen kennen bijvoorbeeld een ander
toetssysteem dat zich meer richt op het potentieel van het kind.
Wij zeggen: kijk hoe het bij de buren gaat. Als je kiest voor Cito,
zorg dan ook dat je ook aandacht hebt voor andere vaardig-
heden. Zo voorkom je dat je blind wordt voor neveneffecten.”
De realiteit is dat het ministerie van OCW juist sterk op
resultaat stuurt. Zie de prestatiebeloning voor leraren.
Zie de referentieniveaus voor leerlingen. Zie de strengere
eisen aan pabo-studenten. Alles lijkt gericht op sturing en
verantwoording.
“Inderdaad. Wij schromen niet om tegen de tijdgeest in te
adviseren. Vanuit de politiek klinkt juist de roep om de sectoren
top-down te organiseren, om alles tot in detail te regelen om
elk risico te vermijden. Wij denken dat een top-downbenadering
niet werkt bij professionals. Laat de mensen zelf meepraten
over het inrichten van een systeem. Laat docenten bepalen
hoe ze zich willen verantwoorden. Dan ervaren ze de regels als
minder belastend. Daarmee vergroot je het draagvlak en dus
de kans op succes.”
TegenspraakDe RMO heeft een tweede advies voor het onderwijsveld.
“Organiseer tegenspraak binnen de organisatie”, bepleit Van Vliet.
“Goed toezicht kan fouten in het primaire proces niet voorkomen.
Maak dus gebruik van belanghebbenden, bijvoorbeeld ouder- en
medezeggenschapsraden. Je kunt ook denken aan vormen van
intervisie tussen scholen. Zorg dat mensen leren van hun fouten.
Doe dat op een open manier en niet in een afrekencultuur.
Wij denken dat je zo verschillende belangen met elkaar kunt
verbinden.”
Zo hoopt de RMO te voorkomen dat de publieke sector zijn
eigen NINJA-problemen creëert. Aan de goede bedoelingen ligt
het niet, en evenmin aan de prachtige modellen. Maar zodra
systemen een doel op zich worden, delven de leerling, de cliënt
en de patiënt het onderspit. De RMO houdt zo ook het onderwijs
een spiegel voor. Onderwijsinstellingen die indringend in die
spiegel willen kijken, kunnen bij de Raad terecht. Van Vliet:
“We staan er altijd voor open om met onderwijsinstellingen
over onze adviezen in gesprek te gaan.”
Meer informatie op www.adviesorgaan-rmo.nl.
25 Kredietcrisis – lessen voor het onderwijs
Juridische kwestie
In deze rubriek komt elke maand een juridische kwestie uit de onderwijspraktijk aan de orde.
Leerlingen die een docent beschuldigen van onbetamelijk
gedrag. Voor de school als werkgever en voor de betrokkene zijn
het nachtmerries, omdat er hoe dan ook alleen maar verliezers
zijn. Het bewijs is vaak niet of nauwelijks te leveren, maar
alleen de suggestie dat ‘waar rook is er ook wel vuur zal zijn’
dwingt de school tot het zetten van verregaande stappen.
In deze kwestie van een gymleraar op een middelbare school
kwam de beschuldiging niet van één of enkele leerlingen, maar
van een groep. De leerlingen van een klas hadden bij de school-
leiding geklaagd over seksueel getinte opmerkingen, seksueel
getint gedrag en grof taalgebruik van hun docent.
Na gesprekken met de leerlingen riep de leiding de docent op
het matje, gaf hem een waarschuwing en wees hem een andere
klas toe. Vervolgens deden de leerlingen van die klas hun
beklag over het gedrag van de docent. De leraar ontkende de
beschuldigingen en deed zelfs aangifte bij de politie wegens
‘laster en smaad’. Volgens de docent hadden leerlingen elkaar
opgejut om hem in een kwaad daglicht te stellen.
Het bestuur van de school besloot een extern bureau in te
schakelen om de beweringen van de leerlingen nader te onder-
zoeken. De conclusie was dat de toegeschreven grensoverschrij-
dende gedragingen niet louter konden worden afgedaan als
geruchten of als groepsroddel of groepshetze. En daarmee was
de positie van de docent in feite onhoudbaar geworden want,
zoals het rapport opmerkt, een docent dient van onbesproken
gedrag te zijn, en zelfs de schijn van seksueel getint gedrag of
uitingen dient te worden vermeden. Door zijn handelen was de
veilige omgeving die een school moet bieden, aangetast, aldus
het bureau.
Het bestuur restte niets anders dan een procedure tot ontslag
in gang te zetten op basis van de regels in de cao voor het
voortgezet onderwijs. In afwachting van de effectuering van het
ontslag nam het bestuur ook een besluit tot schorsing van de
docent op basis van artikel 9.a.6 lid 2 sub f van de cao, met als
motivering het grensoverschrijdend gedrag. De docent vocht het
besluit aan bij de kantonrechter, maar die liet het besluit van de
werkgever intact.
In zijn overwegingen merkte de kantonrechter op dat de aard
van deze juridische procedure niet toelaat dat er, bijvoorbeeld
door getuigenverhoor, wordt nagegaan wat zich in dit geval in
de gymzaal heeft voorgedaan. Echter, er lag ook het rapport van
het onderzoeksbureau, en voor de rechter woog dat zwaar mee
in zijn oordeel om niet aan de eis van de docent tegemoet te
komen.
De rechter: “Gegeven deze conclusie […] kan de school niet in
redelijkheid verweten worden, dat zij haar belang bij het bieden
van een veilige schoolomgeving aan haar minderjarige leer-
lingen heeft laten prevaleren boven het belang van haar docent
om – gedurende de opzegtermijn – weer te worden toegelaten
tot de werkplek”. Het bestuur was volgens de rechter in zijn
besluitvorming bovendien voldoende zorgvuldig te werk gegaan,
op een enkel schoonheidsfoutje na.
De rechter liet desalniettemin blijken dat hij zich er goed van
bewust was dat de uitkomst van de procedure voor de docent
en zijn familie een hard gelag is. De docent had altijd zijn ziel
en zaligheid gelegd in zijn werk op school, al die jaren kennelijk
naar volle tevredenheid. De rechter begreep het gevoel van
machteloosheid, temeer omdat in de toekomst mogelijk zou
kunnen blijken dat de aantijgingen van de leerlingen louter een
gevolg zijn van groepshetze. Maar dat kon in het kader van deze
procedure – juridisch gezien – geen rol van betekenis spelen,
aldus de rechter.
mr. Kees Verhaart,
advocaat bij de Besturenraad.
Veiligheid school boven belang van docent
Tekst Emmanuel Naaijkens
Juridische kwestie
26
NieuwsBesturen-
raad
Op 1 juni organiseert de Besturenraad zijn algemene
leden vergadering. Wij nodigen alle leden van harte
uit hierbij aanwezig te zijn. De ALV zelf begint om
10.00 uur.
In het vervolg van het ochtendprogramma spreekt
Wilna Meijer, hoogleraar algemene pedagogiek RUG,
over Meer dan economisch rendement. Wat geven wij
jonge mensen mee en waartoe leiden wij hen op?
Na een lunch bekijken we de film Christelijk onderwijs
anno nu. De film is gemaakt naar aanleiding van een
in opdracht van de Besturenraad uitgevoerd onderzoek
naar de manieren waarop christelijke basisscholen
vandaag de dag hun eigenheid onder woorden brengen.
Na de film gaan we over dit onderwerp met elkaar in
gesprek.
VU-hoogleraar Siebren Miedema tenslotte, spreekt
over vorming in het christelijk onderwijs.
De ALV vindt plaats in conferentiehotel Kontakt
der Kontinenten in Soesterberg.
Wilt u meer weten of zich aanmelden?
Kijk dan op www.besturenraad.nl/alv.
Besturenraad Collectiviteiten organiseert deze
maand een aantal interessante seminars voor
zijn leden.
Seminar eigenrisicodragerschap WGA
Tijdens het seminar eigenrisicodragerschap
WGA ontdekt u of uw school geld kan besparen
door voor het WGA-risico over te stappen van
het UWV naar het private stelsel. In veel gevallen
kunnen scholen duizenden euro’s goedkoper uit
zijn. Tijdens dit gratis seminar op dinsdag 22 mei,
van 10.00 tot 13.00 uur in Woerden, informeren
wij u over de voor- en nadelen. Onze collectieve
partner Mercer geeft daarbij een toelichting. Meer
informatie en de mogelijkheid u aan te melden
vindt u op www.besturenraad.nl/WGA.
Seminar gezamenlijke inkoop kantoorartikelen
Deelnemen aan onze gezamenlijke inkoop van
kantoorartikelen, kan besparingen tot wel 40%
opleveren. Hierover organiseert Besturenraad
Collectiviteiten verschillende gratis seminars.
Tijdens de bijeenkomst vertellen we u hoe zo’n
gezamenlijke aanbesteding in z'n werk gaat en
wat de voordelen voor u zijn. Aansluitend geven
we een gratis workshop spendanalyse. Daarin
krijgt u inzicht in de inkopen van uw organisatie
en laten we u zien hoe u met een systematische
aanpak een verbeterslag kunt maken: effectief,
efficiënt en zo goedkoop mogelijk.
Deze seminars duren van 9.30 tot 13.00 uur
en vinden plaats op verschillende plaatsen in
het land:
• 21 mei 2012, ’s-Hertogenbosch
• 23 mei 2012, Leiden
• 30 mei 2012, Zwolle
• 31 mei 2012, Woerden
Voor meer informatie en aanmelden:
www.besturenraad.nl/kantoorartikelen
Meld u aan voor de ALV
Seminars Besturenraad Collectiviteiten
Thema
De socialekant van organisatie-verandering“De veranderingen en vernieuwingen volgen elkaar in rap
tempo op.” Deze constatering is vaak onderwerp vangesprek op verschillende niveaus in schoolorganisaties.Maar veel initiatieven tot organisatievernieuwing of verandering sneuvelen of halen lang niet het gewenstepotentieel. Bestuurders en directies in het christelijk onderwijs hebbende opdracht om leiderschap te tonen en mensen mee tenemen in veranderingsprocessen. Deze Thema gaat overorganisatieverandering in relatie tot de context van de christelijke traditie. We doorlopen daarbij zes stadia, de zogenoemde 6 V’s: verstillen, verbinden, verwonderen,verhelderen, veranderen en verankeren.
Informatie voor directie, bestuurders en toezichthoudersin het primair onderwijs | nr. 7, mei 2012
Tekst: drs. Ing. Cor Keijser, partner & ontwikkelaar Management DrivesCarla Rhebergen, senior adviseur Governance
Meer informatieCarla Rhebergen T 06 53 14 48 47E [email protected]
De socialekant van organisatie-verandering“De veranderingen en vernieuwingen volgen elkaar in rap
tempo op.” Deze constatering is vaak onderwerp vangesprek op verschillende niveaus in schoolorganisaties.Maar veel initiatieven tot organisatievernieuwing of verandering sneuvelen of halen lang niet het gewenstepotentieel. Bestuurders en directies in het christelijk onderwijs hebbende opdracht om leiderschap te tonen en mensen mee tenemen in veranderingsprocessen. Deze Thema gaat overorganisatieverandering in relatie tot de context van de christelijke traditie. We doorlopen daarbij zes stadia, de zogenoemde 6 V’s: verstillen, verbinden, verwonderen,verhelderen, veranderen en verankeren.
Informatie voor directie, bestuurders en toezichthoudersin het voortgezet onderwijs | nr. 7, mei 2012
Tekst: drs. Ing. Cor Keijser, partner & ontwikkelaar Management DrivesCarla Rhebergen, senior adviseur Governance
Meer informatieCarla Rhebergen T 06 53 14 48 47E [email protected]
De Thema’s die deze maand bij
SBM verschijnen, zijn geschreven
door Carla Rhebergen en Cor Keijser
en hebben beide als titel De sociale
kant van organisatieverandering.
Wilt u meer exemplaren van Thema
ontvangen? Ze kosten € 3 per stuk
en u kunt ze bijbestellen via
[email protected], of u
belt met Lies Lamboo via nummer
0348 74 44 70.
Wilna Meijer
Siebren Miedema
Onderzoek onder toezichthouders van start
De toezichthouders van onderwijsinstellingen die bij de
Besturenraad zijn aangesloten, hebben een vragenlijst
ontvangen over de manier waarop ze toezicht houden
op identiteit. Dit onderzoek zal waardevolle inzichten
opleveren over de taakopvatting van toezichthouders in
dezen, beoordelingscriteria die ze hanteren, de manier
waarop zij het thema identiteit agenderen, hun werkwijze
en de invloed op het beleid van bestuur of algemene
directie.
Zowel bestuursleden met een toezichthoudende taak
als raden van toezicht hebben de vragenlijst ontvangen.
U heeft tot half juni de tijd om de vragenlijst in te vullen.
Wij verzoeken u vriendelijk om aan dit onderzoek mee
te doen. De vooraanstaande governance-expert prof.
dr. ir. Rienk Goodijk (TiasNimbas Business School) voert
het onderzoek in opdracht van de Besturenraad uit.
Informatie: Guido de Bruin, adviseur Identiteit
bij de Besturenraad, [email protected],
06 15 90 44 26.
27 Nieuws Besturenraad
De sterrenschool biedt onderwijs en kinderopvang in een geïntegreerd programma. Ouders kiezen uit verschillende arrangementen, met de minimaal verplichte of (veel) meer schooluren per jaar en verschillend gespreide vakanties. In Almere opent in augustus sterrenschool De Ruimte. De School in Zandvoort draait al sinds 2008.
De sterrenschool wil aansluiten bij de flexibele
leerstijl van kinderen, en tegemoetkomen aan
het hectische gezinsleven. De Ruimte in Almere
biedt ouders vanaf deze zomer drie arrangementen:
twee waarbij leerlingen wekelijks vijf dagen les
hebben met elk een eigen vakantiespreiding,
en één arrangement waarbij het aantal lesuren
is samengebald in vier dagen per week.
Een landelijke initiatiefgroep ontwikkelde het
concept voor de sterrenschool. Scholen passen
dit naar behoeven aan. De Stichting Prisma
Almere heeft samen met haar partners, Partou
kinderopvang bv, welzijnsorganisatie De Schoor en
de gemeente Almere, een eigen versie uitgewerkt.
De Ruimte wil individuele kinderen helpen om
hun talenten te ontdekken door aandacht te geven
aan de cognitieve, motorische, sociale, creatieve
en emotionele ontwikkeling. Ouders worden
betrokken bij de ‘leerreis’ van hun kind en afspraken
met hen worden vastgelegd in een contract.
De Ruimte laat ouders vrij in het al dan niet
gebruikmaken van opvang. Meindert Eijgenstein,
bestuursvoorzitter van Prisma Almere:
Op leerreis in de sterrenschool
In oprichting: De Ruimte in Almere
“Mogelijk wordt ook het gebruik van de opvang
tussen de middag niet verplicht. We hebben op
onze scholen ouders gepeild, en maar 40% bleek
voorstander van een doorlopend lesrooster.”
Ouders zijn wél enthousiast over de gespreide
vakanties.
Die lange middagpauzes op Nederlandse scholen,
zegt Eijgenstein, hebben nog te maken met de
warme middagmaaltijden van vroeger en de grote
afstanden die veel kinderen moesten lopen naar
school. Ook het sluiten van de school om 15.15 uur
stamt uit het verleden, toen kinderen na school
moesten werken op het land. “Maar tegenwoordig
bewegen kinderen te weinig, en ouders hebben
nauwelijks tijd om hen naar de sportvereniging te
rijden.” De Ruimte biedt straks sport aan onder
hetzelfde dak. “Het kind is tot uiterlijk 19.00 uur
hier, en dan heeft hij al gevoetbald, en eventueel
ook warm gegeten.”
Bezuinigingen op opvangEijgenstein schat in dat De Ruimte zeker last zal
hebben van de bezuinigingen op de kinderopvang.
“Maar ik verwacht dat wij de schade kunnen
beperken dankzij een slimme inzet van personeel,
het samen gehuisvest zijn en gezamenlijk dingen
aanpakken.”
Almere Poort wordt door de economische crisis
veel trager afgebouwd dan oorspronkelijk gepland.
Om De Ruimte toch kans van slagen te geven,
is samenwerking gezocht met het openbaar
onderwijs. Prisma Almere en ASG hebben samen
een experimentenstatus aangevraagd, opdat
zij ondanks de afwezigheid van sterke krimp
toch een samenwerkingsschool mogen starten.
De besturen wachten nog op uitsluitsel.
28 Tekst Marijke Nijboer | Fotografie iStockphotoOp leerreis in de sterrenschool
Eijgenstein had verwacht dat leerkrachten zouden
hechten aan hun twaalf weken vakantie, maar dat
blijkt niet zo te zijn. “Vooral de jongeren vinden
het prettig dat ze een jaar flink veel uren kunnen
werken om er daarna een paar maanden tussenuit
te kunnen.” Als werkgever ziet hij ook mogelijk-
heden. “Je kunt bijvoorbeeld mensen dagen laten
opsparen, daar als bestuur wat bij doen, en er
een studietraject van maken.” De bestuurder:
“De bonden vrezen dat mensen teveel uren gaan
werken, maar wij houden veel rekening met hun
eigen wensen.”
Eén directeur voor hele kindcentrumOpvang en onderwijs worden geïntegreerd tot één
pakket. Blokfluitles wordt misschien wel halver-
wege de ochtend gegeven, en Engelse les aan het
eind van de dag. Om die reden bestiert de nieuwe
directeur straks het hele kindcentrum, inclusief
De School in Zandvoort startte in 2008, vóór de geboorte van de sterrenschool. Maar ook hier zijn de schooltijden flexibel. Onderwijs en opvang vormen één geheel, met één bestuur, directie, team en gebouw. Hoofddoel is het bieden van onder-wijs op maat. De School is dan ook trots dat er nog geen enkel kind is uitgestroomd naar het speciaal onderwijs.
De School biedt twee arrangementen:
het basispakket, met vijf schooldagen van
8 tot 14 uur en vastgestelde vakanties; en het
totaalpakket met flexibele school- en vakantie-
tijden. Dat ouders dit flexibele school-
programma prettig vinden, beschouwt de
school als een positieve ‘bijvangst’. “Het
gaat ons erom dat we kinderen kunnen laten
leren op maat en dat zij hun potentieel kunnen
ontwikkelen,” zegt Marjolein Ploegman,
voorzitter van het bestuur van De School.
“Wij vinden dat je moet kunnen differentiëren
in de inhoud, de volgorde, de vorm van
begeleiding én de tijd.” Bij de oprichting trok
’s Morgens later komenOok de leerkrachten krijgen telkens roosters
voor tien weken, waarbij er ruimte is voor
individuele wensen. Wie ’s avonds heeft
gewerkt, mag ’s morgens later komen.
En parttime werken kan hier ook. Ploegman:
“Bijna niemand kiest voor twaalf weken
per jaar vrij, zoals in het reguliere systeem.
De meeste mensen werken liever wekelijks
wat minder uren.”
De jaargroepen zijn afgeschaft en onderwijs
en opvang zijn geïntegreerd tot één proces
van leren en ontwikkelen. “Wij vinden het
vreemd om professionals het onderwijs te
laten geven, en dan vanaf drie uur ineens
lager geschoolde mensen met de kinderen
te laten werken.”
Deze vorm van onderwijs vraagt om een
andere manier van denken en de bijbe-
horende taal. Ploegman: “Het heeft ons
veel moeite gekost om af te komen van
uitdrukkingen zoals opvang, doorkleuteren,
zorgleerlingen, spijbelen. Bij ons werken
alle leerlingen aan hun eigen ontplooiing.
Dat begint als ze binnenkomen en stopt
als ze naar huis gaan.”
De School veel kinderen die niet tot hun recht
kwamen in het reguliere systeem. Dat er
nog niemand naar het speciaal onderwijs is
vertrokken, beschouwt Ploegman als een
groot succes.
De School heeft 60 leerlingen. Deze experi-
mentele onderwijsvorm trekt geen grote
massa ouders. Ook speelt mee dat De School
ver onder de stichtingsnorm van 200 leer-
lingen zit en de toekomst daarom onzeker is.
Periodes van tien wekenDe School financiert het totaalpakket door-
dat ouders een vast bedrag betalen voor
de kindervang. Tot begin 2012 koos ruim
85% van de leerlingen voor het totaalpakket.
Sinds de bezuinigingen op de kinderopvang
is dat nog 65%.
Leerlingen in het totaalpakket komen tussen
acht en tien- of tussen twaalf en twee uur
binnen, en vertrekken tussen twaalf en twee-
of tussen vier en zes uur. Het schooljaar is
opgedeeld in vijf periodes van tien weken.
Na elke periode evalueert de leerkracht
met een leerling en zijn ouders de afgelopen
periode en worden leerinhoud en proces voor
de komende periode vastgesteld. Door middel
van observatie en toetsen wordt het leer-
proces bewaakt.
De School: één vloeiende lijn van leren en spelen
het kinderdagverblijf en het buurtwerk.
Kinderen volgen straks een eigen leerroute, maar
hoeven volgens Eijgenstein niet bijzonder zelf-
standig te zijn. “Ze worden goed begeleid en wij
maken door middel van ons leerlingvolgsysteem
heel inzichtelijk wat er is gedaan en wat de
volgende stap moet zijn.”
De Ruimte wil ook een ‘bindmiddel’ zijn voor
de buurt. “Almere Poort is een nieuwe woonwijk
waar de mensen nog hun draai moeten vinden.
De school is een belangrijke ontmoetingsplaats.
Daar ligt een taak voor het buurtwerk.”
Meer informatie: www.sterrenschoolderuimte.nl
29 Op leerreis in de sterrenschool
Directeur leert besturen
In de nieuwe leergang Bestuurlijk Leidinggeven in het PO van de Besturenraad Academie leren directeuren dat besturen iets heel anders is dan managen. De eerste lichting van de training zwaait binnenkort af. SBM maakt de balans op met kerndocent Adriaan van Hove en deelnemer André de Best.
“Dat is nu precies de essentie van deze leergang”, antwoordt
kern docent Adriaan van Hove op de vraag waarom deze training
van de Besturenraad Bestuurlijk Leidinggeven heet. “Sinds 2010
bepaalt de wet dat bestuur en toezicht in het primair onderwijs
gescheiden moeten zijn. Veel bovenschoolse direc teuren werden
bestuurder: een heel andere rol. Tijdens deze leerlang proberen
we te ontdekken wat het verschil is en hoe ieder daar mee kan
omgaan.”
Eenzaam bestaanDe bovenschools directeur die ineens bestuurder wordt, krijgt
nogal wat veranderingen voor de kiezen. “Hij wordt werkgever
in plaats van werknemer onder de werknemers”, licht Van Hove
toe. “Hij zit dus ineens aan de andere kant van de tafel. En hij
vormt meestal een eenhoofdig college van bestuur en kan dus
geen directe collega consulteren als hij ergens over twijfelt.
Dat kan een eenzaam bestaan zijn.” Nu had de Besturenraad al
de leergang Bovenschools Management, maar die sloot sinds de
veranderingen in de governance minder goed aan bij de wensen
van de praktijk. “Daarom benaderde directeur Dick den Bakker
van de Besturenraad Academie mij om met hem deze nieuwe
leergang op te zetten”, vertelt Van Hove.
De keuze viel op hem, omdat hij de praktijk kent. Hij maakte in
2010 zelf de switch van algemeen directeur naar voorzitter van
het college van bestuur van SCPO, een stichting voor christelijk
primair onderwijs in de Noordoostpolder. Bovendien heeft
Van Hove ervaring als trainer in leidinggeven. De Besturenraad
Academie benaderde voor de nieuwe leergang acht gast docenten,
allen deskundig in hun eigen disciplines, bijvoorbeeld kwaliteits-
zorg, governance, persoonlijk leiderschap en financieel
management.
Directeur leert besturen
André de Best
30 Tekst Peter Louwerse | Fotografie De Duinroos & Dick den Bakker
Het belangrijkste doel van de leergang? “Zorgen dat de deel-
nemers verder komen in hun ontwikkeling”, antwoordt Van Hove
zonder aarzelen. “Dat betekent niet dat iedereen bestuurder
moet worden. Wèl dat de cursisten inzicht krijgen in hun eigen
competenties en ambities: wie zijn ze, wat kunnen ze, wat
willen ze leren? En hoe zorgen ze ervoor dat er mensen in hun
omgeving zijn die dingen kunnen waar ze zelf niet goed in zijn.”
DikkebuikenoverlegOm een goed beeld van de deelnemers te krijgen, begint iedereen
de training met een intakegesprek en een Big Five persoonlijk-
heidstest. Die meet emotionele stabiliteit, extraversie, openheid
voor ervaringen, altruïsme en nauwkeurigheid. In het gesprek dat
Van Hove met de deelnemers voert, komen de leervragen boven
tafel. Zo ontdekt de kerndocent wat voor vlees hij in de kuip heeft.
In grote lijnen worstelen de deelnemers met dezelfde vragen en
dilemma’s: Hoe ga ik om met mijn directeuren? Op welke gebieden
moet ik sturen, en wanneer moet ik loslaten? Hoe krijg ik mensen
mee? Welke taken moet ik zelf onder de knie hebben, en welke
kennis kan ik inhuren? En vooral ook: hoe blijf ik verankerd in het
onderwijs? “Wegblijven van het dikkebuikenoverleg”, noemt Van
Hove de laatstgenoemde uitdaging.
De deelnemers worden flink aan het werk gezet tijdens de acht
bijeenkomsten. Na afloop van elke module schrijven ze een
reflectieverslag over wat ze hebben geleerd. “Als daartoe aan-
leiding is, moeten ze hun persoonlijk ontwikkelingsplan bijstellen”,
legt Van Hove uit. Halverwege de leergang krijgt iedere deel-
nemer een voortgangsgesprek om te beoordelen hoeveel hij heeft
opgestoken en of bijsturing nodig is. Om de leef- en leerwereld
van de deelnemers te vergroten, wordt ieder van hen gekoppeld
aan een medecursist van wie hij iets kan leren. “Dat werkt
prima”, stelt Van Hove vast. “Ze kijken bij elkaar in de keuken,
ze helpen elkaar met het beantwoorden van vragen.”
Stap naar vorenCursusdeelnemer André de Best onderschrijft dat laatste van
harte. “Ik was gekoppeld aan een medestudent die tijdens de
leergang de overstap maakte van directeur naar bestuurder”,
vertelt De Best. “Het is heel interessant om te horen waar zo
iemand mee te maken krijgt.”
De Best (44) is nu directeur van De Duinroos, een school met
620 leerlingen en twee locaties in Katwijk. Hij begon zijn carrière
als groepsleerkracht. Daarna werd hij directeur van een school
in Warmond en van de Haagse Schoolvereniging. Ook in
Katwijk vraagt hij zich af of hij weer een stap naar voren wil
zetten. “Daarom heb ik mezelf opgegeven voor deze leergang”,
licht hij toe. “Je kijkt vooruit, naar nieuwe situaties en nieuwe
aspecten. Vragen als: wat zou ik als nieuwe uitdaging zien?
En los van de vraag of ik bestuurder wil worden: het maakt
mij als directeur meer compleet als ik kennis heb van boven-
schoolse besluitvorming en situaties.”
Die kennis is er inmiddels. “Er is een groot verschil tussen de
directeur en de bestuurder”, weet De Best. “Als directeur merk
je direct de invloed van je handelen. Bij de bestuurder ligt de
nadruk juist op het informeren. Je komt zelf niet met oplossingen,
maar je vraagt aan je directeuren hoe het ermee staat. Of ze
hun doelen halen, en zo niet, hoe ze dat gaan oplossen.”
Meer vragen dan antwoordenVoor de Katwijkse onderwijsdirecteur heeft de cursus ruim-
schoots aan de verwachtingen voldaan. “Kennisvermeerdering
was voor mij een belangrijk motief om mee te doen”, stelt hij.
“Ik heb veel geleerd over onderwerpen als governance, financiën,
juridische zaken, kwaliteitszorg en communicatie. Ik heb meer
inzicht in wat besturen inhoudt. En je bouwt veel zelf vertrouwen
op door vragen te stellen, door dingen scherp neer te zetten en
door te sparren met collega’s.” Of hij zelf ooit aan de andere
kant van de tafel wil zitten, weet hij nog niet. “Bestuurder is
een eenzaam beroep”, meent hij. “Het is aan de andere kant
ook een uitdaging.”
Hij vindt dat hij zijn tijd goed heeft besteed in Leerhotel Het
Klooster in Amersfoort. “Het is een heel intensieve training.
Adriaan van Hove is iemand die het heel strak leidt. Er gaat
geen minuut verloren. Hij houdt goed in de gaten of de gast-
docenten focussen op de relevantie voor bestuurders en stuurt
zo nodig bij. Er is veel aandacht voor vragen vanuit het oogpunt
van de bestuurder.”
De leergang legt meer de nadruk op vragen dan op antwoorden,
bevestigt Van Hove. “Ja, want als ik ga zeggen hoe het moet,
dan sla ik de plank mis. Iedere leidinggevende heeft te maken
met zijn eigen persoonlijkheid en eigen omstandigheden.”
Zelf heeft hij in 2010 de ingrijpende stap gezet om zijn staf af
te slanken en de beleidsvoorbereiding bij de directeuren neer
te leggen. “Dat is mij prima bevallen. Vroeger formuleerde de
algemeen directeur het beleid, en de schooldirecteuren moesten
het maar uitvoeren. Dat werkt vaak niet. Nu formuleren de
directeuren zelf het beleid dat ze moeten uitvoeren. Dat is meer
werk voor ze, maar het is ook succesvoller. Want ze voeren nu
beleid uit waar ze zelf in geloven.”
Adriaan van Hove
31Tekst Peter Louwerse | Fotografie De Duinroos & Dick den Bakker Directeur leert besturen
Professionele inkoop biedt enorme kansen voor onderwijsinstellingen. Grote bespa-ringen en hogere kwaliteit behoren tot de voordelen. Hoe pakt u dit aan?
Keynote speaker Jan Telgen, professor aan de Universiteit Twente, vertelt over de voor-delen van professionele inkoop voor het onderwijs. Tijdens de twee workshoprondes vertellen professionals uit het onderwijs over hun ervaringen met inkoop op het gebied van ICT, schoonmaak en leermiddelen.
•Welke voordelen levert professionele inkoop op voor onze onderwijsinstelling?
•Hoe kan ik professioneel schoonmaak, ICT of leermiddelen inkopen?
•Hoe levert inkoop meerwaarde?
Het antwoord op deze vragen hoort u op het congres Slim inkopen bespaart op 14 juni in roc Landstede in Harderwijk. Het congres richt zich speciaal op onderwijs-professionals en is gratis voor leden van de Besturenraad, VKO en VBS. Er is plaats voor 75 mensen.
Meld u nu vast aan!Meer informatie en inschrijven via www.besturenraad.nl/sliminkopen
I.s.m. de Kunst van Inkopen
14 juni 2012 HarderwijkSchrijf u nu in
Congres Slim inkopen bespaart
Gratis voor leden