Samenvatting Gedragswetenschappen

download Samenvatting Gedragswetenschappen

of 6

description

Samenvatting voor het examen

Transcript of Samenvatting Gedragswetenschappen

Samenvatting Gedragswetenschappen:Hoofdstuk 1:

Typologie: classificeren of onderverdelen van personen op basis van bepaalde eigenschappen.

Observatietests: beoordelaar observeert de clint aanvangsgegevens zijn al het resultaat van een informatieverwerkingsproces.

Somatofysiologische methoden: psychologische kenmerken worden afgeleid uit meting van lichamelijke kenmerken of processen.

Kwalitatieve prestatietests: clint krijgt een opdracht, enkel de werkwijze is belangrijk.

Roschbachtesten: een test met inktvlekken waarbij mensen hun interpretaties en gevoelens moeten verwoorden. subjectief? Herhaalbaar?

Nature: alle eigenschappen van het individu die bepaald zijn door aanleg.Nurture: alle eigenschappen van het individu die bepaald zijn door de omgeving.

Persoonlijkheid: het unieke en stabiele patroon van psychologische en gedragskenmerken waardoor de ene mens zich van de ander onderscheidt.

Aspecten:Persoonlijkheid komt tot uiting in de gedragingen van de persoon.Uit de gedragingen halen we een aantal kenmerken.

Persoonlijkheid benadrukt het unieke van de mens.Mensen vertonen gelijkenissen met elkaar maar niemand is identiek.

Persoonlijkheid wordt verbonden met de situatie waar de persoon zich in bevindt.Afhankelijk van de situatie kunnen andere eigenschappen worden opgeroepen.

Samenhangend geheel van persoonlijkheidseigenschappen.We beschikken over een gedragsarsenaal waarin een patroon herkenbaar is. Dit maakt ons gedrag voorspelbaar.

Temperament: het aangeboren reactiepatroon da ons gedrag bepaald. Het is van bij de geboorte aanwezig en blijft onveranderd.

Karakter: wat wij van een persoon ervaren en hoe wij dat benoemen.

Constitutie: de fysieke aspect van de persoonlijkheid.

De typologie van Sheldon:Hij probeerde een verband aan te tonen tussen fysieke eigenschappen en persoonlijkheidskenmerken.1. Hij groepeerde proefpersonen in 3 categorien op basis van hun lichaamstype.2. Daarna werden ze beoordeeld op persoonlijkheidskenmerken op een schaal van 1 tot 7.3. Ten slotte werd het verband nagegaan.Herhalingen van het onderzoek konden geen bevestiging geven en is niet bruikbaar voor het voorspellen van toekomstig gedrag.

de grote 5: men gebruikt recent 5 trekken of persoonsgebonden karakteristieken om mensen in te delen.Men gebruikt hiervoor psychologische tegenstellingen, geen letterlijke tegenstellingen.PAGINA 19

Hoofdstuk 2:

Evolutie en sociobiologen tonen aan waarom de mens sterk afhankelijk is van groepen en waar zijn universele behoefte vandaan komt om zich te identificeren met bepaalde groepen en zich af te zetten tegen leden van andere groepen.

Theemutscultuur walkman-ego:Vroeger was er een theemutscultuur waar de sociaaleconomische klasse de waarden en normen bepaalde. Iedereen kende zijn plaats en die plaats is ook voor iedereen herkenbaar. De gemeenschap ging voor het individu, men moest dingen voor zich houden of onderdrukken.De moderne consumptiemaatschappijen, de massamedia en de mondialisering van de leefwereld heeft de theemutscultuur laten overgaan in het walkman-ego.

De samenleving wordt georganiseerd door de staat:De wederopbouw na de oorlog was de taak van de staat.Een georganiseerde overheid regelt economische, sociale en culturele behoeftes van de bevolking.

Grote ideologien ondersteunden de organisatie van de maatschappij.Het katholicisme, socialisme, liberalisme en communisme onderbouwden de visie over hoe de maatschappij moest georganiseerd zijn.

De verzorgingsstaat en de verzuiling deed zijn intreden.Men had de gelegenheid om te profiteren van de vooruitgang en toenemende welvaart.

Het Amerikaanse model diende zich aan.

Protest tegen het vooruitgangsoptimisme:Modernisme zet zich af tegen de burgerlijke cultuur.Jongeren worden een nieuwe groep die zich afzet tegen de elitecultuur van de burgerij.

Wetenschappelijke exactheid werd in vraag gesteld.Men keek vol spanning uit naar knappe prestaties van de wetenschap maar was anderzijds ontgoocheld in wat men met de wetenschap deed.

Vrijheid van denken en handelen ontnomen.Het idee van het weerloze individu tegenover de georganiseerde macht van de staat en zijn organisaties.

Het protest maakte een einde aan het onbeperkte geloof in het rationalisme.

Het postmodernisme, zekerheden vallen weg:Geen zekerheden meer.Nieuwe wetenschappelijke theorien bevestigden he verval van vroegere waarheden.

Individualisering.De mens bepaald zijn eigen waarheid.

Overspoeld door veranderingen.Men vreest steeds hopeloos achterop te geraken, de aansluiting verliezen met de nieuwe trends en opvattingen.

Wat nu?Mensen moeten zich voortdurend aanpassen.Men moet keuzes maken.

De sociale identiteit:Mensen zien zichzelf als behorend tot bepaalde groepen en identificeren zich met die groepen.De sociale identiteit bestaat uit 3 groepen: De nationale identiteit De culturele identiteit De geslachtsidentiteit

Persoonlijke identiteit: men gaat zichzelf als dezelfde waarnemen.

Nationale identiteit: wordt bepaald door de staat of natie waarin je woont.Men gebruikt dit om zich verbonden te voelen met de groep van de nationaliteitsgenoten.Zo is het begrip natie en volk grotendeels samenvallend.NatieVolk

Gemeenschappelijke taalGemeenschappelijke taal

Gewoontes en gebruik a.h.v. regelsGewoontes en gebruiken creren een lotsverbondenheid.

Actief politiek bewustzijnEen emotioneel karakter

Men identificeert zich met de natie waar men lid van is door middel van: Een dominante taal De massamedia Een onderwijssysteem Nationaal leger Politiek systeem Nationale afvaardiging bij sportmanifestaties

Sociale samenhang: is enkel mogelijk op basis van een gedeelde cultuur, gedeelde collectieve identiteit.

Culturele identiteit: verwijst naar gevoelens, opvattingen, herinneringen, waarden, normen, die voorgesteld worden in een bepaalde cultuur.

Dominante cultuur: de hoofdcultuur van de samenleving, is de cultuur die de toon aangeeft en is daarom niet bepaald de cultuur van de meerderheid.

Subcultuur: de subcultuur is de afwijkende cultuur van de dominante cultuur maar kan daar wel mee overeenkomen.

De geslachtsidentiteit: wordt bepaald op basis van de uiterlijke geslachtsdelen. Het onderscheid tussen jongen en meisje wordt in elke cultuur aan jou toegewezen. Je komt pas later in je leven te weten of je een echte jongen of een echt meisje bent. Je kan met de geslachtsidentiteit wel eens overhoop liggen.

De psychoanalytische theorie: ontwikkeling van de geslachtsidentiteit door middel van identificatie met de ouder van hetzelfde geslacht.Cognitieve ontwikkelingstheorie: eerst de geslachtsidentiteit ontwikkelen en daarna identificatie met de ouder van hetzelfde geslacht.Sociale leertheorie: de sociale omgeving bepaalt welke geslachtsrol het kind aanneemt.

Geslachtsschema: kennisstructuur rond het geslacht.

Sociale identiteit neemt af: Minder houvast aan traditionele waarden Belang van persoonlijke doelen Tolerantie tegenover individuele expressie Afhankelijkheid van de markt en bureaucratie

De persoonlijke identiteit: iemand die zich als dezelfde waarneemt.

Net als onze persoonlijkheid is onze identiteit niet onveranderlijk, maar ze bezit toch een grote mate van samenhang.

Hoofdstuk 3:Socialisatie: het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert.

Socialisatie

EnculturatieAcculturatie

Cultuuroverdracht die plaatsvind bij mensen die nog geen cultuur bezitten.Cultuuroverdracht die plaatsvind bij een nieuwe cultuur.

Primaire socialisatie:Leert algemene gedragingen aan. Beslotenheid Directie en indirecte contacten Wij-gevoel Emotionele geborgenheid

Play stadium: rond de leeftijd van3 jaar gaat het kind een significant other en de eigen rol spelen in het spel.Het kind leert zo het onderscheid tussen zichzelf en de anderen. Het zelfbeeld wordt gevormd en de anderen houden door hun reactie een soort spiegel voor ons.

Het game stadium: rond de leeftijd van 5 jaar worden er andere bij het spel betrokken, het kind gaat rollen leren spelen. Als het kind de rollen echt begrijpt dan pas kan het deelnemen aan het spel. Hij betrekt een generalized other in het spel. Het kind leert zo de algemene normen eigen maken.

Internalisering: het eigen maken van iets.

Secundaire socialisatie: bereidt het individu voor op het innemen van specifieke rollen die aan een positie verbonden zijn.

Primaire socialisatieSecundaire socialisatie

DoelGedragingen aanleren die eigen zijn aan een bepaalde cultuur.Voorbereiden op het innemen van een bepaalde positie en de rollen die we daarvoor moeten spelen.

WaarBinnen primaire groepenIn formele samenlevingsverbanden

Primaire groep: een kleine groep wiens leden een persoonlijke relatie hebben.Secundaire groep: een grote onpersoonlijke groep wiens leden een gezamenlijk doel, opdracht vervullen.

Tertiaire socialisatie: de invloed van massamedia, radio, tv en internet.

Socialisatie in functie van de groep: Elke organisatie bezit een specifieke organisatiestructuur Niet enkel in het beroepsleven maar ook in de dagelijkse omgang

Anticiperende socialisatie: het individu dat nu al het gedrag vertoont dat in zijn ogen eigen is aan de hogere klasse waartoe hij wil behoren, loopt dus in feite vooruit op het gewenste lidmaatschap.Het neemt toe naargelang enkele voorwaarden: Verhogen van het sociaal aanzien Reel achten tot de hogere klasse te behoren Marginale positie binnen de eigen klasse

Gevolgen: Binnen de groep wordt anticiperende socialisatie gezien als afwijkend gedrag. Als de lagere klassen de cultuur van de hogere klasse imiteren, wordt de invloed van deze hogere klasse nog versterkt.

Desocialisatie en hersocialisatie:

Desocialisatie: aangespoord worden om de eerder gesocialiseerd waarden, normen en gedragingen af te zweren.Hersocialisatie: een bepaalde levenswijze aannemen die niet alleen verschilt van de vorige maar zelfs grotendeels onverzoenbaar daarmee is.