Samen werken aan veiligheid in Rotterdam - IGJ.nlrapport+Rotterdam.pdf · Het aanbod is, in de...
Transcript of Samen werken aan veiligheid in Rotterdam - IGJ.nlrapport+Rotterdam.pdf · Het aanbod is, in de...
Samen werken aan veiligheid in Rotterdam:
een onderzoek bij JBRR, Enver en de wijkteams
Gezond vertrouwen
Utrecht, maart 2019
Missie: Elk kind een veilig thuis en een gezonde ontwikkeling
Samen werken aan veiligheid in Rotterdam:
een onderzoek bij JBRR, Enver en de wijkteams
Voorwoord
Voor u ligt het rapport naar aanleiding van het toezicht dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (inspectie) heeft uitgevoerd bij drie Rotterdamse jeugdhulpaanbieders, te weten Enver, Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (JBRR) en de Rotterdamse wijkteams. Er is in Rotterdam veel in beweging op het gebied van de jeugdhulp. Voor het brede jeugdbeleid is het ‘Rotterdam Groeit Beleidskader Jeugd 2015- 2020’ vastgesteld. Hierin staat de ambitie dat kinderen kansrijk, veilig en gezond opgroeien in de stad. Tevens is in januari 2018 gestart met resultaatgericht werken en heeft rond diezelfde periode een nieuwe aanbesteding plaatsgevonden waardoor het jeugdhulpnetwerk behoorlijk is veranderd. Dit alles vraagt veel van de gemeente Rotterdam en van de partners in het jeugdveld. Een inspectie onderzoek is een momentopname, een foto. Het is daarom van belang de foto te zien in de context van de bewegingen die in Rotterdam plaatsvinden. Op dit moment is het beeld dat er nog stappen te zetten zijn op het gebied van samenwerking binnen de jeugdhulp. Het is een landelijke zoektocht bij alle gemeenten hoe vorm en uitvoering te geven aan de veranderende rol van de gemeente en het jeugdhulpnetwerk na de transitie. De inspectie realiseert zich heel goed dat de verschillende ontwikkelingen in Rotterdam van invloed zijn op de bevindingen die de inspectie in dit rapport presenteert. Het toezicht dat de inspectie eind 2018 heeft uitgevoerd, laat zien dat partijen individueel zeker verbeteringen hebben doorgevoerd om risico’s voor de veiligheid van kinderen te verminderen. In het huidige tijdperk van integraliteit en samenwerking valt de veiligheid en kwaliteit van de jeugdhulp echter niet alleen toe te schrijven aan het presteren van een of twee aanbieders. Veiligheid en kwaliteit hangen af van hoe het geheel van aanbieders presteert binnen het lokaal ingerichte netwerk van jeugdhulp en hoe in gezamenlijkheid wordt gestuurd op veiligheid en kwaliteit. De betrokken partijen in Rotterdam moeten ieder voor zich én gezamenlijk de vraag beantwoorden of het ingerichte netwerk goed functioneert. Het is vanuit deze achtergrond dat ook de gemeente in dit rapport wordt aangesproken in haar rol als opdrachtgever van het jeugdhulpnetwerk. Immers in die opdracht gevende rol ligt de uiteindelijke verantwoordelijkheid om te zorgen voor een goed functionerende jeugdhulp. Vanuit het gezonde vertrouwen dat de inspectie heeft in de instellingen binnen de jeugdhulp, vindt de inspectie het vooral van belang om een klimaat te creëren waar leren en ontwikkelen voor alle betrokken partijen centraal staat. Dit is wat de inspectie wil stimuleren met het uitbrengen van voorliggend rapport. Ook de inspectie moet van dit toezicht leren en haar huidige manier van toezicht houden op effectieve samenwerking verder doorontwikkelen om beter aan te sluiten bij de ontwikkelingen in het jeugdveld. mw. drs. J.F. de Vries, Hoofdinspecteur IGJ, Domein Jeugd
Samenvatting
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (inspectie) heeft toezicht uitgevoerd bij drie Rotterdamse
jeugdhulpaanbieders, Enver, Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (JBRR) en de Rotterdamse
wijkteams. Het doel voor het onderzoek was, te beoordelen of eerder genomen
verbetermaatregelen voldoende zijn geïmplementeerd. Daarnaast kreeg de inspectie signalen over
de samenwerking rond veiligheid tussen de drie organisaties, met name bij de crisishulpverlening.
De inspectie hanteerde het toetsingskader Verantwoorde hulp Jeugd als basis voor haar
onderzoek, specifiek het thema Veiligheid en het thema Samenwerken. Na opvragen van
informatie spraken de inspecteurs met bijna 70 betrokken professionals uit de drie organisaties
over de samenwerking en veiligheid.
Conclusie
Het onderzoek laat zien dat de jeugdhulpaanbieders in Rotterdam de afgesproken
verbetermaatregelen ten aanzien van het uitvoeren van de risico taxaties en grip houden op het
proces van de jeugdbescherming, voldoende hebben geïmplementeerd. Echter, de inspectie heeft
nieuwe risico’s geconstateerd waar de eerder genomen verbetermaatregelen niet de oplossing voor
bieden. Het betreft risico’s zoals wachtlijst problematiek en niet aansluitende of passende hulp.
De inspectie komt tot de volgende conclusies en de daarbij horende belangrijkste aanbevelingen:
• Na afloop van de crisishulpverlening is er onvoldoende continuïteit in de hulp en onvoldoende
zicht op de jeugdigen en diens veiligheid door wachtlijsten. Aanbevelingen voor de gemeente
Rotterdam als opdrachtgever voor de jeugdhulp in Rotterdam zijn te onderzoeken hoe de
wachtlijstproblematiek verkleind kan worden en te zorgen voor een kwalitatief en kwantitatief
toereikend aanbod. Aanbevelingen voor JBRR en de wijkteams zijn te onderzoeken wat de
consequenties zijn van de maatregelen die zij genomen hebben om te borgen dat de
afgesproken (service)normen worden behaald, in relatie tot de continuïteit van hulp.
• Er is sprake van een visieverschil tussen JBRR en Enver over de oplossingsrichting om de
veiligheid te verbeteren en veiligheidsrisico’s weg te nemen, waardoor het belang van de
jeugdigen en diens ouders onvoldoende centraal staat. Aanbevelingen voor JBRR, Enver en de
gemeente Rotterdam zijn om, onder regie van de gemeente, een gezamenlijk kader op te
stellen om de visieverschillen weg te nemen. Tevens wordt verwacht dat de
jeugdhulpaanbieders heldere, eenduidige afspraken maken, onder regie van de gemeente,
over welke partij wanneer bepaalt welke zorg wordt ingezet als sprake is van een crisis in een
gezin. Zorg dat alle partijen deze afspraken op eenzelfde wijze interpreteren. Voor Enver,
crisishulpverlening is een aanbeveling opgenomen over het gemis van een gestructureerde en
door het veld gedragen werkwijze bij het onderzoeken en bepalen van het netwerk en de
mogelijkheid voor een eventuele plaatsing in het netwerk.
• De inspectie heeft geconcludeerd dat de gemeente Rotterdam geen eenduidige visie uitdraagt
en vanuit haar opdrachtgeverschap onvoldoende richting geeft aan de hulpverlenende
organisaties in het jeugdhulpnetwerk. De aanbevelingen voor de gemeente Rotterdam als
opdrachtgever van het jeugdhulpnetwerk in Rotterdam is te zorgen voor een betere vertaling
van de Rotterdamse visie naar het operationele veld. Vervolgens dient de Rotterdamse visie
bekend te worden bij alle professionals die de jeugdhulp in Rotterdam uitvoeren zodat dit
houvast biedt.
• Het aanbod van de wijkteams onderling verschilt zowel in kwalitatieve als in kwantitatieve zin.
Het aanbod is, in de praktijk, niet gebaseerd op de cliëntbehoefte, maar op de bezetting en
expertise van de aanwezige medewerkers in het betreffende wijkteam. De aanbevelingen voor
de Rotterdamse wijkteams van de gemeente Rotterdam zijn het aanbod te verduidelijken en
dit aanbod beter bekend te maken bij de verschillende ketenpartners. Organiseer daarnaast
directe bereikbaarheid van de wijkteams voor het overleg met ketenpartners op casusniveau.
Vervolg
De inspectie verwacht van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, Enver en de wijkteams dat zij
de verbeterpunten voortvloeiend uit de hierboven beschreven conclusies en aanbevelingen
uitwerken in een verbeterplan met concrete verbetermaatregelen.
De inspectie vraagt de gemeente Rotterdam de inspectie nader te informeren over de aanpak en
het vervolg met betrekking tot de aan de gemeente geadresseerde aanbevelingen als
opdrachtgever van het jeugdhulpnetwerk. Daarnaast verwacht de inspectie van de gemeente
Rotterdam een regisserende rol bij de totstandkoming van de verbeterplannen bij JBRR, Enver en
de wijkteams.
Inhoudsopgave
Voorwoord
Samenvatting
Inhoudsopgave
1 Inleiding ...................................................................................................................... 4 1.1 Aanleiding .......................................................................................................... 4 1.2 Het onderzoek ..................................................................................................... 4 1.3 Moment van toezicht ............................................................................................ 5 1.4 Toetsingskader .................................................................................................... 5
2 Inrichting jeugdhulp in Rotterdam .................................................................................. 6 2.1 Gemeente Rotterdam en de Gemeenschappelijke Regeling Jeugdhulp Rijnmond .......... 6 2.2 De Rotterdamse wijkteams ................................................................................... 7 2.3 Enver ................................................................................................................. 8 2.4 Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond ................................................................. 8 2.5 Ontwikkelingen in het Rotterdamse jeugdhulpnetwerk ................................................. 9
3 Bevindingen en conclusies ........................................................................................... 10 3.1 Fase 1: crisis in het gezin ................................................................................... 10 3.2 Fase 2: na de crisishulpverlening ......................................................................... 13 3.3 Fase 3: Vervolghulp ........................................................................................... 16
4 Conclusies en aanbevelingen ....................................................................................... 20 4.1 Risico op onvoldoende zicht op de jeugdigen na de crisis ........................................ 20 4.2 Belang van de jeugdigen niet altijd centraal .......................................................... 21 4.3 Sturing aan de hulpverlenende organisaties behoeft aanscherping ........................... 22 4.4 Aanbod van de wijkteams behoeft verduidelijking .................................................. 22
5 Vervolg ..................................................................................................................... 24
Bijlage 1 - Opzet onderzoek ......................................................................................... 25 Bijlage 2 - Verantwoording .......................................................................................... 26 Bijlage 3 – Toetsingskader ........................................................................................... 27
4 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
1 Inleiding
In september en oktober 2018 voerde de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (de inspectie)
onderzoek uit bij Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (JBRR), Enver en de Rotterdamse
wijkteams.
1.1 Aanleiding
Sinds 2016 hebben verschillende onderzoeken plaatsgevonden bij JBRR en (de voorlopers van)
Enver door zowel de inspectie als de instellingen zelf. Hieruit kwamen meerdere verbeterpunten
naar voren, waarvan het belangrijkste het borgen van de veiligheid van jeugdigen1 is. De inspectie
heeft de resultaten van de benodigde verbeteringen gevolgd door middel van door de instellingen
opgestelde verbeterplannen en auditverslagen. Met het huidige toezicht heeft de inspectie
onderzocht of de eerder door de inspectie en door de instellingen geconstateerde tekortkomingen
bij JBRR en Enver met betrekking tot veiligheid inmiddels zijn weggenomen.
Daarnaast heeft de inspectie dit jaar meerdere signalen ontvangen over problemen in de
samenwerking tussen JBRR, Enver en de Rotterdamse wijkteams. Daarom is tevens doel van dit
toezicht om inzichtelijk te krijgen hoe de samenwerking tussen JBRR, Enver en de wijkteams
verloopt, in het belang van het kind en zijn gezin die met de betrokken partijen te maken krijgen.
Immers, het effect van interventies en hulpverlening voor het kind en zijn gezin is meer dan de
optelsom van de kwaliteit van de individuele instanties. Ook als individuele instellingen op zichzelf
voldoende kwaliteit bieden, kunnen problemen in de samenwerking tussen instellingen het bieden
van kwaliteit en het borgen van de veiligheid van het kind in de weg staan.
1.2 Het onderzoek
In dit onderzoek ligt de focus op de samenwerking tussen betrokken instellingen ten behoeve van
het borgen van de veiligheid van jeugdigen. Zoals hierboven beschreven, is aanleiding voor het
huidige onderzoek onder andere de eerder geconstateerde tekortkomingen met betrekking tot
veiligheid bij JBRR en Enver. Om na te gaan of verbetering op één onderdeel niet ten koste is
gegaan van de kwaliteit van een ander onderdeel acht de inspectie het van belang om in dit
onderzoek de focus niet alleen te leggen op de verbeterpunten, maar het thema veiligheid breed in
beeld te brengen.
Omdat in crisiszaken nauw moet worden samengewerkt door JBRR, Enver en de wijkteams heeft de
inspectie ervoor gekozen om een aantal zaken te onderzoeken waarin sprake is geweest van een
crisissituatie in het gezin.
1 Kinderen en jongeren van 0-18 jaar
5 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
Hierbij is gekeken naar de hulp gedurende de crisis, wat voorafging aan de crisis en naar het
vervolg waarbij JBRR, Enver en de wijkteams structureel samenwerken.
Bij Enver is in dit onderzoek gekeken naar het aanbod dat Enver biedt vanuit de crisishulp. Bij JBRR
zijn zowel het Crisisinterventie team (CIT) als de gebiedsteams meegenomen in het onderzoek. Het
onderzoek betrof dossieronderzoek bij alle organisaties en gesprekken met bijna 70 professionals.
Bijlage 1 bevat een nadere toelichting op de onderzoeksopzet. In bijlage 2 is een overzicht van alle
onderzoeksactiviteiten van de inspectie opgenomen.
1.3 Moment van toezicht
Een inspectie onderzoek is een momentopname, een foto. Dit terwijl organisaties volop in beweging
zijn. Het is daarom van belang de foto te zien in de context van de bewegingen. Ten eerste was er
sprake van een toename van het aantal verzoeken om CIT interventies2 in de maanden mei en juni
van 2018. Daarnaast was een half jaar voordat het toezicht werd uitgevoerd een
aanbestedingsronde geweest op basis van de hierna geschetste percelen en op basis van het
arrangementenmodel. Dit alles maakte dat de samenwerking nieuw was, zowel wat betreft de
samenwerkingspartners als de wijze waarop. De inspectie realiseert zich dat dit soort
ontwikkelingen invloed hebben op de bevindingen.
Echter, de inspectie realiseert zich tevens dat er altijd ontwikkelingen zijn die van invloed zijn op
het dagelijkse werk, zeker in het jeugdhulpveld. Het is aan de betrokken organisaties en het
jeugdhulpnetwerk om de jeugdhulp dusdanig in te richten dat de hulp aan jeugdigen geen nadelige
effecten van dit soort bewegingen en ontwikkelingen ondervindt.
1.4 Toetsingskader
Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van het toetsingskader Verantwoorde Hulp voor Jeugd.
Het toetsingskader bestaat uit vijf thema’s: Uitvoering hulp, Veiligheid, Leefklimaat, Cliëntenpositie
en Bestuurlijke organisatie. Elk thema is uitgewerkt in een aantal verwachtingen. In dit onderzoek
is bij JBRR en Enver het thema Veiligheid onderzocht. Een aantal verwachtingen uit de thema’s
Uitvoering hulp en Bestuurlijke organisatie zijn gebruikt om de samenwerking tussen JBRR, Enver
en de wijkteams te onderzoeken
Een overzicht van de voor dit onderzoek geselecteerde verwachtingen is opgenomen in bijlage 3.
Het volledige toetsingskader Verantwoorde hulp voor Jeugd is te vinden op: http://toetsingskadervhj.nl.
2 In 2018 heeft het CIT 2169 crisisinterventies verricht. Hier volgde 867 keer een toeleiding naar het perceel Crisishulp van
Enver. Meer dan de helft van deze toeleidingen (473 keer) betrof dit ambulante crisishulp. Het overige gedeelte betrof crisis opvang, 264 keer crisisgroepsopvang en 130 keer crisispleegzorg.
6 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
2 Inrichting jeugdhulp in Rotterdam
In dit hoofdstuk geeft de inspectie een korte toelichting op de inrichting van de jeugdhulp in
Rotterdam. Hierbij beperkt de inspectie zich tot de wijkteams, Enver en JBRR.
2.1 Gemeente Rotterdam en de Gemeenschappelijke Regeling
Jeugdhulp Rijnmond
Voor de uitvoering van jeugdhulp en jeugdbescherming3 zijn sinds 2015 gemeenten
verantwoordelijk. Hiertoe sluiten gemeenten contracten af met aanbieders van jeugdhulp en
jeugdbescherming. De gemeente Rotterdam maakt onderdeel uit van het regionale
samenwerkingsverband de Gemeenschappelijke Regeling Jeugdhulp Rijnmond4
(Gemeenschappelijke Regeling). Enver en JBRR bieden respectievelijk jeugdhulp en
jeugdbescherming voor alle gemeenten binnen de Gemeenschappelijke Regeling. Vanuit alle
deelnemende gemeenten is een wethouder namens de gemeente lid van het algemeen bestuur. De
wethouder Rotterdam is tevens voorzitter en portefeuillehouder jeugdhulp voor de
Gemeenschappelijke Regeling. De wijkteams in Rotterdam vallen onder de verantwoordelijkheid
van de gemeente Rotterdam.
De gemeenten binnen de Gemeenschappelijke Regeling, werken sinds 1 januari 2018
resultaatgericht. In Rotterdam houdt dit in dat een wijkteam of de gecertificeerde instelling (GI)
vaststelt dat er hulp en zorg nodig is en welke doelen en resultaten behaald moeten worden.
Vervolgens bepaalt de jeugdhulpaanbieder hoe invulling wordt gegeven aan de hulp om de doelen
en resultaten te behalen.
De wijkteams, de GI’s of de huisarts brengen in kaart op welke gebieden hulp en zorg nodig is. In
Rotterdam en regio gelden drie resultaatgebieden:
• Steunen van het sociaal en persoonlijk functioneren van de jeugdige
• Herstel, vermindering of stabilisatie van de stoornis van de jeugdige
• Opvoeding, versterken van mogelijkheden van de ouders.
Per resultaatgebied stelt het wijkteam doelen op waarmee een jeugdhulpaanbieder samen met het
gezin aan de slag gaat. Deze doelen en benodigde inzet worden omgezet in een gezins- of
begeleidingsplan. In dit plan wordt opgenomen welk arrangement op welk vlak hulp nodig is om de
doelen te behalen en welk arrangement passend is. Zo wordt een ‘Jeugdhulparrangement’
3 Vanaf 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor nieuwe taken op het gebied jeugd. De Jeugdwet leidt tot decentralisatie
van alle jeugdhulp, met uitzondering van langdurige zorg voor jeugdigen. Voorheen was de jeugdzorg een
verantwoordelijkheid van de provincies, viel de jeugd-GGZ onder de Zorgverzekeringswet en AWBZ en de jeugd-LVB onder de
AWBZ. 4 Dit rapport richt zich wat betreft Enver en JBRR op de Gemeenschappelijke Regeling en wat betreft de wijkteams op de
gemeente Rotterdam. Voor de leesbaarheid van het rapport wordt met ‘de gemeente’ zowel de gemeente Rotterdam als de
Gemeenschappelijke regeling bedoeld, tenzij uitdrukkelijk de gemeente Rotterdam staat benoemd.
7 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
opgesteld. De jeugdhulpaanbieder accepteert de arrangementaanvraag. Het is aan de
jeugdhulpaanbieder om invulling aan de hulp te geven, zodanig dat de gestelde doelen of
resultaten behaald worden. De jeugdhulpaanbieder kan een andere aanbieder inzetten met de
juiste expertise (als onderaannemer). De hoofdaannemer blijft altijd volledig verantwoordelijk voor
het behalen van de doelen. Jeugdhulpaanbieders leveren aan de gemeenten informatie over:
cliënttevredenheid, uitval, doelrealisatie, wachttijden en uitgaven.
In totaal heeft de Gemeenschappelijke Regeling voor zeven verschillende vormen van jeugdhulp
met jeugdhulpaanbieders afspraken gemaakt. Deze verschillende vormen van jeugdhulp worden
percelen genoemd. De percelen zijn crisishulp, pleegzorg, opname (bed en behandeling), langdurig
verblijf, daghulp, ambulante hulp en jeugdbescherming. De Gemeenschappelijke Regeling heeft de
jeugdhulp percelen ingekocht bij een aantal verschillende aanbieders. Uitzondering hierop is het
perceel crisishulp, dit perceel is ingekocht bij jeugdhulpaanbieder Enver. Enver is een grote
aanbieder in de regio Rijnmond die ook veel zorg verleent in de andere percelen. Een arrangement
in het perceel crisishulpverlening kan bestaan uit snelle en intensieve begeleiding in de thuissituatie
(ambulante spoedhulp), tijdelijk verblijf in het eigen netwerk of een pleeggezin (crisispleegzorg), of
crisisopvang/crisisopname in een instelling.
2.2 De Rotterdamse wijkteams
Elke wijk in Rotterdam heeft een eigen wijkteam dat hulpverlening biedt op alle leefgebieden aan
Rotterdammers van alle leeftijden. In totaal zijn er 43 wijkteams in Rotterdam. De wijkteams
werken vanuit veertien gecentraliseerde kantoren en kunnen gebruik maken van achttien
aanlandplekken.
In het wijkteam zitten verschillende hulpverleners. Ze zijn vanuit diverse moederorganisaties5
gedetacheerd in de wijkteams. Medewerkers werken generalistisch, maar hebben ieder een eigen
expertise zoals jeugdhulp en hulp bij opvoeden, financiën en schulden, volwassenen en jeugdigen
met een beperking, verslaving en geestelijke gezondheidszorg. Elk wijkteam wordt aangestuurd
door een wijkteamleider die in dienst is van de gemeente Rotterdam.
Inwoners van Rotterdam kunnen bij het wijkteam worden aangemeld door iedere professionele
(zorg)instelling, onder andere door het Centrum voor jeugd en gezin (CJG), de huisarts, politie,
school, de jeugdbescherming of gespecialiseerde hulp. Toegang van een inwoner van Rotterdam tot
de wijkteams is ondergebracht bij VraagWijzer. Een medewerker van VraagWijzer schat in of hulp
van het wijkteam nodig is. Via VraagWijzer komt vervolgens de vraaganalyse en relevante
informatie bij het wijkteam terecht. Er zijn veertien loketten van VraagWijzer verdeeld over de
stad. Tevens zijn er diverse inlooppunten verspreid over de stad en er is een digitaal loket.
5 De wijkteams bestaan uit medewerkers van: Enver, Dock Rotterdam, SOL Sociaal B.V., Parnassia groep, stichting Radar
WMO-diensten, stichting JOZ en Stichting MEE.
8 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
Als Vraagwijzer een inwoner verwijst gaat het wijkteam naar het huis van het gezin. Samen met
het gezin bekijkt de wijkteammedewerker welke problemen er spelen. De wijkteammedewerker
kijkt wat het gezin zelf kan en of iemand in de omgeving het gezin kan helpen. Het wijkteam kan
zelf hulp bieden, maar kan ook gespecialiseerde hulp of langdurige ondersteuning inschakelen.
2.3 Enver
Enver is per 1 januari 2018 ontstaan uit een fusie tussen FlexusJeugdplein, Stek Jeugdhulp en
TriviumLindenhof. Enver biedt gespecialiseerde jeugd- en opvoedhulp aan kinderen en gezinnen in
de regio’s Rotterdam Rijnmond, Midden-Holland en Zuid-Holland Zuid. Enver heeft een uitgebreid
zorgaanbod. Enver biedt verschillende vormen van ambulante hulp, crisishulp en pleegzorg.
Hiernaast kunnen jeugdigen verblijven in gezinshuizen, dagbehandeling, leefgroepen, kamer
trainingscentra en crisisgroepen van Enver. Voor de crisishulp werkt Enver samen met
onderaannemers Horizon, Pameijer, Parnassia en Yulius. De toegang tot de crisishulp van Enver
wordt gerealiseerd door het CIT of de acute dienst van de GGZ. Daarnaast is Enver één van de
organisaties die medewerkers levert aan de Rotterdamse en regionale wijkteams.
2.4 Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond
JBBR komt in beeld en grijpt in als de veiligheid en/of ontwikkeling van jeugdigen in gevaar is.
De jeugdbeschermers van JBRR werken vanuit het CIT of één van de gebiedsteams.
Crisisinterventieteam
Politie, ziekenhuizen, huisartsen, scholen, hulpverleners, wijkteams maar ook ouders en jeugdigen
zelf kunnen 24 uur per dag contact opnemen met het CIT. Het CIT raakt betrokken bij een gezin
als de jeugdigen acuut in hun veiligheid worden bedreigd, bijvoorbeeld omdat er sprake is van
ernstige mishandeling of verwaarlozing van de jeugdigen. Na de aanmelding legt het CIT direct
contact met het gezin. Met alle betrokkenen overleggen zij wat nodig is om zo snel mogelijk
veiligheid te creëren voor het kind en het gezin.
Indien nodig kan het CIT crisishulp van Enver inzetten. In een korte periode werken ouders en
jeugdigen gericht aan doelen die zij samen met het CIT en Enver hebben bepaald.
De medewerkers van het CIT hebben de casusregie6, medewerkers Enver hebben de
behandelregie. Dit naast de eigen verantwoordelijkheid van jeugdige en ouders.
Als het CIT concludeert dat vrijwillige hulp niet toereikend zal zijn om een veilige opvoedsituatie te
creëren, meldt het CIT bij het Jeugdbeschermingsplein of rechtstreeks bij de Raad voor de
Kinderbescherming (RvdK) indien acuut ingrijpen noodzakelijk is. Er wordt jeugdbescherming met
drang ingezet, al dan niet aangevuld met een onderzoek van de RvdK naar de noodzaak van een
6 CIT/JBRR stelt de bodemeisen ten aanzien van de veiligheid (casusregie), de zorgaanbieder heeft in de behandeling de regie
op doen wat nodig is (om de veiligheidseisen te borgen én om het afgesproken resultaat te bereiken).
9 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
jeugdbeschermingsmaatregel. Een jeugdbeschermer van één van de gebiedsteams van JBRR
neemt de regie op de hulpverlening dan over van het CIT.
Soms is de veiligheid van een kind zodanig in gevaar, dat direct ingegrepen moet worden.
In dit geval kan de rechter, op advies van de RvdK, nog dezelfde dag een voorlopige
ondertoezichtstelling of een voorlopige voogdijmaatregel uitspreken.
De rechter machtigt JBRR om het kind uit huis te plaatsen of het gezag over de jeugdigen over te
nemen. Het CIT voert deze spoed jeugdbeschermingsmaatregelen uit.
Gebiedsteams
Jeugdbeschermers uit de gebiedsteams voeren drang of een jeugdbeschermingsmaatregel uit.
Drang is een dringende laatste poging om ouders te stimuleren de problemen op te lossen7.
De jeugdbeschermer gaat met het gezin aan de slag om in korte tijd de opvoedsituatie weer
voldoende veilig te maken. Tegelijkertijd kan de RvdK een onderzoek starten om te bezien of een
jeugdbeschermingsmaatregel nodig is6.
2.5 Ontwikkelingen in het Rotterdamse jeugdhulpnetwerk
Het is een landelijke zoektocht bij alle gemeenten hoe vorm en uitvoering te geven aan de
veranderende rol van de gemeente en het jeugdhulpnetwerk na de transitie. Deze paragraaf geeft
een korte samenvatting hoe hier vorm aan is gegeven in Rotterdam. Binnen Rotterdam is voor het
brede jeugdbeleid ‘Rotterdam Groeit Beleidskader Jeugd 2015- 2020’ vastgesteld. Hierin staat de
ambitie dat kinderen kansrijk, veilig en gezond opgroeien in de stad. Tevens is in januari 2018
gestart met reultaatgericht werken waarin het gewenste resultaat centraal staat in plaats van de
aangeboden zorgproducten. Ook heeft rond diezelfde periode een nieuwe aanbesteding
plaatgevonden waardoor het jeugdhulpnetwerk behoorlijk is veranderd.
Gedurende de afgelopen twee jaren kwamen er verschillende ontwikkelingen en rapporten uit zoals
het calamiteitenonderzoek van de inspecties in Schiebroek, het rekenkamer rapport over de
wijkteams in Rotterdam en de doorontwikkeling van het arrangementenmodel 2018-2019.
Dit alles heeft geleid tot een transformatieplan 2018-2020. Hierin staat hoe de opgaven worden
aangepakt. De opgaven zijn: ‘Passende hulp dichtbij: Voorkomen van crisis en uithuisplaatsing’,
‘Opgroeien in veilige opvoedsituaties: bescherming tegen veiligheidsrisico’s’ en ‘Jeugdhulp door
capabele, efficiënte en effectieve hulpverleners: lerende omgeving voor professionals’.
Om de ontwikkeling van de doelen in de beleidsperiode en de effecten van de veranderingen in het
jeugdstelsel te monitoren is er onderzoek ingezet. In de afgelopen periode zijn drie metingen
verricht, waarbij de eind meting in 2017/2018 is uitgevoerd en het rapport recent is opgesteld.
7 Een drangtraject met raadsonderzoek is bedoeld om gedurende het raadsonderzoek stappen proberen te zetten richting een
goed genoeg situatie voor het kind, dit wordt uitgevoerd door de jeugdbeschermer. Doel van drang zonder raadsonderzoek is binnen 3 maanden helder te krijgen of meer verplicht kader nodig is om de ontwikkeling of de veiligheid van het kind veilig te stellen, dit wordt uitgevoerd door het wijkteam.
10 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
3 Bevindingen en conclusies
In dit hoofdstuk presenteert de inspectie de resultaten van het onderzoek aan de hand van
verschillende fases in het hulpverleningsproces: Fase 1 Crisis in een gezin, Fase 2 Na de crisishulp
en Fase 3 Vervolghulp. Hierbij wordt ingegaan op de consequenties van de samenwerking op de
veiligheid van de jeugdigen.
3.1 Fase 1: crisis in het gezin
Risico’s in beeld
Als vanwege een crisissituatie in een gezin het CIT wordt ingeschakeld, gaat het CIT direct naar het
gezin toe om een actueel beeld te krijgen van de situatie en ervoor te zorgen dat de acute
onveiligheid voor de jeugdige in het gezin wordt beëindigd. De CIT-medewerker krijgt een actueel
beeld van de situatie door met betrokkenen in gesprek te gaan en letterlijk zicht te hebben op de
woon- en opvoedingsomgeving. De CIT-medewerker maakt veiligheidsafspraken met het gezin en
betrokken professionals om de acute onveiligheid voor de jeugdige te beëindigen. Het CIT brengt
gedurende zijn bemoeienis de structurele (on)veiligheid van de jeugdige in kaart en schat hierbij de
veiligheidsrisico’s van de jeugdige in aan de hand van een risicotaxatie instrument. Gedurende de
periode dat het CIT betrokken blijft bij het gezin heeft de CIT-medewerker regelmatig contact met
de ouders, de jeugdigen, hun netwerk en bij het gezin betrokken professionals.
De CIT-medewerkers hebben hierdoor een goed beeld van de veiligheid van de jeugdigen. Als een
melding van een crisis in een gezin voor 21:00 uur bij het CIT binnenkomt, kan een medewerker
ambulante crisishulp (ACH) van het doorstroomteam van Enver aansluiten bij het huisbezoek. De
jeugdbeschermer van het CIT maakt dan samen met de medewerker ACH van Enver een
inschatting of crisishulpverlening nodig is. Als dit het geval is start ACH direct in het gezin. Als een
crisismelding na 21:00 uur binnenkomt maakt het CIT zelf de inschatting wat nodig is. Als
crisishulpverlening nodig is start een medewerker ACH de volgende dag in het gezin.
De medewerker ACH vormt zich een breed beeld van de veiligheid van de jeugdige in een gezin
door met de leden van het gezin in gesprek te gaan en veiligheidsissues te bespreken met het
11 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
gezin aan de hand van een risicotaxatie instrument. De medewerker ACH neemt de
veiligheidsafspraken die het CIT met het gezin heeft gemaakt over en maakt, indien nodig, nieuwe
afspraken om de veiligheidsrisico’s te beperken. De medewerker ACH houdt tijdens de hulp zicht op
de veiligheid. De CIT-medewerker heeft regie over de ingezette hulp. Samen bewaken zij of de
gemaakte afspraken door het gezin worden nagekomen. Indien nodig wordt een jeugdige tijdelijk
geplaatst op de crisisopvang of bij de crisispleegzorg van Enver. Ook hier schatten de medewerkers
de veiligheid van de jeugdige systematisch in en maken zij veiligheidsafspraken met het gezin en
bewaken deze onder andere door middel van evaluaties met het gezin en ketenpartners.
Het CIT en Enver houden tijdens de crisisperiode toereikend zicht op de veiligheid en beperken de
geconstateerde veiligheidsrisico’s. Risico’s voor de veiligheid worden systematisch ingeschat met
behulp van instrumenten. De afspraken die het CIT met het gezin maakt worden als uitgangspunt
gebruikt voor ACH en door de nauwe samenwerking met het doorstroomteam verloopt de
hulpverlening aan de start van de crisis veelal voorspoedig.
Visieverschil
In een deel van de zaken verloopt de crisishulpverlening minder voorspoedig. De hulpverlening
stagneert, doordat er tussen JBRR en Enver sprake is van een visieverschil over de
oplossingsrichting om de veiligheid te verbeteren en risico’s weg te nemen. De inspectie heeft
geconstateerd dat bij de start van de crisishulp aan een gezin het CIT bepaalt of de jeugdige thuis
kan blijven of dat een plaatsing op de crisisopvang nodig is. Als het CIT van mening is dat een
plaatsing op de crisisopvang nodig is komt het voor dat er discussie ontstaat tussen het CIT en
Enver over of dit werkelijk noodzakelijk is, ook als het CIT de jeugdige al uit huis heeft gehaald.
Voor de jeugdige betekent dit dat hij moet wachten op het kantoor van JBRR tot de hulpverleners
eruit zijn en duidelijk wordt waar de jeugdige heen gaat. Uit het dossieronderzoek bij het CIT blijkt
dat in de eerste helft van 2018 123 keer een jeugdige op kantoor verbleef, wachtend op een
geschikte plek. De inspectie vindt dit niet acceptabel.
Het visieverschil speelt met name in crisissituaties waar het CIT en het instroomteam van Enver
niet samen op huisbezoek gaan. JBRR en Enver verschillen dan regelmatig van mening bij de
inschatting of de thuissituatie of een netwerkplaats veilig (genoeg) is of dat opvang in de
crisisopvang noodzakelijk is. Waar JBRR veiligheid boven alles stelt, vanuit hun rol en opdracht als
jeugdbeschermer, vindt Enver het belangrijk dat een jeugdige zoveel mogelijk thuis of bij iemand
uit het netwerk verblijft. Uitgangspunt hierbij is voor Enver de voorkeur van de jeugdige en zijn
netwerk. Enver weegt de (negatieve) effecten van een uithuisplaatsing en plaatsing op een
crisisopvanggroep mee in de beoordeling van de veiligheid. Enver wil daarbij een plek op de
crisisopvang zo kort als mogelijk inzetten om negatieve beïnvloeding van de jeugdige te
voorkomen. De medewerkers van JBRR zijn verantwoordelijk de veiligheid van de jeugdige zoveel
als mogelijk te borgen vanuit hun rol als jeugdbeschermer. Uitgangspunt hierbij is dat een
plaatsing in het netwerk een veiligere omgeving moet bieden dan de bestaande omgeving van de
jeugdige. Daarnaast zien de jeugdbeschermers soms een risico bij de inzet van het netwerk, omdat
het vaak gaat om zwakke, al overbelaste netwerken. Het risico op een negatieve ervaring voor de
jeugdige als de plaatsing in het netwerk misgaat en daarmee het nog meer verkleinen van het
12 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
netwerk van de jeugdige is hoog. In de praktijk betekent dit dat er onduidelijkheid is tussen Enver
en JBRR over de inzet van het netwerk en de beoordeling van het risico op onveiligheid bij een
plaatsing in het netwerk. Enver werkt bij de beoordeling van de crisis wel met een risicotaxatie,
maar doet dat niet bij de plaatsing in het netwerk.
De visieverschillen over hoe een veilig perspectief wordt gecreëerd tussen JBRR en Enver en de
tijd die nodig is om die te overbruggen hebben een nadelig effect op de wijze waarop en de
snelheid waarmee de acute onveiligheid wordt weggenomen. Het zit, het komen tot een eenduidig
plan en daarmee een snel en helder perspectief voor het gezin, ook in de weg. De inspectie vindt
het ernstig dat visieverschillen tussen JBRR en Enver een nadelig effect kunnen hebben op de
jeugdige en diens ouders. De inspectie constateert dat daardoor in de samenwerking tussen JBRR
en Enver het belang van de jeugdige niet altijd centraal staat.
Onduidelijkheid over regievoering
Volgens de afspraken in Rotterdam heeft in de crisisperiode het CIT de regie en voert Enver de
crisishulp uit. Doordat in de praktijk onduidelijk is wie verantwoordelijk is voor de in te zetten lijn,
kan voor de jeugdige en het gezin maar ook voor andere bij het gezin betrokkenen onduidelijkheid
ontstaan over wie de regie voert. Uit het onderzoek van de inspectie blijkt dat de regisseur niet
altijd bepalend is en dat hierdoor de werkrelatie tussen de professionals verstoord raakt.
De inspectie heeft tijdens het onderzoek meerdere voorbeelden gehoord waarbij Enver overgaat tot
een plaatsing in het netwerk, terwijl de jeugdbeschermer nog niet overtuigd is van de
veiligheidsinschatting van de plaatsing in dat netwerk. Ook geven jeugdbeschermers aan dat
medewerkers van Enver blijven aandringen op plaatsing thuis of in het netwerk, als binnen JBRR de
kernbeslissing is genomen dat dit geen optie is. Verder komt het voor dat JBRR een jeugdige
plaatst op de crisisopvang en dat dit besluit de volgende dag wordt aangepast door Enver.
De jeugdbeschermer moet de jeugdige dan ophalen en een nieuwe plek voor hem zoeken.
Anderzijds geven medewerkers van Enver aan dat het voorkomt dat de jeugdbeschermer van JBRR
toezeggingen doet aan een gezin, bijvoorbeeld over plaatsing van een jeugdige op de crisisopvang,
terwijl de medewerker van Enver nog voldoende mogelijkheden ziet om hulp te bieden in de
thuissituatie.
Dit leidt ertoe dat de jeugdige en het gezin tegenstrijdige signalen ontvangen van de ketenpartners
of zien dat eerder gemaakte afspraken wijzigen. Dit geeft onduidelijkheid en daarmee onrust over
hoe nu verder.
Onduidelijkheid over de regievoering tussen JBRR en Enver heeft net als het visieverschil een
nadelige invloed op de wijze waarop de acute onveiligheid wordt weggenomen. Het staat in de weg
om gericht en snel tot een eenduidig plan en daarmee een helder perspectief voor het gezin te
komen. De inspectie constateert ook hier dat in de samenwerking tussen JBRR en Enver het belang
van de jeugdige dan onvoldoende centraal staat. Het schaadt ook het vertrouwen in het geheel van
de hulp die wordt ingezet, terwijl vertrouwen de basis vormt voor een effectief samenspel tussen
hulpverlener(s) en jeugdige en gezin.
13 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
Code of conduct bij crisishulp
Afspraken tussen JBRR en Enver over de inzet van hulpverlening in crisiszaken zijn vastgelegd in
een Code of Conduct. De Code of Conduct stelt dat op dag 1 van de crisis de regievoerder, het CIT,
bepaalt welke interventie wordt ingezet. Vanaf dag 2 is de jeugdhulpaanbieder, Enver,
verantwoordelijk voor kwaliteit, maatschappelijke kosten én veiligheid. Aanpassing door Enver van
de door het CIT ingezette interventie is mogelijk, mits naar het oordeel van de betrokken CIT-
medewerker of jeugdbeschermer uit het gebiedsteam, de ondergrens van wat veilig is niet wordt
overschreden. Op medewerkers-, management- en directieniveau zijn er verschillen tussen JBRR
en Enver in de wijze waarop de Code of Conduct wordt geïnterpreteerd. Als JBRR en Enver er
onderling niet uitkomen is er geen derde onafhankelijke partij in Rotterdam beschikbaar die, vanuit
het belang van het kind, het verschil kan beslechten en een eindbeslissing kan nemen over de in te
zetten hulp.
De Code of Conduct is bedoeld om discussies tussen JBRR en Enver over wat nodig is in een gezin
en wanneer het veilig genoeg is voor de jeugdige te beslechten. Echter, in de praktijk blijkt de
Code of Conduct hier geen oplossing voor te bieden. Hierdoor kan het bovenstaande visieverschil
en onduidelijkheid over regievoering blijven bestaan, waardoor niet altijd een gedeeld beeld
ontstaat over het belang van de jeugdige en dat is ongewenst.
3.2 Fase 2: na de crisishulpverlening
Overdracht naar wijkteams
Als het CIT en Enver inschatten dat de veiligheid in het gezin dusdanig is hersteld dat het gezin
verder kan met vrijwillige hulpverlening dan meldt het CIT het gezin aan bij een wijkteam. In de
samenwerkingsafspraken tussen het CIT en de wijkteams staat dat de jeugd- en gezinscoach
aanwezig is bij het eindgesprek van de crisishulpverlening en dat het CIT vervolgens zorgt voor een
warme overdracht. Tevens staat er dat het belangrijk is dat het wijkteam de zaak direct overneemt
van het CIT als de situatie gestabiliseerd is.
14 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
De inspectie heeft geconstateerd dat als het wijkteam al bij een gezin betrokken is, voorafgaand
aan de crisis, het wijkteam gedurende de crisis aansluit bij evaluatiemomenten en er vaak sprake
is van een warme overdracht (terug) naar het wijkteam.
Als het wijkteam nog niet bij het gezin betrokken was lukt, het, vanwege drukte, vaak niet om aan
te sluiten. Medewerkers van het CIT en Enver ervaren dit als een gemis omdat het wijkteam een
steunende factor is voor het gezin.
Uit het onderzoek van de inspectie blijkt dat het wijkteam als er geen warme overdracht is, er niet
in slaagt om de continuïteit van de hulpverlening te garanderen.
Werkvoorraden
Als het CIT een zaak overdraagt aan een wijkteam komt het zeer regelmatig voor dat het gezin
daarna moet wachten op hulp. Een groot deel van de Rotterdamse wijkteams heeft wachtlijsten.
Als de regie is overgedragen aan het wijkteam wordt in veel gevallen door het wijkteam wel een
eerste eenmalig contact gelegd met het gezin, bedoeld om inschatting te maken van urgentie van
de vraag, maar het gezin moet vervolgens weken tot enkele maanden wachten tot een jeugd- en
gezinscoach van het wijkteam met hen aan de slag gaat. In de tussentijd is er geen contact met
het gezin of de jeugdige.
Tot de regie overgedragen kan worden aan een jeugd- en gezinscoach blijft de regie belegd bij het
CIT in de vorm van een ‘slapende zaak’. Mocht er in de periode waarin het gezin wacht op hulp iets
gebeuren dan kan het gezin contact op nemen met het CIT. In deze periode is er geen zicht op de
veiligheid van de jeugdige(n). Uit het onderzoek van de inspectie blijkt dat het met enige
regelmaat voorkomt dat het in gezinnen die wachten op hulp van het wijkteam opnieuw escaleert.
Zij worden dan in verband met een nieuwe crisissituatie wederom aangemeld bij het CIT en
ontvangen opnieuw crisishulpverlening.
De inspectie constateert dat de onderzochte wijkteams er na de crisisperiode door het bestaan van
wachtlijsten niet in slagen om zicht te houden op de veiligheid van een deel van de jeugdigen en de
geconstateerde veiligheidsrisico’s hierdoor onvoldoende beperken.
Overdracht naar gebiedsteams JBRR
Als het CIT en Enver gedurende hun hulp aan het gezin inschatten dat vrijwillige hulp niet
toereikend is om een veilige opvoedsituatie te creëren wordt een melding gedaan bij het
jeugdbeschermingsplein. Het jeugdbeschermingsplein beslist over het vervolg, waaronder een
drangtraject met onderzoek van de RvdK. In geval van spoed wordt direct een spoedmaatregel
verzocht. Bij de RvdK Rotterdam is sprake van een wachtlijst voor zaken waarbij acuut ingrijpen
met een spoedmaatregel niet noodzakelijk is. De periode voordat een onderzoek start kan daardoor
oplopen tot enkele maanden. In afwachting van en gedurende het onderzoek van de RvdK wordt
drang ingezet. Als een rechter een ondertoezichtstelling uitspreekt of als drang wordt ingezet
neemt een jeugdbeschermer van een gebiedsteam van JBRR de regie op de hulpverlening over van
het CIT. Bij JBRR is sprake van een personeelstekort en een hoog ziekteverzuim. Daarbij is het
personeelsverloop groot en hebben nieuwe medewerkers tijd nodig om volledig op caseload te
komen. Dat maakt dat de werkdruk bij jeugdbeschermers hoog is. Dit heeft gevolgen voor de inzet
15 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
van jeugdbeschermers. Ook de gebiedsteams van JBRR kampen met wachtlijsten. Deze
wachtlijsten variëren van enkele weken tot enkele maanden. Als de rechter een
ondertoezichtstelling heeft uitgesproken dient JBRR een jeugdbeschermer toe te wijzen aan het
gezin. Het gezin moet binnen vijf werkdagen worden gezien en binnen veertien dagen moet een
teamtafel plaatsvinden met het gezin, leden van het netwerk en betrokken hulpverleners. Tevens
moet binnen zes weken een gezinsplan worden opgesteld.
Om aan bovenstaande normen te kunnen voldoen wordt dit vanwege het bestaan van wachtlijsten
bij de gebiedsteams, opgepakt door een centraal instroomteam bij JBRR. In de periode daarna
wacht het gezin tot een vaste jeugdbeschermer beschikbaar is. In die periode bewaakt de
bureaudienst van het gebiedsteam belangrijke momenten in het proces, bijvoorbeeld een volgende
teamtafel of overdracht naar een hulpverlener. De aanvragen op de wachtlijsten van de
gebiedsteams worden gemonitord en geprioriteerd door onder andere een gedragswetenschapper.
Het komt regelmatig voor dat in deze periode geen contact is met het gezin of dat dit contact
alleen telefonisch is. Er vindt veelal geen face to face contact plaats met de jeugdigen.
Als de regie is overgedragen aan een gebiedsteam van JBRR heeft een gezin, tegen de tijd dat zij
een vaste jeugdbeschermer krijgt toegewezen, te maken gehad met veel verschillende ‘gezichten’
vanuit JBRR zoals de CIT-medewerker en een of meerdere jeugdbeschermer(s) van de
bureaudienst. Dit zorgt niet alleen voor discontinuïteit en onduidelijkheid voor het gezin, maar
werkt ook belemmerend in het opbouwen van een vertrouwensrelatie. In drangzaken komt het
regelmatig voor dat er niet direct een vaste jeugdbeschermer beschikbaar is om met het gezin aan
de slag te gaan. In één van de door de inspectie onderzochte casussen heeft een gezin vier
maanden moeten wachten tot er een jeugdbeschermer beschikbaar was. Met de hulpverleners die
wel bij het gezin betrokken waren, zijn geen afspraken gemaakt over het zicht houden op de
veiligheid.
Als een vaste jeugdbeschermer is toegewezen, is de norm dat de jeugdbeschermer de jeugdige
minstens eens per drie maanden ziet en spreekt. Met de bij het gezin betrokken hulpverleners
maken de jeugdbeschermers afspraken over het zicht houden op de actuele veiligheid van de
jeugdige. Jeugdbeschermers maken een inschatting van de veiligheidsrisico’s aan de hand van een
risicotaxatie instrument bij de start van de hulp, bij evaluaties en bij kernbeslissingen. JBRR heeft
veranderingen doorgevoerd om te borgen dat de veiligheidsrisico’s systematisch worden ingeschat.
De gebiedsmanagers houden zicht op het voldoen aan de normtijden van de jeugdbeschermers
onder andere wat betreft de contacten met het gezin en het uitvoeren van risicotaxaties.
Tijdens de basisteamvergadering die eens per twee weken wordt gehouden wordt besproken bij
welke zaken de normtijd is overschreden en wordt de betreffende jeugdbeschermer hierop
aangesproken.
JBRR heeft tevens veranderingen aangebracht in de structuur van de basisteams. Elke nieuwe zaak
dient door de jeugdbeschermer besproken te worden met de gedragswetenschapper om het
vervolg te bepalen. Indien een kernbeslissing moet worden genomen, vult de jeugdbeschermer
voorafgaand aan een basisteamvergadering een inbrengformulier in. Het gezinsplan wordt hieraan
toegevoegd. Dit geeft andere jeugdbeschermers uit het team en de gedragswetenschapper de
mogelijkheid om vragen voor te bereiden. Kernbeslissingen worden op deze manier in overleg met
16 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
andere jeugdbeschermers en de gedragswetenschapper genomen. Eventuele vervolgacties worden
genoteerd en gemonitord zodat deze niet vergeten worden.
De inspectie constateert dat de genomen verbetermaatregelen bij JBRR, naar aanleiding van
eerdere calamiteiten die onderzocht zijn, in de praktijk worden toegepast en helpen om te komen
tot multidisciplinair gedragen kernbesluiten.
Echter, in de periode dat een gezin wacht op een vaste jeugdbeschermer heeft JBRR onvoldoende
zicht op de actuele veiligheid van de jeugdigen. Hierdoor kan het voorkomen dat een onveilige
situatie voor de jeugdige niet direct wordt beëindigd en de onveiligheid voortduurt.
3.3 Fase 3: Vervolghulp
Hulp van het wijkteam
Als de regie is overgedragen aan een wijkteam en het wijkteam aan de slag gaat met het gezin
komt het regelmatig voor dat de hulp van het wijkteam onvoldoende aansluit bij de eerder aan het
gezin geboden hulp. De oorzaak hiervan is onder andere dat het voor ketenpartners niet duidelijk is
welke hulpverlening een wijkteam kan bieden. Dit verschilt per moment (beschikbare expertise
medewerkers) en per wijkteam (wijkgerichte inrichting). Bij de jeugdbeschermers en medewerkers
van Enver is geen duidelijk beeld wat minimaal het aanbod is van elke wijkteam. Daarnaast is er
onduidelijkheid bij de ketenpartners en bij de wijkteammedewerkers zelf hoe frequent en hoe lang
de hulp van het wijkteam ingezet kan worden. De wijkteams beschikken niet over een
telefoonnummer waarop zij bereikbaar zijn voor de ketenpartners voor overleg over de
mogelijkheden. Iedere ketenpartner beschikt over een actuele lijst van wijkteamleiders met
contactgegevens. Deze lijst blijkt in de praktijk onbekend bij de professionals. Dit belemmert de
ketenpartners en de wijkteammedewerkers in de afstemming over de in te zetten hulp voordat het
wordt aangevraagd.
De wijkteammedewerkers geven aan dat er veel verloop is geweest in de functie van
wijkteamleider en gedragswetenschapper. Onder andere hierdoor ervaren de medewerkers dat zij
verschillend aangestuurd worden. Het ene moment dienen de wijkteammedewerkers de hulp zoveel
als mogelijk zelf te bieden en een aantal maanden later wordt juist gestuurd op zoveel als mogelijk
aanvragen van specialistische hulp. Uit het onderzoek blijkt verder dat de betrokken
wijkteammedewerkers zelf voldoende expertise hebben, maar niet voldoende tijd om deze hulp zelf
17 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
te bieden. De meeste wijkteams geven maximaal eens per week één uur hulp aan gezinnen,
hoewel hierover geen eenduidige richtlijnen bestaan. Gezinnen waarin een crisis plaatsvindt,
ontvangen tijdens de crisisperiode meerdere keren per week intensieve ambulante spoedhulp van
Enver. Als een wijkteam inschat dat een gezin na de crisisperiode meer dan eens per week hulp
nodig heeft, wordt veelal gespecialiseerde hulp ingeschakeld. De overgang van intensieve hulp naar
maximaal eens per week hulp van het wijkteam, eventueel ter overbrugging tot intensievere hulp,
is groot voor gezinnen. Bovendien brengt dit het risico met zich mee dat de met de eerder geboden
hulp bereikte resultaten onvoldoende bestendigd zijn en ontstaat het risico dat zich opnieuw
onveiligheid met een crisis tot gevolg voordoet in het gezin.
Tussen de gemeente en de moederorganisaties van de wijkteams zijn afspraken gemaakt over de
personele bezetting van de wijkteams. Het lukt tot op heden de moederorganisaties niet om de
formatie conform deze afspraken na te komen door krapte op de arbeidsmarkt. Hierdoor kampen
de wijkteams met tekorten van personeel.
De inspectie constateert dat een jeugdige en zijn gezin in een crisissituatie direct intensieve hulp
ontvangen, maar dat zij nadat de acute onveiligheid is weggenomen in een situatie komen van
geen of zeer beperkte hulp. Na afsluiting van de crisishulp is er geen actueel beeld meer bij de
hulpverlening van de veiligheid van de jeugdige(n) en het gezin wordt op zichzelf teruggeworpen.
Onderliggende problemen die eerder aanleiding zijn geweest voor het ontstaan van de crisis zijn
nog niet opgelost en de basis voor het voorkomen van een nieuwe crisis is uiterst kwetsbaar.
Resultaat gericht werken en arrangementen
Indien regievoerders van het wijkteam of van JBRR op basis van de veiligheidsrisico’s bepalen dat
specialistische hulp nodig is in het gezin, dienen zij een arrangement aan te vragen. Het aanvragen
gebeurt door de te behalen doelen en resultaten te formuleren en onder andere een inschatting te
geven over de intensiteit waarmee de jeugdhulpaanbieder aan het werk gaat. Het aanvragen van
een arrangement is een omvangrijk proces voor een jeugdbeschermer.
De jeugdbeschermer formuleert een arrangement gericht op de doelen en de te bereiken resultaten
en stuurt dit naar het team zorgbemiddeling van JBRR. Na behandeling door team zorgbemiddeling
gaat de aanvraag naar het wijkteam. Een wijkteammedewerker (met SKJ-registratie) verwerkt
deze arrangementaanvragen vervolgens administratief, waarbij de wijkteamleider als beëdigd
gemeenteambtenaar, het arrangement goedkeurt. Daarna wordt het verwerkt door de backoffice
van gemeente en gaat de aanvraag naar de jeugdhulpaanbieder. Zowel de jeugdbeschermers als
de wijkteammedewerkers die belast worden met de administratieve verwerking van dit proces
ervaren deze procedure als bureaucratisch en tijdrovend.
De meeste jeugdbeschermers en wijkteammedewerkers zeggen te weinig scholing te hebben
gekregen in zowel de techniek van het aanvragen, als de visie achter het werken met doelen en
JB aan-melding
Zorg-bemiddeling
WTmedewerker
WT teamleider
Naar backoffice
Jeugdhulpaanbieder
18 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
resultaten. Het denken in bestaand aanbod en producten moet kantelen naar maatwerk
arrangementen. De jeugdbeschermers geven tevens aan dat zij het aanvraagproces van het
arrangement niet kunnen volgen. Het is voor hen onbekend waar in het proces de aanvraag zich
bevindt. Tijdens het onderzoek bleek dat dit proces 1,5 week tot 6 weken in beslag kan nemen. De
jeugdbeschermer wordt ook niet geïnformeerd wanneer het proces is beëindigd en de aanvraag
verstuurd is naar de jeugdhulp aanbieder.
De inspectie constateert dat het proces voor het aanvragen van arrangementen verbetering en
aandacht behoeft. Het denken in doelen en resultaten is voor zowel JBRR en de wijkteams als voor
de jeugdhulpaanbieders een nieuwe werk- en denkwijze. De geboden introductie en scholing is
daarin kennelijk niet voldoende geweest.
Specialistische vervolghulp
Het daadwerkelijk inzetten van de hulp na het proces van arrangeren is meestal niet direct
mogelijk vanwege de wachtlijsten in Rijnmond. Op het moment dat een jeugdhulpaanbieder het
arrangement accepteert is de jeugdhulpaanbieder direct verantwoordelijk voor de zorg aan de
jeugdige en/of het gezin. De jeugdhulpaanbieder moet binnen vijf dagen contact opnemen met de
jeugdige en diens gezin. Als de hulp niet direct kan starten moet de jeugdhulpaanbieder zorg
bieden ter overbrugging. In de praktijk hebben vrijwel alle aanbieders (lange) wachtlijsten en
wordt de zorg voor de overbrugging niet geboden.
De aanvragers van de hulp, de wijkteammedewerker of jeugdbeschermer, organiseren in sommige
gevallen tijdens de wachtperiode een ‘second best’ oplossing of houden zelf een extra oogje in het
zeil. De aanvragers van de hulp durven de casus dan niet los te laten en continueren hun zorg.
Hierdoor neemt de werkdruk bij de wijkteams en de jeugdbescherming toe. Jeugdbeschermers
bewaken gemaakte afspraken over het beperken van de veiligheidsrisico’s in een gezin door middel
van netwerkberaden en het tussentijds bevragen van hulpverleners. Als er, vanwege een
wachtlijst, geen hulpverlening in het gezin is, dient de jeugdbeschermer veiligheidsafspraken zelf
actief te bewaken en de veiligheid van de jeugdigen te monitoren. De hoge werkdruk die de
jeugdbeschermers ervaren maakt dat zij niet altijd de afspraken over het beperken van de
veiligheidsrisico’s kunnen bewaken.
In de acht casussen die de inspectie heeft onderzocht vond in mei of juni een crisis plaats in het
gezin. In vijf van de acht casussen is door JBRR de inschatting gemaakt dat gespecialiseerde hulp
nodig is. In één van deze vijf zaken is de gespecialiseerde hulp na vijf maanden nog niet gestart. In
de overige vier zaken is de gespecialiseerde hulp pas na ruim vier maanden gestart. In de periode
dat het gezin wacht op gespecialiseerde hulp bestaat het risico dat er onvoldoende zicht is op de
veiligheid van de jeugdige.
Doordat de wachtlijsten lang zijn, bestaat het risico dat de aangevraagde hulp niet meer passend is
tegen de tijd dat de hulp verleend kan worden. Dit komt onder andere doordat de situatie
inmiddels veranderd is of doordat de motivatie voor de hulp is afgenomen. Het gevolg is dat het
19 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
proces van arrangeren en wachten opnieuw start en het risico op escalatie en een nieuwe crisis
aanwezig is.
De inspectie constateert dat de lange wachtlijsten bij de specialistische vervolghulp zorgen voor
een verstopping van het systeem. De caseload van de regievoerders, de wijkteammedewerkers en
jeugdbeschermers van JBRR (zowel CIT als gebiedsteam), wordt door de lange wachtlijsten en
periode van wachten aan de achterkant verzwaard, terwijl aan de voorkant nieuwe aanmeldingen
blijven komen. Doordat de wachtlijsten lang zijn, treedt het risico op dat de aangevraagde hulp niet
meer passend is tegen de tijd dat de hulp verleend kan worden.
20 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
4 Conclusies en aanbevelingen
Naar aanleiding van het toezichtonderzoek komt de inspectie tot conclusies. In dit hoofdstuk gaat
de inspectie in op deze conclusies en de daarbij horende aanbevelingen.
De inspectie constateert dat het proces bij JBRR en Enver om zicht te hebben op de veiligheid en
de veiligheidsrisico’s verbeterd is. De eerder genomen verbetermaatregelen zijn goed
geïmplementeerd.
Echter, de inspectie ziet dat er nieuwe risico’s zijn ontstaan. Dit zijn het visieverschil tussen JBRR
en Enver, de onduidelijkheid over doorzettingsmacht en daaraan gekoppeld de regiebepaling, de
lange wachtlijsten bij JBRR, de wijkteams en Enver en de lange wachtlijsten bij de specialistische
vervolghulp. Deze risico’s zijn deels een gevolg van de wijze waarop de jeugdhulpverlening in
Rotterdam samenwerkt en vallen onder de invloed van de bij het onderzoek betrokken organisaties
maar vallen tevens onder de invloed van de gemeente als opdrachtgever van de inrichting van het
zorglandschap en het zorgproces in Rotterdam.
4.1 Risico op onvoldoende zicht op de jeugdigen na de crisis
Conclusie
Na afloop van de crisishulpverlening is er onvoldoende continuïteit in de hulp en onvoldoende zicht
op de jeugdigen en diens veiligheid door wachtlijsten en een hoge werkdruk bij medewerkers van
JBRR, Enver en de wijkteams.
Onderbouwing
Door de inzet van intensieve crisishulp stabiliseert de situatie in een gezin en wordt de veiligheid
hersteld. Passende vervolghulp en casusregie zijn echter veelal niet direct of op korte termijn
beschikbaar. Dit komt door wachtlijsten bij de gespecialiseerde hulp, de gebiedsteams van JBRR en
bij de wijkteams. De gekozen oplossingen om de (service) normen te behalen, zoals het inrichten
van een centraal instroomteam (JBRR) of het bieden van een eerste contact moment binnen vijf
dagen (wijkteams) zijn onvoldoende antwoord op de wachtlijsten.
De inspectie heeft geconstateerd dat in vrijwel alle onderzochte casussen de effectiviteit van de
hulp onvoldoende was, doordat er geen sprake was van continuïteit in de hulp of geen passende
hulp kon worden geboden. Onderliggende oorzaken van de problemen worden niet aangepakt en
de motivatie van jeugdigen en hun ouders vermindert, omdat de hulp geen blijvend effect heeft.
Hierdoor ontstaat vaak weer een nieuwe crisis in het gezin. Uit het onderzoek blijkt dat er
momenteel in de gemeente Rotterdam geen kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod is voor
jeugdhulp.
21 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
Aanbevelingen
• Aanbevelingen voor de gemeente Rotterdam als opdrachtgever voor het jeugdhulpnetwerk in
Rotterdam:
• Zorg voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod.
• Onderzoek hoe de wachtlijst problematiek verkleind kan worden.
• Aanbeveling voor JBRR en de wijkteams:
Bij het ontstaan van de wachtlijsten hebben JBRR en de wijkteams maatregelen genomen om te
borgen dat de afgesproken (service)normen worden behaald. De inspectie verwacht dat JBRR en
de wijkteams onderzoeken wat de consequentie van deze werkwijze is voor de ouders en de
jeugdigen in relatie tot de continuïteit van hulp.
4.2 Belang van de jeugdigen niet altijd centraal
Conclusie
Het visieverschil tussen JBRR en Enver over de oplossingsrichting om de veiligheid te verbeteren en
veiligheidsrisico’s weg te nemen maken dat het belang van de jeugdigen en diens ouders
onvoldoende centraal staat.
Onderbouwing
Het verschil in visie tussen JBRR en Enver leidt in de praktijk tot situaties waarin het belang van de
jeugdige niet centraal staat. De inspectie heeft geconstateerd dat JBRR en Enver in crisissituaties
een andere visie hebben over de oplossingsrichting om de veiligheid te verbeteren en risico’s weg
te nemen. Ook komt het voor dat besluiten genomen worden op grond van regels en afspraken,
waarbij het belang van de jeugdige op de achtergrond raakt. JBRR en Enver spannen zich in om op
uitvoeringsniveau de samenwerking te verbeteren. Onderliggende oorzaken worden echter nog
onvoldoende aangepakt, mede doordat bij opschalen binnen deze organisaties ook geen
overeenstemming wordt bereikt. Het ontbreekt aan doorzettingsmacht.
Aanbevelingen
• Aanbeveling voor JBRR, Enver en de gemeente Rotterdam:
• Stel, onder regie van de gemeente, een gezamenlijk kader op om de visieverschillen over de
oplossingsrichting om de veiligheid te verbeteren en veiligheidsrisico’s weg te nemen.
• Maak heldere, eenduidige afspraken, onder regie van de gemeente, over welke partij
wanneer bepaalt welke zorg wordt ingezet als sprake is van een crisis in een gezin. Zorg dat
alle partijen deze afspraken op eenzelfde wijze interpreteren.
• Aanbeveling voor Enver, crisishulpverlening:
De inspectie heeft geconstateerd dat er bij Enver, binnen het perceel crisishulpverlening,
gebruik gemaakt wordt van een gestandaardiseerd risicotaxatie instrument. Echter, bij het
onderzoeken en bepalen van het netwerk en de mogelijkheid voor een eventuele plaatsing in
het netwerk, mist de inspectie een gestructureerde en door het veld gedragen werkwijze. De
22 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
inspectie verzoekt Enver de huidige afspraken te verscherpen te verhelderen en te toetsen.
4.3 Sturing aan de hulpverlenende organisaties behoeft
aanscherping
Conclusie
De gemeente Rotterdam draagt geen eenduidige visie uit en geeft vanuit haar opdrachtgeverschap
onvoldoende sturing aan de hulpverlenende organisaties in het jeugdhulpnetwerk.
Onderbouwing
Het is onvoldoende helder wat de gemeentelijke visie en doelstellingen zijn op het gebied van de
jeugdhulp. De samenwerking tussen JBRR en Enver verloopt moeizaam, de oorzaak is verschil in
visie over de oplossingsrichting om de veiligheid te verbeteren en veiligheidsrisico’s weg te nemen.
Door de manier waarop de gemeente Rotterdam haar opdrachtgeverschap aan het
jeugdhulpnetwerk heeft georganiseerd is het vaak onduidelijk wie uiteindelijk beslist. JBRR heeft de
regie, maar Enver is resultaatverantwoordelijk. De gemeente neemt onvoldoende stelling.
Aanbevelingen
Aanbevelingen voor de gemeente Rotterdam als opdrachtgever van het jeugdhulpnetwerk in
Rotterdam:
Zorg ervoor dat de Rotterdamse visie bekend wordt bij de professionals die de jeugdhulp in
Rotterdam uitvoeren.
• Zorg daarbij dat deze visie voldoende vertaald wordt naar het dagelijkse werk van
professionals in het jeugdhulpnetwerk waardoor de professionals hier houvast aan hebben.
• Zorg dat het jeugdhulpnetwerk nadenkt over wat te doen als aanbieders er alsnog niet
uitkomen
• Ondersteun en faciliteer als hier actie op ondernomen moet worden.
Evalueer het arrangementenmodel met als doel te kijken waar het proces effectiever
georganiseerd kan worden zodat de jeugdigen hier profijt van hebben. Neem hierbij de volgende
verbeterpunten mee:
• Zorg voor een uitgebreidere training over zowel het waarom, het wat en hoe van het
arrangementenmodel, bij de wijkteams, JBRR en de jeugdhulphulpaanbieders
• Zorg dat er duidelijkheid komt voor medewerkers over wat er van hen verwacht wordt met
betrekking tot arrangement-aanvragen.
4.4 Aanbod van de wijkteams behoeft verduidelijking
Conclusie
Het aanbod van de wijkteams verschilt zowel in kwalitatieve als in kwantitatieve zin. Het aanbod is,
in de praktijk, niet gebaseerd op de cliëntbehoefte, maar op de bezetting en expertise van de
aanwezige medewerkers in het betreffende wijkteam.
23 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
Onderbouwing
De 43 wijkteams van Rotterdam bieden hulp die varieert per wijkteam. Deze variatie hangt, in de
praktijk, af van de al dan niet toereikende personele bezetting in het wijkteam, de expertise die de
medewerkers met zich mee brengen en de visie die zich in het betreffende wijkteam of bij
individuele medewerkers ontwikkeld heeft. Hierdoor is het aanbod van de wijkteams verschillend.
De ketenpartners ervaren de wijkteams als diffuus. Doordat de wijkteams slecht bereikbaar zijn
voor de ketenpartners is afstemming niet mogelijk. Het is niet vastgesteld en bekend wat elk
wijkteam minimaal aanbiedt aan hulpverlening en/of wanneer specialistische hulp wordt
aangevraagd.
Aanbevelingen
Aanbevelingen voor de Rotterdamse wijkteams van de gemeente Rotterdam:
Stel vast wat het minimale aanbod is dat elk wijkteam biedt en zorg dat hier binnen
Rotterdam duidelijkheid over is.
Zorg voor eenduidige aansturing van de wijkteams.
Organiseer directe bereikbaarheid van de wijkteams voor het overleg met ketenpartners op
casusniveau.
Organiseer netwerkbijeenkomsten waardoor ketenpartners in de wijk het aanbod van het
lokale wijkteam kennen en de wijksamenwerking groeit.
24 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
5 Vervolg
De inspectie vraagt de gemeente Rotterdam de inspectie nader te informeren over de aanpak en
het vervolg met betrekking tot de aan hen geadresseerde aanbevelingen. Daarnaast verwacht de
inspectie een regisserende rol van de gemeente Rotterdam bij de totstandkoming van de
verbeterplannen bij Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, Enver en de wijkteams.
De inspectie verwacht van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, Enver en de wijkteams dat zij
binnen drie maanden na het verschijnen van dit rapport de verbeterpunten voortvloeiend uit de
hierboven beschreven conclusies en aanbevelingen uitwerken in een verbeterplan met concrete
verbetermaatregelen. In het verbeterplan moet in ieder geval aandacht zijn voor de hierboven
genoemde aanbevelingen.
De inspectie beoordeelt of de verbeterplannen volledig, realistisch en ambitieus zijn. Dit betekent
dat de inspectie beoordeelt of de verbetermaatregelen gericht zijn op de geconstateerde
tekortkomingen, of het plan voldoende waarborgen bevat om te kunnen slagen en of voldoende
vaart zit in de aanpak van de tekortkomingen.
De inspectie verwacht dat Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, Enver en de wijkteams zes
maanden na publicatie van het rapport middels een interne audit toetsen of de benodigde
verbeteringen zijn doorgevoerd. De inspectie verwacht vervolgens een rapportage over de
uitkomsten van de interne audit te ontvangen. Afhankelijk van de kwaliteit en de uitkomsten van
deze audit toetst de inspectie of de benodigde verbeteringen zijn doorgevoerd en of verdere
interventies nodig zijn.
25 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
Bijlage 1 - Opzet onderzoek
Bij JBRR heeft de inspectie een lijst opgevraagd van alle zaken die in mei en juni 2018 bij het CIT
zijn aangemeld vanwege een crisis in het gezin. Uit deze lijst heeft de inspectie acht dossiers
geselecteerd van gezinnen waarin sprake was van onveiligheid voor de jeugdigen en waarbij, naast
het CIT, ook Enver en een Rotterdams wijkteam betrokken waren. Bij vijf van deze gezinnen was
ook een jeugdbeschermer betrokken in de vorm van drang, een ondertoezichtstelling of een
voogdijmaatregel.
De inspectie heeft de dossiers van deze acht zaken onderzocht bij JBRR, Enver en de wijkteams. Hierbij is niet alleen het moment van de crisissituatie onderzocht, maar ook de hulpverlening
voorafgaand en na de crisis. Hiernaast heeft de inspectie gesproken met betrokken CIT-
medewerkers. Vervolgens heeft de inspectie vier van deze acht dossiers geselecteerd voor
vervolgonderzoek. Deze zaken zijn geselecteerd omdat in deze zaken gedurende meerdere weken
is samengewerkt tussen JBRR, Enver en de wijkteams. Problemen in de samenwerking waren geen
selectiecriterium.
In de vier geselecteerde dossiers heeft de inspectie gesproken met de bij de casus betrokken
medewerkers van JBRR, Enver en de wijkteams. Deze interviews dienden ter validering en ter
verdieping van het door de inspectie uitgevoerde dossieronderzoek. Om naast de geselecteerde
casuïstiek een breder beeld te krijgen van de wijze waarop JBRR en Enver veiligheid in gezinnen
borgen en van de onderlinge samenwerking tussen JBRR, Enver en de wijkteams ten behoeve van
veiligheid in gezinnen, heeft de inspectie beleid geanalyseerd en meerdere medewerkers van JBRR,
Enver en de wijkteams geïnterviewd die niet bij de geselecteerde casuïstiek betrokken waren.
26 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
Bijlage 2 - Verantwoording
De inspectie voerde het toezicht bij JBRR, Enver en de wijkteams uit in september en oktober
2018. Om tot een gefundeerd oordeel te komen, gebruikte de inspectie voor het toezicht
verschillende informatiebronnen. De informatie uit deze bronnen is met elkaar vergeleken en
gewogen. Voor het toezicht zijn de volgende middelen ingezet en bronnen geraadpleegd:
• Een gesprek met de directeur Maatschappelijke Ondersteuning in de Wijk en de directeur
Welzijn, Zorg en Jeugdhulp van de gemeente Rotterdam.
• Een gesprek met de bestuurder van JBRR.
• Een gesprek met de bestuurder van Enver.
• Een gesprek met de manager, projectmanager en manager zorgbemiddeling van het CIT.
• Onderzoek van acht dossiers van jeugdigen bij JBRR, Enver en het betrokken wijkteam. De
inspectie heeft zelf de dossiers geselecteerd.
• Gestructureerde interviews met vijf CIT-medewerkers op basis van zes van de acht door de
inspectie geselecteerde dossiers.
• Gestructureerde interviews op basis van vier van de acht door de inspectie geselecteerde
dossiers met:
o Dertien uitvoerend medewerkers van Enver.
o Drie jeugdbeschermers van JBRR.
o Twee gedragswetenschappers van JBRR.
o Vijf jeugd- en gezinscoaches van de wijkteams.
• Gestructureerde interviews met:
o Elf uitvoerend medewerkers Enver.
o Twaalf jeugdbeschermers van JBRR.
o Zeven jeugd- en gezinscoaches en vier cliëntondersteuners van verschillende wijkteams.
o Twee wijkteamleiders.
o Twee coördinatoren crisisopvang Enver.
o De manager crisis ambulant en de manager crisis residentieel Enver.
o De projectleider Innovatie Crisis Enver.
o Twee rayonmanagers wijkteams.
Voorafgaand aan het toezicht heeft de inspectie verschillende beleidsstukken geanalyseerd,
waaronder de samenwerkingsafspraken tussen de wijkteams en het CIT in crisissituaties, de
samenwerkingsafspraken tussen JBRR en Enver over de inzet van crisisopvang, afspraken over de
bereikbaarheid van de wijkteams en de werkinstructie casusregie wijkteams.
27 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
Bijlage 3 – Toetsingskader
Veiligheid Jeugdigen worden beschermd tegen gevaren die hun ontwikkeling bedreigen. Criterium Verwachting Professionals houden goed zicht op de veiligheid van jeugdigen.
• Professionals hebben een actueel beeld van de veiligheid van de jeugdigen. • Professionals schatten de veiligheidsrisico’s van de jeugdigen systematisch in. • Professionals beoordelen de veiligheidsrisico’s in multidisciplinair verband.
Professionals beperken de veiligheidsrisico’s voor jeugdigen.
• Professionals bepalen mede op basis van de veiligheidsrisico’s de in te zetten hulp.
• Professionals bewaken de gemaakte afspraken over het beperken van de veiligheidsrisico’s.
• Professionals treden bij acute onveiligheid actief op.
Samenwerking In de samenwerking van de professionals staat de veiligheid en ontwikkeling van het kind centraal
Criterium Verwachting
De aanbieder zorgt voor jeugdhulp in samenhang met andere hulp.
• De aanbieder heeft samenwerkingsafspraken met ketenpartners vastgelegd. • De aanbieder stelt professionals in staat samen te werken met ketenpartners.
Professionals stemmen af met de bij de jeugdigen en hun ouders betrokken instanties.
• Professionals stemmen het plan af met de plannen van de overige betrokken instanties.
De
.
3 | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
www.igj.nl
l