Samen Fit - Inzet van ICT tegen overgewicht
-
Upload
gert-hengeveld -
Category
Documents
-
view
219 -
download
2
description
Transcript of Samen Fit - Inzet van ICT tegen overgewicht
Samen Fit Inzet van ICT tegen overgewicht
Gert Hengeveld
Juni 2012
2
Colofon
Uitgave
Gert Hengeveld
Duivenvoordestraat 75B
3021 PE Rotterdam
http://www.ghengeveld.nl
+31 (0)6 23 54 77 23
Stagebedrijf
Finalist
Stationsplein 45, A4.191
3013 AK Rotterdam
http://www.finalist.nl
+31 (0)88 217 08 00
Opleiding
Mediatechnologie, cohort 2008
Instituut voor Communicatie, Media en Informatietechnologie
Hogeschool Rotterdam
Bedrijfsbegeleider: Okke van ’t Verlaat
Begeleidend docent: Rob Zoeteweij
Studentnummer: 0811927
3
Samenvatting Summary
Overgewicht is een groeiend probleem in de westerse wereld, ook
in Nederland. Ruim de helft van de volwassenen is te zwaar. Ook
veel kinderen zijn te dik. Overgewicht is na roken de belangrijkste
oorzaak van ziekten. Te dik zijn is niet alleen slecht voor de
gezondheid, bij kinderen heeft het vooral ook psychosociale
gevolgen.
Om overgewicht bij kinderen structureel aan te pakken is het
noodzakelijk om de levensstijl van het hele gezin te veranderen.
Zonder steun van de ouders zal een kind nooit in staat zijn de
eigen levensstijl te verbeteren. Het is daarom van belang dat ook
de ouders worden gemotiveerd te veranderen.
Naar de psychologie achter wat mensen motiveert is al veel
onderzoek gedaan. Diverse theorieën zijn ontwikkeld op dit
gebied. Op basis van deze theorie is het mogelijk om een geschikte
digitale interventie te ontwikkelen.
Het concept dat is ontwikkeld is gericht op de actieve fasen van
het proces van gedragsverandering. Het doel is de gebruikers te
motiveren om actief met de leefstijlverandering bezig te blijven.
Daarbij is rekening gehouden met het feit dat een kind niet
zelfstandig in staat is een bewuste gedragsverandering te
realiseren, met als resultaat een buddy systeem voor ouder en
kind.
Aanbevolen wordt om de applicatie als hulpmiddel in te zetten bij
de behandeling van professionals. Zo is de kans op succes groter
en wordt het werk van een professional gemakkelijker.
Obesity is a growing problem in the Western world, including the
Netherlands. Over half of adults are overweight and many children
are too fat. Overweight is the leading cause of disease after
smoking. Being overweight is not only bad for health, for children
it mainly has psychosocial consequences.
To effectively counter the problem of overweight in children, it’s
necessary to change the lifestyle of the entire family. Without
parental support a child will never be able to change its own
lifestyle. Therefore it’s important that parents are motivated to
change as well.
A lot of research on the subject of human motivation has already
been conducted. Various theories related to the subject have been
developed. Based on these theories, it’s possible to develop a
suitable digital intervention.
The concept which has been developed is aimed at the active
stages of the process of behaviour change. The goal is to motivate
users to stay actively involved with the lifestyle change. It has been
taken into account that a child is unable to realise a conscious
behaviour change on its own. Therefore the final concept is a
buddy system involving both parent and child.
It’s recommended to implement the application as a tool for
professionals. This will increase the application’s potential and
make a professional’s work easier.
4
Voorwoord
Als toekomstig mediatechnoloog geloof ik dat technologie het
verschil kan maken. Goede hard- en software dient de eind-
gebruiker en verbetert de levenskwaliteit van alle partijen, hoe
klein het verschil ook is. Gebruiksvriendelijkheid draagt in grote
mate bij aan dat verschil. De beste technologie vermindert
frustraties, maakt moeilijke taken makkelijk en zit niet in de weg.
Tijdens mijn afstuderen heb ik onderzoek gedaan naar de
mogelijkheden om ICT in te zetten bij het tegengaan van
overgewicht bij kinderen. Een onderwerp dat zo ver afstaat van het
vakgebied van de mediatechnoloog vereist een verdieping in
nieuw, onbekend terrein. Als mediatechnoloog moet je bereid zijn
je in andere vakgebieden te verdiepen, om in staat te zijn goede en
gebruiksvriendelijke software te ontwikkelen. Gelukkig heeft
Finalist mij de volledige vrijheid gegeven om onderzoek te doen
naar een ander vakgebied dan de ICT.
In de eerste plaats wil ik Finalist bedanken voor de mogelijkheid
om bij dit mooie bedrijf af te studeren. Mijn dank gaat met name
uit naar Okke van ‘t Verlaat van Finalist en Rob Zoeteweij van
Hogeschool Rotterdam, voor hun begeleiding en ondersteuning
gedurende het afstudeertraject. Zonder hen zou mijn afstuderen er
heel anders uit hebben gezien.
Op verschillende momenten heb ik de hulp ingeschakeld van
professionals. Ik wil dan ook Ingrid Mimpen van Voeding&Zo,
Ingrid Stieber en Daniël Viergever van Lekker Pûh!!!, Rob Oudkerk
van de Haagse Hogeschool en Marieke Willemsen van het
Convenant Gezond Gewicht bedanken voor hun inzichten, tips en
adviezen. De applicatie die is ontwikkeld is mede het resultaat van
hun ideeën en feedback.
Ten slotte bedank ik collega’s Marco Plaisier en Twan van Vlerken
voor hun hulp bij het genereren van concepten. De brainstorm was
nuttig en mijn bezoek aan kantoor Eindhoven was erg gezellig.
5
Inhoudsopgave
Colofon ....................................................................................................................... 2
Samenvatting .......................................................................................................... 3
Voorwoord ............................................................................................................... 4
Inhoudsopgave ....................................................................................................... 5
1. Inleiding .......................................................................................................... 6
Onderzoeksvraag .............................................................................................. 6
Onderzoeksmethode en afbakening ........................................................ 6
Leeswijzer............................................................................................................ 7
Begrippen ............................................................................................................ 7
2. Overgewicht en obesitas .......................................................................... 8
Oorzaken van overgewicht ........................................................................... 9
Het probleem van overgewicht bij kinderen ........................................ 9
Aanpak van overgewicht bij kinderen ................................................. 10
Conclusie ........................................................................................................... 12
3. Motivatie voor gedragsverandering ................................................. 14
Beredeneerd gedrag en gepland gedrag ............................................. 14
Self-efficacy ...................................................................................................... 15
Identiteit ............................................................................................................ 17
Fasen van verandering ................................................................................ 17
Veranderingsprocessen .............................................................................. 18
Vergemakkelijken van gedragsverandering ...................................... 20
Conclusie ........................................................................................................... 21
4. Inzet van ICT ............................................................................................... 22
eHealth interventies ..................................................................................... 22
Recente ontwikkelingen ............................................................................. 23
Sociale marketing en social media ......................................................... 23
Conclusie ........................................................................................................... 24
5. Ontwikkeling van een eHealth interventie .................................... 26
Samen Fit .......................................................................................................... 26
Conclusie ........................................................................................................... 30
6. Conclusies en aanbevelingen .............................................................. 32
Referenties ............................................................................................................ 34
Bijlagen ................................................................................................................... 38
Body Mass Index-tabel voor jongens en meisjes ............................. 38
Groeidiagrammen 2010: BMI-voor-leeftijd ....................................... 38
Interview met Ingrid Mimpen ................................................................. 39
Interview met Ingrid Stieber .................................................................... 41
Interview met Rob Oudkerk ..................................................................... 42
Interview met Marieke Willemsen ........................................................ 43
Concepten voor eHealth interventies ................................................... 44
Feedback op prototype ............................................................................... 49
6
1. Inleiding Deze scriptie is het resultaat van vijf maanden onderzoek naar het maatschappelijke probleem van overgewicht bij kinderen en de
mogelijkheden die ICT biedt om het probleem aan te pakken. In dit hoofdstuk wordt het onderwerp geïntroduceerd en wordt het
onderzoek toegelicht.
Overgewicht is een groeiend maatschappelijk probleem. De
gevolgen van overgewicht zijn zowel financieel als psychosociaal
merkbaar. Het onderwerp is gekozen omdat het probleem voor
velen heel herkenbaar is en de inzet van ICT om het probleem te
verhelpen nog in de kinderschoenen staat.
Overgewicht speelt niet alleen bij volwassenen, maar ook steeds
meer bij kinderen. De gekozen doelgroep is Nederlandse kinderen
in de leeftijd 9 tot 12 jaar, alsmede ouders met kinderen in deze
leeftijdscategorie. Deze doelgroep is gekozen omdat het
veranderen van de leefstijl van kinderen de meest effectieve
manier is om overgewicht op de lange termijn aan te pakken.
Bovendien spelen de ouders een belangrijke rol bij het
ontwikkelen van overgewicht. Het is dan ook van belang om beide
groepen te benaderen.
Onderzoeksvraag
Hoe kan ICT worden ingezet om overgewicht bij kinderen te
verminderen?
Deelvragen
1. Waarom is overgewicht bij kinderen een probleem?
2. Hoe kan iemand worden gemotiveerd om een gezondere
leefstijl aan te leren?
3. Op welke manier wordt ICT momenteel door professionals
ingezet om overgewicht tegen te gaan?
4. Welke kansen liggen er nog voor de inzet van ICT?
Onderzoeksmethode en afbakening
De kern van het onderzoek bestaat uit literatuurstudie. Op basis
van de beschikbare wetenschappelijke literatuur worden diverse
oplossingsrichtingen gezocht. Daarnaast wordt onderzoek gedaan
naar de hedendaagse professionele aanpak van overgewicht op
basis van interviews met diverse experts. Ook is gedurende de
ontwikkeling van het prototype hierop feedback verkregen van
dezelfde experts.
Aangezien deze scriptie gaat over toegepast onderzoek, is er ook
een beroepsproduct ontwikkeld. Er is gekozen om een prototype
op te leveren van een digitale interventie, die als doel heeft om
overgewicht bij de doelgroep te verminderen. De ontwikkeling van
het prototype bestaat uit de conceptfase en de ontwikkelfase en
omvat dan ook zowel de creatieve als de technische kant van
Mediatechnologie.
In het onderzoek wordt geen onderscheid gemaakt op basis van
etnische of sociaaleconomische achtergrond. Allochtone bevol-
kingsgroepen hebben vaak te kampen met cultuurgerelateerde
oorzaken voor overgewicht. Een interventie voor deze groepen
7
vereist aanvullend onderzoek. Onderzoek naar cultuurspecifieke
oorzaken staat echter te ver af van de opleiding Mediatechnologie.
Leeswijzer
Deze scriptie bestaat uit zes hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk,
de inleiding, introduceert het onderwerp en beschrijft hoe het
onderzoek is aangepakt.
De hoofdstukken twee tot en met vier scheppen het theoretisch
kader en zijn dan ook gebaseerd op de gedane literatuurstudie,
aangevuld met eigen inzichten en conclusies. Daarbij komen de
deelonderwerpen overgewicht en obesitas, motivatie voor
gedragsverandering en ICT aan bod. Ook wordt de relatie gelegd
tussen de deelonderwerpen en wordt besproken hoe ze elkaar
kunnen versterken.
In hoofdstuk vijf wordt de ontwikkeling van het beroepsproduct
behandeld. De theorie van de voorgaande hoofdstukken wordt
gerelateerd aan de conceptontwikkeling en –keuze. Zo wordt de
combinatie van de deelonderwerpen gebruikt om een sterke
interventie neer te zetten.
Tenslotte worden in hoofdstuk zes de belangrijkste conclusies van
het onderzoek nogmaals behandeld. Daarnaast worden
aanbevelingen gedaan voor eventuele verdere ontwikkeling van
de interventie.
Begrippen
BMI: Body-Mass Index of Queteletindex. Een index die de
verhouding tussen lengte en gewicht bij een persoon weergeeft.
Wordt berekend volgens de formule BMI = massa / lengte2, met
massa in kilogram en lengte in meters.
Interventie: Geheel van activiteiten waarmee hulpverleners voor
en met cliënten problemen voorkomen of oplossen om zo een
bijdrage te leveren aan het bevorderen en in stand houden van de
gezondheid.
Leefstijl: Min of meer stabiel patroon van vertoond gedrag op het
gebied van voeding, bewegen en andere zaken die van invloed zijn
op gezondheid en welzijn.
8
2. Overgewicht en obesitas Overgewicht en obesitas vormen een groeiend maatschappelijk probleem. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de definitie van overgewicht
en obesitas en de mate waarin het een probleem vormt voor de samenleving.
Overgewicht en obesitas worden vaak door elkaar gebruikt, maar
hebben een verschillende betekenis. Volgens de definitie van de
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is er sprake van over-
gewicht wanneer een persoon een Body-Mass Index (BMI) heeft
dat hoger dan of gelijk aan 25 is. Van obesitas of ernstig
overgewicht is sprake bij een BMI van 30 of hoger (World Health
Organisation, 2000). Bij een BMI van 40 of hoger wordt soms ook
de term morbide obesitas gebruikt, wat aangeeft dat er een
verhoogde kans is om te overlijden aan de gevolgen van obesitas.
Hoewel deze definitie in vrijwel alle onderzoeken en literatuur
wordt gebruikt, geeft het niet noodzakelijk een betrouwbare
indicatie van een gevaar voor de gezondheid. In de berekening van
de BMI wordt namelijk geen rekening gehouden met verschillen in
vetvrije massa, waardoor bijvoorbeeld atleten een hoog BMI
kunnen hebben maar een laag vetpercentage.
Tabel 1: Risico op metabolische complicaties naar buikomtrek
Buikomtrek (cm)
Mannen Vrouwen
Verhoogd >= 94 >= 80
Zeer verhoogd >= 102 >= 88
Een betere indicator van een verhoogd risico is de buikomtrek. Te
veel vet rond de organen in de buikholte vormt namelijk het
grootste gezondheidsrisico (Pi-Sunyer, 1991). Voor de Neder-
landse bevolking is een norm opgesteld, weergegeven in Tabel 1
(Han, van Leer, Seidell, & Lean, 1995).
De normen voor BMI en buikomtrek zijn alleen geschikt voor
volwassenen. Omdat bij kinderen het vetpercentage afhankelijk is
van de leeftijd is de gangbare norm voor de BMI geen geschikte
indicator. De richtlijn voor de buikomtrek kan niet worden
gebruikt omdat kinderen nog niet volgroeid zijn. Voor kinderen
heeft de WHO een aantal extra standaarden ontwikkeld die
rekening houden met de groei van kinderen. De standaarden zijn:
Lengte-voor-leeftijd
Gewicht-voor-leeftijd
Gewicht-voor-lengte
BMI-voor-leeftijd
Voor Nederland heeft TNO groeidiagrammen ontwikkeld (bijlage
“Groeidiagrammen 2010: BMI-voor-leeftijd”). Deze diagrammen
sluiten aan bij deze standaarden van de WHO, maar zijn gebaseerd
op gegevens van de Nederlandse jeugd (Talma, 2010). De
groeidiagrammen worden onder andere gebruikt door diëtisten
om snel inzichtelijk te maken of een kind zich goed ontwikkelt.
9
Om toch gebruik te kunnen maken van de BMI bij kinderen is er de
BMI-voor-leeftijd tabel die aangepaste normen geeft per leeftijd
(bijlage “Body Mass Index-tabel voor jongens en meisjes”). De
gegevens in deze tabel komen overeen met de gegevens in de
groeidiagrammen. De berekening van de BMI is hetzelfde voor
kinderen, maar de drempelwaarde die bepaalt of het kind
overgewicht of obesitas heeft is lager voor kinderen en verschilt
per leeftijd en geslacht.
Oorzaken van overgewicht
Overgewicht ontstaat wanneer de gewichtstoename naar
verhouding groter is dan de lengtegroei. Aan de basis daarvan ligt
een verstoring van de energiebalans, waarbij de energie-inname
hoger is dan het energieverbruik. Een kleine onbalans kan al grote
gevolgen hebben op de lange termijn.
Verkeerde energiebalans
De belangrijkste oorzaak van overgewicht is een ongezonde
leefstijl. Daarbij is sprake van een langdurig gebrek aan beweging
of overmatig en ongezond eetgedrag. In dit geval eet en drinkt
iemand meer calorieën per dag dan verbruikt wordt en ontstaat
een energieoverschot. Een onderzoek van Bere et al. (2011) heeft
aangetoond dat er een negatieve correlatie is tussen op de fiets
naar school gaan en het hebben van overgewicht. In rust verbruikt
iemand weinig energie. Kinderen die de hele dag op school zitten
en de rest van de dag vooral televisie kijken hoeven daarom ook
minder te eten. In de praktijk wordt het eetgedrag echter niet
aangepast op de energiebehoefte. Zelfs een geringe positieve
energiebalans over een langere periode leidt tot een toename in
lichaamsgewicht en kan resulteren in overgewicht of obesitas
(Ocké & Kromhout, 2004). In slechts een klein deel van de
gevallen is overgewicht te wijten aan genetische, metabolische of
endocriene (hormonale) oorzaken(Bulk-Bunschoten, Renders, Van
Leerdam, & Hirasing, 2005).
Psychosociale factoren
Diverse psychische en sociale factoren spelen een rol bij het
ontstaan van overgewicht. Zo gaan kinderen eten wat ze ouders en
leeftijdsgenoten zien eten en heeft de opvoedingsstijl invloed op
de voedselkeuze en -voorkeuren op volwassen leeftijd (Nicklas et
al., 2001). Ook wordt zoet en vet voedsel onbewust geassocieerd
met positieve gevoelens, omdat zulk voedsel vaak wordt gegeten
bij feestelijke gebeurtenissen. Uiteindelijk leidt herhaaldelijk
gebruik van bepaald voedsel tot hogere waardering voor dat
voedsel, ongeacht de waardering die het voedsel in eerste
instantie kreeg. Kinderen die door de ouders regelmatig gezond
voedsel krijgen voorgeschoteld zullen op latere leeftijd ook zelf
eerder kiezen voor gezonde producten (Scaglioni, Salvioni, & Gal,
2008). De sociale omgeving heeft dus een grote invloed op het
eetgedrag van een kind.
Het probleem van overgewicht bij kinderen
Overgewicht bij kinderen is een groeiend probleem. Uit de Vijfde
Landelijke Groeistudie van TNO blijkt dat Nederlandse kinderen
tegenwoordig niet meer langer worden dan hun ouders. In plaats
daarvan is er sprake van een toename in overgewicht, zoals
weergegeven in Grafiek 1 (Schönbeck & Van Buuren, 2010).
In de periode tussen 1980 en 2010 is het percentage kinderen met
overgewicht meer dan verdubbeld. Volgens Blokstra en Schuit
(2003) geldt deze toename voor alle lagen van de samenleving.
10
Grafiek 1: Percentage kinderen en jongeren (2 t/m 21 jaar) met
overgewicht en ernstig overgewicht in 1980, 1997 en 2010
Bekend is dat overgewicht en obesitas een verhoogd risico
vormen voor een verhoogde bloeddruk, insulineresistentie en
diabetes type 2, een verhoogd of verlaagd cholesterolgehalte, hart-
en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker. Daarbij is de
verdeling van vet over het lichaam direct verbonden aan de
gezondheidsrisico’s. Veel vet rond de buik betekent een verhoogd
risico, ongeacht de totale vetmassa (Pi-Sunyer, 1991). Deze
gevolgen komen echter pas op latere leeftijd, waardoor ouders
overgewicht bij kinderen vaak niet erkennen als een gevaar voor
de gezondheid van het kind. Kinderen met overgewicht hebben
echter een 2 tot 11 keer grotere kans om als volwassene ook te dik
te zijn. Bovendien blijven 25 tot 50 procent van de kinderen met
obesitas ook obees op latere leeftijd (Must & Strauss, 1999).
Economische gevolgen
Op termijn worden kinderen met obesitas een grote kostenpost
voor de samenleving. Dat is niet alleen vanwege de zorgkosten als
gevolg van het hogere risico op bepaalde ziekten, maar ook omdat
kinderen met overgewicht slechter presteren. Gevoel voor
eigenwaarde, pesten en andere psychosociale aspecten zijn
daarbij van invloed. In sommige gevallen lijdt overgewicht zelfs tot
schoolverzuim(Taras & Potts-Datema, 2005). Uit onderzoek blijkt
dat werknemers met overgewicht of obesitas meer verzuimen
wegens ziekte dan werknemers met een normaal postuur. Op
termijn zullen obese kinderen, als ze hun leefstijl niet veranderen,
dus een ongunstiger positie hebben op de arbeidsmarkt. Ook de
samenleving als geheel betaalt hiervoor. De extra verzuimkosten
door overgewicht en obesitas in Nederland worden geschat op
zo’n 600 miljoen euro (Klink, Rosenmöller, & Polder, 2008).
Aanpak van overgewicht bij kinderen
Terwijl voor volwassenen de oplossing van overgewicht en
obesitas overwegend wordt gezocht in een streng dieet en
intensieve beweegprogramma’s, moet bij kinderen voorzichtiger
worden gehandeld. Een streng dieet brengt risico’s met zich mee
voor de fysieke ontwikkeling van het kind. Het kan namelijk ook
de vetvrije massa of de lengtegroei doen afnemen, of een
verergering van eetstoornissen veroorzaken.
Voor volwassenen zijn er ook behandelingen mogelijk met
medicatie of chirurgie. Voor kinderen zijn deze echter niet
geschikt omdat de bijbehorende risico’s te groot zijn. Het effect
van zo’n behandeling op de lange termijn kan bij kinderen niet
worden overzien.
0%
2%
4%
6%
8%
10%
12%
14%
16%
1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010
Overgewicht jongens Overgewicht meisjes
Obesitas jongens Obesitas meisjes
11
Fysieke activiteit stimuleren
Een betere strategie om overgewicht bij kinderen tegen te gaan is
het verhogen van de fysieke activiteit. Dit kan door sport- en
beweegprogramma’s in te stellen, maar ook door simpelweg
zittende activiteiten zoals televisiekijken te vermijden. Het soort
activiteit is ook belangrijk om langdurig gewichtsverlies te
realiseren. Activiteiten die geïntegreerd kunnen worden in het
dagelijks leven blijken effectiever te zijn dan expliciete
trainingsactiviteiten, omdat deze activiteiten gemakkelijker zijn
vol te houden, ook wanneer het kind ouder wordt (Branca,
Nikogosian, & Lobstein, 2007). Een voorbeeld is op de fiets naar
school gaan. Wanneer een kind zich dat aanwent, is de kans groter
dat het als volwassene ook vaker de fiets pakt.
Ondersteuning van ouders
De directe sociale omgeving van een kind is van grote invloed op
het gedrag van het kind. Veel slechte gewoontes zijn overgenomen
van de ouders (Nicklas et al., 2001). Het is dan ook noodzakelijk
om de ouders te betrekken bij de aanpak van overgewicht bij het
kind. Dit kan soms lastig zijn, omdat de ouders niet altijd het
probleem erkennen. Onderzoek van Golan en Crow (2004) heeft
echter aangetoond dat overgewicht van een kind beter kan
worden aangepakt door de ouders te behandelen dan het kind te
behandelen. Dit is onder andere te verklaren door het gegeven dat
de ouders bepalen welk voedsel er beschikbaar is voor het kind.
Daarmee wordt niet alleen invloed uitgeoefend op de consumptie
van gezond voedsel op dat moment, maar het heeft ook invloed op
de voedselvoorkeuren die het kind zal ontwikkelen en daarmee op
het eetpatroon op de lange termijn (Nicklas et al., 2001).
Professionele aanpak
Vaak zijn gezinnen niet in staat om zelfstandig de leefstijl aan te
pakken. Begeleiding van een diëtist of gewichtsconsulent helpt bij
de gedragsverandering die nodig is om gezonder te eten en meer
te bewegen. Deze begeleiding bestaat uit voorlichting, het samen
opstellen van een planning of dieet, het monitoren van de
voortgang en het overtuigen van de ouders van hun
verantwoordelijkheid. Eventueel wordt ook een fysiotherapeut,
pedagoog of psycholoog bij de behandeling betrokken (bijlagen
“Interview met Ingrid Mimpen”, “Interview met Ingrid Stieber”).
Het probleem van overgewicht staat ook op de agenda van de
internationale, nationale en lokale politiek. Waar diëtisten werken
aan de gezonde leefstijl van individuele cliënten, zijn er ook
organisaties die overgewicht proberen aan te pakken op een
grotere schaal. Landelijke organisaties als het Convenant Gezond
Gewicht en Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG) houden zich
bezig met overgewicht als maatschappelijk probleem. JOGG is een
programma waarin een integrale aanpak centraal staat om
jongeren op gezond gewicht te brengen en te houden. Het is
gebaseerd op vijf pijlers: politiek-bestuurlijk draagvlak,
verbinding van preventie en zorg, wetenschappelijke begeleiding
en evaluatie, sociale marketing en publiek-private samenwerking.
Deze aanpak is afgeleid van het Franse EPODE (Ensemble,
Prévenons l’Obesité Des Enfants). In 2015 moet de JOGG-aanpak
in 75 Nederlandse gemeenten zijn ingevoerd (Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu).
12
Conclusie
Overgewicht is een probleem dat speelt bij een steeds groter deel
van de Nederlandse jeugd. Hoewel de gevolgen op de korte
termijn zich vooral beperken tot psychologische problemen, kan
overgewicht op lange termijn ook vervelende financiële gevolgen
hebben voor zowel het individu als de maatschappij.
De oorzaak van overgewicht is een onbalans in energie-inname en
energieverbruik. Dit is meestal het gevolg van een verkeerd
eetpatroon of een gebrek aan beweging. Deze ongezonde leefstijl
kan een psychologische oorsprong hebben, bijvoorbeeld de
associatie van eten met bepaalde emoties.
Om overgewicht bij kinderen op een succesvolle, duurzame wijze
aan te pakken is het van cruciaal belang om de ouders er bij te
betrekken. De leefstijl van het hele gezin moet worden veranderd.
Daarbij kan het beste worden gewerkt aan het integreren van
fysieke activiteiten in het dagelijkse leven.
13
14
3. Motivatie voor gedragsverandering Om op verantwoorde en duurzame wijze af te vallen is het noodzakelijk om de persoonlijke levensstijl te veranderen. Zo’n verandering kan
ingrijpend zijn en is zeer moeilijk te realiseren. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de psychologie achter motivatie voor verandering.
Elk jaar hebben duizenden mensen het goede voornemen om af te
vallen. Ze nemen de rationele beslissing om gezonder te gaan eten en
meer te gaan sporten. En ieder jaar houden de meeste goede
voornemens geen stand. Men wordt dan verweten een gebrek aan
doorzettingsvermogen en wilskracht te hebben.
Uit onderzoek blijkt dat wilskracht uitgeput kan raken, met als
gevolg het niet kunnen waarmaken van een rationeel genomen
besluit (Muraven, Tice, & Baumeister, 1998). Het aanspreken van het
rationeel denken van de mens alleen blijkt onvoldoende te zijn om
een blijvende verandering teweeg te brengen. Zeker bij gezond eten
is er ook een andere menselijke kant van belang: emotie. Niet alleen
eten veel mensen uit emotie, emotie houdt ook verandering tegen.
Om succesvolle gedragsverandering te realiseren moet daarom
zowel de rationele kant als de emotionele kant van de mens worden
aangesproken. De twee kanten zijn sterk met elkaar verbonden.
Om een digitale interventie te kunnen ontwikkelen voor kinderen
met overgewicht zal eerst de achterliggende theorie moeten worden
behandeld. In het verleden is al veel onderzoek gedaan naar gedrag
en gedragsverandering. Diverse theorieën zijn opgesteld die
proberen te voorspellen wanneer iemand welk gedrag zal vertonen.
Het doel van het kunnen voorspellen van gedrag is het definiëren
van de factoren die het gedrag bepalen. Wanneer de factoren bekend
zijn, wordt het mogelijk het gedrag te veranderen door met een
interventie de factoren te beïnvloeden.
Beredeneerd gedrag en gepland gedrag
Een van de meest gebruikte theorieën op het gebied van menselijk
gedrag is de Theory of Reasoned Action (TRA). De TRA is ontwikkeld
in de jaren 70 en 80 door Fishbein en Ajzen. Volgens de theorie is
iemands behavioral intention (intentie tot gedrag) een optelsom van
attitude (meningen en opvattingen) en subjective norm (sociale
normen). De TRA gaat er van uit dat iemands gedrag het beste
voorspeld kan worden op basis van zijn intenties voor gedrag. Met
andere woorden, volgens de TRA kan op basis van de meningen en
opvattingen die een persoon heeft over het potentiële effect van
bepaald gedrag, en de sociale normen die deze persoon ervaart met
betrekking tot dit gedrag, het daadwerkelijke gedrag worden
voorspeld.
Een aanvulling op de Theory of Reasoned Action is de Theory of
Planned Behavior (TPB). Daarin wordt een derde factor toegevoegd
aan de formule om intentie tot gedrag te bepalen: perceived
behavioral control (Ajzen I. , 1985). Deze toevoeging is gemaakt om
rekening te houden met het scenario dat iemand wel de intentie
heeft om bepaald gedrag te vertonen, maar het gedrag wordt
tegengehouden doordat er onvoldoende vertrouwen of controle over
het gedrag is (Ajzen I. , 1991). Een overzicht van de TRA en TPB is
weergegeven in Figuur 1 (Glanz, Rimer, & Viswanath, 2008).
15
Figuur 1: TRA (witte velden) en TPB (gehele figuur)
Toepasselijkheid van de TRA en TPB
Een onderzoek van Hagger et al. (2006) toont aan dat er een
verband is tussen de theorieën van Reasoned Action en Planned
Behavior en fysieke activiteit. Een correlatie met voedselkeuze is
echter niet aangetoond (Shepherd, Sparks, & Guthrie, 1995),
waardoor deze theorieën minder geschikt zijn om voedselkeuze te
verklaren. Ook een onderzoek onder de inheemse Amerikaanse
jeugd vond geen verband tussen de TPB en eetgedrag (Fila & Smith,
2006). Shepherd et al. stellen dan ook voor om morele verplichting
als extra factor in de TPB te introduceren. Deze factor is volgens hen
van belang bij de voedselkeuze in gezinsverband. Iemand zou
namelijk voor zichzelf niet zo snel de meest gezonde keuze maken,
maar dat wel doen voor andere gezinsleden.
Self-efficacy
Een andere veelgebruikte methode om intenties en gedrag te kunnen
voorspellen is self-efficacy, het vermogen en de overtuiging om
adequaat en efficiënt te handelen in een gegeven situatie. Men
spreekt hier ook wel van zelf waargenomen competentie. Wanneer
een persoon een hoge self-efficacy heeft, zal die persoon meer
vertrouwen hebben in zijn eigen vermogen om een specifieke taak te
volbrengen en meer moeite doen. Ook het doorzettingsvermogen is
groter bij een hoge self-efficacy. Het verhogen van de self-efficacy zal
de kans op succes vergroten en bovendien zal die persoon eerder
een bepaalde uitdaging aangaan (Bandura, 1997). De theorie van
self-efficacy komt voor een groot deel overeen met de factor
perceived behavioral control van de Theory of Planned Behavior en
ligt dan ook aan de basis van deze theorie (Ajzen I. , 1991).
Self-efficacy moet niet verward worden met de persoonlijke
eigenschap zelfrespect of een gevoel van eigenwaarde. Deze twee
termen hebben namelijk betrekking op een globaal positief
zelfbeeld, terwijl self-efficacy betrekking heeft op specifiek gedrag
en specifieke situaties. Een persoon kan daarom geen mate van self-
efficacy worden toegerekend zonder daarbij het specifieke gedrag en
de omstandigheden te noemen. De mate van self-efficacy zal dan ook
per taak of activiteit verschillen.
Eigen verwachtingen over gedrag
Gedragsverandering en –instandhouding zijn afhankelijk van de
verwachtingen die een persoon heeft met betrekking tot het gedrag.
Er zijn twee soorten verwachtingen: verwachtingen over het
16
vermogen om bepaald gedrag te vertonen (efficacy expectations) en
verwachtingen over of dit gedrag zal leiden tot het gewenste
resultaat (outcome expectations). Dit model is weergegeven in de
volgende figuur (Strecher, DeVellis, Becker, & Rosenstock, 1986).
Iemand zou bijvoorbeeld kunnen verwachten dat dagelijks een half
uur hardlopen zal leiden tot gewichtsverlies, maar tegelijkertijd ook
verwachten niet in staat te zijn om deze dagelijkse activiteit te
realiseren. Beide verwachtingen hebben invloed op het al dan niet
vertonen van dit gedrag.
Volgens Bandura verschillen verwachtingen over de efficacy op drie
factoren: zwaarte, kracht en algemeenheid. Zwaarte geeft aan welke
soort taken iemand denkt aan te kunnen. Van een reeks taken
gesorteerd op moeilijkheidsgraad denken sommigen alleen de
gemakkelijkste taken aan te kunnen, terwijl anderen denken zelfs de
moeilijkste taken te kunnen volbrengen. Kracht geeft aan hoe zeker
iemand er van is een gegeven taak te kunnen volbrengen,
bijvoorbeeld op een schaal van 1 tot 10. Algemeenheid geeft
tenslotte aan in welke mate verwachtingen te relateren zijn aan
andere taken en omstandigheden (Strecher, DeVellis, Becker, &
Rosenstock, 1986). Goede verwachtingen om dagelijks een half uur
te kunnen hardlopen zijn bijvoorbeeld ook van invloed op de
verwachting om dagelijks op de fiets naar het werk te gaan. Het gaat
immers om een vergelijkbare taak en situatie.
Bepalen van verwachtingen
Een persoon bepaalt zijn mate van self-efficacy op basis van vier
bronnen. De eerste en belangrijkste bron is persoonlijke ervaring.
Het bereiken van een gesteld doel zal de self-efficacy doen
toenemen, terwijl falen resulteert in een lagere self-efficacy.
De tweede bron is ervaring van anderen, ook wel plaatsvervangende
ervaring genoemd. In dit geval heeft het observeren van andere
personen of gebeurtenissen invloed op de self-efficacy. Wanneer een
familielid bijvoorbeeld met succes vijf kilo afvalt, zal iemand meer
vertrouwen krijgen om zelf ook te kunnen afvallen. Daarentegen zal
een vriend die het niet lukt te stoppen met roken een negatieve
invloed hebben op het geloof om zelf te kunnen stoppen met roken.
De plaatsvervanger moet echter wel gelijkenissen hebben met de
waarnemer, anders wordt de ervaring niet als relevant gezien.
De derde bron is verbale overtuigingskracht van anderen. Wanneer
bijvoorbeeld een familielid of arts je vertelt dat je goed bezig bent en
vol moet houden zal je efficacy toenemen. Een goede coach zal dit
ook doen en zo de kans op succes vergroten.
Tenslotte kan de lichamelijke toestand van invloed zijn op iemands
self-efficacy. Zo heeft een verhoogde hartslag en hevig zweten voor
een presentatie een negatieve invloed op de verwachting de
presentatie goed te kunnen brengen.
Self-efficacy speelt een belangrijke rol bij het bereiken van
leefstijlverandering ten behoeve van een betere gezondheid.
Gezondheids-specifieke self-efficacy is het geloof om in staat te zijn
verleidingen te weerstaan en een gezonde levensstijl aan te nemen.
Person Behavior Outcome
Efficacy
Expecations
Outcome
Expecations
Figuur 1: Model van verwachtingen bij gedragsverandering
17
Onderzoek onder reumapatiënten heeft aangetoond dat patiënten
met een hogere self-efficacy minder last hebben van vermoeidheid
(Riemsma, Rasker, Taal, Griep, Wouters, & Wiegman, 1998).
Aangezien mensen met (morbide) obesitas vaak last hebben van
soortgelijke klachten en daarom weinig bewegen, kan worden
aangenomen dat een hogere gezondheids-specifieke self-efficacy ook
bij mensen met obesitas voor minder vermoeidheid zorgt. De
potentie voor gezond gedrag wordt daardoor groter.
Identiteit
Zoals de Theory of Planned Behavior aangeeft is gedrag lang niet
altijd het gevolg van een rationele keuze. In veel situaties worden de
verschillende mogelijkheden niet op een logische, rationele manier
gewogen om tot een keuze te komen, maar wordt een keuze gemaakt
op basis van andere factoren. Daarbij speelt de eigen identiteit een
rol (Hagger & Chatzisarantis, 2006). Bij het vertonen van gedrag
volgt men bepaalde regels die als van toepassing worden beschouwd
op de situatie. Men stelt daarbij onbewust drie vragen:
1. Wat voor situatie is dit?
2. Wat voor persoon ben ik?
3. Wat doet een persoon zoals ik in een situatie als deze?
De eerste vraag heeft als doel de situatie te herkennen. De tweede
vraag gaat over de eigen identiteit. De derde vraag combineert de
eerste twee en gaat over de regels die van toepassing zijn (March,
1994). Bij het maken van de uiteindelijke keuze worden deze regels
meegewogen. Op deze manier heeft de eigen identiteit invloed op
het vertoonde gedrag. Iemand die zichzelf ziet als een sportief
persoon zal eerder geneigd zijn om op de fiets naar het werk te gaan
dan iemand die dat niet doet.
Fasen van verandering
Een bekend fasemodel dat gebruikt wordt voor het onderzoeken van
gedragsverandering is het Transtheoretisch Model (TTM) van
Prochaska et al. en is ook wel bekend als het Stages of Change model.
Het model is een combinatie van diverse psychotherapeutische
theorieën, waaronder de theorie van self-efficacy (Prochaska &
Velicer, 1997). Het TTM bestaat uit twee delen. In het eerste deel
worden mensen op basis van hun gedrag en intenties voor
toekomstig gedrag ingedeeld in vijf stadia van verandering
(Horwath, 1999). Elk stadium vereist een andere aanpak om
gedragsverandering teweeg te brengen en te behouden. De diverse
theorieën die gedrag voorspellen zijn bovendien niet in elk stadium
van toepassing. De fasen van het TTM zijn als volgt (Lenio, 2006):
1. Pre-contemplation: In deze fase is men zich niet bewust van de
noodzaak om te veranderen. Het kan zijn dat men niet op de hoogte
is van het probleem of men brengt het probleem niet in verband met
het eigen gedrag. Bovendien worden de voordelen van verandering
onderschat. Het kan ook zijn dat men de verandering in het verleden
al eens heeft geprobeerd, maar dat dit niet is gelukt. Er is geen
intentie om binnen zes maanden iets aan het gedrag te veranderen.
2. Contemplation: In deze fase wordt men zich bewust van het
probleem en overweegt er binnen korte tijd iets aan te gaan doen. Er
wordt informatie ingewonnen over het onderwerp, maar er wordt
nog niet tot actie overgegaan. De voor- en nadelen die men ziet
wegen in deze fase tegen elkaar op, waardoor de verandering wordt
uitgesteld.
3. Preparation: In de voorbereidende fase worden kleine stappen
genomen om met de gedragsverandering te beginnen. Men zoekt
steun bij anderen en probeert zich voor te stellen hoe de situatie er
18
na de verandering uit zal zien. Ook worden voorbereidingen
getroffen die er voor moeten zorgen dat het nieuwe gedrag
onderdeel wordt van het dagelijks leven. Op deze manier wordt
getracht de kans op succes zo groot mogelijk te maken, omdat men
zich in deze fase vooral afvraagt of het zal gaan lukken.
4. Action: In dit stadium is de gedragsverandering in volle gang. Men
zal in deze fase leren om het oude, ongewenste gedrag te vervangen
door ander gedrag. Deze fase vereist veel tijd, energie, motivatie en
steun om te voorkomen dat men terugvalt in het oude
gedragspatroon.
5. Maintenance: Wanneer het nieuwe gedrag zichtbaar zijn vruchten
begint af te werpen, er positieve sociale feedback wordt ontvangen
en men een positieve gemoedstoestand heeft, zal men proberen het
nieuwe gedrag in stand te houden. In deze fase is het van belang
terugval te voorkomen en de positieve effecten van de verandering
vast te houden. Men heeft vertrouwen in het in stand houden van het
nieuwe gedrag.
Als men zich bewust is van de verschillen tussen de fasen kan een
interventie zo afgestemd worden dat het aansluit bij de huidige fase
en zo de progressie naar het volgende stadium bevorderen.
Veranderingsprocessen
Het tweede deel van het Transtheoretisch Model beschrijft de wijze
waarop verandering plaatsvindt in de diverse fasen. Er zijn tien
processen gedefinieerd die gebruikt kunnen worden om vooruitgang
te boeken door de verschillende fasen van het TTM. De activiteiten
zijn onder te verdelen in cognitieve processen (onzichtbaar) en
gedragsmatige processen (zichtbaar). Elk proces past bij een
bepaalde fase in het TTM. De cognitieve processen passen vooral bij
de eerste fasen, terwijl de gedragsmatige processen vooral
thuishoren in de latere (actieve) fasen van verandering (Prochaska &
Velicer, 1997).
1. Consciousness Raising: In dit proces van bewustwording erkent
men het probleemgedrag en krijgt men inzicht in de oorzaken,
negatieve consequenties en de mogelijke oplossing. Dit proces kan
gestimuleerd worden door voorlichting, educatie, mediacampagnes,
het geven van feedback en het confronteren van de persoon.
2. Dramatic Relief: In het proces van dramatische verlichting zal men
emotioneel geraakt worden. De emotie kan bestaan uit angst voor de
gevolgen of een schuldgevoel dat zich opbouwt zolang het gedrag
niet wordt veranderd. Er volgt opluchting wanneer blijkt dat het ook
anders kan. Dit proces kan gestimuleerd worden door rollenspellen,
persoonlijke verklaringen van familie en vrienden en sociale
marketing.
3. Self-Reevaluation: In dit proces wordt door cognitieve en
emotionele evaluatie het zelfbeeld kritisch bekeken. Men bedenkt
hoe het zou zijn als het ongewenste gedrag is vervangen door ander
gedrag, en wat het effect daarvan zou zijn op de eigen identiteit. Dit
kan worden bevorderd door gebruik te maken van rolmodellen en
beeldmateriaal van de toekomstige situatie.
4. Environmental Reevaluation: In de omgevingsevaluatie wordt
beoordeeld wat het effect is van het probleemgedrag op de sociale
en fysieke omgeving. Volgens Prochaska en Velicer (1997) groeit in
dit proces ook het besef dat men voor anderen ook een positief of
negatief rolmodel kan zijn. Zo zal een moeder zich in dit proces
bewust worden van het feit dat haar ongezonde eetpatroon ook een
slechte invloed heeft op de ontwikkeling van haar kind.
19
5. Self-Liberation: In het proces van zelfbevrijding ontwikkelt een
individu het geloof om te kunnen veranderen en de verandering vol
te kunnen houden. De theorie van self-efficacy is hier dus van
toepassing. Ook het publiekelijk uitspreken van het voornemen om
het gedrag te veranderen kan helpen bij het vergroten van de
wilskracht.
6. Social Liberation: Sociale bevrijding is het vergroten van de kansen
en mogelijkheden voor minderheden in de samenleving. Te denken
valt aan allochtonen, homofielen en ouderen. Door minderheden
meer kansen en mogelijkheden te bieden kan een positieve
gedragsverandering in een hele groep mensen ineens worden
gerealiseerd. Dit proces vereist echter wel de medewerking en inzet
van de lokale en/of landelijke politiek.
7. Counter Conditioning: In het proces van counter conditioning
wordt nieuw gedrag aangeleerd dat het ongewenste gedrag
vervangt. Zo kan fietsen naar het werk het autorijden vervangen en
frisdrank worden vervangen door water. Het doel is om het nieuwe
gedrag onderdeel te maken van het dagelijks leven.
8. Stimulus Control: Het beheersen van stimuli omvat het
verwijderen van prikkels die het ongewenste gedrag opwekken en
het introduceren van nieuwe prikkels die betere alternatieven onder
de aandacht brengen. Men kan bijvoorbeeld situaties waarin
ongewenst gedrag op de loer ligt vermijden of de omgeving
aanpassen zodat ongewenste prikkels worden verwijderd of
vervangen door prikkels die gewenst gedrag stimuleren. Het doel is
om terugval in het ongewenste gedrag te voorkomen. Een goed
voorbeeld is het veranderen van de dagelijkse boodschappen zodat
er alleen nog maar gezond voedsel in huis is. Op die manier wordt de
verleiding om te gaan snoepen vermeden.
9. Contingency Management: Met contingency management worden
consequenties gekoppeld aan het wel of niet vertonen van bepaald
gedrag. Daarbij wordt sterk de voorkeur gegeven aan het belonen
van gewenst gedrag in plaats van het bestraffen van ongewenst
gedrag. Dit principe is ook wel bekend als de wortel-en-stok methode
(Ayres, 2010). Het nadeel van deze methode is dat het doel niet
langer het bereiken van gedragsverandering is, maar het voorkomen
van een straf of het verkrijgen van een fysieke beloning. Daniel Pink
beschrijft in zijn boek Drive diverse redenen waarom deze methode
meestal niet werkt. Zo ondermijnt het de intrinsieke motivatie,
wordt onethisch gedrag (valsspelen) gestimuleerd, moet de beloning
steeds groter worden om hetzelfde effect te bereiken en is het erg
gericht op de korte termijn.
10. Helping Relationships: Helping relationships zijn relaties met
mensen die oprecht en actief helpen de gedragsverandering van een
individu te realiseren. Het proces draait om het creëren en behouden
van vertrouwen in deze betrokkenen. Zonder een goede verstand-
houding kan de helper namelijk niet optimaal zijn functie vervullen.
Daarnaast wordt men geholpen om open te zijn over de
gedragsverandering, zodat men beter geholpen kan worden. Deze
vorm van sociale steun kan gevonden worden in buddy systemen,
zelfhulp groepen zoals Anonieme Alcoholisten en raadgevers,
bijvoorbeeld een diëtist.
Deze tien processen bieden een uitgangspunt voor de aanpak van
ongewenst gedrag. De theorie van het TTM is volgens Prochaska et
al. (1994) toe te passen op diverse vormen van ongewenst gedrag,
waaronder ook gedrag gerelateerd aan gewichtsbeheersing.
20
Vergemakkelijken van gedragsverandering
In de loop der tijd zijn diverse boeken geschreven over gezonder
leven en gedragsverandering, met daarin technieken om deze
verandering de vergemakkelijken (Heath & Heath, 2010)(Pink,
2009)(Ayres, 2010). Hoewel deze technieken veelal zijn gebaseerd
op ervaring, zijn ze vaak wel te relateren aan de theorie.
Doelen stellen
Een belangrijke stap naar verandering is het stellen van een doel.
Met goede voornemens gaat het vaak hier al mis. Een goed
gedefinieerd doel is realistisch en haalbaar op de korte termijn.
Vijftien kilo afvallen in een jaar tijd is weliswaar haalbaar, maar de
termijn is te lang. Mensen zijn namelijk geneigd om, wanneer ze
actie ondernemen, het ultieme einddoel als resultaat voor ogen te
nemen. Wanneer dat beeld niet binnen een redelijke termijn
gerealiseerd wordt, is opgeven de volgende stap. Door kleine doelen
te stellen is de kans dat zo’n doel bereikt wordt groter. Het stellen
van doelen met de juiste moeilijkheidsgraad is van groot belang voor
het behalen van het einddoel. Locke en Latham (2006) stellen dat
zolang een persoon toegewijd en in staat is het doel te behalen en
geen conflicterende doelen heeft, er een positief lineair verband is
tussen de moeilijkheidsgraad van het doel en de kwaliteit waarmee
de persoon zijn taken om het doel te behalen volbrengt. Een
moeilijker doel zorgt dus voor betere prestaties, maar het moet wel
haalbaar zijn.
Wegnemen van beslissingen
Iedereen heeft zijn of haar eigen gebruiken en manier van doen, het
zogenaamde standaardgedrag. In de actiefase van het Trans-
theoretisch Model worden deze gebruiken omgegooid en vervangen
door ander gedrag. Het probleem met het vervangen van
standaardgedrag is dat elke keer dat een situatie zich voordoet
waarin het standaardgedrag gebruikt zou worden, de persoon in
kwestie een keuze zal moeten maken over het nieuwe gedrag. Een
persoon is echter slechts in beperkte mate in staat om al deze keuzes
te maken, omdat de wilskracht die daarvoor nodig is opraakt
(Baumeister, Bratslavsky, Muraven, & Tice, 1998). Dit verschijnsel
noemt men ook wel decision fatigue (keuzemoeheid) en is een vorm
van mentale uitputting.
Een strategie die helpt om mentale uitputting als gevolg van te veel
keuzes tegen te gaan is het vooraf definiëren van de te nemen
beslissing. Dat kan door het opstellen van een lijst met regels (Heath
& Heath, 2010). Zo hoeft een keuze alleen maar getoetst te worden
aan de opgestelde regels en wordt mentale uitputting tegengegaan.
Echter, deze regels dienen wel door de persoon zelf te zijn opgesteld,
of de persoon moet er vooraf bewust voor gekozen hebben. Het
voldoen aan keuzes door een ander zijn opgelegd is namelijk ook
vermoeiend en bovendien is de motivatie daarvoor lager (Vohs,
Baumeister, Twenge, Schmeichel, Tice, & Crocker, 2005).
De eerste stap is al gezet
Een van de redenen waarom mensen blijven hangen in hun oude
gedrag is dat ze bang zijn voor verandering. Ze hebben angst voor
het onbekende, om te falen, om succesvol te zijn, om iets te verliezen
of een negatief effect op anderen te hebben. Bovendien lijkt de
verandering veel groter als men er nog niet aan begonnen is. Dit
effect kan worden weggenomen door iemand te laten zien dat er al
een begin gemaakt is. Dit kan bijvoorbeeld door er op te wijzen dat
iemand al wel veel beweging krijgt in het huishouden en dus niet zo
heel veel meer hoeft te doen om aan voldoende beweging te komen.
21
Als het aannemelijk is dat iemand de eerste stap al gezet heeft, is de
kans groter dat dit gedrag gecontinueerd wordt (Heath & Heath,
2010).
Conclusie
Het aanspreken van alleen de rationele kant van de mens is
onvoldoende om een blijvende gedragsverandering te realiseren.
Diverse emotionele factoren zijn van invloed op het daadwerkelijk
vertonen van gewenst gedrag. Om ongewenst gedrag te verminderen
en gewenst gedrag te stimuleren moeten emotionele en rationele
blokkades worden weggenomen.
De wijze waarop iemand kan worden gemotiveerd om te werken aan
een gezonde leefstijl is afhankelijk van de fase waarin die persoon
zich bevindt. De theorie van het Transtheoretisch model beschrijft
de vijf fasen van gedragsverandering en tien processen die helpen
om de fasen te doorlopen. Om iemand te motiveren en gemotiveerd
te houden voor gedragsverandering is het noodzakelijk om eerst te
bepalen in welke fase de persoon zich bevindt. Op basis daarvan kan
vervolgens een bijbehorend veranderproces worden gekozen.
Wanneer is bepaald welk veranderproces gestimuleerd moet
worden om iemand te helpen in zijn gedragsverandering, kan
gekeken worden naar mogelijke interventies om het veranderproces
te stimuleren. Daarnaast zijn er diverse hulpmiddelen die de
verandering gemakkelijker maken, zoals het verhogen van de self-
efficacy, het stellen van doelen en het wegnemen van beslissingen.
22
4. Inzet van ICT Natuurlijk wordt ICT ook nu al ingezet om overgewicht tegen te gaan. De toepassingen variëren van informatieve websites tot smartphone
applicaties om tot in detail de calorie-inname en activiteit te registreren, maar wat werkt er nu goed voor kinderen?
Met de opkomst van ICT en het internet, zijn ook interventies
ontwikkeld ter bevordering van een gezonde leefstijl die gebruik
maken van deze nieuwe technologie. Er zijn diverse hulpmiddelen
beschikbaar, variërend in kwaliteit, omvang, doelgroep en
methode. Digitale interventies met betrekking tot de gezondheid
vallen onder de noemer eHealth (Eng, 2001).
Om inzicht te krijgen in het huidige gebruik van ICT door
professionals bij de aanpak van overgewicht bij kinderen zijn
diverse interviews afgenomen. De diëtiste en gewichtsconsulente
die zijn gesproken maken beiden weinig gebruik van ICT bij de
behandeling van cliënten. Het gebruik van ICT blijft beperkt tot een
digitaal patiëntdossier, het inwinnen van informatie via internet en
het communiceren met (ouders van) cliënten via e-mail. Een
eHealth interventie wordt nog niet gebruikt, maar er is wel
interesse voor een digitale interventie die ondersteunend is aan de
reguliere behandeling (bijlagen “Interview met Ingrid Mimpen”,
“Interview met Ingrid Stieber”).
eHealth interventies
Interventies die gebruik maken van ICT zijn mogelijk effectiever
dan de gangbare interventies, omdat ICT het mogelijk maakt om de
interventie te personaliseren. Daardoor kan de interventie beter
worden afgestemd op de eisen, wensen, overtuigingen en gedrag
van individuele gebruikers (Brug, Campbell, & Van Assema, 1999).
Dit sluit aan bij de theorie van het Transtheoretisch Model, waarbij
mensen diverse fasen van verandering doorlopen. Elke fase vereist
een andere aanpak; ICT maakt het mogelijk om de aanpak te
veranderen op basis van de fase waarin iemand zich bevindt.
Van de eHealth interventies die zijn ontwikkeld zijn er slechts
enkelen gericht op kinderen. Deze interventies hebben wel
aangetoond dat er veel potentie is voor de inzet van ICT als
hulpmiddel bij de aanpak van overgewicht bij kinderen (Ahern,
Phalen, Le, & Goldman, 2007). Een probleem dat echter is
geconstateerd bij het gebruik van websites is het zorgen voor
aanhoudend gebruik. Als na verloop van tijd het gebruik afneemt
gaat het geboekte resultaat vaak weer verloren (Thompson, et al.,
2007). Het is dus van belang om op enige wijze er voor te zorgen
dat de applicatie langdurig gebruikt wordt.
De resultaten van onderzoeken naar ICT interventies zijn nogal
verschillend. Onderzoeken van Oenema et al. in 2001 en 2005 naar
de effecten van voedingseducatie via het web vonden wel
veranderingen op de korte termijn, zoals bewustwording van
ongewenst eetgedrag en motivatie om het eetgedrag te veranderen,
maar nauwelijks verandering van het eetgedrag zelf. Verder dan de
contemplation fase van het Transtheoretisch Model zijn de
deelnemers dus niet gekomen. Andere onderzoeken hebben wel
meetbare effecten gevonden, maar zijn niet betrouwbaar genoeg of
boeken slechts resultaten op de korte termijn (Brug, Oenema,
23
Kroeze, & Raat, 2005). Een digitale interventie alleen blijkt
onvoldoende om blijvende gedragsverandering te realiseren. Het is
dan ook wenselijk om professionele ondersteuning in te schakelen
om de kans op succes te vergroten.
Recente ontwikkelingen
Met de hedendaagse mogelijkheden van consumentenproducten
en het relatieve gemak waarmee deze technologie aangepast kan
worden voor andere doeleinden is een nieuwe trend ontstaan. De
Quantified Self (QS) beweging maakt gebruik van smartphones,
tablets, en andere hardware om zo veel mogelijk data over zichzelf
vast te leggen, het zogenaamde self tracking (Quantified Self Labs,
2012). Met deze data is het mogelijk om nieuwe inzichten te
verkrijgen over het eigen gedrag en de voortgang die wordt
geboekt met het veranderen van het gedrag. Bovendien is het
mogelijk om via real-time QS toepassingen direct feedback te
verkrijgen over de eigen prestaties; een soort van digitale
aanmoediging. Het ontdekken van gedragspatronen wordt met self
tracking een stuk gemakkelijker.
Commerciële partijen haken in op deze trend. Zo zijn er inmiddels
vele smartphone applicaties te verkrijgen voor het registreren van
alles dat met de sensoren van de smartphone te meten is. Voor het
bijhouden van sportieve activiteit is er bijvoorbeeld RunKeeper.
Met deze applicatie is het mogelijk om je hardloopronde vast te
leggen op een kaart en eventueel direct de voortgang te streamen
naar het web. Via social media is het vervolgens eenvoudig om de
wereld te laten weten hoe goed je gepresteerd hebt (FitnessKeeper
Inc., 2012). Zonder GPS en mobiel internet zou dit niet mogelijk
zijn.
Een doorontwikkeling van Quantified Self is Programmable Self,
waarbij self tracking wordt gecombineerd met het koppelen van
consequenties aan gedrag, met als doel gemotiveerd te blijven.
Fred Trotter noemt ze “motivational hacks” en geeft peer pressure
als voorbeeld (Trotter, 2012). Deze sociale controle is een vorm
van contingency management, waarbij lof en schaamte worden
gebruik als carrot en stick. Bij een andere variant worden
consequenties in een contract vastgelegd. De website stickK maakt
het eenvoudig om geld in te leggen voor het behalen van een
bepaald doel. Als dat niet lukt wordt het geld gedoneerd aan een
goed doel (stickK.com, 2012).
Hoewel self tracking ook handmatig kan, door bijvoorbeeld de
waarde die de weegschaal aangeeft op papier of in een Excel-sheet
te verwerken, draait Quantified Self vooral om het gebruiken van
hulpmiddelen die data verzamelen automatiseren. Daarvoor
worden diverse sensoren gebruikt, bijvoorbeeld die in een
smartphone. Dit betekent echter wel dat Quantified Self niet zo
geschikt is voor kinderen, aangezien ze meestal niet over een
smartphone beschikken.
Sociale marketing en social media
Een expert op het gebied van leefstijl verandering bij jongeren is
Rob Oudkerk, lector aan de Haagse Hogeschool en huisarts. Het
lectoraat waar hij werkzaam is richt zich specifiek op de
problematiek rond overgewicht. Rob Oudkerk is een voorstander
van EPODE, de Franse aanpak van overgewicht die ook ten
grondslag ligt aan JOGG. Kernpunt van deze methode is de lokale,
integrale aanpak. Dat betekent dat de interventie per gemeente of
stad wordt uitgerold, en dus niet landelijk zoals de televisie
24
commercials van Stichting Ideële Reclame (SIRE) of op basis van
individuele deelnemers zoals behandeling door een diëtist.
Eén van de pilaren van de EPODE-aanpak is sociale marketing.
Volgens Rob Oudkerk is er op dit vlak nog veel te winnen. Sociale
marketing is een proces dat marketing principes en technieken
toepast om invloed uit te oefenen op het gedrag van de doelgroep,
waarbij voordeel ontstaat voor zowel de maatschappij als de
doelgroep zelf (Cheng, Kotler, & Lee, 2009). Commerciële
marketingtechnieken worden dus gebruikt om een positieve
verandering te realiseren voor de maatschappij en de doelgroep.
Daarbij wordt gebruik gemaakt van de marketing mix of 4P’s,
waarbij marketing bestaat uit de elementen product, prijs, plaats
en promotie. Sociale marketing bestaat dan ook niet alleen uit
promotiecampagnes, maar heeft ook andere aspecten die van
belang zijn. Bovendien draait het bij sociale marketing veelal om
immateriële ‘producten’ (Lefebvre & Flora, 1988).
Binnen het kader van het Transtheoretisch Model valt sociale
marketing in de precontemplation of contemplation fase. Met
andere woorden, sociale marketing kan worden gebruikt om
mensen bewust te maken van de noodzaak om te veranderen en
informatie te verschaffen over de positieve effecten van de
verandering. Bij overgewicht valt te denken aan campagnes die de
gevaren van te zwaar zijn benadrukken (negatieve effecten van niet
veranderen), of campagnes die de voordelen van gevarieerd eten
laten zien.
Terwijl grote commerciële partijen hun marketingstrategie al lang
hebben aangepast om jongeren te bereiken en de weg naar het
internet hebben gevonden, blijven de publieke en private instanties
die zich met overgewicht en gezondheid bezighouden vooral
vasthouden aan de klassieke marketingmethodes zoals tv-spotjes,
folders en flyers. Op dit vlak kan er met ICT, en met name social
media, nog veel gewonnen worden (Thackeray, Neiger, Hanson, &
McKenzie, 2008).
Social media is heel iets anders dan sociale marketing, maar samen
vormt het een goed duo. Het voordeel van marketing via social
media is dat de zender niet langer alleen de organisatie is die de
boodschap aan de man wil brengen. Een goede social media
campagne zorgt er voor dat de ontvangers ook zenders worden,
bijvoorbeeld door een bericht te liken op Facebook of te retweeten
op Twitter. Voor sociale marketing heeft dit als voordeel dat
mensen de berichten zien als afkomstig van een “vriend” binnen
het social media platform. Aan zulke berichten wordt meer waarde
gehecht dan berichten van een organisatie waarvan de motieven
niet altijd bekend zijn. Daarnaast wordt iemands identiteit voor
een deel bepaald door de sociale omgeving. Vrienden op social
media platformen behoren daar ook toe. Als vrienden sociale
marketing campagnes gaan steunen, is de kans groter dat men dat
zelf ook gaat doen. Zo wordt het steunen van sociale campagnes
onderdeel van iemands identiteit en is er een voet tussen de deur
voor grotere commitments (Hagger & Chatzisarantis, 2006).
Conclusie
Digitale interventies tegen overgewicht bij kinderen zijn er nog
nauwelijks. Ook professionals maken nog geen gebruik van
ondersteunende ICT middelen die actief bijdragen aan de
behandeling. Onderzoek heeft echter wel aangetoond dat ICT een
goed hulpmiddel kan zijn om overgewicht tegen te gaan, maar een
digitale interventie alleen is onvoldoende.
25
Bestaande digitale interventies zijn veelal gericht op volwassenen
en verwachten vaak dat de gebruiker beschikt over dure hardware
zoals een smartphone. Aangezien kinderen meestal niet over zulke
telefoons beschikken, moet een digitale interventie voor deze
doelgroep met beperkte technische middelen te gebruiken zijn.
Hoewel Quantified Self nog in de kinderschoenen staat biedt het
een interessante kijk op wat in de toekomst wellicht gemeengoed
wordt. Met behulp van smartphones en speciale hardware wordt
het kinderlijk eenvoudig om het dagelijkse leven in getallen uit te
drukken en patronen te ontdekken. De marktpenetratie van
smartphones bij kinderen is op dit moment nog onvoldoende.
Een andere mogelijkheid voor de inzet van ICT is het gebruik van
social media als kanaal voor sociale marketing. Ondanks dat social
media door de jeugd steeds meer gebruikt wordt, maken
organisaties nog onvoldoende gebruik van de voordelen van social
media.
26
5. Ontwikkeling van een eHealth interventie Een eHealth interventie heeft de potentie om een bijdrage te leveren aan het bereiken van een positieve gedragsverandering. Ter validatie
van de onderzoeksresultaten is een prototype ontwikkeld van zo’n interventie.
Om tot een geschikte interventie te komen zijn diverse concepten
uitgewerkt. Het resultaat van de conceptfase is een lijst met
negentien verschillende eHealth interventies (bijlage “Concepten
voor eHealth interventies”). Deze lijst is opgesteld op basis van de
suggesties die zijn gedaan door de geïnterviewde professionals en
een brainstormsessie met collega’s binnen Finalist. Tevens is voor
elk van deze concepten een SWOT-analyse uitgevoerd om inzicht te
krijgen in de voor- en nadelen en de potentie van elk concept.
In het Transtheoretisch model van gedragsverandering zijn er
diverse fasen van verandering die iemand moet doorlopen om een
duurzame gedragsverandering te bewerkstelligen. Zoals be-
schreven in hoofdstuk drie hoort bij elke fase een veranderproces.
Een eHealth interventie moet dan ook als doel hebben één of
meerdere van deze processen te versnellen. Aangezien de
processen sterk van elkaar verschillen is het echter niet mogelijk
om één interventie te ontwikkelen die inzetbaar is bij alle
veranderprocessen.
Bij het kiezen van het concept is rekening gehouden met het
veranderproces dat de interventie moet ondersteunen. Er is een
voorkeur voor interventies die een of meerdere actieve fasen van
gedragsverandering ondersteunen, omdat men in deze fase al
overtuigd is van de noodzaak om iets aan het probleem te doen en
daarom reeds gemotiveerd is om aan een interventie deel te
nemen. Bovendien schieten de bestaande digitale interventies in
deze fasen tekort. De processen die aansluiten bij de actieve fasen
zijn het aanleren van alternatief gedrag (Counter Conditioning),
het aanpassen van de situatie en omgeving (Stimulus Control), het
verbinden van consequenties aan bepaald gedrag (Contingency
Management) en het versterken van relaties met mensen die
ondersteuning bieden (Helping Relationships).
Samen Fit
Het concept dat uiteindelijk is gekozen is Samen Fit, een buddy
systeem waarbij ouder en kind samen werken aan verandering van
hun leefstijl. Deze digitale interventie sluit aan bij het proces van
Helping Relationships en is een manier om ook de ouders van het
kind te bereiken. Bovendien geeft het directe feedback waarbij de
nadruk wordt gelegd op positieve ontwikkelingen. Deze aan-
moediging zal de self-efficacy doen toenemen, waardoor de kans op
succes groter wordt.
Het systeem bestaat uit een webapplicatie en bijbehorende
informatieve website. De applicatie is geïnspireerd door Facebook
en Path, maar biedt unieke functionaliteiten gericht op eten,
bewegen en veranderingen in lichaamsgewicht en –lengte.
Centraal in de applicatie staat een tijdlijn, waarop gebruikers
berichten kunnen plaatsen. Omdat de applicatie zich richt op de
samenwerking van ouder en kind, dienen nieuwe gebruikers zich
in tweetallen aan te melden. Het duo heeft vervolgens in de
27
applicatie gezamenlijk één tijdlijn, waarop beide gebruikers
berichten kunnen plaatsen. Bovendien is het mogelijk om op
elkaars berichten te reageren, bijvoorbeeld om de ander van
feedback te voorzien of aan te moedigen.
Afbeelding 1: Tijdlijn in Samen Fit
Behalve eenvoudige tekstberichten is het ook mogelijk om speciale
berichten te plaatsen die betrekking hebben op eten, bewegen of
het meten van gewicht of lengte. Zo is het mogelijk om een
gewichtsmeting te plaatsen, waarbij automatisch de BMI wordt
berekend en weergegeven. Of de BMI waarde goed of slecht is, is
afhankelijk van de leeftijd en het geslacht van de gebruiker. Met
behulp van de kleuren van de BMI-meter van het Centrum
Eetstoornissen Ursula (bijlage “Feedback op prototype”) kan op
kindvriendelijke wijze worden aangeduid in welke mate de BMI
waarde ongezond is.
Afbeelding 2: Knoppen voor speciale berichten
Dataregistratie en advies
Het aanleveren van betrouwbare informatie door de gebruiker is
cruciaal om advies te geven over gezond eten, bewegen en de
relatie tot het lichaamsgewicht. Veel applicaties die reeds op de
markt zijn maken gebruik van de energiewaarde van voedings-
middelen en het energieverbruik dat bij een bepaalde activiteit
hoort, om zo de energiebalans in kaart te brengen.
Voor voedingsmiddelen zijn datasets met productinformatie
beschikbaar, waarin het aantal kilojoules of kilocalorieën per
gewichtseenheid is vastgelegd. Een voorbeeld van zo’n dataset is
de NEVO-tabel van het RIVM, waarin de voedingswaarden van
ruim tweeduizend producten zijn opgenomen. Met behulp van
deze informatie is het relatief eenvoudig om de gebruiker in staat
te stellen in te voeren wat er geconsumeerd is, om daarmee de
28
totale energiewaarde te berekenen. Een advies wordt vervolgens
gebaseerd op deze totaalwaarde.
Om het advies met betrekking tot energie-inname te relativeren is
het noodzakelijk om ook het energieverbruik te registreren. Als
deze informatie beschikbaar is, wordt het mogelijk om de twee
waardes (inname en verbruik, beide in calorieën of joules) met
elkaar te vergelijken. Op basis van deze energiebalans wordt dan
een nog specifieker advies gegenereerd. Het registreren van
energieverbruik is echter veel gecompliceerder dan de registratie
van energie-inname. De meeste applicaties die op de markt zijn en
het energieverbruik registreren maken gebruik van datasets
waarmee verbruikte kilojoules worden berekend op basis van een
gegeven activiteit, duur van de activiteit en het lichaamsgewicht.
Deze datasets zijn echter vaak niet openbaar. Andere (mobiele)
applicaties maken gebruik van sensoren om activiteit te meten en
op basis daarvan het aantal verbrande calorieën te berekenen.
Daarmee wordt de duur van de activiteit weliswaar zeer
nauwkeurig bepaald, maar de sensoren in smartphones zijn
ongeschikt om de mate van lichamelijke inspanning goed te
bepalen. Het is dan ook zeer afhankelijk van de manier waarop
sensordata gebruikt wordt of het een betrouwbaar beeld geeft.
Uiteindelijk zullen de gegevens toch weer gerelateerd moeten
worden aan een dataset van activiteiten ten opzichte van
calorieverbruik.
Goed advies geven op basis van de energiebalans staat of valt met
het consequent en nauwkeurig invoeren van relevante data. In het
geval van voedingsmiddelen gaat het vooral om het opgeven van de
correcte hoeveelheid. Het wegen van de hoeveelheid voedsel is in
de praktijk niet haalbaar, waardoor men moet terugvallen op een
schatting. Voor volwassenen is het vaak al lastig om in te schatten
hoeveel gram een appel weegt; voor kinderen is dat dus al
helemaal ondoenlijk. Gebruik maken van standaard portiegroottes
maakt het al makkelijker, maar dat zijn slechts gemiddeldes. De
grootte van een portie verschilt van persoon tot persoon en per
product. Het is dan ook niet realistisch om er op te vertrouwen dat
een gebruiker de calorie-inname nauwkeurig en op betrouwbare
wijze vastlegt.
Bij het bepalen van het calorieverbruik moet worden geregistreerd
welke activiteit is ondernomen en hoe lang dat geduurd heeft. Het
eerste aspect is misschien relatief eenvoudig, maar de diversiteit
aan activiteiten is bij kinderen veel groter dan bij volwassenen.
Daarom is het maar de vraag of voor alle vormen van bewegen de
benodigde data over het energieverbruik beschikbaar is. Ook bij
deze data gaat het om gemiddeldes, waardoor de waardes niet
nauwkeurig zijn. Het tweede aspect, de duur van de activiteit, is
ook lastig vast te leggen met een webapplicatie. Volwassenen zijn
redelijk goed in staat om de tijdsduur van een activiteit in te
schatten of bij te houden, maar kinderen staan er helemaal niet bij
stil dat ze moeten onthouden hoe lang iets geduurd heeft. Ook dat
maakt het registreren van lichamelijke activiteit onnauwkeurig.
Er kan worden geconcludeerd dat het nauwkeurig bijhouden van
de balans van energie-inname en -verbruik niet haalbaar is, zeker
voor de doelgroep van Samen Fit. Toch heeft de applicatie als doel
om relevante en betrouwbare adviezen te geven over de leefstijl
van de gebruiker. Om dat te kunnen doen moet worden afgestapt
van het registreren van calorieën. In plaats van advies geven op
basis van de energiebalans worden eten en bewegen als twee
afzonderlijke elementen behandeld. De adviezen met betrekking
tot het eetgedrag staan dan ook los van het bewegen, en vice versa.
29
Het eetgedrag wordt door Samen Fit in kaart gebracht door
gebruikers te laten invoeren hoeveel ze hebben geconsumeerd
binnen een bepaalde productgroep. De productgroepen zijn ook
wel bekend als de Schijf van Vijf:
Groente en fruit (groen)
Brood, granen, aardappelen, rijst, pasta, couscous en
peulvruchten (bruin)
Zuivel, vlees, vis, ei en vleesvervangers (oranje)
Vet en olie (geel)
Dranken (blauw)
Het Voedingscentrum heeft richtlijnen opgesteld voor de dagelijkse
hoeveelheid voedingsmiddelen per groep per dag, onderverdeeld
naar leeftijd, terug te vinden in de folder “Wat eet ik voor de
verandering?” over Het Nieuwe Eten (Voedingscentrum, 2009). Zo
moeten jongens tussen 9 en 13 jaar dagelijks vier opscheplepels
groente en vijf sneetjes brood met halvarine eten. Bij de Schijf van
Vijf is het van belang dat dagelijks producten uit alle vijf de
productgroepen worden geconsumeerd. Op deze manier ontstaat
een gebalanceerd voedingspatroon. Doordat Samen Fit registreert
hoeveel wordt gegeten uit elke groep, is het in staat om het
voedingspatroon in kaart te brengen en op basis daarvan advies te
geven over de balans tussen de productgroepen. Die informatie is
belangrijker dan het absolute aantal calorieën, omdat het
consumeren van een ‘gezonde’ hoeveelheid calorieën geen garantie
is voor een gezond en gebalanceerd eetpatroon.
Het beweegpatroon wordt door Samen Fit op vereenvoudigde
wijze geregistreerd. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de
diverse activiteiten, behalve dat activiteiten als matig intensief of
intensief worden geclassificeerd. In tegenstelling tot applicaties die
het aantal calorieën berekenen, registreert Samen Fit slechts de
duur van de activiteit. Vervolgens wordt de duur van de intensieve
en matig intensieve activiteit vergeleken met de beweegnorm,
zoals opgesteld door het Nederlands Instituut voor Sport en
Bewegen(NISB, 2004). Volgens die norm moeten kinderen
dagelijks minimaal een uur matig intensief bewegen en minimaal
twee keer per week intensief bewegen (“zweten en hijgen”). Het
advies dat Samen Fit geeft is dan ook gebaseerd op het al dan niet
behalen van deze norm.
Hulpmiddel voor professionals
Aangezien een digitale interventie bij zelfstandig gebruik vaak niet
het gewenste resultaat oplevert, is het verstandig om gebruik van
de interventie te combineren met behandeling van een diëtist of
gewichtsconsulent. Samen Fit is zeer geschikt om als hulpmiddel te
worden ingezet bij de behandeling door professionals, omdat de
informatie die wordt verzameld aansluit bij de vragen die een
diëtist tijdens een consultgesprek zou stellen. Door als diëtist de
applicatie door cliënten te laten gebruiken wordt informatie
verzameld over de leefstijl van de cliënt die anders door de diëtist
zelf moet worden verzameld. Ook helpt het om patronen in eten en
bewegen te ontdekken. Samen Fit maakt zodoende het werk van
een diëtist gemakkelijker. Twee geïnterviewde professionals
bevestigen dit (bijlage “Feedback op prototype”). Het aanbieden
van de applicatie aan gewichtsconsulenten en diëtisten is dan ook
de aanbevolen manier om de applicatie in de markt te zetten. Als
de applicatie door diëtisten gebruikt wordt zal bovendien de juiste
doelgroep worden bereikt, namelijk kinderen en ouders die reeds
besloten hebben het probleem te gaan aanpakken en zich dus al in
de actieve fasen van het TTM bevinden.
30
Conclusie
Een digitale interventie voor het veranderen van de leefstijl heeft
als doel om duurzame gedragsverandering te realiseren. Dit kan
worden bereikt door de processen van het Transtheoretisch model
te ondersteunen. Samen Fit ondersteunt het versterken van
relaties met mensen die helpen bij het bereiken van
gedragsverandering. In het geval van kinderen gaat het vrijwel
altijd om een ouder en eventueel een diëtist of gewichtsconsulent.
Er is dan ook gekozen voor een platform waarin ouder en kind
samen hun voortgang bijhouden en elkaar steunen. Daarnaast is
het uitermate geschikt om als hulpmiddel te worden gebruikt bij
de behandeling door een professional.
Aangezien de doelgroep van Samen Fit niet in staat is om
betrouwbare informatie aan te leveren met betrekking tot
voedselconsumptie en bewegen, zijn alternatieve manieren
gezocht om relevante en betrouwbare adviezen te kunnen geven.
Daarbij is het registreren van calorie-inname en -verbruik
achterwege gelaten.
De innovatieve manier waarop in Samen Fit data wordt ingevoerd
en de adviezen die op basis daarvan worden gegeven zijn uniek
voor een digitale interventie. Hoewel de nauwkeurigheid minder is
dan bij andere applicaties is Samen Fit veel gebruiksvriendelijker
en daarmee meer geschikt voor kinderen.
De aanbevolen manier om de applicatie in de markt te zetten is het
aanbieden van Samen Fit als hulpmiddel bij de behandeling van
een professional. Niet alleen wordt zo de juiste doelgroep bereikt,
de applicatie kan ook het werk van de diëtist of gewichtsconsulent
gemakkelijker maken.
31
Samen Fit is te vinden op: http://www.samenfit.net
32
6. Conclusies en aanbevelingen Uit het gedane onderzoek zijn diverse conclusies te trekken over de wijze waarop leefstijlverandering bij kinderen tot stand komt en hoe
een online interventie er uit zou moeten zien. Daarnaast zijn er enkele aanbevelingen voor verbetering en uitbreiding van het concept.
Bij het ontwikkelen van een interventie is het van belang om
rekening te houden met de diverse aspecten van gedrags-
verandering. Enerzijds zal de interventie het rationele denken
moeten aansporen om tot gedragsverandering over te gaan.
Anderzijds is het noodzakelijk om rekening te houden met de niet-
rationele kant van de mens. Een behandeling die aansluit bij de
fase van verandering waarin men zich bevindt is benodigd om de
gewenste gedragsverandering te stimuleren.
Voor de inzet van ICT bij het realiseren van leefstijlverandering is
zeker potentie. Momenteel zijn er al diverse online interventies die
in meer of mindere mate succesvol zijn in het stimuleren en
motiveren van gebruikers om leefstijlverandering te initiëren of te
behouden.
Het tegengaan van overgewicht bij kinderen is afhankelijk van het
bereiken van gedragsverandering in de sociale omgeving van het
kind. Zonder steun van de rest van het gezin is leefstijlverandering
niet te realiseren. De gerealiseerde online applicatie is daarom
ontwikkeld om door ouder en kind samen te gebruiken.
De wijze waarop gegevens worden verzameld is een belangrijke
factor bij de gebruiksvriendelijkheid van een digitale interventie.
Aangezien automatische dataverzameling met behulp van
hardware niet haalbaar is voor kinderen, moet informatie
handmatig worden ingevoerd. Door niet uit te gaan van calorieën
bij het bepalen van een advies maakt Samen Fit het invoeren van
gegevens veel gemakkelijker. Toch is de applicatie in staat een
betrouwbaar en relevant advies te geven.
Aanbevelingen
Om het gerealiseerde concept meer kracht bij te zetten is het aan te
bevelen om het platform verder uit te breiden en door pro-
fessionals te laten gebruiken als hulpmiddel bij de behandeling van
overgewicht bij kinderen. Op die manier is het mogelijk om meer
processen van het Transtheoretisch Model te stimuleren en wordt
de kans op succes veel groter. Diverse alternatieve concepten
hebben de potentie om een bijdrage te leveren aan het succes van
de applicatie als ze worden geïntegreerd in Samen Fit.
Het concept Beweegplanner kan goed geïntegreerd worden in
Samen Fit en zou een belangrijke bijdrage leveren aan de
inzetbaarheid van de applicatie bij de behandeling van diëtisten.
Het plannen van activiteiten is een vorm van doelen stellen voor de
korte termijn. Ook biedt Beweegplanner een aanknopingspunt om
ouder en kind meer samen te laten doen, zowel binnen de
applicatie (het plannen van activiteiten) als het bewegen zelf. Op
deze manier wordt het aspect van samen werken aan een gezonde
leefstijl meer benadrukt.
Een ander concept, Beweegpunten, kan in de vorm van
“achievements” geïntegreerd worden in Samen Fit. Door een
beloning te geven voor goed gedrag wordt dit gedrag gestimuleerd.
33
Door de behaalde achievements te tonen in de tijdlijn en het profiel
van de gebruiker wordt het zichtbaar wie van de twee aan de
winnende hand is. Omdat winnen voor kinderen in de
leeftijdscategorie 9 tot 12 erg belangrijk is, is dit een goede manier
om de doelgroep te stimuleren.
Om te voorkomen dat de applicatie in ongebruik raakt is het
belangrijk om de gebruiker te stimuleren steeds weer terug te
komen. Dit kan bijvoorbeeld door het automatisch versturen van
emailberichten en eventueel het geven van een beloning voor
regelmatig gebruik of het bestraffen van onvoldoende gebruik
(door het afnemen van eerder behaalde beloningen). Vooral het
verzenden van emailberichten is een goede manier om de
betrokkenheid te stimuleren en de applicatie in de gedachten van
de gebruiker te houden.
34
Referenties Ahern, D., Phalen, J., Le, L., & Goldman, R. (2007). Childhood Obesity
Prevention and Reduction: Role of eHealth. Health e-Technologies Initiative.
Ajzen, I. (1985). From intentions to actions: A theory of planned behavior.
In J. Kuhl, & J. Beckmann, Action-control: From cognition to behavior (pp.
11-39). Springer-Verlag.
Ajzen, I. (1991). The Theory of Planned Behavior. Organizational Behavior
and Human Decision Processes (50), 179-211.
Ayres, I. (2010). Carrots and Sticks. Bantam Books.
Bandura, A. (1997). Self-Efficacy: The Exercise of Control.
Baumeister, R., Bratslavsky, E., Muraven, M., & Tice, D. (1998). Ego
depletion: Is the active self a limited resource? Journal of Personality and
Social Psychology , 74 (5), 1252-1265.
Bere, E., Seiler, S., Eikemo, T., Oenema, A., & Brug, J. (2011). The association
between cycling to school and being overweight in Rotterdam (The
Netherlands) and Kristiansand (Norway). Scandinavian Journal of Medicine
& Science in Sports , 21 (1), 48-53.
Blokstra, A., & Schuit, A. (2003). Factsheet overgewicht; Prevalentie en
trend. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.
Branca, F., Nikogosian, H., & Lobstein, T. (2007). The challenge of obesity in
the WHO European Region and the strategies for response. World Health
Organization.
Brug, J., Campbell, M., & Van Assema, P. (1999). The Application and
Impact of Computer-Generated Personalized Nutrition Education: A
Review of the Literature. Patient Education and Counseling , 2 (36), 145-
156.
Brug, J., Oenema, A., Kroeze, W., & Raat, H. (2005). The internet and
nutrition education: challenges and opportunities. European Journal of
Clinical Nutrition .
Bulk-Bunschoten, A., Renders, C., Van Leerdam, F., & Hirasing, R. (2005).
Overbruggingsplan voor kinderen met overgewicht.
Cheng, H., Kotler, P., & Lee, N. (2009). Social Marketing for Public Health.
Jones and Bartlett Publishers.
Eng, T. (2001). The eHealth Landscape: A Terrain Map of Emerging
Information and Communication Technologies in Health and Health Care.
The Robert Wood Johnson Foundation.
Fila, S., & Smith, C. (2006). Applying the Theory of Planned Behavior to
healthy eating behaviors in urban Native American youth. International
Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity .
FitnessKeeper Inc. (2012). Opgehaald van RunKeeper:
http://runkeeper.com
Glanz, K., Rimer, B. K., & Viswanath, K. (Eds.). (2008). Health Behavior and
Health Education: Theory, Research, and Practice. Jossey-Bass.
Golan, M., & Crow, S. (2004). Targeting parents exclusively in the treatment
of childhood obesity: long-term results. Obesity Research , 357–361.
Hagger, M., & Chatzisarantis, N. (2006). Self-Identity and the Theory of
Planned Behaviour. British Journal of Social Psychology (45), 731-757.
Han, T., van Leer, E., Seidell, J., & Lean, M. (1995). Waist circumference
action levels in the identification of cardiovascular risk factors: prevalence
study in a random sample. British Medical Journal .
Heath, C., & Heath, D. (2010). Switch - How to change things when change
is hard. Broadway Books.
35
Horwath, C. C. (1999). Applying the transtheoretical model to eating
behaviour change: challenges and opportunities. Nutrition Research
Reviews (12), 281-317.
Klink, A., Rosenmöller, P., & Polder, J. (2008). Het economisch gewicht van
overgewicht.
Lefebvre, R., & Flora, J. (1988). Social Marketing and Public Health
Intervention. Health Education Quarterly , 299-315.
Lenio, J. A. (2006). Analysis of the Transtheoretical Model of Behavior.
Journal of Student Research , 73-86.
Locke, E., & Latham, G. (2006). New Directions in Goal-Setting Theory.
Current Directions in Psychological Science , 15 (5), 265-268.
March, J. G. (1994). A Primer on Decision Making: How Decisions Happen.
Muraven, M., Tice, D., & Baumeister, R. (1998). Self-Control as Limited
Resource: Regulatory Depletion Patterns. Journal of Personality and Social
Psychology , 74 (3), 774-789.
Must, A., & Strauss, R. (1999). Risks and consequences of childhood and
adolescent obesity. International Journal of Obesity .
Nicklas, T. A., Baranowski, T., Baranowski, J. C., Cullen, K., Rittenberry, L., &
Olvera, N. (2001). Family and Child-care Provider Influences on Preschool
Children’s Fruit, Juice, and Vegetable Consumption. Nutrition Reviews .
NISB. (2004). Beweegnorm. Arnhem.
Ocké, M., & Kromhout, D. (2004). Voeding in relatie tot gezondheid en
ziekte. In C. Van Kreijl, A. Knaap, M. Busch, A. Havelaar, P. Kramers, D.
Kromhout, et al., Ons eten gemeten: Gezonde voeding en veilig voedsel in
Nederland. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.
Oenema, A., Brug, J., & Lechner, L. (2001). Web-based tailored nutrition
education: results of a randomized controlled trial. Health Education
Research , 16 (6), 647-660.
Oenema, A., Tan, F., & Brug, J. (2005). Short-term efficacy of a web-based
computer-tailored nutrition intervention: Main Effects and Mediators.
Annals of Behavioral Medicine , 54-63.
Pink, D. H. (2009). Drive: The Surprising Truth About What Motivates Us.
Riverhead Books.
Pi-Sunyer, F. (1991). Health implications of obesity. American Journal of
Clinical Nutrition .
Polder, J., Takken, J., Meerding, W., Kommer, G., & Stokx, L. (2002). Kosten
van Ziekten in Nederland. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.
Prochaska, J. O., & Velicer, W. F. (1997). The Transtheoretical Model of
Health Behavior Change. American Journal of Health Promotion , 38–48.
Prochaska, J., Velicer, W., Rossi, J., Goldstein, M., Marcus, B., Rakowski, W., et
al. (1994). Stages of change and decisional balance for 12 problem
behaviors. Health Psychology (13), 39-46.
Quantified Self Labs. (2012). Opgehaald van Quantified Self:
http://quantifiedself.com/
Redelmeier, D., & Shafir, E. (1995). Medical Decision Making in Situations
That Offer Multiple Alternatives. Journal of the American Medical
Association , 273 (4), 302-305.
Riemsma, R., Rasker, J., Taal, E., Griep, E., Wouters, J., & Wiegman, O.
(1998). Fatigue in rheumatoid arthritis: the role of self-efficacy and
problematic social support. British Journal of Rheumatology (37), 1042-
1046.
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (sd). EPODE-aanpak in
Nederland (JOGG) en andere landen. Opgeroepen op 05 22, 2012, van
Nationaal Kompas Volksgezondheid:
http://www.nationaalkompas.nl/preventie/gericht-op-
gezondheidsdeterminanten/preventie-op-persoonsgebonden-
kenmerken/lichaamsgewicht/detaildocumt-jogg-epode-aanpak/
36
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (sd). Nederlands
Voedingsstoffenbestand. Opgeroepen op 2012, van RIVM:
http://www.rivm.nl/Onderwerpen/Onderwerpen/N/Nederlands_Voeding
sstoffenbestand
Scaglioni, S., Salvioni, M., & Gal, C. (2008). Influence of parental attitudes in
the development of children eating behaviour. British Journal of Nutrition ,
S22–S25.
Schönbeck, Y., & Van Buuren, S. (2010). Resultaten Vijfde Landelijke
Groeistudie. TNO.
Shepherd, R., Sparks, P., & Guthrie, C. (1995). The Application of the
Theory of Planned Behaviour to Consumer Food Choice. European
Advances in Consumer Research (2), 360-365.
stickK.com. (2012). Opgehaald van stickK: http://www.stickk.com/
Strecher, V., DeVellis, B. M., Becker, M., & Rosenstock, I. (1986). The Role of
Self-Efficacy in Achieving Health Behavior Change. Health Education
Quarterly (13), 73-91.
Talma, H. (2010). Groeidiagrammen 2010. TNO.
Taras, H., & Potts-Datema, W. (2005). Obesity and Student Performance at
School. Journal of School Health , 8 (75), 291-295.
Thackeray, R., Neiger, B., Hanson, C., & McKenzie, J. (2008). Enhancing
Promotional Strategies Within Social Marketing Programs: Use of Web 2.0
Social Media. Health Promotion Practice , 9 (4), 338-343.
Thompson, D., Baranowski, T., Cullen, K., Watson, K., Canada, A., Bhatt, R.,
et al. (2007). Food, Fun and Fitness Internet program for girls: influencing
log-on rate. Health Education Research .
Tierney, J. (2011, Augustus 17). Do You Suffer From Decision Fatigue? The
New York Times .
Trotter, F. (2012, 01 11). The rise of programmable self. Opgehaald van
O'Reilly Radar: http://radar.oreilly.com/2012/01/programmable-self-
motivation-hacks-digital-data.html
Van Baal, P., Polder, J., De Wit, G., Hoogenveen, R., Feenstra, T., Boshuizen,
H., et al. (2008). Lifetime Medical Costs of Obesity: Prevention No Cure for
Increasing Health Expenditure. PLoS Medicine , 5 (2), 242-249.
Van Koperen, M., & Seidell, J. (2010). Overgewichtpreventie, een lokale
aanpak naar frans voorbeeld. Praktische Pediatrie (2), 10-14.
Verhoeven, F., Van Gemert-Pijnen, L., Dijkstra, K., Nijland, N., Seydel, E., &
Steehouder, M. (2007). The Contribution of Teleconsultation and
Videoconferencing to Diabetes Care: A Systematic Literature Review.
Journal of Medical Internet Research .
Voedingscentrum. (2009). Het Nieuwe Eten. Wat eet ik voor de
verandering? Opgeroepen op 05 25, 2012, van
http://www.inbalans.org/het%20nieuwe%20eten.pdf
Vohs, K., Baumeister, R., Twenge, J., Schmeichel, B., Tice, D., & Crocker, J.
(2005). Decision Fatigue Exhausts Self-Regulatory Resources - But So Does
Accommodating to Unchosen Alternatives.
World Health Organisation. (2000). Obesity: Preventing and Managing the
Global Epidemic.
World Health Organisation. (2006). WHO Child Growth Standards.
37
38
Bijlagen
Body Mass Index-tabel voor jongens en meisjes Jongens Meisjes
Leeftijd Overgewicht Obesitas Overgewicht Obesitas
2 18,41 20,09 18,02 19,81
3 17,89 19,57 17,56 19,36
4 17,55 19,29 17,28 19,15
5 17,42 19,30 17,15 19,17
6 17,55 19,78 17,34 19,65
7 17,93 20,63 17,75 20,51
8 18,44 21,60 18,35 21,57
9 19,10 22,77 19,07 22,81
10 19,84 24,00 19,86 24,11
11 20,55 25,10 20,74 25,42
12 21,22 26,02 21,68 26,67
13 21,91 26,84 22,58 27,76
14 22,62 27,63 23,34 28,57
15 23,29 28,30 23,94 29,11
16 23,90 28,88 24,37 29,43
17 24,46 29,41 24,70 29,69
(Talma, 2010)
Groeidiagrammen 2010: BMI-voor-leeftijd
39
Interview met Ingrid Mimpen
Ingrid is diëtiste bij Voeding&Zo Rotterdam. Ze behandelt kinderen en
jongeren in de leeftijdscategorie 0 tot 25 jaar. Problemen die bij
Voeding&Zo behandeld worden zijn:
- groeiachterstand bij vroeggeboorte
- darmproblemen
- koemelk/voedselallergie
- ondergewicht
- overgewicht
- coeliakie (glutenintolerantie)
In de categorie overgewicht ziet Ingrid vooral kinderen tussen 3 en 14
jaar, omdat pubers moeilijk te bereiken en te motiveren zijn. Cliënten
komen in het algemeen eens per twee maanden langs voor consult.
Daarbij worden ze gewogen en gemeten en wordt de voortgang
besproken. In de meeste gevallen is het streven om het kind op het
zelfde gewicht te houden, terwijl het in de lengte groeit. Zo daalt de BMI
waarde op verantwoorde wijze. Een streng dieet is bij kinderen niet
verantwoord, omdat het ook een slechte invloed kan hebben op de
lengtegroei. Een crashdieet wordt sowieso nooit overwogen.
Mocht een kind geen resultaat boeken dan wordt gekeken naar een
multidisciplinaire behandeling, waarbij een combinatie wordt gemaakt
tussen diëtist en fysiotherapeut, pedagoog of psycholoog. Helaas zijn er
in de omgeving Rotterdam voor pubers geen dieetinterventies in
groepsverband, terwijl die er voor basisschoolkinderen wel zijn.
De kinderen die met overgewicht of obesitas bij Ingrid komen zijn
vrijwel altijd doorgestuurd door een arts. De oorzaak kan verschillen. In
de meeste gevallen is het veroorzaakt door onkunde van de ouders.
Belangrijke eis voor succes is dan ook dat de ouders gemotiveerd zijn
mee te werken aan het verbeteren van de leefstijl en het eetgedrag van
het kind. Dit betekent dat het eetgedrag van het hele gezin moet
veranderen, niet alleen van het kind.
Buiten de consultafspraken om biedt Ingrid ondersteuning aan (ouders
van) cliënten via telefoon en email. Ze beantwoordt dan vooral
praktische vragen, bijvoorbeeld over de samenstelling van een product.
Eén van de hulpmiddelen die Ingrid gebruikt is de Beweegplanner. Dit is
een formulier op een A4 blad waarin de cliënt dagelijks zijn of haar
activiteiten vooraf moet invullen en bijhouden of de activiteit
daadwerkelijk is uitgevoerd. Tevens wordt de duur van de activiteit
ingevuld.
De inzet van ICT in de diëtiek is zeer beperkt. Buiten de gebruikelijke
Office en email applicaties maakt Ingrid gebruik van een digitaal patiënt
dossier, digitale groeicurve en een programma voor voedings-
berekeningen. Daarin slaat ze de gegevens van haar cliënten op,
waaronder ook de gedane metingen. Helaas kent ze verder geen ICT
toepassingen die andere diëtisten gebruiken. Wel geeft ze aan dat een
toepassing het mogelijk moet maken voor een diëtist om maatwerk te
bieden aan klanten.
Tijdens het interview gaf Ingrid een aantal tips en aandachtspunten die
belangrijk zijn voor het succes van de behandeling. In de eerste plaats
moeten ouders bewust zijn van het belang van de behandeling. Veel
ouders denken namelijk dat overgewicht vanzelf weggaat wanneer het
kind ouder wordt. In werkelijkheid groeien kinderen er echter niet
vanzelf uit. Ouders moeten bovendien gemotiveerd zijn en blijven om
mee te werken. Ouders en kind moeten zo samen het overgewicht
aanpakken. In de tweede plaats is het van belang om op zo jong
mogelijke leeftijd te beginnen met voorlichting. Als het kind namelijk
40
van jongs af aan al de verkeerde gewoontes aanleert, is het erg moeilijk
om daar later nog wat aan te doen.
Met dank aan Ingrid Mimpen.
Voeding&Zo http://www.voeding-enzo.nl
41
Interview met Ingrid Stieber
Ingrid Stieber is gewichtsconsulente, coach en de ontwikkelaar van
Lekker Pûh!!!, een methode die kinderen helpt af te vallen en gezonder
te leven. Zelf heeft Ingrid veel problemen gehad met eetstoornissen.
Ooit was ze veel te dun, wat later omsloeg naar ernstig overgewicht. Het
heeft haar jaren gekost om op een gezond gewicht te komen. Als
ervaringsdeskundige weet ze dan ook als geen ander hoe het is om met
overgewicht te leven en de strijd er mee aan te gaan.
De Lekker Pûh!!! methode bestaat uit zeer intensieve individuele
begeleiding. De methode is speciaal ontwikkeld voor kinderen van 5
t/m 18 jaar. Het belangrijkste facet van de methode is het betrekken van
de sociale omgeving bij de leefstijlverandering. Dat wil zeggen dat niet
alleen het kind, maar ook de ouders hun leefstijl moeten veranderen.
Om de ouders zo ver te krijgen is het van belang dat ze zich bewust
worden van hun verantwoordelijkheid voor de gezondheid van hun
kind, ook op de lange termijn. Zonder de actieve betrokkenheid van de
ouders is de behandeling gedoemd te mislukken.
Om de ouders te bereiken laat Ingrid ze opschrijven hoe ze willen dat
hun kind later terug kijkt op zijn/haar jeugd, en hoe ze denken dat hun
kind daar later naar terug zal kijken. Zo worden de ouders zich bewust
van hun verantwoordelijkheid en worden ze emotioneel geraakt.
Momenteel maakt Ingrid weinig gebruik van ICT hulpmiddelen. Het
gebruik blijft beperkt tot informatieve websites, e-mail en een digitaal
patiëntdossier. Op mijn vraag welke mogelijkheden ze ziet voor de inzet
van ICT tegen overgewicht geeft Ingrid een paar suggesties. Zo noemt ze
een virtueel rolmodel, een variant op The Sims, en een programma dat
een foto van een kind automatisch slanker kan maken om zo het doel
voor het kind visueel te maken.
Met dank aan Ingrid Stieber.
Lekker Pûh!!! http://www.lekkerpuh.net
42
Interview met Rob Oudkerk
Rob Oudkerk is lector Leefstijlverandering bij Jongeren aan de Haagse
Hogeschool en vooral bekend als oud-Tweede Kamerlid. In zijn werk als
lector richt hij zich samen met zijn collega’s op de problematiek rondom
overgewicht bij jongeren. Hoewel er nog andere thema’s onder
leefstijlverandering geschaard kunnen worden, zoals roken en
alcoholgebruik, richt het lectoraat zich expliciet op overgewicht.
De Haagse Hogeschool biedt via het lectoraat ook een minor
“Leefstijlcoach” aan. Deze minor heeft als doel de studenten te
stimuleren zelf onderzoek te doen naar de problematiek rond
overgewicht. Deelnemende studenten worden gekoppeld aan een vier-
tot twaalfjarige om de rol als coach te leren vervullen.
Rob gaf tijdens het gesprek aan dat leefstijlverandering vooral
duurzaam moet zijn. Kortlopende projecten en diëten helpen niet op de
lange termijn. Hij geeft sterk de voorkeur aan de EPODE-aanpak, een
methode die in Frankrijk is ontwikkeld en bewezen te werken. EPODE
(Ensemble, Prévenons l'Obesité Des Enfants) is een brede lokale aanpak
om overgewicht terug te dringen. Kinderen wordt een gezonde leefstijl
aangeleerd en tegelijkertijd worden ook hun ouders enthousiast
gemaakt. Kernpunt van EPODE is de lokale, integrale aanpak. Dat
betekent dat het per gemeente of stad wordt uitgerold, en dus niet
landelijk of op basis van individuele deelnemers. De integrale aanpak is
gestoeld op vijf pijlers: bestuurlijk draagvlak, publiek-private
samenwerking, sociale marketing, wetenschappelijke begeleiding en
evaluatie en het verbinden van preventie en zorg. De Nederlandse
variant van EPODE is JOGG (Jongeren Op Gezond Gewicht). Op dit
moment zijn 13 Nederlandse gemeenten aangesloten bij JOGG,
waaronder alle grote steden in de randstad.
Een van de pilaren van de EPODE-aanpak is sociale marketing. Volgens
Rob is er op dit vlak nog veel te winnen. Terwijl grote commerciële
partijen als Unilever deze vorm van marketing al lang succesvol
toepassen om jongeren te bereiken, blijven de publieke en private
instanties die zich met overgewicht en gezondheid bezighouden vooral
vasthouden aan de klassieke marketingmethodes zoals tv-spotjes,
folders en flyers.
Een voorbeeld dat Rob geeft dat afvallen kan stimuleren is een
samenwerking met H&M, waarbij afvallers korting krijgen op kleding.
Zulke publiek-private samenwerking kan het verschil maken. Verder
ziet Rob veel potentie in serious gaming, voor alle leeftijden. Op mijn
vraag of het onderwijs moet worden aangepast gaf hij aan dat het niet
de bedoeling is speciale voedingslessen in te voeren, maar dat kennis
over voedingsmiddelen ook prima in de bestaande lessen verwerkt kan
worden. Zo kan een rekenles groentes en fruit gebruiken om het leren
rekenen visueel te maken.
Met dank aan Rob Oudkerk.
Lectoraat Leefstijlverandering bij Jongeren http://www.dehaagsehogeschool.nl/lectoraten-en-onderzoek/overzicht-lectoraten/leefstijlverandering-bij-jongeren/over-het-lectoraat
43
Interview met Marieke Willemsen
Marieke Willemsen is communicatieadviseur bij het Convenant Gezond
Gewicht. Het Convenant Gezond Gewicht is een samenwerkingsverband
van partijen afkomstig van overheden, het bedrijfsleven en
maatschappelijke organisaties. Het convenant zet zich in om de
stijgende trend van overgewicht en obesitas om te buigen in een daling.
Een van de deelconvenanten is Jongeren Op Gezond Gewicht, waar dit
interview op is gericht. De overige convenanten zijn school, werk en
consument & vrije tijd.
JOGG is gebaseerd op vijf pijlers: politiek-bestuurlijk draagvlak,
verbinding preventie en zorg, wetenschappelijke begeleiding en
evaluatie, sociale marketing en publiek-private samenwerking.
Een nieuwe insteek van JOGG is de inzet van thema’s. Dat wil zeggen dat
alle activiteiten, voorlichting en andere projecten worden opgehangen
aan een specifiek thema. Een voorbeeld is de watercampagne in Den
Haag, waar alles dus aan het thema water wordt opgehangen.
De doelgroep die JOGG wil bereiken is opvallend genoeg niet de
jongeren zelf. Omdat JOGG afhankelijk is van de deelnemende
gemeentes en andere organisaties, vormen deze partijen de primaire
doelgroep. Om die reden kan Marieke niet veel advies geven over hoe
jongeren het best te bereiken zijn. Dat is de taak van de deelnemende
organisaties.
Een voorbeeld van een succesvolle inzet van JOGG is te vinden in
Utrecht Overvecht, waar door het organiseren van evenementen en het
voeren van een gezond beleid op scholen goede resultaten zijn behaald.
Met dank aan Marieke Willemsen.
Convenant Gezond Gewicht http://www.convenantgezondgewicht.nl
44
Concepten voor eHealth interventies
1. Beweegplanner (6+)
Digitale weekplanner voor activiteiten. Vul in het weekend in welke
activiteiten je de komende week gaat doen en voor hoe lang.
Bijvoorbeeld maandag een halfuur skeeleren, dinsdag twee uur
buitenspelen, woensdag een uur voetbaltraining, vrijdag een uur
gymnastiek op school en zaterdag een voetbalwedstrijd. Aan het einde
van de week invullen of je je target gehaald hebt.
Strengths
Geeft inzicht in beweging.
Doelgericht.
Sluit aan bij werk diëtist.
Weaknesses
Digitale aspect bied weinig meerwaarde.
Vereist discipline om bij te houden.
Saai, niet leuk om te doen.
Opportunities
Veel mogelijkheden om uit te breiden met automatische dataverzameling.
Threats
Reeds bestaande versie op papier.
2. Speurtocht (6-12)
Maak via Google Maps een route die andere kinderen vervolgens
kunnen volgen via een smartphone met GPS. Vergelijkbaar met het
uitzetten van een speurtocht met stoepkrijt.
Strengths
Populair spel onder kinderen.
Stimuleert buiten zijn en bewegen.
Weaknesses
Kinderen hebben geen smartphone met GPS.
Geen dagelijkse activiteit, daardoor weinig impact.
Opportunities
Innovatieve toepassing van Google Maps.
Threats
Weinig meerwaarde t.o.v. klassieke variant.
3. Geocaching (12+)
Verstop een “cache” op een bijzondere plaats en publiceer de GPS
coördinaten op internet. Andere jongeren kunnen je cache gaan zoeken.
Eventueel combinatie met social media.
Strengths
Stimuleert buiten zijn en bewegen.
Bestaand concept waarop ingehaakt kan worden.
Weaknesses
Jongeren hebben vaak geen smartphone met GPS.
Geen dagelijkse activiteit, daardoor weinig impact.
Opportunities
Innovatieve toepassing van Google Maps.
Threats
Weinig meerwaarde t.o.v. klassieke variant.
4. Wat eten we vandaag (18+)
Dagelijks maaltijdadvies voor ouders/verzorgers via email. Gebruikers
kunnen waarderingen geven en nieuwe recepten insturen.
Strengths
Informatieve oplossing.
Weaknesses
Geen garantie dat ouders er iets mee doen.
Niet innovatief.
Opportunities
Veel behoefte.
Threats
Veel concurrentie.
45
5. What are you eating? (12+)
Publiceer wat je eet op een makkelijke manier op Facebook. Nodig
vrienden uit om bij je te komen eten.
Strengths
Gebruik van social network en peer pressure.
Samen eten wordt als leuk ervaren.
Weaknesses
Moeilijk om gebruikers te binden en zo ver te krijgen.
Plaatsen van wat je eet wordt vreemd gevonden.
Beperkte bijdrage aan tegengaan overgewicht.
Opportunities
Gebruik van bestaande netwerken.
Threats
6. SMS reminders (6+)
Ontvang reminders via SMS om gezond gedrag te stimuleren.
Bijvoorbeeld: “vergeet vandaag niet minstens 30 minuten te bewegen”.
Strengths
Motivatie hack. Kan erg goed helpen.
Werkt met elke mobiele telefoon.
Weaknesses
Relatief hoge kosten.
Resultaten zijn niet meetbaar.
Opportunities
Mogelijkheden voor commercieel gebruik / reclame.
Threats
Kan gaan irriteren en stopzetten is gemakkelijk.
7. EnergyBalance (6+)
Virtuele weegschaal waarbij energieverbruik wordt uitgebalanceerd
tegen calorieconsumptie. Tevens krijg je een passend beweegadvies op
basis van wat je gegeten hebt.
Strengths
Zeer informatieve oplossing.
Sterk in zijn eenvoud en intuïtief.
Platform onafhankelijk.
Weaknesses
Uitgebreide database met calorie info nodig.
Mate van complexiteit moet nauwkeurig afgestemd worden.
Opportunities
Mogelijkheid tot koppeling met social media.
Threats
8. EetQuest (6-12)
Zoektocht naar gezonde producten in de supermarkt om de
voedselkennis van kinderen te vergroten.
Strengths
Zowel actief als leerzaam.
Ouder en kind samen.
Maakt gebruik van bestaande situatie.
Weaknesses
Ouders moeten kinderen willen vrijlaten in de supermarkt.
Opportunities
Mogelijke samenwerking met supermarkt.
Threats
Negatieve reactie van supermarkten.
46
9. FoodBusiness (12+)
Business game op Facebook met de voedselindustrie als setting. Begin
je eigen snackbar, groentewinkel, snoepfabriek of fruithandel.
Strengths
Uitdagend en leerzaam op veel vlakken.
Nadruk op spelelement, niet op onderliggend doel.
Potentieel groot bereik.
Weaknesses
Complexe programmatuur.
Vereist minimum aantal gebruikers.
Beperkte bijdrage aan tegengaan overgewicht.
Opportunities
Eventueel inzetbaar als leermiddel.
Threats
Concurrentie van bestaande business games.
10. Tamagotchi (6+)
Voed een virtueel kind op. Het kind wordt dikker of dunner door wat
het eet en hoeveel beweging het krijgt. De gebruiker kan extra features
vrijspelen door zelf ook te bewegen.
Strengths
Potentieel verslavend en groot bereik.
Stimuleert bewegen.
Weaknesses
Smartphone nodig voor meten activiteit.
Opportunities
Mogelijkheid tot combineren met social media.
Threats
11. Beweegpunten (6+)
Ontvang punten door veel te bewegen. Punten geven korting op
producten of kunnen bijzondere achievements unlocken in games.
Strengths
Stimuleert bewegen.
Onafhankelijk van doelgroep.
Weaknesses
Te weinig concreet.
Meten van beweging is lastig en fraude gevoelig.
Opportunities
Ruime mogelijkheden tot combineren met andere diensten en commercie.
Threats
Zeer afhankelijk van verbonden diensten.
12. Afvalrace (6-12)
Digitale game waarin je een virtuele atleet hebt die op een
hardloopbaan moet “racen” tegen andere spelers. De snelheid van de
atleet wordt bepaalt op basis van de gemeten BMI waarde van het kind.
Die waarde kan bijv. worden gemeten m.b.v. een Withings weegschaal.
Strengths
Directe koppeling afvallen aan kans om te winnen.
Visualisatie van voortgang.
Weaknesses
Bepalen BMI voor invoer is fraude gevoelig.
Game aspect wellicht te saai voor doelgroep.
Weinig potentie voor resultaat op lange termijn.
Opportunities
Kan ook via social media.
Threats
Minimum aantal deelnemers wordt niet bereikt.
47
13. Peercoach (6-12)
Kinderen met overgewicht worden gekoppeld aan jongeren met
overgewicht en gaan samen bewegen en afvallen. Via een online
platform kunnen ze elkaars voortgang inzien en contact onderhouden.
Dit concept kan ook met ouder en kind.
Strengths
Goede kans voor resultaat op lange termijn.
Weaknesses
Afhankelijkheid van eigen motivatie en input.
Moet centraal geïnitieerd worden door een specialist.
Opportunities
Veel (commerciële) uitbreidingsmogelijkheden.
Threats
14. Dikke vrienden club (6+)
Sociaal netwerk voor dikke kinderen, bijvoorbeeld als Facebook-groep.
Strengths
Gebruik van bestaand platform.
Biedt dikke kinderen een uitlaatklep en mogelijkheid nieuwe vrienden te maken.
Weaknesses
Lastig om gebruikers te binden.
Vereist continue screening en moderatie.
Privacy gevoelig.
Opportunities
Threats
Misbruik van de groep door infiltranten / spammers.
Gemakkelijk te vervangen door andere dienst.
15. DieetLink (12+)
Mobiele app waarin gebruikers elkaar vragen kunnen stellen met
betrekking tot voeding, bewegen en afvallen en elkaars vragen kunnen
beantwoorden. Er zijn punten te verdienen door goede ratings van
andere gebruikers te krijgen (a la StackOverflow).
Strengths
Informatieve oplossing voor een brede doelgroep.
Kwaliteit wordt gecontroleerd m.b.v. crowdsourcing.
Weaknesses
Afhankelijk van minimum aantal gebruikers.
Opportunities
Mogelijkheden tot commerciële inzet en koppeling met bestaande diensten.
Threats
Veel concurrentie van bestaande websites.
Concept is gemakkelijk te kopiëren.
16. FridgeKings (12+)
Maak een foto van je koelkast en laat anderen een waardering geven en
producten in de koelkast “taggen”.
Strengths
Origineel concept met visueel aspect.
Brede doelgroep.
Weaknesses
Koelkast is niet erg overzichtelijk.
Geen garantie voor positieve invloed op eetgewoonten.
Opportunities
Te combineren met social media.
Threats
48
17. FruitFace? (6+)
Variant op DrawSomething waarbij de ene speler moet raden
welke groente of fruit de ander getekend heeft.
Strengths
Spelenderwijs samen groenten en fruit leren kennen.
Weaknesses
Vereist een smartphone met touchscreen.
Opportunities
Threats
Lijkt te veel op DrawSomething.
18. GoalKeeper (6+)
Spreek met je sociale omgeving een doel af dat je wil behalen,
bijvoorbeeld 3kg afvallen in 2 maanden. Als je het haalt krijg je iets
van je omgeving, zo niet dan geef je iets aan je omgeving. Kan ook
“pay with a tweet” zijn.
Strengths
Motivatie-hack, kan zeer effectief zijn.
Weaknesses
Wijze waarop doel wordt behaald is onduidelijk en niet te controleren.
Opportunities
Threats
19. FitDeal (16+)
Daily deals voor sportieve activiteiten en gezonde producten.
Strengths
Commerciële toepassing, maar interessant voor koopjesjagers.
Weaknesses
Niet zo geschikt voor kinderen.
Geen garantie voor positief effect.
Vereist samenwerking met commerciële partijen.
Opportunities
Commercieel aantrekkelijk.
Threats
Veel concurrentie.
49
Feedback op prototype
Tijdens de ontwikkelfase van het prototype is feedback gevraagd
aan Ingrid Mimpen (diëtiste), Ingrid Stieber (gewichtsconsulente)
en Daniël Viergever (consultant en vriend van Ingrid Stieber), om
zo het prototype nog verder te kunnen verbeteren en met
aanbevelingen te komen voor verdere ontwikkeling.
Ingrid Mimpen kwam met de suggestie om bij het weergeven van
BMI waardes dezelfde kleurcodering te gebruiken als de BMI-
meter van het Centrum Eetstoornissen Ursula (i.s.m. TNO). De
kleuren voor de BMI-klassen zijn als volgt:
Donkerblauw Enstig ondergewicht
Lichtblauw Ondergewicht
Groen Normaal gewicht
Oranje Overgewicht
Rood Obesitas I
Bruin Obesitas II
Donkerbruin Obesitas III
Het invoerscherm voor eetmomenten biedt een gemakkelijke
manier om bij te houden hoeveel calorieën iemand heeft gegeten,
maar de nauwkeurigheid is zeer onbetrouwbaar omdat kinderen
niet goed in staat zijn om in te schatten hoeveel gram een normale
portiegrootte is. Omdat de gebruikte NEVO-tabel alleen waardes
per 100 gram/ml bevat, is deze data eigenlijk ongeschikt voor
kinderen. Het zou beter zijn om gebruik te maken van een tabel die
standaard portiegroottes bevat.
Nog beter zou zijn om het precies bijhouden van welke producten
geconsumeerd zijn los te laten en in plaats daarvan gebruik te
maken van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden per product–
groep. De gebruiker hoeft dan niet in te vullen welk product er
gegeten is en hoeveel, maar hoeveel porties er gegeten zijn van een
bepaalde groep. Er zijn vijf groepen, ook wel bekend als de “Schijf
van vijf”. Een gezonde voeding bestaat uit het iedere dag eten van
producten uit alle vijf groepen. Het Voedingscentrum heeft per
productgroep en per leeftijdscategorie een aanbevolen dagelijkse
hoeveelheid (ADH) opgesteld. Zo kan op basis van de leeftijd van
de gebruiker worden bepaald of de ADH voor iedere groep al
behaald is. Bij elke groep hoort bovendien een kleur, iets dat
bruikbaar is om de applicatie aantrekkelijker vorm te geven voor
kinderen.
Een belangrijk punt van aandacht is het bijhouden van
lichaamsactiviteit in de applicatie. Op het feedbackmoment was de
enige mogelijkheid om activiteit te registreren het plaatsen van een
algemeen tekstbericht. Ingrid Mimpen suggereerde het registreren
van de duur van matig intensieve beweging (lopen, fietsen, buiten
spelen) en de duur van intensieve beweging (activiteit waarbij
gezweet en gehijgd wordt). Deze informatie (duur en intensiteit)
kan vervolgens worden vergeleken met de beweegnorm die het
Voedingscentrum heeft opgesteld voor de leeftijdscategorie van de
gebruiker. Zo kan advies gegeven worden over het beweegpatroon
van de gebruiker.
Om de effectiviteit van de applicatie te verhogen moet het adviezen
gaan geven op basis van de verzamelde gegevens. De huidige
applicatie doet dat nog niet, terwijl dit juist een belangrijke
meerwaarde kan leveren. Adviezen kunnen aan de gebruikers
kenbaar gemaakt worden via meldingen bij het uitvoeren van
bepaalde acties, via een lijst met aandachtspunten op het
hoofdscherm, als informatieve tekst naast geplaatste status–
berichten of via email. Voorbeelden van adviezen zijn meldingen
50
over de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid voeding binnen een
productgroep, herinneringen met betrekking tot voldoende
bewegen en informatie over de relatie tussen de BMI en leeftijd.
Om de BMI op een betrouwbare manier te kunnen bepalen moeten
kinderen regelmatig de lichaamslengte bijwerken in het profiel. Dit
kan gestimuleerd worden door bij kinderen, een of twee maanden
na het laatste weegmoment een melding te tonen met de vraag om
de lengte bij te werken. Eventueel kan er ook een herinnerings–
email gestuurd worden.
Een van de adviezen van Daniël is om de applicatie in de markt te
zetten als hulpmiddel voor gewichtsconsulenten en diëtisten. Door
gebruikers te koppelen aan een consulent kan de verzamelde
informatie gebruikt worden tijdens de consultgesprekken om de
behandeling te verbeteren. Bovendien zou de applicatie zodanig
ingericht kunnen worden, dat het de consulent in staat stelt het
platform aan te passen aan de specifieke situatie van de cliënt.
Aangezien cliënten erg verschillend kunnen zijn in de manier
waarop ze behandeld moeten worden, kan een dergelijke
personalisatie de doeltreffendheid van de interventie vergroten.
Een dergelijke personalisatie zou gerealiseerd kunnen worden
door de consulent een beheerders interface te geven waarmee
gebeurtenissen binnen het systeem gekoppeld kunnen worden aan
een bepaalde actie. Zo kan een consulent instellen dat de gebruiker
een email moet krijgen zodra de BMI een opgegeven
drempelwaarde bereikt heeft. Verder zou de consulent
statusberichten in de toekomst kunnen plaatsen voor afspraken
die tijdens een consultgesprek zijn gemaakt. Een voorbeeld is het
plaatsen van een beweegmoment in de toekomst voor beide
gebruikers, om ze er aan te herinneren dat ze nog een keer samen
moeten gaan sporten. Als dat vervolgens niet gedaan wordt kan de
consulent zijn cliënten daar vervolgens op aanspreken.
Ook wezen Ingrid en Daniël op het belang om de applicatie als
gebruiker te kunnen personaliseren. Voor kinderen is dit een
geschikte manier om de betrokkenheid en het gebruik van de
applicatie te stimuleren. Voor kinderen wordt de applicatie leuker
en aantrekkelijker als ze de mogelijkheid hebben bepaalde
grafische elementen aan te passen aan hun eigen smaak. Dit aspect
is een van de redenen waarom diensten Hyves en Habbo Hotel zo
populair zijn bij kinderen.
Naast personalisering is het creëren van competitie een goede
manier om kinderen in de leeftijdscategorie 9 tot 12 jaar aan de
applicatie te binden en het gebruik te stimuleren. Op deze leeftijd
zijn kinderen namelijk gevoelig voor het winnen van anderen. Een
onschuldige manier om competitie te creëren is het introduceren
van achievements in de applicatie. Bij het behalen van een bepaald
resultaat zal een gebruiker dan een bewijsje krijgen dat het
gehaald is. Zo’n bewijsje kan in de vorm van een digitale badge of
sticker, weergegeven bij de naam van de gebruiker. Op de tijdlijn
kan een gebruiker dan zijn/haar eigen achievements zien, maar
ook die van de ander. Wie er de meeste heeft is aan de winnende
hand. Eventueel kunnen achievements ook weer afgenomen
worden wanneer de gebruiker een tijd lang niet inlogt. Op deze
manier wordt langdurig gebruik gestimuleerd.
51