Safety at work ( pdf - 3 MB)

36
SAFETY@WORK EEN KIJK OP DE BELANGRIJKSTE ASPECTEN VAN VEILIGHEID IN ONZE LABORATORIA

Transcript of Safety at work ( pdf - 3 MB)

Page 1: Safety at work ( pdf - 3 MB)

SAFETY@WORK

EEN KIJK OP DE BELANGRIJKSTE ASPECTENVAN VEILIGHEID IN ONZE LABORATORIA

Page 2: Safety at work ( pdf - 3 MB)

2

Page 3: Safety at work ( pdf - 3 MB)

3

SAFETY@WORK

Page 4: Safety at work ( pdf - 3 MB)

VIB draagt het op een verantwoorde manier uitvoeren van zijn wetenschappelijk onderzoek hoog in het vaandel. Veiligheid is daarbij, naast integriteit en ethische verantwoordelijkheid, van het allergrootste belang.

Deze brochure loodst je door de belangrijkste aspecten van veiligheid heen, relevant voor je werk in onze laboratoria. Lees hem aandachtig door, absorbeer alle informatie en handel ernaar in de praktijk.

Ook als het om veiligheid gaat is de ketting zo sterk als zijn zwakste schakel. Zorg ervoor dat jij niet die zwakste schakel bent. Weet dat je collega’s op jou rekenen, net zoals jijzelf op het verantwoordelijkheidsbesef van je collega’s rekent.

Wist je dit?Jeugdige, nieuwe werknemers hebben drie keer zoveel kans op een arbeidsongeval. Ook mensen die hun werk uitvoeren als een gewoonte en niet meer nadenken bij wat ze doen, hebben een verhoogde kans op een arbeidsongeval.

SAFETY@WORK

4

Page 5: Safety at work ( pdf - 3 MB)

• Zorg dat je weet bij wie je voor welke veiligheidskwestie terecht kunt. Wij hebben deze informatie al op de laatste pagina’s van deze brochure verzameld.

• Let op alle signalen, opschriften en aanwijzingen, en handel ernaar in de praktijk.

• Stel je op de hoogte van de aanwezigheid en werking van brandblussers, oogdouche, nooddouche en van de vluchtwegen.

• Denk na voor je begint met de werkzaamheden.

• Draag de beschermingsmiddelen die voor jouw veiligheid beschikbaar gesteld worden.

• Eet en drink niet in het laboratorium, en zeker nóóit aan de bench. Maak gebruik van koffieruimte, refter en cafetarium.

• Rook nooit in de gebouwen. Stap – als je echt roken moet – even naar buiten.

• Werk ordelijk en netjes: ruim telkens op wat weg kan.

• Houd je niet met alles tegelijk bezig. Beperk je tot één ding.

• Vraag uitleg als iets niet duidelijk is.

• Meld alle onveilige situaties: defecte beveiligingen, lekkende recipiënten, ... aan de verantwoordelijke.

1. EENVOUDIGE BASISREGELS

Neem dus alleen aanvaardbare risico’s en stel vragen als iets niet duidelijk is of als iets gevaarlijk lijkt. Vraag dat je begeleider of verantwoordelijke je op de specifieke gevaren van jouw taak wijst.

5

Page 6: Safety at work ( pdf - 3 MB)

Hoe leer je de eigenschappen van een stof kennen?

1. Lees aandachtig het etiket. Hierop staan naast de naam van de stof ook de gevarensymbolen, de gevarenaanduiding (H-zin of Hazard statement) en de voorzorgsmaatregelen (P-zin of Precaution statement).

2. CHEMISCHE STOFFEN

In onze laboratoria wordt gewerkt met een grote variëteit aan chemische producten. Iedereen die met gevaarlijke producten werkt, wordt geacht de eigenschappen ervan te kennen en er verantwoord mee om te gaan. Het gaat daarbij niet alleen om de eigen veiligheid, maar ook om de veiligheid van collega’s en het leefmilieu.

Gevarensymbolen en de H- en P-zinnen geven een eerste goede indicatie van de gevaren van de stof.

2. Als een stof een gevaarsymbool heeft, zoek dan bijkomende informatie op in een veiligheids- informatieblad / (M)SDS (‘(Material) Safety Data Sheet’. Hierop is onder meer informatie terug te vinden over:

a. Samenstelling / Informatie over de bestanddelen b. Risico’s c. Maatregelen bij blootstelling d. Veilig hanteren en opslag e. Instructies voor verwijdering f. etc.

Je kunt op verschillende plaatsen MSDS-en terugvinden, oa: http://www.cdc.gov/niosh/ipcsndut/

6

Page 7: Safety at work ( pdf - 3 MB)

3. Gebruik nooit een product waarvan je de samenstelling of werking niet kent. Zorg er steeds voor dat het recipiënt een geldig etiket draagt. Vraag zonodig een etiket op bij de verantwoordelijke in je departement.

4. Giet een product nooit over in een niet-conform recipiënt. Drankflessen, e.d. zijn uit den boze, net als recipiënten die geen, een beschadigd of het verkeerde etiket dragen. Bewaar de producten steeds in gesloten verpakking en op de juiste plaats.

5. Giet een product nooit in een recipiënt waarin een rest van een ander product zit of waarop een verkeerd etiket plakt.

6. Sluit het recipiënt steeds goed af na gebruik.

7. Vertrouw niet op uw neus. Een etiket is veel betrouwbaarder en minder gevaarlijk. Ruik nooit aan het recipiënt.

8. Pipetteer altijd met een pipetman of m.b.v. een pipetteerballon, en nóóit met de mond.

9. Meng nooit producten als het niet voorgeschreven is.

10. Draag de persoonlijke beschermingsmiddelen wanneer dit vereist is.

11. Raadpleeg bij twijfel steeds je directe chef of de preventiedienst (zie de eindpagina’s) indien je bijkomende inlichtingen nodig acht. Zij zoeken dat dan voor je op.

12. Was goed uw handen na elk experiment en voor het verlaten van het laboratorium.

13. Van de chemische producten mogen in het laboratorium niet meer dan de dagelijkse werkhoeveelheden voor de lopende projecten aanwezig zijn.

14. Verplaats chemische producten intern op een veilige manier. Beperk extern transport tot een minimum. Extern transport van grotere hoeveelheden gevaarlijke chemische producten moeten gebeuren in overleg met de milieudienst van je universiteit (zie de eindpagina’s).

15. Wanneer een gevaarlijke stof een afvalstof wordt, behoudt het meestal zijn gevaarseigenschappen. Zorg dat ook de afvalstof in correct geëtiketteerde recipiënten wordt opgevangen en afgevoerd en dat de mensen die het afvoeren weten met welke gevaren zij te maken hebben.

7

Page 8: Safety at work ( pdf - 3 MB)

8

Page 9: Safety at work ( pdf - 3 MB)

Irriterend

sensibiliserendschadelijk

Lange termijngezondheids-

gevaarlijk

Gevaarlijk voor

het milieu

GEVAARSYMBOLEN

Explosief

Gassen onder druk

Ontvlambaar

Corrosief

Oxyderend

Giftig

9

Page 10: Safety at work ( pdf - 3 MB)

Kankerverwekkende stoffen

Binnen de gevaarlijke stoffen verdienen de carcinogene, mutagene en reprotoxische stoffen bijzondere aandacht.

• Kankerverwekkende (of carcinogene) agentia zijn stoffen en preparaten die door opname langs de mond, de ademhalingswegen of de huid, kanker kunnen veroorzaken of de frequentie van kanker kunnen doen toenemen. Ze dragen als markering o.a. het gevaarsymbool voor lange termijn gezondheidsgevaar en/of de H-zinnen H350 (kan kanker veroorzaken) of H351 (verdacht van het veroorzaken van kanker).

Voorbeelden zijn benzeen, asbest, formaldehyde, acrylamide.

• Mutagene agentia zijn stoffen en preparaten die bij inademing of bij opneming via de mond of de huid een blijvende en overdraagbare verandering op het niveau van het genetisch materiaal kunnen veroor-zaken of de frequentie daarvan doen toenemen. Ze dragen als markering o.a. het gevaarsymbool voor lange termijn gezondheidsgevaar en/of de H-zinnen H340 (kan genetische schade veroorzaken) of H341 (verdacht van het veroorzaken van genetische schade). Voorbeelden zijn ethidiumbromide, acrylamide.

• Reprotoxische (of teratogene) agentia zijn stoffen en preparaten dragen die bij inademing of bij opneming via de mond of de huid niet-erfelijke afwijkingen bij het nageslacht en/of aantasting van de mannelijke of vrouwelijke voortplantingsfuncties of –vermogens veroorzaken, dan wel de frequentie daarvan doen toenemen. Ze dragen als markering o.a. het gevaarsymbool voor lange termijn gezondheidsgevaar en/of de H-zinnen H360 (kan de vruchtbaarheid of het ongeboren kind schaden), of H361 (kan mogelijks de vruchtbaarheid of het ongeboren kind schaden). Voorbeelden zijn loodverbindingen.

Bij het werken met deze stoffen gelden de algemene veiligheidsmaatregelen voor het werken metchemische producten. Daarnaast worden nog enkele algemene maatregelen toegepast:

• Indien mogelijk, vervanging van het kankerverwekkend of mutageen product door een niet- of minder gevaarlijk product.

• Het gebruik van deze stoffen dient zoveel mogelijk te gebeuren in een gesloten systeem, voor zover dit technisch mogelijk is.

• Indien de toepassing van een gesloten systeem technisch niet uitvoerbaar is, wordt de blootstelling van de werknemer beperkt tot een technisch zo laag mogelijk niveau.

• Gebruiken van eventueel specifieke persoonlijke beschermingsmiddelen zoals nitrile handschoenen.

Acrylamide

10

Page 11: Safety at work ( pdf - 3 MB)

GASSENNaast het feit dat gassen gevaarlijke eigenschappen kunnen hebben - brandgevaarlijk, toxisch, corrosief of oxiderend - , zitten ze onder hoge druk opgeslagen in een gasfles. De koppen en koppelingen zijn het zwakste punt.

• Leg gasflessen steeds op 2/3 van hun hoogte vast aan de muur of in de daarvoor voorziene

veiligheidskast.

• Gebruik steeds een ontspanner, maar gebruik deze ontspanner nooit als afsluitkraan.

• Plaats volle en lege flessen steeds in een buitenopslagplaats.

• Hou rekening met de afstandsregels tussen verschillende gassen.

11

Page 12: Safety at work ( pdf - 3 MB)

Werk altijd op een veilige manier met GGO’s en pathogenen:

• Ken de belangrijkste eigenschappen van het organisme voordat je ermee gaat werken.

• Weet in welke risicoklasse het organisme thuishoort en handel naar de gegeven toelating voor deze activiteit.

• Respecteer de ‘Veilige Microbiologische Technieken’ (zie kader).

• Probeer de productie van aërosolen waarmee de organismen verspreid kunnen worden te vermijden, en als dat niet kan: voer de handeling in een microbiologische veiligheidskast van klasse II uit.

• Voer handelingen in een microbiologische veiligheidskast zodanig uit dat de kast zijn bescherming kan uitoefenen (zie kader).

• Verwijder nooit materiaal dat levende GGO’s of pathogenen kan bevatten via de riolering of via de restafval-stroom. Zorg ervoor dat het geïnactiveerd wordt via een gevalideerde methode, of terecht komt in de juiste afvalstroom (voor risicohoudend medisch afval).

3. PATHOGENEN EN GGO’s

Het werken met levende organismen is eigen aan het werk in de levenswetenschappen en de biotechnologie. Een aantal van die levende organismen kan potentieel schade aanrichten: ze kunnen een ziekte veroorzaken bij de mens, bij dieren of planten, ze kunnen een gevaar betekenen voor het leefmilieu, of een combinatie van de twee.

• Hou ramen en deuren gesloten tijdens de werkzaamheden.

• Draag een laboratoriumjas, en sluit deze ook.

• Eet of drink niet in het laboratorium, en zeker nóóit aan de bench.

• Draag geen juwelen of een horloge. Houd de handen schoon en de nagels kort.

• Ontsmet onmiddellijk bij morsen van materiaal dat levende organismen bevat.

• Minimaliseer het ontstaan en de verspreiding van aërosolen.

• Pipetteer met pipetteerballon of een pipetman, en nooit met de mond.

• Transporteer levend materiaal zodanig dat het zich niet kan verspreiden en infectieus materiaal enkel in gesloten recipiënten.

• Ontsmet gebruikte materialen alvorens ze te wassen en te hergebruiken.

• Inactiveer materiaal dat levende organismen bevat voordat je het weggooit. Of gooi het in de vaten voor risicohoudend medisch afval.

• Was je handen na het experiment en voordat je het laboratorium verlaat.

Veilige microbiologische technieken

12

Page 13: Safety at work ( pdf - 3 MB)

Wist je dat je aërosolen maakt als je:

• Vloeistoffen van grote hoogte giet• Druppels vloeistof laat vallen• Een pipet leeg blaast• Een natte stop opent• Centrifugeert met open buizen• Hete inoculatienaalden in een vloeistof doopt

Meer achtergrondinformatie over het veilig werkenmet GGO’s en pathogenen vind je in het VIB-boekje“Biosafety in the laboratory”.

13

Page 14: Safety at work ( pdf - 3 MB)

• Bereid een experiment zorgvuldig voor en verzamel alle benodigd materiaal voordat je begint.

• Laat de veiligheidskast 15 minuten draaien voordat je erin start te werken.

• Controleer de displays op de kast om na te gaan dat hij functioneert zoals het hoort.

• Ontsmet het werkoppervlak en de lucht-inlaatroosters met een geschikt desinfectans.

• Sluit de kast goed af tot aan de aanduiding (rode streep).

• Plaats alleen de materialen in de kast die nodig zijn voor het experiment.

• Plaats geen papieren in de kast.

• Gebruik alleen open rekken die de luchtstroom niet tegenhouden.

• Plaats nooit materialen op de luchtinlaatroosters.

• Werk van een ‘schone’ naar een ‘vuile’ kant. Plaats aan de ‘vuile’ kant een kleine houder of zak voor besmette materialen zoals pipetpunten.

• Beweeg je armen rustig met het doel de luchtstromen niet te verstoren.

• Minimaliseer de activiteiten die het beschermingsluchtgordijn zouden kunnen verstoren zoals het openen van dichtbijzijnde deuren, of het dicht langs de kast passeren

van personeel.

• Werk goed in de kast, en er niet half buiten.

• Gebruik geen bunsenbrander of een vergelijkbare elektrische hittebron aangezien dit een sterke turbulentie veroorzaakt. Gebruik wegwerpentnaalden als alternatief.

• Als het werk klaar is: ontsmet alle materialen uitwendig voordat je ze uit de veiligheidskast verwijdert.

• Afval moet verwijderd worden in een gesloten houder of gesloten plastic zak die uitwendig ontsmet is voordat je het uit de veiligheidskast verwijdert.

• Ontsmet het werkoppervlak en de luchtinlaatroosters met een geschikt desinfectans.

• Laat de veiligheidskast nog 10 minuten draaien voordat je hem uitzet.

• Sluit de veiligheidskast.

Veilig gebruik van een microbiologische veiligheidskast van klasse II

14

Page 15: Safety at work ( pdf - 3 MB)

Organismen worden naar gelang hun ziekteverwekkendheid ingedeeld in vier oplopende klassen, waarbij de hoogste klasse het grootste risico inhoudt :

risicogroep 1:organismen die geen ziekte kunnen veroorzaken, bijv. Saccharomyces cerevisiae, Lactococcus lactis.

risicogroep 2:Matig risico voor individu, beperkt risico voor de gemeenschap, bijv. Pseudomonas aeruginosa, influenzavirus.

risicogroep 3:Hoog risico voor individu, ernstig risico voor de gemeenschap, bijv. HIV, Mycobacterium tuberculosis.

risicogroep 4:Hoog risico voor individu en de gemeenschap, bijv. Ebolavirus.

De organismen in de risicogroepen 2, 3 en 4 worden pathogeen genoemd.

Pathogenen kunnen ook ingedeeld worden naar het type gastheer dat ze kunnen infecteren:- menspathogenen- dierpathogenen- zoönosen; kunnen zowel mensen als dieren infecteren- plantpathogenen

Genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s) zijn organismen waarvan het erfelijk materiaal is gewijzigd op een wijze die niet mogelijk is door voortplanting of natuurlijke recombinatie. Ze worden ingedeeld in vier risicoklassen, net zoals je organismen kunt indelen op hun ziekteverwekkendheid:- risicoklasse 1: GGO’s met geen of een verwaarloosbaar risico voor de menselijke gezondheid of het leefmilieu- risicoklasse 2: GGO’s met een laag risico- risicoklasse 3: GGO’s met een matig risico- risicoklasse 4: GGO’s met een hoog risico

Aan elke risicoklasse is een inperkingsniveau gekoppeld: een combinatie van fysieke inperkings-maatregelen en een aantal werkvoorschriften. Hoe hoger de risicoklasse, hoe strikter de maatregelen.

Om de risico’s van werkzaamheden met GGO’s in te schatten moet je eerst een risicobeoordeling doen. Deze bestaat uit de volgende achtereenvolgende stappen:- Het in kaart brengen van de gevaren van de receptor, vector en donorsequenties. Dit geeft een eerste idee van de risicoklasse van het resulterend GGO.- Het in rekening brengen van de aard en de schaal van de activiteit en het potentiële milieu dat

blootgesteld kan worden. Focus op de stappen waarin risico op verspreiding van het GGO bestaat.- Selectie van de inperkingsmaatregelen, werkpraktijken en persoonlijke beschermingsmiddelen,

nodig om veilig te kunnen werken.- Toekenning van het finale risiconiveau.

Het inschatten van de risico’s van werkzaamheden met pathogenen verloopt gelijkaardig. Alleen de eerste stap is eenvoudiger omdat je in wettelijke lijsten (via www.biosafety.be) al meteen de risicogroep van het pathogeen kunt opzoeken. Aan de risicogroep alleen heb je echter niet genoeg. Je moet ook de belangrijkste eigenschappen van het pathogeen kennen zoals zijn verspreidingsweg.

RISICOANALYSEpathogenen / GGO’s

15

Page 16: Safety at work ( pdf - 3 MB)

16

Page 17: Safety at work ( pdf - 3 MB)

4. Werken met cryogene vloeistoffen

Vloeibare stikstof wordt voor diverse toepassingen gebruikt. De voornaamste toepassing is voor de opslag van biologische materialen. Daarnaast wordt het als koelmedium gebruikt bij een aantal toepassingen.

Vloeibare stikstof is een tot vloeistof gecondenseerd gas met een extreem lage temperatuur van ongeveer -196°C. Als deze vloeistof in contact komt met de buitenlucht gaat ze al kokend over in de gasvorm. Door de overgang van vloeistof naar gas treedt er een sterke drukverhoging en/of volumevergroting op. Vloeibare stikstof neemt bij overgang in gas zevenhonderd keer in volume toe. Deze drukverhoging kan aanleiding geven tot explosies. De overgang in de gasfase houdt ook in dat de concentraties van stikstof in de lucht toenemen en de zuurstofconcentratie, die normaal 21% bedraagt, sterk daalt met verhoogd gevaar voor verstikking voor de personen die op dat ogenblik de ruimte betreden.

Door de extreem lage temperatuur van vloeibare stikstof kan deze ernstige bevriezingen (vrieswonde)veroorzaken die vergelijkbaar zijn met derdegraadse brandwonden.

Als vloeibare stikstof in contact komt met voorwerpen die relatief warmer zijn, zal het gaan koken zoals het geval is bij het manueel vullen van een Dewar-vat. Dit kan opspatten van de vloeistof tot gevolg hebben. Onbedekte lichaamsdelen komen op deze wijze in contact met de vloeistof waarbij brandwonden en bevriezingsverschijnselen optreden. Ook op de ogen kan het letsel blijvend zijn.

Preventieve maatregelen:

• Draag bij alle handelingen met vloeibare stikstof een gelaatscherm en niet-absorberende temperatuursbestendige handschoenen.

• Draag altijd een labojas die volledig gesloten is.• Draag huidbedekkend schoeisel.• Vervoer vloeibare stikstof enkel in gesloten vaten.• Warm met vloeibare stikstof gekoelde cryotubes alleen op in een veiligheidskabinet.• Bij huidcontact en oogcontact langdurig spoelen met water, en raadpleeg en aanwezige

hulpverlener.• Opgelopen verwondingen behandelen als brandwonden.

Percentage zuurstof effecten

Tussen 19% en 14% Snel moe en hoofdpijn, verminderd beoordelingsvermogen

Tussen 14% en 10% Onwel worden en snelle pols

Tussen 6% en 8% Coma, ademhaling stopt

Bij 0% zuurstof Dood na drie maal inademen

17

Page 18: Safety at work ( pdf - 3 MB)

• Verwittig de personeelsdienst en als je onderzoeker bent, ook je groepsleider, zodra je weet dat je zwanger bent. Hoe eerder hoe beter, want juist in de eerste weken van de zwangerschap is er het grootste risico dat er iets mis gaat.

• Er wordt een consultatie met de arbeidsgeneesheer georganiseerd. Bereid je hierop voor, zodat je goed kunt aangeven met welke zaken je wel en niet in aanraking komt tijdens je werk.

Tegenaangewezen werkzaamheden:

• Werkzaamheden met ioniserende straling

• Werkzaamheden met pathogenen die schade kunnen berokkenen aan de ongeboren vrucht, bijvoorbeeld rubella

• Werkzaamheden met voor de ongeboren vrucht schadelijke chemische stoffen zoals chloroform, en alle stoffen met carcinogene, mutagene en teratogene eigenschappen. En alle stoffen met de volgende H-zinnen:

H300 = dodelijk bij inslikken H304 = kan dodelijk zijn als de stof bij inslikken in de luchtwegen terechtkomt H310 = dodelijk bij contact met de huid H330 = dodelijk bij inademing H340 = kan genetische schade veroorzaken H341 = verdacht van het veroorzaken van genetische schade H350 = kan kanker veroorzaken H351 = verdacht van het veroorzaken van kanker H360 = kan de vruchtbaarheid of het ongeboren kind schaden H361 = kan mogelijks vruchtbaarheid of het ongeboren kind schaden H361d = verdacht van het toebrengen van schade aan het ongeboren kind H370 = veroorzaakt schade aan organen H371 = kan schade veroorzaken aan organen

• Het tillen van zware lasten in de laatste drie maanden van de zwangerschap en de eerste 10 weken na de geboorte.

• Extreme omgevingstemperaturen (< 6 oC of > 30 oC).

• Samen met de arbeidsgeneesheer wordt bekeken welke werkzaamheden je tijdens je zwangerschap en het geven van borstvoeding, wel nog en welke je niet meer kan doen.

Ben je werknemer van de universiteit, dan gelden vergelijkbare of soms nog strengere regels, die te raadplegen zijn via de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk van de betreffende universiteit(zie uitvouwpagina’s).

5. MOEDERSCHAPSBESCHERMING

Als je zwanger bent of borstvoeding geeft mag je niet zomaar met alles werken. Sommige zaken zijn zelfs expliciet verboden. VIB heeft een procedure uitgewerkt die terug te vinden is op haar intranet. In hoofdzaak komt deze procedure op het volgende neer:

18

Page 19: Safety at work ( pdf - 3 MB)

5. MOEDERSCHAPSBESCHERMING De combinatie van zwangerschap en onderzoek hoeft niet altijd problematisch te zijn. Het vergt echter wel een duidelijke aanpassing: je moet alles wat een risico vormt voor de zwangerschap strikt vermijden. Echter als dit niet mogelijk is en/of de restrisico’s te groot gevonden worden en er zijn ook geen alternatieve (administratieve) taken mogelijk, dan rest er enkel verwijdering van de werkvloer.

19

Page 20: Safety at work ( pdf - 3 MB)

3H 14C 35S 32P 33P 125I

T1/2

β-energyE

mean

(MeV)

Monitor

Kritischeorganen

Maximum bereikin de lucht

benodigde afscherming (veiligheidsscherm)

Specialeaandachtspunten

12,3 jaar

0,006(zwak)

Veegmonstersgeteld mbvvloeistofscintillatie

Hele lichaam

6 mm

Geen

Direct contactmet deradioactievebron vermijdenis debelangrijkstemaatregel.

5730 jaar

0,049(zwak)

β-teller

Hele lichaam /vet

24 cm

Plexiglasscherm1cm

Zeer, zeerlangzameafbraak

14,3 dagen

0,69(sterk)

β-teller

Bot

6,1 m

Plexiglasscherm1 cm

Potentieelgrote bronvan externebestraling.Dragen vandosismetervereist

25,4 dagen

0,085

β-teller

Bot

89 cm

Plexiglasscherm1 cm

Dragen vandosismetervereist

60,0 dagen

Auger electrons 0,035

γ-probe

Schildklier

> 10 m

Lood 0,152 mm(of speciaal Pbplexi scherm)

Jood sublimeert,werk daarom inde trekkast.Na morsenverwijderen metCount-off.Veel jood-componentenpenetreren doorrubber hand-schoenen,draag daaromtwee paar.Dragen van dosismeter vereist.

87,4 dagen

0,053

β-teller

Hele lichaam /testis

26 cm

Plexiglasscherm1 cm

-

Hieronder vind je de belangrijkste eigenschappen van de gebruikte radio-actieve stoffen.

6. RADIOACTIEVE STOFFEN

Radioactieve stoffen worden in het onderzoek regelmatig gebruikt als een relatief eenvoudig toe te passen merker voor biologisch materiaal.

In VIB-laboratoria worden de volgende radio-actieve stoffen gebruikt: 3H, 14C, 35S, 32P, 33P, en 125I.Dit zijn allemaal β-stralers, op 125I na die γ-straling uitzendt.

β-stralingBeta-stralen zijn door de kern snel uitgezonden elektronen waarvan de massa praktisch nul is.

γ-stralingGamma-stralen ontstaan in de kern door het switchen van de kern van de ene naar de andere energiestatus.

20

Page 21: Safety at work ( pdf - 3 MB)

6. RADIOACTIEVE STOFFEN

Er bestaan afdoende methoden om stralingsgevaar tot een minimum te herleiden.1) Duur van de blootstelling: hoe korter de blootstellingsduur, hoe

kleiner de stralingsdosis.2) Afstand tot de bron: hoe verder de radioactieve bron verwijderd

is, hoe kleiner de dosis. 2 maal verder verwijderd van de bron = 4 maal minder straling.3) Afscherming en insluiting: het inkapselen van radioactieve

stoffen gaat de verspreiding tegen. Ook een afscherming zorgt ervoor dat de straling ons niet kan bereiken.

Alfastralen worden al door een vel papier, bètastralen pas door een dunne staalplaat of plexiglas (1 cm) tegengehouden.

Gammastralen zijn minder ioniserend dan alfa- of bètastralen, maar hebben een groot doordringend vermogen. Bescherming tegen die stralen vraagt een dikkere laag.

4) ALARA-principe: “As Low As Reasonable Achievable”. Gebruik bijvoorbeeld 33P i.p.v. 32P, of gebruik een andere techniek zoals fotoluminescentie.

Bescherming tegen ioniserende straling

Een open puntbron van 1 milliCurie (37 megaBecquerel) 32P geeft op een afstand van 30 cm, op de huid een effectieve dosis van4,4 milliSievert per uur (0.073 mSv per minuut).

Wanneer je tussen dezelfde puntbron en de huid een plexiglas scherm van 1 cm plaatst zal er geen enkele β-straal de huid meer bereiken. Wel is er nog een beetje rem-straling (Dit zijn onzichtbare X-stralen die ontstaan door de botsing van de β-stralen met andere materie zoals moleculen in de lucht en in het plexi) dat de huid zal bereiken, maar de energie hiervan is zo laag dat pas bij werken met grote hoeveelheden radio-actieve stoffen (> 5 milliCurie) extra bescherming (1 mm loodscherm) geadviseerd wordt.

21

Page 22: Safety at work ( pdf - 3 MB)

Voor het werken met radioactieve stoffen geldende volgende specifieke regels:

1) Je mag pas met radioactieve stoffen werken na de juiste instructies/opleiding te hebben gekregen.

2) Er mag alleen met radioactiviteit gewerkt worden en radio-isotopen mogen alleen aanwezig zijn in de lokalen die daartoe voorzien zijn en vergund. De deuren van die lokalen zijn steeds gesloten en herkenbaar aan het stralingsteken op de deur.

3) Draag steeds de daartoe voorziene (gekleurde of gemarkeerde) labojas en sluit deze. Deze mag het radioactieve lokaal nooit verlaten.

4) Draag steeds je persoonlijke dosimeter, behalve wanneer er alleen met 3H, 14C of 35S wordt gewerkt.

5) Breng geen onnodige voorwerpen binnen. Eten, drinken, roken en gebruik van cosmetica zijn verboden in de lokalen, alsook bewaren van voedingsmiddelen.

6) Draag geen juwelen aan je hand en draag geen horloge.

7) Draag steeds handschoenen.

8) Met de mond pipetteren is ten strengste verboden.

9) Werk achter het veiligheidsscherm (plexiglas), of een loodscherm in het geval van 125I. Gebruik Count-Off in geval van morsen van 125I.

10) Accidentele radioactieve contaminaties worden zo snel en volledig mogelijk verwijderd. Een controle nadien wordt uitgevoerd om te verifiëren dat alles verwijderd is. Alle incidenten worden gemeld aan de lokaalverantwoordelijke.

11) Gebruik absorberend papier achter het veiligheidsscherm.

12) Alle radioactieve afval wordt verzameld in de hiertoe bestemde afvalcontainers.

13) De handen worden gewassen na het experiment en alvorens het lokaal te verlaten. Gebruik hiervoor vloeibare zeep i.p.v. zeepstukken om contaminaties te vermijden.

14) Controleer de werkplek, je handen, labojas en schoenzolen voor je het lokaal verlaat. Enkel wanneer er in het lokaal alleen met 3H wordt gewerkt is deze controle niet nodig. Bij regelmatig gebruik van 3H, 14C of 35S moet er voor controle op besmettingen wekelijks een aantal veegmonsters worden genomen op een aantal relevante plaatsen.

15) Vul het logboek in.

Dosimeters en gezondheidstoezicht

Dosimeters worden elke maand via een verantwoordelijke in het departement omgewisseld (zie verantwoordelijke op de uitvouwpagina’s van deze brochure). Ze worden uitgelezen en de resultaten medegedeeld aan de dienst voor Fysische Controle van de universiteit. Dit geldt zowel voor medewerkers op de VIB payrol als op de universitaire payrol en dit is geregeld via de raamovereenkomst tussen VIB en de universiteit. Indien de dosis meetbaar de natuurlijke dosis overtreft wordt de betrokkene door Fysische Controle gecontacteerd om na te gaan wat de oorzaak van de dosis geweest kan zijn en hoe dit in de toekomst vermeden kan worden. Bij bestralingen waarbij de limietdosis van 20 mSv1 per 12 opeenvolgende maanden overschreden wordt, zal de preventieadviseur / arbeidsgeneesheer de nodige maatregelen nemen zoals een extra medisch onderzoek of een tijdelijke verwijdering uit het stralingsrisico. De aanvraag of opzegging van een dosimeter gebeurt via de verantwoordelijke in het departement. Let op: een persoonlijke dosimeter is alleen zinvol bij werk met 32P, 33P en 125I.

Alle werknemers blootgesteld aan ioniserende stralen, worden jaarlijks opgeroepen voor een speciale arbeids-geneeskundige controle bij de arbeidsgeneeskundige dienst.

OPGELET: zwangere vrouwen mogen niet blootgesteld worden aan ioniserende straling en mogen daarom niet met radioactieve stoffen werken. Zwangeren en vrouwen die borstvoeding geven mogen daarnaast niet blootgesteld worden aan het risico op besmetting met open radioactieve bronnen. Ze mogen daarom geen enkel lokaal betreden waar een open radioactieve bron aanwezig kan zijn.

22

Page 23: Safety at work ( pdf - 3 MB)

Alles om ons heen is in zekere mate radioactief. Radioactiviteit is een volkomen natuurlijk verschijnsel. De natuurlijke stralingen zijn ondermeer afkomstig uit het heelal (de kosmische straling) en uit natuurlijke radioactieve componenten in de bodem. Daarnaast is er blootstelling aan artificiële stralingsbronnen zoals bouwmaterialen, branddetectoren, medische toepassingen enz. Gemiddeld wordt de bevolking in Vlaanderen blootgesteld aan ongeveer 2.6 mSv/jaar door deze ioniserende stralen.

Radioactieve stoffen vervallen: ze vormen spontaan om naar een andere stof onder uitzending van radioactiviteit. De snelheid waarmee ze dit doen wordt aangeduid met de halfwaardetijd (T1/2). Hoe lager de halfwaardetijd, hoe sneller ze vervallen.

Radioactieve stoffen zenden ioniserende straling uit en die heeft het vermogen om materie te ioniseren. De straling slaat elektronen los uit de aanwezige atomen waardoor hun structuur gewijzigd wordt. In levend weefsel wordt de schade aangebracht aan het erfelijk materiaal, met zowel somatische als genetische schade tot gevolg.

Somatische schade kan ziektebeelden veroorzaken die gaan van oppervlakkige huidbeschadiging (roodhuid, verbranding) tot coagulatie van eiwitten, wijzigingen in de bloed- en beenmergsamenstelling, ooglensvertroebeling, haaruitval, ontreddering van het metabolisme en vernietiging van inwendige organen. Deterministische effecten (celdood) treden alleen op boven dosissen van ongeveer 0,5 Sv (=500 mSv). Deze dosissen worden alleen gehaald bij kernexplosies (Hiroshima), nucleaire ongevallen (Tsjernobyl), of doelbewuste radiotherapie. De toegelaten stralingsdosis voor beroepshalve blootgesteld personeel is 20 mSv per jaar. Bij dergelijke kleine dosissen kunnen enkel stochastische effecten optreden, zoals een verhoging van het risico op kanker.

Schade door straling kan optreden als gevolg van een uitwendige (bv. apparaten of een andere stralingsbron) of van een inwendige bestraling (opgetreden door opname via ademhaling, door orale inname of door de huid).

Er wordt onderscheid gemaakt tussen deeltjesstraling en elektromagnetische straling.De deeltjesstralingen zijn de volgende:

• protonen-straling;• neutronen-straling;• α-straling;• β-straling.

De elektromagnetische stralingen zijn immateriële stralingen die noch massa, noch lading bezitten en zijn de volgende :• γ-straling;• X-straling (of Röntgenstraling).

1 De term mSv staat voor milliSievert en is een uitdrukking voor de effectieve (of equivalente) dosis ionisatie die een persoon opgelopen heeft. De effectieve dosis is het product van de geabsorbeerde dosis (in Gray) en de stralingsweegfactor. De stralingsweegfactor geeft de biologische werking van verschillende soorten ioniserende stralingen aan. Voor β-straling en γ-straling is deze weegfactor 1. Je kunt de activiteit van een stralingsbron (in Becquerel = 1 desintegratie per seconde) niet zomaar omrekenen naar de effectieve dosis (in Sv of mSv) die een persoon oploopt. Dit is situatie-afhankelijk en hangt af van het soort radio-isotoop (en zijn energie), de afstand, en eventuele barrières die aanwezig zijn.

23

Page 24: Safety at work ( pdf - 3 MB)

24

Page 25: Safety at work ( pdf - 3 MB)

Het is belangrijk goed op de hoogte te zijn van de verschillende afvalstromen en de regels die er voor gelden. Informeer ernaar en handel ernaar in de praktijk. Elke afvalstroom heeft zijn eigen type recipiënt, en elke afvalstroom dient duidelijk gelabeld te zijn. De coördinaten van de afvalcontactpersoon binnen je departement vind je op de eindpagina’s.

De volgende gevaarlijke afvalstromen komen in onze laboratoria veelvuldig voor:• Chemisch gecontamineerd, vast afval• Vloeistoffen die GGO’s en/of pathogenen (kunnen) bevatten• Risicohoudend medisch afval• Radioactief afval• Verschillende stromen van chemische vloeistoffen, zoals: > Gehalogeneerde koolwaterstoffen > Niet-gehalogeneerde koolwaterstoffen > DNA stains > ...

Daarnaast zijn er natuurlijk nog vele ongevaarlijke afvalstromen, zoals bedrijfsrestafval, papier & karton,isomo, cartridges...

7. AFVALSTOFFEN

Waar gewerkt wordt, wordt afval geproduceerd. In laboratoria vaak ook gevaarlijk afval. Er zijn in de laboratoria verschillende afvalstromen die elk op eigen wijze afgevoerd en verwerkt worden.

Hanteer met betrekking tot afval de volgende regels:

• Reduceer de productie van afval.• Scheid het afval zoveel als mogelijk is.• Verzamel het afval in het juiste, correct gelabelde

afvalrecipiënt.• Vul het afvalrecipiënt nooit tot aan de rand.• Waarschuw een verantwoordelijke als een recipiënt vol

is, of voer het volgens de in het departement geldende regels af naar een tijdelijke opslag.

LET OP!: NOOIT EEN NAALD HERKAPPEN.Want juist bij het herkappen van een naald is het risico opeen prikongeval het grootst.

Voor naalden en scalpels bestaan er speciale kleine containers. Hierin kun je de naalden van de spuiten deponeren zonder dat je de naald hoeft vast te nemen. Er zit hiervoor een speciaal klemmetje in het deksel van de container.

25

Page 26: Safety at work ( pdf - 3 MB)

8. PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN

Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBMs) zijn er voor je eigen veiligheid. Maak er gebruik van! Als je een PBM nodig hebt en het ontbreekt, vraag er dan naar bij je leidinggevende of de persoon die de voorraad beheert.

26

Page 27: Safety at work ( pdf - 3 MB)

De laboratoriumjas

Het dragen van een laboratoriumjas is basisverplichting nr.1 als je in een laboratorium werkt. Sluit de labojas, en stroop nooit de mouwen op, anders biedt hij niet zijn volle bescherming.

WIE IN HET LABORATORIUM GEEN GESLOTEN LABORATORIUMJAS DRAAGT

BEGAAT EEN HOOFDZONDE!

Wegwerp-veiligheidshandschoenen

Je kunt wegwerp-veiligheidshandschoenen om twee redenen dragen: om jezelf te beschermen of om je experiment te beschermen. Draag geen handschoenen als het niet nodig is, en betast zeker geen toetsenborden, deurknoppen en andere zaken met je (vuile) handschoenen. Andere mensen pakken deze zaken immers na jou met hun blote handen vast. Als je dan toch jezelf wilt beschermen op het moment dat je met een rekje van lokaal A naar lokaal B gaat, doe dan slechts één handschoen aan waarmee je het rekje vasthoudt. Open de deuren met je blote, schone hand.

Je moet handschoenen dragen om jezelf te beschermen wanneer je met zaken werkt die via contact met de huid een gevaar kunnen inhouden. Dit geldt bijvoorbeeld voor humaan infectieuze agentia, radio-actieve stoffen en bepaalde chemische stoffen. Ververs de handschoenen regelmatig. En draag in dit geval ook de juiste handschoenen: geen ‘medical gloves’, maar echte PBM handschoenen categorie III, herkenbaar aan het CE-kenmerk met daaronder een viercijfercode. Zie ook de VIB-regels op het VIB-intranet.

Draag geen veiligheidshandschoenen buiten het laboratorium.

Een veiligheidsbril

Je hoeft niet altijd een veiligheidsbril te dragen, maar wél als je met stoffen of agentia werkt die voor of via de ogen een gevaar kunnen betekenen. En dat is vaker dan je denkt. Denk bijvoorbeeld aan methyleenblauw of fenol.

Mond- en gelaatsmaskers en het gebruik van de trekkast

Een mondmasker (fijnstofmasker) is aangewezen wanneer er een risico bestaat op het inademen van gevaarlijke partikels of gevaarlijke agentia die zich gemakkelijk via de lucht kunnen verspreiden, en je de werkzaamheden met deze partikels of agentia niet in een trekkast of microbiologische veiligheidskast van klasse II kan uitvoeren.

Je moet een gelaatsmasker dragen wanneer je met stoffen of agentia werkt die de huid kunnen beschadigen of via de slijmvliezen een gevaar kunnen betekenen en waarbij de kans op spatten reëel aanwezig is. Dit geldt bijvoorbeeld voor het manipuleren van vloeibare stikstof.

Wanneer er een risico bestaat op het inademen van vluchtige gevaarlijke stoffen, dienen deze werkzaamheden in een trekkast uitgevoerd te worden. Verzeker je ervan dat de trekkast werkt en sluit het venster van de trekkast zo ver mogelijk. Je hoeft dan geen veiligheidsbril te dragen.

Afhankelijk van het departement kunnen bijkomende PBM’s ter beschikking gesteld worden. Deze zijn meestal labowerk specifiek. Volg hiervoor de interne regels op. Bij vragen neem je contact op met je verantwoordelijke of met de preventiedienst (zie eindpagina’s).

27

Page 28: Safety at work ( pdf - 3 MB)

Incident met een gevaarlijke stof : besmetting of opname

• Bij een spat of morsen op de huid: overvloedig afspoelen met water, of als de stof niet oplost in water met een geschikt, onschadelijk oplosmiddel.

• Bij een spat in het oog: overvloedig spoelen m.b.v. een oogspoelfles of oogdouche.

• Bij opname via aërosol, ingestie of wondcontact zoekt u onmiddellijk medische bijstand.

• Raadpleeg zelf of laat een collega meteen de (M)SDS raadplegen en pas de voorgeschreven maatregelen toe.

• Raadpleeg indien nodig de preventieadviseur en/of arbeidsgeneesheer (zie coördinaten op de laatste pagina’s), alsook de aanwezige hulpverlener.

• Meld het incident aan het secretariaat van je departement. Indien nodig zullen zij via de personeelsdienst de arbeidsongevallenverzekering inschakelen.

Bij een ongeval met letsel

• Bij ernstige verwondingen zo vlug mogelijk medische hulp inroepen (van o.a. de aanwezige hulpverlener)volgens de richtlijnen en noodnummers die gelden binnen de instelling. In afwachting van de komst van een dokter moeten EERSTE ZORGEN toegediend worden. Verwittig hiervoor een hulpverlener binnen je departement.

• In afwachting van de komst van de hulpdiensten past men, ook als niet hulpverlener, de volgende regels toe: > Niets ondernemen dat het slachtoffer in gevaar kan brengen. Een ondoordachte handeling kan catastrofale

gevolgen hebben; > Het slachtoffer niet verplaatsen, tenzij er gevaar dreigt (brand, ontploffing, instorting, vergiftiging, ...); > Voorkom dat er een tweede ongeval gebeurt; > Houd de toegangswegen vrij voor de hulpdiensten; > Stel de gekwetste gerust. Ga niet weg van iemand in nood, maar zorg dat je zelf niet in gevaar komt.

• Bij prik-, snij- of bijtongevallen: > Laat een hulpverlener verwittigen; > Laat de wonde bloeden (om vervuilingen of contaminaties weg te spoelen); > Maak de wonde zorgvuldig schoon; > Ontsmet de wonde; > Pas indien nodig verbanden toe; > Meld het ongeval aan het secretariaat van je departement. Indien nodig zullen zij via de personeelsdienst de

arbeidsongevallenverzekering inschakelen. > Afhankelijk van het ongeval en de vraag of er blootstelling is geweest aan schadelijke stoffen of biologische

agentia, dient in overleg met de preventieadviseur en/of arbeidsgeneesheer (je vindt de coördinaten op de laatste pagina’s van deze brochure) bekeken te worden of aanvullende stappen nodig zijn.

9. INCIDENTEN, ONGEVALLEN, NOODSITUATIES

Een incident of ongeval kan altijd eens gebeuren. De beste manier om dit te voorkomen is door je werk goed te plannen, en door rustig, ordelijk en netjes te werk te gaan. Als er dan toch iets mis gaat, raak nooit in paniek. Blijf kalm, verhelp stap voor stap het incident en schakel waar nodig je collega’s in. Het is van belang dat iedereen kennis heeft van het evacuatieplan en de evacuatieprocedures.

28

Page 29: Safety at work ( pdf - 3 MB)

Bij een mors incident met een humaan pathogeen in een L2 laboratorium:bijvoorbeeld een buis die op de grond klettert

• Bescherm eerst jezelf en je collega’s door onmiddelijk het laboratorium te verlaten. Er hangt immers een wolk met aërosolen boven de spill.

• Controleer jezelf en stop eventuele besmette kleren in een afvalvat.• Hang op de toegang tot het lokaal een duidelijk bord: “Verboden toegang, besmettingsgevaar” en verwittig de

(bio)veiligheidsverantwoordelijke.• Verzamel alle spullen die je nodig hebt om de spill op te ruimen: > Een RMA-vat > Een groot pincet of knijptang > Absorberende papieren handdoeken > Een wegwerp-laboratoriumjas met manchetten die nauw om de polsen sluiten > Wegwerp-veiligheidshandschoenen (PBM klasse III) > Een FFP3 mondmasker > Wegwerp-overschoenen > Een knijpfles met het juiste ontsmettingsmiddel in relatief hoge concentratie > Een veiligheidsbril

• Wacht tot minimaal 30 minuten na het incident voordat je terug binnen gaat om de spill op te ruimen. Aërosolen zullen dan verdwenen zijn.

• Doe de beschermende kledij en PBM’s aan en ga met de spill kit terug naar binnen. Doe twee paar handschoenen aan.

• Benader de spill van één kant en dek de spill in zijn geheel af met papieren handdoeken zodat deze de spill opzuigen. Leg de buis die op de grond gevallen is voorzichtig op de papieren handdoek of doe hem, als dit zonder gevaar op lekken kan, met behulp van de tang in het RMA vat. Pak niets aan met je handen.

• Spuit voorzichtig ontsmettingsmiddel op de papieren handdoeken. Werk van buiten naar binnen. Laat het ontsmettingsmiddel 10 minuten zijn werk doen.

• Veeg het papier met behulp van de tang bij elkaar (niet alles tegelijk) en doe dit in het RMA vat.• Herhaal het geheel: afdekken met absorberende papier, opbrengen van ontsmettingsmiddel, wachten en

vervolgens het papier bijeenvegen en in het RMA vat doen.• Ontsmet het oppervlak vervolgens nog enkele keren heel goed met papier dat bevochtigd is met

ontsmettingsmiddel. Controleer heel goed dat je geen druppels of spatten overslaat. Je moet eindigen met een droog, zeer goed ontsmet oppervlak.

• Doe de bovenste handschoenen en uit en doe ze in het RMA vat en doe het deksel erop. Sluit de deksel nog niet.• Neem de spullen mee naar het sas. Verwijder de overschoenen, doe labojas en handschoenen uit en doe dit in

het RMA vat. Sluit het RMA vat. Was je handen.

9. INCIDENTEN, ONGEVALLEN, NOODSITUATIES

29

Page 30: Safety at work ( pdf - 3 MB)

Bij brand

• Meld de brand onmiddellijk aan de receptie en/of aan de brandbestrijdingsdienst (voorheen E.I.P. genaamd).

Meld duidelijk WAT, WAAR, en de ERNST van de brand.• De brandbestrijdingsdienst komt ter plaatse en probeert indien mogelijk

de brand zelf te blussen.• Indien dit niet mogelijk blijkt, worden de hulpdiensten gebeld.• Volg bij het evacuatiesignaal de richtlijnen van de evacuatieleiders op en verlaat rustig het gebouw.• Sluit ramen en deuren.• Neem de kortste en veiligste route.• Gebruik NOOIT de lift.• Wat je ook vergeten bent, ga nooit terug naar binnen.• Verzamel bij het verzamelpunt aangeduid met:

• Is je vluchtweg versperd, probeer je aanwezigheid dan te melden aan de buitenwereld ( telefoon, wuiven aan het raam).• Meld u bij uw leidinggevende.• De brandbestrijdingsdienst-verantwoordelijken controleren of er nog mensen in het gebouw zijn.

De coördinaten van de brandbestrijdingsdienst en de noodprocedure kunnen teruggevonden worden op de pagina’s achterin deze brochure.

30

Page 31: Safety at work ( pdf - 3 MB)

Hou je bij het werken aan of in de nabijheid van machines en apparaten aan de volgende algemene instructies.

• Het is verboden toestellen te laten werken zonder afscherming of zonder dat de noodzakelijke veiligheden zijn ingeschakeld. Het overbruggen van veiligheidsschakelaars is ten stelligste verboden.

• Defecte toestellen of toestellen in onderhoud moeten voorzien worden van een waarschuwingsbordje: “verboden in te schakelen”. Herstellingen en onderhoud mogen enkel door bevoegd personeel worden uitgevoerd.

• De doorgangen rond toestellen moeten minimaal 80 cm breed zijn en steeds vrijgehouden worden.

• Ook voor elektronische apparatuur gelden dezelfde regels. Daarnaast dient erop gelet te worden dat de onder spanning staande delen voldoende afgeschermd zijn.

10. MACHINES, APPARATEN EN GEREEDSCHAP

Laboratoria staan vol toestellen. Hiermee gebeuren relatief weinig ongevallen, maar als ze gebeuren kunnen ze wel ernstig zijn. Denk maar aan gebroken vingers door een nog draaiende centrifuge. Gebruik machines, apparaten en gereedschap alleen waarvoor ze gemaakt zijn, met het gepaste materiaal. Het is aangewezen om de belangrijkste instructie dichtbij of aan de machine te hebben op de zogenaamde veiligheidsinstructiekaarten.

31

Page 32: Safety at work ( pdf - 3 MB)

Radioactievestoffen

Opgelet : gevaar

Bijtende (corrosieve) stoffen

Belangrijkmagnetisch veld

Biologischeagentia

Koudoppervlak

Giftigestoffen

Oxyderendestoffen

Brandgevaarlijkestoffen

Warmoppervlak

Gevaarlijkespanning

Opgelet :slipgevaar

Schadelijke of irriterende stoffen

Niet ioniserendestraling

Laserstraal

Verstikkingsgevaar

WAARSCHUWINGSBORDEN

Brandblusser Brandslang(haspel)

Branddrukknop Branddeken

AANDUIDINGEN VAN DE BRANDBESTRIJDINGSMIDDELEN

Waarschuwingstekens, verbods-, gebodsborden en vluchtwegaanduidingen

Niet alleen op recipiënten met chemicaliën kun je gevaarsymbolen aantreffen. Overal waar een veiligheids-waarschuwing of –gebod op zijn plaats is, zal dit worden aangeduid met een bepaald pictogram. Om je wegwijs te maken in de betekenis van die pictogrammen volgt hieronder een overzicht van de meest belangrijke:

32

Page 33: Safety at work ( pdf - 3 MB)

Verboden toegangvoor onbevoegden

Verboden te roken

Geendrinkwater

Verboden GSMte gebruiken

VERBODSBORDEN

EHBO-post

Plaats vande uitgang

Plaats van de nooduitgang Richting van de nooduitgang

Nooddouche

Richting vande uitgang

Oogdouche

(Nood)uitgang die niet aan de vereisten voldoet (bv deur

draait naar binnen open)

Verzamelplaatsbij evacuatie

REDDINGS- EN AANWIJZINGSBORDEN

Dragen van veiligheidsbril verplicht

Dragen van lichte ademhaling-

bescherming verplicht

Dragen van gelaats-bescherming verplicht

Dragen vanveiligheidhandschoenen

verplicht

Ketting aan gasfles voorzien verplicht

Dragen van schoenbeschermers

verplicht

Handen wassenverplicht

Dragen van beschermingspak

verplicht

GEBODSBORDEN

33

Page 34: Safety at work ( pdf - 3 MB)
Page 35: Safety at work ( pdf - 3 MB)
Page 36: Safety at work ( pdf - 3 MB)

SAFETY@WORK